Source: ‘synonyms.tsv’
For info, see: Open Dutch WordNet (ODWN)
lemma = synonyms
aspiraties = ambitie = aspiratie = eerzucht
müsli = muesli
badge = speld = button = toets = knop
onderbouwen = beargumenteren = gronden = baseren = funderen = argumenteren
dagexcursie = dagje = dagtocht
jakobsladder = touwladder
voorlopen = vooroplopen = voorgaan
fortuinzoeker = goudzoeker = gelukzoeker = ontdekker = ontdekkingsreiziger = avonturier = vrijbuiter
idool = god = godheid = godenbeeld = icoon
knutten = mug = steekmug
Turkse kromme sabel = kromsabel = kromzwaard
divergentie = verschil
schillen = afschillen = snoeien = afpellen = pellen = schilfering = ontvellen
bedeltje = charme
kasuaris = casuaris
koine = omgangstaal = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = volksmond = vakjargon = Bargoens = kunsttaal
vechtsport = gevechtssport = gevechtskunst
wangedrocht = wanproduct = monster = gedrocht = wangestalte = misbaksel = monstertje
kwaad = slecht = onheil = ongeluk = rampspoed = zondigheid = zonde = pech = tegenslag = kanker = boos = duivels = euvel
rijp = vorst = rijm
reconvalescentie = revalidatie = recuperatie = herstel
kompasstreek = windhoek = streek = windrichting = hemelstreek = windstreek = kompasrichting
troonsopvolger = kroonprins
pleiter = advocate = jurist = verdediger = fakkeldrager = raadsman = strijder = patroon = voorstander = bepleiter = advocaat = pleitbezorger = voorspraak
graai = greep
gelijkspelen = puntendeling = draw = gelijkspel
hiaat = leegte = gaping = leemte = vacuüm = lacune = manco = gemis
vingerspraak = dactylologie = gestiek = gebarentaal = vingertaal
conus = kegel
theebuiltje = theezakje
niksen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = leeglopen = slampampen
palaver = onderhandeling = pourparlers = bespreking = dialoog = ontmoeting
sterfbed = doodsbed
inklapbaar = demontabel = opvouwbaar
complex getal = imaginair getal
begraafplaats = dodenstad = vertrouweling = kerkhof = dodenakker = godsakker
indolentie = matheid = lamlendigheid = futloosheid = apathie = landerigheid = lusteloosheid
kindergoed = kinderkleding = kinderkleren
modderstroom = aardverschuiving = grondverschuiving = lahar
district = gebied = werkgebied = rayon = regio = grondgebied
dwarsfluit = fluit
mislukkeling = kneus = wanboffer = schlemiel = kneusje = verliezer = loser = pechvogel
observator = observant = nalever = waarnemer
rococo = rococostijl
provisiekamer = voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = voorraadkast = spinde = schapraai = kelderkast = office
Tsjech = Tsjechoslowaak = Tsjechoslovaak
vervreemden = afstoten = vervreemd = vervreemding
bermbom = IED
deal = verdrag = convenant = overeenkomst = akkoord = afspraak
doodskleed = lijkwa = lijkwade = wade = doodshemd = rouwkleed = lijkkleed
procesgang = rechtsgang = verslag = vooruitgang
voeler = sensor = verklikker = detector
tal = aantal = getal = hoeveelheid
kerkgezang = tussenzang = lofzang = kerkzang = hymne = loflied = gezang = cantus
regenseizoen = regentijd
voedingsdeskundige = diëtist
fratsenmaker, wispelturig iemand = duiveltje, deugniet = roddelaar
rassenvraagstuk = rassenkwestie = rassenprobleem
hondenziekte = hondeziekte
verkenningstocht = exploratie
veiligheidsglas = hardglas = triplexglas
pesten = ontstemmen = kwellen = jennen = uitlokken = tergen = ergeren = tarten = irriteren = plagen = mishagen = koeioneren = misnoegen
ontruiming = evacuatie = lediging = ontruimingsactie
klaviatuur = claviatuur = klavier = speeltafel
weder = weerstoestand = weersomstandigheden = weer = weersomstandigheid = weersgesteldheid
rechts = liberaal = conservatief = conservatieveling
pup = hondejong = puppy = hondenjong
Maladiven = Republiek Maldiven
attributie = toeschrijving = toekenning
destalinisatie = de-stalinisatie
schol = schots = pladijs = plaat = ijsschots
zegenwens = zegen = zegenbede = zegening = heilwens
gordel = veiligheidsgordel = band = buikriem = broeksband = gordelriem = broekriem = draagband = ceintuur = riem = rokband
dashboardkastje = handschoenenkastje
smokkel = smokkelhandel = sluikinvoer = sluikhandel
overexploitatie = roofbouw
edammer = Edammer = Edam
bakken = braden = zonnebaden = zonnen
aanvallen = ingaan = storten = toetasten = molesteren = bestrijden = attaque = contesteren = weerleggen = redetwisten = aanval = attaqueren = betwisten = aanvechten
staafje = geselroede
ultraviolet licht = ultraviolette straling = UV-licht
ambivalentie = dubbelheid = dualisme = dualiteit = tegenstrijdigheid = tweeslachtigheid
vervanger = vervangingsmiddel = gecommitteerde = lasthebber = adjunct = gemachtigde = mandaathouder = remplaçant = surrogaat = plaatsvervanger = mandataris = zaakgelastigde = afgevaardigde = substituut
ophopen = opstapelen
producent = maker
stiefelen = afstappen = stappen = banjeren
crustaceeën = schaaldieren
samenpersen = verpletteren = platdrukken = kneuzen = pletten
bedrijver = overtreder = pleger = boosdoener = schuldige = dader
tarten = pesten = kwellen = uitlokken = het hoofd bieden = uitdagen
feestzaal = burgerzaal
spits = centrumspits = overtreffende trap = piek = puntspeler = spitsspeler = hoogtepunt = kerktoren = voorhoedespeler = punttoren = midvoor = torenspits = voorspeler = punt = aanvaller = toppunt = top
entomoloog = insectenkenner = insectenkundige
connaisseur = connoisseur = deskundoloog = deskundige = rot = kenner = fijnproever = expert = autoriteit = specialist
raadgeving = aankondiging = advies = raad
mekkeren = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken
hortus = arboretum = plantentuin = heemtuin = botanische tuin = heempark = hortus botanicus
toonzaal = toonkamer = show-room = showroom
vastleggen = registreren
reddingsvest = zwemvest
waterluis = watervlooien = watervlo
gelaat = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk
waterpolo = polo
droogzwierder = afscheider = scheider = centrifuge
afgeleid gegeven = eindoordeel = slotsom = gevolgtrekking = conclusie
voettocht = wandeling = loopje = ommetje = voetreis
zakdoek = zardock
bastion = wal = muur = kamp = verschansing = bolwerk = burgwal = schans = vestingwal
aanvullen = verhogen = bijvullen = toenemen = doen toenemen = vergroten = navullen
kunstijsbaan = schaatsbaan = ijsbaan
testcase = proefproces = test-case
bloedbad = massamoord = bloedvergieten
wegwijzer = gids = richtingbord = leidraad
gebrekkigheid = onvolkomenheid = aandoening = onvolmaaktheid = ongemak = imperfectie = handicap = affectie = gebrek
embleem = allegorie = herkenningsteken = zinnebeeldige voorstelling
registratie = register = geluidsregistratie = opname = intake = geluidsopname = registratiebewijs
kier = barst = scheur = reet = berst = fissuur = spleet = breuk
tostiapparaat = broodrooster = tosti-apparaat
counteren = tegenaanval
buiging = stembuiging = modulatie = knik = kromte = kromming = bocht = verbuiging = intonatie = flexuur
aeronautica = aeronautiek = luchtvaart = ruimtevaartkunde = astronautiek = luchtvaartkunde
onvervaard = Dreadnaught
keur = fine fleur = variëteit = keurstempel = keuze = keurmerk = differentiatie = afwisseling = verscheidenheid = bloem = crème de la crème = vlaggenschip = puikje = variatie = ponsoen = diversiteit
du(i)veljagen = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = storen = klooien
kwalsteren = spugen = tuffen = spuug = kwatten = spuwen = speeksel
representant = vertegenwoordiger = exponent
bik = steenbik = restanten = puin = wrakstukken = wrakhout
overwerk = overuren
tekening = werkje = omschrijving = beschrijving = descriptie = patroon = aftekening = dessin
excrement = ba = drek = faecaliën = excrementen = uitwerpselen = schijt = ontlasting = kak = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = drol = derrie = uitwerpsel = afgang = beer = stront = feces
novellist = romanschrijver = romancier
handboog = longbow = langboog
ruimteveer = shuttle = space-shuttle = ruimtependel
kanonnier = schutterskoning = boordschutter = artillerist = konstabel
lofrede = laudatio = lofprijzing = laudatie = éloge = panegyriek = lofzang = lof = lofspraak
onderlopen = onderstromen
aandrijfmechanisme = drijfwerk = transmissie = aandrijving
Culturele Revolutie = Cu
kut = flamoes = muis = pruim = doos = schaamspleet = schede = snede = poes = spleet = snee = gleuf = vagina = trut = vulva = mossel
jennen = ontstemmen = pesten = kwellen = tergen = ergeren = irriteren = plagen = mishagen = koeioneren = misnoegen
schoffie = straatkind = straatjongen
automatisering = mechanisering = automatiseringssector = mechanisatie
muggennet = klamboe = muggengordijn
stationsgebouw = spoorwegstation = treinstation = station
opwarming van de aarde = wereldwijde opwarming
omkeren = omdraaien
diepvriezen = invriezen
indruk = notie = gevoel = besef = thema = uitbeelding = conjectuur = vermoeden = figuur = impressie = verbeelding
Cyprioot = cyprisch = cypriotisch
uitwijden = afwijken = afdwalen
zetel = club = leunstoel = armstoel = leuningstoel = fauteuil
moduleren = regelen
bijennest = immenhuif = immenkorf = huif
femur = dij = dijbeen
gelaatstrek = hoofdartikel = verslag = eigenschap
spijsverteringsstelsel = digestieve systeem = maag-darmstelsel
gedragspsychologie = behaviorisme = behaviourisme
honoreren = renumereren = vergoeden = belonen
sint = engel = Sint = heilige
arts = geneeskundige = esculaap = therapeut = genezer = dokter = geneesheer = heelmeester = heler = pil = medicus
giftige paddestoel = vergiftige paddestoel
geneigdheid = aandrang = aandrift = inclinatie = neiging
onbeduidendheid = onbelangrijkheid
bedelman = armoedzaaier = bedelaar
MS = M.S. = multiple sclerose
kapitaalsverschaffer = belegger = investeerder
betreffen = behoren bij = bewegen = gaan = aankomen = slaan = toebehoren = raken = handelen = gelden = treffen
bombast = lyrisme = gezwollenheid = pathos = Holle frasen = retoriek
televisieshow = film = videofilm = televisie
trekpad = jaagpad
overhoopsteken = neersteken = doodsteken
behandelwijze = behandeling = geneeswijze = therapie
dromenland = dromenrijk = schijnwereld
berokkenen = aantasten = toebrengen = aandoen
dokken = schokken = lappen = betalen = neertellen = neerleggen
mariage de raison = schijnhuwelijk = verstandshuwelijk = nephuwelijk
amusementswereld = showbusiness = amusementsindustrie = amusementsbedrijf = showbizz
marimba = xylofoon
bergbeklimmer = klimmer = alpinist = kletteraar
ressorteren = vallen = behoren = zijn
halogenide = haloïde
huwelijk = bruiloft = huwelijksband = matrimonium = trouwdienst = echt = echtvereniging = echtverbintenis
verdrukte = verdrukten = underdog
entreekaart = entreebiljet = kaartje = passagebiljet = toegangsbewijs = kaart = entreebewijs = ticket
epifyt = woekerplant = parasietplant = gastplant = parasiet
fractievergadering = afdelingsvergadering = bestuursvergadering = directievergadering
dienstjaar = boekjaar = begrotingsjaar = belastingjaar
vakbekwaamheid = competentie = afwerking = know-how = vakmanschap = vakkennis
aanzwellen = opzwellen
halfzuster = bastaardzuster = halfzus
bruinwerker = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = gay = mietje = homoseksuele = poot = reetkever = homo = nicht = homofiel = holtor
geseling = betakeling
pisbak = piesbak = waterplaats = urinoir = urinaal = waterbak
taximeter = taxameter
knoop = noest = zeemijl = kwast = knoest = knooppunt = kwar
ossetong = ossentong
attaqueren = aanval = storten = aanvallen = molesteren = attaque
handelsgenoot = vennoot = associé = compagnon = partner
lamp = lichtje = licht = radiolamp = elektronenbuis = olielamp = kathodestraalbuis = vacuümbuis = radiobuis
fee = geest = elf = toverfee
elektronenversneller = cyclotron = versnellingsmachine = deeltjesversneller = versneller
blasfemie = krachtterm = kerkroof = heiligschennis = godslastering
prijskaartje = prijs = prijsje
brandladder = stormladder = nooduitgang = brandtrap
desapproberen = diskwalificeren = desavoueren = afkeuren
rectum = endeldarm
vleierij = pluimstrijkerij = ophemeling = mooipraterij = hielenlikkerij
reukloos = geurloos
multipel myeloom = ziekte van Kahler
aeroliet = aëroliet
braafheid = openheid = oprechtheid = openhartigheid = waarheidsgetrouwheid = waarachtigheid = rechtschapenheid = eerlijkheid
hondsdagen = hittegolf
rechtschapenheid = openheid = oprechtheid = integriteit = openhartigheid = waarheidsgetrouwheid = waarachtigheid = eerlijkheid = braafheid
het ophouden = beëindiging
ROM = rom = zigeuner
verspreking = slip of the tongue
spiegel = bloedspiegel
wurm = hummel = dreumes = krummel = kleuter = puk = kabouter = worm = kruimel = dreutel = keutel = peuter = ukkepuk
laster = belediging = achterklap = roddel = geroddel = vuilspuiterij = smaad = diffamatie = roddelpraat = kwatongerij = belastering = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geklets
deelnemen = meeleven = participeren = meedoen = meevoelen = delen
draak = tranentrekker = zeiler = Draak = lintworm = zeilboot = tearjerker = dragonder = smartlap
halfzus = bastaardzuster = halfzuster
semantiek = betekenisleer
zestigplusser = oudje = oudere = bejaarde
vriendschappelijk = minnelijk
nokpan = vorstpan
ethnoloog = volkenkundige = etnoloog
toegepaste wetenschap = techniek = technologie
opvatting = mening = model = denkbeeld = oordeel = overtuiging = concept = gevoelen = gedachte = inzicht = ontwerp = inzien = stellingname = begrip = convictie = gezindheid = zin = opinie = standpunt
creëren = scheppen = produceren = maken
regenwater = regenval = hemelwater = regen
terugvinden = herkrijgen = achterhalen = hervinden = terugkrijgen = weervinden
rectificeren = amenderen = rechtzetten = corrigeren
zegenbede = zegenwens = zegen = zegening = heilwens
afstuiten = schrappen = afspringen = afketsen = doorhalen = annuleren
waterlaars = baggerlaars = lieslaars
wederopstanding = verrijzenis = herrijzenis = opstanding
solvatie = solvatatie
genotzoeker = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist
gewrichtsreumatiek = gewrichtsreuma = reumatiek = reuma
chocoladebonbon = chocolade = chocolaatje
pygmee = dwerg
krauwen = klauwen = schuren = krabben = krabbelen
scheelt me niks = Zwarte Zee
nagaan = raden = inbeelden = nazien = nakijken = checken = veronderstellen = verbeelden = nalopen = imagineren = overwegen = indenken = fantaseren = controleren = voorstellen = natrekken = speculeren
jurisdictie = rechtskring = gezagsgebied = ambtsgebied = rechtsgebied = ressort = rechtssfeer = dienstkring
trancheervork = vleesvork
reisorganisator = reisbureau = reisagentschap = reisorganisatie = touroperator
buksboom = buxushout = palmhout = bukshout
distillatie = destillatie
grondvesting = grondslag = creatie = stichting = bedding = vorming = inleiding = fundament = introductie = grondvest = fundering = formatie = basis
spiritualiën = vuurwater = sterkedrank = gedistilleerd = neurie = spiritualia
kikvorsman = duiker = duikster
verraad = ontrouw
landsheer = monarch = hoogheid = koning = landsvorst = vorst = vorstin = heer = dynast
godsdienstplechtigheid = viering = liturgie = eredienst = dienst = kerkdienst = godsdienstoefening
sculler = roeier
wiebelen = draaien = vervormen = kronkelen = wankelen = zwijmelen = spartelen = ontwijken = wringen = wriemelen
scoren = gebruiken = inschieten
portrettekenaar = portretschilder
notitie = nota = aantekening
alimentatie = alimentatiegeld = onderhoudskosten
janmaat = jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeeman = zeevaarder = maat = matroos
kruidendokter = herbarist = kruidenkenner = herborist
rapporteur = verslaggever
onderdaan = onderdane = onderdanen = poot = cavia = proefkonijn = stelt = been
flits = moment = mum = handomdraai = lichtflits = lichtschijnsel
overtreden = breken = stukmaken = kapotgaan = overschrijden = schenden = stukgaan = zondigen = doorbreken
nadruk = beklemtoning = benadrukking = emfase = klemtoon = accent
platenindustrie = platenbranche
boekenplank = boekenkast
heersen = domineren = leiden = overheersen = prevaleren = bepalen = controleren = beheersen = gebieden = regelen = regeren
opperen = bedenken
vervagen = doezelen = vaag = veeg = bekladden = bevlekken
klinknagel = klinkbout
laurierblad = laurier
bargoens = jargon
paktouw = garen = bindgaren = bindtouw = pees = touw
zenuwcel = neuron
aanmaakhout = Tinder
oompje = nonkel = pandjesbaas = suikeroom
werkplaats = job = werkgebied = werkplek
mankracht = arbeidsvolume = arbeidskracht = personeelsbestand = personeel
betonmolen = cementmolen = speciemolen = stortmolen
vreemdheid = curiositeit
bobslee = bob
aak = praam = duwbak
appelstroop = appeljam
intocht = toegang = ingang = binnenkomst = entree = intrede = invoer
eigendomscertificaat = titel = eigendomsbewijs
hoorapparaat = gehoorprothese = gehoorapparaat = hoortoestel
rioolput = beerput = kiepelton = kolk = afvalput
oproerkraaier = onrustzaaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper
staande houden = continueren = voortbouwen = voortzetten = blijven = doorgaan = voortgaan = vervolgen = overgaan
cd = candela = kaars
schoolkameraad = schoolvriend = klasgenoot = jaargenoot = schoolkennis = schoolmakker
flirten = sjansen = goed groeien = koketteren
lamia = vrouwelijk monster = vampirella = vampier
regelmatig zesvlak = kubus = hexaëder = derde macht
hyperlink = link
voorspelling = prognose = waarzeggerij = predictie = profetie = weersvoorspelling
vreemd geval = hebbelijkheid = eigenaardigheid = eigenzinnigheid = rariteit
autotrein = autoslaaptrein
otoloog = oorheelkundige = oorspecialist = oorarts = keel-, neus- en oorarts
professional = prof = beroepskracht = beroeps
leesplankje = abecedarium = eerste leesboek = abc-boek
headhunter = koppensneller
invaliditeit = onbekwaamheid = arbeidsongeschiktheid = ongeldigheid = lichaamsgebrek = nietigheid = handicap = gebrek
onbestaand = niet-bestaand
grote bek = lip = tegenspraak = grote mond
gezondheidsleer = hygiëne = gezondheidskunde = continentie
verwijfd = effeminatie = verwijfdheid
havenrecht = havengeld
bruiloftsmars = trouwmars = bruidsmars = huwelijksmars
rag = zijde = zijdedoek
fytologie = botanica = botanie = plantenleer = plantkunde
garnering = garneersel = garnituur
droogtrommel = wasdroger = trommeldroger = droogkap = droger = droogautomaat = haardroger = haardroogkap
naaldkunst = borduurkunst
hartslag = hartfrequentie = hartritme = pols = hartenbreker = pulsatie = harttoon
alluderen = zinspelen = preluderen
schildvarken = gordeldier = pantserdier = armadillo
buitenpost = voorpost
walvisjager = walvisvaarder
palindroom = omkeerwoord
luster = kroonluchter
grootwinkelbedrijf = handelscentrum = marktplaats = stapelplaats = warenhuis
gedeprimeerdheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = moedeloosheid = somberheid = depressiviteit = zwaarmoedigheid = verslagenheid = misnoegdheid = zwartgalligheid = bedruktheid = dysforie = treurnis = triestheid = depressie = dofheid = somberte
schapenwol = wol = schapenvacht = schapewol
afleggen = sjouwen = volbrengen = kwijten = aanleggen = afdanken = uitvoeren = platleggen = verwerpen = treffen = uitrichten
paspoort = in godsnaam = pas
hamer = vuisthamer = vuist
moeilijkheid = inhouden = intomen = hindernis = troubles = beheersen = belasten = betomen
vooronderstellen = toedenken = aannemen = veronderstellen
bijverschijnsel = spin-off = bijeffect = bijwerking = epiphenomena = epifenomeen = neveneffect
lakmoestinctuur = tournesol
observant = observator = nalever = waarnemer
kweekreactor = snellekweekreactor
sensorisch = zintuiglijk
granaatscherven = schrapnel = granaatscherf
huurdoder = huurmoordenaar
Zevenster = Plejaden = Plejade
voetzoeker = kanonslag = rotje = zevenklapper
oedipuscomplex = moedercomplex
ontwerp = concept = plan = idee = voornemen = opvatting = bestek = bedoeling = begrip = model
tutor = toezichthouder = voogd = opziener
zelfrespect = eerbiedwaardigheid = digniteit = waardigheid
krabben = klauwen = schuren = krauwen = krabbelen
Gasthuis = gastenverblijf
dividend = winstaandeel
uitkeren = uitbetalen
circulaire = rondschrijven
opvrijen = opwinden = opgeilen = prikkelen
gezondheidstoestand = salubriteit = gezondheid = welzijn
conventie = beraadslagingen = verdrag = traktaat = convent = formaliteit = praktijk = overleg = overeenkomst = beraadslaging = formule = mores = regel = pact = vergadering
heiligbeen = staartstuk = sacrum
verkenmerk = maatstaf
banketstaaf = boterstaaf
laserprinter = Laser Printer
doorslag = carbonpapier = carbon = doorschrijfpapier = overdrukpapier
onvervaardheid = onbeschoftheid = gotspe = driestheid = ongegeneerdheid = brutaliteit
ruthenium = rutenium
produktiekosten = aanmaakkosten = fabricagekosten = productiekosten
ovulatie = eisprong
inenting = inoculatie = vaccinatie
schurkenrol = schavuit = slechterik = schoft = schurk = boef = booswicht = onverlaat = boosdoener = misdadiger = bandiet = snoodaard = schoelje
episcopaal = bisschoppelijk
reisbeschrijving = Travelog = reisverhaal
gehoorsafstand = hoorbereik
briesen = razen = agiteren = zieden = woelen = koken = schuimbekken
ketjap = sojasaus
absentie = afwezendheid = afwezigheid = absenteïsme
nomenclatuur = rooster = rol = naamlijst
opslagruimte = berghok = depot = bergruimte = bewaarplaats = magazijn = pakhuis = berging = opslagplaats = opslag
Nigeriaan = Nigeriaans
afwijzen = verstoten = afschieten = steigeren = afstand doen = weigeren = protesteren = abdiceren = abdiqueren = aftreden = verwerpen
aanspreken = zinnen = behagen = appeleren = aanstaan = liggen = lijken = bevallen
overschrijving = remise = afdracht
leiden tot = tot gevolg hebben = veroorzaken = opleveren
pistooltje = proppenschieter = speelgoedpistool = kinderpistooltje
kaan = explosie = buitenkans = kaantjes = kaantje = godsgeschenk = buitenkansje
regeren = bepalen = leiden = heersen = overheersen = gebieden = regelen
zwartmaken = vals beschuldigen = kleineren = schandaliseren = belasteren = kwaadspreken = lasteren = bezwadderen = roddelen = denigreren = smaden = bekladden
hiërarchie = rangorde = hierarchie
gelijken = aarden = lijken = lijken op = neigen = trekken
pennen = neerpennen = spellen = vastpinnen = schrijven
uitgooien = uitwerpen
leeftijdsklasse = leeftijdsgroep = cohort
fontein = doopkapel = doopvont = fonteintje = baptisterium = bron = wel = wijwaterbekken
danszaal = ballroom = dansgelegenheid = dancing = danstent = balzaal = discotheek = discobar = disco
runderlap = runderbiefstuk = biefstuk
tepelhof = areola = halo
antimonium = antimoon
kroon = rouwkrans = midden = wrong = bloemkrans = krans = grafkrans = paté = Deense kroon = Kroon = bloemenkrans = kruin = bloemkroon = zweedse kroon = top
wedkamp = sportwedstrijd = match = wedstrijd = ontmoeting = treffen
paddel = batje = bat
doublure = da capo = herhaling = iteratie
yeti = verschrikkelijke sneeuwman
resumptie = aperçu = resumé = synthese = samenvatting
traverse = gang = travers = verbindingsweg
blèren = blaten = geblaat
hermandad = politiemacht = kit = wet = politie = prinsemarij = politieapparaat
geloofsonderzoek = enquête = getuigenverhoor
solopartij = obligaatstem = solo = obligaat
stuifmeel = pollen
berggroep = massief
zuigerstang = drijfstang
team = werkgroep = workshop = ploeg = sportploeg
outlaw = geloofsverzaker = dissident = afvallige = deserteur = afgevallene = overloper = kerkverlater = apostaat
pad = weg = kikvors = kikker = oprijlaan = kanaal = spoor
speeltijd = recreatie = speelduur
inspanning = wagen = krachtsinspanning = ijveren = onderneming = probeersel = poging
Lipitor = atorvastatine
laarzenknecht = laarzeknecht
disculpatie = verontschuldiging = justificatie = excuus
bosschage = haagbos = bosje = kreupelbosje = bosage = struikgewas = hakhoutbosje = struweel
oneirodynie = angstdroom = nachtmerrie
verzwelgen = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opslokken = opschransen = buffelen
handwagen = trapauto = skelter
celmembraan = celmembraam = plasmalemma = plasmamembraam
godslastering = verwensing = krachtterm = vervloeking = vloek = blasfemie
circumflex = accent circonflexe = dakje
nucleus = kern = celkern
pitcher = werper
samenvatter = afkorter
maïsmeel = polenta
wekamine = amfetamine = benzedrine
variatie = alternatie = variëteit = alternering = keuze = differentiatie = afwisseling = verscheidenheid = alternantie = keur = verandering = editie = diversiteit = variant
meubilering = boedel = inboedel = inventaris = meubilair = huisraad
medeschuldige = complice = mededader = handlanger = trawant
drankmisbruik = alcoholmisbruik
nekwervels = halswervel
dictaat = bevel = cahier = schrift = gebod = optekenboekje = notitieboekje = dictaatcahier = dictaatschrift = schrijfschrift
geld = financiën = geldmiddelen = pegulanten = thesaurie = poen = duiten = ping = centen = pingping = kasgeld = contanten = middelen = contant geld = cash = middel = pecunia = vermogen
schubdier = miereneter
strot = gorgel = farynx = hals = keel
basisbegrip = presuppositie = postulaat = suppositie = hypothese = premisse = grondbegrip = assumptie = presumptie = vooronderstelling
handschoenenkastje = dashboardkastje
cartotheek = kaartsysteem = kaartregister
Dreadnaught = onvervaard
farmacologie = acognosie = farmacognosie = geneesmiddelenleer
woonwijk = woonerf = woongebied
wenkbrauwpotlood = oogpotlood
deurlijst = deurkozijn
bezorgd = ergeren = kwellen = zorgen
zeekust = zeekant = kust = kustlijn
orthopeed = ortopedist = orthopedist
vleespin = vleespen
walghvogel = onderontwikkeld = oude zeur
appelhout = appelboom = appel
rol = wending = rooster = naamlijst = wervelwind = bus = cilinder = rollen = nomenclatuur = functie = wenden = ambt
hertshoorn = lycopodium = heksendans = wolfsklauw = hertshoornvaren
bedenking = bezwaar = maar = protest = idee = gedachte
eyecatcher = eye-catcher = blikvanger
stroombedding = bedding = bed = rivierbedding = rivierbed
samenspel = teamwork = groepswerk = combine
walnotenboom = notelaar = notenboom
verworpenheid = moedeloosheid = kleinering = vernedering
spreekkoor = lied = deun
koken = bruisen van aktiviteit = brouwen = razen = briesen = bereiden = schuimen = toebereiden = agiteren = stikken = klaarmaken = zieden = woelen = schuimbekken
paspoortcontrole = pascontrole = inwijking
carburator = carburateur = vergasser
stoutheid = onbesuisdheid = gotspe = vrijpostigheid = vermetelheid = driestheid = brutaliteit
Iraans = Iraniër
onfatsoenlijkheid = ongepastheid = onbetamelijkheid = onwelvoeglijkheid = onbehoorlijkheid
buik = balg = darm = buikje = rijstbuik = pens = hobbel = abdomen = extrusie = ingewande = hangbuik = maag = ingewanden = embonpoint = bult
premier = regeringsleider = MP = minister-president = eerste minister
organische scheikunde = organische chemie
aanbevelen = informeren = ondersteunen = coachen = sterken = aanprijzen = aanraden = voordragen = recommanderen = adviseren = advies geven = goedkeuren = stijven = begeleiden = raadgeven
domme koe = rund = koe = karrenpaard
motorfiets = motorrijwiel = motor = machine
jan van gent = jan-van-gent
metaalarbeider = metaalbewerker
afzoeken = afspeuren
poeperd = aars = aarsopening = aarsgat = anus = schijtgat = poeper = poepgat
katoenflanel = molton
afvoering = ontvoering = abductie
alambiek = destilleerderij = stokerij = analyse = distilleerderij = branderij
hoogheid = monarch = koning = landsvorst = vorst = landsheer = vorstin = heer = dynast
weghalen = pinnen = verwijderen = wegdoen = wegnemen
tierlantijntjes = franje = prul = barrel = prulletje = prulding = vod = pruts = tierelantijntjes = prullaria = lor
metallurgie = metaalkunde
regenwolk = nimbus = halo
grieven = beklag = belediging = steken = indispositie = aandoening = klacht = affectie = krenken = kwaal = vernederen = affronteren = uitschelden = affront = kwetsen = beledigen = smaad
streek = kompasrichting = windhoek = regio = paskwil = windrichting = grol = gewest = landstreek = grap = mop = land = scherts = gouw = hemelstreek = gekheid = kompasstreek = windstreek = poets
zalf = verzachtend middel = gel = crème = balsem = pommade = smeerseltje
plagiator = letterdief = plagiaris
idee-fixe = obsessie = bezetenheid
gulden = pieterman = piek = florijn = pegel = pop = pegels
majesteit = grandeur = grootsheid = praal = pracht = glans = heerlijkheid = luister = schittering
Sint = engel = sint = heilige
halitose = foetor ex ore
humeur = bui = dispositie = geestesgesteldheid = luim = karakter = stemming = gemoed
pijpzweer = fistel
verkeerstoren = controletoren
lichaamsbouw = lijn = postuur = figuur = statuur = bouw = gestalte
roeier = sculler
maandbloeding = maandstonden = menstruatie = ongesteldheid
doopsgezinde = menist = doper = mennoniet
bidonville = slum = gribus = krottenwijk = achterbuurt = sloppenwijk = krottenbuurt = slums
terts = derde
city = stadskern = stadscentrum = binnenstad = centrum
genocide = volkenmoord = volkerenmoord = rassenmoord
pootje = voet = poot = podagra = jicht = voeten
patience = geduld
feature = kenmerk = kenteken
fok = fokzeil = bril
gazeuse = fris = limonade = prik = priklimonade = frisdrank
herbergier = restauranthouder = kastelein = waard = restaurateur = waardin = huisbaas
toneelkijker = veldkijker = binoculair = kijker = binocle = verrekijker
waternimf = stroomnimf = najade = nereïde = undine = watergodin
aanloop = introductie = voorwoord = preambule = inleiding = toename
geschal = gerinkel = metaalklank = geschetter = gekletter
uiteenspringen = uitspatten = knallen = barsten = uiteenspatten
wortelstok = rizoom
klauwen = klavier = schuren = hand = fik = klavieren = tengels = vlerken = klauw = poot = fikken = kluif = knijper = krabben = krauwen = krabbelen
eigenaardige = koekenbakker = geitebreier = prentenboek = geitenbreier = buitenbeentje = koekebakker = creatuur = excentrieke = krotenkoker = weirdo = nummer = snuiter = knakker = rare = portret = schepsel = lafaard = zonderling = exentriekeling
brandblaar = kwetsen = beledigen = verbranden
windmeter = windsnelheidsmeter
eggen = angst = aanjagen = schrikken
laarsje = laars = bot
kinderpokken = pokziekte = pok = variola = pokken
kastelein = herbergier = barman = huisbaas
gedaanteverandering = gedaanteverwisseling = Gedaanteverwisseling = Transfiguratie = metamorfose = herschepping
vervulling = vruchtgebruik
kostuum = klederdracht = kleur = pak = zaak
afdaling = afname = daling = achteruitgang = verval = helling
taalwetenschap = linguïstiek = taalbeschouwing = taalkunde
sjekkie = shagje = sigaret = peuk = saffie = kankerstok
ascese = ascetisme = strengheid = inlevering = versterving = bezuiniging = onthechting
kleerborstel = schuier
macadam = asfalt = bitumen
kamerjas = badjas = ochtendjas = peignoir = huisjas = sjamberloek
marionettentheater = marionettenspel = poppentheater = poppenkast = poppenspel
carcinoom = kankergezwel
Jaguar = panter = jaguar
waterzoogdier = waterdier
nachtkleding = nachtgoed
garantie = pandgoed = pand = securiteit = onderpand = zekerheid = waarborg = verzekering = borg
tegensteken = tegenstaan
prairiewolf = coyote
verrijden = rijden
hovaardigheid = ijdelheid = hovaardij = zelfingenomenheid = eigendunk = hooghartigheid = arrogantie = hoogmoed = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = verwatenheid = verbeelding
gasstel = gastoestel
heemraadschap = waterschap
keurstempel = keur = keurmerk = ponsoen
opengaan = openen = ontsluiten
schaapherder = herder = schaapsherder
neuriën = croonen = neurien
boobytrap = landmijn
teutoons = Duits = Duitse
toegankelijkheid = aanwezigheid = voorhanden zijn = bruikbaarheid = beschikbaarheid
barmhartigheid = deernis = mededogen = meelij = compassie = meewarigheid = medegevoel = meedogendheid = medelijden
visserman = vissersschip = vissersboot
schippersvrouw = schipper = binnenschipper
taalgebruiker = speaker = prater = spreker
koffie = slobber = koffiepoeder = slemp = leut
honingkliertje = honingschubje
hippelen = huppelen = hippen = huppen
wirwar = labyrint = warwinkel = doolhof = warnet = kluwen
klucht = boerde = sotternie
bijvallen = ondersteunen = onderschrijven = concorderen = instemmen = het eens zijn = accorderen = aansluiten = goedkeuren = schragen = toestemmen = overeenstemmen
wandtapijt = gobelin
zucht = tocht = trek = verzuchting = klacht = begeerte = oedeem = hydropsie = zwelling = koorts = biest = colostrum = honger = zuiging = waterzucht = dorst
pantograaf = stroomafnemer = tekenaap
halsstarrigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = eigenzinnigheid
tuinieren = tuinbouwkunde = hovenieren = tuinbouw
volkskunde = etnologie = rassenkunde = volkenkunde
bestelling = aflevering = bezorging = toevoer = levering = leverantie = afgifte = aanvoer
ecg = elektrocardiogram = cardiogram = e.c.g.
dingen = mikken = marchanderen = nastreven = afdingen = ogen = streven = afpingelen = pingelen = knibbelen
catastrofe = tragedie = drama = ramp = onheil = rampspoed = cataclysme = calamiteit = natuurramp
katalepsie = spierstijfheid = catalepsie
een G = zilver
touche = gevoel
het hiernamaals = eeuwigheid = onderwereld = hiernamaals
schuimen = bruisen van aktiviteit = zieden = koken = bruisen
ringetje = ring = hoepel = tonnenband
loodsdienst = bestek = navigatie = stuurmanskunst
kankerjood = neus
dampkring = ether = lucht = atmosfeer
koude = kou = koud = ondertemperatuur
wapenopslagplaats = wapenarsenaal = wapenmagazijn = arsenaal = wapenkamer = wapenhuis = wapendepot = tuighuis
offerplechtigheid = offerande
krauw = abrasie = klauw = krab = schaafwond
sprot = schardijn = sprotje
overdenken = overpeinzen = stilstaan bij = studeren = overwegen = contempleren = nadenken = mediteren
roestpapier = glaspapier = schuurpapier = polijstpapier = zandpapier = schuurvel
troglodiet = grotbewoner = holenmens = holbewoner
archaïsme = verouderte uitdrukking
samendoen = verenen = verenigen = coöpereren = samenwerken = synthetiseren = samenvoegen
kledingwinkel = garen-en-bandwinkel
buts = deuk = bluts
naijlen = galmen = weergalmen = naklinken = weerklinken = weerschalken = narennen = nagalmen = resoneren = echoën = achteraanrennen = nahollen = doorklinken
opportunist = kameleon
lanoline = schapensmeer = schapesmeer = wolvet
kronkelen = draaien = vervormen = wiebelen = spartelen = ontwijken = wringen = wriemelen
gemberkoek = taai = taaitaai = peperkoek = ontbijtkoek = snijkoek
orang-oetan = orang-oetan(g)
kattebak = kattenbak
stormlijn = spanlijn = scheerlijn = tuidraad = tui
bontcape = cape = schoudermantel
scherts = paskwil = grol = grap = streek = mop = badinage = gekheid = poets
legitimatiebewijs = legitimatiekaart = identificatie = legitimatie = persoonsbewijs = legitimatiepapier = identiteitskaart = identiteitsbewijs
pogen = zien = trachten = proberen = beproeven
cumulus = stapelwolk = pool = schaduwwolk = cumulatie
pasta = noedels = deegwaren
bloeimaand = mei = bloemmaand = meimaand
stilzitten = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen
ingewijde = insider
fakkeldrager = verdediger = strijder = patroon = voorstander = bepleiter = pleitbezorger = pleiter
Saigon = Ho Chi Minhstad
Ardennes = ardennen
Massachusetts = pulken
struma = bof = krop = klierziekte
RWW = bijstand
scharlakenkoorts = scarlatina = roodvonk = vlekkoorts
vordering = claim = vorderingen = vorderen = continuïteit = eigendom = vooruitgang = progressie = eis = heffing = eigendomsrecht = voortgang
tabel = cedel = dienstregeling = ceel = programma = vermenigvuldigingstafel = planning = tafel
assemblagefabriek = fitting station
Gedaanteverwisseling = gedaanteverandering = gedaanteverwisseling = Transfiguratie = metamorfose = herschepping
lobby = lounge
plastic = kunststof
omsluieren = inpakken = omvatten = omhullen = inkapselen = bedekken = inwikkelen
lener = debiteur = gedelegeerde = schuldenaar = geldschieter
bezitten = tellen = hebben = kennen
weerklinken = galmen = naijlen = weergalmen = naklinken = weerschalken = nagalmen = resoneren = echoën = doorklinken
tolvrij = gratis
ondergeschikte = slaafs volgeling = hielenlikker = gunsteling = mindere = onderhorige
prijsstijging = kostentoename
neusspraak = rinolalie
achtkant = octogoon = achthoek
somberte = treurnis = triestheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = dofheid = depressiviteit = gedeprimeerdheid = zwaarmoedigheid = bedruktheid = dysforie = zwartgalligheid
kunstverzameling = kunstcollectie
omcirkelen = omringen = omvatten = omleggen = omgeven = beslaan = insluiten = omsluiten = omsingelen = omtrekken
speeksel = spugen = tuffen = jodenlijm = geneuzel = kwijl = kwatten = spuwen = zever = spuug = kwalsteren
onklaar maken = onbruikbaar maken = uitschakelen = deactiveren = ongeschikt maken = onmogelijk maken
plaatsbekleder = plaatsvervanger = interimaris = reservist = substituant = substituut
schuine kant = vatting = montuur
hot pants = hotpants = hot-pants = geilheid
angstgevoel = angst = benauwdheid = beklemming = bangheid = schrik = vrees
verwoorden = verbaliseren = vervatten = vertolken = formuleren = uitspreken
elektrische stroom = wattage = elektrisch vermogen
frutseltje = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = niemendalletje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen = hebbeding
scheet = snoes = uitverkorene = lieveling = een wind laten = een scheet laten = troetelkind = liefje = flatus = prot = buikwind = veest = wind = windje = favoriet = een wind laten = vlam
ruimtevaarder = kosmonaut = ruimtereiziger = astronaut
autocraat = alleenheerser = onderdrukker = monocraat = despoot = dictator = dwingeland = tiran
kleine letters = minuskel = onderkast
otitis = oorontsteking
staatkundig beleid = staatsmanschap
coifferen = kappen
schuldigheid = schuld
vertrek = overlijden = kamer = plaats = afwijking = afreis = ruimte
voorstander = verdediger = fakkeldrager = voorvechter = strijder = patroon = bepleiter = protagonist = ijveraar = pleitbezorger = pleiter
kwijt raken = kwijtraken = afmaken = afkomen = ontdoen
drijfvermogen = opwaartse kracht
lach = glimlach = lachen = grijns = gelach
prik = limonade = gazeuse = koolzuur = frisdrank = priklimonade = fris = softdrink = lul = slurf = toeter = pik
boenwas = was = meubelwas = wrijfwas
buste = mannequin = borstbeeld = paspop = confectiepop
belemmering = rem = opstructie = obstructie = blokkade = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = struikelsteen = verhindering = barrière = struikelblok = hinderpaal = opstakel = versperring
serum = vaccin = bloedserum = entstof = bloedwei = antiserum
vloeitje = vloei = huid = vel = vloeipapier
extravagantie = buitenissigheid = exces = buitensporigheid = uitwas
scheldpartij = scheldkanonnade
Iemand tot bedaren brengen = uitdoven
bijzetten = bijhalen
celweefsel = weefsel
krankzinnige = kretijn = waanzinnige = cretin = gestoorde = mogool = gek = geesteszieke = mongool = debiel = idioot = imbeciel
elektrokutie = elektrocutie = electrocutie
injecteren = inspuiten = spuiten
lerares = onderwijzer = schoolmeester = schoolvos = leermeester = frik = docent = schoolfrik = instructeur = leraar
geruzie = gebakkelei = woordenwisseling = gehakketak = onenigheid = gekrakeel = gekijf
ploegman = ossendrijver = ploeger = ossedrijver
slijmbal = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = hielenlikker = slijmerd
splintertangetje = nijper = pincet = nageltang = knijptang = trektang = nijptang = tang = spijkertang
diepvriesinstallatie = diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = diepvrieskist = vrieskist = diepvries = vrieskast = vriezer
projectietoestel = projectieapparaat = projector
piëdestal = sokkel = voetstuk = stander = postament = standaard = basement
slingerblijde = slingerarm
rugby = rugby voetbalspel
ersatz = namaak = surrogaat
overtuigen = bewegen = verzekeren = winnen = overreden = bewerken = omturnen = platpraten = omverpraten = ompraten = bepraten = persuaderen = meekrijgen = overhalen
haakjes = parenthese
weefselvocht = lymfe = weefselvloeistof = lymf
wervelstorm = cycloon = windhoos = wervelwind = tornado = dwarrelwind = orkaan = tyfoon
pennestreek = pennenstreek
vuurzucht = pyromanie
flinkheid = onverschrokken = courage = onversaagdheid = durf = branie = moed = guts = lef = koenheid = dapperheid
beits = vernis
dagvaarding = gerechterlijke opdracht = bevelschrift = dwangbevel
poten = zetten = neerpoten = neerzetten = planten
pletwalsen = oprollen = rollen
ondernemingsdrang = handelingsdrang = ondernemingszin = initiatief = ondernemingsgeest
vegetatieve zenuwstelsel = viscerale zenuwstelsel = autonome zenuwstelsel
ronddarren = rondlopen = rondzwalken = rondwandelen
snelkoker = drukpan = hogedrukpan = snelkookpan = pressurecooker
nachtwerk = nachtarbeid
rondzaag = cirkelzaag
haatdragend = verbitterd
klinker = metselsteen = straatklinker = klinkersteen = baksteen
zelftevredenheid = zelfgenoegzaamheid = zelfvoldaanheid = welbehagen
boekenwinkel = boekhandel = boekwinkel
custos = roeper = bewaarder = beheerder = oppasser
soldeerbout = soldeerijzer = bout = hamerbout
evoceren = oproepen = wekken = ontlokken = bovenhalen = evoqueren
ruilobject = inruiler = inruilobject
verzekeringsbedrijf = verzekeringsmaatschappij = verzekeraar = assuradeur = verzekering = verzekeringsgever
beduvelen = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen
houtgeest = brandalcohol = hydroxymethaan = methanol = houtalcohol = methylalcohol
afkorter = samenvatter
vulsel = vulling = vloek = opvulling
kloothannesen = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien
houder = armsteun = laadkist = laadbak = container = houdster = toonder
in de armen nemen = omarmen = omvatten = aan de borst(en) drukken = knuffelen = omhelzen = omvangen
dienstmeid = meid = maagd = dienstmeisje = werkmeid = dienstbode = dienares = meisje
onwaarschijnlijk = afstandsbediening = afgelegen = afstandsbesturing
schiettuig = geschut = artillerie
dubbelheid = ambivalentie = dualisme = dualiteit = tegenstrijdigheid = tweeslachtigheid
achtervolger = staart = staartkant = vervolger
sterilisator = drukketel = autoclaaf = drukvat
hominidae = Hominidae = mensachtigen
handelszaak = handel = handelsonderneming
drogreden = fopperij = trucage = chicanes = sophisme = sofisme = list = schijnreden = misconceptie = chikane = valsspelerij = bedrieglijkheid
bevingeren = betasten = bepotelen = bevoelen
terugzetten = herstellen = opnieuw aanstellen = terugplaatsen
geestelijken = cleresie = Cleresie
lievevrouwebedstro = onze-lieve-vrouwebedstro
vlammenzee = vuurzee
bezwadderen = vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = schandaliseren = belasteren = kwaadspreken = lasteren = roddelen = denigreren = smaden = bekladden
tater = snavel = waffel = kwek = muil = snater = wafel
herkenningspunt = richtpunt = oriëntatiepunt = referentiepunt
chocomel = cacao = warme choco = chocolademelk = chocolade = chocola
oogstlied = oogst = oogsten
kwetsing = belediging = schoffering = beschadiging = insultatie = spot = affront = krenking
hazenslaapje = siësta = slaapje = dutje = doezel = tukje = sluimering
elite = bovenlaag
inspraak = beslissingsbevoegdheid = medezeggenschap
taaluiting = gezegde = uiting = taal
levenspartner = echtgenoot = partner = wederhelft
coaguleren = uitvlokken = stollen = klonteren
persen = verbrokkelen = verpletteren = samendrukken = in elkaar persen = comprimeren = pletten = brokkelen
ratelslangen = ratelslang
boekhouder = accountants-administratieconsulent = controller = accountant = administrateur
dimmen = kalmeren = afkoelen = bedaren
bijholteontsteking = voorhoofdsholte-ontsteking = sinusitis = voorhoofdsholteontsteking
foto-element = zonnecel = zonnebatterij
detailhandel = in 't klein verkopen
tijdloosheid = eeuwigheid
verwaardigen = hoogschatten = hoogachten = waarderen = ophebben = respecteren = zich verwaardigen = achten
muziekgroep = muziekgezelschap
klittenband = klitband = velcro = kleefband
toverkijker = caleidoscoop
bloedneus = neusbloeding = epistaxis
ENE = oostnoordoosten
ballonvaarder = luchtvaarder = vlieger = aviateur = aëronaut = piloot = vliegenier
alkalisch = basisch
kwadrant = cirkelsector = sector
body = donder = lichaam = corpus = lijf = ons aardse huis = bast
versieren = bekoren = optuigen = decoreren = organiseren = veroveren = opsieren = tooien = ontfutselen = verleiden = sieren = optooien = verfraaien = opsmukken = ritselen = versiering = regelen
bruisen = schuimen
overgankelijk werkwoord = transitief werkwoord
tweeklank = diftong
obsessie = bezetenheid = idee-fixe
paardendek = paardedek = rugkleed
squashhal = squashbaan
balderen = baltsen
lensopening = diafragma = diafragmaopening = pupil
buffet = bar = snackbar = stationsrestauratie = tapkast = dressoir = toog = frietkot = tap
bewaring = hechtenis = arrest = voogdij = aanhouding
pottenbakkerswiel = draaischijf = pottenbakkersschijf
schepen = wethouder
blikken = loeken = kijken
tientallig talstelsel = decimaalstelsel = decimaal
dronkemansmoed = jenevermoed
pompen = pomp = pezen = vossen = blokken = hengsten
vechter = doorbijter = strijder = knokker = aanhouder = doorzetter = volhouder = doordouwer = combattant = krijger = blijver
genese = aanvang = begin = wordingsproces = ontstaan = wording = geboorte
dochterbedrijf = dochteronderneming = dochtermaatschappij = werkmaatschappij
schroeflijn = krul = helix = spiraallijn = schroef = spiraal
fatsoen = gemanierdheid = gevoeglijkheid = gepastheid = conveniëntie = fatsoenlijkheid = netheid = ordentelijkheid = welvoegelijkheid = welvoeglijkheid = welgemanierdheid
spindoctor = spindokter
ijzer = strijkijzer
uitbijten = uitvreten = corroderen = inbijten = aanvreten = bijten = invreten
zelfbeschuldiging = gewetensangst = gewetenswroeging = wroeging = berouw = gewetensnood = zelfverwijt
verzoeningspolitiek = bevrediging = vredespolitiek
hof = rechtscollege = rechtbank = tribunaal = balie = vierschaar = gerecht = assisenhof
Kerstmis = kerstdag = Joelfeest = kersttijd
oomzegster = nicht
evolueren = zwenken = uitzwenken = ontwikkelen = zwaaien = afzwenken
bijbetekenis = connotatie = gevoelswaarde = intensie
slechten = aplaneren = afbreken = gelijkmaken = nivelleren = effenen = slopen = egaliseren = vlakken = afvlakken = neerhalen
epitafium = epitaaf = grafschrift
stilliggen = afsluiten = platgooien = platliggen = uitzetten = platleggen = lamleggen = stilleggen
slijk = modder = slobber = slik = bagger = smurrie = blubber = slib = prut
van boord gaan = ontschepen
theepauze = middagschaft = koffiepauze
handstand = hoogstandje
hielstuk = kwartaal
aanname = voorwaarde = gis = veronderstelling = giswerk = gissing = conjectuur = vermoeden = voorgevoel = vooronderstelling = onderstelling
terugslag = atavisme
umbra = slagschaduw
machineschrijven = overtikken = overtypen = uittypen = tikken = uittikken = typen
meelij = deernis = mededogen = compassie = meewarigheid = barmhartigheid = medegevoel = meedogendheid = medelijden
druipsteenkegel = stalagmiet
speurwerk = waarneming = ontdekking = opsporingswerk = opsporing
beteugelen = stoeprand = onderdrukken = supprimeren = bedwingen
misstand = afdwaling = wantoestand
bejammeren = beklagen = betreuren = lamenteren = bewenen = jammer vinden = treuren om
wolfsklauw = lycopodium = hertshoorn = heksendans
kanselarij = griffie
gewichtstuk = gewicht
koordfluweel = ribfluweel = corduroy = rips = tinneroy
regelen = leiden = organiseren = schikken = heersen = ontfutselen = versieren = overheersen = bepalen = moduleren = ritselen = gebieden = regeren
fleswater = flessenwater
verkeersdrukte = zwarte handel = verkeer = handel
weldoener = helper = begunstiger = helpster
verdonkeremanen = verduisteren = ontvreemden = achteroverdrukken = ontwenden = stelen
gegeven = item = sectie = issue = onderwerp = informatie = materie = stof = thema = gegevens = data = onderdeel = punt = element
steunboog = luchtboog
limbus = limbo
tellen = uitmaken = verrotten = meespreken = meetellen = spelen = schelen = verrekken = hebben = rekenen = kennen = bezitten = opsommen = gelden
bomenteelt = bosbedrijf = bosbouwkunde = bosbouw
het wezen = wezenlijkheid = wezen = iets = entiteit
contact = schakelaar = aanspreekpunt = contactpersoon = intermedium = intermediair = aanraking = tussenpersoon = betrekking = relatie = connectie = schakelknop = verhouding
financiering = financiën
maart = lentemaand
wrijving = wrijvingsweerstand = frictie
luchtroute = vliegroute = luchtlijn
proviand = victualiën = leeftocht = mondvoorraad = mondkost = foerage = voedselvoorraad
ondersoorten = ondersoort = subspecies
zelfbeklag = zelfmedelijden
ontlopen = verschillen = schelen = ontsnappen = ontkomen = uiteenlopen
ijzerhandel = ijzerwinkel = het is te duur
isme = leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = geloofsartikel = dogma = belijdenis = prolepse = wijsbegeerte = doctrine
slaapgelegenheid = rustplaats = huisvesting = slaapplaats
praktijklokaal = labo = lab = laboratorium
UNO = Verenigde Naties = VN
manipuleren = vervalsen = kneden = bespelen = spelen
woonark = ark = woonboot = woonschip = woonschuit
piet = hoogwaardigheidsbekleder = waardigheidsbekleder = kanarie = luis = kanariepietje = hoge = pietje = dignitaris = kanariepiet
verstoten = afstand doen = weigeren = abdiceren = abdiqueren = aftreden = afwijzen
hut = stulp = trekkershut = krot = kot = hok
ondervrager = inquisiteur = ondervraagster = vragensteller = vraagsteller
regeringsleider = MP = premier = minister-president = eerste minister
voedselplant = rijzweepje = voedselgewas = bros = krop = zak = keelzak
gewone zeehond = wet van Verner
thuishoren = behoren = horen
zedenkunde = ethiek = moraal = moraaltheologie = zedenleer = moraalfilosofie = moraalwetenschap
korrelen = verkorrelen
fysiek = vorm = staat = configuratie = toestand = conditie
Dopplereffect = dopplereffect
officiaal = staatsambtenaar
pauw = pauwhaan
VCR = video = videorecorder = videocassetterecorder
onderwijsmethode = leermethode = doceermethode = leerplan
uitputten = leeghalen = verbranden = verbruiken = opruimen = slopen = leegmaken = afjakkeren = afmatten = aftobben
gemiddelde = moyenne
programmatuur = software
appetijt = eetlust = zin = honger = trek
lomp iemand = pummel = lomperd
leenhulde = eerbetoon = huldiging = hommage = manschap
huiskamer = woonvertrek = living = zitkamer = woonkamer
verwringen = deformeren = vervormen = verdraaien = misvormen
zitvlak = krent = bips = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur
opvraagtaal = querytaal = ondervraagtaal = zoektaal = vraagtaal
denderen = daveren = grommelen = dreunen
procureur-generaal = PG
sousafoon = tuba
doorbraak = vondst = ontdekking = vinding = breuk
verbruiksbelasting = cijns = accijns
scheepsroeper = megafoon
pauk = pauken
interseksualiteit = tweeslachtigheid = androgynie
op = voorhand = intensiveren = verdiepen
stoelgang = defecatie = ontlasting = kruk = taboeret = barkruk
repliek = antwoord = gevatheid = scherp antwoord = weerwoord
homoseksualiteit = zoöfilie = bestialiteit = sodomie = homofilie
schaperib = schapenrib
invoerder = importeur
zweeftoestel = glider = zweefvliegtuig
krullenjongen = loopjongen = boodschappenjongen = wijkbezorger
chloorfluorkoolstof = cfk = chloorfluorkoolwaterstof = Chloorfluorkoolstofverbinding
vervellen = verharen
knagen = steken = knellen = nijpen = beklemmen = vreten = kluiven = beknellen = benauwen = irriteren = afkluiven = drukken
penitentiaire inrichting = gevangenis = huis van bewaring
droogheid = droogte = dorheid
gemakswinkel = buurtwinkel
bloemenwinkel = bloemist = bloemenzaak = bloemisterij
huurder = bewoner = baas = kostganger = patroon = pachter
bowlen = kegelbal
noedels = pasta = deegwaren
aardolie = plantaardige olie = petroleum = ruwe aardolie = petrolie = olie = ruwe olie = plantenolie
stadhouder = landvoogdes = onderkoning = landvoogd = ruwaard = gouverneur = regent
vriendschappelijkheid = vriendschap = vriendschapsband = kameraadschap
wildernisgebied = wildernis
visserslatijn = vaktaal
bonje = heibel = onmin = herrie = kwestie = kift = mot = onaangenaamheden = onenigheid = onvrede = disharmonie = trammelant = dispuut = kif = onaangenaamheid = ruzie = twist
slaperig = slaap = slaperigheid
vliegen = voorbijvliegen = racen = snellen = reppen = ijlen = omvliegen = spoeden
nevelvat = nevelkamer
vloeimap = onderlegger = sousmain = vloeipapier = vloeiblad
Travelog = reisbeschrijving = reisverhaal
narijden = achternarijden
grammatica = spraakkunst = grammaire = spraakkunstboek
grijze staar = cataract = staar
viertal = kwartet
boekanier = plunderaar = vrijbuiter = piraat = gewelddadige plunderaar = zeerover
profeteren = voorspellen = voorzeggen = orakelen = aankondigen
speech = redevoering = oratie = rede = prevelement = toespraak
vogeltje = vogel
mes = scheermes = stoottand = hakmes = slagtand
Pleiaden = Plejade = Plejaden = Pléiade
koter = loot = kind = spruit
zeggingskracht = expressiviteit = uitdrukkingsvermogen
valideren = uitstrekken = strekken = kloppen = opgaan = uitkomen = vigeren = gelden
zeper = sof = wanprestatie = deconfiture = echec = fiasco = mislukking = flop
ordenen = uitsplitsen = klasseren = sorteren = groeperen
status = statuut = positie = aanzien
uiteenhouden = onderscheiden
wasmiddel = afwasmiddel
taifoen = tyfoon
voelen = proeven = bespeuren = beluisteren = aanvoelen
junkfood = junk food
smoesje = misleiding = uitvlucht
pinkleer = kalfsleer = kalf
staalfabriek = fabriek = textielfabriek = papierfabriek
topologie = topografie
sering = seringen = lila
jol = sloep
transactie = handelsovereenkomst
versiersel = paruur = verfraaiing = ornament = aankleding = siersel = versiering
bevooroordelen = vooroordeel = partijschap = neiging = partijdigheid
kompasbeugel = cardanische
zebracode = zebra = streepjescode
miltvuur = antrax
brandstoftank = stortbak = opslagtank = reservoir = tank
rotsblok = zwerfblok = kei = zwerfkei = keisteen
strip = stripverhaal = beeldverhaal = stripboek = comic
voorhoofdsholte-ontsteking = sinusitis = bijholteontsteking = voorhoofdsholteontsteking
vluchten = weglopen = ontvluchten = vlieden = spankeren = ontsnappen = wegvluchten = knijpen
angstig zijn = aanstoot geven
splinter = partikel = deeltje = splintergroep = vuiltje = vijlsel
kielzwaard = midzwaard
tree = trede
aks(t) = bijl = houthakkersbijl = akst = aks = hakbijl = strijdbijl
opstelling = in gebruik nemen = attitude = gedraging = habitus = stelling = formatie = gedragslijn = houding
halfklinker = halfvocaal
bolsjewist = bolsjewiek = marxist
opdagen = omslag = manchet
kinematica = bewegingsleer
worstebroodje = worstenbroodje = saucijzenbroodje = saucijzebroodje
depilatorium = ontharingsmiddel
water = majem = zoetwater
cohesie = samenhang = coherentie = eenheid
opstaan = outfit = opkomen = rijzen = tenue = rebelleren = revolteren
absorberen = bezighouden = in beslag nemen
waarschuwing = maning = aanmaning = sommatie = borg = voorbehoud
puinwal = koraalbank = koraalrif
victorie = overwinning = zegepraal = winst = triomf = zege
dialoogvenster = gesprek = dialoog
mollen = ombrengen = omleggen = doden = om zeep helpen = moeren = killen = om het leven brengen = vermoorden = koud maken = kapotmaken = liquideren = afmaken
krantenpapier = nieuwsblad
plaatshebben = tot stand komen = doorgaan = gebeuren = spelen = plaatsgrijpen = voltrekken = plaatsvinden = overstag gaan
referendum = volksreferendum = volksraadpleging = plesbisciet = plebisciet = volksstemming
astronautiek = aeronautiek = luchtvaart = ruimtevaartkunde = luchtvaartkunde = aeronautica
vooruitlopen = anticiperen
laarzen = wellington = Hessisch = kaplaars
hymne = tussenzang = lofzang = kerkgezang = kerkzang = loflied = gezang = cantus
tweede-kansonderwijs = volwassenenonderwijs = andragogiek = volwasseneneducatie = tweedekansonderwijs = andragogie
visserij = visgrond = visindustrie = stek
staatskas = rijksschatkist = staatsruif = rijkskas = schatkist
parel = parisienne = korrel = kraal = druppel = drup = drop
achterdocht = wantrouwen = suspicie = verdenking = argwaan = argwaan koesteren
dissen = voorschotelen = belediging = opdienen = krenken = voorzetten = opdoen = dienen = opdissen = affronteren = uitschelden = serveren = kwetsen = beledigen
hagedis = te hulp komen = hagedissen
voorwerk = preparatie = voorbereiding
kiften = bekvechten = twisten = ruziën = redetwisten = overhoopliggen
projectiel = raket
alpenden = arve
grauwtje = grisaille
fijngevoeligheid = teerhheid = diplomatie = discretie = tact = kiesheid = gevoeligheid = fijnzinnigheid
luchtzuiveringsinstallatie = luchtfilter
pachtgrond = pacht
opiniepeiling = demoscopie = poll = enquete = opinieonderzoek
paprikapoeder = paprika
uitloper = lot = voorgebergte = rank = spruit = loot = afzetsel = zijtak = poot = zenuwvezel = groei = scheut = schoot = telg
leenman = leenheer = grootgrondbezitter
metrostel = ondergrondse = metro
floreren = opbloeien = bloeien = prospereren = gedijen = welvaren = tieren
metathesis = metathese = letteromzetting = letterverwisseling
bloemenspuit = vernevelaar = verstuiver = flitspuit = plantenspuit
vouwen = plooien
grip = greep = houvast
gieten = pijpenstelen regenen
toonkunstenaar = muziekbeoefenaar = muzikant = instrumentist = speler = musicienne = musicus = instrumentalist
beenmerg = merg
zakken = verlagen = zinken = hoogteverschil = bezinken = afdalen = mankeren = afzakken = verzakking = afbrokkelen = dalen = inzakken = buizen = neervallen
vergunninghouder = licentiehouder
haardkleed = haardkleedje
overmannen = verpletteren = overrompelen = overweldigen = overvallen = overmeesteren
preambule = prelude = voorspel = preludium = voorwoord = inleiding = aanloop = introductie = intro = entree
royalist = monarchist
plaveien = verharden = bestraten
turquoise = turkoois
stank = stinken = damp
floss = floszijde = tandzijde
piespot = pot = po = nachtspiegel = pispot
publikatie = uitgave = publicatie
redden = bevrijden = behouden = verlossen
hertebok = hertenbok
uitbuiter = uitzuiger = hyena = woekeraar = gier
gruwen = verafschuwen = afkeer hebben = verfoeien = haten = walgen = gruwen van = gruwelen van = walgen van = verwerpen
insolvabiliteit = onvermogen
eufemisme = verbloeming
beklagen = bejammeren = lamenteren = jammer vinden = kankeren = betreuren = reclameren = bewenen = treuren om
doorgeven = doorzenden = verschepen = voeren = communiceren = overbrengen = doorsturen = nazenden
hondsdolheid = razernij = rabiës
Asklepios = Asclepius
oerbeeld = oervorm = archetype = prototype = grondvorm = type
pornografie = porno = erotiek
vinaigrette = kruiwagen
provisie = commissie = wat is je baan? = afsluitpremie
vijfkamp = pentatlon
onkruidverdelger = herbicide = onkruidverdelgingsmiddel
speer = lans = werpspies = geer = spies = spiets
bedrijvigheid = activiteit = drukte
lijmschroef = lijmknecht = lijmklem = lijmtang = sergeant = lijmpers
rinitis = kou = neuscatarre = verkoudheid = neusverkoudheid
sneeuwschuiver = sneeuwruimer = sneeuwploeg
wegvagen = gummen = uitvlakken = uitvagen = gommen = wegvegen = stuffen
dribbelen = druppelen
volmachtigen = vergunnen = machtigen = committeren = mandateren = autoriseren
vitaliteit = levenskracht = levendigheid = sappigheid
vloeipapier = vloeiblad = vloeimap = sousmain = vloei = vloeitje = onderlegger
traangas = CS-gas
Aramees = Officieel Aramees
vergelijking = metafoor = beeldspraak = gelijkenis
bewoonde wereld = civilisatie
purgeerdrank = laxans = laxatief = purgeermiddel = purgans = purgatief = laxeermiddel
mondspoelmiddel = gorgelen = mondwater
garneren = sieren
lappen = dokken = redresseren = betalen = verstellen = herstellen = lijmen = neertellen = neerleggen = repareren = maken = verbeteren = schokken
skelter = trapauto = handwagen
password = sjibbolet = wachtwoord = consigne = parool = paswoord = sleutel
puntdicht = hekelrijm = epigram
gloed = enthousiasme = begeestering = elan = schijn = schijnsel = flonkering = schittering = glinstering = vuur = fonkeling = geestdrift = levendigheid = ijver
modernisme = moderniteit
schaaf = schaafmachine = schaafbank
morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad
dreinen = kreunen
konvooi = trein = karavaan = begeleiding = vrijgeleide
neiging = zwak = aanleg = vooroordeel = inclinatie = partijdigheid = aandrang = trend = preferentie = geneigdheid = aandrift = voorliefde = partijschap = bevooroordelen = voorkeur
opbeuring = ontlasting = leniging = verlichting = verzachting
winstcijfer = winst = winstcijfers = baat = profijt = baten = gewin
renaissance = revitalisering = opleving = opbloei = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = revival = herleving = oprisping = wedergeboorte
veronachtzamen = minachten
wijs = trant = mode = wijze = modus = manier = aanpak = stijl
ingooi = inworp = lijnworp
zwartboek = zwarte lijst
makroon = bitterkoekje = makaron = makron
fysische geografie = fysiografie = natuurbeschrijving
emitter = zender
timmerman = houtbewerker
ontwaken = wakker worden = wekken = zich opwekken
bouwnijverheid = bouwbedrijf = bouw = bouwsector = bouwwereld
voordrachtskunstenaar = voordrachtkunstenaar = voordrager = declamator
poelier = eierboer
snotteren = sniffen = grienen
analiste = chemicien = systeemanalist
smurrie = slijm = vuil = modder = stroperigheid = slobber = slik = bagger = vuiligheid = slijk = derrie = viezigheid = prut = blubber = afval = brij = slib
modaliteit = proviso = beding = voorwaarde = bepaling = mits = stipulatie = voorbeding
zwad = zwade
uitladen = ontladen = lossen = toevertrouwen
E.H.B.O. = eerste hulp = eerste-hulpverlening = EHBO = eerstehulpverlening
hopeloosheid = patstelling = uitzichtloosheid = impasse
grap = mystificatie = geestigheid = paskwil = plaisanterie = joke = grol = koddigheid = witz = gebbetje = bak = bedotterij = streek = mop = scherts = gekheid = poets
rozehout = palissander = rozenhout
wikkelen = involveren = mengen = betrekken = moeien
vloeibare toestand = fluïditeit = vloeibaarheid
Driehoek = driehoek
opperdek = bovendek = hoofddek
knokpartij = gevecht = kloppartij = handgemeen = vuistgevecht = vechtpartij
voorwendsel = schijnreden = smoes = pretext = schijngrond = mom = dekmantel
evangelieleer = heilsleer = evangelie
halsketting = gareel = ketting = halsband = halssnoer = halssieraad = haam
normering = maatstaf = criterium = toetssteen = standaard = norm = graadmeter
doortastenheid = perseveratie = vastberadenheid = ruggegraat = persistentie = volhardingsvermogen = ruggengraat = lef = karakter = tenaciteit
wapenfeit = prestatie = heldendaad = daad = exploit
warmwaterzak = kruik = bidon = bedkruik
vallei = dal
woestijnplant = xerofiet
concours hippique = springconcours
arbeidsverzuim = ziekteverzuim = absenteïsme = (arbeids)verzuim
valhelm = bromfietshelm = motorhelm
overweg = spoorwegovergang
achterlijn = baseline = zijlijn
leerlooien = looien
stijfsel = zaad = teelvocht = amylopectine = zetmeel = sperma = geil
verzuring = luchtverontreiniging = luchtvervuiling
ontvluchten = weglopen = vlieden = spankeren = ontsnappen = wegvluchten = knijpen = vluchten = ontvlieden
vervoermiddel = transportmiddel = transport = vervoer
debiteur = lener = gedelegeerde = schuldenaar
wijsmaken = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = besjoemelen
c.a.r.a. = cara
pretenderen = beweren = aanvoeren = stellen
detailonderzoek = onderzoek = beproeving = diepte-onderzoek = proef = diepteonderzoek = verificatie = test
gifangel = angel
verschot = lumbago = spit
accommodatie = aanpassing = assimilatie = adaptatie = modificatie
ultraviolette straling = UV-licht = ultraviolet licht
onbetaald verlof = verlof
dalmatiër = Dalmatische
doordringbaar = permeabel
pijnlijke ruwe plek = opgewarmd door wrijving = ergernis = schaafwonde
keyboard = klavier = toetsenbord
verzetsbeweging = ondergrondse = verzetsorganisatie = verzet
om de hete brei dansen = rond de pot draaien = draaien = dubbelzinnig spreken = liegen = terugkrabbelen = afwijken = om iets heen draaien
blauwbekken = koukleumen = vernikkelen = verkleumen = kleumen
Islamitische Republiek Pakistan = Pakistan = driemaal is scheepsrecht
pets = klets = tik = pats = tikje = mep
panty = collant
demoscopie = poll = enquete = opinieonderzoek = opiniepeiling
negotie = commercie = handelsgoederen = business = waar = zaak = waren = handelsverkeer = commerce = handelswaar = koopwaar = spul = handel
godenspijs = ambrosia = ambrozijn
dystopie = antiutopie
xi = gekkengetal = elf = ksi
pneumonie = longontsteking
spoorrijtuig = wagon = rijtuig = treinwagon
sherry = xereswijn = xeres
vlinderdas = strikje
reinigingsmiddel = schoonmaakmiddel = poetsmiddel = loog
uit de kast komen = uitkomen
verstijven = bevriezen = vriezen = verstrammen = invriezen
loodvergiftiging = saturnisme
evolutie = toer = slag = fylogenie = fylogenese = aswenteling = rotatie
Luxemburger = Luxemburgse = Letzeburger
boog = schietboog = pijl en boog
inviteren = uitnodigen = noden = nodigen = vragen = uitnodiging
verloopstekker = reisstekker = adapter = wereldstekker
opschuiven = vertragen = omhoogduwen = temporiseren = verschuiven = opschorten = kruipen = uitstellen = talmen = oponthoud = rekken = opduwen = verdagen = aanhouden
poetsmiddel = glansmiddel = reinigingsmiddel = schoonmaakmiddel = glans = poets
uitdossen = aandoen = dragen = opzetten
significatie = betekenis = bedoeling = inhoud = zin
boeddha = Boeddha
slangenkop = slangekop
karrewiel = karrenwiel
Transfiguratie = gedaanteverandering = gedaanteverwisseling = Gedaanteverwisseling = metamorfose = herschepping
Cubaanse peso = peso
vuur = enthousiasme = begeestering = elan = laai = bestoking = geestdrift = gloed = beschieting = levendigheid = vlam = ijver
middenhersenen = mesencephalon
gedragen = zich gedragen = doen = spelen
kwekerij = groenbedrijf = groentekwekerij = tuinderij
meervoud = pluralis
vertaalwoordenboek = dictionaire = lexicon = woordenboek
pacificatie = vredesluiting
bommetje = kanonskogel
audiocassette = band = cassettebandje = magneetband = tape = geluidsband = bandje = geluidscassette = cassetteband
mastiek = mastaka
stijg = strontje = gierstkorrel
tafelen = verbruiken = vreten = eten = maaltijden = consumeren = nassen = nuttigen = bikken
wolvin = teef
nephuwelijk = mariage de raison = schijnhuwelijk = verstandshuwelijk
snuit = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk
diverteren = amuseren = verstrooien = vermaken = onderhouden = entertainen
vlinders in de buik hebben = Europa
vakcentrale = syndicaat = vakfederatie = vakbond = vakverbond = vakorganisatie = beroepsorganisatie = vakvereniging = bond
behelzen = neerkomen = omvatten = herbergen = veroorzaken = betekenen = inhouden = insluiten = beduiden = met zich meebrengen = includeren = zeggen = tot gevolg hebben
doorbladeren = doorzien = doorkijken
pittabroodje = shoarmabroodje = pitabroodje
zigeunerin = gipsy = Roma = zigeuner
voorzien = zorgen voor = vooruitzien = voeden = voorzien van = toeleveren
woekerplant = parasietplant = epifyt = gastplant = parasiet
spelletje = gezelschapsspel = spel = potje
vossenbont = vos = vossebont
nagelolie = kruidnagelolie
handeltje = zaakje
tv = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast
aarddraad = aarde = aardleiding = aarding = aardverbinding
noen = middag = middaguur
innige deelneming = compassie = condoléance = rouwbeklag = medeleven = condoleantie = deelneming
winterkleren = wintergoed
waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma
zwikkie = zwik = zaakje
vermaking = erflating = versterving = legaat = boedel = successie = versterf = erfenis = nalatenschap
assistentie = hulpverlening = hulp = bijstand = hulpbetoon = medewerking = assistent = steun
voortbrengen = verwekken = produceren = opwekken = veroorzaken = dragen
justificeren = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen
Tasmania = Tasmanië
doorzwoegen = aanpoten = aanpezen = doorwerken
truuk = handigheid = kunstgreep = truc = list = kneep = sluwheid
stomp = vuistslag = beginnetje
rokband = gordelriem = ceintuur = band = riem = gordel = broeksband
onderafdeling = vakgebied = tak = subafdeling
pushen = annonceren = adverteren = promoten = promoveren = aankondigen
broodkruim = kruim = broodkruimel = kruimel = morzel
toiletteren = opschikken = opkalefateren = optutten
neveneffect = spin-off = bijeffect = bijverschijnsel = bijwerking
poepdoos = wc = kakdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = bestekamer = toilet
koffiehuis = theehuis = café = espressobar = coffeeshop = koffiebar
beschermingskap = kap = motorkap
stoofschotel = stoofpot = pot-au-feu = estouffade
speeldoos = speelklok = muziekdoos
winstmarge = winstpercentage
off-day = offday = baaldag
nevelkamer = nevelvat
koningskruid = basilicum
brein = denkvermogen = rede = zenuwcentrum = hersenen = geest = nous = psyche = hersens
totaal = som = totaalbedrag
geboortengolf = geboortegolf = Babyboom = babyboom
genitivus = genitief
gelukken = lukken = gaan = slagen
verklikker = sensor = detector = axiometer = flapuit = voeler = roerverklikker
epitheton ornans = epitheton
plezier = opgewondenheid = pret = geneugte = lol = ontspanning = opwinding = genoegen = amusement = vreugde = opvrolijking = vermaak = genot
duidelijkheid = verstaanbaarheid = begrijpelijkheid = klaarheid = helderheid
soutane = priestergewaad = toog = priesterkleed = toga
parlementsverkiezing = algemene verkiezingen = parlementsverkiezingen
monnikspij = habijt = monnikengewaad = pij = kap = ordekleed
metaaloxyde = roest = corrosie
belenen = verpanden
zelfverloochening = zelfopoffering = verloochening
huiswerk = taak = voorbereiding = schoolwerk = huistaak = huisarbeid = thuiswerk
demon = Boze = Beëlzebub = monster = deugniet = mefisto = duivel = droes = satan = lucifer = Mefisto = demoon = Satan = hellevorst = morgenster
marshmallow = heemst
regelweerstand = reostaat
rijpen = ontwikkelen = uitgroeien = ontplooien
versoberen = vereenvoudigen = versimpelen = vergemakkelijken
passant = voorbijganger
grafgewelf = krocht = grafkelder = crypte
column = kolom = rubriek
dambord = schaakbord
strafpeloton = vuurpeloton = executiepeloton
pronomen = voornaamwoord
demontage = ontmanteling
steengoed = gres = steenwerk = keramiek
kamerorgel = orgel = harmonium = huisorgel
cipressenboom = cipresseboom = cipres
invité = gast = genodigde
hangertje = hanger
inclinatie = aandrift = geneigdheid = glooiing = aandrang = neiging
sterke zuidelijke wind = zuiderstorm = zuidenwind
bescheid = uitsluitsel
wijnkaraf = wijnkan = waterkan = karaf
afperser = oplichter = chanteur
Holle frasen = bombast = lyrisme = gezwollenheid = pathos = retoriek
database-managementsysteem = dbms = DBMS
eigenaardigheid = rariteit = eigenheid = vreemd geval = jargon = persoonlijke eigenaardigheid = hebbelijkheid = eigenzinnigheid
wennen = plegen = gewennen
plaattektoniek = tektoniek = platentektoniek = schollentektoniek
stationsrestauratie = snackbar = buffet = frietkot
koerspaard = renpaard
brevis = breve
krieuwelen = kriebelen = kietelen
stroomnimf = najade = nereïde = undine = watergodin = waternimf
cleresie = geestelijken = Cleresie
quarantainehaven = quarantaineperiode = quarantaine
samenvallen = coïncideren
dakspant = dakspar = spar = spantrib
bankieren = bank = bankiershuis = bankinstelling
jogger = trimmer
SF = sciencefiction = science fiction
afsterving = gangreen = necrose
paastijd = paasweek = passieweek = lijdensweek = Goede Week
tamme kastanjeboom = tamme kastanje
ongeletterde = analfabeet
knip = geldzak = beurs = zak = geldbuidel = geldtas = portemonnee = vingerknip = prikkel
spaarpot = spaarcenten = potje = kluisje = appeltje voor de dorst = spaargeld = spaarvarken
paprika = peper = paprikapoeder
derailleur = trein
mefoxine = cefalosporine
voetganger = voetgangers-
ruggemergszenuw = ruggenmergszenuw
koolteer = teer = steenkolenteer = hars = pek = steenkoolteer = pik
papzak = bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = dikkerd = vetzak = vleesklomp = fats
cateringbedrijf = cateraar
sotternie = boerde = klucht
kabelpont = gierbrug = gierpont
scheids = umpire = arbiter = scheidsrechter = fluitist
pleiten = raden = verdedigen = adviseren = behandelen = aanraden
plaatsgrijpen = plaatshebben = voltrekken = plaatsvinden = spelen
pelgrimage = hadj = pelgrimsreis = pelgrimstocht = bedevaart
alternator = wisselstroomdynamo = wisselstroomgenerator
lijkverbranding = crematie
extract = kort overzicht = fragment = passage = epitome = uittreksel = samenvatting = aftreksel = treksel = excerpt
detecteren = opsporen = ontdekken = vinden
donkere kamer = doka
formule = voorschrift = chemische formule = formaliteit = conventie = mores = regel
verkennen = exploreren
schare = drom = mensenmassa = heir = myriade = massa = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = hele volksstammen = mensenzee = meute = sleep
borg = obligatie = pandgoed = borgsom = pand = securiteit = landhuis = waarschuwing = onderpand = zekerheid = garantie = waarborg = verzekering = voorbehoud = schuldbekentenis
lottrekking = loterij = lotto = loting
reorganiseren = herschikken
renegaat = spaardeposito = besparing = spaargeld
sneeuwhut = iglo = eskimohut = ijshut
equator = linie = evenaar = evennachtslijn
perzikboom = perzik
nasnuffelen = navorsen = naspeuren = rondsnuffelen = nawroeten
gastronome = lucullus = gastronoom = fijnproever = Bourgondiër = lekkerbek
chief = stamhoofd = leider = chef = hoofd = dorpshoofd = opperhoofd
overdelen = overgeven
vereniging = club = verbinding = junctie = sociëteit = bijgedachte = samenvoeging = gilde = aggregatie = samenleving = gezelschap = orde = conjunctie = associatie
gemier = gezanik = gezemel = geëmmer = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur
rare = koekenbakker = geitebreier = prentenboek = eigenaardige = geitenbreier = buitenbeentje = koekebakker = creatuur = excentrieke = krotenkoker = weirdo = nummer = snuiter = knakker = portret = schepsel = lafaard = zonderling = exentriekeling
vazalstaat = zijrivier
zeepbel = utopie = luchtspiegeling = dagdromen = dagdroom = luchtkasteel = illusie
toekomstdroom = luchtkasteel
dichtmaken = dichten = sluiten = dichtdoen = toedoen
end = slot = finale = einde = eind
Mefisto = Boze = demon = Beëlzebub = demoon = Satan = mefisto = duivel = droes = hellevorst = satan = lucifer = morgenster
handelsgeest = zakengeest = mercantilisme = koopmansgeest
schrijden = doorstappen
troost = vertroosting
beek = kreek = vliet = stroom = waterloop
afzender = verzender
vleespen = vleespin
joke = geestigheid = plaisanterie = koddigheid = witz = gebbetje = bak = grap = mop
redenering = redenatie = logica = filosofie = gedachtegang
aanbrengen = toepassing = sollicitatie = softwarepakket
transpiratievocht = zweet = Sudor = transpiratie
dehydratie = drainering = ontwatering
marge = brutowinst = randgebied = grensgebied = verkoopsmarge = perimeter = opmaak = kantlijn = omgeving = omtrek
onelegant = onbevallig
pull = pull-over = stoppen = pullover
binnendringen = ingaan = opstappen = binnengaan
vastrijgen = rijgen = aanrijgen
klandizie = zaken = zakenleven = businessclass = bedrijf = zaak = onderneming = vak
zeekreeft = kreeft
stekelbes = klapbes = kruisbes
Kb = kilo-byte = kilobyte = kb
kruidnagelolie = nagelolie
heterofiel = hetero = heteroseksueel
neerploffen = neerzakken = neervallen = neerzinken
klipgeit = berggeit = steengeit
rondlummelen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen
Fransen = Frans
mouwband = bandjes = armband
schijnmanoeuvre = afleidingsmanoeuvre = overstapje = schaar = schijnstoot = schaarbeweging = schijnbeweging
tempel = tabernakel
gebedsgenezing = hagiotherapie = handoplegging
ploertendoder = matrak = wapenstok = gummiknuppel
schenkel = onderbeen
Sesotho = Zuid-Sotho
aftreksel = extract = parfum = essence = treksel
begripsbepaling = definitie = omschrijving = scherpte
fysicalisme = materialisme
Republiek Letland = Letland
dagtekening = datum = datering
hallucinatie = waanidee = waan = spooksel = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma
geneesmiddel = medicament = heelmiddel = geneeskunde = medicijn = artsenij = farmacon
innoveren = introduceren = implementeren = initiëren = invoeren = overschakelen = doorvoeren = instellen = overgaan
meteoroliet = meteoriet
ontoereikendheid = onvolkomenheid = deficiëntie = gemis = tekort = krapte = gebrek
tijdplan = plan = dagindeling = agenda = schema = tijdschema = programma = tijdpad
klokkenspel = carillon
strohoed = Panama = panamahoed
opspringen = voordringen = springen = opschrikken
geitenkaas = geitekaas
raadzaal = bestuurskamer = raadszaal = directiekamer
alpinomuts = alpino = alpinopet = baret
tegenstrever = anti = wederpartij = tegenstemmer = antagonist = tegenstander = tegenpartij = opponent
verpanden = belenen
Doema = doema
verpleegtehuis = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardenoord = bejaardentehuis = bejaardenhuis = verpleeginrichting = verpleeghuis = verzorgingscentrum
stompstaartje = wipstaart
haar = haardos = kuif = hoofdhaar = plantenhaar = plantehaar = beharing = pruik
anatomiseren = ontleden
pacifisme = antimilitarisme
pijnhout = dennehout
achterzijde = ommezijde = achter = achterkant
maar = bedenking = bezwaar
fancy-fair = bazaar
urinoir = pisbak = piesbak = waterplaats = urinaal = waterbak
woordraadsel = hersenbreker = raadselachtige zaak = enigma = raadsel
kiezen = stemmen = blieven = schiften = uitverkiezen = opteren = believen = uitzoeken = verkiezen = uitkiezen = goedachten = selecteren
nuttig = behulpzaam
machteloosheid = onmacht
cultuurbarbaar = Filistijnse
iguana = leguaan
spoorverbinding = lijn = aansluiting = treinverbinding = verbinding
biels = dissel = straal = bundel
tuba = sousafoon
rijksweg = autoweg = A-weg = autostrade = autobaan = snelweg = autosnelweg
kromlopen = buigen
contingentie = onvoorspelbaarheid
herstructurering = herschikking
rotan = griend = rijshout = rijs = griendhout
groenhout = Greenwood
weddenschap = inzet = pot
pianola = pianist
uitspansel = hemelboog = hemelgewelf = luchtruim = firmament = hemeldak = hemelblauw = hoogte = hemel = zwerk = lucht
duvelstoejager = duivelstoejager = factotum = duizendpoot = manusje-van-alles
Brie = brie
blindedarm = blinde darm = appendix
alleenverkoop = alleenrecht = monopolie
struikelen = uitglijden
coprologie = scatologie
elleboogbuiger = biceps = armbuigspier
voorlichten = inlichten = informeren = verwittigen
confidentie = vertrouwelijkheid = ontboezeming
onderhoudstechnicus = technicus = technoloog = techneut = ingenieur
overvleugelen = overtreffen = voorbijstreven = ontstijgen = overstijgen = overstralen = verbeteren = uitstijgen = uitsteken
zakjapanner = zakrekenmachientje
floppy(disk) = diskette = floppy disk = flop = floppie = floppy = floppydisk
heerlijkheid = grandeur = Groenen = grootsheid = praal = pracht = lekkernij = glans = traktatie = groen = luister = majesteit = schittering = zaligheid = sinopel = liflafje = lekkers = zevende hemel = gelukzaligheid
Staat Israël = Israël
alliëren = legeren
netbal = netservice
spontaneïteit = spontaniteit
brij = slijm = stroperigheid = smurrie = blubber = pap
kunstgebit = tandprothese = gebitsprothese = gebit
gepiep = gesjilp = getjilp
behoudzucht = conservatisme
misverstand = malentendu = verkeerde interpretatie = misvatting = beoordelingsfout
patroonheilige = beschermheilige = patrones = patroon = schutspatroon = schutsheilige = kerkpatroon
blootstellen = onthullen = blootleggen = onderwerpen
slingeren = zwaaien = rondslingeren = zwerven = rondzwerven
ingeburgerde = bewoner = ingezetene = inwoner = stamgast
gemengde berichten = assortiment = mengeling
linoleumsnede = lino
doemdag = laatste oordeel = dies irae = doemsdag = oordeelsdag = dag des oordeels
aanstoken = aanzetten = opzetten = ophitsen = opstoken = opruien = aanhitsen
doe-het-zelver = manusje-van-alles = klusjesman
opschrift = hoofding = hoofd = hoofdje = titel = bijschrift = legenda = kop = tas = inscriptie
cassetteprojector = filmprojector = cinematograaf
uitkammen = kammen
dweper = fanaticus = fanaat = onverdraagzame = onverdraaglijke = gedrevene = fanatiekeling = zeloot = freak
visionair = ziener
oorlogsgod = krijgsgod
raketinstallatie = lanceerinrichting
weerglans = terugkaatsing = reflex = weerkaatsing = reflectie = weerschijn = weerschijnsel = weerspiegeling
reductie = afname = aftrek = afneming = rabat = korting = vermindering = omzetpremie = terugval = remissie = inkoken = franchise = discount = verlaging = daling = mindering = aftreden = inkrimping = afslag
omtrek = buurt = milieu = omstreken = periferie = randgebied = grensgebied = perimeter = contreien = kader = omstreek = contouren = kantlijn = wijk = marge = buitenkant = nabijheid = omgeving = contreie
aspirator = aspirateur = zuiger
communicatiemiddel = medium
kattegejank = gekras = miauw = kattengejank
hevige schok = reorganisatie
vervolging = continuering = voortzetting = gerechtelijke vervolging = vervolg = hervatting = strafvordering = strafvervolging
kernsplitsing = nucleaire fusie = splitsen = splitsing
acclamatie = applaus = gejuich
verwoesting = deletie = destructie = vernietiging = vernieling = chaos
zakenbrief = handelsbrief
snotaap = druipneus = snot = neusvocht = loopneus = snotneus
bokkenbaard = bokkebaard
tweedekansonderwijs = volwassenenonderwijs = andragogiek = volwasseneneducatie = andragogie = tweede-kansonderwijs
verdoemen = verwensen = vervloeking = vervloeken = vloek = vermaledijen
geloofsleer = godsdienstleer = geloofsovertuiging
verspreiden = rondstrooien = rondbazuinen = verbreiden = uitzwermen = verspreiden boven = uitbrieven = rondbrieven = uitwaaieren = armen en benen uitspreiden = uitdragen
native = inwoner = ingeborene = autochtoon
bladverlies = ontbladering
verstekblok = verstekbak
oudste beroep ter wereld = doodslag = moordenaar = moord
waak = wake
oogsten = oogstlied = oogst = sprokkelen = oprapen = oppikken = inzamelen = verzamelen
wijnbouwer = vinoloog = wijnboer
opening = hol = gaatje = gat = gang = diafragma = holletje = mond = gehoorgang = buis = vacature = lichaamsopening
somnambulisme = slaapwandelen
welvarendheid = prosperiteit = welstand = voorspoed = welvaren
reservist = plaatsvervanger = interimaris = plaatsbekleder = substituant = substituut
inboedel = boedel = meubilering = inventaris = meubilair = huisraad
pureren = malen = verbrijzelen
smiley = emoticon
two-step = twostep
kruiper = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
engeltjesmaakster = aborteur = engeltjesmaker
voortplantingsorganen = geslachtsdelen = voortplantingsorgaan = kruis = geslachtsapparaat = genitaliën = geslacht = geslachtsdeel = geslachtsorgaan
luchten = drogen = ventileren
lawrencium = LR
intrigeren = pakken = biologeren = fascineren = boeien = kuipen
incalculeren = instellen = begrijpen = meetellen = rekenen = rangschikken = inbouwen = meerekenen = onthouden
koukleumen = blauwbekken = vernikkelen = verkleumen = kleumen
bewaken = wachtlopen
regime = dieet
rekenfout = misrekening
hoofdwerk = meesterstuk = gildeproef = proefstuk = meesterwerk = chef-d'oeuvre
kakdoos = wc = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = bestekamer = toilet
hippen = huppelen = hippelen = huppen
stapelwolken = onweerswolk = cumulonimbus
omarmen = omvatten = aan de borst(en) drukken = trouwen = knuffelen = omhelzen = omvangen = in de armen nemen = met
opstrijkmes = steker = pleisterspatel = spatel
gevangenenkamp = interneringskamp
kinderjaren = jeugd
bezetten = occuperen = beslaan = doen
begeerlijkheid = affiniteit = zuigkracht = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = sex-appeal = bekoring = aantrekkelijkheid = wenselijkheid
quatre-mains = duo = duet
herkrijgen = achterhalen = hervinden = terugkrijgen = terugvinden = weervinden
klompvoet = horrelvoet
haastwerk = Quicky = vluggertje
babybox = box
kleumen = blauwbekken = koukleumen = vernikkelen = verkleumen
figuurzaag = fineerzaag = decoupeerzaag = fretzaag
perzikenboom = perzik = perzikeboom
fork = vork
beginneling = schacht = broekje = beginner = beginnelinge = debutant = vlasbaard = nieuwkomer = groentje = nieuweling = groene = starter = melkmuil
insider = ingewijde
ijsklontje = ijsblokje
herstel = lapwerk = genezing = terugwinning = convalescentie = genezingsproces = revalidatie = redres = stopwerk = regeneratie = reconvalescentie = recuperatie = herstellingswerk = beterschap = rehabilitatie = renovatie = reparatie = heling
loyaal = trouw
verwonderd = verbaasd = verrast
spindel = as = spil
gedraging = habitus = attitude = gedragslijn = opstelling = houding
regenpijp = gootpijp = draineerbuis = drain
schijnwaarheid = waarschijnlijkheid
dadelpalm = dadel
voorschotelen = opdienen = dissen = voorzetten = opdoen = dienen = opdissen = serveren
didactiek = cursus = pedagogiek = opvoedkunde = les = opvoeding = onderwijs = pedagogie = instructie = onderricht
gekwebbel = gebabbel = gezwets = gekwetter = geleuter = gezwam = gelul = geklets
herstellen = verhelpen = lappen = redresseren = verstellen = lijmen = beteren = repareren = terugzetten = opnieuw aanstellen = maken = verbeteren
gastenkamer = logeerkamer
inham = baai
Cheddar = cheddar
velvet = fluweel = manchester
dieventaal = omgangstaal = koine = boeventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = vakjargon = Bargoens = kunsttaal
bouwwerk = bouwen = pand = perceel = constructie = huis = bouw = gebouw
greppel = sloot
oude vrijster = ongehuwde vrouw = spinner
hydropsie = waterzucht = zwelling = oedeem = zucht
herkennen = sympathiseren
maffen = snurken = meuren = rusten = slapen = sluimer = slaap = bronzen = keveren = knorren = pitten
stemmachine = votometer = votomachine
omtoveren = metamorfoseren
kinderachtig = infantiel = onvolwassen = juveniel
verdonkeremaning = ontvreemding = malversatie = verduistering
persagentschap = nieuwsdienst = persbureau = nieuwsagentschap
sommeren = optellen = toevoeging = adjunctie = sommering
ingang = toegang = deuropening = trefwoord = intrede = invoer = hoofdwoord = binnenkomst = titelwoord = intocht = macht = entree = kracht
lastercampagne = hetze = leugencampagne
goniometrie = trigonometrie = driehoeksmeting
vacuüm = leemte = leegte = gaping = hiaat = lacune = manco = luchtledig
ponsoen = keur = keurmerk = keurstempel
handelmaatschappij = corporatie = bedrijf = onderneming = firma = handelsmaatschappij
percoleren = filteren
suppositie = presuppositie = postulaat = hypothese = basisbegrip = premisse = grondbegrip = assumptie = presumptie = vooronderstelling
veeltalige = talenkenner = meertalige = polyglot
kaarsvet = ongel = talg
distel = kaarde = kaardebol
koraalbank = koraalrif = puinwal
heihaas = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas
onveranderbaar = onveranderlijk
reservering = bespreking = plaatsbespreking = boeking
slootwater = afwaswater
tegenaanval = contra-attaque = counteren = tegenzet
alchimist = alchemist
basviool = contrabas = bas
hamel = weer
telefoonbotje = tinteldoos = weduwnaarsbotje
Valetta = Valletta
duikeling = instorting = val
verbening = beenvorming = ossificatie
grootouders = grootvader = grootouder
lymfvatenstelsel = lymfatisch systeem = lymfevatenstelsel
sleutelbeen = clavicula
hardglas = veiligheidsglas = triplexglas
tafel = cedel = tabel = dienstregeling = ceel = planning = kleitablet = programma
provisorium = noodmaatregel = noodvoorziening = noodgreep = noodverband = provisorisch
maanvis = paardenhoofd
ar = arrenslede = arrenslee = slede = slee
nachtgoed = nachtkleding
oerknaltheorie = Big Bangtheorie
immortelle = strobloem = droogbloem
conjunctiva = bindvlies
roven = plunderen = jatten = beroven = brandschatten = uitschudden = gappen = ontvreemden = stelen = bestelen = pikken
estafetteloop = estafette
gorgelen = mondwater = mondspoelmiddel
versnelling = acceleratie = banketbakkersroom
infrastructuur = grondorganisatie
handwortel = achterhand = pols
pessimist = zwartdenker = zuurkijker = zwartkijker = doemdenker
huldebetoon = eerbetoon = eer = hulde = hommage
dessert = nagerecht = toetje = toemaatje = toespijs
aantal = tal = nummer = hoeveelheid = getal
verwerpen = verafschuwen = afschieten = afkeer hebben = verfoeien = haten = afdanken = walgen = gruwen van = gruwelen van = walgen van = afleggen = uitdoen = gruwen = afwijzen = ontdoen
zangboek = liedboek = kerkgezangen = kerkhymnen = zangbundel
verdikken = aandikken = aankomen = stollen
wentelen = zwelgen = kapseizen = omverwerpen = omslaan = kantelen
mijnbouw = mijnarbeid = mijnontginning
motorcross = gejaag
betrekking = professie = stiel = beroep = post = werk = functie = baan = positie = dienstverband = job = métier = vak = relatie = contact = connectie = verhouding
meerderen = vermeerderen = aanwassen = wassen = aangroeien = groeien
AIDS = aids
veldtocht = campagne
schema = tijdplan = diagram = strategie = grafiek = bouwplan = plan = bouwtekening = dagindeling = bestek = agenda = tijdschema = figuur = programma = tijdpad = zonderling = kalender = wiskunde
veroordeelde = strafkolonist
staalproduktie = staalproductie
een plezier doen = verplichten
workshop = team = werkgroep
grappenmaker = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = comediant
timer = eierwekker
converseren = praten = spreken = hebben = onderhouden
uiteenlopend = divergerend
dommigheid = domheid = flater = enormiteit = misser = misslag = stommigheid = zeperd = blunder = uitglijder = stupiditeit = misgreep = stommiteit = miskleun = ezelachtigheid
besodemieteren = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen
comperatief = vergrotende trap = trappen van vergelijking
overhand = machtsoverwicht = voordeel = hegemonie = heerschappij = predominantie = suprematie = overwicht = dominantie = preponderantie
kroonsieraad = kroonsieraden
changeren = variëren = wijzigen = veranderen = converteren = altereren = modificeren = herscheppen = omzetten
Vlad Dracula = Dracula
gebitselement = tanden = tand
wisselend = verwisselend = afwisselen = beurtelings = afwisselend
rationalist = positivist = verstandsmens
wandeling = plotse stijging = zwerftocht = loopje = tippel = dwaaltocht = voetreis = ommetje = voettocht = omzwervingen = wandelen = omzwerving = peregrinatie
bontmantel = bontjas
herdersstaf = staf
leverbotziekte = galligheid
miezeren = druppen = motregenen
klipper = kniptang
drijver = vlotter
functionaliteit = effectiviteit = doeltreffendheid = doelmatigheid
cenobiet = kloosterbroeder = monnik = kloosterling = convers = religieus = lekenbroeder = zuster = ordebroeder = frater = broeder = religieuze
alarmerend = zorgwekkend
baarmoederslijmvlies = endometrium
spar = sparrehout = sparrenhout = dakspar = spantrib = dakspant
kerndeeltje = kern = kiem = atoomkern
bekleding = bekleedsel = polsteren = bedekking = stoffering
jeuken = wriemelen
sirocco = stofstorm = zandstorm
keerpunt = monument = hengsel = hoeksteen = crisis = waterscheiding = breekpunt = mijlpaal
bezonnenheid = behoedzaamheid = omzichtigheid = bedachtzaamheid = voorzichtigheid
luchtvaart = luchtverkeer = vliegerij = aeronautiek = ruimtevaartkunde = vliegtuigbouw = vliegverkeer = aviatiek = aeronautica = astronautiek = vliegkunst = luchtvaartkunde = luchtvaartverkeer
mengelmoes = pastiche = allegaartje = rapsodie = medley = potpourri = brokstukken = mikmak
aureool = aura = nimbus = lof
kleinering = moedeloosheid = verworpenheid = vernedering
stort = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = deponie = ashoop = stortplaats = afvalhoop = afvalstort = asvaalt
revolvertas = holster
hondeziekte = hondenziekte
persuasie = afspreken = overreding = overtuiging
verven = schilderwerk = schilderen
corpus = donder = lijf = bast = body = lichaam = ons aardse huis = corpus delicti
bacterie = bacteriën
ingenieur = technicus = onderhoudstechnicus = techneut = technoloog
hoertje = hoer = prostituée = lichtekooi = temeier = cocotte = kalle = hip = prostituee = snol = gondel = slons
metser = metselaar = steenhouwer
huisjesslak = slak
trektocht = tocht = reis = tour = trip = gang
Quicky = haastwerk = vluggertje
achterpoort = zijingang = achterdeur
graflegging = uitvaartplechtigheid = rouwdienst = uitvaartdienst = begrafenis = uitvaart = teraardebestelling
rist = sliert = trits = ris = slier = rits = serie
katoenvezels = watten = katoen
endeldarm = rectum
bespoedigen = opschieten = jagen = haasten = vlotten = voortmaken = voortjagen = jachten = versnellen = verhaasten
witgoud = platina
strafmaatregel = bijval = steunbetuiging
kaakbeen = bovenkaak
zuiveringsactie = zuivering
grenswacht = douanebeambte = grensbewaker = douane = grenswachter = douanier
steven = achtersteven = achterschip
boekworm = lettervreter = boekenvreter = boekenworm = boekenwurm
open veld = landerijen = landouwen = platteland = land = provincie = grondgebied
houtalcohol = houtgeest = brandalcohol = hydroxymethaan = methanol = methylalcohol
wijnkenner = oenoloog
sussen = tevreden stellen = kalmeren = bedaren = verzoenen = matigen = bevredigen
hersenvliesontsteking = meningitis = nekkramp
stormlamp = stormlantaarn
rolborstel = roller = verfrol = verfroller
zelfontplooiing = zelfverwerkelijking
samentellen = bijeentellen = optellen
douchecel = douche
eiwitachtig = eiwithoudend
afwaswater = slootwater
knekelhuis = ossuarium = beenderhuis
mesigit = missigit = moskee
wederpartij = tegenstrever = anti = tegenstemmer = antagonist = tegenstander = tegenpartij = opponent
zuurzakvrucht = zuurzak
twistgesprek = onenigheid = woordenstrijd = onderscheid = redetwist = woordenwisseling = meningsverschil = dispuut = debat = verschil = redestrijd = pennestrijd = betwisting = twistpunt = polemiek = geschil = controverse
ligstoel = slaapstoel
bloemkrans = bloemenkrans = wrong = krans = kroon = grafkrans = rouwkrans
kraken = afbreken = afkammen = openbreken = afzeiken = kloven = forceren = afkraken = veroordelen = afgeven = bersten = barsten = neerhalen
fretboor = grondboor
paardensport = paardrijden = ruitersport = paardesport = rijkunst
propagatie = procreatie = reproductie = vermenigvuldiging = reproduktie = voortplanting
zeespiegel = zeeniveau
eiwithoudend = eiwitachtig
kanoër = vaarder = kanovaarder = raderboot
beeldhouwwerk = sculptuur = beeld
cafeetje = bar = stammenee = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = pub = dranklokaal = kroeg
constipatie = hardlijvigheid = verstopping = verstoptheid = obstipatie
ongegeneerdheid = onbeschoftheid = onvervaardheid = gotspe = driestheid = brutaliteit
kieskring = kiesdistrict
paardenfokkerij = stoeterij = paardenstoeterij
wimpel = pennoen = spandoek
watervrees = hydrofobie
Firenze = Florence = Florentië
stal = beestenstal = levende have = veestal = koeienstal = landbouwhuisdier = veestapel = stalling = paardenstal = koestal = vee = stalletje
buikje = balg = buik = rijstbuik = pens = abdomen = hangbuik = maag = embonpoint
ouderejaarsstudent = ouderejaars
spiraallijn = schroeflijn = krul = helix = schroef = spiraal
rookkwarts = Cairngorm = rooktopaas
ellende = malaise = gedonder = ruwheid = ondraaglijkheid = beroerdigheid = misère = treurigheid = ontbering = miserie = trammelant = in het land der blinden is eenoog koning = gelazer = narigheid = rottigheid
stranden = falen = vastlopen
reageerbuis = proefbuis
leunen = uitwijken = overhangen = overhellen = bouwen = vertrouwen = geloven = steunen = verlaten = rekenen = rekenen op
Guangzhou = Kanton
pannekoek = pannenkoek
Tinder = aanmaakhout
oude zeur = onderontwikkeld = walghvogel
kikkerland = Koninkrijk der Nederlanden = Nederland = Holland
handeling = nummer = actie = gang = act = verrichting = verrichten = doen = akte
pulsar = neutronenster
sigarepeuk = sigarepeukje = sigarenpeuk = sigarenpeukje
distilleerderij = destilleerderij = stokerij = alambiek = branderij
uit het hoofd praten = ontraden
vernielen = afbreken = slopen = verwoesten = vernietigen
overgieten = rondschenken = overschenken = decanteren
gymnastiek = gym
enkelvoud = simplex = singularis
gentleman = meneer = heer = mijnheer
rekening = nota = berekening = kruisje = beer = factuur
kaastaart = kwarktaart
geslachtscel = kiemcel
leervet = Dubbin
middelpuntvliedende kracht = centrifugale kracht
deodorant = deo = anti-transpiratiemiddel
aspis = adder
verzamelen = oppikken = samenkomen = inzamelen = bijeenkomen = sprokkelen = verenigen = oprapen = oogsten
bat = paddel = batje
zich bescheuren = snaarinstrument
hoogachten = ophebben = hoogschatten = waarderen = respecteren = verwaardigen = achten
scheppingskracht = vindingrijkheid = creativiteit = vindingskracht = inventiviteit
Kaap-Verdische eilanden = Kaap-Verdische Eilanden = Kaapverdië = Kaapverdische Eilanden
sponde = bedstede = nest = bed = ledikant = legerstede
heilgymnastiek = fysiotherapie = bewegingstherapie = kinesiatrie
terrorist = terroristisch = terreurpleger = terroristische
monniksgier = zwarte kraai
zaal = hal = zift = lokaliteit = zeef = aula = auditorium = gehoorzaal
ganzenvoet = ganzevoet
samengroeien = synthese = samensmelting = coalitie
kokkelen = kakelen
inzet = pot = oplettendheid = applicatie = alertheid = weddenschap = acht = overgave = toewijding = ijver
wrong = bloemkrans = krans = kroon = grafkrans = tres = haarvlecht = haarlok = bloemenkrans = toet = vlecht = haarstreng = haarwrong = rouwkrans
neerslagen = kritiseren
droefgeestigheid = neerslachtigheid = moedeloosheid = somberheid = gedeprimeerdheid = depressiviteit = zwaarmoedigheid = verslagenheid = misnoegdheid = zwartgalligheid = bedruktheid = dysforie = treurnis = triestheid = depressie = dofheid = somberte
poosje = tel = wijl = uur = tijdje = ogenblik = tijd = poos = momentje = stonde = periode = ure = moment = tijdstip = een hele tijd
ontsluiten = opendoen = opengaan = ontgrendelen = openzetten = openen = openmaken
metaalslak = slak = del = slakken
prolepse = leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = geloofsartikel = dogma = belijdenis = wijsbegeerte = isme = doctrine
witlof = witloof
stopsein = verkeerslicht = stoplicht = stopsignaal
Spaanse ras van kleine paarden = loopkraan
bedelen = bietsen = schooien = schooieren
evasie = ontsnapping = ontwijking = uitvlucht
het hoofd gebruiken = dunken = peinzen = denken = de hersens inspannen = reflecteren = de hersens laten werken = nadenken
moraal = moraalfilosofie = zeden = ethiek = moraaltheologie = moralisme = zedenleer = moraliteit = zedenkunde = zede = moraalwetenschap
Honolulu = Honoloeloe
stamtaal = moedertaal = moerstaal
haringvleet = drijfnet = vleet = haringnet
agitator = onrustzaaier = oproerkraaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = volksmenner = onruststoker = stokebrand = provocateur = volksleider = demagoog = paniekzaaier = woelgeest = opruier = herrieschopper
UNQ = rutherfordium
kleinkunst = floorshow = cabaret = floor-show = cabaretprogramma
onmogelijk maken = onbruikbaar maken = uitschakelen = deactiveren = ongeschikt maken = onklaar maken
Srbija = Servië
slibberigheid = gladdigheid = gladheid
verbruiksgoederen = consumptiegoederen = consumptie-artikelen
differentiëren = afleiden = onderscheiden = discrimineren
authenticiteit = echtheid = originaliteit
bericht = boodschap = tijding = mededeling = mare
heptagoon = zevenhoek
trustee = beheerder = mandataris
moord = sluipmoord = aanslag = manslag = oudste beroep ter wereld = moordenaar = doodslag = attentaat = huurmoord
geleuter = gebabbel = gezwets = gekwebbel = gekwetter = gezwam = gelul = geklets
Glute = bilspier
benedictijn = benedictines
stembriefje = stembiljet = kiesbriefje
snavel = waffel = bek = bekje = muil = wafel = snebbe = tater = kwek = nebbe = sneb = snater
avondje = soiree = overnachting = nachtje = nacht = avondpartij = avond
spetter = spet = meid = brok = poppetje = kanjer = pop = griet = stoeipoes = spat = babe = stuk = poes = lik
stuwdam = keerdam = waterdam = stuw = barrage = waterkering = dijk = dam = schut
olietanker = tankauto = tankwagen = olietankwagen
voorhangsel = doek = lijkkleed = gordijn
zee-engel = zeeduivel
cantus = tussenzang = lofzang = kerkgezang = kerkzang = hymne = loflied = gezang
storm = bui = gagel
rijshout = griend = rijs = griendhout = rotan
kleitablet = tafel
espressokoffie = espresso(-koffie) = espresso
festijn = banket = feestmaal = koningsmaal
etui = pennenzak
ambassade = ambassadegebouw
vervallen staat = bouwvalligheid
moerasgrond = moerasland = laagveen = ven = laagveengebied = moeras
woonsituatie = woonklimaat = woonomstandigheden
koeioneren = ontstemmen = pesten = kwellen = jennen = tergen = ergeren = irriteren = plagen = mishagen = misnoegen
pekelen = inpekelen = inzouten = zouten
technologie = techniek = toegepaste wetenschap
altruïst = filantroop
etage = etagewoning = wooneenheid = verdieping = appartement = flat = flatje = leefeenheid
telefax = fax
mandaat = resolutie = bevelschrift = decreet = orde = lastbrief = beschikking
officier van justitie = aanklager
zendpost = transmitter = zender = station = zendstation
knallen = falen = misgaan = floppen = uiteenspringen = uitspatten = mislopen = scheeflopen = mislukken = barsten = uiteenspatten
samentrekken = bekorten = versimpelen = verkorten
aardpeer = topinamboer
betekenen = notificeren = aankondigen = omvatten = notifiëren = behelzen = veroorzaken = aanduiden = publiceren = inhouden = bekendmaken = beduiden = met zich meebrengen = zeggen = tot gevolg hebben = neerkomen
intoxicatie = dronkenschap = vergiftiging = zatheid
stadskantoor = raadhuis = gemeentehuis = stadhuis
voorhof = voorportaal = portaal
houtblazer = hout
lintzaag = kettingzaag = bandzaag
geldzorgen = geldgebrek = geldnood = liquiditeitsproblemen
kleursel = kleurstof
godsoordeel = ordale = godsgericht
slier = sliert = trits = ris = rist = rits = serie
ploffen = ontploffen = exploderen
afkraken = kraken = afbreken = afkammen = afzeiken = veroordelen = afgeven = neerhalen
botergeel = narcis = gele narcis = anatto
trapas = krukas = pedaalas
uitstel = respijt = onderbreking = verlet = procrastinatie = verwijl = schorsing = vertraging = prorogatie = getalm = verschuiving = opschorting = oponthoud = verdaging = temporisatie
ontknopen = uiteenrafelen = ontraadselen = ontwarren
kinderpek = meconium = darmpek
kromme = rondingen
aan de borst(en) drukken = omarmen = omvatten = in de armen nemen = knuffelen = omhelzen = omvangen
opera = operagezelschap
misten = nevelen = bewolken
lorgnon = pince-nez = knijpbril = face-à-main = lorgnet = neusknijper = handbril
handelsbank = commerciële bank = financieringsbank
demasqué = ontmaskering
koperen ploert = Zon = zonnetje = zon
reikhalzen = dorsten = snakken = hunkeren = verlangen = hongeren = smachten = haken = zuchten
intellect = intelligentsia
plusfour = knickerbocker = kuitbroek = drollenvanger = kniebroek = pofbroek
set-uppen = set uppen
hoofdkantoor = hoofdzetel = hoofdbureau = hoofdkwartier
vensterluik = rolluik = luik = blind = raamluik
tv-serie = televisieserie = televisiefeuilleton = tv-feuilleton = vervolgserie = serie
college = scholengemeenschap = maatschappij = kamer = parochieschool = genootschap = comité = commissie = academie = cie = faculteit
sjirpen = tsjirpen = tjirpen = striduleren
eufonie = welluidendheid
publicatie = publikatie
onderproductie = onderproduktie
zure kers = kriek = morel
duivel = Boze = demon = Beëlzebub = monster = brutaaltje = deugniet = mefisto = droes = satan = lucifer = Mefisto = demoon = Satan = hellevorst = verduiveld = morgenster
trapper = pedaal = voetpedaal
noenmaal = lunch = middagmaal = twaalfuurtje = (licht) middagmaal = middageten
september = herfstmaand
meerderjarigheid = mondigheid
schalie = steenklei
platformschoen = platform = podium
gigolo = manhoer
administreren = leiden = besturen = beheren
bewoner = inwoner = inzittende = ingeburgerde = pachter = huurder = stamgast = ingezetene
anemograaf = speler = deelnemer
esp = klaterpeppel = trilpopulier = ratelpopulier = ratelabeel = ratelaar
dukatengoud = bladgoud = goudblad
ontworteld = uitgeroeid = verdelgen = ontwortelen
spin-off = bijeffect = bijverschijnsel = bijwerking = neveneffect
wrakstuk = wrakstukken
brancard = baar = draagbaar
pelvis = bekken = bekkengordel
automonteur = mechanicien = monteur = mechanicus
scheefte = scheefheid
gisten = stoken = fermenteren = werken
hypotheek = krediethypotheek
catcher = achtervanger = vanger
druivesap = druivensap
probeersel = wagen = proef = inspanning = ijveren = onderneming = test = poging
wetenschapsleer = kennistheorie = epistemologie = wetenschapstheorie = wetenschapsfilosofie
draw = gelijkspelen = puntendeling = gelijkspel
Kaap-Verdische Eilanden = Kaapverdië = Kaapverdische Eilanden = Kaap-Verdische eilanden
ondermaanse = aardkloot = aarde = wereld = wereldbol = Aarde = aardbol = aardrijk
verdrogen = uitdrogen = droogvallen = ontwateren = draineren
hinkelen = hinkelspel = hinkspel
ranja = sinaasappellimonade = appelsiensap met spa bruis = orangeade = appelsienlimonade
kustvaarder = kustschip = kuster = coaster = kustvaartuig
klimmen = beklauteren = oplopen = beklimmen = omhoogklimmen = opstijgen = stijgen = bestijgen
januari = louwmaand
multiplicator = multiplier = factor = vermenigvuldigingsfactor = vermenigvuldiger
pluriformiteit = heterogeniteit = range = variabiliteit = diversiteit = verscheidenheid = pluraliteit
schrijfmachine = typemachine
stuiptrekking = krimping = convulsie = kramp = stuip = spierkramp = spasme
vertigo = duizeling = duizeligheid = draaiing = suizeling
beeldsnijkunst = beeldhouwkunst = sculptuur = plastiek = glyptiek = beeldhouwen
floszijde = floss = tandzijde
druiper = gonorroe
jeansbroek = blue jeans = jeans = spijkerbroek
gehoormeter = audiometer = sonometer
verstuiver = vernevelaar = bloemenspuit = flitspuit = plantenspuit
dierenarts = veearts = veterinair
beheerraad = raad = bestuur = raadscollege = directie = board
halfduister = schemer = schemerlicht = schemering = halfdonker = schemerdonker = schemerduister = deemstering
snaarinstrumenten = karakterreeks = keten
petitie = verzoek = rekest = vraag = aanvraag = petitionnement = smeekschrift = verzoekschrift
samenroepen = beleggen = samenkomen = uitschrijven
etterblaasje = pukkel = puist
ambtenaar = staatsdienaar = overheidsdienaar = officier = magistraat
indagen = dagen = dagvaarden
irrelevant = onbelangrijk
invoerbelasting = invoerrecht = invoerheffing = importheffing
rietstengel = riet = roe = rietstok
spieden = piepen = loeren
alternering = alternatie = verandering = variatie = alternantie = afwisseling
drankgebruik = alcoholgebruik
handelaar = verkoper = koopman = verkoopster = marketeer = koopvrouw
broodwinner = kostwinner = alleenverdiener
leenwoord = lening = bastaardwoord = krediet
imitator = nabootser = namaker = na-aper
dagregister = journaal = reisjournaal = logboek
aken = Aken
trompettist = trommelduif
glaspapier = roestpapier = schuurpapier = polijstpapier = zandpapier = schuurvel
sluimeren = doezelen = luimen = dommelen = tukken = soezen = schuilen = suffen = smeulen = broeien = dutten
stoffer = veer = tandenborstel = borstel = plumeau = kwast = veder
koningskaars = toorts
borstspeld = speld = broche = sierspeld
risico = onheilsdreiging = perikel = perikelen = dreiging = gevaar = kans
ablactatie = borstvoeding
plots = plotseling
sonar = sonarapparatuur
exces = overschot = uitwas = teveel = extravagantie = surplus = buitenissigheid = plus = buitensporigheid = overmaat
appel = naamafroeping = appelhout = appelboom
desambiguatie = ondubbelzinnig = disambiguatie
rizoom = wortelstok
verpachting = huurhuis = woning = huurwoning
loopplank = koebrug = loopbrug = gangboord
wintergoed = winterkleren
het hoofd bieden = tarten = uitdagen
olieveld = petroleumveld
attentie = opmerkzaamheid = oplettendheid = aandachtigheid = concentratie = aandacht
dagboekschrijver = journalist
aangeven = verklikken = bedriegen = terugverwijzen = verwijzen = refereren = verklappen = noemen = verklaren = verraden = verlullen = terugwijzen = misleiden
huisvuil = vuil = huisafval = vullis = afval = vuilnis
klimplant = slingerplant = klimmer = beklimmer
ontnuchtering = afknapper = ontgoocheling = onttovering = desillusie = teleurstelling
dwangnagel = nijdnagel = nijnagel = stroopnagel
RAM-geheugen = ram = RAM = werkgeheugen
patriot = chauvinist
Baäl = Baal
antinomie = tegenstrijdigheid = tegenspraak = paradox
financiën = geldmiddelen = thesaurie = geld = middelen = financiering = middel = vermogen
immunosuppressivum = immuunsuppressivum
manier van spreken = trope = troop = figuurlijke uitdrukking = stijlfiguur = beeldspraak
telecommunicatiesatelliet = communicatiesatelliet
misdienst = mis = massa = hoeveelheid
subspecies = ondersoorten = ondersoort
aanschijn = facie = smoel = tronie = snufferd = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk
solemniteit = plechtigheid = ceremonie
flessentrekker = nepper = oplichter = kwartjesvinder
handschrift = codex = poot = hand = Mevr. = geschrift
bijwoord = adverbium
stemspleet = glottis
bootwerker = dokwerker = havenarbeider = stuwadoor
anomie = wetsverkrachting
dieselmotor = diesel
zonnetent = zonnescherm = markies = luifel
vermenigvuldigen = multipliceren = verheffen = verveelvoudigen = voortpanten = voortplanten = vermenigvuldiging = reproduceren
schoenmaakster = schoenlapper = schoenmaker
abandonneren = afzien = prijsgeven = vaarwelzeggen = loslaten = opgeven = hangen = verlaten
telefoon = mobiele telefoon = hoe gaat het? = telefoontoestel
violoncello = cello
achtererf = achtertuin
beeldverhaal = stripboek = comic = stripverhaal = strip
veranderlijke = variabele
speelman = violist = vedelaar
beveiligingsapparatuur = inbraakbeveiliging
dobbelsteen = teerling
flonkering = schijn = schijnsel = schittering = glinstering = fonkeling = gloed
Mariakroon = mariakroon
bosbraam = braamstruik = braam = braambes
adervernauwing = stenose = vernauwing
Heilige Geest = parakleet
segment = bolsegment = geleding = metameer
tjirpen = tsjirpen = striduleren = sjirpen
dagster = morgenster
exploderen = ploffen = snel toenemen = uitbarsten = opblazen = ontploffen = losbarsten
metal = zware metalen
machismo = machogedrag = haantjesgedrag
lawaaioverlast = geluidsoverlast = geluidshinder
muskusrat = bisamrat
droogleggen = droogmaken = drogen = dehydreren
bloei = blom = bloempje = bloesem = bloem = bloemetje
zwemmen = baden
gearresteerde = gedetineerde = arrestant = gevangene
cicade = cicaden
onbewerkt = onveranderd
bedwingen = knechten = kleinkrijgen = onderwerpen = onderdrukken = supprimeren = beteugelen
visteelt = piscicultuur
capriolen = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bevlieging = caprice = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = frats = capriool = aandrift = gril = luim
uitstalkast = vitrine = inpakken
marxisme-leninisme = leninisme
vogelverschrikker = vogelschrik
Sri-Lanka = Sri Lanka
vredesluiting = pacificatie
visindustrie = visgrond = visserij
paralyseren = verlammen
wetteloosheid = regeringsloosheid = anarchie
directheid = rondborstigheid = openheid = oprechtheid = vrijmoedigheid = openhartigheid
praktijkruimte = behandelkamer
verdichting = bedenksel = hersenspinsel = fabeltje = cumulatie = accumulatie = concentratie = verzinsel = inventie = fictie = opeenhoping = ophoping = sprookje = agglomeratie = fabel = compressie = opeenstapeling = verdichtsel
likken = lekken = politoeren = polijsten
grillen = branden = roosteren = grilleren
vertolker = interpreet = tolk = vertaalster
grijs = gray = grijze
verlegging = afleidingsmanoeuver
kraamhulp = kraamverzorgster = baker
sneven = sneuvelen = vallen
sacraliseren = sacreren = heiligen = sanctifiëren = consecreren = sanctificeren = wijden = consacreren = zegenen = verheiligen
taartedeeg = roldeeg = taartdeeg
postkoets = karos = koets = diligence
visgraat = graat
Helleen = Griekse = Griek
wederkomen = wederkeren = weerkeren = weerkomen = terugkeren = herhalen
wrijvingsweerstand = frictie = wrijving
aanbidding = adoratie = verheerlijking = glorificatie = verering
weglating = deletie = omissie
weerman = weerprofeet = meteoroloog = weerkundige = weervrouw
aanvoer = aflevering = bestelling = bezorging = toevoer = levering = leverantie = afgifte
tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = dictatuur = monocratie = tirannie = autocratie
morsen = knoeien = vergieten = storten
affiche = poster = plakkaat = aanplakbiljet
vaatverkalking = atheromatose = arteriosclerose = aderverkalking
nijptang = nijper = pincet = splintertangetje = nageltang = knijptang = trektang = tang = spijkertang
begeleiding = hofstoet = ondersteuning = konvooi = vrijgeleide = aanwezigheid = accompagnement = steun = hofhouding = gevolg
uitklinken = klinken
zymose = fermentatie = gisting
Leo = leeuw = Leeuw
aarzeling = twijfel = onzekerheid = weifeling
welstand = welvarendheid = prosperiteit = voorspoed = welvaren
schavot = kansel = platform = erepodium = spreekgestoelte = ereschavot = estrade = preekstoel
tientje = joetje = tien
toegeeflijk = te veel eten = overeten = schrokken = schransen = brassen
libero = ausputzer
leer = leerstelling = touwladder = filosofie = ladder = trapleer = leerstuk = leder = geloofsartikel = dogma = trapladder = belijdenis = trap = prolepse = wijsbegeerte = theorie = isme = leerstelsel = doctrine = evangelie
extensie = uitstraling = uitzetting = uitdijing = ontwikkeling = verruiming = proliferatie = uitbreiding = vergroting = groei = expansie = toename
brandspuit = brandweerauto = brandweerwagen = waterspuit
opwaarderen = upgrade = revaloriseren = revalueren
kwaliteit = situatie = hoedanigheid = toestand = boel = bedoening = karakter
pretext = voorwendsel = smoes = schijngrond = mom = schijnreden = dekmantel
uitblussen = blussen = doven = uitblazen = uitdoven
precipitatie = sedimentatie
Maine = me = mij
rijksbegroting = miljardennota = budgettering = budget = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming
herschikken = reorganiseren = verzetten
munitie = wapen = ammunitie
schibbolet = sjibbolet = herkenningswoord = wachtwoord
schorten = missen = ontbreken = gebrek hebben = mankeren
debutant = beginneling = beginner = groentje = nieuweling = nieuwkomer
hartenjagen = harten
borduurwerk = borduursel
paradigma = productiemodel = toonbeeld = belichaming = prototype = voorbeeld
verbruiksartikel = gebruiksartikel
zwarte doos = black box = vluchtcomputer = registratiecomputer = vluchtrecorder = vluchtregistrator
rentevoet = rentestandaard = rentestand = disconto = rentepercentage
afslag bij afmijning = afslag
sodemiet = homoseksueel = sodemieter = geïnverteerde = flikker = gay = mietje = homoseksuele = poot = reetkever = homo = nicht = homofiel = holtor = bruinwerker
notitieboekje = cahier = schrift = optekenboekje = dictaat = dictaatcahier = dictaatschrift = schrijfschrift
samenzwering = samenspanning = collusie = conjuratie = complot = kuiperij = komplot = conspiratie = intrige
diep water = in moeilijkheden
voorspeler = centrumspits = puntspeler = spits = spitsspeler = voorhoedespeler = midvoor = aanvaller
dorst = koorts = honger = zucht = begeerte
heem = honk = home = woongelegenheid = woonruimte = woning = huis = tehuis = thuis = behuizing
tosti-ijzer = croque monsieur = croque-monsieur = tostiijzer
treuren = rouwen = betreuren = berouw hebben = weeklagen = klagen = spijten = bewenen
biaisband = boordband = biaislint = boordlint
opschrijven = boekstaven = optekenen
hartkramp = angina pectoris = cardialgie
zweepslag = whiplash
pollepel = rode lantaarn
hyperhidrosis = hyperhidrose
miliaria = gierstuitslag
onderdrukker = alleenheerser = autocraat = monocraat = despoot = dictator = dwingeland = tiran
aanbellen = aanschellen = bellen
luchtsprong = stoeien = stoeipartij
buigzaamheid = wendbaarheid = smeedbaarheid = inschikkelijkheid = flexibiliteit = consideratie = kneedbaarheid = gehoorzaamheid = soepelheid = taaiheid
doodhongeren = verhongeren = rammelen
bouwkundig = architectonisch
pick-up = grammofoon = platenspeler = draaitafel
pergola = prieel
boekmaker = bookmaker
afknagen = aanspitsen = snijden
wachter = maan = satelliet = voogd = wacht = verdediger = bijplaneet = waker = beschermheer = wachtpost = voogdes = beschermer = behoeder = bewaker = trawant = maand
proefbuis = reageerbuis
zatheid = dronkenschap = intoxicatie
neigen = gelijken = overhellen = lijken op = tenderen = aarden = lijken = hellen = trekken
sliding = duik = duikvlucht
wisseling = wissel
erysipelas = roos = wondroos = belroos
schaaldieren = crustaceeën
tevredenstellen = voldoen = vergenoegen = bevredigen = troosten
eeltknobbel onder grote teen = hallux valgus
negatie = ontkenning = ontkenningswoord = neen = nee = afwijzing = verloochening
drift = zinnelijkheid = sensualiteit = geilheid = wellust = begeerte
voordrachtkunst = welbespraaktheid = welsprekendheid = elocutie
atmosfeer = dampkring = ether = stemming = sfeer = lucht = klimaat
basisvorming = aarding
celkern = kern = nucleus
zelfbewustheid = zelfverzekerdheid = aplomb = zekerheid = zelfvertrouwen
damesdubbel = damesdubbelspel
Fransman = Française = Franse
reisgenoot = tochtgenoot = metgezel = medereiziger
truttebol = tuttebel = boerentrien = troel = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = totebel = trien = kuttekop
plantaarde = bladgrond = humus = humusgrond = molmgrond = tuingrond = teelaarde = bladaarde = tuinaarde
gemaaktheid = affectatie = onechtheid = onnatuurlijkheid
een ruk geven = sjorren
know-how = vakkennis = vakbekwaamheid
notenbalk = balk
wegschuiven = wegduwen
chaoot = warhoofd
weerlicht = bliksemflits = bliksemschicht = bliksem
kunstgreep = handigheid = maniertje = trick = toer = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = truuk = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef = sluwheid
deeltal = teller
gemiezer = miezer = drupregen = motregen
rhenium = renium
aardbei = aardbeiplant
breedte = wijdte
pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
latwerk = lijstwerk = traliewerk = vakwerk
opruien = aansporen = ophitsen = provoceren = aanhitsen = opjutten = aanzetten = opzetten = porren = opstoken = aanstoken
herenkapper = haarkapper = kapper = coiffeur
berekenen = uitwerken = becijferen = calculeren = uitrekenen = rekenen = plannen
missaal = kerkboek
binnenplaats = binnenhof = plaats
groenten = bladgroente = vegetabiliën
deurwaarder = drost = baljuw = drossaard = stadsbode
kiesheid = fijngevoeligheid = tact = diplomatie = discretie
benedenverdieping = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = bel-etage = beletage = eerste verdieping
kroeg = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = pub = dranklokaal
workmate = bank = werkbank
avondeten = diner = souper = avondmaal = eten = etentje = avondmaaltijd
wraak = revanche = vergelding = vindicatie = wraakneming = repercussie = vendetta
opkalefateren = opschikken = toiletteren = optutten
koorhek = koorafsluiting
buggy = wandelwagen = kinderwagen
hypocrisie = farizeïsme = huichelarij = bigotterie = femelarij = gefemel = schijnheiligheid = veinzerij = kwezelarij
mesencephalon = middenhersenen
zondigen = ontsporen = schenden = dolen = overtreden = overschrijden = dwalen
edict = bevelschrift
proppenschieter = speelgoedpistool = schietgeweer = karabijn = kinderpistooltje = pistooltje = geweer = schietijzer = spuit
quizleider = quizmaster
rondsjouwen = sjouwen = meesleuren = torsen = meeslepen = meezeulen = zeulen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen
dieptepunt = nulpunt = laagtepunt = laagterecord
verbruiken = leeghalen = verbranden = eten = opruimen = maaltijden = tafelen = consumeren = nassen = leegmaken = nuttigen = bikken = uitputten
levermos = leverkruid
rijgen = vastrijgen = aanrijgen
gezichtspunt = zienswijze = blik = optiek = oogpunt = beschouwing = gezichtshoek = visie = invalshoek = standpunt = zienswijs = kijk
hechten = blieven = vasthouden = houden van = believen = vastzetten = houden = geven = gek zijn op = mogen = moeten = hangen = vastzitten
voortslenteren = rondslenteren = flaneren = slenteren = wandelen = kuieren
schuurpapier = roestpapier = glaspapier = polijstpapier = zandpapier = schuurvel
doffer = duif = haan
tricot = jersey
piscicultuur = visteelt
mannetje = man = baas = mens = jongen = manspersoon = heer = kerel = meneer = vent = broger = heerschap = klant = pief = basserool = knaap = gast = pik = mannetjesdier
waterlander = traan = waterlanders
oninbaar = onherstelbaar
vuurvlieg = glimworm = vuurvliegje = gloeiworm
poets = paskwil = grol = glans = poetsmiddel = glansmiddel = grap = streek = mop = scherts = gekheid
tegenstelling = onderscheid = verschil = contrast = antithese = contrasteren = afsteken
uitlegging = tekstverklaring = bijbelverklaring = exegese
Bulgarije = bulgarije = Republiek Bulgarije
putwater = grondwater = welwater = bronwater
zijstraat = dwarsweg = zijweg
bestedingsnota = miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming
aanschellen = aanbellen = bellen
verspreidingsgebied = bereik
priores = moeder-overste = abdis
iris = regenboogvlies
bulldozer = laadschop = shovel = grondverzetmachine
pluimstrijker = vleier = mooiprater
likkepot = index = wijsvinger
grondstof = hulpbron = natuurlijke hulpbronnen = materiaal = materie = basis = natuurlijke hulpbron = hoofdbestanddeel
begeleider = geleider = geleidster
videofilm = televisieshow = film = televisie = video
kantoorbediende = klerk = commies = kantoorpik
homofilie = bestialiteit = homoseksualiteit = zoöfilie
lithologie = steenkunde
hand = klavier = fik = klavieren = klauwen = tengels = vlerken = handschrift = klauw = poot = fikken = kluif = knijper = handdruk
oerprincipe = grondstelling = hoofdregel = grondregel = maxime = basisprincipe = grondbeginsel = beginsel = principe
liquidator = moordenaar = vereffenaar
volksverlakker = bedrieger
handlijnkunde = chiromantie = handleeskunst = chirologie
gezegde = proverbium = uitdrukking = zegswijze = spreekwoord = spreuk = expressie = leenspreuk = spreekwijze = predikaat = taaluiting = uiting
gebaar = geste = wenk = teken
wereldruimte = wereldruim = ruim = universum = al = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte
bloedband = bloedverwantschap = familiebetrekking = parentage = verwantschap = verwantschapsbetrekking
bankroet = faillisement
gewichtigheid = significantie = importantie = betekenis = gewicht = belang = waarde = zwaarte
fabriekshal = werkvloer
pleepapier = toiletpapier = wc-papier
bloedwei = serum = bloedserum
harses = kersepit = hoofd = hoofdje = bolletje = knikker = kersenpit = kanis = kop = knar = test = kruin = bol
gehalte = volume = kaliber = allooi = inhoud
waterlanders = traan = waterlander
kilte = kou = frisheid = kilheid
devoot = pieus = religieus = godzalig = godsvruchtig = godvrezend = vroom = godsdienstig = gelovig
junctie = vereniging = samenvoeging = aggregatie = conjunctie
sacharose = suiker = saccharose
schransen = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = overeten = verslinden = vreten = schrokken = metselen = slokken = brassen = te veel eten = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen = toegeeflijk
ferry = veer = ferryboot = pont = veerboot = pontveer = veerpont = veerdienst
pulp = papierbrij = papierpap
discobar = ballroom = dansgelegenheid = dancing = danstent = balzaal = discotheek = danszaal = disco
roodharige = rode = rooie
vesper = vespers = avondster = nachtkeers = middelste teunisbloem
trom = trommel = drum = kalfsvel
mensengeslacht = menselijkheid = mensdom = mensheid = wereld
algemene verkiezingen = parlementsverkiezing = parlementsverkiezingen
labda = lambda
vrijspraak = absolutie
krabbelschrift = hanenpoten = kriebelpootje = kladschrift = gekriebel = hanepoten = krabbelpootje
kreukelig = rimpelig = gerimpeld
omgekeerde = tegenvoeter = tegenovergestelde = tegengestelde = antipode = pool = tegendeel
construeren = assembleren = in elkaar zetten = samenkomen = samenstellen = monteren = opbouwen = componeren
samenvoeging = vereniging = junctie = aggregatie = conjunctie
gevelbekleding = schoeiing = beschoeiing
armoedegrens = bestaansminimum
verkenningspatrouille = patrouille
grasmaaimachine = maaier = grasmaaier
carotine = caroteen
zandplaat = verzanding = zeebank = zandbank
bang zijn = schrik hebben = vrezen = aanhikken = opkijken = duchten = schrik hebben van = opzien
kwinkslag = geestigheid
exploitant = bedrijfsleider = manager = uitbater = beheerder = dirk = directeur
geval = kwestie = samenloop = case = aangelegenheid = toestand = toeval = probleem = thema = belang = zaak = coïncidentie = affaire = casus
dikkerd = bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = vetzak = vleesklomp = fats
indammen = inkrimpen = volstaan = terugdringen = limiteren = begrenzen = bepalen = beperken = inperken
gedrag = wijze = manier = gedragswijze = gedragingen = houding
pimpelaar = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
trens = kabelwartel
roodijzererts = hematiet
duikster = duiker = kikvorsman
andersvalide = mindervalide = invalide
moella = wetgeleerde = schriftgeleerde
recht op = aanspraak = uitkering
acrobaat = kunstenmaker
gierbrug = kabelpont = gierpont
onderkleren = lingerie = onderkleding = ondergoed
Amerikaans = Amerikaans Engels = Amerikaans-Engels
citroensap = citroen
stoeptegel = tegel = steen = plavuis = trottoirtegel
mariuhanaroker = potroker
optimistisch = opgewekt
ontsnappen = ontglippen = onderbreken = ontsnappen aan = ontlopen = ontvluchten = weglopen = vlieden = spankeren = ontgaan = wegvluchten = knijpen = ontkomen = demarreren = wegspringen = vluchten = voorbijgaan
zuurzak = zuurzakvrucht
losbinden = ontbinden
bitch = kutwijf = kankerwijf = slet = kreng
triomfboog = zegeboog = erepoort = ereboog
irredentistisch = irredentistische
aanklagen = beschuldigen = aanspannen = voor het gerecht dagen = klagen = afkeuren
Schot = Schotse
neusverkoudheid = kou = verkoudheid = rinitis
Urologie = urologie
geldspecie = muntgeld = specie = metaalgeld = muntspecie
naaktloper = naturisten = nudist = naturist
sterrenkijker = sterrenwichelaar = astroloog = sterrekijker
doordringbaarheid = doorlaatbaarheid = doorlatendheid = doorstroming = doorstroombaarheid
glief = schriftteken
iconoclasme = beeldstorm = beeldenstorm
kattemuziek = kattenmuziek = ketelmuziek
treilnet = kuil = trawl = trawlnet = treknet = treil = sleepnet
breeuwen = kitten
kalabas = kalabasfles
baard = snor = knevel = snorbaard = braam = baardhaar = snorrenbaard = gezichtshaar
vensterkozijn = raamkozijn
dubbelganger = evenbeeld
klodde = lompen = vod = lap = lor = tod
douceur = drinkgeld = fooi = tip
opspelden = vastprikken = spelden
braakmiddel = spuugmiddel = emeticum = kotsmiddel
gerechtsgebouw = justitiepaleis
ontraadselen = uiteenrafelen = ontknopen = ontwarren
onderzoeking = proefneming = toets = toetssteen = proef = test = experimenteren = experiment
prijken = pronken = uitpakken
zelfmedelijden = zelfbeklag
neerhalen = deemoedigen = kleineren = kraken = afbreken = afkammen = slechten = afzeiken = omlaaghalen = slopen = humiliëren = onderuithalen = afkraken = veroordelen = vernederen = afgeven
vulgariseren = populariseren
bruidsmars = trouwmars = bruiloftsmars = huwelijksmars
esculaap = geneeskundige = arts = dokter = geneesheer = heelmeester = pil = medicus
zirkoon = zirkonium
appendicitis = blindedarmontsteking
geestigheid = kwinkslag = plaisanterie = joke = koddigheid = witz = gebbetje = bak = grap = mop
vrouwelijkheid = matriarchaat
Tarsier = spookdiertjes
afzetting = aanzetting = aanslag = sedimentatie = sediment = amputatie
katholicisme = Katholicisme = Katholizism
roerend goed = privébezit = have = goed = privé-bezit
stoeien = rollebollen = dollen = steigeren = raggen = spelen = rondhuppelen = robbedoezen = ravotten = stoeipartij = rondspringen = dartelen = luchtsprong
vlekkoorts = scarlatina = scharlakenkoorts = roodvonk
luchtschroef = schroef
maanziekte = gekheid
ik-vorm = eerste persoon
keukenpapier = weefsel = zijdepapier
wafel = snavel = waffel = tater = kwek = muil = snater
zwavel = solfer = sulfer
bekering = conversie
schrijver = kopiist = krantenredacteur = redactrice = bewerker = schrijfster = auteur = editor = kopiïst = redacteur
röntgenstraling = röntgenstraal = x-stralen = x-straal = röntgenstralen
nestkastje = vogelhuisje = vogelkastje = columbarium
reclametermijn = verwijt
samenstellen = assembleren = construeren = in elkaar zetten = samenkomen = bij elkaar flansen = monteren = opbouwen = componeren
pangea = Pangaea
naast elkaar plaatsen = naast elkaar leggen
pokken = pokziekte = pok = variola = kinderpokken
straalkanker = noma = hoefkanker
urineafdrijvend = plaspil = diureticum
lichtgelovigheid = goedgelovigheid
doodsmak = kropper
accusatie = klacht = incriminatie = beschuldiging = aanklacht = tenlastelegging = telastlegging
zending = gezantschap = afvaardiging = deputatie = missie = toezending = vertegenwoordiging = legatie = boodschap = delegatie
Tweestromenland = Mesopotamië
meedelen = waarschuwen = mededelen = communiceren
caleidoscoop = toverkijker
hazevlees = hazenvlees
vake = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater
zigzag = zigzaggensgewijs = zigzaggen = Zigzag
enthousiasmeren = begeesteren = motiveren = opwarmen
markgraaf = markies
naaktrecreatie = nudisme = naturisme
martini = Martini
aqua vitae = brandewijn = brandy
ruitersport = paardrijden = paardesport = rijkunst = paardensport
jubelfeest = jubelfeestje = jubileum = jubeljaar
schoonbroer = zwager
windstreek = windhoek = windrichting = streek = hemelstreek = kompasstreek = kompasrichting
status quo = status-quo
verheviging = escalatie = stijging = uitbreiding
thermosfles = thermos
tegenactie = tegenwerking = neutralisatie
stipulatie = proviso = beding = voorwaarde = bepaling = mits = modaliteit = voorbeding
order = bevel = gebod = commando = sommering
tantalium = tantaal
wedergeboorte = zielsverhuizing = revitalisering = opleving = opbloei = transmigratie = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = hergeboorte = metempsychose = revival = herleving = palingenese = oprisping
drie-in-de-pan = plaatkoek
courtoisie = wellevendheid = beleefdheid = hoffelijkheid = ridderlijkheid
recht = jurisprudentie = berechting = rechtspraak = judicatuur = rechtvaardigheid = justitie = gericht = gerechtigheid = rechtsgeleerdheid
kuiser = schoonmaker
rendement = oogst = doelmatigheid = efficiëntie = opbrengst = vrucht
beheerst = onderdrukt
temperen = ontkrachten = verdunnen = afzwakken = verzwakken = verzachten
regelaar = regulator = besturing = ritselaar
achtkantig = achthoekig
behaagzucht = koketterie = coquetterie
griffie = kanselarij
krenking = kwetsing = belediging = schoffering = insultatie = spot = affront
arbeidsproduktiviteit = arbeidsproductiviteit = productiviteit = produktiviteit
gonorroe = druiper
legaat = erflating = versterving = nuntius = boedel = successie = versterf = erfenis = erfgoed = vermaking = nalatenschap
koffer = valies = kofferbak = letterbak = slurf = laadruimte = letterkast = letter
opvoeren = optreden = amplificeren = vergroten
ommetje = wandeling = loopje = voettocht = voetreis
dieverij = diefstal
rassenhaat = racisme = rassenongelijkheid = rassehaat = rassendiscriminatie
donatrice = donateur
zijbalkon = balkon
metten = dagopening = morgengebed = morgenwijding = ochtendwijding
vuilnishoop = vuilnisbelt = afvalstortplaats = stortplaats
gangreen = afsterving = necrose
outfit = tenue = opstaan
winkel = kledingmagazijn = confectiezaak = modezaak = zaak = boetiek = modemagazijn = kledingzaak = shop = nering
blonde man = vlaskop
knipkaart = seizoenkaart = jaarkaart
kussen = schokdemper = zoenen = schokbreker = hoofdkussen = kussentje = peluw = oorkussen = band
werkplunje = bedrijfskleding = beroepskleding = vakkleding = werkkleding
voleinden = afronden = volbrengen = voleindigen = klaarkrijgen = afkrijgen = gereedkomen = voltooien = afmaken = afkomen
scene = milieu = leefwereld = kring = wereld = omgeving = leven
getalvers = tijdvers = jaartalvers = jaardicht
alimentatiegeld = alimentatie = onderhoudskosten
gatenmetiel = gortemetiel = vergiet
engelbewaarder = beschermengel = bewaarengel = schutsengel = genius
vrucht = rendement = fruit = zaadbol = oogst = ooft = opbrengst = foetus = embryo
empowerment ' = volmacht = machtiging
delikaat = ragfijn weefsel
fijne mijnheer = fijne meneer = hoge piet = banjer
afstompen = demoraliseren = vervlakken = ontmoedigen = moedeloos maken
bemind maken = gunst = in het gevlei komen
a = A = la
inzakken = zakken = doldraaien = inklappen = afbrokkelen = uit elkaar vallen = doordraaien = instorten
maatregel = stap = fase
Spik = Spanjool = Iberiër = Spanjaard
mobiele telefoon = telefoon
eiwit = albumine = proteïne
vuilnisbelt = vuilnishoop = asbelt = vuilstortplaats = afvalstortplaats = deponie = stort = ashoop = stortplaats = afvalhoop = afvalstort = asvaalt
pousseren = lanceren = verbreiden
beschaving = civilisatie = cultuur = ontwikkelingsniveau
volwasseneneducatie = volwassenenonderwijs = andragogiek = tweedekansonderwijs = andragogie = tweede-kansonderwijs
staking = werkonderbreking
knecht = assepoes = meid = assepoester = hulp = waterdrager = helper = assistent = dienstknecht
zomersproet = sproet = zomersproeten = efelide
spade = schep = spa = schup = schoppen
grondeigendom = latifundium = grootgrondbezit = landadel = grondbezit
zandgebied = kustgebied = kuststreek = litoraal = getijdenzone
wanordelijkheid = roerigheid = chaos = pandemonium = desorganisatie = ordeloosheid = wanorde = gekkenhuis = puinhoop
antigen = antigeen
vervloeken = verwensen = vervloeking = verdoemen = vloek = vermaledijen
vrachtcedel = carga = laadbrief = vervoerbiljet = vrachtbrief
assumptie = presuppositie = postulaat = suppositie = hypothese = basisbegrip = premisse = grondbegrip = presumptie = vooronderstelling
bezichtigen = opzoeken = bezoeken
Acheron = schimmenrijk = onderwereld = Tartarus = Hades
ontvolking = bevolkingsafname = bevolkingsdaling
overklassen = overtreffen = overtroeven
contra-attaque = tegenaanval = tegenzet
sensibiliteit = gevoeligheid
geschenk = gift = schenking = dotatie = uitreiken = gave = cadeau = donatie
herbicide = onkruidverdelger = onkruidverdelgingsmiddel
juriste = meester = rechtsgeleerde = wetgeleerde = jurist
zenuwinzinking = zenuwcrisis
gems = zeemleer = zeem
verguizen = kleineren = belasteren = beschimpen = ridiculiseren = bespotten = honen
leuren = uitventen = dealen = aan de deur verkopen = venten = colporteren
dualisme = ambivalentie = dubbelheid = dualiteit = tegenstrijdigheid = tweeslachtigheid
drogen = droogleggen = dehydreren = luchten = ventileren = opdrogen = droogmaken
tweeling = tweelings-
priesterschap = priesterambt
honderdman = centurio
appelmoes = flauwekul = appelcompote
watervogel = drijfsijssie = watervogels
visitatie = kerkvisitatie
verovering = onderschikking = submissie = onderwerping
métier = professie = stiel = beroep = post = werk = functie = baan = positie = dienstverband = betrekking = job = vak
zeilrace = zeilwedstrijd
reünie = samenloop = hereniging = rally = bijeenkomst
kandijsuiker = kandij
beklimming = bestijging = stijging = opklimming = opkomst = opstijgen = klim = beklimmming = Hemelvaart = hemelvaart
zijn biezen pakken = vertrekken = drossen = wegrennen = zich stilletjes uit de voeten maken = zich terugtrekken
saamhorigheid = gemeenschap = broederschap = broederlijkheid = verbondenheid
liefdesaffaire = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding
patstelling = hopeloosheid = uitzichtloosheid = impasse
donkerblauw = marineblauw
vertebraat = gewervelde dieren = werveldier
spookdiertjes = Tarsier
takelage = worstelen
barrage = keerdam = stuwdam = schut = stuw
sneeuwbril = schutbril = motorbril = stofbril = veiligheidsbril = uilenbril
verbondenheid = gemeenschap = saamhorigheid = broederschap = broederlijkheid
zilverwerk = bestek = zilver = tafelzilver
neerschrijven = componeren
mensachtigen = Hominidae = hominidae
leuk vinden = lusten = mogen = aangetrokken voelen tot = houden van = graag hebben
cateraar = cateringbedrijf
oedeem = waterzucht = zwelling = zucht = hydropsie
paviljoen = tentoonstellingsterrein = legertent = feesttent = kermistent
constellatie = sterrenbeeld = gesternte
tussenstation = oponthoud = pitstop = tussenstop = terminal
klei = leem = kleigrond
escargot = slakken
tevreden stellen = verzoenen = matigen = sussen = kalmeren = bedaren
interimaris = plaatsvervanger = plaatsbekleder = reservist = substituant = substituut
vergiftenleer = toxicologie
zuilenbestel = verzuiling = sektarisme
uitbouwen = vermeerderen = uitbreiden
diazepam = valium
voorzienining = inrichting = gemak = faciliteit
verrassing = surprise = verbluffing = verwondering = stomme verbazing = verbazing = bevreemding = verbijstering
oostnoordoosten = ENE
configuratie = fysiek = vorm = staat = toestand = conditie
analfabeet = ongeletterde
onwil = weerzin = afkeer = onwilligheid = aversie = balorigheid = tegenzin
chef-d'oeuvre = hoofdwerk = meesterstuk = gildeproef = proefstuk = meesterwerk
garage = garagebedrijf
komst = overkomst = aankomst
leergierigheid = weetgierigheid
beëdigde schriftelijke verklaring = beëdigde verklaring
hondenjong = hondejong = puppy = pup
verwaand heerschap = windbuil = gaai = kwastl
beschuldigen = inwrijven = aanrekenen = aantijgen = nadragen = voor het gerecht dagen = imputeren = klagen = aanklagen = verwijten = aanwrijven
kleinsnijden = snijden = versnijden
paardentram = paardetram
motregenen = druppen = miezeren
gezworenen = jury
uitgeversbedrijf = uitgeverij
sinusitis = voorhoofdsholte-ontsteking = bijholteontsteking = voorhoofdsholteontsteking
schroef = krul = spin = wervelbeweging = helix = werveling = luchtschroef = effect = propeller = schroeflijn = spiraallijn = spiraal
vlaskop = blonde man
solstitium = zonnestilstand = zomerpunt = zonnewende
gezant = renbode = ijlbode = koerier = boodschapper = bode = afgezant = afgevaardige = heraut
koffiekeuken = kitchenette = keukentje
valies = koffer
springen = breken = voordringen = wippen = pieken = sprong = oppakken = paardensprong = paardesprong = opspringen = uitstaan = uitspringen = uitsteken = opschrikken
chemicaliënindustrie = chemisch product = chemische substantie = chemicaliën = chemische stof
doorweken = weken
wasgoed = was
gewriemel = gekrioel
zelfonderricht = zelfontwikkeling = zelfstudie
donkeren = verduisteren = verdonkeren = kleuren = maken
waterhoogte = waterpeil = waterstand
kettingroker = kettingrokster
oliejas = oliepak
operatie = heelkunde = operatiekamer = spreekkamer = chirurgie
liefdesrelatie = avontuurtje = liaison = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding
krachtmens = ribbemoos = krachtpatser
zabberen = Slabber = kwijlen
rood = keel
restauratie = rehabilitatie
derde = terts
frietkot = snackbar = buffet = stationsrestauratie
exhumatie = opgraving
supplement = addendum = appendix = aanvulling = suppletie = bijvoegsel = aanhangsel = addenda = toevoegsel
beet van een slang = slangenbeet
schoudertas = pukkel
hoefijzerboog = hoefijzer
intoneur = stemmer = pianostemmer
zelf-contemplatie = zelfwaarneming = zelfreflectie = introspectie
voetgangersoversteekplaats = zebra = zebrapad = oversteekplaats
slikgas = brongas = moerasgas = moerasdamp
sequoia = reuzenpijnboom
gemeentepils = kraanwater = kraantjeswater = leidingwater
BoPeep = Kiekeboe = kiekeboe
WC = doos = toiletpot = toilet
jatten = roven = gappen = ontvreemden = stelen = pikken
bruinijzersteen = limoniet
sponsoren = denigreren
nevelblusser = brandblusser = annihilator = brandblusapparaat = blusapparaat = extincteur
New York = New York City
aanwerven = rekruteren = aanmelden = lichten = inschrijven = opgeven
liefdesbetuiging = liefdeblijk
bontmuts = pelsmuts
heksenmeester = magiër = duivelskunstenaar = tovenaar = tovenares
transcriberen = romaniseren
polsteren = stofferen = bekleding
poesje = kattepoes = poes
cipresseboom = cipres = cipressenboom
banketwinkel = banketbakkerswinkel = confiserie = office
bord = plaat = regeltafel = dashboard = schild = gerecht = schakelbord = schakelpaneel = schakeltafel = paneel = dienblad = taloor = bedieningspaneel = controlebord
telefoontoestel = hoe gaat het? = telefoon
oculairlens = oculair
geldmiddelen = financiën = thesaurie = geld = middelen = middel = vermogen
smoes = voorwendsel = schijnreden = pretext = schijngrond = mom = dekmantel
ju-jitsu = jioe-jitsoe
roffelaar = beunhaas = klungel = kluns = knoeier = prutser = blunderaar = stumper = stoethaspel = sukkel = klungelaar
refugié = Huguenot = hugenoot
geriefelijkheid = comfort = aangenaamheid = gerieflijkheid = gerief = gemak
boei = keerboei = kluister = ton = boeien
hardlijvigheid = verstopping = verstoptheid = obstipatie = constipatie
autorijschool = rijschool
aboulie = willoosheid
beagle = snuffelaar = brak
vermenigvuldiger = multiplier = factor = multiplicator = vermenigvuldigingsfactor
beschadiging = kwetsing
begroten = budgetteren
veertigtal = veertig
marktprijs = markt = marktkoers
bloemkroon = kroon
voorstellen = typeren = introduceren = raden = inbeelden = proponeren = nagaan = verzinnebeelden = veronderstellen = verbeelden = representeren = inleiden = presenteren = imagineren = overwegen = indenken = fantaseren = symboliseren = staan = speculeren
plaatsvinden = overkomen = voorkomen = voordoen = voorvallen = wezen = tot stand komen = optreden = doorgaan = gebeuren = plaatsgrijpen = spelen = zijn = bestaan = plaatshebben = worden = voltrekken = overstag gaan
bladknop = Alphekka
limabonen = limaboon
Vlaanders = Frans-Vlaanderen = Vlaanderen = Vlaamse gemeenschap
ding = kind = kwestie = minderjarige = zuigplek = zuigvlek = aangelegenheid = zaak = specialiteit = uitpuilen = voorwerp = affaire = zuigzoen = jongeling = jongere
wuiven = zwaaien
doei = vaarwel = tot ziens = dag = goedendag = doeg
maatschappijwetenschap = sociale wetenschappen
Delft = plateelwerk = plateelgoed
beep = pieptoon
ophaalbrug = klepbrug = klapbrug = hefbrug = wipbrug = basculebrug = valbrug = hameibrug
consument = verbruiker
mistellen = vertellen = verrekenen
ereteken = versierselen = gedenkpenning = medaille = eremetaal = insigne = erepenning = distinctief = onderscheiding = plak
protesteren = klacht neerleggen = steigeren = bewijzen = afwijzen
hierarchie = hiërarchie = rangorde
oever = rivier oever = kust = Lakeside = rivieroever = meeroever
belanden = terechtkomen
pedanterie = waanwijsheid = boekengeleerdheid
dienstregeling = cedel = tabel = ceel = programma = planning = tafel
scrum = worsteling om de bal
zaaigoed = plantgoed
lampepit = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = kousje = kaarslemmet
paartijd = bronsttijd
brillenkoker = brillenhuis
sop = sopje = zeepsop
oktober = wijnmaand
verzekeringsexpert = actuaris = verzekeringswiskundige
kinderzegen = kroost = grut
spreekvaardigheid = welsprekendheid = eloquentie = welbespraaktheid
mystificatie = oplichterij = zwendelarij = verneukerij = bedrog = kloterij = verlakkerij = grap = bedotterij = veinzerij = beduvelarij = bedriegerij = misleiding
zomerkleding = zomergoed = zomerkleren
armoedzaaier = bedelman = bedelaar
colbert(jas) = colbert = colbertjas
schoffering = kwetsing = belediging = insultatie = spot = affront = krenking
niet-nakoming = wanbetaling = in gebreke blijven
tijdopneming = tijdwaarneming
elektronische post = mail = email = e-mail
teken = aanwijzing = geste = overblijfsel = grafeem = prognosticum = letter = omen = gebaar = symbool = karakter = wenk = voorteken = spoor
schraalheid = magerheid
brongebieden = bovenloop
sjamberloek = huisjas = kamerjas = ochtendjas = peignoir
cassetterecorder = cassettespeler
carga = vrachtcedel = laadbrief = vervoerbiljet = vrachtbrief
verzendingslijst = adreslijst = mailing list = verzendlijst
eradiatie = uitstraling = irradiatie
ritueel = ceremonie = rite = gewoonte
vaststellen = bepalen = stellen = beschikken = constateren
insekt = nietsnut = beestje = insect
kosmopolitisme = wereldburgerschap
zuurmeting = acidimetrie
operatekst = libretto
buitmaken = veroveren
typemachine = schrijfmachine
spellen = neerpennen = schrijven = pennen
onzuiverheid = onreinheid
bedrijfskapitaal = werkkapitaal
minnelijk = vriendschappelijk
redelijkheid = billijkheid = gelijk
bekeerling = convertiet
bedrijfskunde = bedrijfsleer
melder = alarminstallatie = alarminrichting = alarm
puk = hummel = dreumes = krummel = kleuter = wurm = kabouter = kruimel = dreutel = keutel = peuter = ukkepuk
keus = keuze = selectie
oudgediende = oorlogsveteraan = oud-strijder = veteraan = oldtimer = old-timer
smaakstof = smaak = nasmaak = bijsmaak = smaakje
zeedeining = rolling = deining = golfslag
openbreken = kraken = forceren
schrijftafel = schrijfbureau = bureau = lessenaar
symptoom = aanwijzing = aanduiding = indicatie = vingerwijzing = verschijnsel = indicie
ril = kerf = inkeep = keep = inkeping = groef
verbijzonderen = specificeren = specificatie
oudheidkundig = archeologisch
hartenbreker = hartslag
indrogen = schrompelen = verschrompelen = verdorren = ineenschrompelen
hertenbok = hertebok
snuiven = awoert = boe = uitjouwen = snuiftabak
maagdenvlies = maagdelijkheid
folk = folkmuziek = etnische muziek
asepsis = asepsie = desinfectie = ontsmetting = aseptie
haringnet = drijfnet = haringvleet = vleet
afgodendienst = afgoderij = Baälsdienst = idolatrie
doorvoer = transitogoederen = debiet = doorstroom = theodoliet = passage = doorvaart
boekenvreter = boekworm = lettervreter = boekenworm = boekenwurm
handhaven = overleven = trotseren = overblijven = voortleven = voortduren = voortbestaan = houden = bewaren = behouden = leven
lakleer = lakleder
col = rolkraag = coltrui
hoentje = hoen = patrijs
donderbeestje = blaaspoot
schakelkamer = controlekamer = regelkamer
toelaatbaar = toelaatbaarheid = geoorloofd
medewerking = hulpverlening = hulp = bijstand = hulpbetoon = assistent = steun = assistentie
neurose = neuroticisme
verwachting = afwachting = vooruitzicht = perspectief = prospect
stukgaan = breken = stukmaken = kapotgaan = schiften = doorbreken = overtreden = begeven = bezwijken
H-bom = waterstofbom
raddraaier = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = stoker = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = belhamel = paniekzaaier = woelgeest = opruier = herrieschopper
wetswijziging = amendement
zangeres = zanger
aanwrijven = inwrijven = beschuldigen = aanrekenen = aantijgen = nadragen = imputeren = schelden = op het matje roepen = verwijten = berispen
bronzen = snurken = meuren = rusten = slapen = maffen = keveren = knorren = pitten
snelbus = exprestrein
draagas = wielas = as
tussenregering = interimregering = interim-regering = interregnum
middenblad = pin-up
opheffing = abolitie = afschaffing = suppressie
argumenteren = beargumenteren = gronden = baseren = funderen = onderbouwen
herstellingsvermogen = rek = veerkracht = elasticiteit
trouwreceptie = bruiloftsmaal = receptie
afvaardigen = deputeren = toewijzen = delegeren
zolder = zolderkamer = plankier = zoldering = vliering
maxime = grondstelling = hoofdregel = grondregel = oerprincipe = basisprincipe = grondbeginsel = beginsel = principe
stenose = adervernauwing = vernauwing
zeiltocht = rondvaart = cruise = kruisvaart = boottocht
pully = pulli
gunst nota = voorslag
kinderkleren = kinderkleding = kindergoed
grondwaterspiegel = grondwater = freatisch water = grondwaterstand
séjour = oponthoud = verblijf
polyandrie = veelmannerij
Slavisch = Slavische taal
broeksband = gordelriem = ceintuur = band = riem = rokband = gordel
verwarmen = warmen
deelnemersveld = veld
Spanjool = Spik = Spanjaard = Spaanse = Iberiër
tutten = beiden = lijmen = neutelen = dralen = talmen = treuzelen = dreutelen = teuten = lijntrekken
gerinkel = geschal = metaalklank = gekletter
beregening = bevloeiing = irrigatie = besproeiing
te horen zijn = beschikbaar hebben
toegangsdeur = hal = entree
persoonsnaam = voornaam = antroponiem
puree = slemp
huren = bezighouden = inhuren
charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichting = oplichterspraktijken = bedotterij = afzetterij = geldklopperij = oplichterspraktijk
terugdringen = inkrimpen = terugdrijven = volstaan = terugslaan = indammen = limiteren = afstoten = begrenzen = bepalen = beperken = inperken = terugduwen
vredekus = vredeskus
geloofsartikel = leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = dogma = belijdenis = prolepse = wijsbegeerte = isme = doctrine
losnemen = loskrijgen = ontrafelen = losmaken = losdoen
uitscheiding = afscheiding = secretie = daarmee uit
hogedrukpan = drukpan = snelkoker = snelkookpan = pressurecooker
verkiezingsbijeenkomst = fractie
zendeling = missionaris
moppentrommel = geldkistje
eierschelp = eierschaal = eierdop
starten = aangaan = inzetten = opvatten = instellen = aanvangen = aanvatten = openen = aanzetten = entameren = beginnen = opstarten
ruwe aardolie = ruwe olie = petroleum = petrolie = aardolie
overacteren = dramatiseren = overdrijven = met opzet overdrijven
misbruik = wangebruik = beschimpingen = mishandeling
bosaanplanting = herbebossing
bondgenoot = vrind = zakenvriend = vriend = bondgenote = compagnon
gunst = genade = gunstbewijs = bemind maken = in het gevlei komen
kribbebijter = nijdas = zuurpruim = kribbenbijter = azijnpisser = galbak = nurks = kniezer = sacherijn = chagrijn = netenkop
nikker = roetmop = zwarte = neger = negerin = moor
zoontje = jochie
demotie = degradatie
executeren = terechtstellen = uitvoeren
pachtsom = landhuur = pachtgeld = huur = pacht
opleven = opbloeien = bijtrekken = herrijzen = doen herleven = aantrekken = herleven
fik = klavier = hand = klavieren = klauwen = tengels = vlerken = klauw = poot = fikken = kluif = knijper
koestal = koeienstal = stal = veestal
amfibrache = amfibrachys
geleerde = hooggeleerde = techneut = opinieleider
regenstorm = hoosbui = plensbui = stortbui
grote mond = grote bek = lip = tegenspraak
ingewikkeldheid = complexiteit
necrologium = necrologie
hasjroker = blower = walvisachtigen
doordouwer = doorbijter = knokker = aanhouder = vechter = doorzetter = volhouder = blijver
prestatie = welslagen = verwezenlijking = heldendaad = realisatie = exploit = wapenfeit = voltooiing = succes = daad
leisteen = kandidatenlijst = bon = schoolbord = lei
sputum = slijm
collage = montage = beeldmontage = mozaïek = zijn tijd ver vooruit
snoek = geep = zeilvissen
motivatie = considerans = grond = afweging = ratio = bewijsgrond = onderwerp = motief = argument = beweeggrond = overweging = reden = consideratie = motivering = beweegreden = drijfveer
kattepoes = poesje = poes
vergunnen = volmachtigen = machtigen = committeren = mandateren = autoriseren
verloofd = verloofde
vraagstuk = kwestie = vraag = probleem = opgaaf
hartzakje = pericard = pericardium
watermeter = fluviometer = stroommeter = hydrometer
zich omkleden = kenteren = veranderen = keren
mycologie = mycetologie
hollen = hardlopen = draven = rennen = galopperen
legioen = drom = mensenmassa = heir = myriade = massa = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = schaar = volk = menigte = legerschaar = hele volksstammen = mensenzee = meute = sleep = schare
kerngedachte = hoofdpunt = hypostase = essentie = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = essentialia = bijzonderheid
vercommercialisering = commercialisering = verzakelijking
arsenaal = wapenarsenaal = verzameling = wapenmagazijn = accumulatie = wapenopslagplaats = wapenkamer = wapenhuis = wapendepot = collectie = tuighuis
militaire dienst = dienstplicht
plaket = gedenksteen = plateau
k.g.v. = kleinste gemene veelvoud
nering = shop = winkel = zaak
toerfiets = phaëthon
grondverzakking = verzakking
baguette = stokbrood = Frans brood
proveceren = aanmoedigen = stimuleren
verstajem = notie = benul = onderkenning = besef = begrip
uitstippelen = ontwerpen = uitdenken = verzinnen = bedenken = concipiëren = plannen = vinden
wereldbrand = conflagratie = wereldoorlog
kantwerk = lacetwerk
vrouwenclub = zusterschap
essence = aftreksel = parfum
volkenkunde = etnologie = rassenkunde = volkskunde
fietstaxi = riksja = betjah
van plan zijn = willen = intenderen = bedoelen
sluitingstijd = sluitingsuur
bruisen van aktiviteit = zieden = koken = schuimen
koelvloeistof = koelmiddel
aanstoker = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper
pocketboek = pocket = zakuitgave
merken = gewaarworden = opmerken = ontwaren = bemerken = bekennen = waarnemen
kanonnade = geschutvuur = spervuur = artillerievuur = kanonvuur = versperringsvuur = artilleriebeschieting
kikker = kikvors = pad
baljuw = drost = deurwaarder = drossaard = stadsbode
het-woord = onzijdig = neutrum
braguette = schaambuidel
oogpunt = zienswijze = blik = optiek = beschouwing = gezichtshoek = visie = gezichtspunt = invalshoek = standpunt = zienswijs = kijk
hoofdopzichter = superintendent = supervisor = opzichter
donderslag = donder
graanvrucht = graanvruchten
Westerlijke Sahara = Westelijke Sahara
houtvezelplaat = houtboard = board = plank
annulering = tenietdoening = afgelasting = annulatie = intrekken
hakbord = snijplank
netenkop = nijdas = zuurpruim = kribbenbijter = azijnpisser = galbak = nurks = kribbebijter = kniezer = sacherijn = chagrijn
ongelijksoortigheid = heterogeniteit
pruldichter = rijmelaar = poëtaster
huis van correctie = tuchthuis
versloffen = verzuimen = verwaarlozen = verslonzen
wandkleed = verhanging = behang
ruche = lub
buisstuk = schepel
klankbekken = bekken = cimbaal
agogie = maatschappelijk werk = welzijnswerk
zakkenvuller = profiteur = krentenpikker
ponskaartlezer = kaartlezer
schouwmantel = schoorsteenmantel = schouw = schoorsteen
vestingwal = bastion = wal = muur = verschansing = bolwerk = burgwal = schans
teer = koolteer = hars = pek = pik
interface = koppeling = gebruikersinterface = raakpunt = aansluiting = poort
Rijn = rijn
lood = ik zoek een baan = richtlood = meetlood = schietlood
norm = graadmeter = criterium = toetssteen = normering = standaard = maatstaf
huwelijksgeschenk = huwelijkscadeau
voorafje = hors-d'oeuvre = voorgerecht = entree = aperitief
grabbelen = graaien
achtervoegsel = suffix
binnenlaten = toegang verlenen = toelaten = inlaten
sprits = zandgebak
verlossen = redden = behouden = bevrijden = omzetten = inlossen
niet toestaan = vernietigen = afraden = verbieden = verbannen = niet toestaan = afkeuren
maangestalte = maanfase
trailer = aanhanger = bakkie = achterligger = oplegger = bijwagen = aanhangwagen
baptisterium = doopkapel = doopvont = fontein = wijwaterbekken
sevilla = Sevilla
doodslag = oudste beroep ter wereld = moordenaar = moord = manslag
ritselen = organiseren = ontfutselen = versieren = regelen
maquilleren = grimeren = schminken
dodenmars = treurmars
dichtheidsmeter = densimeter
overlap = overlapping
biotechnologie = ergonomie
treurlied = klaagzang = lamento = treurdicht = klaagdicht = treurzang = elegie = klaaglied
onbeperktheid = volstrektheid
losbarsten = losbreken = uitbarsten = uitbreken = exploderen
wichelaarster = toekomstvoorspeller = kaartlegger = waarzegger = wichelaar = kaartlegster
gaai = Vlaamse gaai = kwastl = windbuil = verwaand heerschap
hedjra = uittocht = leegloop = exodus
bureaucraat = apparatsjik
rot = deskundoloog = deskundige = kenner = expert = connaisseur = autoriteit = specialist
homo sapiens = mens = ziel = mensachtige = mensenkind = sterveling
slijmachtig = flegmatiek
c-sectie = hysterotomie = sectio caesarea = sectio = keizersnede
bevatten = gelijkstaan = snappen = begrijpen = bestaan = volgen = doorhebben = doorzien = inhouden = vatten = verstaan = weten
automobiel = auto = zweefbaan = automaat = kabelbaan = kar = wagen = machine
misprijzen = afkeuring = reprobatie
tafelgoed = tafellinnen
snipper = papiersnipper
kolom = column = rubriek = ante = pilaar = zuil = pijler
sorteerband = loopband = lopende band = transportband
bruidsjapon = trouwjurk = trouwkleed = bruidsjurk
muntspecie = muntgeld = specie = metaalgeld = geldspecie
overheersing = heerschappij = overmacht = suprematie = dominantie
counter = toonbank = aanrecht
selecteren = blieven = schiften = uitverkiezen = opteren = believen = kiezen = uitzoeken = uitkiezen
badmode = badkostuum = zwemkostuum = zwempak = badpak
binnenlopen = binnenkomen = binnentreden = invallen = binnenvaren
hijacken = kapen
lolmaker = boemelaar = pretmaker = zwelger = fuifnummer = feestnummer = feestvierder = feestneus
ongesteldheid = maandbloeding = teneergeslagenheid = maandstonden = menstruatie
lepra = melaatsheid
evenwijdigheid = parallellie
hondeteek = hondenteek
opgaan = uitstrekken = strekken = valideren = kloppen = opraken = uitkomen = vigeren = opkomen = gelden
huishoudster = huishoudhulp
enthousiasteling = partijgenoot
nijper = pincet = splintertangetje = nageltang = knijptang = trektang = nijptang = tang = spijkertang
schipper = schippersvrouw = binnenschipper
bondsbons = hoge ome
domper = tegenslag = strop
waarmerken = authentiseren
stellage = stelling
stadswal = stadsmuur
bijspijkeren = bijwerken
regeerperiode = regering = regeringsperiode = bestuur = troon = heerschap = bewind = heerschappij = regeringstijd
lastpost = klojo = klier = ettertje = pijn = lastpak = stoorzender = lomperd
inprenten = inranselen = inscherpen = doordringen = inpeperen = instampen
verliezer = mislukkeling = kneus = wanboffer = schlemiel = kneusje = loser = pechvogel
godvruchtigheid = godsvrucht = piëteit = devotie = toewijding = godsdienstzin
goedmaken = verzoenen = vergoeden = compenseren
commandant = bevelhebber = gezagvoerder = overste = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = potentaat = legercommandant = machtswellusteling = commandante = legeraanvoerder = dictator = bevelvoerder = aanvoerder = tiran
kwijl = speeksel = geneuzel
verkiezingsprogram = verkiezingsprogramma
bewolkingsband = wolkenband
diagonaal = hoeklijn
gaskachel = gashaard
hagendoorn = hagedoorn = meidoorn = steendoorn
confessie = credo = geloofsbelijdenis
dik = droesem = wijndrab = depot = drab = grondsop = wijndroesem = droes = moer
varkenshouderij = varkensfokkerij
verwereldlijking = secularisatie = ontkerkelijking
sponzen = spons
elektrische installatie = elektriciteitsnet = schakelschema = bedrading = schakelingen = schakelsysteem
derstigste = dertigste
uitvlakken = gummen = gommen = wegvagen = uitvagen = wegvegen = stuffen
amethist = amethyst
babysitter = babysit = kinderzitje
runderlapje = bief = steak = biefstuk
kraaiepootje = kraaienpootjes = kraaiepootjes = kraaienpootje
wijzen op = aanduiden = duiden = wijzen
compact-discspeler = cd-speler = C.D.-speler
Amerikaanse torenvalk = torenvalk
beslistheid = intentie = constantheid = vastberadenheid = bestendigheid = voornemen = volharding = vasthoudendheid = standvastigheid
lingua franca = Koinè = voertaal
stripboek = stripverhaal = beeldverhaal = comic = strip
inventie = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = verzinsel = fictie = sprookje = fabel = verdichtsel
laagveengebied = moerasland = laagveen = ven = moerasgrond = moeras
opsporingsambtenaar = detective = rechercheur = speurder
huidkleur = huidskleur = kleurtje = teint = kleur = gelaatskleur
fecaliën = drek = excrementen = excrement = ontlasting = faeces = poep = vuiligheid = derrie = stront = ba = faecaliën = uitwerpselen = schijt = kak = drol = uitwerpsel = afgang = beer = feces
trapleer = trapladder = touwladder = trap = ladder = leer
oceaniden = oceanide
groeihormoon = somatotropine = somatotrofine
trappen = scheppen = trap = schoppen
voorouder = voorvader = patriarch = stamvader = voorzaat = antecedent
aanzijn = voortbestaan = leven
omnibus = boemeltrein = dubbeldekker = lokaaltrein = bus = lokaaltje = stoptrein = klein busje = boemeltje = autobus
lengtegraad = Lengtegraad
buideldier = buideldieren
sits = chintz
aarden = gelijken = lijken = lijken op = neigen = trekken
luchtverkenning = fotoverkenning
gitaarspeler = gitariste = gitarist
radioscoop = röntgenapparaat = fluoroscoop
neuroticisme = neurose
gedaante = verschijningsvorm
ragebol = verfomfaaien
omverpraten = bewegen = overreden = bewerken = omturnen = platpraten = overtuigen = ompraten = bepraten = meekrijgen = overhalen
kleurenblindheid = daltonisme = achromatopsie = achromasie
fotoscoop = fotometer = lichtmeter
spier = spierweefsel = halm
financieren = bekostigen
veekoek = oliekoek = lijnkoek
twijfelzucht = ongelovigheid = ongeloof = scepticisme
maaien = wegmaaien
sportschoen = vluchtsimulator
riet = rietstengel = roe = rietje = rietstok
incident = gebeurtenis = conflict = slag = strijd = episode = veldslag = gebeuren = voorval = zeeslag
oneerlijkheid = schelmenstreek = ontrouw = leugenachtigheid = valsheid = bedriegerij = bedrog = corruptie
afwegen = uitknobbelen = knobbelen = wegen = uitmikken = doordenken = uitkienen
discuteren = discussiëren = parlementeren = redetwisten = disputeren = redekavelen = bomen = twisten
zuiderstorm = zuidenwind = sterke zuidelijke wind
Zuid-Sotho = Sesotho
kunsttaal = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = hulptaal = spreektaal = volkstaal = Bargoens = vaktaal = kringtaal = jargon = groepstaal = argot = slang = vakjargon
verwarmingselement = radiator
rond de pot draaien = draaien = dubbelzinnig spreken = liegen = terugkrabbelen = afwijken = om iets heen draaien = om de hete brei dansen
Stier = stier
zegellak = zeehond = lak = verzegeling
opoe = grootje = bes = oma = bomma = grootmoeder = omoe = grootmama
antichambre = hal = entreehal = vestibule = inkomhal = hall
Saudisch = Saudi-Arabisch
opduiken = opdiepen = stoten = te voorschijn komen = opduikelen = tegenkomen = stuiten = aanlopen = aantreffen
databank = informatiebank = database
brommen = klagen = grommen = knorren = mopperen
bruine rat = rat = rioolrat
landelijkheid = rusticiteit
trochaeus = trocheus = trochee
doedelzakblazer = liervis = doedelzakspeler = schelvisduivel
toneelgezelschap = troep = toneelgroep
diakritisch teken = diakriet
grondvesten = gronden = stichten = funderen = vestigen
moerstaal = moedertaal = stamtaal
rijbaan = rijweg
instorten = ineenstorten = doldraaien = inklappen = ineenzakken = uit elkaar vallen = doordraaien = inzakken
expediënt = redmiddel
barbier = figaro = dameskapper = friseur = coiffeur = kapper = hairstylist = haarknipper
juweel = pronkjuweel = prachtstuk = sterretje = kleinood = pracht = edelgesteente = prachtexemplaar = kwarts = edelsteen
staatssteun = overheidssubsidie = subsidie = betoelaging = rijkssubsidie = rijksbijdrage = overheidssteun
kruim = broodkruimel = kruimel = morzel = broodkruim
fanfare = trompetten
stoeipartij = stoeien = luchtsprong
afmieteren = afkukelen = afdonderen = afgooien
winterwortel = winterpeen
ambtsopvolger = opvolger
prof = professional
farizeeër = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = schijnheilige = hypocriet
besturingseenheid = centrale verwerkingseenheid = processor = besturingsorgaan = CPU = CVE = mainframe
afgezant = afgevaardige = gezant
volkstaal = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = argot = slang = volksmond = vakjargon = Bargoens = kunsttaal
reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart
hoofdje = knikker = harses = kersenpit = tas = kruin = bol = kersepit = hoofd = bolletje = kanis = kop = knar = test = opschrift
garen-en-bandwinkel = kledingwinkel
kliekjes = etensresten
in de steek laten = opgave = abandonnement = overlating = overgave = verlating = afstand
gander = gent = ganzerik = mannetjesgans
melk = spint = sap
schutkleur = camouflagekleur
abstinent = asceet
kopen = aankopen
mercurius = kwikzilver = kwik
vergadering = beraadslagingen = convent = overleg = conventie = beraadslaging
prepositie = voorzetsel
lichtje = lamp = licht = kookplaat = kookplaatje = theelichtje
rob = zeehond
poppenspel = marionettenspel = poppentheater = marionettentheater = poppenkast
afgestudeerde = abituriënt = oud-leerling
soort korenbloem = knoopkruid
bufferfonds = reservefonds = reserve
credit = krediet
tomatensap = tomatesap
Reynard = Reinaart
hui = kaaswei = wei = melkwei = melkserum = portel
pok = pokziekte = variola = kinderpokken = pokken
deurknop = deurklink = klink
tegenover stellen = vergelijken
reservaat = parklandschap = park
extraatje = toegift = toemaatje = gratificatie = bonus = douceurtje
alleseter = omnivoor
theehuisje = zomerhuis = tuinhuisje = prieel
theezakje = theebuiltje
druivenpers = wijnpers
kanselrede = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = sermoen = prediking = predikatie = homilie
overleving = natuurlijke selectie
proefschrift = scriptie = doctoraalscriptie = dissertatie = thesis = these
versmallen = vernauwen
deeltjesversneller = cyclotron = elektronenversneller = versnellingsmachine = versneller
kantine = schaftlokaal = cafetaria
levenslange gevangenisstraf = levenslang
schaamspleet = kut = muis = vagina = pruim = doos = trut = schede = poes = vulva = mossel = spleet
plantehaar = plantenhaar = haar
veerloon = passagier = veergeld = vervoersprijs
ETA = èta
short = shorts
gebruiksartikel = verbruiksartikel
kurkentrekker = kurketrekker = trekker
liquideren = ombrengen = omleggen = mollen = doden = om zeep helpen = killen = om het leven brengen = vermoorden = koud maken = afmaken
Welsh = Kymrisch
straatweg = weg = baan = straat = steenweg
voortbestaan = handhaven = overleven = trotseren = overblijven = voortleven = bestaan = voortduren = verderleven = existeren = aanzijn = leven
factotum = duvelstoejager = duivelstoejager = duizendpoot = manusje-van-alles
occident = avondland = westen
steekmug = knutten
verneuken = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen
verdenking = wantrouwen = achterdocht = suspicie = argwaan = argwaan koesteren
egghead = intellectueel = highbrow
toneelscherm = scherm = doek = decorstuk = toneelgordijn = coulisse
legereenheid = krijgsmachtonderdeel = legeronderdeel = legerformatie = legerafdeling
demagoog = agitator = volksmenner = volksleider
terugkomen = teruggaan = terugdraaien = keren = retourneren = weeromkomen = terugkeren
tegenzitten = tegenlopen
Dueler = Tegenstander
woongedeelte = vertrekken
halstouw = halster
zweefvlieger = deltavlieger = deltavliegtuig = delta = windglijder = kielvlieger
opsmukken = optuigen = decoreren = opsieren = tooien = versieren = sieren = vergulden = optooien = verfraaien
achternagaan = volgen
botontkalking = osteoporose = ontkalking
lab = labo = laboratorium = praktijklokaal
bankzitter = reservespeler = reserve = bankspeler
somatotrofine = groeihormoon = somatotropine
opbollen = bollen
bevestigen = affirmeren = erkennen = toegeven = bekrachtigen = beamen = bekennen
kroonlijst = deklijst
accoucheur = gynaecoloog = vroedvrouw = verloskundige = baker = kraamvrouw
emoticon = smiley
struikgewas = haagbos = bosje = kreupelbosje = bosschage = bosage = hakhoutbosje = struweel
vakjargon = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = Bargoens = kunsttaal
meconium = kinderpek = darmpek
meetkundige plaats = localiteit
homoseksuele = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = gay = mietje = poot = reetkever = homo = nicht = homofiel = holtor = bruinwerker
nuance = kleurschakering = schakering = tint
eilandengroep = archipel = eilandenrijk
centrale verwerkingseenheid = processor = besturingsorgaan = CPU = CVE = besturingseenheid = mainframe
atoomgewicht = atoommassa
foniek = fonologie = klankleer
oprichten = stichten = instellen = opvoeden = institueren = kweken = grootbrengen
legpuzzel = puzzel
chirurgie = heelkunde = operatiekamer = operatie = spreekkamer
stelen = roven = gappen = verdonkeremanen = jatten = ontvreemden = ontwenden = pikken
hazelmuis = slaapmuis = relmuis
stoppelbaard = stoppel
kompel = houwer = mijnwerker = koempel
carrosseriebouwer = wagenmaker
gegevens = informatie = gegeven = data
getuigenverhoor = enquête = geloofsonderzoek
papier = paperassen = blaadje = vel = flapje = prent = handelspapier = biljet = flap = document = blad = bankbiljet = papieren = bankje = velletje = briefje = brief = bankbriefje = banknoot
Epirus = Epiros
intelligentsia = intellect
deurbel = klingel = zoemer = huisbel = bel = ding-dong
kippenhok = hoenderhok
chillen = geliefkoosde plaats = vakantieoord
stookplaats = haard = open haard = schouw
brem = doornstruik = duindoorn = gaspeldoorn
pleura = borstvlies
overschoen = soort spatbord = galoche
vertegenwoordiging = gezantschap = afvaardiging = deputatie = missie = legatie = delegatie = representatie = zending
verstekbak = verstekblok
béarnaisesaus = bearnaisesaus
staatsgreep = putsch = coup
condenseren = neerslaan
zandstorm = stofstorm = sirocco
van mening verschillen = tegenstemmen
cashew = cachou
grondboor = fretboor
vervoer = transport = overlading = transportmiddel = vervoermiddel = overslag
rolbezem = luiwagen
onderhuid = Derma = huid = vel = skinhead
uitwateringssluis = spuisluis = spui = zijl = verlaat = sluisdeur = sluis
kneuzing = contusie = kneuswond = bloeding
classificatie = categoriseren = plaats
neveninkomsten = emolumenten = bijverdienste
warmwaterketel = stoomketel = ketel = verwarmingsketel = cv-ketel
bries = zefier
vloeibaarheid = fluïditeit = vloeibare toestand
waterwerktuigkunde = vloeistofdynamica = hydrodynamica
schaftlokaal = cafetaria = kantine
galopperen = hardlopen = draven = hollen = rennen
heggeschaar = haagschaar = heggenschaar
taaislijmziekte = cystische fibrose = mucoviscidose
puseyisme = ritualisme
ondernemingsgeest = handelingsdrang = ondernemingszin = initiatief = ondernemingsdrang
mopperkont = brombeer = nijdas = brompot = mopperaar = zuurpruim = nurk = grompot = knorrepot = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor
onweerswolk = stapelwolken = cumulonimbus
musicus = muziekbeoefenaar = muzikant = instrumentist = speler = musicienne = instrumentalist = toonkunstenaar
bijlage = addendum = nawoord = epiloog = narede = bijvoegsel = nabericht
dienster = serveerster
klopper = gard = garde
plaats van gebeuren = oord = plaats
magneetband = band = cassettebandje = audiocassette = tape = geluidsband = bandje = geluidscassette = cassetteband
ophoping = verdichting = cumulatie = accumulatie = concentratie = congestie = opeenhoping = conglomeraat = agglomeratie = opeenstapeling
arbiter = umpire = referent = scheidsrechter = fluitist = bemiddelaar = scheids
bloedcel = bloedlichaampje
's Gravenhage = Den Haag = hoe ouder hoe zotter
passagiersschip = passagiersboot
zegswijze = idioom = frase = proverbium = uitdrukking = spreekwoord = gezegde = expressie = leenspreuk = spreekwijze
opkikkeren = opknappen
reçu = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart
reisbestemming = reisdoel = bestemming
verpleeginrichting = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardenoord = bejaardentehuis = ziekenhuis = bejaardenhuis = gasthuis = kliniek = ziekenzaal = verpleeghuis = verzorgingscentrum = hospitaal = verpleegtehuis
onderrok = jupon
New England = Nieuw-Engeland
zinnen = besef = aanspreken = behagen = appeleren = aanstaan = liggen = lijken = bewustzijn = zin = bevallen
vervorming = verrekking = misvorming = verwringing = scheeftrekking = deformatie = schering
opschorten = vertragen = verschuiven = uitstellen = opschuiven = talmen = oponthoud = rekken = verdagen
garneersel = garnituur = garnering
arrangement = zetting = bewerking = oplossing = regeling
rugsteun = ruggensteun
Europa = vlinders in de buik hebben
maanzaad = papaverzaad
transliteratie = transcriptie
ampul = flesje = fiool = medicijnflesje
geesteswetenschap = alfawetenschap = alfawetenschappen = humaniora = kunst = geesteswetenschappen
splijten = deling = afscheuring = avulsie
vocabulaire = woordenschat = woordenlijst = lexicon = vocabularium
badkostuum = badmode = zwemkostuum = zwempak = badpak
kaars = cd = candela
soul = ziel = mensenziel = animus = geest = psyche
tegenstrijdigheid = ambivalentie = dubbelheid = incoherentie = inconsistentie = tegenspraak = paradox = discordantie = antilogie = dualisme = inconsequentie = dualiteit = contradictie = strijdigheid = antinomie = tweeslachtigheid = onsamenhangendheid
levensverhaal = biografie = levensgeschiedenis
gemeentesecretaris = secretaris
theedoek = handdoek = keukendoek = afdroogdoek = keukenhanddoek
verrassen = bevreemden
staket = staketsel = palissade = stek
braintrust = denktank
meubelstuk = meubilair = meubel
decompressieziekte = duikersziekte = caissonziekte
houvast = grip = sluiting = greep
profiteur = zakkenvuller = krentenpikker
Verenigde Arabische Emiraten = VAE
genre = aard = soort = vormgeving = categorie = ras = stijl = type
antecedent = antecedenten = jurisprudentie = voorouder = precedent
verzanden = dichtslibben = doodlopen = aanspoelen = aanslibben
bruidsschat = bruidschat = weduwgift
stuurwiel = rad = stuur = wiel
halsader = kropader
complex = samenstel = twaalftonenreeks = chromatische toonladder = aggregaat
verschijning = gelaatsuitdrukking = apparitie = openbaring = visioen = epifanie = Driekoningen
deformeren = misvormen = vervormen = verdraaien = verwringen
zilversmid = edelsmid
schaambuidel = braguette
allegatie = quotatie = citaat = aanhaling = quote
brugwerk = brug
Babylon = Babel
appartement = etagewoning = etage = flat = flatje = leefeenheid = wooneenheid
steltwortel = luchtwortel = steunwortel
toneelmeester = inspeciënt = inspiciënt
plateelwerk = Delft = plateelgoed
handelsreiziger = handelsagent = factor = vertegenwoordiger = factoor = agent
cumulatie = pool = cumulus = verdichting = accumulatie = concentratie = opeenhoping = ophoping = agglomeratie = opeenstapeling
uithollen = opdelven
vorderingen = vordering = vooruitgang = progressie = continuïteit = voortgang
geitenleer = geitevel = geitenvel
ohmmeter = weerstandmeter
Verenigde Staten = VS = Amerika = USA = Verenigde Staten van Amerika
koolstofkringloop = koolstofcyclus
synchronie = synchroniciteit = synchroon = gelijktijdigheid
liefhebbend = liefdevol
valuta = munt = munteenheid
warnet = labyrint = wirwar = warwinkel = doolhof = kluwen
plof = bromfiets = brommer
durf = flinkheid = vastberadenheid = stoutmoedigheid = guts = lef = levendigheid = karakter = onbezonnenheid = koenheid = dapperheid = onverschrokken = roekeloosheid = courage = onversaagdheid = temperament = branie = moed = vermetelheid
onderhorige = ondergeschikte = mindere
moleculairgewicht = moleculegewicht = molecuulgewicht
inschuchteren = intimideren
zonnebaden = bakken = zonnen
sneeuwbank = sneeuwduin
borstvoeding geven = de borst geven
poortdeksel = Deadlight
waardin = restauranthouder = herbergier = waard = restaurateur
bedingen = stipuleren = garanderen = specificeren = conditioneren
nevelvlek = nevel = melkweg = melkwegstelsel
condensator = capacitor = filter
sport = trede
koopvaardijvloot = koopvaart = handelsvloot = koopvaardij
fellatio doen = pijpen = afzuigen
achterbak = kofferbak = bagageruim = kofferruimte
aftasten = speuren = analyseren = fouiller = naspeuren = keuren = examineren = fouilleren = onderzoeken = vorsen
mamma = borstklier = melkklier = mam = mama
renpaard = koerspaard
gok = waagstuk
kruitdamp = pulverdamp
bordenwasser = afwasser = glazenspoeler
soeplepel = juslepel = eetlepel = opscheplepel = sauslepel
axilla = oksel
kruideniersmentaliteit = pietluttigheid = benepenheid = bekrompenheid = kleingeestigheid = dorpsmentaliteit
jaar = klas = planeetjaar
cerussief = looderts
cafe = herberg = pension = hospies
aanroepen = inroepen = beroepen
kersenboom = kers = kerselaar
grijpen = vastpakken = arrest = pakken = vasthouden = nemen = stilstand = aanhouding = vastnemen = vangen = vastgrijpen = wachten = beetkrijgen = vatten = graaien = arrestatie = grissen = beetpakken = toegrijpen
bolsjewisme = collectivisme = leninisme = marxisme
meteoroloog = weerprofeet = weerman = weerkundige = weervrouw
aanhanger = aanhangwagen = discipel = apostel = adherent = acoliet = bakkie = adept = achterligger = volger = trailer = leerling = volgeling = oplegger = bijwagen
komposiet = composiet
zwam = paddestoel = op het puntje van zijn tong = schimmel = paddenstoel
mensdom = menselijkheid = mensengeslacht = mensheid = wereld
brandweerman = pompier = spuitgast
kernbom = kernwapen = A-bom = atoombom
pet = kap = klak = muts
fotoverkenning = luchtverkenning
invalide = mindervalide = andersvalide
concept = kladversie = opvatting = kladje = ontwerp = praatstuk = begrip = aanzet = model
laadruimte = kofferbak = slurf = koffer
autoclaaf = drukketel = drukvat = sterilisator
heksernij = hekserij
zwaartepunt = hoofdpunt = essentie = kern = grond = kernpunt = hoofdzaak = bijzonderheid = hypostase = kerngedachte = wezen = substantie = kwintessens = primaat = essentialia
wateroverlast = watersnood = inundatie = overstroming
woonwagen = pipowagen = salonwagen
lichtquantum = foton
afstammen = spruiten
thorax = ribbenkast = borstkas = borst
antropocentrisme = antropomorfisme
poëet = bard = woordkunstenaar = zanger = verzenlijmer = dichter
furie = heks = oud wijf = lelijk wijf = tovenaar = kol = besje = helleveeg = tovenares = taart
klamboe = muggennet = muggengordijn
nuttiging = consumptie
achterna zitten = jacht = najagen = achtervolgen
zijweg = kruispunt = dwarsweg = zijstraat = kruising
betasten = bevingeren = bepotelen = bevoelen
intelligentiequotiënt = IQ
Surinaams = Negerengels = Sranan = Suriname
schrijlings zitten op = zich vrijblijvend opstellen
hotel = hotel-restaurant
fitnessruimte = gymnastieklokaal = sporthal = gymnastiekzaal = gymlokaal = sportschool
betrokkenheid = geëngageerdheid = participatie = deelname = engagement = deelneming
rouw = hartzeer = sterfgeval = verlies = zielenpijn = hartenpijn = zielenleed
verkeersweg = hoofdweg = autostrade = Hoofdweg = snelweg = autosnelweg
voor zolang het duurt = hapax = gelegenheid
rangeerlijn = rangeerspoor = raccordement = wisselspoor
onttronen = verdrijven = wegzenden = ontslaan = afzetten = uitstoten = verjagen = wegjagen
herdoen = verspijkeren = vertimmeren = verbouwen
apologetica = apologetiek
schijnwereld = dromenrijk = dromenland
kloekheid = energie = pep = slagkracht = pit = arbeidsvermogen = fut = puf = daadkracht = geestkracht
offerande = offer = wijgeschenk = offergave = offerplechtigheid = hecatombe = oblaat
eerbied = waardering = respect = krediet = aanzien = ontzag = achting
vuurpijl = raket = pijl
vistraan = traanolie = visolie
andragogiek = volwassenenonderwijs = volwasseneneducatie = tweedekansonderwijs = andragogie = tweede-kansonderwijs
gage = arbeidsloon = salaris = prijs = inschrijfgeld = wedde = inschrijvingsgeld = honorarium = bezoldiging = traktement = vacatie = arbeidsinkomen = loon = remuneratie = vacatiegeld
zure sinaasappel = bittersinaasappel = pomerans
stanza = strofe
Poolster = leidster = noordster = tramontane = Polaris
peper = peperstruik = paprika = chilipoeder = peperplant = peperboom = peperkorrel = chilisaus = chili
teruglopen = slabakken = verminderen = achteruitlopen = afnemen = minderen
pumpschoen = pump
middeleeuwen = ME = Middeleeuwen
alteratie = verandering = wijziging
konsoorten = aanhang = consorten
prulletje = franje = prul = barrel = tierlantijntjes = prulding = vod = pruts = tierelantijntjes = prullaria = lor
ongerustheid = verontrusting = zorg = opwinding = bezorgdheid = verwarring = tobberij = opschudding
Markov-keten = Markovketen
lampenpit = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampepit = kousje = kaarslemmet
Uriah = Uria
Oudnoords = Oudnoors
solvatatie = solvatie
persoon = man = deze of gene = mens = figuur = iemand = individu = werkwoordsvorm
amfibievoertuig = amfibievliegtuig = amfibie
dichtkunst = verskunst = muze = dichtwerk = vers = poëzie
smaadrede = scheldkanonade = tirade = smaadschrift
klavieren = klavier = hand = fik = klauwen = tengels = vlerken = klauw = poot = fikken = kluif = knijper
recycleren = recyclen = herwinnen = hergebruik = recupereren = terugwinnen = hergebruiken
afwimpelen = negeren = opzijzetten = ignoreren = wegcijferen
headset = hoofdtelefoon = oortelefoon = koptelefoon met microfoon = koptelefoon = hoofdtelefoon met microfoon
hoornaar = horzel
medespeler = ploegmakker = makker = ploegmaat = teamgenoot
ongenaakbaarheid = ontoegankelijkheid = onbeschikbaarheid
armstoel = club = leunstoel = leuningstoel = zetel = fauteuil
kan kan = cancan
Tegenstander = Dueler
hallelujastemming = geestvervoering = zinsvervoering = opgetogenheid = vervoering = euforie = exaltatie = extase = verrukking = geluksroes = trance
isolator = isolatiemateriaal
ingeving = inval = aha-erlebnis = idee = gedachteflits
gangenstelsel = dwaaltuin = labyrint = doolhof
orgie = liederlijkheid = saturnaliën = lichtzinnigheid = bandeloosheid = bacchanaal = zedeloosheid = tuchtloosheid = losbandigheid = frivoliteit
rekken = schetsen = vertragen = verlengen = strekken = op schaal tekenen = verschuiven = stretchen = opschorten = uitrekken = uitstellen = oprekken = opschuiven = talmen = uitbreiden = oponthoud = prolongeren = verdagen = aanhouden
uitwijkeling = emigrant = landverhuizer
Verenigd Koninkrijk = Britannië = Groot-Brittannië = Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland = V.K.
cocktailjurk = cocktailjapon = coctailjurk
kruidendrank = kruidenthee
toezichthouder = beeldscherm = voogd = opziener = tutor = monitor
silicium = kiezel
retirade = wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = gemak = bestekamer = toilet
lazuur = lazuriet = azuur = lapis lazuli = lazuursteen = blauwsteen = blauw = hemelsblauw = azuursteen
oplikken = oplebberen = opslurpen = opslobberen = opslorpen
heilwens = zegenwens = zegen = zegenbede = zegening
toegangsweg = afrit = oprit = invoegstrook
overbrenging = omzetting = transformatie = omvorming = transmissie = transpositie
afwasautomaat = vaatwasser = afwasmachine = vaatwasmachine
maaltijd = dis = maal = eten
afzettingsgesteente = sedimentair gesteente = sediment = sedimentgesteente
geldautomaat = gelduitgifteautomaat = bankautomaat = giromaat
oogstfeest = teelt
kom = gewrichtsholte = laagte = pijpekop = schaal = coupe = pijpenkop = gewrichtskom = fitting
ultra = hardliner = extremist
ouwel = frou-frou = hostie
tussenstop = oponthoud = pitstop = tussenstation
spiraalstelsel = spiraalnevel
spiets = werpspies = speer = geer = lans = spies
laïciseren = ontkerstenen = seculariseren = deconfessionaliseren
ketonurie = acetonurie
beheren = leiden = managen = overzien = gaan = besturen = runnen = administreren = zorgen = overschouwen = houden = bekijken = toezien = aankunnen
geboorteland = patria = geboortegrond = moederland = land van herkomst = land van oorsprong = vaderland = thuisland
aanvalligheid = lieftalligheid = aanminnigheid = beminnelijkheid = bekoorlijkheid = bekoring = charme
wonderkind = wonder = slimmerd = goochemerd = doorzetter = slimmerik = slimmeling
mandarijn = Mandarijns = mandarijntje = mandarijnenboom
typering = karakterschets = karakteristiek = karakterisering = kenschets
werelddeel = continent
toeschijnen = voorkomen = lijken = toelijken = schijnen = aandoen
sinaasappel = sinaasappelboom = appelsienenboom = appelsien
overvloeien = overlopen = overrompelen = blaken = overstromen = overgaan
schijngrond = voorwendsel = pretext = smoes = mom = schijnreden = dekmantel
inhoud = index = volume = inhoudsopgave = register = inhoudstafel = betekenis = gehalte = bedoeling = bezettingsgraad = significatie = zin = bladwijzer
scherp antwoord = antwoord = repliek = weerwoord
indringer = insluiper = overtreder = binnendringer
drumstok = trommelstok = drumstokje
oma = opoe = grootje = bes = bomma = grootmoeder = omoe = grootmama
interesseren = belangstellen
abduceren = afvoeren = aanvoeren
bietsen = schooien = schooieren = bedelen
opblazen = overdrijven = zwellen = opkloppen = ontploffen = uitdeinen = oppijpen = overtrekken = inflatie = hyperboliseren = kleuren = chargeren = exploderen
erepoort = zegeboog = ereboog = triomfboog
schijtgat = poeperd = aars = aarsopening = aarsgat = anus = poeper = poepgat
wondermiddel = huismiddeltje = panacee = huismiddel
thee = kif = shit = stuff = weed = marihuana = kief = wiet = theeblad = pot
verrichten = actie = gang = werken = presteren = uitvoeren = handeling = verrichting = doen
Bahama's = Bahama-eilanden = Bahamas
Schrift = Bijbel = bijbel = testament
geneeskundige = arts = esculaap = dokter = geneesheer = heelmeester = pil = medicus
schaafsel = zaagmeel = zaagsel = mot
fanatiekeling = fanaticus = fanaat = dweper = gedrevene = zeloot = freak
beklaagdenbank = strafbank = verdachtenbank
opporren = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = aanmanen = instigeren = pramen
eekhoorn = hamsteraar
oorspiegel = otoscoop = oortrechter
Jamaïca = Jamaica
inkerving = schacht
vliegverbinding = luchtverbinding = luchtvaartmaatschappij = luchtlijn
voorvechter = protagonist = voorstander
tobben = kwakkelen = sukkelen
ratio = considerans = rede = grond = afweging = graad = beginsel = principe = motief = hoofd = beweeggrond = overweging = reden = consideratie = motivatie = motivering = beweegreden = drijfveer
secretaris = gemeentesecretaris = onthaalbediende = doktersassistente = receptionist
lekkerbek = lucullus = gastronoom = fijnproever = Bourgondiër = gastronome
vandalisme = vernieling
zeventig = zeventigtal
einzelgänger = individualist = solist
lichtend voorbeeld = lichtbron = uitblinker
in staat stellen = inschakelen
o.s. = ik ben hetero = besturingssysteem = operating system
schrappen = schrapen = afketsen = doorhalen = annuleren = afstuiten = afspringen = schrabben
schermer = zwaardvechter = schermmeester
uitdrijving = geestenbezwering = uitwijzing = verbanning = exorcisme = wegjaging = bezwering = verwijdering = uitzetting = duiveluitbanning = verdrijving = duiveluitdrijving
archipel = eilandengroep = eilandenrijk
Cu = Culturele Revolutie
wenteling = wending = zwenk = draaiing = draai = draaibeweging = twist
toevoegen = link = verenigen = linken = bijtellen = optellen = verbinden = samenvoegen
bolsegment = segment
overbuikheid = epigastrium
processieplant = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = leverstok = manskracht
lieslaars = baggerlaars = waterlaars
herdenking = commemoratie
agnosticus = ongelovige
werktuigkundige = machinist = mecanicien = machinevoerder = mechanicus
directorium = hoofdbestuur = raad van bestuur = bestuurscollege = opperbestuur = directoraat = directie = bestuurslichaam = bedrijfsleiding
wisselstroomgenerator = alternator = wisselstroomdynamo
boomstronk = boomstam = houtblok
scheepsmaat = gast = stuurman
voorwerpbeweging van het afstand = telekinese = psychokinese
gebogen lijn = curve
pater = papa = ouwe = eerwaarde = priester = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = pastoor = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie
ommezwaai = wending = keer = revolutie = kentering = overgang = omschakeling = totale ommekeer = omslag = ommekeer = rechtsomkeert = koersverandering
gevechtssport = gevechtskunst = vechtsport
pressen = opjuinen = aanjagen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = aanmanen = instigeren = pramen
verheugen = verblijden
zeebries = zeewind
glazenspoeler = afwasser = bordenwasser
motorkettingzaag = boomzaag = kettingzaag = motorzaag
uitzetten = afsluiten = platgooien = platliggen = stilliggen = uitwijzen = gaan = zwellen = platleggen = verlaten = verjagen = opzetten = uiteenzetten = uitdoen = lamleggen = stilleggen = uitdijen = opzwellen
krachtpatser = ribbemoos = krachtmens
oppikken = sprokkelen = oprapen = inzamelen = verzamelen = oogsten = onthouden
verdichtingspunt = grens
koraalrif = koraalbank = puinwal = bloedkoraal
tap = bar = buffet = tapkast = toog
miniatuur = verlichting
overtolligheid = redundantie = overbodigheid
schaapsstal = schaapskooi = schapenstal = schapestal
toonbank = counter = aanrecht
vervluchtigen = verdampen = evaporeren = verkoken = sublimatie = vervliegen
middeleeuws dierenboek = bestiarium
mafkikker = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke
schut = barrage = stuwdam = stuw = keerdam
voetenplank = voetenbankje = voetbank = voetbankje
steenrots = steen = kiezel = rots
regelmaat = orde = frequentie = volgorde
miss = schoonheidskoningin
kastijden = tuchtigen = afstraffen = straffen = bestraffen
showroom = toonkamer = show-room = toonzaal
datum = dagtekening = datering
nasofarynx = neus-keelholte
transmissie = drijfwerk = aandrijving = omvorming = overbrenging = omzetting = transformatie = aandrijfmechanisme = transpositie
repareren = lappen = opstopping = redresseren = jam = verstellen = herstellen = lijmen = maken = verbeteren = gaatje
excreten = uitwerpselen = recrement
zwanenzang = zwanezang = slotwerk
tegenvaller = hik = schaduwzijde = deceptie = afknapper = teleurstelling = misrekening = fiasco = keerzij = min = minpunt = flop = schaduwkant = ontgoocheling = opdonder = desillusie = keerzijde = nadeel
schoenveter = veter = rijgsnoer = nestel
optelfout = telfout
avonturier = fortuinzoeker = goudzoeker = gelukzoeker = ontdekker = ontdekkingsreiziger = vrijbuiter
moed = flinkheid = vastberadenheid = stoutmoedigheid = guts = lef = levendigheid = karakter = onbezonnenheid = koenheid = dapperheid = onverschrokken = roekeloosheid = courage = onversaagdheid = durf = temperament = branie = vermetelheid
schapenvlees = schaap
acognosie = farmacologie = farmacognosie = geneesmiddelenleer
Engelse = Engelsman
interventie = tussenkomst
monitor = beeldscherm = beeldstation = stralingsmeter = scherm = toezichthouder = dosismeter
verslag = rechtsgang = hoofdartikel = procesgang = gelaatstrek = vooruitgang = eigenschap
aapje = aap = apin
ovenplaat = bakplaat
jabroer = jaknikker = weerhaan = meeloper = conformist = paladijn
grensgebied = randgebied = perimeter = kantlijn = marge = omgeving = omtrek
lijntrekken = beiden = lijmen = neutelen = dralen = talmen = treuzelen = dreutelen = tutten = teuten
Colombia = Colombië = Columbia
verstoring = stoornis = ongemak
elektriciteitskabel = kabel = geleiding = stroomdraad = elektriciteitsdraad
shock = shocktoestand
zij = zijde = zijkant
aardbeweging = aardschok = aardbeving
bondstaat = federatie
zang = nummer = liedje = lied
sensatieblad = schandaalblad = boulevardblad = roddelkrant = roddelblad = tabloid = boulevardkrant = sensatiekrant
Slavische taal = Slavisch
dijk = binnendijk = waterkering = dam = stuwdam = kademuur = waterdam = walmuur
voorzien van = zorgen voor = voeden = voorzien = toeleveren
tekenbord = tekenplank
bestelwagen = wagon = voorhoede = rijtuig
maansverduistering = maaneclips
koppelaar = huwelijksmakelaar
hevige aanval = paroxisme
laadbrief = carga = vrachtcedel = vervoerbiljet = vrachtbrief
halssnoer = ketting = halssieraad = halsketting
oprekken = rekken = uitrekken = strekken
melaatsheid = lepra
opstarten = inzetten = opvatten = instellen = aanvangen = aanvatten = openen = entameren = beginnen = starten
beddengoed = laken
inkeep = kerf = ril = keep = inkeping = groef
jonker = landjonker = jonkheer = edelman = aristocraat
genadeloos = meedogenloos
klitten = pakken = klemmen = kleven = vasthouden = klampen = plakken
tarwebloem = tarwemeel
power = macht = kracht
berenhuid = berenvacht = berenvel
kransje = dameskransje = koffiekrans = theekransje = koffiekransje
schuurborstel = schrobber = boender
inzenden = insturen
detective = opsporingsambtenaar = rechercheur = speurder = speurneus
broncode = doodshoofd
verzuim = omissie = nalatigheid = verstek = vermissing = tekort = ontbreken = afwezigheid
gevang = strafgevangenis = nor = strafinrichting = petoet = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot
werklust = produktieproces = industrie = sector = nijverheid = productieproces
leniging = verademing = verzachting = bevrijding = opluchting = ontlasting = opbeuring = verlichting
wade = lijkwa = kor = kornet = doodshemd = rouwkleed = doodskleed = lijkwade = lijkkleed = schrobnet
liefdesbetrekking = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding
lampekatoen = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet
gehechtheid = genegenheid = toewijding
beencel = beenlichaampje
rondspringen = rollebollen = dollen = steigeren = raggen = stoeien = rondhuppelen = robbedoezen = ravotten = dartelen
scherp = snede = snijkant
fooi = bagatel = drinkgeld = tip = schijntje = habbekrats = douceur = hongerloontje = hongerloon = kleinigheid
videospel = computerspel = videospelletje
localiteit = meetkundige plaats
gevoel = zintuig = notie = touche = toon = conjectuur = vermoeden = affect = besef = sensatie = tastzin = gemoedsbeweging = impressie = indruk = zin = accent
vochtigheidsmeter = psychrometer = hygrometer = vochtmeter
slijmerd = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker
prijsindexcijfer = prijsindex = prijsniveau = prijspeil
onderwijzer = lerares = juf = opvoedkundige = schoolmeester = onderwijsdeskundige = pedagoog = juffrouw = schooljuffrouw = schoolvos = leermeester = frik = docent = schoolfrik = instructeur = schooljuf = leraar
kuchen = rochelen = reutelen = hoesten
vaandel = standaard = vaandrig
zedelijkheid = zedigheid = deugdzaamheid = kuisheid = eer = onschuld = eerbaarheid = eerzaamheid
necropsie = sectie = obductie = nabespreking = autopsie = dissectie = lijkschouwing = lijkopening
kitchenette = koffiekeuken = keukentje
damsport = damspel
invloed = impact = koevoet = inductie = zelfinductie = elektromagnetische inductie = hefboom = breekijzer
adel = noblesse = stand = aristocratie = adeldom = landgoed = nobiliteit
koevoet = invloed = hefboom = breekijzer
volgorde = orde = regelmaat
decolleté = halsuitsnijding
verdergaan = voortkomen
veldbed = kinderbed = campingbedje
schuifdeur = roldeur
bemesten = mesten = cultiveren
Andreas = André = Andries = Andrew
evocatie = bezwering = oproep
zwijntje = lot = fortuin = mazzel = zwijn = bof = geluk
verhaasten = opschieten = jagen = haasten = vlotten = voortmaken = voortjagen = jachten = versnellen = bespoedigen
zardock = zakdoek
ommezijde = achterzijde = achter = achterkant
herendubbel = herendubbelspel
respect = waardering = observeren = observatie = krediet = eerbied = aanzien = ontzag = achting
steenweg = weg = baan = straat = straatweg
fluïditeit = vloeibaarheid = vloeibare toestand
methylalcohol = houtgeest = brandalcohol = hydroxymethaan = methanol = houtalcohol
anti-transpiratiemiddel = deo = deodorant
ruggenmergszenuw = ruggemergszenuw
loodlijn = normaal = verticaal
dokwerker = havenarbeider = bootwerker = stuwadoor
omgangsvormen = manieren = omgangsvorm = vormen = erecode = code = gedragscode = manier = vorm
gastarbeider = migrant
wasdroger = droogtrommel = trommeldroger = droogkap = droger = droogautomaat = haardroger = haardroogkap
i = een = twee = één
deserteren = drossen = apostaseren = afvallen = overlopen
zorgeloosheid = onbezorgdheid = onverschilligheid = luchthartigheid
twijfel = aarzeling = onzekerheid = motie = weifeling
voorbeschikking = lot = voorzienigheid = lotsbeschikking = voorbestemming = bestemming = providentie = lotsbestemming = levenslot
schwa = doffe e = sjwa
Valentinus = Valentijn
astatium = astaat
schoonzuster = schoonzus(ter) = schoonzus
eenheidsworst = eentonigheid = monotonie = uniformiteit
flexibiliteit = buigzaamheid = plooibaarheid = souplesse = coulance = meegaandheid = conveniëntie = buigbaarheid = inschikkelijkheid = buigen = conniventie = soepelheid
induwen = inschuiven
lingerie = onderkleding = onderkleren = ondergoed
naamval = woordsoort
landingsbrug = aanlegplaats = steiger = landing = aanlegsteiger
goelasj = goulash
gesjirp = stridulatie
tachograaf = snelheidsmeter = gatsometer
Mongool = Mongoolse
tranquillizer = kalmeringsmiddel = sedativum = sedatief
hoofdwoord = ingang = titelwoord = trefwoord
praeputium = voorhuid
hoofdroos = roos
afgietseldiertje = monade
codering = encryptie
schoonmaakster = hulp in de huishouding = werkster = poetsvrouw
rondje = ronde
weerhaan = jaknikker = meeloper = paladijn = jabroer = windwijzer = windhaan = conformist = haan = staartmolen
Kretenzer = Kretenzische
Sorbisch = Wendisch
reservekopie = reserve = backup
nieten = vastnieten
spierballen = tweehoofdige armbuigspier = armbuigspier
kazemat = bunker
schardijn = sprot = sprotje
acquisitie = werving = aanwinst
hoog tij = hoog water = hoogwater
huurcontract = huurakte = huurovereenkomst = pacht
gewas = vegetatie = groente = plantenleven = oogst = botanica = plant = plantengroei
versregel = dichtregel = vers
wapenuitrusting = wapenrusting
zwerfblok = rotsblok = kei = zwerfkei = keisteen
papierwerk = klerkenwerk = schrijfwerk
pees = garen = zeen = paktouw = bindtouw = touw = bindgaren
contacten = bemiddelen = beslechten = tussenbeide komen = intercederen
origineel = minuut
lasverbinding = las
april = grasmaand
slagkracht = energie = pep = pit = kloekheid = arbeidsvermogen = fut = puf = daadkracht = geestkracht
asurn = urne = lijkvaas = grafurn = grafvaas = urn
radiotherapie = bestraling = irradiatie
boulevardkrant = schandaalblad = boulevardblad = sensatieblad = roddelkrant = roddelblad = tabloid = sensatiekrant
korenschuur = graanzolder = graanschuur = korenzolder
arbeider = werknemer = loontrekker = tewerkgestelde = werker = bediende = loonarbeider = werkkracht = arbeidskracht = handarbeider = personeelslid = werkman = kracht
vlok = part = schilfer = stuk = deel = sneeuwvlok = scherf
Cusco = Cuzco
zeebodem = benthos
beperking = inperking = terugdringing = limitatie = beperktheid = begrenzing = restrictie = beknotting
variantie = onverwacht = afwijkend = contradictorisch
demagogie = volksmennerij
pisweg = urethra = urinebuis = pisbuis
ding-dong = klingel = zoemer = huisbel = deurbel = bel
estafette = estafetteloop
etswater = etsvocht
kaplaars = laarzen = wellington = Hessisch
urinetest = urineonderzoek
onuitstaanbaar = onaanvaardbaar = onverdraaglijk = ondraaglijk
houwer = kompel = mijnwerker = koempel
schrijven = schrijfsel = schrift = geschrijf = neerpennen = spellen = wegschrijven = geschrift = brief = epistel = pennen
sedimentair gesteente = sediment = sedimentgesteente = afzettingsgesteente
rotten = roten
calcinatie = verkalking = calcificatie
bakpan = braadpan = koekenpan = hapjespan
epenthese = epenthesis
schoeiing = gevelbekleding = beschoeiing
zeemacht = marine
vruchtwater = lamsvocht
assisenhof = rechtscollege = rechtbank = tribunaal = balie = vierschaar = gerecht = hof
omleggen = omringen = ombrengen = mollen = doden = om zeep helpen = omcirkelen = killen = om het leven brengen = doorploegen = omgeven = vermoorden = beploegen = insluiten = koud maken = omsluiten = omploegen = liquideren = omtrekken = afmaken
vliegdekschip = vliegtuigmoederschip = carrier
vleermuisbrander = waaierbrander
artillerie = geschut = schiettuig
ontwijden = ontheiligen = profaneren = schenden = desacraliseren
drijvende olielaag = olievlek = oliefilm = olieplak
condoleren = hemdje = hemd = onderhemd
verordenen = decreteren = verordineren = voorschrijven
informatiebron = bron
voldoende = vervullen = inlossen = bevredigen = nakomen
opbloei = revitalisering = opleving = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = revival = herleving = oprisping = wedergeboorte
achteruithobbelen = achteruitmarcheren = afglijden = achteruitgaan
onderstromen = onderlopen
receiver = afstemeenheid = tuner = afstemmer = tuner-versterker = radio = radiotoestel
trotseren = handhaven = overleven = overblijven = voortleven = voortduren = voortbestaan = leven
boevenbende = bende
skippen = weglaten = overslaan = overspringen = verwaarlozen
verkrachten = verkrachting = violatie = aanranding
kloosterling = kloosterbroeder = monnik = convers = religieus = lekenbroeder = zuster = ordebroeder = cenobiet = frater = broeder = religieuze
omschrijving = scherpte = tekening = beschrijving = begripsbepaling = definiëring = definitie = woordverklaring = descriptie
pinkhaar = wimper = ooghaar = oogwimper
lezenaar = lessenaar
vormer = kneder
slavenschip = slavenhaler
ontsteker = slaghoedje = dop = ontstekingsmechanisme = detonator
onaantastbaarheid = onschendbaarheid = immuniteit
op rente gaan = stoppen met iets = morgen is er nog een dag
esthéticienne = visagist = estheticienne = schoonheidsspecialiste
overweldigen = overmeesteren = overvallen = bedekken = overmannen = verpletteren = overrompelen = ontmoedigen = afschrikken
Johannes = Joh = Evangelie naar Johannes
muse = Muze = Nadenken
melasse = molasse
sleepboot = sleper = duwboot = treiler
scope = invloedssfeer = draagwijdte = omvang = domein = reikwijdte = raam = bereik
apicultuur = imkerij = bijenteelt
dieptemeter = bathometer
nootmuskaat = muskaat
vrije schop = vrije trap
bedektbloemige planten = sporenplant = sporeplant
kernfysica = nucleonica = atoomfysica = kernwetenschap
mix = mixage = mengproduct = mengen = mixture = mengsel
verlof = inwilliging = onbetaald verlof = verloftijd = permissie = toestemming = toelating
fakkeltocht = fakkellicht = toortslicht
slingeruurwerk = slingerklok
ontfutselen = organiseren = ritselen = versieren = regelen
achterkant = achterzijde = ommezijde = achter
voetbalveld = grasmat
slampampen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen
farao = Farao
meesterknecht = ploegbaas = onderbaas = opzichter = voorman
aaltjes = rondworm = nematoda
wiezen = whist
Republiek Korea = Zuid-Korea
voorbijganger = passant
wasspeld = pin = wasknijper = knijper = pen
computerbestand = databestand = bestand = file = gegevensbestand
zadeltas = zadeltasje
afgevallene = geloofsverzaker = dissident = afvallige = deserteur = overloper = outlaw = kerkverlater = apostaat
onderwijskracht = onderwijsgevende = leerkracht
lateralisatie = lateraliteit
vogelvrije = crimineel = misdadiger = strafrechtelijk = boosdoener
Oudnoors = Oudnoords
omknikkeren = omgooien = omduwen = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen
snoeitang = tuinschaar = snoeischaar = boomschaar
kiemgroente = scheut = spruit
deletie = destructie = vernietiging = omissie = weglating = verwoesting
besef = notie = kennisneming = gevoel = onderkenning = zinnen = conjectuur = vermoeden = benul = verstajem = begrip = bewustzijn = impressie = indruk = zin
postulaat = grondstelling = presuppositie = grondregel = suppositie = hypothese = basisbegrip = premisse = grondwaarheid = grondbegrip = axioma = assumptie = presumptie = vooronderstelling
overdienstigheid = slaafsheid
Kymrisch = Welsh
fakkel = zaklamp = soldeerlamp = toorts = steekvlam = flambouw
totale ommekeer = ommezwaai = koersverandering = rechtsomkeert
zonnegas = helium
keelholte = farynx = keelgat
onderzeeër = U-boot = duikboot = onderzeeboot
uitverkoop = opheffingsuitverkoop = liquidatieuitverkoop = leegverkoop = opruimingsuitverkoop = liquidatie-uitverkoop = opruiming
aërodynamische = draagvlak = vleugel
kromte = verbuiging = kromming = buiging
roerverklikker = verklikker = flapuit = axiometer
waarnen = waarschuwen = verwittigen
zich verwaardigen = verwaardigen
familiebedrijf = familiezaak = gezinsbedrijf
huichelaar = valsaard = Januskop = jezuïet = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet
boterstaaf = banketstaaf
bemiddelaar = trait-d'union = verzoener = arbiter = scheidsrechter = tussenpersoon = onderhandelaar = mediateur = middelaar
verwekken = voortbrengen = veroorzaken
flirtation = tijdverlies = flirt = geflirt = verspilling
cothurn = broos = toneellaars
waterspuit = brandweerauto = brandweerwagen = brandspuit
verschrompelen = inkrimpen = schrompelen = ineenschrompelen = krimpen = verdorren = indrogen
evenknie = gelijke = edele = leeftijdgenoot
slaapdeuntje = slaapliedje = wiegeliedje
bladzijde = zijde = pagina = blad
woordkunstenaar = bard = poëet = zanger = verzenlijmer = dichter
hengsten = timmeren = pezen = pompen = rammen = rammeien = beuken = vossen = blokken = bonzen = hameren
breekijzer = invloed = koevoet = hefboom
borstvlies = pleura
opdrachtregel = commandoregel
microfoon = Mike
inkleuren = kleuren
ontbranding = verbranding = commotie = brand
ruiterfeest = carrousel
dropje = zoethout = drop
simplex = singularis = enkelvoud
bios = filmtheater = cinema = bioscoop
spuitpistool = luchtpenseel = verfspuit = revolverspuit = aërograaf
riviergronde = grondel = riviergrondel
pecunia = pegulanten = poen = duiten = geld = ping = centen = pingping
boeten = boeten voor = bloeden
postkaart = briefkaart
foor = kermis = beursgebouw = beurs
tufkrijt = mergel = leemmergel
goochemerd = slimmerd = slimmeling = doorzetter = wonderkind = slimmerik
endogamie = inteelt
landzij(de) = landzijde = landzij
hellen = overhellen = aflopen = glooien = neigen = afhellen
fietssleutel = sleutel = schroefsleutel = Engelse sleutel = moersleutel
gepensioneerde = vijfenzestigplusser
draaiorgel = draailier = pierement = straatorgel
soort = type = species = aard = categorie = ras = genre = geslacht = soortement = genus
kerkpatroon = beschermheilige = patrones = patroon = patroonheilige = schutspatroon = schutsheilige
fibril = vezels = vezel = filament
waarzegster = waarzegger = voorspeller = toekomstvoorspeller = koffiedikkijker
hechtenis = bewaring = arrest = aanhouding
halthouden = beëindigen = afbreken = stilstaan = stoppen = ophouden = aanhouden
melkserum = kaaswei = hui = wei = melkwei = portel
NAVO = NATO = Noord-Atlantische Verdragsorganisatie = Navo
omringen = omvatten = omleggen = omcirkelen = omgeven = beslaan = insluiten = omsluiten = omsingelen = omtrekken
hofstoet = gevolg = begeleiding = hofhouding
retourneren = teruggaan = keren = terugkomen = weeromkomen = terugsturen = terugkeren = terugzenden
begrenzing = afpaling = demarcatie = limitatie = afbakening = afgrenzing = afperking = beperking = beperktheid
buitenwijk = voorstad = randwijk
zuigtablet = tablet = pastille
ruiten = diamant = uur
toilet = poepdoos = doos = wc-pot = herentoilet = retirade = wc = WC = kakdoos = closet = toiletpot = privaat = plee = closetpot = schijthuis = gemak = bestekamer
slimmerd = goochemerd = slimmeling = doorzetter = wonderkind = slimmerik
evenwichtsgevoel = balans = evenwicht
veem = stapelhuis = pakhuis
schoonheidsminnaar = estheticus = kunstminnaar = estheet = kunstliefhebber
afvalbak = vuilnisbak
infant = bébé = zuigeling = kleine = kleintje = baby = kindje
conciërge = superintendent = buttler = portier = huisbewaarder = concierge
go = beurt
veengrond = veen = veenmoeras = turfgrond = turfveen = oer = moergrond = moer
protegeren = vrijwaren = bewaren = beschermen = preserveren = beschutten
afzwakken = ontkrachten = verdunnen = verweken = verslappen = tanen = ontspannen = verflauwen = temperen = verwijven = kwijnen = verzwakken = verzachten = verbleken
rimboe = woestenij
antidotum = tegengif
smartengeld = schadepenningen = schadevergoeding = smartegeld
ijsje = ijsco = ijs = roomijs
kwek = snavel = waffel = tater = muil = snater = wafel
room = crème
verwaandheid = ijdelheid = eigendunk = pretentie = arrogantie = hoogmoed
tandenborstel = kwast = stoffer = borstel
latifundium = grondeigendom = grootgrondbezit = landadel = grondbezit
beïnkten = inkten
alleenspraak = monoloog = zelfgesprek
aankunnen = beheren = leiden = managen = zorgen
springmes = stiletto = Switchblade
middelgewicht = middengewicht
tosti-apparaat = broodrooster = tostiapparaat
levensbeginsel = levenskracht
Bhoetan = Bhutan
pocket = zakuitgave = pocketboek
luchtvochtigheid = vochtigheid = vochtigheidsgraad = vochtgehalte
snede = snijkant = flamoes = kut = snee = gleuf = vagina = pruim = trut = schede = snijwond = poes = jaap = spleet = scherp
lijmtang = lijmknecht = lijmklem = lijmschroef = sergeant = lijmpers
pleidooi = bede = supplicatie = zaak = smeekbede = rechtszaak
avondschemering = schemering
touwladder = stormladder = ladder = leer = trapleer = trapladder = trap = passagierstrap = jakobsladder = landingstrap
aftellen = aftelling = aftelprocedure = countdown
hoef = hoefijzer
verweren = kanten = keren = vechten = roeren = verzetten = weren
persbureau = nieuwsdienst = nieuwsagentschap = persagentschap
reclame = verkoopbevordering = promotie = advertentie = promoting = sales-promotion = salespromotion
afreactie = afreagering = catharsis
kneden = manipuleren = vervalsen
slaapje = siësta = hazenslaapje = dutje = doezel = tukje = sluimering
hoogteziekte = bergziekte
milicien = rekruut = dienstplichtige
Salvador (El) = El Salvador = Republiek El Salvador
tandvleesontsteking = gingivitis = parodontitis
claustrofobie = engtevrees
valuta-swap = ruil = valutaswap = verruiling = ruiling = swap
dennenbos = pijnwoud
samenwonen = samenwoning = samenleving = cohabitation = hokken = samenwerken
pigment = kleurstof
klodder = klonter = klets = kluit = kwak = kledder = klont
vervoeren = transporteren = dragen
inbeelding = ijdelheid = zelfingenomenheid = eigendunk = hooghartigheid = hoogmoed = waan = hovaardigheid = fantasy = hovaardij = zinsbegoocheling = arrogantie = zelfgenoegzaamheid = verwatenheid = illusie = verbeelding
monnikengewaad = habijt = pij = kap = monnikspij = ordekleed
school voor voortgezet onderwijs = lyceum = secundaire school = middenschool
giromaat = gelduitgifteautomaat = bankautomaat = geldautomaat
financieringstekort = begrotingstekort = overheidstekort
fortificatie = verschansing = verdedigingswerk = verdedigingswerken = versterking
onderdeel = sectie = discipline = pion = steen = stuk = deel = element = gegeven
deelweefsel = meristeem
nijnagel = dwangnagel = nijdnagel = stroopnagel
maanlicht = maneschijn
voetbank = voetenplank = voetenbankje = voetbankje
kubiekwortel = derdemachtswortel
wijdte = breedte
vaarboom = handboom
snelweg = hoofdweg = A-weg = autostrade = rijksweg = autosnelweg = autoweg = autobaan = verkeersweg = Hoofdweg
geluidssterkte = volume = geluidsniveau = geluidsvolume
genreschilderij = genrestuk
veerpont = veer = ferryboot = pont = ferry = veerboot = pontveer = veerdienst
gijzelhouder = gijzelaar = kidnapper = ontvoerder = gijzelnemer
zege = overwinning = zegepraal = winst = triomf = victorie = succes
eind = uiteinde = slot = end = finale = einde
fuckhoofd = dikkop = domkop = idioot
speelveld = veld = sportveld
kidnapping = ontvoering = abductie
schuwen = vermijden = mijden = ontwijken
antibioticum = antibiotica
sluisdeur = uitwateringssluis = spuisluis = spui = zijl = verlaat = sluis = schutdeur
onvermogen = insolventie = insolvabiliteit
eisprong = ovulatie
persjongen = journalist = persman = reporter = verslaggever = berichtgever = krantenjongen = nieuwsgaarder
noot = hele toon = annotatie = aantekening = notatie = timbre = toon
doorlichting = antecedentenonderzoek = sonde
jaarring = jaarkring
ecologie = milieukunde
xerofiet = woestijnplant
richtpunt = herkenningspunt = oriëntatiepunt = referentiepunt
verlaging = afname = terugval = afneming = daling = korting = vermindering = reductie = mindering = aftreden = inkrimping = afslag
achteruitkrabbelen = terugkrabbelen
bakermat = komaf = wieg = kraamkamer = origine = haard = afkomst = oorsprong = herkomst
portal = portaalsite
fiat = goedkeuring = goedvinden = zegen = agreatie
genus = geslacht = gender = soort
koffiedikkijker = waarzegger = voorspeller = toekomstvoorspeller = waarzegster
discipel = apostel = aanhanger = acoliet = adept = volger = volgeling
klaagzang = lamento = treurdicht = lijkzang = dodenmis = klaagdicht = treurzang = jammerzang = treurlied = elegie = klaaglied = requiem
wanproduct = wangedrocht = monstertje = misbaksel
afschuw = weerzin = walging = afgrijzen = degout = gruwel = afkeer = aversie = afschrik = hekel
kerel = man = knul = baas = mens = mannetje = jongen = manspersoon = heer = meneer = vent = broger = heerschap = klant = pief = basserool = knaap = gast = pik = maat
vredespolitiek = bevrediging = verzoeningspolitiek
afwijkend = onverwacht = variantie = contradictorisch
emaillak = email-lak
flair = ongekunsteldheid = natuurlijkheid = schwung = gemak = losheid
loopzand = drijfzand
erfelijkheidsmateriaal = DNZ = desoxyribonucleïnezuur = deoxyribonucleïnezuur = DNA
Vulcaan = Vulcanus
absorptie = absorptievermogen
geduld = patience
wee = verdriet = pijn = smart = lijden = treurigheid = droefenis = bedroefdheid = verkorting = treurnis = triestheid = droefheid = kommer = barenswee = leed
pinda = apenoot = aardnoot
gerw = duizendblad
strandvonderij = puin = ruïne = puinhoop = verval = bouwval
abc-boek = abecedarium = leesplankje = eerste leesboek
joint = marihuanasigaret = reefer = stickie = stick
passeerslag = passingshot = passing-shot
verzuren = veronaangenamen = zuren = mishagen
wijnpers = druivenpers
grootje = opoe = bes = oma = bomma = grootmoeder = omoe = grootmama
gemoedsrust = zielenrust = sereniteit
ruiterstoet = ridderstoet = carnavalsoptocht = cavalcade
Holocaust = Sjoa = holocaust
hemelblauw = hemelboog = luchtruim = firmament = hemeldak = hoogte = hemel = zwerk = lucht = uitspansel
geselen = martelen = kwellen = teisteren = tormenteren = plagen = pijnigen = hekelen = afknijpen
achternazitten = nazetten = nazitten = achternazetten
jubileum = verjaardag = jaardag = jubeljaar = jubelfeest = jubelfeestje = jaarfeest = anniversarium = geboortedag
nek = flessenhals = hals = achterkant van de nek = nekvel
langskomen = voorbijtrekken = overdrijven = passeren = voorbijkomen = overtrekken = voorbijgaan
jood = jodium = jodin = Jood = Hebreeërs = Hebreeuwse
loonsverlaging = salarisverlaging
eiser = aanklager = dager = rekwirant
bergrug = bergketen = bergformatie = bergland = gebergte = nok
haken = reikhalzen = dorsten = inhaken = snakken = hunkeren = verlangen = hongeren = smachten = zuchten
bevolking = burgerij = populatie = volk = natie
broekspijp = pijp
trofee = zegeteken
monitoring = volgen = controleren = meting = toezicht houden
emmentaler = Emmental
demografie = demologie
annihilator = brandblusser = brandblusapparaat = blusapparaat = extincteur = nevelblusser
bunder = hectare
smuk = opschik = uitmonstering = tooi = opsmuk
personeelszaken = personeelsafdeling = personeel
overhoopliggen = bekvechten = kiften = twisten = ruziën = redetwisten
las = lasverbinding = lasnaad
paean = overwinningslied = zegezang
impertinentie = insolentie = onbeschaamdheid = brutaliteit
aambei = speen = aambeien
karweien = klussen
druktemaker = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = levenmaker = branieschopper = herriemaker = pronken = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper
lubbestok = maggi = bastaardselder = maggiplant = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht
tamtam = wijnrank = geruchtenmolen = mond-tot-mond
minuskel = kleine letters = onderkast
schommelpaard = hobbelpaard
uranium = uraan
daadloosheid = inertie = traagheid
script = draaiboek = boeken = scenario
cyprisch = cypriotisch = Cyprioot
ramp = tragedie = drama = onheil = cataclysme = rampspoed = catastrofe = vergissing = calamiteit = natuurramp = helling
bekje = bek = snavel = snebbe = nebbe = sneb
gipsplaten = wandplaat
beet = hap = brok
etiquette = met onwillige honden is het slecht hazen vangen
landbouwprodukten = landbouwproducten = landbouwproduct = landbouwprodukt
griezel = engerd = zombie
windspil = draaispil = winch = ankerspil = lier = windas
harmonica = mondharmonika = mondorgel = accordeon = mondharmonica
buitenstaander = niet-lid = outsider
feministisch = feministe = feminist
jas = jack = jasje = mantel
lyrisme = bombast = gezwollenheid = pathos = Holle frasen = retoriek
vagebond = landloper = zwerver = clochard = dakloze
haan = haantje = bink = doffer = windwijzer = macho = windhaan = weerhaan = staartmolen = he-man = mannetjesputter
brandassurantie = brandverzekering
houdstermaatschappij = holdingcompany = holding = participatiemaatschappij
commentaar = voetnoot = kritiek
bemalen = leegzuigen = malen
muisje = muis
uitvagen = gummen = uitvlakken = gommen = wegvagen = wegvegen = stuffen
logica = redenering
jaardag = verjaardag = jubileum = geboortedatum = jaarfeest = anniversarium = geboortedag
genezer = therapeut = heler = arts
haatgevoel = rancune = afgunst = tegenzin = animositeit = afkeer = haat = vijandschap = wrok = haatgevoelens = hekel
zonnebatterij = zonnecel = foto-element
sluitingsuur = sluitingstijd
misvorming = deformatie = verrekking = verwringing = vervorming
normaal = gewoon = loodlijn = verticaal = park
verkiezingsprogramma = verkiezingsprogram
doop = inhuldiging = dopen = inwijding = doopsel
treinwagon = wagon = rijtuig = spoorrijtuig
home = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = honk = bejaardentehuis = verpleeginrichting = woonruimte = woning = verpleeghuis = verzorgingscentrum = thuis = bejaardenoord = bejaardenhuis = woongelegenheid = huis = verpleegtehuis = heem = tehuis = behuizing
infinitesimaalrekening = analyse
hartritmestoornis = ritmestoornis = aritmie
Exodus = Uittocht
leerrijk = leerzaam = instructief
flapje = flap = bankbiljet = bankje = briefje = prent = brief = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier = banknoot
vuurbaken = kustlicht = vuurbaak = vuurtoren = lichtbaken
koffiekopje = mokkakopje = koffiekop
onanie = masturbatie = zelfbevrediging
varkenskotelet = varkenskarbonade = karbonade
stuip = krimping = convulsie = stuiptrekking = kramp = spierkramp = spasme
paardenstal = stalling = stal
gulzigheid = vraatzucht
vlucht = kogelbaan = volley = vliegreis = salvo = in de vlucht genomen bal = baan = ontsnapping
strandkleding = badgoed = zwemkleren = badkleding = zwemkleding
verfschraper = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer
worger = wurger
kummel = karwij = karwijzaad = komijn = komijnzaad
vergeten = verdringen = nalaten
priesteropleiding = seminarie
onderschikking = subordinatie = verovering = submissie = onderwerping
slow-motion = slow motion
motorhelm = bromfietshelm = valhelm
Xavier = Xaverius
begroting = miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = raming
voorwetenschap = voorkennis
persistentie = perseveratie = vastberadenheid = doortastenheid = ruggegraat = volhardingsvermogen = ruggengraat = lef = karakter = tenaciteit
codex = Mevr. = handschrift
semafoon = pieper = bieper
schippersklokje = schippertje
compositietekening = compositiefoto
mopperen = klagen = grommen = knorren = brommen
sappelen = ploeteren = inspannen = ploegen = sloven = beulen
radvenster = roosvenster = catharinavenster
augustus = oogstmaand
bedwelmingsmiddel = microspore = intoxicant
bussel = mutsaard = rijs = takkenbos = rijsbos
stootzaag = schrobzaag
hoedenpen = hoedepen
kersenpit = kersepit = hoofd = hoofdje = bolletje = knikker = harses = kanis = kop = knar = test = kruin = bol
droefenis = verdriet = pijn = smart = wee = lijden = treurigheid = bedroefdheid = treurnis = triestheid = droefheid = kommer = leed
achtervanger = catcher = vanger
smerigheid = schunnigheid = vulgariteit = platheid = weerzinwekkende vuiligheid = ontuchtigheid = obsceniteit
ervan uitgaan = voor lief nemen = assumeren = veronderstellen = presumeren = postuleren = supponeren = stellen = onderstellen = aannemen
verrekijker = veldkijker = binoculair = kijker = binocle = toneelkijker
antipsychotische = antipsychoticum
arbeidsinkomen = arbeidsloon = salaris = wedde = honorarium = bezoldiging = traktement = gage = loon = remuneratie
peuteraar = pietlut = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
Iers-Gaelisch = Iers
bekostigen = financieren
dongel = dongle
etaleren = uitstallen = exhiberen = aantonen = demonstreren = zichtbaar maken
finish = meet = aankomstlijn = aankomst = eindstreep = krijtstreep = eindmeet
achteruitlopen = slabakken = verminderen = afnemen = minderen = teruglopen
koninginnensteek = koninginnesteek = siersteek = kruissteek
suikerbiet = beetwortel
golfveld = course = links = golfterrein = golf-course = golfbaan
bakje = kopje
uitstalraam = vitrine = etalage
skyscraper = wolkenkrabber
misdragen = beesten = zich misdragen
zwanedons = zwanendons
paleologie = archeologie = oudheidkunde
slums = slum = gribus = bidonville = krottenwijk = achterbuurt = sloppenwijk = krottenbuurt
zelfvertrouwen = zelfbewustheid = autarkie = zelfvoorziening = zelfverzekerdheid = aplomb = zekerheid
atheïst = goddeloze = godloochenaar = atheïste
verkwisten = verspillen = verkwanselen = doordraaien = vermorsen
land van herkomst = patria = geboortegrond = moederland = geboorteland = land van oorsprong = vaderland = thuisland
kerkroof = heiligschennis = blasfemie
keurs = korset = keurslijf
percussie = ritmesectie = drums = slagwerk
Tetris = Tetri
surplus = overschot = teveel = exces = plus = overmaat
wapenstilstand = bestand = staakt-het-vuren
middaguur = noen = middag
onovergankelijk werkwoord = intransitief werkwoord
zwemgordel = veiligheidsgordel = reddingsgordel
smeerseltje = zalf = balsem = pommade
desinformatie = disinformatie
eustachiusbuis = buis van Eustachius
schokken = lappen = dokken = betalen = neertellen = schudden = neerleggen
duizeling = duizeligheid = vertigo = draaiing = suizeling
dichten = dichtmaken = toedoen = sluiten = dichtdoen = rijmelen = berijmen = poëtiseren = rijmen
sex-appeal = affiniteit = zuigkracht = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = begeerlijkheid = aantrekkelijkheid
zielknijper = zielenknijper = psych = psychiater
dada = dadaïsme
schandaliseren = vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = belasteren = kwaadspreken = lasteren = bezwadderen = roddelen = denigreren = smaden = bekladden
barricade = wegversperring = wegblokkade
apotheose = vergoddelijking = vergoding
avatar = ava
naturalist = natuurvorser = natuurkenner
bergleeuw = poema
opklimming = beklimming = stijging = opkomst = opstijgen = Hemelvaart = hemelvaart = bestijging
tenuitvoerlegging = totstandbrenging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering = implementering
nieuwgeborene = pasgeborene
uitvoerartikel = exportartikel
opschransen = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opslokken = verzwelgen = buffelen
aardrijk = aardkloot = ondermaanse = aarde = wereld = wereldbol = Aarde = aardbol
coyote = prairiewolf
verplaatsing = translocatie = omzetting = hervestiging = transpositie
glaasje = druppelglas = drinkglas = glas = vingerhoed = bekertje
winch = draaispil = ankerspil = lier = windas = windspil
urineblaas = blaas = cyste
jaarboeken = annalen
tiara = diadeem
slagschip = baas = knots = reus = kanjer = knoeper = knaap = joekel = knoert = lel = zeeslag = kokkerd
pinacotheek = schilderijenkabinet
koriander = coander = wantsenkruid = ketoembar
paardestaart = paardenstaart
hartkwaal = hartaandoening = hartziekte
aangelegenheid = kwestie = toestand = geval = ding = probleem = zaak = thema = belang = affaire
pediatrie = kindergeneeskunde
monocraat = alleenheerser = autocraat = onderdrukker = despoot = dictator = dwingeland = tiran
nieuwprijs = inkoopprijs = koopprijs
overstapje = afleidingsmanoeuvre = schaar = schijnstoot = schijnmanoeuvre = schaarbeweging = schijnbeweging
faeces = ba = drek = faecaliën = excrementen = excrement = uitwerpselen = schijt = ontlasting = kak = fecaliën = poep = vuiligheid = drol = derrie = uitwerpsel = afgang = beer = stront = feces
plantemelk = plantenmelk
snebbe = bek = snavel = bekje = nebbe = sneb
floppen = falen = misgaan = scheeflopen = knallen = mislopen = mislukken
categoriseren = classificatie
bijslaap = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel
humiliëren = deemoedigen = luwen = bedaren = neerslaan = verlichten = neerhalen = verlagen = kleineren = reduceren = verminderen = omlaaghalen = afnemen = vernederen = verzwakken
schwung = ongekunsteldheid = natuurlijkheid = flair = gemak = losheid
dunken = tonen = zien = voorkomen = eruitzien = ogen = peinzen = denken = de hersens inspannen = lijken = reflecteren = de hersens laten werken = nadenken = het hoofd gebruiken = schijnen
hoogteverschil = zakken = verzakking
opname = geluidsopname = internalisering = geluidsregistratie = registratie
elpenbeen = ivoor
verkneukelen = met wellust bekijken = verkneuteren
aanwassen = vermeerderen = wassen = aangroeien = meerderen = groeien
fopmiddel = schijnmiddel = placebo
geiser = geizer
dienstkring = rechtskring = gezagsgebied = jurisdictie = ambtsgebied = rechtsgebied = ressort = rechtssfeer
automatenhal = speelhal = speellokaal = amusementshal
paljas = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant
straatklinker = klinker = klinkersteen
MP = regeringsleider = premier = minister-president = eerste minister
ongemak = aandoening = zorg = ongerief = probleem = handicap = gebrekkigheid = ongeriefelijkheid = ongerieflijkheid = onrust = last = verstoring = affectie = gebrek
messing = bugel = koper = geelkoper
omvallen = kapseizen
intoetsen = intypen = intikken
gemanierdheid = fatsoenlijkheid = fatsoen = welvoegelijkheid = gepastheid = welgemanierdheid
schelden = inwrijven = aanrekenen = aantijgen = nadragen = imputeren = op het matje roepen = verwijten = krachtig protesteren = aanwrijven = berispen
buitenwereld = buitenwacht = gepeupel
scalp = hoofdhuid = kruin = schedelhuid
inwoner = inzittende = ingeburgerde = bewoner = ingeborene = stamgast = ingezetene = native = autochtoon
bijeenkomst = samenloop = samenscholing = samenzijn = reünie = samenkomst = bijeenzijn
scheiding = deling = groepering = dissociatie = afsplitsing = echtscheiding = scheidingslijn = huwelijksontbinding = streep = haarscheiding = indeling = los = scheidenheid = lossnijden
uitduel = uitwedstrijd = heenwedstrijd
spoel = klos = garenspoel = spiraaltje = spiraal = bobijn
andersdenkende = dissident = afgescheidene
transplantaat = ent
verzoener = bemiddelaar = onderhandelaar
Assyrische Rijk = Assyrië
afgeroomde melk = magere melk = taptemelk = schepmelk = ondermelk
straalbreking = refractie
casework = case-work
medicus = geneeskundige = arts = esculaap = dokter = geneesheer = heelmeester = pil
inktgum = inktuitwisser = inktwisser = inktgom
balie = rechtscollege = rechtbank = tribunaal = vierschaar = gerecht = hof = assisenhof
topproductie = topproduktie
nachtclub = cabaret
waterschap = heemraadschap
tors = bovenlijf = torso = romp
doodsteken = neersteken = overhoopsteken
volharding = constantheid = beslistheid = volhardendheid = vastberadenheid = bestendigheid = vasthoudendheid = standvastigheid = stabiliteit
tank = stortbak = opslagtank = brandstoftank = gevechtswagen = reservoir
afspiegeling = spiegelbeeld = weerspiegeling
groene paprika = groene peper
bijeffect = spin-off = bijverschijnsel = bijwerking = neveneffect
rijksambtenaar = landsdienaar
onderkleding = lingerie = onderkleren = ondergoed
fylogenie = fylogenese = evolutie
toeleveren = zorgen voor = voeden = voorzien van = voorzien
jager = jachthond = jaeger
Jezus van Nazareth = Jezus Christus = Jezus
chemotherapie = chemokuur
witbrood = wit = wittebrood
watervoerende laag = aquifer
verwonderen = verbazen = verbluffen = verbijsteren
opleveren = veroorzaken = uitvoer = produceren = opbrengen = leiden tot = tot gevolg hebben
conferentietafel = vergadertafel
ordeloosheid = roerigheid = chaos = pandemonium = desorganisatie = wanordelijkheid = wanorde = gekkenhuis = puinhoop
peinzen = dunken = mijmeren = denken = de hersens inspannen = filosoferen = reflecteren = de hersens laten werken = nadenken = het hoofd gebruiken
tooches = krent = zitvlak = bips = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = posterieur
gevangenzetten = opsluiten = inmetselen
moeras = aanslibbing = drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = slik = waterrijk gebied = slijkland = moerasgrond = waterland = broek = laagveen = ven = laagveengebied = zomp = dras = slib
uitdossing = gelegenheidskleding
stelkunde = algebra
jufrouw = maagd
sloven = ploeteren = inspannen = ploegen = beulen = sappelen
staartveer = stuurpen = slagveer = slagpen
bovendeel = bovenkant = kopstuk = bovenstuk = bovenste = bovengedeelte = bovenzijde
laadschop = bulldozer
zier = tittel = spatje = vonkje = sprankje
wetmatigheid = wet
verduistering = Eclipse = immersie = eclips = verdonkeremaning = ontvreemding = malversatie
galakostuum = gala = galakleding = full-dress
conflicteren = met = confligeren
operagezelschap = opera
onderhoud = kost = voorzichtig = zorg = levensonderhoud = onderhoudswerkzaamheden = bestaan = zorgen voor = verpleging = onderhoudswerk = onderhoudsbedrijven = subsistentie = handhaving
menist = doopsgezinde = doper = mennoniet
tartan = ruitjesstof = ruitje = Schotse ruit = schotse ruit
vergasser = carburator = carburateur
promotiejager = carrièremaker = carrièrejager
lichtgewicht = watje = bloemzak = zwakkeling = mug = slappeling = lapzwans
vluchteling = voortvluchtige = allochtoon = ontheemde = uitgewekene = vreemdeling
mailing list = adreslijst = verzendingslijst = verzendlijst
zomerseizoen = zomertijd = zomer
overheidssubsidie = subsidie = betoelaging = rijkssubsidie = staatssteun = rijksbijdrage = overheidssteun
huisafval = vuil = vullis = huisvuil = vuilnis
VAE = Verenigde Arabische Emiraten
wagen = automobiel = kar = vermeten = riskeren = vergokken = inspanning = bestaan = ijveren = bolderkar = onderneming = probeersel = risico nemen = auto = poging = verstouten = koets = durven
voorlichter = woordvoerder = interpreet
wijzing = judicium = oordeel = uitspraak = vonnis
herinneringsteken = gedenkteken
stijlfiguur = trope = troop = stijlmiddel = figuurlijke uitdrukking = manier van spreken = beeldspraak
varens = varen
waas = troebeling = nevel
aftobben = afjakkeren = slopen = uitputten = afmatten
translitereren = omschrijven
reukvat = wierookvat
onderdoorgang = verkeerstunnel = voetgangerstunnel = metro
inslag = tendens = strekking = zoom = teneur = waf = pointe = zomen = breedtedraad = tendentie = woef
stemming = bui = gemoed = dispositie = geestesgesteldheid = humeur = atmosfeer = ballotage = keuze = electie = verkiezing = luim = stem = karakter = votum = verkiezingen = sfeer = klimaat
Lengtegraad = lengtegraad
schelen = uitmaken = ontlopen = verrotten = meespreken = meetellen = spelen = verschillen = tellen = verrekken = uiteenlopen = gelden
Congreslid = congreslid
zetter = letterzetter = machinezetter = typograaf
onnauwkeurigheid = fout
een half = helft = tweede
lichaamstemperatuur = lichaamswarmte = temperatuur
institutionaliseren = formaliseren
caroteen = carotine
wapenrusting = praal = wapenuitrusting
verwijzen = terugverwijzen = refereren = noemen = doorsturen = aangeven = bijsturen = terugwijzen = doorverwijzen
tafelkleed = tafellaken
studiehoofd = studiebol = student
lijmstof = collageen
verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardenoord = bejaardentehuis = bejaardenhuis = verpleeginrichting = verpleeghuis = verzorgingscentrum = verpleegtehuis
paardrijden = ruitersport = paardesport = rijkunst = paardensport
vernemen = uitvinden = leren = horen
zatlap = dronkaard = zatladder = dronkelap = beschonkene = dronkeman = dweil
versterking = console = versteviging = schietlap = verschansing = fortificatie = verdedigingswerk = verdedigingswerken = oplegging
omvorming = omzetting = transformatie = transmissie = overbrenging = transpositie
zielzorg = pastoraat = zielenzorg
deurwachter = portier = kruier
macedonisch = Macedonisch
aard = type = natuur = gestel = wezen = soort = categorie = inborst = personage = ras = genre = karakter = persoonlijkheid = geaardheid
aftimmeren = betimmeren
geldsom = schijf = bedrag = som = somma = beloop
wecken = kunnen = vermogen = steriliseren = weten
bekloppen = kloppen
bruidsjurk = trouwjurk = bruidsjapon = trouwkleed
beschikking = lot = bevel = decreet = lastbrief = commando = mandaat = resolutie = aanvoering = bevelschrift = orde
vaderlandsliefde = nationaliteitsgevoel = burgerzin = chauvinisme = civisme = nationalisme = patriottisme
verworvenheid = handigheid = bedrevenheid = geschiktheid = competentie = aanleg = talent = vernuft = capaciteit = begaafdheid = habiliteit = kwalificatie = vaardigheid = vermogen = kundigheid = bekwaamheid = behendigheid = geoefendheid = gave
hooghartigheid = ego = ijdelheid = ik = hovaardij = zelfingenomenheid = eigendunk = arrogantie = hoogmoed = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = verbeelding
zelfvoorziening = autarkie = zelfvertrouwen
wetering = lee = laak = waterloop = watering
tact = fijngevoeligheid = teerhheid = diplomatie = discretie = kiesheid = gevoeligheid = fijnzinnigheid
spinnetje = spinnen = spin
opstandeling = oproerling = vrijheidsstrijder = verzetsstrijder = rebel
carbid = calciumcarbid
zeug = zaaien
worstelen = kampen = knokken = vechten = takelage = moeite hebben met = matten = strijden
materialisme = fysicalisme
fotovoltaïsche cel = fotocel
sigarenmagazijn = tabakswinkel = sigarenwinkel
bestorming = agressie = aanval = aanslag = stormaanval
liedboek = zangboek = kerkgezangen = kerkhymnen = zangbundel
hernieuwing = revitalisering = opleving = opbloei = renaissance = wederopbloei = regeneratie = revival = herleving = oprisping = wedergeboorte
shocktoestand = shock
concordantie = eendracht = uniformiteit = eensgezindheid = conformiteit = akkoord = eenstemmigheid = harmonie = overeenstemming = goedkeuring = overeenkomst
liaison = avontuurtje = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding
ruwe olie = petroleum = ruwe aardolie = petrolie = aardolie
Romeins cijfer = Romeinse cijfer
duwboot = sleepboot = sleper = treiler
toegift = toemaatje = gratificatie = Volksrepubliek Donetsk = bonus = extraatje = douceurtje
Kraanvogel = kraanvogel
vervuiler = bezoedelaar = verontreinigende stoffen = verontreiniging
hak = schoffel = hiel = houweel = houw
protestmars = protestbetoging = manifestatie = demonstratie = betoging
restje = overschot = rest = resten = overblijfsel = restant = tamp
uitlaatklep = uitlaat
allegorie = embleem = zinnebeeldige voorstelling
kombuis = galei = galjoen
deknaam = anonymus = nom de plume = pseudoniem = schuilnaam
foefje = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef
collaboratie = samenwerking = incivisme
duiveltje, deugniet = fratsenmaker, wispelturig iemand = roddelaar
vel = balg = huid = blad = blaadje = onderhuid = velletje = vloeitje = huidschilfer = papier = skinhead
spurt = sprint
vakbroeder = gildebroeder = medebroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = medewerker = confrater = collega = gildenbroeder
marihuanasigaret = reefer = stickie = stick = joint
dukaat = goudstuk
schijnlicht = vallicht = dakraam = daklicht = lichtkoepel = koepel = zonnedak
verlengen = schetsen = rekken = uitbreiden = op schaal tekenen = prolongeren = aanhouden
douane-unie = tolunie
verdediging = defensie = afweer = achterhoede
opduikelen = opdiepen = opduiken = stoten = tegenkomen = stuiten = aanlopen = aantreffen
verslaan = verwarren = verbazen = verstoren = in de war schoppen
bindvliesontsteking = conjunctivitis
godsdienstonderwijzer = catecheet
schijnhuwelijk = mariage de raison = verstandshuwelijk = nephuwelijk
vetkussentjes = vetkussen = vetkussentje
eentonigheid = monotonie = uniformiteit = eenheidsworst
burgerij = middenklasse = volk = bourgeoisie = bevolking = natie
hartfalen = hartverlamming
schoonzus(ter) = schoonzuster = schoonzus
uitvaardiging = afkondiging
flirt = tijdverlies = vrouwenloper = versierder = verspilling = flirtation = geflirt = scharrelaar = rokkenjager = vrouwenversierder
titelplaat = titelprent = titelpagina = titelblad = frontispies = frontispice
varkensstal = zwijnenhok = zwijnenstal = varkenskot = varkenshok
beroepsonderwijs = beroepsopleiding = vakonderwijs = vakopleiding
minderjarigheid = onvolwassenheid
Eliene = Helena
urine = zeik = plas = pies = pis
letterdief = plagiator = plagiaris
reukvermogen = geur = parfum = reuk
gasoline = naft = peut = benzine
spot = belediging = schoffering = insultatie = kwetsing = affront = krenking
serviceafdeling = service-afdeling = servicedienst
tukken = doezelen = luimen = dommelen = soezen = sluimeren = suffen = dutten
penalty = elfmeter = pingel = strafschop
makron = bitterkoekje = makroon = makaron
leuteraar = woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor
boeg = voorsteven = voorschip
bink = haantje = haan = he-man = macho = mannetjesputter
stadsburger = staatsburger = poorter = burger
kindermoord = infanticide
vrijmoedigheid = rondborstigheid = directheid = openheid = oprechtheid = openhartigheid
nenia = lijkdicht = grafzang = lijkzang
zeeslag = conflict = incident = slag = strijd = veldslag = zeegevecht = slagschip
scootmobiel = autoped = step
smeedhamer = voorhamer = vuisthamer = schroothamer = moker = kloofbijl = vuist = smidshamer
opsmuk = uitmonstering = opschik = smuk = tooi
knapenliefde = knapenschennis = pedofilie
kerkvisitatie = visitatie
kansel = platform = erepodium = schavot = spreekgestoelte = ereschavot = estrade = preekstoel
temmen = dresseren = drillen = africhten
tegemoet komen = begroeten = ontvangen = groeten
brandwond = afbranden
mahoniehout = mahonie
weldaad = zegening = voordeel = zegen = weldadigheid
kruimeldiefstal = gapperij = diefstal
inhoudsloosheid = ongerijmdheid = stupiditeit = zinloosheid
waaghalzerij = heldendaden
overstag gaan = plaatsvinden = plaatshebben = tot stand komen = doorgaan = gebeuren
baspartij = bas
beieren = bommen = luiden = gaan
verwisselen = ruilen = omruilen = omwisselen = afwisselen = inwisselen = alterneren
omschakeling = ommezwaai = overgang
aanhangsel = zijvleugel = addendum = uitbouw = appendix = aanvulling = bijvoegsel = bijgebouw = codicil = supplement = addenda = vleugel = affix
vonnissen = verklaren = berechten = rechtspreken = veroordelen
slaapvertrek = slaapkamer
schouwburg = komedie
elektrisch vermogen = elektrische stroom = wattage
spermatozoïde = stuifmeelkorrel
handgranaat = granaat = schokgranaat
geleidster = geleider = begeleider
groothartigheid = onzelfzuchtigheid = altruïsme = edelmoedigheid = grootmoedigheid = onbaatzuchtigheid
graad = niveau = mate = level = hoekgraad = plan = diploma = universitair diploma = ratio = booggraad = peil
importeren = import = invoer = invoeren
transpiratiegeur = zweetlucht = lichaamsgeur
cybernetica = cybernetika = stuurkunde
jaarkring = jaarring
slaapmutsje = slaapmuts
bekendheid = faam = vriendin = vriend = roem = vriendje = maatje = beruchtheid = glorie = bekende = kennis = vriendinnetje
scheenbeen = scheen = tibia
kneedbom = plasticbom
ebola = ebolakoorts
prototype = oervorm = productiemodel = toonbeeld = belichaming = paradigma = archetype = oerbeeld = voorbeeld = grondvorm = type
opmerkelijke = karakteristieke = saillantie = blikvanger
aanvangspunt = startpunt = beginpunt = uitgangspunt
doubleren = verdubbelen = redupliceren
voorbijgaan = overdrijven = verstrijken = ontglippen = vlieden = langskomen = overtrekken = voorbijtrekken = passeren = verglijden = ontgaan = ontsnappen = verlopen = vervlieden = voorbijkomen = omgaan
heterogenesis = mutatie
kroniekschrijver = analist
platvis = migraine
doorheen zien = doorgronden
afvoeren = abduceren = aanvoeren
zielenrust = sereniteit = gemoedsrust
nawroeten = navorsen = naspeuren = rondsnuffelen = nasnuffelen
wijfjeskat = koningin
boerenbruin = bruinbrood = kropbrood
overproductie = overproduktie
autokrik = dommekracht = vijzel = krik
laatste wilsbeschikking = testament = wil
miezer = gemiezer = drupregen = motregen
grondsoort = aarde = grond = landen
benauwenis = nood = druk = stress
klompenhout = populierenhout = klompehout = populierehout
smeer = smeersel = vetweefsel = olie = vet = smeermiddel = strijksel = smeervet
socialiste = socialist
vensterglas = ruitje = ruit = vensterruit
zeetong = voetzool = zool
voortbrengsel = product = productie
dienblad = serveerblad = presenteerblad = plateau = blad = schenkblad = plaat = theeblad = bord
resonantiebodem = klankbord = klankbodem = resonansbodem = zangbodem
rancune = ressentiment = animositeit = haatdragendheid = haat = vijandschap = wrok = haatgevoel = verbittering = haatgevoelens = misnoegen
vuilnisbak = asbak = vuilnisemmer = afvalbak
KVV-er = KVV'er
kleptomane = kleptomaan
geul = slenk = kanaal = bedding = vaargeul = zee-engte = goot
middelste teunisbloem = nachtkeers = avondster = vesper
bondigheid = kortheid = beknoptheid
Roquefort = roquefort
tehuis = honk = home = woongelegenheid = woonruimte = woning = huis = heem = thuis = behuizing
preparatie = voorwerk = voorbereiding
kunsthars = hars = resine
ergonomie = biotechnologie
kluisteren = knevelen
twisten = rusiemaken = discussiëren = harrewarren = parlementeren = redetwisten = overhoopliggen = discuteren = bekvechten = kiften = disputeren = redekavelen = kibelen = bomen = ruziën
ingaan = binnendringen = aanvallen = opstappen = bestrijden = redetwisten = binnengaan = betwisten
legerafdeling = legereenheid = krijgsmachtonderdeel = legeronderdeel = legerformatie
middelhandsbeen = middenhandsbeen
immaterialisme = idealisme
het ontwortelen = uitwissing = het uitroeien = uitroeiing = verdelging = eliminatie
deuvel = treknagel = paspen
voorjaar = lentetijd = lente
wraakneming = revanche = vergelding = vindicatie = wraak = repercussie
heempark = arboretum = plantentuin = heemtuin = botanische tuin = hortus = hortus botanicus
vacht = pels = bont = bontje = haarkleed
lijkwade = lijkwa = wade = doodshemd = rouwkleed = doodskleed = lijkkleed
landgoed = adel = zate = veehouderij = goed = ranch = stand = farm = eigendom = bezit = veefokkerij = rancho
herstructureren = reconstrueren
hoestmiddel = hoestdrank = hoestsiroop
basilicum = basiliekruid = koningskruid = bazielkruid
ritseling = geritsel = suizing = gesuis = geruis
minderheid = minoriteit
voegspecie = voegmortel = sediment = grout
Engelse pond = pond sterling
broodrooster = tosti-apparaat = tostiapparaat
hokje = kiosk
hadj = bedevaart = pelgrimage = pelgrimsreis = pelgrimstocht
spinnewebvlies = spinnewebsvlies
kazachstan = Republiek Kazachstan = Kazachstan
men = ene = een zekere
pleger = overtreder = bedrijver = boosdoener = schuldige = dader
ver verleden = weleer
wie verre reizen doet, kan veel verhalen = gin
sluimering = siësta = slaapje = hazenslaapje = dutje = doezel = tukje
vermeerderen = wassen = aangroeien = groeien = uitbreiden = uitbouwen = aanwakkeren = aanwassen = opzetten = toenemen = meerderen
vakvrouw = vakman
Joelfeest = kersttijd = Kerstmis
keil = keg
geboren = geboren worden
perspireren = dampen = wasemen = transpireren = uitademen = uitdampen = uitwasemen
onderstuk = basis
oorlogsstoker = oorlogzoeken
transvestitisme = transvestie = travestie
hallucinogenen = psychedelicum = tripmiddel = hallucinogeen
inslijten = inlopen = uitslijten
aardappel = patat = pieper
oprechtheid = rondborstigheid = directheid = ernst = openheid = vrijmoedigheid = openhartigheid = waarachtigheid = waarheidsgetrouwheid = eerlijkheid = rechtschapenheid = braafheid
wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = closetpot = gemak = bestekamer = toilet
misleiden = verklikken = bedriegen = bedotten = mystificeren = verklappen = aangeven = begoochelen = blaasjes wijsmaken = verraden = verlullen
ik ben heet = Republiek Zambia = Zambia
geschreeuw = geroep = uitroep = kreet = schreeuw = geblèr
afketsen = schrappen = ketsen = afspringen = doorhalen = annuleren = afstuiten
afstandsbesturing = onwaarschijnlijk = afstandsbediening = afgelegen
startnummer = nummer = numero = rugnummer
stroommeter = watermeter = fluviometer = hydrometer = ampèremeter
totebel = tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = trien = kuttekop
metselaar = metser = steenhouwer
intumescentie = opzwelling = gezwel = tumescentie = zwelling
mengbeker = blender = menger = mixer
hard disk = harddisk = vaste schijf
enkelgewricht = enkel
rassenongelijkheid = racisme = rassenhaat = rassehaat = rassendiscriminatie
ectopisch = buitenbaarmoederlijk
beraming = miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming
parkeergarage = parkeerplaats = parkeerterrein
ordinale = ranggetal = Nee. = rangtelwoord
strijdkrachten = armée = krijgsmacht = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep
liëren = lassen = aaneensluiten = knopen = passen = aansluiten = verbinden = voegen = schakelen
moedeloos maken = afstompen = ontmoedigen = demoraliseren
bandzaag = kettingzaag = lintzaag
fijnzinnigheid = tact = fijngevoeligheid = gevoeligheid = teerhheid
oplichterspraktijk = charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichting = oplichterspraktijken = bedotterij = afzetterij = geldklopperij
Noë = Noach
teruggaan = wortelen = keren = retourneren = komen = weeromkomen = ontspruiten = ontspringen = voortkomen = terugkeren = terugkomen = ontspinnen = stammen = voortspruiten
happen = hap = afbijten = bijten
koeienbel = koebel
roddelaarster = nieuwsjager = nieuwtjesjager = roddelaar
voorliefde = voorkeur = preferentie = zwak = neiging
opdelven = uithollen = opgraven
slachten = slacht = slachting
kwee = kweeappel = kweepeer
farmer = boer = landbouwer = veehouder = boerin
zeedrift = drijfhout
boordband = biaisband = biaislint = boordlint
acantus = acanthus = akant
overvloed = stortvloed
Rock n roll = rockmuziek = rock
intensiteit = heftigheid = hevigheid = lichaamskracht = sterkte = felheid = woestheid = kracht
veiling = openbare verkoop = vendu = vendutie
wegsturen = afzenden = verzenden = insturen = opsturen = versturen = expediëren
verbreiden = lanceren = verspreiden = verstrooien = verspreiden boven = pousseren
prognosticum = voorteken = teken = omen
vegetarisch = herbivoor = vegetariër
wellen = lassen = opwellen
kroot = biet
verhemelte = gehemelte = palatum
overhalen = vleien = bewerken = meelokken = platpraten = overtrekken = lubben = strikken = ompraten = bepraten = meekrijgen = bewegen = overreden = omturnen = omverpraten = verleiden = overtuigen
inlichting = wezen = inlichtingendienst
koppeling = verbinding = verbindingsstuk = connector = interface = raakpunt = aansluiting = ontkoppelingspedaal
doorzichtkunde = dieptezicht = perspectief
windjack = anorak = parka = windjak = windjekker = windbreker
natuurkundige = fysicus
ijzersmelterij = hoogoven
savooienkool = savooiekool
karabijn = schietgeweer = proppenschieter = geweer = schietijzer = spuit
kwastl = windbuil = gaai = verwaand heerschap
verwinnen = overwinnen = winnen = hebben = pakken
als de kat van huis is = tegenspreken
parkeerplaats = parkeerruimte = parkeerterrein = parkeergarage
losdoen = loskrijgen = ontrafelen = losmaken = losnemen
heler = therapeut = arts = genezer
patriciërshuis = villa = herenhuis
zegepralen = triomferen = zegevieren
sensatie = herrie = gevoel = drukte = consternatie = fermentatie = commotie = keet = onrust = deining = opschudding = beroering = tumult
hockeyelftal = hockey-elftal = hockeyteam
idolatrie = afgoderij = Baälsdienst = afgodendienst
conisch = kegelsnede = kegelvormig
kwadreren = kwadrateren
kiemen = punten = schieten = ontkiemen = uitbotten = uitlopen = uitschieten = botten
knik = buiging
middelpunt = middengedeelte = midden = centrum = middenstuk = spil = sleutelfiguur = middelstuk
etherische olie = essentiële olie
overmeesteren = verpletteren = overrompelen = overweldigen = overvallen = overmannen
grondkapitaal = startkapitaal = beginkapitaal = stamkapitaal = aanloopkrediet
meubelhoes = hoes
agenda = tijdplan = plan = dagindeling = schema = tijdschema = programma = tijdpad = kalender = borderel
marjolein = oregano = majoraan
longpatiënt = teringlijder = tbc-patiënt = tuberculoselijder = tuberculosepatiënt
nietig verklaring = cassatie = afschaffing = intrekking
prikbord = plakbord = mededelingenbord
bloedspat = bloedvlek
narekenen = herberekenen = nacijferen
klomp = holsblok = verstopping = homp = bal = klompschoen = schoenklomp
hangar = vliegtuigloods = hangaar
veldslag = conflict = incident = slag = strijd = zeeslag
koetje-boe = koe = koebeest = koetjeboe
ongelijkwaardigheid = onevenredigheid = verschil = ongelijkheid
aubergine = eiervrucht = eierplant
haarkruller = friseertang = friseerijzer = krultang
mikado = Japanse keizer
loonstijging = salarisverhoging = loonsverhoging
knipmes = zakmes
stermol = sterneusmol
plateau = serveerblad = presenteerblad = blad = hoogland = hoogvlakte = gedenksteen = schenkblad = dienblad = theeblad = plaket
spijkertang = nijper = pincet = splintertangetje = nageltang = knijptang = trektang = nijptang = tang
geluidsoverlast = geluidshinder = lawaaioverlast
ravitailleren = bevoorraden = provianderen
wederhelft = levenspartner = echtgenoot = partner
omloopsbaan = baan = omloop
sorteren = groeperen = uitsplitsen = uitzoeken = ordenen = klasseren
rentepercentage = rentestandaard = rentestand = disconto = rentevoet
uitbotten = kiemen = punten = schieten = ontkiemen = uitlopen = uitschieten = botten
hoorbereik = gehoorsafstand
stamvader = patriarch = voorzaat = voorvader = voorouder
doorverkopen = wederverkopen = dooverkopen
digestieve systeem = maag-darmstelsel = spijsverteringsstelsel
zee = schat = maanzee = stroom
zift = ziften = zaal = zeef
suprematie = overheersing = machtsoverwicht = overhand = hegemonie = heerschappij = overmacht = predominantie = overwicht = dominantie = preponderantie
hebbeding = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = niemendalletje = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen
genoegen nemen = rondkomen = toekunnen = uitkomen = mee omgaan = toekomen
boerenoorlog = Boerenoorlog
afdrukken = drukken = printen
voelspriet = voeldraad = antenne = voelhoorn = spriet
bouwsector = bouwbedrijf = bouw = bouwnijverheid = bouwwereld
muziekuitvoering = concert
kristalsoda = soda = natriumcarbonaat
steenoven = ticheloven
molaar = maaltand
tuinder = hovenier = kweker = tuinbouwkundige = plantenkweker = tuinman = bloemkweker = tuinier = boomkweker
doorsnee = doorsne(d)e = doorsnede = middellijn = diameter
farmacon = medicament = geneesmiddel = heelmiddel = medicijn
typewerk = tikwerk
kruier = portier = deurwachter
judaïsme = jodendom
ontsieren = bederven = ontluisteren = schenden = beschadigen
schoonschrift = kalligrafie
saturnaliën = liederlijkheid = orgie = lichtzinnigheid = bandeloosheid = bacchanaal = zedeloosheid = tuchtloosheid = losbandigheid = frivoliteit
pasteltint = pastelkrijt = pastel = pastelkleur
goederen = goedheid = waar
thermodynamica = warmteleer
onvolkomenheid = ontoereikendheid = gebrek = deficiëntie = onvolmaaktheid = imperfectie = tekort = gebrekkigheid = gemis = krapte
geboorteplaats = geboortehuis
politiebureau = bureau
evolutieleer = ontwikkelingstheorie = darwinisme = evolutionisme = evolutietheorie = ontwikkelingsleer
kattevoer = kattenvoer
beboeten = prenten = verbaliseren = bekeuren
bekertje = vingerhoed = druppelglas = glaasje
stijfheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = afstandelijkheid = stroefheid = onbuigbaarheid = stugheid = starheid
snoeven = grootspreken = bluffen = pochen = patsen = opscheppen = ophakken = opsnijden
etteren = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = du(i)veljagen = storen = klooien
boulevardblad = schandaalblad = sensatieblad = roddelkrant = roddelblad = tabloid = boulevardkrant = sensatiekrant
vulkaan = krater = vuurberg
filter = condensator = filtersigaret = capacitor
kelderverdieping = souterrain = onderhuis
afgeleefdheid = slapte = zwakte = kwetsbaarheid = slapheid = zwakheid = krachtloosheid
ongeluksvogel = ongeluksbrenger = ongeluksbrengster = pechvogel
vrijgezel = celibatair
clair-obscur = lichtschakering
Andries = André = Andrew = Andreas
lakleder = lakleer
dominee = voorganger = pastor = kapelaan = zielzorger = geloofsverkondiger = prediker = onderpastoor = predikant = parochiepriester = hulppredikant = rector = geestelijke
pluimage = veer = gevederte = verenkleed = veder = pluim
inkoopafdeling = inkoop
interregnum = interimregering = interim-regering = tussenregering
bloedvergiftiging = sepsis
joekel = baas = knots = reus = kanjer = knoeper = knaap = knoert = hond = lel = slagschip = kokkerd
aanflitsen = aanfloepen
giftigheid = toxiciteit = schadelijkheid
blikslager = tinnegieter = tingieter
BBP = bruto binnenlands product
verstek = ontbreken = afwezigheid = verzuim = vermissing = tekort
politieauto = patrouillewagen
Angelsaksisch = Oudengels
hemelstreek = zone = kompasrichting = windhoek = klimaatgordel = windrichting = luchtstreek = streek = kompasstreek = windstreek = klimaatzone
kogelgewricht = balhoofd
wegduwen = wegschuiven
vooraf gaan = antecederen = precederen = voorafgaan = antedateren
krijtbord = schoolbord
cabaretier = conferencier = kleinkunstenaar = conférencier
beatniks = beatnik = wanbetaler = Deadbeat
vuurlijn = vuurlinie
uitboren = drillen = boren
handsbal = hands = handbal
prot = een scheet laten = scheet = flatus = buikwind = veest = wind = windje = een wind laten
heterodoxie = onrechtzinnigheid = onrechtszekerheid = heresie = dwaalleer = ketterij
kont = krent = zitvlak = peuk = bips = reet = achterdeel = achterstuk = hol = achterste = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur
gedonder = malaise = donder = beroerdigheid = misère = treurigheid = gerommel = ellende = miserie = trammelant = gelazer = narigheid = jank = geloei = rottigheid
gezondheidszorginstelling = zorginstelling
attest = certificaat = getuige = attestatie = verklaring = geloofsbrief = accreditief = getuigschrift = akte
zelfstudie = zelfontwikkeling = zelfonderricht
Epiros = Epirus
tafelzilver = bestek = zilverwerk
Navo = NATO = Noord-Atlantische Verdragsorganisatie = NAVO
afscheider = scheider = droogzwierder = centrifuge
gelijkzetten = afstellen = instellen = stellen
grote hersenen = telencephalon
wervelkolom = ruggegraat = ruggestreng = ruggengraat
zeebank = verzanding = zandbank = zandplaat
liefhebberij = vrijetijdsbesteding = afleiding = amateurisme = hobby
koningsmaal = banket = feestmaal = festijn
kooi = liftkooi = doel = goal = kajuitbed = box = hok
abdis = moeder-overste = priores
regulariseren = reglementeren
rozebottel = rozenbottel = bottel
calqueerpapier = overtrekpapier
losmaken = ontrafelen = losdoen = losnemen = loskrijgen = opstoken = warmlopen
zaadbal = teelbal = testikel = kloot = bal = testis = geslachtsklier
pramen = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = aanmanen = instigeren
huwelijksband = echt = echtvereniging = huwelijk = matrimonium = echtverbintenis
larve = larf = masker = vreten = larvestadium
drinkwatersysteem = waterzuiveringsinstallatie = zuiveraar = filterinstallatie
Turkmeen = Turkmeens
parallellepipedum = blok = parallelepipedum
beeldspraak = trope = troop = figuurlijke uitdrukking = manier van spreken = vergelijking = metafoor = oxymoron = stijlfiguur
tocoferol = vitamine E = E
gereserveerdheid = detachering = reserve = terughoudendheid = zwijgzaamheid = onpartijdigheid = detachement = geslotenheid
kinderfiets = driewieler
story = geschiedenis = vertelling = kroniek = Kronieken = verhaal = historie
twostep = two-step
belanghebbende = stakeholders
singleton = bloot
strikken = vleien = verleiden = vangen = verstrikken = verweven = meelokken = overhalen = lubben
paardrijder = hippisch = ruiter = paardrijdster
humor = gevoel voor humor
runderbiefstuk = runderlap = biefstuk
vitter = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
machtsgebied = domein
woordgroep = uitspraak = constituent = frase
triomfator = overwinnaar = winner = winnaar
casus = geval = case
basculebrug = ophaalbrug = klepbrug = klapbrug = hefbrug = wipbrug = valbrug = hameibrug
ingezetene = inwoner = inzittende = ingeburgerde = bewoner = stamgast
zeiljacht = plezierjacht = jacht
gemeenplaats = cliché = sjablone = sjabloon = open deur = platitude = algemeenheid = banaliteit
zwade = zwad
Deense kroon = kroon
aardwetenschappen = aardkunde = geowetenschappen
fruitsalade = fruitmacedoine
billijken = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = vergoelijken = excuseren = wettigen
onderproduktie = onderproductie
kookpan = steelpan
invoerrecht = invoerbelasting = invoerheffing = importheffing
beroepskleding = bedrijfskleding = werkkleding = vakkleding = stofjas = werkplunje
bijdruk = reprint
bovenste = bovenkant = kopstuk = bovenstuk = bovendeel = bovengedeelte = bovenzijde
sproeier = sprinkler
beploegen = doorploegen = omleggen = omploegen
waterzicht = zeegezicht = marine
grondlasten = onroerend-goedbelasting = grondbelasting = onroerendgoedbelasting
mechanisme = mechaniek
flamoes = kut = snee = gleuf = vagina = pruim = trut = schede = snede = poes = spleet
huidziekte = huidaandoening
exilium = ballingschap = deportatie
jovialiteit = hartelijkheid = innemendheid = vriendelijkheid = beminnelijkheid = minzaamheid = welwillendheid
slijmdiertje = amoebe
marxisme = collectivisme = bolsjewisme = leninisme
vliegtuigmoederschip = vliegdekschip = carrier
afschaffing = cassatie = opheffing = abolitie = intrekking = suppressie = nietig verklaring
volledigheid = totaliteit = geheel
ontbinden = splitsen = scheiden = desintegreren = losbinden
luwen = verlagen = verminderen = bedaren = verkoelen = afnemen = humiliëren = bekoelen = neerslaan = vernederen = verkillen = verlichten = verzwakken = reduceren
vijver = waterpartij = bekken = plas
bloot = singleton
verbannen = vernietigen = bannen = afraden = verbieden = niet toestaan = niet toestaan = afkeuren
ejaculatie = schietgebed
leeglopen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = slampampen
hal = antichambre = lokaliteit = doorgang = vestibule = gang = inkomhal = entreehal = entree = corridor = toegangsdeur = hall = zaal
damspel = damsport
gesuis = geritsel = suizing = ritseling = geruis
koersen = ramen = waarderen = taxeren = schatten
processor = centrale verwerkingseenheid = besturingsorgaan = CPU = CVE = besturingseenheid = mainframe
agronoom = landbouweconoom = landbouwkundige = landbouwdeskundige
are = is = zijn
onbeleefde opmerkingen = saus
weldadigheid = zegen = weldaad = zegening = voordeel
tabulator = tab
scheermes = slagtand = stoottand = mes
nicht = gay = homoseksuele = homo = reetkever = homofiel = Utrechtenaar = bruinwerker = oomzegster = homoseksueel = sodemieter = flikker = sodemiet = geïnverteerde = zuippartij = doorzakfeestje = mietje = poot = neef = holtor
parapente = parasailing = para-sailing
pupil = lensopening = diafragma = diafragmaopening
stommigheid = domheid = dommigheid = flater = enormiteit = misser = misslag = zeperd = blunder = uitglijder = stupiditeit = misgreep = stommiteit = miskleun = ezelachtigheid
schuiven = slepen = verschuiven = dringen = glijden
milieudeskundige = natuurbeschermer = ecoloog = milieuactivist = milieubeschermer
landhuis = borg
zeewind = zeebries
poulet = kip
Greenwichtijd = Greenwich-tijd = GMT
telwerk = tel = opsommen = opsomming = telling
overgordijn = draperie
titelrol = aftiteling
walging = weerzin = afschuw = afgrijzen = doen walgen = walgen = degout = tegenstaan = gruwel = afkeer = afschrik = aversie = hekel
accepteren = nemen = instemmen = vreten = goedvinden = ondergaan = slikken = ontvangen = aannemen = toestemmen = aanvaarden = pikken
omturnen = bewegen = overreden = bewerken = platpraten = omverpraten = overtuigen = ompraten = bepraten = meekrijgen = overhalen
cafetaria = schaftlokaal = kantine
onmiskenbaar = onloochenbaar = onbetwistbaar
serieus = ernstig
drankorgel = drankverslaafde = kannekijker = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
misvatten = misverstaan
oost west, thuis best = studeren
mangoeste = mangoest
popularisatie = popularisering = vulgarisatie
steenbik = restanten = puin = wrakstukken = bik = wrakhout
produktiviteit = arbeidsproductiviteit = productiviteit = arbeidsproduktiviteit
jolijt = speelsheid
natuurwetenschap = natuurwetenschappen = fysica = natuurkunde
misbruikster = misbruiker
gekreun = kreun
afdelingsvergadering = fractievergadering = bestuursvergadering = directievergadering
toverfee = fee
selder = bleekselderij = selderie = selderij
epitaaf = epitafium = grafschrift
eiervrucht = aubergine = eierplant
inktvis = zeekat
kitten = katje = breeuwen = kattenjong
gastplant = woekerplant = parasietplant = epifyt = parasiet
zwarte handel = verkeersdrukte = verkeer = handel
darwiniaans = darwinistisch
oogsttijd = oogst
geneeswijze = behandelwijze = behandeling = therapie
behaviourisme = behaviorisme = gedragspsychologie
exobiologie = astrobiologie
ontzet = ontzetting
vierde petit = non plus ultra
bros = rijzweepje = voedselgewas = krop = zak = voedselplant = keelzak
goudstuk = dukaat
narigheid = malaise = gedonder = beroerdigheid = misère = treurigheid = ellende = miserie = trammelant = gelazer = rottigheid
predikant = geloofsverkondiger = geestelijke = dominee = prediker
moed geven = verstouten
weken = doorweken
pressurecooker = drukpan = hogedrukpan = snelkoker = snelkookpan
tochtje = vakantiereis = uitstapje = trip = uitje = pleziertocht = plezierreis
vatting = schuine kant = montuur
rijzen = komen = opstaan = dagen = aanbreken = opkomen = aankondigen
digestief = vergister
brandpuntsafstand = beeldafstand
Hottentot = Hottentots
afleren = ontwennen = afwennen
kalmerend middel = kalmeringsmiddel = sedatief
bloemenverkoper = bloemenhandelaar = bloemist = bloemenman
geheugenkaart = flitskaart
Vandaal = Vandalen = vandaal
jurisprudentie = recht = antecedenten = rechtsgeleerdheid = precedent = antecedent
vossenbes = rode bosbes
omkleedsel = huis = omhulsel = behuizing = hulsel = kas
transpireren = dampen = perspireren = uitdampen = bezweten = uitwasemen = zweet = wasemen = uitademen = zweten
notenboom = walnotenboom = notelaar
looizuur = tannine = looistof
reflectie = weerspiegeling = contemplatie = berekening = beschouwing = terugkaatsing = reflex = bespiegeling = overweging = weerglans = weerkaatsing = overpeinzing = weerschijn = weerschijnsel
wantrouwend = achterdochtig
huwelijksnacht = bruidsnacht
analogie = overeenkomst = overeenstemming = correspondentie
zwoerd = spekrand = bast = spekzwoerd = schors = schil
slapeloosheid = hyposomnie = slaaploosheid
tegenzin = hekel = magnetische weerstand = afgunst = weerstand = onwil = afkeer = onwilligheid = aversie = haat = wrok = vijandschap = haatgevoel = balorigheid = haatgevoelens = weerzin
stilte = bewegingloosheid = antigeluid = rust
jacquet = zwaluwstaart
stedeling = Towner = stadbewoner
troonsafstand = abdicatie
opvoedkundige = onderwijzer = pedagoog = onderwijsdeskundige
doctoraalscriptie = proefschrift = dissertatie = thesis
weergalm = weerklank = echo = sonoriteit = naklank = galm = resonantie
naklank = resonantie = weerklank = echo = galm = weergalm
weerglas = barometer
herscholing = omscholing = herhaling
beeldhouwster = beeldhouwer
beschimpingen = wangebruik = mishandeling = misbruik
inspectiedienst = inspectie
tobberij = ongerustheid = bezorgdheid = zorg
tenaciteit = perseveratie = vastberadenheid = doortastenheid = ruggegraat = persistentie = volhardingsvermogen = ruggengraat = lef = karakter
hoofdschotel = hoofdgerecht
zinsbegoocheling = waanidee = waan = spooksel = fantasy = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = waandenkbeeld = inbeelding = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma = verbeelding
zenuwpatiënt = neuroticus
slangegif = gif = gal = slangengif
geluidsband = band = cassettebandje = audiocassette = magneetband = tape = bandje = geluidscassette = cassetteband
steken = krenken = priemen = boren = irriteren = grieven = prikken = knagen = kwetsen
vriendelijkheid = hartelijkheid = jovialiteit = innemendheid = goedheid = beminnelijkheid = minzaamheid = welwillendheid
vredehandhaving = handhaving van de vrede = vredesoperatie
verslaggeving = rapportage = berichtgeving
matheid = lamlendigheid = futloosheid = indolentie = apathie = landerigheid = lusteloosheid
protest = bedenking = tegenspraak = weerstand = bezwaar = tegenwerking = strubbeling = strubbelingen = tegenstand = oppositie = weerwerk = suggestie = verzet
uitgeroeid = verdelgen = ontwortelen = ontworteld
arena voor stierengevechten = arena
transformator = stroomtransformator
natuurbeschrijving = fysiografie = fysische geografie
dysfunctie = dysergie
rots = steen = steenrots = kiezel = natuursteen = gesteente
muziekles = schoolmuziek
bogaard = boomgaard = bongerd = fruitareaal
toevalstreffer = serendipiteit
ingrijpen = hinderen = verstoren = interveniëren = interfereren = storen = tussenbeide komen
uiteinde = einde = uiterste = afloop = eind = extremiteit
norsheid = abruptheid = bruuskheid = onbehouwenheid = barsheid
vingertaal = vingerspraak = dactylologie = gestiek = gebarentaal
opensnijden = ontleden
staatsburger = poorter = stadsburger = burger
onbescheidenheid = indiscretie
beletage = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = eerste verdieping
marszeil = bovenzeil
punctie = paracentese = punctuur
knolraap = raap
bacteriekweek = bacteriecultuur = kweek = cultuur
dierkundige = zoöloog
een webpagina herladen = ophalen
luchtpijp = trachee = trachea
canulatie = intubatie
hoge = hoogwaardigheidsbekleder = waardigheidsbekleder = schoen = piet = huls = dignitaris
exploratie = verkenning = opsporingswerk = scouting = verkenningstocht
inpekelen = pekelen = inzouten = zouten
haam = gareel = halsband = halsketting
klapdeur = tochtdeur = zwaaideur = pendeldeur
delen = splitsen = weggeven = scheiden = deling = meeleven = afsnijden = communiceren = mededelen = verdelen = deelnemen = aandeel = bijdrage = inbreng = meevoelen
opslagtank = brandstoftank = stortbak = reservoir = tank
ziekenverzorger = ziekenverzorgster
houtbewerking = timmerwerk
inbreng = weggeven = inleg = mise = aandeel = inlage = bijdrage = inleggeld = delen
kansrekening = waarschijnlijkheidstheorie
cash = geld = contant geld = kasgeld = contanten
delfstofkunde = mineralogie
vuistvuurwapen = blaffer = pistool = opdondertje
draaiboek = boeken = scenario = script
maniak = gek = dolleman
nevenproduct = bijproduct = bijprodukt = nevenprodukt
meesterwerk = hoofdwerk = meesterstuk = gildeproef = proefstuk = chef-d'oeuvre
geroosterd brood = toast
samenleving = club = samenwoning = vereniging = sociëteit = maatschappij = hokken = wereld = gilde = gemeenschap = gezelschap = cohabitation = orde = samenwonen
riblap = ribstuk
verkondiger = aankondiger
Bangladesch = Bangladesh
invoeren = voeren = introduceren = implementeren = importeren = initiëren = overschakelen = doorvoeren = invoer = voederen = instellen = voedsel geven = import = eten geven = voeden = innoveren = overgaan = ingeven
oogbol = oogappel
tingieter = blikslager = tinnegieter
rehabilitatie = genezing = convalescentie = genezingsproces = restauratie = recuperatie = beterschap = herstel = heling
Deadbeat = beatnik = beatniks = wanbetaler
feestvieren = vieren = feesten = fuiven = rollen
afluisteren = luistervinken
copula = koppelwoord = koppelwerkwoord
klaslokaal = lokaaltje = schoollokaal = lokaal = klassenlokaal = klas = leslokaal
patent = octrooi
kraaien = kukelekuën
veld = gebied = vlak = speelveld = slagveld = laagvlakte = front = heuvel = arena = strijdperk = domein = deelnemersveld = krachtveld = vlakte = terrein = sfeer = sportveld
voetgangers- = voetganger
onfeilbaarheid = perfectie = idealiteit = volmaaktheid
opgaaf = kwestie = oefening = oefenen = vraag = exercitie = probleem = uitdaging = opdracht = vraagstuk = opgave
suppliëren = afsmeken = bidden = smeken
menselijkheid = menslievendheid = medemenselijkheid = mensengeslacht = mensdom
strijdmacht = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep
marathonloop = marathon
toezeggen = beloven
dominosteen = domino
zelfdoding = zelfmoord = suïcidant = zelfvernietiging = zelfmoordenaar = suïcide
onzelfzuchtigheid = altruïsme = edelmoedigheid = groothartigheid = grootmoedigheid = onbaatzuchtigheid
brengen = lenen = plaatsen = inkleden = zetten = aanbieden = presenteren = neerzetten = stellen = bieden = offreren
wow = giller
susceptibiliteit = dispositie = aanleg = gevoeligheid = lichtgeraaktheid = vatbaarheid = ontvankelijkheid = predispositie
afdekstro = strooisel
diepteonderzoek = onderzoek = detailonderzoek = beproeving = diepte-onderzoek = proef = verificatie = test
graanproduct = graan
rok = Rok
performance = voorstelling = vertoning
winstaandeel = dividend
isolatie = isolering = afgrendeling = afzondering
perimeter = kantlijn = randgebied = grensgebied = marge = omgeving = omtrek
afpersen = uitwringen = wringen
verloving = engagement
wis = teen = rijs = twijg
afstemming = verwerping = rejectie = instelling = afstelling
broekje = schacht = onderbroek = beginneling = vlasbaard = nieuwkomer = nieuweling = groentje = groene = melkmuil
oost = oosten
diocees = bisdom
heroïne = heldin
kieken = flitsen = trekken = fotograferen
zwijnen = boffen = mazzelen
wegrestaurant = bediening = dienst
tuigage = zeilwerk
kijkbuis = treurbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast
duiden = verklaren = wijzen = wijzen op = aanduiden
therapie = behandelwijze = psychotherapie = behandeling = geneeswijze = gespreksbehandeling
heethoofd = driftkop = agressieveling = driftkikker = gifkikker
ontmaagden = defloreren
morgen = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = voormiddag = morgenstond = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad
antipapisme = anti-papisme
flessenhals = hals = bottleneck = nek = knelpunt
middenklasse = burgerij = bourgeoisie
vangertje = tikkertje = krijgertje
Dhr. = meneer = dhr.
tijdsbestek = tijdsverloop = tijdsspanne = tijdsruimte = tijdruimte = tijdspanne
bedroeven = betreuren = smarten = verdrieten
weekend = weekeinde
remuneratie = arbeidsloon = salaris = wedde = honorarium = bezoldiging = traktement = gage = arbeidsinkomen = loon
chirurg = slager
offer = wijgeschenk = opoffering = offergave = offerande = hecatombe = oblaat
A-wapen = atoomwapen = kernwapen
verteren = uitgeven = verwerken = besteden = spenderen
mensenkind = homo sapiens = mens = ziel = mensachtige = sterveling
kopiïst = kopiist = schrijver
brouwer = bierbrouwer
neerpoten = zetten = poten = neerzetten = planten
beogen = intenderen = bedoelen = menen
groengordel = Greenway
trekker = attractie = wieltrekker = kurketrekker = bezienswaardigheid = kurkentrekker = trekdier = trassant = tractor = trekpleister = motortrekker
weergalmen = galmen = naijlen = naklinken = weerklinken = weerschalken = nagalmen = resoneren = echoën = doorklinken
Hermitage = ermitage = kluizenaarswoning = kluis = hermitage = kluizenaarshut
plaatglas = vlakglas = spiegelglas
legermacht = regeringstroepen
barbarisme = beestachtigheid = wreedheid = brutaliteit
houw = hak = schoffel
respecteren = zich neerleggen bij = achten = hoogachten = hoogschatten = waarderen = zich schikken naar = luisteren = eerbiedigen = berusten = ophebben = voldoen = verwaardigen = gehoorzamen
medemens = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = naaste = buurvrouw
bil = onderste = wangetje = wangen = bodem = onderkant = koon = wang
sneeuwbui = werveling = sneeuwstorm = stuifsneeuw = jachtsneeuw = blizzard
lesgeld = leergeld = schoolgeld
persisteren = volharden = volhouden = doorbijten = blijven = standhouden = uitzingen = persevereren = doorzetten = doordouwen
kotelet = karbonade
regeringstroepen = legermacht
tafelgenoot = disgenoot = kostganger
vestigen = neerstrijken = grondvesten = gronden = stichten
forum = gesprek = debat = bespreking = forumdiscussie = paneel = discussie = panel = dialoog
astrobiologie = exobiologie
A-bom = kernwapen = kernbom = atoombom
vogelschrik = vogelverschrikker
felonie = zwaar misdrijf = euveldaad = zware misdaad = misdaad
klaaglied = klaagzang = lamento = treurdicht = lijkzang = dodenmis = klaagdicht = treurzang = jammerzang = treurlied = elegie = requiem
labo = lab = laboratorium = praktijklokaal
gedachtewereld = gedachtenwereld = manier van denken = denkwereld
uitwijzing = verbanning = wegjaging = verwijdering = uitzetting = uitdrijving = verdrijving
zakenvriend = vrind = bondgenoot = vriend = bondgenote = compagnon
waspapier = paraffinepapier
meteorologie = weerkunde
gedrocht = wangedrocht = wangestalte = monster
antimilitarist = peacenik = pacifist
gelijktijdig = gecombineerd
pluimstrijkerij = ophemeling = mooipraterij = vleierij = hielenlikkerij
eetzaal = eetkamer
taling = appelblauwzeegroen
muzikaal = musical = zangspel = operette
namaakleer = kunstleder = imitatieleer = kunstleer = simileder = skai
brandweg = brandsingel = brandlaan = brandgang = tra
prooidier = prooi = doelwit
kanon = hotemetoot = topman = hotemetotem = kopstuk = prominent = bons = pistool = stuk = bobo = geweer = VIP = vuurwapen
medebroeder = gildebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = confrater = collega = gildenbroeder
uitdragerij = antiekwinkel
vleeswaren = charcuterie
bloeiperiode = hoogtijdagen = bloeitijd
uiltje = mot = nachtvlinder
zelfcontrole = zelfbeheersing = wilskracht
verdampen = verkoken = vervliegen = evaporeren = vervluchtigen
parochiaan = gemeentelid
drukwerk = pers
kogellager = rollager = kogelkussen = rollenblok
amniocentese = vruchtwaterpunctie
hagelbol = hagelsteen = hagelkorrel
manhaftigheid = heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = heroïek = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid
wijnboer = vinoloog = wijnbouwer
protozoa = protozoön
vlos = vloszijde = fleuret
maltraiteren = toetakelen = bewerken = mishandelen
koord = snoer = touw
vrind = vriendin = bondgenoot = amice = kornuit = gabber = gezel = vriend = bondgenote = makker = zakenvriend = deelgenoot = maat = compagnon = kameraad = kompaan
Schorpioen = schorpioen
Republiek Maldiven = Maladiven
uiteendoen = verklaren = uitweiden = exponeren = uiteenzetten
wantsenkruid = coander = ketoembar = koriander
minstreel = minnezanger = troubadour = trouvère
sportploeg = team = ploeg
reminder = geheugensteuntje = ezelsbrug = mnemotechniek = ezelsbruggetje
offensief = klaar om aan te vallen
uitbarsting = explosie = vulkaanuitbarsting = huiduitslag = eruptie = het uitbreken = uitbraak
servicebeurt = onderhoudsbeurt = controlebeurt
aaneenrijgen = aaneenschakelen
vergasten = behandelen = fuiven = onthalen = trakteren
theeketel = ketel = waterketel = soepkip
middenstijl = verticale raamstijl = raamstijl = raampost
hygrometer = psychrometer = vochtmeter = vochtigheidsmeter
bekrompenheid = pietluttigheid = benepenheid = kruideniersmentaliteit = kleingeestigheid = dorpsmentaliteit
USSR = Unie van Socialistische Sovjetrepublieken = SU = Sovjet-Unie
gasontwikkeling = gasvorming = vergassing
uiterlijkheid = uiterlijke kenmerken
voortzetten = staande houden = continueren = voortbouwen = blijven = doorgaan = voortgaan = vervolgen = overgaan
manometer = tonometer
adhesie = trouw zijn aan = trouw = aanhankelijkheid = steun = toewijding
atoommassa = atoomgewicht
ereprijs = Christuskop
kosten-batenanalyse = kosten-baten analyse
paleontoloog = palaeontoloog
quaestor = schatbewaarder = penningmeester = thesaurier = schatmeester = quaestrix
ergotisme = kriebelziekte
kartograaf = cartograaf
buuf = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw
Filippijn = Filipijn = Filippino
kernkop = springkop
voormaag = kliermaag = spiermaag
interpretatie = voorstelling = uitleg
uitsloven = forceren = overdrijven
duindoorn = gaspeldoorn = doornstruik = brem
centrifuge = afscheider = scheider = droogzwierder
kuisen = censureren = reinigen = zuiveren = castigeren = afnemen = schoonmaken = doen
zich gedragen = gedragen = doen = spelen
tuinschep = pleisterspaan = sabel = troffel = truweel
een kikker in de keel hebben = knooppunt = hub
inhuren = huren = bezighouden
hasj = hasjiesj
conjectuur = notie = gevoel = besef = veronderstelling = aanname = vermoeden = giswerk = gissing = voorgevoel = impressie = indruk = onderstelling
houtbewerker = timmerman
bekorten = samentrekken = versimpelen = verkorten
ontmaskering = demasqué
aftakking = zijtak = arm
frunniken = peuteren = frommelen = frutselen = friemelen = futselen = morrelen = wriemelen
tiranniseren = overheersen
erfenis = erflating = overblijfsel = versterving = legaat = boedel = erfdeel = successie = versterf = erfgoed = vermaking = nalatenschap = relict
syllabus = werkboek
crinoline = hoepelrok
fysiotherapeut = bewegingstherapeut
perelaar = peer = perenboom = pereboom
coulance = plooibaarheid = souplesse = meegaandheid = conveniëntie = inschikkelijkheid = flexibiliteit = conniventie
reddingsboot = vlot
afzwering = herroeping
hoerenhuis = hoerenkot = massagesalon = verwenhuis = bordeel = Venustempel = eroscentrum
melkwegstelsel = nevel = melkweg = nevelvlek
landingstrap = touwladder = passagierstrap
clown = sufferd = idioot
handelsgoederen = product = waar = waren = handelswaar = koopwaar = negotie = spul = handel
getypte tekst = manuscript
sneuvelen = breken = vallen = sneven
destilleerderij = stokerij = alambiek = distilleerderij = branderij
onkosten = kosten = uitgaven
volkslied = lijflied
belastinggroep = tariefgroep
kennis = vriendinnetje = bekendheid = vriendin = perceptie = belezenheid = wetenschap = cognitie = vriend = eruditie = geleerdheid = vriendje = medeweten = schoolkennis = maatje = ervaring = bagage = bekende = weten
suspicie = wantrouwen = achterdocht = verdenking = argwaan = argwaan koesteren
waar = product = handelsgoederen = waren = goederen = handelswaar = koopwaar = goedheid = negotie = spul = handel
naaldbomen = conifeer = naaldboom
vloerdeel = vloerplank = deel
januskop = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet
sound-track = filmmuziek = soundtrack = partituur
mafia = maffia
asvaalt = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = deponie = stort = ashoop = stortplaats = afvalhoop = afvalstort
lus = lis = strik = strop
scheurkies = knipkies
keizerrijk = rijk = Imperia
tweespalt = verscheurdheid = tweedracht = onenigheid = disharmonie = verdeeldheid = partijschap
afkrijgen = afronden = volbrengen = voleinden = voleindigen = klaarkrijgen = gereedkomen = voltooien = afmaken = afkomen
vuurproef = smeltkroes
groenteboer = groenteman = kruidenier
koekoeksspeeksel = koekoeksspog
knauw = knak = klap = deuk = schok = slag
staartster = komeet
poederdons = quilt
assistente = assistent
Radian = radial = radiaal
palmboom = palm
schop = trap = schep = schepje
overmaat = overschot = teveel = exces = overbodigheid = surplus = plus = oververzadiging = landbouwoverschot
voornaamwoord = pronomen
androgynie = interseksualiteit = tweeslachtigheid
vet = smeersel = vetweefsel = smeermiddel = strijksel = smeervet = olie = smeer = wolvet
persoonsbeveiliger = lijfwacht = lijfgarde
onkostennota = onkostenrekening
roep = kreet = krijsen = schreeuw
juke-box = jukebox
vruchtbeginsel = ovarium
pleerol = wc-rol = toiletrol = closetrol
brievenbus = vertaling
potloodslijper = puntenslijper = slijper = slijpapparaat
penningsteen = nummuliet
zeewaardig = onzeewaardig
omhouwen = omkappen = kappen = omhakken = vellen
borstbeeld = buste
legeronderdeel = legereenheid = krijgsmachtonderdeel = legerformatie = legerafdeling
deportatie = verbanning = banneling = ballingschap = exilium
vloszijde = fleuret = vlos
speelgoedsoldaatje = soldaatje
grafurn = urne = lijkvaas = grafvaas = urn = asurn
bladmaag = boekmaag
jongleur = kunstenmaker
vastpinnen = pennen
dosis = gift = dosering
inpakpapier = kaftpapier = pakpapier
beminnaar = liefhebber = aanbidder = minnaar
pentagoon = vijfkant = vijfhoek
krullend = gekruld
broosheid = breekbaarheid = fragiliteit = kwetsbaarheid
uitschelden = belediging = krenken = uitfoeteren = uitketteren = uitveteren = affronteren = beledigen = stijfvloeken = smaad = dissen = uitkafferen = grieven = vernederen = affront = uitjouwen = kwetsen
broodkeuken = voorraadkamer = provisiekast = voorraadkast = provisiekamer = spinde = schapraai = kelderkast = office
sociale structuur = sociaal systeem = maatschappijvorm
verbijten = tandenknarsen = knarsetanden
vijzel = dommekracht = krik = mortier = autokrik
rijwiel = velo = stalen ros = fiets
ruiker = bouquet = bos = boeket = corsage = bloemetje
accountancy = boekhouding = boekhouden = comptabiliteit
lak = lakverf = vernis = verzegeling = vernislaag = zegellak = laklaag = zeehond
peuteren = frommelen = frutselen = friemelen = futselen = frunniken = morrelen = wriemelen
tegenzet = contra-attaque = tegenaanval
verwijdering = uitwijzing = verbanning = wegjaging = uitzetting = distantie = uitdrijving = verdrijving = afstand = eliminatie
heupwiegen = zwieren
bejaarde = oudje = oudere = zestigplusser
andragogie = volwassenenonderwijs = andragogiek = volwasseneneducatie = tweedekansonderwijs = tweede-kansonderwijs
straatveger = aasdier = jutter = aaseter
hinderlaag = valstrik = val
vakantiehulp = au pair = vakantiekracht
smet = vlek = schandvlek = veeg = klad
huwen = zich in de echt verbinden = trouwen = in de echt verbinden
persienne = luxaflex
gedenkschrift = memoires
vermomming = mom
vetkussen = vetkussentjes = vetkussentje
nageboorte = nawerk
aardkloot = ondermaanse = aarde = wereld = wereldbol = Aarde = aardbol = aardrijk
kroniek = vertelling = story = geschiedenis = jaarboek = almanak = Kronieken = jaaroverzicht = verhaal = annalen = historie
bergingswerken = berging
vaatweefsel = transportweefsel
pottenbakkersoven = oven
watersnip = poelsnip = bokje
naaf = draaischijf = centrum
oudheidkunde = archeologie = paleologie
Boeddha = boeddha
klad = vlek = schandvlek = smet
fiscaliteit = belastingstelsel = belastingsysteem
natuurlijkheid = ongekunsteldheid = schwung = flair = gemak = losheid
japon = kleed = kledij = jurk
navelsnoer = navelstreng = navelsteng
voortbewegen = overgaan = overstappen = overspringen
lichtschijnsel = lichtflits = flits
tegenstaan = walging = doen walgen = walgen = tegensteken
opslagmedium = geheugeneenheid = geheugen
kraagbeer = Amerikaanse zwarte beer
verscheurdheid = partijschap = tweedracht = tweespalt = verdeeldheid
gewicht = hoop = significantie = importantie = betekenis = lading = belang = massa = waarde = zwaarte = gewichtigheid = gewichtstuk
afraffelen = aframmelen = afraggen = afjakkeren = zich haasten = afroffelen
enkelband = enkelkettinkje
televisieomroep = omroepvereniging = omroeporganisatie = omroep = radio-omroep
betimmeren = aftimmeren
propje = balletje
stamhoofd = leider = chef = hoofd = dorpshoofd = chief = opperhoofd
wetten maken = passeren = verlijden
liquidatieuitverkoop = opheffingsuitverkoop = uitverkoop = leegverkoop = opruimingsuitverkoop = liquidatie-uitverkoop = opruiming
kwebbelen = kletsen
uitjouwen = awoert = boe = uitfoeteren = uitketteren = uitveteren = uitkafferen = uitschelden = snuiven = stijfvloeken
richting = plaatsbepaling = oriëntatie = gerichtheid = oriëntering = hoek = kant
fractie = verkiezingsbijeenkomst = breuk
visagist = estheticienne = esthéticienne = schoonheidsspecialiste
spam = ongewenste elektronische post = spamboodschap
gesnurk = geronk = gesnork = snurken
pijlkoker = koker
deraillement = ontsporing
meuren = snurken = rusten = slapen = maffen = bronzen = keveren = knorren = pitten
set uppen = set-uppen
b.h. = bustehouder = beha = bh
groepsruimte = docentenkamer = leraarskamer = gemeenschappelijke kamer = lerarenkamer
hapje = snack = versnapering = hap = knabbeltje = tussendoortje
aërodroom = airport = vliegveld = luchthaven
muur = bastion = wal = verschansing = bolwerk = burgwal = wand = schans = vestingwal
nurks = nijdas = zuurpruim = kribbenbijter = azijnpisser = galbak = kribbebijter = kniezer = sacherijn = chagrijn = netenkop
konkelarij = gesmoes = kletspraat = achterklap = roddel = roddelpraat = roddelpraatje = kletspraatje = geroddel = geklets = gerucht
dressoir = buffet
transcriptie = transliteratie
vaccineren = inoculeren = inenten
perverseling = dégeneré = afwijkeling = afvallige = gedegenereerde
DIT = punt
werkzaamheid = effectiviteit = activiteit = werkzaamheden = doeltreffendheid = bezigheid
zeilboot = draak = zeiler = bark = zeilbootje
decatlon = tienkamp
piekeren = vreten = zich zorgen maken = doorzagen met een figuurzaag
instigeren = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = aanmanen = pramen
eenstemmigheid = eendracht = uniformiteit = eensgezindheid = conformiteit = akkoord = harmonie = overeenstemming = concordantie = goedkeuring = overeenkomst = unanimiteit = consensus
boffen = mazzelen = zwijnen
ideaal = ideaalbeeld = droom = droombeeld = wensdroom
luizeëi = neet = luizenei
contraceptiemiddel = anticonceptiemiddel = preservatief = contraceptivum = contraceptief = voorbehoedmiddel = anticonceptivum
medium = hulpmiddel = communicatiemiddel = oplosmiddel = instrument = middel = oplossend middel
bronstig = gretig
diarree = buikloop = kakkerij = afgang
betomen = inhouden = intomen = beheersen = belasten = moeilijkheid
frater = kloosterbroeder = monnik = kloosterling = convers = bedelbroeder = mendicant = bedelmonnik = lekenbroeder = ordebroeder = cenobiet = broeder
assembler = assembleerprogramma
bestudering = studeren = studie = bestuderen
tabaksplant = tabak
Asclepius = Asklepios
strofe = stanza
ontstoppingsmiddel = ontstopper
lucullus = gastronoom = fijnproever = Bourgondiër = lekkerbek = gastronome
attribuut = eigenschap
veranderen = zich omkleden = keren = variëren = wijzigen = converteren = altereren = modificeren = changeren = herscheppen = omzetten = kenteren
dozijn = tientallen = twaalf
ribbemoos = krachtmens = krachtpatser
pony = slag = froefroe
vrouwenhater = misogaam = misogijn = misogyn
krachtcentrale = elektriciteitscentrale = energiecentrale
landen = aarde = grond = grondsoort
boerde = klucht = sotternie
holtedieren = holtedier
bomkrater = bomgat = bomtrechter
mastiff = bulhond
op één lijn zetten = op één lijn brengen = uitlijnen = Aline
autosnelweg = hoofdweg = A-weg = autostrade = rijksweg = autoweg = autobaan = verkeersweg = Hoofdweg = snelweg
zelfmoordenaar = suïcidant = zelfdoding = zelfmoord
paardesport = paardrijden = ruitersport = rijkunst = paardensport
hoedepen = hoedenpen
zedenbederf = schandelijkheid = schanddaad
napraten = papegaaien
witten = blancheren = verbleken
hoerenkot = hoerenhuis = massagesalon = verwenhuis = bordeel = Venustempel = eroscentrum
morse = morseschrift = morsealfabet = morsecode
oogarts = oogheelkundige = oculist = optometrist = oftalmoloog
kaap = grens = limiet = landpunt = hoek
uitzoeken = blieven = sorteren = schiften = uitverkiezen = opteren = believen = kiezen = uitkiezen = selecteren
gevangenis = strafgevangenis = kast = kerker = bak = gevangenhuis = kot = gevang = nor = strafinrichting = petoet = cachot = rijkshotel = huis van bewaring = penitentiaire inrichting = bajes = lik = pot
mazzel = lot = fortuin = zwijn = bof = zwijntje = geluk
honingschubje = honingkliertje
bekoring = wenselijkheid = aantrekkingskracht = aanminnigheid = verzoeking = begeerlijkheid = verleiding = verlokking = seductie = lieftalligheid = aanvalligheid = beminnelijkheid = lokroep = bekoorlijkheid = charme = aantrekkelijkheid
slimmerik = slimmerd = goochemerd = slimmeling = doorzetter = wonderkind
geleider = geleidster = begeleider
verijdelen = voorkomen = bewaren = afweren = afwenden = verhoeden = vermijden
gangster = schoelie = schurk
richtingbord = wegwijzer
importeur = invoerder
zwaartelijn = middenberm = mediaan
eerlijkheid = ernst = openheid = oprechtheid = integriteit = openhartigheid = waarachtigheid = waarheidsgetrouwheid = rechtschapenheid = braafheid
gewest = landstreek = streek = land = departement = gouw = regio = graafschap
Serail = harem = vrouwenverblijf
Schotse ruit = ruitjesstof = ruitje = schotse ruit = tartan
oxyderen = verroesten = oxideren = roesten = corroderen
borduurkunst = naaldkunst
moes = moe = moederlief = mam = moeder = moesje = mama = mammie = ma
circuit = elektrisch circuit
gewenning = nood = verslaving = verslaafdheid = afhankelijkheid
geoorloofd = toelaatbaarheid = toelaatbaar
arve = alpenden
landbouwkundige = agronoom = landbouweconoom = landbouwdeskundige
Republiek Ghana = goudkust = Ghana
Vatikaanstad = Vaticaanstad = Staat Vaticaanstad
lor = lompen = franje = prul = prulletje = vod = tierelantijntjes = tod = prullaria = klodde = barrel = tierlantijntjes = prulding = pruts = lap
verdomme = verdoemenis
aangaan = wortelen = behoren = gaan = inzetten = betamen = passen = horen = aanvangen = aanzetten = beginnen = starten = aanslaan
correspondentiepapier = briefpapier
standhouden = volharden = volhouden = doorbijten = blijven = persisteren = uitzingen = persevereren = doorzetten = doordouwen
lekker = heerlijk = smakelijk
voetzool = zool = zeetong
Sabbat = sabbat = heksensabbat
aanelkaarweven = dooreenweven
beeldteken = ideogram
snol = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = tippelaarster
fokzeil = fok
brandblusapparaat = brandblusser = annihilator = blusapparaat = extincteur = nevelblusser
sax = saxofoon
onbehagen veroorzaken = hinderen = storen
roofvogelnest = arendsnest = horst
nivelleren = aplaneren = gelijkmaken = slechten = effenen = egaliseren = vlakken = afvlakken
sprengwater = mineraalwater = bronwater
ringgracht = vest = gracht = vestinggracht = slotgracht
scholen = leiden = vormen = opleiden = trainen = onderrichten = opvoeden = onderwijzen
tint = kleurschakering = huidskleur = schakering = nuance = kleur = Hué
urineleider = pisbuis = pisleider = ureter
mondstuk = bit = boortje = gebit
biotoop = woongebied = territorium = habitat = leefgebied = standplaats
aluminiumfolie = bladaluminium
ruitewisser = ruitenwisser
kunstdrukpapier = kunstdruk
contreien = buurt = milieu = kader = omstreek = wijk = nabijheid = contreie = omgeving = omstreken = omtrek
omstreek = buurt = milieu = contreien = kader = wijk = nabijheid = contreie = omgeving = omstreken = omtrek
zengen = versmachten = verschroeien = schroeien = verzengen = blakeren = roosteren
stroop = siroop
atrium = boezem
proverbium = uitdrukking = zegswijze = spreekwoord = spreuk = gezegde = expressie = leenspreuk = spreekwijze
gezel = vriendin = amice = vriend = kornuit = gabber = ambachtsman = makker = vakman = vrind = leermeisje = leerjongen = handwerksman = deelgenoot = maat = compagnon = kameraad = kompaan
kunstuiting = kunstproduct = kunst = kunstwerk = object
terugbrengen = terugbezorgen = verminderen = verkleinen = besnoeien = korting = vermindering = minderen = terugvoeren = reduceren
ingeborene = inwoner = autochtoon = native
snotneus = druipneus = loopneus = snotaap
astma = astma-aanval
prognostica = prognostiek = perspectivisme = futurologie
stemgeluid = stem
afschaduwing = schaduwbeeld = schim = schaduw
redmiddel = expediënt
bedenken = ontwerpen = uitdenken = verzinnen = uitstippelen = opperen = concipiëren = plannen = vinden
fissuur = barst = kier = scheur = reet = berst = spleet = breuk
inlichten = informeren = verwittigen = voorlichten
fuiven = behandelen = vergasten = vieren = feesten = rollen = trakteren = feestvieren = onthalen
teheran = Teheran
magiër = tovenaar = goochelaar = heksenmeester = tovenares = duivelskunstenaar = illusionist
immuniteitsysteem = afweermechanisme = immuunsysteem
bewerker = krantenredacteur = redactrice = schrijver = motief = editor = aanleiding = agent = beweeggrond = oorzaak = reden = redacteur = veroorzaker = beweegreden
verarming = nooddruft = nood = behoeftigheid = armoede = armoedigheid = verslechtering = armoe = armzaligheid = kommer
Heracles = Hercules
muziekbeoefenaar = muzikant = instrumentist = speler = musicienne = musicus = instrumentalist = toonkunstenaar
kustmeer = haf = lagune
prevaleren = controleren = heersen = beheersen = overheersen = domineren
broeikas = kas = serre
bindsel = dossier = boekband
rijksrecherche = FBI = opsporingsdienst = recherche
natuurgebied = landschapspark = nationaal park = natuurbeschermingsgebied
vogelreservaat = volière = vogelhuis
examenkandidaat = examinandus = kandidaat = geëxamineerde
eraan denken = terughalen = herinneren = doen denken = reproduceren = zich herinneren = gedenken = te binnen schieten = onthouden
stuit = staartbeentje = stuitje = staartbeen = stuitbeen
terminal = tussenstation
ontdekkingsreiziger = fortuinzoeker = avonturier = goudzoeker = gelukzoeker = ontdekker
aldosteronisme = hyperaldosteronisme
ecdysis = rui = ruitijd
vork = tand = prikker = fork = splitsing = punt = prikkertje
Furlong = furlong
aansluiting = koppeling = wegkruising = treinverbinding = verbinding = interface = raakpunt = kruising = snijding = schakeling = kruispunt = lijn = spoorverbinding = knooppunt = connectie = telefoonaansluiting
interneringskamp = gevangenenkamp
hoempa = straatmuzikant = muzikant
politieverordening = gemeenteverordening = huishoudelijk reglement = verordening = politievoorschrift
centennium = eeuw = centurie
chili = chilipeper = chilipoeder = peper = chili con carne = chilisaus
intoxicant = microspore = bedwelmingsmiddel
lokaaltrein = omnibus = boemeltrein = lokaaltje = stoptrein = boemeltje
middagvoorstelling = matinée = matinee
contraceptivum = anticonceptiemiddel = contraceptiemiddel = preservatief = contraceptief = voorbehoedmiddel = anticonceptivum
platleggen = afsluiten = platgooien = platliggen = stilliggen = aanleggen = uitzetten = afleggen = lamleggen = stilleggen
opmerkzaamheid = oplettendheid = aandachtigheid = attentie = concentratie = aandacht
ventilator = waaier
grotetertstoonladder = durtoonladder
klopgeest = poltergeist
bloemetje = bouquet = bloempje = bos = bloem = corsage = blom = bloei = bloesem = boeket = ruiker
spirant = fricatief
afkorting = verkorting = breviatuur = abbreviatie = afko = abbreviatuur
geneesheer = geneeskundige = arts = esculaap = dokter = heelmeester = pil = medicus
baud = Baud
dixieland = Confederale staten van Amerika = dixielandmuziek
boortoren = boorinstallatie = booreiland
grienen = sniffen = snotteren
ontploffing = smak = explosie = bons = klap = detonatie = slag = stoot
bruggebouwer = bruggenbouwer
indiceren = indexeren
maagzout = zuiveringszout
confrèrie = confrérie = broederschap
overlapping = overlap
verkorten = abbreviëren = afkorten = bekorten = samentrekken = versimpelen
nieuwkomer = schacht = broekje = beginneling = beginner = debutant = vlasbaard = groentje = nieuweling = groene = melkmuil
mHz = megahertz = MHz
onopgevoed = ongeschoold = volks
recidivist = gewoontemisdadiger
structuur = opbouw = bouw = samenstelling
woordkeuze = formulering = woordenkeus = woordkeus = bewoording = jargon = zinswending = terminologie
weer = weersverwachting = weersomstandigheden = verweer = weersomstandigheid = weersvoorspelling = hamel = weerstoestand = weder = weersgesteldheid
alpinopet = alpino = baret = alpinomuts
kukkel = smak = smok = kus = zoen = lik
admitteren = toegeven = toelaten = toestaan
sloffen = sjokken = sukkelen
woonboot = woonark = ark = woonschip = woonschuit
eendekker = monoplaan
blondine = blond
vloeiblad = onderlegger = vloeimap = sousmain = vloeipapier
tolunie = douane-unie
da capo = doublure = herhaling = iteratie
tellen voor = meetellen voor
leemmergel = mergel = tufkrijt
grondwaarheid = axioma = grondregel = grondstelling = postulaat
onoverbrugbaar = onoverkomelijk
afkeer hebben = verafschuwen = verfoeien = haten = walgen = gruwen van = gruwelen van = walgen van = gruwen = verwerpen
stilstand = rest = arrest = vastgrijpen = rust = grijpen = arrestatie = aanhouding
diëtiek = diëtetiek = dieetleer = voedingsleer
speurtocht = puzzeltocht = puzzelrit
ossenkar = ossewagen = ossekar = ossenwagen
aanplakbiljet = affiche = poster = plakkaat
vinger = teen = cijfer
vertrouwelijkheid = confidentie
seraf = serafijn
overhebben = overhouden
seks = coïtus = wip = sexe = copulatie = lijfsgemeenschap = geslacht = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel
liefdesdaad = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel
vomeren = spugen = leegstromen = overgeven = spuwen = braken = kotsen
oplichting = charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichterspraktijken = bedotterij = afzetterij = geldklopperij = oplichterspraktijk
baby = bébé = infant = zuigeling = kleine = kleintje = kindje
overeenstemmen = ondersteunen = overeenkomen = onderschrijven = concorderen = instemmen = sluiten = het eens zijn = accorderen = bijvallen = stroken = aansluiten = goedkeuren = schragen = toestemmen = rijmen
veroveraar = overwinnaar = usurpator = overweldiger
eruditie = belezenheid = geleerdheid = kennis = schoolkennis
economie = effectiviteit = doelmatigheid = efficiëntie = doeltreffendheid = economisch systeem
verbrasser = verspiller = verkwister
prutsding = vuil = vuilnis = brol = rotzooi = brandhout = shit = troep = afval = tinnef = tennef
afsmeken = suppliëren = bidden = smeken
pandemisch = pandemie
gebbetje = geestigheid = plaisanterie = joke = koddigheid = witz = bak = grap = mop
draagwijdte = invloedssfeer = scope = omvang = domein = reikwijdte = portee = raam = bereik
verdrijven = wegzenden = ontslaan = onttronen = afzetten = uitbannen = uitstoten = verjagen = wegjagen
neervlijen = gaan liggen
sermontaine = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht
nis = uitsparing
wang = bil = koon = wangetje
inspeciënt = toneelmeester = inspiciënt
zetmeel = stijven = stijfsel
zorg = verontrusting = voorzichtig = bezorgdheid = bezorgd zijn = ongemak = onderhoudswerkzaamheden = probleem = ongerustheid = onderhoud = zorgen voor = tobberij = verpleging = onrust = onderhoudswerk = zich zorgen maken = last
ouderdomspensioen = oudedagvoorziening = lijfrente = pensioen
bemoeilijken = hinderen = stuiten = belemmeren = remmen = impediëren = verhinderen
luchtboog = steunboog
echolokatie = echopeiling
ontkennen = loochenen = afzweren = intrekken = weerleggen = verzaken aan een eed = verloochenen = herroepen = tegenspreken = logenstraffen
bokszak = stootzak
bieper = pieper = semafoon
raadgever = counselor = mentor = raadsvrouw = raadsman = consulent = adviseur
afsplitsing = groepering = scheiding = deling = indeling
El Salvador = Salvador (El) = Republiek El Salvador
tijd = straftijd = eeuw = era = ouderdom = tijdsafstand = stonde = ure = poosje = uur = moment = tijdvak = tijdperk = tijdsduur = epoch = leeftijd = ogenblik = tijdstip = tel
flapuit = woordenkakker = babbelkous = verklikker = zwammer = axiometer = zwetser = kletsmeier = kletskous = kwebbel = roerverklikker = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar
anonymus = deknaam = nom de plume = pseudoniem = schuilnaam
paardetram = paardentram
doodgeboorte = miskraam = misgeboorte = abortus = misdracht = monstrum
klak = kap = pet
ijsbaan = schaatsbaan = kunstijsbaan
mozaïek = collage = inlegwerk
resistentie = immuniteit = weerstand
leefstijl = levenswijze = leefwijze = levensstijl = levenswandel = leefvorm = way of life = leven
originaliteit = echtheid = authenticiteit
stilleggen = afsluiten = platgooien = platliggen = stilliggen = uitzetten = stoppen = platleggen = nokken = lamleggen = uitscheiden = eindigen = ophouden
afschuring = vrijwillig ontslag
lichaam = donder = lijf = bast = body = kadaver = corpus = ons aardse huis = stoffelijk overschot = lijk
leidster = Poolster = noordster = tramontane = Polaris
instorting = duikeling = val
salmiakzout = salmoniak = salmiak
verandering = alternatie = alternering = alteratie = wijziging = alternantie = afwisseling = variatie
citroenlimonade = kwast = citroenkwast = limonade
afvallige = geloofsverzaker = dissident = gedegenereerde = dégeneré = deserteur = afwijkeling = afgevallene = overloper = outlaw = kerkverlater = perverseling = apostaat
rangorde = hiërarchie = hierarchie
bieden = lenen = aanbieden = brengen = presenteren = offreren
lokmiddel = voer = aas = lokspijs = lokkertje = lokaas
hechtmiddel = kleefpasta = plakspul = plaksel = plakmiddel = gom = kleefmiddel = lijm
assisteren = bijstaan = helpen = gerieven
kapotvallen = stukvallen
radicalen = periferie = rand = franje
mij = me = Maine
beleven = meemaken = ontmoeten = gevoelen = ondervinden = doorleven = gewaarworden = ervaren
jong = knul = kind = joch = kleintje = jonkie = jongen = nakomeling = knaap = gozer
scherpheid = gescherptheid
vatbaarheid = susceptibiliteit = dispositie = aanleg = gevoeligheid = lichtgeraaktheid = ontvankelijkheid = predispositie
authentiseren = waarmerken
gezichtsmasker = masker = schoonheidsmasker
regeringstijd = regeerperiode = regering = regeringsperiode = bestuur = troon = heerschap = bewind = heerschappij
commune = woongroep = leefgroep = leefgemeenschap = woongemeenschap = leefeenheid = gemeenschap
affect = gemoedsbeweging = gevoel
gewone vos = vos = rode vos
kritiseren = beoordelen = neerslagen = bekritiseren
afwennen = afleren = ontwennen
kniereflex = kniepeesreflex
bleekgezicht = bleekneus = bleekscheet = bleekschijter
doceermethode = leermethode = leerplan = onderwijsmethode
hokjespeul = melk wikke
janken = huilen
sigareknipper = sigareschaartje = sigarenknipper = sigarenschaartje
advokaat = Advocaat
uitvaartplechtigheid = rouwdienst = graflegging = uitvaartdienst = begrafenis = uitvaart = teraardebestelling
inspiciënt = toneelmeester = inspeciënt
perforatie = doorboring
ongelijkheid = onevenredigheid = verschil = ongelijkvormigheid = ongelijkwaardigheid
controlepost = doorlaatpost = controlepunt
booggraad = graad = hoekgraad
habitat = woongebied = territorium = biotoop = leefgebied = standplaats
basstem = bas
paalwerk = palissade
verrekenen = afrekenen = afbetalen = vereffenen = vertellen = voldoen = mistellen = afdoen
wever = weefster
beddensprei = bedsprei = sprei = beddesprei
zelfopoffering = zelfverloochening = verloochening
zijderups = zijdevlinderrups
twee = één = paar = i = koppel = tweetal = een = stel
ontdekken = opsporen = vinden = onthullen = blootleggen = tot de ontdekking komen = detecteren
difteritis = difterie
miereneter = schubdier
Hollander = Nederlander = kaaskop
zaadlijst = placenta
gruyèrekaas = gruyère
achterlaten = nalaten
kaftpapier = inpakpapier = pakpapier
teleurstelling = deceptie = afknapper = misrekening = fiasco = flop = ontgoocheling = ontnuchtering = onttovering = desillusie = kater = tegenvaller
wens = wensen
vloeibaar maken = smelten
in moeilijkheden = diep water
Ontario = Ontariomeer
astronaut = kosmonaut = ruimtevaarder = ruimtereiziger
platliggen = afsluiten = platgooien = stilliggen = uitzetten = platleggen = lamleggen = stilleggen
grootgrondbezit = latifundium = grondeigendom = landadel = grondbezit
purgeren = laxeren
zoetwater = water = majem = zoet water
aantikken = tikken
schertsfiguur = niemand = nul
echec = sof = wanprestatie = deconfiture = zeper = fiasco = mislukking = flop
piston = plopper = dompelaar = ontstopper = zuiger
loc = locomotief = lokomotief
contrasigneren = medeondertekening = medeondertekenen
opsporing = speurwerk = waarneming = ontdekking
watersporter = zwemster
huwelijksmakelaar = koppelaar
eierdopje = eierdop
zuidoostenwind = zuidooster = zuidoosten
polyvinylchloride = pvc = PVC
glyptiek = beeldhouwkunst = sculptuur = plastiek = beeldsnijkunst = beeldhouwen
sabayon = kandeel
antifoon = tegenzang
nucleaire fusie = splitsen = splitsing = kernsplitsing
tevoorschijn komen = optreden = zijn opwachting maken = komen = verschijnen = haar opwachting maken = vertonen = opdoemen
vrijdom = vrijheid = dispensatie = ontheffing = decharge = vrijstelling = ontslag = relevatie
gebakje = gebak
Izaäk = Izaak
hercirculatie = recycling = recuperatie = hergebruik = recirculatie = recyclage
decorstuk = toneelscherm = coulisse
werklast = doel = werk = arbeid = baan = corvee = taak = Rome is niet op één dag gebouwd = karwei = opgave
grootheidswaan = grootheidswaanzin = megalomanie
loslaten = afzien = vrijlaten = prijsgeven = vaarwelzeggen = ontketenen = lossen = opgeven = hangen = loskomen = verlaten = losgaan = abandonneren = losraken
oproep = smeekbede = smeekgebed = evocatie = bezwering
terugwinnaar = redder
kokosvezel = kokos
necrologie = rouwadvertentie = doodsbrief = necrologium = doodsbericht
aplanaat = anastigmaat
acceptant = ontvanger = aanvaarder
explosief = springstof
naast elkaar leggen = naast elkaar plaatsen
aanspoelen = aanslibben = verzanden = dichtslibben
klif = klip
ridderschap = ridderstand = hoofsheid = galanterie
rand = border = periferie = contour = franje = radicalen = grens = omboordsel = boord = kantje = kant
van dienst = taks = dienst = weekdienst
vervoerder = lagertransporteren
geitenoog = geiteoog
terrein = gebied = vlak = domein = veld = sfeer
verhinderen = hinderen = voorkomen = zich onthouden = belemmeren = verletten = letten = stuiten = beletten = remmen = impediëren = ontmoedigen = bemoeilijken = abstineren
terugstuiten = terugspringen
kootbeen = falanx = kootje = gelidbeentje
extravasaat = uitstorting = bloeduitstorting = hematoom
timmeren = bouwen = rammen = rammeien = beuken = hengsten = bonzen = hameren
kraanvogel = Kraanvogel = hijskraan
spijkeren = klinken = inklinken = nagelen = vastspijkeren = vastnagelen
koekje = cupcake = biscuit
draaiing = wending = wenteling = duizeling = toer = revolutie = zwenk = duizeligheid = draaibeweging = suizeling = ronde = vertigo = draai = twist
manschap = eerbetoon = huldiging = leenhulde = hommage
karrenpaard = domme koe = rund = koe
schroeien = versmachten = verschroeien = verzengen = blakeren = zengen = roosteren
onregelmatigheid = anomaly = uitzonderlijkheid = abnormaliteit = afwijking = oneffenheid = anomalie
disk = magneetschijf = schijf = harde schijf = disc
zegsman = informant
oeuvre = werkstuk = canon = kanunnik = werk = schepping = compositie = opus
boerentrien = tuttebel = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = totebel = trien = kuttekop
verkeersinfarct = verkeerschaos
werker = werkman = arbeider
schippertje = schippersklokje
traditionele kennis = overlevering
ineenstorten = instorten = ineenzakken
voorzitter = voorzitster = president
delegeren = deputeren = afvaardigen = toewijzen
nop = schoendop
ablatief = zesde naamval
inschikkelijkheid = buigzaamheid = plooibaarheid = souplesse = coulance = meegaandheid = conveniëntie = flexibiliteit = consideratie = gehoorzaamheid = conniventie
assistentschap = woonplaats = residentie
doorsijpelen = lekken = sijpelen
varkensfokkerij = varkenshouderij
continentie = hygiëne = gezondheidskunde = gezondheidsleer
drab = dik = droesem = slobber = gootwater = wijndrab = depot = varkensvoer = bezinksel = bocht = grondsop = wijndroesem = droes = moer
omkieperen = omgooien = omduwen = omknikkeren = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen
steenwerk = steengoed = gres = keramiek
verkiezen = kiezen = goedachten
beunhaas = klungel = kluns = knoeier = prutser = blunderaar = stumper = stoethaspel = sukkel = klungelaar = roffelaar
feston = festoen = lofwerk = loofwerk
afhakken = afkappen
prullenmand = papiermand = prullenbak = scheurmand
anesthesiologie = narcoseleer = verdoving = anesthesie
afhellen = hellen = aflopen
hersenspoelen = brainwashen
preciseren = toelichten = verduidelijken = expliciteren = verdietsen = verhelderen = aanscherpen
vastgrijpen = pakken = stilstand = vastnemen = grijpen = arrestatie = graaien = grissen = toegrijpen = vastpakken = arrest = nemen = aanhouding = beetkrijgen = vatten = beetpakken
disputeren = discussiëren = parlementeren = redetwisten = discuteren = redekavelen = bomen = twisten
gemberbier = ginger ale
handvaardigheid = handwerk = ambacht = handenarbeid
dekbed = eiderdons
boek = boekje = boekhouding = album = katern = boekwerk = boekhoudsysteem
straatartiest = computerfreak
bodem = onderste = Schotse herdershond = aarde = grond = grondvlak = aardbodem = onderkant = bil
verstotene = paria = verworpene = verschoppeling = outcast = drop-out = verworpeling
tijdpad = tijdplan = plan = dagindeling = agenda = schema = tijdschema = programma
verdedigingswerk = verschansing = fortificatie = verdedigingswerken = versterking
patat = frieten = aardappel = pieper = frites = patates frites = frietje = friet = patatje
wringen = draaien = knellen = vervormen = wiebelen = spannen = uitwringen = kronkelen = afpersen = spartelen = ontwijken = wriemelen
nepper = oplichter = flessentrekker = kwartjesvinder
wasgelegenheid = bad = badkuip = badkamer
maniok = cassave = cassavebrood
aansjorren = vastsjorren
pub = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = dranklokaal = kroeg
ekloge = idylle = ecloge
Satan = Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = demoon = mefisto = duivel = droes = hellevorst = satan = lucifer = morgenster
bruikbaar = werkbaar = aanwendbaar = inzetbaar
puin = restanten = wrakstukken = ruïne = strandvonderij = bik = wrakhout = rioolslib = bouwval = steenbik = puinhoop = verval = afval
endocarp = steen = endocarpium
mondkost = victualiën = leeftocht = mondvoorraad = proviand = foerage = voedselvoorraad
baardhaar = snor = knevel = snorbaard = gezichtshaar = snorrenbaard = baard
religie = godsdienst = geloof = geloofsovertuiging
eremetaal = versierselen = gedenkpenning = medaille = insigne = ereteken = erepenning = distinctief = onderscheiding = plak
vulpasta = plamuur = plamuursel = vulmiddel
schaafkrullen = houtkrullen = houtwol = houtkrul = pakstro
pal = klink
balkon = zijbalkon
kalibreren = scherp maken
behulpzaamheid = enthousiasme = bereidheid = gewilligheid = hulpvaardigheid = vlugheid = bereidwilligheid
aanpassing = acclimatisering = accommodatie = mutatie = assimilatie = adaptatie = modificatie = acclimatisatie
termineren = afsluiten = opzeggen = sluiten = stoppen = beëindigen = bedanken = besluiten = eindigen
back = achterhoedespeler = verdediger = achterspeler
grot = hol = caverne = krocht = spelonk
knopen = lassen = aaneensluiten = liëren = passen = aansluiten = verbinden = voegen = schakelen
kromtrekken = trekken
damschijf = damsteen
Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = demoon = Satan = mefisto = duivel = droes = hellevorst = satan = lucifer = morgenster
Staat Vaticaanstad = Vaticaanstad = Vatikaanstad
onderfamilie = subfamilie
uitvoer = exportprodukt = tenuitvoerlegging = effectuering = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = exportproduct = produceren = opbrengen = implementatie = uitvoering = realisering = totstandbrenging = opleveren = totstandkoming = concretisering = volbrenging = implementering
kief = kif = thee = shit = stuff = weed = marihuana = wiet = pot
onzekere wankelmoedige man = lafbek = papkind = papkindje = janhen
onzekerheid = onbeslistheid = tweestrijd = besluiteloosheid = weifeling = aarzeling = twijfel = dilemma = onbeheerdheid
genezing = terugwinning = convalescentie = genezingsproces = recuperatie = beterschap = rehabilitatie = herstel = heling
capacitor = condensator = filter
geldboete = boete = geldstraf
verschansing = bastion = reling = versterking = wal = muur = loopgravenstelsel = fortificatie = bolwerk = hakkebord = burgwal = verdedigingswerken = verdedigingswerk = schans = vestingwal
doorlichten = screenen
vetzak = bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vleesklomp = fats
noodsignaal = noodsein
quilt = poederdons
dwalen = rondlopen = ontsporen = zondigen = zwerven = rondwandelen = dolen = vergissing = in de fout gaan = zich vergissen = vergissen = wandelen = een fout maken = ronddolen = maken = fout
terugkrijgen = herkrijgen = terugontvangen = achterhalen = hervinden = terugvinden = weervinden
notie = kennisneming = gevoel = onderkenning = besef = conjectuur = vermoeden = benul = verstajem = begrip = impressie = indruk
kopergravure = gravure = koperdruk = ets = plaatdruk
pijplijn = pijpleiding
fornuis = kookfornuis = komfoor = keukenfornuis
merkteken = merk
ijsblokje = ijsklontje
kruizemunt = kruizemuntkruid = Munt
voorzaat = voorvader = voorouder = stamvader
ambrozijn = ambrosia = godenspijs
onderschikkend voegwoord = aanvulling
sabel = troffel = truweel = tuinschep = marter = marterbont = pleisterspaan = kromzwaard
maagd = jufrouw = meid = dienstmeisje = werkmeid = juffrouw = dienstbode = vrijster = dienstmeid = jongedame = meisje = dienares
dakpan = pan
verzetsstrijder = oproerling = opstandeling = vrijheidsstrijder = weerstand = rebel
energieverspilling = krachtverspilling
receptionist = onthaalbediende = secretaris = doktersassistente
eindscore = eindresultaat = eindstand = eindtotaal
taboe = taboesfeer
Republiek Turkije = Turkije
wereldbeschouwing = levensvisie = levensbeschouwing = filosofie = levensfilosofie
curve = gebogen lijn
bijbelverklaring = tekstverklaring = uitlegging = exegese
excuus = flous = alibi = zelfrechtvaardiging = justificatie = disculpatie = verontschuldiging = spijtbetuiging
iconisch = symbolisch
dagblad = staatsblad = nieuwsblad = krant = gazet = courant
LSD = lyserginezuurdiëthylamide = acid = lsd
van Mars = Mars-
dikhuid = jumbo = olifant
demonstreren = zien = aantonen = bewijzen = zichtbaar maken = uitstallen = exhiberen = betogen = vertonen = manifesteren = etaleren
bolderwagen = bolderkar
maanfase = maangestalte
roomijs = waterijs = ijsje = ijs = ijsco
haloïde = halogenide
beenhouwerij = slagerij = charcuterie
kabelnet = kabel = kabeltelevisie
sacrifiëren = offeren = sacrificeren
overmatig = mateloos
hondebrokken = hondenbrood = hondebrood = hondenbrokken
disharmonie = heibel = onmin = tweedracht = herrie = kift = kwestie = mot = onaangenaamheden = onenigheid = onvrede = tweespalt = trammelant = verdeeldheid = dispuut = kif = bonje = onaangenaamheid = ruzie = twist
aanlopen = opdiepen = opduiken = oplopen = stoten = opduikelen = tegenkomen = stuiten = aantreffen
werkverslaafde = workaholic
mok = beker
zucchini = courgette
vader-abt = abt = prior = kloostervader
opvangen = inhalen = neutraliseren = recipiëren = struikelblok = ontvangen = verwelkomen = valstrik = vangst = onthalen
inkten = beïnkten
wachtlopen = bewaken
chrestomathie = bloemlezing = analecten = analecta
ernst = strengheid = openheid = oprechtheid = openhartigheid = waarachtigheid = eerlijkheid
picaro = rover = schurk = boef = struikrover = gauwdief = bandiet
topproduktie = topproductie
fotometer = fotoscoop = lichtmeter
Istanbul = Istanboel
uurwerkmaker = horlogier = klokkenmaker = horlogemaker
redetwist = dispuut = debat = redestrijd = onenigheid = woordenstrijd = pennestrijd = betwisting = woordenwisseling = twistgesprek = twistpunt = polemiek = geschil = meningsverschil = controverse
belastering = belediging = laster = diffamatie = achterklap = roddelpraat = roddel = kwatongerij = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geroddel = geklets = vuilspuiterij = smaad
vademecum = handboek = handleiding
halffabrikaat = halfprodukt = halfproduct
schuiftrompet = schuiftrombone = trombone = bazuin
concurrentie = uitdager = mededinger = wedijver = competitie = toernooi = concurrent = rivaliteit = mededinging = tegenstander = concurrentiestrijd = rivaal
prioriteit = voorrang
tennef = vuil = vuilnis = brol = rotzooi = brandhout = shit = prutsding = troep = afval = tinnef
gastheer = organisator = gastgever = gastvrouw
tijdrekening = era = tijdperk = periode
Afrikaner = Zuidafrikaans = Afrikaans
werkelijkheid = realiteit = actualiteit = feit = feitelijkheid
etalageraam = vitrine = venster = raam
professie = peccavi = geloofsbelijdenis = stiel = beroep = post = werk = biecht = belijdenis = functie = baan = positie = dienstverband = betrekking = job = métier = vak = schuldbelijdenis
moeheid = vermoeidheid = vermoeienis
valsheid = schelmenstreek = ontrouw = dubbelhartigheid = bedrog = oneerlijkheid = bedriegerij = corruptie
bedoeling = intentie = betekenis = voornemen = plan = idee = inzicht = bestek = ontwerp = opzet = inhoud = zin = significatie
bemoeial = betuttelaar = moeial = steekneus = regelneef
selectieprocedure = bevolkingsonderzoek
oblitereren = vernietigen = casseren
reltrapper = relschopper
amusement = pret = lol = ontspanning = plezier = kijkgenot = verstrooiing = entertainment = vermaak = vertier = vermakelijkheid
omrijden = omverrijden = omleiden
stripteaseuse = stripteasedanseres = stripper
geitenvel = geitenleer = geitevel
filament = vezels = fibril = vezel
schelpdier = zeevruchten = schelpdieren
illusionisme = gegoochel = goochelarij = hocus-pocus = goochelkunst
pagina = zijde = bladzijde = blad
personalia = persoonsgegevens
mannetjesputter = ruwe vechtersbaas = haantje = bink = Simson = macho = haan = he-man
steel = heft
gekef = blaf = geblaf
reeks = serie
shirt = overhemd = hemd
verzinsel = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = inventie = fictie = sprookje = fabel = verdichtsel
krater = vulkaan
sanhedrin = concilie = raad
oortrechter = oorspiegel = otoscoop
karnemelk = botermelk
profete = profeet
unie = confederatie = verbond = bondgenootschap = bondsstaat = statenbond = liga = alliantie = entente = bond
postbedrijf = posterijen = PTT = post = postkantoor
winstgevend = rendabel
striduleren = tsjirpen = tjirpen = sjirpen
asfalt = bitumen = asfaltbeton = macadam
dekker = dakdekker
oproerling = vrijheidsstrijder = verzetsstrijder = opstandeling = rebel
marxist = bolsjewiek = bolsjewist
bochel = gebochelde = kyfose = bultenaar
assureren = verzekeren
sprong = startlijn = paardensprong = paardesprong = aanvang = start = begin = schrikken = springen = saltatie = opschrikken
pels = vacht = bont = bontje = haarkleed
oxiderende = oxydatiemiddel = oxydans
weifelen = schromen = talmen = dralen = treuzelen = aarzelen = wankelen = twijfelen
damsteen = damschijf
pies = pis = urine = zeik = plas
reprise = repetitie
USA = Verenigde Staten = VS = Amerika = Verenigde Staten van Amerika
Amerikaanse zwarte beer = kraagbeer
oblaat = offer = hecatombe = wijgeschenk = offergave = offerande
zielenherder = clericus = eerwaarde = geestelijke
opmaat = aanvang = inval = begin = beginperiode = intrede = show Time
vestiaire = garderobe
salade = slaatje = sla = slaplant = slaschotel
zoom = oprijg = naad = zomen = inslag
afpassen = afmeten
addenda = addendum = supplement = aanhangsel = appendix = aanvulling
allspice = piment
chemicien = analiste = systeemanalist
Secundair = Secondair = Mesozoïcum
stolling = bloedstolling = stremming
slaafsheid = overdienstigheid
wekken = oproepen = bovenhalen = evoqueren = zich opwekken = ontlokken = wakker maken = ontwaken = evoceren = wakker worden
farynx = gorgel = hals = keelgat = strot = keel = keelholte
oudheid = antiquiteit
rage = modegril = epidemie = gril
verneuriën = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = wijsmaken = besjoemelen
genootschap = college = instituut = instelling = maatschappij = inrichting = academie
pluimstrijken = vleien = slijmen = stroopsmeren
filmmuziek = soundtrack = sound-track = partituur
ruiter = hippisch = paardrijder = paardrijdster
rest = overschot = resten = overblijfsel = restant = rust = restje = stilstand = tamp
actualiteit = realiteit = werkelijkheid = nieuws = feit
okarina = ocarina
vissen = vis = hengelsport = hengelen
krop = struma = rijzweepje = zak = voedselplant = keelzak = voedselgewas = bros = bof = klierziekte
siësta = slaapje = hazenslaapje = dutje = doezel = tukje = sluimering
poetslap = poetsdoek
spuug = spugen = tuffen = jodenlijm = kwatten = spuwen = speeksel = zever = kwalsteren
opslag = berghok = opslaan = depot = bergruimte = bewaarplaats = magazijn = pakhuis = berging = opslagruimte = opslagplaats = salarisverhoging = service = loonsverhoging
een aanvang nemen = inzetten = beginnen = intreden
maggiplant = maggi = bastaardselder = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht
wetgeleerde = meester = moella = jurist = schriftgeleerde = juriste = rechtsgeleerde
insertie = bijschrijving
staakt-het-vuren = bestand = wapenstilstand
toosten = toasten = aanstoten = klinken = proosten
mensheid = mensdom = mensengeslacht = wereld
evolutionisme = darwinisme = evolutieleer = ontwikkelingstheorie = evolutietheorie = ontwikkelingsleer
protestbetoging = manifestatie = protestmars = demonstratie = betoging
lenen = eentjebuur spelen = brengen = overnemen = uitlenen = ontlenen = aanbieden = presenteren = bieden = aannemen = offreren
bittersinaasappel = zure sinaasappel = pomerans
spiraalnevel = spiraalstelsel
geaardheid = natuur = gestel = inborst = aard = wezen = karakter
inhaligheid = hebzucht = schraapzuchtigheid = hebzuchtigheid = hebberigheid = schraapzucht
trigeminus = nervus trigeminus = nervus V = drielingzenuw = vijfde hersenzenuw = vijfde zenuw
schijnreden = voorwendsel = pretext = smoes = schijngrond = mom = sofisme = drogreden = dekmantel
notitieblok = blocnote = schrijfblok
schoolvos = onderwijzer = lerares = juf = schoolmeester = juffrouw = leermeester = schooljuffrouw = frik = docent = schoolfrik = instructeur = schooljuf = leraar
keuken = kookgelegenheid = kookkunst = gastronomie
verliespost = schadepost = verlies
malplaatje = patroon = mal = sjabloon
depressiegebied = depressie = lagedrukgebied = stormdepressie
enumeratie = opsomming = opgave
stileren = modelleren
patriarch = aartsvader = voorvader = stamvader = voorouder
masturberen = bevredigen = rukken = aftrekken
entertainen = amuseren = verstrooien = vermaken = diverteren = onderhouden
constituent = uitspraak = woordgroep = frase
krijgsgod = oorlogsgod
kraag = halskraag = manchet = schuimkraag
uitproberen = toetsen = uittesten = testen = proberen
sukkelen = tobben = sjokken = sloffen = kwakkelen = mankeren
onhandigheid = lompheid = onbeholpenheid = linksheid
aids = AIDS
houtstapel = houtmijt = brandstapel
pulsatie = hartfrequentie = hartritme = harttoon = hartslag
hoerenloper = uitzuiger
natuurbescherming = natuurbehoud = conserveren = behoud
stukvallen = kapotvallen
mysterie = mysteriespel = geheim = verborgenheid
rechtspreken = berechten = veroordelen = vonnissen
bewijsgrond = motivering = argument = motivatie
ramadan = vastenmaand
herberekenen = nacijferen = narekenen
plein = plaza = plaats
inkapselen = inpakken = omvatten = omhullen = omsluieren = inwikkelen
schoolboek = studieboek = cursusboek
stek = staketsel = palissade = tuig = veer = want = vistuig = visserij = stekkie = plaats = plek = staket = plantenstek = standplaats
space-shuttle = ruimteveer = shuttle = ruimtependel
windwijzer = windhaan = weerhaan = haan = staartmolen
reformvoeding = natuurvoeding
stuff = kif = thee = shit = weed = marihuana = kief = wiet = pot
trotsering = tegenstand = verzet = uitdaging = weerstand
pietsie = vlek = beetje = tikkeltje = tikje = ietsepietsje = ietsepietsie = pietsje = vleugje
verbindingsstuk = koppeling = verbinding = connector
huurmoordenaar = huurdoder = moordenaar = sluipmoordenaar
boeman = oger
cyclorama = diorama
kegelbal = bowlen
verkrachting = violatie = verkrachten = aanranding
stoppen met iets = op rente gaan = morgen is er nog een dag
vrijkoping = afkoping = heil = heiliging = reiniging = behoudenis = behoud = redding = zaligmaking = verlossing
wielerkoers = ronde = omloop = criterium = wielerwedstrijd = wielerronde
keilen = kwakken = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = plompen = kieperen = kukelen = gooien = mikken = zwiepen = lazeren = kegelen = kogelen
tante = dame = moei = mevrouw = vrouw = juffrouw
opluchten = bedaren = verminderen = tot bedaren brengen
roetmop = zwarte = nikker = neger = negerin = moor
sermoen = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = prediking = predikatie = homilie
edelvrouw = dame
neger = roetmop = zwarte = nikker = negerin = moor
dorsvlegel = strijdvlegel = vlegel
boetvaardigheid = penitentie = boetedoening = wroeging = spijt = inkeer = berouw
bleekzucht = bloedarmoede = anemie = chlorose
wisselkoers = omrekeningskoers = valutakoers = wissel = geldkoers
lodde = Caplin
plantenwas = plantewas
meenemer = meenemertje = gelegenheidskoopje = gelegenheidsaanbieding = gunstkoopje = aanbieding = koopje
grilleren = grillen
deernis = mededogen = meelij = compassie = meewarigheid = barmhartigheid = jammer = medegevoel = meedogendheid = medelijden
pick-upnaald = naald = grammofoonnaald
work out = oefening
heiligdom = bedehuis = wijkplaats = toevluchtsoord
dampkap = afzuigkap = zuigkap
Tartarus = schimmenrijk = onderwereld = Acheron = Hades
entertainment = amusement = verstrooiing = vermaak = kijkgenot = vertier = vermakelijkheid
gastvrouw = organisator = gastgever = hostess = gastheer = stewardess
console = versterking = penanttafel
coccus = kokken
uiteenzetting = rapport = rekenschap = exposé = expositie = verantwoording
legateren = deponeren = nalaten = overdragen
karos = koets = postkoets = diligence
kleurverandering = verkleuring
wat is je baan? = commissie = provisie = afsluitpremie
bandopnemer = bandrecorder = bandopnameapparaat = taperecorder
oorvijg = oorveeg = punch
deviezen = centrale = devies = telefooncentrale
tweejarig = biënnale
toasten = toosten = aanstoten = klinken = proosten
backhand = back-hand = linkshellend handschrift
genieten = ophebben = smaken
consensus = raamakkoord = eensgezindheid = eenstemmigheid = overeenstemming = unanimiteit
intrige = verwikkeling = complot = kuiperij = plot = collusie = perceel = conjuratie = samenzwering = komplot = conspiratie
schalm = verbinding = relatie = link
coiffure = haarstijl = kapsel = frisuur = haardracht = coupe
doen walgen = walging = walgen = tegenstaan
icoon = pictogram = idool
mijnontginning = mijnarbeid = mijnbouw
vluchtsimulator = sportschoen
klas = jaar = schoollokaal = klaslokaal = lokaal = klassenlokaal = schoolklas = categorie = lokaaltje = academisch jaar = collegejaar = laag = leerjaar = klasse = leslokaal = cursus
rode lantaarn = pollepel
Parmezaan = parmezaankaas = parmezaan
conducteur = conductrice
springstof = explosief
geldigheid = gelding = overtuigingskracht = overredingskracht = validiteit
derdemachtswortel = kubiekwortel
drum = trom = trommel = kalfsvel
namiddag = middag = middaguren
overslag = transport = overlading = vervoer = containeroverslag
hoep = hoepel
wederverkoper = pakhuismeester = middenstander = winkelier = neringdoende = kleinhandelaar = detaillist
nanometer = millimicron
sliert = ris = rist = slier = trits = rits = serie
papierbrij = pulp = papierpap
Bowfin = Grindle
Venezolaan = Venezuelaan
werkstation = station
stichting = creatie = vorming = inleiding = introductie = formatie = grondvesting = gebouw
carbon = carbonpapier = doorslag = doorschrijfpapier = overdrukpapier
predispositie = susceptibiliteit = dispositie = aanleg = talent = gave = begaafdheid = gevoeligheid = lichtgeraaktheid = vatbaarheid = ontvankelijkheid
hoeksteen = voet = grondslag = substantie = grond = keerpunt = fundament = ondergrond = pijler = initia = hengsel
kunstzinnigheid = kunstenaarschap = artisticiteit = werkvorm
immigrant = inwijkeling = ingewekene
aanwijzen = designeren = toebedenken = wijzen = toedenken = aanduiden = bestemmen = benoemen = aanstellen = reserveren = uittrekken = maken
rondtrekken = rondreizen = zwerven = rondreizend
vogelstand = vogelwereld = avifauna
containeroverslag = overslag = overlading
winst = overwinning = baat = profijt = baten = gewin = victorie = winstcijfers = zege = winstcijfer
behandeling = geneeswijze = behandelwijze = therapie
stoffelijk overschot = lichaam = kadaver = lijk
rozenmaand = juni = zomermaand
DNA = erfelijkheidsmateriaal = DNZ = desoxyribonucleïnezuur = deoxyribonucleïnezuur
patrones = beschermheilige = patroon = patroonheilige = schutspatroon = schutsheilige = kerkpatroon
prentenboek = koekenbakker = geitebreier = eigenaardige = geitenbreier = buitenbeentje = koekebakker = creatuur = excentrieke = krotenkoker = weirdo = nummer = snuiter = knakker = rare = portret = schepsel = lafaard = zonderling = exentriekeling
perplex = verbijsterd
Vaticaan = Vaticaanstad
extremiteit = uiteinde = uiterste
Sibyllen = sibille
zelfbevrediging = onanie = masturbatie
toneelspel = drama = toneelstuk = komedie = circus = komediespel = theater = theateropvoering = aanstelleritis = spel = theaterstuk = toneel = poppenkasterij = kunstenmakerij = aanstellerij = stuk
schuchterheid = verlegenheid
coalitie = synthese = samensmelting = samengroeien = volkenbond = Volkenbond
datastructuur = gegevensstructuur
verspillen = vuil = verkwanselen = vermorsen = verspilling = verkwisting = rommel = verval = doordraaien = afval = wegkwijning = verkwisten
hoogleraar = professor = ordinarius
affiliëren = lid maken van = aannemen
smeerklier = talgklier = talkklier
gummi = gomelastiek = caoutchouc = rubber
gietgal = trekgat = tochtgat
laars = bot = laarsje
dwaallicht = stalkaars
remschoen = schoen
fontanel = fontenel
giechelen = ginnegappen
industrie = sector = werklust = produktieproces = nijverheid = industrietak = productieproces
wachten = waken = wacht = hoeden = verbeiden = vasthouden = afwachten = bedienen = uitkijken = opwachten = letten = oppassen = verwachten = liggen = grijpen = opletten = klaarliggen
loting = lottrekking = loterij = lotto
medeklinker = consonant
banjer = fijne meneer = hoge piet = fijne mijnheer
overwerken = nawerken
overhouden = overhebben
ossehaas = ossenhaas = runderhaas
spatel = steker = opstrijkmes = pleisterspatel
vrije denker = deïst
geschut = artillerie = schiettuig
lasagna = lasagne
conservering = handhaving = behoud = instandhouding = verduurzaming = consolidatie
aanhang = konsoorten = consorten
rolprent = film
wanverhouding = onevenredigheid = ametrie = disproportie
staatsambtenaar = officiaal
paria = verworpene = verschoppeling = verstotene = outcast = drop-out = verworpeling
overlating = opgave = abandonnement = overgave = in de steek laten = verlating = afstand
handlanger = medeplichtige = complice = mededader = medeschuldige = trawant
speelbank = gokhol = speelhol = gokpaleis = speelhuis = goktent = casino
heelkunde = operatiekamer = operatie = spreekkamer = chirurgie
plebisciet = volksreferendum = referendum = volksraadpleging = plesbisciet = volksstemming
scheuren = losrukken = doorscheuren
boorput = bron = put
goddeloze = godloochenaar = atheïste = atheïst = heiden = paganist = christenhond = ongelovige
projector = projectieapparaat = projectietoestel
verspreken = onthullen
hanenkam = hanekam = cantharel = kam
overreding = afspreken = persuasie = overtuiging
steenkoolgas = steenkolengas = kolengas
evennachtslijn = linie = evenaar = equator
verdelen = splitsen = dealen = uitdelen = afsnijden = communiceren = mededelen = delen
centrifugale kracht = middelpuntvliedende kracht
Australiër = Australisch
bestuurscollege = hoofdbestuur = raad van bestuur = directorium = opperbestuur = directoraat = directie = bestuurslichaam = bedrijfsleiding
promotie = verkoopbevordering = bevordering = advertentie = promoting = sales-promotion = reclame = salespromotion
onscherpte = vaagheid = onduidelijkheid
geleidingsvermogen = conductiviteit = geleiding = soortelijke geleidbaarheid = elektrische geleidbaarheid = conductie
gres = steengoed = zandsteen = steenwerk = keramiek = grès
zuchtje = teug = adem = vlaag = vleug
riboflavine = vitamine B2
gratieverlening = amnestie = begenadiging = gratie = remissie
obstakel = hindernis = hobbel = drempel = beletsel = struikelsteen = struikelblok = rem = opstructie = belemmering = handicap = verhindering = barrière = hinderpaal = opstakel
overvoeren = overvoeden
donker worden = donkerder = eclipseren = donker maken = verduisteren = worden = donker
benzinestation = pomp = pompstation = tankstation = benzinepomp
loopband = sorteerband = lopende band = transportband
ontroostbaar = onvermurwbaar
broedsel = nest = gebroed = broed = legsel = nageslacht
onverdraaglijke = fanaticus = fanaat = onverdraagzame = dweper = zeloot
vlasbaard = schacht = broekje = beginneling = nieuwkomer = nieuweling = groentje = groene = melkmuil
eruptie = huiduitslag = uitbarsting
romanschrijver = novellist = romancier
ravijn = afgrond = rotskloof = kloof
neodynium = neodymium
Scandinaviër = Noorman
zeepboom = zeepbes
nagelstylist = manicure
zijingang = achterdeur = zij-ingang = achterpoort
verslaggever = journalist = persman = reporter = berichtgever = krantenjongen = rapporteur = nieuwsgaarder = persjongen
voedingsleer = diëtetiek = dieetleer = diëtiek
wiking = viking = Noorman
specificatie = specificeren = verbijzonderen
strikknoop = schuifknoop = slipsteek
hotemetoot = kanon = topman = hotemetotem = kopstuk = prominent = bons = bobo = VIP
nevenprodukt = bijproduct = bijprodukt = nevenproduct
crypte = krocht = grafkelder = grafgewelf
greep = graai = handbreed = handvol = vingerzetting = grip = handbreedte = applicatuur = houvast
panorama = vergezicht
catharsis = afreactie = afreagering
feestneus = boemelaar = pretmaker = zwelger = fuifnummer = feestnummer = feestvierder = lolmaker
bediening = wegrestaurant = dienst
kustlicht = vuurbaken = vuurbaak = vuurtoren = lichtbaken
bevolkingsdaling = ontvolking = bevolkingsafname
springend gen = transposon
asceet = abstinent
beginnetje = stomp
vossengat = hol = vossegat = burcht = vossehol
wooneenheid = etagewoning = etage = appartement = flat = flatje = leefeenheid
titelwoord = ingang = trefwoord = hoofdwoord
echtgenote van radja = Ranee
arterieel = slagaderlijk
tieren = opbloeien = loeien = uitbrullen = razen = prospereren = gedijen = bulderen = welvaren = floreren
taartvorm = blikje = blik = bakvorm
bouwmeester = vormgever = architect = ontwerper = bouwkundige
concretisering = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering = implementering
wedstrijd = wildbraad = sportwedstrijd = kamp = slag = competitie = strijd = wedkamp = competitiewedstrijd = bevechten = match = betwisten = ontmoeting = treffen
moeite hebben met = worstelen
trachten = zien = pogen = proberen = beproeven
klimaatzone = hemelstreek = klimaatgordel = luchtstreek = zone
teruggeven = pareren = riposteren
dbms = database-managementsysteem = DBMS
historicus = geschiedkundige = geschiedschrijver = historiograaf
verkalking = calcificatie = calcinatie
vogelkastje = nestkastje = vogelhuisje = columbarium
tot een akkoord komen = afkaarten = beklinken = overeenkomen = afstemmen = afspreken = kortsluiten
eikeboom = eikenboom = eik
vadertje = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater
kleine uurtjes = voornacht
voltooiing = welslagen = verwezenlijking = prestatie = voleinding = realisatie = afronding = bekroning = completering = afwerking = succes
voetbrug = voetgangersbrug
klaarleggen = gereedleggen
periferie = radicalen = rand = franje = buitenkant = omtrek
op zich nemen = opnemen = verplichten = aannemen = belasten = aanvaarden
alkanal = aldehyde = acetaldehyde
etymologie = woordherkomst
aorta = lichaamsslagader = hoofdslagader
stuk zijn = storing = stoornis = hapering
ik ben vol = kerstkaart
oratie = redevoering = rede = prevelement = toespraak = speech
deur = portier
aquifer = watervoerende laag
scheelzien = scheelheid = strabisme
tribunaal = rechtscollege = rechtbank = balie = vierschaar = gerecht = hof = assisenhof
verstevigen = bezielen = tot leven wekken = versterken = kracht geven = sterken = stalen
salmonella = Salmonellae
immortaliteit = onsterfelijkheid
tentamen = proef = examen = proefwerk = repetitie = expertise
cognaat = verwant = bloedverwant
gehoorzamen = zich neerleggen bij = zich schikken naar = luisteren = eerbiedigen = berusten = voldoen = respecteren
meststof = plantenvoedsel = specie = mest = kunstmest
belevenis = escapade = beleving = ervaring = ondervinding = avontuur
plateelgoed = plateelwerk = Delft
dansgroep = balletgroep = danstheater
graasweide = weiland = wei = weide = weidegrond
verdachtenbank = strafbank = beklaagdenbank
kleptomaan = kleptomane
antonimie = antonymie
een ongeluk komt zelden alleen = gevader = peetvader = peter
visioen = apparitie = droomgezicht = droombeeld = verschijning = geestesverschijning
hoornblazer = bugelspeler
wachtwoord = password = consigne = parool = paswoord = schibbolet = sjibbolet = herkenningswoord = sleutel
de borst geven = borstvoeding geven
inlevering = ascetisme = strengheid = ascese = versterving = bezuiniging = onthechting
ossendrijver = ploegman = veedrijver = ossedrijver = hoeder = herderin = herder = ploeger
camping = kampeerterrein = bivak = caravanterrein = tentenkamp = woonwagenkamp
Negerengels = Surinaams = Sranan = Suriname
afschieten = flitsen = schieten = verwerpen = afwijzen
gevaar = perikelen = perikel = dreiging = onraad = risico = onveiligheid
alpino = alpinopet = baret = alpinomuts
landbouwkundig = agronomisch
polyfonie = meerstemmigheid
serie = televisieserie = televisiefeuilleton = ris = tv-feuilleton = tv-serie = vervolgserie = rist = slier = sliert = voorwedstrijd = trits = rits = reeks
spelshow = weggevertje = spelprogramma
entstof = antiserum = serum = vaccin
drop-out = paria = verworpene = verschoppeling = verstotene = outcast = verworpeling
schokgranaat = granaat = handgranaat
bespiegeling = contemplatie = berekening = reflectie = beschouwing = overpeinzing = overweging
slenk = geul = kanaal = bedding = vaargeul = zee-engte
prostitutie = hoererij = losbandigheid
cijferschrift = geheimschrift = code = cryptografie = steganografie
ezelsbrug = geheugensteuntje = reminder = mnemotechniek = ezelsbruggetje
nasleep = naweeën = staart = nawee
zwammer = woordenkakker = babbelkous = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar
verwerving = aanschaf = boodschap = vertering = boodschappen = koop = aankoop = inkopen
hoofdafdeling = deel = taks
Bask = Baskische
bekfluit = blokfluit
koolschip = koolmijnwerker = kolenschip
vastbenoemd zijn = eigendomsrecht = beschikkingsrecht
gebruiksrecht = erfdienstbaarheid = servituut
polis = verzekeringscontract
agnaten = stamhouder = agnaat
prularia = kleinood = sieraad = snuisterij
bestoking = beschieting = vuur
getijden = brevier = getijde
spierstijfheid = katalepsie = catalepsie
psychotherapie = therapie = gespreksbehandeling
scheider = afscheider = droogzwierder = centrifuge
schapenstal = schaapskooi = schaapsstal = schapestal
minimaliseren = miniseren
steelpan = kookpan
geding = strafgeding = proces = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = gerechtszaak = pleitzaak = pleit = rechtshandel = procedure
fylakterion = amulet
stroomnet = hoogspanningsnet = lichtnet = elektriciteitsnet = lichtleiding
identiteit = persoonlijkheid = identiteiten
bourdon = dreun = loei
doka = donkere kamer
opsteker = opkikkertje = oppepper = opkikker
mediterraan = middellands = Middellandse Zee
biechtvader = belijder
afwikkelen = openrollen = afrollen = ontrollen = uitrollen = loswikkelen = afwinden
zon = zonnelicht = sterretje = zonnetje = koperen ploert = ster = Zon = zonlicht = zonneschijn = daglicht
problematiek = probleemstelling = probleem
vertrouwen = in vertrouwen = bouwen = geloven = steunen = verlaten = leunen = rekenen = rekenen op = betrouwen = toevertrouwen
cloqué = gestreept cloqué = bobbeltjesstof = seersucker
zinloosheid = absurditeit = ongerijmdheid = leegheid = stupiditeit = overbodigheid = inhoudsloosheid
verwonden = blesseren
palingenese = zielsverhuizing = hergeboorte = metempsychose = transmigratie = wedergeboorte
froefroe = slag = pony
xylofoon = marimba
kaasstof = wrongel = plattekaas
VS = Verenigde Staten = Amerika = USA = Verenigde Staten van Amerika
overkapping = overdekking = bekapping = overspanning
bespreken = belichten = afschrijven = boeken = reserveren = bepraten = overleggen
schilfersteen = schist
korrelstructuur = grein
verlamming = paralysie = paralyse
ontvoering = gijzelingsactie = kidnapping = gijzeling = abductie = afvoering
overweldiger = overwinnaar = usurpator = veroveraar
dienstverband = professie = stiel = beroep = post = werk = functie = baan = positie = betrekking = job = métier = vak
bliksemschicht = weerlicht = bliksemflits = bliksemstraal = bliksem = schicht
parka = windjack = anorak = windjak
avondjurk = avondjapon = avondkledij = evening-dress = avondtoilet = uitgaanskleding = avondkleding
oenologie = wijnkunde
vennootschap = onderneming = firma = compagnie
levensgeluk = levensvreugde = levenslust
predominantie = machtsoverwicht = overhand = hegemonie = heerschappij = suprematie = overwicht = dominantie = preponderantie
fieselemie = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk
verplaatsen = gaan
crematieoven = vuilverbrandingsoven = verbrandingsinstallatie = lijkoven = vuilverbranding = verbrandingsoven
kennel = hondenhok
pomp = tankstation = benzinepomp = benzinestation = pompstation = pompen
erectiestoornis = red. = ed.
pontifex = hogepriester = paus = pope = pontifex maximus
schaft = schacht
vervalsing = versnijding = namaak = bedrog = namaaksel = falsificatie = naäperij = na-aperij = nep = aanlenging = imitatie = kunst
maanbrief = aanmaning
polytonaliteit = pluritonaliteit
pastorie = pastorij
afdwingen = knuppelen
nor = strafgevangenis = gevang = strafinrichting = petoet = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot
Assepoester = assepoes = assepoester = dienstmeisje
cabaretprogramma = floorshow = kleinkunst = cabaret = floor-show
voleindigen = afronden = volbrengen = voleinden = klaarkrijgen = afkrijgen = gereedkomen = voltooien = afmaken = afkomen
punaise = duimspijker
depressiviteit = treurnis = triestheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = dofheid = gedeprimeerdheid = zwaarmoedigheid = somberte = bedruktheid = dysforie = zwartgalligheid
kiezel = silicium = kiezelsteen = rolkei = steentje = split = steen = steenrots = rots = gravel = grind = steenslag
vertroosting = troost
stereo = installatie = hifi-installatie = stereo-installatie = geluidsinstallatie
bergkam = kuif = pluim
vloeistofmechanica = hydromechanica = hydraulica = hydrotechniek
reglementeren = regulariseren
blei = bliek
longbow = handboog = langboog
leefgemeenschap = woongroep = leefgroep = woongemeenschap = commune = leefeenheid
kernlichaampje = nucleolus
Kopt = Kopten
teamwork = groepswerk = samenspel
spiritualia = vuurwater = sterkedrank = gedistilleerd = neurie = spiritualiën
oorspecialist = oorheelkundige = oorarts = otoloog = keel-, neus- en oorarts
sulfamide = sulfa = sulfonamide = sulfonamiden
vlakte = veld = vlak = laagvlakte
nachtmens = nachtbraker = avondmens
tandpijn = kiespijn
luchtvaartmaatschappij = vliegverbinding = luchtverbinding = luchtlijn
zes = sextool
huid = onderhuid = vel = bekleedsel = vloeitje = Derma = bedekking = skinhead
coquetterie = koketterie = behaagzucht
röntgenologie = radiologie
verloochenen = ontkennen = belofte breken = verzaken
absolutistisch = autarkisch
haardplaat = schoorsteenplaat
gezagsgebied = rechtskring = jurisdictie = ambtsgebied = rechtsgebied = ressort = rechtssfeer = dienstkring
toelijken = voorkomen = toeschijnen = lijken = schijnen = aandoen
integraalrekening = integraal
filmkunst = cinematografie
voorbespreking = engagement = boeken
schietmot = watermot
stiletto = springmes = Switchblade
grondwaterstand = grondwater = grondwaterspiegel = freatisch water
Scouting = scouting = verkennerij = padvinderij
bloemgestel = bloeiwijze
opdragen = zetten = zadelen = inwijden = ondergaan = opzadelen = beladen = belasten = opgeven
nota bene = postscriptum
afvegen = afdoen
vegen = wissen = wegwissen = poetsen
managen = leiden = beheren = aankunnen = zorgen
houtboard = board = houtvezelplaat = plank
moedervlek = mol = wijnvlek
mythe = legende
rondvaart = cruise = kruisvaart = boottocht = zeiltocht
inwijding = inauguratie = inhuldiging = initiatie = openingsplechtigheid = doop
sluitstuk = slotstuk = roos = sluitsteen
ligplaats = ankerplaats = aanlegplaats
bereid = vrijwillig = bereidwillig = gewillig = wilsuiting
centrumspits = puntspeler = spits = spitsspeler = voorhoedespeler = midvoor = voorspeler = aanvaller
pseudoniem = deknaam = bijnaam = anonymus = nom de plume = schuilnaam = alias
boekomslag = flap = couverture = band = boekband = stofomslag = kaft = omslag = cover
groepstaal = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = volkstaal = argot = slang = vakjargon = Bargoens = kunsttaal
IAO = I.A.O. = ILO
toename = aangroei = uitbreiding = verruiming = proliferatie = vergroting = increment = accres = expansie = stijging = uitstraling = uitzetting = uitdijing = ontwikkeling = extensie = aanwas = vermeerdering = aanloop = groei
gerstenat = bier = biertje = brouwsel
verwikkelen = verstrikken
gazet = staatsblad = nieuwsblad = dagblad = krant = courant
fondantje = fondant = glazuur
farandole = farandol
bekendmaking = onthulling = openbaring = openbaarmaking = verkondiging = kennisgeving = revelatie
geblèr = geroep = geschreeuw = uitroep = kreet = schreeuw
sauslepel = juslepel = opscheplepel = soeplepel
sexuele betrekkingen = coïtus = cohabitatie = gemeenschap = paring = geslachtsdaad = copulatie = geslachtsgemeenschap
normaalglas = pyrexglas
desavoueren = diskwalificeren = desapproberen = afkeuren
Kolkata = Calcutta
watercultuur = aquacultuur = hydrocultuur
ascorbinezuur = vitamine C
waterdrager = knecht = hulp = helper = assistent = dienstknecht
vliegbasis = luchtmachtbasis
rassendiscriminatie = racisme = rassenongelijkheid = rassenhaat = rassehaat
let = letbal
reiniging = afkoping = heil = heiliging = behoudenis = schoonmaak = behoud = vrijkoping = redding = zaligmaking = verlossing
zeilplank = surfplank
werknemer = loontrekker = tewerkgestelde = bediende = arbeider = werkkracht = arbeidskracht = personeelslid = kracht
voller = volder
areola = halo = tepelhof
midvoor = centrumspits = puntspeler = spits = spitsspeler = voorhoedespeler = voorspeler = aanvaller
CVE = centrale verwerkingseenheid = processor = besturingsorgaan = CPU = besturingseenheid = mainframe
versneller = cyclotron = elektronenversneller = versnellingsmachine = deeltjesversneller
apostrof = afkortingsteken = komma = verkortingsteken = weglatingsteken
vluchtoord = onderdak = schuilplaats = haven = vluchtplaats = schoot = toevluchtsoord = wijkplaats
aanleggen = meren = mikken = platleggen = verankeren = aanvatten = aanpakken = aanmeren = afmeren = afleggen
kogelpen = balpen = ballpoint
Kharkiv = Kharkov
respectblad = schutblad
ontzag = waardering = respect = krediet = eerbied = aanzien = achting
paardenwedren = paardenrennen = paardenkoers = rennen = harddraverij = draverij
placement = locatie = tafelschikking = plaatsing
laken = beddengoed = blad = baai
strijdmiddel = wapen
rechtzetten = rectificeren = amenderen = corrigeren
melkman = melkboer
toneelgordijn = scherm = doek = toneelscherm
toehoren = behoren bij = behoren = luisteren = horen = toebehoren = behoren tot = behoren aan
metathese = metathesis = letteromzetting = letterverwisseling
naspeuren = speuren = analyseren = nawroeten = nasnuffelen = navorsen = rondsnuffelen = keuren = aftasten = examineren = onderzoeken = vorsen
schade = kwetsuur = verlies = blessure = leed = letsel = nadeel
xyleen = xylol
bouwterrein = bouw = bouwplaats
gebrom = gezoem
euthanasie = levensbeëindiging
gekookte ei = gekookt ei
opwekking = stimulans = aanmoediging = prikkel
verdachte = aangeklaagde = gerekwireerde = gedaagde = verweerder = beschuldigde = beklaagde
blister = blaasje
handdoek(en)rekje = handdoekrekje
praatgroep = gespreksgroep
cardinaliteit = kardinaliteit
strotklep = epiglottis = keelklepje = strotklepje
abattoir = slachthuis = slachterij
helmbloem = helmplant
leermeisje = leerjongen = gezel
supervisor = hoofdopzichter = superintendent = opzichter
doelwit = einddoel = doel = prooidier = mikpunt = prooi = wikkel = streven = raam = doeleinde = oogmerk
benedictines = benedictijn
toonkunst = muziek
tegenlopen = tegenzitten
heroïek = heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid
lekken = lek = inwateren = likken = doorsijpelen
occuperen = beslaan = zijn = bezighouden = bezetten = doen = ophouden
stempel = stempelmerk
acidhouse = acid-house = acid
schip = kerkschip = middenschip = boot = hoofdbeuk = middenbeuk = kiel
haardroogkap = droogtrommel = wasdroger = trommeldroger = droogkap = droger = droogautomaat = haardroger
startpunt = beginpunt = aanvangspunt = uitgangspunt
eresalvo = salvo = schot voor de boeg = saluutschoten
Fiji = Fidji = Republiek der Fiji Eilanden
recreëren = verpozen
takkenbos = mutsaard = rijs = bussel = rijsbos
zwerfkat = schooier = zwerver = clochard = dakloze = hobo = tramp = vagant
sparrenhout = sparrehout = spar
Macao = Macau
plantenstek = stekkie = veer = stek
rouwkleed = lijkwa = lijkwade = wade = doodshemd = doodskleed = lijkkleed
fokstier = dekstier
extra = extramuraal
Normandie = normandie = Normandië
wijl = tijdje = poos = momentje = periode = poosje = een hele tijd
stofje = vuiltje = ongerechtigheid = stofdeeltje
kettingrokster = kettingroker
neerkijken = minachten = depreciëren = verachten = geringschatten = neerzien
jaloezie = nijd = schakering = jaloersheid = afgunst = ijverzucht = naijver = lommer = afgunstig = kinnesinne = blinden = schaduw
bergbeklimmen = kletteren
kalmeren = milderen = afkoelen = tevreden stellen = bedaren = verzoenen = matigen = dimmen = sussen = bevredigen = verlichten = verzachten
schreeuw = geschreeuw = krijsen = uitroep = kreet = schreeuwen = geroep = roep = gillen = geblèr
douche = stortbad = zich douchen = douchecel
radioantenne = radio-antenne
activist = actievoerder
zelfvergoding = narcisme
artiestennaam = toneelnaam
imaginair getal = complex getal
knarsetanden = verbijten = tandenknarsen
stok = stam = stick = stengel
soera = kuit
declinatie = vervoeging = verbuiging
kloostervader = abt = prior = vader-abt
kinesiatrie = fysiotherapie = bewegingstherapie = heilgymnastiek
toevoerlijn = aanvoerlijn = aanvoerroute = aanvoerweg
veronderstelling = voorwaarde = gis = aanname = giswerk = gissing = conjectuur = vermoeden = voorgevoel = vooronderstelling = onderstelling
wijzigen = beter maken = corrigeren = beter worden = variëren = amenderen = veranderen = converteren = beteren = altereren = modificeren = op een hoger plan brengen = changeren = herscheppen = emenderen = omzetten = verbeteren = aanpassen
Slavische = Slaaf
trommelstok = drumstok = drumstokje
kanovaarder = vaarder = kanoër = raderboot
feesttent = kermistent = paviljoen = legertent
beklemming = angst = benauwdheid = bangheid = angstgevoel = schrik = vrees
van de regen in de drup = theologie
Cleresie = geestelijken = cleresie
Sublieme Porte = Hoge Porte
campingbedje = kinderbed = veldbed
kunstenaarschap = artisticiteit = kunstzinnigheid = bekwaamheid = werkvorm
ras = aard = soort = categorie = genre = type
kwitantie = bon = betalingsbewijs = inkomsten
herbeoordeling = revaluatie = herijking = opwaardering = revalorisatie = herwaardering
wisser = borstel
eentjebuur spelen = lenen
Secondair = Secundair = Mesozoïcum
maagpijn = buikpijn
gehakketak = geruzie = gebakkelei = woordenwisseling = onenigheid = gekrakeel = gekijf
belofte breken = verloochenen = verzaken
eik = eikeboom = eikenboom
aërograaf = spuitpistool = verfspuit = luchtpenseel
tegel = pan = hardsteen = tichel = vloertegel = muurtegel = stoeptegel = tapijttegel = steen = trottoirtegel = plavuis
televisietoestel = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast
veelomvattend = alles = herunterladen
volmaakt gehoor = absoluut gehoor = absolute toonhoogte
mysteriespel = mysterie
consequentie = voortvloeisel = uitkomst = uitvloeisel = uitwerking = gevolg = effect = samenhang
pukkel = steenpuist = puistje = furunkel = etterblaasje = puist = schoudertas
vuilnisemmer = vuilnisbak = asbak
ouderejaars = ouderejaarsstudent
bluts = deuk = buts
kokkin = cuisinier = keukenmeid = meesterkok = keukenprinses = chef-kok = kok
gebergte = bergketen = bergformatie = bergland = bergrug
loonarbeider = werkman = arbeider = handarbeider
samentrekkend middel = scheersteentje = adstringens
Hymenopteran = vliesvleugeligen
uitgangspunt = startpunt = beginpunt = aanvangspunt
drop = zoethout = parel = druppel = drup = dropje
haat = rancune = afgunst = tegenzin = animositeit = afkeer = vijandschap = wrok = haatgevoel = haatgevoelens = hekel
vendu = openbare verkoop = veiling = vendutie
landhuur = pachtgeld = huur = pachtsom = pacht
bijbel = Bijbel = testament = Schrift
overbodigheid = redundantie = zinloosheid = overtolligheid = absurditeit = leegheid = overmaat
fijnproever = connoisseur = Bourgondiër = gastronome = lucullus = kenner = gastronoom = connaisseur = lekkerbek
zinspreuk = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo
votomachine = votometer = stemmachine
balsahout = balsa
IDDM = insuline-dependent_diabetes_mellitus
omroeper = piccolo = presentator
rachter = rachel = rafter
schennis = schending = infractie = violatie
krijgertje = tikkertje = vangertje
lampenkousje = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet
café = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = koffiehuis = bierhuis = schenklokaal = drankhol = pub = kroeg = taveerne = tapkast = blok = dranklokaal
wet van Verner = gewone zeehond
ongekunsteldheid = natuurlijkheid = schwung = flair = gemak = losheid
toneeltje = schouwspel = toneel = kijkspel = tafereel = tableau
toevoeging = sommeren = optellen = adjunctie = sommering
achtergrond = toneel = background
management = bedrijfspolitiek = bestuur = beheer = leiding = administratie = directie = bedrijfsvoering = bedrijfsleiding
ontsluieren = uitstorten = reveleren = uitgieten = onthullen = ontboezemen = blootleggen = openbaren
autosuggestie = zelfsuggestie
afgunstig = jaloersheid = afgunst = jaloezie
stoofpot = pot-au-feu = estouffade = stoofschotel
Assam-thee = Assamthee = Assam
nabootsing = afschrift = kopie = apograaf
rauwheid = onbeschaafdheid = ruwheid = vulgariteit
jeugdbende = gang
matador = stierenvechter
opaalglans = regenboogkleurigheid
hakenkruis = swastika
ponem = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = toet = smoelwerk
nieuweling = schacht = broekje = beginneling = beginner = debutant = vlasbaard = nieuwkomer = groentje = groene = melkmuil
kwakbol = kikkervisje = donderkop = dikkop = dikkopje = donderpad
sluitdop = afsluitdop = dop
onderrichten = leiden = aanleren = verduidelijken = begrijpelijk = vormen = lesgeven = opleiden = duidelijk = helder = trainen = opvoeden = bijbrengen = geven = verklaren = leren = scholen = doceren = onderwijzen = verstaanbaar
hardnekkigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = starheid = eigengereidheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid
pasgeborene = nieuwgeborene
sick joke = sick-joke
zwemkostuum = badkostuum = badmode = zwempak = badpak
lampenkap = lampekap = schouw = schoorsteen
overtuiging = denkbeeld = opvatting = persuasie = inzien = stellingname = gezindheid = oordeel = gevoelen = afspreken = gedachte = inzicht = overreding = convictie = opinie = zin = standpunt = mening
noodsein = noodsignaal = alarmsignaal = alarm
slepen = meesleuren = voorttrekken = trekkabel = voortslepen = meeslepen = glijden = sleepvaart = schuiven = trekken
gemoedelijkheid = cordialiteit = hartelijkheid
achtervolgen = volgen = jacht = achterna zitten = najagen = spoken = rijbewijs
teneergeslagenheid = ongesteldheid
onvermijdelijkheid = urgentie = nood = necessiteit = noodzakelijkheid = noodzaak
scheil = darmvlies = mesenterium
gerechtelijke vervolging = vervolging = strafvervolging = strafvordering
verwerkelijking = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering = implementering
blaasje = longblaasje = blister = cyste = alveole = blaas = vesikel
tooi = opschik = smuk = uitmonstering = opsmuk
crisissituatie = crisis = noodsituatie = noodtoestand
hersenontsteking = encefalitis
marteling = kruisweg = beproeving = kruisiging = martelarij = lijden = gemartel = tegenspoed = foltering = torment = bezoeking = tortuur = folteren = kwelling = martelen
pestepidemie = pest = pestkoorts = pestilentie
zuren = verzuren = schiften
mum = moment = handomdraai = flits
abdomen = balg = buikje = buik = maag = pens
reiken = uitstrekken
bloembed = bloemperk
verbuigen = inflecteren = verbuiging = flecteren
stadbewoner = Towner = stedeling
smeerleverworst = leverworst = hausmacher
face-à-main = pince-nez = knijpbril = lorgnon = lorgnet = neusknijper = handbril
voorspook = prefiguratie = voorteken = voorafschaduwing = voorbode
plannen = projecteren = ontwerpen = uitdenken = uitwerken = berekenen = verzinnen = uitstippelen = becijferen = calculeren = uitrekenen = rekenen = bedenken = concipiëren = vinden
rijmelaar = kladschrijver = poëtaster = prulschrijver = scribent = verzenmaker = pruldichter
mise = inleggeld = inlage = inbreng = inleg
absolute nulpunt = absoluut nulpunt
peritonitis = buikvliesontsteking
schup = spade = schep = schoppen
vermetelheid = stoutheid = overmoed = roekeloosheid = gotspe = vrijpostigheid = onversaagdheid = durf = brutaliteit = onbesuisdheid = stoutmoedigheid = moed = lef = onbezonnenheid = koenheid = driestheid
leegstromen = spugen = braken = overgeven = vomeren = spuwen = kotsen
weidegrond = weiland = wei = weide = graasweide
handhaving van de vrede = vredesoperatie = vredehandhaving
mijnader = ertslaag = ertsader = ader
rouwbeklag = innige deelneming = compassie = condoléance = medeleven = condoleantie = deelneming
duozadel = buddyseat = buddy-seat = duozitting
paardedeken = paardendeken
klimaatregelaar = airco = airconditioning = air-conditioning = klimaatregeling = luchtverversing = klimaatbeheersing = airconditioner
mijnenjager = mijnenveger
afvalverbrandingsinstallatie = vuilverbranding = verbranding
walvisolie = traanolie
onversaagdheid = flinkheid = overmoed = onverschrokken = onverschrokkenheid = courage = durf = branie = moed = guts = lef = stoutmoedigheid = koenheid = driestheid = vermetelheid = dapperheid
staak = maagschap = tak = stam = boom = polsstok = huis = geslacht = paal = familie
impatience = enthousiasme = begeerte = gretigheid
rondkomen = toekunnen = uitkomen = genoegen nemen = mee omgaan = toekomen
mokkakopje = koffiekopje = koffiekop
komisch = humoristisch
klim = beklimmming = helling = beklimming
verlaten = afzien = bouwen = prijsgeven = vaarwelzeggen = gaan = uitzetten = vertrouwen = loslaten = geloven = opgeven = steunen = hangen = leunen = rekenen = uiteenzetten = afwijken = rekenen op = abandonneren
gevederte = veer = pluimage = verenkleed = veder = pluim
rechtigen = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen
bedrijfskleding = beroepskleding = vakkleding = werkkleding = werkplunje
wattage = elektrische stroom = elektrisch vermogen
mededelen = waarschuwen = communiceren = verdelen = berichten = meedelen = boodschappen = delen = verwittigen
meespreken = uitmaken = verrotten = meetellen = spelen = schelen = tellen = verrekken = gelden
rondreizen = rondtrekken
smaakversterker = condiment = kruiderij
zelfverzekerdheid = zelfbewustheid = aplomb = zekerheid = zelfvertrouwen
groothandelaar = grossier = tussenhandelaar = stalhouder
gastoestel = gasstel
tangens = raaklijn
souteneur = bikker = hoerenbaas = pooier
Filistijnse = cultuurbarbaar
aspirine = acetylsalicylzuur = aspirientje
boekdrukkunst = drukkunst = grafiek
kopïist = schrijver op dictaat = snelschrijver = stenograaf
vakkleding = bedrijfskleding = werkkleding = beroepskleding = werkplunje
kabelbaan = automobiel = zweefbaan = kabelweg = cabine = kabelspoor = kabeltram
cardankoppeling = cardanoverbrenging
pereboom = peer = perenboom = perelaar
lijfrente = pensioen = oudedagvoorziening = annuïteit = jaarrente = ouderdomspensioen = jaargeld
encryptie = codering
landingsbaan = landingsstrook = startbaan = landingsstrip
reductionisme = vereenvoudiging = versimpeling
tenderlocomotief = geestesstoornis
kegelen = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = lazeren = plompen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen
aanval = benaderingswijze = bestorming = aanslag = storten = aanvallen = agressie = molesteren = attaque = stormaanval = attaqueren = voorhoede = approach = attentaat = benadering
barman = kastelein
nokken = stilleggen = uitscheiden = stoppen = eindigen = ophouden
huls = koker = schede = beschermhuls = schoen = patroonhuls = cartouche = hoge
beluisteren = proeven = bespeuren = voelen = horen
klavechord = klavechord(ium)
speed = vaart = sluitersnelheid = snelheid = Shabu
neusknijper = pince-nez = lorgnon = praam = knijpbril = lorgnet = brandgans = face-à-main = handbril
informatisering = computerisatie = computerisering
damesroman = novelle = romannetje
sepioliet = meerschuim = zeeschuim
kieperen = kwakken = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = plompen = kukelen = gooien = mikken = zwiepen = lazeren = kegelen = keilen = kogelen
kwar = kwast = knoop = noest = knoest
pofbroek = knickerbocker = kuitbroek = plusfour = drollenvanger = kniebroek
mortelbak = trog
precautie = voorzorgsmaatregel = voorzorg
vlak = gebied = laagvlakte = domein = veld = vlakte = terrein = sfeer
rijspoor = spoor
stucwerker = pleisteraar = pleisterwerker = stukadoor = raper
wankant = wanzijde
consumptie-artikelen = consumptiegoederen = verbruiksgoederen
biologeren = intrigeren = fascineren = boeien = pakken
oprichter = grondlegger = grondvester = vader = stichter
croonen = neuriën = neurien
medeplichtigheid = compliciteit
studeervertrek = studeerkamer
amenderen = beter maken = corrigeren = beter worden = wijzigen = rechtzetten = beteren = rectificeren = op een hoger plan brengen = emenderen = verbeteren = aanpassen
uitspringen = uitstaan = pieken = springen = uitsteken
autoriteit = overheid = deskundoloog = deskundige = gezag = rot = bevoegdheid = kenner = expert = connaisseur = specialist
sjaal = hoofddoek
morgenwijding = dagopening = morgengebed = metten = ochtendwijding
triool = drieling
doelpaal = pool
roerganger = roer = stuurman
coaster = kustschip = kuster = kustvaarder = kustvaartuig
vliegtuig = luchtvaartuig = kist = vliegmachine = toestel
verslechteren = verarmen = slechter worden = verergeren = maken = degenereren
Gaza = Gazastrook
klungelaar = beunhaas = klungel = kluns = knoeier = prutser = blunderaar = stumper = stoethaspel = sukkel = roffelaar
verschoppeling = paria = verworpene = verstotene = outcast = drop-out = verworpeling
inroepen = aanroepen = beroepen
sesamzaad = sesam
bandopnameapparaat = bandrecorder = taperecorder = bandopnemer
haven = onderdak = schuilplaats = vluchtplaats = vluchtoord = schoot = zeehaven = toevluchtsoord = wijkplaats
jarretelgordel = jarretel(l)egordel = jarretel(le)gordel
schaamteloos = onbeschaamd
nevelen = bewolken = misten
zetting = arrangement
koffieprut = koffiedras = koffiedik = koffiedrab = prut
mededader = complice = handlanger = medeschuldige = trawant
ergograaf = ergometer
smartlap = draak = tranentrekker = tearjerker
waarnemingsvermogen = perceptievermogen
opzoeken = bezichtigen = bezoeken = opkijken
ruimtevaartuigen = ruimteschip = ruimtevaartuig = ruimtetuig
invoer_bestand = input = invoer = invoering
standaardafwijking = spreiding
zone = gebied = klimaatgordel = tijdzone = hemelstreek = luchtstreek = klimaatzone
paardenhoef = paardehoef
improduktiviteit = improductiviteit
mangoboom = mango
omnipotentie = alvermogen = almacht = vrijmacht
moe worden = verwelken
doorbrengen = passeren = tijd verdrijven
radiaal = Radian = radial
toren = kasteel = burcht
snoeien = beknibbelen = bezuinigen = pellen = ombuigen = schillen = afsnoeien
recensie = recentie = kritiek = bespreking = follow-up
vogelzang = vogelgezang = lied
autografisch = orthografisch
kreng = kankerwijf = aas = kutwijf = slet = kadaver = karkas = bitch = lijk
waanzinnige = kretijn = cretin = gestoorde = mogool = gek = geesteszieke = mongool = debiel = krankzinnige = idioot = imbeciel
verbazen = verwonderen = verwarren = verslaan = verbluffen = in de war schoppen = verbijsteren
coctailjurk = cocktailjurk = cocktailjapon
kustlijn = kust = zeekust = zeebad = zeekant = badplaats
fait accompli = voldongen feit
afwasmachine = vaatwasser = vaatwasmachine = afwasautomaat
analyse = analyseren = psychoanalyse = ontleding = alambiek = infinitesimaalrekening
patriottisch = vaderlandslievend
radio = afstemeenheid = receiver = tuner = afstemmer = tuner-versterker = radiotoestel
elitair = elitaire
buitenlander = buitenlandse = vreemdeling
langboog = longbow = handboog
doedelzak = doedel
stemrecht = kiesrecht
yoghurt = hebben de kriebel in zijn gat
agglomeratie = stadsuitbreiding = verdichting = conurbatie = cumulatie = accumulatie = concentratie = opeenhoping = ophoping = stadsgewest = opeenstapeling
glider = zweefvliegtuig = zweeftoestel
paraffine-olie = paraffineolie
tuinbed = bed = perk
eenzaat = kluizenaar = solitair = eenzame
waterpijp = Kalian = geborrel = bong
prei = porrei
éloge = laudatio = lofprijzing = laudatie = panegyriek = lofzang = lofrede = lofspraak
schamprail = vangrail
varen = bootje varen = varens = navigeren
CPU = centrale verwerkingseenheid = processor = besturingsorgaan = CVE = besturingseenheid = mainframe
plak = versierselen = gedenkpenning = medaille = eremetaal = insigne = ereteken = schijf = erepenning = distinctief = onderscheiding
uitgang = stopcontact = beëindiging
kamwiel = rondsel = tandwiel = tandrad = kamrad = rad
belangenvereniging = belangengroep = belangenorganisatie
wijnbeker = roemer = wijnroemer = romer
toenemen = verhevigen = aanvullen = vergroten = vermeerderen = uitbreiden = aanwakkeren = verhogen = escaleren = opzetten = doen toenemen
slagerij = beenhouwerij = charcuterie
opgewondenheid = opwinding = plezier = commotie = spanning = opvrolijking = agitatie
bakkebaarden = snor
zwin = Tideway
ronddraaien = rondwentelen
verdaging = respijt = verschuiving = onderbreking = opschorting = temporisatie = verlet = uitstel = verwijl = schorsing = prorogatie
provinciaal = landarbeider
lettergreepschrift = syllabenschrift
komma = apostrof = afkortingsteken = verkortingsteken = weglatingsteken
shilling = schilling
stooflap = sudderlap
ranselen = meppen
sleutelring = splitring = sleutelhanger
troffel = tuinschep = pleisterspaan = sabel = truweel
baggerlaars = lieslaars = waterlaars
avondster = nachtkeers = middelste teunisbloem = vesper
vakonderwijs = beroepsopleiding = beroepsonderwijs = vakopleiding
buitenhuis = semi-bungalow = bungalow = huisje = optrekje = arbeiderswoning
zelfstandigheid = unit = eenheid
beklimmer = slingerplant = klimmer = klimplant
landbouwproducten = landbouwprodukten = landbouwproduct = landbouwprodukt
knikken = knikkebollen = knakken
caramboleren = aanbotsen = bonken = stoten = botsen
brandslang = slang = slurf
bergtop = piek = apex = bergspits = bergpiek = alp = kruin = top
bariumpap = contrastvloeistof
putgas = aardgas
pleisterspatel = steker = opstrijkmes = spatel
inkeping = kerf = ril = inkeep = keep = groef
tapijt = vloerkleed = karpet
verbleken = verslappen = verzwakken = afzwakken = tanen = ontspannen = verflauwen = blancheren = verwijven = verweken = kwijnen = witten = verschieten
nat = nattigheid = zweet = vloeistof = vocht
Hullo = Hallo
hielenlikker = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = gunsteling = sycofant = flikflooier = kontkruiper = ondergeschikte = slaafs volgeling = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = slijmerd
requiem = klaagzang = lijkzang = dodenmis = treurzang = jammerzang = elegie = klaaglied
rietje = riet
kruistocht = doel = reden = aanleiding
farm = veefokkerij = veehouderij = landgoed = ranch = rancho
helpen = bijstaan = gerieven = baten = assisteren = uithalen = goeddoen
in paniek raken = panieken = panikeren = paniekeren
Shabu = speed
natuurlijke selectie = overleving
weblog = blog
laadcapaciteit = tonnage = laadvermogen = draagvermogen
pijl = bout = grendel = pijltje = raket = vuurpijl = schicht
axiometer = verklikker = flapuit = roerverklikker
recentie = kritiek = bespreking = recensie
onkruidverdelgingsmiddel = herbicide = onkruidverdelger
canvas = zeil = zeildoek = schildersdoek
vlaggenlijn = vlaggelijn = val
volume = geluidssterkte = band = volumen = turf = geluidsniveau = gehalte = boekdeel = deel = pil = geluidsvolume = inhoud
afraggen = aframmelen = afjakkeren = zich haasten = afraffelen = afroffelen
overste = meester = opperheer = bevelhebber = commandant = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = legercommandant = landheer = commandante = legeraanvoerder = bevelvoerder = Lord
kalle = lichtekooi = deerne = temeier = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster
navolgen = volgen = nastreven = spiegelen
kraal = ren = korrel = parel
bètawetenschappen = bêtawetenschappen
geknoei = oplichterij = gesjoemel = gerommel = knoeierij = fraude = hoax
optelling = sommatie
winkelgalerij = winkelcentrum = galerij
amfetamine = wekamine = benzedrine
hoedenmaker = hoekenmaker = modiste
pols = achterhand = handwortel = polsgewricht = hartslag
blauwbol = korenbloem
statistica = statistiek
klonter = klets = klodder = kluit = kwak = kledder = klont
verzoenen = goedmaken = reconcilieren = tevreden stellen = schikken = kalmeren = bedaren = neerleggen = berusten = matigen = sussen = stellen = bevredigen = resigneren
meerder = multiple
bagatelliseren = kleineren = onderschatting = denigreren = afwijken
bekendmaken = notificeren = coveren = notifiëren = berichten = betekenen = aanduiden = publiceren = melden = aankondigen
entree = hal = prelude = deuropening = toegang = voorgerecht = voorspel = intrede = preludium = preambule = invoer = introductie = ingang = binnenkomst = intocht = hors-d'oeuvre = voorafje = intro = toegangsdeur = aperitief
schieter = schietspoel = weversspoel = weefspoel = inslagspoel
akropolis = Akropolis
weegtoestel = schaal = weegschaal
woordenschat = woordenlijst = lexicon = vocabularium = taalschat = vocabulaire
meedogendheid = deernis = mededogen = meelij = compassie = meewarigheid = barmhartigheid = medegevoel = medelijden
slavenhaler = slavenschip
roervink = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper
zeepsop = sopje = sop
vernachelen = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen
bordeel = hoerenkot = hoerenhuis = massagesalon = verwenhuis = Venustempel = eroscentrum
toepassen = gebruiken = pakken = uitwerken = benutten = bezigen = nemen = verwerken = utiliseren = aanwenden = hanteren
filmtheater = bios = cinema = bioscoop
mannequin = buste = paspop = confectiepop = model = pasdame
valscherm = parachute = springscherm
rutenium = ruthenium
bekonkelen = bekokstoven
kopiëren = namaken = imiteren = nabootsen = nadoen
draaier = as
pluimpje = compliment = pluim
horten = stokken = vastliggen = haperen
boren = uitboren = steken = blokken = graven = drillen
inruilobject = inruiler = ruilobject
drankslijter = slijter = wijnkoper = wijnhandelaar
methaan = moerasgas
boetpredikatie = leerrede = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = prediking = predikatie = homilie
peer = opflikker = klap = haal = pereboom = gloeilamp = fleer = perenboom = muilpeer = perelaar
manier van denken = gedachtenwereld = gedachtewereld = denkwereld
uitdoen = uitzetten = verwerpen = ontdoen
nummerslot = cijferslot = letterslot = combinatieslot
ocarina = okarina
mierezuur = methaanzuur = mierenzuur
weerschijn = terugkaatsing = reflex = weerglans = weerkaatsing = reflectie = weerschijnsel = weerspiegeling
signaal = sein
drijfhout = zeedrift = wrakhout
orthografie = schrijfwijze = spelling
boezem = atrium = borst
schilderskam = kam
lebmaag = leb
schijt = drek = excrementen = excrement = ontlasting = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = stront = ba = faecaliën = uitwerpselen = kak = drol = uitwerpsel = afgang = beer = feces
zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken
stielmannen = ambachtslui = stiel = gilde = vaklui = ambacht = toestel = handel
principe = grondstelling = hoofdregel = grondregel = maxime = oerprincipe = basisprincipe = grondbeginsel = motivering = ratio = beginsel
larynx = strottehoofd = strottenhoofd
gelijkvormigheid = overeenstemming = conformiteit = consistentie = harmonie
ichtyologie = viskunde
plaatsbiljet = plaatsbewijs = plaatskaart
tikkeltje = vlek = beetje = tikje = ietsepietsje = pietsie = ietsepietsie = pietsje = vleugje
hardware = apparatuur = ijzerwaren
Florentië = Firenze = Florence
zuigkracht = affiniteit = bevalligheid = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = attractie = begeerlijkheid = sex-appeal = aantrekkelijkheid = bekoorlijkheid
aanblikken = aankijken = aanzien
geestelijke = predikant = eerwaarde = zielenherder = kerkelijk = clericus = geloofsverkondiger = dominee = prediker
schoonheid = seksbom = bout = juweeltje = schone = prachtexemplaar = beauty
zo zij het = amen
omroepwereld = net = omroep = omroepland
gepastheid = gemanierdheid = opportunisme = doelmatigheid = fatsoenlijkheid = passendheid = fatsoen = toepasselijkheid = welvoegelijkheid = welgemanierdheid
gerechtszaak = strafgeding = proces = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = pleitzaak = geding = pleit = rechtshandel = procedure
overgave = toewijding = ijver = abandonnement = oplettendheid = in de steek laten = applicatie = alertheid = acht = overlating = inzet = verlating = afstand = opgave
fluitist = umpire = arbiter = scheidsrechter = scheids
zwetsen = chatten = chat = kletsen = pruttelen = babbelen
zorgen voor = voorzichtig = zorg = onderhoudswerkzaamheden = onderhoud = verpleging = onderhoudswerk = voorzien = voeden = voorzien van = toeleveren
ontsporing = deraillement
marktplaats = handelscentrum = stapelplaats = grootwinkelbedrijf = warenhuis = markt = marktplein
walsmachine = wals
overvallen = verpletteren = overrompelen = overweldigen = overmannen = overmeesteren
psychologie = zielkunde = mensenkennis
vr = vrijdag
nieuwlichter = modernist
vleeseter = carnivoor
woonplaats = woonstede = assistentschap = residentie
Azische = Indiër = Aziatisch = Aziaat
grondorganisatie = infrastructuur
zadelen = opdragen = opzadelen = beladen = belasten = opgeven
zwakheid = slapte = zwakte = feil = zwak = kwetsbaarheid = slapheid = afgeleefdheid = tekort = tekortkoming = faiblesse = krachtloosheid = fout
sextool = zes
O.A.S. = OAS
stuwing = drijfkracht = por = stuwkracht = stoot
impetigo = baardschurft
kreuk = kreukel
klus = karwei = job
raamkozijn = vensterkozijn
cd-speler = C.D.-speler = compact-discspeler
lobbes = dwaas = sul = meeuw = simpele = sukkel = goedzak = idioot = achterlijke
voortreffelijkheid = eminentie = superioriteit = uitmuntendheid
ooglens = linze = kristallens = lens
bevriezen = vriezen = verstijven = invriezen
soort spatbord = overschoen
aftelling = aftelprocedure = aftellen = countdown
opschepperij = ijdelheid
liefdevol = liefhebbend
geluidswagen = radiowagen
werveling = spin = wervelbeweging = sneeuwbui = effect = stuifsneeuw = schroef = draaikolk = jachtsneeuw
godenbeeld = god = godheid = idool
efficiëntie = rendement = effectiviteit = doelmatigheid = doeltreffendheid = economie
blindedarmontsteking = appendicitis
snijplank = hakbord
engagement = deelneming = geëngageerdheid = verloving = aanhankelijkheid = boeken = participatie = verplichting = verbintenis = deelname = betrokkenheid = voorbespreking
dooreenweven = aanelkaarweven
zoute krakeling = pretzel
sterrenwacht = observatorium
afvallen = deserteren = drossen = overlopen = tegenvallen = verliezen = apostaseren = vermageren = kwijtraken
levensbeschouwing = levensvisie = filosofie = levensfilosofie = wereldbeschouwing
vezel = vezels = fibril = draad = filament
geneigd = ongenegen
onttrekken = onthouden
luchthaven = airport = vliegveld = aërodroom
cavalcade = ruiterstoet = ridderstoet = carnavalsoptocht
ontwaarding = devaluatie = depreciatie = waardevermindering
pijpenkop = pijpekop = kom
lijkkist = doodskist = grafkist = kist
aangetrouwd familielid = schoonfamilie
tempo = vaart = vaartje = gang = snelheid = gangetje
onderschoren = schoren = steunen = onderstutten = stutten = schragen = onderschragen
combineren = samensmelten = mengen = mixen = vermengen = verbinden = relateren = samenvoegen
stuurpen = staartveer = slagveer = slagpen
slaan = uithalen = raken = drijven = kloppen = trommelen = handelen = betreffen = behoren bij = bewegen = kletsen = gaan = aankomen = toebehoren = een opduvel geven = gelden = treffen
vlerken = klavier = hand = fik = klavieren = klauwen = tengels = klauw = poot = fikken = kluif = knijper
cystitis = blaasontsteking
muildier = muilezel
copyright = auteursrecht
triomftocht = zegetocht
commedia dell'arte = commedia dell' arte
prachtstuk = pronkjuweel = kleinood = pracht = juweel = prachtexemplaar
peloton = sectie
halfvrije = horige = laat = lijfeigene = heloot
elektronenbuis = lamp = kathodestraalbuis = vacuümbuis = radiolamp = radiobuis
laten = abstineren = inhouden = nalaten = onthouden
havenplaats = havenstad
tol = deksel = draaitol = bovenkleding
opschudding = herrie = opwinding = drukte = fermentatie = verwarring = ongerustheid = alarmstemming = keet = onrust = verbijstering = ontsteltenis = consternatie = commotie = sensatie = deining = beroering = ontzetting = tumult
toneelgroep = toneelgezelschap = troep
uithoudingsvermogen = weerstandsvermogen = uithouding
marathonloper = langeafstandloper = langeafstandsloper
papkindje = lafbek = papkind = onzekere wankelmoedige man = janhen
nieuwkomeling = arrivé = parvenu
zintuig = receptor = zin = gevoel
doden = ombrengen = omleggen = mollen = om zeep helpen = killen = om het leven brengen = doodmaken = vermoorden = koud maken = kapotmaken = dooddoen = liquideren = afmaken
Zarathustra = Zarathoestra = Zoroaster
warenhuis = marktplaats = stapelplaats = grootwinkelbedrijf = handelscentrum
na-aperij = vervalsing = namaak = namaaksel = falsificatie = naäperij = nep = imitatie = kunst
horloge = uurwerk = klokje = polshorloge = klok
rechterhand = rechtervleugel = rechterzij = rechterkant = rechterzijde
ruïne = strandvonderij = bouwval = puin = puinhoop = verval
putsch = staatsgreep = coup
zoetheid = geur = bouquet = boeket
viltpen = stift = kleurstift = viltstift
alfawetenschappen = alfawetenschap = geesteswetenschap = humaniora = kunst = geesteswetenschappen
coëxistentie = gelijktijdig bestaan = co-existentie
bioscoopexploitant = standhouder = exposant
kruissteek = koninginnesteek = siersteek = koninginnensteek
test-case = testcase = proefproces
toestemming = inwilliging = verlof = toelating = permissie
kwibus = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = idioot = achterlijke
hetero = heteroseksueel = heterofiel
wegschrijven = schrijven
knikkeren = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = werpen = flikkeren = jenzen = lazeren = kegelen = plompen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen
repressie = boetedoening = straf = verdringing = afstraffing = hardhandig optreden = bestraffing
poster = affiche = plakkaat = aanplakbiljet
oergesteente = lavasteen = stollingsgesteente
gedoe = ophef
verlichten = verlagen = milderen = schijnen = verminderen = verluchtigen = luwen = kalmeren = bedaren = illumineren = afnemen = humiliëren = belichten = lichten = neerslaan = vernederen = verzwakken = verzachten = reduceren
Republiek Indonesië = Indonesië
heks = furie = toverkol = oud wijf = lelijk wijf = betovering = toverheks = kol = tovenaar = tovenares = beheksing = besje = helleveeg = taart
berenvacht = berenhuid = berenvel
falsificatie = vervalsing = namaak = namaaksel = naäperij = na-aperij = nep = imitatie = kunst
piketpaal = haring = tentharing
heerlijk = smakelijk = lekker
hoofding = kop = hoofd = titel = bijschrift = legenda = opschrift
ribbenkast = thorax = torso = borstholte = borstkas = borst
abstracte kunst = abstractionisme
ontslaan = verdrijven = wegzenden = wippen = onttronen = afzetten = de zak geven = uitstoten = verjagen = ontladen = wegjagen
mosdiertjes = mosdiertje
sanctifiëren = sacreren = heiligen = consecreren = sanctificeren = wijden = consacreren = sacraliseren = zegenen = verheiligen
bunker = kazemat
kleden = aankleden = opdoffen = opdirken = kledij
etnologie = rassenkunde = volkskunde = volkenkunde
snijkoek = taai = gemberkoek = taaitaai = peperkoek = ontbijtkoek
staminee = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = pub = dranklokaal = kroeg
priester = priesteres = zwartrok = pastoor = pater
kift = heibel = onmin = herrie = kwestie = mot = onaangenaamheden = onenigheid = onvrede = disharmonie = trammelant = dispuut = kif = bonje = onaangenaamheid = ruzie = twist
aanhouder = doorbijter = knokker = vechter = doorzetter = volhouder = doordouwer = blijver
opstoot = uppercut
eedgenoot = samenzweerder
letten = waken = voorkomen = hoeden = behartigen = verletten = naar omkijken = uitkijken = oppassen = wachten = beletten = opletten = verhinderen = verzorgen = achten
rode vos = vos = gewone vos
landhoofd = steiger = zeedijk = zeehoofd = golfbreker = bruggenhoofd = breekwater = paalhoofd = zeewering = pier = havendam = bruggehoofd = zeebreker = krib
pneumoconiose = stoflong
armoede = nooddruft = nood = behoeftigheid = armoedigheid = armoe = pauperisme = armzaligheid = verarming = kommer
overspringen = weglaten = skippen = overslaan = overgaan = verwaarlozen = overstappen = voortbewegen
pulli = pully
onherstelbaar = oninbaar
handwerksman = ambachtsman = gezel = vakman
geestdrift = enthousiasme = opgetogenheid = enthousiast = extase = elan = hartstocht = vuur = levendigheid = ijver = begeestering = bezieling = verrukking = geestdriftig = blijdschap = gloed
laan = weg = allee = lei = boulevard = avenue
wurgpaal = garotte = garrote
popularisering = popularisatie = vulgarisatie
zware misdaad = zwaar misdrijf = euveldaad = felonie = misdaad
regelmatig achtvlak = achtvlak
vlamvatten = ontbranden = ontvlammen
overhaasten = haasten = zich haasten
absoluut gehoor = absolute toonhoogte = volmaakt gehoor
lichtleiding = hoogspanningsnet = lichtnet = elektriciteitsnet = stroomnet
sleuf = gleuf
pedicure = podoloog = chiropodist
gelijk = billijkheid = redelijkheid
vakmanschap = vakbekwaamheid = competentie = afwerking
rapier = degen
kaaksbeen = onderkaak = kaak
horlogemaker = horlogier = uurwerkmaker = klokkenmaker
katrol = schijf = katrolblok
pilau = pilav
tormenteren = martelen = kwellen = teisteren = plagen = pijnigen = geselen = afknijpen
macrokosmos = wereldruim = ruim = universum = al = wereldruimte = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte
vertegenwoordiger = factor = factoor = exponent = agent = handelsagent = representant = handelsreiziger
fiool = flesje = ampul = medicijnflesje
koffiecreamer = melkpoeder = poedermelk
overzicht = Overzicht = synopsis = schets
bedijken = indijken = afdammen
uitzuiger = hoerenloper = woekeraar = gier = hyena = uitbuiter
roofoverval = onverwachte aanval = overval = holdup = hold-up
wachthuis = wacht
meteorenzwerm = sterrenregen
neergang = teruggang = ondergang = val = teloorgang = achteruitgang = verloop
Kroaat = Kroate = Kroatische = Kroatisch
venusberg = venusheuvel = schaamheuvel = pubis
goktent = gokhol = speelhol = gokpaleis = speelbank = speelhuis = casino
volbrenging = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = realisering = implementering
verukken = tovenaar = charmeren
aanwezig zijn = bijwonen
binnenladen = downloaden = binnenhalen
sterfgeval = verlies = rouw
formuleren = verbaliseren = vervatten = vertolken = uitspreken = verwoorden
verachting = minachting = dédain = geringschatting = ongenoegen = laatdunkendheid = depreciatie
gebouw = bouwen = pand = stichting = bouwwerk = perceel = constructie = huis = bouw
meerdere = superieur
vestibule = hal = entreehal = antichambre = inkomhal = hall
talen = begeren = zuchten = verlangen = dromen
veteraan = oorlogsveteraan = oudgediende = benoemde = oud-strijder = kandidate = oldtimer = kandidaat = old-timer
schaakmeester = meester = grootmeester
komediant = aansteller = komediespeler = kwast = toneelspeler = poseur
warwinkel = labyrint = wirwar = doolhof = warnet = kluwen
aanrijgen = vastrijgen = rijgen
klasseren = groeperen = uitsplitsen = sorteren = ordenen = plaatsen = kwalificeren
sensitiviteit = hyperesthesie = overgevoeligheid
regenbui = bui = regenval = neerslag = regen = vlaag
fietsklem = wielklem = fietsenrek = parkeerklem
spadrille = espadrille
talgklier = talkklier = smeerklier
antagonist = tegenstrever = anti = wederpartij = tegenstemmer = tegenstander = tegenpartij = opponent
entomologie = insectenkunde = insectologie
brandzwammen = brandzwam = kolenstof
doorscheuren = scheuren
tegenwaarde = inruil
arbeiderswoning = buitenhuis = semi-bungalow = bungalow = huisje = optrekje
larf = masker = larve = vreten = larvestadium
complice = mededader = handlanger = medeschuldige = trawant
rechtssfeer = rechtskring = gezagsgebied = jurisdictie = ambtsgebied = rechtsgebied = ressort = dienstkring
aardmeetkunde = landmeetkunde = geodesie
paren = copuleren
pigskin = varkensleer
opsteken = verkrijgen = leren = meenemen = ondervinden = omhoogsteken
wintervoeten = wintertenen
smetteloos = onbevlekt
rensport = koers
dienstbaarheid = erfdienstbaarheid
kersenhout = kerselaar
stuitbeen = staartbeentje = stuitje = staartbeen = stuit
inschakelen = inzetten = charteren = in staat stellen = inleggen = aandrijven = inspannen = activeren = aanzetten
octant = Octans = Octant
hapax legomenon = hapax
conductrice = conducteur
associé = handelsgenoot = vennoot = compagnon = partner
peesdraden = hartzenuwen
romancier = romanschrijver = novellist
schilfering = schillen
drone = dar
zich houden aan = aanhangen = in acht nemen = trouw blijven aan
verstrijken = uitwrijven = vlieden = smeren = uitstrijken = verglijden = verlopen = vervlieden = uitsmeren = wrijven = voorbijgaan = omgaan
aanprijzing = advies = aanrader = recommandatie = aanbeveling = referentie = nominatie
grondwet = staatsrecht
zingen = fluiten = kwelen
kb = kilo-byte = kilobyte = Kb
washandje = waslap
omverrijden = omrijden
asteroïde = planetoïde
vaktaal = omgangstaal = koine = visserslatijn = boeventaal = dieventaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = vakjargon = Bargoens = kunsttaal
estouffade = stoofpot = pot-au-feu = stoofschotel
charme = bedeltje = lieftalligheid = aanminnigheid = aanvalligheid = beminnelijkheid = bekoorlijkheid = bekoring
zanghulde = serenade = divertimento
sluiten = rijmen = afsluiten = dichtgaan = termineren = toedoen = zitten = overeenkomen = dichten = opzeggen = dichtdoen = stoppen = passen = beëindigen = stroken = bedanken = besluiten = eindigen = overeenstemmen = dichtmaken
particulariteit = detail = ins en outs = kleinigheid = bijzonderheid
loden = peilen
bestaansminimum = armoedegrens
pendant = complement = tegenhanger = counterpart = duplikaat
kapitaal = fortuin
yperiet = mosterdgas
verzoeking = verlokking = seductie = lokroep = bekoring = verleiding
verscheuren = verminken = mutileren
mand = korf
speelplaats = speelterrein = speeltuin = speelerf = kinderspeelplaats = speelplein
instructief = leerzaam = leerrijk
instabiliteit = onstandvastigheid = onvastheid
gel = verzachtend middel = smeerolie = gelatine = smeermiddel = zalf = glijmiddel = crème
bloem = fine fleur = bloempje = meel = crème de la crème = vlaggenschip = floret = blom = keur = bloei = puikje = bloesem = meelbloem = bloemetje
plombeersel = tandvulling
rechterkant = rechtervleugel = rechterhand = rechterzij = rechterzijde
klimaatgordel = klimaatzone = hemelstreek = luchtstreek = zone
demonstratief = aanwijzend voornaamwoord
gemoedsgesteldheid = gemoedstoestand
drumstokje = drumstok = trommelstok
touchscreen = aanraakscherm
verpleger = ziekenbroeder = broeder
tengels = klavier = hand = fik = klavieren = klauwen = vlerken = klauw = poot = fikken = kluif = knijper
schietstroom = stroomversnelling
wolkbreuk = plensbui = hoosbui = stortbui
schaalverdeling = schaal
uitkienen = afwegen = doordenken = uitknobbelen = knobbelen = wegen = uitmikken
goocheltoer = vingervlugheid
gebod = bevel = order = dictaat = commando = sommering
draven = hardlopen = hollen = rennen = galopperen
openbaren = uitstorten = reveleren = uitgieten = ontsluieren = onthullen = ontboezemen = blootleggen = uiten = manifesteren
zoemer = klingel = huisbel = deurbel = bel = ding-dong
pax = vredigheid = vrede = rust
grisaille = grauwtje
pilaster = wandpijler = muurpijler = halfzuil
proefstuk = hoofdwerk = gildeproef = staal = monster = proef = meesterwerk = meesterstuk = sample = chef-d'oeuvre
vijgenmand = vijgenmat
bokje = poelsnip = watersnip
handwerkje = handwerk
geraken = raken = vervallen = vallen = gaan = treden = komen = terugvallen
blocnote = notitieblok = schrijfblok
servisch = Serviër = Servische = Servisch
corioliskracht = corioliseffect
betoneren = beton
onverdraagzame = fanaticus = fanaat = dweper = onverdraaglijke = zeloot
stilzetten = houden = stoppen = tegenhouden
achting = waardering = respect = krediet = eerbied = appreciatie = aanzien = bewondering = ontzag = consideratie
hinniken = gehinnik = hinnik
wangbeen = jukbeen
kasseisteen = straatsteen = inst
Driekoningen = epifanie = openbaring = verschijning
ridiculiseren = bespotten = honen = verguizen = beschimpen
rolkei = kiezelsteen = steentje = kiezel
Tempeliers = tempelheer = Tempelier
convictie = mening = denkbeeld = oordeel = overtuiging = gevoelen = opvatting = gedachte = inzicht = inzien = stellingname = gezindheid = zin = opinie = standpunt
schooltas = boekentas = ransel
opeenvolging = troonswisseling = aaneensluiting = aaneenrijging = aaneenschakeling = keten
kiepelton = afvalput = septische put = beerput = rioolput = kolk
stropdas = das = strop
lening = bastaardwoord = krediet = leenwoord
zonsopgang = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad
neusschelp = schelp
thuiswerk = huiswerk = taak = voorbereiding = schoolwerk = huistaak = huisarbeid
Republiek Gambia = Gambia
vereeuwiging = verlengstuk = verlenging
part = quota = gemeen hebben = schilfer = scherf = vlok = quote = gedeelte = hap = aandeel = quotum = partitie = opdeling = rantsoen = stuk = deel = portie = stukje
steeg = slop = doorgang = gang = achterafstraat = achterafstraatje
marketing = marktonderzoek = marktanalyse = marktverkenning
Barrelhouse = café-chantant = tingeltangel
prop = bal = bol = frommel
hennepgras = hennep = cannabis
zintuiglijk = sensorisch
verlieven = verliefd worden
slurfdier = slurfdieren
inkopen = aanschaf = boodschap = verwerving = boodschappen = koop = aankoop
bemoediging = ondersteuning = support = steun = steunpilaar
afgelasting = annulering = intrekken
gelidbeentje = falanx = kootbeen = kootje
vitamine B2 = riboflavine
betoog = gesprek = discussie = uiting = conversatie
cortex = boomschors = schors
cijferslot = nummerslot = letterslot = combinatieslot
artilleriebeschieting = kanonnade
singularis = simplex = enkelvoud
boerin = landbouwer = boer = farmer = veehouder
terugtrekken = terugdraaien = annuleren = afschaffen = intrekken = neerleggen = terugnemen = afhalen = herroepen = uittreden = achteruitzetten
borstholte = ribbenkast
pollen = stuifmeel
beademingstoestel = beademingsmachine = ademhalingsapparaat = zuurstofapparaat = respiratietoestel
poëma = gedicht = vers
eerste leesboek = abecedarium = leesplankje = abc-boek
acetonurie = ketonurie
watervervuiling = waterverontreiniging
schmink = grime = grimeersel = maquillage
paardenbeslag = hoefbeslag = paardebeslag
geleding = lid = gewricht = laag = klasse = portie = metameer = segment
boodschapper = renbode = ijlbode = koerier = gezant = bode = heraut
schimmel = paddestoel = zwam
luisterzitting = hoorzitting
tijdschriftenbak = lectuurbak
serveerster = dienster
pompsteen = gootsteen
integraal = integraalrekening
niveau = mate = hoogte = level = plan = graad = peil
documentaire = docudrama
zandhaas = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat
kwijlen = Slabber = zabberen = druppelen
trol = sleeplijn
hypnoticum = soporatief = slaapmiddel
case = geval = casus
Uittocht = Exodus
heropbouwen = herbouwen = reconstrueren
welbespraaktheid = welsprekendheid = spreekvaardigheid = eloquentie = voordrachtkunst = elocutie
rechtsomkeert = totale ommekeer = ommezwaai = koersverandering
manubrium sterni = manubrium
zweepdraad = gesel
halfdek = achterdek
gribus = slum = bidonville = krottenwijk = achterbuurt = sloppenwijk = krottenbuurt = slums
begunstigen = favoriseren = zegenen
verslechtering = aftakeling = degraderen = verarming = achteruitgang = verval
voorzetsel = prepositie
discussiëren = parlementeren = redetwisten = discuteren = disputeren = redekavelen = bomen = twisten
natuurlijke hulpbronnen = grondstof
afspelen = draaien = afdraaien
aktentas = aktetas = koffertje
mops = mopshond
bureau = schrijfbureau = politiebureau = komode = overheidsinstelling = torso = dienst = lessenaar = kantoor = macht = kabinet = schrijftafel
strafinrichting = strafgevangenis = gevang = nor = petoet = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot
schorremorrie = geteisem
kinderzitje = babysitter = babysit
blikvanger = karakteristieke = eye-catcher = opmerkelijke = saillantie = eyecatcher
prooi = prooidier = doelwit
oprijg = zoom
frase = woordgroep = idioom = uitspraak = uitdrukking = zegswijze = constituent
mieteren = vallen = kukelen = donderen = duvelen = lazeren
ruwaard = stadhouder = landvoogdes = onderkoning = landvoogd = gouverneur = regent
harrewarren = rusiemaken = twisten = kibelen
retorica = welsprekendheid
troepenmacht = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep
voetsoldaat = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = zandhaas
slaaploosheid = slapeloosheid = hyposomnie
sample = staal = proefstuk = proef = monster
bedwants = wandluis
kroonprins = troonsopvolger
rondreizend = rondtrekken = zwerven
chromium = chroom
lila = sering = seringen
beschermer = sponsor = schutsheer = voogd = verdediger = beschermheer = wachter = steun = voogdes = behoeder = bewaker = mecenas
facultatief = optioneel
Polaris = leidster = noordster = Poolster = tramontane
these = proefschrift = scriptie
entrecôte = lendenstuk = entrecote = zadelstuk = zadel
mevrouw = madame = lady = juffrouw = buitenvrouw = minnares = dame = jonkvrouw = vrouw = tante
geologie = aardrijkskunde
object = artikel = kunstuiting = voorwerp = kunstwerk = exemplaar = kunstproduct = lijdend voorwerp = kunst
kwijnen = verslappen = afzwakken = tanen = ontspannen = verflauwen = verwijven = verweken = verbleken = verzwakken
killen = ombrengen = omleggen = mollen = doden = om zeep helpen = om het leven brengen = vermoorden = koud maken = liquideren = afmaken
kabelspoor = kabelweg = kabelbaan
drugdealer = dealer = drugsdealer
rollager = kogelkussen = kogellager = rollenblok
schuiftrombone = schuiftrompet = trombone = bazuin
behalen = halen = boeken = verdienen = verwerven
parisappel = strijdpunt = twistvraag = verschilpunt = twistappel = twistpunt = geschilpunt
bankpapier = papiergeld
langeafstandsloper = langeafstandloper = marathonloper
beauty = schoonheid = seksbom = prachtexemplaar = bout = juweeltje = schone
pubis = venusberg = venusheuvel = schaamheuvel
ruimteschip = ruimtevaartuig = ruimtevaartuigen = sterrenschip = ruimtetuig
aanraakscherm = touchscreen
navertellen = verhalen = oververtellen = zeggen = vertellen
tui = spanlijn = stormlijn = scheerlijn = tuidraad
akkerbouw = veeteelt = landbouw
inleiding = creatie = stichting = vorming = voorwoord = preambule = aanloop = introductie = formatie = grondvesting
umpire = fluitist = scheids = arbiter
jongeling = kind = adolescent = minderjarige = tiener = ding = puber = jongvolwassene = jongere = teenager = jonge boom = jong boompje
medelijden = deernis = mededogen = meelij = compassie = meewarigheid = barmhartigheid = jammer = erbarmen = medegevoel = medeleven = meedogendheid
chicanes = fopperij = trucage = chikane = list = valsspelerij = drogreden
DDR = Oost-Duitsland = Duitse Democratische Republiek
beoefenen = najagen
bijbrengen = aanleren = lesgeven = onderrichten = leren = doceren = onderwijzen
beeldpunt = pixel = beeldelement
gelatenheid = bedaardheid = gelijkmoedigheid = beheersing = kalmte = onverstoorbaarheid = zelfbeheersing
vliering = zolderkamer = zolder
natuurmens = barbaar = kannibaal = wilde
calcificatie = verkalking = calcinatie
polderkoorts = malaria = paludisme = moeraskoorts
voorganger = pastor = kapelaan = zielzorger = onderpastoor = parochiepriester = hulppredikant = rector = dominee
solozanger = obligatist = solist = obligaat
laten gelden = opkomen voor = doen gelden
Oudengels = Angelsaksisch
afvalligheid = vaandelvlucht = ontrouw = desertie
studieverlof = sabbatical
beetwortelsuiker = bietsuiker
gewillig = vrijwillig = bereid = bereidwillig = wilsuiting
omklemmen = klemmen
mosterd = mosterdplant
tastzin = gevoel
winkelbediende = verkoper
public relations = pr
denationalisatie = privatisering
werper = pitcher
strijken = strijkgoed = strijkijzer = wrijven = strelen = aaien
confetti = vruchtenhagel
kachel = haard = verwarmingstoestel = kacheltje
schutting = omheining = afsluiting = hekwerk = planket = hek = afrastering
publieke opinie = communis opinio = volksstem
kruising = wegkruising = vermenging = halfbloed = rassenvermenging = hybride = kruis = aansluiting = snijding = kruispunt = zijweg = knooppunt
controleur = inspecteur = verificateur = inspectrice
oxydatie = oxidatie
niemand = nul = schertsfiguur
discussie = gesprek = debat = forum = bespreking = conversatie = betoog = dialoog = uiting = meningsverschil
neet = luizenei = luizeëi
stagiair = trainee
vasthouden = pakken = klampen = beethebben = vastzetten = houden = klitten = wachten = hechten = klemmen = kleven = beethouden = grijpen = plakken
huisvrouw = huismoeder
doodgooien = bestormen = overstromen = overstelpen = overladen = overspoelen = bedelven
zeiler = draak = zeilboot = zeilster
vervangingsmiddel = remplaçant = vervanger = substituut = surrogaat
liefdadigheidsinstelling = liefdadigheid = liefdadigheidsorganisatie
camion = truck = transportwagen = vrachtauto = vrachtwagen
touroperator = reisbureau = reisagentschap = reisorganisatie = reisorganisator
bint = balk
ginger ale = gemberbier
schil = zwoerd = spekrand = bast = schors = kast = spekzwoerd
primetime = prime time
torsen = sjouwen = meesleuren = meeslepen = meezeulen = zeulen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen = rondsjouwen
mof = Germaan = Germaanse = Jerry = Duitse = Hun = Duitser
stro = halm
werkstuk = schepping = compositie = oeuvre = werk
chaise-longue = chaise longue
hulpbron = grondstof = ressource = natuurlijke hulpbron
deugdzaamheid = zedelijkheid = zedigheid = deugd = kuisheid = eer = onschuld = eerbaarheid = eerzaamheid
overvoeden = overvoeren
egotripper = egoïst = egotist
vleesmolen = gehaktmolen
desorganisatie = roerigheid = chaos = pandemonium = ordeloosheid = wanordelijkheid = wanorde = gekkenhuis = puinhoop
schuldeiser = crediteur
emmetropie = normaalziendheid
accessoire = toebehoren = medeplichtige = uitrustingsstuk
nabootsen = imiteren = kopiëren = nadoen
wassing = rituele wassing = ablutie
adverbium = bijwoord
golfbreker = steiger = zeedijk = paalhoofd = zeehoofd = zeewering = pier = havendam = zeebreker = breekwater = krib = landhoofd
dekzeil = bâche = dekkleed = matroos
onderwerk = onderstel = wagenstel
nimrod = sportman = jachtliefhebber = sportvrouw
showbizz = showbusiness = amusementsindustrie = amusementswereld = amusementsbedrijf
schijnen = tonen = dunken = zien = voorkomen = stralen = eruitzien = toelijken = ogen = aandoen = lichten = toeschijnen = lijken = verlichten
veer = pluimage = ferryboot = verenkleed = stoffer = stek = pluim = plumeau = stekkie = pont = ferry = veerboot = gevederte = pontveer = varenblad = veder = veerpont = plantenstek = veerdienst
soos = club = sociëteit
eerste-hulpverlening = eerste hulp = EHBO = eerstehulpverlening = E.H.B.O.
Poerim = Lotenfeest = Purim
sponsor = schutsheer = beschermheer = steun = beschermer = mecenas
slum = gribus = bidonville = krottenwijk = achterbuurt = sloppenwijk = krottenbuurt = slums
jioe-jitsoe = ju-jitsu
stuwadoor = dokwerker = havenarbeider = bootwerker
absenteïsme = (arbeids)verzuim = absentie = afwezendheid = afwezigheid = ziekteverzuim = arbeidsverzuim
halfschaduw = penumbra
cupwedstrijd = bekerwedstrijd
achromasie = daltonisme = kleurenblindheid = achromatopsie
rennen = hardlopen = hollen = paardenrennen = paardenkoers = draven = galopperen = harddraverij = draverij = paardenwedren
vervreemd = vervreemden = vervreemding
uitweiden = verklaren = uiteendoen = uiteenzetten = exponeren
borrel = bel
conflictsituatie = strijd = conflict
patronage = auspiciën = voorteken = omen
aanrommelen = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = otteren = pielen = prutsen = klooien = wurmen
windenergie = windkracht = windsterkte
probleemstelling = probleem = problematiek
exportartikel = uitvoerartikel
godshuis = kerk = kerkgebouw
karmelietes = karmeliet
placemat = onderlegger = mat
Jonas = Jona
lichtschakering = clair-obscur
spoelwater = was = wasbeurt = lotie = waswater
riviermond = riviermonding = uitmonding = muil = mond = monding = muide = uitloop
draverij = paardenrennen = paardenkoers = rennen = harddraverij = paardenwedren
kijkkast = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis
weefselleer = histologie
jureren = arbitreren = beoordelen = oordelen
Hun = Jerry = mof
nitraatmeststof = nitraat
wandelwagen = kinderwagen = buggy
oormicrofoon = hoofdtelefoon = oortelefoon = koptelefoon
kruimelaar = kruimeldief
uitlenen = lenen
creditcard = kredietkaart
vlaggenstok = vlaggestok
bons = smak = hotemetoot = kanon = topman = klap = hotemetotem = kopstuk = slag = ontploffing = prominent = bobo = VIP = stoot
directief = voorschrift = richtlijn = instructie
afzetsel = lot = uitloper = rank = spruit = loot = poot = groei = scheut = schoot = telg
fysiognomie = gelaatsuitdrukking = blik = gezicht = gelaatsexpressie = gezichtsuitdrukking = fysionomie
overstroming = watersnood = zondvloed = inundatie = vloed = hoogwater = overvloeiing = watervloed = wateroverlast
olifantsziekte = elephantiasis
prijscompensatie = indexatie = indexering
vermoeden = notie = gevoel = besef = veronderstellen = veronderstelling = flauw idee = aanname = giswerk = gissing = conjectuur = speculatie = voorgevoel = denk = aannemen = impressie = indruk = onderstelling
nappa = schaapsleder = schaapsleer = schapenleer
vernauwing = stenose = adervernauwing
vruchtafdrijvend middel = abortivum
duizendtal = duizendvoud = duizend = chiliade
verslaving = verslaafdheid = afhankelijkheid = nood = gewenning
epos = heldendicht = heldengedicht = heldenepos
caesium = cesium
pionierster = pioneer
doorstroombaarheid = doorlaatbaarheid = doorlatendheid = doorstroming = doordringbaarheid
ressentiment = rancune = haatdragendheid = wrok = verbittering
gender = geslacht = genus
vlaggenschip = fine fleur = keur = puikje = bloem = crème de la crème
haaruitval = alopecie
vrijheid van meningsuiting = de puntjes op de i zetten
interieur = vulstof
behang = behangpapier = behangselpapier = behangsel = wandkleed = verhanging
tijdspanne = tijdsverloop = tijdsspanne = tijdsruimte = tijdruimte = tijdsbestek
werkgeheugen = ram = RAM = RAM-geheugen
Palestijnse Bevrijdingsorganisatie = PLO
bibliotheek = boekerij = bib = bieb = gereedschapskist = boekenverzameling = boekenkast
windveer = cirrus = vederwolk
vrijetijdsbesteding = afleidingsmanoeuvre = liefhebberij = hobby = verpozing = relaxatie = verstrooien = ontspanning = recreatie = afleiding = vrije tijd = dolce far niente = verstrooiing = vermaak = verzet = verzetje = verstrooiïng
skinhead = onderhuid = huid = vel
nijd = jaloezie = jaloersheid = afgunst = ijverzucht = naijver = kinnesinne
vorst = monarch = hoogheid = onpersoonlijkheid = koning = rijm = landsvorst = landsheer = vorstin = heer = afstandelijkheid = rijp = dynast
lekkernij = liflafje = lekkers = heerlijkheid = traktatie
minister-president = regeringsleider = MP = premier = eerste minister
voetpad = wandelpad
restrictie = limitatie = beperking = inperking = terugdringing = beknotting = voorbehoud
steunbalk = legger = stutbalk = vloerbalk = schoor = dwarsbalk = rib
alkyn = ethyn = acetyleen
exposeren = tentoonstellen
toerusting = uitrusting = apparatuur = outillage
halsboord = halsketen = boord
fanerogaam = zaadplant = zichtbaar bloeiende planten
leefvorm = levenswijze = leefwijze = leefstijl = levensstijl = levenswandel = way of life = leven
belastingdienst = IRS = belasting = fiscus
benaderingswijze = aanval = approach = benadering
orexie = eetlust
theekransje = dameskransje = koffiekrans = kransje = koffiekransje
lust = enthousiasme = wellust = lustgevoel = begeerte = animo = zin
citroenkwast = citroenlimonade = kwast = limonade
forensisme = forensenverkeer = woon-werkverkeer = pendelverkeer
loflied = tussenzang = lofzang = kerkgezang = kerkzang = hymne = gezang = cantus
doen gelden = opkomen voor = laten gelden
pomerans = zure sinaasappel = bittersinaasappel
kram = agrafe = hechtkram = wondhaakje = niet
totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering = implementering
kropper = doodsmak
oorzakelijkheid = oorzakelijk verband = causaliteit = veroorzaking
fylogenese = fylogenie = evolutie
bewondering = achting = consideratie
fanatisme = dogmatisme = dweperij = kwezelarij = bigotterie = geestdrijverij = starheid
Brit = Britse
naschrift = slotwoord = epiloog = nawoord
polyethyleen = polytheen = polyetheen
heraut = renbode = ijlbode = koerier = boodschapper = gezant = bode
schatkist = rijksschatkist = staatsruif = rijkskas = thesaurus = staatskas
ontvreemden = plunderen = jatten = beroven = ontwenden = brandschatten = roven = uitschudden = gappen = verdonkeremanen = stelen = pikken
hoedelint = hoedenband = hoedenlint
repro = reproductie
uittypen = overtikken = overtypen = tikken = uittikken = machineschrijven = typen
beduiden = aankondigen = omvatten = behelzen = veroorzaken = betekenen = voorbeduiden = waarzeggen = inhouden = voorspellen = met zich meebrengen = wichelen = zeggen = tot gevolg hebben = neerkomen
Mandarijns = mandarijn = mandarijnenboom
roedehoofd = eikel = glans
diureticum = urineafdrijvend = plaspil
overgooien = lobben
inquisitie = onderzoek = enquête = navraag
cassavebrood = cassave = maniok
boeken = behalen = kladblok = draaiboek = bespreken = scenario = halen = inboeken = reserveren = engagement = script = voorbespreking
vlaktemeter = planimeter
legboor = legbuis
zwichten (voor de verleiding) = toegeven
meerboei = griend
opkrullen = friseren = onduleren = unduleren = kroezen = krullen
wildschut = jachtopzichter = jachtopziener = koddebeier
sulligheid = domheid = gekheid = onbenulligheid
pol = plok = pluk = toef = dot
gasboiler = warmwaterreservoir = warmwatertoestel = heetwaterketel = boiler
border = rand = grens = kantje = kant
bestrijdingsmiddel = pesticide
slaaf = heloot = lijfeigene = slavin
teleurstellen = beschamen = flippen = afknappen
dapperheid = heldenmoed = flinkheid = onverschrokken = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = courage = leeuwenmoed = onversaagdheid = heroïek = durf = kloekmoedigheid = branie = moed = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = guts = lef = koenheid
dessin = werkje = patroon = vormgeving = tekening = design = aftekening
krachtterm = verwensing = vervloeking = heiligschennis = vloek = blasfemie = godslastering
overerven = vererven
parameter = parameters
probleemdrinker = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
kismet = lotbestemming
schiethagel = hagel
functie = professie = stiel = beroep = post = werk = afbeelding = baan = positie = dienstverband = betrekking = job = métier = vak = rol
verkommeren = wegteren = verkwijnen = zieltogen = verpieteren = wegkwijnen
tuchtloosheid = liederlijkheid = orgie = saturnaliën = lichtzinnigheid = bandeloosheid = bacchanaal = zedeloosheid = losbandigheid = frivoliteit
vliegerij = luchtverkeer = vliegtuigbouw = vliegverkeer = aviatiek = luchtvaart = luchtvaartverkeer
coïtus = seks = sexuele betrekkingen = wip = paring = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel
haas = langoor
oudeheer = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater
theeblad = serveerblad = presenteerblad = plateau = blad = schenkblad = dienblad = thee
rijtuig = treinwagon = break = bestelwagen = janplezier = wagon = brik = spoorrijtuig = voorhoede
overtreffen = voorbijstreven = overklassen = overvleugelen = overtroeven = ontstijgen = overstijgen = overstralen = verbeteren = uitstijgen = uitsteken
bizon = wisent = Europese bizon
nabehandeling = nazorg
expireren = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = verlopen = doodgaan = ontslapen
mistel = maretak = vogellijm = mistletoe
siliciumdioxyde = silicium dioxyde = kiezelzuur
beklauteren = klimmen = beklimmen = omhoogklimmen = bestijgen = opstijgen
beulen = ploeteren = inspannen = ploegen = sloven = sappelen
horen = uitvinden = vernemen = hoorn = aangaan = toehoren = behoren = waldhoorn = voorlezen = passen = betamen = toebehoren = thuishoren = lezen = leren = hoorntje = beluisteren
Jona = Jonas
nabootser = imitator = namaker = na-aper
liftschacht = liftkoker
inmetselen = opsluiten = gevangenzetten
trui = sweatshirt = sweater
afwachten = rondhangen = wacht = verbeiden = beiden = bedienen = voortslepen = talmen = opwachten = lanterfanten = treuzelen = wachten = verwachten = liggen = klaarliggen
transvestiet = tootsie = travestiet
parochieschool = college
chat = chatten = kletsen = pruttelen = babbelen = zwetsen
sweater = sweatshirt = trui
kortsluiten = afkaarten = beklinken = overeenkomen = afstemmen = afspreken = tot een akkoord komen = toesnijden = rijmen
propyleen = propeen
delegaat = afgevaardigde = gedelegeerde = gedeputeerde
ongewenste elektronische post = spam = spamboodschap
inkomhal = hal = entreehal = antichambre = vestibule = hall
verslagenheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = depressie = somberheid = moedeloosheid = zwaarmoedigheid = gedeprimeerdheid = misnoegdheid = mismoedigheid = mistroostigheid = bedroefdheid = eenzaamheid = radeloosheid = wanhoop = demoralisatie = desolaatheid
silage = inkuilen
steekhevel = zuigbuis = pipet
gestudeerd = bestudeerd
panikeren = panieken = paniekeren = in paniek raken
neerkrabbelen = opkrabbelen = neerkladden
civetkat = civet
uitlachen = lachen
toveren = toverkunst = toverkracht = oproepen = goochelen = zwarte magie beoefenen = magie = tovenarij = toverij
behandelkamer = praktijkruimte
bobijn = spoel = garenspoel = klos
minachten = neerkijken = depreciëren = verachten = veronachtzamen = geringschatten = neerzien
afgrendelen = vergrendelen
naastenliefde = broederliefde
bodemerosie = erosie = corrosie
utopie = zeepbel = luchtspiegeling = dagdromen = dagdroom = luchtkasteel = illusie
indicie = aanwijzing = aanduiding = indicatie = symptoom = vingerwijzing
mededinging = toernooi = concurrentie = rivaliteit = wedijver = competitie = concurrentiestrijd
contempleren = studeren = overpeinzen = overwegen = mediteren = overdenken = stilstaan bij
mep = klets = pets = tik = pats = tikje
fleuret = vloszijde = vlos
convers = kloosterbroeder = monnik = kloosterling = bedelbroeder = mendicant = bedelmonnik = lekenbroeder = ordebroeder = cenobiet = frater = broeder
vonnis = wijzing = oordeel = veroordeling = uitspraak = jurering = toewijzing = straf = judicium = zin
scrambler = crossmotor = crossmotorfiets = spraakvervormer
buffetjuffrouw = barjuffrouw = barmeisje
terugtocht = thuisreis = terugweg = terugreis
herzien = corrigeren = verbeteren
knoopsgat = boutonnière = corsage
ooggetuige = profeet = ziener
winnen = volbrengen = scheppen = verkrijgen = verwinnen = pakken = komen = nemen = verwerven = overtuigen = realiseren = halen = hebben = overwinnen = bereiken
existentie = bestaan = wezen = voorkomen
meesterkok = chef-kok = kokkin = cuisinier = kok
hydrofyt = waterplant
maag = balg = buikje = buik = pens = verwant = bloedverwant = abdomen = familielid = Pens
smok = kukkel = smak = kus = zoen = lik
knipmutsje = knipmuts
splintergroepering = splintergroep
valutadag = vervaldag = valutadatum = vervaldatum
productiekosten = aanmaakkosten = produktiekosten = fabricagekosten
schuif = la = lade = schuifla = schuiflade
beeldmontage = montage = collage = zijn tijd ver vooruit
ganzevoet = ganzenvoet
beslommeringen = gezwets = besogne = rompslomp = rimram = besognes = beslommering
vluchtstrook = schouder = berm
Akropolis = akropolis
verwant = bloedverwant = familielid = bloedverwante = maag = cognaat
Bolivië = Bolivia
armoedigheid = nooddruft = nood = behoeftigheid = armoede = armoe = pauperisme = armzaligheid = verarming = kommer
clan = sibbe = volksstam = kliek = stam = soortgenoten
wereldtentoonstelling = uitstalling = expo = expositie
rotstekening = petroglief
onschadelijk maken = onschadelijk = ontmantelen
bedelarij = gebedel
plompen = plonzen = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = lazeren = kegelen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen
lafheid = lafhartigheid
vetergaatje = oogje
uitprinten = uitdraaien = printen
verzaken = herroepen = verloochenen = begeven = belofte breken = opgeven
radicchio rosso = roodlof
resten = overschot = rest = overblijfsel = restant = overblijven = resteren = overschieten = tamp = asse = as = restje
preluderen = zinspelen = alluderen
forens = pendelaar
willoosheid = aboulie
relaxatie = afleidingsmanoeuvre = verpozing = verstrooien = ontspanning = recreatie = vrijetijdsbesteding = afleiding = dolce far niente = verstrooiing = vermaak = verzet = verzetje = verstrooiïng
knoeper = baas = knots = reus = kanjer = knaap = joekel = knoert = lel = slagschip = kokkerd
bankspeler = reservespeler = reserve = bankzitter
pleit = strafgeding = proces = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = gerechtszaak = pleitzaak = geding = rechtshandel = procedure
diaspora = verstrooiing
afglijden = achteruithobbelen = achteruitmarcheren = achteruitgaan
wolvet = schapesmeer = vet = lanoline = schapensmeer
boomgewas = fruit = ooft
wagenstel = onderstel = onderwerk
ecart = deviatie = abnormaliteit = afwijking = anomalie = aberratie
duizendpoot = duvelstoejager = duivelstoejager = miljoenpoot = factotum = manusje-van-alles
halfprodukt = halffabrikaat = halfproduct
EEG = Europese Unie = EU = Europese Gemeenschappen
neer = kolk = draaikolk = maalstroom
beheksen = betoveren
ballastbed = bedding = ballast
dakgoot = goot = straatgoot
akte = nummer = oorkonde = certificaat = getuige = attestatie = bedrijf = verklaring = handeling = geloofsbrief = attest = act = accreditief = eigendomsrecht = getuigschrift
tegenspreken = loochenen = weerspreken = contesteren = ontkennen = logenstraffen = als de kat van huis is = weerleggen
bewolking = wolkenlaag = wolkendek
staat = fysiek = vorm = configuratie = gesteldheid = gemenebest = toestand = land = conditie
sporeplant = bedektbloemige planten = sporenplant
lorgnet = pince-nez = lorgnon = neusknijper = knijpbril = face-à-main = handbril
pijpje lak = pijpje-lak
ommekeer = wending = keer = revolutie = ommezwaai = kentering = omslag
immenkorf = immenhuif = bijennest = huif
chloreren = chlorer
sprotje = schardijn = sprot
zona = antoniusvuur = herpes zoster = gordelroos
controleren = waken = meting = nazien = nakijken = checken = nagaan = nalopen = heersen = overheersen = toezicht houden = prevaleren = monitoring = volgen = beheersen = surveilleren = natrekken = domineren
bedotterij = mystificatie = charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichting = oplichterspraktijken = grap = afzetterij = geldklopperij = oplichterspraktijk
dikke darm = karteldarm = colon
tekenen = portretteren
connoisseur = kenner = fijnproever = connaisseur
rugnummer = nummer = numero = startnummer
insuline-dependent_diabetes_mellitus = IDDM
biowetenschappen = levenswetenschappen = biowetenschap
sanering = gezondmaking
Wendisch = Sorbisch
adaptatie = aanpassing = assimilatie = modificatie = accommodatie
classicisme = neoclassicisme
drollenvanger = knickerbocker = kuitbroek = plusfour = kniebroek = pofbroek
handboei = handboeien = manchet
AJAX = Ajax
Mumbai = Bombay
pottenbakkersschijf = draaischijf = pottenbakkerswiel
lovertje = lover = paillette
Joris = Jurriaan
grommelen = denderen = daveren = rommelen = dreunen
gokautomaat = eenarmige bandiet = gokkast = speelautomaat = sigarettenautomaat
geslachtsleven = sekse = geslacht = kunne
conflict = conflictsituatie = incident = strijd = slag = veldslag = zeeslag
big = Shoat
antonymie = antonimie
paleis = kasteel
nieuw leven inblazen = doen herleven = herleven
hoogverraad = crimen laesae majestatis = majesteitsschennis = landverraad
vee = beesten = levende have = landbouwhuisdier = veestapel = stal = rundvee = runderen
racisme = rassehaat = rassendiscriminatie = rassenongelijkheid = rassenhaat
druipsteen = druipsteenpegel = stalactiet
landpunt = kaap = hoek
ranonkel = boterbloem
outsider = buitenstaander = niet-lid
overhoophalen = kliederen = kledderen = klodderen
Oudkerkslavisch = Kerkslavisch = kerkslavisch
noodhulp = uitzendkracht = hulpkracht
jute = jutezak
manusje-van-alles = duvelstoejager = klusjesman = factotum = doe-het-zelver = duivelstoejager = duizendpoot
zijl = uitwateringssluis = spuisluis = spui = verlaat = sluisdeur = sluis
sporter = trimtoestel = atleet
soufflé = kreukel = vouw = plooi
paragnost = helderziende = profeet = clairvoyant = telepaat
mijlpaal = monument = keerpunt = mijlsteen
moedjahedien = Mujahid
breve = brevis
chemisch element = element = scheikundig element
naturisten = nudist = naturist = naaktloper
materie = item = issue = onderwerp = grondstof = stof = substantie = thema = materiaal = punt = gegeven
egel = stekelvarken = bengel = straatjongen = mol
verlustigen = verstrooien = vermaken = vermeien = amuseren
inschuiven = induwen
burgwal = bastion = wal = muur = verschansing = bolwerk = schans = vestingwal
zandpapier = roestpapier = glaspapier = schuurpapier = polijstpapier = schuurvel
juffie = jongejuffrouw = juf = jongedame
gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken
kinderpraat = kindertaal
ongeschiktverklaring = diskwalificatie = uitsluiting
belezenheid = eruditie = geleerdheid = kennis = schoolkennis
vlas = vlasvezel
waterverontreiniging = watervervuiling
veepest = veeziekte
confiserie = banketbakkerswinkel = banketwinkel = office
pakpapier = kaftpapier = inpakpapier
rivaliteit = toernooi = concurrentie = mededinging = wedijver = competitie = concurrentiestrijd
handbreed = handbreedte = greep = handvol
CSO = SEH = spoedeisende hulp = centrale spoedopvang
verstoptheid = hardlijvigheid = verstopping = obstipatie = constipatie
praam = brandgans = duwbak = aak = neusknijper
roddelpraatje = gesmoes = kletspraat = achterklap = roddel = roddelpraat = kletspraatje = konkelarij = geroddel = geklets = gerucht
hameibrug = ophaalbrug = klepbrug = klapbrug = hefbrug = wipbrug = basculebrug = valbrug
lichtmeter = fotoscoop = belichtingsmeter = luxmeter = fotometer
achteroverdrukken = verduisteren = verdonkeremanen
PMS = PMS-centrum = pms-centrum
scharlakenrood = scharlaken
rozemarijn = rosmarijn
samenvoegen = samensmelten = toevoegen = samenkomen = link = mengen = verenen = verenigen = linken = synthetiseren = vermengen = combineren = samendoen = mixen = bijtellen = optellen = fuseren = fusioneren = verbinden = samengaan
betrouwen = vertrouwen = toevertrouwen
lentetijd = voorjaar = lente
florijn = pieterman = piek = pegel = pop = gulden = pegels
verbeelden = raden = inbeelden = nagaan = veronderstellen = imagineren = overwegen = indenken = fantaseren = voorstellen = speculeren
emigratie = uitwijking = landverhuizing
borium = boor
knikkebollen = knikken
determinatie = besluit = vaststelling
neuroticus = zenuwpatiënt
welvaartspeil = levenspeil = levensstandaard
overtuigingskracht = uitdrukkingskracht = gelding = validiteit = overredingskracht = geldigheid
Duits = teutoons = Duitse
computergebruik = computeren = informatica
sterneusmol = stermol
verwerven = behalen = scheppen = winnen = verkrijgen = volbrengen = komen = aanschaffen = nemen = realiseren = halen = verdienen = bereiken
waterbassin = stuwmeer = waterreservoir = spaarbekken = waterbekken
redekavelen = discussiëren = parlementeren = redetwisten = discuteren = disputeren = bomen = twisten
gemeenteverordening = huishoudelijk reglement = verordening = politieverordening = politievoorschrift
noordster = leidster = Poolster = tramontane = Polaris
eenpansmaaltijd = ovenschotel
obligatist = solist = solozanger = obligaat
kwijten = sjouwen = volbrengen = afleggen = treffen = uitvoeren = uitrichten
gasvorming = vergassing = gasontwikkeling
mijnwagen = tram
knipmuts = knipmutsje
portemonnee = geldbuidel = geldzak = geldtas = beurs = zak = knip = portefeuille
nougat = noga
minuut = tel = seconde = moment = origineel = ogenblik = punt = notulen
baardschurft = schurft = scabiës = impetigo = baardschimmel
potentiometer = potmeter
spaarvarken = spaarpot
bestuderen = studeren = uitspitten = analyseren = studie = onderzoeken = bestudering
puntendeling = gelijkspelen = draw = gelijkspel
drumspeler = trommelslager = drummer = slagwerker = tamboer = trommelaar
vervloeking = verwensing = verwensen = ban = krachtterm = banvloek = anathema = verdoemen = nemesis = vloek = maledictie = vervloeken = doem = godslastering = vermaledijen = verderf
h = stonde = uur
afbranden = brandwond
boontje = gehoorbeentje = botje = gehoorbeen
verwonding = kwetsuur = trauma = wond = laesie = letsel = wonde
sigarenpeuk = sigarepeukje = sigarenpeukje = sigarepeuk
recreatieoord = recreatiegebied = vakantieoord
hulpbrug = noodbrug = baileybrug
kankerwijf = kutwijf = bitch = slet = kreng
ademhaling = respiratie = pauze = ademteug = asem = adem = adempauze
otologie = oorheelkunde
gerommel = donder = gedonder = oplichterij = geknoei = gesjoemel = knoeierij = gemekker = fraude = rumble = geknor = hoax
escorte = escorteren = begeleiden
ondersoort = ondersoorten = subspecies
reminiscentie = herinnering
noodweer = zelfverdediging
karavaan = konvooi = trein = caravan
dagdromen = zeepbel = utopie = in hoger sferen zijn = luchtspiegeling = dagdroom = luchtkasteel = dromen = illusie
wokken = wadjan = wadjang = wok
afstemmen = afkaarten = stemmen = beklinken = overeenkomen = afspreken = afstellen = tot een akkoord komen = toesnijden = kortsluiten = rijmen
vlinderslag = vlinder
afdraaien = afspelen = draaien
brandstapel = houtmijt = houtstapel
wenselijkheid = raadzaamheid = aantrekkingskracht = begeerlijkheid = aantrekkelijkheid = bekoring
demaskeren = ontmaskeren
luchtvervuiling = luchtverontreiniging = verzuring
timbre = hele toon = geluid = klankkleur = toonhoogte = toon = noot
misgeboorte = miskraam = abortus = misdracht = doodgeboorte = monstrum
meenemen = verkrijgen = leren = meepikken = opsteken = ondervinden
minzaamheid = hartelijkheid = vriendelijkheid = jovialiteit = innemendheid = beminnelijkheid = welwillendheid
misogijn = misogaam = vrouwenhater = misogyn
petrochemicaliën = petrochemisch
toepasbaarheid = doelmatigheid = toepasselijkheid
luxaflex = persienne
begenadiging = amnestie = gratie = gratieverlening = remissie
krankzinnigengesticht = dolhuis = inrichting = gesticht = zothuis = gekkenhuis
bomtrechter = bomgat = bomkrater
erotiek = pornografie = porno
contesteren = tegenspreken = aanvallen = betwisten = bestrijden = aanvechten = weerleggen
manchet = handboei = kraag = schuimkraag = opdagen = omslag = handboeien
Nadenken = muse = Muze
sciencefiction = SF = science fiction
politieapparaat = politiemacht = kit = wet = politie = hermandad = prinsemarij
salaris = arbeidsloon = wedde = honorarium = bezoldiging = traktement = gage = arbeidsinkomen = loon = remuneratie
groepswerk = samenspel = teamwork
kousenband = kousophouder = kouseband = jarretel = sokophouder = jarretelle = jarretel(le)
ruitjesstof = ruitje = Schotse ruit = schotse ruit = tartan
hetze = lastercampagne = leugencampagne
leesvoer = lezing = voorlezen = lectuur
beknoptheid = kortheid = bondigheid
lofspraak = laudatio = lofprijzing = laudatie = éloge = panegyriek = lofzang = lofrede = lof
krokodillebek = krokodilleklem = krokodillenbek = krokodillenklem
koortsmiddel = koelmiddel = antipyrine
alinea = paragraaf
Vlaamse gaai = gaai
verstedelijking = urbanisatie
verpleging = voorzichtig = zorg = onderhoudswerkzaamheden = onderhoud = zorgen voor = onderhoudswerk = ziekenverpleging
Amerikaans-Engels = Amerikaans Engels = Amerikaans
faam = bekendheid = roem = glorie
neukpartij = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel
bedelbroeder = monnik = kloosterbroeder = convers = mendicant = bedelmonnik = lekenbroeder = ordebroeder = frater = broeder
jachtpartij = jacht = weispel = weidspel
aardedonker = gitzwart = pikdonker
abbreviëren = verkorten = afkorten
fiscus = belastinginner = IRS = belasting = belastingdienst
degraderen = afprijzen = aftakeling = achteruitgang = verval = verslechtering
oorlog = krijgsvoering = oorlogvoering = krijg = krijgsbedrijf
westen = avondland = occident = west
productieproces = sector = werklust = produktieproces = industrie = nijverheid
bedrijfsleer = bedrijfskunde
benodigdheden = vereiste = voorwaarde = eis = behoeften
Saudi-Arabisch = Saudisch
lanceerinrichting = raketinstallatie
plasma = bloedplasma
purgans = laxans = laxatief = purgeermiddel = purgatief = purgeerdrank = laxeermiddel
ecoloog = ecologist = natuurbeschermer = milieudeskundige = milieufreak = milieuactivist = milieubeschermer
praatje = babbel = klap = kout = babbeltje = geruchten = gerucht = mare
verzoek = verzoekschrift = onderzoek = petitie = rekest = vraag = aanvraag = navraag = petitionnement = nasporing = smeekschrift
koorddanser = evenwichtskunstenaar
vervolgonderwijs = midelbaar onderwijs
bindmiddel = temper = verdikkingsmiddel
terugweg = terugtocht = thuisreis = terugreis
kolengas = steenkolengas = steenkoolgas
expliciteren = toelichten = verduidelijken = preciseren = verdietsen = verhelderen = aanscherpen
importheffing = invoerbelasting = invoerrecht = invoerheffing
internaliseren = verinnerlijken
beladen = zadelen = opdragen = opzadelen = belasten = opgeven
fototoestel = camera = fotocamera
handelsbrief = zakenbrief
doorzenden = doorgeven = doorsturen = nazenden
populariseren = vulgariseren
schoorsteenmantel = schouwmantel = schouw = schoorsteen
waanvoorstelling = waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma
variëren = fluctueren = wijzigen = veranderen = converteren = altereren = modificeren = changeren = wisselen = herscheppen = omzetten
bladrollers = bladroller
restaurateur = restauranthouder = waard = herbergier = waardin
keuren = speuren = analyseren = naspeuren = aftasten = examineren = onderzoeken = vorsen
behoud = natuurbehoud = heil = afkoping = conservering = handhaving = heiliging = reiniging = conserveren = verduurzaming = bevrijding = consolidatie = behoudenis = vrijkoping = natuurbescherming = redding = instandhouding = zaligmaking = verlossing
geruchtenmolen = tamtam = wijnrank = mond-tot-mond
gebruiken = manieren = pakken = gewoonte = benutten = bezigen = nemen = mos = toepassen = geplogenheid = usus = gebruik = verwerken = praktijk = utiliseren = aanwenden = usantie = hanteren = scoren
ontmantelen = onschadelijk maken = demonteren = onschadelijk
stilstaan bij = studeren = overpeinzen = overwegen = contempleren = mediteren = overdenken
verzanding = zeebank = zandbank = zandplaat
bobby = veldwachter = champetter = koddebeier
sojasaus = ketjap
rijn = Rijn
laak = lee = waterloop = wetering = watering
in gebruik nemen = opstelling
invoelen = aanvoelen
demonstrant = manifestant = betoger
rijkshotel = strafgevangenis = gevang = nor = strafinrichting = petoet = kast = bak = cachot = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot
wapenstok = ploertendoder = matrak = gummiknuppel
scheerkwast = zeepkwast
veldmaarschalk = maarschalk
hemlockspar = scheerling
puber = adolescent = tiener = jongeling = teenager = jongvolwassene
spanningsregelaar = stroomregelaar
filosoof = denker = wijsgeer
amusementsbedrijf = showbusiness = amusementsindustrie = amusementswereld = showbizz
tierelantijntjes = franje = prul = barrel = tierlantijntjes = prulletje = prulding = vod = pruts = prullaria = lor
collectant = collectioneur = verzamelaar
eigengerechtigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = rebellie = stijfkoppigheid = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid
schapenvacht = wol = schapenwol = schapewol
meteosatelliet = Weersatelliet = weersatelliet
kortere weg = binnenweg
laagtij = laagwater = eb = ebtij
steunwortel = luchtwortel = steltwortel
delirium = razernij
ziekteverwekker = pathogeen = ziektekiem = ziektestof
g = gram
insluimeren = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = expireren = doodgaan = ontslapen
zich inmengen met = tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = inmengen = bemoeien = encanailleren = afgeven = inlaten = tornen
bat mitswa = bar mitswa
dresseren = temmen = drillen = africhten
bastaardzuster = halfzuster = halfzus
textiel = manufacturen = kleed = stof = goed = textielnijverheid = vod = doek = weefsel = geweven stof = textielindustrie
fabel = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = verzinsel = inventie = fictie = sprookje = parabel = verdichtsel = apoloog = gelijkenis
horticultuur = tuinderij = tuinbouw
herediteit = erfelijkheid
vliegtuigvoortstuwing = voortstuwing = aandrijving
rockmuziek = rock = Rock n roll
Engels gras = bank
graf = grafkamer = tombe
volhouden = volharden = doorbijten = blijven = persisteren = standhouden = uitzingen = persevereren = doorzetten = doordouwen
Odyssee = odyssee
hoepelrok = crinoline
tijdvak = eeuw = tijd = era = tijdperk
stimulatie = stimulering = aansporing = excitatie = aanmoediging
muntgeld = specie = metaalgeld = geldspecie = muntspecie
weerzin = hekel = afschuw = onwil = gruwel = afschrik = balorigheid = walging = afgrijzen = weerstand = tegenzin = degout = afkeer = onwilligheid = aversie
eerstejaars = eerstejaarsstudent = feut
sonoriteit = resonantie = weerklank = weergalm
veelvlak = polyeder
laatdunkendheid = dédain = geringschatting = depreciatie = minachting = verachting
verstening = fossiel = petrificatie = petrefact
opsluiting = detentie = wielblok = wig = gevangenschap
kraamvrouw = vroedvrouw = accoucheur = verloskundige = baker
motto = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk
ukkepuk = hummel = dreumes = krummel = kleuter = wurm = puk = kabouter = kruimel = dreutel = keutel = peuter
getrouwheid = natuurgetrouwheid = trouw = loyaliteit
klusser = klusjesman
meteoriet = vallende ster = meteoor = meteoroliet
bursitis = slijmbeursontsteking
heupfles = zakflacon
onbeschaamd = schaamteloos
aaseter = straatveger = aasdier = jutter
epidemie = modegril = epidemisch = gril = rage
plakbord = mededelingenbord = prikbord
wassen = aangroeien = groeien = vermeerderen = schoonwassen = aanwassen = meerderen = spoelen
motorschip = motorboot
stoomboot = stoomschip
jachten = opschieten = jagen = haasten = vlotten = voortmaken = voortjagen = verhaasten = bespoedigen
pacifist = peacenik = antimilitarist
buurt = vlek = milieu = stadsdeel = gehucht = omtrek = buurtschap = kwartier = sectie = gat = contreien = kader = omstreek = wijk = nabijheid = contreie = omgeving = omstreken
miskraam = misgeboorte = afdrijving = abortus = misdracht = doodgeboorte = monstrum
verschilpunt = parisappel = strijdpunt = twistvraag = twistappel = twistpunt = geschilpunt
politiek = regering = gouvernement = strategie = bestuur = staatkunde = aanpak = tactiek = beleid
geheime dienst = staatsveiligheid
afvalhoop = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = deponie = stort = ashoop = stortplaats = afvalstort = asvaalt
zakrekenmachine = rekenautomaat = rekentuig = rekenmachine
exportprodukt = uitvoer = exportproduct
desacraliseren = schenden = profaneren = ontheiligen = ontwijden
kippigheid = kortzichtigheid = myopie = bijziendheid
toetakelen = bewerken = afranselen = maltraiteren = mishandelen
liegbeest = jokkebrok = bedrieger = draaikont = leugenaar
intro = prelude = introductie = entree = voorspel = preludium = preambule
nationaal park = landschapspark = natuurbeschermingsgebied = natuurgebied
leemgrond = leem
nastreven = mikken = dingen = spiegelen = ogen = streven = volgen = navolgen = ambiëren
verbrandingsinstallatie = vuilverbrandingsoven = lijkoven = vuilverbranding = crematieoven = verbrandingsoven
maaksel = makelij = gewrocht = fabrikaat
nalaten = abstineren = over het hoofd zien = deponeren = verzuimen = legateren = laten = achterlaten = inhouden = vergeten = overdragen = onthouden
armbuigspier = spierballen = tweehoofdige armbuigspier = biceps = elleboogbuiger
patrimonie = patrimonium
parade = tegenstoot
gadget = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = niemendalletje = frutseltje = apparaat = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen = toestel = hebbeding = apparaatje
frontlinie = frontlijn = front
zenuwcrisis = zenuwinzinking
machtsverheffing = machtsverheffen
ereschavot = kansel = platform = erepodium = schavot = spreekgestoelte = estrade = preekstoel
doelpunt = goal
knuffelbeer = teddybeer
bastaardselder = maggi = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht
krultang = friseertang = haarkruller = friseerijzer
tijdsindeling = planning
dictionaire = lexicon = vertaalwoordenboek = woordenboek
terroristisch = terrorist = terreurpleger = terroristische
samovaar = samowar = samowaar
tl-verlichting = buisverlichting = neonverlichting = tl
bevrijden = redden = behouden = verlossen = afhelpen = vrijmaken = vrijkopen = loswerken = ontwarren
gatsometer = snelheidsmeter = tachograaf
manipulatie = bewerking
loge = portierswoning = vrijmetselarij = box = doos
overweging = considerans = beschouwing = grond = afweging = bespiegeling = reflectie = ratio = contemplatie = berekening = motief = beweeggrond = reden = consideratie = motivatie = overpeinzing = beweegreden = drijfveer
knipperen = knipogen = flitsen = knippen
verwijt = berisping = reprimande = reclametermijn = terechtwijzing
basiswoord = stamwoord = etymon = grondwoord
hulpje = hulpmiddel = hulp = helper = bijstand = utiliteit = bediende
actuaris = verzekeringsexpert = verzekeringswiskundige
echtbreuk = overspel
weitas = jagerstas
luchtverkeer = vliegerij = vliegtuigbouw = vliegverkeer = aviatiek = luchtvaart = luchtvaartverkeer
cent = penning = penny = dollarcent
turfachtig = veenachtig
congreslid = Congreslid
blindering = pantser = pantsering
inburgering = integratie
meubileren = bemeubelen = meubelen
lottospel = fuif = bingo = lotto
voorzeggen = voorspellen = profeteren = orakelen = aankondigen
stroomafnemer = pantograaf = tekenaap
adynamie = spierzwakte
lippenrood = lippenstift
variabiliteit = pluriformiteit = heterogeniteit = range = diversiteit = verscheidenheid = pluraliteit
zwemkleren = badgoed = badkleding = zwemkleding = strandkleding
bankinstelling = bankieren = bank = bankiershuis
golftheorie = ondulatie-theorie = ondulatietheorie
neusbeen = neusbeentje
voortbeweging = motoriek
verdovingsmiddel = verdoving
voorzitten = presideren
cedel = tabel = dienstregeling = ceel = programma = planning = tafel
practical joker = schavuit = practical-joker = Tricker
priemen = steken = prikken
kankeren = beklagen = reclameren
noordeling = noorderling
potentaat = commandant = machtswellusteling = geweldenaar = dictator = despoot = dwingeland = tiran
rogvissen = rogvis
steentje = kiezelsteen = rolkei = vuursteen = kiezel = keisteen = vuursteentje
k = kanker
fitting station = assemblagefabriek
Doornroosje = Schone Slaapster
woonomstandigheden = woonklimaat = woonsituatie
ether = dampkring = lucht = atmosfeer
tooien = optuigen = decoreren = opsieren = versieren = sieren = optooien = verfraaien = opsmukken
bijvoeglijke bijzin = betrekkelijke bijzin = relatieve bijzin
kleermaakster = snijder = coupeur = kleermaker = tailleur
vastnemen = pakken = nemen = vastgrijpen = vatten = grijpen = graaien = grissen = beetpakken = toegrijpen
derving = verlies = ontneming = gemis = ontbering
kruisbeuk = dwarsbeuk = dwarsschip = dwarsvleugel = transept
verergeren = verslechteren = slechter worden
computerisatie = informatisering = computerisering
kunstenaar = kunstenares
keurmerk = kwaliteitsmerk = keur = keurstempel = ponsoen
beslaan = omringen = omvatten = omcirkelen = omgeven = occuperen = insluiten = bezetten = omsingelen = doen = aanslaan
nevenrol = figurant
troubadour = minnezanger = minstreel = trouvère
afleidingsmanoeuver = verlegging
rijksbelasting = staatsinkomsten = impost = schatting = overheidsinkomsten = belasting = taks = census
vrijwillig = bereid = bereidwillig = gewillig = wilsuiting
Kaukasië = Kaukasus
drijfgas = stuwstof
inundatie = watersnood = vloed = overstroming = wateroverlast
zoutvaatje = zoutstrooier = zoutvat
milieukunde = ecologie
petemoei = peetmoeder = meter = peettante = doopmoeder
wettigen = vergeven = verontschuldigen = legitimeren = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = legaliseren = decriminaliseren
pose = positie = stand = houding
influisteren = inblazen
revalorisatie = revaluatie = herijking = opwaardering = herwaardering = herbeoordeling
triomferen = zegepralen = zegevieren
fuif = bingo = boerenkermis = lottospel = do = lotto
Aralzee = Aralmeer
piëteit = godsvrucht = devotie = toewijding = godsdienstzin = godvruchtigheid
grootmoeder = opoe = grootje = oma = bomma = omoe = grootmama
voortspruiten = teruggaan = wortelen = komen = ontspruiten = ontspringen = voortkomen = ontspinnen = stammen
netvlies = retina
stupiditeit = dommigheid = flater = misslag = stommigheid = blunder = uitglijder = zinloosheid = inhoudsloosheid = miskleun = ezelachtigheid = domheid = misser = enormiteit = zeperd = ongerijmdheid = misgreep = stommiteit
Volksrepubliek China = China
baggermachine = baggermolen = baggerschip = moddermolen
oenoloog = wijnkenner
Oranjeklant = Oranjegezinde = orangist = oranjeklant
mortel = cementspecie = specie = houwitser = cement = mortier
SEH = CSO = spoedeisende hulp = centrale spoedopvang
calamiteit = tragedie = drama = ramp = onheil = rampspoed = catastrofe
capriool = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bokkensprong = bevlieging = bokkesprong = caprice = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = aandrift = gril = luim
aartjes = doorn = stekel = dorentje = prikkel
kortademigheid = dyspneu = aamborstigheid
smarten = bedroeven = betreuren = verdrieten
rede = hersens = denkvermogen = prevelement = toespraak = hoofd = brein = redevoering = oratie = geest = nous = ankerplaats = ratio = psyche = geestvermogen = verstand = speech
kleerhanger = hanger
globe = aardbol = aardglobe = wereldbol
ganzenjong = domme gans = gansje
conjuratie = complot = kuiperij = collusie = samenzwering = komplot = conspiratie = intrige
ceintuur = veiligheidsgordel = band = buikriem = broeksband = gordelriem = broekriem = draagband = riem = rokband = dreun = gordel
vanvalk = nesteling
kneuswond = contusie = bloeding = kneuzing
jarretel(le) = kousophouder = ophouder = kouseband = jarretel = kousenband = sokophouder = jarretelle = beugel
ballotage = stem = votum = verkiezing = stemming
aanmodderen = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanrommelen = otteren = pielen = prutsen = klooien = wurmen
beatnik = beatniks = wanbetaler = Deadbeat
spruitjes = spruit = spruitkool
multiplier = factor = multiplicator = vermenigvuldigingsfactor = vermenigvuldiger
staartkant = staart = achtervolger
weidspel = jacht = jachtpartij = weispel
omscholing = herhaling = herscholing
verbergen = benevelen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = wegduiken = verhullen = schuilen = verbloemen = maskeren = versluieren = verdoezelen = wegschuilen
stuffen = gummen = uitvlakken = gommen = wegvagen = uitvagen = wegvegen
pensionaat = kostschool = internaat
gebitsprothese = kunstgebit = tandprothese = gebit
muls = strooisellaag = mulch = strobed
onbedrevenheid = onervarenheid
pookster = pook = poker
spruitkool = spruit = spruitjes
wandschroot = platstuk = lat = regel = richel
patrouille = verkenningspatrouille
aanhankelijkheid = trouw zijn aan = trouw = adhesie = steun = verplichting = engagement = verbintenis = toewijding
zuiveringszout = maagzout
vluchtrecorder = black box = zwarte doos = vluchtcomputer = registratiecomputer = vluchtregistrator
gaatje = hol = opstopping = gat = jam = opening = holletje = mond = repareren
levende have = landbouwhuisdier = vee = stal = veestapel
vishandelaar = visvrouw = visboer
parlementeren = discussiëren = redetwisten = discuteren = disputeren = redekavelen = bomen = twisten
auguren = waarzegger = augur = wichelaar
Middeleeuwen = middeleeuwen = ME
bekkengordel = pelvis = bekken
paardenhoofd = maanvis
chiromantie = handleeskunst = chirologie = handlijnkunde
doyen = oudste = Doyen = deken
disgenoot = tafelgenoot = kostganger
uitwerpsel = ba = drek = faecaliën = excrementen = excrement = uitwerpselen = schijt = ontlasting = kak = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = drol = derrie = afgang = beer = stront = feces
schaafmachine = schaafbank = schaaf
variété = revue = vaudeville
kaalheid = steriliteit = onvruchtbaarheid
pus = etter = plutonium
bijeentellen = optellen = samentellen
feodalisme = leenstelsel
boeventaal = omgangstaal = koine = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = vakjargon = Bargoens = kunsttaal
plensbui = stortbui = regenstorm = hoosbui = wolkbreuk
haarvlecht = wrong = tres = haarlok = toet = vlecht = haarstreng = haarwrong
afzakken = zakken
recipiëren = ontvangen = inhalen = opvangen = verwelkomen = onthalen
verstaan = snappen = geloven = begrijpen = volgen = doorhebben = inzien = doorzien = bevatten = vatten = weten
klos = bobijn = garenspoel = spoel
angstdroom = oneirodynie = nachtmerrie
mate = niveau = level = plan = bereik = graad = peil
televisiezender = TV-zender = zender
betalen = lappen = dokken = neertellen = neerleggen = uitbetalen = verdienen = schokken
allee = weg = laan = lei = boulevard = avenue
medicijn = artsenijleer = medicament = drug = heelmiddel = geneeskunde = drogeren = medicijnen = geneesmiddel = artsenij = farmacon
reservespeler = reserve = bankzitter = bankspeler
luifel = zonnescherm = markies = zonnetent = baldakijn = hemel = ventilatiekoepel
bovendek = hoofddek = opperdek
branieschopper = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = herriemaker = pronken = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper
mindere = ondergeschikte = onderhorige
rubberband = elastiek = elastiekje
spreker = prater = taalgebruiker = luidspreker = speaker = box
watertoren = pompstation = waterstation
middagschaft = theepauze = koffiepauze
capituleren = overgeven = cederen = platgaan = zwichten = bezwijken
telfout = optelfout
mare = mededeling = boodschap = tijding = bericht = geruchten = gerucht = praatje
obscuriteit = onduidelijkheid
doemsdag = laatste oordeel = dies irae = oordeelsdag = doemdag = dag des oordeels
stikstof = azotum = nitrogeen
keurslijf = korset = kledingstuk = lijf = lijfje = keurs
gevrij = geflikflooi = getortel = liefdesspel = liefdespel = vrijpartij
wreefgedeelte = wreef
Elgar = Adelger
eetlust = orexie = honger = appetijt = zin = trek
vakgenoot = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = medewerker = confrater = collega = gildenbroeder
blancovolmacht = carte blanche
uitkering = vervangingsinkomen = stempelgeld = bijstand = nut = recht op = welzijn = voordeel = dop = gezondheid = steun = aanspraak = subsidie
sulfer = solfer = zwavel
rozenbottel = bottel = rozebottel
verenen = verenigen = samendoen = samenvoegen = synthetiseren
dagen = komen = rijzen = dagvaarden = lichten = aanbreken = indagen = aankondigen
outillage = uitrusting = apparatuur = toerusting = materieel
zefier = bries
toekomen = rondkomen = toekunnen = uitkomen = genoegen nemen = mee omgaan
wespentaille = wespetaille
aanvechting = drang
verlullen = aangeven = verklikken = bedriegen = verraden = verklappen = misleiden
bractee = schutblad
basisvoedsel = basisch
urineleiderontsteking = pisbuisontsteking = urethritis
duivenhok = slag = til = duiventil
lenteëvening = voorjaarsnachtevening = lentenachtevening
paso doble = pasodoble
spreidstand = overspanning
inanitie = malnutritie = hypotrofie = ondervoeding
boetedoening = penitentie = repressie = zelfvernedering = afstraffing = bestraffing = straf = boetvaardigheid = berouw = inkeer
uiterste = uiteinde = extremiteit
piechem = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke
minimumloon = loonvloer
leder = leer
pitvis = liervis = schelvisduivel
doen denken = terughalen = eraan denken = herinneren = reproduceren = zich herinneren = gedenken = te binnen schieten = onthouden
doodgraver = grafdelver = koster = grafgraver = kosteres
wijnberg = wijngaard = wijnboerderij
petit mal = gemis
torso = ribbenkast = romp = komode = bureau = kantoor = tors = bovenlijf = borstkas = borst
villa = patriciërshuis = slaapzaal = studentenhuis = herenhuis
boekdeel = volumen = volume = deel
peperplant = peperstruik = peper = peperboom
reproduktie = propagatie = procreatie = reproductie = vermenigvuldiging = voortplanting
bevalligheid = affiniteit = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = zuigkracht = attractie = gratie = elegantie = zwier = élégance = sierlijkheid = klasse = stijl = aantrekkelijkheid = bekoorlijkheid
bus = omnibus = dubbeldekker = cilinder = klein busje = rol = autobus
vergeet-me-niet = vergeet-mij-nietje = vergeet-mij-niet
schaamte = schaamtegevoel = schandaal = aanfluiting = schande = afgang = gêne
miskleunen = een steek laten vallen = blunderen = vergalopperen
verfijning = zuivering
beknelling = uitlokking
waarschuwen = waarnen = mededelen = vooraf waarschuwen = meedelen = verwittigen
ankertros = ankertouw
methanol = houtgeest = brandalcohol = hydroxymethaan = houtalcohol = methylalcohol
hondebrood = hondenbrood = hondebrokken = hondenbrokken
vaklui = ambachtslui = stiel = gilde = ambacht = stielmannen = toestel = handel
waaierbrander = vleermuisbrander
laadhoofd = luikopening
luchthartigheid = onbezorgdheid = onverschilligheid = zorgeloosheid
hagelkorrel = hagelsteen = hagelbol
rondzien = zoeken
Advocaat = advokaat
knar = kersepit = hoofd = hoofdje = bolletje = knikker = harses = kersenpit = kanis = kop = test = kruin = bol
houtmijt = houtstapel = brandstapel
kernsmelting = fusie = kernfusie = meltdown
kaartlezer = ponskaartlezer
martelaar = geloofsgetuige = martelares
hypnolepsie = slaapzucht = narcolepsie = lethargie = futloosheid = lusteloosheid
zakengeest = mercantilisme = handelsgeest = koopmansgeest
slapheid = slapte = zwakte = kwetsbaarheid = zwakheid = afgeleefdheid = kreupelheid = krachtloosheid
bestand = computerbestand = file = wapenstilstand = databestand = gegevensbestand = staakt-het-vuren
haard = komaf = verwarmingstoestel = kachel = kraamkamer = wieg = schouw = origine = stookplaats = afkomst = open haard = bakermat = oorsprong = herkomst = kacheltje
misdaad = zwaar misdrijf = wanbedrijf = inbreuk = zware misdaad = wetsdelict = vergrijp = delict = wangedrag = overtreding = wetsovertreding = wandaad = misstap = euveldaad = misdrijf = felonie
neurowetenschap = neurowetenschappen
grondverzetmachine = bulldozer = shovel
verdubbelen = doubleren = redupliceren
hoepelbenen = o-benen
scheepskiel = kiel
herinneringsvermogen = herinnering = memorie = geheugen
amuseren = vermeien = gastvrij ontvangen = verstrooien = vermaken = entertainen = gastvrij onthalen = verlustigen = ontvangen = diverteren = onderhouden = onthalen
autoped = scootmobiel = step
wet van Hubble = Hubbleconstante
clou = pointe
pots = ka(r)poets = kapoetsmuts = kapoets
dictie = zegging = uitspraak
lijpo = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke
platwormen = platworm
hoofdkerk = dom = domkerk = kathedraal = munsterkerk = munster
valgeland = braakland = valg = dries
escaleren = uitbreiden = verhevigen = toenemen
krijtje = krijtgesteente = krijt
laai = vuur = vlam
huismoeder = huisvrouw
mindervalide = invalide = andersvalide
telefoonaansluiting = aansluiting = connectie = verbinding = schakeling
sesam = sesamzaad
wijngaard = wijnberg = wijnboerderij
onbeheerdheid = onbeslistheid = onzekerheid
staander = paal = stander
sein = signaal
busbar = autobus
doorlaatpost = controlepunt = controlepost
exprestrein = snelbus
strandjutter = stranddief = jutter
stembanden = stemband
taalbarrière = taalkloof
hondevoer = hondenvoer
volks = ongeschoold = onopgevoed
uitlekken = uitkomen
blijk = getuigenis = bewijs = getuige = proeve = proefje = proef
afscheiden = uitscheiden
liefdespel = geflikflooi = getortel = liefdesspel = gevrij = vrijpartij
cederappel = sukade
zaadkiem = insect = beestje = microbe
toneelopvoering = toneelvoorstelling = opvoering = toneeluitvoering
Noors = noors
leegstand = vacature
freesbank = frees
zaaddodend = spermacide
puls = stroomstoot = ritme = cadans = maat = impuls
zwager = schoonbroer
tetra = weefsel = gaas
tikwerk = typewerk
toerist = vakantieganger = toeriste
rustplaats = hol = bed = slaapplaats = schuilplaats = leger = slaapgelegenheid = huisvesting
applicatuur = vingerzetting = greep
einddiploma = vakdiploma = diploma = schooldiploma
vensterruit = ruitje = vensterglas = ruit
Algerijn = algerijns = Algerijnse
staartgeboorte = stuitgeboorte
gracht = ringgracht = vaart = slotgracht = vaartje = kanaal = vest = vestinggracht
lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien
raamluik = rolluik = luik = vensterluik = blind
koning = monarch = hoogheid = landsvorst = vorst = landsheer = vorstin = heer = koningin = dynast
onbevallig = onelegant
levenswijze = leefwijze = leefstijl = levensstijl = levenswandel = leefvorm = way of life = leven
mishandeling = wangebruik = beschimpingen = misbruik
pulver = poeder = buskruit = poeier = stof = kruit
land = landerijen = open veld = landouwen = gemenebest = platteland = staat = vasteland = gewest = provincie = grond = landstreek = streek = grondgebied = gouw = regio = vaderland
uitvoering = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = volbrenging = realisering = implementering
stabilo = staartvlak
gebruiksvriendelijkheid = bruikbaarheid
stadsuitbreiding = conurbatie = stadsgewest = agglomeratie
mijt = mijten
signaalvlag = vlaggen = vlag
expressiviteit = zeggingskracht = uitdrukkingsvermogen
neoclassicisme = classicisme
vermageren = afvallen
kropbrood = boerenbruin = bruinbrood
grammofoonplaat = draaischijf = plaat = plaatje = single
opvallen = onderscheiden = vloeken
glucose = druivesuiker = dextrose = druivensuiker
anomaly = afwijking = onregelmatigheid
conclusie = decisie = besluit = eindoordeel = slotsom = gevolgtrekking = afgeleid gegeven = beslissing = bevinding
cardioloog = cardiochirurg
politievoorschrift = gemeenteverordening = huishoudelijk reglement = verordening = politieverordening
stempelmerk = stempel
pruimelaar = pruimenboom = pruim
treden = raken = vallen = geraken = gaan = komen
census = impost = schatting = rijksbelasting = belasting = taks
vervuilen = verontreinigen
dieet = regime = parlement = rijksdag
reprobatie = misprijzen = afkeuring
dualiteit = ambivalentie = dubbelheid = dualisme = tegenstrijdigheid = tweeslachtigheid
niks = nul = iets = niets
personifiëren = verpersoonlijken = belichamen = incarneren
cargo = scheepsvracht = vracht
carnavalstijd = carnaval
lingot = baar = staaf
luciditeit = spitsheid = scherpte = scherpzinnigheid = schranderheid = vernuft
oordeelsdag = laatste oordeel = dies irae = doemsdag = doemdag = dag des oordeels
wakker maken = oproepen = wekken
lensafsluiter = luik = sluiter
slager = slachter = onmens = chirurg = monster = beestmens = bruut = beul = beest = wreedaard = nero
speelhol = gokhol = gokpaleis = speelbank = speelhuis = goktent = casino
kretijn = waanzinnige = cretin = gestoorde = mogool = gek = geesteszieke = mongool = debiel = krankzinnige = idioot = imbeciel
inschikkelijk = toegevend = gedwee = meegaand
schoudervulling = padding
lichting = buslichting
cheque = betaalcheque = controle
verkoopautomaat = automaat
coven = kliek = oploop = heksenkring
moederschoot = schoot = uterus = baarmoeder
pelgrim = bedevaartganger = bedevaarder = bedevaartsganger
kledingkast = kleerkast = kast
gereedschapskist = boekenkast = bibliotheek
inleg = inleggeld = mise = inlage = inbreng
hoofdklasse = eredivisie
dorsvloer = deel
premie = prijs = beloning = bonus = buit
karretje = caddie = winkelwagen = boodschappenwagentje = winkelwagentje
morgenster = Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = demoon = Satan = mefisto = duivel = dagster = droes = hellevorst = satan = lucifer
prikkel = prikkeling = stimulans = dorentje = opwekking = stekel = aanmoediging = knip = doorn = aartjes = tinteling = vingerknip
Joh = Johannes = Evangelie naar Johannes
Republiek der Fiji Eilanden = Fiji = Fidji
Pruisisch = Pruis
ontstekingsmiddel = ontstekingsmechanisme
monoloog = alleenspraak = zelfgesprek
academisch jaar = klas = leerjaar = collegejaar = cursus
staniol = bladtin = aluminium folie = tinfoelie = stanniool = zilverpapier = foelie = tinfolie = folie
opkomst = beklimming = stijging = opklimming = opstijgen = Hemelvaart = hemelvaart = bestijging
getijdenboek = breviarium = brevier
T-shirt = t-shirt
balans = evenwicht = evenwichtsgevoel = equilibrium
deelneming = geëngageerdheid = compassie = rouwbeklag = medeleven = participatie = condoléance = deelname = engagement = betrokkenheid = condoleantie = innige deelneming
opheffingsuitverkoop = liquidatieuitverkoop = uitverkoop = leegverkoop = opruimingsuitverkoop = liquidatie-uitverkoop = opruiming
spin = wervelbeweging = werveling = effect = schroef = spinnetje = spinnen
zweetpareltje = zweetdruppel
saturnisme = loodvergiftiging
acid-house = acid = acidhouse
fit = bui = fithaak = vlaag
goudklomp = steen = brood
zoonlief = jongen = zoon
musicienne = muziekbeoefenaar = muzikant = instrumentist = speler = musicus = instrumentalist = toonkunstenaar
mediteren = studeren = overpeinzen = overwegen = contempleren = overdenken = stilstaan bij
randgebeuren = randverschijnsel
smokkelen = spieken = afkijken
kwelwater = lekkage = kwel
kanariepietje = pietje = kanarie = kanariepiet = piet
pokziekte = pok = variola = kinderpokken = pokken
strijdgebied = slagveld = krijgstoneel = gevechtsterrein = strijdtoneel
postkantoor = posterijen = PTT = postbedrijf = post
vergoelijken = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = toelaten = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = excuseren = wettigen
reversie = omkering = inversie = interversie
afranselen = afdrogen = aframmelen = aftroeven = inpeperen = aftuigen = toetakelen = afrossen
gerechterlijke opdracht = bevelschrift = dagvaarding = dwangbevel
kunstenmakerij = toneel = poppenkasterij = toneelspel = komedie = circus = aanstellerij = komediespel = theater = aanstelleritis
partijschap = verscheurdheid = tweedracht = vooroordeel = neiging = partijdigheid = tweespalt = verdeeldheid = bevooroordelen
schoffelen = bikkelen = aanschoffelen
fits = scharnierpen
reclameboodschap = reclamefilm = reclamespot = commercial = spotje = reclamefilmpje
bandeloosheid = hoererij = liederlijkheid = orgie = ontucht = saturnaliën = onzedelijkheid = lichtzinnigheid = zedeloosheid = bacchanaal = tuchtloosheid = onkuisheid = ontuchtigheid = losbandigheid = frivoliteit
smachten = reikhalzen = dorsten = snakken = hunkeren = verlangen = hongeren = lusten = een sterk verlangen hebben = haken = zuchten
Venetiaans = Venetiaanse
cardanische = kompasbeugel
sterrenregen = meteorenzwerm
verzachten = milderen = verslappen = afzwakken = verminderen = oplossen = kalmeren = mitigeren = temperen = verdunnen = ontkrachten = verlichten = verzwakken
toonschaal = toonladder = ladder = gamma = schaal = scala
verkennerij = scouting = Scouting = padvinderij
force majeure = overmacht
telefoontje = belletje
kerriepoeder = kerrieschotel = curry = kerrie
ochtendjas = kamerjas = badjas = peignoir = huisjas = sjamberloek
vitrioololie = diwaterstofsulfaat = vitriool = zwavelzuur
regenval = hemelwater = regen = neerslag = regenbui = regenwater
terminologie = woordenkeus = woordkeuze = woordkeus = jargon
identiteitsdiefstal = identiteits diefstal = identiteitsfraude
herschepping = gedaanteverandering = gedaanteverwisseling = Gedaanteverwisseling = Transfiguratie = metamorfose
geluksroes = hallelujastemming = euforie
opgebruiken = opdoen = interen = opmaken
ziektecijfer = morbiditeit
ploegleider = aanvoerder
poppetje = meid = brok = spetter = kanjer = pop = griet = stoeipoes = babe = stuk = poes
klokkengieter = klokkenmaker
afvalstof = afval
administratiekosten = servicekosten
kerkvolk = kudde = congregatie
sneaker = tennisschoen
overdoen = wederhalen = itereren = herhalen
parallellie = evenwijdigheid
wasemen = dampen = transpireren = uitademen = perspireren = uitdampen = uitwasemen
passieweek = lijdensweek = paasweek = Goede Week = paastijd
oude vrouw = oud wijf = ouwe vrouw
gevangenbewaarder = bewaker = cipier = opzichter
Andromeda = andromeda
klikklakken = klikken
hockey-elftal = hockeyelftal = hockeyteam
floppy = diskette = floppy disk = flop = floppy(disk) = floppie = floppydisk
kliek = oploop = bende = coven = clan = heksenkring
bric-à-brac = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = niemendalletje = frutseltje = snuisterij = frutsel = snuisterijen = hebbeding
mêleren = vermengen = mixen = mengen
verantwoorden = verontschuldigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = wettigen = vergeven = uitlijnen = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = opeisen = rechtigen = excuseren
zeilster = zeiler
lekkage = kwelwater = lek = kwel = wan
reuma = gewrichtsreumatiek = gewrichtsreuma = reumatiek
havermout = havervlokkenpap = havermoutpap = havervlokken
werkbaar = aanwendbaar = bruikbaar = inzetbaar
aspirientje = acetylsalicylzuur = aspirine
bonus = toemaatje = gratificatie = douceurtje = premie = extraatje = toegift
mortificeren = afsterven = atrofiëren
staatsdomein = publiek domein
benzinepomp = pomp = tankstation = benzinestation = pompstation
video = videofilm = VCR = videocassetterecorder = beeldband = televisie = videorecorder = videocassette = videoband
aanschoffelen = schoffelen
paasweek = lijdensweek = passieweek = Goede Week = paastijd
rechter = scheidsrechter = kenner
kapitaalverschaffer = geldschieter = financier
kom nou = teen
onberispelijk = onaangetast
ongeïnteresseerbaarheid = apathie = onverschilligheid
vergieten = morsen = knoeien = storten
wondkramp = tetanus = stijfkramp
tombe = graf
leeswijzer = bladwijzer = boekenlegger
ethylalcohol = spiritus = hydroxyethaan = ethanol = alcohol
handelen = behoren bij = bewegen = gaan = aankomen = slaan = toebehoren = raken = gelden = betreffen = treffen
nazenden = doorzenden = doorgeven = doorsturen
ruimte = wereldruim = vertrek = ruim = universum = al = ruimtevaartindustrie = kamer = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = plaats
dekmantel = voorwendsel = schijnreden = smoes = pretext = schijngrond = mom
rinoceros = neushoorn
anonimiteit = naamloosheid
seminarist = priesterstudent
chaise longue = chaise-longue
gymlokaal = gymnastieklokaal = fitnessruimte = sporthal = gymnastiekzaal = sportschool
poort = hek = toegangshek = gateway = interface
reisbureau = reisagentschap = reisorganisatie = reisorganisator = touroperator
belichtingsmeter = luxmeter = lichtmeter
waarschijnlijkheidstheorie = kansrekening
eskimohut = iglo = sneeuwhut = ijshut
bezoeken = bezichtigen = opzoeken
lijkbaar = baar
karmozijn = karmozijnrood = karmijnrood = karmijn
veren = zwiepen
penanttafel = console
divisie = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = gedachtenstreepje = verbindingsteken
angst = aanjagen = beklemming = bangheid = angstgevoel = vrees = benauwdheid = schrikken = eggen = schrik
lokaal = schoollokaal = klaslokaal = klassenlokaal = klas = lokaaltje = leslokaal
heiligendag = heiligedag = heiligdag
versterf = erflating = versterving = legaat = boedel = successie = erfenis = vermaking = nalatenschap
stuiten = opdiepen = hinderen = opduiken = stoten = kaatsen = ketsen = stuiteren = belemmeren = opduikelen = tegenkomen = remmen = aanlopen = impediëren = verhinderen = bemoeilijken = aantreffen
scherpschutter = sluipschutter = schutter
shop = winkel = zaak = nering
snijkant = snede = scherp
zadeltasje = zadeltas
doorkrijgen = ontvangen
klepper = castagnetten
#NAME?
trapladder = touwladder = trap = ladder = leer = trapleer
ablaut = klinkerwisseling
petroleumraffinaderij = olieraffinaderij = raffinaderij
stereo-installatie = installatie = stereo = geluidsinstallatie = hifi-installatie
speelbal = speeltje
studiebol = studiehoofd = student
gniffelen = kakelen = gnuiven
Arabisch Schiereiland = Arabië
observeren = opnemen = respect = observatie = gadeslaan
stadsdeel = buurt = kwartier = sectie = wijk
plasmalemma = celmembraan = celmembraam = plasmamembraam
soiree = avondpartij = avondje = avond
verfroller = roller = verfrol = rolborstel
synthetiseren = verenen = verenigen = samenvoegen = samendoen
solo = solopartij = obligaatstem = obligaat
tafelronde = Tafelronde
ruk = trekken
vraagsteller = vragensteller = ondervrager
vervalser = bedrieger = snoever = fraudeur
vliegenier = ballonvaarder = aëronaut = piloot = luchtvaarder = vlieger = aviateur
disproportie = onevenredigheid = ametrie = wanverhouding
doorwerken = beïnvloeden = aanpoten = doorzwoegen = influenceren = aanpezen
touw = garen = paktouw = bindtouw = pees = koord = bindgaren
achthoekig = achtkantig
pruts = franje = prul = barrel = tierlantijntjes = prulletje = prulding = vod = tierelantijntjes = prullaria = lor
Mike = microfoon
insect = nietsnut = microbe = zaadkiem = beestje = insekt
grensbewaker = douanebeambte = douane = grenswachter = douanier = grenswacht
delict = wanbedrijf = inbreuk = wetsdelict = vergrijp = overtreding = misdaad = wetsovertreding = wandaad = misstap = euveldaad = misdrijf
collant = panty
plukken = pluimen
kossem = halskwab = wam = halskwabbe
goudkust = Ghana = Republiek Ghana
zitmeubel = zitting
mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke
handwerk = handwerkje = handvaardigheid = handenarbeid
sportvisser = visser = hengelaar
beloven = toezeggen = voorspellen
vroedvrouw = gynaecoloog = accoucheur = verloskundige = baker = kraamvrouw
extralegaal = voordeel
scheldkanonade = smaadrede = tirade = smaadschrift
vernieuwen = renoveren = hernieuwen
snotkoker = neus = reukorgaan = snufferd
nieter = nietmachine
microcomputer = homecomputer = micro = hobbycomputer = huiscomputer = personal computer = pc
arbeidsvermogen = energie = pep = slagkracht = pit = kloekheid = fut = puf = daadkracht = geestkracht
geabonneerde = intekenaar = donateur = ondertekenaar = abonnee
schapensmeer = lanoline = schapesmeer = wolvet
geloofsverkondiger = predikant = geestelijke = dominee = prediker
wolkenkunde = nefologie
lengte = longitude = duur = looptijd
teeveetoestel = treurbuis = kijkbuis = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast
afsnoeien = snoeien
akkerbouwer = landbouwer = teler = bouwboer
bewijsvoering = stelling = bewering = plechtige verzekering
leidraad = gids = wegwijzer
autodealer = dealer
reliëfkaart = hoogtekaart
neuscatarre = rinitis
eindexamen = finale
het fluimen = het spuwen = expectoratie
cacaoboon = cacaoboom
tikkertje = hart = tikker = rikketik = vangertje = krijgertje
eenwording = unificatie
maal = dis = keer = maaltijd = eten
overredingskracht = uitdrukkingskracht = gelding = validiteit = overtuigingskracht = geldigheid
ontleding = analyse
duikboot = U-boot = onderzeeboot = onderzeeër
farmacopsychologie = psychofarmacologie
eigendunk = ijdelheid = eergevoel = zelfingenomenheid = hooghartigheid = pretentie = hoogmoed = hovaardigheid = verwaandheid = hovaardij = fierheid = arrogantie = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = verwatenheid = trots = zelfvoldaanheid = verbeelding
panlikker = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer
WGO = Wereldgezondheidsorganisatie
echtbreker = ontuchtige = overspelige man = overspelige
hondenbrood = hondebrokken = hondebrood = hondenbrokken
afschrift = apograaf = nabootsing = kopie = duplicaat
zinsbouw = syntaxis
literatuuroverzicht = leeslijst = literatuuropgave = bibliografie = boekenlijst = literatuurlijst = lectuurlijst
switchen = omwisselen
halskraag = kraag
vastdraaien = aandraaien
grammofoon = draaitafel = platenspeler = pick-up
waslijn = wasdraad
smijten = gooien
trouwkleed = trouwjurk = bruidsjapon = bruidsjurk
overdrijven = opblazen = opkloppen = oppijpen = overtrekken = langskomen = hyperboliseren = dramatiseren = voorbijtrekken = passeren = forceren = overacteren = uitsloven = kleuren = chargeren = met opzet overdrijven = voorbijgaan = voorbijkomen
overschouwen = overzien = gaan = beheren = bekijken = toezien
Noordpool = noordpool
Arctische Oceaan = Noordelijke IJszee = poolzee = ijszee
meppen = ranselen
uitgaaf = besteding = uitgave = uitgaven
damastruim = kwets
cortège = defilé = processie = omgang = optocht = stoet
filmdroger = balg = blaasbalg
spaghettivreter = pizzavreter = Greaseball = macaronivreter
dier = wezen = gedierte = beest = wild dier = creatuur = schepsel
jury = gezworenen
leesteken = interpunctieteken
in het gevlei komen = bemind maken = gunst
middengewicht = middelgewicht
voertaal = lingua franca = Koinè
kerkbank = koorgestoelte
woonhuis = huis = huisje
schrijfkrijt = kleurkrijt = boerenkrijt = krijt
avondland = westen = occident
gelijkwaardigheid = equivalent = gelijkheid
toezicht = bewaking = supervisie = surveillance
wasknijper = wasspeld = pin = knijper = pen
nieuwjaarsdag = nieuwjaar
stam = maagschap = tak = boomstam = soortgenoten = clan = stok = sibbe = volksstam = huis = geslacht = staak = familie = stengel
holtor = gay = homoseksuele = homo = reetkever = homofiel = Utrechtenaar = bruinwerker = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = mietje = poot = nicht
inventiviteit = scheppingskracht = vindingrijkheid = creativiteit = vindingskracht
tegendruk = verzet = weerstand
in slaap vallen = inslapen = ontslapen
smelterij = hoefsmederij = smederij = smidse
gedierte = beest = creatuur = wezen = schepsel = dier
waterstof = hydrogeen = hydrogenium
geur = bouquet = parfum = odeur = reukvermogen = boeket = zoetheid = geurtje = lucht = reuk
echtgenoot = man = levenspartner = partner = wederhelft
slons = lichtekooi = temeier = hoertje = cocotte = kalle = smeerlap = hoer = prostituée = viezerik = hip = luiaard = prostituee = snol = gondel
roosteren = versmachten = verschroeien = schroeien = grillen = verzengen = blakeren = zengen = branden
bovenwind = oostenwind
ark = woonark = woonboot = woonschip = woonschuit
produktieproces = sector = werklust = industrie = nijverheid = productieproces
bijsmaak = nasmaak = smaak = smaakstof = smaakje
verkeerstunnel = onderdoorgang = voetgangerstunnel = metro
woerd = mannetjeseend = waard
fructose = laevulose = vruchtensuiker = vruchtesuiker
email = mail = elektronische post = e-mail
instemming = goedkeuring = jawoord
aanbrenger = klikspaan = klikker = tipgever = verlinker = aangever = sycofant = informant
schoollokaal = lokaaltje = klaslokaal = lokaal = klassenlokaal = klas = leslokaal
advies = aanprijzing = raad = voorlichting = raadsman = aanbeveling = referentie = nominatie = aankondiging = aanrader = recommandatie = advocaat = raadgeving
landschapsarchitectuur = tuinarchitectuur
vermoorden = ombrengen = omleggen = mollen = doden = om zeep helpen = killen = om het leven brengen = doodmaken = koud maken = kapotmaken = dooddoen = liquideren = afmaken
sensualiteit = zinnelijkheid = geilheid = wellust = begeerte = drift
peil = niveau = mate = level = plan = graad
ontwrichten = ontzetten = onderbreken
wapenbeheersing = wapenbeperking
kolos = flik = gigant = Goliath
uitbuiting = slachtofferschap
studeerkamer = studeervertrek
lokken = verleiden = aanlokken = meelokken = aantrekken = tronen = verlokken
prescriberen = ordonneren = commanderen = bevelen = gelasten = verordonneren = dicteren = gebieden = voorschrijven
antracose = silicose = stoflongen
priesteres = priester
paillette = lover = lovertje
peristaltiek = darmperistaltiek
destructie = deletie = vernietiging = verwoesting
instuif = huiswarming = inwijdingsfeest
draagvermogen = tonnage = laadvermogen = laadcapaciteit
instrumentist = muziekbeoefenaar = muzikant = speler = musicienne = musicus = instrumentalist = toonkunstenaar
klanknabootsing = onomatopee
oriënteren = inwerken
springmatras = ressort
malversatie = verdonkeremaning = ontvreemding = verduistering
mannetjesdier = man = mannetje
luien = luiden
schoonmaak = reiniging
rechtsstelsel = rechtsregel = magistratuur = rechtsorde = rechterlijke macht = justitie
richtlijn = voorschrift = directief = instructie
literatuur = schrijfkunst = vakliteratuur = bellettrie = letteren = letterkunde
nomineren = benoemen
afslager = veilingmeester = roeper = vendumeester
houtpulp = houtcellulose
landbouwindustrie = agro-industrie = bio-industrie
banvonnis = excommunicatie
edelgesteente = juweel = edelsteen = kwarts
zoldering = zolder
kaasdoek = kaaslinnen
mosterdplant = mosterd
taalgeografie = dialectgeografie = woordgeografie
ontharder = wasverzachter
verkneuteren = met wellust bekijken = verkneukelen
steenhouwer = metser = metselaar = steengraver
landmeter = lussenmaker
gevoeglijkheid = fatsoenlijkheid = netheid = ordentelijkheid = fatsoen = welvoeglijkheid = conveniëntie
lummelen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen
onevenredig = disproportioneel
romp = vliegtuigromp = casco = tors = bovenlijf = torso
glimworm = vuurvliegje = gloeiworm = vuurvlieg
wetsdelict = wanbedrijf = misdaad = vergrijp = delict = euveldaad = misdrijf
voorstelling = interpretatie = vertoning = performance
rooflust = roofzucht
zoölogie = dierkunde
samowaar = samowar = samovaar
petroleumveld = olieveld
antilogie = incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = discordantie = inconsequentie = contradictie = strijdigheid = onsamenhangendheid
hondje = duppie = dubbeltje = witje
moervos = helleveeg
informeren = inlichten = queryen = vertrouwd maken = in vraag stellen = verwittigen = voorlichten = begeleiden = raadgeven = verklikken = coachen = bevragen = aanraden = aanbevelen = betwijfelen = adviseren = advies geven = kennis nemen
pipet = steekhevel = zuigbuis
driftkop = heethoofd = agressieveling = driftkikker = gifkikker
Draak = draak
flitsen = kieken = knippen = afschieten = knipperen = schieten = trekken = fotograferen
boekstaven = optekenen = opschrijven
parkeerterrein = parkeerplaats = parkeergarage
misselijkheid = onpasselijkheid
fossiliseren = petrificeren = verstenen
vergalopperen = een steek laten vallen = miskleunen = blunderen
amendement = wetswijziging
grind = split = kiezel = gravel = steenslag
maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht
ontregelen = verstoren = verwarren
bewindsman = Excellentie = minister
suffen = doezelen = luimen = dommelen = tukken = slapen = soezen = sluimeren = dutten
misgreep = dommigheid = flater = misslag = stommigheid = blunder = uitglijder = stupiditeit = miskleun = ezelachtigheid = domheid = misser = enormiteit = zeperd = stommiteit
beetkrijgen = vastpakken = vastgrijpen = vatten = grijpen = beetpakken
kleuren = overdrijven = inkleuren = opblazen = opkloppen = oppijpen = overtrekken = hyperboliseren = donkeren = verdonkeren = blozen = tinten = chargeren = verduisteren = maken
staan = verhouden = typeren = verzinnebeelden = luiden = doorstaan = opzeggen = opgeven = de kat sturen = stellen = symboliseren = voorstellen = rechtstaan = zeggen = verdragen = samenhangen
thermoweerstand = thermistor
swap = ruil = valutaswap = verruiling = ruiling = valuta-swap
dag = vaarwel = zonnedag = tot ziens = etmaal = goedendag = doei = doeg
verstrengelen = ineenstrengelen
ketsstoot = misser = misstoot = schuiver
ziekte van Kahler = multipel myeloom
ploegmakker = medespeler = makker = ploegmaat = teamgenoot
turkoois = turquoise
wanbeleid = mismanagement = wanbeheer
Pallas Athene = Athene
tennis = kraaiennest
glijden = slepen = schuiven
diptiek = tweeluik
assortiment = mengeling = gemengde berichten
bedevaartsganger = bedevaartganger = bedevaarder = pelgrim
etentje = diner = avondeten = avondmaal = eten = avondmaaltijd
Deen = Deense
Moselle = Moezel
getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = doorstaan = dragen = harden = velen = verduren = dulden = verdragen
bananenplant = banaan
alg = zeewier = wier = algen = wieren = alge
landerigheid = matheid = lamlendigheid = futloosheid = indolentie = apathie = lusteloosheid
vulstuk = tussenstuk
trog = kribbe = voederbak = voerbak = krib = mortelbak
Nee. = ranggetal = rangtelwoord = ordinale
zeewering = steiger = zeedijk = paalhoofd = zeehoofd = golfbreker = pier = havendam = zeebreker = breekwater = krib = landhoofd
correct = juistheid = correctheid
aanmaakkosten = produktiekosten = fabricagekosten = productiekosten
geraamte = framework = skelet = gestel = draagstel = kader = frame
cie = college = commissie = kamer = comité
wintertenen = wintervoeten
dochtermaatschappij = dochterbedrijf = dochteronderneming = werkmaatschappij
patissier = confiseur = banketbakker
wijgeschenk = oblaat = offer = hecatombe = offergave = offerande
onderleggertje = matje = doily = taartrand
stoottroep = stoottroepen
bullen = spul = spullen = spulletjes
lokaliteit = hal = zaal
bezoeker = bezoek = firma
servituut = gebruiksrecht = erfdienstbaarheid
metameer = geleding = segment
azuurblauw = hemelsblauw = azuur
bedoeïen = Bedoeïen
echogewelf = fluistergewelf
diep = diepte
dichtknopen = zwijgen
blesseren = verwonden
opzeggen = afsluiten = termineren = luiden = sluiten = stoppen = voordragen = opgeven = beëindigen = declameren = bedanken = oreren = staan = besluiten = eindigen = zeggen
uitzondering = exceptie = afwijking = uitzonderingsgeval
oranjeklant = Oranjeklant = Oranjegezinde = orangist
gladden = gladmaken = glad
gevangenschap = detentie = opsluiting
verdriet = pijn = smart = lijden = wee = treurigheid = irritatie = droefenis = bedroefdheid = treurnis = triestheid = droefheid = kommer = leed
versoepeling = liberalisering
plamuur = vulpasta = plamuursel = vulmiddel
windmolen = windgenerator = winddynamo = windturbine
stalknecht in herberg = staljongen
abstinentieverschijnsel = onthoudingsverschijnsel = ontwenningsverschijnsel
eigendom = claim = vordering = zate = goed = bezit = eis = bezitting = landgoed = eigendomsrecht
neonverlichting = buisverlichting = tl-verlichting = tl
background = toneel = achtergrond
Greenwich-tijd = GMT = Greenwichtijd
surfriding = surf-riding
Augmentin = amoxicilline
conditie = fysiek = vorm = staat = configuratie = gesteldheid = toestand
civet = civetkat
faken = falsificeren = vervalsen
materiaal = grondstof = stof = materie = spul
basinstrument = bas
Unie Myanmar = Birma = Myanmar
onbelangrijk = irrelevant
voorang = voorrang = primaatschap
derwisj = fakier = fakir
kinderwagen = wandelwagen = buggy
notelaar = walnotenboom = notenboom
exclusief recht = alleenrecht = monopolie = voorrecht
ontsteking = infectie
frapperen = draaien = inboezemen = treffen
weerkaatsing = echo = terugkaatsing = reflex = weerglans = reflectie = weerschijn = weerschijnsel = weerspiegeling
gehinnik = hinniken = hinnik
emulsie = schijnmengsel
vliet = beek = kreek
pijpsleutel = sleutel
Kerkslavisch = Oudkerkslavisch = kerkslavisch
morren = murmureren
transportmiddel = vervoermiddel = transport = vervoer
pendelverkeer = forensenverkeer = forensisme = woon-werkverkeer
zich storen aan = wrok koesteren
bede = gebed = supplicatie = voorbede = pleidooi = smeekbede
fuseren = samenkomen = fusioneren = samenvoegen = samengaan
kannenkijker = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
organisatie = inrichting = installatie = bestel = stelsel = organisme = vestiging = systeem
apparatsjik = bureaucraat
schaamlippen = schaamlip
rassenvermening = verbastering = rassenvermenging
handoplegging = gebedsgenezing = hagiotherapie
schildersezel = ezel
leegzuigen = bemalen = malen
ongevaarlijk = onschadelijk
mixage = mixture = mengproduct = mengsel = mix
sierlijkheid = bevalligheid = gratie = elegantie = zwier = élégance = klasse = stijl
castraat = haremwachter = gecastreerde = kamerling = eunuch
mongool = kretijn = waanzinnige = cretin = gestoorde = mogool = gek = geesteszieke = debiel = krankzinnige = idioot = imbeciel
overschakelen = introduceren = implementeren = initiëren = invoeren = doorvoeren = instellen = innoveren = overgaan
straatverbod = sommatie = dwangbevel
mendicant = monnik = kloosterbroeder = convers = bedelbroeder = bedelmonnik = lekenbroeder = ordebroeder = frater = broeder
hoogvlakte = plateau = hoogland
spaardeposito = besparing = renegaat = spaargeld
variététheater = variété-theater = music-hall
overwaarderen = overschatten
toedoen = dichten = sluiten = dichtdoen = dichtmaken
beschikken = uitmaken = bepalen = resolveren = decideren = beslissen = vaststellen = besluiten
nieuwsjager = nieuwtjesjager = roddelaar = roddelaarster
hulpkracht = uitzendkracht = noodhulp
tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = inmengen = optreden = bemoeien = encanailleren = zich inmengen met = afgeven = inlaten = tornen = tussenwerpen
chemicus = scheikundige
bâche = dekkleed = matroos = dekzeil
hoornlaag = opperhuid
truweel = tuinschep = pleisterspaan = sabel = troffel
avondstond = avond = Eveens
wiet = kif = thee = shit = stuff = weed = marihuana = kief = pot
gierstkorrel = stijg = strontje
vorderen = vordering = rekwireren = heffen = vooruitgaan = vooruitkomen = de vorm aannemen
uitstromen = uitmonden = uitlopen
ovatie = staande ovatie
parachutist = para = valschermspringer = parachutespringer
verschilferen = bladderen = schilferen = afbladderen = afschilferen
onderhoudskosten = alimentatiegeld = alimentatie
schot voor de boeg = eresalvo = salvo = saluutschoten
baken = koersbaken = consolbaken = radiobaken
drinkglas = glas = glaasje
klacht neerleggen = protesteren = bewijzen
grondpacht = erfpachtcanon = grondrente
ratelaar = klaterpeppel = ratelabeel = trilpopulier = ratelpopulier = nachtzwaluw = esp
uvula = huig
lijken op = gelijken = erop lijken = aarden = lijken = neigen = trekken
haatdragendheid = rancune = wrok = verbittering = ressentiment
krijgsmaterieel = bewapening = oorlogsmaterieel = wapentuig = oorlogsmateriaal = oorlogstuig = wapening
halfbroeder = bastaardbroeder = halfbroer
molestatie = geweldpleging = molest = gewelddadigheid
uitwijzen = staven = hardmaken = aantonen = uitzetten = bewijzen = verjagen
hagedoorn = meidoorn = hagendoorn = steendoorn
portaal = voorportaal = voorhof = seinbrug
waan = hallucinatie = hersenspinsel = waanidee = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = inbeelding = waanvoorstelling = spooksel = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma
puistje = pukkel = puist
brievenbesteller = postbode = postbezorger = postauto
weerspannigheid = weerbarstigheid
trombone = schuiftrombone = schuiftrompet = bazuin
raadsvrouw = counselor = mentor = raadsman = consulent = raadgever = adviseur
hirsutisme = hirsuties
majesteitsschennis = crimen laesae majestatis = hoogverraad = landverraad
onheilsdreiging = kans = risico = dreiging
polyetheen = polytheen = polyethyleen
overheidsbedrijf = nutsbedrijf
flügelhorn = bugel
eindzege = eindoverwinning
kijkgenot = amusement = verstrooiing = entertainment = vermaak = vertier = vermakelijkheid
benemen = afpikken = afnemen = afjatten = ontstelen = ontnemen = afpakken
rancher = boer = paardenfokker
afkoelen = verfrissen = dimmen = bekoelen = kalmeren = koelen = bedaren = verkoelen
kwetsbaarheid = slapte = zwakte = slapheid = fragiliteit = afgeleefdheid = broosheid = breekbaarheid = zwakheid = krachtloosheid
incorporeren = inlijven
lijkkleur = bleekheid = doodskleur
stijlmiddel = stijlfiguur
bulgarije = Bulgarije = Republiek Bulgarije
metaboliet = stofwisselingsproduct
vaatwerk = aardewerk = keramiek
werkvorm = kunstenaarschap = artisticiteit = kunstzinnigheid
time-out = speelkwartier
bel-etage = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = beletage = eerste verdieping
luchtverontreiniging = luchtvervuiling = verzuring
beschoeiing = gevelbekleding = schoeiing
levenslust = levensgeluk = levensvreugde
imiteren = nabootsen = kopiëren = nadoen
auteursrecht = copyright
facet = dimensie = aspect = opzicht
hergebruik = hergebruiken = recyclage = recupereren = recirculatie = recycleren = hercirculatie = recycling = recuperatie = herwinnen = terugwinnen = recyclen
jongens = gasten
oncologie = cancerologie
flecteren = verbuigen = inflecteren
fysiografie = natuurbeschrijving = fysische geografie
kunstvoorwerp = kunstwerk
maanlander = maansloep
schildknaap = boer = page
verspreiden boven = verspreiden = verbreiden
verdrinken = verzuipen = stikken
holletje = hol = gat = opening = mond = gaatje
neerslaggebied = stroomgebied = bekken = bassin = afwateringsgebied
toonzetten = componeren
instapkaart = boarding pass
boomkweker = hovenier = kweker = boswachter = plantenkweker = tuinder = tuinman = bloemkweker = tuinier
taalvaardigheid = taalbeheersing
bezoeking = kruisweg = marteling = tegenspoed = beproeving
huishoudwetenschappen = huishoudkunde
berenvel = berenhuid = berenvacht
zitkamer = huiskamer = woonvertrek = living = woonkamer
emotie = gemoedsbeweging = ontroering
mankement = defect = manco = fout = gebrek
quarantaine = quarantainehaven = quarantaineperiode
scheerzeep = scheercrème
pikbroek = jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = varensman = zeeman = zeevaarder = janmaat = maat = matroos
planteneter = fytofaag = herbivoor = fructivoor
langvoer = ruwvoer
schoenenwinkel = schoenenzaak
opdirken = kledij = opdoffen = kleden
notifiëren = notificeren = publiceren = bekendmaken = betekenen = aankondigen = aanduiden
centrale = devies = telefooncentrale = deviezen
bankgebouw = bank
friet = frieten = patat = frites = patates frites = frietje = patatje
Syrische Arabische Republiek = Syrië
branche = -wezen = sector = wezen = bedrijf
smeltstop = zekering = smeltdraad = stop
plaksel = kleefpasta = plakspul = plakmiddel = gom = hechtmiddel = kleefmiddel = lijm
essentie = hoofdpunt = hypostase = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = essentialia = bijzonderheid
verwondering = verbluffing = stomme verbazing = verbazing = bevreemding = verbijstering = verrassing
herenen = opnieuw bijeen = herenigen
hagelsnoer = chalaza
wegspringen = demarreren = ontsnappen
recapituleren = resumeren = excerperen = samenvatten = uittrekken = opsommen = extraheren
vleermuis = vleermuizen
Vega = Wega
vriendje = speelmakkertje = bekendheid = vriendin = lief = vriend = vrindje = maatje = speelkameraad = minnaar = bekende = kennis = vriendinnetje
kerkhof = dodenstad = begraafplaats = dodenakker = godsakker
raffinaderij = olieraffinaderij = petroleumraffinaderij
kruimeldief = kruimelaar
hoerenbaas = bikker = pooier = souteneur
wereldruim = ruim = universum = al = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte
vossehol = vossegat = vossengat
bakvorm = blikje = taartvorm = blik
bijprodukt = bijproduct = nevenprodukt = nevenproduct
renovatie = herontwikkeling = stadsvernieuwing = herstel
zeiken = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken
gadeslaan = zien = observeren = beschouwen = opnemen = aanschouwen = waarnemen
meerderjarige = volwassene
stratemaker = kantonnier = stratenmaker = straatmaker
heerschappij = overheersing = regeerperiode = regering = regeringsperiode = machtsoverwicht = bestuur = troon = heerschap = overhand = bewind = hegemonie = overmacht = predominantie = suprematie = overwicht = regeringstijd = dominantie = preponderantie
aanvoerweg = aanvoerlijn = toevoerlijn = aanvoerroute
boterbloem = ranonkel
opsluiten = inmetselen = gevangenzetten
vertrouweling = begraafplaats = praatpaal
toga = priesterkleed = soutane = priestergewaad = toog
Kiribatisch = Kiribati = Republiek Kiribati
inkuilen = silage
processie = cortège = defilé = omgang = optocht = stoet
returnmatch = replay = return = returnwedstrijd = terugmatch
opsjorren = hijsen = ophijsen
nazorg = nabehandeling
vrijage = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = verhouding
reddingsbroek = wippertoestel = broek
geluidshinder = geluidsoverlast = lawaaioverlast
elektrische spanning = spanning = voltage = stroom = potentiaal
rebellie = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = stijfkoppigheid = oproer = opstand = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = revolte = halsstarrigheid = eigenzinnigheid
kakofonie = kabaal = tweedracht = wanklank = onenigheid
achterste = krent = zitvlak = bips = reet = hol = kont = gat = achtersteven = bibs = poep = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur
afleiding = afleidingsmanoeuvre = verpozing = verstrooien = ontspanning = recreatie = dolce far niente = verzetje = verzet = hobby = verstrooiïng = liefhebberij = relaxatie = vrijetijdsbesteding = verstrooiing = vermaak = derivatie
beeldstation = beeldscherm = scherm = monitor
mits = proviso = beding = voorwaarde = bepaling = modaliteit = stipulatie = voorbeding
stomen = stoom = damp
resine = hars = kunsthars
letteren = literatuurwetenschap = bellettrie = literatuur = schrijfkunst = letterkunde
vlotter = houtvlotter = drijver
serre = broeikas = kas
stripper = stripteasedanseres = stripteaseuse
houtstof = lignine
tie-break = tiebreak
uitleveringsverzoek = beslaglegging
hospies = cafe = herberg = pension
braambes = bosbraam = braamstruik = braam
in de echt verbinden = zich in de echt verbinden = huwen = trouwen
alp = bergtop
kennis nemen = informeren = vertrouwd maken
celebreren = vieren
overzien = uitkijken = overschouwen = uitzien = gaan = beheren = bekijken = toezien
conformeren = accommoderen = schikken = plooien = assimileren = voegen = richten = aanpassen
gedenkpenning = versierselen = medaille = eremetaal = insigne = ereteken = erepenning = distinctief = onderscheiding = plak
velodroom = wielerbaan
marskramer = leurder = straatventer = venter = straathandelaar
veilingmeester = roeper = afslager = vendumeester
vastprikken = opspelden = spelden
gieting = profilering
bolletje = kersepit = hoofd = hoofdje = knikker = harses = kersenpit = kanis = kop = knar = test = kruin = bol
cornea = hoornvlies
avontuurtje = romance = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = affaire = amourette = liaison = liefdesrelatie = scharrel = liefdesbetrekking = slippertje = relatie = vrijage = verhouding
drukkerij = drukpers = boekdrukkerij
courtisane = bijvrouw = prostituée
geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant
drug = drogeren = medicament = medicijn
verklaring = certificaat = opheldering = bemerking = toelichting = geloofsbrief = verduidelijking = akte = explicatie = getuige = attestatie = uitleg = attest = accreditief = motivering = getuigschrift
Mantouxtest = krasjestest = mantouxtest
antiquiteit = oudheid
blindedarmoperatie = appendectomie
hinderen = deren = onbehagen veroorzaken = interveniëren = derangeren = interfereren = tussenbeide komen = ingrijpen = belemmeren = verstoren = stuiten = remmen = impediëren = verhinderen = storen = bemoeilijken
omen = prognosticum = patronage = auspiciën = voorteken = teken
juistheid = correct = correctheid
sloot = greppel = plomp
rondeel = rondo
kankeraar = nijdas = mopperaar = nurk = mopperkont = druiloor = neetoor = brombeer = brompot = zuurpruim = grompot = knorrepot = iezegrim = vrek
mahonie = mahoniehout
milieu = buurt = leven = scene = environments = kring = wereld = contreien = kader = leefwereld = omstreek = wijk = nabijheid = contreie = omgeving = omstreken = omtrek
eergevoel = grootsheid = fierheid = eigendunk = trots = zelfvoldaanheid
elastiek = rubberband = elastiekje
maansikkel = croissant = sikkelvormige rij huizen = sikkel
herberg = hospies = jeugdherberg = pension = cafe
avondkleding = avondjapon = avondkledij = evening-dress = avondtoilet = avondjurk = uitgaanskleding
marineblauw = donkerblauw
wankelen = dubben = betwijfelen = zwijmelen = wiebelen = twijfelen = weifelen
ins en outs = particulariteit = detail = kleinigheid = bijzonderheid
zorgvuldigheid = nauwkeurigheid = precisie = nauwgezetheid = accuratesse = promptheid = exactheid
breedtedraad = waf = inslag = woef
teisteren = martelen = kwellen = tormenteren = plagen = pijnigen = geselen = afknijpen
dyne = dina
kalendermachine = kalender
verbindingsstreepje = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken
industriegebied = industriezone = bedrijvenpark = industriepark = industrieterrein
smeekschrift = verzoek = petitie = rekest = vraag = aanvraag = petitionnement = verzoekschrift
stukadoor = pleisteraar = stucwerker = pleisterwerker = raper
hobbel = rem = belemmering = hindernis = buik = obstakel = drempel = handicap = beletsel = extrusie = struikelsteen = verhindering = barrière = struikelblok = hinderpaal = bult
fiasco = sof = wanprestatie = deceptie = afknapper = deconfiture = echec = zeper = teleurstelling = misrekening = mislukking = flop = ontgoocheling = desillusie = tegenvaller
sorteerzeef = zifter
kinderlokker = pedo = pedofiel = pederast
schuurwerktuig = schuurmiddel = schuurmachine
lafbek = papkind = papkindje = onzekere wankelmoedige man = janhen
toiletartikelen = toiletartikel
keerkring = tropen
thermistor = thermoweerstand
voorbereiding = schoolwerk = preparatie = huistaak = thuiswerk = taak = voorwerk = huisarbeid = huiswerk
ondervinden = verkrijgen = ontmoeten = gevoelen = gewaarworden = leren = beleven = opsteken = meenemen = ervaren
extraheren = resumeren = excerperen = samenvatten = uittrekken = opsommen = recapituleren
muziekdoos = speeldoos = speelklok
karakterschets = karakteristiek = karakterisering = kenschets = typering
molton = katoenflanel
sneeuwbal = sneeuwballetje
veeleisendheid = kieskeurigheid
bedrog = mystificatie = vervalsing = namaak = oplichterij = schelmenstreek = ontrouw = zwendelarij = valsheid = verneukerij = oneerlijkheid = kloterij = verlakkerij = nep = veinzerij = beduvelarij = bedriegerij = misleiding = corruptie
castagnet = castagnetten
werktuigkunde = mechanica
voorrecht = exclusief recht = alleenrecht = monopolie = privilege
hubris = overmoed
ammoniak = ammoniakgas
activiteit = werkzaamheid = werkzaamheden = bedrijvigheid = drukte = bezigheid = actief = occupatie
ontwenningsverschijnsel = onthoudingsverschijnsel = abstinentieverschijnsel
kleuter = hummel = dreumes = krummel = wurm = puk = kabouter = kruimel = dreutel = keutel = peuter = ukkepuk
schepbord = schoep
naar omkijken = behartigen = letten = verzorgen = achten
woesteling = rabauw = wandelaar
mensachtige = homo sapiens = mens = ziel = mensenkind = sterveling
egyptologe = egyptoloog = Egyptoloog
peterselie = pieterselie
volgzaamheid = gedweeheid = dociliteit = toegeeflijkheid = gehoorzaamheid = meegaandheid = gewilligheid
netservice = netbal
veinzaard = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet
predator = roofdier
Adelaide = Adelheid
verontreiniging = vuil = vervuiler = pollutie = milieuverontreiniging = milieuvervuiling = vervuiling
achteruitgaan = smelten = krimpen = achteruithobbelen = achteruitmarcheren = afglijden = verdwijnen
tenue = outfit = opstaan
oosten = oost
bevestiging = installatie = ja = affirmatie = homologatie = ratificatie = vormsel = vestiging = bekrachtiging = bezegeling = confirmatie
goed groeien = flirten
brol = vuil = vuilnis = rotzooi = brandhout = shit = prutsding = troep = afval = tinnef = tennef
mildheid = vergiffenis = gratie = clementie = genade
minnekozen = liefkozen = kozen = aaien = strelen = vrijen
Koinè = lingua franca = voertaal
grondbelasting = grondlasten = onroerend-goedbelasting = onroerendgoedbelasting
kunst = alfawetenschap = alfawetenschappen = vervalsing = namaak = namaaksel = falsificatie = kunstuiting = naäperij = kunstwerk = na-aperij = object = nep = geesteswetenschap = humaniora = kunstproduct = imitatie = geesteswetenschappen
littekenweefsel = litteken
pracht = pronkjuweel = prachtstuk = grandeur = praal = kleinood = juweel = glans = luister = majesteit = grootsheid = roem = prachtexemplaar = heerlijkheid = schittering = glorie = eer
bespelen = manipuleren = spelen
kastje = treurbuis = kijkbuis = kast = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = televisietoestel = televisie = beeldbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = buis = televisieontvanger = kijkkast = bergkast
doortocht = loop = passage = doorgang
hekelen = zuigen = sarren = tergen = narren = mienen = geselen = treiteren = martelen
gerieven = bijstaan = helpen = assisteren
drums = ritmesectie = slagwerk = percussie
moralist = strenge meester = zedenmeester = fatsoensrakker = zedenprediker
geheimschrift = code = cryptografie = steganografie = cijferschrift
speldenprik = speldeprik = steek = hatelijkheid = stekeligheid
lijdend voorwerp = voorwerp = object
besogne = gezwets = beslommeringen = rompslomp = rimram = besognes = beslommering
organisator = gastgever = gastvrouw = gastheer
beschikbaar hebben = te horen zijn
herendubbelspel = herendubbel
spotlight = belichting = in de schijnwerpers staan
splitring = sleutelhanger = sleutelring
meter = meettoestel = meetapparatuur = doopmoeder = sonde = metriek = petemoei = peetmoeder = meetapparaat = meetinstrument = teller = klok = peettante
rechtbank = gerechtshof = rechtscollege = tribunaal = balie = vierschaar = gerecht = hof = assisenhof
dennenboom = den
pieptoon = beep
mooipraterij = pluimstrijkerij = ophemeling = hielenlikkerij = vleierij
droogte = droogheid
subtiliteit = schaduw
onderbed = ledikant
onaangenaamheden = heibel = onmin = herrie = kwestie = kift = mot = onenigheid = onvrede = disharmonie = trammelant = dispuut = kif = bonje = onaangenaamheid = ruzie = twist
proviandschip = zoetelaar
badjas = huisjas = kamerjas = ochtendjas = peignoir
echtscheiding = scheiding = huwelijksontbinding = scheidenheid
fotografie = foto
staartstuk = heiligbeen
eren = roemen = loven = zegenen = prijzen
bereidingswijze = receptuur = procedure
introductie = prelude = invoering = creatie = preludium = preambule = inleiding = voorwoord = tewaterlating = formatie = intro = entree = presentatie = stichting = voorspel = vorming = aanloop = kennismaking = grondvesting
cider = appelwijn
bongerd = boomgaard = bogaard = fruitareaal
misogyn = misogaam = vrouwenhater = misogijn
benedendek = onderdek = kwikdruk = pressie = luchtdruk
helft = tweede = een half
frisheid = kou = kilte = kilheid
omsingeling = beleg = insluiting = belegering
prismabeeld = kleurengamma = spectrum = kleurenspectrum
spenderen = besteden = uitgeven = verteren
in de fout gaan = vergissing = zich vergissen = vergissen = dwalen = een fout maken = maken = fout
bedehuis = heiligdom
dagtocht = dagexcursie = dagje
omgooien = omverkegelen = omknikkeren = omkeilen = omhangen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omduwen = omverduwen = omverwerpen = omtrekken = omdoen
bekladden = vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = schandaliseren = bekliederen = belasteren = kwaadspreken = bekladderen = lasteren = besmeuren = bezwadderen = roddelen = vervagen = denigreren = smaden
ammunitie = wapen = munitie
modderballet = modderbad
meltdown = kernsmelting = fusie = kernfusie
golfkam = golftop = kam
kreupelheid = slapheid
ketenen = knotten = binden = knevelen = kortwieken = beknotten = breidelen
geslotenheid = gereserveerdheid = terughoudendheid = reserve = zwijgzaamheid
groeve = mijn = steengroeve
jokkebrok = bedrieger = draaikont = liegbeest = leugenaar
opgeilen = opvrijen = opwinden = prikkelen
tussenkop = onderverdeling
indelen = groeperen = plan
zatladder = dronkaard = zatlap = dronkelap = beschonkene = dronkeman = dweil
samenhangen = verhouden = staan
barones = vrijheer = baronesse = baron
koppigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid
flipover = flip-over
hanger = kleerhanger = hangertje
aanspitsen = snijden = afknagen
behuizing = hulsel = kas = honk = home = woongelegenheid = omkleedsel = omhulsel = woonruimte = woning = huis = heem = tehuis = thuis
voortstuwing = vliegtuigvoortstuwing = aandrijving
riposteren = pareren = teruggeven
tegenmaatregel = tegenmaat
zwarthemden = fasciste = zwarthemd = zwarte = fascist = Zwarthemden
overspelige = ontuchtige = overspelige man = echtbreker
wegraken = zwijmelen
zuivelprodukt = zuivel = zuivelproduct
verstrooiïng = afleidingsmanoeuvre = verpozing = relaxatie = verstrooien = ontspanning = recreatie = vrijetijdsbesteding = afleiding = dolce far niente = verstrooiing = vermaak = verzet = verzetje
dommekracht = autokrik = vijzel = krik
denktank = braintrust
menselijk lichaam = vlees
delier = ijlkoorts
gisting = zymose = fermentatie = onrust
centurio = honderdman
laagveen = moerasland = ven = laagveengebied = moerasgrond = moeras
geurloos = reukloos
interessante gesprekspartner = causeur
heruitgave = herdruk
beschouwing = zienswijze = optiek = bespiegeling = gezichtspunt = reflectie = invalshoek = zienswijs = kijk = contemplatie = blik = berekening = oogpunt = gezichtshoek = visie = overweging = standpunt = overpeinzing
lunatie = maan = maansomloop
DBMS = database-managementsysteem = dbms
bijbelhaak = rechte haak = haak = haakje = blokhaak = teksthaak
haardroger = droogtrommel = wasdroger = trommeldroger = droogkap = droger = droogautomaat = föhn = haardroogkap
shockeren = ontzetten = choqueren = verbijsteren = ontstellen
regres = indemnisatie = compensatie = bonificatie = indemniteit = schadeloosstelling = schadevergoeding = vergoeding = verhaal
kniebroek = knickerbocker = kuitbroek = plusfour = drollenvanger = pofbroek
vaderschapsverlof = ampas
ordentelijkheid = fatsoenlijkheid = netheid = fatsoen = gevoeglijkheid = welvoeglijkheid = conveniëntie
toelatingsexamen = admissie = inschrijvingsbedrag
talmoed = Talmoed = talmud
onthouden = abstineren = incalculeren = terughalen = eraan denken = instellen = onttrekken = laten = herinneren = doen denken = oppikken = inbouwen = rekenen = inhouden = reproduceren = zich herinneren = gedenken = nalaten = te binnen schieten
nieuwslezer = nieuwsanker
audiometer = sonometer = gehoormeter
Margriet = margriet = Madelief = madeliefje
Hué = kleurschakering = schakering = tint
roodkoper = goudverf = tombak
aantreffen = opdiepen = vinden = opduiken = stoten = ontmoeten = opduikelen = tegenkomen = vondst = stuiten = aanlopen = treffen
kunstminnaar = estheticus = estheet = schoonheidsminnaar = kunstliefhebber
schoolwerk = huiswerk = taak = voorbereiding = huistaak = huisarbeid = thuiswerk
Moezel = Moselle
ontkoppelingspedaal = koppeling
brik = wagon = break = janplezier = rijtuig
opbouwpercentage = accumulatie
kunstschaatsen = kunstrijden
Daikon = winter-radijs = witte rammenas
massamoord = bloedbad
afpaling = demarcatie = afbakening = afgrenzing = begrenzing = afperking
onderzij = onderkant = onderzijde
installeren = opzetten
futselen = peuteren = frommelen = frutselen = friemelen = frunniken = morrelen = wriemelen
zilverstuk = zilverling
afpingelen = pingelen = knibbelen = dingen = marchanderen = afdingen
rouwen = klagen = treuren = weeklagen
aar = korenaar
parodie = sketch = persiflage
glansmiddel = poets = glans = poetsmiddel
misgewaad = mishemd = miskleed = gewaad
verzwikken = verrekken = omslaan = verstuiken = zwikken
minnedrank = liefdesdrank
olieraffinaderij = raffinaderij = petroleumraffinaderij
wortelgetal = wortel = radix
luikhoofd = kuiprand = zetboord
attractie = affiniteit = aantrekking = bevalligheid = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = zuigkracht = trekker = bezienswaardigheid = trekpleister = aantrekkelijkheid = bekoorlijkheid
bereiden = brouwen = opmaken = voorbereiden = toebereiden = prepareren = opzetten = klaarmaken = koken
satisfactie = bevrediging = genoegzaamheid = genoegen = tevredenheid
voortpanten = reproduceren = vermenigvuldigen = voortplanten
ongelovige = goddeloze = heiden = agnosticus = paganist = christenhond
reisdoel = reisbestemming = bestemming
jongejuffrouw = juf = juffie = jongedame
graveerkunst = cliché = drukplaat
kilo = kilogram
computeroperator = operator
zoutafzetting = zoutoplossing
dodenregister = dodenlijst
doodskop = doodshoofd = transformeren = dodenkop = hersenpan = omvormen = neurocranium = schedel
gierpont = gierbrug = kabelpont
vruchtensuiker = laevulose = vruchtesuiker = fructose
een winterslaap houden = overwinteren
spierzwakte = adynamie
AE = astronomische eenheid
megalomanie = grootheidswaan = grootspraak = grootheidswaanzin
kiezelwier = diatomeeën
kerselaar = kers = kersenhout = kersenboom
gefemel = farizeïsme = huichelarij = bigotterie = femelarij = schijnheiligheid = veinzerij = kwezelarij = hypocrisie
repeteren = herhalen = droogzwemmen
aanslag = bestorming = sluipmoord = moord = agressie = sediment = stormaanval = aanval = aanzetting = afzetting = attentaat = huurmoord = aanslagbiljet
peccavi = belijdenis = geloofsbelijdenis = professie = schuldbelijdenis = biecht
liefdadigheidsorganisatie = liefdadigheid = liefdadigheidsinstelling
ritssluiting = rits
uitzingen = volharden = volhouden = doorbijten = blijven = persisteren = standhouden = persevereren = doorzetten = doordouwen = voorzingen
ombuiging = bezuiniging = uitsparing
topic = onderwerp = spoed
gerechtigheid = recht = DoJ = rechtvaardigheid
schaap = schapen = schapenvlees
oceanide = oceaniden
trompet = kornet = cornet
briefpapier = correspondentiepapier
verpersoonlijking = belichaming = incarnatie = personificatie
bedillen = betuttelen = bevoogden = ringeloren
maarschalk = baancommissaris = veldmaarschalk
cherubijn = cherub
inhalatietoestel = inhaler = inhalator
aanrader = advies = aanprijzing = recommandatie = aanbeveling = referentie = nominatie
ansicht = prentbriefkaart = kaart = ansichtkaart = briefkaart = prentkaart
saboteren = sabotage
affront = krenking = belediging = schoffering = krenken = insultatie = kwetsing = grieven = vernederen = affronteren = uitschelden = spot = beledigen = smaad
energiebedrijf = GEB
samenzweerder = intrigant = eedgenoot
femelaar = kwezel = kwezelaar
torero = stierenvechter
guineaworm = dracunculiasis
pasdame = mannequin = model
herontwikkeling = renovatie = stadsvernieuwing
onderlaag = onderliggende reden = laag = substraat = ondergrond
gek zijn op = blieven = houden van = believen = geven = houden = mogen = hechten = moeten
sneeuwwitje = shandy
verloochening = ontkenning = zelfopoffering = negatie = zelfverloochening = afwijzing
garibaldihoed = derby = dop = bolhoed = pothoed = garibaldi
moesson = regenmoesson
maquillage = grime = grimeersel = schmink
vakman = vakvrouw = handwerksman = ambachtsman = gezel
niet-gouvernementele organisatie = NGO
opslobberen = oplebberen = opslurpen = oplikken = opslorpen
inspannen = oefenen = ploegen = sloven = spannen = inzetten = charteren = beulen = inleggen = weren = uitoefenen = ploeteren = inschakelen = sappelen
architectuur = bouwkunst
scheeftrekking = vervorming = schering
ooft = boomgewas = fruit = zaadbol = vrucht
persevereren = volharden = volhouden = doorbijten = blijven = persisteren = standhouden = uitzingen = doorzetten = doordouwen
samenwerkingsverband = coöperatie = samenwerkingsorgaan = samenwerking
joetje = tientje
autochtoon = inwoner = ingeborene = native
inbeslagneming = saisie = beslag = arrest = beslaglegging = beslagname
broed = broedsel = nest = gebroed = legsel = nageslacht
uitspringend = uitstekend
klemmen = pakken = vasthouden = klampen = omklemmen = klitten = kleven = plakken
ineenzakken = instorten = ineenstorten
hanteren = gebruiken = pakken = benutten = bezigen = nemen = toepassen = verwerken = utiliseren = aanwenden
woonklimaat = woonomstandigheden = woonsituatie
platitude = cliché = gemeenplaats = sjablone = sjabloon = open deur = algemeenheid = banaliteit
darm = ingewande = buik = ingewanden = nuchtere darm
inhoudstafel = inhoudsopgave = inhoud = bladwijzer = register
xylol = xyleen
maagdelijkheid = meisjesjaren = maagdenvlies
kwezelen = huichelen = femelen
koolzuurgas = kooldioxide = koolzuur = koolstofdioxide
idealist = hemelbestormer
kleioker = okerkleur = oker
koningshagedis = basilisk
beenlichaampje = beencel
kaasstremsel = leb = stremsel = stremstof
goudblad = bladgoud = dukatengoud
Saulus = Saul
rondhuppelen = rollebollen = dollen = steigeren = raggen = stoeien = robbedoezen = ravotten = rondspringen = dartelen
zuigbuis = steekhevel = pipet
Kaaimaneilanden = Caymaneilanden
wegteren = verkommeren = verkwijnen = zieltogen = verpieteren = wegkwijnen
stickie = marihuanasigaret = reefer = stick = joint
relschopper = reltrapper
gaspeldoorn = duindoorn = doornstruik = brem
tegenspraak = vertoog = grote bek = tegenwerping = objectie = tegenstrijdigheid = lip = paradox = protest = grote mond = antinomie = suggestie = verzet
lapzwans = watje = bloemzak = zwakkeling = mug = slappeling = lichtgewicht
functioneren = dienen = fungeren = figureren = werken
waterdam = stuwdam = waterkering = dijk = dam
goudmijntje = melkkoe = goudmijn
collecte = montage = verzameling = collectie = assemblage = offertorium
schenking = gift = dotatie = gave = donatie = cadeau = geschenk
noordpoolgebied = Arctica = noordpool
zotskap = narrenkap
loog = reinigingsmiddel
woonwagenkamp = camping = kampeerterrein = caravanterrein
anticonceptiepil = pil
directoraat = hoofdbestuur = raad van bestuur = directorium = bestuurscollege = opperbestuur = directie = bestuurslichaam = bedrijfsleiding
paaps = Rooms
stroomversnelling = schietstroom
verontrusten = opwarmen
centrum = midden = kern = draaischijf = stadscentrum = middelstuk = city = stadskern = middenstuk = binnenstad = middelpunt = naaf = middengedeelte
torenflat = woonsilo
drieletterwoord = schuttingwoord
puntkomma = kommapunt
genadeloosheid = meedogenloosheid
farandol = farandole
aanpak = strategie = trant = beleid = politiek = mode = wijze = modus = manier = aanvliegen = stijl = wijs
onbehoorlijkheid = ongepastheid = onbetamelijkheid = onwelvoeglijkheid = onfatsoenlijkheid
geborrel = drank = gebruis = waterpijp = Kalian
equatie = gelijkmaking
passivisme = inertie = inactiviteit = passiviteit
schimmenrijk = onderwereld = Acheron = Hades = Tartarus
papaverzaad = maanzaad
zitbank = bank
herinneren = geheugen = terughalen = eraan denken = herinnering = doen denken = reproduceren = zich herinneren = gedenken = te binnen schieten = onthouden
Duif = duif
ijlkoorts = delier
femelen = kwezelen = huichelen
winterpeen = winterwortel
cederolie = zevenboom = zavelboom
weshalve = weswege = reden = waarom = waarvoor = drijfveer
versterken = bezielen = tot leven wekken = kracht geven = sterken = vergroten = stalen = verstevigen = het hart op de tong hebben = verhogen
gemeentelid = parochiaan
vacatiegeld = prijs = inschrijfgeld = gage = vacatie = inschrijvingsgeld = honorarium
bijvoegsel = addendum = appendix = aanvulling = bijlage = nawoord = suppletie = epiloog = narede = supplement = aanhangsel = toevoegsel = nabericht
sans serif = schreefloos = Helvetica
seintoren = semafoor = seinpaal
chemische substantie = chemicaliënindustrie = chemisch product = chemicaliën = chemische stof
woningblok = blok = woonblok = huizenblok = bouwblok
varkenshok = zwijnenhok = zwijnenstal = varkensstal = varkenskot
verkwikkend = versterkend
ladder = touwladder = toonladder = leer = trapleer = schaal = scala = trapladder = trap = gamma = toonschaal
bewustzijn = besef = zinnen = zin
misleiding = mystificatie = oplichterij = smoesje = zwendelarij = verneukerij = bedrog = kloterij = verlakkerij = veinzerij = beduvelarij = bedriegerij = uitvlucht
pozen = vertoeven = uithangen = verkeren = zitten = wezen = verwijlen = bevinden = zijn = ophouden = toeven
horror = thriller
kapotje = rubbertje = ballon = condoom = sok
buidelrat = opossum
semafoor = seinpaal = seintoren
zwarte moerbei = moerbei
kraaminrichting = kraamafdeling
donkerder = eclipseren = donker maken = donker worden = verduisteren = worden = donker
biefstuk van de haas = chateaubriand
weefselvloeistof = lymfe = weefselvocht = lymf
nemesis = maledictie = vervloeking = anathema = doem = vloek = verderf
God = god = godheid = godin
frontispies = titelprent = titelplaat = frontispice
afbreekteken = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken
kiesdistrict = kieskring
onschuld = argeloosheid = onbedorvenheid = naïviteit = zedelijkheid = zedigheid = deugdzaamheid = kuisheid = eer = schuldeloosheid = eerbaarheid = naïveteit = eerzaamheid
fabriek = staalfabriek = textielfabriek = papierfabriek
heldenverering = heldencultus
barbituurzuur = malonylureum
anti-papisme = antipapisme
toverheks = tovenares = heks = kol = toverkol
Bijbel = bijbel = testament = Schrift
kniepeesreflex = kniereflex
stipuleren = garanderen = bedingen = specificeren = conditioneren
ethyn = acetyleen = alkyn
deconfiture = sof = wanprestatie = echec = zeper = fiasco = mislukking = flop
koolmonoxide = kolendamp
methode = optreden = systeem = handelwijs = systematiek = methodiek = leerplan = handelwijze = curriculum
hinderpaal = rem = belemmering = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = struikelsteen = verhindering = barrière = struikelblok
mauve = paars
castreert = castreren = steriliseren
berijmen = rijmelen = dichten = poëtiseren = rijmen
voorhanden zijn = toegankelijkheid = aanwezigheid = beschikbaarheid = bruikbaarheid
ziekenhuis = ziekenzaal = hospitaal = gasthuis = verpleeginrichting = kliniek
wallaby = wallabie
wethouder = schepen
buigbaarheid = plooibaarheid = flexibiliteit = buigen
speculatie = denk = vermoeden = giswerk
plantage = aanplanting = aanplant = beplanting
muntkunde = numismatiek
onvolmaaktheid = gebrekkigheid = imperfectie = onvolkomenheid
dieptezicht = doorzichtkunde = perspectief
koopman = koopvrouw = handelaar
auteur = schrijver = schrijfster
zwier = bevalligheid = gratie = elegantie = élégance = sierlijkheid = klasse = stijl
dienst = viering = weekdienst = godsdienstplechtigheid = bediening = liturgie = bureau = eredienst = overheidsinstelling = taks = kerkdienst = godsdienstoefening = van dienst = kantoor = wegrestaurant = kerk
gedrevene = fanaticus = fanaat = fanatiekeling = dweper = freak
onderzoekingstocht = expeditie
sudderplaat = sudderplaatje = vlamverdeler = warmhoudplaatje
deemstering = schemer = tweelicht = schemerlicht = schemering = halfdonker = schemerdonker = schemerduister = halfduister
bloemkelk = kelk
stadium = ontwikkelingsstadium = trap = fase
vrouwenborst = mem = memmen = pram = tiet = borst
schakel = verbinding = link = tussenschakel
leerzaam = instructief = leerrijk
duizeligheid = duizeling = vertigo = draaiing = suizeling
lossen = ontladen = loslaten = uitladen = toevertrouwen
informatiesysteem = infosysteem
bacchanaal = liederlijkheid = orgie = saturnaliën = lichtzinnigheid = bandeloosheid = zedeloosheid = tuchtloosheid = losbandigheid = frivoliteit
proefkonijn = onderdane = onderdaan = cavia
brugge = Brugge
uitstraling = emissie = uitbreiding = verruiming = proliferatie = vergroting = expansie = irradiatie = uitzetting = uitdijing = ontwikkeling = extensie = eradiatie = groei = toename
krijgswet = oorlogswet
afspreken = afkaarten = beklinken = ontmoeten = overtuiging = overeenkomen = beroeren = toucheren = afstemmen = persuasie = tot een akkoord komen = raken = overreding = kortsluiten = aanraken
besluiteloosheid = dilemma = onzekerheid = tweestrijd
priesterstudent = seminarist
verbloeming = eufemisme
kajuitbed = kooi
laesie = kwetsuur = trauma = letsel = verwonding
sculptuur = beeldhouwkunst = beeld = beeldsnijkunst = beeldhouwen = plastiek = glyptiek = beeldhouwwerk
zelfbeschikking = zelfbestuur = selfgovernment = self-government
houweel = pikhouweel = hak
samenwerken = coöpereren = samenwonen = samendoen
waterleiding = aquaduct
xanthoma = xanthoom
vermorsen = verspillen = verkwanselen = doordraaien = verkwisten
infantiel = onvolwassen = kinderachtig = juveniel
achtersteven = krent = zitvlak = bips = achterschip = reet = hol = achterste = kont = gat = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur = steven
ontharingsmiddel = depilatorium
spekrand = zwoerd = bast = spekzwoerd = schors = schil
hot-pants = hotpants = hot pants = geilheid
hoeve = boerenhofstede = hofstee = boerenbedrijf = landbouwbedrijf = hofstede = boerenhofstee = boerderij
biefstuk = steak = runderbiefstuk = bief = runderlapje = runderlap
krib = steiger = zeedijk = zeehoofd = golfbreker = kribbe = trog = voerbak = breekwater = landhoofd = paalhoofd = voederbak = zeewering = pier = havendam = zeebreker
peperstruik = peperplant = peper = peperboom
snorbaard = snor = knevel = baardhaar = gezichtshaar = snorrenbaard = baard
hervormen = reformeren
thuiszitten = thuisblijven
aanfloepen = aanflitsen
stroopnagel = dwangnagel = nijdnagel = nijnagel
cinema = filmtheater = bios = bioscoop
opkijken = bang zijn = bewonderen = schrik hebben = vrezen = aanhikken = duchten = schrik hebben van = opzoeken = opzien
verwaarlozing = nalatigheid = onbruik = achteloosheid
pianist = pianola
ontwikkelingshulp = ontwikkelingswerk
concilie = sanhedrin = raad
woongelegenheid = honk = home = woonruimte = woning = huis = heem = tehuis = thuis = behuizing
spuit = injectie = schietgeweer = inspuiting = spuitje = schietijzer = injectiespuit = karabijn = injectiespuitje = proppenschieter = geweer
dries = braakland = valg = valgeland
griet = brok = poppetje = kuiken = spetter = pop = stoeipoes = babe = meiske = poes = meid = kanjer = stuk = meisje
medicijnflesje = flesje = fiool = ampul
hematoom = uitstorting = bloeduitstorting = extravasaat
aankloppen = kloppen
bijenvolk = bijenkorf
parmezaan = parmezaankaas = Parmezaan
mnemoniek = mnemotechniek
slipsteek = schuifknoop = strikknoop
architect = vormgever = ontwerper = bouwmeester = bouwkundige
Odin = Wodan
werkbank = bank = workmate
verfkwast = penseel
pond sterling = Engelse pond
langarmaap = langarmapen = gibbon
wasbeurt = was = spoelwater = lotie = waswater
navelstreng = navelsteng = navelsnoer
luik = rolluik = luikje = sluiter = vensterluik = doorgeefluik = blind = raamluik = lensafsluiter
vergrijzen = verouderen = verouwelijken
geelkoper = messing = bugel = koper
peerd = ros = paard = viervoeter
grandeur = grootsheid = praal = pracht = glans = heerlijkheid = luister = majesteit = schittering
canapé = bank = sofa
toiletartikel = toiletartikelen
knoest = noest = kwast = knoop = kwar
deelteken = umlaut = trema
mantelzak = jaszak
bliksem = weerlicht = bliksemschicht = bliksemflits = bliksemstraal = schicht
procuratie = volmacht
influenza = griep = zo vader, zo zoon
excuseren = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = wettigen
ontwikkelingstheorie = darwinisme = evolutieleer = evolutionisme = evolutietheorie = ontwikkelingsleer
ontstijgen = overtreffen = voorbijstreven = overvleugelen = overstijgen = overstralen = verbeteren = uitstijgen = uitsteken
disco = ballroom = dansgelegenheid = dancing = danstent = balzaal = discotheek = discobar = danszaal
rondbanjeren = luilakken = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen
ambassadegebouw = ambassade
crediteur = schuldeiser
karmijnrood = karmozijn = karmozijnrood = karmijn
openingsplechtigheid = inauguratie = initiatie = inwijding
windsnelheidsmeter = windmeter
diakriet = diakritisch teken
tussenschakel = link = schakel
muziek = toonkunst = bladmuziek = partituur
ruggenmerg = ruggemerg
vespers = vesper
suikerachtig = suikerhoudend
loonstrookje = loonstrook
Caelum = Graveerstift
bierhuis = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = café = schenklokaal = drankhol = pub = dranklokaal = kroeg
hoofdtooi = hoofdversiersel
geheim = geheimpje = mysterie = verborgenheid
rapporteren = omschrijven = melden = gewagen = beschrijven = vermelden
irredentistische = irredentistisch
muggenziften = mierenneuken
gewagen = omschrijven = melden = rapporteren = beschrijven = vermelden
belichten = verluchtigen = bespreken = verlichten = illumineren
kolenstof = brandzwam = brandzwammen
belegeren = belagen
antecedentenonderzoek = doorlichting = sonde
overtreder = bedrijver = indringer = pleger = boosdoener = insluiper = schuldige = dader
herstellingswerk = stopwerk = lapwerk = reparatie = redres = herstel
prijs = prijsje = inschrijfgeld = beloning = inschrijvingsgeld = accolade = honorarium = bekroning = premie = gage = vacatie = prijskaartje = loon = vacatiegeld = buit
uithangen = verkeren = neerhangen = voordoen = zitten = bevinden = betonen = ophangen = pozen = ophouden = vertoeven = wezen = verwijlen = zijn = hangen = houden = volhangen = toeven
kreeft = zeekreeft = Kreeft = Cancer
periode = era = poos = wijl = momentje = poosje = tijdje = tijdperk = tijdrekening = een hele tijd
anticiperen = vooruitlopen
hemelvaart = beklimming = stijging = Maria-ten-hemel-Opneming = opklimming = opkomst = opstijgen = Hemelvaart = Maria-Hemelvaart = bestijging
vulgarisatie = popularisatie = popularisering
onderwijzen = leiden = aanleren = vormen = lesgeven = opleiden = trainen = onderrichten = opvoeden = bijbrengen = geven = leren = scholen = doceren
moedeloosheid = defaitisme = neerslachtigheid = droefgeestigheid = kleinering = depressie = somberheid = verslagenheid = zwaarmoedigheid = gedeprimeerdheid = misnoegdheid = mismoedigheid = verworpenheid = vernedering = radeloosheid = wanhoop = demoralisatie = pessimisme
mandje = korf
ellepijp = el
liefdesspel = geflikflooi = getortel = liefdespel = gevrij = vrijpartij
lymfatisch systeem = lymfvatenstelsel = lymfevatenstelsel
kruizemuntkruid = Munt = kruizemunt
waterkan = wijnkan = wijnkaraf = karaf
werkgebied = gebied = werkplek = district = rayon = job = werkplaats = regio = grondgebied
overtreffende trap = superlatief = spits = hoogtepunt = toppunt = top
leugenaar = jokkebrok = bedrieger = draaikont = liegbeest
afloop = uiteinde = onthulling = einde = expiratie = pointe = verloop = ontknoping
etnoloog = volkenkundige = ethnoloog
translocatie = verplaatsing = omzetting = transpositie
planimeter = vlaktemeter
Gemenebest Dominica = Dominica
algen = alg = zeewier = wier = wieren = alge
hemdje = condoleren = hemd = onderhemd
belastingbetaler = belastingplichtige
prinses = koningin
bultenaar = gebochelde = bochel
aandraaien = vastdraaien
binnenvaren = invallen = binnenkomen = binnenlopen
cargadoor = scheepsbevrachter
scorebord = uitslagenbord
stootzak = bokszak
onthouding = zedigheid = celibaat = abstinentie
laag = legster = legger = onderlaag = luchtlaag = klas = film = geleding = categorie = onderliggende reden = klasse = sfeer = substraat
branch = tak = vertakking = bedrijfstak
krulstaart = zwijn = varken
ruggegraatswervel = wervel
prentkaart = prentbriefkaart = ansicht = kaart = ansichtkaart = briefkaart
mail = elektronische post = email = e-mail
opluchting = verademing = bevrijding = geruststelling = leniging = ontlasting = verlichting
vaccinatie = inoculatie = inenting
Alsatia = Elzas
volksleider = agitator = volksmenner = demagoog
intubatie = canulatie
standvastige = onverzettelijke
weersgesteldheid = weerstoestand = weersomstandigheden = weer = weder = weersomstandigheid
quarantaineperiode = quarantainehaven = quarantaine
hoes = mouw = meubelhoes = platenhoes
gevoeligheid = fijngevoeligheid = susceptibiliteit = dispositie = teerhheid = aanleg = lichtgevoeligheid = tact = sensibiliteit = lichtgeraaktheid = vatbaarheid = fijnzinnigheid = ontvankelijkheid = predispositie
molest = geweldpleging = gewelddadigheid = molestatie
buddyseat = buddy-seat = duozadel = duozitting
geluidscassette = band = cassettebandje = audiocassette = magneetband = tape = geluidsband = bandje = cassetteband
bontje = vacht = pels = bont
duchten = bang zijn = schrik hebben = vrezen = aanhikken = opkijken = schrik hebben van = opzien
bespiegelen = reflecteren = nadenken
heden = vandaag = nu
kaak = onderkaak = kakement = kaaksbeen = schandpaal
appelwijn = cider
kloppartij = gevecht = knokpartij = handgemeen = vechtpartij
vuurmakers = aanmaakblokje
het uitbreken = explosie = uitbraak = uitbarsting
boodschappentas = sporttas = tas = zak = rugzak = shopper
golfbeweging = fluctuatie = wankeling = schommeling = slingering = slingerbeweging
wichelroedeloper = pendelaar = rabdomant = roedeloper = radiësthesist
krachttoer = krachtdaad = tour de force
visser = sportvisser = vissersvrouw = hengelaar
inside-information = inside information
criterium = maatstaf = referentiepunt = omloop = toetssteen = normering = standaard = norm = ronde = wielerkoers = wielerwedstrijd = benchmark = wielerronde = graadmeter
raadsman = counselor = advies = mentor = advocate = jurist = verdediger = raadsvrouw = voorlichting = advocaat = pleiter = voorspraak = consulent = raadgever = adviseur
sneeuwhoen = patrijs
menstruatie = maandbloeding = maandstonden = ongesteldheid
gevechtswagen = tank
huizen = wonen = verblijven
insectenkunde = entomologie = insectologie
lijm = kleefpasta = plakspul = kleefstof = plaksel = plakmiddel = gom = hechtmiddel = kleefmiddel = adhesief
kost = onderhoud = onderhoudsbedrijven = levensonderhoud = subsistentie = bestaan
gokhol = speelhol = gokpaleis = speelbank = speelhuis = goktent = casino
muzieksleutel = sleutel
chloorfluorkoolwaterstof = cfk = chloorfluorkoolstof = Chloorfluorkoolstofverbinding
inperken = inkrimpen = volstaan = terugdringen = indammen = limiteren = begrenzen = bepalen = beperken
verderf = hel = eeuwige = verdoemenis = vervloeking = anathema = nemesis = vloek = maledictie = doem
cassetteband = band = cassettebandje = audiocassette = magneetband = tape = geluidsband = bandje = geluidscassette
kladversie = sketch = concept = kladje = praatstuk = wissel = aanzet = trek
huwelijksreis = wittebroodsweken
situatie = bedoening = positie = ligging = hoedanigheid = toestand = stand = boel = kwaliteit
kaliumnitraat = salpeter
browser = webbrowser
aegis = bescherming
pollinose = pollenkoorts = hooikoorts = pollinosis
densiteit = soortelijke massa = soortelijk gewicht = compactheid = dikte = dichtheid = consistentie
postauto = postbode = postbezorger = brievenbesteller
rekenautomaat = rekentuig = rekenmachine = zakrekenmachine
eigendomsbewijs = titel = eigendomscertificaat
koortsuitslag = herpes labialis = herpes febrilis = herpes simplex
obligaat = solopartij = obligatist = solist = solozanger = obligaatstem = solo
absorbeerbaarheid = absorptievermogen = opnemingsvermogen
stoomketel = ketel = warmwaterketel = verwarmingsketel = cv-ketel
uitgaven = besteding = uitgaaf = uitgave = onkosten = kosten
mobile = mobiel
oud-strijder = oorlogsveteraan = oudgediende = veteraan
emigrant = uitwijkeling = landverhuizer
verkoelen = afkoelen = luwen = verfrissen = bekoelen = koelen = verkillen
nieuwsblad = bulletin = krantenpapier = gazet = courant = staatsblad = dagblad = krant = nieuwsbrief
podagra = pootje = jicht
spanlijn = stormlijn = scheerlijn = tuidraad = tui
passagiersgoed = bagage
slaapkamer = slaapvertrek
absorptiemiddel = schokdemper = neutronenvanger
credo = devies = kernspreuk = leuze = geloofsbelijdenis = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = zinspreuk = confessie
ongedurigheid = roerigheid = rustloosheid = bezorgdheid = onrust = gejaagdheid = beroering = gewoel
aanbesteding = overeenkomst = contract = verband
priesterambt = priesterschap
bescheidenheid = ingetogenheid
gerucht = gesmoes = kletspraat = achterklap = roddel = roddelpraat = mare = roddelpraatje = kletspraatje = konkelarij = geroddel = geklets = geruchten = praatje
DoJ = gerechtigheid = rechtvaardigheid
eredienst = viering = godsdienstplechtigheid = liturgie = dienst = kerkdienst = godsdienstoefening = kerk
olifant = jumbo = dikhuid
kolk = koker = afvalput = kiepelton = maalstroom = sluis = sluiskolk = wiel = beerput = rioolput = draaikolk = neer
schuldig = schuldgevoel = schuld
boekenworm = boekworm = lettervreter = boekenvreter = boekenwurm
astmapatiënt = astmatisch = astmaticus
siersel = paruur = verfraaiing = ornament = aankleding = versiersel = versiering
areometer = vochtweger = gravimeter = hydrometer
windsingel = windscherm = houtsingel
grootpapa = bompa = grootvader = opa
misser = dommigheid = flater = misslag = stommigheid = ketsstoot = blunder = juffrouw = mejuffrouw = uitglijder = stupiditeit = miskleun = ezelachtigheid = domheid = enormiteit = zeperd = misstoot = schuiver = misgreep = stommiteit
calciumcarbid = carbid
verslijten = vinden = beschouwen = achten = aanzien
schuurder = vlakschuurmachine = schuurmachine = slijpmachine
doffe e = sjwa = schwa
confrater = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = collega = gildenbroeder
koordans = rei = rondedans = reidans
in vertrouwen = vertrouwen = toevertrouwen
ravegekras = ravengekras
soporatief = hypnoticum = slaapmiddel
zwaarmoedigheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = moedeloosheid = somberheid = gedeprimeerdheid = depressiviteit = verslagenheid = misnoegdheid = zwartgalligheid = bedruktheid = dysforie = treurnis = triestheid = depressie = dofheid = somberte
dispositie = bui = susceptibiliteit = geestesgesteldheid = humeur = aanleg = gevoeligheid = lichtgeraaktheid = vatbaarheid = luim = gedragspatroon = karakter = ontvankelijkheid = stemming = predispositie = gemoed
leverkruid = levermos
onafhankelijkheid = autonomie = autarchie = mondigheid
onverschrokkenheid = heldenmoed = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = onversaagdheid = heroïek = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid
voortrekken = voorkeur geven
steek = maas = speldenprik = hatelijkheid = stekeligheid = messteek = punthoed
proponeren = voorstellen
uitgever = uitgeversmaatschappij = uitgeverij
regenmoesson = moesson
wrakstukken = steenbik = restanten = puin = wrakstuk = bik = wrakhout
liberalisme = vrijzinnigheid
held = hoofdrolspeler = romanheld = heldin = protagonist
gastgever = organisator = gastvrouw = gastheer
strobedekking = strodak
clavecimbel = klavecimbel
machinestraat = lijn = montageband = productielijn = lopende band = straat = productiestraat
portefeuille = portemonnee = portfolio
bandiet = schavuit = rover = boef = struikrover = booswicht = picaro = onverlaat = boosdoener = misdadiger = snoodaard = slechterik = schoft = schurk = gauwdief = schurkenrol = schoelje
gouverneur = stadhouder = landvoogdes = onderkoning = landvoogd = ruwaard = goeverneur = regent
vleugelpiano = vleugel
boodschappenwagentje = caddie = winkelwagen = karretje = winkelwagentje
stoptrein = omnibus = boemeltrein = lokaaltrein = lokaaltje = boemeltje
dood = overlijden = heengaan = verscheiden
hoge ome = bondsbons
pepsine = pepsase
watermot = schietmot
lazuriet = lazuur = lapis lazuli = lazuursteen = blauwsteen = azuursteen
pamflet = vlugschrift = boekje = brochure = map
vooruitzien = voorzien
beleggingsmaatschappij = beleggingsfonds = investment-trust = fund
lijnzaadolie = lijnolie
energie = pep = slagkracht = pit = kloekheid = arbeidsvermogen = fut = puf = daadkracht = geestkracht
obesitas = zwaarlijvigheid = vetzucht = vettigheid
invreten = uitvreten = corroderen = uitbijten = inbijten = aanvreten = bijten
langer blijven dan = nablijven = schoolblijven
appreciatie = waardering = achting
delibereren = beraadslagen = confereren
onbuigzaamheid = rigiditeit = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = stugheid = starheid = stijfheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid
duppie = dubbeltje = hondje = witje
randverschijnsel = randgebeuren
defensie = afweer = achterhoede = verdediging
Bangla = Bengaals
allitereren = allittereren
menger = blender = mixer = mengbeker
sectie = buurt = kwartier = stadsdeel = obductie = peloton = tak = nabespreking = autopsie = dissectie = lijkschouwing = wijk = onderdeel = departement = lijkopening = necropsie = element = gegeven = afdeling
superstar = grootheid = ster = beroemdheid
waterhoos = waterspuwer
omtrekken = omgooien = omleggen = omknikkeren = omcirkelen = omkeilen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omsluiten = omringen = omduwen = omverduwen = omgeven = omverwerpen = insluiten = omverkegelen
doodslaan = kapotslaan
tekenplank = tekenbord
aluminiumtrioxide = alumina = aluminiumoxide = aluinaarde
onverwacht = variantie = afwijkend = contradictorisch
erop lijken = lijken op
ruimtevaartuig = ruimteschip = ruimtevaartuigen = ruimtetuig
fixeermiddel = bad
superioriteit = eminentie = uitmuntendheid = voortreffelijkheid
verzenmaker = kladschrijver = liedjesschrijver = prulschrijver = scribent = rijmelaar
feestganger = feestvierder
percentage = procent
verkrijgen = scheppen = winnen = ondervinden = komen = aankomen = nemen = verwerven = bekomen = leren = opsteken = meenemen = beërven = ontvangen = krijgen = maken = doen
schoppen = scheppen = schep = trappen = spade = schup
onderzoeker = vorser
achtervolging = jacht
inwijkeling = ingewekene = immigrant
lijnen = afslanken
schuiflade = schuif = schuifla = la = lade
grijze = gray = grijs
oplosmiddel = oplossend middel = medium = verdunner
insolentie = impertinentie = onbeschaamdheid = brutaliteit
bingo = fuif = lotto = lottospel
kuch = hoest
thesis = proefschrift = dissertatie = doctoraalscriptie
waterloop = laak = beek = stroom = wetering = lee = watering
afschampen = afspringen
ace = aas
seringen = sering = lila
vier = quaternion = vijf
universaliteit = generaliteit = algemeenheid
boekbinder = binder
altaar = offeraltaar
populierenhout = klompehout = klompenhout = populierehout
drang = bewijslast = plicht = belasting = aanvechting = dwang = zwaarte = druk = last
kloosterbroeder = monnik = kloosterling = convers = bedelbroeder = mendicant = bedelmonnik = lekenbroeder = ordebroeder = cenobiet = frater = broeder
schoonheidsbehandeling = aangezichtszenuw
herriemaker = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = branieschopper = pronken = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper
magere melk = afgeroomde melk = taptemelk = schepmelk = ondermelk
verspieder = geheim agent = dwarskijker = spion
pituïtrine = hypofyse
wiel = stuurwiel = rad = stuur = kolk
bakker = broodmachine
boortje = bit = mondstuk = gebit
vrouwelijk monster = vampirella = vampier = lamia
gaas = tetra = weefsel = maas
2de plaats = runner-up
zonnen = bakken = zonnebaden
omploegen = beploegen = doorploegen = omleggen
belastingbandje = sigarenbandje = banderol = bandje
fêteren = huldigen
moraliteit = moraal = zinnenspel = zeden = moralisme = zedenspel = zinnespel = zede
invalshoek = zienswijze = blik = optiek = oogpunt = beschouwing = gezichtshoek = visie = hoek = gezichtspunt = standpunt = zienswijs = kijk
plens = plomp = plons = plemp
krijgsvoering = krijg = oorlog = oorlogvoering = krijgsbedrijf
geboortebewijs = geboorteakte
doodsbrief = rouwadvertentie = doodsbericht = necrologie
sijsjeslijmer = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
lijkauto = lijkkoets = lijkwagen
hakbijl = bijl = houthakkersbijl = akst = aks(t) = aks = strijdbijl
appelsienenboom = sinaasappelboom = sinaasappel = appelsien
geiteoog = geitenoog
ruil = valutaswap = verruiling = ruiling = valuta-swap = swap
misogynie = vrouwenhating
voldoening = tevredenheid = vergenoegdheid
microspore = bedwelmingsmiddel = intoxicant
bergpiek = bergtop = piek = bergspits
scheerlijn = spanlijn = stormlijn = tuidraad = tui
onomkeerbaar = irreversibel
overspelige man = ontuchtige = overspelige = echtbreker
wijn = druivennat = druivenat
neodymium = neodynium
schoudergordel = schouder
heksensabbat = Sabbat = sabbat
eindprodukt = eindproduct
gehoorzaamheid = gedweeheid = buigzaamheid = volgzaamheid = toegeeflijkheid = meegaandheid = gewilligheid = dociliteit = inschikkelijkheid = consideratie
raper = pleisteraar = stucwerker = pleisterwerker = stukadoor
binnentreden = binnenlopen
theeëi = thee-ei
auspiciën = voorteken = patronage = omen
inspecteur = controleur = inspectrice
Tafelronde = tafelronde
kruid = specerij
kinnesinne = nijd = ijverzucht = naijver = jaloezie = jaloersheid = afgunst
hersenklier = hersenaanhangsel = epifyse = hypofyse = pijnappelklier
tolk = vertaalster = vertolker = drogman
beledigen = insulteren = belediging = dissen = verbranden = krenken = froisseren = brandblaar = grieven = smaden = vernederen = affronteren = uitschelden = affront = kwetsen = smaad
nesteling = vanvalk
geworden = overkomen = geschieden = gebeuren
schoolangst = schoolvrees
zendruimte = bandbreedte = luchtruim
abdiqueren = verstoten = abdiceren = aftreden = afstand doen = weigeren = afwijzen
haar opwachting maken = tevoorschijn komen = optreden = zijn opwachting maken = komen = verschijnen = vertonen = opdoemen
jasje = jas
wilde = natuurmens = kannibaal = barbaar = wildebras = robbedoes
leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = prediking = predikatie = homilie
lawaai = kabaal = herrie = geraas = leven
aërometer = luchtmeter
druppel = parel = drup = druppeltje = drop
hertejong = hertenjong = reebruin = hindekalf
alcoholist = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = nathals = zuiper = spons = natnek
espresso(-koffie) = espresso = espressokoffie
proportie = dimensie = afmeting = maat = verhouding
paraffineolie = paraffine-olie
verwensing = krachtterm = banvloek = vervloeking = anathema = godslastering = vloek = ban
biogenetisch = biogeen
bard = poëet = woordkunstenaar = zanger = verzenlijmer = dichter
roggebrood = roggemik = rogge
wantoestand = misstand = afdwaling
erwtensoep = snert
elektrocardiogram = cardiogram = ecg = cardiograaf = e.c.g.
grafdelver = koster = grafgraver = doodgraver = kosteres
olieplak = olievlek = drijvende olielaag = oliefilm
uitreiken = cadeau = geschenk
onbruik = verwaarlozing
ophemelen = loven = bewieroken = prijzen = verheffen = verheerlijken
knickerbocker = kuitbroek = plusfour = drollenvanger = kniebroek = pofbroek
hobo = schooier = zwerver = clochard = zwerfkat = dakloze = tramp = vagant
voorstel = aanbod = suggestie = bod = aanbieding = propositie
kneedbaarheid = buigzaamheid = wendbaarheid = smeedbaarheid
omhooggaan = opslaan
minutenwijzer = minuutwijzer
narcis = botergeel = gele narcis = anatto
schemerdonker = schemer = tweelicht = schemerlicht = schemering = halfdonker = schemerduister = halfduister = deemstering
hybridiseren = kruisen
Ests = Estisch = Estlands
antisepticum = desinfecteermiddel = ontsmettend middel = ontsmettingsmiddel
maximaliseren = maximeren
recuperatie = heling = genezing = terugwinning = revalidatie = convalescentie = genezingsproces = hergebruik = recirculatie = reconvalescentie = hercirculatie = recycling = beterschap = rehabilitatie = herstel = recyclage
geloei = gedonder = loeien = boe = jank
oogschelp = lenskap = lensklep
kniezer = nijdas = zuurpruim = kribbenbijter = azijnpisser = galbak = nurks = kribbebijter = sacherijn = chagrijn = netenkop
cluster = span = bos = troep = tros = unit = stel
wensen = wens = toewensen
haarvatennet = haarvatenstelsel
rolschaatsplank = skateboard = skate-board
mecenas = sponsor = schutsheer = beschermheer = steun = beschermer
echopeiling = echolokatie
stagnatie = stremming
uitschuifladder = optrekladder = inschuifladder = opsteekladder = schuifladder
friseertang = haarkruller = friseerijzer = krultang
corioliseffect = corioliskracht
uitwas = buitenissigheid = exces = buitensporigheid = extravagantie
opa = bompa = grootvader = grootpapa
uitdenken = ontwerpen = verzinnen = uitstippelen = bedenken = concipiëren = plannen = vinden
spermatozoön = spermacel = sperma
sublimeren = zuiveren
ik zoek een baan = lood
alarminstallatie = alarminrichting = alarm = melder
aristocraat = jonker = landjonker = patriciër = jonkheer = edelman
strenge meester = zedenmeester = fatsoensrakker = moralist = zedenprediker
verbluffing = verwondering = stomme verbazing = verbazing = bevreemding = verbijstering = verrassing
onthullen = uitstorten = reveleren = uitgieten = ontsluieren = ontboezemen = verspreken = ontdekken = blootleggen = openbaren = blootstellen = tot de ontdekking komen
bezitter = patroon = eigenaar = partner = mede-eigenaar = drager
penseel = potlood = verfkwast = kwastje = crayon
onttovering = afknapper = ontgoocheling = ontnuchtering = desillusie = teleurstelling
zigeuner = rom = ROM = zigeunerin = gipsy = Roma
koppigaard = stijfhoofd = stijfkop = keikop = kopstuk
voorbijstreven = overtreffen = overvleugelen = ontstijgen = overstijgen = overstralen = verbeteren = uitstijgen = uitsteken
bookmaker = boekmaker
remplaçant = vervangingsmiddel = vervanger = substituut = surrogaat
stalen ros = rijwiel = velo = fiets
syntaxis = zinsbouw
oppijpen = overdrijven = opblazen = opkloppen = overtrekken = hyperboliseren = kleuren = chargeren
passer = omvang
voornacht = kleine uurtjes
hachelijke situatie = toestand = benarde toestand = netelige positie
zeeëgel = zee-egel
stel = cluster = paar = bos = twee = unit = stelletje = span = koppel = tweetal = duo = troep = tweespan = brilstand = tros
afspraak = verdrag = afspraakje = aanstelling = deal = rendez-vous = akkoord = convenant = overeenkomst = ordening = regeling = rangschikking
accuratesse = echtheid = precisie = nauwgezetheid = preciesheid = promptheid = correctheid = exactheid = nauwkeurigheid = waarheid = zorgvuldigheid
melkfabriek = melkboer = zuivelfabriek
zullen = willen = dienen = hebben = moeten
schepel = buisstuk
koorts = begeerte = honger = zucht = verhoging = temperatuur = dorst
monade = afgietseldiertje
drager = patroon = eigenaar = draaggolf = bezitter = partner = zendgolf = mede-eigenaar
natuurlijke hulpbron = grondstof = hulpbron
partner = handelsgenoot = levenspartner = maat = patroon = eigenaar = drager = associé = makker = bezitter = maatje = vennoot = echtgenoot = deelgenoot = mede-eigenaar = medewerker = compagnon = lid = wederhelft
Clotho = Klotho
afgrendeling = isolering = isolatie = afzondering
pauken = pauk
cataclysme = natuurramp = ramp = catastrofe
najagen = jacht = beoefenen = achtervolgen = achterna zitten
gingivitis = tandvleesontsteking = parodontitis
Bahamas = Bahama-eilanden = Bahama's
ballast = bedding = ballastbed
noodrem = handrem
laten schrikken = schrikken = opschrikken
composeren = redigeren = bedaren
twijfelen = verdacht = schromen = talmen = dralen = weifelen = dubben = betwijfelen = treuzelen = wankelen = aarzelen = verdenken = afvragen
aanwijzing = aanduiding = indicatie = vingerwijzing = indicie = symptoom = teken = spoor
amethyst = amethist
dwerg- = dwerg = lilliputter = mini-
rooms-katholicisme = papisme
schotel = gerecht = paraboolantenne = satellietschotel = schotelantenne
ontdekker = ontdekkingsreiziger = fortuinzoeker = avonturier = goudzoeker = gelukzoeker
reorganisatie = hevige schok
opaalglas = melkglas = matglas = witglas
biest = colostrum = zucht
harpspeler = harpist
motorbril = schutbril = sneeuwbril = stofbril = veiligheidsbril = uilenbril
opulentie = zeelde = rijkdom = weelde
turen = staren
kwispedoor = spuwbakje = spuugbak
oceanografie = zeekunde = oceanologie
kokospalm = kokosboom = klapper = kokosnoot = klapperboom
onbedorvenheid = argeloosheid = naïviteit = onschuld = naïveteit
uitmonding = riviermonding = muide = riviermond = uitloop = mond = monding
ordekleed = habijt = monnikengewaad = pij = kap = monnikspij
Cuzco = Cusco
elegie = klaagzang = lamento = treurdicht = lijkzang = dodenmis = klaagdicht = treurzang = jammerzang = treurlied = klaaglied = requiem
dierenrijk = fauna = dierenwereld
bejaardentehuis = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardenoord = bejaardenhuis = verpleeginrichting = verpleeghuis = verzorgingscentrum = verpleegtehuis
dwarshout = kruisbalk = kalf = dwarsbalk
geestesproduct = idee = geesteskind = schepping
rondbrieven = rondstrooien = rondbazuinen = uitdragen = verspreiden = uitbrieven
schaterlach = bulderlach
strandboulevard = promenade = esplanade = boulevard
kiemplant = zaailing = kiemplantje = poteling
bedrijfsleiding = management = hoofdbestuur = raad van bestuur = bedrijfspolitiek = directorium = beheer = bestuurscollege = opperbestuur = directoraat = administratie = directie = bestuurslichaam = bedrijfsvoering
civilisatie = beschaving = cultuur = ontwikkelingsniveau = bewoonde wereld
vierkantswortel = wortel = kwadraatswortel
smakelijk = heerlijk = lekker
groeien = wassen = aangroeien = vermeerderen = aanwassen = meerderen
mening = denkbeeld = oordeel = overtuiging = gevoelen = opvatting = gedachte = inzicht = inzien = stellingname = convictie = gezindheid = zin = opinie = standpunt
sieraad = juwelen = kleinood = snuisterij = prularia = bijou
gebedel = bedelarij
inversie = omkering = reversie = interversie
curriculum = leerplan = methode
toerenteller = tachometer = snelheidsmeter
cirkelsector = kwadrant = sector
screenen = doorlichten
dikkopje = kikkervisje = donderkop = dikkop = donderpad = kwakbol
muziekstandaard = lessenaar = muzieklessenaar
zeef = zift = vergiet = zaal
shekel = sjekel
vastigheid = zekerheid
versteviging = versterking
boekmaag = bladmaag
mededelingenbord = plakbord = prikbord
blast = moedercel
voordrager = voordrachtkunstenaar = voordrachtskunstenaar = declamator
eindoordeel = decisie = besluit = conclusie = slotsom = gevolgtrekking = afgeleid gegeven = beslissing = bevinding
feestgewoel = feestgedruis = feestvreugde
uitstellen = voor zich uitschuiven = vertragen = temporiseren = verschuiven = opschorten = opschuiven = talmen = oponthoud = rekken = verdagen = aanhouden
azotum = nitrogeen = stikstof
schoelie = gangster = schurk
zeepkwast = scheerkwast
gastvrij onthalen = gastvrij ontvangen = amuseren = ontvangen = onthalen
wegwissen = wissen = vegen = poetsen
kopje = bakje
anoa = Anoa
gokker = daghandelaar
herenhuis = patriciërshuis = villa
woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar
sukkeldrafje = sukkelgangetje = lynx
om zeep helpen = ombrengen = omleggen = mollen = doden = killen = om het leven brengen = vermoorden = koud maken = liquideren = afmaken
tallium = thallium
voeten = pootje = voet = poot
ambtenarenbestand = ambtenarenapparaat
trommelaar = trommelslager = drumspeler = drummer = slagwerker = tamboer
verdraaien = verdommen = vervormen = misvormen = refuseren = weigeren = verrekken = deformeren = vertikken = verwringen
reefer = marihuanasigaret = stickie = stick = joint
vreemdgaan = bedriegen = echtbreken
compartiment = coupé
VIP = hotemetoot = kanon = topman = hotemetotem = kopstuk = prominent = bons = bobo
gooien = kwakken = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = neergooien = plompen = kieperen = kukelen = smijten = mikken = zwiepen = lazeren = kegelen = casten = keilen = kogelen
telefooncentrale = centrale = devies = deviezen
jachtopziener = jachtopzichter = koddebeier = wildschut
waarom = weswege = weshalve = reden = waarvoor = drijfveer
inkeer = penitentie = boetedoening = wroeging = boetvaardigheid = spijt = berouw
backgammon = triktrak = bakspel
ketelbinkie = ketelbink = kajuitsjongen = scheepsjongen
malheur = ongeluk = accident = pech = tegenspoed = tegenslag = wanbof = ongeval
menukaart = menu = kaart = spijskaart
afhangen = hangen = liggen = aankomen = afhangen van = neerkomen
paternoster = bidsnoer = rozenkrans
hypsometer = hoogtemeter = altimeter
begrafenisonderneming = uitvaartcentrum
kiem = kerndeeltje = kern = oerbron = origine = wortel = begin = oorsprong = bron = atoomkern
overheidsdienaar = staatsdienaar = ambtenaar = officier = magistraat
herbarist = kruidendokter = kruidenkenner = herborist
opleving = revitalisering = opbloei = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = recidive = revival = herleving = oprisping = wedergeboorte
aanvraag = verzoek = petitie = rekest = vraag = petitionnement = smeekschrift = verzoekschrift
bijplaneet = maan = satelliet = trawant = wachter
meedingen = concurreren = rivaliseren = touwtrekken = vechten = opboksen = wedijveren = optornen = meten = mededingen
pompelmoes = grapefruit
trots = grootsheid = eergevoel = fierheid = eigendunk = zelfvoldaanheid
uitwissen = verwijderen = haalden door = haalde door = treffen
stuntwerk = bravourestuk = huzarenstukje = stunt
verwarren = door mekaar mengen = bedotten = verstrikken = in verwarring brengen = ontregelen = verbazen = verstoren = ontwapenen = beetnemen = verslaan = ontnuchteren = in de war brengen = dooreenhalen = verknopen = in de war schoppen = verbijsteren
stuitgeboorte = staartgeboorte
eierschaal = eierschelp = eierdop
botsen = bonken = stoten = collideren = caramboleren = aanbotsen = clashen
profilering = gieting
taalkunde = linguïstiek = taalbeschouwing = taalwetenschap
omnipracticus = huisarts = huisdokter
bourgeoisie = burgerij = middenklasse
moraalfilosofie = ethiek = moraal = moraaltheologie = zedenleer = zedenkunde = moraalwetenschap
uitoefening = oefening = oefenen = patroon = zich oefenen = stramien = gebruik = praktijk
cafeïne = coffeïne = theïne
schotelvod = vod = wisdoek = schoteldoek = vaatdoek
blender = menger = mixer = mengbeker
aanvoelen = invoelen = voelen
barak = lazaret = veldhospitaal
agro-industrie = bio-industrie = landbouwindustrie
spoedeisende hulp = SEH = CSO = centrale spoedopvang
opvulling = vloek = vulsel
lenigheid = wendbaarheid = souples = behendigheid = soepelheid
broekland = drasland = moerasgebied = donk = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = broek = zomp = dras = moeras
endocarpium = endocarp = steen
vuistgevecht = knokpartij
donderpad = kikkervisje = donderkop = dikkop = dikkopje = kwakbol
hilariteit = vrolijkheid = glee
banketbakkerswinkel = banketwinkel = confiserie = office
synoniemenlijst = synoniemenboek = thesaurus
schrik = angst = beklemming = bangheid = angstgevoel = plaag = gesel = vrees = benauwdheid
zoden = turf
voorloper = precursor = voorteken = voorbode
notebook = laptop = schootcomputer
client = klant = consultant = cliënt
filtersigaret = filter
complementair = aanvullend = complementaire kleuren
double = dubbel = stand-in
onbekwaamheid = invaliditeit = arbeidsongeschiktheid = lichaamsgebrek = handicap = gebrek
ontraden = uit het hoofd praten = afraden
peregrinatie = plotse stijging = zwerftocht = dwaaltocht = omzwervingen = wandelen = omzwerving = wandeling
buitenzintuiglijke waarneming = paragnosie = helderziendheid = clairvoyance
pacht = pachtsom = huurakte = huurcontract = pachtgrond = landhuur = huur = huurovereenkomst = pachtgeld
libellen = libel
chauvinist = patriot
schandvlek = vlek = klad = smet
vernis = beits = lak = vernislaag = laklaag
gerontologie = geriatrie
omvergooien = omgooien = omduwen = omknikkeren = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen
vat = vaatje = ton = fust = hulsel = loop
uitkijktoren = wachttoren
met vuur spelen = brinkmanship
primaat = hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = hogepriester = kwintessens = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = prelaat = kerkvorst = essentialia = opperpriester = bijzonderheid
blieven = houden van = schiften = uitverkiezen = opteren = believen = geven = gek zijn op = houden = kiezen = mogen = hechten = moeten = uitzoeken = uitkiezen = selecteren
mixen = samensmelten = mengen = vermengen = verbinden = combineren = samenvoegen = mêleren
Greenway = groengordel
uitvaartdienst = uitvaartplechtigheid = rouwdienst = graflegging = begrafenis = uitvaart = teraardebestelling
paratyfus = buiktyfus = tyfoïd
onderricht = cursus = didactiek = opvoedkunde = les = opvoeding = onderwijs = instructie
zelfbeheersing = wilskracht = bedaardheid = gelijkmoedigheid = beheersing = gelatenheid = zelfcontrole = kalmte
Reval = Tallinn
hogepriester = prelaat = pope = kerkvorst = pontifex maximus = opperpriester = paus = pontifex = primaat
levensfilosofie = levensvisie = levensbeschouwing = filosofie = wereldbeschouwing
bedevaartganger = bedevaarder = bedevaartsganger = pelgrim
driemaal is scheepsrecht = Pakistan = Islamitische Republiek Pakistan
Babyboom = geboortegolf = babyboom = geboortengolf
boetepreek = leerrede = boetpredikatie = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = prediking = predikatie = homilie
impasse = patstelling = hopeloosheid = uitzichtloosheid
diffamatie = belediging = laster = achterklap = roddelpraat = roddel = kwatongerij = belastering = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geroddel = geklets = vuilspuiterij = smaad
uitgangsverbod = avondklok
bisamrat = muskusrat
ontwenningsverschijnselen = abrupte ontwenning
pijnstiller = lenitief = palliatief = analgeticum
melksuiker = lactose = galactose
vospaard = vos
medeleven = deelneming = compassie = erbarmen = rouwbeklag = medevoelen = condoléance = medelijden = condoleantie = innige deelneming
afroffelen = aframmelen = afraggen = afjakkeren = zich haasten = afraffelen
existentiefilosofie = existentialisme
afneming = afname = verlaging = daling = vermindering = reductie = mindering = aftreden
concrement = steen
misvatting = misverstand = malentendu = dwaling = beoordelingsfout
ijzerwinkel = het is te duur = ijzerhandel
blokje = blok = houtblok
telluur = tellurium
case-work = casework
uitlokken = pesten = kwellen = tarten = provoceren
Microscoop = microscoop
dicarbonzuur = oxaalzuur
verspreiding = spreiding = verdeling = verbreiding = opdeling = distributie = uitdeling = logistiek
moederschap = materniteit
zelfwording = abiogenese = abiogenesis = autogenese
hoofdartikel = gelaatstrek = verslag = eigenschap
schaarste = gering aantal = geringheid
zenuwoorlog = zenuwenoorlog = psychologische oorlogsvoering
statenbond = confederatie = bondgenootschap = bondsstaat = alliantie = entente = unie = bond
brandgordijn = brandscherm
neen = ontkenning = nee = negatie
gazelle = gezelle = springbok
Mujahid = moedjahedien
kraamkamer = broedplaats = komaf = wieg = origine = nest = haard = afkomst = bakermat = oorsprong = vogelnest = herkomst
ideaalbeeld = ideaal = droom = droombeeld = wensdroom
modus = trant = mode = wijze = manier = aanpak = stijl = wijs
kunstsmeedwerk = smeedijzer
wieren = alg = zeewier = wier = algen = alge
diversiteit = variëteit = range = keuze = differentiatie = afwisseling = verscheidenheid = pluriformiteit = heterogeniteit = keur = variabiliteit = variatie = pluraliteit
keisteen = vuursteentje = zwerfkei = steentje = rotsblok = vuursteen = kei = zwerfblok
slinger = katapult
schrijfblok = notitieblok = blocnote
beëdigde verklaring = beëdigde schriftelijke verklaring
zijn opwachting maken = tevoorschijn komen = optreden = komen = verschijnen = haar opwachting maken = vertonen = opdoemen
apparaat = gadget = toestel = apparaatje
metselen = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = slokken = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen
portierswoning = loge
bladwijzer = inhoudsopgave = register = inhoudstafel = leeswijzer = boekenlegger = inhoud
primitief = primitieven
pegel = pieterman = piek = ijspegel = florijn = pop = gulden = ijskegel = pegels
soliditeit = betrouwbaarheid = degelijkheid = kracht
discussieprogramma = praatprogramma = talkshow = praatshow
termijn = aflossing = betalingstermijn = aflevering
opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen
huurling = huursoldaat
attractiepark = pretpark = lunapark = warande
defilé = cortège = processie = omgang = optocht = stoet
knorbeen = kraakbeen
administrateur = accountants-administratieconsulent = accountant = boekhouder = administrator = beheerder = controller
beursgebouw = foor = beurs
bankje = flap = bankbiljet = driezitsbank = briefje = flapje = prent = brief = ligbank = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier = banknoot
provincie = landerijen = open veld = landouwen = platteland = land = grondgebied
slijpsteen = wetsteen
deeltje = partikel = vuiltje = splinter
burcht = hol = slot = vesting = burg = toren = steen = kasteel = vossengat = fort = vestingwerk
onprettig = onplezierig = onaangenaam
hefboom = trede = koevoet = invloed = breekijzer
praatpaal = vertrouweling
spitsheid = scherpte = scherpzinnigheid = schranderheid = luciditeit = vernuft
gebed = bede = supplicatie = voorbede = smeekbede
parlement = praatbarak = volksvertegenwoordiging = dieet = Huis van Afgevaardigden = rijksdag
sokophouder = kousophouder = ophouder = kouseband = jarretel = kousenband = jarretelle = beugel = jarretel(le)
meezeulen = sjouwen = meesleuren = torsen = meeslepen = zeulen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen = rondsjouwen
broger = man = baas = mens = mannetje = jongen = manspersoon = heer = kerel = meneer = vent = heerschap = klant = pief = basserool = knaap = gast = pik
cyclotron = deeltjesversneller = elektronenversneller = versnellingsmachine = versneller
looien = leerlooien
begrip = notie = kennisneming = denkbeeld = concept = onderkenning = besef = idee = gedachte = opvatting = verstandhouding = ontwerp = benul = verstajem = overeenkomst = model
compressie = comprimering = verdichting = samendrukking
pruik = kuif = haar = hoofdhaar = haarstukje = beharing = toupet = haardos
huurwoning = verpachting = huurhuis = woning
hydrogeen = hydrogenium = waterstof
dweperij = dogmatisme = fanatisme = kwezelarij = bigotterie = starheid
voorbeschikken = predestineren = voorbestemmen
voorzijde = front = voorkant
molenaarster = molenaar
president = voorzitster = voorzitter
constateren = vaststellen = leren
beschikbaarheid = toegankelijkheid = aanwezigheid = voorhanden zijn = bruikbaarheid
talmud = talmoed = Talmoed
piccolo = omroeper
radiator = verwarmingselement
mechaniek = mechanisme
de hersens inspannen = dunken = peinzen = denken = reflecteren = de hersens laten werken = nadenken = het hoofd gebruiken
afgevaardigde = gecommitteerde = lasthebber = vervanger = delegaat = adjunct = gemachtigde = mandaathouder = gedeputeerde = plaatsvervanger = gedelegeerde = mandataris = zaakgelastigde
bundel = hoop = biels = bos = dissel = bosje = straal = schoof
uitbundigheid = enthousiasme = excuberantie = uitgelatenheid
beurtelings = verwisselend = afwisselen = wisselend = afwisselend
xerografie = fotokopie
strodak = strobedekking
gedenkdag = herdenkingsdag
parabel = fabel = apoloog = gelijkenis
kruisstelling = chiasma = chiasme
ogen = tonen = dunken = mikken = zien = dingen = voorkomen = nastreven = eruitzien = streven = lijken = schijnen
memorabilia = aandenken = herinnering = relikwie = souvenir
buitenaf = buitenkant
jachtseizoen = jacht = jachttijd
violatie = schennis = aanranding = infractie = verkrachten = verkrachting = schending
apin = aap = mensaap = aapje
landschapspark = nationaal park = natuurbeschermingsgebied = natuurgebied
adoratie = glorificatie = verheerlijking = verering = aanbidding
videocassetterecorder = video = VCR = videorecorder
oerwoud = jungle = rotzooi = rommel
bovengedeelte = bovenkant = kopstuk = bovenstuk = bovenste = bovendeel = bovenzijde
winter = wintertijd = winterseizoen
crucifix = roede = kruisbeeld
atoomkern = kern = kiem = kerndeeltje
wegknippen = afknippen
spiritisme = spiritualiteit
rolluik = luik = vensterluik = blind = raamluik
wacht = afwachten = uitkijk = bedienen = schildwacht = wachthuis = waker = wachten = wachter = verkenner = wachtpost
ontsmettingsmiddel = desinfecteermiddel = ontsmettend middel = antisepticum
charlatan = nar = kwakzalver
schot = afscheiding = verdeling = beschot = opdeling = schietpartij = splitsing
zeeoor = abalone
spraakzaamheid = praatzucht = polyfrasie = babbelzucht
hoekgraad = graad = booggraad
doorboring = perforatie
gekanker = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = geouwehoer = gemaal = gezeur
Bahama-eilanden = Bahamas = Bahama's
inspuiting = injectie = spuitje = spuit
uitschrijven = beleggen = samenkomen = samenroepen
bioscoop = filmtheater = bios = cinema
onderminister = ondersecretaris
gissen = raden = assumeren = presumeren
bandelier = patroontas
gelaatsexpressie = gelaatsuitdrukking = blik = gezicht = gezichtsuitdrukking = fysiognomie = fysionomie
ponterstok = ponder = unster = weeghaak
zwarthemd = fasciste = fascist = zwarthemden
openrollen = afrollen = ontrollen = loswikkelen = uitrollen = afwikkelen = afwinden
beloning = prijs = premie = bekroning = honorering = loon = accolade = buit
applaudisseren = uitroepen tot = toejuiching = uitroepen = applaudiseren = juichen = klappen
existentialisme = existentiefilosofie
Tsjecho-Slowakije = Tsjechoslowakije
honorering = beloning
tremolo = tremulant
frustreren = dwarsbomen = torpederen = afweren
Filipijn = Filippijn = Filippino
misverstaan = misvatten
ontevreden = misnoegd
onderwatersport = duiksprong = duiken = onderwaterzwemmen = duiksport = duik
gezemel = gezanik = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur
potsenmaker = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = grappenmaker = comediant
zaklantaarn = flashlight
damp = rook = stank = stoom = stomen = mist = nevel
roodkopererts = cupriet
ruishoorn = kinkhoorn
verzengen = versmachten = verschroeien = schroeien = blakeren = zengen = roosteren
aanvaller = centrumspits = puntspeler = spits = spitsspeler = belager = voorhoedespeler = midvoor = agressor = voorspeler
onwettig kind = onecht kind = buitenechtelijk kind = bastaard = liefdeskind
verveling = lusteloosheid
lamsvocht = vruchtwater
chaufferen = besturen
begunstigde = gebeneficieerde
notulen = proces-verbaal = minuut
verzuimen = over het hoofd zien = versloffen = missen = nalaten = verwaarlozen = verslonzen
thesaurie = financiën = geldmiddelen = geld = middelen = middel = vermogen
huishoudfolie = plastic folie
verificatie = bewijs = onderzoek = contra-expertise = detailonderzoek = beproeving = diepte-onderzoek = proef = diepteonderzoek = test
behangselpapier = behangpapier = behangsel = behang
vlees = vleessoort = menselijk lichaam = vruchtvlees
woonkamer = huiskamer = woonvertrek = living = zitkamer
doodmaken = ombrengen = doden = kapotmaken = dooddoen = vermoorden
Nicholas = Nicolaas
topografie = topologie
veeteelt = landbouw = veehouderij = akkerbouw
mineralogie = delfstofkunde
urineren = mictie
stalen = bezielen = tot leven wekken = versterken = kracht geven = sterken = verstevigen
jodenlijm = zever = speeksel = spuug
alias = bijnaam = naam = pseudoniem = schuilnaam
espadrille = spadrille
believen = blieven = houden van = schiften = uitverkiezen = opteren = geven = gek zijn op = houden = kiezen = mogen = hechten = moeten = uitzoeken = uitkiezen = selecteren
buisverlichting = tl-verlichting = neonverlichting = tl
abc = alfabet = basiskennis
keerkringsjaar = zonnejaar
opblaasboot = sloep = rubberboot = volgboot = roeiboot
gangboord = koebrug = gangpad = loopbrug = loopplank
mam = moe = moederlief = melkklier = moeder = moesje = mama = mamma = borstklier = mammie = moes = ma
schepje = schop = schep
logé = logeergast = slaper
landbouwbedrijf = boerenhofstede = hofstee = hoeve = boerenbedrijf = hofstede = boerenhofstee = boerderij
achterhalen = herkrijgen = hervinden = terugkrijgen = terugvinden = weervinden
gewrichtsband = band = ligament
adder = slang = aspis
jaargenoot = generatiegenoot = klasgenoot = schoolkameraad = schoolkennis = tijdgenoot
sportvrouw = sportman = jachtliefhebber = nimrod
diskettestation = floppy drive = diskdrive = harde schijf = floppydrive
verduisteren = donkerder = eclipseren = achteroverdrukken = omfloersen = donkeren = donker maken = donker worden = verdonkeren = verdonkeremanen = kleuren = worden = maken = donker
houtwol = houtkrullen = schaafkrullen = houtkrul = pakstro
taxibaan = rolbaan
vernietiging = deletie = destructie = verwoesting
g.g.d. = grootste gemene deler
bal = testikel = prop = kloot = homp = geslachtsklier = klomp = frommel = teelbal = testis = bol = zaadbal
watersalamander = salamander = pleurodelinae
vuist = voorhamer = smeedhamer = vuisthamer = schroothamer = moker = kloofbijl = hamer = smidshamer
aflevering = aflossing = bestelling = bezorging = toevoer = levering = leverantie = afgifte = betalingstermijn = aanvoer = termijn
snappen = betrappen = begrijpen = geloven = oppakken = attraperen = volgen = doorhebben = inzien = snorren = doorzien = vatten = bevatten = verstaan = weten
afsluitpremie = commissie = provisie = wat is je baan?
ontbinding = dissociatie
zijn plicht ontlopen = zich drukken
wortelboom = rizofoor
opstrijken = beuren = vangen = incasseren = toucheren = innen
geheugensteuntje = ezelsbrug = reminder = mnemotechniek = ezelsbruggetje
presumptie = presuppositie = postulaat = suppositie = hypothese = basisbegrip = premisse = grondbegrip = assumptie = vooronderstelling
middageten = lunch = noenmaal = middagmaal = twaalfuurtje = (licht) middagmaal
waterstofverbinding = hydride
Ulan Bator = Urga = Ulaanbaatar
kankergezwel = carcinoom
kuit = soera
rode = roodharige = rooie
glimmen = glunderen = stralen = afstralen
toucheren = incasseren = ontmoeten = beroeren = afspreken = beuren = vangen = raken = opstrijken = innen = aanraken
miljoenennota = miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming
gesprek = debat = forum = bespreking = conversatie = samenspraak = betoog = discussie = dialoog = uiting = dialoogvenster
passie = hartstocht
grafkist = doodskist = kist = lijkkist
verbrijzelen = pureren = malen
drukfeil = drukfout = erratum = typefout = misstelling
inkomstenbelasting = loonbelasting
Republiek Zambia = ik ben heet = Zambia
dagje = dagexcursie = dagtocht
scheepsvracht = vracht = wagonlading = cargo
verdwijnen = eclipseren = weggaan = smelten = heengaan = krimpen = wijken = teloorgaan = achteruitgaan = verzwinden = tenietgaan
klein bier = kleintje = trivia
kruisvaart = rondvaart = cruise = boottocht = zeiltocht
prijsbederf = dumping
traceerwerk = tracering
slacks = jeans = pantalon
bastaard = onwettig kind = bastaardhond = buitenechtelijk kind = straathond = vuilnisbakkie = hybride = onecht kind = liefdeskind
wijnkelner = sommelier
plagiaat = letterdieverij = letterroof
ferryboot = veer = pont = ferry = veerboot = pontveer = veerpont = veerdienst
steak = bief = runderlapje = biefstuk
nekstuk = halsstuk
reisgids = reisboek
verzekeringsmaatschappij = verzekeraar = verzekeringsbedrijf = assuradeur = verzekering = verzekeringsgever
C.D.-speler = cd-speler = compact-discspeler
Beëlzebub = Boze = demon = Mefisto = demoon = Satan = mefisto = duivel = droes = hellevorst = satan = lucifer = morgenster
elektriciteitscentrale = energiecentrale = krachtcentrale
pauze = rustpauze = ademhaling = respijt = verademing = break = onderbreking = ademteug = asem = adem = adempauze
leen = leengoed
vrije trap = vrije schop
hydroplaan = watervliegtuig
vroom = devoot = pieus = religieus = godzalig = godsvruchtig = godvrezend = godsdienstig = gelovig
loftuiting = gefeliciteerd = proficiat = roem = krediet = lof = felicitatie = gelukwens
riedel = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = sententie = loopje = wapenspreuk = credo = zinspreuk
fretzaag = fineerzaag = decoupeerzaag = figuurzaag
vrachtstuk = pakje = pak = pakket
personeelsafdeling = personeelszaken
kletteren = bergbeklimmen
laadbak = container = houder = laadkist
wegschuilen = schuilen = verbergen = wegduiken
fakir = derwisj = fakier
slagpin = drijfveer = slagveer = slagpen
kuster = kustschip = coaster = kustvaarder = kustvaartuig
kast = strafgevangenis = pot = schil = kleerkast = bak = gevangenhuis = kastje = gevangenis = kot = kledingkast = gevang = nor = strafinrichting = petoet = cachot = rijkshotel = bergkast = bajes = lik
mom = voorwendsel = masker = mombakkes = schijnreden = vermomming = pretext = smoes = schijngrond = dekmantel
leerplan = leermethode = onderwijsmethode = doceermethode = curriculum = methode
videoband = beeldband = video = videocassette
kommentaar geven = roddelen
egotist = egotripper = egoïst
Tsjechoslowaak = Tsjechoslovaak = Tsjech
snijden = ontmoeten = lubben = afknagen = kleinsnijden = castreren = ontmannen = aanspitsen = kruisen = versnijden
knippen = flitsen = schaar = knipperen
forensenverkeer = forensisme = woon-werkverkeer = pendelverkeer
dwaling = misvatting
boerenkermis = do = fuif
hotel-restaurant = hotel
kolenader = kolenlaag
huwelijkscadeau = huwelijksgeschenk
loopwerk = werk
verzaking = desertie
Gnocchi = gnocchi
dissel = straal = bundel = biels
hoofdbeuk = kerkschip = middenschip = schip = middenbeuk
consumptiebeperking = besnoeiing = bestedingsbeperking = bezuiniging = inkrimping
Mens erger je niet = mens-erger-je-niet
vreugde = festiviteit = verheugenis = geneugte = genoegen = plezier = feestelijkheid = blijdschap = blijheid = genot
aberratie = abnormaliteit = ecart = deviatie = anomalie = afwijking
stukje = part = stuk = gedeelte = hap = deel
geloofsverkondiging = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = kanselrede = sermoen = prediking = predikatie = homilie
krachtsinspanning = inspanning
aartsvader = huisvader = patriarch
homofiel = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = gay = mietje = homoseksuele = poot = reetkever = homo = nicht = holtor = bruinwerker
hergebruiken = recyclen = hergebruik = recupereren = herrijzen = recycleren = herwinnen = terugwinnen
overpeinzen = stilstaan bij = studeren = overwegen = contempleren = nadenken = overdenken = mediteren
beginselprogramma = beginselverklaring = manifest = intentieverklaring
blutsen = deuk
meidoorn = hagedoorn = hagendoorn = steendoorn
scribent = kladschrijver = prulschrijver = verzenmaker = rijmelaar
bijhalen = bijzetten
bakeren = koesteren = inbakeren
genodigde = gast = aanwezige = invité
syllabenschrift = lettergreepschrift
politoeren = likken = polijsten
et-teken = ampersand
betoveren = begeesteren = beheksen = fascineren = in verrukking brengen = boeien = charmeren = in vervoering brengen
paardenvlees = paardevlees
congregatie = kudde = verzameling = kerkvolk
herinterpreteren = reïnterpreteren
gezin = huishouden = huishouding = huisgezin = familie
afreis = overlijden = afwijking = vertrek
environments = milieu = omgeving = omstreken
egaliseren = aplaneren = gelijkmaken = nivelleren = slechten = effenen = vlakken = afvlakken
wipbrug = ophaalbrug = klepbrug = klapbrug = hefbrug = basculebrug = valbrug = hameibrug
opbrengen = uitvoer = produceren = opleveren = verdienen = doen
gretigheid = enthousiasme = impatience = begeerte
schrik hebben = bang zijn = vrezen = aanhikken = opkijken = duchten = schrik hebben van = opzien
aalmoes = technisch karakter = snipperwerk
kiessysteem = kiesstelsel
drogisterij = drogist = apotheek
rechtsgebied = rechtskring = gezagsgebied = jurisdictie = ambtsgebied = ressort = rechtssfeer = dienstkring
Imperia = keizerrijk = rijk
koffiedras = koffiedik = koffieprut = koffiedrab = prut
geitevel = geitenleer = geitenvel
babbelzucht = praatzucht = polyfrasie = spraakzaamheid
asthenie = slapte = zwakte
jurist = meester = advocate = verdediger = raadsman = wetgeleerde = advocaat = juriste = pleiter = voorspraak = rechtsgeleerde
follow-up = recensie
vertikken = verrekken = verdommen = verdraaien = refuseren = weigeren
taf = florentine = tafzijde
pater familias = huisvader = mijnheer
bewering = bewijsvoering = plechtige verzekering = beschuldiging = aantijging = stelling = stellen
Jozef = Josef
meetinstrument = meettoestel = meetapparaat = sonde = meetapparatuur = meter
bestraling = radiotherapie = irradiatie
modder = slobber = slik = bagger = slijk = smurrie = blubber = slib = prut
noodgebied = rampgebied
beschouwen = waarnemen = zien = gadeslaan = aanmerken = bezien = verslijten = bevinden = aanzien = houden = oordelen = aanschouwen = bekijken = schatten = kijken = achten = vinden
kruisproduct = kruispunt = doorsnijding = cartesisch product
aankoper = inkoper = koper = afnemer
tekstdichter = lyricus = tekstschrijver
woedeaanval = driftbui = hysterieaanval = woedeuitbarsting
sonarapparatuur = sonar
dierentuin = zoo = dierenpark = diergaarde
printplaat = print
vormleer = morfologie
voorspeller = toekomstvoorspeller = waarzegster = helderziende = waarzegger = ziener = profeet = koffiedikkijker
scepticisme = ongelovigheid = ongeloof = twijfelzucht
parenthese = haakjes
dager = eiser = aanklager = rekwirant
oponthoud = pitstop = vertragen = séjour = verschuiven = opschorten = uitstellen = opschuiven = talmen = rekken = verdagen = tussenstop = uitstel = verblijf = tussenstation = vertraging
naamafroeping = appel
gezever = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur
datering = dagtekening = datum
zwenk = wending = wenteling = draaiing = draai = draaibeweging = twist
hagel = schiethagel
medicament = drug = heelmiddel = drogeren = geneesmiddel = medicijn = farmacon
pvc = PVC = polyvinylchloride
inloggen = aanmelden
inauguratie = initiatie = inwijding = openingsplechtigheid
aanbreken = dagen = komen = rijzen = aankondigen
zoet brood = zwezerik
plantezijde = plantenzijde
schietgebed = ejaculatie
klantenbestand = cliënteel
moerbeivlinder = zijdevlinder
arrestant = gearresteerde = gedetineerde = gevangene
heilsoldaat = soldate = heilsoldate = soldaat
ontboezeming = confidentie
opeendringen = samendringen = samendrommen = samenstromen
voorziening = inrichting = faciliteit
accijns = cijns = verbruiksbelasting
hospitaal = ziekenzaal = ziekenhuis = gasthuis = verpleeginrichting = kliniek
gentlemen's agreement = herenakkoord
oorkonde = eigendomsrecht = akte
decreet = lastbrief = mandaat = resolutie = bevelschrift = orde = beschikking
natuurwetenschappen = natuurwetenschap = fysica
alcoholgebruik = drankgebruik
sleutelhanger = splitring = sleutelring
Cairo = Caïro
neerpennen = schrijven = spellen = pennen
schaamdelen = schaamdeel = onderlijf = pubes = pudenda = schaamstreek
heemtuin = arboretum = plantentuin = botanische tuin = hortus = heempark = hortus botanicus
bovenlijf = tors = torso = romp
begrotingsjaar = boekjaar = belastingjaar = dienstjaar
hot item = hot issue
delven = graven
aviateur = ballonvaarder = aëronaut = piloot = luchtvaarder = vliegenier = vlieger
controlepunt = doorlaatpost = controlepost
stopzetten = verdagen = onderbreken
mishemd = misgewaad = miskleed = gewaad
achterzak = kontzak
zonne energie = zonne-energie
verouderte uitdrukking = archaïsme
emissietheorie = emanatietheorie
Istanboel = Istanbul
eiland = eilandje = enclave
schroothamer = voorhamer = smeedhamer = vuisthamer = moker = kloofbijl = vuist = smidshamer
beërven = ontvangen = bekomen = krijgen = verkrijgen
perkamentpapier = ezelsvel
dichtvriezen = ijzelen
loswrikken = wrikken = loswroeten
elektriciteitsmeter = watturenmeter
lokartikel = aanvoerder
lekstralen = lekstroom
klavecimbelspeler = clavecinist = klavecinist
koosnaam = koosnaampje
androïde = humanoïde
letterroof = plagiaat = letterdieverij
bangheid = angst = benauwdheid = beklemming = angstgevoel = schrik = vrees
vegetariër = herbivoor = veganiste = vegetarisch = veganistisch
eugenetiek = eugenese = eugenetica
schraapzucht = hebzucht = inhaligheid = schraapzuchtigheid = hebzuchtigheid = hebberigheid
imagineren = raden = inbeelden = nagaan = veronderstellen = verbeelden = overwegen = indenken = fantaseren = voorstellen = speculeren
slavenwerk = slavenarbeid
zuidpool = Zuidpool = Antarctis
duel = gevecht = kamp = slag = worsteling = tweekamp = treffen = tweegevecht
hematiet = roodijzererts
schoolgeld = leergeld = lesgeld
gebarentaal = vingerspraak = dactylologie = gestiek = vingertaal
verpakkingsmateriaal = emballage = pakmateriaal = verpakking
keelontsteking = faryngitis = keelpijn = laryngitis
aambeien = speen = aambei
korrel = kraal = parel = zaadkorrel = graankorrel
behoeften = vereiste = voorwaarde = benodigdheden = eis
voorbestaan = preëxistentie
terroriseren = verschrikken
beeldhouwer = beeldhouwster
mensen = volk = personen = lui
opstappen = binnendringen = ingaan = binnengaan
sleeptouw = sleepkabel
bulhond = mastiff
dagopvang = kinderkribbe = crèche = kinderdagverblijf = kinderbewaarplaats = kinderopvang
Aziaat = Indiër = Azische = Aziatisch
negerin = roetmop = zwarte = nikker = neger = moor
dédain = geringschatting = laatdunkendheid = depreciatie = minachting = verachting
lidmaatschapsgeld = contributie
kokosmelk = kokosnootmelk
grafzang = nenia = lijkdicht = lijkzang
basisprincipe = grondstelling = hoofdregel = grondregel = maxime = oerprincipe = grondbeginsel = beginsel = principe
duozitting = buddyseat = buddy-seat = duozadel
priem = els
gezwel = intumescentie = blastoom = tumor = neoplasma = tumescentie = zwelling = vleeswoekering = opzwelling
verplichting = engagement = aanhankelijkheid = verbintenis
riooldeksel = putdeksel
verzwinden = eclipseren = weggaan = verdwijnen = wijken
floor-show = floorshow = kleinkunst = cabaret = cabaretprogramma
traankanaal = traanbuis
vruchtwaterpunctie = amniocentese
trend = mode = neiging
foppen = bedotten = inlappen = beetnemen
aluinaarde = alumina = aluminiumoxide = aluminiumtrioxide
eierboer = poelier
volkenbond = coalitie = Volkenbond
djinn = geest
velcro = klitband = klittenband = kleefband
oververtellen = verhalen = navertellen = zeggen = vertellen
verzenden = afzenden = sturen = insturen = opsturen = afsturen = versturen = expediëren = zenden = wegsturen
legeren = alliëren
antiserum = serum = entstof = vaccin
vendetta = vergelding = wraak
fopspeen = speen
drama = tragedie = tragiek = toneelstuk = ramp = onheil = rampspoed = toneelspel = catastrofe = treurspel = calamiteit = stuk = theateropvoering = spel = theaterstuk
zwakte = slapte = feil = zwak = kwetsbaarheid = slapheid = afgeleefdheid = tekort = tekortkoming = faiblesse = asthenie = zwakheid = krachtloosheid = fout
waarderen = achten = hoogschatten = hoogachten = taxeren = ophebben = koersen = ramen = respecteren = schatten = appreciëren = verwaardigen
scholier = schoolkind
premisse = presuppositie = postulaat = suppositie = hypothese = basisbegrip = grondbegrip = assumptie = presumptie = vooronderstelling
vingeralfabet = doofstommenalfabet
syllabe = lettergreep
kantonrechter = vrederechter
grissen = pakken = nemen = vastnemen = vastgrijpen = vatten = grijpen = graaien = beetpakken = toegrijpen
aantrekkingskracht = affiniteit = aantrekking = bevalligheid = aanlokkelijkheid = zuigkracht = attractie = verwantschap = begeerlijkheid = sex-appeal = bekoring = overeenkomst = aantrekkelijkheid = bekoorlijkheid = wenselijkheid
spijker = nagel
pleuritis = pleuris
slagaderbreuk = aneurysma
gehannes = geklooi
waarzeggerij = prognose = voorspelling = profetie = weersvoorspelling
aangeklaagde = gerekwireerde = gedaagde = verweerder = beschuldigde = beklaagde = verdachte
opstand = oproer = rebellie = revolte = opruiing
legerkamp = bivak = kamp = legerplaats
cv-ketel = stoomketel = ketel = warmwaterketel = verwarmingsketel
krijgshaftigheid = heldenmoed = onverschrokkenheid = leeuwenmoed = heroïek = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid
ruwen = ruw maken
mistroostigheid = bedroefdheid = desolaatheid = verslagenheid = eenzaamheid
brood = steen = goudklomp = poen
saccharose = sacharose = suiker
nekkramp = hersenvliesontsteking = meningitis
kantonnier = stratemaker = stratenmaker = straatmaker
handelsartikel = artikel
beeldgeometrie = raster
vlakglas = spiegelglas = plaatglas
uitschakelen = onmogelijk maken = deactiveren = ongeschikt maken = onbruikbaar maken = uitrangeren = onklaar maken = ontdoen
proteïne = eiwit
omzetten = variëren = wijzigen = verlossen = veranderen = converteren = altereren = omvormen = modificeren = changeren = herscheppen = inlossen
werveldier = vertebraat = gewervelde dieren
runner-up = 2de plaats
bergketen = gebergte = bergformatie = bergrug = bergland = bereik = spreiding
galgje = beul
micro = homecomputer = hobbycomputer = huiscomputer = personal computer = pc = microcomputer
lieveheersbeestje = onzelieveheersbeestje
viswijf = treiteraar = zeurpiet
stroomkabel = voedingskabel
aanstrepen = aankruisen = vink = afvinken
zegelring = signet
woonschuit = woonark = ark = woonboot = woonschip
schoolvrees = schoolangst
stadsleven = steedsheid
nebbe = bek = snavel = bekje = snebbe = sneb
stridulatie = gesjirp
hydrodynamica = vloeistofdynamica = waterwerktuigkunde
geheugen = opslagmedium = herinneringsvermogen = memorie = geheugeneenheid = herinnering = herinneren
godsdienstleer = geloofsovertuiging = geloofsleer
aaien = liefkozen = kozen = minnekozen = wrijven = strelen = vrijen = strijken
agressiviteit = vijandigheid = agressie = hostiliteit
halsstuk = nekstuk
rally = reünie
bigotterie = fanatisme = dweperij = huichelarij = femelarij = gefemel = schijnheiligheid = veinzerij = kwezelarij = dogmatisme = farizeïsme = starheid = hypocrisie
M.S. = MS = multiple sclerose
passagierstrap = touwladder = landingstrap
resumeren = excerperen = samenvatten = uittrekken = opsommen = extraheren = recapituleren
lenskap = oogschelp = lensklep
teen = vinger = kom nou = tenen = rijs = knoflookteentje = cijfer = twijg = wis
jaaroverzicht = jaarboek = kroniek = almanak = annalen
ufo = vliegende schotel = UFO
Zwitserse frank = Zwitserse franc
paspen = treknagel = deuvel
tandheelkunde = mondheelkunde
godzalig = devoot = pieus = religieus = godsvruchtig = godvrezend = vroom = godsdienstig = gelovig
fluorescentielamp = T.L.-buis = TL-buis = lichtbuis = tl-buis = neonbuis
juffer = juffrouw = jongedame = jonkvrouw
groene munt = munt = aarmunt
vodka = wodka
eilandenrijk = archipel = eilandengroep
bouwvalligheid = vervallen staat
halfwaardetijd = halveringstijd = halve leven
zelf = ik
jachtgeweer = buks = hagelgeweer
pias = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant
bijtmiddel = afbijtmiddel
goederenlift = takel = dienstlift
verfilmen = film = vlies
verontreinigen = bevuilen = contamineren = vervuilen
bataat = zoete aardappel
wol = schapenvacht = schapenwol = schapewol
persoonlijk voornaamwoord = pronomen personale
missigit = mesigit = moskee
ritmestoornis = hartritmestoornis = aritmie
countdown = aftelling = aftelprocedure = aftellen
legen = ledigen = uithalen = leegmaken
onteren = belachelijk maken = schenden = bevlekken = schande = oneer = te schande maken = geringschatten = smaad = bezoedelen
woonstad = gehucht = stadsgebied
strafschop = elfmeter = pingel = penalty
straatventer = straathandelaar = marskramer = leurder = venter
vink = aankruisen = afvinken = aanstrepen = boekvink
schedelboor = trepaan
onthaalbediende = secretaris = doktersassistente = receptionist
nakomelingschap = nakomeling = nakroost = nageslacht
handelsfirma = handelshuis
consonant = medeklinker
morgenkrieken = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad
haf = kustmeer = lagune
mast = hoogspanningsmast = scheepsmast = pyloon
ruggensteun = backing = rugsteun
verticale raamstijl = raamstijl = raampost = middenstijl
stoommachine = stoomlocomotief
wederkeren = weerkeren = weerkomen = wederkomen = terugkeren = herhalen
Bronstijd = bronstijd
lobotomie = leucotomie = hersenoperatie
bewonderen = opzien = opkijken
jonge haan = haantje
lectuurbak = tijdschriftenbak
jekker = jopper = boer
verhongeren = doodhongeren = rammelen
dertigtal = dertig
Kiëv = Kiev
richtingsroer = stuurroer
kaantje = kaantjes = kaan
onwetendheid = onkunde = ignorantie = agnosie
uitslover = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = branieschopper = herriemaker = pronken = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper
filmvoorstelling = film = bioscoopvoorstelling
boe = awoert = loeien = geloei = uitjouwen = snuiven
soldeerijzer = soldeerbout = bout = hamerbout
rechtsgeleerde = juriste = meester = wetgeleerde = jurist
vergelden = belonen = wraak nemen = wreken
corruptie = schelmenstreek = ontrouw = omkoperij = valsheid = bedrog = oneerlijkheid = omkoping = bedriegerij
moedertasjes = tasjeskruid
verhouden = staan = samenhangen
inhuldigen = initiëren = inwijden
Hawaii = Hawaï
afschrik = weerzin = walging = afschuw = afgrijzen = degout = gruwel = afkeer = aversie = hekel
levensruimte = Lebensraum = leefruimte
voorportaal = voorhof = portaal
luchtsnelheid = vliegsnelheid
toupet = haarstukje = pruik
Iraniër = Iraans
kuitbroek = knickerbocker = plusfour = drollenvanger = kniebroek = pofbroek
ausputzer = libero
ontbladering = bladverlies
matje = onderleggertje = doily = taartrand
rondschenken = overgieten = decanteren
schaarbeweging = afleidingsmanoeuvre = overstapje = schaar = schijnstoot = schijnmanoeuvre = schijnbeweging
honneponnie = meisje = geliefde = sweetie = ware liefde = honnepon
beddelaken = beddenlaken
scherpstelling = focus
kledingmagazijn = boetiek = modemagazijn = kledingzaak = winkel = confectiezaak = modezaak
betamen = aangaan = behoren = horen = passen
treurmars = dodenmars
beddendeken = dek = deken = beddedeken
Ijslander = IJslander
verdenken = betwijfelen = twijfelen = verdacht
schoolopleiding = studie
munterij = neologisme = nieuwvorming
staartbeen = staartbeentje = stuitje = stuit = stuitbeen
Israëlitische = Israëliet
zoeken = uitzien = rondzien = omzien
bagatelle = onbenulligheid
kammen = kam = uitkammen
opvoeding = cursus = didactiek = opvoedkunde = les = onderwijs = instructie = onderricht
dehydreren = droogleggen = droogmaken = drogen
colporteren = uitventen = dealen = aan de deur verkopen = venten = leuren
bloemenvaas = pul = vaas
Pangaea = pangea
leest = taille = middel
vuilnisbakkie = bastaard
kropader = halsader
uitrichten = sjouwen = volbrengen = kwijten = afleggen = treffen = uitvoeren
vetspuitje = wurmpje
weerklank = aanvaarding = acceptatie = echo = weergalm = sonoriteit = naklank = galm = bijval = resonantie
lijnolie = lijnzaadolie
straatjongen = bengel = schoffie = egel = straatkind
plankier = zolder
verband = contract = samenhang = overeenkomst = bandage = aanbesteding
vrijkaart = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen
stormlantaarn = stormlamp
levensavond = ouderdom
skelet = framework = gestel = draagstel = geraamte = kader = frame
parkeerklem = fietsklem = wielklem = fietsenrek
kunstcollectie = kunstverzameling
porem = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk
knielen = knielde = een voetval maken = buigen = kruipen voor
assistent = knecht = hulp = hulpverlening = bijstand = assistente = helper = steun = assistentie = waterdrager = hulpbetoon = onderzoeksassistent = medewerking = lector = dienstknecht
zilver = wit = witheid = zilverwerk = blankheid = een G
diepvries = diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = diepvrieskist = vrieskist = diepvriesinstallatie = vrieskast = vriezer
consulent = counselor = mentor = raadsvrouw = raadsman = raadgever = adviseur
gleufhoed = Stetson = borsalino = deukhoed
despotisme = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = dictatuur = monocratie = tirannie = autocratie
kajuitsjongen = ketelbinkie = ketelbink = scheepsjongen
landstorm = militie
afschrijving = afwijzing
opslokken = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opschransen = verzwelgen = buffelen
uitblazen = doven = uitblussen = blussen = uitdoven
confereren = delibereren = beraadslagen
aflossing = betalingstermijn = aflevering = termijn
griffel = schrijfstift = naald = etsnaald
tittel = spikkel = spatje = puntje = stip = sprankje = stippel = vonkje = punt = zier
misdracht = miskraam = misgeboorte = abortus = doodgeboorte = monstrum
strijdpunt = parisappel = twistvraag = verschilpunt = twistappel = twistpunt = geschilpunt
stadsvernieuwing = herontwikkeling = renovatie
leugencampagne = hetze = lastercampagne
apotheker = pillendraaier = farmaceut = drogist = artsenijbereider
Afganistan = Afghanistan
tragiek = treurspel = drama = tragedie
antedateren = antecederen = precederen = voorafgaan = vooraf gaan
etalage = uitstalraam = vitrine
Mongoolse = Mongool
huisjas = kamerjas = badjas = ochtendjas = peignoir = sjamberloek
bouwplaats = bouwterrein = bouw
garagebedrijf = garage
getoeter = stoot
verduidelijking = opklaring = opheldering = verklaring = toelichting
scheepsbevrachter = cargadoor
ophoesten = hoesten
saliniteit = zoutgehalte
carnaval = vastenavond = carnavalstijd = carnavalsviering
Virginia = Virginië
voorkant = front = voorzijde
voorzanger = dirigent = cantor
fruitsap = vruchtesap = vruchtensap = sapje
polymorfie = polymorfisme
werpen = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = knikkeren = flikkeren = jenzen = lazeren = kegelen = plompen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen
inschuifladder = optrekladder = opsteekladder = schuifladder = uitschuifladder
kletsen = pruttelen = slaan = uithalen = raken = chatten = chat = kloppen = een opduvel geven = kwebbelen = babbelen = zwetsen = treffen
golf-course = course = golfveld = links = golfterrein = golfbaan
prijsdaling = prijsverlaging = afslag
Vietnamees = Vietnamese
IJzertijd = ijzertijd
cheetah = jachtluipaard
viola = alt = viola da braccia = altviool
vijgeboom = vijgenboom = vijg
zenuwcentrum = brein = hersenen = hersens
arboretum = plantentuin = heemtuin = botanische tuin = hortus = heempark = hortus botanicus
broker = effectenhandelaar
Coliseum = Colosseum = amfitheater
sof = wanprestatie = deconfiture = echec = zeper = fiasco = mislukking = flop
uitsluitsel = bescheid
lilliputter = dwerg = dwerg- = mini-
heldendicht = epos = heldengedicht = heldenepos
tekstschrijver = tekstdichter = lyricus
voorlijkheid = vroegrijpheid
tentharing = haring = piketpaal
Jeugdgevangenis = jeugdgevangenis
woordsoort = rededeel = naamval
draperie = overgordijn
veekamp = opslagterrein
rector = ouwe = voorganger = bestuurder = chef = hoofd = pastor = kapelaan = zielzorger = directeur = onderpastoor = leider = parochiepriester = schooldirecteur = schoolhoofd = hulppredikant = dominee
omverkegelen = omgooien = omduwen = omknikkeren = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken
toonvoorbeeld = toonbeeld = voorbeeld = model
fuiknet = fuik = strik = valstrik
blankheid = wit = witheid = zilver
psychiater = zielknijper = zielenknijper = psych
luxmeter = lichtmeter = belichtingsmeter
goudmijn = melkkoe = goudmijntje
voortvloeisel = uitkomst = uitvloeisel = consequentie = uitwerking = gevolg = effect
tweelicht = schemerdonker = schemer = schemerlicht = schemering = deemstering
bevoorrechten = privilegiëren
verkavelen = perceel = partij = kavel
voleinding = bekroning = completering = afwerking = voltooiing = afronding
badgoed = zwemkleren = badkleding = zwemkleding = strandkleding
kristallisatie = kristalvorming
inlijving = incorporatie = annexatie
manmoedigheid = heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = heroïek = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manhaftigheid = dapperheid
overstralen = overtreffen = voorbijstreven = overvleugelen = ontstijgen = overstijgen = verbeteren = uitstijgen = uitsteken
nawoord = addendum = naschrift = bijlage = epiloog = narede = bijvoegsel = slotrede = slotwoord = nabericht
camouflagekleur = schutkleur
Derma = huid = onderhuid
blaken = overstromen = overlopen = overvloeien
wipstaart = stompstaartje
Assam = Assam-thee = Assamthee
couch = divan = divanbed
instrument = hulpmiddel = muziekinstrument = medium = middel
gent = gander = ganzerik = Gent = mannetjesgans = Gand
act = handeling = nummer = akte
abiogenesis = abiogenese = zelfwording = autogenese
gelaatsuitdrukking = blik = gezicht = gelaatsexpressie = gezichtsuitdrukking = fysiognomie = verschijning = fysionomie
polytheen = polyetheen = polyethyleen
benthos = zeebodem
arend = adelaar
Lombardisch = Lombard
rosse buurt = tippelzone = gedoogzone
modewoord = buzzwoord
bestrijder = vijand = opponent = tegenstander
alfabet = basiskennis = abc = ABC
terrine = soepterrine
suikerhoudend = suikerachtig
belastingschijf = schijf = tariefschijf
eerste minister = regeringsleider = minister-president = MP = premier
gordelriem = band = buikriem = broeksband = broekriem = draagband = ceintuur = riem = rokband = gordel
dopen = doop
betrekkelijke bijzin = bijvoeglijke bijzin = relatieve bijzin
werkboek = syllabus
toegevend = inschikkelijk = gedwee = meegaand
versjouwen = verslepen
smaakje = smaak = nasmaak = smaakstof = bijsmaak = voedseladditief = additief
lichtgevoeligheid = gevoeligheid
heremietkreeft = heremiet
stormklok = noodklok
overleg = beraadslagingen = convent = conventie = beraadslaging = vergadering
stokken = horten = vastliggen = haperen
veganiste = vegetariër = veganistisch
heldengedicht = epos = heldendicht = heldenepos
verzetsorganisatie = verzetsbeweging = ondergrondse = verzet
toegeeflijkheid = gedweeheid = dociliteit = volgzaamheid = gehoorzaamheid = meegaandheid = gewilligheid
doktersassistente = onthaalbediende = secretaris = receptionist
sollicitatiegesprek = ruggespraak = vraaggesprek = interview
binden = inbinden = ketenen = vastbinden = aanhechten = kortwieken = boekbinden = verbinden = aanbinden = knotten = knevelen = beknotten = breidelen
gevecht = kloppartij = kamp = slag = worsteling = vechtpartij = duel = knokpartij = handgemeen = tweekamp = treffen = tweegevecht
aluminium folie = bladtin = tinfoelie = stanniool = zilverpapier = foelie = tinfolie = staniol = folie
Maria-Lichtmis = Mariafeest = Lichtmis
raambeslag = smeedwerk
cirrus = windveer = vederwolk
hepatitis = geelzucht
wisselen = fluctueren = variëren = thema = van
testis = teelbal = testikel = kloot = bal = geslachtsklier = zaadbal
metaalfabriek = gieterij
kunsten = luimen = fratsen = nuk = bevlieging = caprice = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim
venter = straathandelaar = marskramer = leurder = straatventer
submissie = verovering = onderschikking = onderwerping
waandenkbeeld = waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma
herverzekering = reassurantie = herassurantie
trakteren = vergasten = behandelen = fuiven = onthalen
stadskern = city = stadscentrum = binnenstad = centrum
scheurwol = kunstwol
Thessalia = Thessalië
distributie = spreiding = verdeling = verbreiding = opdeling = verspreiding = uitdeling = logistiek
metaalkundige = metallurg
UFO = vliegende schotel = ufo
versperren = verstopping = blokkade = blokkeren = versperring = tegenhouden
hoofdstraat = dorpsstraat
hachee = kruisje = hekje
zoekmachine = zoekmotor
haardracht = haarstijl = kapsel = coiffure = frisuur = coupe
balts = verkering = baltsgedrag
zijn standpunt totaal wijzigen = omgaan
barometerstand = luchtdruk
sluimer = slaap = slapen = maffen
ruiterij = cavalerie
handjevol = handvol
voetbal = voetballen
besjoemelen = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken
betere = beter = verbeteren
ontdoen = uit de droom helpen = kwijtraken = uitrangeren = uitschakelen = kwijt raken = uitdoen = afmaken = verwerpen = afkomen
urethritis = pisbuisontsteking = urineleiderontsteking
oliestookinrichting = oliestook = olieverwarming
choroidea = vaatvlies
oorheelkundige = oorspecialist = oorarts = otoloog = keel-, neus- en oorarts
slangekop = slangenkop
kruiderij = condiment = smaakversterker
kubus = regelmatig zesvlak = hexaëder = derde macht
dysforie = treurnis = triestheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = dofheid = depressiviteit = gedeprimeerdheid = zwaarmoedigheid = ongenoegen = somberte = bedruktheid = zwartgalligheid
pillendraaier = apotheker = farmaceut = drogist = artsenijbereider
opwachten = verbeiden = afwachten = verwachten = liggen = wachten = klaarliggen = belagen
voorrang = voorang = prioriteit = primaatschap
worging = wurging = suffocatie = asfyxiatie = verstikking
opleiden = leiden = vormen = trainen = onderrichten = opvoeden = scholen = onderwijzen
looierij = zouterij = leerlooierij
tournesol = lakmoestinctuur
klapstuk = borststuk
frees = freesbank
wekelijks = weekblad
crème de la crème = fine fleur = keur = puikje = bloem = vlaggenschip
meedogenloos = genadeloos
verzendlijst = adreslijst = verzendingslijst = mailing list
reformeren = hervormen
verwijfdheid = effeminatie = verwijfd
lentenachtevening = lenteëvening = voorjaarsnachtevening
vrees = angst = beklemming = bangheid = angstgevoel = benauwdheid = schrik
egge = eg
geblaat = blaten = blèren
astroloog = sterrenkijker = sterrenwichelaar
partijgenoot = enthousiasteling
onderstrepen = betonen = benadrukken = beklemtonen = accentueren
jaarfeest = verjaardag = jubileum = jaardag = geboortedatum = anniversarium = geboortedag
beetpakken = pakken = vastnemen = vastgrijpen = grijpen = graaien = grissen = toegrijpen = vastpakken = nemen = beetkrijgen = vatten
woekeraar = gier = woekeraarster = uitzuiger = hyena = uitbuiter
politiemacht = kit = wet = politie = hermandad = prinsemarij = politieapparaat
scheeflopen = falen = misgaan = floppen = knallen = mislopen = mislukken
bruikbaarheid = toegankelijkheid = aanwezigheid = gebruiksvriendelijkheid = voorhanden zijn = beschikbaarheid
grondregel = grondstelling = hoofdregel = postulaat = maxime = oerprincipe = basisprincipe = grondbeginsel = grondwaarheid = axioma = beginsel = principe
waterspuwer = waterhoos
noodbrug = hulpbrug = baileybrug
voelhoorn = voeldraad = antenne = voelspriet = spriet
Republiek Polen = Polen
benadelen = vergrijpen = pakken = duperen = schaden = laederen
tijdruimte = tijdsverloop = tijdsspanne = tijdsruimte = tijdspanne = tijdsbestek
aanvreten = corroderen = uitbijten = inbijten = bijten = uitvreten = invreten
identiteitsbewijs = legitimatiekaart = legitimatie = persoonsbewijs = legitimatiepapier = legitimatiebewijs = identiteitskaart
herdersfluit = schalmei
staande ovatie = ovatie
kloofbijl = voorhamer = smeedhamer = vuisthamer = schroothamer = moker = vuist = smidshamer
rendier = Caribou = kariboe
kringloopproces = omloop = rondgang = circulatie = cyclus = roulatie = kringloop
expositie = wereldtentoonstelling = rapport = uitstalling = rekenschap = uiteenzetting = exposé = verantwoording = expo
strijder = verdediger = fakkeldrager = patroon = voorstander = vechter = bepleiter = pleitbezorger = pleiter = combattant = krijger
berggeit = klipgeit = steengeit
tipgever = aanbrenger = klikspaan = klikker = verlinker = aangever = sycofant = informant
dakloze = schooier = landloper = zwerver = clochard = zwerfkat = vagebond = hobo = tramp = vagant
schoorsteengat = rookgat
landmacht = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = troep
machtigen = vergunnen = volmachtigen = committeren = mandateren = autoriseren
revaluatie = herijking = opwaardering = revalorisatie = herwaardering = herbeoordeling
opperhoofd = stamhoofd = leider = chef = hoofd = dorpshoofd = chief
heup = heupgewricht
transposon = springend gen
electroshock = elektroconvulsietherapie
hartstochtelijkheid = manie = onstuimigheid = infatuatie
oxidatie = oxydatie
bevloeiing = besproeiing = beregening = irrigatie
beenweefsel = knok = botje = graat = bot = been = knook
munitiewagen = caisson
Asen = Ase
motorrijwiel = motorfiets = motor = machine
pardessus = overjas = mantel
rechtshandel = strafgeding = proces = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = gerechtszaak = pleitzaak = geding = pleit = procedure
pruimedant = besje
inhouden = abstineren = neerkomen = omvatten = belasten = moeilijkheid = betomen = intomen = behelzen = veroorzaken = laten = betekenen = beduiden = met zich meebrengen = bevatten = beheersen = nalaten = zeggen = tot gevolg hebben = onthouden
aeronautiek = luchtvaart = ruimtevaartkunde = astronautiek = luchtvaartkunde = aeronautica
tandarts gespecialiseerd in wortelkanaalbehandeling = endodontoloog
virus = computervirus = smetstof
besmeuren = bekliederen = bekladderen = bekladden
catharinavenster = roosvenster = radvenster
wijfie = mokkel = gleufdier = mens = gleuf = wijf = vrouwspersoon = vrouwmens
bergformatie = bergketen = bergrug = bergland = gebergte
stulp = stolp = hut = krot = hok = kot = klok
verwachten = verbeiden = afwachten = opwachten = liggen = wachten = klaarliggen
wordprocessing = tekstverwerking
ratelslang = ratelslangen
perspomp = aanjager = compressor
checken = controleren = nazien = nakijken = nagaan = toetsen = nalopen = vergelijken = natrekken
franje = prul = pluim = prulletje = vod = kwast = tierelantijntjes = prullaria = lor = periferie = barrel = tierlantijntjes = radicalen = prulding = rand = pruts
kandidatenlijst = bon = lei = leisteen
gezang = tussenzang = lofzang = kerkgezang = kerkzang = hymne = loflied = cantus
middel = financiën = geldmiddelen = thesaurie = geld = leest = instrument = medium = taille = hulpmiddel = middelen = vermogen
zaagtand = tand
moeial = betuttelaar = steekneus = bemoeial = regelneef
broche = speld = speldje = borstspeld = sierspeld
avocado = avocadoboom = avocadopeer
eclecticisme = eclectisch
afsteken = tegenstelling = contrast = uitvaren = afvaren = contrasteren
expressionistisch = expressionist
Slabber = zabberen = kwijlen
vergoeding = regres = indemnisatie = compensatie = Compensatie = bonificatie = indemniteit = schadeloosstelling = schadevergoeding = verhaal
voorstad = buitenwijk = randwijk
darts = dartspel = vogelpik
maaswerk = net = valstrik = val
celibaat = zedigheid = onthouding
zool = sandaal = voetzool = binnenzool = Jezusnikes = zeetong
afkijken = uitkijken = smokkelen = spieken
duwen = douwen
lidmaat = ledemaat = kerklid = kerkganger
aankoop = aanschaf = koop = besteding = boodschap = verwerving = aanschaffing = boodschappen = inkopen
recrutering = rekrutering
was = wasgoed = wasbeurt = waswater = boenwas = spoelwater = meubelwas = lotie = wrijfwas
levenmaker = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = branieschopper = herriemaker = pronken = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper
gist = bakkersgist
identificatie = vereenzelviging = legitimatiebewijs = benaming
stofomslag = couverture = band = boekband = kaft = boekomslag = omslag = cover
etnische muziek = folkmuziek = folk
kraam = kraambed
leewieken = kortwieken
gekriebel = hanenpoten = kriebelpootje = kladschrift = hanepoten = krabbelschrift = krabbelpootje
jeugdgevangenis = Jeugdgevangenis
persoonsgegevens = personalia = detail = kleinigheid
sprint = spurt = run
zakuitgave = pocket = pocketboek
bleekselderij = selder = selderie = selderij
boomgaard = bongerd = bogaard = fruitareaal
aankomstlijn = meet = finish = aankomst = eindstreep = krijtstreep = eindmeet
leis = kerstlied
sleur = routine = van buiten leren = karrenspoor = herhaling
klever = sticker
bijou = juwelen = sieraad
beeldscherm = display = beeldstation = scherm = toezichthouder = monitor
kabelwartel = trens
ontspanning = afleidingsmanoeuvre = verpozing = verstrooien = plezier = amusement = recreatie = dolce far niente = verzetje = verzet = verstrooiïng = pret = relaxatie = lol = vrijetijdsbesteding = afleiding = verstrooiing = vermaak
kruipen = opschuiven
natuurramp = cataclysme = catastrofe = ramp
gistmiddel = rijsmiddel
vooruitkomen = de vorm aannemen = vorderen = vooruitgaan
geslachtsklier = teelbal = testikel = kloot = bal = testis = zaadbal
thema = item = kwestie = issue = onderwerp = aangelegenheid = toestand = materie = stof = geval = probleem = belang = zaak = affaire = wisselen = figuur = indruk = punt = gegeven = van
voorn = elrits = ondermaatse vis = witvis
doorhebben = snappen = begrijpen = volgen = doorzien = bevatten = vatten = verstaan = weten
leverstok = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = manskracht
mogelijkheid = uitzicht = perspectief = toeval = gelegenheid = opportuniteit = eventualiteit = kans = geluk
potentiaal = spanning = elektrische spanning = voltage = stroom
voorbestemmen = voorbeschikken = predestineren
gelukzoeker = fortuinzoeker = goudzoeker = ontdekker = ontdekkingsreiziger = avonturier = vrijbuiter
verdunner = oplosmiddel = verdunningsmiddel
piekenier = zandstuiver = lansknecht = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas
huiswarming = instuif = inwijdingsfeest
hoogstandje = handstand
springvuur = ringvuur = pepervuur = ringworm
laadkist = laadbak = container = houder
grootouder = grootvader = grootouders
kalabasfles = kalabas
neus = snotkoker = reukorgaan = reukzin = kankerjood = snufferd = reuk
gestreept cloqué = bobbeltjesstof = cloqué = seersucker
Koran = koran
benzine = benzeen = gasoline = naft = peut
saxofonist = saxofoonspeler
boomzaag = kettingzaag = motorzaag = motorkettingzaag
hebben de kriebel in zijn gat = yoghurt
kolf = Gunstock = bloeikolf
pastel = pastelkrijt = pasteltint = pastelkleur
uitgaanskleding = avondjapon = avondkledij = evening-dress = avondtoilet = avondjurk = avondkleding
tankpauze = pitstop = pitsstop
ossekar = ossewagen = ossenkar = ossenwagen
lemma = artikel = hulpstelling
belletje = telefoontje
kunstleer = kunstleder = imitatieleer = namaakleer = simileder = skai
windjak = anorak = parka = windjack = windjekker = windbreker
behoudenis = reiniging = behoud = zaligmaking = verlossing = heil = afkoping = heiliging = bevrijding = vrijkoping = redding
ontneming = derving = gemis = ontbering
gildeproef = hoofdwerk = meesterstuk = proefstuk = meesterwerk = chef-d'oeuvre
ventilatiekoepel = luifel
koninginnenbrij = koninginnenbrood
onbehaaglijkheid = onmin = ontevredenheid = onvrede = irritatie = ergernis = wrevel = mishagen = ongenoegen = onbehagen = misnoegen
speurhond = speurder = speurneus
kleine hersenen = cerebellum
calciumhydroxyde = calciumhydroxide
rondzwalken = ronddarren = rondlopen = rondwandelen
stippel = spikkel = tittel = puntje = stip = punt
conductiviteit = geleidingsvermogen = geleiding = soortelijke geleidbaarheid = elektrische geleidbaarheid = conductie
goedkeuren = ondersteunen = sterken = onderschrijven = concorderen = instemmen = instemmen met = aanbevelen = het eens zijn = accorderen = bijvallen = aansluiten = stijven = schragen = toestemmen = overeenstemmen
Victoria = Victoriameer
negotiëren = onderhandelen
controlebord = regeltafel = dashboard = schakelbord = schakelpaneel = schakeltafel = paneel = bord = bedieningspaneel
reukzout = vlugzout
Cytherea = Aphrodite = Afrodite
kar = automobiel = auto = wagen
baltsgedrag = balts = verkering
repercussie = revanche = vergelding = vindicatie = wraak = wraakneming
lijkwagen = lijkkoets = lijkauto
schnabbel = optreden = concert
prieel = zomerhuis = tuinhuisje = theehuisje = pergola
zuivelhandel = zuivel = zuivelboerderij = melkveehouderij
dienschort = schoot = schort
schuld = schuldgevoel = schuldig = schuldigheid
euforie = geestvervoering = zinsvervoering = opgetogenheid = vervoering = exaltatie = extase = verrukking = geluksroes = hallelujastemming = trance
frommel = bal = prop = bol
gebrabbel = zever = onzin = nonsens = kolder
notenhout = notebomehout = notehout = notenbomenhout
privacy = afzondering
strekking = tendens = teneur = pointe = inslag = tendentie
liedjesschrijver = verzenmaker
unduleren = friseren = onduleren = deinen = opkrullen = golven = kroezen = krullen
bal-gehakt = rissole
bitumen = asfalt = macadam
fonkeling = schijn = schijnsel = flonkering = schittering = glinstering = gloed
verwaarlozen = weglaten = versloffen = skippen = overslaan = verzuimen = overspringen = verslonzen
stolp = stulp = klok
verschroeien = versmachten = schroeien = verzengen = blakeren = zengen = roosteren
verruimen = uitbreiden = expanderen
Sjoa = Holocaust = holocaust
kluizenaarswoning = ermitage = Hermitage = kluis = hermitage = kluizenaarshut
nodigen = uitnodigen = laden = inviteren = noden = vragen
misdadiger = schavuit = boef = booswicht = onverlaat = boosdoener = crimineel = bandiet = strafrechtelijk = snoodaard = slechterik = vogelvrije = schoft = schurk = schurkenrol = schoelje
duperen = vergrijpen = pakken = benadelen = schaden = laederen
gehamer = getrommel
griepen = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken
stapelplaats = handelscentrum = marktplaats = grootwinkelbedrijf = warenhuis
besluitvorming = besluitvormingsproces
populatie = inwonertal = universum = bevolking
communis opinio = publieke opinie = volksstem
kasgeld = geld = contant geld = cash = contanten
helder = verklaren = verduidelijken = begrijpelijk = duidelijk = verstaanbaar = onderrichten
erepenning = versierselen = gedenkpenning = medaille = eremetaal = insigne = ereteken = distinctief = onderscheiding = plak
refrein = chorus = keerzang = keervers
wanboffer = mislukkeling = kneus = schlemiel = kneusje = verliezer = loser = pechvogel
tjaptjoi = tjap tjoi
dioxyde = dioxide
bekrachtigen = bevestigen = ratificeren = ondertekenen = beamen = affirmeren = erkennen
toneelstuk = drama = stuk = toneelspel = theateropvoering = spel = theaterstuk
forumdiscussie = forum
ureter = pisbuis = pisleider = urineleider
verlet = respijt = verschuiving = opschorting = temporisatie = verdaging = uitstel = verwijl = schorsing = prorogatie
bordpapier = karton
bezigheid = activiteit = werkzaamheid = werkzaamheden = occupatie
piment = allspice
verstand = hersens = denkvermogen = geestvermogen = rede
oververzadiging = overmaat = landbouwoverschot
wendbaarheid = buigzaamheid = smeedbaarheid = souples = behendigheid = lenigheid = kneedbaarheid = soepelheid
onoprechtheid = onwaarachtigheid = ontrouw
ongedaan maken = tenietdoen
bolheid = convexiteit
uitgeversmaatschappij = uitgeverij = uitgever
epenthesis = epenthese
proeven = beluisteren = bespeuren = voelen
zeeschuim = sepioliet = meerschuim
duren = voortduren = aanhouden = continueren = lopen = doorgaan = doorlopen
kilobyte = kilo-byte = kb = Kb
omkijken = uitkijken = uitzien
draai = wending = wenteling = winding = zwenk = toer = draaiing = gang = bocht = draaibeweging = twist
vervlieden = verstrijken = verglijden = verlopen = vlieden = voorbijgaan = omgaan
lijfeigene = laat = heloot = halfvrije = horige = slaaf = slavin
tuffen = spugen = kwatten = spuwen = speeksel = spuug = kwalsteren
bijenhoning = honing = honig = schatje
gijzelingsactie = gijzeling = kaping = ontvoering
tariefgroep = belastinggroep
zachthout = naaldhout
gebruiker = verbruiker
istmus = landengte
wordprocessor = tekstverwerker
manchester = fluweel = velvet
hoen = hoentje = patrijs
marker = tekenpen
bas = basstem = baspartij = basinstrument = contrabas = basviool
wereldoorlog = wereldbrand
fineer = oplegsel
blijheid = heil = verheugenis = blijdschap = vreugde = zegen = geluk
kraagsteen = kraagstuk
relateren = combineren
chalcedoon = chalcedon
bekeren = missioneren = werven
verkeerschaos = verkeersinfarct
rondbrenger = wijkbezorger
blaasinstrument = koelte = wind
miserie = malaise = gedonder = beroerdigheid = misère = treurigheid = ellende = trammelant = gelazer = narigheid = rottigheid
dame = madame = lady = juffrouw = edelvrouw = vorstin = damestoilet = poes = jonkvrouw = koningin = vrouw = mevrouw = tante
erratum = drukfeil = drukfout = typefout = misstelling
radiologie = röntgenologie
woonblok = blok = huizenblok = bouwblok = woningblok
verbond = liga = verdrag = overeenkomst = unie = pact
salie = saliemelk
sprookje = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = verzinsel = inventie = fictie = fabel = verdichtsel
sabbatical = studieverlof
stuurhut = stuurhuis = cockpit
Centafrika = Centraal-Afrika = Centraal-Afrikaanse Republiek
goodie-goodie = lief = geliefde = hartedief = hartediefje = hartendiefje = beminde = hartendief = liefste = lieverdje = schat = engel = hartelap = lieveling = hartenlap = hartje = liefje = lieverd = vlam = schattebout
bloemist = bloemenzaak = bloemenwinkel = bloemenverkoper = bloemisterij = bloemenman = bloemenhandelaar
jarretel(le)gordel = jarretel(l)egordel = jarretelgordel
pakstro = houtkrullen = schaafkrullen = houtwol = houtkrul
kamillethee = kamille
werving = acquisitie = rekrutering
decoupeerzaag = fineerzaag = fretzaag = figuurzaag
support = ondersteuning = bemoediging = steun = steunpilaar
artritis = gewrichtsziekte = gewrichtsontsteking = synovitis
uniformiteit = eendracht = eensgezindheid = conformiteit = monotonie = akkoord = eenstemmigheid = harmonie = overeenstemming = eenheidsworst = concordantie = goedkeuring = overeenkomst = eentonigheid
loeien = boe = uitbrullen = razen = brullen = bulderen = geloei = gebrul = tieren
regurgitatie = rejectie = oprisping
discount = remissie = franchise = aftrek = rabat = korting = vermindering = reductie = omzetpremie
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie = NATO = Navo = NAVO
otteren = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = pielen = prutsen = klooien = wurmen
meerderjarigverklaring = handlichting
nagel = spijker
schuttingwoord = drieletterwoord
dwanglicentie = admissie = licentie = vergunning = consent
afzetgebied = achterland = markt = marktplein
koster = grafdelver = kosteres = doodgraver
loonpauze = loonstop
filmproducent = filmmaker
werven = missioneren = aantrekken = bekeren
cardiovasculair systeem = hart en bloedvaten = bloedvatenstelsel
Republiek Kazachstan = kazachstan = Kazachstan
espressobar = theehuis = koffiebar = koffiehuis = coffeeshop
uitdragen = rondstrooien = rondbazuinen = verspreiden = uitbrieven = rondbrieven
feces = drek = excrementen = excrement = ontlasting = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = stront = ba = faecaliën = uitwerpselen = schijt = kak = drol = uitwerpsel = afgang = beer
evangelie = evangelieleer = heilsleer = leer = theorie = leerstelsel
ure = tijd = stonde = poosje = uur = moment = ogenblik = tijdstip = tel
buiktyfus = paratyfus = tyfoïd
levendigheid = enthousiasme = vastberadenheid = begeestering = elan = sappigheid = beweeglijkheid = durf = temperament = vuur = levenskracht = geestdrift = moed = vitaliteit = gloed = lef = karakter = ijver
garotte = wurgpaal = garrote
larvestadium = larf = masker = larve
bezoedelaar = vervuiler
hoofdhaar = haardos = kuif = haar = beharing = pruik
papieren = document = paperassen = papier
inzouten = pekelen = inpekelen = zouten
servicekosten = administratiekosten
scenario = draaiboek = boeken = script
getjilp = gesjilp = gepiep
instrumentalist = muziekbeoefenaar = muzikant = instrumentist = speler = musicienne = musicus = toonkunstenaar
afdrijving = miskraam = afdrift
wereldzee = oceaan = plas
coupé = compartiment
Edammer = edammer = Edam
vent = man = baas = mens = mannetje = jongen = manspersoon = heer = kerel = sjeik = meneer = broger = heerschap = klant = pief = basserool = knaap = gast = pik = modegek
kladje = kladversie = aanzet = concept = praatstuk
lastgever = opdrachtgever = machtgever = klant = committent = cliënt = mandant = principaal = mandator
gewelddadige plunderaar = vrijbuiter = plunderaar = boekanier
papajaboom = papaja
deficit = tekort
nawerken = overwerken
etiologie = aetiologie
x-stralen = röntgenstraal = x-straal = röntgenstralen = röntgenstraling
dichtwerk = verskunst = muze = dichtkunst = vers = poëzie
hervatting = vervolg = voortzetting = continuering = vervolging
kinbaardje = kinbaard = sik
meerstemmigheid = polyfonie
ruis = rietvoorn = ruisvoorn
oxyde = oxiden = oxide = zuurstofverbinding
bolhoed = derby = garibaldihoed = dop = pothoed = garibaldi
theetafel = theemeubel = theekast
co-existentie = gelijktijdig bestaan = coëxistentie
heteroseksueel = hetero = heterofiel
bewaking = surveillance = toezicht
boorinstallatie = booreiland = boortoren
afstamming = komaf = afkomst = descendentie = geboorte = herkomst
heideveld = hei = heide = heidegrond
kantoorklerk = inktkoelie = klerk = kantoorknecht
abeel = witte abeel
spectrometer = massaspectrometer
gatlikker = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
abductie = kidnapping = afvoering = ontvoering
stembiljet = stembriefje = kiesbriefje
bedragen = belopen = komen = worden = maken = kosten = zijn
racket = raket
knielbank = bidstoel = bidbank = knielbankje
era = eeuw = tijd = ouderdom = periode = tijdvak = tijdperk = epoch = leeftijd = tijdrekening
solenoide = solenoïde
brutaaltje = duivel = hoer = lichtekooi = verduiveld
aanvangen = aangaan = inzetten = opvatten = instellen = aanvatten = openen = aanzetten = entameren = beginnen = opstarten = starten
blessure = schade = kwetsuur = letsel
kapstok = opstapje = aangrijpingspunt = opstap = springplank = aanknopingspunt
bewapenen = wapenen
sfygmomanometer = bloeddrukmeter = tensiemeter
etsplaat = plaat
motregen = gemiezer = miezer = drupregen
melkboer = melkfabriek = melkman = zuivelfabriek
aardverbinding = aarddraad = aarde = aardleiding = aarding
neringdoende = pakhuismeester = middenstander = wederverkoper = winkelier = kleinhandelaar = detaillist
afzuigen = pijpen = fellatio doen
effectueren = implementeren = realiseren = verwerkelijken = verwezenlijken
bibliofiel = boekenliefhebber
indigestie = dyspepsie
verloven = engageren
klaren = inklaren
enquete = demoscopie = poll = opinieonderzoek = opiniepeiling
bedekking = bekleedsel = huid = bekleding
buikwind = een scheet laten = scheet = flatus = prot = veest = wind = windje = een wind laten
verbum = werkwoord
Zweed = koolraap = Zweedse
eerste naamval = nominatief
tuigen = optuigen = optakelen
coander = wantsenkruid = ketoembar = koriander
loopbaan = carrière
bitterkoekje = makroon = makaron = makron
milieuvervuiling = vervuiling = verontreiniging = pollutie = milieuverontreiniging
winnaar = overwinnaar = triomfator = winner
meelokken = vleien = tronen = lubben = verleiden = strikken = aanlokken = lokken = aantrekken = overhalen = verlokken
unit = span = cluster = bos = troep = tros = zelfstandigheid = stel = eenheid
dixielandmuziek = Confederale staten van Amerika = dixieland
ongehuwde vrouw = oude vrijster = spinner
aseptie = asepsie = desinfectie = ontsmetting = asepsis
neurowetenschappen = neurowetenschap
genade = vergeven = gunstbewijs = mildheid = gratie = elegantie = gunst = uitstel van betaling = vergiffenis = clementie
een wind laten = een scheet laten = scheet = flatus = prot = buikwind = veest = wind = windje
verantwoording = rapport = verantwoordelijkheid = uiteenzetting = exposé = rekenplichtigheid = aansprakelijkheid = rekenschap = expositie = responsabiliteit
maaneclips = maansverduistering
aandoening = indispositie = klacht = ongemak = kwaal = handicap = gebrekkigheid = grieven = beklag = affectie = gebrek
beffen = cunnilingus
ondertemperatuur = kou = koude
pijltje = pijl
zich stilletjes uit de voeten maken = vertrekken = drossen = zijn biezen pakken = wegrennen = zich terugtrekken
uittreden = neerleggen = terugtrekken
soundtrack = filmmuziek = sound-track = partituur
flensje = crêpe
worgen = wurgen = kelen
aanmatiging = pretentie
nefologie = wolkenkunde
leemte = leegte = gaping = air = vacuüm = hiaat = lacune = lucht = manco = gemis
vaudeville = revue = variété
exentriekeling = koekenbakker = geitebreier = prentenboek = eigenaardige = geitenbreier = buitenbeentje = koekebakker = creatuur = excentrieke = krotenkoker = weirdo = nummer = snuiter = knakker = rare = portret = schepsel = lafaard = zonderling
zirkonium = zirkoon
vettigheid = obesitas = zwaarlijvigheid = vetzucht
schokdemper = schokbreker = neutronenvanger = kussen = absorptiemiddel
vuurtoren = vuurbaak = kustlicht = vuurbaken = lichtbaken
flexuur = bocht = kromming = buiging
zwichten = capituleren = overgeven = cederen = platgaan = bezwijken
spoken = achtervolgen
geluidsvolume = geluidssterkte = volume = geluidsniveau
emissie = opbrengst = uitstraling
motorrijtuig = motorvoertuig
verpersoonlijken = incarneren = belichamen = representeren = vorm geven = personifiëren
harem = vrouwenverblijf = Serail
bevoelen = bevingeren = betasten = bepotelen
entresol = insteekkamertje = tussenverdieping
ongepastheid = onbetamelijkheid = onwelvoeglijkheid = onbehoorlijkheid = onfatsoenlijkheid
stranddief = jutter = strandjutter
geslachtsneiging = libido = geslachtsdrift = paringsdrift
gezichtsbedrog = fata morgana = luchtspiegeling
leermiddelen = leermiddel
gebruik = oefening = nut = oefenen = patroon = manieren = gebruiken = gewoonte = zich oefenen = mos = stramien = geplogenheid = usus = uitoefening = praktijk = toepassing = usantie = benutting = handhaving
bêtadeeltje = bètadeeltje
loopneus = druipneus = snotaap = snotneus
Egyptologie = egyptologie
trien = tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = totebel = kuttekop
seizoen = jaargetijde = jaargetij
schaakstuk = stuk
condoom = rubbertje = ballon = kapotje = sok = kunstrubber
ilium = darmbeen
stakeholders = belanghebbende
fabricage = fabricatie
conveniëntie = plooibaarheid = souplesse = gevoeglijkheid = coulance = fatsoen = welvoeglijkheid = meegaandheid = fatsoenlijkheid = inschikkelijkheid = netheid = flexibiliteit = ordentelijkheid = conniventie
avondmaaltijd = diner = avondeten = avondmaal = etentje = eten
luchtpenseel = spuitpistool = verfspuit = aërograaf
commedia dell' arte = commedia dell'arte
figuurlijke uitdrukking = trope = troop = manier van spreken = stijlfiguur = beeldspraak
kwetsen = belediging = steken = dissen = krenken = verbranden = brandblaar = grieven = affronteren = uitschelden = beledigen
hebzucht = inhaligheid = schraapzuchtigheid = hebzuchtigheid = hebberigheid = schraapzucht
diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = diepvrieskist = vrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vrieskast = vriezer
Pléiade = Pleiaden = Plejade = Plejaden
kracht geven = bezielen = tot leven wekken = versterken = sterken = stalen = verstevigen
muggezifter = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
rapportage = verslaggeving = berichtgeving
zwakzinnigheid = dementie
huurcompensatie = huursubsidie
dug-out = spelersbank
salarisverhoging = loonstijging = opslag = loonsverhoging
rectificatie = correctie = verbetering
leiding = bestiering = management = bestuur = administratie = directie = buis = koppositie = kanaal = pijp = regie
stiltegebied = koor
formol = formaline
onderhandelaar = trait-d'union = verzoener = bemiddelaar = tussenpersoon = mediateur = middelaar
trottoir = stoep = wegdek
knook = knok = botje = beenweefsel = graat = bot = been
abrupte ontwenning = ontwenningsverschijnselen
dampen = wasemen = transpireren = uitademen = perspireren = uitdampen = uitwasemen
broodsuiker = suikerbrood
borstzak = binnenzak
rappel = abseil = abseilen
ode = lofdicht = lofzang
Tamil tijgers = LTTE
commercie = handelsverkeer = commerce = business = negotie = handel = zaak
ambulance = ziekenwagen
provianderen = bevoorraden = ravitailleren
stuurroer = richtingsroer
zwijgen = dichtknopen = stilvallen = stilzwijgen
bloempap = havermoutpap = lammetjespap = meelpap = pap
peultje = peul
bosgod = faun
immuniteitsleer = immunologie
invitatie = uitnodiging
komode = bureau = torso = kantoor
in vraag stellen = betwijfelen = informeren = bevragen = queryen
lichaamswarmte = temperatuur = lichaamstemperatuur
kattenvoer = kattevoer
lompen = vod = klodde = lap = lor = tod
schouwspel = toneeltje = toneel = kijkspel = tafereel = tableau
praatstuk = kladje = kladversie = aanzet = concept
zweedse kroon = kroon
ziekenhuisopname = hospitaliseren
lijmknecht = lijmklem = lijmschroef = lijmtang = sergeant = lijmpers
schaamtegevoel = schaamte = schande = gêne
purgatie = zuivering
hoeftang = tang
toelichten = verduidelijken = expliciteren = preciseren = verdietsen = verhelderen = aanscherpen
courgette = zucchini
citroenhout = geelhout
dierkunde = zoölogie
krentenweger = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
cactusachtigen = cacteeën
toeven = vertoeven = uithangen = verkeren = zitten = wezen = verwijlen = bevinden = zijn = pozen = ophouden
futurologie = prognostiek = perspectivisme = prognostica
level = niveau = mate = plan = graad = peil
#NAME?
coffeeshop = theehuis = koffiebar = koffiehuis = espressobar
hulppredikant = voorganger = pastor = kapelaan = zielzorger = onderpastoor = parochiepriester = rector = dominee
godsdienstig = devoot = pieus = religieus = godzalig = godsvruchtig = godvrezend = vroom = gelovig
anagram = letterkeer
een wind laten = scheet = wind
afstralen = glunderen = glimmen = stralen
levensheid = vitalisme
inlage = inleggeld = mise = inbreng = inleg
verdoving = narcoseleer = anesthesiologie = verdovingsmiddel = anesthesie
koepel = vallicht = dakraam = daklicht = lichtkoepel = zonnedak = koepelorganisatie = parasol = schijnlicht
koffiedrab = koffiedras = koffiedik = koffieprut = prut
coachen = informeren = aanraden = aanbevelen = adviseren = advies geven = begeleiden = raadgeven
kunstmatigheid = gekunsteldheid
diskdrive = diskettestation = floppy drive = harde schijf = floppydrive
het hart op de tong hebben = versterken
graansoort = koren = graan
frugaliteit = soberheid
sifon = klep
hemisfeer = halfrond
zaagsel = zaagmeel = schaafsel = mot
wondroos = roos = erysipelas = belroos
kilometerteller = hodometer = wegmeter
neertellen = schokken = lappen = dokken = betalen = neerleggen
snert = erwtensoep
ik ik = meme
filantroop = altruïst
corrumperen = bederven
conserven = blikconserven
kruisteken = kruis
kiezelzuur = silicium dioxyde = siliciumdioxyde
retorsie = vergelding
chilipoeder = chilisaus = chili = peper
tekortkoming = feil = zwakte = zwak = zwakheid = tekort = fout
zate = eigendom = goed = landgoed = bezit
slobber = modder = slemp = slik = bagger = slijk = gootwater = varkensvoer = bocht = leut = drab = smurrie = koffie = blubber = slib = prut
borstklierontsteking = mastitis
variabele = veranderlijke
zeewater = zout water
bombrief = bompakket
annoteren = kanttekeningen maken = aantekeningen maken
Ragusa = Dubrovnik
vogel = vogeltje
hoogspanningskabel = hoogspanningsdraad
mitrailleur = machinegeweer
routinehandeling = automatisme
lessenaar = lezenaar = muzieklessenaar = muziekstandaard = bureau = schrijftafel
paraboolantenne = schotelantenne = schotel = satellietschotel
blaam zuiveren = vrijspreken
nachtbraker = avondmens = nachtmens
lavement = enema = klysma = klisteer = darmspoeling
vijfkaart = vijfling
woongemeenschap = woongroep = leefgroep = leefgemeenschap = commune = leefeenheid
condiment = kruiderij = smaakversterker
sociaal systeem = sociale structuur = maatschappijvorm
wielersport = wielrennerij
een steek laten vallen = miskleunen = blunderen = vergalopperen
beleving = gezicht = perceptie = belevenis = gewaarwording = ervaring = ondervinding
kunde = bevoegdheid = bekwaamheid = competentie = kundigheid
kiespijn = tandpijn
slakken = slak = escargot = metaalslak = del
antimoon = antimonium
bepleiter = verdediger = fakkeldrager = strijder = patroon = voorstander = pleitbezorger = pleiter
kanonnenvoer = voeder = veevoer
helen = genezen
roos = hoofdroos = wondroos = erysipelas = sluitsteen = slotstuk = sluitstuk = belroos
grasduinen = rondneuzen = snuffelen = snuffen = neuzen
flessenopener = flesopener
strafvordering = gerechtelijke vervolging = vervolging = strafvervolging
overlooppijp = overloop
wederkerend = reflexief = wederkerend voornaamwoord
hold-up = onverwachte aanval = overval = holdup = roofoverval
droogzwemmen = herhalen = repeteren
kosten = belopen = komen = zijn = onkosten = worden = maken = uitgaven = bedragen
smeedwerk = raambeslag
expiratie = afloop = verloop = uitademing
hekkensluiter = afsluiter = heksluiter = hekkesluiter
klederdracht = kostuum
onbeweeglijkheid = onbeweegbaarheid
Muze = muse = Nadenken
pasodoble = paso doble
peilen = loden
stront = drek = excrementen = excrement = ontlasting = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = ba = faecaliën = uitwerpselen = schijt = kak = drol = uitwerpsel = afgang = beer = feces
afslijting = overschrijding = aantasting
kerkschip = middenschip = schip = hoofdbeuk = middenbeuk
rekruut = milicien = dienstplichtige
klankbord = klankbodem = zangbodem = geluidsscherm = resonantiebodem = resonansbodem = leiplaat
keratitis = hoornvliesontsteking
verpieteren = wegteren = verkommeren = verkwijnen = zieltogen = wegkwijnen
onderhoudsman = hersteller
oppasser = Batman = bewaarder = beheerder = roeper = custos
gering aantal = schaarste = geringheid
overheid = autoriteit = gezag
Ganesha = Ganesh
aanvaarding = bijval = weerklank = acceptatie
ziekenverpleger = verpleegkundige
erythropoiësis = erythropoiësie = erytropoëse
herteleer = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck
maalstroom = kolk = draaikolk = neer
komijnzaad = kummel = karwijzaad = komijn = karwij
schadepenningen = schadevergoeding = smartengeld = smartegeld
bloed = zweet = bloedvergieten
vuisthamer = voorhamer = smeedhamer = schroothamer = moker = kloofbijl = hamer = vuist = smidshamer
teler = landbouwer = bouwboer = akkerbouwer
hark = geldhark = riek = gritsel
coiffeur = barbier = herenkapper = figaro = dameskapper = friseur = kapper = haarkapper = hairstylist = haarknipper
taperecorder = bandrecorder = bandopnameapparaat = bandopnemer
spuugbak = spuwbakje = kwispedoor
topinamboer = aardpeer
alfabetisme = alfabetisering = geletterdheid
krocht = crypte = grafgewelf = caverne = spelonk = grafkelder = grot
steganografie = geheimschrift = code = cryptografie = cijferschrift
logo = LOGO = ligatuur
toewerpen = toegooien
consumptie-ijs = ijs
kletspraatje = gesmoes = kletspraat = achterklap = roddel = roddelpraat = roddelpraatje = konkelarij = geroddel = geklets = gerucht
onderbroekelol = onderbroekenlol = ruw spel
muziekpapier = notenpapier
collectie = verzameling = arsenaal = assemblage = accumulatie = montage = collecte
waterverfschilderij = aquarel
agressie = bestorming = aanslag = agressiviteit = vijandigheid = stormaanval = hostiliteit = aanval
gedachte = denkbeeld = bedenking = idee = opvatting = inzien = stellingname = gezindheid = oordeel = overtuiging = gevoelen = inzicht = begrip = convictie = opinie = zin = standpunt = mening
veiligheidsscheermesje = mesje = scheermesje
tijdschema = tijdplan = plan = dagindeling = agenda = schema = programma = tijdpad
azuursteen = lazuriet = lazuur = lapis lazuli = lazuursteen = blauwsteen
tappen = tapdansen
kruisiging = kruisdood = martelarij = kruisoffer = marteling = foltering
behaard = oorlogszuchtig
luxe = rijkdom = weelde
wieltrekker = tractor = trekker = motortrekker
lente = lentetijd = voorjaar
borstkas = ribbenkast = thorax = torso = borst
saucijzenbroodje = worstenbroodje = saucijzebroodje = worstebroodje
papierfabriek = fabriek = staalfabriek = textielfabriek
jeugdpuistjes = acne = jeugdpuistje
stafchef = chef-staf
Plejade = Pléiade = Zevenster = Plejaden = Pleiaden
transitief werkwoord = overgankelijk werkwoord
aanhalingsteken = prijsopgave = citaat = bestek
veroorzaken = neerkomen = leiden = voortbrengen = omvatten = opleveren = behelzen = betekenen = verwekken = inhouden = leiden tot = hersenschudding = beduiden = met zich meebrengen = zeggen = tot gevolg hebben = teweegbrengen
striptekenaar = striptekenares
as = sintel = slak = resten = wielas = spindel = asse = kolenslak = spil = draagas = draaier
kladschrift = hanenpoten = kriebelpootje = gekriebel = hanepoten = krabbelschrift = krabbelpootje
filmer = filmmaker = cineast
luierstof = lussenweefsel = badstof
slingerplant = klimplant = rank = klimmer = beklimmer
vuurpeloton = executiepeloton = strafpeloton
eethuis = eetgelegenheid = eettent = restaurant = eetcafe
gewrichtsreuma = gewrichtsreumatiek = reumatiek = reuma
wandelaar = rabauw = woesteling
ongeluksbrenger = ongeluksbrengster = pechvogel = ongeluksvogel
kleedruimte = kleedkamer
divergerend = uiteenlopend
crescendo = toenemend = aanzwellend
geometrie = meetkunde
invoerheffing = invoerbelasting = invoerrecht = importheffing
afrostijl = afrolook = kroeshaar
voorproef = voorproefje
uitgeven = voeren = leiden = uitkomen = lopen = besteden = verteren = spenderen = publiceren
keukenhulp = foodprocessor = keukenmachine
glad = gladmaken = gladden
carnivoor = vleeseter
aardleiding = aarddraad = aarde = aarding = aardverbinding
kiel = scheepskiel = schip = boerenkiel
onderschepping = interceptie
tot ridder slaan = ridderen
duivelbezweerder = exorcist = duivelbanner
oplichterspraktijken = charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichting = bedotterij = afzetterij = geldklopperij = oplichterspraktijk
wederkerend voornaamwoord = reflexief = wederkerend
dealen = uitventen = uitdelen = aan de deur verkopen = venten = verdelen = leuren = colporteren
investeerder = kapitaalsverschaffer = belegger
kransader = hartkransslagader = kransslagader = coronairarterie = kroonslagader
migraine = platvis
pis = pies = urine = zeik = plas
afslaan = afkloppen = overlijden = het laten afweten = afspringen = keren = wenden = veilen
drukvat = drukketel = autoclaaf = sterilisator
verheiligen = sacreren = heiligen = sanctifiëren = consecreren = sanctificeren = wijden = consacreren = sacraliseren = zegenen
buizen = zakken = mankeren
afgelegen = onwaarschijnlijk = afstandsbediening = afstandsbesturing
bestijging = beklimming = stijging = opklimming = opkomst = opstijgen = Hemelvaart = hemelvaart
dwarskijker = geheim agent = verspieder = spion
lijkwa = lijkwade = wade = doodshemd = rouwkleed = doodskleed = lijkkleed
slet = kankerwijf = kreng = kutwijf = stoephoer = bitch
straf = oordeel = veroordeling = uitspraak = vonnis = repressie = afstraffing = bestraffing = boetedoening = zin = crime
salespromotion = verkoopbevordering = reclame = promotie = advertentie = promoting = sales-promotion
protégé = beschermeling
bieb = bib = bibliotheek
xerox = fotokopie = kopie
muil = snavel = waffel = mond = monding = wafel = riviermond = slipper = tater = kwek = pantoffel = slof = snater
hefkraan = hijskraan = kraan
verbitterd = haatdragend
ponser = perforator = ponsmachine
rei = rondedans = reidans = koordans
lymf = lymfe = weefselvocht = weefselvloeistof
crew = bemanning = ploeg
veroordeling = verwerping = oordeel = uitspraak = vonnis = laking = berisping = afwijzing = denunciatie = aanklacht = straf = afkeuring = zin
participant = deelnemer = deelhebber
jaszak = mantelzak
verschrikkelijke sneeuwman = yeti
gele bosbraam = kruipbraam
verwarmingstoestel = haard = kachel = kacheltje
consolideren = bestendigen = blijven = stabiliseren
bezinksel = droesem = neerslag = drab
brand = ontbranding = verbranding = commotie
zeshoek = zeskant = hexagoon
whodunit = detectiveverhaal
handelsbeleid = handelspolitiek
pikdonker = aardedonker = gitzwart
behoren = behoren bij = toehoren = aangaan = horen = passen = betamen = toebehoren = thuishoren = vallen = bekomen = behoren tot = zijn = behoren aan = ressorteren
merknaam = handelsnaam = brandmerk = merk
monstering = inspectie = onderzoek = revue
kloekmoedigheid = heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = heroïek = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid
dunnen = uitdunnen
papegaaiekooi = papegaaienkooi
mannetjesgans = gent = gander = ganzerik
Nazisme = nazisme = nationaalsocialisme = nationaal-socialisme
amsterdammertje = meerpaal = bolder = meerbolder
geklap = applaus = handgeklap
gul = gift = gulheid
ontogenese = groei = wasdom = ontwikkelingsfysiologie = ontogenie = ontwikkeling = rijping
scharnier = scharnierband = hengsel = knier
paradijs = Eden = hemel = nirwana = firmament = hemelrijk
bijzon = parhelium
geestkracht = energie = pep = slagkracht = pit = kloekheid = arbeidsvermogen = fut = puf = daadkracht
schildklier = thyroïd
rips = ribfluweel = corduroy = koordfluweel = tinneroy
metrieke paardenkracht = paardenkracht = mechanische paardenkracht = pk = paardekracht
reflexbeweging = reflex
huwelijkscontract = huwelijksovereenkomst
koepelorganisatie = koepel = parasol
kuststaat = kustland
vorm = fysiek = manieren = omgangsvorm = staat = configuratie = vormen = toestand = betekenaar = erecode = conditie = code = gedragscode = omgangsvormen = manier = woordvorm
chikane = fopperij = trucage = chicanes = list = valsspelerij = drogreden
kernreactie = nucleaire reactie
staatsbestel = bestuursvorm
foreest = bosje = bos = woud
coïncideren = samenvallen
cloacadieren = cloacadier
veelhoek = polygoon
politieker = politicus = staatsman
medeondertekenen = medeondertekening = contrasigneren = meeondertekenen
fatsoensrakker = strenge meester = zedenmeester = moralist = zedenprediker
zich verslapen = doorslapen = verslapen
(licht) middagmaal = lunch = noenmaal = middagmaal = twaalfuurtje = middageten
multipliceren = vermenigvuldigen = verheffen
schudden = schokken
strijdigheid = incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = discordantie = antilogie = inconsequentie = contradictie = onsamenhangendheid
een zekere = ene = men
kippenvel = kippevel = spasmodermie
gokken = speculeren
ochtendschemering = dageraad
azuur = azuurblauw = lazuur = hemelsblauw = blauw
hulpbetoon = hulpverlening = hulp = bijstand = medewerking = assistent = steun = assistentie
toto = totalisator = pool
versnapering = snack = hap = knabbeltje = hapje = tussendoortje
gehaktmolen = vleesmolen
witz = geestigheid = plaisanterie = joke = koddigheid = gebbetje = bak = grap = mop
contanten = geld = contant geld = cash = kasgeld
placebo = fopmiddel = schijnmiddel
choqueren = ontzetten = verbijsteren = ontstellen = shockeren
ignoreren = negeren = opzijzetten = afwimpelen = wegcijferen
praal = grandeur = wapenrusting = grootsheid = pracht = glans = heerlijkheid = luister = majesteit = schittering
muurkalk = kalk = stuc = witsel = pleisterkalk = witkalk = pleistermortel = pleister
tekstverwerker = wordprocessor
eindmeet = meet = aankomstlijn = finish = aankomst = eindstreep = krijtstreep
overloop = overschakeling = overlooppijp = landing = switch = overgang
vanilleplant = vanille = vanille-orchidee
sigarettepeukje = sigarettenpeuk = sigarettepeuk
promenade = esplanade = boulevard = strandboulevard
speelkwartier = time-out
strop = stropdas = tegenslag = lus = klem = domper = strik = das = lis
spectrum = schakering = kleurenspectrum = kleurengamma = scala = prismabeeld = gamma
chalaza = hagelsnoer
pijpje-lak = pijpje lak
nalopen = controleren = nazien = nakijken = checken = nagaan = natrekken
zaakwoordenboek = encyclopedie
moedertaal = moerstaal = stamtaal
clementie = vergiffenis = genade = mildheid = gratie = zachtheid
mededeling = boodschap = tijding = bericht = mare
OAS = O.A.S.
Hokkaido = Ezo
frisdrank = limonade = gazeuse = priklimonade = fris = softdrink = prik
waterstation = pompstation = watertoren
openen = opendoen = inzetten = opvatten = opengaan = instellen = ontgrendelen = ontsluiten = aanvangen = aanvatten = openzetten = entameren = beginnen = opstarten = starten = openmaken
bij elkaar flansen = samenstellen
oorknop = knopje = oorring = bel = oorbel = knop
oorijzer = hoofdijzer = halster
treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast
tot leven wekken = bezielen = versterken = kracht geven = sterken = stalen = verstevigen
zich onthouden = verhinderen = abstineren
weervrouw = weerprofeet = meteoroloog = weerman = weerkundige
seconde = minuut = moment = ogenblik = punt = tel
neerstrijken = vestigen
capaciteiten = hoedanigheid = capaciteit = vermogen
oculist = oogarts = oogheelkundige = optometrist = oftalmoloog
ontnuchteren = in de war brengen = verwarren
superlatief = overtreffende trap
gekwaak = kwak = gekwek
koempel = houwer = kompel = mijnwerker
doopvont = baptisterium = fontein = doopkapel = wijwaterbekken
voorwoord = proloog = preambule = inleiding = aanloop = introductie = voorrede = voorbericht
verheerlijkt = opbouwend = onverstaanbaar
katoenplant = katoen
trefwoord = ingang = titelwoord = hoofdwoord
justificatie = verontschuldiging = disculpatie = excuus
thermos = thermosfles
pleziertocht = vakantiereis = uitstapje = trip = tochtje = uitje = plezierreis
welkom = onthaal = begroeting = ontvangst = verwelkoming
bloemmaand = bloeimaand = mei = meimaand
kostschool = pensionaat = internaat
jonkie = jong = kind = kleintje = nakomeling
eetgelegenheid = eethuis = eettent = eetcafe = restaurant
haalden door = haalde door = uitwissen = treffen
airmail = luchtpost
registratienummer = administratienummer
pappie = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pater
bloedverwant = verwant = familielid = bloedverwante = maag = cognaat
wastobbe = teil = tobbe = badkuip = bad = wasteil
lork = lariks = lorkenboom
huurhuis = verpachting = woning = huurwoning
middelvoet = middenvoet
eigenbaat = berekening = eigenbelang
pon = nachtgewaad = nachtjapon = nachthemd = nachtpon
verloederen = verarmen = vervallen = verpauperen
kanker = onheil = ongeluk = rampspoed = pech = k = tegenslag = kwaad = euvel
verlokking = seductie = verzoeking = lokroep = bekoring = verleiding
looprek = loophek
ontsteltenis = bezorgdheid = consternatie = verwarring = commotie = verdwaasdheid = alarmstemming = verbijstering = opschudding = beroering = ontzetting
borstel = wisser = tandenborstel = kwast = stoffer
wellevendheid = beleefdheid = courtoisie = hoffelijkheid = ridderlijkheid
diabetisch = diabeticus = suikerpatiënt = suikerzieke
jupon = onderrok
kleurenspectrum = kleurengamma = prismabeeld = spectrum
gehoor = lezerspubliek = publiek = aandacht
weelde = opulentie = luxe = rijkdom = zeelde
appendectomie = blindedarmoperatie
kanonskogel = bommetje
bewilligen = berusten = toegeven = inwilligen = instemmen = toestemmen
exemplaar = snuifje = object = stuk = artikel
kristalvorming = kristallisatie
veter = kant = rijgsnoer = rijgveter = nestel = schoenveter
myoom = vleesboom
prikker = vork = punt = prikkertje = tand
beslagname = saisie = beslag = arrest = beslaglegging = inbeslagneming
pasvorm = snit = coupe
stichten = gronden = vestigen = instellen = grondvesten = institueren = oprichten
vergeet-mij-nietje = vergeet-me-niet = vergeet-mij-niet
onbehouwenheid = norsheid = abruptheid = bruuskheid = barsheid
toeriste = vakantieganger = toerist
deelname = geëngageerdheid = participatie = engagement = betrokkenheid = deelneming
plaatdruk = gravure = koperdruk = ets = kopergravure
portretschilder = portrettekenaar
oefenen = oefening = patroon = vraag = zich oefenen = exercitie = stramien = trainen = gebruik = uitoefenen = uitoefening = praktijk = opdracht = inspannen = opgaaf = disciplineren = opgave
kooltje = kool
streven = einddoel = doel = eerzucht = mikken = ambitie = dingen = aspiratie = nastreven = ogen = ambiëren = doelwit = doeleinde = oogmerk
afhelpen = vrijmaken = bevrijden
pudenda = schaamdelen = schaamdeel = onderlijf = pubes = schaamstreek
patholoog = diagnosticus
epicurist = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist
babyboom = geboortegolf = Babyboom = geboortengolf
compassie = deelneming = deernis = mededogen = meelij = meewarigheid = barmhartigheid = erbarmen = medegevoel = rouwbeklag = medeleven = meedogendheid = condoléance = medelijden = condoleantie = innige deelneming
toeleveringsbedrijf = leverancier
knoeierij = oplichterij = geknoei = gesjoemel = fraude = gerommel = hoax
doodsbericht = doodsbrief = rouwadvertentie = necrologie
uitbreiden = schetsen = verhevigen = expanderen = verlengen = uitwerken = vergroten = op schaal tekenen = opentrekken = vermeerderen = openzetten = rekken = escaleren = verruimen = toenemen = uitbouwen = prolongeren = verbeteren = aanhouden
zwijmelen = wankelen = wegraken = wiebelen
doeg = vaarwel = tot ziens = dag = goedendag = doei
ma = moe = moederlief = mam = moeder = moesje = mama = mammie = moes
pluk = plok = toef = dot = pol
matrimonium = echt = huwelijksband = echtvereniging = huwelijk = echtverbintenis
bij = honingbij
herroeping = afzwering
trema = umlaut = deelteken
Turk = Turkse
annuleren = cancelen = terugdraaien = afketsen = doorhalen = afstuiten = afschaffen = intrekken = schrappen = terugtrekken = afspringen = herroepen = afgelasten = achteruitzetten
kermis = foor
muntstuk = geldstuk = munt
kind = jong = minderjarige = spruit = loot = kleintje = jonkie = ding = koter = nakomeling = jongeling = jongere
vooruitzicht = afwachting = uitzicht = verwachting = perspectief = vergezicht = straatbeeld = prospect
middellijn = doorsne(d)e = doorsnede = diameter = doorsnee
enkelspel = single
inseinen = tippen
engtevrees = claustrofobie
woordkeus = formulering = woordenkeus = woordkeuze = bewoording = jargon = zinswending = terminologie
pedometer = podometer
Gauss = gauss
stucwerk = bepleistering = pleisterwerk
doder = moordenaar
kruidenierswaren = grutterswaren = voedsel = levensmiddelen
ziekelijkheid = morbiditeit
tabberd = tabbaard = herautenmantel
overgooier = schort = schortje
traceren = afperken = afbakenen = bebakenen = afgrenzen = afpalen = omschrijven = demarqueren
Vader = papa = ouwe = eerwaarde = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater
Italiaanse Republiek = Italië
frutsel = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = niemendalletje = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = snuisterijen = hebbeding
humusgrond = bladgrond = humus = molmgrond = tuingrond = plantaarde = teelaarde = bladaarde = tuinaarde
landstrijdkrachten = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep
cheddar = Cheddar
filmindustrie = film
grill = barbecue
tendens = strekking = teneur = pointe = inslag = tendentie
tibia = scheenbeen
verduiveld = duivel = brutaaltje
atletiekbaan = renbaan
inschatting = beoordeling = afweging = evaluatie = gezond oordeel = expertise = nabeschouwing
bekleedsel = bedekking = huid = bekleding
codicil = aanhangsel
waardevermindering = devaluatie = depreciatie = ontwaarding
Olympische Spelen = olympiade = Olympiade
inzittende = bewoner = ingezetene = inwoner
plot = verwikkeling = perceel = intrige
in beslag nemen = confisqueren = absorberen = bezighouden
overvloeiing = watervloed = zondvloed = overstroming
aanmatigen = overnemen = annexeren = toe-eigenen
dogmatisme = fanatisme = dweperij = kwezelarij = bigotterie = starheid
kriek = kriekenboom = zure kers = morel
zelfhulp = zelfhelp
directeur = bedrijfsleider = manager = ouwe = bestuurder = chef = hoofd = exploitant = dirk = leider = uitbater = beheerder = rector
conglomeraat = opeenhoping = ophoping = concentratie = congestie
demarreren = wegspringen = ontsnappen
gedenken = terughalen = eraan denken = herinneren = doen denken = denken = reproduceren = zich herinneren = te binnen schieten = onthouden
schrapen = schrappen = schrabben
keukendoek = theedoek = handdoek = afdroogdoek = keukenhanddoek
beluchter = verticuteerhark
terughalen = eraan denken = herinneren = doen denken = reproduceren = zich herinneren = gedenken = te binnen schieten = onthouden
plevier = kievit
porseleinaarde = kaolien
trechtermonding = riviermonding = estuarium = trechtermond
godsvruchtig = devoot = pieus = religieus = godzalig = godvrezend = vroom = godsdienstig = gelovig
slaper = logeergast = logé
schermutseling = strijdgewoel = wapengeweld = handgemeen = krijgsgewoel
naad = zoom
bezorgd zijn = zich zorgen maken = zorg
grafvaas = urne = lijkvaas = grafurn = urn = asurn
Bulgaar = Bulgaarse
mortier = vijzel = houwitser = mortel
Duitser = Germaan = mof = Germaanse = Duitse
omkeerprisma = prisma
genot = vreugde = geneugte = genoegen = plezier
oliestook = oliestookinrichting = olieverwarming
blaasbalg = balg = filmdroger
vaste schijf = hard disk = harddisk
chef-staf = stafchef
plotseling = plots
evenbeeld = dubbelganger
sterkedrank = vuurwater = gedistilleerd = neurie = spiritualiën = spiritualia
opkrabbelen = neerkladden = neerkrabbelen
leeuwenmoed = heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = heroïek = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid
overwinnaar = usurpator = veroveraar = triomfator = winner = overweldiger = winnaar
calendarium = heiligenkalender = kalender
zich overgeven = uitvallen = de handdoek in de ring werpen
vertroosten = troosten
dissident = geloofsverzaker = andersdenkende = afvallige = deserteur = afgevallene = afgescheidene = overloper = outlaw = kerkverlater = apostaat
wanzijde = wankant
legitimatiekaart = legitimatie = persoonsbewijs = legitimatiepapier = legitimatiebewijs = identiteitskaart = identiteitsbewijs
arbeidspsychologie = bedrijfspsychologie
fragiliteit = breekbaarheid = broosheid = kwetsbaarheid
heelmiddel = medicament = geneesmiddel = farmacon = medicijn
supponeren = voor lief nemen = ervan uitgaan = assumeren = veronderstellen = presumeren = postuleren = stellen = onderstellen = aannemen
wegjagen = verdrijven = wegzenden = ontslaan = onttronen = afzetten = uitstoten = verjagen
stollingsgesteente = lavasteen = oergesteente
onbekende = vreemde = vreemdeling
verblijden = verheugen
geluiddemper = knalpot = demper
pijlwortel = penwortel = stamwortel
ziekengeld = ziektegeld
legering = alliage = alligatie = metaallegering
plattelander = simpele ziel = boerenkinkel = hufter = boerenpummel = boerenlul
vijand = bestrijder = opponent = tegenstander
uitgebreidheid = dimensie = omvang = afmeting = grootte
injectiespuit = injectiespuitje = spuit
letterkeer = anagram
wraaklust = wraakgevoel = wraakzucht = wraakgevoelens
slaap = slaperig = maffen = slapen = slaperigheid = sluimer
volkenmoord = volkerenmoord = genocide = rassenmoord
nazisme = Nazisme = nationaalsocialisme = nationaal-socialisme
beraadslagingen = convent = overleg = conventie = beraadslaging = vergadering
kannekijker = drankverslaafde = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
full-dress = gala = galakleding = galakostuum
interlinie = stift = dieplood = blij
cinnaber = vermiljoen
verlengstuk = verlenging = vereeuwiging
Rhodesië = Zimbabwe = Republiek Zimbabwe
wc-pot = wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = bestekamer = toilet
tewerkstelling = arbeidsproces
appartementsgebouw = flatgebouw = blokkendoos = flat
manifest = beginselverklaring = intentieverklaring = vrachtlijst = beginselprogramma
gesloten staatshuishouding = autarkie
hoofdregel = grondstelling = grondregel = maxime = oerprincipe = kopregel = basisprincipe = grondbeginsel = beginsel = principe
permissie = inwilliging = toestemming = verlof = toelating
meeondertekenen = medeondertekenen
zuurstofverbinding = oxiden = oxide = oxyde
hoorzitting = luisterzitting
samen blijven = samenblijven
vergeetachtigheid = vergetelheid
neusbloeding = epistaxis = bloedneus
tod = lompen = vod = klodde = lap = lor
afdrift = afdrijving
polyglotte = polyglot
verliezen = afvallen = kwijtraken
continueren = staande houden = lopen = voortbouwen = voortzetten = blijven = doorgaan = doorlopen = voortduren = voortgaan = vervolgen = duren = overgaan = aanhouden
lateraliteit = lateralisatie
antigeluid = stilte = rust
epateren = van zijn stuk
koolmijnwerker = kolenschip = koolschip
dubbele onderkin = dubbele kin
pelgrimstocht = hadj = pelgrimage = pelgrimsreis = bedevaart
onveranderd = onbewerkt
berouw = penitentie = boete = gewetensnood = zelfbeschuldiging = zelfverwijt = gewetensangst = gewetenswroeging = wroeging = boetedoening = boetvaardigheid = spijt = inkeer = schuldbesef
libretto = operatekst
rekentaal = programmeertaal = computertaal = machinetaal
talkklier = talgklier = smeerklier
hondenwacht = nachtwacht = hondewacht
afgrenzen = afperken = afbakenen = bebakenen = afpalen = omschrijven = demarqueren = traceren
namaaksel = vervalsing = namaak = falsificatie = naäperij = na-aperij = nep = imitatie = kunst
huismiddeltje = panacee = huismiddel = wondermiddel
onderhoudswerk = onderhoud = zorgen voor = voorzichtig = verpleging = zorg = onderhoudswerkzaamheden
kruisen = snijden = ontmoeten = hybridiseren
duiveluitdrijving = exorcisme = uitdrijving = bezwering = duiveluitbanning = geestenbezwering
begrijpelijk = verklaren = verduidelijken = duidelijk = helder = verstaanbaar = onderrichten
treinstation = spoorwegstation = stationsgebouw = station
Gbit = gigabit
ijveraar = voorstander
gelijknamig = naamgenoot
ambtenarenapparaat = ambtenarenbestand
effectuering = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering = implementering
extase = geestvervoering = zinsvervoering = enthousiasme = opgetogenheid = vervoering = euforie = exaltatie = verrukking = blijdschap = geestdrift = hallelujastemming = trance
verweken = verslappen = afzwakken = tanen = ontspannen = verflauwen = verwijven = kwijnen = verbleken = verzwakken
verspilling = tijdverlies = vuil = atrofie = verkwisting = flirtation = geflirt = verspillen = flirt = rommel = verval = afval = wegkwijning
dirigent = cantor = voorzanger
souffleur = voorzegger
verkenner = wacht = padvinder = uitkijk = scout = schildwacht
leucotomie = hersenoperatie = lobotomie
ascetisme = strengheid = inlevering = ascese = versterving = bezuiniging = onthechting
smaadschrift = smaadrede = scheldkanonade = tirade
happening = moment = evenement = gebeurtenis = gebeuren
koud = kou = koude
invallen = binnenkomen = binnenlopen = binnenvaren
koelen = verfrissen = afkoelen = bekoelen = verkoelen
zomen = inslag = zoom
doorkijken = doorbladeren = doorzien
dialect = accent = streektaal = mondaard = patois
opwinden = stimuleren = opgeilen = opwekken = prikkelen = opvrijen
geluidsregistratie = opname = registratie = geluidsopname
closetrol = wc-rol = pleerol = toiletrol
woordverklaring = definitie = omschrijving = definiëring
koffiepoeder = Jehovah's Getuigen = koffie
(tegoed)bon = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart
beginletter = bovenkast = voorletter
oudste = Doyen = deken = doyen
defaitisme = moedeloosheid = pessimisme
zenuwstelsel = zenuwgestel
runderhaas = ossehaas = ossenhaas
voornaam = antroponiem = persoonsnaam
sprankje = tittel = zier = spatje = vonkje
metonymia = naamwisseling = metonymie
geboren worden = geboren
preuts = preut = puritein
friseur = barbier = figaro = dameskapper = coiffeur = kapper = hairstylist = haarknipper
omfloersen = verduisteren
loopjongen = boodschappenjongen = wijkbezorger = krullenjongen
koffiekop = koffiekopje = mokkakopje
vuurmuur = firewall
feliciteren met = gelukwensen = feliciteren
hekwerk = planket = hek = afrastering = omheining = afsluiting = schutting
donderkop = kikkervisje = dikkop = dikkopje = donderpad = kwakbol
sodomie = homoseksualiteit = anale seks
gansje = domme gans = ganzenjong
omheining = planket = hek = afrastering = afsluiting = schutting = hekwerk
aansporing = stimulering = excitatie = aanmoediging = stimulatie
migrant = gastarbeider = landverhuizer
deltavlieger = deltavliegtuig = delta = windglijder = kielvlieger = zweefvlieger
dobber = sim
grasperk = gazon = grasmat = grastapijt = grasveld
opponent = tegenstrever = anti = wederpartij = vijand = tegenstemmer = bestrijder = antagonist = tegenstander = oppositie = tegenpartij = oppositiepartij
juf = onderwijzer = juffrouw = schooljuffrouw = schoolvos = jongejuffrouw = frik = schoolfrik = schooljuf = juffie = jongedame
monoxide = monoxyde
stalhouder = groothandelaar = grossier = tussenhandelaar
deoxyribonucleïnezuur = erfelijkheidsmateriaal = DNZ = desoxyribonucleïnezuur = DNA
eenpolig = unipolair
gijzelaar = kidnapper = ontvoerder = gijzelnemer = gijzelhouder
heldendaad = wapenfeit = prestatie = daad = exploit
impact = invloed = inwerken
literatuuropgave = leeslijst = bibliografie = boekenlijst = literatuuroverzicht = literatuurlijst = lectuurlijst
spraakvervormer = crossmotor = scrambler = crossmotorfiets
gerei = gebruiksvoorwerp = utensiliën = werktuig = gereedschap
Michaël = Michiel
borstbeen = sternum
pellen = afschillen = snoeien = afpellen = schillen = ontvellen
darmpek = kinderpek = meconium
zelfreflectie = zelfwaarneming = zelf-contemplatie = introspectie
brandzwam = brandzwammen = kolenstof
landvoogdes = stadhouder = onderkoning = landvoogd = ruwaard = gouverneur = regent
gelofte = eed
voorzitterschap = presidium
asfyxiatie = wurging = suffocatie = verstikking = worging
geloofsovertuiging = godsdienst = godsdienstleer = geloofsleer = geloof = religie
polsstok = paal = staak = boom
vochtmeter = psychrometer = hygrometer = vochtigheidsmeter
judicatuur = recht = gericht = berechting = rechtspraak = justitie
abstractionisme = abstracte kunst
blom = bloei = bloempje = bloesem = bloem = bloemetje
kookplaatje = kookplaat = lichtje = theelichtje
afkaarten = beklinken = overeenkomen = afstemmen = afspreken = kortsluiten = tot een akkoord komen
binnenland = uithoek = platteland = hinterland = achterland
zeekapitein = kapitein
beletten = letten = verhinderen = voorkomen = verletten
harmonicadeur = harmonikadeur = vouwdeur
Vanadiniet = vanadiniet
dot = plok = pluk = toef = pol
rondedans = rei = reidans = koordans
boerka = burka = burqa
mousseren (het) = borrelen (het) = bruisen (het)
meenemertje = meenemer = gelegenheidskoopje = gelegenheidsaanbieding = gunstkoopje = aanbieding = koopje
wijk = milieu = stadsdeel = omtrek = buurt = kwartier = sectie = contreien = kader = omstreek = nabijheid = contreie = omgeving = omstreken
daad = prestatie = heldendaad = exploit = wapenfeit
patates frites = frietje = frieten = patat = friet = frites = patatje
neutrum = onzijdig = het-woord
decennium = tiental = jaartien
arendsnest = roofvogelnest = horst
pulverdamp = kruitdamp
pruimenboom = pruimelaar = pruim
intikken = intypen = intoetsen
VN = UNO = Verenigde Naties
consacreren = sacreren = heiligen = sanctifiëren = consecreren = sanctificeren = wijden = sacraliseren = zegenen = verheiligen
modderbad = modderballet
knijptang = nijper = pincet = splintertangetje = nageltang = trektang = nijptang = tang = spijkertang
desoriëntatie = confusie = verwarring
zout water = zeewater
doelmatigheid = effectiviteit = rendement = opportunisme = doeltreffendheid = gepastheid = economie = toepasbaarheid = passendheid = functionaliteit = toepasselijkheid = efficiëntie
bagatel = fooi = schijntje = habbekrats = hongerloontje = hongerloon = kleinigheid
stap = trede = voetstap = fase = pas = schrede = pasje = maatregel
voorruit = windscherm
pats = klets = pets = tik = tikje = mep
ineenfrommelen = verfrommelen
het ermee doen = volstaan
schenkrand = schenktuit = tuit = spruit
achterkant van de nek = nek = nekvel
transistorradio = transistor = transsistorradio
elasticiteit = rek = spankracht = veerkracht = herstellingsvermogen
knoert = baas = knots = reus = kanjer = knoeper = knaap = joekel = lel = slagschip = kokkerd
bijwonen = aanwezig zijn
universum = wereldruim = ruim = inwonertal = al = wereldruimte = populatie = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte
verwijlen = vertoeven = uithangen = verkeren = zitten = wezen = bevinden = zijn = pozen = ophouden = toeven
goedgelovigheid = lichtgelovigheid
lijnzaad = vlaszaad
passen = lassen = aangaan = behoren = aaneensluiten = schikken = zitten = knopen = liëren = betamen = horen = conveniëren = sluiten = uitkomen = aansluiten = verbinden = voegen = schakelen = treffen
krantenstalletje = kiosk = stand = krantenkiosk
vijfenzestigplusser = gepensioneerde
boekenliefhebber = bibliofiel
strijd = conflict = conflictsituatie = kamp = wedstrijd = slag = competitie = incident = veldslag = competitiewedstrijd = bevechten = betwisten = zeeslag
schoep = schepbord = pootjebaden
actinometer = actinograaf
papiersnipper = snipper
vuistslag = stomp
zoneclips = zonsverduistering
pendelaar = radiësthesist = forens = roedeloper = rabdomant = wichelroedeloper
broedkolonie = broedgebied
populier = peppel
stamgast = bewoner = inwoner = ingeburgerde = ingezetene = kroegtijger
folterwerktuig = marteltuig = foltertuig
inboezemen = draaien = frapperen = treffen
halfedelsteen = siersteen
Gemenebest Australië = Australië
tsjirpen = tjirpen = striduleren = sjirpen
aankleding = paruur = verfraaiing = ornament = siersel = versiersel = versiering
kijkers = oog = kijker
pijniging = leed = smart
bouquet = bos = corsage = geur = boeket = zoetheid = ruiker = bloemetje
papegaaienziekte = papegaaieziekte = psittacosis
mondaard = accent = dialect = streektaal = patois
opruimingsuitverkoop = opheffingsuitverkoop = liquidatieuitverkoop = uitverkoop = leegverkoop = liquidatie-uitverkoop = opruiming
lijmen = lappen = redresseren = verstellen = herstellen = beiden = neutelen = dralen = talmen = treuzelen = dreutelen = tutten = repareren = teuten = lijntrekken = maken = verbeteren
uittocht = hedjra = leegloop = exodus
bruiloftstaart = bruidstaart = trouwtaart
Saul = Saulus
schuldbesef = gewetenswroeging = wroeging = spijt = berouw = zelfverwijt
baluster = leuning = balustrade
bevochtiger = oppervlakte-actieve stof
rekenplichtigheid = aansprakelijkheid = verantwoording = verantwoordelijkheid
dialyse = hemodialyse = nierdialyse
snelkookpan = drukpan = hogedrukpan = snelkoker = pressurecooker
lampekousje = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet
inslagspoel = schietspoel = schieter = weversspoel = weefspoel
beuktarwe = boekweit
ondertekening = signatuur = krabbel = poot = handtekening
koetjeboe = koe = koebeest = koetje-boe
inhoudsopgave = inhoud = bladwijzer = inhoudstafel = register
moffeloven = moffel
Jan en Alleman = expressionisme
kattenmuziek = kattemuziek = ketelmuziek
prediker = predikant = geloofsverkondiger = geestelijke = dominee
luchtvoertuig = luchtkussenvoertuig = luchtboot = hovercraft
leeftijd = levensduur = tijdperk = tijd = era = epoch = ouderdom = levenslang = leven
mijnheer = huisvader = gentleman = heer = meneer = pater familias
regenboogvlies = iris
jagen = opschieten = haasten = vlotten = voortmaken = drijven = voortjagen = jachten = verhaasten = bespoedigen
rugzak = zak = boodschappentas = knapzak = sporttas = tas = ransel
juveniel = infantiel = onvolwassen = kinderachtig
bedrieger = schurk = leugenaar = boef = schelm = snoever = liegbeest = fraudeur = jokkebrok = draaikont = vervalser = volksverlakker
folkmuziek = folk = etnische muziek
leverantie = aflevering = bestelling = bezorging = toevoer = levering = afgifte = aanvoer
ametrie = onevenredigheid = disproportie = wanverhouding
promille = duizendste
tannine = looizuur = looistof
koeterwaals = gewauwel = wartaal
aandachtsstreep = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken
vliegveld = airport = aërodroom = luchthaven
arbeidsplaats = plaats
doodskleur = lijkkleur = bleekheid
doelwachter = kiep = goalie = sluitpost = doelman = keeper = goalkeeper
abuseren = misbruiken
narcoseleer = verdoving = anesthesiologie = anesthesie
behouden = handhaven = verlossen = houden = redden = bewaren = bevrijden
adreslijst = verzendingslijst = mailing list = verzendlijst
imkerij = apicultuur = bijenteelt
opspelen = uitpakken = uitvaren = uitvallen = uithalen = fulmineren = uitvliegen = uitschieten
essayist = essayschrijver = geletterd persoon
atorvastatine = Lipitor
LR = lawrencium
verduren = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = doorstaan = dragen = harden = velen = dulden = verdragen
claim = eigendom = vordering = eis = aanspraak = eigendomsrecht
avifauna = vogelstand = vogelwereld
veearts = dierenarts = veterinair
balzak = scrotum
op het puntje van zijn tong = zwam = paddenstoel
redactrice = krantenredacteur = schrijver = bewerker = editor = redacteur
laisser-faire = laisser-aller
scheur = barst = kier = reet = berst = fissuur = spleet = breuk
orgel = huisorgel = kamerorgel = harmonium = orgaan
tootsie = transvestiet = travestiet
sticker = klever
opkloppen = overdrijven = opblazen = oppijpen = overtrekken = hyperboliseren = kleuren = chargeren
plakmiddel = kleefpasta = plakspul = plaksel = gom = hechtmiddel = kleefmiddel = lijm
bietsuiker = beetwortelsuiker
vergrijp = wanbedrijf = inbreuk = wetsdelict = delict = overtreding = misdaad = wetsovertreding = wandaad = misstap = euveldaad = misdrijf
onderliggende reden = laag = onderlaag = substraat
infanterie = voetvolk
enveloppe = envelop = couvert = omslag = briefomslag
gortemetiel = gatenmetiel = vergiet
naft = gasoline = peut = benzine
cadans = maat = puls = ritme
vandaal = Vandaal = straatschender = vernielal = vernieler = Vandalen
vullen = volgooien = vervullen = opvullen = opstoppen
nijdnagel = dwangnagel = nijnagel = stroopnagel
pluimvee = gevogelte
wildleven = dieren in het wild
punctuur = paracentese = punctie
Oudgrieks = Oud-Grieks
kroezenstaal = gietstaal
zinnenspel = moraliteit = zedenspel = zinnespel
specialiteit = uitpuilen = specialisme = specialisatie = ding
espresso = espresso(-koffie) = espressokoffie
prelaat = hogepriester = opperpriester = kerkvorst = primaat
gijzelnemer = gijzelaar = kidnapper = gijzelhouder = ontvoerder
kolen = kool = steenkolen = steenkool
typefout = drukfout = drukfeil = erratum = misstelling
betweter = schoolmeester = wijsneus = weetal = wise guy = polyhistor = veelweter
zeik = pies = pis = urine = plas
wam = halskwab = halskwabbe = kossem
douane = douanebeambte = grensbewaker = grenswachter = douanier = grenswacht
zeemleer = gems = zeem
keteldal = ketel
bovenhalen = oproepen = wekken = ontlokken = evoceren = evoqueren
meetellen voor = tellen voor
polyfrasie = praatzucht = babbelzucht = spraakzaamheid
kreet = geroep = geschreeuw = krijsen = uitroep = roep = schreeuw = geblèr
ribonucleïnezuur = RNA
straatsteen = kasseisteen = inst
Lakeside = meeroever = oever
deskundoloog = deskundige = rot = kenner = expert = connaisseur = autoriteit = specialist
irritatie = onbehaaglijkheid = onmin = verdriet = ontevredenheid = onvrede = ergernis = wrevel = ongenoegen = onbehagen = misnoegen
vakkennis = vakbekwaamheid = know-how
soepkip = ketel = waterketel = theeketel
oproepen = goochelen = bovenhalen = zwarte magie beoefenen = evoqueren = wekken = ontlokken = wakker maken = toveren = evoceren
narren = zuigen = sarren = tergen = mienen = hekelen = treiteren = martelen
koorgestoelte = kerkbank
Republiek Albanië = Albanië
drank = zuipen = drankje = geborrel = alcohol = spraakwater = drinken
scheefheid = scheefte
galvocht = gal
incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = discordantie = antilogie = inconsequentie = contradictie = strijdigheid = onsamenhangendheid
mejuffrouw = misser = juffrouw
brok = meid = fragment = poppetje = hap = brokstuk = spetter = kanjer = pop = griet = stoeipoes = babe = brokstukken = stuk = beet = poes
rejectie = verwerping = regurgitatie = afstemming = oprisping
theologie = godgeleerdheid = van de regen in de drup
opgraving = site = exhumatie
bejaardenoord = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardentehuis = bejaardenhuis = verpleeginrichting = verpleeghuis = verzorgingscentrum = verpleegtehuis
cockpit = stuurhut
nagelvlies = pterygium
carbonpapier = doorslag = carbon = doorschrijfpapier = overdrukpapier
kasteel = slot = burg = toren = paleis = steen = burcht = fort
god = godheid = godin = idool = godenbeeld = God = afgod
selectiewedstrijd = kwalificatiewedstrijd = voorronde = kwalificatieduel
bloedkanker = leukemie
climatologie = klimatologie
aantekeningen maken = kanttekeningen maken = annoteren
afprijzen = degraderen
provocateur = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = woelgeest = opruier = herrieschopper
seculariseren = laïciseren = ontkerstenen = deconfessionaliseren
coronairarterie = hartkransslagader = kransader = kransslagader = kroonslagader
jeugdherberg = herberg
ademteug = ademhaling = pauze = asem = adempauze = adem
gezinsleven = familieleven
verlammen = paralyseren
garrote = wurgpaal = garotte
haatgevoelens = rancune = afgunst = tegenzin = animositeit = afkeer = haat = vijandschap = wrok = haatgevoel = hekel
Tempelier = tempelheer = Tempeliers
oplossen = verslappen = resolveren = opnieuw = uitkomen = uitvogelen = er achter komen = zich = beslissen = verzachten
spijten = betreuren = berouw hebben = treuren = bewenen
kribbe = voerbak = voederbak = krib = trog
E = vitamine E = tocoferol
zonnedag = dag
nablijven = langer blijven dan = schoolblijven
minuutwijzer = minutenwijzer
nietmachine = niettang = nietpistool = nieter
antibiotica = antibioticum
uitverkiezen = blieven = schiften = opteren = believen = kiezen = uitzoeken = uitkiezen = selecteren
catheter = katheter
pietepeuteraar = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
kruik = bak = bedkruik = bidon = warmwaterzak = kan
mica = vislijm = glimmer
tuberculosepatiënt = teringlijder = tbc-patiënt = tuberculoselijder = longpatiënt
breviatuur = verkorting = afkorting = abbreviatie = afko = abbreviatuur
chapiter = caput = hoofdstuk
bemanninslid = jantje = pekbroek = dekzwabber = varensman = pikbroek = zeeman = zeevaarder = janmaat = maat = matroos
Indiër = Azische = Aziatisch = Aziaat
curium = cirium
preponderantie = machtsoverwicht = overhand = hegemonie = heerschappij = predominantie = suprematie = overwicht = dominantie
koppensneller = headhunter
pinkstervakantie = pinkstertijd = Pinksteren = pinksteren
erkennen = affirmeren = bevestigen = toegeven = bekrachtigen = beamen = bekennen
handelsverkeer = commercie = commerce = business = negotie = handel = zaak
hoogtezon = kwartslamp
tweede = helft = een half
scherpte = spitsheid = omschrijving = schranderheid = luciditeit = gezichtsscherpte = vernuft = hardvochtigheid = scherpzinnigheid = begripsbepaling = definitie
voorkoming = omzeiling = preventie = voorzorg
vaag = vervagen = veeg
peetmoeder = peetvader = doopmoeder = peettante = meter = petemoei
privébezit = roerend goed = privé-bezit
heresie = ketterij = heterodoxie
Helena = Eliene
musical = muzikaal = zangspel = operette
deling = groepering = afsplitsing = afscheuring = indeling = scheiding = splitsing = delen = splijten = avulsie
speelduur = recreatie = speeltijd
rivieroever = rivier oever = oever
tegenstander = tegenstrever = uitdager = anti = wederpartij = mededinger = vijand = tegenstemmer = bestrijder = concurrent = antagonist = concurrentie = tegenpartij = opponent = rivaal
middelen = financiën = geldmiddelen = thesaurie = geld = middel = vermogen
Hessisch = laarzen = wellington = kaplaars
afdonderen = afmieteren = afkukelen = afgooien
aanminnigheid = lieftalligheid = aanvalligheid = beminnelijkheid = bekoorlijkheid = bekoring = charme
noodvoorziening = noodmaatregel = noodgreep = noodverband = provisorium = provisorisch
zegevieren = triomferen = zegepralen
gerekwireerde = aangeklaagde = gedaagde = verweerder = beschuldigde = beklaagde = verdachte
hik = hikken = tegenvaller
persiflage = parodie
tronie = facie = smoel = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk
mensenleeftijd = geslacht = generatie
calciumhydroxide = calciumhydroxyde
thermo-element = thermoelement
selenium = seleen
bruuskheid = norsheid = abruptheid = onbehouwenheid = barsheid
kolenmijn = steenkolenmijn = koolmijn
strafvervolging = gerechtelijke vervolging = vervolging = strafvordering
groeperen = klasseren = uitsplitsen = sorteren = indelen = ordenen = aaneensluiten = verenigen = scharen
nieuwigheid = snufje = noviteit = nieuwtje = nouveauté = novum
tirade = smaadrede = scheldkanonade = smaadschrift
zegel = zegelafdruk = verzegeling
pannenlap = pannelap
gemachtigde = gecommitteerde = lasthebber = vervanger = adjunct = mandaathouder = plaatsvervanger = mandataris = zaakgelastigde = afgevaardigde
sensualist = pallieter = zonneklopper = luchthart-treurniet = bon-vivant = levensgenieter = sybariet = genotzoeker = levenskunstenaar = hedonist = epicurist
mienen = zuigen = sarren = tergen = narren = hekelen = treiteren = martelen
zagen = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken
herrijzenis = verrijzenis = opstanding = wederopstanding
weeskind = weesjongen = wees = weesmeisje
rayon = gebied = werkgebied = district = regio = grondgebied
stroopsmeerder = slippendrager = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
mensenmassa = drom = heir = massa = myriade = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = mensenzee = meute = sleep = schare
delfstof = mineraal = mineraalwater
antipathie = afkeer
anijs = anijszaad
wellington = laarzen = Hessisch = kaplaars
bandenplak = solutie
besluit = decisie = slot = vaststelling = conclusie = eindoordeel = finale = slotsom = gevolgtrekking = beslissing = bevinding = slotstuk = determinatie
steurgarnaal = garnaal
doven = blussen = uitdoven = uitblussen = uitgaan = uitblazen
kopeke = kopek
dekzwabber = jantje = pekbroek = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeeman = zeevaarder = janmaat = maat = matroos
Startpagina = thuispagina = homepage
muziekgezelschap = muziekgroep
treknet = kuil = trawl = trawlnet = treilnet = treil = sleepnet
de keel smeren = slok = drinken
afraden = vernietigen = verbieden = verbannen = niet toestaan = niet toestaan = ontraden = afkeuren
beroeps = beroepskracht = professional
ontkalking = osteoporose = botontkalking
inplanten = dekken = planten
bivak = legerkamp = kamp = tentenkamp = camping = kampeerterrein
religieuze = monnik = kloosterling = non = religieus = zuster = cenobiet
overspel = echtbreuk
bevinding = decisie = besluit = conclusie = eindoordeel = slotsom = gevolgtrekking = beslissing
opsommen = excerperen = samenvatten = telling = extraheren = tellen = resumeren = rangschikken = rekenen = uittrekken = uittellen = opsomming = opnoemen = telwerk = recapituleren = tel
zich haasten = opschieten = afraggen = haasten = afraffelen = afroffelen = overhaasten = aframmelen = afjakkeren
hertenpad = hertepad
document = rapport = paperassen = papieren = artikel = papier
nukkigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid
hartritme = hartfrequentie = pulsatie = harttoon = hartslag
gastvrij ontvangen = amuseren = ontvangen = onthalen = gastvrij onthalen
draaischijf = plaat = plaatje = pottenbakkersschijf = single = kiesschijf = centrum = pottenbakkerswiel = grammofoonplaat = naaf = nummerschijf
lumbago = verschot = spit
zoogster = min = zoogmoeder
beter = verbeteren = betere
gnocchi = Gnocchi
frisuur = haarstijl = kapsel = coiffure = haardracht = coupe
foltertuig = marteltuig = folterwerktuig
initiatiefnemer = schepper = initiator
adempauze = ademhaling = respijt = verademing = pauze = ademteug = asem = adem
pediater = kinderarts
register = inhoudsopgave = inhoudstafel = intake = registratiebewijs = inhoud = registratie = bladwijzer
zwembad = binnenbad
hakkebord = reling = verschansing
samendrukking = compressie
verworpeling = paria = verworpene = verschoppeling = verstotene = outcast = drop-out
videospelletje = computerspel = videospel
hemelgewelf = firmament = uitspansel
hoedenplank = schap = hoedeplank = plank
inname = intakegesprek
traktaat = verdrag = overeenkomst = conventie = pact
Kreeft = kreeft = Cancer
shovel = bulldozer = grondverzetmachine
weren = kanten = keren = verweren = vechten = roeren = verzetten = inspannen
storing = stoornis = hapering = stuk zijn
zelfbediening = selfservice
Pashto = Pashtu = afghani = Pasjtoe
gramschap = woede = toorn
hersenaanhangsel = epifyse = hypofyse = pijnappelklier = hersenklier
veiligheidsbril = schutbril = sneeuwbril = motorbril = stofbril = uilenbril
granietsteen = graniet
partitie = opdeling = part = aandeel
satiricus = hekeldichter
valserik = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet
reflex = reflexbeweging = terugkaatsing = weerglans = weerkaatsing = reflectie = weerschijn = weerschijnsel = weerspiegeling
zeperd = domheid = dommigheid = flater = enormiteit = misser = misslag = stommigheid = blunder = uitglijder = stupiditeit = misgreep = stommiteit = miskleun = ezelachtigheid
voorspel = prelude = introductie = proloog = intro = entree = preludium = preambule
waterplant = hydrofyt
kolenslak = sintel = as = slak
barrak = barakken = kazerne
rijweg = rijbaan
bontwerker = pelswerker
wending = wenteling = keer = zwenk = revolutie = draaiing = kentering = draaibeweging = rollen = wenden = ommezwaai = draai = omslag = ommekeer = rol = twist
pleisterwerker = pleisteraar = stucwerker = stukadoor = raper
maatschappij = college = wereld = zaak = gemeenschap = onderneming = handelsonderneming = genootschap = samenleving = academie
sumoworstelen = sumo
innemendheid = hartelijkheid = vriendelijkheid = beminnelijkheid = jovialiteit = minzaamheid = welwillendheid
shopper = boodschappentas
onderhoudsbeurt = servicebeurt = controlebeurt
tekenfilm = animatiefilm
efelide = sproet = zomersproet = zomersproeten
telraam = abacus = rekenraam
cocaïne = basterdsuiker = sneeuw = coke
ossenhaas = ossehaas = runderhaas
Kiekeboe = BoPeep = kiekeboe
stripverhaal = stripboek = comic = beeldverhaal = strip
betakeling = geseling
afrekenen = afbetalen = afzweren = opgeven = vereffenen = voldoen = afdoen = verrekenen
bib = bieb = bibliotheek
korenbloem = blauwbol
kledder = klonter = klets = klodder = kluit = kwak = klont
cyanotypie = plan = blauwdruk
dagdroom = zeepbel = utopie = luchtkasteel = luchtspiegeling = dagdromen = illusie
seinbrug = portaal
chlorophyl = chlorofyl = bladgroen
hostiliteit = agressiviteit = vijandigheid = agressie = animositeit = vijandschap
konijnenhok = konijnehok
werkmaatschappij = dochterbedrijf = dochteronderneming = dochtermaatschappij
pieterselie = peterselie
jarretel(l)egordel = jarretel(le)gordel = jarretelgordel
voorraadkast = voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = provisiekamer = spinde = schapraai = kelderkast = office
zinloos = betekenisloos
bevolkingsgroep = gemeenschap
Betelgeuze = Betelgeuse
wattseconde = joule
trechtermond = riviermonding = estuarium = trechtermonding
plantewas = plantenwas
edelsteen = steen = kwarts = juweel = edelgesteente
mijnlamp = veiligheidslamp = mijnwerkerslamp
energiecentrale = elektriciteitscentrale = krachtcentrale
zeeschelp = schelp
machinevoerder = machinist = mecanicien = werktuigkundige = mechanicus
vioolspelen = fiedelen
wrekende gerechtigheid = tegenvoeter = Nemesis
krokodilleleer = krokodillenleer = krokodil
bestraten = plaveien = verharden
alliage = legering = alligatie = metaallegering
eindigen = afsluiten = termineren = opzeggen = sluiten = stoppen = beëindigen = nokken = bedanken = stilleggen = uitscheiden = besluiten = ophouden
handwortelbeentje = achterhandsbeentje
kuttekop = tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = totebel = trien
moe = moederlief = mam = moeder = moesje = mama = mammie = moes = ma
uitbrullen = loeien = razen = tieren = bulderen
hoofsheid = ridderschap = galanterie
dodenkop = doodshoofd = doodskop = hersenpan = neurocranium = schedel
ergernis = onbehaaglijkheid = onmin = ontevredenheid = onvrede = irritatie = wrevel = opgewarmd door wrijving = schaafwonde = ongenoegen = onbehagen = pijnlijke ruwe plek = misnoegen
zuidwestenwind = zuidwester
heldendaden = waaghalzerij
roeper = custos = bewaarder = beheerder = oppasser = vendumeester = veilingmeester = afslager
herleven = opbloeien = herrijzen = nieuw leven inblazen = doen herleven = opleven
verzekeringswiskundige = actuaris = verzekeringsexpert
hyetometer = pluviometer = regenmeter = udometer = ombrometer
camoufleren = benevelen = verhelen = wegstoppen = verhullen = verbloemen = maskeren = versluieren = verdoezelen = verbergen
vlaszaad = lijnzaad
lok = tres = haarlok = rotatie
entreebewijs = entreebiljet = kaartje = passagebiljet = toegangsbewijs = kaart = entreekaart = ticket
echtbreken = bedriegen = vreemdgaan
erosie = bodemerosie = corrosie
versterving = strengheid = erflating = ascese = legaat = boedel = ascetisme = successie = versterf = erfenis = inlevering = vermaking = nalatenschap = bezuiniging = onthechting
leefwijze = levenswijze = leefstijl = levensstijl = levenswandel = leefvorm = way of life = leven
snorrenbaard = snor = knevel = snorbaard = baardhaar = gezichtshaar = baard
vloed = watersnood = stroming = stroom = overstroming = hoogwater = inundatie
heiligenkalender = calendarium = kalender
draaikont = Januskop = jezuïet = liegbeest = januskop = hypocriet = valsaard = huichelaar = valserik = leugenaar = veinzer = jokkebrok = bedrieger = smoelentrekker = veinzaard = farizeeër = schijnheilige
mise en scène = enscenering = mise-en-scène = scenerie
hydraulica = vloeistofmechanica = hydromechanica = hydrotechniek
eurithmy = ritmiek
rolkraag = col = coltrui
hydrometrie = gravimetrie
palaeontoloog = paleontoloog
repertorium = gids = adresboek
olm = iep = iepeboom = iepenboom
tonnetje = ton
briefing = voorlichting
computernetwerk = netwerk
pingel = elfmeter = penalty = strafschop
recidive = opleving
ontvellen = afpellen = schillen = pellen = afschillen
schuilgaan = verstoppen = schuilen = inbakeren
haantjesgedrag = machismo = machogedrag
legitimeren = legaliseren = decriminaliseren = wettigen
wraakzucht = wraakgevoel = wraaklust = wraakgevoelens
afzenden = verzenden = insturen = opsturen = versturen = expediëren = wegsturen
brinkmanship = met vuur spelen
tuinarchitectuur = landschapsarchitectuur
diagram = schema = grafiek = figuur
ongehuwd = ongetrouwd
korenzolder = korenschuur = graanzolder = graanschuur
krokodillenbek = krokodillebek = krokodilleklem = krokodillenklem
achtereinde = achterhand
afleiden = discrimineren = deduceren = opmaken = onderscheiden = concluderen = differentiëren = besluiten
drainering = dehydratie = ontwatering
kneibel = poteling = kleerkast = flinkerd
sloppenwijk = slum = gribus = bidonville = krottenwijk = achterbuurt = krottenbuurt = slums
opportunisme = passendheid = doelmatigheid = toepasselijkheid = gepastheid
waterbuffel = karbauw = karbouw
Frederick = Frederik
binnenkomst = toegang = ingang = intocht = entree = intrede = invoer
belager = aanvaller = agressor
registreren = vastleggen = percipiëren = waarnemen
wastafel = wasbak = lavabo
verlinker = aanbrenger = klikspaan = klikker = tipgever = aangever = sycofant = informant
knalpijp = uitlaatpijp
frou-frou = ouwel = hostie
gruweldaad = wandaad = gruwelijkheid = wreedheid = gruwel
sigarettepeuk = sigarettenpeuk = sigarettepeukje
rizofoor = wortelboom
croque monsieur = croque-monsieur = tosti-ijzer = tostiijzer
cellichaam = organel
inhibitor = remmer
contramoer = borgmoer
Aluminiumfolie = folie = floret
kookplaat = kookplaatje = lichtje = theelichtje
mijnheer pastoor = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = ouweheer = pappie = pater
aanzuigen = zuigen = opzuigen
arbeidsproces = tewerkstelling
memmen = mem = pram = vrouwenborst = tiet = borst
cocotte = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster
krabbelpootje = hanenpoten = kriebelpootje = kladschrift = gekriebel = hanepoten = krabbelschrift
grootte = dimensie = omvang = afmeting = uitgebreidheid
circulatie = omloop = rondgang = cyclus = kringloopproces = roulatie = kringloop
specht = pikker
afgrijzen = weerzin = afschuw = walging = degout = gruwel = afkeer = aversie = afschrik = hekel
vervolgserie = televisieserie = televisiefeuilleton = tv-feuilleton = tv-serie = serie
sweetie = meisje = honneponnie = geliefde = ware liefde = honnepon
visboer = visvrouw = vishandelaar
kompaan = vriendin = amice = vriend = kornuit = gabber = gezel = makker = vrind = deelgenoot = maat = compagnon = kameraad
duinenrij = zandheuvel = duin = zandduin
zegenen = sacreren = roemen = heiligen = sanctifiëren = loven = consecreren = sanctificeren = wijden = eren = consacreren = sacraliseren = begunstigen = prijzen = favoriseren = verheiligen
gotspe = stoutheid = onbeschoftheid = onvervaardheid = vrijpostigheid = ongegeneerdheid = brutaliteit = onbesuisdheid = driestheid = vermetelheid
afwasser = bordenwasser = glazenspoeler
kinetica = dynamica = stromingsleer = krachtenleer
beteren = beter maken = corrigeren = beter worden = wijzigen = herstellen = amenderen = op een hoger plan brengen = emenderen = verbeteren = aanpassen
produktie = productie = vervaardiging
curator = conservator = vertrouwens- = beheerder = zaakwaarnemer
aanvaarden = op zich nemen = verplichten = instemmen = accepteren = nemen = vreten = goedvinden = opnemen = ondergaan = slikken = aannemen = ontvangen = belasten = toestemmen = pikken
acidimetrie = zuurmeting
liefdeblijk = liefdesbetuiging
modelleur = modelbouwer
zwartmakerij = belediging = laster = diffamatie = achterklap = roddelpraat = roddel = kwatongerij = belastering = kwaadsprekerij = geroddel = geklets = vuilspuiterij = smaad
praatbarak = volksvertegenwoordiging = parlement = Huis van Afgevaardigden
tweegevecht = gevecht = kamp = slag = worsteling = duel = tweekamp = treffen
knipogen = knipoog = knipperen = knipoogje
brandmerk = merknaam = handelsnaam = merk
tussenzang = lofzang = kerkgezang = kerkzang = hymne = loflied = gezang = cantus
zieken = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken
televisiefeuilleton = televisieserie = tv-feuilleton = tv-serie = vervolgserie = serie
aanlegplaats = steiger = landing = aanlegsteiger = landingsbrug = ankerplaats = ligplaats
muzieklessenaar = lessenaar = muziekstandaard
futloosheid = hypnolepsie = indolentie = apathie = slaapzucht = landerigheid = matheid = lamlendigheid = lethargie = lusteloosheid
gravimetrie = hydrometrie
hoekje = hoek
opdoen = voorschotelen = interen = oplopen = opdienen = opmaken = dissen = voorzetten = opgebruiken = dienen = opdissen = vatten = serveren
handelingsdrang = ondernemingszin = initiatief = ondernemingsdrang = ondernemingsgeest
tweebenig = tweevoetig
schacht = schaft = broekje = beginneling = inkerving = vlasbaard = nieuwkomer = nieuweling = groentje = groene = melkmuil
directory = map = folder = telefoongids
inwonertal = universum = populatie
ricinusolie = wonderolie = castorolie = purgeerolie
afwasbak = afwasteil
mama = moe = moederlief = mam = moeder = moesje = mamma = mammie = moes = ma
verknopen = verstrikken = verwarren
afpellen = schillen = pellen = ontvellen = afschillen
marcheren = gaan = lopen = verlopen
haarfollikel = haarzakje
akant = acanthus = acantus
afebriel = koortsvrij
stopping = stopbalk
jawoord = goedkeuring = instemming
demonstratie = protestbetoging = manifestatie = protestmars = demo = betoging = presentatie
tiental = decennium = jaartien
kibelen = rusiemaken = twisten = harrewarren
tijm = echte tijm = thijm
dagdieven = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen
sluipmoord = moord = attentaat = aanslag = huurmoord
verhoren = ondervragen = interrogeren
terechtstellen = executeren
telefoonboek = telefoongids
dicteren = ordonneren = commanderen = prescriberen = bevelen = gelasten = verordonneren = gebieden = voorschrijven
organische chemie = organische scheikunde
moment suprème = culminatiepunt = hoogtepunt = climax
uitnodigen = laden = inviteren = noden = nodigen = vragen = uitnodiging
cara = c.a.r.a.
triniteit = drie-eenheid = drieëenheid
zwartdenker = zuurkijker = zwartkijker = pessimist = doemdenker
alabaster = albast
bies = boordsel
toondichter = componist = toonzetter
kassier = cassière = bankbediende
vorming = introductie = formatie = creatie = stichting = grondvesting = inleiding
veehouder = boer = veeboer = weideboer = boerin = landbouwer = farmer
detonatie = explosie = ontploffing
selderijzout = selderiezout
loskoppelen = ontkoppelen
karpet = vloerkleed = tapijt
kerkgezangen = kerkhymnen = zangboek = zangbundel = liedboek
prefix = voorvoegsel
psychofysiologie = neuropsychologie
suikerbrood = broodsuiker
papierwaren = schrijfbehoeften = kantoorartikelen
leesblindheid = alexie = dyslexie = woordblindheid
wangestalte = wangedrocht = gedrocht = monster
dakje = accent circonflexe = circumflex
tewerkstellingsakkoord = arbeidsovereenkomst = arbeidscontract = werkovereenkomst
taak = huiswerk = doel = voorbereiding = schoolwerk = werk = huistaak = arbeid = thuiswerk = baan = corvee = Rome is niet op één dag gebouwd = werklast = karwei = huisarbeid = opgave
folterpaal = schavotpaal = geselpaal = martelpaal
Hercules = Heracles
buideldieren = buideldier
ABC = alfabet
griendhout = griend = rijshout = rijs = rotan
middenrif = diafragma
selfservice = zelfbediening
sluipen = treuzelen = trippelen
meisjesjaren = maagdelijkheid
aardkorst = aardschors
veelweter = betweter = polyhistor
zwelger = boemelaar = pretmaker = fuifnummer = feestnummer = feestvierder = lolmaker = feestneus
regenboog = gamma = prisma
seleen = selenium
verificateur = controleur
nicotinezuur = niacine
gebondenheid = afhankelijks = afhankelijkheid = onzelfstandigheid
grote witte haai = antropofaag = kannibaal = menseneter
wegmaken = zoekmaken = narcotiseren
sintelbaan = aardeweg = zandweg
groenteman = groenteboer = kruidenier
vetkussentje = vetkussen = vetkussentjes
tragedie = drama = ramp = onheil = rampspoed = catastrofe = treurspel = calamiteit = tragiek
gebit = kunstgebit = boortje = gebitsprothese = bit = mondstuk = tandprothese
zoutgehalte = saliniteit
hengelsport = vissen
Spaanse peper = chilipeper
intransitief werkwoord = onovergankelijk werkwoord
loonsverhoging = salarisverhoging = loonstijging = opslag
vloot = autopark = wagenpark = luchtvloot
naweeën = staart = nasleep = nawee
Westelijke Sahara = Westerlijke Sahara
pressie = compulsie = kwikdruk = benedendek = dwang = luchtdruk = coërcitie
taalzuiveraar = purist
erffactor = gen = erfelijkheidsdrager
pijpbeen = pijp
directievergadering = afdelingsvergadering = fractievergadering = bestuursvergadering
transmigratie = zielsverhuizing = hergeboorte = metempsychose = palingenese = wedergeboorte
dromenrijk = dromenland = schijnwereld
prijsgeven = afzien = overgeven = vaarwelzeggen = loslaten = opgeven = hangen = nijgen = verlaten = abandonneren
verslinden = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen
pronken = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = uitpakken = druktemaker = levenmaker = branieschopper = herriemaker = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = prijken = herrieschopper
onderwijs = cursus = didactiek = opvoedkunde = les = opvoeding = instructie = onderricht
verschillen = schelen = uiteenlopen = ontlopen
rooie = roodharige = rode
halfslachtigheid = halfheid
turfgrond = veen = veengrond
laadruim = hol = ruim = scheepsruim
voordek = voorplecht
daling = afname = terugval = aftreden = verlaging = afneming = korting = vermindering = reductie = mindering = achteruitgang = verval = helling = inkrimping = afdaling = afslag
criminaliteit = misdadigheid
steekpenning = steekpenningen = omkoopsom = smeergeld
gelukwens = loftuiting = gefeliciteerd = proficiat = roem = krediet = lof = felicitatie
synopsis = schets = overzicht
besteden = uitgeven = verteren = doorkomen = slijten = spenderen
nuk = luimen = fratsen = kunsten = bevlieging = caprice = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim
citeren = aanhalen
rinolalie = neusspraak
tweewaardig = divalent
herborist = kruidendokter = herbarist = kruidenkenner
pannelikker = schrapmes = flesselikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer
autopsie = sectie = obductie = nabespreking = dissectie = lijkschouwing = lijkopening = necropsie
verdrieten = bedroeven = betreuren = smarten
pielen = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = pingelen = otteren = prutsen = klooien = wurmen
uittellen = opsommen = opnoemen = rangschikken
ingewanden = darm = ingewande = buik = pens
doeleinde = einddoel = doel = doelwit = oogmerk = streven
bejaardencentrum = verzorgingstehuis = home = bejaardenoord = bejaardentehuis = bejaardenhuis = verpleeginrichting = verpleeghuis = verzorgingscentrum = verpleegtehuis
rondbazuinen = rondstrooien = uitdragen = verspreiden = uitbrieven = rondbrieven
verzekeringscontract = polis
voorhuid = praeputium
slikken = inslikken = nemen = accepteren = vreten = aanvaarden = pikken
lijkenhuis = rouwcentrum = uitvaartcentrum = mortuarium
saucijzebroodje = worstenbroodje = saucijzenbroodje = worstebroodje
nertsmantel = visotter
fruitmacedoine = fruitsalade
gemberkoekje = kletskop
wandelpad = voetpad
vergeet-mij-niet = vergeet-me-niet = vergeet-mij-nietje
tuinaarde = bladgrond = humus = humusgrond = molmgrond = tuingrond = plantaarde = teelaarde = bladaarde
air-conditioning = airco = airconditioning = klimaatregelaar = klimaatregeling = luchtverversing = klimaatbeheersing = airconditioner
abalone = zeeoor
zegelafdruk = zegel = verzegeling
zwerftocht = plotse stijging = dwaaltocht = omzwervingen = wandelen = omzwerving = wandeling = peregrinatie
zwieren = heupwiegen
drankzucht = alcoholprobleem = drankprobleem = alcoholisme
wassalon = wasserette
vrouwspersoon = mokkel = gleufdier = mens = gleuf = wijf = wijfie = vrouwmens
saccharide = suiker = koolhydraat = sacharide
desinfectie = asepsie = ontsmetting = asepsis = aseptie
snelschrijver = schrijver op dictaat = kopïist = stenograaf
fatsoenlijkheid = gemanierdheid = gevoeglijkheid = gepastheid = conveniëntie = netheid = ordentelijkheid = fatsoen = welvoegelijkheid = welvoeglijkheid = welgemanierdheid
trillen = kloppen
spreiding = opdeling = distributie = verspreiding = bergketen = verdeling = uitdeling = standaardafwijking = bereik
sint-jakobsschelp = sint-jacobsschelp = jakobsschelp
misslag = dommigheid = flater = stommigheid = blunder = uitglijder = stupiditeit = missen = miskleun = ezelachtigheid = domheid = misser = enormiteit = zeperd = misgreep = stommiteit
gejakker = haast = gehaast = spoed
hoofdpersoon = hoofdfiguur = protagonist = tenor
onaangepaste = buitenbeentje
inlappen = foppen = bedotten = beetnemen
achterligger = aanhangwagen = aanhanger = trailer = oplegger = bakkie = bijwagen
schandelijkheid = zedenbederf = schanddaad
kling = lemmer = plaat = blad = lemmet
walvisachtigen = blower = hasjroker
beknellen = knellen = nijpen = beklemmen = vreten = benauwen = knagen = drukken
rammeien = hameren = timmeren = beuken = hengsten = rammen = bonzen
vakantiekracht = au pair = vakantiehulp
raming = miljardennota = budgettering = schatting = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = gissing = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting
gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw
makelij = maaksel = fabrikaat
veiligheidslamp = mijnlamp = mijnwerkerslamp
koekoeksspog = koekoeksspeeksel
werkgroep = team = workshop
trauma = laesie = kwetsuur = verwonding = letsel
receptie = bruiloftsmaal = ontvangen = ontvangst = trouwreceptie
gruis = afstoffen = stof = stoffen
broek = wippertoestel = drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = reddingsbroek = zomp = dras = moeras
steuntrekker = uitkeringstrekker = klaploper
kluizenaar = heremiet = anachoreet = eenzaat = eenzame = solitair
ontploffen = ploffen = opblazen = exploderen
octadecaanzuur = stearinezuur
de zak geven = ontslaan
Anoa = anoa
betwijfelen = informeren = verdacht = bevragen = queryen = dubben = wankelen = in vraag stellen = verdenken = twijfelen = afvragen
sereniteit = zielenrust = gemoedsrust
propeen = propyleen
toppunt = overtreffende trap = spits = hoogtepunt = kerktoren = punttoren = pinakel = torenspits = punt = top
kraambed = kraam
gedogen = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = doorstaan = dragen = harden = velen = verduren = dulden = verdragen
lagedrukgebied = depressie = depressiegebied = stormdepressie
armzaligheid = nooddruft = nood = behoeftigheid = armoede = armoedigheid = armoe = pauperisme = verarming = kommer
monstrans = ostensorium
regio = gebied = werkgebied = district = gewest = landstreek = streek = land = rayon = gouw = grondgebied
ritme = zweving = puls = cadans = maat = beat
essay = opstel = studie
verkwisting = vuil = atrofie = verspilling = verspillen = rommel = verval = afval = wegkwijning
identiteiten = persoonlijkheid = identiteit
geschetter = geschal
worstvergiftiging = botulisme
tijdrekenkunde = chronologie
galwesp = hondsvlieg
oploop = kliek = coven = heksenkring
atheromatose = arteriosclerose = aderverkalking = vaatverkalking
lijnworp = inworp = ingooi
beestenstal = stal = stalletje
clavecinist = klavecimbelspeler = klavecinist
manschappen = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = legerschaar = landmacht = troep
gespreksbehandeling = therapie = psychotherapie
muuranker = anker
kabelweg = kabelbaan = kabelspoor
inbouwen = incalculeren = rekenen = instellen = onthouden
los = scheiding = lynx = lossnijden
tsjechisch = Tsjechisch
maatstaf = graadmeter = referentiepunt = criterium = toetssteen = normering = standaard = verkenmerk = norm = benchmark
knielde = knielen
beslag = saisie = arrest = beslaglegging = metaal walsen = beslagname = inbeslagneming
elkaar = op elkaar inwerken
rivierbed = bedding = bed = rivierbedding = stroombedding
krasjestest = Mantouxtest = mantouxtest
computervirus = smetstof = virus
asepsie = desinfectie = ontsmetting = asepsis = aseptie
melodie = lijn = zangwijs = kant
rechtszaak = rechtzaak = strafgeding = proces = zaak = smeekbede = rechtsgeding = gerechtszaak = pleitzaak = geding = pleit = rechtshandel = pleidooi = procedure
wanhoop = moedeloosheid = mismoedigheid = radeloosheid = verslagenheid = demoralisatie
knooppunt = kruispunt = knoop = wegkruising = aansluiting = een kikker in de keel hebben = kruising = snijding = hub
sigarettenpeuk = sigarettepeukje = sigarettepeuk
schoolmeester = onderwijzer = betweter = meester = lerares = wijsneus = weetal = schoolvos = leermeester = wise guy = frik = docent = schoolfrik = instructeur = leraar
omkomen = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = heengaan = expireren = doodgaan = ontslapen
sleutelschild = wapenschild
staren = turen
wondpleister = gaaspleisterverband = pleister
paardenstoeterij = stoeterij = paardenfokkerij
pk = metrieke paardenkracht = mechanische paardenkracht = paardekracht = paardenkracht
aarmunt = munt = groene munt
parachute = springscherm = valscherm
rekenwerk = cijferwerk
stoeipoes = meid = brok = poppetje = spetter = kanjer = pop = griet = babe = stuk = poes
negenste = negende
spinster = spinner
gloeiend kooltje = sintel = gloeiende sintel = hete kolen
uitbouw = zijvleugel = bijgebouw = aanhangsel = vleugel
vandaag = heden
jopper = jekker
vlampijp = vuurbuis
beukenboom = beuk
geest = ziel = denkvermogen = mensenziel = djinn = fantoom = rede = fee = brein = soul = animus = nous = elf = schim = psyche = persoonlijkheid = spook
personeel = arbeidsvolume = arbeidskracht = personeelszaken = personeelsbestand = mankracht
waterkuur = watergeneeskunde = hydropathie = hydrotherapie
voorman = meesterknecht = ploegbaas = onderbaas = opzichter
hemelbestormer = idealist
verblijven = wonen = huizen
ettergezwel = zweer = puist = abces = etterbuil
gierstkoorts = zweetkoorts
dommelen = doezelen = luimen = tukken = soezen = sluimeren = suffen = dutten
besnoeiing = bestedingsbeperking = bezuiniging = consumptiebeperking = inkrimping
heldhaftigheid = heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = heroïek = kloekmoedigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid
iezegrim = nijdas = mopperaar = nurk = mopperkont = druiloor = neetoor = brombeer = brompot = zuurpruim = grompot = knorrepot = kankeraar = vrek
tandwieltand = tandwiel = tandrad
berichtgever = journalist = persman = reporter = verslaggever = krantenjongen = nieuwsgaarder = persjongen
verademing = verfrissing = respijt = pauze = bevrijding = geruststelling = leniging = opluchting = ontlasting = verlichting = adempauze
bio-industrie = agro-industrie = landbouwindustrie
luchtkasteel = zeepbel = utopie = luchtspiegeling = dagdromen = dagdroom = illusie = toekomstdroom
plasticbom = kneedbom
accountants-administratieconsulent = accountant = boekhouder = controller = administrateur
navraag = onderzoek = vraag = inquisitie = enquête = nasporing = verzoek
hikken = hik
geboorte = komaf = wordingsproces = genese = bevalling = aanvang = afkomst = begin = levering = ontstaan = afstamming = wording = descendentie = herkomst = verlossing
luchtstrijdkrachten = luchtmacht
voogdij = bewaring
cuisinier = kokkin = keukenmeid = meesterkok = keukenprinses = chef-kok = kok
spruiten = afstammen = spruitje = spruit
kantoorgebouw = kantoorpand
miskelk = kelk
nachtpon = pon = nachtgewaad = nachtjapon = nachthemd
praeteritio = paraleipsis
tankstation = pomp = pompstation = benzinepomp = benzinestation
luister = grandeur = grootsheid = praal = pracht = glans = heerlijkheid = majesteit = schittering
haarroller = krulspeld = papillot = krulpen = kruller = roller
Leeuw = Leo = leeuw
landerijen = open veld = landouwen = platteland = land = provincie = grondgebied
saluutschoten = eresalvo = salvo = schot voor de boeg
aanvoering = bevel = beschikking = commando
CD = diplomatie = corps diplomatique
mest = plantenvoedsel = specie = meststof = kunstmest
foezel = foezelolie
irrigatie = besproeiing = beregening = bevloeiing
geboortedag = verjaardag = jubileum = jaardag = geboortedatum = jaarfeest = anniversarium
kennistheorie = wetenschapsleer = epistemologie = wetenschapstheorie = wetenschapsfilosofie
ossificatie = beenvorming = verbening
frontlijn = front = frontlinie
stang = staaf
gebladerte = lover = groen = blad = blaadje = loof
ringvuur = springvuur = pepervuur = ringworm
dwarrelwind = cycloon = windhoos = wervelwind = tornado = wervelstorm
openheid = rondborstigheid = directheid = ernst = oprechtheid = vrijmoedigheid = openhartigheid = waarachtigheid = waarheidsgetrouwheid = eerlijkheid = ontvankelijkheid = rechtschapenheid = braafheid
behaviorisme = behaviourisme = gedragspsychologie
veeboer = weideboer = veehouder
ongeschoold = volks = onopgevoed
solutie = bandenplak
wicht = nest
oprijlaan = pad
magneet = zeilsteen
uitdager = concurrent = concurrentie = mededinger = tegenstander = rivaal
marionettenspel = poppentheater = marionettentheater = poppenkast = poppenspel
pollinosis = pollenkoorts = hooikoorts = pollinose
nieuws = actualiteit
trocheus = trochee = trochaeus
casuaris = kasuaris
bakkes = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = ponem = toet = smoelwerk
abt = prior = vader-abt = kloostervader
peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = expireren = doodgaan = ontslapen
sandaal = Jezusnikes = zool
alternantie = alternatie = alternering = afwisseling = verandering = variatie
neutralisatie = tegenwerking = tegenactie
onpersoonlijkheid = vorst = afstandelijkheid
middeling = bemiddeling
reischeque = travellerscheque = traveller cheque = travellercheque
gevolgtrekking = decisie = besluit = conclusie = eindoordeel = slotsom = afgeleid gegeven = uitvloeisel = beslissing = bevinding = gevolg
geletterdheid = alfabetisering = alfabetisme
Madelief = Margriet = margriet = madeliefje
klagen = beschuldigen = klacht = treuren = grommen = mopperen = stenen = rouwen = steunen = aanklagen = kreunen = brommen = weeklagen = knorren = zuchten
depressie = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = moedeloosheid = verslagenheid = zwaarmoedigheid = gedeprimeerdheid = misnoegdheid = lagedrukgebied = depressiegebied = stormdepressie
snurken = meuren = rusten = geronk = slapen = gesnork = ronken = gesnurk = maffen = bronzen = keveren = knorren = pitten
schilderen = uiteenzetten = schilderwerk = verven
congenialiteit = geestverwantschap
balustrade = leuning = baluster
uitketteren = uitveteren = uitkafferen = uitfoeteren = uitschelden = uitjouwen = stijfvloeken
reuzenpijnboom = sequoia
proefwerk = proef = examen = repetitie = tentamen = expertise
hoogmoedswaanzin = hoogmoedswaan
rechtsorde = rechtsregel = rechtsstelsel
hot issue = hot item
systeemanalist = chemicien = analiste
railleren = gekscheren = gekken = schertsen
bastonnade = netwerk = flitswerk = vlechtwerk
zegelen = verzegelen
dooverkopen = wederverkopen = doorverkopen
atrofiëren = afsterven = mortificeren
vertrouwen op = rekenen op
kuiprand = zetboord = luikhoofd
verheffend = vreugdeloos
afschrijven = bespreken = reserveren
reageren = terugwerken = antwoord = rescriberen = antwoorden = beantwoorden
beraadslagen = delibereren = confereren
imitatie = vervalsing = namaak = namaaksel = falsificatie = naäperij = na-aperij = nep = kunst = afgietsel
paardenmolen = carrousel = zwiermolen = draaimolen = mallemolen = zweef = zweefmolen
fats = bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vetzak = vleesklomp
pin-up = schat = middenblad
wervelbeweging = effect = spin = schroef = werveling
spinrokken = rokken
baardschimmel = baardschurft = schurft = scabiës
kabeltelevisie = kabel = kabelnet
kernspreuk = devies = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk
superoxyde = waterstofperoxide = peroxide
waterpeil = waterhoogte = waterstand
klepbrug = ophaalbrug = klapbrug = hefbrug = wipbrug = basculebrug = valbrug = hameibrug
obstipatie = hardlijvigheid = verstopping = verstoptheid = constipatie
overstromen = bestormen = overlopen = inhalen = overstelpen = overladen = overspoelen = overvloeien = doodgooien = overrompelen = blaken = overschijden = voorbijlopen = bedelven
analist = kroniekschrijver
caissonziekte = duikersziekte = decompressieziekte
stofwisseling = metabolisme = verbranding
volwassene = meerderjarige
banketbakker = confiseur = patissier
plantenleven = botanica = plantengroei = vegetatie = gewas
plantenkenner = botanicus
afschuiven = scheren = afwentelen
middenhandsbeen = middelhandsbeen
desillusie = deceptie = afknapper = teleurstelling = misrekening = fiasco = flop = ontgoocheling = ontnuchtering = onttovering = tegenvaller
trivalent = driewaardig
jonge boom = jongeling = jong boompje
werkeloosheid = werkloosheid
toekunnen = rondkomen = uitkomen = genoegen nemen = mee omgaan = toekomen
consolbaken = koersbaken = radiobaken = baken
weversspoel = schietspoel = schieter = weefspoel = inslagspoel
gruwen van = verafschuwen = afkeer hebben = verfoeien = haten = walgen = gruwelen van = walgen van = gruwen = verwerpen
bijschrift = hoofding = kop = hoofd = titel = legenda = opschrift
wildstropen = stropen = stroperij
macaronivreter = pizzavreter = Greaseball = spaghettivreter
fruitareaal = boomgaard = bongerd = bogaard
signet = zegelring
samensmelten = mengen = mixen = vermengen = versmelten = verbinden = combineren = samenvoegen
lansknecht = zandstuiver = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas
depotwinkel = filiaal = bijhuis = verkooppunt = vestiging
flous = alibi = zelfrechtvaardiging = excuus
rotje = voetzoeker = kanonslag = zevenklapper
coach = oefenmeester = manager = trainer
groente = gewas = plant
deurstijl = stijl = post = deurpost
betuttelen = bedillen = bevoogden = ringeloren
gorgel = farynx = hals = keel = strot
kassei = kinderhoofdje = kinderkopje = straatkei
magnaat = -baron = baron
grootmacht = macht = supermacht = mogendheid = wereldmacht
tektoniek = platentektoniek = plaattektoniek = schollentektoniek
toenadering = nadering
kluisje = spaarpot
verzameling = montage = collecte = groep = congregatie = arsenaal = accumulatie = collectie = assemblage
afschaffen = terugdraaien = opheffen = annuleren = intrekken = terugtrekken = herroepen = supprimeren = achteruitzetten
pronkstuk = pronkjuweel = pronksieraad = paradepaardje = paradepaard
onaangetast = onberispelijk
grapjas = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant
successie = erflating = versterving = erfopvolging = legaat = boedel = versterf = erfenis = vermaking = nalatenschap
sneeuwvlok = vlok
siliconen = silicone
manskracht = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok
banketbakkersroom = versnelling
vederwolk = cirrus = windveer
haardkleedje = haardkleed
amusementsindustrie = showbusiness = amusementswereld = amusementsbedrijf = showbizz
voortvloeien = volgen = voortkomen
afschrikken = ontzenuwen = ontmoedigen = overweldigen
slavendienst = lijfeigenschap = slavernij = knechtschap
organiseren = ritselen = ontfutselen = versieren = regelen
dadel = dadelpalm
legitimatiepapier = legitimatiekaart = legitimatie = persoonsbewijs = legitimatiebewijs = identiteitskaart = identiteitsbewijs
sturen = zenden = verzenden = opsturen = afsturen
predestineren = voorbeschikken = voorbestemmen
atleet = sporter
uitpersen = uitknijpen = uitbuiten = sap = uitzuigen = vruchtensap = exploiteren
krapte = onvolkomenheid = ontoereikendheid = deficiëntie = gemis = tekort = gebrek
lijkkleed = lijkwa = gordijn = doodshemd = rouwkleed = doodskleed = lijkwade = wade = doek = voorhangsel
varkensvoer = slobber = gootwater = bocht = drab
vrezen = bang zijn = schrik hebben = aanhikken = opkijken = duchten = schrik hebben van = opzien
inleiden = introduceren = inluiden = annonceren = presenteren = voorstellen = aankondigen
compliciteit = medeplichtigheid
pootjebaden = schoep
wapengeweld = schermutseling = strijdgewoel = krijgsgewoel
letterrijm = Germaanse rijm = alliteratie = stafrijm
besluitvormingsproces = besluitvorming
schuilplaats = schuilhoek = onderdak = hol = gat = haven = vluchtplaats = vluchtoord = schoot = bed = rustplaats = leger = toevluchtsoord = wijkplaats
rock = rockmuziek = Rock n roll
mensenhaat = misantropie
oorring = knopje = bel = oorknop = oorbel = knop
kwebbel = woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar
tussengerecht = bijgerecht
dwarsweg = zijstraat = zijweg
galei = kombuis = galjoen
absolutie = vergiffenis = vrijspraak = dispensatie = kwijtschelding
uitwringen = afpersen = wringen
tweeluik = diptiek
Kanaaltunnel = Chunnel
attentaat = sluipmoord = aanslag = moord = aanval = huurmoord
castagnetten = castagnet = klepper
travers = gang = traverse = verbindingsweg
nacht = overnachting = avondje = nachtje
rokken = spinrokken
abstract = abstractie
edelmoedigheid = onzelfzuchtigheid = altruïsme = groothartigheid = grootmoedigheid = onbaatzuchtigheid
free-lancer = freelancer
V.K. = Britannië = Groot-Brittannië = Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland = Verenigd Koninkrijk
donkerheid = duister = duisternis = donker = donkerte
hoofdijzer = oorijzer = halster
tweevoetig = tweebenig
oorlogsslachtoffer = gewonde = gelaedeerde = slachtoffer
aha-erlebnis = inval = gedachteflits = idee = ingeving = inzicht
halfbroer = halfbroeder = bastaardbroeder
drinkebroer = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
verdisconteren = rekening houden = verwerken
eerstehulpverlening = eerste hulp = eerste-hulpverlening = EHBO = E.H.B.O.
Reinaart = Reynard
verbazing = verbluffing = verwondering = stomme verbazing = bevreemding = verbijstering = verrassing
millimicron = nanometer
dansinstituut = dansschool
resonansbodem = resonantiebodem = klankbord = klankbodem = zangbodem
bokkesprong = bokkensprong = capriool
neerzien = minachten = neerkijken = depreciëren = verachten = geringschatten
mistlicht = mistachterlicht = mistlamp
stofzuiger = stofzuigen
vliegtuigelektronica = avionica
nachtarbeid = nachtwerk
afbijtmiddel = bijtmiddel
ondervragen = interrogeren = verhoren = examineren
smoelwerk = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet
opzichter = meesterknecht = hoofdopzichter = gevangenbewaarder = superintendent = voorman = supervisor = bewaker = ploegbaas = onderbaas
bodybuilding = body-building
cursus = onderricht = didactiek = leergang = klas = opvoedkunde = les = opvoeding = onderwijs = academisch jaar = collegejaar = leerjaar = instructie
variété-theater = music-hall = variététheater
dogmatiek = leerstelling = dogma = geloofspunt
redigeren = editen = bedaren = composeren
stekkie = veer = stek = plaats = plek = plantenstek = standplaats
sociale beweging = beweging
taalgeleerde = talenkenner = linguïst = taalkundige
onbevangenheid = spontaniteit = impulsiviteit = onstuimigheid = speelsheid = luchtigheid
hengelsnoer = snoer = vislijn = vissnoer
donder = gedonder = donderslag = lijf = bast = body = gerommel = lichaam = corpus = ons aardse huis
besturen = leiden = beheren = chaufferen = administreren
zegen = heil = zegening = voordeel = zegenwens = zegenbede = weldadigheid = weldaad = goedvinden = blijheid = goedkeuring = fiat = agreatie = heilwens = geluk
ter harte nemen = aantrekken
emeticum = spuugmiddel = braakmiddel = kotsmiddel
bemanning = crew = ploeg
gymnastieklokaal = fitnessruimte = sporthal = gymnastiekzaal = gymlokaal = sportschool
draagvlak = aërodynamische = vleugel
braken = spugen = leegstromen = overgeven = vomeren = spuwen = kotsen
drijfzand = loopzand
koenheid = flinkheid = onverschrokken = roekeloosheid = courage = onversaagdheid = durf = stoutmoedigheid = moed = branie = lef = guts = onbezonnenheid = vermetelheid = dapperheid
onderwijsbevoegdheid = onderwijzersakte = lesbevoegdheid = hoofdakte
hoornvlies = cornea
hapax = hapax legomenon = voor zolang het duurt = gelegenheid
asem = ademhaling = pauze = ademteug = adempauze = adem
focus = brandpunt = scherpstelling
evoqueren = oproepen = wekken = ontlokken = evoceren = bovenhalen
gritsel = riek = hark
kaki = legerkledij
suizing = geritsel = ritseling = gesuis = geruis
servokroatisch = Servo-Kroatisch
zij-ingang = zijingang
leengoed = leen
oorlogstuig = bewapening = oorlogsmaterieel = wapentuig = oorlogsmateriaal = wapening = krijgsmaterieel
wervel = ruggegraatswervel
oogappel = lievelingskind = oogbol
aftiteling = titelrol
quaestrix = schatbewaarder = penningmeester = thesaurier = schatmeester = quaestor
lesgeven = aanleren = onderrichten = bijbrengen = geven = leren = doceren = onderwijzen
verstandshuwelijk = mariage de raison = schijnhuwelijk = nephuwelijk
vernieler = straatschender = vernielal = vandaal
interdependentie = onderlinge afhankelijkheid = correlatie
koffiebar = theehuis = koffiehuis = espressobar = coffeeshop
magnetisch veld = magneetveld
welgang = uitvoerder
ontwijking = ontsnapping = evasie = uitvlucht
fondant = fondantje = glazuur
samenwerkingsorgaan = samenwerkingsverband
kinderspeelplaats = speelplaats = speelterrein = speeltuin = speelerf = speelplein
wezenlijkheid = wezen = het wezen = iets = entiteit
traanvocht = oogvocht
boordlint = biaisband = boordband = biaislint
kappen = omhakken = hakken = houwen = vellen = coifferen = bikken = omkappen = omhouwen
voorjaarsnachtevening = lenteëvening = lentenachtevening
eye-catcher = eyecatcher = blikvanger
bellettrie = schrijfkunst = letteren = letterkunde = literatuur
installateur = bankwerker
februari = schrikkelmaand = sprokkelmaand = snoeimaand
haarkapper = kapper = coiffeur = herenkapper
imker = bijenhouder = iemker
tet = speen = tepel = tiet
nadeel = schaduwzijde = keerzij = min = minpunt = schade = schaduwkant = verlies = opdonder = leed = keerzijde = tegenvaller
herbergen = omvatten = insluiten = behelzen = includeren
vernislaag = lak = laklaag = vernis
fax = telefax
bankiershuis = bankieren = bank = bankinstelling
ompraten = bewegen = overreden = bewerken = omturnen = platpraten = omverpraten = overtuigen = bepraten = meekrijgen = overhalen
hakhoutbosje = haagbos = bosje = kreupelbosje = bosschage = bosage = struikgewas = struweel
antipode = tegenovergestelde = tegengestelde = pool = tegenvoeter = omgekeerde = tegendeel
mangat = keldergat = putdeksel
lijfeigenschap = leenverhouding = slavendienst = horigheid = slavernij = afhankelijkheid = knechtschap
dancing = ballroom = dansgelegenheid = danstent = balzaal = discotheek = discobar = danszaal = disco
gietsel = afgietsel = replica
pyrexglas = normaalglas
respijt = verademing = verschuiving = opschorting = pauze = temporisatie = verdaging = verlet = uitstel = verwijl = adempauze = schorsing = prorogatie
toelichting = explicatie = opheldering = verklaring = uitleg = motivering = verduidelijking
schildering = afschildering
zwaveldamp = zwaveldioxide = zwaveldioxyde
gecastreerde = castraat
propriëteit = boeltje = hoedanigheid = goed = possessie = karakteristiek = bezit = kenmerkend = have = eigenschap
geldkas = kas
beenvorming = ossificatie = verbening
wetsteen = slijpsteen
dochterlief = dochter
hangkast = garderobe = kleerkast
worst = blimp = saucijs
firma = handelmaatschappij = corporatie = bezoeker = bedrijf = compagnie = vennootschap = onderneming = bezoek = handelsmaatschappij
ijsschots = schots = schol
verheerlijking = adoratie = glorificatie = verering = aanbidding
annonceren = adverteren = promoten = promoveren = inluiden = inleiden = aankondigen = pushen
schutter = scherpschutter
schrapnel = granaatscherven = granaatscherf
versomberen = betrekken
anus = poeperd = aars = aarsopening = aarsgat = schijtgat = poeper = poepgat
geriatrie = gerontologie
slotwerk = zwanenzang = zwanezang
glunderen = glimmen = stralen = afstralen
intellectueel = egghead = highbrow
bemeubelen = meubileren = meubelen
agronomisch = landbouwkundig
opdeling = afscheiding = part = verdeling = beschot = aandeel = partitie = distributie = verspreiding = uitdeling = schot = splitsing = spreiding
promotie maken = bevorderen = promoten
neocolonianisme = neokolonialisme
por = drijfkracht = stuwkracht = stoot = stuwing
dreumes = hummel = krummel = kleuter = wurm = puk = kabouter = kruimel = dreutel = keutel = peuter = ukkepuk
bloemisterij = bloemenwinkel = bloemist = bloemenzaak
aardgas = putgas
kerker = gevangenis
handelsagent = factor = vertegenwoordiger = factoor = handelsreiziger = agent
dopplereffect = Dopplereffect
thyroïd = schildklier
aardewerk = vaatwerk = servies = keramiek = serviesgoed
reconstrueren = herbouwen = herstructureren = heropbouwen
peter = een ongeluk komt zelden alleen = gevader = peetvader
stramien = oefening = oefenen = patroon = zich oefenen = gebruik = uitoefening = praktijk
bagageruim = kofferbak = achterbak = kofferruimte
ambassadeurschap = ambassadeurspost
schutdeur = sluisdeur
executie = terechtstelling = doodstraf = terdoodbrenging
computermuis = muis
slijmen = vleien = pluimstrijken = stroopsmeren
zwanezang = zwanenzang = slotwerk
lichaamsgebrek = invaliditeit = onbekwaamheid = arbeidsongeschiktheid = handicap = gebrek
opbouwen = assembleren = construeren = in elkaar zetten = samenkomen = samenstellen = monteren = componeren
antwoord = rescriberen = beantwoording = beantwoorden = scherp antwoord = reageren = respons = antwoorden = repliek = weerwoord
voorkasteel = vooronder
eminentie = voortreffelijkheid = superioriteit = uitmuntendheid
ornitologie = vogelkunde
vangen = bekoren = incasseren = verstrikken = verweven = toucheren = boeien = beuren = strikken = opstrijken = grijpen = innen
windhaan = windwijzer = weerhaan = haan = staartmolen
klassieker = classic = missie
parafine = alkaan = paraffine = alkeen
cadeau = gift = schenking = dotatie = uitreiken = gave = donatie = geschenk
hostess = gastvrouw
sportveld = speelveld = veld
gehoorprothese = gehoorapparaat = hoortoestel = hoorapparaat
leiplaat = geluidsscherm = klankbord
ijshut = iglo = sneeuwhut = eskimohut
bepotelen = bevingeren = betasten = bevoelen
duik = duikvlucht = duiksprong = duiken = onderwaterzwemmen = duiksport = sliding = onderwatersport
meieren = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken
degelijkheid = betrouwbaarheid = kracht = soliditeit
kapotslaan = doodslaan
bekennen = opmerken = bevestigen = erkennen = merken = bemerken = toegeven = gewaarworden
redundantie = overtolligheid = overbodigheid
verklikken = aangeven = bedriegen = informeren = verraden = verlullen = verklappen = misleiden
oppepper = opkikkertje = opsteker = opkikker
knaller = topper = succes = klapper
serviesgoed = aardewerk = servies
foto = fotografie
equivalent = gelijkheid = gelijkwaardigheid
Venezuelaan = Venezolaan
condoléance = innige deelneming = compassie = rouwbeklag = medeleven = condoleantie = deelneming
aanvoeren = leiden = vooroplopen = pretenderen = stellen = afvoeren = beweren = abduceren
restanten = steenbik = puin = wrakstukken = bik = wrakhout
Montréal = Montreal
ketelmuziek = kattemuziek = kattenmuziek
trawlnet = kuil = trawl = treilnet = treknet = treil = sleepnet
valium = diazepam
reinigen = afnemen = vuil ophalen = kuisen = schoonmaken = doen
hemelsbrood = manna
heuveltje = terp = wierde
melkweg = nevel = melkwegstelsel = nevelvlek
kneus = mislukkeling = wanboffer = schlemiel = kneusje = verliezer = loser = pechvogel
disproportioneel = onevenredig
scheepsbouwkundige = scheepswerktuigkundige
vilder = koudslachter
epaulet = zwaluwnest
gordelroos = antoniusvuur = zona = herpes zoster
afgifte = aflevering = bestelling = bezorging = toevoer = levering = leverantie = aanvoer
lagune = haf = kustmeer
wijwaterbekken = doopkapel = doopvont = baptisterium = fontein
tamboerijn = rinkelbom
Ruckus = herrie = geraas = geschil = commotie = beroering
impedantie = ohmse weerstand = weerstand = weerstandsvermogen = elektrishe weerstand
vervreemding = vervreemden = vervreemd
acetaldehyde = aldehyde = alkanal
amalgamatie = vermenging = versmelting = samensmelting
meetrekken = sjouwen = meesleuren = torsen = meeslepen = meezeulen = zeulen = rondslepen = meesjouwen = rondsjouwen
buurtwinkel = gemakswinkel
continent = werelddeel
apparatuur = uitrusting = outillage = toerusting = hardware
vesting = vestingwerk = fort = burcht
arrenslede = ar = arrenslee = slede = slee
feestdag = vakantie
betoger = manifestant = demonstrant
mechanische paardenkracht = paardenkracht = pk = paardekracht = metrieke paardenkracht
trawant = maan = satelliet = bijplaneet = complice = wachter = mededader = handlanger = medeschuldige
boodschappen doen = winkelen
bocht = flexuur = slobber = gootwater = buiging = draai = varkensvoer = kromming = drab
kerkzang = tussenzang = lofzang = kerkgezang = hymne = loflied = gezang = cantus
te schande maken = onteren = schande = schenden = oneer = smaad = bezoedelen
scharen = aaneensluiten = verenigen = groeperen
invloedssfeer = draagwijdte = scope = omvang = domein = reikwijdte = raam = bereik
Confederale staten van Amerika = dixielandmuziek = dixieland
vaarder = kanoër = kanovaarder = raderboot
kalfsleer = pinkleer = kalf
universiteitsgebouw = universiteit
taaitaai = taai = gemberkoek = peperkoek = ontbijtkoek = snijkoek
rijke = miljonair
miniseren = minimaliseren
tailleur = snijder = coupeur = kleermaakster = kleermaker
kalkspaat = calciet
coveren = melden = berichten = bekendmaken
beoordeling = gezond oordeel = afweging = evaluatie = inschatting = nabeschouwing
etmaal = dag
cytologie = celleer
lijmklem = lijmknecht = lijmschroef = lijmtang = sergeant = lijmpers
scherf = part = schilfer = stuk = vlok = deel
drinken = slok = de keel smeren = zuipen = drank = drankje = borrelen = vertrouwelijk omgaan
jaguar = panter = Jaguar
immuunsysteem = immuniteitsysteem = afweermechanisme
ik wil = Ido
mikpunt = doel = raam = doelwit
prulschrijver = kladschrijver = scribent = verzenmaker = rijmelaar
kerklid = lidmaat = kerkganger
Uria = Uriah
eindoverwinning = eindzege
warmhoudplaatje = sudderplaatje = vlamverdeler = sudderplaat
kalligrafie = schoonschrift
kennisgeving = bekendmaking
ontslaan van een verplichting = vergeven = kwijtschelden = vrijspreken = ontheffen = uitleggen = niet-schuldig verklaren
speekselklier = korrelklier
financier = geldschieter = kapitaalverschaffer
Boakarest = Boekarest = boekarest
kapitein = zeekapitein
herhalingsles = repetitieles
sprietje = spriet
geschiedschrijver = geschiedkundige = historiograaf = historicus
tegenstemmer = tegenstrever = anti = wederpartij = antagonist = tegenstander = tegenpartij = opponent
aanwenden = gebruiken = pakken = benutten = bezigen = nemen = toepassen = verwerken = utiliseren = hanteren
statuur = lijn = postuur = figuur = bouw = gestalte = lichaamsbouw
gouverneurschap = bijles
namaak = vervalsing = bedrog = namaaksel = imitatie = surrogaat = ersatz = falsificatie = naäperij = na-aperij = nep = kunst = afgietsel
razen = loeien = uitbrullen = briesen = agiteren = bulderen = zieden = woelen = koken = tieren = schuimbekken
zijn tijd ver vooruit = montage = beeldmontage = collage
echtgenote = het schone geslacht = gemalin = vrouw
tapdansen = tappen
torenspits = spits = kerktoren = punttoren = toppunt = top
kraaiepootjes = kraaiepootje = kraaienpootjes = kraaienpootje
beweegreden = bewerker = considerans = motief = grond = afweging = aanleiding = beweeggrond = oorzaak = overweging = reden = consideratie = motivatie = veroorzaker = ratio = drijfveer
bladaluminium = aluminiumfolie
surf-riding = surfriding
aërodynamica = luchtstromingsleer
theateropvoering = drama = toneelstuk = stuk = toneelspel = spel = theaterstuk
huishoudhulp = huishoudster
interest = intrest = rente = belang
voordoen = uithangen = overkomen = voorkomen = voorvallen = optreden = gebeuren = betonen = houden = plaatsvinden
ontstopper = ontstoppingsmiddel = plopper = dompelaar = piston = zuiger
brutaliteit = stoutheid = onbeschoftheid = onvervaardheid = gotspe = barbarisme = vrijpostigheid = onbeschaamdheid = beestachtigheid = ongegeneerdheid = impertinentie = onbesuisdheid = driestheid = insolentie = wreedheid = vermetelheid
in vervoering brengen = betoveren = begeesteren = fascineren = in verrukking brengen = boeien = charmeren
midzomer = midzomerdag
opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = aanmanen = instigeren = pramen
groep = verzameling = subklasse = onderklasse = band = kring = partij = bandje
buikvliesontsteking = peritonitis
weidmes = jachtmes = weimes
luchtigheid = onbevangenheid = spontaniteit = impulsiviteit = onstuimigheid = speelsheid
schoolmuziek = muziekles
matglas = melkglas = opaalglas = witglas
vampirella = vrouwelijk monster = vampier = lamia
windscherm = windsingel = houtsingel = voorruit
veiligheidsspeld = toespeld = sluitspeld
argeloosheid = naïviteit = onschuld = naïveteit = onbedorvenheid
show Time = aanvang = inval = begin = beginperiode = intrede = opmaat
baggermolen = baggermachine = baggerschip = moddermolen
versluieren = benevelen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = verhullen = verbloemen = maskeren = verdoezelen = verbergen
vernietigen = afbreken = annihileren = afraden = verbannen = niet toestaan = niet toestaan = afkeuren = vernielen = offeren = slopen = verwoesten = casseren = verbieden = oblitereren
mechanisatie = automatisering = mechanisering = automatiseringssector
vacuümbuis = lamp = kathodestraalbuis = radiolamp = elektronenbuis = radiobuis
kalfsschnitzel = schnitzel
tabak = tabaksplant
nachtvlinder = mot = uiltje
een tandje bijzetten = degen
lijntrekker = nietsnut = plichtsverzaker = hongerlijder = minimumlijder
aprilgrap = aprilvis
kok = kokkin = cuisinier = keukenmeid = meesterkok = keukenprinses = chef-kok
gympakje = tunica = gymnastiekpakje = tuniek
tijdseenheid = tijdeenheid
hypoglykemie = hypoglycemie
epifanie = openbaring = Driekoningen = verschijning
vlakschuurmachine = schuurder = schuurmachine = slijpmachine
vastspijkeren = klinken = inklinken = nagelen = vastnagelen = spijkeren
hoofdtelefoon = koptelefoon met microfoon = koptelefoon = oortelefoon = headset = hoofdtelefoon met microfoon = oormicrofoon
tegenovergestelde = tegengestelde = antipode = pool = antoniem = tegenvoeter = omgekeerde = tegendeel
liberaal = duratief = conservatief = rechts = conservatieveling
hiel = hak
herlezen = overlezen
insectelarve = insektelarve
variëteit = keuze = differentiatie = afwisseling = verscheidenheid = keur = variatie = diversiteit
schietspoel = schieter = weversspoel = weefspoel = inslagspoel
persoonsregister = bevolkingsregister
zeeman = jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeevaarder = janmaat = maat = matroos
synagoge = sjoel = tabernakel
drumstick = kippeboutje = kippenboutje
margriet = Margriet = Madelief = madeliefje
pontveer = veer = ferryboot = pont = ferry = veerboot = veerpont = veerdienst
nulpunt = dieptepunt = laagtepunt = laagterecord
abces = zweer = ettergezwel = puist = etterbuil
aardschors = aardkorst
keuzemogelijkeheid = keuze = alternatief
hindernisloop = steeple-chase
volontair = vrijwilliger
inwerken = oriënteren = impact
weiland = voeder = wei = weidegrond = weide = graasweide
karakterisering = karakterschets = karakteristiek = kenschets = typering
zeekoe = lamantijn
wonde = verwonding = kwetsuur = wond
imputeren = inwrijven = beschuldigen = aanrekenen = aantijgen = nadragen = schelden = op het matje roepen = verwijten = aanwrijven = berispen
noodverband = noodmaatregel = noodvoorziening = noodgreep = provisorium = provisorisch
genitaliën = geslachtsdelen = kruis = geslachtsapparaat = voortplantingsorganen = geslacht = geslachtsdeel = geslachtsorgaan
stroomtransformator = transformator
diagnostiek = nosologie
aanpakken = aanvatten = aanleggen = benaderen
muggenzifter = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = pietepeuter
druivensuiker = druivesuiker = glucose = dextrose
baker = kraamhulp = vroedvrouw = accoucheur = verloskundige = kraamverzorgster = kraamvrouw
kogelen = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = lazeren = kegelen = plompen = kieperen = kukelen = keilen
zelfingenomenheid = solipsisme = ijdelheid = hovaardij = eigendunk = hooghartigheid = arrogantie = zelfgenoegzaamheid = hoogmoed = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = verbeelding
exaltatie = geestvervoering = zinsvervoering = opgetogenheid = vervoering = euforie = extase = verrukking = hallelujastemming = trance
pretorium = hoofdkwartier
uithouwen = uithakken = hakken = houwen
middenhand = middelhand
verdringen = remplaceren = vergeten = vervangen
teint = huidskleur = huidkleur = kleurtje = kleur = gelaatskleur
borstschild = borstplaat
lasser = lasapparaat
fruit = boomgewas = zaadbol = ooft = vrucht
samendrommen = opeendringen = samendringen = samenstromen
kloostergemeenschap = convent = monnikenklooster = communiteit = communauteit = abdij = klooster
gier = hoop = woekeraar = aal = drol = uitzuiger = uitbuiter = aalt = mestgier = bout = dreutel = hyena = hoopje = druk
weispel = jacht = jachtpartij = weidspel
punkmuziek = punk
supernaturalistisch = bovennatuurlijk
pluimbos = panache = pluim = vederbos = vederdos
tl = buisverlichting = tl-verlichting = neonverlichting
dirk = bedrijfsleider = manager = uitbater = beheerder = exploitant = directeur
hijsen = opsjorren = ophijsen
slingering = fluctuatie = golfbeweging = wankeling = schommeling = slingerbeweging
schemerduister = schemer = schemerlicht = schemering = halfdonker = schemerdonker = halfduister = deemstering
thallium = tallium
interceptie = onderschepping
hooimaand = juli
korrelklier = speekselklier
estrade = kansel = platform = erepodium = schavot = spreekgestoelte = ereschavot = preekstoel
seksbom = schoonheid = schone = bout = beauty
hulp in de huishouding = schoonmaakster = werkster = poetsvrouw
savooiekool = savooienkool
reproductie = propagatie = procreatie = facsimile = vermenigvuldiging = reproduktie = voortplanting = repro
spiritualiteit = spiritisme
puntgewelf = kruisgewelf = kruisgraatgewelf
sleepnet = kuil = trawl = trawlnet = treilnet = treknet = treil
wentelwiek = hefschroefvliegtuig = helikopter
nietpistool = nietmachine = niettang
voor lief nemen = ervan uitgaan = assumeren = veronderstellen = presumeren = postuleren = supponeren = stellen = onderstellen = aannemen
aquacultuur = watercultuur = hydrocultuur
mathesis = rekenvaardigheid = mathematica = wiskunde
watergeneeskunde = hydropathie = waterkuur = hydrotherapie
mosterdgas = yperiet
witmaker = bleekmiddel
een = twee = één = i
model = toonvoorbeeld = concept = toonbeeld = opvatting = pasdame = ontwerp = specimen = mannequin = begrip = voorbeeld
echtverbintenis = echt = huwelijksband = echtvereniging = huwelijk = matrimonium
steunpilaar = bemoediging = support = steun = ondersteuning
vinylgroep = vinyl
televisie-ontvanger = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast
wapenmagazijn = wapenarsenaal = arsenaal = wapenopslagplaats = wapenkamer = wapenhuis = wapendepot = tuighuis
denne-uil = dennenuil
verkalken = verstarren
bereiken = winnen = volbrengen = komen = verwerven = realiseren = halen
centaur = kentaur = paardmens
vergiftiging = intoxicatie
roerijzer = theelepel = theelepeltje = koffielepeltje
insnijden = inkepen
fraudeur = bedrieger = vervalser = snoever
pentagram = pentakel
grootmoedigheid = onzelfzuchtigheid = gulheid = onbaatzuchtigheid = altruïsme = edelmoedigheid = vrijgevig = groothartigheid
Kaapverdië = Kaap-Verdische Eilanden = Kaapverdische Eilanden = Kaap-Verdische eilanden
installatie = bestel = assemblage = stereo-installatie = organisatie = stereo = montage = vestiging = bevestiging = geluidsinstallatie = hifi-installatie
zangwijs = lijn = melodie = kant
zwellen = opzetten = uitzetten = opblazen = uitdijen = opzwellen = doen bol staan = uitdeinen
keelzak = rijzweepje = voedselgewas = bros = krop = zak = voedselplant
het spuwen = het fluimen = expectoratie
transmitter = zendpost = zender = station = zendstation
hectare = bunder
gehoorbeen = gehoorbeentje = botje = boontje
tenen = teen
vuurlinie = vuurlijn
exorcisme = duiveluitdrijving = uitdrijving = bezwering = duiveluitbanning = geestenbezwering
docudrama = documentaire
reflexhamer = percussiehamer = peeshamer
stadsgebied = gehucht = woonstad
braadpan = bakpan = koekenpan = hapjespan
met zich meebrengen = omvatten = behelzen = veroorzaken = betekenen = inhouden = beduiden = zeggen = tot gevolg hebben = neerkomen
steengeit = berggeit = klipgeit
oude = gozer
bederfwerend middel = conserveringsmiddel = conserveermiddel
hoofdlijn = abstractie = korte inhoud = grondtrek = samenvatting = uittreksel
kliniek = ziekenzaal = ziekenhuis = hospitaal = gasthuis = verpleeginrichting
optellen = toevoegen = bijeentellen = link = verenigen = linken = bijtellen = sommering = sommeren = samentellen = verbinden = toevoeging = adjunctie = samenvoegen
expressionist = expressionistisch
fokkenmast = fokkemast
krullen = friseren = onduleren = unduleren = opkrullen = omkrullen = kroezen
Jezusnikes = sandaal = zool
feestmaal = banket = festijn = koningsmaal
bedaardheid = gelijkmoedigheid = beheersing = gelatenheid = kalmte = zelfbeheersing
krijgstoneel = slagveld = gevechtsterrein = strijdtoneel = strijdgebied
gluiperd = duiker = stiekemerd = gluiper = geheimschrijver = sluiper
manspersoon = man = baas = mens = mannetje = jongen = heer = kerel = meneer = vent = broger = heerschap = klant = pief = basserool = knaap = gast = pik
afkomst = komaf = kraamkamer = wieg = geboorte = bevalling = origine = haard = bakermat = oorsprong = afstamming = descendentie = herkomst
droogvallen = uitdrogen = verdrogen
bedanken = afsluiten = termineren = opzeggen = sluiten = stoppen = beëindigen = danken = besluiten = eindigen
grondwerker = loonslaaf = koelie
evolutietheorie = ontwikkelingstheorie = darwinisme = evolutieleer = evolutionisme = ontwikkelingsleer
berekening = contemplatie = eigenbaat = beschouwing = bespiegeling = overweging = nota = bewerking = eigenbelang = beer = factuur = rekening = reflectie = overpeinzing
eindstand = eindscore = eindresultaat = eindtotaal
afschillen = afpellen = schillen = pellen = ontvellen
gedachtegang = redenatie = filosofie = redenering
klokkentoren = klokketoren
aristocratie = adel
arbeiden = werken
clairvoyant = helderziende = profeet = paragnost = telepaat
rekeninguittreksel = bankrekening = bankconto
verkeersopstopping = opstopping
draagmuur = steunmuur
oogpotlood = wenkbrauwpotlood
orkestra = orkestbak = orkest
tinnitus = oorsuizen
opeenhoping = verdichting = cumulatie = accumulatie = concentratie = congestie = ophoping = conglomeraat = agglomeratie = opeenstapeling
paardebloem = paardenbloem
roodvonk = scarlatina = scharlakenkoorts = vlekkoorts
slaapstoel = ligstoel
asfaltbeton = asfalt
dagindeling = tijdplan = plan = agenda = schema = tijdschema = programma = tijdpad
winkelen = boodschappen doen
wittebrood = witbrood = wit
poëziealbum = album = plakboek = poesiealbum
knevelen = ketenen = vastbinden = aanhechten = kortwieken = verbinden = aanbinden = kluisteren = knotten = binden = beknotten = breidelen
sleep = drom = mensenmassa = heir = massa = myriade = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = mensenzee = meute = schare
opstopping = repareren = jam = verkeersopstopping = gaatje
amandelzuur = blauwzuur = Pruisisch zuur
tuchthuis = huis van correctie
hoogspanningsdraad = hoogspanningskabel
verkondigen = prediken = preken
rekwireren = vorderen = heffen
uitrekken = rekken = strekken = stretchen = oprekken
startknop = starter
quaternion = vijf = vier
bekommeren = bekreunen = bemoeien = omzien
doorgang = hal = steeg = gang = passage = doorgangsweg = doortocht = slop = achterafstraat = achterafstraatje = doorgaande weg = corridor = loop
cigarillo = cigarrillo
uitstaan = uitspringen = pieken = springen = uitsteken
keuringsarts = patholoog-anatoom = sociaal-geneeskundige = lijkschouwer
boekerij = boekenverzameling = bibliotheek
spermabank = zaadbank
babysit = babysitter = kinderzitje
passing-shot = passeerslag = passingshot
chef-kok = kokkin = cuisinier = kok = meesterkok
mergel = leemmergel = tufkrijt
alarmsignaal = noodsein = alarm
kruiswoordpuzzel = kruiswoordraadsel
samenvloeien = samenstromen
accent circonflexe = circumflex = dakje
negrospiritual = gospel = negro-spiritual
suffocatie = wurging = verstikking = asfyxiatie = worging
atypisch = ongebruikelijk
letbal = let
prachtexemplaar = schoonheid = pronkjuweel = prachtstuk = kleinood = pracht = juweel = beauty = juweeltje = schone
zaad = teelvocht = zaadje = stijfsel = sperma = geil
pyloon = hoogspanningsmast = gedenkzuil = mast
spijsvet = eetbare vetten
uiterlijke kenmerken = uiterlijkheid
spaat = holspaat
zich oefenen = oefening = oefenen = patroon = stramien = gebruik = uitoefening = praktijk
vuurzee = vlammenzee
biertje = bier = brouwsel = gerstenat
te binnen schieten = terughalen = eraan denken = herinneren = doen denken = reproduceren = zich herinneren = gedenken = onthouden
keukenzout = tafelzout = metaalzout = chloornatrium = zout = zouten
gevorkt = afsplitsen = aftakken = vertakken
ongunst = ongenade
recupereren = recyclen = hergebruik = recycleren = herwinnen = terugwinnen = hergebruiken
sporthal = gymnastieklokaal = fitnessruimte = gymnastiekzaal = gymlokaal = sportschool
deflationistisch = deflatoir
vonkje = spatje = vonk = tittel = zier = sprankje
slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
met onwillige honden is het slecht hazen vangen = etiquette
loopgravenstelsel = verschansing
overlading = transport = overslag = vervoer = containeroverslag
geluidsleer = acustica = akoestiek
scheepswerf = werf = scheepstimmerwerf
rompslomp = gezwets = beslommeringen = besogne = rimram = besognes = beslommering
vrieskast = diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = diepvrieskist = vrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vriezer
kort overzicht = extract = samenvatting = epitome = excerpt
meertalige = talenkenner = veeltalige = polyglot
droefheid = verdriet = pijn = smart = wee = lijden = treurigheid = droefenis = bedroefdheid = treurnis = triestheid = kommer = leed
optocht = omgang = cortège = defilé = processie = stoet
radiësthesist = wichelroedeloper = pendelaar = rabdomant = roedeloper
erf = werf = park
ploegmaat = ploegmakker = medespeler = makker = teamgenoot
teruggetrokkenheid = isolement = eenzaamheid = afzondering
stand = situatie = adel = ligging = krantenkiosk = positie = pose = landgoed = krantenstalletje = houding = kiosk
naamwisseling = metonymia = metonymie
schaduwwolk = stapelwolk = cumulus
bromfiets = plof = brommer
gymnastiekpakje = gympakje = tunica = tuniek
trivia = kleintje = klein bier
narede = addendum = bijlage = nawoord = epiloog = bijvoegsel = slotrede = nabericht
korset = keurslijf = keurs
slipper = muil = pantoffel = slof
voorbije = weleer = verleden
vissersboot = vissersschip = visserman
schildvleugel = dekschild
onderzeeboot = U-boot = duikboot = onderzeeër
handelsovereenkomst = transactie
voorgevoel = veronderstelling = aanname = giswerk = gissing = conjectuur = vermoeden = onderstelling
thijm = echte tijm = tijm
baldadigheid = kattekwaad = duivelse streek = moedwil
boosheid = woede = bitsheid = bitterheid
accu = accumulator = verzamelaar
kentering = wending = keer = revolutie = ommezwaai = omslag = ommekeer
otoscoop = oorspiegel = oortrechter
preek = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = donderpreek = prediking = predikatie = homilie
emfase = nadruk = accent = klemtoon = beklemtoning
assemblage = installatie = verzameling = montage = collecte = collectie
weduwgift = bruidsschat = bruidschat
knoopkruid = soort korenbloem
kuras = harnas
juk = last = incubus = nachtmerrie
cornet = kornet = trompet
bewoording = formulering = woordkeus = zinswending = woordkeuze
reis = tocht = toer = rondleiding = gang = reizen = rondgang = tour = trip = trektocht = excursie = trekken
eigenaar = patroon = partner = mede-eigenaar = drager = bezitter
opjagen = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = aanmanen = instigeren = pramen
verlies = schadepost = verliespost = sterfgeval = schade = derving = leed = gemis = nadeel = rouw
zuipschuit = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
Aziatisch = Indiër = Azische = Aziaat
presuppositie = postulaat = suppositie = hypothese = basisbegrip = premisse = grondbegrip = assumptie = presumptie = vooronderstelling
dollarcent = cent = penning = penny
citroen = citroensap = citroenboom
handdoek = theedoek = keukendoek = afdroogdoek = keukenhanddoek
middenstander = pakhuismeester = wederverkoper = winkelier = neringdoende = kleinhandelaar = detaillist
jammer = deernis = medelijden
single = enkelspel = plaat = plaatje = draaischijf = grammofoonplaat
zoomlens = telelens = teleobjectief
deponie = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = stort = ashoop = stortplaats = afvalhoop = afvalstort = asvaalt
krulspeld = papillot = krulpen = haarroller = kruller = roller
reflexief = wederkerend = wederkerend voornaamwoord
Hebreeuwse = Jood = Hebreeërs = jood = jodin
kladschrijver = prulschrijver = scribent = verzenmaker = rijmelaar
ten goede komen = verharden = harden
douceurtje = toegift = toemaatje = gratificatie = bonus = extraatje
gastronomie = kookkunst = keuken
randwijk = voorstad = buitenwijk
kwalificatie = handigheid = bedrevenheid = geschiktheid = competentie = aanleg = talent = vernuft = capaciteit = begaafdheid = habiliteit = vaardigheid = vermogen = kundigheid = bekwaamheid = behendigheid = geoefendheid = gave = verworvenheid
zwikken = verrekken = verstuiken = omslaan = verzwikken
glazenmaker = verglazer
paardenfokker = rancher = boer
kneusje = mislukkeling = kneus = wanboffer = schlemiel = verliezer = loser = pechvogel
paradox = antinomie = tegenstrijdigheid = tegenspraak
vliegtuigloods = hangar = hangaar
Samoaan = Samoaans
Colosseum = Coliseum = amfitheater
bloementeelt = sierteelt
baldakijn = hemel = luifel
helix = schroeflijn = krul = spiraallijn = schroef = spiraal
lotto = lottrekking = bingo = loterij = fuif = lottospel = loting
afkortingsteken = apostrof = komma = verkortingsteken = weglatingsteken
strooisellaag = mulch = strobed = muls
klierziekte = struma = bof = krop
bedoening = situatie = hoedanigheid = toestand = boel = kwaliteit
spankracht = rek = elasticiteit = veerkracht = spanning
overgeven = spugen = capituleren = leegstromen = prijsgeven = spitten = omspitten = cederen = platgaan = vomeren = spuwen = opgeven = braken = nijgen = zwichten = kotsen = bezwijken = overdelen
èta = ETA
rondslingeren = slingeren = zwerven = rondzwerven
luchtmachtbasis = vliegbasis
zedigheid = celibaat = zedelijkheid = deugdzaamheid = kuisheid = onthouding = eer = onschuld = eerbaarheid = eerzaamheid
collegejaar = klas = leerjaar = academisch jaar = cursus
biaislint = biaisband = boordband = boordlint
abdicatie = troonsafstand
boekenstut = boekensteun
columnist = kolomnist
leugenachtigheid = oneerlijkheid
minachting = dédain = geringschatting = laatdunkendheid = depreciatie = verachting
Ier = Iers
godsgericht = ordale = godsoordeel
hongeren = reikhalzen = dorsten = snakken = hunkeren = verlangen = smachten = haken = zuchten
trommelslager = drumspeler = drummer = slagwerker = tamboer = trommelaar
speurder = opsporingsambtenaar = rechercheur = speurhond = detective = speurneus
strafrechtelijk = crimineel = misdadiger = vogelvrije = boosdoener
vermengen = samensmelten = mixen = mengen = verbinden = combineren = samenvoegen = mêleren
onderkoning = gouverneur = stadhouder = landvoogdes = landvoogd = ruwaard
verbetering = rectificatie = correctie = verheffing
procestechnologie = werktuigbouwkunde
hypocriet = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige
stoplicht = verkeerslicht = stopsein = stopsignaal
aandelenbeurs = effectenbeurs = aandelenmarkt = beursmarkt = beurs
uitleg = explicatie = motivering = interpretatie = verklaring = toelichting
jonkvrouw = juffer = madame = lady = juffrouw = dame = mevrouw = jongedame
Europese bizon = wisent = bizon
twaalftonenreeks = chromatische toonladder = complex = aggregaat
bruto binnenlands product = BBP
meel = bloem = meelbloem
geboortehuis = geboorteplaats
plutonium = pus = etter
haarknipper = barbier = figaro = dameskapper = friseur = coiffeur = kapper = hairstylist
arbeidsloon = salaris = wedde = honorarium = bezoldiging = traktement = gage = arbeidsinkomen = loon = remuneratie
gelijkheid = schijn = equivalent = masker = gelijkwaardigheid = gelijkberechtiging
anorexie = anorexia-nervosa = magerzucht = anorexia nervosa = anorexia
intreden = inzetten = beginnen = een aanvang nemen
onverstoorbaarheid = gelatenheid
noodtoestand = crisis = crisissituatie = noodsituatie
rit = rondrit = toer = etappe = podium = autorit = sightseeing = lift
kuil = trawl = trawlnet = sleepnet = treilnet = treknet = treil
rekestrant = adressant = werkzoekende = aanvrager = reflectant = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekwestrant = sollicitant
pugilist = vuistvechter = bokser = boxer
aandacht besteden aan = behandelen = bekommeren om = zorgen
Erlang = erlang
kloot = teelbal = testikel = bal = testis = geslachtsklier = zaadbal
chlorose = bloedarmoede = anemie = bleekzucht
kwarktaart = kaastaart
dagvaarden = indagen = dagen
karbauw = waterbuffel = karbouw
onderhemd = hemdje = hemd = condoleren = lijfje
douanebeambte = grensbewaker = douane = grenswachter = douanier = grenswacht
nagelen = klinken = inklinken = vastspijkeren = vastnagelen = spijkeren
map = schovenbinder = directory = folder = pamflet = boekje = vlugschrift = brochure = telefoongids = snoer
gen = erffactor = erfelijkheidsdrager
kippeboutje = kippenboutje = drumstick
Stetson = gleufhoed = borsalino = deukhoed
huishoudkunde = huishoudwetenschappen
Aphrodite = Afrodite = Cytherea
psittacosis = papegaaieziekte = papegaaienziekte
exponeren = verklaren = uiteendoen = uitweiden = uiteenzetten
spugen = tuffen = leegstromen = overgeven = vomeren = spuwen = kwatten = speeksel = braken = spuug = kotsen = kwalsteren
polygoon = veelhoek
purgatorium = vagevuur = louteringsberg
acustica = akoestiek = geluidsleer
verkeersader = ader
conferencier = cabaretier = kleinkunstenaar = conférencier
prognostiek = perspectivisme = prognostica = futurologie
bewaarder = beheerder = oppasser = roeper = bewaker = custos
bergland = bergketen = bergformatie = gebergte = bergrug
achter = achterzijde = ommezijde = achterkant
vinyl = vinylgroep
hekje = hachee = kruisje
aandikken = verdikken
bompakket = bombrief
mondvoorraad = victualiën = leeftocht = mondkost = proviand = foerage = voedselvoorraad
participeren = deelnemen = meedoen
prescriptie = voorschrift = statuut = ordonnantie = verordening = reglement
manco = leegte = gaping = mankement = leemte = vacuüm = hiaat = lacune = fout = gebrek
flauw doen = roepen
classic = klassieker
keerdam = barrage = stuwdam = schut = stuw
Mesozoïcum = Secundair = Secondair
toneelseizoen = theaterseizoen
pafzak = bollie = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vetzak = vleesklomp = fats
geluidsopname = geluidsregistratie = opname = registratie
toegang verlenen = binnenlaten = toelaten = inlaten
luchtvaartverkeer = luchtverkeer = vliegerij = vliegtuigbouw = vliegverkeer = aviatiek = luchtvaart
apenoot = pinda = aardnoot
plafonnering = plafond = plafon
plumeau = stoffer = veder = veer
woonruimte = honk = home = woongelegenheid = woning = huis = heem = tehuis = thuis = behuizing
vakbondsvertegenwoordiger = official
orang-oetan(g) = orang-oetan
deputeren = afvaardigen = toewijzen = delegeren
stuitje = staartbeentje = staartbeen = stuit = stuitbeen
evening-dress = avondjapon = avondkledij = avondtoilet = avondjurk = uitgaanskleding = avondkleding
landverrader = collabo = collaborateur = quisling
sleper = sleepboot = duwboot = treiler
resoneren = galmen = naijlen = weergalmen = naklinken = weerklinken = weerschalken = nagalmen = echoën = doorklinken
misdadigheid = criminaliteit
woonstede = woonplaats
panieken = panikeren = paniekeren = in paniek raken
leerjaar = klas = academisch jaar = collegejaar = cursus
braak = inbraak
landbouw = veeteelt = akkerbouw
torenvalk = valk = Amerikaanse torenvalk
platentektoniek = tektoniek = plaattektoniek = schollentektoniek
satijn = satinet = atlas
gêne = schaamte = schaamtegevoel = schande
werkende klasse = arbeidersklasse = proletariaat
aanstellingskeuring = steekproef = keuring = staalkaart
boekwinkel = boekhandel = boekenwinkel
poedermelk = melkpoeder = koffiecreamer
ent = transplantaat
wrongel = plattekaas = kaasstof
personage = karakter = persoonlijkheid = aard
fantasy = inbeelding = zinsbegoocheling = illusie = verbeelding
kardinaal = bepaald telwoord = kardinaal getal = hoofdtelwoord
lamsvlees = lammetje = lam
aanwas = aangroei = stijging = vermeerdering = increment = accres = toename
afpersing = geldafpersing = knevelarij = chantage
vleessoort = vruchtvlees = vlees
marqueterie = inlegwerk
wallabie = wallaby
gepeddel = scheprad
oplossing = regeling = arrangement
regie = leiding = bestiering
globalisering = mondialisering
storten = morsen = aanvallen = vergieten = molesteren = attaque = aanval = attaqueren = knoeien
autarkisch = absolutistisch
beklemtonen = betonen = benadrukken = onderstrepen = accentueren
music-hall = variété-theater = variététheater
junglemes = kapmes = machete = hakmes
ik spreek geen Engels = verlopen
verjagen = verdrijven = wegzenden = ontslaan = uitwijzen = onttronen = weg rijden = uitzetten = afzetten = uitstoten = wegjagen
conserveermiddel = conserveringsmiddel = bederfwerend middel
maandverband = damesverband
wroeging = gewetensnood = zelfbeschuldiging = zelfverwijt = gewetensangst = gewetenswroeging = boetvaardigheid = spijt = berouw = inkeer = schuldbesef
nota = berekening = aantekening = notitie = beer = factuur = rekening
medevoelen = medeleven
tovenares = heks = furie = heksenmeester = duivelskunstenaar = magiër = toverkol = oud wijf = lelijk wijf = tovenaar = toverheks = kol = besje = helleveeg = taart
knipkies = scheurkies
verfraaiing = paruur = siersel = ornament = aankleding = versiersel = versiering
bubbel = bobbel
teamgenoot = ploegmakker = medespeler = makker = ploegmaat
gebraad = roti
kerkganger = aanbidder = gelovige = lidmaat = kerklid
trichloorethyleen = tse
struikelsteen = rem = belemmering = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = verhindering = barrière = struikelblok = hinderpaal
theater = toneel = poppenkasterij = toneelspel = komedie = circus = kunstenmakerij = aanstellerij = komediespel = aanstelleritis
jukebox = juke-box
uppercut = opstoot
zeilwedstrijd = zeilrace
proviso = beding = voorwaarde = bepaling = mits = modaliteit = stipulatie = voorbeding
zonnestilstand = solstitium = zomerpunt = zonnewende
uitdrukking = idioom = frase = proverbium = zegswijze = spreekwoord = gezegde = expressie = leenspreuk = spreekwijze
frik = onderwijzer = lerares = juf = schoolmeester = juffrouw = schooljuffrouw = schoolvos = leermeester = docent = schoolfrik = instructeur = schooljuf = leraar
jaspand = pand
speelkaart = kaart = troef
gewapend beton = staalbeton
veilen = afslaan
gezichtshaar = snor = knevel = snorbaard = baardhaar = snorrenbaard = baard
moedermelk = zog = borstvoeding
lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = branieschopper = herriemaker = pronken = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper
descendent = afstammeling = nakomeling = nazaat = zoon = telg
sociale verzekering = gezinsbijstand
journaal = dagregister = reisjournaal = logboek
magerzucht = anorexia-nervosa = anorexia nervosa = anorexie
spui = uitwateringssluis = spuisluis = zijl = verlaat = sluisdeur = sluis
koelte = wind = blaasinstrument
bakoven = oven
biergist = ondergist
laagwolk = stratus
seersucker = gestreept cloqué = bobbeltjesstof = cloqué
snoet = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = bakkes = ponem = toet = smoelwerk
lichtkoepel = vallicht = dakraam = daklicht = koepel = zonnedak = schijnlicht
returnwedstrijd = replay = return = returnmatch = terugmatch
gespreksleider = moderator
strafregister = strafblad
bedrevenheid = handigheid = geschiktheid = competentie = aanleg = talent = vernuft = capaciteit = begaafdheid = habiliteit = kwalificatie = vaardigheid = vermogen = kundigheid = bekwaamheid = behendigheid = geoefendheid = gave = verworvenheid
accordeon = harmonica
combinatieslot = cijferslot = nummerslot = letterslot
zerk = grafsteen
gejengel = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur
sluikinvoer = smokkelhandel = smokkel = sluikhandel
zaaibed = zaadbed
revival = revitalisering = opleving = opbloei = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = herleving = oprisping = wedergeboorte
kleingeestigheid = pietluttigheid = benepenheid = kruideniersmentaliteit = bekrompenheid = dorpsmentaliteit
paraatheid = bereidheid
waanwijsheid = pedanterie = boekengeleerdheid
payroll = loonlijst
arrenslee = ar = arrenslede = slede = slee
zich verontschuldigen = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen
startkapitaal = beginkapitaal = grondkapitaal = stamkapitaal = aanloopkrediet
armleuning = armsteun
paganist = christenhond = goddeloze = heiden = ongelovige
juichen = klappen = toejuiching = aanmoedigen = applaudiseren = applaudisseren = toejuichen = opvrolijken = uitroepen tot = uitroepen
neerleggen = lappen = dokken = betalen = schikken = neertellen = afzetten = berusten = verzoenen = terugtrekken = stellen = uittreden = resigneren = schokken
stroken = overeenkomen = overeenstemmen = sluiten = rijmen
vlugheid = enthousiasme = bereidwilligheid = hulpvaardigheid = snelheid = bereidheid = gewilligheid = behulpzaamheid
Breslau = Wrocław
uitdrogen = verdrogen = droogvallen = ontwateren = draineren
club = leunstoel = vereniging = knuppel = sociëteit = klaveren = armstoel = leuningstoel = gilde = zetel = samenleving = gezelschap = fauteuil = soos = orde
kroeskarper = giebel
sorbet = waterijs
reikwijdte = invloedssfeer = draagwijdte = scope = omvang = domein = portee = raam = bereik
berusten = zich neerleggen bij = zich schikken naar = toegeven = inwilligen = luisteren = instemmen = schikken = eerbiedigen = neerleggen = verzoenen = voldoen = stellen = respecteren = bewilligen = toestemmen = resigneren = gehoorzamen
juwelen = sieraad = bijou
overkomst = komst = aankomst
bosage = haagbos = bosje = kreupelbosje = bosschage = struikgewas = hakhoutbosje = struweel
apparaatje = apparaat = toestel = gadget
lichtnet = hoogspanningsnet = elektriciteitsnet = lichtleiding = stroomnet
kampeerterrein = bivak = caravanterrein = tentenkamp = camping = woonwagenkamp
huichelarij = farizeïsme = bigotterie = femelarij = gefemel = schijnheiligheid = veinzerij = kwezelarij = hypocrisie
verhuisauto = verhuiswagen
aura = nimbus = lof = aureool = astraallichaam
gezelschapsdame = kameraad
advertentie = verkoopbevordering = reclame = promotie = salespromotion = promoting = sales-promotion
knorrepot = brombeer = nijdas = brompot = mopperaar = zuurpruim = nurk = grompot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor
ruimtevaartindustrie = ruimte
significantie = importantie = betekenis = gewicht = belang = waarde = zwaarte = gewichtigheid
stunt = stuntwerk = bravourestuk = huzarenstukje
badinage = scherts
tijdzone = zone
marktplein = afzetgebied = marktplaats = achterland = markt
menu = kaart = menukaart = spijskaart
schemer = tweelicht = schemerlicht = schemering = halfdonker = schemerdonker = schemerduister = halfduister = deemstering
bastaardbroeder = halfbroeder = halfbroer
darmbeen = ilium
bouwval = puin = ruïne = strandvonderij = puinhoop = verval
negativist = defaitist
medicijnen = artsenijleer = geneeskunde = medicijn
paardenbloem = paardebloem
klank = klanken
dolboord = potdeksel = reling
harde schijf = floppy drive = schijf = diskettestation = diskdrive = disc = magneetschijf = disk = floppydrive
tweedeling = vertakking = dichotomie
bangmakerij = afschrikking = intimidatie
aalmoezenier = aal
achterzetsel = achtergeplaatst voorzetsel
industrietak = nijverheid = industrie
rijksbijdrage = overheidssubsidie = subsidie = betoelaging = rijkssubsidie = staatssteun = overheidssteun
ganger = -ganger = doorzetter = gaander
doorbijter = knokker = aanhouder = vechter = doorzetter = volhouder = doordouwer = blijver
insteekkaart = kaart = uitbreidingskaart
toe-eigenen = overnemen = annexeren = aanmatigen
slagzwaard = houwdegen
uitslijten = inslijten = inlopen
species = soort
feestvreugde = feestgewoel = feestgedruis
zeloot = fanaticus = fanaat = onverdraagzame = dweper = onverdraaglijke = fanatiekeling
boemeltrein = omnibus = lokaaltrein = lokaaltje = stoptrein = boemeltje
lofwerk = festoen = feston = loofwerk
gloeilamp = peer
samenstelling = opbouw = structuur = bouw = constitutie
science fiction = sciencefiction = SF
natuurkunde = natuurwetenschap = fysica
stress = nood = overspanning = nervositeit = overspannenheid = druk = benauwenis = spanning
pretentie = ijdelheid = verwaandheid = aanmatiging = eigendunk = arrogantie = hoogmoed
belichting = aan = ligging = in de schijnwerpers staan = elementen = spotlight
decideren = uitmaken = resolveren = beschikken = beslissen = besluiten
pedagogie = opvoedkunde = didactiek = pedagogiek
leeseenheid = lezer
sneeuwwit = sneeuw = sneeuwen = sneeuwval
lezen = nemen = veronderstellen = voorlezen = gelezen worden = horen
aanslagbiljet = aanslag
onbepaalde wijs = infinitief
obductie = sectie = nabespreking = autopsie = dissectie = lijkschouwing = lijkopening = necropsie
intrede = toegang = inval = beginperiode = invoer = show Time = aanvang = ingang = binnenkomst = intocht = begin = entree = opmaat
donkerte = duister = duisternis = donker = donkerheid
simpele = sul = lobbes
alvermogen = almacht = omnipotentie = vrijmacht
geboortecontrole = anticonceptie = anticonceptiemiddel = contraceptie = geboortebeperking
noma = straalkanker = hoefkanker
rondstrooien = rondbazuinen = uitdragen = verspreiden = uitbrieven = rondbrieven
theelepeltje = theelepel = roerijzer = koffielepeltje
siersteek = koninginnesteek = koninginnensteek = kruissteek
plaats = vertrek = oord = plein = stek = kamer = locatie = stekkie = plaats van gebeuren = plaza = plek = classificatie = gemeente = arbeidsplaats = punt = ruimte = standplaats = binnenplaats
landjonker = jonkheer = edelman = aristocraat = jonker
gegevensdrager = informatiedrager
bloemdier = bloemdieren
klasgenoot = jaargenoot = schoolkameraad = schoolkennis
boomstam = stam = houtblok = boomstronk
samenvloeiing = convergentie = versmelting
buitenissigheid = exces = buitensporigheid = uitwas = extravagantie
onderdompelen = zinken
doen herleven = opbloeien = herrijzen = nieuw leven inblazen = opleven = herleven
gevatheid = repliek
decriminaliseren = legitimeren = legaliseren = wettigen
beschermhuls = huls = koker
festoen = feston = lofwerk = loofwerk
rampgebied = noodgebied
ventielklep = klep = ventiel
stroperij = stropen = wildstropen
bezit = boeltje = zate = goed = possessie = eigendom = have = bezitting = bezetenheid = landgoed = propriëteit
onthechting = strengheid = ascese = versterving = ascetisme = inlevering = bezuiniging
doopleerling = catechisant = catechumeen
verhoging = opvoering = temperatuur = vergroting = koorts
inlegwerk = marqueterie = mozaïek
geselpaal = folterpaal = schavotpaal = martelpaal
schapestal = schaapskooi = schapenstal = schaapsstal
lintvis = haringkoning
spare ribs = spareribs
rotszout = klipzout = steenzout = bergzout
welzijnswerker = hulpverlener = agoog
menslievendheid = menselijkheid = medemenselijkheid
binnenhof = binnenplaats
sap = vruchtensap = uitpersen = melk = spint
paradepaard = pronkjuweel = pronksieraad = paradepaardje = pronkstuk
kruisbes = klapbes = stekelbes
exceptie = afwijking = uitzondering = uitzonderingsgeval
voorwaarde = proviso = benodigdheden = beding = behoeften = gis = veronderstelling = bepaling = mits = aanname = clausule = gissing = vereiste = eis = modaliteit = stipulatie = onderstelling = voorbeding
ziekenzuster = zuster = verpleegster = verpleegkundige
vrijheid = vrijdom = dispensatie = ontheffing = decharge = vrijstelling = ontslag = relevatie
Sloveens = Sloveen
zeekunde = oceanografie = oceanologie
talkpoeder = talk
boudoir = thalamus = vrouwenvertrek
memorie = herinneringsvermogen = herinnering = geheugen
loonslaaf = grondwerker = koelie
vuilverbranding = vuilverbrandingsoven = verbrandingsinstallatie = lijkoven = afvalverbrandingsinstallatie = verbranding = crematieoven = verbrandingsoven
gokpaleis = gokhol = speelhol = speelbank = speelhuis = goktent = casino
kous = kaarsepit = pit = vingerhoed = katoentje = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet
hippodroom = renbaan = drafbaan = paardenrenbaan
botanica = botanie = plantengroei = vegetatie = plantenleven = gewas = fytologie = plantenleer = plantkunde
ronken = snurken
rassenkwestie = rassenprobleem = rassenvraagstuk
stijven = ondersteunen = zetmeel = sterken = goedkeuren = aanbevelen
buit = prijs = premie = plunderen = beloning = plundering
bejegenen = behandelen = omspringen = omgaan
Groot-Londen = Londens = Londen
convalescentie = genezing = genezingsproces = recuperatie = beterschap = rehabilitatie = herstel = heling
steenschaal = lithosfeer
merg = beenmerg
taxameter = taximeter
vederdos = panache = pluimbos = pluim = vederbos
uitstrekken = strekken = valideren = reiken = kloppen = opgaan = uitkomen = vigeren = gelden
cabaret = nachtclub = kleinkunst = floor-show = cabaretprogramma = floorshow
bedachtzaam = indachtig
spraakvermogen = stem = spraak
vrouwenloper = scharrelaar = rokkenjager = vrouwenversierder = flirt = versierder
narcotiseren = verdoven = wegmaken
samenkomst = samenzijn = samenscholing = bijeenkomst = bijeenzijn
meerschuim = sepioliet = zeeschuim
toevoer = aflevering = bestelling = bezorging = levering = leverantie = afgifte = aanvoer
oppervlakte-actieve stof = bevochtiger
opstapelen = ophopen
zakmes = knipmes
trouvère = minnezanger = minstreel = troubadour
molecuul = molecule
wijden = sacreren = heiligen = sanctifiëren = consecreren = sanctificeren = inzetten = consacreren = sacraliseren = geven = zegenen = verheiligen
trepaan = schedelboor
humanoïde = androïde
hernia = herniatie = breuk
hyperemie = hyper(a)emie
afsnijden = afbreken = verdelen = kap = delen
kruisje = hachee = rekening = hekje
inkoopprijs = koopprijs = nieuwprijs
kruisgewelf = puntgewelf = kruisgraatgewelf
vastenmaand = ramadan
chloornatrium = tafelzout = zout = keukenzout
scala = toonladder = ladder = gamma = schakering = spectrum = schaal = toonschaal
ondervinding = beleving = ervaring = belevenis
bikken = hakken = kappen = houwen = verbruiken = eten = maaltijden = tafelen = consumeren = nassen = nuttigen
verslaafdheid = afhankelijkheid = nood = gewenning = verslaving
transvestie = transvestitisme = travestie
breekwater = steiger = zeedijk = paalhoofd = zeehoofd = zeewering = golfbreker = pier = havendam = zeebreker = krib = landhoofd
konstabel = schutterskoning = boordschutter = kanonnier = artillerist
moment = tel = gebeuren = poosje = uur = ogenblik = handomdraai = evenement = mum = gebeurtenis = tijd = happening = stonde = ure = flits = seconde = tijdstip = punt = minuut
uitrekenen = calculeren = rekenen = uitwerken = berekenen = plannen = becijferen
carnavalsviering = vastenavond = carnaval
molasse = melasse
antwoorden = terugwerken = antwoord = rescriberen = beantwoorden = reageren
veralgemeniseren = generaliseren = veralgemenen = extrapoleren
menie = loodmenie
knop = knopje = toets = badge = bel = oorbel = scheut = oorknop = oorring
parfum = geur = aftreksel = essence = reukvermogen = reuk
terreurpleger = terrorist = terroristisch = terroristische
domein = invloedssfeer = gebied = vlak = draagwijdte = scope = omvang = veld = reikwijdte = raam = bereik = terrein = machtsgebied = sfeer = eiwitmotief
bevelvoerder = bevelhebber = commandant = overste = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = legercommandant = commandante = legeraanvoerder
crime = straf
verdagen = vertragen = onderbreken = verschuiven = opschorten = uitstellen = opschuiven = talmen = oponthoud = rekken = stopzetten
cabrio = cabriolet
kijkdoos = treurbuis = kijkbuis = televisie-ontvanger = teevee = televisietoestel = kastje = televisie = beeldbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = buis = televisieontvanger = kijkkast
toerekenen = wijten = toeschrijven
doorwroeten = omspitten
tot bedaren brengen = bedaren = verminderen = opluchten
plek = locatie = stekkie = oord = plaats = stek = standplaats
schoonmaken = afnemen = kuisen = reinigen = doen
hardsteen = steen = tichel = vloertegel = tegel = plavuis
kruisbestuiving = bestuiven
ongelovigheid = ongeloof = scepticisme = twijfelzucht
bruid-to-be = verloofde
klaarkrijgen = afronden = volbrengen = voleinden = voleindigen = afkrijgen = gereedkomen = voltooien = afmaken = afkomen
alertheid = oplettendheid = applicatie = acht = inzet = overgave = toewijding = ijver
gemaal = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gezeur
chili con carne = chilipeper = chili
spreadsheet = rekenblad
stammen = teruggaan = wortelen = komen = ontspruiten = ontspringen = voortkomen = ontspinnen = voortspruiten
atoomfysica = nucleonica = kernfysica = kernwetenschap
duif = Duif = doffer
illusionist = goochelaar = magiër
tip = drinkgeld = fooi = toef = douceur = punt
noodgreep = noodmaatregel = noodvoorziening = noodverband = provisorium = provisorisch
canonisatie = heiligverklaring
vindingrijkheid = scheppingskracht = creativiteit = vindingskracht = inventiviteit
diminutief = verkleinwoord
onderwereld = Acheron = het hiernamaals = eeuwigheid = schimmenrijk = Tartarus = Hades = hiernamaals
berging = berghok = bergruimte = bewaarplaats = magazijn = bergingswerken = opslagruimte = opslagplaats = kot = opslag = box = bergplaats
rolkussen = nekrol
dreigen = bedreigen
charcuterie = beenhouwerij = vleeswaren = slagerij
accentueren = betonen = benadrukken = profileren = onderstrepen = beklemtonen
verrotten = uitmaken = meespreken = meetellen = spelen = schelen = tellen = verrekken = gelden
filterzakje = snelfilter = koffiefilter
uitdaging = weerstand = opgaaf = tegenstand = trotsering = verzet = opgave
stad = moederstad
vogelhuisje = nestkastje = vogelkastje = columbarium
urologie = Urologie
aansmeren = opdringen = aanlappen = opsolferen = aanpraten
verlagen = verminderen = zakken = bezinken = luwen = bedaren = afnemen = humiliëren = neerslaan = vernederen = verlichten = verzwakken = reduceren
contraceptief = anticonceptiemiddel = contraceptiemiddel = preservatief = contraceptivum = voorbehoedmiddel = anticonceptivum
aarsgat = poeperd = aars = aarsopening = anus = schijtgat = poeper = poepgat
erytropoëse = erythropoiësis = erythropoiësie
lector = assistent = onderzoeksassistent = lezer
poeper = poeperd = aars = aarsopening = aarsgat = anus = schijtgat = poepgat
laudatio = lofprijzing = laudatie = éloge = panegyriek = lofzang = lofrede = lofspraak
softijs = soft-ijs
pisleider = pisbuis = ureter = urineleider
passiviteit = inertie = inactiviteit = passivisme
boeten voor = bloeden = boeten
letteromzetting = metathese = metathesis = letterverwisseling
uit elkaar vallen = instorten = inzakken
morsecode = morseschrift = morse = morsealfabet
onbeslistheid = onbeheerdheid = onzekerheid
besturingssysteem = ik ben hetero = o.s. = operating system
wagonlading = scheepsvracht
dakdekker = dekker
vanavond = vannacht
wreedte = wreedheid
raampost = verticale raamstijl = raamstijl = middenstijl
voertuig = tuig = vehikel
verkiezingen = keuze = electie = verkiezing = stemming
enclave = eiland
tapperij = bar = stammenee = cafeetje = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = pub = dranklokaal = kroeg
pandjesbaas = nonkel = suikeroom = lommerdhouder = oompje
sergeant = lijmknecht = lijmklem = lijmschroef = lijmtang = lijmpers
goedachten = kiezen = verkiezen
jaardicht = tijdvers = getalvers = jaartalvers
voorbeding = proviso = beding = voorwaarde = bepaling = mits = modaliteit = stipulatie
ijverzucht = nijd = naijver = jaloezie = jaloersheid = kinnesinne = afgunst
maniërisme = ik ben ... = aanstellerij
pasje = schrede = trede = voetstap = stap
onloochenbaar = onbetwistbaar = onmiskenbaar
milieuverontreiniging = milieuvervuiling = vervuiling = verontreiniging = pollutie
kindermeisje = gouvernante = kinderjuffrouw
bureaublad = desktop
tomatesap = tomatensap
cataract = grijze staar = staar
slijper = potloodslijper = slijpapparaat = puntenslijper
bewaarengel = engelbewaarder = beschermengel = schutsengel = genius
suikerziekte = suiker = diabetes
deurpost = deurstijl = stijl = post
sfeer = gebied = vlak = luchtlaag = atmosfeer = film = domein = veld = laag = terrein = stemming = bol = klimaat
oud wijf = heks = oude vrouw = furie = lelijk wijf = tovenaar = kol = besje = helleveeg = tovenares = taart = ouwe vrouw
onderwerpen = kleinkrijgen = blootstellen = beheersen = knechten = overheersen = bedwingen = domineren
demoralisatie = moedeloosheid = mismoedigheid = radeloosheid = wanhoop = verslagenheid
voorletter = beginletter = bovenkast
ordinarius = hoogleraar = professor
matriarchaat = vrouwelijkheid
voordeel = zegening = bevoorrechte positie = weldadigheid = weldaad = overhand = pre = plus = extralegaal = zegen = uitkering = pluspunt = winstpunt
mogendheid = macht = supermacht = kracht = grootmacht = wereldmacht
plotse stijging = zwerftocht = dwaaltocht = omzwervingen = wandelen = omzwerving = wandeling = peregrinatie
afwisselend = verwisselend = afwisselen = wisselend = beurtelings
alruinwortel = alruin
Helvetica = schreefloos = sans serif
gasvorm = gas
tweeslachtigheid = ambivalentie = dubbelheid = androgynie = tegenstrijdigheid = interseksualiteit = dualisme = dualiteit
Cubby = gelagkamer
dissonant = wanklank
lamskotelet = lamskarbonade
prioriteren = voorgaan
kwikzilver = mercurius = kwik
tinfolie = bladtin = aluminium folie = tinfoelie = stanniool = zilverpapier = foelie = staniol = folie
bijblijven = meekomen
stoken = gisten = destilleren = distilleren = fermenteren = werken
vochtigheid = nattigheid = vochtigheidsgraad = vochtgehalte = vocht = luchtvochtigheid
reukzin = neus = reuk
gangetje = vaart = vaartje = gang = snelheid = tempo
bijenteelt = imkerij = apicultuur
vooruitgaan = de vorm aannemen = vorderen = vooruitkomen
kleefpasta = plakspul = plaksel = plakmiddel = gom = hechtmiddel = kleefmiddel = lijm
van buiten leren = routine = sleur = herhaling
caravan = karavaan
testikel = teelbal = kloot = bal = testis = geslachtsklier = zaadbal
aanzicht = gezicht = voorkomen = uiterlijk = aanzien = habitus = aanblik
praatzucht = polyfrasie = babbelzucht = spraakzaamheid
inmengen = tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = bemoeien = encanailleren = zich inmengen met = afgeven = inlaten = tornen
magneetinductie = magneetkracht
wilsuiting = vrijwillig = bereid = bereidwillig = gewillig
devotie = godsvrucht = piëteit = toewijding = godsdienstzin = godvruchtigheid
verbaliseren = beboeten = bekeuren = vertolken = prenten = vervatten = formuleren = uitspreken = verwoorden
kril = krill
granulariteit = korreligheid
silicone = siliconen
waarnemer = observant = observator = nalever
drinkgeld = douceur = fooi = tip
zienswijs = zienswijze = blik = optiek = oogpunt = beschouwing = gezichtshoek = visie = gezichtspunt = invalshoek = standpunt = kijk
caddie = winkelwagen = karretje = winkelwagentje = boodschappenwagentje
verhuiswagen = verhuisauto
horige = halfvrije = laat = lijfeigene = heloot
morgenlicht = morgenrood = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad
oligofrenie = idiotisme = idiotie
nubuckleer = herteleder = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck
opwegen = evenaren
interrogatief = vraag
sterken = bezielen = tot leven wekken = ondersteunen = kracht geven = stalen = verstevigen = aanbevelen = versterken = goedkeuren = stijven
souper = avondeten
bedekken = omsluieren = overlappen = overweldigen
lorkenboom = lariks = lork
paraleipsis = praeteritio
passingshot = passeerslag = passing-shot
sjeik = modegek = vent = sheik
graanzolder = korenschuur = graanschuur = korenzolder
kringloopwinkel = tweede-hand_store
raapzaad = koolzaad
koppelwoord = copula = voegwoord = conjunctie = koppelwerkwoord
tenietgaan = verdwijnen = teloorgaan
opdrachtgever = machtgever = klant = committent = cliënt = mandant = lastgever = principaal = mandator
ijspegel = ijskegel = pegel
werkzoekende = adressant = aanvrager = reflectant = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekwestrant = rekestrant = sollicitant
rechtspraak = recht = gericht = berechting = judicatuur = justitie
verroesten = oxideren = oxyderen = roesten = corroderen
houwtouw = sleutelkoord
verordonneren = ordonneren = commanderen = prescriberen = bevelen = gelasten = dicteren = gebieden = voorschrijven
jodenvervolging = pogrom
dwarsbomen = frustreren = torpederen = afweren
hoesten = rochelen = ophoesten = reutelen = kuchen
kerkelijk = geestelijke
ijzelen = dichtvriezen
literatuurwetenschap = letteren = letterkunde
avondjapon = avondkledij = evening-dress = avondtoilet = avondjurk = uitgaanskleding = avondkleding
wederkomst = terugkeer = thuiskomst = wederkeer = terugkomst
zinnebeeldige voorstelling = embleem = allegorie
Caribou = kariboe = rendier
intermediair = aanspreekpunt = tussenpersoon = contactpersoon = intermedium = contact
geboortestad = vaderstad
zandbank = verzanding = legger = zandplaat = zeebank
pigmentkanker = melanoom
africhten = temmen = dresseren = drillen
pinksteren = pinkstertijd = pinkstervakantie = Pinksteren
Iers = Iers-Gaelisch = Ier
broodschrijverij = bijverdienste = maakwerk
gretig = bronstig
perforator = ponser = ponsmachine
geoefendheid = handigheid = bedrevenheid = geschiktheid = competentie = aanleg = talent = vernuft = capaciteit = begaafdheid = habiliteit = kwalificatie = vaardigheid = vermogen = kundigheid = bekwaamheid = behendigheid = gave = verworvenheid
geheimhouding = discretie = geheimzinnigheid
stommiteit = domheid = dommigheid = flater = enormiteit = misser = misslag = stommigheid = zeperd = blunder = uitglijder = stupiditeit = misgreep = miskleun = ezelachtigheid
bekliederen = bekladderen = besmeuren = bekladden
bier = biertje = brouwsel = gerstenat
stutbalk = steunbalk = legger = vloerbalk = schoor = dwarsbalk = rib
illustratie = afbeelding = prent = plaatje = figuur = portret
antoniusvuur = zona = herpes zoster = gordelroos
meesjouwen = sjouwen = meesleuren = torsen = meeslepen = meezeulen = zeulen = meetrekken = rondslepen = rondsjouwen
ketelbink = ketelbinkie = kajuitsjongen = scheepsjongen
portretteren = tekenen
scheersteentje = samentrekkend middel = adstringens
expressionisme = Jan en Alleman
gram = g
rioolwater = riolering = afvalwater
wereldburger = kosmopoliet
lijst = kader
contra-alt = alt
beslaglegging = saisie = beslag = arrest = uitleveringsverzoek = beslagname = inbeslagneming
ijver = enthousiasme = oplettendheid = begeestering = elan = bezieling = hartstocht = applicatie = alertheid = vuur = geestdrift = acht = inzet = overgave = gloed = levendigheid = toewijding
suizeling = duizeling = duizeligheid = vertigo = draaiing
resolveren = uitmaken = oplossen = beschikken = decideren = zich = beslissen = besluiten
schranderheid = spitsheid = scherpte = scherpzinnigheid = luciditeit = vernuft
richtlood = meetlood = lood = schietlood
proclameren = afkondigen = uitroepen
zuigplek = ding = zuigvlek = zuigzoen
bruisen (het) = mousseren (het) = borrelen (het)
bestemming = lot = voorzienigheid = lotsbeschikking = voorbestemming = reisbestemming = providentie = voorbeschikking = lotsbestemming = reisdoel = levenslot
compulsie = dwang = pressie = coërcitie
productiemodel = paradigma = toonbeeld = belichaming = prototype = voorbeeld
slavin = slaaf = heloot = lijfeigene
geste = wenk = teken = gebaar
druivenat = wijn = druivennat
looistof = looizuur = tannine
staartvlak = stabilo
versierselen = gedenkpenning = medaille = eremetaal = insigne = ereteken = erepenning = distinctief = onderscheiding = plak
beddenlaken = beddelaken
landverraad = crimen laesae majestatis = majesteitsschennis = hoogverraad
prostitueren = pezen
gekromd = gebogen
denken = zien = dunken = peinzen = inzien = menen = de hersens inspannen = reflecteren = gedenken = de hersens laten werken = nadenken = het hoofd gebruiken = vinden
erkentelijkheid = dankbaarheid
woon-werkverkeer = forensenverkeer = forensisme = pendelverkeer
leenvertaling = woordelijke vertaling
zandstrand = lef = zand = zavel
omhelzen = omvatten = aan de borst(en) drukken = trouwen = knuffelen = omarmen = omvangen = in de armen nemen = met
spelonk = caverne = krocht = grot
rechtsregel = rechtsorde = rechtsstelsel
lycopodium = hertshoorn = heksendans = wolfsklauw
plantenhaar = plantehaar = haar
uitfoeteren = uitveteren = uitkafferen = uitketteren = uitschelden = uitjouwen = stijfvloeken
krediet = loftuiting = waardering = bastaardwoord = gefeliciteerd = respect = proficiat = roem = credit = eerbied = aanzien = lening = ontzag = achting = leenwoord = lof = felicitatie = gelukwens
huiduitslag = eruptie = uitbarsting
verdieping = etage
drukketel = autoclaaf = drukvat = sterilisator
polysaccharide = polysacharide
succes = overwinning = welslagen = topper = verwezenlijking = prestatie = klapper = knaller = realisatie = triomf = voltooiing = zege
krachtenleer = dynamica = stromingsleer = kinetica
martelen = zuigen = kwellen = gemartel = tormenteren = plagen = pijnigen = marteling = hekelen = treiteren = afknijpen = sarren = teisteren = tergen = narren = mienen = folteren = geselen
bloeikolf = kolf
taxateur = expert = schatter = waardebepaler
cancan = kan kan
bedankt = dank u wel = dank u = merci
saltatie = startlijn = sprong = aanvang = start = begin = schrikken = opschrikken
passagiersvliegtuig = lijntoestel = lijnvliegtuig
intake = registratiebewijs = register = registratie
letterbak = letterkast = letter = koffer
boelijn = paalsteek
aantijgen = inwrijven = beschuldigen = aanrekenen = nadragen = imputeren = schelden = op het matje roepen = verwijten = aanwrijven = berispen
laisser-aller = laisser-faire
vendel = streng
Gand = gent = Gent
milliampère = milli-ampère
Utrechtenaar = poot = reetkever = flikker = nicht = holtor = mietje
nervositeit = overspanning = vervormen = stress = overspannenheid = spanning
mandaathouder = gecommitteerde = lasthebber = vervanger = adjunct = gemachtigde = plaatsvervanger = mandataris = zaakgelastigde = afgevaardigde
drentelen = slenteren = wandelen
raaklijn = tangens
lampetkan = kan
kwelling = doodsstrijd = lijden = foltering = torment = tortuur = ondragelijke pijn = marteling
tijdstip = tijd = stonde = ure = poosje = uur = moment = ogenblik = tel
bomauto = autobom
handboom = vaarboom
krijgsmacht = armée = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep
geboortegrond = patria = moederland = land van herkomst = geboorteland = land van oorsprong = vaderland = thuisland
boeking = reservering = bespreking = plaatsbespreking
chemische stof = chemicaliënindustrie = chemisch product = chemische substantie = chemicaliën
druppelglas = vingerhoed = bekertje = glaasje
parisienne = parel
krombuigen = ombuigen
seoel = Seoul = Seoel
schilderij = schilderstuk = schilderwerk = plaatje = doek
beantwoording = antwoord
afrollen = openrollen = ontrollen = loswikkelen = uitrollen = afwikkelen = afwinden
avondtoilet = avondjapon = avondkledij = evening-dress = avondjurk = uitgaanskleding = avondkleding
kidnappen = ontvoeren
onzelieveheersbeestje = lieveheersbeestje
carrièremaker = promotiejager = carrièrejager
narrenkap = zotskap
samenvatten = resumeren = excerperen = uittrekken = opsommen = extraheren = recapituleren
aanduiding = aanwijzing = indicie = indicatie = symptoom = betekenis = vingerwijzing = denotatie = beschrijving
satelliet = maan = wachter = bijplaneet = trawant
miskleed = misgewaad = mishemd = gewaad
paring = coïtus = cohabitatie = gemeenschap = sexuele betrekkingen = geslachtsdaad = copulatie = geslachtsgemeenschap
letterwoord = acroniem = initiaalwoord
kilheid = kou = kilte = frisheid
vrille = tolvlucht
referentiepunt = maatstaf = oriëntatiepunt = criterium = richtpunt = herkenningspunt = benchmark
franchise = remissie = aftrek = discount = rabat = vermindering = reductie = omzetpremie = handel
bliksemflits = weerlicht = bliksemschicht = bliksemstraal = bliksem = schicht
stalagmiet = druipsteenkegel
wieldop = velg
bruidstaart = bruiloftstaart = trouwtaart
buurvrouw = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste
zelfstandig naamwoord = nomen = substantief
slagschaduw = umbra
genealogie = geslachtkunde = familiekunde
pleuris = pleuritis
spuwen = spugen = tuffen = leegstromen = overgeven = vomeren = kwatten = speeksel = braken = spuug = kotsen = kwalsteren
grein = korrelstructuur
jungle = oerwoud = rotzooi = rommel
misbruiker = misbruikster
gestrengheid = strengheid
parachutespringer = para = valschermspringer = parachutist
druipneus = loopneus = snotaap = snotneus
kolonie = nederzetting = vestiging = kern
lamlendigheid = indolentie = apathie = landerigheid = matheid = futloosheid = lusteloosheid
snijtand = voortand
glossarium = verklarende woordenlijst = woordenlijst = glos
zeven = zevenvoudige
grijpvinger = grijpers = grijpvingers = grijper
niets = niks = nul = iets
koffiefilter = snelfilter = filterzakje
despoot = potentaat = alleenheerser = autocraat = onderdrukker = geweldenaar = monocraat = dictator = dwingeland = tiran
zeeniveau = zeespiegel
nom de plume = anonymus = deknaam = pseudoniem = schuilnaam
annihileren = vernietigen
querytaal = opvraagtaal = ondervraagtaal = zoektaal = vraagtaal
krijg = krijgsvoering = oorlogvoering = oorlog = krijgsbedrijf
hagebeuk = haagbeuk
klissekruid = klit = klis
beving = vibrato = trilling = vibratie
cataloog = catalogus = inventaris
vrouwenverblijf = harem = Serail
gekras = kattengejank = kattegejank
naamplaatje = naambordje = naambord = naamplaat
ketch-up = tomatenketchup = ketchup
rijmelen = dichten = berijmen = poëtiseren = rijmen
weimes = jachtmes = weidmes
muurstut = wandschoor
groen = Groenen = sinopel = gebladerte = heerlijkheid
overdrijving = overdrijver = ontgoocheling
froisseren = affronteren = insulteren = beledigen = smaden
bulderlach = schaterlach
elektromotor = motor
hergeboorte = zielsverhuizing = metempsychose = transmigratie = palingenese = wedergeboorte
spuugmiddel = emeticum = braakmiddel = kotsmiddel
luistervinken = afluisteren
kakelen = gniffelen = gnuiven = kokkelen
vergezicht = uitzicht = vooruitzicht = straatbeeld = panorama
kippeborst = kippenborst
veertig = veertigtal
invullen = concretiseren
raadsel = woordraadsel = raadselachtige zaak = puzzel = enigma = hersenbreker
astronomie = sterrenkunde
tingeltangel = klavier = piano = Barrelhouse = pianoforte = klavierinstrument = café-chantant
masseur = masseuse
geknor = rumble = gerommel = gemekker
logies en ontbijt = bed and breakfast
bereidwillig = vrijwillig = bereid = gewillig = wilsuiting
kandij = kandijsuiker
hoenderhok = kippenhok
absolute grootte = absolute helderheid
briefkaart = prentbriefkaart = ansicht = kaart = ansichtkaart = prentkaart = postkaart
agiteren = zieden = woelen = razen = briesen = koken = schuimbekken
voortduren = handhaven = overleven = aanhouden = trotseren = continueren = overblijven = lopen = voortleven = doorgaan = doorlopen = voortbestaan = duren = leven
saliemelk = salie
inpeperen = afdrogen = doordringen = inprenten = afrossen = instampen = aframmelen = aftroeven = afranselen = inscherpen = aftuigen = inranselen
getuigschrift = certificaat = getuige = attestatie = verklaring = geloofsbrief = attest = accreditief = akte
dimensie = proportie = aspect = afmeting = goed = opzicht = grootte = uitgebreidheid = facet = omvang = maat = verhouding = eigenschap
sluis = spuisluis = koker = spui = zijl = sluisdeur = sluiskolk = uitwateringssluis = verlaat = kolk
vegetabiliën = bladgroente = groenten
steenkolen = kolen = kool = steenkool
babbelkous = woordenkakker = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar
deegroller = deegrol
teelvocht = zaad = geil = stijfsel = sperma
verfrommelen = ineenfrommelen
eindstrijd = eindronde = finale = eindwedstrijd
dildo = vibrator
etappe = podium = rit
routine = van buiten leren = sleur = herhaling
manifestatie = protestbetoging = protestmars = demonstratie = betoging = verschijnsel
borstklier = melkklier = mam = mamma
cassettespeler = cassetterecorder
weersomstandigheid = weerstoestand = weersomstandigheden = weer = weder = weersgesteldheid
endometrium = baarmoederslijmvlies
gezinsbedrijf = familiezaak = familiebedrijf
crossmotorfiets = crossmotor = scrambler = spraakvervormer
bedkruik = kruik = bidon = warmwaterzak
eierstok = ovarium
vervolg = voortzetting = continuering = vervolging = hervatting
onmacht = machteloosheid
terpentijnolie = terpentijn
leerkracht = onderwijsgevende = onderwijskracht
rendabel = winstgevend
Jood = Hebreeuwse = Hebreeërs = jood = jodin
last = overlast = vracht = bewijslast = hinder = plicht = ongemak = zorg = belasting = lading = probleem = nachtmerrie = zwaarte = transport = onrust = juk = incubus = drang = druk
gewelf = welving
penny = cent = penning = dollarcent
medley = potpourri = mengelmoes = rapsodie
rogvis = rogvissen
assuradeur = verzekeringsmaatschappij = verzekeraar = verzekeringsbedrijf = verzekering = verzekeringsgever
verlichting = verademing = verzachting = bevrijding = leniging = opluchting = miniatuur = ontlasting = Verlichting = opbeuring
blue jeans = jeans = spijkerbroek = jeansbroek
heliosis = zonneslag = zonnesteek
gebied = werkgebied = vlak = district = domein = veld = rayon = regio = terrein = grondgebied = sfeer = zone
farizeïsme = huichelarij = bigotterie = femelarij = gefemel = schijnheiligheid = veinzerij = kwezelarij = hypocrisie
klem = zwanenhals = val = strop
drukpers = pers = drukkerij = boekdrukkerij
gewoontemisdadiger = recidivist
bankbriefje = flap = bankbiljet = bankje = briefje = flapje = prent = brief = handelspapier = biljet = papier = banknoot
morzel = kruim = broodkruimel = kruimel = broodkruim
cybernetika = stuurkunde = cybernetica
zelfrechtvaardiging = alibi = flous = excuus
dertigste = derstigste
golfterrein = course = golfveld = links = golf-course = golfbaan
vervormen = draaien = wiebelen = misvormen = spanning = deformeren = kronkelen = verdraaien = spartelen = ontwijken = wringen = nervositeit = wriemelen = verwringen
boerenkrijt = kleurkrijt = schrijfkrijt = krijt
kleiduivenschieten = skeet
houden van = blieven = aangetrokken voelen tot = leuk vinden = believen = geven = gek zijn op = houden = lusten = mogen = hechten = moeten = graag hebben
spiermaag = kliermaag = voormaag
scrupules = gewetensbezwaar
communauteit = convent = monnikenklooster = communiteit = abdij = kloostergemeenschap = klooster
proefproces = testcase = test-case
wachtpost = wacht = post = station = waker = wachter = halte
opvrolijking = opwinding = opgewondenheid = plezier
nucleaire reactie = kernreactie
schel = klok = bel
berouwvol = boetvaardig
midelbaar onderwijs = vervolgonderwijs
knijprem = handrem
alcoholverslaafde = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
kippelever = kippenlever
cruise = rondvaart = kruisvaart = boottocht = zeiltocht
stamwoord = basiswoord = etymon = grondwoord
smash = dreun = klap
behoren tot = behoren bij = behoren aan = toehoren = behoren
zwarte lijst = zwartboek
monopoly = monopolie
medezeggenschap = beslissingsbevoegdheid = inspraak
hemodialyse = dialyse = nierdialyse
conjunctie = vereniging = junctie = samenvoeging = aggregatie = koppelwoord = voegwoord
ontstellen = ontzetten = choqueren = verbijsteren = shockeren
toverformule = toverspreuk = betovering
speldje = speld = broche = pin = pen
Republiek Malawi = Malawi
hemelbol = hemellichaam
mijnenveger = mijnenjager
zielenpijn = zielenleed = hartenpijn = hartzeer = rouw
scheidenheid = echtscheiding = scheiding = huwelijksontbinding
bespanning = gespan = span = ploeg
Arabische Republiek Egypte = Egypte
tapkraan = kraan
odeur = geur = geurtje = lucht = reuk
stearinezuur = octadecaanzuur
omkeerwoord = palindroom
Oeganda = Uganda
onnatuurlijkheid = affectatie = gemaaktheid = onechtheid
zoutstrooier = zoutvat = zoutvaatje
aanfluiting = schaamte = schande = schandaal = afgang
visotter = nertsmantel
spijtbetuiging = verontschuldiging = excuus
geweven stof = vod = textiel = doek = kleed = stof = weefsel
groepering = afsplitsing = deling = scheiding = indeling
gleufdier = mokkel = mens = gleuf = wijf = wijfie = vrouwspersoon = vrouwmens
quizmaster = quizleider
kippenlever = kippelever
cliënteel = klantenbestand
desertie = vaandelvlucht = ontrouw = verzaking = afvalligheid
poetsvrouw = hulp in de huishouding = schoonmaakster = werkster
avondpartij = soiree = avondje = avond
autoslaaptrein = autotrein
beruchtheid = bekendheid
immunologie = immuniteitsleer
rubberboot = sloep = volgboot = houtvlot = vlot = opblaasboot = roeiboot
warhoofd = chaoot
schoonwassen = wassen
wijsgeer = denker = filosoof
densimeter = dichtheidsmeter
wolkenband = bewolkingsband
overblijfsel = overschot = rest = resten = restant = tamp = restje = erfenis = teken = spoor = relict
gleuf = mokkel = gleufdier = mens = flamoes = sleuf = kut = snee = vagina = pruim = trut = wijf = schede = snede = poes = wijfie = vrouwspersoon = spleet = vrouwmens
jonge arend = adelaarsjong
hemd = hemdje = overhemd = condoleren = shirt = lijfje = onderhemd
blootleggen = uitstorten = reveleren = uitgieten = ontsluieren = onthullen = ontboezemen = ontdekken = openbaren = blootstellen = tot de ontdekking komen
opkomen = omhoogkomen = opgaan = opraken = optrekken = opstaan = rijzen
onderontwikkeld = walghvogel = oude zeur
karaktertrek = karaktereigenschap = trek
pieper = aardappel = patat = semafoon = bieper
aangorden = klaarmaken = opmaken = gereedmaken
artillerievuur = geschutvuur = spervuur = kanonvuur = versperringsvuur = kanonnade
maker = schepper = producent
schildersdoek = canvas = zeildoek
dweil = dronkaard = zatladder = zatlap = dronkelap = beschonkene = dronkeman
machtsoverwicht = overhand = hegemonie = heerschappij = predominantie = suprematie = overwicht = dominantie = preponderantie
sex = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel
kriebel = krieuwel = jeuk
schuinte = helling = val = glooiing
bespotten = honen = verguizen = beschimpen = ridiculiseren
triktrak = backgammon = bakspel
staflid = redactielid = kaderlid = personeelslid
naaktzadigen = naaktzadige
het betasten = palpatie
verfrol = roller = verfroller = rolborstel
incarneren = verpersoonlijken = belichamen = personifiëren
metamorfoseren = omtoveren
viola da gamba = vedel
lintje = lint
diepvrieskist = diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = vrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vrieskast = vriezer
liefdesgeschiedenis = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding
lijflied = volkslied
flessenwater = fleswater
dynast = monarch = hoogheid = koning = landsvorst = vorst = landsheer = vorstin = heer
kreek = beek = vliet
kaptafel = toilettafel
District of Columbia = gelijkstroommotor
freewheelen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen
koeliewerk = monnikenwerk = slavenarbeid
onbruikbaar maken = uitschakelen = deactiveren = ongeschikt maken = onklaar maken = onmogelijk maken
levensvreugde = levensgeluk = levenslust
voorwedstrijd = serie
providentie = lot = voorzienigheid = lotsbeschikking = voorbestemming = bestemming = voorbeschikking = lotsbestemming = levenslot
wasbak = lavabo = wastafel
noodzaken = nopen = samendrijven
opiniëren = van mening zijn
Honoloeloe = Honolulu
hondsvlieg = galwesp
vrolijkheid = hilariteit = glee
firmament = hemelboog = hemelgewelf = luchtruim = hemelrijk = paradijs = hemeldak = hemelblauw = hoogte = hemel = nirwana = zwerk = lucht = uitspansel
vastenavond = carnavalsviering = carnaval
stoppelhaar = borstelhaar
Mohammed = Mohammad
kerkboek = missaal
gezwollenheid = bombast = lyrisme = pathos = Holle frasen = retoriek
loeken = blikken = kijken
dwarslaesie = paraplegie
Lier = lier
onevenredigheid = verschil = disproportie = wanverhouding = ongelijkwaardigheid = ongelijkheid = ametrie
anticoagulant = antistollingsmiddel = anticoagulans
pleinvrees = agorafobie
pleochroïsme = pleochroïme
afwezigheid = ontbreken = afwezendheid = verzuim = verstek = vermissing = tekort = absenteïsme = absentie
elektrishe weerstand = ohmse weerstand = impedantie = weerstand = weerstandsvermogen
spelbederver = spelbreker
hemorragie = bloeding
schroevedraaier = schroevendraaier
mycetologie = mycologie
groene peper = groene paprika
keukengereedschap = kookgerei = keukengerei = keukengarnituur
blozen = kleuren
kantje = border = rand = grens = kant
parcours = omloop
afwentelen = afschuiven
bips = krent = zitvlak = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur
onderhandelen = negotiëren
ortopedist = orthopedist = orthopeed
pitsstop = pitstop = tankpauze
ordale = godsgericht = godsoordeel
moei = tante
iteratie = da capo = doublure = herhaling
verklaring van afstand, vrijstelling = verwerping
afkomen = kwijtraken = afronden = volbrengen = voleinden = voleindigen = klaarkrijgen = afkrijgen = kwijt raken = gereedkomen = voltooien = afmaken = ontdoen
besturing = stuurinrichting = regelaar
vulgariteit = ruwheid = schunnigheid = smerigheid = onbeschaafdheid = rauwheid = platheid = ontuchtigheid = obsceniteit
acclimatisatie = aanpassing = acclimatisering
mensenwerk = artefact
bloedvergieten = zweet = bloedbad = bloed
almanak = jaarboek = kroniek = jaaroverzicht = annalen
statuten = statuut
grastapijt = grasperk = gazon = grasmat = grasveld
corpus delicti = corpus
vrijwilliger = volontair
koelie = grondwerker = loonslaaf
gratie = bevalligheid = uitstel van betaling = élégance = sierlijkheid = genade = klasse = remissie = mildheid = gratieverlening = elegantie = zwier = vergiffenis = begenadiging = amnestie = clementie = stijl
bergkast = kastje = kast
droogrek = drooghekje
tegenwerking = neutralisatie = tegenactie = weerstand = strubbeling = protest = strubbelingen = tegenstand = oppositie = weerwerk
karaat = karaats
jeuk = kriebel = krieuwel
nassen = verbruiken = eten = maaltijden = tafelen = consumeren = nuttigen = bikken
lift = rondrit = toer = sightseeing = autorit = rit
resonantie = weerklank = echo = weergalm = sonoriteit = naklank = galm
geizer = geiser
milli-ampère = milliampère
hazelaarshout = notenbruin
corticotrofine = bijnierschorshormoon
oriëntering = gerichtheid = oriëntatie = richting = plaatsbepaling
terugnemen = terugtrekken = afhalen = intrekken
loofwerk = festoen = feston = lofwerk
keuze = variëteit = alternatief = selectie = differentiatie = afwisseling = verscheidenheid = keus = electie = keuzemogelijkeheid = keur = verkiezing = variatie = stemming = verkiezingen = diversiteit
sommelier = wijnkelner
verhalend = vertelde = vertellen = verhaal
ijken = adjusteren
Pressburg = Bratislava
mijlsteen = mijlpaal
woordenboek = vertaalwoordenboek = dictionaire = lexicon
taaiheid = buigzaamheid
hennep = hennepgras = cannabis
A-weg = autoweg = autostrade = rijksweg = autobaan = snelweg = autosnelweg
rouwdienst = uitvaartplechtigheid = graflegging = uitvaartdienst = begrafenis = uitvaart = teraardebestelling
extrapoleren = generaliseren = veralgemenen = veralgemeniseren
voetstuk = piëdestal = plint = standaard = sokkel = stander = postament = basement
stekelvarken = egel = mol
syllogisme = sluitrede
bidon = kruik = bedkruik = warmwaterzak
zwerver = schooier = landloper = clochard = zwerfkat = vagebond = dakloze = hobo = tramp = vagant
tempelheer = Tempeliers = Tempelier
oliestel = olie-en-azijnstel = olie-en-azijnstelletje
kikkervisje = donderkop = dikkop = dikkopje = donderpad = kwakbol
micro-organisme = microbe
platworm = platwormen
guerrilla = partizaan = vrijheidsstrijder = guerrillastrijder
zwaardvechter = gladiator = schermer = schermmeester
Zon = koperen ploert = zonnetje = zon
goederendepot = bagagedepot
uitbater = bedrijfsleider = manager = beheerder = exploitant = dirk = directeur
oplegger = aanhangwagen = achterligger = aanhanger = trailer = bakkie = bijwagen
anticonceptivum = anticonceptiemiddel = contraceptiemiddel = preservatief = contraceptivum = contraceptief = voorbehoedmiddel
snelheidsmeter = tachometer = toerenteller = tachograaf = gatsometer
Gaboen = Gabon
pruilstem = klaagstem
kerf = ril = inkeep = keep = inkeping = groef
ontwikkelingswerk = ontwikkelingshulp
aniline = aminobenzeen
bron = put = ouder = oerbron = origine = wortel = informatiebron = begin = fontein = oorsprong = kiem = wel = boorput
bestel = installatie = stelsel = organisme = systeem = organisatie = inrichting = vestiging
slagbeurt = inning
massagesalon = hoerenkot = hoerenhuis = verwenhuis = bordeel = Venustempel = eroscentrum
fluoroscoop = röntgenapparaat = radioscoop
rijschool = autorijschool = manege
blokken = pezen = pompen = graven = drillen = boren = vossen = hengsten
kleurstift = viltpen = stift = viltstift
geldgebrek = geldzorgen = geldnood = liquiditeitsproblemen
buxushout = buksboom = palmhout = bukshout
terugwinning = genezing = recuperatie = herstel
consumptiegoederen = consumptie-artikelen = verbruiksgoederen
pilaar = ante = kolom = zuil = pijler
beddesprei = bedsprei = beddensprei = sprei
gereedleggen = klaarleggen
predikatie = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = prediking = homilie
doodstraf = terechtstelling = terdoodbrenging = executie
gom = slijm = vlakgom = harsgom = kleefpasta = plakspul = planteslijm = plaksel = plakmiddel = gomhars = gum = stuf = hechtmiddel = kleefmiddel = lijm = plantenslijm
revenuen = revenu = brutoloon = brutosalaris
commercial = reclamefilm = reclamespot = spotje = reclameboodschap = reclamefilmpje
aftelprocedure = aftelling = aftellen = countdown
emanatietheorie = emissietheorie
voorzorgsmaatregel = precautie = voorzorg
maansloep = maanlander
koekalf = vaars = vaarskalf
neerzinken = neerploffen = neerzakken = neervallen
boogschutter = handboogschutter
parklandschap = park = reservaat
polijstpapier = roestpapier = glaspapier = schuurpapier = zandpapier = schuurvel
motorzaag = boomzaag = kettingzaag = motorkettingzaag
ziektestof = pathogeen = ziekteverwekker = ziektekiem
thuis = honk = home = woongelegenheid = woonruimte = woning = huis = heem = tehuis = behuizing
meubelen = meubileren = bemeubelen
mode = trant = trend = wijze = modus = manier = aanpak = stijl = wijs
abituriënt = oud-leerling = afgestudeerde
nest = broedsel = broedplaats = kraamkamer = broed = worp = wicht = sponde = ledikant = bedstede = bed = gebroed = draagstoel = vogelnest = legsel = legerstede = nageslacht
wapenspreuk = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = credo = zinspreuk
laboratorium = labo = lab = praktijklokaal
speeltafel = claviatuur = klaviatuur = klavier
spaanplaatgas = formaldehyde
fysionomie = gelaatsuitdrukking = blik = gezicht = gelaatsexpressie = gezichtsuitdrukking = fysiognomie
controlekamer = schakelkamer = regelkamer
winkelier = pakhuismeester = middenstander = wederverkoper = neringdoende = kleinhandelaar = detaillist
mijmeren = peinzen = filosoferen
heerser = heer
smeerlapperij = geroddel
potaarde = potgrond
zwartkijker = pessimist = zwartdenker = zuurkijker = doemdenker
ganzenlever = ganzelever
vocabularium = woordenschat = woordenlijst = lexicon = vocabulaire
tabloid = schandaalblad = boulevardblad = sensatieblad = roddelkrant = roddelblad = boulevardkrant = sensatiekrant
lesbi = tribade = schuurmeid = lesbienne = lesbo = pot
calculeren = uitrekenen = rekenen = uitwerken = berekenen = plannen = becijferen
accumuleren = opeenhopen = cumuleren
doorlooppuntjes = ellips = beletselteken
ondergang = teloorgang = neergang = val
waard = mannetjeseend = restauranthouder = woerd = restaurateur = herbergier = waardin
vergroten = aanvullen = uitwerken = opentrekken = opvoeren = uitbreiden = openzetten = verhogen = versterken = toenemen = doen toenemen = verbeteren = amplificeren
noodanker = plechtanker
stip = stippel = spikkel = tittel = puntje = punt
nachtblindheid = hemeralopie
zweven = drijven = hangen = bidden = zeilen = te water laten
bierfles = pijpje
tram = mijnwagen
winstpunt = pre = voordeel = plus = punt = pluspunt
gejuich = applaus = acclamatie
Republiek Honduras = Honduras
concentratie = oplettendheid = verdichting = aandachtigheid = cumulatie = accumulatie = attentie = congestie = aandacht = opmerkzaamheid = opeenhoping = ophoping = conglomeraat = agglomeratie = opeenstapeling
filosoferen = peinzen = mijmeren
burgerkloffie = burgerkleding
hoogoven = ijzersmelterij
godgeleerdheid = theologie
lachen = lach = uitlachen = gelach
gemeenteraadslid = raadslid
contrastvloeistof = bariumpap
uitgave = besteding = uitgaaf = publikatie = editie = druk = uitgaven
erkenning = dankbetuiging = dankzegging = toekenning = herkenning
toelaatbaarheid = toelaatbaar = geoorloofd
vlek = schandvlek = buurt = gat = beetje = smet = klad = tikkeltje = tikje = ietsepietsje = pietsie = gehucht = ietsepietsie = pietsje = vleugje = buurtschap
voorleggen = tonen
neutraliseren = opvangen
afbrekingsteken = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken
aanklampen = toespreken
weleer = verleden = voorbije = ver verleden
grimeren = schminken = maquilleren
tweeterm = binomium
Republiek Liberia = Liberia
slacht = slachten = slachting
floppydrive = diskettestation = floppy drive = diskdrive = harde schijf
vakdiploma = einddiploma = diploma = schooldiploma
uitwedstrijd = uitduel = heenwedstrijd
varkenskarbonade = varkenskotelet = karbonade
argwaan koesteren = wantrouwen = achterdocht = suspicie = verdenking = argwaan
pek = koolteer = hars = pik = teer
inwikkelen = inpakken = omvatten = omhullen = inkapselen = omsluieren
metropool = aartsbisdom = aartsdiocees
kroelen = aanhalen = knuffelen = knuffel
hondewacht = hondenwacht = nachtwacht
feestgedruis = feestgewoel = feestvreugde
getalm = procrastinatie = uitstel
naamplaat = naambordje = naambord = naamplaatje
duratief = liberaal
uitglijden = struikelen
overstappen = overgaan = overspringen = voortbewegen
hoofdslagader = lichaamsslagader = aorta
gelijkmoedigheid = bedaardheid = beheersing = gelatenheid = kalmte = zelfbeheersing
prent = flap = plaatje = bankbiljet = bankje = illustratie = afbeelding = briefje = flapje = figuur = brief = portret = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier = banknoot
terugblikken = terugzien = terugkijken
kleefband = klitband = klittenband = velcro
drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
letterkast = letterbak = letter = koffer
béchamelsaus = roux
stuntvliegen = vliegkunst = luchtacrobatiek
immenhuif = bijennest = immenkorf = huif
borgmoer = contramoer
dienstverlening = servies = dienstbetoon = service
sluwheid = handigheid = kunstgreep = truc = list = kneep = geslepenheid = scherpzinnigheid = truuk
Groothertogdom Luxemburg = Luxemburg
signatuur = krabbel = poot = handtekening = ondertekening
onderlijf = schaamdelen = schaamdeel = pubes = pudenda = schaamstreek
marcia = mars
jong boompje = jongeling = jonge boom
septische put = beerput = kiepelton
Surrealisme = surrealisme
verstopping = versperren = verstoptheid = constipatie = blokkade = klomp = congestie = hardlijvigheid = obstipatie = blokkeren = versperring = tegenhouden
aanwijzer = cursor = determinator
middenvinger = middelvinger
veestal = koeienstal = koestal = stal
hekeldichter = satiricus
kiskassen = ketsen
stroopsmeren = vleien = slijmen = pluimstrijken
zoenen = kussen
moor = roetmop = zwarte = nikker = neger = negerin
oprisping = rejectie = revitalisering = opleving = opbloei = regurgitatie = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = revival = herleving = wedergeboorte
gratificatie = toegift = toemaatje = bonus = extraatje = douceurtje
inlevingsvermogen = het zich inleven = empathie
verleden = weleer = voorbije
Kroate = Kroaat = Kroatische = Kroatisch
erytrocyten = erytrocyt = rode bloedcel
verlenen = toedelen = toestaan
speelautomaat = sigarettenautomaat = gokautomaat = gokkast
niettang = nietmachine = nietpistool
kwalificatiewedstrijd = voorronde = selectiewedstrijd = kwalificatieduel
schuldgevoel = schuldig = schuld
tuinbouwkundige = tuinder
vaccin = antiserum = serum = entstof
schrapper = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer
verhindering = rem = belemmering = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = struikelsteen = barrière = struikelblok = hinderpaal
tinnef = vuil = vuilnis = brol = rotzooi = brandhout = shit = prutsding = troep = afval = tennef
perswetenschap = publicistiek
trommelvlies = gehoorvlies
inwilliging = toestemming = verlof = toelating = permissie
window = venster
doktersvisite = visite
DVD = dvd
voorlezing = lezing = voordracht
regelneef = betuttelaar = bemoeial = moeial = steekneus
presentatie = introductie = demonstratie = aanbod = kennismaking = aanbieding
hen = roddeltante = wijfje
perspectief = afwachting = uitzicht = doorzichtkunde = vooruitzicht = verwachting = context = dieptezicht = mogelijkheid
lol = amusement = pret = ontspanning = plezier = vermaak
koekert = oelewapper
zeebad = kust = kustlijn = badplaats
poliomyelitis = kinderverlamming = polio
overschrijven = overpennen = beschrijven
depositie = getuigenis = testimonium = getuigenverklaring
benarde toestand = toestand = netelige positie = hachelijke situatie
knisteren = knisperen
aarding = aarddraad = basisvorming = aardleiding = aarde = aardverbinding
rassenmoord = volkenmoord = volkerenmoord = genocide
koers = baan = rensport = beleidslijn = loop
inactiviteit = inertie = passiviteit = passivisme
contactlens = lens
ochtendlicht = morgenrood = morgenlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad
Maria-ten-hemel-Opneming = Maria-Hemelvaart = hemelvaart
pottenbakster = pottenbakker
afschrikking = bangmakerij = intimidatie = ontrading
hoofdmast = grote mast
floppie = diskette = floppy disk = flop = floppy(disk) = floppy = floppydisk
observatorium = sterrenwacht
stapelhuis = pakhuis = veem
weggedeelte = rijstrook
verhevenheid = verheffing = goddelijkheid
herbivoor = fytofaag = planteneter = vegetarisch = vegetariër = fructivoor
typograaf = letterzetmachine = letterzetter = machinezetter = zetter = drukker = zetmachine
loodsuiker = loodacetaat
rouwadvertentie = doodsbrief = doodsbericht = necrologie
toevluchtsoord = onderdak = schuilplaats = haven = vluchtplaats = vluchtoord = heiligdom = schoot = wijkplaats
pluspunt = activa = voordeel = pre = plus = aanwinst = winstpunt
parenteel = kwartierstaat = stamboom
rusten = snurken = meuren = slapen = maffen = terugvallen = liggen = bronzen = keveren = knorren = drukken = belasten = pitten
bewegingstherapeut = fysiotherapeut
stapper = kistje = grove schoen
uitdoven = blussen = Iemand tot bedaren brengen = doven = uitblussen = uitgaan = uitblazen
aandelenmarkt = aandelenbeurs = effectenbeurs = beurs = beursmarkt
gehemelte = verhemelte = palatum
inzamelen = oppikken = sprokkelen = oprapen = verzamelen = oogsten
havervlokken = havervlokkenpap = havermoutpap = havermout
stop = smeltstop = zekering = stopsel = kurk = bom = smeltdraad
itereren = wederhalen = overdoen = herhalen
maneschijn = maanlicht
geweer = schietgeweer = kanon = schietijzer = karabijn = pistool = stuk = proppenschieter = vuurwapen = spuit
beschikkingsrecht = vastbenoemd zijn = eigendomsrecht
presentie = bijzijn = aanwezigheid = tegenwoordigheid
wezelbont = hermelijn
artisticiteit = kunstenaarschap = kunstzinnigheid = bekwaamheid = werkvorm
strijkijzer = ijzer = strijken = strijkgoed
nepotisme = favoritisme = vriendjespolitiek
e.c.g. = elektrocardiogram = cardiogram = ecg
intentie = beslistheid = bedoeling = vastberadenheid = voornemen = opzet = zin = inzicht
lompenproletariaat = onderklasse
broom = bromium
zigzaggensgewijs = zigzaggen = Zigzag = zigzag
lavabo = wasbak = wastafel
geloofsijver = godsdienstijver
karikatuur = schertsbeeld = spotbeeld
opgooien = tossen
geheel = algemeen = gemeen = alles = totaliteit = volledigheid
knok = botje = beenweefsel = graat = bot = been = knook
bladgroenkorrel = chloroplast
paspop = buste = mannequin = confectiepop
ruggegraat = perseveratie = vastberadenheid = ruggestreng = doortastenheid = persistentie = volhardingsvermogen = ruggengraat = lef = karakter = tenaciteit = wervelkolom
mopshond = mops
dip = ineenstorting = zenuwinstorting = inzakking = inzinking
bezweren = verklaren = beweren = smeken
rabiës = hondsdolheid = razernij
acanthus = akant = acantus
parodontium = tandvlees
western = cowboyfilm = wildwestfilm
doordenker = doordenkertje = denkertje
uittikken = overtikken = overtypen = uittypen = tikken = machineschrijven = typen
verveelvoudigen = vermenigvuldigen
buitenechtelijk kind = onwettig kind = onecht kind = liefdeskind = bastaard
technoloog = technicus = onderhoudstechnicus = techneut = ingenieur
goeverneur = gouverneur = regent
nylons = nylonkous = nylon
specialisme = vakgebied = specialiteit = specialisatie
animeren = aanmoedigen
rimpel = plooi = kreukel = oneffenheid = vouw
versnijden = snijden = kleinsnijden = hakken = doorhakken
bobo = hotemetoot = kanon = topman = hotemetotem = kopstuk = prominent = bons = VIP
Vrijheidsbeeld = vrijheidsbeeld
boot = schip
wisdoek = vod = schoteldoek = schotelvod = vaatdoek
onderscheiden = discrimineren = onderkennen = vloeken = differentiëren = afleiden = uiteenhouden = opvallen = uitblinken = uitmunten
tandrad = tandwieltand = kamwiel = rondsel = tandwiel = kamrad = rad
pontifex maximus = hogepriester = paus = pontifex = pope
vogelpik = dartspel = darts
uitroepen tot = toejuiching = uitroepen = applaudiseren = juichen = klappen = applaudisseren
aanhangwagen = aanhanger = bakkie = achterligger = trailer = oplegger = bijwagen
extirpatie = verdelging = uitroeiing
opnemingsvermogen = absorbeerbaarheid = absorptievermogen
haagbeuk = hagebeuk
volhouder = doorbijter = knokker = aanhouder = vechter = doorzetter = doordouwer = blijver
volger = discipel = apostel = aanhanger = acoliet = adept = volgeling
verstrooiing = afleidingsmanoeuvre = verpozing = verstrooien = ontspanning = kijkgenot = recreatie = amusement = dolce far niente = verzetje = verzet = verstrooiïng = relaxatie = vrijetijdsbesteding = afleiding = diaspora = vermaak = entertainment = vertier = vermakelijkheid
vliegroute = luchtroute = luchtlijn
ineenstrengelen = verstrengelen
ooievaar = langbeen
vrijhaven = taxvrije zone
voederen = voeren = eten geven = invoeren = voeden = voedsel geven
modereren = remmen = matigen = afremmen
systematiek = optreden = systeem = methode = handelwijs = methodiek = handelwijze
vakbond = syndicaat = vakcentrale = vakfederatie = vakverbond = vakorganisatie = beroepsorganisatie = vakvereniging = bond
pakmateriaal = emballage = verpakkingsmateriaal = verpakking
voerbak = voederbak = krib = kribbe = trog
klimaatbeheersing = airco = airconditioning = air-conditioning = klimaatregelaar = klimaatregeling = luchtverversing = airconditioner
velletje = blad = blaadje = vel = huidschilfer = papier
twistvraag = parisappel = strijdpunt = verschilpunt = twistappel = twistpunt = geschilpunt
kaneel = kaneelkleur
ronselaar = werver
voorbehoedmiddel = anticonceptiemiddel = contraceptiemiddel = preservatief = contraceptivum = contraceptief = anticonceptivum
matras = vlooienbunker
medaille = versierselen = gedenkpenning = eremetaal = insigne = ereteken = erepenning = distinctief = onderscheiding = plak
heggenschaar = haagschaar = heggeschaar
kiezelsteen = rolkei = steentje = kiezel
speciemolen = betonmolen = cementmolen = stortmolen
rondgang = reis = toer = omloop = rondleiding = circulatie = cyclus = excursie = kringloopproces = roulatie = kringloop
olielamp = petroleumlamp = lamp = olielampje
hysterieaanval = driftbui = woedeaanval = woedeuitbarsting
vliegende schotel = UFO = ufo
rijs = bussel = rijsbos = griend = rijshout = wis = griendhout = twijg = teen = rotan = mutsaard = takkenbos
belastingfraude = belasting ontduiking = belastingontduiking
pragmatisme = werkelijkheidszin = realisme = realiteitszin
folteren = pijnigen = gemartel = marteling = martelen
heksluiter = hekkensluiter = hekkesluiter
omstreken = buurt = milieu = environments = contreien = kader = omstreek = wijk = nabijheid = contreie = omgeving = omtrek
verlinken = verraden
vloedgolf = golf
politicologie = politieke wetenschappen
Zwitserse franc = Zwitserse frank
pingping = pegulanten = poen = duiten = geld = ping = centen = pecunia
prime time = primetime
durtoonladder = grotetertstoonladder
torment = doodsstrijd = lijden = foltering = tortuur = kwelling = ondragelijke pijn = marteling
verfrissen = afkoelen = verkoelen = verkwikken = bekoelen = koelen = opfrissen
avontuur = ervaring = escapade = belevenis
abruptheid = norsheid = bruuskheid = onbehouwenheid = barsheid
normandie = Normandië = Normandie
uitsmijter = buitenwipper = portier
onbezorgdheid = onverschilligheid = luchthartigheid = zorgeloosheid
ballpoint = balpen = kogelpen
lolly = ijslolly
zoektaal = opvraagtaal = querytaal = ondervraagtaal = vraagtaal
tang = nijper = pincet = splintertangetje = nageltang = hoeftang = knijptang = trektang = nijptang = spijkertang
koninginnesteek = siersteek = koninginnensteek = kruissteek
loods = piloot = pilot
vulkaanuitbarsting = uitbarsting
telegraferen = telegraaf
hersteller = onderhoudsman
afvalprodukt = afvalproduct
fine fleur = keur = puikje = bloem = crème de la crème = vlaggenschip
haantje = jonge haan = bink = macho = haan = he-man = mannetjesputter
gesmoes = kletspraat = achterklap = roddel = roddelpraat = roddelpraatje = kletspraatje = konkelarij = geroddel = geklets = gerucht
schrijfkunst = bellettrie = letteren = letterkunde = literatuur
bellen = aanschellen = aanbellen
schooien = bietsen = schooieren = bedelen
tweespan = duo = span = stel = stelletje
avionica = vliegtuigelektronica
toegangsgeld = inkomgeld = entreegeld
drielingzenuw = trigeminus = nervus trigeminus = nervus V = vijfde hersenzenuw = vijfde zenuw
stand-in = dubbel = double
oudere = oudje = zestigplusser = bejaarde
immuniteit = onaantastbaarheid = onschendbaarheid = resistentie = weerstand
onbestorven weduwe = groene weduwe = gescheiden vrouw
Indo-germaans = Indo-Europees = Indogermaans
voetbankje = voetenplank = voetenbankje = voetbank
conservator = beheerder = curator
Albaans = Albanees
show-room = toonkamer = toonzaal = showroom
holdup = onverwachte aanval = overval = roofoverval = hold-up
schutsengel = engelbewaarder = beschermengel = bewaarengel = genius
monoplaan = eendekker
plasmamembraam = celmembraan = celmembraam = plasmalemma
stukmaken = breken = overtreden = kapotgaan = stukgaan = doorbreken
papiergeld = bankpapier
bad = tobbe = teil = wasgelegenheid = badkuip = fixeermiddel = wastobbe = wasteil = badkamer
trek = tocht = sketch = kladversie = haal = hijs = karaktereigenschap = appetijt = migratie = honger = zucht = zuiging = eetlust = wissel = karaktertrek = zin = eigenschap
manslag = doodslag = moord
ontbranden = vlamvatten = ontvlammen
reebruin = hertenjong = hertejong = hindekalf
tellurium = telluur
logeergast = slaper = logé
bakkie = aanhanger = achterligger = trailer = oplegger = bijwagen = aanhangwagen
provisorisch = noodmaatregel = noodvoorziening = noodgreep = noodverband = provisorium
cigarrillo = cigarillo
winkelwagentje = caddie = winkelwagen = karretje = boodschappenwagentje
woordherkomst = etymologie
brandtrap = brandladder = nooduitgang
tariefschijf = schijf = belastingschijf
software = programmatuur
versagen = wanhopen
leeuwerik = vroege vogel
ruggensteunen = rugsteunen = bijstaan = ruggesteunen
maaier = grasmaaimachine = grasmaaier
gezichtsvermogen = gezicht = blik = aanblik = zicht
dubbelzinnigheid = meerduidigheid = ambiguïteit
bijtellen = toevoegen = link = verenigen = linken = optellen = verbinden = samenvoegen
bulderen = loeien = uitbrullen = razen = brullen = gebrul = tieren
elephantiasis = olifantsziekte
Aarde = aardkloot = ondermaanse = aarde = wereld = wereldbol = aardbol = aardrijk
deuk = blutsen = buts = knak = knauw = klap = schok = slag = bluts
ledemaat = lidmaat = lid
luierik = luilak
afgescheidene = dissident = andersdenkende
hoog water = hoog tij = hoogwater
omstandigheid = context
verschijningsvorm = fenotype = gedaante
kijker = getuige = oog = toekijker = telescoop = binoculair = binocle = toneelkijker = toeschouwer = verrekijker = veldkijker = kijkers
pilav = pilau
dakappartement = penthouse
rukker = nietsnut
lucht = hemelboog = luchtruim = firmament = geur = air = hemeldak = leemte = hemel = zwerk = reuk = dampkring = ether = atmosfeer = leegte = odeur = hemelblauw = hoogte = geurtje = uitspansel
schertsen = railleren = gekscheren = gekken
ziekteleer = pathologie
reukorgaan = neus = snotkoker = snufferd
uitwerken = vergroten = berekenen = opentrekken = toepassen = becijferen = calculeren = openzetten = uitbreiden = uitrekenen = rekenen = plannen
belazeren = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen
inwijking = pascontrole = paspoortcontrole
criticaster = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
onbetwistbaar = onloochenbaar = onmiskenbaar
ordonnantie = voorschrift = statuut = verordening = prescriptie = reglement
mechanica = werktuigkunde
plakspul = kleefpasta = plaksel = plakmiddel = gom = hechtmiddel = kleefmiddel = lijm
klysma = enema = klisteer = lavement = darmspoeling
perikelen = gevaar = perikel = risico
arbeidskracht = werknemer = loontrekker = tewerkgestelde = bediende = mankracht = arbeider = werkkracht = arbeidsvolume = personeelslid = kracht = personeelsbestand = personeel
strotklepje = strotklep = epiglottis = keelklepje
gelijktijdig bestaan = co-existentie = coëxistentie
aangever = aanbrenger = klikspaan = klikker = tipgever = verlinker = sycofant = informant
bergmeertje = Tarn
prentbriefkaart = ansicht = kaart = ansichtkaart = briefkaart = prentkaart
begeesteren = enthousiasmeren = motiveren = fascineren = in verrukking brengen = boeien = charmeren = in vervoering brengen = opwarmen = betoveren
beurscrash = knal = crash = beurskrach
hairstylist = barbier = figaro = dameskapper = friseur = coiffeur = kapper = haarknipper
eer = hommage = pracht = zedigheid = deugdzaamheid = onschuld = eerbaarheid = eerbetoon = huldebetoon = hulde = roem = zedelijkheid = aanzien = kuisheid = glorie = eerzaamheid
neef = nicht = oomzegger
tumor = vleeswoekering = blastoom = gezwel = neoplasma
verjaardag = jubileum = jaardag = geboortedatum = jaarfeest = anniversarium = geboortedag
aangenaam = geriefelijk
pluim = schaamhaar = pluimpje = kuif = veer = pluimage = verenkleed = franje = panache = pluimbos = vederbos = gevederte = kwast = veder = compliment = bergkam = vederdos
nationaalsocialisme = nazisme = Nazisme = nationaal-socialisme
kampen = getroosten = knokken = incasseren = doormaken = gedogen = harden = verduren = matten = worstelen = dulden = verdragen = vechten = doorstaan = dragen = velen = strijden
bijziendheid = kortzichtigheid = myopie = kippigheid
cfk = chloorfluorkoolstof = chloorfluorkoolwaterstof = Chloorfluorkoolstofverbinding
rijk = imperium = wereld = keizerrijk = Imperia
zethaak = letterhaak
op schaal tekenen = schetsen = rekken = uitbreiden = verlengen = prolongeren = aanhouden
declamator = voordrachtkunstenaar = voordrachtskunstenaar = voordrager
moedercel = blast
moyenne = gemiddelde
vreugdeloos = verheffend
corrigeren = beter maken = beter worden = wijzigen = gaan = amenderen = rechtzetten = plooien = beteren = herzien = rectificeren = op een hoger plan brengen = emenderen = buigen = verbeteren = aanpassen
levensverwachting = levensduur
windhoos = cycloon = wervelwind = dwarrelwind = tornado = wervelstorm
vouwbeen = papiermes = briefopener
beschermheilige = patrones = patroon = patroonheilige = schutspatroon = schutsheilige = kerkpatroon
ebolakoorts = ebola
huisvesting = rustplaats = slaapplaats = slaapgelegenheid = pension
effectiviteit = doelmatigheid = functionaliteit = werkzaamheid = doeltreffendheid = efficiëntie = economie
versnijding = aanlenging = vervalsing
zoethout = dropje = drop
charteren = inspannen = inzetten = inschakelen = inleggen
bolwerk = bastion = wal = muur = kamp = verschansing = burgwal = fort = schans = vestingwal
loswroeten = wrikken = loswrikken
toestel = ambachtslui = gadget = stiel = uitbreiding = gilde = apparaat = luchtvaartuig = vaklui = ambacht = stielmannen = kist = vliegmachine = vliegtuig = handel = verlenging = apparaatje
actiecomité = actiegroep
hydrocortison = cortisol
valschermspringer = para = parachutespringer = parachutist
alchimie = alchemie = scheikunde
kadaver = aas = kreng = lichaam = karkas = stoffelijk overschot = lijk
panamahoed = strohoed = Panama
voedselvoorraad = victualiën = leeftocht = mondvoorraad = mondkost = proviand = foerage
zeilsteen = magneet
lithosfeer = steenschaal
aanbieding = gelegenheidsaanbieding = bod = gunstkoopje = koopje = aanbod = meenemertje = voorstel = gelegenheidskoopje = presentatie = meenemer
voortplanting = propagatie = procreatie = reproductie = vermenigvuldiging = reproduktie
panacee = huismiddeltje = huismiddel = wondermiddel
kannibaal = antropofaag = grote witte haai = barbaar = menseneter = wilde = natuurmens
pendeldeur = klapdeur = tochtdeur = zwaaideur
beklaagde = aangeklaagde = gerekwireerde = gedaagde = verweerder = beschuldigde = verdachte
opgetogenheid = geestvervoering = zinsvervoering = enthousiasme = vervoering = euforie = exaltatie = extase = verrukking = blijdschap = geestdrift = hallelujastemming = trance
doorploegen = beploegen = omleggen = omploegen
krokodillenleer = krokodil = krokodilleleer
agrogeologie = agrologie
dennehout = pijnhout
weerstandsvermogen = ohmse weerstand = uithoudingsvermogen = impedantie = weerstand = elektrishe weerstand = uithouding
atherosclerose = aderverkalking
injectienaald = naald
zaadplanten = bedektzadigen
tête-à-tête = apartje = onderonsje
rivaal = uitdager = mededinger = concurrent = concurrentie = tegenstander = medeminnaar
snoeischaar = tuinschaar = snoeitang = boomschaar
afsluiten = platgooien = platliggen = dichtstoppen = stilliggen = uitzetten = termineren = opzeggen = sluiting = sluiten = stoppen = platleggen = beëindigen = stremmen = bedanken = lamleggen = stilleggen = besluiten = eindigen
woelmuizen = veldmuis
achtenswaardig = gerenommeerd
genoegen = bevrediging = geneugte = plezier = vreugde = genoegzaamheid = satisfactie = tevredenheid = zin = genot
pleistermortel = kalk = stuc = muurkalk = witsel = pleisterkalk = witkalk = pleister
ruimtereiziger = kosmonaut = ruimtevaarder = astronaut
mucoviscidose = cystische fibrose = taaislijmziekte
beperken = inkrimpen = volstaan = terugdringen = indammen = limiteren = begrenzen = bepalen = inperken
botbreuk = breuk
blackjack = black jack = eenentwintigen
kwakken = gooien = mikken = zwiepen = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = lazeren = kegelen = plompen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen
instrumentenpaneel = dashboard = instumentenpaneel
decadentie = kreeftegang = kreeftengang
broodkorf = broodmand
verwoesten = afbreken = slopen = vernietigen = vernielen
zot = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke
complexiteit = ingewikkeldheid
pastiche = mengelmoes
vrijkaartje = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = distributiebonnen = vrijkaart
stuurman = scheepsmaat = roerganger = gast = roer
opvlammen = oplaaien
sportwedstrijd = match = wedkamp = wedstrijd = ontmoeting = treffen
amusementshal = speelhal = automatenhal = speellokaal
mesje = scheermesje = veiligheidsscheermesje
achterland = platteland = binnenland = afzetgebied = uithoek = hinterland = markt = marktplein
inkrimping = afname = terugval = bestedingsbeperking = verlaging = daling = besnoeiing = krimp = korting = vermindering = reductie = consumptiebeperking = bezuiniging = afslag
brouwen = klaarmaken = koken = bereiden = toebereiden
besproeien = bespuiten = sproeien
inwisselen = omwisselen = ruilen = omruilen = verwisselen
verduurzaming = conservering = handhaving = behoud = instandhouding = consolidatie
woordblindheid = dyslexie = alexie = leesblindheid
jaeger = jager
diorama = cyclorama
dosismeter = stralingsmeter = monitor
mensaap = apin
ritmiek = eurithmy
prognose = waarzeggerij = voorspelling = predictie = profetie = weersvoorspelling
betovering = toverspreuk = heks = toverformule = beheksing = trance = ban
verouwelijken = vergrijzen = verouderen
wagenpark = vloot = autopark
anjelier = anjer = genoffel
hoela = hoela-hoela
flatje = etagewoning = wooneenheid = etage = appartement = flat = leefeenheid
brandpunt = focus
oplegging = versterking
initiator = schepper = initiatiefnemer
oorlogszuchtig = behaard
dragonder = lintworm = draak
danken = bedanken
klinkersteen = klinker = straatklinker
blubber = slijm = modder = slobber = stroperigheid = slik = bagger = slijk = prut = smurrie = brij = slib
overlast = hinder = last
bajes = strafgevangenis = gevang = nor = strafinrichting = petoet = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = lik = pot
schelde = Schelde
bekeuren = beboeten = prenten = verbaliseren
keerzang = chorus = refrein = keervers
damast = damask
aanlokken = verleiden = lokken = meelokken = aantrekken = tronen = verlokken
venushaar = vrouwenhaar
product = reactieproduct = handelsgoederen = waar = voortbrengsel = waren = productie = handelswaar = koopwaar = spul = handel
veldgeschut = veldartillerie
effect = spin = voortvloeisel = uitkomst = wervelbeweging = werveling = schroef = uitvloeisel = consequentie = uitwerking = gevolg
declameren = opzeggen = voordragen = oreren
dramatiseren = overdrijven = overacteren = met opzet overdrijven
comité = college = commissie = cie = kamer
gekkenhuis = dolhuis = roerigheid = zothuis = chaos = pandemonium = desorganisatie = ordeloosheid = wanordelijkheid = inrichting = gesticht = wanorde = krankzinnigengesticht = puinhoop
Chinees = Chinese
punch = oorvijg
afwasbaar = wasbaar
uitzaaiing = metastase
harmonieleer = overeenstemming = samenklank
corona = rad
sla = salade = slaatje = slaplant = slaschotel
lerarenkamer = docentenkamer = groepsruimte = leraarskamer = gemeenschappelijke kamer
braakland = valg = valgeland = dries
danse macabre = dodendans
er op kunnen rekenen = wedden
maatlint = centimeter = snoer = rolmaat = lintmeter
pisbuisontsteking = urethritis = urineleiderontsteking
lokkertje = lokaas = lokmiddel = aas
spamboodschap = spam = ongewenste elektronische post
hoedenlint = hoedenband = hoedelint
overmoed = stoutmoedigheid = hubris = onversaagdheid = driestheid = vermetelheid
leeggieten = uitgieten
realiteitszin = werkelijkheidszin = realisme = pragmatisme
Sevilla = sevilla
paracentese = punctie = punctuur
explosie = het uitbreken = ontploffing = uitbraak = detonatie = buitenkans = godsgeschenk = buitenkansje = uitbarsting = kaan
ondersteunen = sterken = onderschrijven = concorderen = instemmen = aanbevelen = het eens zijn = accorderen = bijvallen = steunen = aansluiten = goedkeuren = stijven = schragen = toestemmen = overeenstemmen
klisteer = enema = klysma = lavement = darmspoeling
kruisschroevedraaier = kruiskopschroevendraaier = kruiskopschroevedraaier = kruiskop-schroevedraaier
bloedvatenstelsel = hart en bloedvaten = cardiovasculair systeem
trein = derailleur = konvooi = karavaan
krantenjongen = journalist = persman = reporter = verslaggever = berichtgever = nieuwsgaarder = persjongen
overschijden = voorbijlopen = overstromen = inhalen
operating system = ik ben hetero = besturingssysteem = o.s.
onverstaanbaar = verheerlijkt = opbouwend
herijking = revaluatie = opwaardering = revalorisatie = herwaardering = herbeoordeling
meerbolder = meerpaal = bolder = amsterdammertje
strijksel = smeersel = olie = smeer = vet = smeermiddel = smeervet
bootje varen = varen
abdiceren = verstoten = abdiqueren = aftreden = afstand doen = weigeren = afwijzen
Republiek Libanon = Libanon
petoet = strafgevangenis = gevang = nor = strafinrichting = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot
natuurrecht = wet = spelregel
teef = wolvin
infosysteem = informatiesysteem
vastgoed = immobilia = immobiliën = onroerend goed
Lakeland = merengebied
pleochroïme = pleochroïsme
donatie = gift = schenking = dotatie = gave = cadeau = geschenk
sopraan = sopraanstem
onverschilligheid = onbezorgdheid = ongeïnteresseerbaarheid = luchthartigheid = zorgeloosheid = apathie
heksenkring = kliek = coven = oploop
freak = fanaticus = fanaat = fanatiekeling = dweper = gedrevene
snufje = nieuwigheid = noviteit = nieuwtje = snuifje = nouveauté = novum
ontkerstenen = laïciseren = seculariseren = deconfessionaliseren
serafijn = seraf
preekstoel = kansel = platform = erepodium = schavot = spreekgestoelte = ereschavot = estrade
theelepel = roerijzer = theelepeltje = koffielepeltje
fantasma = waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie
muziekinstrument = instrument
dyslexie = woordblindheid = alexie = leesblindheid
benevelen = bedwelmen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = verhullen = verbloemen = maskeren = versluieren = verdoezelen = verbergen
laveren = schipperen = navigeren = transigeren
overlevering = volksoverlevering = legende = traditionele kennis
cijfer = vinger = getal = teen = punt
caput = chapiter = hoofdstuk
doordraven = doorslaan
openbare verkoop = vendu = veiling = vendutie
wolkenlaag = wolkendek = bewolking
contra-expertise = bewijs = verificatie
giraf(fe) = giraf = giraffe
plaatje = plaat = blad = draaischijf = illustratie = bloedplaatjes = single = afbeelding = schilderwerk = bloedplaatje = doek = schilderij = prent = figuur = grammofoonplaat = schilderstuk = portret
ventileren = drogen = luchten
buitenbaarmoederlijk = ectopisch
gladdigheid = gladheid = slibberigheid
douairière = groothertogin = douairiëre = groothertog
opnieuw proberen = herkansen
Mohammad = Mohammed
incivisme = samenwerking = collaboratie
malonylureum = barbituurzuur
tornado = cycloon = windhoos = wervelwind = wervelstorm = dwarrelwind
douairiëre = douairière = groothertogin = groothertog
lunch = noenmaal = middagmaal = twaalfuurtje = (licht) middagmaal = middageten
schoolhoofd = rector = schooldirecteur
hoofdkussen = peluw = oorkussen = kussen
voetbeentje = voetwortelbeentje
bloemblad = kroonblad
vossen = blokken = hengsten = pompen = pezen
bodemmonster = grondmonster
pijpenrek = pijpenplank
bloedverwante = verwant = bloedverwant = familielid
broedgebied = broedkolonie
piramidespel = pyramidesysteem
afzetterij = charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichting = oplichterspraktijken = bedotterij = geldklopperij = oplichterspraktijk
kruiser = cruiseschip = motorjacht
schots = ijsschots = schol
cypriotisch = cyprisch = Cyprioot
gewelddadigheid = geweldpleging = molest = geweld = molestatie = bruutheid
dadaïsme = dada
twee biertjes alstublieft = afwenden
onbeschaafdheid = ruwheid = vulgariteit = rauwheid
altereren = variëren = wijzigen = veranderen = converteren = modificeren = changeren = herscheppen = omzetten
participatiemaatschappij = holdingcompany = holding = houdstermaatschappij
techniek = toegepaste wetenschap = technologie
kalfsvel = trom = trommel = drum
aangezicht = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk
milieufreak = ecoloog = ecologist
aannemer = uitvoerder = constructeur = bouwer = projectontwikkelaar
temperatuur = verhoging = lichaamstemperatuur = lichaamswarmte = temp = koorts
weggeven = vertolken = aandeel = uitvoeren = spelen = bijdrage = inbreng = delen
neerzetten = brengen = plaatsen = zetten = neerpoten = stellen = planten = poten
steenkolengas = steenkoolgas = kolengas
verwensen = vervloeking = vervloeken = verdoemen = vloek = vermaledijen
leukocyt = witte bloedcel
zeegevecht = zeeslag
aardschok = aardbeweging = aardtrilling = aardbeving
achterhand = handwortel = pols = achtereinde
stumper = beunhaas = klungel = kluns = knoeier = prutser = blunderaar = stoethaspel = sukkel = klungelaar = roffelaar
welluidendheid = eufonie
toegang = deuropening = toegangscode = intrede = invoer = ingang = binnenkomst = intocht = entree
olievlek = drijvende olielaag = oliefilm = olieplak
teloorgang = neergang = ondergang = val
intentieverklaring = beginselverklaring = manifest = beginselprogramma
legertent = feesttent = kermistent = paviljoen
hardmaken = bewijzen = staven = aantonen = uitwijzen
bek = snavel = bekje = snebbe = nebbe = sneb
verleiden = vleien = bekoren = meelokken = veroveren = tronen = versieren = lubben = strikken = aanlokken = lokken = aantrekken = overhalen = verlokken
Adelger = Elgar
aankijken = aanblikken = aanzien
vlooienbunker = matras
aanbeveling = advies = aanrader = aanprijzing = recommandatie = credens = referentie = nominatie
utiliteit = hulpmiddel = hulp = hulpje
terechtwijzing = reprimande = verwijt = berisping
karrenvracht = karrevracht = wagenvracht
para-sailing = parapente = parasailing
zinnespel = moraliteit = zedenspel = zinnenspel
maatstreep = bar
appeleren = zinnen = aanspreken = behagen = aanstaan = liggen = lijken = bevallen
veenmoeras = veen = turfveen = oer = moer = moergrond = veengrond
applaudiseren = uitroepen tot = toejuiching = uitroepen = juichen = klappen = applaudisseren
clausule = lidwoord = voorwaarde = bepaling = artikel = bijzin
politieke wetenschappen = politicologie
way of life = levenswijze = leefwijze = leefstijl = levensstijl = levenswandel = leefvorm = leven
salueren = aanslaan
zweren = een eed afleggen
samenklinken = vastklinken
baggerschip = baggermolen = baggermachine = moddermolen
zich douchen = stortbad = douche
expo = uitstalling = expositie = wereldtentoonstelling
t-shirt = T-shirt
bandjes = armband = mouwband
prefiguratie = voorspook = voorteken = voorafschaduwing = voorbode
sloep = jol = volgboot = rubberboot = opblaasboot = roeiboot
initiaalwoord = acroniem = letterwoord
roem = faam = bekendheid = loftuiting = gefeliciteerd = pracht = proficiat = krediet = glorie = lof = eer = felicitatie = gelukwens
straatmuzikant = hoempa = muzikant
plamuursel = vulpasta = plamuur = vulmiddel
sekse = geslacht = kunne = geslachtsleven
psychodrama = rollenspel = sociodrama
basisidee = grondgedachte
blokkendoos = flatgebouw = appartementsgebouw = flat
lotsbeschikking = lot = voorzienigheid = voorbestemming = bestemming = providentie = voorbeschikking = lotsbestemming = levenslot
inblazen = influisteren = inspireren
lieflijkheid = liefelijkheid
lotie = was = spoelwater = wasbeurt = waswater
kiesschijf = draaischijf = nummerschijf
beslissingswedstrijd = play off
triomf = overwinning = zegepraal = victorie = zege = succes
notificatie = aankondiging = inschrijving = aanmelding = subscriptie
ontvlieden = vlieden = ontvluchten
maximeren = maximaliseren
slijmoplossend middel = expectorans
smeedbaarheid = kneedbaarheid = buigzaamheid = wendbaarheid
tour = tocht = reis = koebel = toer = trip = trektocht = gang
gebruikmaking = applicatie = gebruiksmogelijkheid = toepassing
jeugdpuistje = jeugdpuistjes = acne
Hamburger = biefburger = gehakt
vakvereniging = syndicaat = vakcentrale = vakfederatie = vakbond = vakverbond = vakorganisatie = beroepsorganisatie = bond
bezwaar = maar = protest = bedenking
ontspinnen = teruggaan = wortelen = komen = ontspruiten = ontspringen = voortkomen = stammen = voortspruiten
sjekel = shekel
schapen = schaap
open haard = haard = stookplaats = schouw
woordgeografie = dialectgeografie = taalgeografie
gescherptheid = scherpheid
einddoel = doel = doelwit = doeleinde = oogmerk = streven
Gunstock = kolf
spoorbalk = spoorbiels = dwarsligger = biel
schooltijd = schooljaren
brokstuk = brok = brokstukken = fragment
voorbeduiden = waarzeggen = voorspellen = wichelen = beduiden = aankondigen
tussenbeide komen = hinderen = ingrijpen = verstoren = contacten = bemiddelen = interveniëren = beslechten = intercederen = interfereren = storen
schelpvis = schaal-en schelpdieren = weekdier = mollusk
ploeger = ploegman = ossendrijver = ossedrijver
kunstleder = imitatieleer = kunstleer = namaakleer = simileder = skai
kameleon = Kameleon = opportunist
huisgezin = gezin = huishouden = huishouding = familie
paalsteek = boelijn
vervullen = houden = vullen = voldoende = voldoen = inlossen = bevredigen = beantwoorden = nakomen
hervormde = protestant
eredivisie = hoofdklasse
bruiloft = huwelijk = trouwdienst
revancheren = wreken
rif = reef
tijdsverloop = tijdsspanne = tijdsruimte = tijdruimte = tijdspanne = tijdsbestek
presenteerblad = serveerblad = plateau = blad = schenkblad = dienblad = theeblad
decanteren = overgieten = rondschenken
aambeeldsbeentje = aambeeld = incus
buurman = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw
trouwtaart = bruidstaart = bruiloftstaart
geschrijf = schrijfsel = schrijven = schrift = geschrift
rutherfordium = UNQ
ezelsvel = perkamentpapier
bolsjewiek = bolsjewist = marxist
kleigrond = klei = leem
ten einde horen = aanhoren = luisteren
ontwikkelingsfysiologie = groei = wasdom = ontogenie = ontwikkeling = rijping = ontogenese
kerrieschotel = kerriepoeder = curry = kerrie
wier = alg = zeewier = algen = wieren = alge
koolvis = zeezalm
omgeven = omringen = omvatten = omleggen = omcirkelen = beslaan = insluiten = omsluiten = omsingelen = omtrekken
elektroforese = cataforese
sokkel = piëdestal = plint = standaard = voetstuk = stander = postament = basement
Marrakesh = Marrakech
prostituee = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = gondel = snol = tippelaarster
een sterk verlangen hebben = lusten = smachten
gedragslijn = habitus = attitude = opstelling = gedraging = houding
wees = weesjongen = weeskind = weesmeisje
meubel = meubelstuk = meubilair
aanleren = onderrichten = leren = lesgeven = doceren = onderwijzen = bijbrengen
mouwstreep = chevron = streep
schijnmengsel = emulsie
catalogus = cataloog = inventaris
vezels = fibril = vezel = filament
kwart = kwartier = vierde
nominatie = advies = aanrader = aanprijzing = recommandatie = aanbeveling = referentie = voordracht
inleggen = inspannen = inzetten = charteren = inschakelen
cinematografie = filmkunst
Koninkrijk Denemarken = Denemarken
nieuwtje = nieuwigheid = snufje = noviteit = nouveauté = novum
zorgen = leiden = behandelen = bekommeren om = kwellen = managen = ergeren = beheren = opletten = bezorgd = aankunnen = aandacht besteden aan
binnenzak = borstzak
orkestbak = orkestra = orkest
toneelschrijver = dramaturg
versiering = paruur = verfraaiing = ornament = aankleding = siersel = versiersel = versieren
verschuiving = respijt = opschorting = temporisatie = verdaging = verlet = uitstel = verwijl = schorsing = prorogatie
inzinking = ineenstorting = inzakking = zenuwinstorting = dip
kwatongerij = belediging = laster = diffamatie = achterklap = roddelpraat = roddel = belastering = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geroddel = geklets = vuilspuiterij = smaad
overhemd = hemd = shirt
sporenplant = bedektbloemige planten = sporeplant
beddedeken = dek = beddendeken = deken
legsel = broedsel = nest = gebroed = broed = nageslacht
stofjas = beroepskleding
uitmonstering = opsmuk = opschik = smuk = tooi
plichtpleging = formaliteit
halfheid = halfslachtigheid
stuwmeer = waterbassin = waterreservoir = spaarbekken = waterbekken
suizelen = spinnen = snorren = suizen
herniatie = hernia = breuk
beat = ritme = zweving
confituur = gelei = jam
druppen = afdruipen = motregenen = miezeren
katrolblok = schijf = katrol
ophangen = hangen = uithangen = neerhangen = opknopen = volhangen
aanwijsbaar = herkenbaar = aantoonbaar
sjoel = synagoge = tabernakel
tuidraad = spanlijn = stormlijn = scheerlijn = tui
nachtjapon = pon = nachtgewaad = nachthemd = nachtpon
prinsemarij = politiemacht = kit = wet = politie = hermandad = politieapparaat
aanrijding = botsing = aanvaring
mist = nevel = damp
goot = dakgoot = straatgoot = geul
Power Point = stopcontact
verpauperen = verarmen = vervallen = verloederen
vaart = vaartje = sluitersnelheid = snelheid = gang = tempo = impuls = gracht = navigatie = scheepvaart = kanaal = gangetje = speed
machinist = werktuigkundige = mecanicien = machinevoerder = mechanicus
extra-uteriene graviditeit = buitenbaarmoederlijke zwangerschap
ginnegappen = giechelen
dronkelap = dronkaard = zatladder = zatlap = beschonkene = dronkeman = dweil
stollen = stremmen = verdikken = coaguleren
oppervlak = oppervlakte
afronden = afbouwen = volbrengen = voleinden = voleindigen = klaarkrijgen = afkrijgen = gereedkomen = voltooien = afmaken = afkomen
verwerking = bewerking
tucht = discipline
wetenschapstheorie = kennistheorie = wetenschapsleer = epistemologie = wetenschapsfilosofie
grondrente = erfpachtcanon = grondpacht
cancerologie = oncologie
tuner-versterker = afstemeenheid = receiver = tuner = afstemmer = radio = radiotoestel
sigareschaartje = sigarenknipper = sigarenschaartje = sigareknipper
tarantula = vogelspin
lint = lintje
communicatiesatelliet = telecommunicatiesatelliet
spaarbekken = waterbassin = stuwmeer = waterreservoir = waterbekken
heliport = helikopterhaven
lijfspreuk = devies = kernspreuk = leuze = slogan = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk
slotgracht = ringgracht = vest = gracht = vestinggracht
menseneter = antropofaag = grote witte haai = kannibaal
munteenheid = munt = valuta
collectivum = verzamelnaam
impliceren = vastzitten = betrekken = verlangen
smokkelhandel = sluikinvoer = smokkel = sluikhandel
narcolepsie = hypnolepsie = lethargie = slaapzucht
gestoorde = kretijn = waanzinnige = cretin = mogool = gek = geesteszieke = mongool = debiel = krankzinnige = idioot = imbeciel
smoelentrekker = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet
affix = aanhangsel
wrattenzwijn = knobbelzwijn
injectie = impuls = inspuiting = push = spuitje = spuit
verbruiker = gebruiker = consument
ploeg = crew = bespanning = span = bemanning = team = gespan = sportploeg
raampje = vensterraam = venster = licht = raam
speellokaal = speelhal = automatenhal = amusementshal
excentrieke = koekenbakker = geitebreier = prentenboek = eigenaardige = geitenbreier = buitenbeentje = koekebakker = creatuur = krotenkoker = weirdo = nummer = snuiter = knakker = rare = portret = schepsel = lafaard = zonderling = exentriekeling
verrichting = handeling = actie = gang = verrichten = doen
pepervuur = ringvuur = springvuur = ringworm
vermeien = verstrooien = verlustigen = vermaken = amuseren
belijdenis = leerstelling = peccavi = filosofie = geloofsbelijdenis = leer = professie = leerstuk = geloofsartikel = dogma = biecht = prolepse = wijsbegeerte = isme = doctrine = schuldbelijdenis
leem = klei = kleigrond = leemgrond
verwijven = verslappen = afzwakken = tanen = ontspannen = verflauwen = verweken = kwijnen = verbleken = verzwakken
sprinkhaan = acaciahout = sabelsprinkhaan
jus d'orange = sinaasappelsap = jus
lettergreep = syllabe
palissade = staketsel = paalwerk = staket = stek
teleologie = doelmatigheidsleer
nierdialyse = dialyse = hemodialyse
ruitijd = ecdysis = rui
kabel = kabelnetwerk = stroomdraad = kabelnet = geleiding = kabeltelevisie = elektriciteitskabel = elektriciteitsdraad
ethyleen = etheen
roerigheid = ongedurigheid = chaos = rustloosheid = bezorgdheid = pandemonium = desorganisatie = ordeloosheid = wanordelijkheid = wanorde = onrust = gejaagdheid = gekkenhuis = puinhoop = beroering = gewoel
aanspreekpunt = tussenpersoon = contactpersoon = intermedium = contact = intermediair
bodemschatten = bodemschat
strikje = vlinderdas
weekeinde = weekend
schouderophalen = de schouders ophalen
designeren = aanwijzen = maken = benoemen = aanstellen
excerperen = resumeren = samenvatten = uittrekken = opsommen = extraheren = recapituleren
bebakenen = afperken = afbakenen = afgrenzen = afpalen = omschrijven = demarqueren = traceren
sjwa = doffe e = schwa
zeilbootje = bark = zeilboot
wandplaat = gipsplaten
passantenhuis = gastenverblijf = hospitium
mandator = opdrachtgever = machtgever = klant = committent = cliënt = mandant = lastgever = principaal
straffeloosheid = straffeloos
onroerend-goedbelasting = grondlasten = grondbelasting = onroerendgoedbelasting
rug = stekel = ruggengraat = doorn = rugleuning
Letlands = Lets
café-chantant = Barrelhouse = tingeltangel
kwakzalver = nar = charlatan = kakadoris = kwakzalveren
gelijkstaan = bevatten = bestaan
inkrimpen = verschrompelen = volstaan = terugdringen = indammen = limiteren = begrenzen = krimpen = bepalen = beperken = inperken
noemen = aangeven = terugverwijzen = verwijzen = refereren = terugwijzen
hangbuik = buikje = buik = rijstbuik = pens = embonpoint
eten = diner = dis = verbruiken = avondeten = vreten = avondmaal = maaltijden = tafelen = consumeren = nassen = maal = maaltijd = nuttigen = bikken = etentje = avondmaaltijd
estuarium = riviermonding = trechtermond = trechtermonding
te maken hebben met = behandelen
gemalin = het schone geslacht = vrouw = echtgenote
compositie = werkstuk = schepping = oeuvre = combinatie = toonzetting = muziekstuk = werk
titelprent = titelplaat = frontispies = frontispice
springscherm = parachute = valscherm
verzender = afzender
komiek = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant
stiel = ambachtslui = professie = beroep = post = werk = gilde = functie = baan = positie = dienstverband = betrekking = job = métier = vak = vaklui = ambacht = stielmannen = toestel = handel
afvoer = afwatering = riolering = drainage
beuren = vangen = incasseren = opstrijken = toucheren = innen
bergpas = pas = zadel
trick = handigheid = maniertje = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef
Amerikaans Engels = Amerikaans = Amerikaans-Engels
gehaast = haast = gejakker = spoed
de kat sturen = staan = stellen
rentestand = rentestandaard = disconto = rentepercentage = rentevoet
Zuidafrikaans = Afrikaner = Afrikaans
prijsindex = prijsniveau = prijsindexcijfer = prijspeil
bloedvlek = bloedspat
natie = burgerij = bevolking = volk
tijdsafstand = tijdsduur = tijd
Nieuw-Engeland = New England
return = terugmatch = returnwedstrijd = replay = returnmatch
kinderopvang = kinderkribbe = dagopvang = kinderverzorging = kinderbewaarplaats = kinderbescherming = crèche = kinderdagverblijf
uitdeinen = opblazen = zwellen
pekelzonde = slippertje
parvenu = arrivé = nieuwkomeling
postdienst = paal = posten = publiceren
gedenksteen = plateau = plaket
aaneensluiting = aaneenschakeling = opeenvolging
boekhoudsysteem = boek = boekhouding
zelfverdediging = noodweer
afruil = compromis
scheldkanonnade = scheldpartij
Huguenot = refugié = hugenoot
achtvlak = regelmatig achtvlak
vijfwouter = vlinder
schakeltafel = regeltafel = dashboard = schakelbord = schakelpaneel = paneel = bord = bedieningspaneel = controlebord
respons = antwoord
schroefdraad = draad
elastiekje = elastiek = rubberband
luidruchtig grinnikken, verkneukelen = gegrinnik
inquisiteur = ondervrager
orgaanvlees = afval = slachtafval
bedwelmen = benevelen
oogje = vetergaatje
schapraai = voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = voorraadkast = provisiekamer = spinde = kelderkast = office
Afghanistan = Afganistan
uitveteren = uitkafferen = uitfoeteren = uitketteren = uitschelden = uitjouwen = stijfvloeken
lei = weg = laan = teugel = allee = breidel = leisteen = avenue = kandidatenlijst = bon = leiriem = leidsel = schoolbord = boulevard
waldhoorn = hoorn = horen
draagzak = buidel = beurs = zak
neushoorn = rinoceros
fysische processen = proces
breedbekkikker = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = branieschopper = herriemaker = pronken = uitslover = lawaaischopper = herrieschopper
ik ben verkracht = Erato
hinnik = hinniken = gehinnik
confectiepop = buste = paspop = mannequin
industriepark = industriezone = bedrijvenpark = industriegebied = industrieterrein
aanpassen = beter maken = corrigeren = beter worden = wijzigen = bewerken = accommoderen = schikken = amenderen = conformeren = plooien = beteren = op een hoger plan brengen = assimileren = bepalen = emenderen = voegen = verbeteren = richten
causaliteit = oorzakelijk verband = oorzakelijkheid
wond = verwonding = kwetsuur = wonde
spionage = wie niet waagt, wie niet wint
antrax = karbonkel = miltvuur = negenoog
vormgever = bouwmeester = architect = ontwerper = bouwkundige
vertrouwens- = curator = zaakwaarnemer
overstelpen = bestormen = doodgooien = overstromen = overladen = overspoelen = bedelven
Gotterdammerung = godenschemering = ragnarok = Ragnarok
uitkleden = uitpakken = ontkleden = uittrekken
verstouten = durven = wagen = vermeten = riskeren = bestaan = moed geven
handelsmaatschappij = handelmaatschappij = corporatie = bedrijf = onderneming = firma
voorschrift = statuut = verordening = ordonnantie = prescriptie = formule = directief = richtlijn = reglement = instructie = regel
autonomie = autarchie = onafhankelijkheid
ploeteraar = sjouwer = werkezel = zwoeger = sappelaar
tichel = hardsteen = steen = vloertegel = tegel = plavuis
jutezak = jute
subordinatie = onderschikking
symboliseren = voorstellen = staan = typeren = verzinnebeelden
binnenkant = binnenzijde = inwendige = binnenwerk = binnenste
amnesie = geheugenverlies
beknotting = inperking = terugdringing = limitatie = beperking = restrictie
continuïteit = vordering = vorderingen = vooruitgang = progressie = voortgang
schaapsleer = herteleder = nubuckleer = schaapsleder = nappa = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = nubuck = schapenleer = hertsleder = herteleer = hertenleder = daim = bukskin
offeraltaar = altaar
baancommissaris = maarschalk
verglijden = verstrijken = verlopen = vervlieden = vlieden = voorbijgaan = omgaan
old-timer = oldtimer = oudgediende = veteraan
haarwrong = wrong = tres = haarvlecht = haarlok = toet = vlecht = haarstreng
smidshamer = voorhamer = smeedhamer = vuisthamer = schroothamer = moker = kloofbijl = vuist
gekunsteldheid = kunstmatigheid
Panama = strohoed = panamahoed
Damecener = Damaceen
ornament = paruur = verfraaiing = siersel = aankleding = versiersel = versiering
eenzaamheid = isolement = teruggetrokkenheid = mistroostigheid = bedroefdheid = afzondering = eenzelvigheid = verslagenheid = desolaatheid
expansie = uitstraling = uitzetting = uitdijing = ontwikkeling = verruiming = extensie = proliferatie = uitbreiding = vergroting = groei = toename
vuil ophalen = reinigen
pakket = pakje = pak = vrachtstuk
straatslijpen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = niksen = leeglopen = slampampen
tandvlees = parodontium
boerenbedrijf = boerenhofstede = hofstee = hoeve = landbouwbedrijf = hofstede = boerenhofstee = boerderij
stokerij = destilleerderij = alambiek = distilleerderij = branderij
karwij = kummel = karwijzaad = komijn = komijnzaad
doorverwijzen = verwijzen
historie = geschiedenis = vertelling = kroniek = story = Kronieken = verhaal
Lotenfeest = Poerim = Purim
helderziende = paragnost = waarzegger = ziener = telepaat = profeet = clairvoyant = voorspeller
insturen = afzenden = verzenden = opsturen = versturen = inzenden = expediëren = wegsturen
Vandalen = Vandaal = vandaal
auteurschap = schrijverschap
scherfwerking = afbrokkeling
sigarenknipper = sigareschaartje = sigarenschaartje = sigareknipper
gehoorschelp = schelp = oorschelp
foezelen = knoeien = sjoemelen = foefelen
landverschuiving = aardverschuiving = grondverschuiving = lawine
verloskundige = gynaecoloog = vroedvrouw = accoucheur = baker = kraamvrouw
plantkunde = botanica = fytologie = botanie = plantenleer
voorval = zaak = gebeurtenis = incident = accident = episode = gebeuren = voorbeeld
uit de droom helpen = ontdoen
Ezo = Hokkaido
tegenwicht = evenwicht = contragewicht
papiermes = vouwbeen = briefopener
kanaal = weg = vaart = koker = buisje = streng = zender = stelsel = bedding = vaargeul = zee-engte = leiding = vaartje = slenk = geul = gracht = buis = pijpje = pijp = pad
nevelbom = rookbom
offertorium = collecte
treiteren = zuigen = sarren = tergen = narren = mienen = hekelen = martelen
duveljagen = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien
solfer = zwavel = sulfer
huishouden = gezin = huishouding = huisgezin = familie
chromatische toonladder = complex = aggregaat = twaalftonenreeks
sneeuwduin = sneeuwbank
kaasburger = cheeseburger
cocktailjapon = cocktailjurk = coctailjurk
melkwei = kaaswei = hui = wei = melkserum = portel
dolen = rondlopen = ontsporen = zondigen = zwerven = rondwandelen = dwalen = wandelen = ronddolen
geruchten = gerucht = mare = praatje
introspectie = zelfwaarneming = zelf-contemplatie = zelfreflectie
overhandigen = afleveren = leveren = bezorgen = overdragen
uitzetting = uitstraling = uitwijzing = verbanning = wegjaging = verwijdering = uitdijing = ontwikkeling = verruiming = extensie = proliferatie = uitbreiding = vergroting = groei = expansie = uitdrijving = verdrijving = toename
alumina = aluminiumoxide = aluinaarde = aluminiumtrioxide
reu = tuttebel = boerentrien = rekel = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = tut = totebel = trien = kuttekop
mutualisme = symbiose
reostaat = regelweerstand
koon = wang = bil = wangetje
de hersens laten werken = dunken = peinzen = denken = de hersens inspannen = reflecteren = nadenken = het hoofd gebruiken
uitsluiting = diskwalificatie = ongeschiktverklaring
draineren = ontwateren = verdrogen = uitdrogen
nooddruft = nood = behoeftigheid = armoede = armoedigheid = armoe = pauperisme = armzaligheid = verarming = kommer
accolade = prijs = bekroning = beloning
silicium dioxyde = siliciumdioxyde = kiezelzuur
gaaspleisterverband = wondpleister = pleister
spareribs = spare ribs
dubbele kin = dubbele onderkin
wapenleer = wapenkunde = heraldiek
durven = verstouten = wagen = vermeten = riskeren = bestaan
schuttersgilde = boogschieten
cape = bontcape = schoudermantel
rechtskring = gezagsgebied = jurisdictie = ambtsgebied = rechtsgebied = ressort = rechtssfeer = dienstkring
ontmoediging = ontmoediger
scheikundig element = element = chemisch element
afstemeenheid = receiver = tuner = tuner-versterker = afstemmer = radio = radiotoestel
Londens = Groot-Londen = Londen
vrijmetselarij = loge
posten = postdienst = paal = publiceren
verwatenheid = ijdelheid = hovaardij = zelfingenomenheid = eigendunk = hooghartigheid = arrogantie = hoogmoed = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = hovaardigheid = verbeelding
deegrol = deegroller
herenigen = opnieuw bijeen = herenen
galactose = melksuiker = lactose
wortelen = teruggaan = aangaan = komen = ontspruiten = ontspringen = voortkomen = ontspinnen = stammen = voortspruiten = aanslaan
beeld = sculptuur = onderzoek = bezienswaardigheid = standbeeld = inspectie = beeldhouwwerk = zicht
zijdepapier = weefsel = keukenpapier
gewin = poen = baat = profijt = baten = winst = winstcijfers = winstcijfer
hippisch = ruiter = paardrijder = paardrijdster
hectopascal = millibar
baring = bevalling = verlossing
inslikken = slikken
relatieve bijzin = bijvoeglijke bijzin = betrekkelijke bijzin
subsidie = overheidssubsidie = nut = betoelaging = overheidssteun = rijkssubsidie = staatssteun = rijksbijdrage = uitkering
begroeting = groet = onthaal = ontvangst = welkom = verwelkoming
webbrowser = browser
boerenkiel = kiel
uitgroeien = ontwikkelen = rijpen = ontplooien
hartenpijn = zielenleed = hartzeer = zielenpijn = rouw
vogelhuis = vogelreservaat = volière
dominantie = overheersing = machtsoverwicht = overhand = hegemonie = heerschappij = overmacht = predominantie = suprematie = overwicht = preponderantie
schakelbord = regeltafel = dashboard = schakelpaneel = schakeltafel = paneel = bord = bedieningspaneel = controlebord
sopje = sop = zeepsop
Burgeon = bloeien = opbloeien
vaatje = vat = fust = ton
drek = excrementen = excrement = ontlasting = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = stront = ba = faecaliën = uitwerpselen = schijt = kak = drol = uitwerpsel = afgang = beer = feces
ceremonie = solemniteit = plechtigheid = rite = vormlijkheid = ritueel
flitswerk = netwerk = bastonnade = vlechtwerk
abortivum = vruchtafdrijvend middel
devaluatie = depreciatie = ontwaarding = waardevermindering
kweek = fokken = teling = bacteriekweek = cultuur = bacteriecultuur = verbouw = bouw = teelt
nationaal-socialisme = nazisme = Nazisme = nationaalsocialisme
hotline = hot line
schijngestalte = fase
laagje = vlies
Trees = er is een
revaloriseren = opwaarderen = revalueren
hengsel = scharnierband = hoeksteen = scharnier = knier = keerpunt
langarmapen = gibbon = langarmaap
plomp = plemp = plons = plens = sloot
murmureren = morren
Egyptoloog = egyptoloog = egyptologe
naïviteit = argeloosheid = onbedorvenheid = onschuld = naïveteit
cherub = cherubijn
jus = jus d'orange = sinaasappelsap
holdingcompany = holding = houdstermaatschappij = participatiemaatschappij
zuivelproduct = zuivelprodukt = zuivel
karmijn = karmozijn = karmozijnrood = karmijnrood
faiblesse = zwakheid = zwakte
imitatieleer = kunstleder = kunstleer = namaakleer = simileder = skai
kritiek = recentie = recensie = bespreking = commentaar
impregnatie = bevruchting = inseminatie = conceptie = fertilisatie
avant-garde = voorhoede
Democratische Volksrepubliek Algerije = Algerije
onzedelijkheid = hoererij = liederlijkheid = ontucht = bandeloosheid = zedeloosheid = onkuisheid = ontuchtigheid
platenmaatschappij = etiket = label = platenlabel
dubbeldekker = omnibus = tweedekker = bus = klein busje = autobus
strobed = strooisellaag = mulch = muls
sprokkelen = oppikken = inzamelen = oprapen = verzamelen = oogsten
onmenselijkheid = gruwelijkheid = wreedheid
knier = scharnier = scharnierband = hengsel
completering = bekroning = afwerking = voltooiing = voleinding = afronding
neerkladden = opkrabbelen = neerkrabbelen
bereidwilligheid = enthousiasme = hulpvaardigheid = vlugheid = bereidheid = gewilligheid = behulpzaamheid
van = achternaam = wisselen = geslachtsnaam = thema = familienaam
tenietdoening = annulering = annulatie
uithalen = opspelen = kletsen = legen = uitpakken = uitvaren = slaan = uitvallen = raken = helpen = kloppen = een opduvel geven = fulmineren = leegmaken = ledigen = uitvliegen = uitschieten = treffen
remouldband = coverband
kaper = struikrover
afmeting = dimensie = proportie = meting = opmeting = grootte = uitgebreidheid = omvang = maat = verhouding
zuippartij = vreetbui = poot = nicht = doorzakfeestje
rolbezetting = rolverdeling
dienstknecht = knecht = hulp = waterdrager = helper = assistent
deconfessionaliseren = laïciseren = ontkerstenen = seculariseren
kriebelen = krieuwelen = prikken = prikkelen = kietelen
Chileense peso = peso
afschildering = schildering = afbeelding = uitbeelding
randfiguur = toeschouwer
leverworst = smeerleverworst = hausmacher
schaatsmarathon = marathon
overreden = bewegen = bewerken = omturnen = platpraten = omverpraten = overtuigen = ompraten = bepraten = meekrijgen = overhalen
testament = Bijbel = laatste wilsbeschikking = wil = bijbel = Schrift
geldtas = geldbuidel = rijkaard = geldzak = beurs = zak = knip = portemonnee
slavenarbeid = slavenwerk = monnikenwerk = koeliewerk
hertshoornvaren = hertshoorn
radius = straal
verontrusting = bezorgdheid = ongerustheid = zorg
bagagedepot = goederendepot
linnengoed = linnen = lijnwaad = doek
broer = broeder
humorist = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant
zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas
kneep = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = slimmigheid = slimmigheidje = truuk = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef = sluwheid
pedofiel = kinderlokker = pedo = pederast
omhoogsteken = opsteken
handrem = noodrem = knijprem
minderjarige = kind = jongeling = jongere = ding
medeondertekening = contrasigneren = medeondertekenen
Republiek Estland = Estland
olie-industrie = petroleumindustrie
onbaatzuchtigheid = onzelfzuchtigheid = altruïsme = edelmoedigheid = groothartigheid = grootmoedigheid
giswerk = gegist bestek = veronderstelling = aanname = vermoeden = speculatie = gissing = conjectuur = voorgevoel = denk = nattevingerwerk = onderstelling
complementaire kleuren = complementair = aanvullend
misdienaar = helper
kraamafdeling = kraaminrichting
prospect = vooruitzicht = verwachting
yamswortel = yam = jam
val = maaswerk = smak = net = vlaggelijn = vlaggenlijn = schuinte = ondergang = teloorgang = neergang = klem = hinderlaag = glooiing = duikeling = instorting = helling = valstrik = zwanenhals
principaal = opdrachtgever = machtgever = klant = committent = cliënt = mandant = lastgever = mandator
ruwe pleisterkalk = beraping
ban = toverspreuk = verwensing = banvloek = anathema = vervloeking = orde van advocaten = taveerne = betovering = trance
ligging = aan = situatie = elementen = belichting = stand = positie
informatiebank = databank = database
glijmiddel = smeermiddel = gel = smeerolie
klerk = commies = kantoorklerk = inktkoelie = kantoorpik = kantoorknecht = kantoorbediende
voorzien van energie = energie toevoeren
tabbaard = tabberd = herautenmantel
asbak = vuilnisbak = vuilnisemmer
onweersbui = onweer
lawinereactie = kettingreactie
kindergeneeskunde = pediatrie
ontkleden = uitpakken = uitkleden = uittrekken
Assyrië = Assyrische Rijk
implementering = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering
duizelen = suizebollen
kelen = wurgen = worgen
speelhand = kaart
afdwaling = misstand = feil = lapsus = abuis = verwarring = vergissing = wantoestand = onjuistheid = fout
handomdraai = moment = mum = flits
offeren = vernietigen = sacrifiëren = sacrificeren = opofferen
bosbedrijf = bomenteelt = bosbouwkunde = bosbouw
volder = voller
gedistilleerd = vuurwater = sterkedrank = neurie = spiritualiën = spiritualia
legaliseren = legitimeren = decriminaliseren = wettigen
aanmoediging = opwekking = excitatie = instigatie = stimulans = stimulering = aansporing = prikkel = stimulatie
romanheld = hoofdrolspeler = held = protagonist = heldin
aanknopingspunt = opstapje = kapstok = aangrijpingspunt = opstap = springplank
bloempje = blom = bloei = bloesem = bloem = bloemetje
roofzucht = rooflust
apathie = ongeïnteresseerbaarheid = indolentie = landerigheid = matheid = lamlendigheid = futloosheid = onverschilligheid = lusteloosheid
atlas = satijn
kilo-byte = kilobyte = kb = Kb
uitspitten = analyseren = bestuderen = onderzoeken
anastigmaat = aplanaat
belasting ontduiking = belastingfraude = belastingontduiking
begrotingstekort = overheidstekort = financieringstekort
meme = ik ik
leegeten = opsnoepen = vreten = uiteten
instinct = feeling = intuïtie
bezweten = zweet = transpireren = zweten
kribbenbijter = nijdas = zuurpruim = azijnpisser = galbak = nurks = kribbebijter = kniezer = sacherijn = chagrijn = netenkop
vagevuur = louteringsberg = purgatorium
doem = maledictie = vervloeking = anathema = nemesis = vloek = verderf
anesthesie = narcoseleer = verdoving = anesthesiologie
voorzitster = president = voorzitter
malentendu = misvatting = beoordelingsfout = misverstand
competitie = kamp = wedstrijd = wedijver = slag = strijd = toernooi = competitiewedstrijd = concurrentie = rivaliteit = mededinging = bevechten = concurrentiestrijd = betwisten
lat = platstuk = wandschroot = regel = richel = springlat
grondbezitter = landheer = grootgrondbezitter = grondeigenaar
zuinigheid = vrekkigheid = spaarzaamheid = karigheid
vislijn = snoer = hengelsnoer = vissnoer
presentator = omroeper
verschrikken = terroriseren
afvaren = uitvaren = afsteken
keukentje = koffiekeuken = kitchenette
verlossing = heil = afkoping = heiliging = geboorte = reiniging = bevalling = vrijlating = bevrijding = behoudenis = baring = levering = behoud = vrijkoping = redding = zaligmaking
evaporeren = verdampen = verkoken = vervliegen = vervluchtigen
tandvulling = plombeersel
krachtveld = veld
gas = gasvorm
gedragswijze = gedragingen = gedrag = houding
Arabisch cijfer = Arabische cijfers
vruchtesuiker = laevulose = vruchtensuiker = fructose
framework = skelet = kader = gestel = draagstel = geraamte = frame
volmaaktheid = perfectie = idealiteit = onfeilbaarheid
context = perspectief = omstandigheid = samenhang
uitgieten = uitstorten = reveleren = ontsluieren = onthullen = leeggieten = ontboezemen = blootleggen = openbaren
roepvogel = roervogel = lokvogel
roti = gebraad
voortzetting = vervolg = continuering = vervolging = hervatting
dooreenhalen = in de war brengen = verwarren = verbijsteren
tonsill = keelamandel
platstuk = lat = regel = richel = wandschroot
absolute helderheid = absolute grootte
bejaardenhuis = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardenoord = bejaardentehuis = verpleeginrichting = verpleeghuis = verzorgingscentrum = verpleegtehuis
afzinken = neerlaten
vlaggen = vlag = signaalvlag
probleem = kwestie = ongemak = zorg = vraag = aangelegenheid = toestand = geval = thema = belang = zaak = probleemstelling = affaire = onrust = vraagstuk = opgaaf = problematiek = last = waterpomptang
Engelse sleutel = schroefsleutel = fietssleutel = sleutel = moersleutel
kerk = viering = kerkdienst = kerkgebouw = liturgie = eredienst = dienst = godshuis
natriumcarbonaat = kristalsoda = soda
hele toon = timbre = toon = noot
gevolmachtigde = tussenpersoon = commissaris
securiteit = onderpand = pandgoed = garantie = pand = waarborg = borg
beurs = uitwisseling = geldzak = foor = zak = draagzak = buidel = aandelenbeurs = vervanging = geldbuidel = effectenbeurs = aandelenmarkt = geldtas = knip = portemonnee = substitutie = beursgebouw = beursmarkt
cognitie = weten = bagage = perceptie = wetenschap = kennis = medeweten
hinkelspel = hinkspel = hinkelen
Republiek Finland = Finland
hofstede = boerenhofstede = hofstee = hoeve = boerenbedrijf = landbouwbedrijf = boerenhofstee = boerderij
kalklicht = spotlicht
baarmoederkoek = moederkoek = placenta
gevest = heft
balletdanseres = ballerina
Callisto = Kallisto
don juan = casanova
panegyriek = laudatio = lofprijzing = laudatie = éloge = lofzang = lofrede = lof = lofspraak
zeekat = inktvis
zuur = azijnzuur = maagzuur
tapijttegel = tegel = pan = muurtegel = vloertegel
dans = dansen
kaolien = porseleinaarde
parkinson = parkinsonisme
ridder = paard
blusapparaat = brandblusser = annihilator = brandblusapparaat = extincteur = nevelblusser
overnemen = lenen = ontlenen = annexeren = aannemen = toe-eigenen = aanmatigen
randgebied = grensgebied = perimeter = kantlijn = marge = omgeving = omtrek
schijn = schijnsel = flonkering = schittering = glinstering = gelijkheid = fonkeling = masker = gloed
rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = stugheid = starheid = stijfheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid
begrijpelijkheid = verstaanbaarheid = klaarheid = duidelijkheid = helderheid
kist = grafkist = lijkkist = luchtvaartuig = doodskist = vliegmachine = vliegtuig = toestel
meedoen = participeren = deelnemen
zelfverwijt = gewetensnood = zelfbeschuldiging = gewetensangst = gewetenswroeging = wroeging = spijt = berouw = schuldbesef
luxeartikel = weeldeartikel
bang = beangstigen
schaakmat = mat = schaak
aardrijkskunde = geografie = geologie
cefalosporine = mefoxine
duivels = slecht = kwaad = boos
beginsel = grondstelling = hoofdregel = grondregel = maxime = oerprincipe = basisprincipe = grondbeginsel = motivering = ratio = principe
kromgroeien = vergroeien
tachometer = snelheidsmeter = toerenteller
huursubsidie = huurcompensatie
nationaliteitsgevoel = burgerzin = civisme = hoerapattriotisme = patriottisme = vaderlandsliefde = chauvinisme = nationalisme
harpist = harpspeler
have = roerend goed = boeltje = goed = possessie = bezit = propriëteit
terugwerken = antwoorden = reageren
building waarbij iedere flat individuele eigendom is maar de gronden gemeenschappelijk = gemeenschappelijk bestuurd gebied of eigendom = flatgebouw met koopflats
opmaken = interen = gereedmaken = aangorden = concluderen = voorbereiden = bereiden = prepareren = opdoen = afleiden = opgebruiken = opzetten = klaarmaken = besluiten
schuimrubber = polyether
aanhikken = bang zijn = schrik hebben = vrezen = opkijken = duchten = schrik hebben van = opzien
snuifje = snufje = stuk = exemplaar
long = longen
ontwijken = draaien = vervormen = wiebelen = kronkelen = spartelen = wringen = afweren = schuwen = vermijden = mijden = wriemelen = omzeilen
schanddaad = eerloosheid = zedenbederf = berucht = schandelijkheid = infamie
uitzenden = Airwave = rondstralen
gildenbroeder = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = confrater = collega
radiotoestel = afstemeenheid = receiver = tuner = afstemmer = tuner-versterker = radio
toverkunst = toverkracht = magie = goochelen = tovenarij = toverij = toveren
promiscuïteit = vermenging
dotatie = gift = schenking = gave = donatie = cadeau = geschenk
vruchtesap = fruitsap = vruchtensap = sapje
discordantie = incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = antilogie = inconsequentie = contradictie = strijdigheid = onsamenhangendheid
wetgevende macht = legislatuur
hoofdzetel = hoofdkantoor = hoofdbureau = hoofdkwartier
toevoegsel = bijvoegsel = supplement = suppletie = aanvulling
bloedlichaampje = bloedcel
kijken = loeken = beschouwen = bezien = bekijken = blikken = vinden
poppekleren = poppenkleren
verdrag = traktaat = deal = verbond = conventie = akkoord = convenant = overeenkomst = afspraak = pact
communist = communiste
kortzichtigheid = myopie = kippigheid = bijziendheid
plakken = pakken = vasthouden = klampen = blijven = klitten = klemmen = kleven
vulva = kut = muis = vagina = pruim = doos = schaamspleet = trut = schede = poes = mossel = spleet
strottehoofd = larynx = strottenhoofd
vraagtaal = opvraagtaal = querytaal = ondervraagtaal = zoektaal
elementen = aan = ligging = belichting
mouwgat = armsgat
sigarenpeukje = sigarepeukje = sigarenpeuk = sigarepeuk
specialisatie = specialisme = specialiteit
denkwijs = denktrant = denkwijze
boekarest = Boakarest = Boekarest
Eveens = avondstond = avond
grenswachter = douanebeambte = grensbewaker = douane = douanier = grenswacht
worp = nest = draagstoel = gooi
boomhagedis = basilisk
optometrist = oogarts = oogheelkundige = oculist = oftalmoloog
me = Maine = mij
jonkheer = aristocraat = jonker = landjonker = edelman
toetreden = verenigen = aansluiten
werver = ronselaar
eetbare vetten = spijsvet
tableau = toneeltje = schouwspel = toneel = kijkspel = tafereel
tarwemeel = tarwebloem
zenuwvezel = uitloper
nazaat = afstammeling = nakomeling = descendent = zoon = telg
supermarkt = supermarktketen
kasregister = kassa
zomp = drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = broek = dras = moeras
plons = plomp = plens = plemp
aftrek = remissie = franchise = discount = rabat = aftrekking = vermindering = reductie = omzetpremie
veganistisch = vegetariër = veganiste
zaailing = kiemplant = kiemplantje = poteling
halen = behalen = winnen = volbrengen = komen = verwerven = realiseren = boeken = bereiken
doorgeefluik = luik = luikje
vleet = drijfnet = haringvleet = haringnet
kolenschip = koolmijnwerker = koolschip
hoerenwaard = bordeelhouder = bordeelhoudster
zeehoofd = steiger = zeedijk = paalhoofd = zeewering = golfbreker = pier = havendam = zeebreker = landhoofd = breekwater = krib
huursoldaat = huurling
pijnwoud = dennenbos
moerasgebied = drasland = broekland = donk = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = broek = zomp = dras = moeras
bestraffing = boetedoening = afstraffing = repressie = straf
eerbiedwaardigheid = digniteit = zelfrespect = waardigheid
metafoor = vergelijking = beeldspraak
sphynx = Sfinx
verslappen = afzwakken = oplossen = doorzakken = verweken = tanen = ontspannen = verflauwen = verwijven = verwelken = doorhangen = kwijnen = verzwakken = verzachten = verbleken
vertaling = brievenbus = vertaalwerk
muziekschrift = notenschrift
rondslenteren = flaneren = slenteren = wandelen = voortslenteren = kuieren
eierdooier = dooier = geel = eigeel
inbinden = binden = boekbinden
microbe = insect = micro-organisme = zaadkiem = beestje
pickles = augurk
plundering = plunderen = roofbuit = beroving = vrijbuiterij = spoliatie = rooftocht = buit
franciscaner = franciscaans
gewoon = normaal = park
rookgat = schoorsteengat
hoogtijdagen = bloeitijd = bloeiperiode
juni = rozenmaand = zomermaand
ontmoeten = aantreffen = ervaren = samenkomen = confronteren = beroeren = toucheren = gevoelen = afspreken = ondervinden = tegenkomen = gewaarworden = snijden = raken = beleven = kruisen = aanraken = treffen = vinden
volksoverlevering = legende = overlevering
degenereren = verslechteren = maken = verarmen
afreagering = afreactie = catharsis
verworpene = paria = verschoppeling = verstotene = outcast = drop-out = verworpeling
blij = stift = interlinie = dieplood
schelling = zesstuiverstuk
scheermesje = mesje = veiligheidsscheermesje
bedotten = bedriegen = in verwarring brengen = mystificeren = verwarren = inlappen = beetnemen = begoochelen = misleiden = foppen
mengproduct = mixage = mixture = mengsel = mix
binnenschipper = schipper = schippersvrouw
darmperistaltiek = peristaltiek
opstoken = ophitsen = opruien = aanhitsen = aanzetten = opzetten = losmaken = warmlopen = aanstoken
teil = tobbe = badkuip = bad = wastobbe = wasteil
fiedel = vedel = viool
ruggestreng = ruggegraat = wervelkolom = ruggengraat
opsporingswerk = exploratie = speurwerk
klavecimbel = clavecimbel
trapgans = trap
agentschap = agentuur
juslepel = opscheplepel = soeplepel = sauslepel
pech = malheur = onheil = ongeluk = rampspoed = tegenspoed = tegenslag = kanker = kwaad = wanbof = euvel
bedstede = nest = bed = sponde = ledikant = legerstede
sterrenkaart = hemelkaart
plaatsbewijs = plaatsbiljet = plaatskaart
een fout maken = vergissing = in de fout gaan = zich vergissen = vergissen = dwalen = maken = fout
wetboek = code = codificatie
cementspecie = specie = cement = mortel
restant = overschot = rest = resten = overblijfsel = restje = tamp
kakkerij = diarree = buikloop = afgang
geweeklaag = verzuchting = gejammer = jammerklacht = weeklagen = weeklacht = gekerm
Hoge Porte = Sublieme Porte
martelgang = lijdensweg
uitlaatgas = benzinedamp = uitlaatgassen
bijnaam = naam = pseudoniem = alias = schuilnaam
hersenschudding = veroorzaken
schilferen = bladderen = verschilferen = afbladderen = afschilferen
vervaldag = valutadag = valutadatum = vervaldatum
olieleiding = oliepijpleiding
karmeliet = karmelietes
gedragscode = manieren = omgangsvorm = vormen = erecode = code = omgangsvormen = manier = vorm
opduwen = omhoogduwen = opschuiven
accentuatie = accentuering
drankzuchtige = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
argwaan = wantrouwen = achterdocht = suspicie = verdenking = argwaan koesteren
voogd = verdediger = toezichthouder = opziener = beschermheer = wachter = tutor = voogdes = beschermer = behoeder = bewaker
lokspijs = voer = lokaas = lokmiddel = aas
keizersnede = hysterotomie = sectio caesarea = c-sectie = sectio
abbreviatuur = verkorting = breviatuur = afkorting = abbreviatie = afko
lievelingskind = oogappel
thuisblijven = thuiszitten
idee = inval = denkbeeld = bedenking = gedachteflits = gedachte = plan = voornemen = bestek = ontwerp = bedoeling = schepping = geestesproduct = begrip = aha-erlebnis = geesteskind = ingeving
prosperiteit = welvarendheid = welstand = voorspoed = welvaren
Volksrepubliek Donetsk = toegift
spoeden = reppen = ijlen = racen = snellen = vliegen
zaligmaking = afkoping = heil = heiliging = reiniging = behoudenis = behoud = vrijkoping = redding = verlossing
gefeliciteerd = loftuiting = proficiat = roem = krediet = lof = felicitatie = gelukwens
eetlepel = opscheplepel = soeplepel
dagbloem = ochtendglorie
vrijdag = vr
dwang = compulsie = pressie = drang = coërcitie
humoristisch = komisch
toerisme = toeristenindustrie
eierplant = aubergine = eiervrucht
bioscoopvoorstelling = film = filmvoorstelling
sekwel = restverschijnsel
spelden = opspelden = vastprikken
dop = sluitdop = vervangingsinkomen = stempelgeld = derby = garibaldihoed = bolhoed = ontstekingsmechanisme = pothoed = afsluitdop = detonator = ontsteker = slaghoedje = steun = garibaldi = uitkering
terreinverheffing = hoogte
geriefelijk = aangenaam
miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming
stuw = barrage = keerdam = stuwdam = schut
staatsdienaar = overheidsdienaar = ambtenaar = officier = magistraat
spulletjes = bullen = spullen = parafernalia = toebehoren = onderdelen = spul
mistlamp = mistachterlicht = mistlicht
confligeren = met = conflicteren
C-majeur = C-groot
holding = holdingcompany = houdstermaatschappij = participatiemaatschappij
letter = grafeem = letterkast = koffer = karakter = teken = letterbak
staalkaart = keuring = steekproef = aanstellingskeuring
redetwisten = ingaan = aanvallen = discussiëren = bestrijden = overhoopliggen = parlementeren = discuteren = bekvechten = kiften = disputeren = redekavelen = twisten = betwisten = ruziën = bomen
toediening = administratie
raadplegen = consulteren
omroepland = net = omroep = omroepwereld
marinier = USMC
deskundigheid = deskundologie = expertise
ontogenie = groei = wasdom = ontwikkelingsfysiologie = ontwikkeling = rijping = ontogenese
parhelium = bijzon
windbreker = windjak = windjekker = windjack
aanmoedigen = stimuleren = animeren = juichen = aansporen = toejuichen = aanzetten = proveceren = opvrolijken
uitvaartcentrum = begrafenisonderneming = rouwcentrum = lijkenhuis = mortuarium
adverteren = annonceren = promoten = promoveren = aankondigen = pushen
rondleiding = reis = toer = excursie = rondgang
anemie = bloedarmoede = chlorose = bleekzucht
vamp = fatale vrouw = brutale meid = verleidster = femme fatale
heilsoldate = soldate = soldaat = heilsoldaat
golftop = golfkam = kam
vorm geven = verpersoonlijken = representeren = belichamen
rebel = oproerling = vrijheidsstrijder = verzetsstrijder = opstandeling
smetstof = computervirus = virus
achteloosheid = nalatigheid = verwaarlozing
aanlenging = versnijding = vervalsing
includeren = behelzen = omvatten = herbergen = insluiten
dienstplicht = militaire dienst
huiveren = stuipen
eigenkapitaal = vermogen
spraakkunstboek = spraakkunst = grammaire = grammatica
platheid = obsceniteit = schunnigheid = smerigheid = ontuchtigheid = vulgariteit
kalief = imam
rouwkrans = bloemenkrans = wrong = bloemkrans = krans = kroon = grafkrans
alligatie = legering = alliage = metaallegering
inrichten = toebereiden
raid = invasie
kwantiteit = hoeveelheid
halm = stro = spier
encyclopedie = vraagbaak = zaakwoordenboek
verwerken = rekening houden = gebruiken = pakken = verdisconteren = bewerken = benutten = bezigen = nemen = verteren = toepassen = utiliseren = aanwenden = hanteren
de vorm aannemen = vorderen = vooruitgaan = vooruitkomen
reuzel = smout
magistraat = staatsdienaar = officier = overheidsdienaar = ambtenaar
wantrouwen = achterdocht = suspicie = verdenking = argwaan = argwaan koesteren
hoofdbureau = hoofdkantoor = hoofdzetel = hoofdkwartier
testapparaat = spanningzoeker
waardeleer = axiologie
daglicht = zonlicht = zon = zonnetje = zonneschijn = zonnelicht
scheepvaartmaatschappij = rederij
stoker = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper
worteltje = wortel
gezond oordeel = beoordeling = afweging = evaluatie = inschatting = nabeschouwing
haarstreng = wrong = tres = haarvlecht = haarlok = toet = vlecht = haarwrong
vluchtregistrator = black box = zwarte doos = vluchtcomputer = registratiecomputer = vluchtrecorder
geomorfologie = morfologie
binomium = tweeterm
Nederlands = Hollands
toekomstvoorspeller = waarzegster = waarzegger = wichelaarster = wichelaar = kaartlegger = voorspeller = kaartlegster = koffiedikkijker
Hizkia = Jechizkia
zwaveldioxyde = zwaveldioxide = zwaveldamp
bijschrijving = insertie
oxiden = oxide = zuurstofverbinding = oxyde
gespreksgroep = praatgroep
schink = achterham = hesp = ham
aldehyde = alkanal = acetaldehyde
drukfout = drukfeil = erratum = typefout = misstelling
hoededoos = hoedendoos
spitsboog = puntboog
snijding = kruispunt = wegkruising = aansluiting = knooppunt = kruising
zichtbaar bloeiende planten = zaadplant = fanerogaam
tasje = tas = handtas
bezien = beschouwen = begrijpen = aanschouwen = bekijken = kijken = vinden
confrère = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = ambtsbroeder = ambtgenoot = confrater = collega = gildenbroeder
kniebuiging = knieval
moordenaar = vereffenaar = sluipmoordenaar = moord = oudste beroep ter wereld = huurmoordenaar = doodslag = liquidator = doder
veiligheid = veiligheidspal = zekerheid
knijper = klavier = hand = fik = klavieren = klauwen = tengels = vlerken = wasspeld = klauw = poot = pen = fikken = kluif = pin = wasknijper
modemagazijn = boetiek = kledingzaak = winkel = kledingmagazijn = confectiezaak = modezaak
inlossen = verlossen = nakomen = aflossen = vervullen = voldoende = omzetten = bevredigen
volksreferendum = referendum = volksraadpleging = plesbisciet = plebisciet = volksstemming
hagiotherapie = gebedsgenezing = handoplegging
behangpapier = behangselpapier = behangsel = behang
spelbreker = spelbederver
havenstad = havenplaats
stopplaats = opstap = halte
broodkruimel = kruim = kruimel = broodkruim = morzel
ambiëren = nastreven = streven
schriftgeleerde = wetgeleerde = moella
wording = aanvang = begin = wordingsproces = ontstaan = geboorte = genese
titaan = gigant = reus = titanium
mercantilisme = zakengeest = handelsgeest = koopmansgeest
kantoorpik = klerk = commies = kantoorbediende
ontslag = relevatie = vrijdom = dispensatie = vrijheid = ontheffing = decharge = vrijstelling = uitstoot
rozentuin = rosarium
zombie = griezel = engerd
stromen = vloeien = lopen
fermenteren = gisten = stoken = werken
zelfhelp = zelfhulp
casco = vliegtuigromp = romp
mutageen = mutagene stof
inhalen = renoveren = opvangen = recipiëren = overschijden = voorbijlopen = overstromen = ontvangen = verwelkomen = moderniseren = onthalen
schorpioen = Schorpioen
mexicaans = Mexicaan = Mexixaan = Mexicaanse
ziektegeld = ziekengeld
Jehovah's Getuigen = koffiepoeder
lakverf = lak
huzarenmuts = beremuts = kolbak = berenmuts
expeditie = onderzoekingstocht
zegetocht = triomftocht
worstenbroodje = saucijzenbroodje = saucijzebroodje = worstebroodje
Damaceen = Damecener
schuilnaam = deknaam = bijnaam = anonymus = nom de plume = pseudoniem = alias
dutje = slaapje = doezel = sluimering = siësta = hazenslaapje = een dutje doen = tukje
stabiliseren = bestendigen = consolideren = blijven
kateterizeren = katheteriseren
koeiehuid = koeienhuid
psychiatrie = psychopathologie
ophalen = een webpagina herladen
U-boot = duikboot = onderzeeboot = onderzeeër
ijsregen = smeltende sneeuw = ijzel
landzij = landzij(de) = landzijde
afvalput = beerput = rioolput = kiepelton = kolk
generaliseren = veralgemenen = veralgemeniseren = extrapoleren
uitgewekene = ontheemde = vluchteling
lavas = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht
semester = halfjaar
schoolmeisje = bakvis
elf = gekkengetal = xi = geest = fee = kabouter
inbraakbeveiliging = beveiligingsapparatuur
eerzucht = aspiraties = ambitie = aspiratie = streven
induratie = sclerose = verharding
ophouder = kousophouder = jarretelle = jarretel = sokophouder = beugel = jarretel(le)
front = slagveld = voorzijde = arena = frontlinie = strijdperk = veld = voorkant = frontlijn
hardvochtigheid = scherpte
cortisol = hydrocortison
teevee = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast
aardbol = aardkloot = ondermaanse = aarde = globe = wereld = wereldbol = Aarde = aardrijk = aardglobe
banjeren = afstappen = stappen = stiefelen
scheidswand = tussenwand
skate-board = skateboard = rolschaatsplank
wijf = mokkel = gleufdier = mens = gleuf = wijfie = vrouwspersoon = vrouwmens
vena = ader = bloedader
meeslepen = sjouwen = meesleuren = torsen = voorttrekken = meezeulen = zeulen = slepen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen = rondsjouwen = trekken
moerbes = moerbei
dossier = boekband = bindsel
Baud = baud
Ålborg = Aalborg
tussenwerpen = tussenkomen
plooiwesp = wesp
kapoets = pots = ka(r)poets = kapoetsmuts
appelsienlimonade = sinaasappellimonade = appelsiensap met spa bruis = ranja = orangeade
cassettebandje = band = audiocassette = magneetband = tape = geluidsband = bandje = geluidscassette = cassetteband
body-builder = bodybuilder
lokaaltje = omnibus = boemeltrein = lokaaltrein = schoollokaal = klaslokaal = lokaal = klassenlokaal = klas = stoptrein = boemeltje = leslokaal
kankerverwekkend = carcinogeen
registratiebewijs = intake = register = registratie
oplettendheid = aandachtigheid = attentie = concentratie = aandacht = opmerkzaamheid = applicatie = alertheid = acht = inzet = overgave = toewijding = ijver
binnendringer = indringer
alibi = zelfrechtvaardiging = flous = excuus
sneeuwstorm = blizzard = sneeuwbui
Joachim = Jochem
hinterland = achterland = uithoek = platteland = binnenland
weerbarstigheid = weerstand = weerspannigheid = eigenzinnigheid
junk food = junkfood
colon = karteldarm = dikke darm
dina = dyne
jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeeman = zeevaarder = janmaat = maat = matroos
paardesprong = paardensprong = sprong = springen
wagenvracht = karrevracht = karrenvracht
grootsheid = grandeur = eergevoel = fierheid = praal = pracht = glans = heerlijkheid = luister = majesteit = schittering = trots
aanbieden = presenteren = lenen = brengen = bieden = offreren
meeuw = dwaas = sul = lobbes = sukkel = goedzak = idioot = achterlijke
Izaak = Izaäk
aula = auditorium = zaal = gehoorzaal
milderen = kalmeren = verlichten = verzachten
scheepsruim = hol = laadruim = ruim
propaganda = propagandamateriaal
gladheid = gladdigheid = slibberigheid
dubbel = double = stand-in
nuttigen = verbruiken = eten = maaltijden = tafelen = consumeren = nassen = bikken
aftreden = afname = verstoten = terugtreden = afstand doen = weigeren = afneming = verlaging = daling = abdiceren = vermindering = reductie = mindering = abdiqueren = afwijzen
tiener = adolescent = jongeling = puber = teenager = jongvolwassene
toneeluitvoering = toneelvoorstelling = opvoering = toneelopvoering
kuren = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bevlieging = caprice = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim
kegelvormig = conisch = kegelsnede
hevigheid = intensiteit = heftigheid = woestheid = felheid
mannen = herentoilet
onbetrouwbaarheid = wispelturigheid = onstandvastigheid = onevenwichtigheid
paroxisme = hevige aanval
lacetwerk = kantwerk
uitvaren = opspelen = uitpakken = uitvallen = uithalen = afsteken = fulmineren = uitvliegen = afvaren = uitschieten
stedebouw = stadsplanning = stedenbouw
roestbruin = roest
deeltjesfysica = microfysica
veehouderij = veeteelt = ranch = farm = veefokkerij = landgoed = rancho
betrekkelijkheid = relativiteit
schandaalblad = boulevardblad = sensatieblad = roddelkrant = roddelblad = tabloid = boulevardkrant = sensatiekrant
zender = zendpost = emitter = transmitter = televisiezender = TV-zender = kanaal = station = zendstation
hofstee = boerenhofstede = hoeve = boerenbedrijf = landbouwbedrijf = hofstede = boerenhofstee = boerderij
avenue = weg = laan = allee = lei = boulevard
zuivelfabriek = melkfabriek = melkboer
appeldrank = appelbrandewijn
wissen = wegwissen = vegen = poetsen
Sint-Pieter = Sint-Pieterskerk
legercommandant = bevelhebber = commandant = overste = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = commandante = legeraanvoerder = bevelvoerder
zuurdeeg = zuurdesem = desem
Eden = paradijs
masseuse = masseur
interimregering = interim-regering = interregnum = tussenregering
handdruk = poot = hand
liedje = nummer = zang = lied
vuistbijl = Kelt
aanrecht = toonbank = counter
verzamelbekken = stroomgebied
ondraaglijkheid = ruwheid = ontbering = ellende
toxine = giftige stof
ontvreemding = verdonkeremaning = malversatie = verduistering
mutileren = verminken = verscheuren
Straßburg = Straatsburg
muggengordijn = muggennet = klamboe
stroomgebied = neerslaggebied = bekken = verzamelbekken = afwateringsgebied = bassin
zuiveraar = waterzuiveringsinstallatie = drinkwatersysteem = filterinstallatie
robbedoes = wildebras = wilde
striptekenares = striptekenaar
relevantie = belang = belangrijkheid
worsteling = gevecht = kamp = slag = duel = tweekamp = treffen = tweegevecht
status-quo = status quo
romaniseren = transcriberen
prikken = kriebelen = steken = prikkelen = priemen
partizaan = guerrilla = vrijheidsstrijder = guerrillastrijder
supplicatie = gebed = bede = smeekbede = voorbede = pleidooi
reduplicatie = verdubbeling = herhaling
pointe = tendens = strekking = onthulling = afloop = teneur = inslag = ontknoping = clou = tendentie
veroorzaker = bewerker = motief = aanleiding = beweeggrond = oorzaak = reden = beweegreden
sleutelfiguur = spil = middelpunt
mausoleum = praalgraf
ontkomen = ontsnappen = ontlopen
grondsop = dik = droesem = wijndrab = depot = drab = wijndroesem = droes = moer
verstandsmens = positivist = rationalist
pietje = kanarie = luis = kanariepietje = piet = kanariepiet
goedkeuring = eendracht = uniformiteit = instemming = eensgezindheid = conformiteit = akkoord = eenstemmigheid = harmonie = overeenstemming = jawoord = goedvinden = concordantie = overeenkomst = fiat = zegen = agreatie
boekvink = vink
productievermindering = produktievermindering = afremmen
Republiek Ierland = Eire
treinverbinding = lijn = aansluiting = verbinding = spoorverbinding
wijkplaats = onderdak = schuilplaats = haven = vluchtplaats = vluchtoord = heiligdom = schoot = toevluchtsoord
voyeur = pottekijker = gluurder = pottenkijker
stemmen = kiezen = afstemmen
aanvullend = complementair = complementaire kleuren
baronesse = vrijheer = barones = baron
vrijgevig = gulheid = grootmoedigheid
archeologie = oudheidkunde = paleologie
zwangerschap = zwangerschapstijd = drachttijd
ontroering = gemoedsbeweging = emotie
laudatie = laudatio = lofprijzing = éloge = panegyriek = lofzang = lofrede = lofspraak
opknappen = opkikkeren
kroezen = friseren = onduleren = unduleren = opkrullen = krullen
weggaan = eclipseren = wijken = verzwinden = verdwijnen
bouwen = timmeren = vertrouwen = pand = bouwwerk = perceel = geloven = steunen = constructie = verlaten = leunen = rekenen = huis = rekenen op = bouw = gebouw
abiogenese = abiogenesis = zelfwording = autogenese
hydrofobie = watervrees
constatering = vaststelling
beeldafstand = brandpuntsafstand
metaalschaar = draadschaar
klaar om aan te vallen = offensief
programmeur = codeur = ontwikkelaar
polyhistor = betweter = veelweter
afzondering = isolement = teruggetrokkenheid = eenzaamheid = privacy = isolering = isolatie = afgrendeling
weideboer = veeboer = veehouder
beurskrach = knal = beurscrash = crash
loodacetaat = loodsuiker
smaak = nasmaak = smaakstof = bijsmaak = smaakje = het proeven = smaakzin
aankloten = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = otteren = pielen = prutsen = klooien = wurmen
grondbeginsel = grondstelling = hoofdregel = grondregel = maxime = oerprincipe = basisprincipe = beginsel = principe
zelfontwikkeling = zelfonderricht = zelfstudie
sijpelen = doorsijpelen
kindertijd = jeugd = jeugdjaren
anathema = verwensing = ban = banvloek = vervloeking = nemesis = vloek = maledictie = doem = verderf
steendrukken = lithograferen
dressuur = dressuursport
stonde = h = tijd = ure = uur = poosje = moment = ogenblik = tijdstip = tel
ontsmettend middel = desinfecteermiddel = ontsmettingsmiddel = antisepticum
contusie = kneuswond = bloeding = kneuzing
tweekamp = gevecht = kamp = slag = worsteling = duel = treffen = tweegevecht
overbrengen = voeren = overzetten = doorgeven = communiceren
luchtspiegeling = zeepbel = utopie = gezichtsbedrog = dagdromen = dagdroom = luchtkasteel = illusie = fata morgana
lastbrief = mandaat = resolutie = bevelschrift = decreet = orde = beschikking
huisraad = boedel = meubilering = inboedel = inventaris = meubilair
auto = automobiel = wagen = kar
etymon = stamwoord = basiswoord = grondwoord
scheepvaart = vaart = navigatie
patriciër = aristocraat
werkloosheid = werkeloosheid
weesmeisje = weesjongen = wees = weeskind
kleinkrijgen = knechten = bedwingen = onderwerpen
mores = formule = conventie = formaliteit = regel
demo = demonstratie
knolselder = knolselderie = raapselderij = raapselderie = knolselderij
niemendalletje = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen = hebbeding
naambord = naambordje = naamplaatje = naamplaat
bedrogene = slachtoffer
homepage = thuispagina = Startpagina
knellen = nijpen = spannen = beklemmen = vreten = beknellen = benauwen = knagen = wringen = drukken
dansen = dans
voornemen = intentie = beslistheid = vastberadenheid = plan = idee = inzicht = bestek = ontwerp = bedoeling = opzet = zin
dodenakker = dodenstad = begraafplaats = godsakker = kerkhof
zelfgenoegzaamheid = ijdelheid = hovaardij = zelfingenomenheid = welbehagen = eigendunk = hooghartigheid = arrogantie = hoogmoed = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = zelftevredenheid = zelfvoldaanheid = verbeelding
steekvlam = soldeerlamp = fakkel
vorser = onderzoeker
landbouwoverschot = overmaat = oververzadiging
modegril = epidemie = gril = rage
repetitieles = herhalingsles
banketbakkerij = snoepwinkel
indexatie = indexering = prijscompensatie
pallet = toonladder
koffiekrans = dameskransje = theekransje = kransje = koffiekransje
kwartaal = hielstuk
achterafstraatje = slop = doorgang = steeg = gang = achterafstraat
ontuchtigheid = schunnigheid = hoererij = smerigheid = liederlijkheid = ontucht = vulgariteit = platheid = onzedelijkheid = bandeloosheid = zedeloosheid = onkuisheid = obsceniteit
weswege = weshalve = reden = waarom = waarvoor = drijfveer
uitmonden = leiden = uitpakken = uitvallen = uitdraaien = uitstromen = vallen = bekomen = uitlopen = resulteren
rekenkunst = aritmetica = rekenkunde = rekenen
achtergeplaatst voorzetsel = achterzetsel
moergrond = veen = veenmoeras = turfveen = oer = moer = veengrond
treksel = extract = aftreksel
kettingreactie = lawinereactie
verkleumen = blauwbekken = koukleumen = vernikkelen = kleumen
gaspedaal = katalysator = promotor
pakhuismeester = neringdoende = middenstander = wederverkoper = winkelier = detaillist
genitief = genitivus
gilde = club = ambachtslui = vereniging = sociëteit = stiel = vaklui = samenleving = gezelschap = ambacht = stielmannen = orde = toestel = handel
gieterij = metaalfabriek
vaarwater = vaarweg = waterweg
kwartjesvinder = nepper = oplichter = flessentrekker
emolumenten = neveninkomsten = bijverdienste
mondorgel = mondharmonika = harmonica = mondharmonica
kweker = hovenier = plantenkweker = tuinder = tuinman = bloemkweker = tuinier = boomkweker
ratelabeel = klaterpeppel = trilpopulier = ratelpopulier = esp = ratelaar
verzinnen = ontwerpen = uitdenken = uitstippelen = bedenken = concipiëren = plannen = vinden
mandarijnenboom = mandarijn = Mandarijns
tiet = memmen = vrouwenborst = tepel = mem = pram = tet = speen = borst
koerswijziging = koersverandering
lucifersdoosje = luciferdoosje
Jechizkia = Hizkia
kwakkelen = tobben = sukkelen
werkezel = sjouwer = ploeteraar = zwoeger = sappelaar
collageen = lijmstof
keukengarnituur = kookgerei = keukengerei = keukengereedschap
zangspel = musical = muzikaal = operette
voorlichting = advies = advocaat = briefing = raadsman
tik = klets = pets = pats = tikje = mep
sexe = seks = geslacht = geslachtsgemeenschap
pieken = uitstaan = uitspringen = springen = uitsteken
vangst = struikelblok = opvangen = valstrik
kelk = bloemkelk = miskelk
hoofdakte = onderwijzersakte = lesbevoegdheid = onderwijsbevoegdheid
dissociatie = ontbinding = scheiding
knabbeltje = snack = versnapering = hap = hapje = tussendoortje
inschrijven = rekruteren = aanmelden = lichten = aanwerven = opgeven
aarzelen = weifelen = treuzelen = schromen = twijfelen = talmen = dralen
rara avis = curiositeit = curiosum = zeldzaamheid = rariteit
reetkever = gay = homoseksuele = homo = homofiel = Utrechtenaar = bruinwerker = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = mietje = poot = nicht = holtor
cordialiteit = hartelijkheid = gemoedelijkheid
flegmasie = kraambeen
bekoren = verleiden = vangen = veroveren = versieren = boeien
koolzaad = raapzaad
door mekaar mengen = verwarren
verjaardagscadeau = verjaarsgeschenk = verjaarscadeau
slangengif = slangegif = gif = gal
piepschuim = polystyreen = schuimplastic = tempex
gezondmaking = sanering
Quartair = Kwartair
hertenleer = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck
geldafpersing = afpersing = knevelarij = chantage
brokstukken = brok = fragment = brokstuk = allegaartje = mengelmoes = mikmak
motoriek = voortbeweging
luchtacrobatiek = vliegkunst = stuntvliegen
pruimensap = pruimesap
tantaal = tantalium
snot = snotaap = neusvocht
laederen = vergrijpen = pakken = benadelen = duperen = schaden
heitoestel = hei = heikraan
regenworm = aardworm = pier
bed op wieltjes = rolwieltje
dubbelhartigheid = valsheid
kater = teleurstelling = deceptie
vijg = vijgeboom = vijgenboom
wegmoffelen = doofpotaffaire
veinzen = fingeren = simuleren = voorwenden = voorgeven
twaalftalligstelsel = twaalfde
doema = Doema
onderbewustzijn = onderbewuste
indispositie = aandoening = klacht = grieven = kwaal = beklag = affectie
kiekeboe = BoPeep = Kiekeboe
penwortel = pijlwortel = stamwortel
duivelse streek = kattekwaad = baldadigheid
draagstoel = nest = worp
pentagonaal = vijfhoekig
turbine = straalmotor
onderwerping = verovering = onderschikking = submissie
etsvocht = etswater
muide = riviermonding = riviermond = uitmonding = uitloop = mond = monding
ecliptica = schijnbaar
wisselspoor = rangeerspoor = raccordement = rangeerlijn
schroefsleutel = fietssleutel = Engelse sleutel = sleutel = moersleutel
opwinding = opgewondenheid = plezier = commotie = verwarring = spanning = ongerustheid = opvrolijking = agitatie = opschudding
lasapparaat = lasser
droombeeld = ideaal = wensdroom = visioen = droom = geestesverschijning = ideaalbeeld
wasdraad = waslijn
archeologisch = oudheidkundig
nitrieten = nitriet
blikje = taartvorm = blik = bakvorm
botanicus = plantenkenner
gereutel = gerammel
lijstwerk = latwerk = traliewerk = vakwerk
Zuidoost-Azië = Zuid-Oost Azië
kittelaar = knopje = clitoris
excitatie = stimulering = aansporing = aanmoediging = stimulatie
benadrukking = nadruk = accent = klemtoon = beklemtoning
Pashtu = afghani = Pashto = Pasjtoe
afrit = toegangsweg = oprit = invoegstrook
Japans = Japanse
erfdeel = erfgoed = nalatenschap = erfenis
pietjesneuker = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
benzedrine = amfetamine = wekamine
couplet = vers
commissielid = bestuurslid
meetlood = richtlood = lood = schietlood
geschiedschrijving = historiografie
omroeporganisatie = omroepvereniging = omroep = radio-omroep = televisieomroep
weerzinwekkende vuiligheid = smerigheid
versnellingsmachine = cyclotron = elektronenversneller = deeltjesversneller = versneller
kaaskop = Hollander = Nederlander
bedrijfspsychologie = arbeidspsychologie
black jack = blackjack = eenentwintigen
grimeersel = grime = schmink = maquillage
bierviltje = onderzetter
flaneren = rondslenteren = slenteren = wandelen = voortslenteren = kuieren
windkracht = windenergie = windsterkte
transportband = sorteerband = loopband = lopende band
opvouwbaar = inklapbaar = demontabel
sterven = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = krioelen = vergaan = verrekken = insluimeren = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = stikken = wemelen = expireren = doodgaan = ontslapen
apostaseren = deserteren = drossen = afvallen = overlopen
omduwen = omgooien = omknikkeren = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen
elrits = ondermaatse vis = witvis = voorn
in acht nemen = aanhangen = overwegen = zich houden aan = trouw blijven aan
springplank = opstapje = aangrijpingspunt = opstap = tremplin = veerplank = kapstok = aanknopingspunt
tewerkgestelde = werknemer = loontrekker = bediende = arbeider = arbeidskracht = personeelslid = kracht
ankerplaats = aanlegplaats = ligplaats = rede
trekken = reis = gelijken = meesleuren = voorttrekken = lijken op = reizen = meeslepen = neigen = fotograferen = slepen = kieken = kromtrekken = ruk = aantrekken = flitsen = aarden = lijken
slow motion = slow-motion
bezigen = gebruiken = pakken = benutten = nemen = toepassen = verwerken = utiliseren = aanwenden = hanteren
Belgisch = Belg
afkluiven = kluiven = knagen
tussenpersoon = gevolmachtigde = aanspreekpunt = manager = trait-d'union = contactpersoon = intermedium = intermediair = makelaar = bemiddelaar = agent = onderhandelaar = contact = mediateur = middelaar
weerstoestand = weersomstandigheden = weer = weder = weersomstandigheid = weersgesteldheid
dulden = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = doorstaan = dragen = harden = velen = verduren = verdragen
synthese = aperçu = samensmelting = samengroeien = resumé = coalitie = samenvatting = resumptie
beker = bak = mok = kop = tas
negligé = omslag = verpakking
paardendeken = paardedeken
grove schoen = kistje = stapper
verdoemenis = hel = eeuwige = verdomme = verderf
cliché = drukplaat = gemeenplaats = sjablone = graveerkunst = sjabloon = open deur = platitude = algemeenheid = banaliteit
opperbestuur = hoofdbestuur = raad van bestuur = directorium = bestuurscollege = directoraat = directie = bestuurslichaam = bedrijfsleiding
rekenvaardigheid = mathematica = wiskunde = mathesis
moderniseren = renoveren = inhalen
kleding = kleren = goed = kledij
plooi = soufflé = rimpel = vouw = kreukel = huidplooi
weglopen = ontvluchten = vlieden = spankeren = ontsnappen = vluchten = wegvluchten = knijpen
ronde = toer = revolutie = draaiing = omloop = criterium = rondje = wielerkoers = wielerwedstrijd = wielerronde
jenevermoed = dronkemansmoed
autobus = dubbeldekker = omnibus = bus = klein busje = busbar
schap = hoedenplank = hoedeplank = plank
megahertz = mHz = MHz
voorrede = proloog = voorbericht = voorwoord
vlinderpop = pop
accres = stijging = aanwas = vermeerdering = increment = toename
confectie-atelier = naaiatelier
bidsnoer = paternoster = rozenkrans
antoniem = tegenovergestelde = tegengestelde = tegendeel
religieus = devoot = monnik = pieus = kloosterling = zuster = godzalig = godsvruchtig = godvrezend = cenobiet = vroom = godsdienstig = religieuze = gelovig
rechtspositie = rechtstoestand
clochard = schooier = landloper = zwerver = zwerfkat = vagebond = dakloze = hobo = tramp = vagant
bruinbrood = boerenbruin = kropbrood
competitiewedstrijd = kamp = wedstrijd = slag = competitie = strijd = bevechten = betwisten
bemerken = gewaarworden = opmerken = ontwaren = merken = kennen = bekennen = waarnemen = weten
zeehaven = haven
detectiveverhaal = whodunit
oogwimper = wimper = pinkhaar = ooghaar
gemeenschappelijk bestuurd gebied of eigendom = building waarbij iedere flat individuele eigendom is maar de gronden gemeenschappelijk = flatgebouw met koopflats
alarminrichting = alarminstallatie = alarm = melder
ratificeren = bekrachtigen = ondertekenen
flikkeren = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = knikkeren = werpen = jenzen = lazeren = kegelen = plompen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen
Eurodollar = eurodollar
lijzij = lij = lijzijde
zonnebloempit = zonnepit
wagenmaker = carrosseriebouwer
zwelgen = opschrokken = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = wentelen = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen
horizont = horizon = skyline
alopecie = haaruitval
aanbeeld = aambeeld
levenskracht = sappigheid = vitaliteit = levendigheid = levensbeginsel
ontmoediger = ontmoediging
beestje = nietsnut = insect = microbe = zaadkiem = insekt
katheter = catheter
opvolger = ambtsopvolger = troonopvolger = telg
kunstwerk = object = artwork = kunstproduct = kunstvoorwerp = kunst = kunstuiting
ragoût = ragout
slurfdieren = slurfdier
Sami = Saami = Saamen
wielklem = fietsklem = fietsenrek = parkeerklem
welsprekendheid = retorica = spreekvaardigheid = welbespraaktheid = eloquentie = voordrachtkunst = elocutie
rijstbuik = buikje = buik = hangbuik = pens = embonpoint
richtingscoëfficient = helling = schoot = steilte = glooiing
rassenonlusten = rassenrelletjes
overleggen = bepraten = bespreken
leider = stamhoofd = meester = ouwe = baas = bestuurder = meesteres = chef = hoofd = directeur = dorpshoofd = chief = rector = opperhoofd
Sranan = Surinaams = Negerengels = Suriname
inkoper = aankoper = koper = afnemer
slachtmaand = nevelmaand = november
clavicula = sleutelbeen
showbusiness = amusementsindustrie = amusementswereld = amusementsbedrijf = showbizz
indenken = raden = inbeelden = nagaan = veronderstellen = verbeelden = imagineren = overwegen = fantaseren = voorstellen = speculeren
taalschat = woordenschat
deegwaren = pasta = noedels
afkondigen = uitroepen = proclameren
vastbinden = verbinden = aanbinden = binden = knevelen = aanhechten
trektang = nijper = pincet = splintertangetje = nageltang = knijptang = nijptang = tang = spijkertang
bruggehoofd = bruggenhoofd = landhoofd
Pasen = Pesach
plicht = bewijslast = zwaarte = verantwoordelijkheid = belasting = drang = druk = last
kermistent = feesttent = paviljoen = legertent
kruisgraatgewelf = kruisgewelf = puntgewelf
symbolisch = iconisch
verkoopsmarge = marge = opmaak
schaken = schaak = schaakspel = ontvoeren
mutsaard = rijs = bussel = takkenbos = rijsbos
complementeren = complement = aanvulling
watersnood = inundatie = hoogwater = vloed = overstroming = wateroverlast
kokos = kokosvezel = kokosnoot
voorgerecht = hors-d'oeuvre = voorafje = entree = aperitief
werkkapitaal = bedrijfskapitaal
spijsvertering = vertering = digestie
renumereren = vergoeden = belonen = honoreren
roggemik = roggebrood = rogge
diafragma = lensopening = opening = middenrif = diafragmaopening = pupil
duisternis = duister = donker = donkerheid = donkerte
gebrek hebben = missen = ontbreken = schorten = mankeren
binnenkomen = invallen = binnenlopen = binnenvaren
precursor = voorloper
Baal = Baäl
astronomische eenheid = AE
deskundologie = deskundigheid = expertise
tiktakken = tikken = rikketikken
keukenmachine = foodprocessor = keukenhulp
lijntekening = schets = omlijning
verweer = weer
alfalfa = luzerne
knapenschennis = knapenliefde
vonk = vonkje
suizen = spinnen = suizelen = snorren
kerkvergadering = synode
figaro = barbier = dameskapper = friseur = coiffeur = kapper = hairstylist = haarknipper
ikzucht = egoïsme = egocentrisme = zelfzucht
opgewarmd door wrijving = pijnlijke ruwe plek = ergernis = schaafwonde
trucker = vrachtwagenchauffeur
ondertekenaar = abonnee = donateur = geabonneerde
computeren = computergebruik = informatica
dameskransje = koffiekrans = theekransje = kransje = koffiekransje
nummuliet = penningsteen
toezending = zending
dyspneu = aamborstigheid = kortademigheid
uitzendkracht = noodhulp = hulpkracht
löss = lössgrond
ketterij = onrechtzinnigheid = heresie = dwaalleer = heterodoxie
windtunnel = luchttunnel
geldstraf = geldboete = boete
ribfluweel = corduroy = koordfluweel = rips = tinneroy
hoofdfilm = speelfilm
zaadmantel = zaadrok
darwinisme = ontwikkelingstheorie = evolutieleer = evolutionisme = evolutietheorie = ontwikkelingsleer
te hulp komen = hagedis = hagedissen
beddepan = beddenpan
begeven = kapotgaan = optrekken = schiften = opgeven = verzaken = stukgaan = bezwijken
struif = omelet
paardenrennen = paardenkoers = rennen = harddraverij = draverij = paardenwedren
vriendschapsband = vriendschap = vriendschappelijkheid = kameraadschap
weigeren = verstoten = verdommen = refuseren = afstand doen = verrekken = abdiceren = verdraaien = abdiqueren = aftreden = afwijzen = vertikken
krokodillenklem = krokodillebek = krokodilleklem = krokodillenbek
gehoorweg = gehoorbuis = gehoorgang
pennoen = spandoek = wimpel
legerformatie = legereenheid = krijgsmachtonderdeel = legeronderdeel = legerafdeling
drietal = drie = trio = trits
noblesse = nobiliteit = adel = adeldom
badineren = plagen
gerecht = rechtscollege = rechtbank = gang = tribunaal = balie = vierschaar = taloor = hof = bord = schotel = assisenhof
vliegverkeer = luchtverkeer = vliegerij = vliegtuigbouw = aviatiek = luchtvaart = luchtvaartverkeer
wereldmacht = macht = supermacht = grootmacht = mogendheid
achterdeur = zijingang = achterpoort
lijkzang = klaagzang = grafzang = dodenmis = treurzang = jammerzang = nenia = lijkdicht = elegie = klaaglied = requiem
zwetser = woordenkakker = babbelkous = zwammer = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar
kuttenkop = tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = troela = reu = tut = totebel = trien = kuttekop
naamloosheid = anonimiteit
cover = couverture = band = boekband = stofomslag = kaft = boekomslag = omslag
dialysator = kunstnier
slecht = kwaad = boos = duivels
spoorbiels = dwarsligger = spoorbalk = biel
ontwerper = vormgever = bouwkundige = bouwmeester = promotor = ontwikkelaar = architect = projectontwikkelaar
wespetaille = wespentaille
tekenkunst = tekenwerk
Nikè = Nike
laxeermiddel = laxans = laxatief = purgeermiddel = purgans = purgatief = purgeerdrank
bestemmen = aanwijzen = toebedenken = reserveren = uittrekken = toedenken
herbouwen = reconstrueren = heropbouwen
verneukerij = mystificatie = oplichterij = flessentrekkerij = zwendelarij = bedrog = kloterij = verlakkerij = veinzerij = bedriegerij = misleiding = beduvelarij
kwaliteitsmerk = keurmerk
koorafsluiting = koorhek
vermenigvuldigingstafel = tabel
plank = schap = houtboard = houtvezelplaat = hoedeplank = board = hoedenplank
schuldbelijdenis = peccavi = geloofsbelijdenis = professie = biecht = bekentenis = belijdenis = aveu = schuldbekentenis = toelating
profijt = baat = baten = gewin = winst = winstcijfers = winstcijfer
traanolie = visolie = vistraan = walvisolie
zuil = ante = pilaar = kolom = pijler
vervaldatum = vervaldag = valutadag = valutadatum
harttoon = hartfrequentie = pulsatie = hartritme = hartslag
zuiveren = censureren = ontheffen = sublimeren = castigeren = vrijspreken = vrijpleiten = kuisen
ruggesteunen = rugsteunen = bijstaan = ruggensteunen
aquarel = waterverf = waterverfschilderij
waterkering = binnendijk = kademuur = waterdam = dijk = dam = stuwdam = walmuur
beleggingsfonds = beleggingsmaatschappij = investment-trust = fund
Nepalese roepie = roepie
stierengevecht = stieregevecht
leukerd = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant
schapenhoedster = schaapherderin = herderin
verdichtsel = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = verzinsel = inventie = fictie = sprookje = fabel
aanstellen = aanwijzen = designeren = benoemen = maken
slijpapparaat = potloodslijper = puntenslijper = slijper
grog = toddy
beesten = vee = misdragen = rundvee = runderen = zich misdragen
benzeen = benzine
kompasroos = anemoon = windroos
reconcilieren = verzoenen
bumper = boord = stootkussen = stootrand = stootblok
ontboezemen = uitstorten = reveleren = uitgieten = ontsluieren = onthullen = blootleggen = openbaren
matrak = ploertendoder = wapenstok = gummiknuppel
poppenkleren = poppekleren
lasteren = vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = schandaliseren = belasteren = kwaadspreken = bezwadderen = roddelen = denigreren = smaden = uitsmeren = bekladden
stoep = dorpel = trottoir = drempel
kolendamp = koolmonoxide
heupgewricht = heup
stokbrood = Frans brood = baguette
boekjaar = begrotingsjaar = belastingjaar = dienstjaar
bezwijken = capituleren = overgeven = kapotgaan = cederen = platgaan = schiften = zwichten = stukgaan = begeven
waterpomptang = probleem
colostrum = biest = zucht
recreatiegebied = recreatieoord = vakantieoord
afzweren = afrekenen = ontkennen = intrekken = opgeven = verzaken aan een eed = herroepen
edelman = landjonker = jonkheer = aristocraat = jonker
Excellentie = minister = bewindsman
anachoreet = kluizenaar = heremiet
wippertje = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel
rococostijl = rococo
verbaasd = verwonderd = verrast
voorafschaduwing = voorspook = prefiguratie = voorteken = voorbode
kruitkamer = kamer
traan = waterlanders = waterlander
bijvoegende wijs = conjunctief
lijden = verdriet = afzien = treurnis = triestheid = droefheid = pijn = wee = treurigheid = foltering = torment = tortuur = droefenis = kwelling = hebben = bedroefdheid = kommer = leed = krijgen = marteling
artikel = lemma = document = rapport = handelsartikel = lidwoord = clausule = object = exemplaar = krantenartikel = bijzin
vistuig = tuig = want = stek
magneetkracht = magnetisme = magneetinductie
alcoholicus = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
getikte = gek
omdraaien = omzet = omkeren = zakencijfer
godsakker = dodenstad = begraafplaats = dodenakker = kerkhof
hoofdversiersel = hoofdtooi
geven = blieven = lesgeven = inzetten = toewijzen = wijden = houden van = onderrichten = believen = gek zijn op = houden = mogen = hechten = moeten = doceren = onderwijzen
voorbereiden = opmaken = opzetten = klaarmaken = bereiden = prepareren
toonder = houdster = houder
millibar = hectopascal
monument = grafteken = grafmonument = herdenkingsplaats = keerpunt = mijlpaal
kegelsnede = conisch = kegelvormig
positivist = verstandsmens = rationalist
jubelfeestje = jubileum = jubeljaar = jubelfeest
weeromkomen = teruggaan = keren = retourneren = terugkomen = terugkeren
Illyrië = Illyria
psychofarmacologie = farmacopsychologie
buikgriep = gastro-enteritis = maag-darmcatarre
onderkaak = kaaksbeen = kaak
mutatie = modificatie = aanpassing = heterogenesis
darmkoliek = koliekpijn = koliek
Volga = Wolga
goochelen = toverkunst = toverkracht = oproepen = zwarte magie beoefenen = magie = tovenarij = toverij = toveren
tegenhouden = versperren = blokkade = tegengaan = stilzetten = stoppen = bestrijden = houden = verstopping = bevechten = blokkeren = versperring
toedracht = geluk
wanbeheer = mismanagement = wanbeleid
referte = consult = consultatie = verwijzing = samenspraak = referentie
Ganesh = Ganesha
vorsen = speuren = analyseren = naspeuren = keuren = aftasten = examineren = onderzoeken
monnik = bedelmonnik = lekenbroeder = cenobiet = broeder = kloosterbroeder = kloosterling = convers = religieus = bedelbroeder = mendicant = zuster = ordebroeder = frater = religieuze
aangrenzen = aanliggen = grenzen
lokomotief = locomotief = loc
hoogtekaart = reliëfkaart
samenwerking = coöperatie = samenwerkingsverband = incivisme = collaboratie
gepeupel = buitenwacht = volk = buitenwereld
vijfde zenuw = trigeminus = nervus trigeminus = nervus V = drielingzenuw = vijfde hersenzenuw
rafter = rachel = rachter
beschot = afscheiding = verdeling = opdeling = plankenbeschot = beplanking = schot = betimmering = splitsing = beschieting
gastenverblijf = hospitium = passantenhuis = Gasthuis
gevangene = gearresteerde = gedetineerde = arrestant
mosdiertje = mosdiertjes
miskleun = dommigheid = flater = misslag = stommigheid = blunder = uitglijder = stupiditeit = ezelachtigheid = domheid = misser = enormiteit = zeperd = misgreep = brulaap = stommiteit
donker maken = donkerder = eclipseren = donker worden = verduisteren = worden = donker
aanwonenden = gebuur = nabuur = tafeldame = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw
erythropoiësie = erythropoiësis = erytropoëse
kleurstof = pigment = kleursel = verfstof
vlaag = teug = bui = fithaak = zuchtje = fit = adem = windvlaag = regenbui = vleug
staatsveiligheid = geheime dienst
knapzak = rugzak = ransel
tijd verdrijven = passeren = doorbrengen
stratus = laagwolk
banknoot = flap = bankbiljet = bankje = briefje = flapje = prent = brief = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier
vergadertafel = conferentietafel
duister = duisternis = donker = donkerheid = donkerte
beleg = insluiting = omsingeling = belegering
heldencultus = heldenverering
Lets = Letlands
bezuiniging = strengheid = bestedingsbeperking = ombuiging = ascese = versterving = ascetisme = besnoeiing = consumptiebeperking = inlevering = inkrimping = onthechting = uitsparing
zakflacon = heupfles
vrachtwagenchauffeur = trucker
omlaaghalen = deemoedigen = kleineren = humiliëren = vernederen = neerhalen
maledictie = vervloeking = anathema = doem = nemesis = vloek = verderf
kroning = troonbestijging
onderbeen = schenkel
palmhout = buksboom = buxushout = bukshout
fossiel = verstening = petrefact
exportproduct = exportprodukt = uitvoer
tekenwerk = tekenkunst
acetabulum = heupkom
heilsleer = evangelieleer = evangelie
trottoirtegel = tegel = steen = plavuis = stoeptegel
broodmachine = bakker
bevolkingsonderzoek = selectieprocedure
bevoorrechte positie = voordeel
applicatie = gebruiksmogelijkheid = oplettendheid = gebruikmaking = alertheid = toepassing = computerprogramma = acht = programma = inzet = overgave = toepassingsprogramma = toewijding = ijver
afzeiken = kraken = afbreken = afkammen = afkraken = veroordelen = afgeven = neerhalen
woonvertrek = huiskamer = living = zitkamer = woonkamer
beëindiging = einde = stopzetting = uitgang = het ophouden
tegenslag = malheur = onheil = ongeluk = rampspoed = pech = tegenspoed = kanker = domper = kwaad = wanbof = euvel = strop
afweren = voorkomen = frustreren = afwenden = dwarsbomen = bewaren = ontwijken = verijdelen = verhoeden = vermijden = torpederen
promesse = toezegging = belofte
kwelen = fluiten = zingen
pottekijker = gluurder = pottenkijker = voyeur
blog = weblog
deltavliegtuig = deltavlieger = delta = windglijder = kielvlieger = zweefvlieger
kelderen = duikelen
weesjongen = wees = weeskind = weesmeisje
Deadlight = poortdeksel
diskette = floppy disk = flop = floppy(disk) = floppie = floppy = floppydisk
duidelijk = verklaren = verduidelijken = begrijpelijk = helder = verstaanbaar = onderrichten
zadeldek = het in klemmen vangen = sjabrak = zadelkleed
absoluut nulpunt = absolute nulpunt
coverband = remouldband
schapesmeer = lanoline = schapensmeer = wolvet
vreemdeling = buitenlander = buitenlandse = allochtoon = vreemde = vluchteling = onbekende
partijprogramma = program = programma
raadhuis = gemeentehuis = stadhuis = stadskantoor
hoererij = liederlijkheid = ontucht = prostitutie = onzedelijkheid = bandeloosheid = zedeloosheid = onkuisheid = ontuchtigheid = losbandigheid
lasnaad = las
amfibie = amfibievliegtuig = amfibievoertuig = amfibieën
snackbar = buffet = frietkot = stationsrestauratie
kersepit = hoofd = hoofdje = bolletje = knikker = harses = kersenpit = kanis = kop = knar = test = kruin = bol
lapsus = feil = abuis = verwarring = vergissing = afdwaling = onjuistheid = fout
parakleet = Heilige Geest
surfplank = zeilplank
foefelen = knoeien = sjoemelen = foezelen
vis = vissen
verrekking = misvorming = vervorming = verwringing = deformatie
stadsplanning = stedebouw = stedenbouw
toneellaars = broos = cothurn
in hoger sferen zijn = dagdromen = dromen
biljartzak = hoekzak = zak
hallucinogeen = hallucinogenen = psychedelicum = tripmiddel
Filippino = Filipijn = Filippijn
aanrekenen = inwrijven = beschuldigen = aantijgen = nadragen = imputeren = schelden = op het matje roepen = verwijten = aanwrijven = berispen
gehijg = snik
heelal = wereldruim = ruim = universum = al = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = macrocosmos = schepping = ruimte
stipt = punctueel
kogel = geweerkogel
crèche = kinderkribbe = dagopvang = kinderdagverblijf = kinderbewaarplaats = kinderopvang
executiepeloton = vuurpeloton = strafpeloton
afhangen van = hangen = liggen = afhangen = aankomen = neerkomen
geer = lans = werpspies = speer = spies = spiets
salubriteit = gezondheidstoestand = gezondheid = welzijn
NATO = Noord-Atlantische Verdragsorganisatie = Navo = NAVO
ftisis = tb = tbc = tering = tuberculose
opraken = opkomen = opgaan
flauw idee = vermoeden
zwarte kraai = monniksgier
base = vertrekpunt = alkali = basis
gerechtszaal = rechtszaal
optutten = opschikken = toiletteren = opkalefateren
suggestie = protest = voorstel = tegenspraak = verzet
calumet = vredespijp
stuifmeelkorrel = spermatozoïde
heidendom = paganisme
feit = realiteit = actualiteit = werkelijkheid = waarheid = feitelijkheid
opzicht = dimensie = facet = aspect
koptelefoon met microfoon = hoofdtelefoon = oortelefoon = koptelefoon = headset = hoofdtelefoon met microfoon
slof = muil = pantoffel = slipper
verstandhouding = overeenkomst = begrip
dank u = dank u wel = bedankt = merci
jaarboek = jaaroverzicht = annalen = kroniek = almanak
uitbetalen = uitkeren = betalen
tochtgenoot = reisgenoot = metgezel = medereiziger
opruiing = opstand
veraangenamen = verzoeten
Hebreeërs = Hebreeuwse = Jood = jood = jodin
haardos = kuif = haar = hoofdhaar = beharing = pruik
aggregaat = generator = twaalftonenreeks = chromatische toonladder = complex
voorbijtrekken = overdrijven = passeren = voorbijkomen = langskomen = overtrekken = voorbijgaan
superieur = meerdere
pardonneren = vergeven
varenblad = veer
examinandus = kandidaat = geëxamineerde = examenkandidaat
eetcafé = bistro
wrikken = loswrikken = loswroeten
amateurisme = liefhebberij
stijgen = klimmen = oplopen
knuffel = kroelen = aanhalen = knuffelen
Baku = Bakoe
victualiën = leeftocht = mondvoorraad = mondkost = proviand = foerage = voedselvoorraad
appreciëren = waarderen
omdoen = omhangen = omgooien
eclipseren = weggaan = donkerder = donker maken = donker worden = wijken = verzwinden = verduisteren = worden = verdwijnen = donker
bloedserum = serum = bloedwei
herrijzen = herleven = doen herleven = opbloeien = opleven = hergebruiken
tijdsduur = tijdsafstand = tijd
swastika = hakenkruis
tafellinnen = tafelgoed
mantel = pardessus = aardmantel = overjas = jas
luchtactie = luchtaanval
pennenstreek = pennestreek
profilax = profylacticum
scheen = scheenbeen
huurakte = huurcontract = huurovereenkomst = pacht
stratenmaker = stratemaker = kantonnier = straatmaker
kust = zeekust = zeebad = zeekant = kustlijn = badplaats = oever
acceptatie = bijval = weerklank = aanvaarding
stroboscoop = stroboscooplamp
kudde = kerkvolk = congregatie
inschrijving = aanmelding = subscriptie = notificatie
brandend maagzuur = maagzuur
rekening houden = verwerken = verdisconteren
wederrechtelijkheid = onrechtmatigheid
middengedeelte = midden = centrum = middenstuk = middelpunt = middelstuk
gouvernement = regering = beleid = bestuur = politiek
afscheuring = splijten = deling = avulsie
handbril = pince-nez = knijpbril = face-à-main = lorgnon = lorgnet = neusknijper
hagedissen = hagedis = te hulp komen
optillen = opgetogen = heffen = opheffen = tillen
kaarde = kaardebol = distel
perfectioneren = verbeteren = optimaliseren
wijnkan = wijnkaraf = waterkan = karaf
replay = return = returnmatch = returnwedstrijd = terugmatch
bruidsnacht = huwelijksnacht
aversie = hekel = afschuw = walging = afgrijzen = weerstand = tegenzin = onwil = degout = afkeer = onwilligheid = gruwel = afschrik = balorigheid = weerzin
spreektaal = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = volkstaal = Bargoens = kunsttaal = vaktaal = kringtaal = jargon = groepstaal = volksmond = argot = slang = vakjargon
speelmakkertje = maatje = speelkameraad = vrindje = vriendje
regulatie = normalisatie
bestuurder = leider = stuurprogramma = ouwe = chef = hoofd = rector = chauffeur = directeur
zerpte = onaangenaamheid
vochtweger = gravimeter = areometer = hydrometer
grootvader = bompa = opa = grootouder = grootouders = grootpapa
posterieur = krent = zitvlak = bips = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches
acaciahout = sprinkhaan
bespuiten = sproeien = besproeien
brak = snuffelaar = beagle
zangbundel = zangboek = liedboek = kerkgezangen = kerkhymnen
aardverschuiving = grondverschuiving = modderstroom = lawine = turbulentie = landverschuiving
laxatief = laxans = purgeermiddel = purgans = purgatief = purgeerdrank = laxeermiddel
schuttersput = schuttersputje
pief = man = baas = mens = mannetje = jongen = manspersoon = heer = kerel = meneer = vent = broger = heerschap = klant = basserool = knaap = gast = pik
ziekenzaal = ziekenhuis = hospitaal = gasthuis = verpleeginrichting = kliniek
vervolgen = staande houden = continueren = voortbouwen = voortzetten = blijven = doorgaan = voortgaan = overgaan
assembleerprogramma = assembler
afkukelen = afmieteren = afdonderen = afgooien
stamwortel = penwortel = pijlwortel
niet-lid = buitenstaander = outsider
syndroom van Asperger = Nieuw-Zeeland
accompagnement = ondersteuning = steun = begeleiding
puikje = fine fleur = keur = bloem = crème de la crème = vlaggenschip
toebedeling = lot = allocatie = verdeling = rendez-vous = perceel = toekenning = toewijzing
doorstroming = doorlaatbaarheid = doorstroombaarheid = doordringbaarheid = doorlatendheid = stroming = stroom
bovenkleding = overkleed = draaitol = tol = deksel
goedpraten = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen
amoebe = slijmdiertje
hulde = eerbetoon = eer = huldebetoon = hommage
kofferruimte = kofferbak = achterbak = bagageruim
boodschap = aanschaf = mededeling = missie = koop = aankoop = mare = tijding = verwerving = boodschappen = bericht = inkopen = zending
hooggeleerde = geleerde = opinieleider
verzekering = verzekeringsgever = verzekeringsmaatschappij = verzekeraar = verzekeringsbedrijf = zekerheid = assuradeur = garantie = waarborg = borg
luchtvaartkunde = aeronautiek = luchtvaart = ruimtevaartkunde = astronautiek = aeronautica
kapsel = haarstijl = coiffure = frisuur = haardracht = coupe
krik = dommekracht = autokrik = vijzel
vingerhoed = druppelglas = kous = bekertje = glaasje
Republiek Mali = Mali
schooljaren = schooltijd
knijpen = ontvluchten = weglopen = vlieden = dwingen = forceren = spankeren = ontsnappen = wegvluchten = vluchten
program = partijprogramma = programma
duurzaamheid = bestendigheid
overladen = bestormen = doodgooien = overstromen = overstelpen = overspoelen = bedelven
annexeren = overnemen = toe-eigenen = aanmatigen
financiële bijdrage = bijdrage
fluistergewelf = echogewelf
loonstrook = loonstrookje
leidekker = pissebed
nummerplaat = kentekenplaat
beiden = afwachten = lijmen = neutelen = dralen = talmen = treuzelen = dreutelen = tutten = teuten = lijntrekken
spuitje = injectie = inspuiting = spuit
wangen = bil
stinken = stank
onwetende = naïeveling
wijnmaand = oktober
dal = Glen = vallei
scheercrème = scheerzeep
SU = Unie van Socialistische Sovjetrepublieken = USSR = Sovjet-Unie
onstuimigheid = onbevangenheid = manie = spontaniteit = impulsiviteit = hartstochtelijkheid = speelsheid = infatuatie = luchtigheid
stralen = glimmen = afstralen = glunderen = schijnen
synergie = synergisme
holocaust = Holocaust = Sjoa
hartfrequentie = pulsatie = hartritme = harttoon = hartslag
bagage = perceptie = wetenschap = passagiersgoed = cognitie = medeweten = kennis = weten
bevelschrift = decreet = lastbrief = dwangbevel = mandaat = edict = resolutie = gerechterlijke opdracht = orde = dagvaarding = beschikking
overhangen = uitwijken = leunen = overhellen
leb = stremstof = kaasstremsel = stremsel = lebmaag
preservatief = anticonceptiemiddel = contraceptiemiddel = contraceptivum = contraceptief = voorbehoedmiddel = anticonceptivum
op het matje roepen = inwrijven = aanrekenen = aantijgen = nadragen = imputeren = schelden = verwijten = aanwrijven = berispen
komediespeler = aansteller = kwast = toneelspeler = komediant = poseur
antroponiem = voornaam = persoonsnaam
corroderen = uitbijten = inbijten = aanvreten = bijten = uitvreten = oxideren = oxyderen = roesten = verroesten = invreten
binnenwerk = binnenkant = inwendige = binnenste
hulpstuk = toebehoren
cello = violoncello
evenaar = linie = evennachtslijn = equator
Koninkrijk Lesotho = Lesotho
bewijs = blijk = getuigenis = contra-expertise = getuige = bewijsstuk = proef = verificatie = proeve = proefje
klink = pal = kruisboog = deurklink = deurknop = deurknip
doorhangen = verslappen = doorzakken
kaakchirurgie = mondheelkunde
UV-licht = ultraviolette straling = ultraviolet licht
Heilige Graal = heilige graal
crimen laesae majestatis = majesteitsschennis = hoogverraad = landverraad
compromis = afruil = plooien = dading = tussenoplossing = vergelijk = schikking
transistor = transsistorradio = transistorradio
hemelsblauw = azuurblauw = azuur = lazuur = blauw
uitlijnen = op één lijn brengen = verantwoorden = Aline = op één lijn zetten = opeisen
blaaspijp = blaaspijpje
schatbewaarder = penningmeester = thesaurier = schatmeester = quaestor = quaestrix
hengelroede = roede = hengel
aanjager = compressor = perspomp
voorspoed = welvarendheid = prosperiteit = welstand = welvaren
rondwentelen = ronddraaien
gelei = jam = confituur
krijgsmachtonderdeel = legereenheid = legeronderdeel = legerformatie = legerafdeling
strafgevangenis = gevang = nor = strafinrichting = petoet = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot
meren = verankeren = aanleggen = aanmeren = afmeren
veen = veenmoeras = turfgrond = turfveen = oer = moergrond = moer = veengrond
cannabis = hennep = hennepgras
tepel = tet = speen = tiet
achtergrondgeluid = bijklank = bijgeluid
arena = veld = slagveld = arena voor stierengevechten = front = strijdperk
rouwcentrum = uitvaartcentrum = lijkenhuis = mortuarium
album = poesiealbum = boekje = plaat = boek = boekwerk = plakboek = poëziealbum
hobby = liefhebberij = tijdvulling = vrijetijdsbesteding = tijdpassering = afleiding = tijdverdrijf
stropen = afhalen = stroperij = wildstropen
trimtoestel = sporter
kwispelen = spijbelen
gelaatskleur = huidskleur = huidkleur = kleurtje = teint = kleur
duivenkot = duiventil
minne = schat = min = liefde
neerslachtigheid = droefgeestigheid = moedeloosheid = somberheid = gedeprimeerdheid = depressiviteit = zwaarmoedigheid = verslagenheid = misnoegdheid = zwartgalligheid = bedruktheid = dysforie = treurnis = triestheid = depressie = dofheid = somberte
jageres = jagerin
jersey = tricot
kaag = kits
houtvlot = rubberboot = vlot
hebberigheid = hebzucht = inhaligheid = schraapzuchtigheid = hebzuchtigheid = schraapzucht
Chloorfluorkoolstofverbinding = cfk = chloorfluorkoolstof = chloorfluorkoolwaterstof
beroepsopleiding = vakonderwijs = beroepsonderwijs = vakopleiding
kobold = hobgoblin = aardmannetje
indicatie = aanwijzing = aanduiding = indicie = symptoom = vingerwijzing
omzetting = translocatie = transformatie = omvorming = transmissie = verplaatsing = overbrenging = transpositie
aanbod = voorstel = poging = bod = presentatie = aanbieding
belasteren = vals beschuldigen = zwartmaken = kwaadspreken = verguizen = lasteren = bezwadderen = kleineren = schandaliseren = beschimpen = roddelen = denigreren = smaden = bekladden
commerce = commercie = handelsverkeer = business = negotie = handel = zaak
jodenhaat = antisemitisme = anti-semitisme
binnenzool = zool
ontstaan = aanvang = begin = wordingsproces = wording = geboorte = genese = worden
westerstorm = westenwind
slaapmiddel = soporatief = hypnoticum
verbindingsweg = gang = traverse = travers
beknotten = knotten = ketenen = binden = knevelen = kortwieken = breidelen
kroost = grut = kinderzegen
drilboor = luchtdrukhamer = luchthamer = boor
omhoogduwen = opduwen = opschuiven
smart = verdriet = treurnis = triestheid = pijn = droefheid = wee = treurigheid = pijniging = droefenis = bedroefdheid = kommer = leed
korreligheid = granulariteit
neppil = namaakpil
zoutoplossing = zoutafzetting
bazielkruid = basiliekruid = basilicum
rondneuzen = snuffelen = snuffen = grasduinen = neuzen
carrière = loopbaan
welvaart = rijkdom
sacharide = suiker = koolhydraat = saccharide
modezaak = boetiek = modemagazijn = kledingzaak = winkel = kledingmagazijn = confectiezaak
scheidsrechteren = fluiten = scheidsrechter = arbitreren
stadsbode = drost = deurwaarder = baljuw = drossaard
vrouwtje = wijfje = wijfjesdier
laurier = laurierblad
grafsteen = zerk
regeringsperiode = regeerperiode = regering = bestuur = troon = heerschap = bewind = heerschappij = regeringstijd
episode = gebeurtenis = incident = voorval = gebeuren
revelatie = onthulling = openbaring = openbaarmaking = bekendmaking = verkondiging
casino = speelhol = gokpaleis = speelhuis = gokhol = speelbank = goktent
ossenwagen = ossewagen = ossekar = ossenkar
rundvee = beesten = runderen = vee
buitenkansje = buitenkans = explosie = godsgeschenk = kaan
splintergroep = splinter = splintergroepering
zandheuvel = duin = zandduin = duinenrij
oogklep = richtingaanwijzer
confiseur = banketbakker = patissier
rumble = gerommel = geknor = gemekker
suspensie = suspensoir = schorsing
trouw zijn aan = trouw = aanhankelijkheid = adhesie = steun = toewijding
grijpers = grijpvinger = grijpvingers = grijper
excuberantie = uitbundigheid
gevechtsterrein = slagveld = krijgstoneel = strijdtoneel = strijdgebied
omarming = omhelzing
goalkeeper = kiep = goalie = sluitpost = doelwachter = doelman = keeper
snoes = uitverkorene = lieveling = troetelkind = scheet = liefje = favoriet = vlam
insteekkamertje = entresol = tussenverdieping
berichten = coveren = mededelen = bekendmaken = melden = boodschappen = verwittigen
zwerven = rondlopen = slingeren = rondslingeren = rondreizend = rondzwerven = rondwandelen = dolen = rondtrekken = dwalen = wandelen = ronddolen
octrooi = patent
hoornvliesontsteking = keratitis
onderuithalen = vernederen = behandelen = neerhalen
condoleantie = innige deelneming = compassie = condoléance = rouwbeklag = medeleven = deelneming
rijkssubsidie = overheidssubsidie = subsidie = betoelaging = staatssteun = rijksbijdrage = overheidssteun
verdorren = indrogen = schrompelen = verschrompelen = ineenschrompelen
landgenoot = compatriot
verdeeldheid = onmin = tweedracht = verscheurdheid = onenigheid = disharmonie = tweespalt = partijschap
antecedenten = precedent = antecedent = jurisprudentie
keerzijde = schaduwzijde = keerzij = min = minpunt = schaduwkant = opdonder = tegenvaller = nadeel
arekanoot = betelnoot
ereboog = zegeboog = erepoort = triomfboog
broekriem = gordelriem = draagband = ceintuur = riem = buikriem = gordel
confrontatie = botsing = collisie = aanvaring
bevreemding = verbluffing = verwondering = stomme verbazing = verbazing = verbijstering = verrassing
Zwarte Dood = pest
watervlo = watervlooien = waterluis
tuinbouwkunde = tuinieren = hovenieren = tuinbouw
drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = broek = zomp = dras = moeras
partijdigheid = partijgeest = vooroordeel = partijschap = bevooroordelen = neiging
versmelting = samenvloeiing = convergentie = vermenging = samensmelting = amalgamatie
symbool = teken
askam = nok
wijnhandelaar = drankslijter = slijter = wijnkoper
ontwikkelingsleer = ontwikkelingstheorie = darwinisme = evolutieleer = evolutionisme = evolutietheorie
vaststelling = besluit = constatering = determinatie
honingdauw = mierenhoning
lusteloosheid = hypnolepsie = indolentie = apathie = slaapzucht = landerigheid = verveling = matheid = lamlendigheid = futloosheid = lethargie
PLO = Palestijnse Bevrijdingsorganisatie
dronkeman = dronkaard = zatladder = zatlap = dronkelap = beschonkene = dweil
knokker = doorbijter = aanhouder = vechter = doorzetter = volhouder = doordouwer = blijver
circus = toneel = poppenkasterij = toneelspel = komedie = kunstenmakerij = aanstellerij = komediespel = theater = aanstelleritis
fasciste = fascist = zwarthemd = zwarthemden
koppelteken = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken
chaperonne = chaperon
cabriolet = cabrio
schijntje = fooi = bagatel = habbekrats = hongerloontje = hongerloon = kleinigheid
stijfkramp = wondkramp = tetanus
passagiersboot = passagiersschip
waaghals = snoever
vriezen = bevriezen = verstijven = invriezen
salarisverlaging = loonsverlaging
boorkop = boor = spiraalboor
cyste = urineblaas = blaasje = blaas = vesikel
Levi = Thijs = Matthijs
stroomstoot = puls = impuls
natuursteen = rots = gesteente
overheersen = domineren = leiden = heersen = prevaleren = bepalen = controleren = tiranniseren = onderwerpen = beheersen = gebieden = regelen = regeren
hockeyteam = hockeyelftal = hockey-elftal
taloor = gerecht = bord
smederij = smelterij = hoefsmederij = smidse
parkinsonisme = parkinson
antimilitarisme = pacifisme
alternatief = keuze = keuzemogelijkeheid
lied = nummer = deun = spreekkoor = zang = vogelzang = liedje = vogelgezang
mijden = ontwijken = schuwen = vermijden
bestuurskamer = raadzaal = raadszaal = directiekamer
uitrollen = openrollen = afrollen = ontrollen = loswikkelen = afwikkelen = afwinden
Roemeen = Roemeense
vereffenen = afrekenen = afbetalen = schikken = voldoen = afdoen = verrekenen
huisbel = klingel = zoemer = deurbel = bel = ding-dong
koeltechniek = koeling
potgrond = potaarde
verpakken = inpakken = tas = zak
vergetelput = kerker met valluik
samenvatting = kort overzicht = aperçu = verkorting = synthese = extract = korte inhoud = resumé = hoofdlijn = uittreksel = epitome = abstractie = resumptie = grondtrek = excerpt
overwinningslied = paean = zegezang
zwoeger = sjouwer = sappelaar = werkezel = ploeteraar
lanceren = verbreiden = pousseren
verhoorkamer = zweetkamertje
econoom = economist
zweefvliegtuig = glider = zweeftoestel
toeter = lul = prik = slurf = pik
schortje = schort = overgooier
uitflappen = er uit flappen
valutakoers = omrekeningskoers = wissel = wisselkoers = geldkoers
handdoekrekje = handdoek(en)rekje
gegadigde = adressant = werkzoekende = aanvrager = reflectant = verzoeker = kandidaat = rekwestrant = rekestrant = sollicitant
handgemeen = gevecht = kloppartij = knokpartij = schermutseling = vechtpartij
grasmaaier = grasmaaimachine = maaier
zeer productief zijn = overvloedig aanwezig zijn = wemelen = in grote aantallen voorkomen = overvloedig voortbrengen
componeren = assembleren = construeren = in elkaar zetten = samenkomen = toonzetten = neerschrijven = samenstellen = monteren = opbouwen
haarvatenstelsel = haarvatennet
valkenjacht = valkendressuur = valkerij
pantalon = jeans = slacks
titanium = titaan
bescherming = schild = aegis
jachthond = jager
samensmelting = vermenging = synthese = samengroeien = coalitie = versmelting = amalgamatie
pyromanie = vuurzucht
donderjagen = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien
onvolwassenheid = minderjarigheid
bovenzijde = bovenkant = kopstuk = bovenstuk = bovenste = bovendeel = bovengedeelte
verziendheid = hypermetropie
Westoever = Westelijke Jordaanoever
kransslagader = hartkransslagader = kransader = coronairarterie = kroonslagader
klaphek = tourniquet = draaihek
leuning = balustrade = baluster
rucola = raketsla
loser = mislukkeling = kneus = wanboffer = schlemiel = kneusje = verliezer = pechvogel
bark = zeilboot = zeilbootje
diepvriesprodukt = diepvriesproduct
zielsverhuizing = hergeboorte = metempsychose = transmigratie = palingenese = wedergeboorte
lendenstuk = entrecôte = entrecote = zadelstuk = zadel
bezighouden = ophouden = huren = inhuren = consumeren = in beslag nemen = absorberen = zijn = occuperen
ingeven = invoer = invoeren
gewonde = gelaedeerde = oorlogsslachtoffer = slachtoffer
vagant = schooier = zwerver = clochard = zwerfkat = dakloze = hobo = tramp
tuinkers = bitterkers
florentine = taf = tafzijde
grotbewoner = troglodiet = holenmens = holbewoner
zendstation = zendpost = transmitter = zender = station
homp = bal = klomp
genius = engelbewaarder = beschermengel = bewaarengel = schutsengel
ontluisteren = bederven = ontsieren
bewapening = wapentuig = krijgsmaterieel = oorlogsmaterieel = oorlogsmateriaal = oorlogstuig = wapening
koopvaart = handelsvloot = koopvaardij = koopvaardijvloot
penning = cent = penny = dollarcent
dead-heat = dead heat
bief = steak = biefstuk = runderlapje
treuren om = beklagen = bejammeren = betreuren = lamenteren = bewenen = jammer vinden
telg = lot = troonopvolger = uitloper = opvolger = nakomeling = descendent = scheut = nazaat = schoot = zoon = rank = spruit = loot = afstammeling = afzetsel = poot = groei
transept = dwarsbeuk = dwarsschip = dwarsvleugel = kruisbeuk
terugontvangen = terugkrijgen
wijnkoper = drankslijter = slijter = wijnhandelaar
halsopening = hals
poema = bergleeuw
rouwdouwen = raudauwen
voorlezen = leesvoer = lezing = lectuur = horen = lezen
defloreren = ontmaagden
onderhouden = bijhouden = amuseren = verstrooien = vermaken = diverteren = entertainen = converseren
bevochtigen = natmaken = hydrateren = bedrukken
limousin = limo = limousine
steekproef = keuring = staalkaart = aanstellingskeuring
lippenstift = lippenrood
individualist = einzelgänger = solist
trip = tocht = reis = tochtje = gang = plezierreis = tour = uitstapje = trektocht = uitje = pleziertocht = vakantiereis
epifenomeen = epiphenomena = bijverschijnsel
holspaat = spaat
hanegekraai = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad
vrouwelijk = femininum
aanmelding = subscriptie = notificatie = inschrijving
hemel = hemelboog = luifel = luchtruim = firmament = hemelrijk = paradijs = hemeldak = baldakijn = hemelblauw = hoogte = nirwana = zwerk = lucht = uitspansel
ezelachtigheid = domheid = dommigheid = flater = enormiteit = misser = misslag = stommigheid = zeperd = blunder = uitglijder = stupiditeit = misgreep = stommiteit = miskleun
cipres = cipresseboom = cipressenboom
lapis lazuli = lazuriet = lazuur = lazuursteen = blauwsteen = azuursteen
schelpdieren = schelpdier
cardiochirurg = cardioloog
verkeerslicht = stoplicht = stopsein = stopsignaal
vocht = vloeistof = nattigheid = vochtigheid = nat = zweet
lobben = overgooien
chantage = afpersing = geldafpersing = knevelarij
engageren = verloven
doelman = kiep = goalie = sluitpost = doelwachter = keeper = goalkeeper
eettent = eethuis = eetgelegenheid = eetcafe = restaurant
druïde = Druïde
suïcidant = zelfdoding = zelfmoordenaar = zelfmoord
vormsel = bevestiging
kan = bak = lampetkan = kruik
luchtschip = zeppelin
trainee = stagiair
incriminatie = klacht = beschuldiging = aanklacht = accusatie = tenlastelegging = telastlegging
climax = culminatiepunt = orgasme = hoogtepunt = moment suprème = klaarkomen
versturen = afzenden = verzenden = insturen = opsturen = expediëren = wegsturen
linkshellend handschrift = back-hand = backhand
bleekheid = lijkkleur = doodskleur
liederlijkheid = hoererij = orgie = ontucht = saturnaliën = onzedelijkheid = bandeloosheid = lichtzinnigheid = zedeloosheid = bacchanaal = tuchtloosheid = onkuisheid = ontuchtigheid = losbandigheid = frivoliteit
hypnose = trance = droomtoestand
optrekladder = inschuifladder = opsteekladder = schuifladder = uitschuifladder
verdoven = verblinden = narcotiseren
bomma = opoe = grootje = oma = grootmoeder = omoe = grootmama
jagerstas = weitas
grafkelder = krocht = crypte = grafgewelf
composiet = komposiet
oefening = oefenen = patroon = vraag = zich oefenen = exercitie = stramien = gebruik = work out = uitoefening = praktijk = opdracht = opgaaf = opgave
drinkfontein = drinkenfontein
kostentoename = prijsstijging
rogge = roggemik = roggebrood
voegen = lassen = accommoderen = schikken = aaneensluiten = conformeren = plooien = knopen = liëren = passen = assimileren = aansluiten = verbinden = richten = schakelen = aanpassen
medeplichtige = toebehoren = accessoire = handlanger = uitrustingsstuk
opstakel = opstructie = belemmering = obstakel
molensteen = maalsteen
toereikend = voldoend
betekenis = significantie = aanduiding = importantie = denotatie = gewicht = belang = beschrijving = bedoeling = waarde = zwaarte = gewichtigheid = inhoud = significatie = zin
zuigen = sarren = tergen = narren = mienen = aanzuigen = opzuigen = klote zijn = hekelen = treiteren = martelen
naaiatelier = confectie-atelier
rechte haak = bijbelhaak = haak = haakje = blokhaak = teksthaak
pietluttigheid = benepenheid = kruideniersmentaliteit = bekrompenheid = kleingeestigheid = dorpsmentaliteit
herscheppen = variëren = wijzigen = veranderen = converteren = altereren = modificeren = changeren = omzetten
vloerbalk = steunbalk = legger = stutbalk = schoor = dwarsbalk = rib
vleeswoekering = blastoom = gezwel = neoplasma = tumor
snater = snavel = waffel = tater = kwek = muil = wafel
knipoogje = knipogen = knipoog
schuimbekken = zieden = woelen = razen = briesen = koken = agiteren
plaat = bank = blad = plaatje = etsplaat = draaischijf = single = lemmer = dienblad = album = grammofoonplaat = lemmet = bord = kling = schol
genoffel = anjelier = anjer
sophisme = sofisme = drogreden
onderzoeksassistent = assistent = lector
insectenkundige = entomoloog = insectenkenner
in elkaar persen = verpletteren = persen = verbrokkelen = pletten = brokkelen
bloedstolling = stolling = stremming
sluipmoordenaar = moordenaar = huurmoordenaar
gemeentehuis = raadhuis = stadhuis = stadskantoor
plantengroei = vegetatie = plantenleven = gewas = botanica
zegezang = paean = overwinningslied
casseren = vernietigen = oblitereren
kerkverlater = geloofsverzaker = dissident = afvallige = deserteur = afgevallene = overloper = outlaw = apostaat
boekwaarde = balanswaarde
adem = teug = ademhaling = zuchtje = pauze = ademteug = asem = vlaag = adempauze = vleug
Hubbleconstante = wet van Hubble
distilleren = destilleren = stoken
lipoïde = lipide
hekel = weerzin = walging = afschuw = vlaskam = afgrijzen = afgunst = tegenzin = repel = vlashekel = degout = gruwel = afkeer = afschrik = aversie = haat = wrok = vijandschap = haatgevoel = haatgevoelens
wil = laatste wilsbeschikking = testament = wilskracht
Ladin = Ladinisch
gitariste = gitaarspeler = gitarist
inscherpen = inranselen = doordringen = inprenten = inpeperen = instampen
videorecorder = video = VCR = videocassetterecorder
claviatuur = klaviatuur = klavier = speeltafel
tasjeskruid = moedertasjes
bakkersgist = gist
signalement = uitbeelding = persoonsbeschrijving = afbakening
wijfje = vrouwtje = roddeltante = hen = wijfjesdier
doordenken = afwegen = uitkienen = uitknobbelen = knobbelen = wegen = uitmikken
abolitionisme = anti-slavernijbeweging
theodoliet = doorvoer = transitogoederen
ruimtetuig = ruimteschip = ruimtevaartuig = ruimtevaartuigen
zuiderkruis = Zuiderkruis
snoepwinkel = banketbakkerij
blaadje = lover = blad = vel = velletje = papier = gebladerte
bandrecorder = bandopnameapparaat = taperecorder = bandopnemer
duikvlucht = duik = sliding
krachtig protesteren = schelden
afhankelijks = afhankelijkheid = onzelfstandigheid = gebondenheid
horlogier = uurwerkmaker = klokkenmaker = horlogemaker
deactiveren = onbruikbaar maken = uitschakelen = ongeschikt maken = onklaar maken = onmogelijk maken
hardliner = extremist = ultra
vredesoperatie = handhaving van de vrede = vredehandhaving
indijken = afdammen = bedijken
kristalrooster = rooster = tralie
Eire = Republiek Ierland
primusbrander = primus
hexagonaal = zeshoekig
barsten = kraken = uiteenspringen = uitspatten = knallen = bulken = bersten = kloven = uiteenspatten
voorvoegsel = prefix
landheer = meester = opperheer = overste = grondbezitter = Lord = grootgrondbezitter
zwaarte = bewijslast = significantie = plicht = importantie = belasting = gewicht = massa = waarde = drang = druk = betekenis = belang = gewichtigheid = last
biljet = flap = bankbiljet = bankje = briefje = flapje = prent = brief = handelspapier = bankbriefje = papier = banknoot
kuiperij = complot = collusie = conjuratie = samenzwering = komplot = conspiratie = intrige
nazien = controleren = nakijken = checken = nagaan = nalopen = natrekken
auto-ongeluk = botsing = computercrash
richel = zijde = platstuk = wandschroot = flens = lat = lijn = ertslaag = grens = ader = regel = kant
oppressie = onderdrukking = bedruktheid
binding = affiniteit = welgezindheid
stamboom = parenteel = kwartierstaat
koperbruin = koper
samenspanning = samenzwering
onverdraaglijk = onaanvaardbaar = onuitstaanbaar = ondraaglijk
elan = enthousiasme = begeestering = vuur = geestdrift = gloed = levendigheid = ijver
goddelijkheid = verhevenheid
vesikel = cyste = blaasje = blaas
Mariafeest = Maria-Lichtmis = Lichtmis
dofheid = treurnis = triestheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = depressiviteit = gedeprimeerdheid = zwaarmoedigheid = somberte = bedruktheid = dysforie = zwartgalligheid
raggen = rollebollen = dollen = steigeren = stoeien = rondhuppelen = robbedoezen = ravotten = rondspringen = dartelen
kramp = convulsie = stuip = spierkramp = spasme = krimping = stuiptrekking
steiger = zeedijk = paalhoofd = zeehoofd = zeewering = landing = golfbreker = pier = havendam = aanlegplaats = stelling = aanlegsteiger = landingsbrug = zeebreker = breekwater = krib = landhoofd
abstinentie = onthouding
stadhuis = raadhuis = gemeentehuis = stadskantoor
raadscollege = raad = bestuur = directie = beheerraad = board
klaveren = club = knuppel
aankomst = meet = aankomstlijn = overkomst = finish = eindstreep = komst = krijtstreep = eindmeet
handelwijze = handelwijs = systematiek = methodiek = optreden = systeem = methode
gezoem = gebrom
achtersteek = stiksteek
waterdier = waterzoogdier
psychrometer = hygrometer = vochtmeter = vochtigheidsmeter
koffertje = aktetas = aktentas
bloeitijd = zomer = hoogtijdagen = bloeiperiode
borst = ribbenkast = memmen = thorax = vrouwenborst = torso = boezem = mem = pram = tiet = borstkas = borststreek
leproos = melaatse
steekpenningen = omkoopsom = smeergeld = steekpenning
wereldburgerschap = kosmopolitisme
Lebensraum = levensruimte = leefruimte
ambacht = ambachtslui = handvaardigheid = stiel = gilde = vaklui = stielmannen = toestel = handel
muis = kut = muisje = computermuis = vagina = pruim = doos = schaamspleet = trut = schede = poes = vulva = mossel = spleet
zegepraal = zege = triomf = victorie
vraatzucht = gulzigheid
hovercraft = luchtvoertuig = luchtkussenvoertuig = luchtboot
hengelaar = visser = sportvisser
een eed afleggen = zweren
toegrijpen = pakken = nemen = vastnemen = vastgrijpen = vatten = grijpen = graaien = grissen = beetpakken
derby = garibaldihoed = dop = bolhoed = pothoed = garibaldi
zede = zeden = moraal = moralisme = moraliteit
tarwe = tarwebrood
kiosk = krantenkiosk = hokje = stand = krantenstalletje
scatologie = coprologie
korte inhoud = abstractie = grondtrek = hoofdlijn = samenvatting = uittreksel
treknagel = deuvel = paspen
regeneratie = revitalisering = opleving = opbloei = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = revival = herleving = oprisping = herstel = wedergeboorte
mixer = blender = menger = mengbeker
C-groot = C-majeur
sappelaar = sjouwer = werkezel = ploeteraar = zwoeger
kabinet = bureau = ministersploeg = regeringsploeg = ministerie
dispensatie = vrijdom = vrijheid = absolutie = ontheffing = vergiffenis = decharge = vrijstelling = kwijtschelding = ontslag = relevatie
denunciatie = veroordeling = aanklacht
bovennatuurlijk = supernaturalistisch
bevruchting = conceptie = fertilisatie = impregnatie = inseminatie
frame = framework = skelet = gestel = draagstel = geraamte = kader
versnippering = verbrokkeling
bedrijfsleider = manager = uitbater = beheerder = exploitant = dirk = directeur
trouw = trouw zijn aan = natuurgetrouwheid = getrouwheid = loyaal = aanhankelijkheid = adhesie = loyaliteit = steun = toewijding
halskwabbe = halskwab = wam = kossem
unificatie = eenwording
amerikaniseren = veramerikaniseren
thesaurier = schatbewaarder = penningmeester = schatmeester = quaestor = quaestrix
gelijktijdigheid = synchronie = synchroniciteit = synchroon
kapotmaken = moeren = mollen = ombrengen = doden = doodmaken = vermoorden = dooddoen
neersteken = overhoopsteken = doodsteken
sportschool = gymnastieklokaal = fitnessruimte = sporthal = gymnastiekzaal = gymlokaal
schietpartij = schot = vuurgevechten = vuurgevecht
projectieapparaat = projectietoestel = projector
blimp = worst
afpakken = afpikken = afnemen = afjatten = benemen = ontstelen = ontnemen
tres = wrong = haarvlecht = lok = haarlok = toet = vlecht = haarstreng = haarwrong = rotatie
strelen = kozen = aaien = strijken = behagen = liefkozen = minnekozen = wrijven = vrijen = bevallen
camembert = Camembert
percussiehamer = reflexhamer = peeshamer
levensstijl = levenswijze = leefwijze = leefstijl = levenswandel = leefvorm = way of life = leven
biogeen = biogenetisch
verzakelijking = commercialisering = vercommercialisering
rijkskas = rijksschatkist = staatsruif = schatkist = staatskas
opkweken = aankweken
turks = Turks
beginnelinge = beginneling
oliefilm = olievlek = drijvende olielaag = olieplak
schilderwerk = plaatje = verven = schilderen = schilderij = doek = schilderstuk
ondervoeding = uithongering = malnutritie = hypotrofie = inanitie
concierge = huisbewaarder = portier = conciërge
van mening zijn = opiniëren
lycheeboom = litsjiboom = lychee
burgervader = burgemeester = provoost
mnemotechnisch = mnemonisch
kandidaat = examinandus = adressant = geëxamineerde = werkzoekende = aanvrager = reflectant = benoemde = verzoeker = veteraan = kandidate = gegadigde = rekwestrant = examenkandidaat = rekestrant = sollicitant
autobaan = autoweg = A-weg = autostrade = rijksweg = snelweg = autosnelweg
breekbaarheid = fragiliteit = broosheid = kwetsbaarheid
arbitratie = arbitrage
corridor = hal = gang = doorgang
stekeligheid = steek = speldenprik = hatelijkheid
kleine = bébé = infant = zuigeling = kleintje = baby = kindje
behaaglijkheid = gezelligheid = intimiteit
koren = graan = graansoort
geelhout = citroenhout
wijnboerderij = wijnberg = wijngaard
seinpaal = semafoor = seintoren
hoofdstel = breidel = teugel = toom
overeten = te veel eten = schrokken = schransen = toegeeflijk = brassen
spalk = ik ben homo
gallen = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien
zoöloog = dierkundige
boos = slecht = kwaad = duivels
strafblad = strafregister
redacteur = krantenredacteur = redactrice = schrijver = bewerker = editor
reservoir = brandstoftank = stortbak = opslagtank = tank
lijkstijfheid = rigor mortis
parodontitis = gingivitis = tandvleesontsteking
ogendienaar = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
samenzijn = samenscholing = samenkomst = bijeenkomst = bijeenzijn
representeren = vertegenwoordigen = vorm geven = voorstellen = verpersoonlijken = belichamen
beethebben = beethouden = vasthouden = houden
spoorbaan = spoorlijn = rail = spoorweg = spoor
wangebruik = beschimpingen = mishandeling = misbruik
stelling = steiger = bewijsvoering = plechtige verzekering = hypothese = opstelling = bewering = stellage = formatie = onderstelling
bijhouden = houden = gereedhouden = onderhouden = aanhouden
Verenigde Staten van Amerika = Verenigde Staten = VS = Amerika = USA
dichtslaan = toeslaan
reuk = parfum = neus = odeur = geur = reukvermogen = reukzin = geurtje = lucht
waterzucht = zwelling = oedeem = zucht = hydropsie
amaril = Emery
toonzetter = componist = toondichter
beplanking = betimmering = beschieting = plankenbeschot = beschot
autonome zenuwstelsel = vegetatieve zenuwstelsel = viscerale zenuwstelsel
semanticus = semioticus
involveren = betrekken = moeien = mengen = wikkelen
kantoorpand = kantoorgebouw
verklappen = aangeven = verklikken = bedriegen = verraden = verlullen = misleiden
onecht kind = onwettig kind = liefdeskind = buitenechtelijk kind = bastaard
omkeilen = omgooien = omduwen = omknikkeren = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen
schatting = impost = belasting = offerte = taks = prijsopgave = gissing = prijsopgaaf = rijksbelasting = census = taxatie = raming
kwaal = aandoening = indispositie = klacht = grieven = beklag = affectie
feilen = falen = tekortschieten = onderuitgaan
naleving = eerbiediging = observantie
afwinden = openrollen = afrollen = ontrollen = loswikkelen = uitrollen = afwikkelen
terugzenden = terugsturen = retourneren
op één lijn brengen = op één lijn zetten = uitlijnen = Aline
autostrade = hoofdweg = A-weg = rijksweg = autosnelweg = autoweg = autobaan = verkeersweg = Hoofdweg = snelweg
onstandvastigheid = onevenwichtigheid = instabiliteit = onbetrouwbaarheid
nevelbank = mistbank
schuimkraag = kraag = manchet
zouten = keukenzout = inzouten = metaalzout = inpekelen = zout = pekelen
in grote aantallen voorkomen = overvloedig aanwezig zijn = zeer productief zijn = wemelen = overvloedig voortbrengen
meet = aankomstlijn = finish = aankomst = eindstreep = krijtstreep = eindmeet
schrijfster = schrijver = auteur
alarmstemming = ontsteltenis = consternatie = verwarring = commotie = verbijstering = opschudding = beroering = ontzetting
winter-radijs = Daikon = witte rammenas
mengsel = mixage = mixture = mengproduct = mix
vernevelaar = verstuiver = bloemenspuit = flitspuit = plantenspuit
poesiealbum = album = plakboek = poëziealbum
teveel = overschot = surplus = exces = plus = overmaat
faciliteit = inrichting = voorzienining = voorziening = gemak
losbreken = uitbreken = losbarsten
carcinogeen = kankerverwekkend
totaalbedrag = totaal
zijzwaard = zwaard
afknippen = wegknippen
schlemiel = mislukkeling = kneus = wanboffer = kneusje = verliezer = loser = pechvogel
schaak = mat = schaakmat = schaken = schaakspel
octaangetal = octaanwaarde
rijpad = ruiterpad
ketchup = tomatenketchup = ketch-up
volksvertegenwoordiging = parlement = Huis van Afgevaardigden = praatbarak
botje = gehoorbeentje = bot = boontje = knok = beenweefsel = graat = been = knook = gehoorbeen
keelpijn = faryngitis = keelontsteking
rondworm = aaltjes = nematoda
wei = hui = weidegrond = graasweide = kaaswei = melkwei = weiland = melkserum = weide = portel
trachee = luchtpijp = trachea
kruidenthee = kruidendrank
kennen als z'n broekzak = peuterklas
buks = hagelgeweer = jachtgeweer
frontispice = titelprent = titelplaat = frontispies
sarren = zuigen = tergen = narren = mienen = hekelen = treiteren = martelen
arbeidscontract = arbeidsovereenkomst = tewerkstellingsakkoord = werkovereenkomst
strijden = kampen = knokken = matten = vechten = worstelen
wise guy = betweter = wijsneus = schoolmeester = weetal
violet = paars
tijdvers = getalvers = jaartalvers = jaardicht
herautenmantel = tabberd = tabbaard
tekenaar = opsteller = la
kloven = kraken = bersten = barsten
persman = journalist = reporter = verslaggever = berichtgever = krantenjongen = nieuwsgaarder = persjongen
luikopening = laadhoofd
antioxidans = antioxydans
sneeuwruimer = sneeuwschuiver = sneeuwploeg
maanzee = zee
schietboog = boog = pijl en boog
sediment = sedimentair gesteente = aanslag = voegmortel = sedimentgesteente = aanzetting = afzettingsgesteente = grout = afzetting = voegspecie
fluctueren = variëren = wisselen
squashbaan = squashhal
energiedrager = fossiele brandstof
start = startlijn = vertrekpunt = sprong = aanvang = begin = schrikken = saltatie = opschrikken
buslichting = lichting
triplexglas = veiligheidsglas = hardglas
slaschotel = sla = salade = slaatje
suffix = achtervoegsel
ligatuur = LOGO = logo
troubles = moeilijkheid
concluderen = afleiden = besluiten = opmaken
trappenhal = trappenhuis = trap
vochtafscheiding = afscheiding = exsudaat
uitputtend = slopend
herentoilet = wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = schijthuis = retirade = mannen = gemak = bestekamer = toilet
spet = spetter = lik = spat
onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = kelderverdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping = souterrain
landengte = istmus
alleenheerser = autocraat = onderdrukker = monocraat = despoot = dictator = dwingeland = tiran
verkering = balts = baltsgedrag
geheugenverlies = amnesie
hoofdgerecht = hoofdschotel
suikerpatiënt = diabetisch = diabeticus = suikerzieke
hortus botanicus = arboretum = plantentuin = heemtuin = botanische tuin = hortus = heempark
huldiging = eerbetoon = leenhulde = hommage = manschap
overheidsinstelling = bureau = kantoor = dienst
Ase = Asen
heersende stroming = hoofdstroom
oftalmoloog = oogarts = oogheelkundige = oculist = optometrist
springzaad = balsemien
waterstofperoxide = superoxyde = peroxide
stempelinkt = merkinkt
sterretje = asterisk = juweel = ster = zon
panache = pluimbos = pluim = vederbos = vederdos
gekkengetal = elf = xi
schoteldoek = vod = wisdoek = schotelvod = vaatdoek
gewetensbezwaar = scrupules
stick = marihuanasigaret = stok = stickie = reefer = joint
onvolwassen = infantiel = kinderachtig = juveniel
werken = arbeiden = gisten = stoken = functioneren = verrichten = doen = fermenteren
wangedrag = ambtsmisdrijf = misdaad
voldoen = zich neerleggen bij = afrekenen = afbetalen = zich schikken naar = vergenoegen = beantwoorden = luisteren = eerbiedigen = berusten = vervullen = houden = tevredenstellen = vereffenen = respecteren = bevredigen = afdoen = verrekenen = gehoorzamen
verzegeling = lak = zegelafdruk = zegel = zegellak = zeehond
recyclen = recycleren = herwinnen = hergebruik = recupereren = terugwinnen = hergebruiken
biline-urine = choline
zuivering = purgatie = vrijstelling = verfijning = zuiveringsactie = rechtvaardiging
onverdraagzaamheid = intolerantie
inhalator = inhalatietoestel = inhaler
uitlaatgassen = benzinedamp = uitlaatgas
montuur = schuine kant = vatting
gitzwart = aardedonker = pikdonker
keuring = steekproef = staalkaart = aanstellingskeuring
krantebericht = krantenbericht
borrelen = vertrouwelijk omgaan = drinken
zaadrok = zaadmantel
utensiliën = gereedschap = werktuig = gerei
sparen = besparen = uitsparen
dag des oordeels = laatste oordeel = dies irae = doemsdag = oordeelsdag = doemdag
breipen = pen = breinaald
navullen = aanvullen = bijvullen
longen = long
admiraalschap = admiraliteit
konijnenvoer = konijnevoer
chemokuur = chemotherapie
weetgierigheid = leergierigheid
ossedrijver = ploegman = ossendrijver = ploeger
gezinsplanning = contraceptie = geboortebeperking
onze-lieve-vrouwebedstro = lievevrouwebedstro
toponiem = plaatsnaam
verdelging = extirpatie = het uitroeien = uitwissing = het ontwortelen = uitroeiing = eliminatie
sprokkelhout = vulhout
klimatologie = climatologie
optornen = concurreren = rivaliseren = touwtrekken = vechten = opboksen = meedingen = wedijveren = meten = mededingen
DNZ = erfelijkheidsmateriaal = desoxyribonucleïnezuur = deoxyribonucleïnezuur = DNA
achterafstraat = slop = doorgang = steeg = gang = achterafstraatje
play off = beslissingswedstrijd
perceptievermogen = waarnemingsvermogen
kwab = kwabbe = lob
spraakgebrek = dysartrie = spraakstoornis
brigadier = korporaal
voorronde = kwalificatiewedstrijd = selectiewedstrijd = kwalificatieduel
haatobject = haten = verafschuwen = verfoeien
mictie = urineren
perfectie = idealiteit = volmaaktheid = onfeilbaarheid
oftalmoscoop = oogspiegel
ziener = helderziende = waarzegger = profeet = ooggetuige = visionair = voorspeller
anti-semitisme = jodenhaat = antisemitisme
achterbuurt = slum = gribus = bidonville = krottenwijk = sloppenwijk = krottenbuurt = slums
verschieten = verbleken
lichtloep = vergrootglas
sierteelt = bloementeelt
aritmetisch = rekenkundig
sneeuwballetje = sneeuwbal
iglo = sneeuwhut = eskimohut = ijshut
reassurantie = herverzekering = herassurantie
verzachtend middel = gel = zalf = crème
bloemenzaak = bloemenwinkel = bloemist = bloemisterij
geëmmer = gezanik = gezemel = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur
wordingsproces = aanvang = begin = ontstaan = wording = geboorte = genese
landingsstrip = landingsbaan = landingsstrook = startbaan
missie = gezantschap = afvaardiging = deputatie = vertegenwoordiging = legatie = boodschap = klassieker = delegatie = zending
wegstoppen = benevelen = camoufleren = verhelen = verhullen = verbloemen = maskeren = versluieren = verdoezelen = verbergen
belangrijkheid = relevantie = belang
strekken = uitstrekken = valideren = uitrekken = oprekken = rekken = kloppen = opgaan = uitkomen = vigeren = gelden
plantenvoedsel = mest = kunstmest = meststof
plantenmelk = plantemelk
alcoholmisbruik = drankmisbruik
wit = wittebrood = witheid = zilver = blankheid = witbrood
beginselverklaring = manifest = intentieverklaring = beginselprogramma
geweld = gewelddadigheid = bruutheid
jaargetijde = seizoen = jaargetij
pinkstertijd = pinkstervakantie = Pinksteren = pinksteren
prijzen = roemen = loven = labelen = eren = bewieroken = verheffen = ophemelen = zegenen = etiketteren = vragen = verheerlijken
vooruitgang = rechtsgang = vordering = vorderingen = continuïteit = procesgang = progressie = verslag = voortgang
poltergeist = klopgeest
neerslachtig maken = deprimeren = demotiveren = ontmoedigen
nalatenschap = erflating = versterving = legaat = boedel = erfdeel = successie = versterf = erfenis = erfgoed = vermaking
vuilnis = vuil = tennef = huisafval = huisvuil = brol = rotzooi = brandhout = shit = vullis = prutsding = rommel = troep = afval = tinnef
libel = libellen
toeschrijving = attributie = toekenning
jodenbuurt = getto
danstheater = balletgroep = dansgroep
rijmwoord = rijm
uitkeringstrekker = steuntrekker = klaploper
jammerzang = klaagzang = lijkzang = dodenmis = treurzang = elegie = klaaglied = requiem
rotatie = toer = tres = slag = lok = haarlok = aswenteling = evolutie
spiritus = hydroxyethaan = ethanol = alcohol = ethylalcohol
brandalcohol = houtgeest = hydroxymethaan = methanol = houtalcohol = methylalcohol
uithongering = ondervoeding
weerwolf = Wolf Man
pastorij = pastorie
vulmiddel = vulpasta = plamuur = plamuursel
vertaalwerk = vertaling
raamakkoord = eensgezindheid = overeenstemming = unanimiteit = consensus
smeersel = olie = smeer = vet = smeermiddel = strijksel = smeervet
neerhangen = hangen = uithangen = ophangen = volhangen
elitaire = elitair
tekenleer = semiotiek
woestenij = rimboe
egoïstisch = egocentrisch
rancho = veefokkerij = veehouderij = landgoed = ranch = farm
haarborstel = kam
symbolisme = symboliek
nabuur = gebuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw
eigenheid = persoonlijke eigenaardigheid = eigenaardigheid = jargon
misconceptie = bedrieglijkheid = drogreden
vijgenboom = vijgeboom = vijg
tonnenband = ring = ringetje = hoepel
geheugeneenheid = opslagmedium = geheugen
chemische reactie = reactie
hoereren = hoeren
tuig = want = vehikel = voertuig = vistuig = schuimsel = stek
verdikkingsmiddel = temper = bindmiddel
epsilon = kleinigheid
lijfwacht = lijfgarde = bewaker = persoonsbeveiliger
afwachting = perspectief = vooruitzicht = verwachting
missioneren = werven = bekeren
vossegat = vossengat = vossehol
fantaseren = raden = inbeelden = nagaan = veronderstellen = verbeelden = ratelen = imagineren = overwegen = indenken = voorstellen = speculeren
match = sportwedstrijd = wedkamp = wedstrijd = ontmoeting = treffen
scabiës = baardschurft = schurft = baardschimmel
argot = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = slang = vakjargon = Bargoens = kunsttaal
tot ziens = vaarwel = dag = goedendag = doei = doeg
slijm = stroperigheid = planteslijm = sputum = smurrie = gom = blubber = geil = plantenslijm = brij
epicycloïde = cycloïde
conférencier = conferencier = cabaretier = kleinkunstenaar
kinderbed = veldbed = campingbedje = wieg
necrose = afsterving = gangreen
bankwerker = installateur
adolescent = tiener = jongeling = puber = teenager = jongvolwassene
oorlogvoering = krijg = oorlog = krijgsvoering = krijgsbedrijf
rode bosbes = vossenbes
eurodollar = Eurodollar
stuiteren = kaatsen = ketsen = stuiten
scheurmand = prullenmand = papiermand = prullenbak
kyfose = bochel
twaalfvingerige darm = duodenum
spotter = spotvogel
machtsverheffen = machtsverheffing
eed = gelofte
fermentatie = herrie = zymose = drukte = consternatie = gisting = commotie = sensatie = keet = onrust = deining = opschudding = beroering = tumult
sluiper = duiker = stiekemerd = gluiper = geheimschrijver = gluiperd
vossebont = vos = vossenbont
heffen = rekwireren = opheffen = vorderen = tillen = optillen
slurf = brandslang = koffer = kofferbak = lul = prik = laadruimte = slang = pik = toeter
wolkenkrabber = skyscraper
geitekaas = geitenkaas
pa = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pappa = pater
handelsnaam = merknaam = brandmerk = merk
verdrijving = uitwijzing = verbanning = wegjaging = verwijdering = uitzetting = uitdrijving
zomerpunt = zonnestilstand = solstitium = zonnewende
beursmarkt = aandelenbeurs = effectenbeurs = aandelenmarkt = beurs
poëtaster = rijmelaar = pruldichter
acne = jeugdpuistjes = jeugdpuistje
terpentijn = terpentijnolie
legitimatie = legitimatiekaart = legitimatiepapier = identiteitsbewijs = persoonsbewijs = legitimatiebewijs = identiteitskaart
streepjescode = zebra = zebracode
concubinaat = buitenechtelijk samenwonen
zwaaideur = klapdeur = tochtdeur = pendeldeur
runderen = beesten = vee = rundvee
koelmiddel = koelvloeistof = koortsmiddel
schuilhoek = schuilplaats = gat
psychedelicum = hallucinogenen = tripmiddel = hallucinogeen
papaver = klaproos = slaapbol
cartouche = huls = patroonhuls
contrasteren = tegenstelling = contrast = afsteken
sigaret = shagje = peuk = saffie = kankerstok = sjekkie
administratienummer = registratienummer
aanprijzen = recommanderen = aanraden = aanbevelen
medeweten = perceptie = wetenschap = cognitie = bagage = kennis = weten
bijverdienste = broodschrijverij = emolumenten = maakwerk = neveninkomsten
bedrieglijkheid = misconceptie = drogreden
lahar = modderstroom
tuinbouw = tuinieren = tuinbouwkunde = hovenieren = tuinderij = horticultuur
coördineren = coördinaat
schuldenaar = lener = debiteur = gedelegeerde
armsgat = mouwgat
blameren = schandvlekken = afgaan
luier = slag
volgboot = sloep = rubberboot = opblaasboot = roeiboot
uitdijen = uitzetten = opzwellen = opzetten = zwellen
toverij = toverkunst = toverkracht = magie = goochelen = tovenarij = toveren
parool = leuze = erewoord = password = consigne = paswoord = sjibbolet = wachtwoord = woord = sleutel = woord van eer
padding = schoudervulling
röntgenstralen = röntgenstraal = x-straal = x-stralen = röntgenstraling
spermacide = zaaddodend
uitvogelen = er achter komen = oplossen
barsheid = norsheid = abruptheid = bruuskheid = onbehouwenheid
conductie = geleidingsvermogen = conductiviteit = geleiding = soortelijke geleidbaarheid = elektrische geleidbaarheid
turner = gymnast
chiasma = chiasme = kruisstelling
wadjang = wadjan = wokken = wok
bouwboer = landbouwer = teler = akkerbouwer
Jurriaan = Joris
ba = drek = faecaliën = excrementen = excrement = uitwerpselen = schijt = ontlasting = kak = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = uitwerpsel = afgang = beer = stront = feces
herschrijven = omschrijven
kenschets = karakterschets = karakteristiek = karakterisering = typering
loper = krombek = hardloper = moedersleutel
versimpeling = vereenvoudiging = reductionisme
opbrengst = rendement = emissie = oogst = vrucht
waarzegger = toekomstvoorspeller = waarzegster = helderziende = wichelaarster = ziener = wichelaar = augur = profeet = kaartlegger = voorspeller = auguren = kaartlegster = koffiedikkijker
doorzakfeestje = nicht = poot = zuippartij
Nieuwjaar = nieuwjaar
verzetten = weren = kanten = keren = verweren = vechten = roeren = herschikken
terechtkomen = belanden
ribkarbonade = ribkotelet
arseen = arsenicum
estheticienne = visagist = esthéticienne = schoonheidsspecialiste
excerpt = kort overzicht = extract = verkorting = fragment = passage = samenvatting = epitome = uittreksel
scherpslijper = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
Openbaring = openbaring
lid maken van = aannemen = affiliëren
omverduwen = omgooien = omknikkeren = omkeilen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omduwen = drummen = omverwerpen = bruuskeren = omtrekken = omverkegelen
versierder = scharrelaar = rokkenjager = vrouwenversierder = flirt = vrouwenloper
vuursteentje = steentje = vuursteen = keisteen
ijskast = koelkast
vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = schandaliseren = belasteren = kwaadspreken = lasteren = bezwadderen = roddelen = denigreren = smaden = bekladden
vaan = vlag
pegasus = Pegasus
snelheidswedstrijd = wedren = race
orkaan = tyfoon = cycloon = wervelstorm
bekvechten = kiften = twisten = ruziën = redetwisten = overhoopliggen
usantie = manieren = gebruiken = gewoonte = mos = geplogenheid = usus = gebruik = praktijk
zandweg = sintelbaan = aardeweg
loopkraan = Spaanse ras van kleine paarden
somatotropine = groeihormoon = somatotrofine
ontkenningswoord = negatie
inkrassen = inkerven = kerven = krassen
respireren = ademen = ademhalen = inademen = asemen
schittering = grandeur = grootsheid = praal = pracht = glans = heerlijkheid = schijn = schijnsel = flonkering = glinstering = luister = fonkeling = majesteit = gloed = vlam
pi-meson = pion
rechtsgeleerdheid = recht = rechtswetenschap = jurisprudentie
tijdeenheid = tijdseenheid
limitatie = inperking = terugdringing = beperktheid = begrenzing = beperking = restrictie = beknotting
aandrijven = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = drijven = opjagen = zetten = activeren = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = inschakelen = aanmanen = instigeren = pramen
veestapel = levende have = landbouwhuisdier = vee = stal
klit = klissekruid = klis
radioastronomie = Volksrepubliek Loegansk
onbezonnen = onverstandig
slaplant = sla = salade
opvoeden = leiden = vormen = opleiden = trainen = onderrichten = oprichten = scholen = onderwijzen = kweken = grootbrengen
verzinnebeelden = voorstellen = staan = typeren = symboliseren
kunstenares = kunstenaar
meerderheid = majoriteit = absolute meerderheid = hoofdmoot = overmacht = merendeel = volstrekte meerderheid
wetenschapsfilosofie = kennistheorie = wetenschapsleer = epistemologie = wetenschapstheorie
toog = bar = buffet = tapkast = priesterkleed = toga = soutane = priestergewaad = tap
verinnerlijken = internaliseren
immobilia = vastgoed = immobiliën = onroerend goed
boetiek = modemagazijn = kledingzaak = winkel = kledingmagazijn = confectiezaak = modezaak
handlichting = meerderjarigverklaring
Bargoens = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = vakjargon = kunsttaal
body-building = bodybuilding
totstandkoming = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering = implementering
friemelen = peuteren = frommelen = frutselen = futselen = frunniken = morrelen = wriemelen
pms-centrum = PMS = PMS-centrum
instigatie = aanmoediging
knobbelzwijn = wrattenzwijn
tondel = tondeldoos
nitraat = nitraatmeststof
manubrium = manubrium sterni
labyrint = wirwar = warwinkel = dwaaltuin = doolhof = warnet = gangenstelsel = kluwen
schrede = trede = voetstap = stap = pas = pasje
seductie = verlokking = verzoeking = lokroep = bekoring = verleiding
ijs = consumptie-ijs = waterijs = ijsje = ijsco = roomijs
aflopen = afhellen = hellen = overtrekken
taalcompetentie = competentie
videocassette = beeldband = video = videoband
slijten = verkopen = besteden = verhandelen = doorkomen
kanarie = pietje = kanariepiet = kanariepietje = piet
glittering = glans = afstraling
loonvloer = minimumloon
serenade = zanghulde = divertimento
verstoppen = schuilgaan = schuilen
boekverkoper = boekhandelaar
legeraanvoerder = bevelhebber = commandant = overste = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = legercommandant = commandante = bevelvoerder
winstgevendheid = rentabiliteit = rendabiliteit
beroepsorganisatie = syndicaat = vakcentrale = vakfederatie = vakbond = vakverbond = vakorganisatie = vakvereniging = bond
toestaan = toedelen = admitteren = toelaten = verlenen = toegeven
speelterrein = speelplaats = speeltuin = speelerf = kinderspeelplaats = speelplein
tegengestelde = tegenovergestelde = antipode = pool = antoniem = tegenvoeter = omgekeerde = tegendeel
ed. = erectiestoornis = red.
beplanting = plantage
fris = limonade = gazeuse = frisdrank = priklimonade = softdrink = prik
uithoek = platteland = negorij = binnenland = hinterland = achterland = gehucht
medemenselijkheid = menselijkheid = menslievendheid
gejammer = verzuchting = geweeklaag = jammerklacht = weeklagen = weeklacht = gekerm
goudzoeker = fortuinzoeker = gelukzoeker = ontdekker = ontdekkingsreiziger = avonturier = vrijbuiter
Mars- = van Mars
zwaluwnest = epaulet
uitzonderlijkheid = abnormaliteit = afwijking = onregelmatigheid
mengeling = assortiment = gemengde berichten
nacijferen = herberekenen = narekenen
vertrekken = drossen = zijn biezen pakken = wegrennen = zich stilletjes uit de voeten maken = verwijderen = woongedeelte = zich terugtrekken
klier = lastpost = klojo = ettertje = lastpak = stoorzender = lomperd
alcohol = hydroxyethaan = ethanol = spraakwater = drank = ethylalcohol = spiritus
klaagstem = pruilstem
machinevertaling = computervertaling
armband = bandjes = mouwband
macrofaag = macrofagen
radiolamp = lamp = kathodestraalbuis = vacuümbuis = elektronenbuis = radiobuis
landenwedstrijd = interlandwedstrijd = interland
voortplanten = reproduceren = vermenigvuldigen = voortpanten
schuttingtaal = Frans
aanmerken = zien = beschouwen = bevinden = houden = oordelen = schatten = achten
suppletie = bijvoegsel = supplement = aanvulling = toevoegsel
thuisreis = terugtocht = terugweg = terugreis
windsterkte = windenergie = windkracht
spaargeld = renegaat = spaarcenten = potje = besparing = appeltje voor de dorst = spaardeposito = spaarpot
pep = energie = slagkracht = pit = kloekheid = arbeidsvermogen = fut = puf = daadkracht = geestkracht
cardiogram = elektrocardiogram = e.c.g. = ecg
barakken = kazerne = barrak
schakelsysteem = elektriciteitsnet = schakelschema = bedrading = schakelingen = elektrische installatie
ruit = interval = keelpastille = ruitje = vensterglas = vensterruit
dithyrambos = dithyrambe
prediken = preken = verkondigen
revalueren = revaloriseren = opwaarderen
radial = Radian = radiaal
agorafobie = pleinvrees
gangwissel = bak = versnellingsbak
grossier = groothandelaar = tussenhandelaar = stalhouder
abolitie = opheffing = afschaffing = suppressie
endosperm = kiemwit
hoeder = herder = veedrijver = ossendrijver = herderin
glooien = hellen
zorginstelling = gezondheidszorginstelling
student = studiehoofd = studente = studerende = leerling = studiebol
top = overtreffende trap = bergtop = piek = kroon = spits = hoogtepunt = kerktoren = punttoren = apex = torenspits = kruin = punt = toppunt
vijgenmat = vijgenmand
ignorantie = onkunde = onwetendheid = agnosie
specimen = voorbeeld = model
schnorkel = snorkel
niet = agrafe = kram
duplicaat = afschrift = kopie
onderhoudswerkzaamheden = onderhoud = zorgen voor = voorzichtig = verpleging = onderhoudswerk = zorg
patrimonium = patrimonie
LTTE = Tamil tijgers
bloeien = floreren = opbloeien = Burgeon
contamineren = bevuilen = verontreinigen
meetellen = uitmaken = incalculeren = verrotten = meespreken = begrijpen = spelen = schelen = tellen = verrekken = rekenen = rangschikken = gelden = meerekenen
gehoorbuis = gehoorweg = gehoorgang
felser = felsmachine
feut = eerstejaars = eerstejaarsstudent
impressie = notie = gevoel = besef = uitbeelding = conjectuur = vermoeden = indruk = verbeelding
beschermeling = protégé
mesenterium = scheil = darmvlies
inspuiten = injecteren = spuiten
voor zich uitschuiven = uitstellen
garve = korenschoof = schoof = garf
betalingsbewijs = kwitantie = bon = inkomsten
ruggordel = schaal = omhulsel = rugschelp = rugschild
conversie = bekering
heuvel = veld
muurtegel = tegel = pan = tapijttegel = vloertegel
ijveren = onderneming = probeersel = poging = wagen = inspanning
pauwhaan = pauw
toebedenken = aanwijzen = reserveren = uittrekken = toedenken = bestemmen
praalgraf = mausoleum
vergelding = vindicatie = wraak = repercussie = revanche = retorsie = wraakneming = vendetta
levering = aflevering = bestelling = geboorte = bezorging = bevalling = toevoer = leverantie = afgifte = aanvoer = verlossing
vendutie = openbare verkoop = vendu = veiling
sedimentatie = afzetting = precipitatie
bruto nationaal product = BNP
dankbetuiging = dankzegging = toekenning = erkenning
geringschatting = dédain = laatdunkendheid = depreciatie = minachting = verachting
tonsillitis = amandelontsteking
psychopathologie = psychiatrie
zeewier = alg = wier = algen = wieren = alge
arrestatie = arrest = vastgrijpen = stilstand = grijpen = aanhouding
uitvinden = vernemen = leren = horen
belonen = renumereren = vergoeden = honoreren = vergelden
berlijns-zilver = Berlijns-zilver
levenswerk = levenstaak
split = sluiting = kiezel = gravel = grind = steenslag
boomschors = schors = cortex
reactie = responsie = chemische reactie
warme choco = cacao = chocolademelk = chocolade = chocola = chocomel
foef = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = kunstje = kunst-en-vliegwerk
aanlappen = opdringen = opsolferen = aanpraten = aansmeren
steenboor = steenbeitel
magerheid = schraalheid
oorschelp = schelp = gehoorschelp
wet = kit = natuurrecht = wetmatigheid = spelregel = prinsemarij = politiemacht = politie = hermandad = politieapparaat
ervaren = ontmoeten = beleven = gevoelen = ondervinden = gewaarworden
tuit = schenkrand = schenktuit = spruit
vluchtplaats = onderdak = schuilplaats = haven = vluchtoord = schoot = toevluchtsoord = wijkplaats
samenscholing = samenzijn = bijeenkomst = samenkomst = bijeenzijn
kunstmest = mest = plantenvoedsel = meststof
koorhemd = superplie
zelfinductie = invloed = elektromagnetische inductie = inductie
pijn = verdriet = hunkeren naar = lastpost = smart = zeer = wee = lijden = treurigheid = pijn doen = droefenis = bedroefdheid = treurnis = triestheid = droefheid = verlangen = kommer = leed
nachtkeers = middelste teunisbloem = avondster = vesper
wegkruising = kruispunt = aansluiting = knooppunt = kruising = snijding
verblijf = oponthoud = séjour = onderkomen = verblijfplaats
afvalproduct = afvalprodukt
verkoopwaarde = marktwaarde
lithograferen = steendrukken
allocatie = lot = verdeling = rendez-vous = perceel = toekenning = toewijzing = toebedeling
ingraven = zich = graven
pauperisme = nooddruft = nood = behoeftigheid = armoede = armoedigheid = armoe = armzaligheid
Volkenbond = volkenbond = coalitie
zomer = zomertijd = zomerseizoen = bloeitijd
Walkure = walkure
diplomatie = fijngevoeligheid = kiesheid = CD = discretie = tact = corps diplomatique
vloeistof = nat = nattigheid = zweet = vocht = vloeiklank
kwatten = spugen = tuffen = spuug = spuwen = speeksel = kwalsteren
rom = ROM = zigeuner
kerkdienst = viering = godsdienstplechtigheid = liturgie = eredienst = dienst = godsdienstoefening = kerk
automatiseringssector = automatisering = mechanisering = mechanisatie
negeren = ignoreren = afwimpelen = opzijzetten = wegcijferen
maatschappijleer = staatsinrichting
haarzakje = haarfollikel
windrichting = windhoek = streek = hemelstreek = kompasstreek = windstreek = kompasrichting
gemekker = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = geteem = gezever = gekanker = gerommel = geouwehoer = gemaal = rumble = gezeur = geknor
slavernij = slavendienst = lijfeigenschap = knechtschap
verantwoordelijkheidsgevoel = verantwoordelijkheidsbesef
overloper = geloofsverzaker = dissident = afvallige = deserteur = afgevallene = outlaw = kerkverlater = apostaat
elektrische lading = lading
zetmachine = letterzetmachine = typograaf
vakantieganger = toerist = toeriste
steendoorn = hagedoorn = meidoorn = hagendoorn
annulatie = tenietdoening = annulering
verzenlijmer = bard = poëet = woordkunstenaar = zanger = dichter
polyeder = veelvlak
onaangenaam = onprettig = onplezierig
schrompelen = indrogen = verschrompelen = verdorren = ineenschrompelen
waterpartij = vijver
adelaar = arend
Naomi = Noemi
verklarende woordenlijst = woordenlijst = glos = glossarium
ophitsen = aansporen = opruien = provoceren = aanhitsen = opjutten = aanzetten = opzetten = porren = opstoken = aanstoken
taboeret = barkruk = stoelgang = kruk
nachtmerrie = angstdroom = oneirodynie = juk = last = incubus
benadrukken = betonen = onderstrepen = beklemtonen = accentueren
biel = spoorbiels = dwarsligger = spoorbalk
infectie = ontsteking = besmetting
omleiden = omrijden
kleurentelevisietoestel = kleurentelevisie
peso = Chileense peso = Cubaanse peso
natmaken = bevochtigen = hydrateren
zoekmotor = zoekmachine
nylon = nylonkous = nylons
ontzetting = ontsteltenis = bezorgdheid = consternatie = ontzet = ontwrichting = verwarring = commotie = verdwaasdheid = alarmstemming = luxatie = verbijstering = opschudding = beroering
schraper = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraapbeitel = schraapijzer
pronkjuweel = prachtstuk = kleinood = pracht = juweel = pronkstuk = prachtexemplaar = pronksieraad = paradepaard = paradepaardje
escapade = ervaring = avontuur = belevenis
stalling = paardenstal = stal
openzetten = opendoen = uitwerken = vergroten = opentrekken = ontgrendelen = ontsluiten = uitbreiden = openen = openmaken
uitroeiing = extirpatie = het uitroeien = verdelging = uitwissing = het ontwortelen = eliminatie
wurmen = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = otteren = pielen = prutsen = klooien
transformeren = omvormen = doodskop
baden = badderen = zwemmen
nasporing = vraag = onderzoek = navraag = verzoek
non-fiction = non-fictie
weerstation = meetstation
stafrijm = Germaanse rijm = alliteratie = letterrijm
raam = invloedssfeer = raampje = doel = etalageraam = licht = mikpunt = vitrine = draagwijdte = scope = omvang = domein = venster = reikwijdte = doelwit = vensterraam = bereik
range = pluriformiteit = heterogeniteit = variabiliteit = diversiteit = verscheidenheid = pluraliteit
luchtkussenvoertuig = luchtvoertuig = luchtboot = hovercraft
afdruipen = druppen
aspect = dimensie = facet = opzicht
amoxicilline = Augmentin
pitten = snurken = meuren = rusten = slapen = maffen = bronzen = keveren = knorren
ministersploeg = regeringsploeg = ministerie = kabinet
manillahennep = abaca
sopraanstem = sopraan
allochtoon = vreemdeling = vluchteling
minoriteit = minderheid
redding = reiniging = behoudenis = behoud = zaligmaking = verlossing = heil = afkoping = heiliging = bevrijding = vrijkoping
hoofdtelefoon met microfoon = hoofdtelefoon = oortelefoon = koptelefoon met microfoon = koptelefoon = headset
nattevingerwerk = giswerk = gissing = gegist bestek
breidelen = knotten = ketenen = binden = knevelen = kortwieken = beknotten
handboeien omdoen = boeien
aanbotsen = caramboleren = bonken = stoten = botsen
bevordering = promotie
alkali = vertrekpunt = basis = base
vingervlugheid = goocheltoer
paraffine = alkaan = alkeen = parafine
onderverdeling = tussenkop
au pair = vakantiehulp = vakantiekracht
coherentie = samenhang = cohesie = eenheid
keukenprinses = kokkin = keukenmeid = cuisinier = kok
steenzout = klipzout = rotszout = bergzout
galligheid = leverbotziekte
industrieterrein = industriezone = bedrijvenpark = industriegebied = industriepark
paruur = verfraaiing = ornament = aankleding = siersel = versiersel = versiering
kookketel = ketel
streng = buis = buisje = knot = kanaal = vendel = kluwen
beschuldigde = aangeklaagde = gerekwireerde = gedaagde = verweerder = beklaagde = verdachte
slijter = drankslijter = wijnkoper = wijnhandelaar
zoogmoeder = min = zoogster
ruw spel = onderbroekenlol = onderbroekelol
span = bespanning = cluster = bos = ploeg = gespan = unit = stelletje = duo = troep = tros = tweespan = stel
presumeren = voor lief nemen = ervan uitgaan = assumeren = veronderstellen = postuleren = supponeren = gissen = stellen = onderstellen = aannemen
speelhuis = gokhol = speelhol = gokpaleis = speelbank = goktent = casino
bezienswaardigheid = onderzoek = beeld = trekker = attractie = inspectie = trekpleister = zicht
xanthoom = xanthoma
heiligen = sacreren = sanctifiëren = consecreren = sanctificeren = wijden = consacreren = sacraliseren = zegenen = verheiligen
beschermen = protegeren = vrijwaren = bewaren = preserveren = beschutten
dieplood = stift = interlinie = blij
geselroede = staafje
tafeltennis = pingpong
jaartien = decennium = tiental
stier = bul = Stier
revolverspuit = spuitpistool
koekeloeren = gluren
schakelen = lassen = koppelen = aaneensluiten = knopen = liëren = passen = aansluiten = verbinden = voegen
courage = flinkheid = onverschrokken = onversaagdheid = durf = branie = moed = guts = lef = koenheid = dapperheid
rijkdom = zeelde = opulentie = welvaart = luxe = weelde = vermogen
routebeschrijving = weg = rijschema = wegbeschrijving
kastanje = tamme kastanje = kastanjeboom
Unie van Socialistische Sovjetrepublieken = SU = USSR = Sovjet-Unie
saamhorigheidsgevoel = lotsverbondenheid = solidariteit
het in klemmen vangen = sjabrak = zadelkleed = zadeldek
hap = part = afbijten = brok = happen = snack = versnapering = gedeelte = knabbeltje = bijten = hapje = tussendoortje = stuk = beet = deel = stukje
watervogels = drijfsijssie = watervogel
lolbroek = geinponem = spuiter = joker = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant
difterie = difteritis
omzetpremie = remissie = franchise = aftrek = discount = rabat = vermindering = reductie
industriezone = bedrijvenpark = industriegebied = industriepark = industrieterrein
schatten = zien = waarderen = taxeren = aanmerken = beschouwen = bevinden = koersen = houden = ramen = oordelen = achten
moederstad = stad
saffie = shagje = sigaret = peuk = kankerstok = sjekkie
kantoorartikelen = schrijfbehoeften = papierwaren
gelezen worden = nemen = veronderstellen = lezen
hanenpoten = kriebelpootje = kladschrift = gekriebel = hanepoten = krabbelschrift = krabbelpootje
gezondheid = salubriteit = welzijn = gezondheidstoestand = uitkering
ampersand = et-teken
bitsheid = boosheid = bitterheid
tafereel = toneeltje = schouwspel = toneel = kijkspel = tableau
rimpelen = fronsen = plooien = verkreukelen = kreuken = kreukelen = verkreuken
zwempak = badkostuum = badmode = zwemkostuum = badpak
aanslepen = treuzelen
spanningzoeker = testapparaat
capitatie = hoofdgeld
vergrotingsapparaat = vergroter
Evangelie naar Johannes = Johannes = Joh
voorsteven = boeg = voorschip
respiratietoestel = beademingstoestel = beademingsmachine = ademhalingsapparaat = zuurstofapparaat
terugdringing = inperking = limitatie = beperking = restrictie = beknotting
erewoord = woordenwisseling = woord = woord van eer = parool
cellulose = celstof
sanctificeren = sacreren = heiligen = sanctifiëren = consecreren = wijden = consacreren = sacraliseren = zegenen = verheiligen
mastitis = borstklierontsteking
steenkoolteer = koolteer = steenkolenteer
New York City = New York
tendentie = tendens = strekking = teneur = pointe = inslag
maltose = moutsuiker
dubben = betwijfelen = wankelen = twijfelen
beuken = hameren = rammeien = timmeren = hengsten = rammen = bonzen
opbouwend = verheerlijkt = onverstaanbaar
gedenkteken = herinneringsteken
catecheet = godsdienstonderwijzer
gravimeter = vochtweger = areometer = hydrometer
zakenleven = zaken = klandizie = businessclass = bedrijf = privé-sector = zaak = onderneming = vak = bedrijfsleven = privésector
karbonade = kotelet = varkenskarbonade = varkenskotelet
afwijzing = verwerping = laking = veroordeling = berisping = ontkenning = afschrijving = negatie = afkeuring = verloochening
briefomslag = envelop = couvert = enveloppe = omslag
scheepstimmerwerf = werf = scheepswerf
bekroning = prijs = beloning = accolade = voleinding = afronding = completering = afwerking = voltooiing
klip = klif
secretie = afscheiding = uitscheiding = daarmee uit
bluffen = grootspreken = pochen = patsen = snoeven = opscheppen = ophakken = opsnijden
deelhebber = participant = deelnemer
respiratie = ademhaling
vergoddelijking = vergoding = apotheose
snik = gehijg
hydroxymethaan = houtgeest = brandalcohol = methanol = houtalcohol = methylalcohol
gevoelen = denkbeeld = opvatting = gewaarworden = inzien = stellingname = gezindheid = ervaren = ontmoeten = oordeel = overtuiging = ondervinden = gedachte = inzicht = beleven = convictie = opinie = zin = standpunt = mening
sacrificeren = offeren = sacrifiëren
stabiliteit = evenwicht = volhardendheid = bestendigheid = volharding = vasthoudendheid = standvastigheid
rentenier = nietsnut = luiaard
loodgieter = waterfitter
drogman = tolk
zweet = transpireren = vloeistof = bezweten = transpiratie = transpiratievocht = nat = nattigheid = bloedvergieten = bloed = vocht = Sudor = zweten
berbertapijt = berber
krijgsman = militair
schoonheidskoningin = miss
stut = steun = steunbeer = beer
oceaan = wereldzee = oceaanfront = plas
teleobjectief = zoomlens = telelens
spierkramp = krimping = convulsie = stuiptrekking = kramp = stuip = spasme
accreditief = certificaat = getuige = attestatie = verklaring = geloofsbrief = attest = getuigschrift = akte
modiste = hoedenmaker = hoekenmaker
anticonceptiemiddel = anticonceptie = contraceptiemiddel = preservatief = contraceptivum = contraceptief = contraceptie = geboortebeperking = geboortecontrole = voorbehoedmiddel = anticonceptivum
plunderen = roven = uitschudden = ontvreemden = beroven = brandschatten = plundering = buit
rechtzaak = rechtsgeding = rechtszaak = proces
beknibbelen = ombuigen = snoeien = bezuinigen
wapenkamer = wapenarsenaal = wapenmagazijn = arsenaal = wapenopslagplaats = wapenhuis = wapendepot = tuighuis
gay = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = mietje = homoseksuele = poot = reetkever = homo = nicht = homofiel = holtor = bruinwerker
balletgroep = danstheater = dansgroep
uitzwermen = verspreiden = uitwaaieren
vastsjorren = aansjorren
gewilligheid = gedweeheid = enthousiasme = volgzaamheid = toegeeflijkheid = meegaandheid = bereidheid = dociliteit = hulpvaardigheid = vlugheid = gehoorzaamheid = behulpzaamheid = bereidwilligheid
hydrogenium = hydrogeen = waterstof
sluitpost = doelwachter = doelman = keeper = goalkeeper = kiep = goalie
farmacognosie = farmacologie = acognosie = geneesmiddelenleer
veeziekte = runderpest = veepest
velen = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = doorstaan = dragen = harden = verduren = dulden = verdragen
herassurantie = reassurantie = herverzekering
waarborg = pandgoed = pand = securiteit = onderpand = zekerheid = garantie = verzekering = borg
snor = knevel = snorbaard = baardhaar = bakkebaarden = snorrenbaard = gezichtshaar = baard
schouder = schouders = schoudergordel = berm = vluchtstrook
verkleuring = kleurverandering
verheugenis = blijdschap = vreugde = blijheid
diepvriesproduct = diepvriesprodukt
doorzetter = ganger = doorbijter = slimmerd = knokker = aanhouder = vechter = goochemerd = gaander = slimmerik = -ganger = volhouder = doordouwer = slimmeling = wonderkind = blijver
Aline = op één lijn brengen = op één lijn zetten = uitlijnen
Bulgaars = Bulgaarse
station = spoorwegstation = zender = werkstation = post = treinstation = stationsgebouw = transmitter = wachtpost = halte = zendpost = zendstation
leiriem = lei = leidsel = breidel = teugel
vennoot = handelsgenoot = associé = partner = deelgenoot = compagnon
encanailleren = tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = inmengen = bemoeien = zich inmengen met = afgeven = inlaten = tornen
transport = vracht = overlading = vervoermiddel = lading = transportmiddel = overslag = last = vervoer
sprokkelmaand = februari = schrikkelmaand = snoeimaand
beuzelaar = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
zedenprediker = strenge meester = zedenmeester = fatsoensrakker = moralist
beklimmming = klim = beklimming
ondervraagtaal = opvraagtaal = querytaal = zoektaal = vraagtaal
ondermaatse vis = elrits = witvis = voorn
inning = slagbeurt
beargumenteren = gronden = baseren = funderen = onderbouwen = argumenteren
zijlijn = baseline = achterlijn
miljoenpoot = duizendpoot
steunbeer = beer = steun = stut
gnoom = dwerg = aardmannetje = kabouter
geestesgesteldheid = bui = dispositie = humeur = luim = karakter = stemming = gemoed
beetje = vlek = tikkeltje = tikje = ietsepietsje = pietsie = ietsepietsie = pietsje = vleugje
Tsjechisch = tsjechisch
vergister = digestief
geëxamineerde = examinandus = kandidaat = examenkandidaat
gunsteling = hielenlikker = ondergeschikte = slaafs volgeling
tandglazuur = glazuur
toemeten = toewijzen = toebedelen = toekennen
ontdooien = dooien
hydrometer = gravimeter = fluviometer = vochtweger = stroommeter = watermeter = areometer
zeilen = drijven = te water laten = zweven
klont = klonter = klets = klodder = kluit = kwak = kledder
malaise = gedonder = beroerdigheid = misère = treurigheid = ellende = miserie = trammelant = gelazer = narigheid = rottigheid
subscriptie = aanmelding = notificatie = inschrijving
klapper = kokospalm = kokosboom = klapperboom = topper = knaller = kokosnoot = succes
net = maaswerk = raderwerk = omroep = omroepwereld = omroepland = val = netwerk = web = raster = valstrik = elektriciteitsnet
hinkspel = hinkelspel = hinkelen
struikelblok = hindernis = hobbel = drempel = beletsel = struikelsteen = valstrik = rem = belemmering = opvangen = obstakel = handicap = verhindering = barrière = hinderpaal = vangst
aanporren = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = manen = aanmanen = instigeren = pramen
bestiering = leiding = regie
chintz = sits
grol = paskwil = grap = streek = mop = scherts = gekheid = poets
tenderen = neigen
stoeprand = beteugelen
palm = palmboom = handpalm
ranggetal = Nee. = rangtelwoord = ordinale
artsenij = geneesmiddel = geneeskunde = medicijn
conurbatie = stadsuitbreiding = stadsgewest = agglomeratie
smelten = krimpen = achteruitgaan = vloeibaar maken = verdwijnen
lymfevatenstelsel = lymfvatenstelsel = lymfatisch systeem
schooldirecteur = rector = schoolhoofd
commemoratie = herdenking
wand = muur
stilzwijgen = zwijgen = stilvallen
zonnescherm = markies = zonnetent = luifel = zonwering
monstertje = wangedrocht = misbaksel = wanproduct
magazijngoederen = magazijnvoorraad
dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = niemendalletje = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen = hebbeding
konijnevoer = konijnenvoer
gomhars = gom = harsgom
geboortedatum = jaardag = verjaardag = jaarfeest = geboortedag
rem = belemmering = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = struikelsteen = verhindering = remmen = barrière = struikelblok = hinderpaal
halsketen = halsboord
wandluis = bedwants
willekeur = onrecht
downtime = uitvaltijd = downtijd
driewaardig = trivalent
vaatwasmachine = vaatwasser = afwasmachine = afwasautomaat
smeken = suppliëren = bezweren = bidden = afsmeken
lofprijzing = laudatio = laudatie = éloge = panegyriek = lofzang = lofrede = lofspraak
factoor = handelsagent = factor = vertegenwoordiger = handelsreiziger = agent
schroevendraaier = schroevedraaier
Victoriameer = Victoria
naijver = nijd = ijverzucht = jaloezie = jaloersheid = kinnesinne = afgunst
voorbijkomen = voorbijtrekken = overdrijven = passeren = langskomen = overtrekken = voorbijgaan
kakkerlak = sissende kakkerlak
ene = men = een zekere
onwelvoeglijkheid = ongepastheid = onbetamelijkheid = onbehoorlijkheid = onfatsoenlijkheid
bedieningshendel = stuurknuppel
zonnesteek = zonneslag = heliosis
diabeticus = diabetisch = suikerpatiënt = suikerzieke
gegevensbestand = computerbestand = databestand = bestand = file
rekenschap = rapport = uiteenzetting = exposé = expositie = verantwoording
slede = ar = arrenslede = arrenslee = slee
braadslede = slee
T.L.-buis = TL-buis = tl-buis = fluorescentielamp
ciborie = hostiekelk
verkortingsteken = apostrof = afkortingsteken = komma = weglatingsteken
gruwelen van = verafschuwen = afkeer hebben = verfoeien = haten = walgen = gruwen van = walgen van = gruwen = verwerpen
afwisselen = rouleren = wisselend = verwisselen = afwisselend = verwisselend = alterneren = beurtelings
feliciteren = feliciteren met = gelukwensen
broodmand = broodkorf
epiphenomena = bijverschijnsel = epifenomeen
getuige = blijk = getuigenis = bewijs = certificaat = attestatie = toekijker = proef = verklaring = toeschouwer = geloofsbrief = attest = accreditief = kijker = proeve = proefje = getuigschrift = akte
calorie = gramcalorie
Tarn = bergmeertje
benauwen = knellen = nijpen = beklemmen = vreten = beknellen = knagen = drukken
manege = rijschool
draaispil = winch = ankerspil = lier = windas = windspil
gezelschap = club = vereniging = sociëteit = gilde = compagnie = samenleving = ensemble = troep = orde
voortgaan = staande houden = continueren = voortbouwen = voortzetten = blijven = doorgaan = vervolgen = overgaan
staalproductie = staalproduktie
faillisement = bankroet
mensenziel = ziel = soul = animus = geest = psyche
weed = kif = thee = shit = stuff = marihuana = kief = wiet = pot
stiptheid = nauwgezetheid
omboordsel = boord = rand
estheet = estheticus = kunstminnaar = schoonheidsminnaar = kunstliefhebber
stortbad = zich douchen = douche
malnutritie = hypotrofie = inanitie = ondervoeding
leeuw = Leo = coryfee = Leeuw
koffielepeltje = theelepel = roerijzer = theelepeltje
aan = elementen = ligging = belichting
token = munt = jeton
beroemdheid = grootheid = ster = superstar
plechtanker = noodanker
vlooienmarkt = rommelmarkt = prondelmarkt
urne = lijkvaas = grafurn = grafvaas = urn = asurn
uitzakken = verzakken = schranken
witte bloedcel = leukocyt
rekenkunde = aritmetica = rekenkunst = rekenen
Jerry = mof = Hun
winkelcentrum = winkelgalerij = galerij
verwennen = vertroetelen
vruchtenhagel = confetti
persoonlijkheid = personage = identiteit = aard = geest = karakter = identiteiten
oorveeg = oorvijg
goulash = goelasj
landbouweconoom = landbouwkundige = agronoom = landbouwdeskundige
staalbeton = gewapend beton
straatverlichting = straatlantaarn = lantaarn
wildwestfilm = western = cowboyfilm
gigabit = Gbit
stoomschip = stoomboot
dichtregel = versregel = vers
vereren = adoreren = aanbidden
taks = weekdienst = impost = schatting = belasting = dienst = van dienst = hoofdafdeling = teckel = rijksbelasting = dashond = deel = census
arachideolie = aardnotenolie
appeltje voor de dorst = spaargeld = spaarpot = potje = spaarcenten
voorbijrijden = langsrijden
afgoderij = Baälsdienst = afgodendienst = idolatrie
knopje = bel = kittelaar = oorbel = knop = oorknop = clitoris = oorring
celibatair = vrijgezel
schaakbord = dambord
decaloog = Tien geboden = tien geboden
effluent = afvalwater
highbrow = intellectueel = egghead
schoenleer = schoenleder
balorigheid = weerzin = onwil = afkeer = onwilligheid = aversie = tegenzin
kruiskopschroevedraaier = kruiskopschroevendraaier = kruisschroevedraaier = kruiskop-schroevedraaier
ik ben bang van niet = schoonmoeder
benaming = identificatie
zomerkleren = zomergoed = zomerkleding
blaaspijpje = blaaspijp
onrecht = willekeur
insluiper = overtreder = indringer
opentrekken = openzetten = uitbreiden = uitwerken = vergroten = lostrekken
bedroefdheid = verdriet = pijn = smart = lijden = wee = treurigheid = verslagenheid = mistroostigheid = droefenis = eenzaamheid = treurnis = triestheid = droefheid = kommer = leed = desolaatheid
darmspoeling = enema = klysma = klisteer = lavement
antiek = oudje
graaf = grafiek
benutting = gebruik = nut
lekkers = liflafje = lekkernij = heerlijkheid = traktatie
zinswending = formulering = woordkeus = woordkeuze = bewoording
rassenprobleem = rassenkwestie = rassenvraagstuk
afperken = afbakenen = bebakenen = afgrenzen = afpalen = omschrijven = demarqueren = traceren
paalhoofd = steiger = zeedijk = zeehoofd = zeewering = golfbreker = pier = havendam = zeebreker = breekwater = krib = landhoofd
bovenlaag = elite
radiobaken = koersbaken = consolbaken = baken
pastoor = priester = pater
pretmaker = boemelaar = zwelger = fuifnummer = feestnummer = feestvierder = lolmaker = feestneus
studeren = overpeinzen = studie = stilstaan bij = bestuderen = overwegen = contempleren = oost west, thuis best = mediteren = overdenken = bestudering
nauwkeurigheid = echtheid = precisie = nauwgezetheid = preciesheid = promptheid = correctheid = exactheid = waarheid = accuratesse = zorgvuldigheid
inventaris = boedel = meubilering = cataloog = inboedel = meubilair = catalogus = huisraad = beschrijving
eerzaamheid = zedelijkheid = zedigheid = deugdzaamheid = kuisheid = eer = onschuld = eerbaarheid
saisie = beslag = arrest = beslaglegging = beslagname = inbeslagneming
luchtboot = luchtvoertuig = luchtkussenvoertuig = hovercraft
zwaarlijvigheid = obesitas = vetzucht = vettigheid
muze = verskunst = dichtkunst = dichtwerk = vers = poëzie
kwartaalrapport = rapport
landadel = grootgrondbezit = grondbezit = latifundium = grondeigendom
inschrijfgeld = prijs = gage = vacatie = inschrijvingsgeld = honorarium = vacatiegeld
proces = rechtzaak = rij = strafgeding = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = fysische processen = gerechtszaak = pleitzaak = geding = pleit = rechtshandel = verloop = procedure
denk = vermoeden = giswerk = speculatie
zonnetje = zonlicht = zon = zonneschijn = koperen ploert = Zon = zonnelicht = daglicht
introduceren = implementeren = initiëren = invoeren = overschakelen = doorvoeren = instellen = inleiden = presenteren = innoveren = voorstellen = overgaan
vuurvliegje = glimworm = gloeiworm = vuurvlieg
molmgrond = bladgrond = humus = humusgrond = tuingrond = plantaarde = teelaarde = bladaarde = tuinaarde
vergoelijking = rechtvaardiging
vereiste = voorwaarde = benodigdheden = eis = behoeften
koud maken = ombrengen = omleggen = mollen = doden = om zeep helpen = killen = om het leven brengen = vermoorden = liquideren = afmaken
pleurodelinae = salamander = watersalamander
godsdienstijver = geloofsijver
maandstonden = maandbloeding = menstruatie = ongesteldheid
roekeloosheid = durf = stoutmoedigheid = moed = lef = onbezonnenheid = koenheid = vermetelheid
ridderen = tot ridder slaan
urethra = urinebuis = pisweg = pisbuis
belangstelling = rente = interesse = belang
herder = veedrijver = schaapherder = hoeder = schaapsherder = herderin = ossendrijver
ijslolly = lolly
versperring = obstructie = belemmering = versperren = blokkade = verstopping = barrière = blokkeren = tegenhouden
brandverzekering = brandassurantie
atoomwapen = kernwapen = A-wapen
optiek = zienswijze = blik = oogpunt = beschouwing = gezichtshoek = visie = gezichtspunt = invalshoek = standpunt = zienswijs = kijk
hotpants = hot-pants = hot pants = geilheid
afhalen = stropen = terugtrekken = terugnemen
bezingen = doorslaan = roddelen
peuk = kont = shagje = sigaret = saffie = kankerstok = staartzijde = sjekkie
straalvliegtuig = jet
griep = influenza = zo vader, zo zoon
Islamitische Republiek Iran = Iran
reserve = noodvoorraad = reservespeler = bufferfonds = terughoudendheid = zwijgzaamheid = gereserveerdheid = reservefonds = bankzitter = backup = bankspeler = reservekopie = geslotenheid
raccordement = rangeerspoor = rangeerlijn = wisselspoor
karaktereigenschap = karaktertrek = trek
tenietdoen = opheffen = ongedaan maken = abrogeren
keerboei = boei = ton
honing = bijenhoning = honig = schatje
navorsing = kritisch onderzoek = nauwkeurig onderzoek
touwtjespringen = springtouw
onheil = tragedie = drama = ramp = rampspoed = ongeluk = pech = catastrofe = tegenslag = kanker = calamiteit = kwaad = euvel
afdingen = pingelen = knibbelen = dingen = marchanderen = afpingelen
beenderhuis = knekelhuis = ossuarium
reabsorptie = botresorptie = resorptie
schepping = wereldruim = werkstuk = ruim = oeuvre = universum = al = idee = werk = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = geestesproduct = compositie = geesteskind = ruimte
kastanjeboom = kastanje
magenta = fuchsine = fuchsia
rolbaan = taxibaan
soortnaam = zaaknaam
ontspannen = verslappen = afzwakken = tanen = verflauwen = relaxen = verwijven = verweken = kwijnen = verbleken = verzwakken
spiraalboor = boorijzer = boorkop = boor
limiteren = inkrimpen = volstaan = terugdringen = indammen = begrenzen = bepalen = beperken = inperken
pronksieraad = pronkjuweel = paradepaardje = pronkstuk = paradepaard
nieuwjaar = Nieuwjaar = nieuwjaarsdag
bestekamer = wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = toilet
onveiligheid = perikel = dreiging = gevaar = onraad
bult = extrusie = buik = botsing = hobbel
neutronenster = pulsar
vlaktemaat = oppervlaktemaat
vermaken = vermeien = verstrooien = entertainen = verlustigen = amuseren = diverteren = onderhouden
accentuering = accentuatie = beklemtoning
vormlijkheid = plechtigheid = ceremonie
vitrine = inpakken = etalageraam = venster = etalage = uitstalkast = uitstalraam = raam
contraceptie = anticonceptie = anticonceptiemiddel = geboortebeperking = geboortecontrole = gezinsplanning
verwarmingsketel = stoomketel = ketel = warmwaterketel = cv-ketel
sporttas = tas = zak = rugzak = boodschappentas
bedrijfspand = bedrijfsgebouw
onthalen = behandelen = vergasten = gastvrij ontvangen = fuiven = inhalen = opvangen = trakteren = gastvrij onthalen = recipiëren = amuseren = ontvangen = verwelkomen
herpes simplex = herpes labialis = koortsuitslag = herpes febrilis
houtteelt = bosbouw
legerbevelhebber = bevelhebber = commandant = overste = veldheer = legerleider = legercommandant = commandante = legeraanvoerder = bevelvoerder
hoefkanker = noma = straalkanker
halvezool = mafketel = druif = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke
instumentenpaneel = dashboard = instrumentenpaneel
buitenbaarmoederlijke zwangerschap = extra-uteriene graviditeit
politieke partij = partij
weerspreken = logenstraffen = tegenspreken
oksel = axilla
nahollen = achteraanrennen = narennen = naijlen
burgerkleding = burgerkloffie
beeldhouwen = beeldhouwkunst = sculptuur = plastiek = glyptiek = beeldsnijkunst
speld = broche = speldje = borstspeld = sierspeld = badge = pin = pen
steenkolenmijn = kolenmijn = koolmijn
woestheid = intensiteit = heftigheid = hevigheid = felheid
ontgaan = ontglippen = onderbreken = ontsnappen aan = ontsnappen = voorbijgaan
opportuniteit = gelegenheid = toeval = kans = geluk = mogelijkheid
cement = cementspecie = specie = mortel
vogellijm = maretak = mistletoe = mistel
muziekstuk = toonzetting = compositie
vakantieoord = chillen = geliefkoosde plaats = recreatiegebied = recreatieoord
flater = dommigheid = misslag = stommigheid = blunder = uitglijder = stupiditeit = vergissing = miskleun = ezelachtigheid = domheid = misser = enormiteit = zeperd = taalfout = misgreep = stommiteit
solist = individualist = einzelgänger = obligatist = solozanger = obligaat
amice = vriendin = vriend = kornuit = gabber = gezel = makker = vrind = deelgenoot = maat = compagnon = kameraad = kompaan
usurpator = overwinnaar = veroveraar = overweldiger
aanstelling = afspraak
stuipen = huiveren
schutsluis = sas = kolksluis
viskunde = ichtyologie
houdster = houder = toonder
eigennaam = naam
tikken = overtikken = aantikken = uittikken = rikketikken = overtypen = uittypen = machineschrijven = tiktakken = typen
statuut = voorschrift = verordening = status = ordonnantie = statuten = prescriptie = reglement
Moskovitsch = Moscoviet
hybride = halfbloed = kruis = bastaard = kruising
veest = een scheet laten = scheet = flatus = prot = buikwind = wind = windje = een wind laten
niet-ontvankelijk = ontoelaatbaar
barjuffrouw = buffetjuffrouw = barmeisje
bomen = discussiëren = parlementeren = redetwisten = discuteren = disputeren = redekavelen = twisten
impulsturbine = actieturbine = gelijke-drukturbine
spa = spade
panda = reuzenpanda = pandabeer
zuidwester = zuidwestenwind
bestuurslichaam = hoofdbestuur = raad van bestuur = directorium = bestuurscollege = opperbestuur = directoraat = directie = administratie = bedrijfsleiding
protagonist = tenor = voorstander = heldin = voorvechter = hoofdpersoon = held = hoofdrolspeler = romanheld = hoofdfiguur
brandblusser = annihilator = brandblusapparaat = blusapparaat = extincteur = nevelblusser
onschadelijk = onschadelijk maken = ongevaarlijk = ontmantelen
bevechten = kamp = tegengaan = wedstrijd = slag = competitie = strijd = bestrijden = competitiewedstrijd = betwisten = tegenhouden
alvleesklier = pancreas
spoorwegstation = stationsgebouw = treinstation = station
vrijlaten = loslaten = ontketenen
rijgveter = veter = kant
droger = droogtrommel = wasdroger = trommeldroger = droogkap = droogautomaat = haardroger = haardroogkap
wijndroesem = dik = droesem = wijndrab = depot = drab = grondsop = droes = moer
sluikwaar = smokkelwaar = contrabande
lijfsgemeenschap = coïtus = seks = wip = copulatie = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel
mnemotechniek = mnemoniek = ezelsbrug = reminder = geheugensteuntje = ezelsbruggetje
Zuidnederlands = Vlaams
ouder = bron = moederplant = stamplant
cachou = cashew
damesondergoed = ondergoed
iepeboom = iep = olm = iepenboom
pensionering = pensioen
rechterzijde = rechtervleugel = rechterzij = rechterkant = rechterhand
krachtloosheid = slapte = zwakte = kwetsbaarheid = slapheid = zwakheid = afgeleefdheid
heling = genezing = convalescentie = genezingsproces = recuperatie = beterschap = rehabilitatie = herstel
entreegeld = toegangsgeld = inkomgeld
generatiegenoot = jaargenoot = tijdgenoot
holster = revolvertas
vertrouwd = oriëntatie
dementie = zwakzinnigheid
ontlokken = oproepen = wekken = evoceren = bovenhalen = evoqueren
verwenhuis = hoerenkot = hoerenhuis = massagesalon = bordeel = Venustempel = eroscentrum
zaaknaam = soortnaam
rangeerspoor = raccordement = rangeerlijn = wisselspoor
conversatie = gesprek = samenspraak = betoog = discussie = uiting
röntgenapparaat = radioscoop = fluoroscoop
straatlantaarn = lantaarn = straatverlichting
aftuigen = afdrogen = aframmelen = aftroeven = afranselen = inpeperen = afrossen
buikpijn = maagpijn
blaf = geblaf = gekef
jubeljaar = jubelfeestje = jubileum = jubelfeest
entreebiljet = kaartje = passagebiljet = toegangsbewijs = kaart = entreebewijs = entreekaart = ticket
langbeen = ooievaar
spoed = onderwerp = topic = haast = gehaast = gejakker
herleving = revitalisering = opleving = opbloei = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = revival = oprisping = wedergeboorte
verhalen = oververtellen = vertellen = navertellen = zeggen
aflossen = inlossen
walmuur = binnendijk = waterkering = kademuur = dijk
anticonceptie = anticonceptiemiddel = geboortebeperking = geboortecontrole = contraceptie
sniffen = grienen = snotteren
uithakken = hakken = houwen = uithouwen
toverkol = tovenares = heks = toverheks = kol
voetreis = wandeling = loopje = ommetje = voettocht
oor = gehoororgaan = handel = kruk
gids = repertorium = leidraad = wegwijzer = adresboek
hoefsmid = smid
Minotaurus = minotauros = minotaurus
schuifknoop = strikknoop = slipsteek
marter = marterbont = sabel
sollicitant = adressant = werkzoekende = aanvrager = reflectant = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekwestrant = rekestrant
populierehout = populierenhout = klompehout = klompenhout
tracering = traceerwerk
tijdgenoot = jaargenoot = generatiegenoot
rolling = deining = golfslag = zeedeining
versterkend = verkwikkend
instelling = instituut = afstelling = inrichting = genootschap = afstemming
upgrade = opwaarderen
trekgat = tochtgat = gietgal
praatshow = praatprogramma = discussieprogramma = talkshow
pianostemmer = stemmer = intoneur
synoniem = evenwoord
ovaal = ellips
onplezierig = onprettig = onaangenaam
Ajax = AJAX
maansomloop = maan = lunatie
uitstorting = bloeduitstorting = extravasaat = hematoom
verkorting = breviatuur = wee = afko = samenvatting = uittreksel = abbreviatuur = afkorting = abbreviatie = excerpt
tafelheer = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw
ontschepen = van boord gaan
dociliteit = gedweeheid = volgzaamheid = toegeeflijkheid = gehoorzaamheid = meegaandheid = gewilligheid
arbeidsvolume = arbeidskracht = personeelsbestand = mankracht = personeel
sacrum = heiligbeen
vraaggesprek = interview = ruggespraak = sollicitatiegesprek
maatlat = meetlat = maat = scepter
torsie = koppel
aanvlijen = knuffelen
zonne-energie = zonne energie
slagzin = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk
telekinese = voorwerpbeweging van het afstand = psychokinese
bol = hoofdje = knikker = wereldbol = harses = frommel = kersenpit = noviteit = kruin = prop = kersepit = hoofd = bolletje = kanis = kop = knar = test = bal = sfeer
schrijfbureau = bureau = schrijftafel
dashboard = instrumentenpaneel = regeltafel = instumentenpaneel = schakelbord = schakelpaneel = schakeltafel = paneel = bord = bedieningspaneel = controlebord
ademhalen = respireren = ademen = inademen = asemen
derde macht = regelmatig zesvlak = kubus = hexaëder
pastille = zuigtablet = tablet
schoffel = hak = houw
zijspiegel = buitenspiegel
adembuis = luchtbuis
schandpaal = kaak
amulet = mascotte = fylacterion = talisman = fylakterion
wintermaand = december
uitdeling = opdeling = distributie = verspreiding = verdeling = spreiding
radio-antenne = radioantenne
abecedarium = leesplankje = eerste leesboek = abc-boek
rondstralen = uitzenden
tienkamp = decatlon
krachtverspilling = energieverspilling
weglaten = skippen = overslaan = overspringen = verwaarlozen
opdienen = voorschotelen = dissen = voorzetten = opdoen = dienen = opdissen = serveren
verstuiken = verrekken = verstuiking = zwikken = omslaan = verzwikken
begeerte = enthousiasme = gretigheid = impatience = wellust = lustgevoel = lust = koorts = zinnelijkheid = sensualiteit = geilheid = honger = zucht = drift = dorst
voedster = moerhaas = moer
producentenprijs = fabrieksprijs
luchtverbinding = vliegverbinding = luchtvaartmaatschappij = luchtlijn
welvaren = opbloeien = prospereren = gedijen = prosperiteit = welvarendheid = welstand = voorspoed = floreren = tieren
bugel = messing = flügelhorn = koper = geelkoper
wrok koesteren = zich storen aan
speeltje = speelbal
doorvoeren = introduceren = implementeren = initiëren = invoeren = overschakelen = instellen = innoveren = overgaan
huistaak = huiswerk = taak = voorbereiding = schoolwerk = huisarbeid = thuiswerk
uitvoeren = weggeven = sjouwen = volbrengen = kwijten = uitrichten = vertolken = presteren = spelen = afleggen = verrichten = doen = executeren = treffen
algebra = stelkunde
luchtmeter = aërometer
Turks = turks
quotatie = citaat = aanhaling = allegatie = quote
mijnarbeid = mijnontginning = mijnbouw
kaartprojectie = projectie
kacheltje = haard = verwarmingstoestel = kachel
concurreren = rivaliseren = touwtrekken = vechten = opboksen = meedingen = wedijveren = optornen = meten = mededingen
hoeden = waken = uitkijken = letten = oppassen = wachten = opletten
paniekzaaier = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper
kluister = boei = boeien
Republiek Hongarije = Hongarije
sikkel = croissant = sikkelvormige rij huizen = zicht = maansikkel
steriliteit = onvruchtbaarheid = kaalheid
vlugschrift = pamflet = boekje = brochure = map
doorsnijding = kruispunt = kruisproduct = cartesisch product
omgekeerd = tegenovergesteld
bespeuren = beluisteren = proeven = voelen
investment-trust = beleggingsfonds = beleggingsmaatschappij = fund
geringheid = gering aantal = schaarste
minnezanger = minstreel = troubadour = trouvère
disambiguatie = desambiguatie = ondubbelzinnig
graafmachine = graafwerktuig = graver
flikker = gay = homoseksuele = homo = reetkever = homofiel = Utrechtenaar = bruinwerker = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = mietje = poot = nicht = holtor
mars = marcia
geschiedenis = vertelling = gebeurtenis = kroniek = gebeurde = story = ontwikkeling = Kronieken = verhaal = historie
(het) gegrom = grom
pandbelener = pandnemer = pandhouder
koffiemelk = gecondenseerde melk
traveller cheque = reischeque = travellerscheque = travellercheque
Sfinx = sphynx = sfinx
vriesvak = diepvrieskast = diepvriezer = diepvrieskist = vrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vrieskast = vriezer
concretiseren = invullen
bekapping = overdekking = overkapping = overspanning
badstof = lussenweefsel = luierstof
trekkebekkerij = facturering
vibrato = trilling = beving
aars = poeperd = aarsopening = aarsgat = anus = schijtgat = poeper = poepgat
homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = gay = mietje = homoseksuele = poot = reetkever = homo = nicht = homofiel = holtor = bruinwerker
zeerover = piraat = vrijbuiter = boekanier
uitbrieven = rondstrooien = rondbazuinen = uitdragen = verspreiden = rondbrieven
verbrokkelen = verpletteren = persen = in elkaar persen = pletten = brokkelen
breedsprakerig verhaal = donderpreek
parentage = bloedverwantschap = bloedband = familiebetrekking = verwantschap = verwantschapsbetrekking
noordnoordwesten = NNW
moerasland = drasland = broekland = moerasgebied = donk = waterrijk gebied = slijkland = moerasgrond = waterland = broek = laagveen = ven = laagveengebied = zomp = dras = moeras
bindtouw = garen = bindgaren = paktouw = pees = touw
rijkswacht = Rijkswacht
vibratie = trilling = beving
foton = lichtquantum
PTT = posterijen = postbedrijf = post = postkantoor
resorptie = reabsorptie = botresorptie
demotiveren = deprimeren = neerslachtig maken = ontmoedigen
vleesvork = trancheervork
examineren = speuren = analyseren = ondervragen = naspeuren = keuren = aftasten = onderzoeken = vorsen
pleitzaak = strafgeding = proces = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = gerechtszaak = geding = pleit = rechtshandel = procedure
nematoda = aaltjes = rondworm
wriemelen = draaien = vervormen = peuteren = wiebelen = frommelen = frutselen = friemelen = futselen = jeuken = frunniken = kronkelen = morrelen = spartelen = ontwijken = wringen
onervarenheid = onbedrevenheid
prolaps = verzakking
verwerkelijken = implementeren = realiseren = effectueren = verwezenlijken
voordrachtkunstenaar = voordrachtskunstenaar = voordrager = declamator
recreatie = afleidingsmanoeuvre = speelduur = verpozing = speeltijd = relaxatie = verstrooien = ontspanning = vrijetijdsbesteding = afleiding = vrije tijd = dolce far niente = verstrooiing = vermaak = verzet = verzetje = verstrooiïng
ertslaag = ertsader = ader = mijnader = richel
joule = wattseconde
westenwind = westerstorm
achterliggen = achterstaan
conjunctuur = crisis = coïncidentie = samenloop
opmeting = maat = afmeting = meting
toewijding = trouw zijn aan = trouw = oplettendheid = genegenheid = godsdienstzin = aanhankelijkheid = applicatie = adhesie = alertheid = godsvrucht = steun = piëteit = devotie = gehechtheid = acht = inzet = overgave = godvruchtigheid = ijver
adstringens = scheersteentje = samentrekkend middel
limoniet = bruinijzersteen
TV-zender = televisiezender = zender
rubber = gomelastiek = gummi = caoutchouc
Pruisisch zuur = amandelzuur = blauwzuur
mariakroon = Mariakroon
verkleiningsfactor = verkleining
flitspuit = vernevelaar = verstuiver = bloemenspuit = plantenspuit
boekhandel = boekwinkel = boekenwinkel
veelmannerij = polyandrie
jodin = Jood = Hebreeërs = jood = Hebreeuwse
trainer = trainster = coach = manager = oefenmeester
haarklover = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
hoofdgeld = capitatie
inschrijvingsbedrag = toelatingsexamen
openhouden = vrijhouden
vloerkleed = karpet = tapijt
pioenroos = pioen
pegels = pieterman = piek = florijn = pegel = pop = gulden
reduceren = verlagen = verminderen = verkleinen = luwen = besnoeien = bedaren = afnemen = humiliëren = korting = terugbrengen = vermindering = minderen = neerslaan = vernederen = verlichten = verzwakken
schatmeester = schatbewaarder = penningmeester = thesaurier = quaestor = quaestrix
lichaamsslagader = aorta = hoofdslagader
huidskleur = huidkleur = kleurtje = teint = tint = kleur = gelaatskleur
zangvogel = zanger
dieetleer = diëtetiek = voedingsleer = diëtiek
Hawaï = Hawaii
koersverandering = totale ommekeer = ommezwaai = koerswijziging = rechtsomkeert
pancreas = alvleesklier
landbouwhuisdier = levende have = vee = stal = veestapel
grompot = brombeer = nijdas = brompot = mopperaar = zuurpruim = nurk = knorrepot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor
straatorgel = draaiorgel = draailier = pierement
kerkgebouw = kerk = godshuis
plavuis = hardsteen = tichel = vloertegel = stoeptegel = steen = trottoirtegel = tegel
schist = schilfersteen
familiebetrekking = bloedverwantschap = bloedband = parentage = verwantschap = verwantschapsbetrekking
poolzee = Antarctische Oceaan = Noordelijke IJszee = Arctische Oceaan = ijszee
kruipen voor = een voetval maken = buigen = knielen
typist = tikker
wangetje = wang = bil = koon
doeltrap = doelschop
Hottentots = Hottentot
schadevergoeding = regres = indemnisatie = smartengeld = compensatie = bonificatie = indemniteit = schadepenningen = schadeloosstelling = vergoeding = smartegeld = verhaal
verpozen = recreëren
bijenkoningin = moer
laatste oordeel = dies irae = doemsdag = oordeelsdag = doemdag = dag des oordeels
luchtvaartuig = toestel = kist = vliegmachine = vliegtuig
juffrouw = juffer = mejuffrouw = vrijster = dame = schooljuffrouw = schoolvos = schoolfrik = vrouw = onderwijzer = misser = juf = maagd = frik = jonkvrouw = mevrouw = schooljuf = tante = jongedame = meisje
jachtliefhebber = sportman = nimrod = sportvrouw
petroleumindustrie = olie-industrie
Norge = Noorwegen = Koninkrijk Noorwegen
kopstem = falset
lijkschouwing = sectie = obductie = nabespreking = autopsie = dissectie = lijkopening = necropsie
boekformaat = format = lay-out
eugenese = eugenetiek = eugenetica
welzijnswerk = agogie = maatschappelijk werk
regen = regenval = hemelwater = neerslag = regenbui = regenwater
vagina = flamoes = muis = pruim = doos = schaamspleet = schede = snede = poes = spleet = kut = snee = gleuf = trut = vulva = mossel
landvoogd = stadhouder = landvoogdes = onderkoning = ruwaard = gouverneur = regent
zuigkap = afzuigkap = dampkap
vergunning = admissie = toekennen = licentie = consent = dwanglicentie
kristallens = linze = lens = ooglens
omvormen = transformeren = doodskop = omzetten = converteren
Franse selder = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = processieplant = leverstok = manskracht
cokes = cola
overkomen = voorkomen = voordoen = voorvallen = optreden = geworden = gebeuren = geschieden = plaatsvinden
uitzaaien = metastaseren
gruyère = gruyèrekaas
liefelijkheid = lieflijkheid
dutten = doezelen = luimen = dommelen = tukken = soezen = sluimeren = suffen
empathie = het zich inleven = inlevingsvermogen
dinges = prul = dingetje
verbintenis = verplichting = engagement = aanhankelijkheid
beheersen = intomen = heersen = overheersen = prevaleren = controleren = inhouden = onderwerpen = belasten = moeilijkheid = domineren = betomen
luchthamer = luchtdrukhamer = drilboor
aanwinst = acquisitie = activa = pluspunt
machtgever = opdrachtgever = klant = committent = cliënt = mandant = lastgever = principaal = mandator
hekkesluiter = afsluiter = heksluiter = hekkensluiter
convertiet = bekeerling
hoek = hoekje = richting = landpunt = kaap = haak = angel = vishaak = invalshoek = kant
conjunctivitis = bindvliesontsteking
topman = hotemetoot = kanon = hotemetotem = kopstuk = prominent = bons = bobo = VIP
pikantheid = hitte
majoraan = oregano = marjolein
jaartalvers = tijdvers = getalvers = jaardicht
nevelmaand = november = slachtmaand
vrije tijd = recreatie = vrijetijdsbesteding
overvloedig voortbrengen = overvloedig aanwezig zijn = zeer productief zijn = wemelen = in grote aantallen voorkomen
link = toevoegen = schalm = verbinding = verenigen = linken = bijtellen = optellen = tussenschakel = schakel = verbinden = relatie = hyperlink = samenvoegen
categorie = aard = klas = soort = rubriek = ras = laag = genre = klasse = type
mierenzuur = mierezuur = methaanzuur
vrijbuiterij = beroving = plundering
stripteasedanseres = stripteaseuse = stripper
syndroom = ziektebeeld
verzetje = afleidingsmanoeuvre = verpozing = relaxatie = verstrooien = ontspanning = recreatie = vrijetijdsbesteding = afleiding = dolce far niente = verstrooiing = vermaak = verzet = verstrooiïng
letterzetmachine = typograaf = zetmachine
doopmoeder = peetmoeder = meter = peettante = petemoei
schoudermantel = cape = bontcape
onrechtvaardig = zondig
extramuraal = extra
perzik = perzikeboom = perzikenboom = perzikboom
kweepeer = kwee = kweeappel
scheepsmast = mast
ribgewelf = kruisribgewelf
voldongen feit = fait accompli
middag = middaguren = noen = namiddag = middaguur
pluralis = meervoud
ziekenverzorgster = ziekenverzorger
groothertog = douairière = groothertogin = douairiëre
trombus = bloedstolsel = trombose
aaneenschakeling = opeenvolging = aaneensluiting = aaneenrijging = keten
ontrading = afschrikking
flesopener = flessenopener
cipier = gevangenbewaarder
aanschaf = koop = aankoop = boodschap = besteding = verwerving = aanschaffing = boodschappen = inkopen
fysiotherapie = bewegingstherapie = kinesiatrie = heilgymnastiek
eloquentie = welsprekendheid = spreekvaardigheid = welbespraaktheid
schuurmiddel = vim = schuurwerktuig = schuurpoeder = schuurmachine
wrijven = verstrijken = uitwrijven = uitsmeren = strelen = smeren = aaien = strijken = uitstrijken
kruiskopschroevendraaier = kruiskopschroevedraaier = kruisschroevedraaier = kruiskop-schroevedraaier
explicatie = verklaring = toelichting = uitleg = motivering
manuscript = getypte tekst
gluiper = duiker = stiekemerd = geheimschrijver = gluiperd = sluiper
vissersvrouw = visser
groot zeegras = zeegras
toegangsbewijs = entreebiljet = kaartje = passagebiljet = kaart = entreebewijs = entreekaart = ticket
stuf = gom = vlakgom = gum
barmeisje = barjuffrouw = buffetjuffrouw
brutowinst = marge
misnoegd = ontevreden
babbel = babbeltje = praatje = klap = kout
magneetveld = magnetisch veld
intimideren = inschuchteren = ontmoedigen = bang maken
werkdag = weekdag
kanteel = kantelen
stroperigheid = slijm = blubber = smurrie = brij
vogelspin = tarantula
smaken = ophebben = genieten
elektrische geleidbaarheid = geleidingsvermogen = conductiviteit = geleiding = soortelijke geleidbaarheid = conductie
bond = confederatie = syndicaat = vakcentrale = bondgenootschap = bondsstaat = vakfederatie = statenbond = alliantie = vakbond = vakverbond = vakorganisatie = entente = unie = beroepsorganisatie = vakvereniging
anti = tegenstrever = wederpartij = tegenstemmer = antagonist = tegenstander = tegenpartij = opponent
rassehaat = racisme = rassenongelijkheid = rassenhaat = rassendiscriminatie
blaten = geblaat = blèren
hebbedingetje = dingsigheidje = wat niet = gadget = niemendalletje = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen = hebbeding
nihilist = anarchist
favoriet = snoes = uitverkorene = lieveling = troetelkind = scheet = liefje = vlam
Albanees = Albaans
lichtstraal = straal
rondborstigheid = directheid = openheid = oprechtheid = vrijmoedigheid = openhartigheid
mat = deurmat = turnmat = schaakmat = onderlegger = placemat = schaak
troon = regeerperiode = regering = regeringsperiode = bestuur = heerschap = bewind = heerschappij = regeringstijd = gemak
ombrometer = pluviometer = regenmeter = udometer = hyetometer
hoerapattriotisme = nationaliteitsgevoel = nationalisme = chauvinisme
huif = immenhuif = bijennest = immenkorf
voegwoord = koppelwoord = conjunctie
quiz = ondervraging
couverture = band = boekband = stofomslag = kaft = boekomslag = omslag = cover
papegaaiduiker = alk
encefalitis = hersenontsteking
oké = in orde
penthouse = dakappartement
broodje = knot
vaderland = patria = geboortegrond = moederland = grond = land van herkomst = land = geboorteland = land van oorsprong = thuisland
karakterreeks = keten = snaarinstrumenten
kerkvorst = hogepriester = opperpriester = prelaat = primaat
oneer = schenden = onteren = schande = afgang = te schande maken = blamage = smaad = bezoedelen
wielerronde = ronde = omloop = criterium = wielerkoers = wielerwedstrijd
glasvezel = fiberglas = glasdraad
hydroxyethaan = spiritus = ethylalcohol = ethanol = alcohol
massaspectrometer = spectrometer
traanbuis = traankanaal
kleefpleister = plakpleister = hechtpleister = plakker = pleister
hydride = waterstofverbinding
klok = stolp = schel = bel = uurwerk = klokje = polshorloge = stulp = horloge = teller = meter
tumult = herrie = drukte = consternatie = fermentatie = commotie = sensatie = keet = onrust = deining = opschudding = beroering
pessimisme = moedeloosheid = defaitisme
scène = toneel
letterslot = cijferslot = nummerslot = combinatieslot
lekenbroeder = kloosterbroeder = monnik = kloosterling = convers = bedelbroeder = mendicant = bedelmonnik = ordebroeder = cenobiet = frater = broeder
gewetenswroeging = gewetensnood = zelfbeschuldiging = zelfverwijt = gewetensangst = wroeging = spijt = berouw = schuldbesef
zedeloosheid = hoererij = liederlijkheid = orgie = ontucht = saturnaliën = onzedelijkheid = bandeloosheid = lichtzinnigheid = bacchanaal = tuchtloosheid = onkuisheid = ontuchtigheid = losbandigheid = frivoliteit
gareel = halsband = halsketting = haam
markt = afzetgebied = marktkoers = marktplaats = achterland = marktplein = marktprijs
huisdokter = huisarts = omnipracticus
hydrotechniek = vloeistofmechanica = hydromechanica = hydraulica
vruchtenmoes = compote
onbevlekt = smetteloos
temper = verdikkingsmiddel = bindmiddel
promoting = verkoopbevordering = reclame = promotie = salespromotion = advertentie = sales-promotion
broederlijkheid = gemeenschap = saamhorigheid = broederschap = verbondenheid
mierenneuken = muggenziften
banaan = bananenplant
helleveeg = heks = moervos = furie = oud wijf = lelijk wijf = tovenaar = kol = besje = tovenares = taart
lichaamsgeur = zweetlucht = transpiratiegeur
debiet = doorvoer = doorstroom = stroom
omverhalen = refuteren = wegredeneren = omverwerpen = ontzenuwen = wegpraten = weerleggen
tijding = boodschap = bericht = mededeling = mare
klikken = klikklakken
oceanoloog = oceanograaf
body-mass index = queteletindex
najade = stroomnimf = nereïde = undine = watergodin = waternimf
laarzentrekker = laarzenstrop
Republiek Irak = Irak
doctoraat = licentie = doctorsgraad
steunen = bouwen = vertrouwen = ondersteunen = klagen = geloven = onderschragen = stenen = onderschoren = schoren = kreunen = onderstutten = verlaten = leunen = rekenen = stutten = rekenen op = schragen = zuchten
bukskin = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = nubuck
Zuid-Oost Azië = Zuidoost-Azië
luchtledig = vacuüm
sententie = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = wapenspreuk = credo = zinspreuk
luidspreker = speaker = spreker = loudspeaker = box
predikaat = gezegde
sectio = hysterotomie = sectio caesarea = c-sectie = keizersnede
telencephalon = grote hersenen
responsie = reactie
alfawetenschap = alfawetenschappen = geesteswetenschap = humaniora = kunst = geesteswetenschappen
goed = manufacturen = boeltje = kleding = dimensie = zate = roerend goed = possessie = kleren = eigendom = textiel = bezit = have = propriëteit = kledij = landgoed = goedheid = eigenschap
ontruimingsactie = evacuatie = lediging = ontruiming
kriebelpootje = hanenpoten = kladschrift = gekriebel = hanepoten = krabbelschrift = krabbelpootje
ongenade = ongunst
ochtendstond = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = dageraad
pince-nez = lorgnon = neusknijper = knijpbril = lorgnet = face-à-main = handbril
koolhydraat = suiker = saccharide = sacharide
kantoorknecht = kantoorklerk = inktkoelie = klerk
afmatten = afjakkeren = slopen = uitputten = aftobben
advocaat voor de verdediging = verdediger
uiteenspatten = uiteenspringen = uitspatten = knallen = barsten
riviergrondel = riviergronde = grondel
sproet = zomersproet = zomersproeten = efelide
radioactieve neerslag = fall-out = neerslag
klimmer = slingerplant = beklimmer = alpinist = klimplant = bergbeklimmer = kletteraar
hapering = storing = stoornis = stuk zijn
steward = hofmeester
opscheppen = grootspreken = bluffen = pochen = patsen = snoeven = ophakken = opsnijden
fabrikant = industrieel
ongetrouwd = ongehuwd
rijkaard = geldtas
onwel = ziekte
sportclub = sportvereniging
dichtdoen = dichtmaken = dichten = sluiten = toedoen
vervuiling = milieuvervuiling = verontreiniging = pollutie = milieuverontreiniging
flikflooien = tortelen
schaamheuvel = venusberg = venusheuvel = pubis
draaihek = tourniquet = stijl = klaphek
opinieonderzoek = ondervraging = poll = onderzoek = studie = enquete = opiniepeiling = demoscopie = enquête
ruwe vechtersbaas = Simson = mannetjesputter
glazuurlaag = glazuursel = suikerglazuur = glazuur
voortslepen = slepen = lanterfanten = rondhangen = treuzelen = afwachten = talmen
plichtsverzaker = lijntrekker = minimumlijder = hongerlijder
theorie = leerstelsel = leer = evangelie
verkreuken = plooien = rimpelen = verkreukelen = fronsen = kreuken = kreukelen
eerloosheid = schanddaad = berucht = infamie
autogenese = abiogenese = abiogenesis = zelfwording
machinekamer = ingenieurswetenschap
wreedheid = wreedte = barbarisme = beestachtigheid = onmenselijkheid = gruweldaad = brutaliteit = gruwel = wandaad = gruwelijkheid
billijkheid = redelijkheid = gelijk
klankleer = foniek = fonologie
danser = karakterdanser
graeciseren = helleniseren
leermeester = onderwijzer = lerares = schoolmeester = schoolvos = frik = docent = schoolfrik = instructeur = leraar
hernieuwen = vernieuwen
doen toenemen = vergroten = aanvullen = verhogen = toenemen
petrificatie = verstening
aanplant = aanplanting = plantage
hypofyse = hersenaanhangsel = epifyse = pijnappelklier = pituïtrine = hersenklier
infanticide = kindermoord
eindproduct = eindprodukt
speler = muziekbeoefenaar = muzikant = deelnemer = instrumentist = anemograaf = musicienne = musicus = instrumentalist = toonkunstenaar
geloofsbrief = certificaat = getuige = attestatie = verklaring = attest = accreditief = getuigschrift = akte
moutsuiker = maltose
verruiling = ruil = valutaswap = ruiling = valuta-swap = swap
ober = kelner
salonwagen = woonwagen = pipowagen = salonrijtuig
kookgerei = keukengerei = keukengarnituur = keukengereedschap
waterwerper = waterkanon
molecule = molecuul
votometer = votomachine = stemmachine
zelfkwelling = zelf-marteling
diftong = tweeklank
betuttelaar = moeial = steekneus = bemoeial = regelneef
notehout = notenhout = notebomehout = notenbomenhout
barkruk = stoelgang = taboeret = kruk
actievoerder = activist
zaakje = handeltje = zwik = zwikkie
ondergrond = voet = grondslag = onderlaag = substantie = grond = fundament = pijler = initia = vak = hoeksteen = substraat
boorzuur = boraxzuur
poteling = kleerkast = flinkerd = kiemplantje = zaailing = kneibel = kiemplant
avocadoboom = avocado
dichtstoppen = afsluiten = stremmen = stoppen
kromsabel = Turkse kromme sabel = kromzwaard
blinde darm = blindedarm = appendix
code = manieren = omgangsvorm = cryptografie = vormen = erecode = geheimschrift = gedragscode = omgangsvormen = manier = vorm = steganografie = cijferschrift = codificatie = wetboek
broeder = verpleger = bedelmonnik = broer = lekenbroeder = cenobiet = ziekenbroeder = kloosterbroeder = monnik = kloosterling = convers = bedelbroeder = mendicant = ordebroeder = frater
visblaas = zwemblaas
gemauw = gemiauw
jet = straalvliegtuig
scheidingslijn = haarscheiding = scheiding = streep
schuren = irriteren = malen = klauwen = vervelen = krabben = krauwen = krabbelen
laklaag = lak = vernis = vernislaag
hypostase = hoofdpunt = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = essentialia = bijzonderheid
icterus = geelzucht
onderpand = pandgoed = pand = beveiliging = securiteit = veiligheidsdienst = zekerheid = garantie = waarborg = borg
transpositie = translocatie = omzetting = transformatie = omvorming = transmissie = verplaatsing = overbrenging
notenpapier = muziekpapier
aanpoten = doorzwoegen = aanpezen = doorwerken
salmoniak = salmiakzout = salmiak
connotatie = bijbetekenis = gevoelswaarde
oorheelkunde = otologie
chargeren = overdrijven = opblazen = opkloppen = oppijpen = overtrekken = hyperboliseren = kleuren
landsdienaar = rijksambtenaar
ego = hooghartigheid = ik
bacteriocide = bactericide
macrocosmos = wereldruim = ruim = universum = al = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = heelal = schepping = ruimte
oxaalzuur = dicarbonzuur
deemoedigen = kleineren = humiliëren = vernederen = omlaaghalen = neerhalen
anorak = windjack = parka = windjak
schrobzaag = stootzaag
openbaarmaking = onthulling = openbaring = bekendmaking = verkondiging = revelatie
perenboom = peer = pereboom = perelaar
boordsel = bies
pelswerker = bontwerker
velo = rijwiel = stalen ros = fiets
coronair = vasculair
grasveld = graszode = plag = gazon = zode = grasperk = grasmat = grastapijt
kooldioxide = koolzuur = koolstofdioxide = koolzuurgas
bedienen = behandelen = wacht = wachten = zich bezighouden met = afwachten = omgaan
watergetij = getijde = tij
venijnboom = taxus = taxusboom
xyleem = houtweefsel
snuiftabak = snuiven
alsem = benenwagen
letterspecie = specie
chaos = roerigheid = vernieling = pandemonium = desorganisatie = ordeloosheid = wanordelijkheid = wanorde = gekkenhuis = puinhoop = verwoesting
been = bot = onderdanen = onderdaan = knok = botje = poot = beenweefsel = graat = stelt = knook
vrachtlijst = manifest
uittrekken = excerperen = samenvatten = ontkleden = uitpakken = toebedenken = toedenken = extraheren = bestemmen = aanwijzen = resumeren = uitkleden = reserveren = opsommen = recapituleren
misdrijf = wanbedrijf = inbreuk = wetsdelict = vergrijp = delict = overtreding = misdaad = wetsovertreding = wandaad = misstap = euveldaad
tippen = inseinen
gelukwensen = feliciteren met = feliciteren
interpreet = vertolker = woordvoerder = voorlichter
Ragnarok = Gotterdammerung = godenschemering = ragnarok
overschrijden = schenden = overtreden = zondigen
profylacticum = profilax
drankzaak = drankwinkel = slijterij
beoordelen = oordelen = arbitreren = kritiseren = jureren = bekritiseren
woning = huurhuis = huurwoning = honk = home = woongelegenheid = woonruimte = huis = verpachting = heem = tehuis = thuis = behuizing
dolleman = gek = maniak
jagerin = jageres
confrérie = broederschap = confrèrie
textielnijverheid = textielindustrie = textiel
opofferen = offeren
stuurprogramma = bestuurder = chauffeur
rivaliseren = concurreren = touwtrekken = vechten = opboksen = meedingen = wedijveren = optornen = meten = mededingen
mug = watje = bloemzak = zwakkeling = slappeling = knutten = lapzwans = lichtgewicht
collabo = collaborateur = landverrader = quisling
dilettantisme = hobbyisme
gehuil = gebrul = huilen
achterdek = halfdek
afleidingsmanoeuvre = overstapje = schijnstoot = verpozing = relaxatie = verstrooien = ontspanning = recreatie = vrijetijdsbesteding = schaar = schijnmanoeuvre = afleiding = schaarbeweging = dolce far niente = verstrooiing = schijnbeweging = vermaak = verzet = verzetje = verstrooiïng
catechisant = catechumeen = doopleerling
kleinood = pronkjuweel = prachtstuk = sieraad = pracht = juweel = prularia = prachtexemplaar = snuisterij
narennen = achteraanrennen = nahollen = naijlen
wijnroemer = roemer = romer = wijnbeker
Oriya = Oriya schrift
suïcide = zelfvernietiging = zelfdoding = zelfmoord
geslachtsdelen = kruis = geslachtsapparaat = genitaliën = voortplantingsorganen = geslacht = geslachtsdeel = geslachtsorgaan
abnormaliteit = uitzonderlijkheid = ecart = deviatie = onregelmatigheid = anomalie = afwijking = aberratie
handstoffer = handborstel
denkwijze = denkwijs = denktrant
schipbrug = pontonbrug = vlotbrug
schrabben = schrappen = schrapen
commandoregel = opdrachtregel
zuiger = aspirator = dompelaar = ontstopper = piston = plopper = aspirateur
cruiseschip = motorjacht = kruiser
egocentrisme = egoïsme = zelfzucht = ikzucht
december = wintermaand
hoeren = hoereren
vindicatie = revanche = vergelding = wraak = wraakneming = repercussie
Zwarthemden = zwarte = zwarthemden
wittebroodsweken = huwelijksreis
karteldarm = dikke darm = colon
molecuulgewicht = moleculegewicht = moleculairgewicht
soortelijk gewicht = soortelijke massa = dichtheid = densiteit
trendsetter = belhamel = haantje de voorste
werktuig = gebruiksvoorwerp = utensiliën = gerei = gereedschap
bruidschat = bruidsschat = weduwgift
huurmoord = moord = sluipmoord = attentaat = aanslag
switch = overgang = overloop = overschakeling
spijbelen = kwispelen
pram = mem = memmen = vrouwenborst = tiet = borst
beurt = go = gebeurtenis
apotheek = drogisterij = drogist
hartschelp = kokhaan = kokkel
schutbril = sneeuwbril = motorbril = stofbril = veiligheidsbril = uilenbril
verdietsen = toelichten = verduidelijken = expliciteren = preciseren = verhelderen = aanscherpen
kopieermachine = kopieerapparaat = fotokopieerapparaat
vijftal = kwintet = vijf = quintool
ontplooien = ontwikkelen = uitgroeien = rijpen
duiveluitbanning = duiveluitdrijving = exorcisme = uitdrijving = bezwering = geestenbezwering
vrijpostigheid = stoutheid = onbesuisdheid = gotspe = vermetelheid = driestheid = brutaliteit
hakmes = machete = slagersmes = mes = kapmes = junglemes
pils = pilsener
wakker worden = ontwaken = wekken = zich opwekken
onoverkomelijk = onoverbrugbaar
nomen = zelfstandig naamwoord = naamwoord = substantief
bearnaisesaus = béarnaisesaus
cataforese = elektroforese
koninginnenbrood = koninginnenbrij
plaveisel = wegdek
steenbeitel = steenboor
zangbodem = resonantiebodem = klankbord = klankbodem = resonansbodem
directie = hoofdbestuur = raad van bestuur = raad = bestuur = directorium = management = raadscollege = leiding = bestuurscollege = opperbestuur = directoraat = administratie = bestuurslichaam = beheerraad = board = bedrijfsleiding
Indogermaans = Indo-Europees = Indo-germaans
gebieden = voorschrijven = leiden = commanderen = prescriberen = bevelen = heersen = overheersen = gelasten = verordonneren = ordonneren = bepalen = dicteren = regelen = regeren
belroos = roos = erysipelas = wondroos
klacht = verzuchting = indispositie = aandoening = klagen = incriminatie = beschuldiging = kwaal = aanklacht = grieven = accusatie = tenlastelegging = zucht = telastlegging = beklag = affectie
fabrikaat = maaksel = makelij
kers = kersenboom = kerselaar
kofferbak = achterbak = koffer = bagageruim = slurf = laadruimte = kofferruimte
prijsopgaaf = prijsopgave = offerte = schatting = taxatie
beter maken = corrigeren = beter worden = wijzigen = amenderen = beteren = op een hoger plan brengen = emenderen = verbeteren = aanpassen
frites = frietje = frieten = patat = friet = patates frites = patatje
polo = waterpolo
cursor = aanwijzer
geotropie = geotropisme
carrièrejager = carrièremaker = promotiejager
afvalwater = riolering = rioolwater = effluent
tussenwand = scheidswand
aanraden = raden = pleiten = informeren = coachen = aanprijzen = aanbevelen = recommanderen = adviseren = advies geven = begeleiden = raadgeven
zonnepit = zonnebloempit
kameraad = vriendin = amice = vriend = kornuit = gabber = gezel = makker = vrind = deelgenoot = gezelschapsdame = maat = compagnon = kompaan
genrestuk = genreschilderij
reageermiddel = reagens
vaarskalf = koekalf = vaars
Big Bangtheorie = oerknaltheorie
geslachtsorgaan = geslachtsdelen = kruis = geslachtsapparaat = genitaliën = voortplantingsorganen = geslacht = geslachtsdeel
achteruitmarcheren = achteruithobbelen = afglijden = achteruitgaan
paganisme = heidendom
wasinrichting = wasserij
persuaderen = overtuigen = verzekeren
otium = rust
serif = schreef
font = lettertype = lettersoort = schrift = type
fikken = klavier = hand = fik = klavieren = klauwen = tengels = vlerken = klauw = poot = kluif = knijper = branden
vaartje = vaart = gracht = kanaal = gang = snelheid = gangetje = tempo
informatie = gegeven = gegevens = data
gezeur = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal
responsabiliteit = verantwoording = verantwoordelijkheid
Israëliet = Israëlitische
vrijheidsstrijder = oproerling = guerrillastrijder = partizaan = verzetsstrijder = opstandeling = guerrilla = rebel
bevoogden = betuttelen = bedillen = ringeloren
spiraaltje = spoel = spiraal
voedselgewas = rijzweepje = bros = krop = zak = voedselplant = keelzak
hoogwater = hoog water = watersnood = vloed = hoog tij = overstroming
Samoaans = Samoaan
romantiseren = poëtiseren = idealiseren
straffen = tuchtigen = afstraffen = kastijden = bestraffen
schouders = schouder
Centraal-Afrika = Centafrika = Centraal-Afrikaanse Republiek
acryl = acrylvezel
mixture = mixage = mengproduct = mengsel = mix
zoen = kukkel = smak = smok = kus = lik
eetstokje = eetstokjes
nieuwsdienst = persbureau = nieuwsagentschap = persagentschap
leraarskamer = docentenkamer = groepsruimte = gemeenschappelijke kamer = lerarenkamer
motief = onderwerp = bewerker = considerans = grond = afweging = aanleiding = beweeggrond = overweging = oorzaak = reden = consideratie = motivatie = ratio = veroorzaker = beweegreden = drijfveer
oven = ketel = pottenbakkersoven = bakoven
aftoppen = toppen
snuisterij = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = sieraad = gadget = kleinood = niemendalletje = frutseltje = prularia = bric-à-brac = frutsel = snuisterijen = hebbeding
schaduw = subtiliteit = schakering = jaloezie = schaduwbeeld = lommer = schim = afschaduwing
sterrenwichelaar = sterrenkijker = astroloog
schoonfamilie = aangetrouwd familielid
selderiezout = selderijzout
adresseren = richten
manager = bedrijfsleider = exploitant = oefenmeester = dirk = directeur = coach = agent = uitbater = tussenpersoon = beheerder = trainer
landloper = vagebond = dakloze = zwerver = clochard = bedelaar
effectenhandelaar = broker
droom = ideaal = ideaalbeeld = wensdroom = droombeeld = dromen
bijdrage = weggeven = inzending = aandeel = inbreng = delen = financiële bijdrage
hartenleed = harteleed
luchtlijn = vliegverbinding = luchtroute = luchtverbinding = luchtvaartmaatschappij = vliegroute
opvrolijken = aanmoedigen = juichen = toejuichen
andromeda = Andromeda
clericus = eerwaarde = geestelijke = zielenherder
wijfjesdier = vrouwtje = wijfje
kweken = oprichten = opvoeden = grootbrengen
omloop = parcours = criterium = rondgang = ronde = circulatie = baan = cyclus = wielerkoers = wielerwedstrijd = omloopsbaan = kringloopproces = wielerronde = roulatie = kringloop
onvastheid = instabiliteit
handboogschutter = boogschutter
wortel = kwadraatswortel = worteltje = oerbron = vierkantswortel = origine = begin = oorsprong = wortelgetal = bron = kiem = radix
ketoembar = coander = wantsenkruid = koriander
comprimeren = samendrukken = persen
wapening = wapentuig = krijgsmaterieel = bewapening = oorlogsmaterieel = oorlogsmateriaal = oorlogstuig
windjekker = windjak = windbreker = windjack
badkleding = badgoed = zwemkleren = zwemkleding = strandkleding
egocentrisch = egoïstisch = egoïst
wraak nemen = vergelden = wreken
injectiespuitje = injectiespuit = spuit
convenant = verdrag = deal = overeenkomst = akkoord = afspraak
kerstkaart = ik ben vol
afbeulen = afpeigeren = afsloven
defecatie = ontlasting = stoelgang
ablutie = rituele wassing = wassing
eensgezindheid = raamakkoord = akkoord = unanimiteit = eendracht = uniformiteit = conformiteit = eenstemmigheid = harmonie = overeenstemming = concordantie = goedkeuring = overeenkomst = consensus
hertepad = hertenpad
waarnemen = zien = gadeslaan = beschouwen = ontwaren = opmerken = registreren = merken = aanschouwen = bemerken = percipiëren
loven = roemen = eren = prijzen = bewieroken = ophemelen = verheffen = zegenen = verheerlijken
televisiebuis = beeldbuis
deelnemer = speler = anemograaf = participant = deelhebber
vaas = bloemenvaas = pul
uitgesproken = openlijk
opgetogen = optillen
hertenjong = reebruin = hertejong = hindekalf
slokken = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen
privé-bezit = privébezit = roerend goed
kattenbak = kattebak
levensmiddelen = grutterswaren = kruidenierswaren = voedsel
bloeden = boeten voor = boeten
registratiecomputer = black box = zwarte doos = vluchtcomputer = vluchtrecorder = vluchtregistrator
overschot = rest = resten = overblijfsel = restant = teveel = exces = tamp = surplus = restje = plus = overmaat
indexering = indexatie = prijscompensatie
zeshoekig = hexagonaal
lensklep = oogschelp = lenskap
monotonie = eentonigheid = uniformiteit = eenheidsworst
geluidsniveau = geluidssterkte = achtergrondniveau = volume = geluidsvolume
bijzetting = teraardebestelling = begrafenis = uitvaart
uitnodiging = invitatie = uitnodigen = inviteren
getuigenverklaring = getuigenis = testimonium = depositie
gewervelde dieren = vertebraat = werveldier
belemmeren = hinderen = stuiten = remmen = impediëren = verhinderen = bemoeilijken
gaasje = gaasvlieg
tien = tientje
zuigzoen = zuigplek = ding = zuigvlek
zo vader, zo zoon = griep = influenza
herkenbaar = aantoonbaar = aanwijsbaar
aanmelden = rekruteren = lichten = aandienen = aanwerven = inloggen = declareren = inschrijven = opgeven
Betelgeuse = Betelgeuze
analecten = bloemlezing = analecta = chrestomathie
eierkolen = eivorm
mulch = strooisellaag = strobed = muls
floppy drive = diskettestation = diskdrive = harde schijf = floppydrive
lof = loftuiting = gelukwens = gefeliciteerd = aureool = proficiat = panegyriek = roem = krediet = nimbus = lofrede = lofspraak = felicitatie = aura
schromen = weifelen = treuzelen = aarzelen = twijfelen = talmen = dralen
tukje = slaapje = doezel = sluimering = siësta = hazenslaapje = dutje
skyline = horizont = horizon
frieten = frietje = patat = friet = frites = patates frites = patatje
stamboekdier = volbloed = pur_sang = raspaard
baron = baronesse = magnaat = barones = vrijheer = -baron
knevel = snor = snorbaard = baardhaar = gezichtshaar = snorrenbaard = baard
over het hoofd zien = verzuimen = nalaten
makaron = bitterkoekje = makroon = makron
botanie = botanica = fytologie = plantenleer = plantkunde
in godsnaam = pas = paspoort
stijfhoofd = stijfkop = keikop = koppigaard = kopstuk
tranentrekker = draak = tearjerker = smartlap
toezien = overschouwen = bewaren = overzien = gaan = beheren = bekijken = in de gaten houden = toekijken
downloaden = binnenladen = binnenhalen
wapperen = zwenken = zwaaien
vooruitbetaling = frankering
delegatie = gezantschap = afvaardiging = deputatie = missie = vertegenwoordiging = legatie = zending
spel kaarten = dek = kaartspel
Urdu = Oerdoe
lichaamsdeel = lid
isobaar = Isobar
overjas = pardessus = mantel
kiep = goalie = sluitpost = doelwachter = doelman = keeper = goalkeeper
badplaats = zeebad = kust = kustlijn
Blauwe Rivier = Jangtsekiang
eigenzinnigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = rariteit = weerbarstigheid = vreemd geval = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = hebbelijkheid = halsstarrigheid = eigenaardigheid
paardenbreedten = intertropische convergentiezone = stiltegordel
ondulatie-theorie = ondulatietheorie = golftheorie
embarkeren = inschepen
beeldelement = beeldpunt = pixel
uiten = openbaren = manifesteren = aantonen
overpeinzing = contemplatie = berekening = reflectie = beschouwing = bespiegeling = overweging
Goudse kaas = Gouda
lonen = renderen
werkovereenkomst = arbeidsovereenkomst = arbeidscontract = tewerkstellingsakkoord
pastoraat = zielzorg = zielenzorg
onderwijsgevende = onderwijskracht = leerkracht
paraplegie = dwarslaesie
stapelwolk = cumulus = schaduwwolk
dienen = voorschotelen = opdienen = dissen = fungeren = voorzetten = figureren = functioneren = zullen = opdoen = willen = opdissen = hebben = moeten = serveren
in 't klein verkopen = detailhandel
verfoeien = haatobject = verafschuwen = afkeer hebben = haten = walgen = gruwen van = gruwelen van = walgen van = gruwen = kotsen = verwerpen
troonopvolger = opvolger = telg
wreef = wreefgedeelte
witglas = melkglas = opaalglas = matglas
oorlogsveteraan = oud-strijder = oudgediende = veteraan
glas-in-loodraam = glasraam
stemvork = diapason = stemsleutel
bronsttijd = paartijd
wegmaaien = maaien
RAM = ram = werkgeheugen = RAM-geheugen
lommer = schakering = jaloezie = schaduw
merendeel = majoriteit = absolute meerderheid = hoofdmoot = overmacht = meerderheid = volstrekte meerderheid
gekrioel = gewriemel
absolute toonhoogte = absoluut gehoor = volmaakt gehoor
gehaktbrood = gehakt
credens = aanbeveling
intimiteit = behaaglijkheid = gezelligheid
printen = uitdraaien = afdrukken = uitprinten
azijnzuur = zuur
hekserij = heksernij
trappenhuis = trap = trappenhal
blizzard = sneeuwbui = sneeuwstorm
sollicitatiebrief = begeleidbrief
mateloos = overmatig
namaken = kopiëren
uitbreidingskaart = kaart = insteekkaart
timmerhout = hout = ruw hout = kaphout
schildwacht = uitkijk = wacht = verkenner
hands = handsbal = handbal
kuststreek = kustgebied = litoraal = getijdenzone = zandgebied
gebroed = broedsel = nest = broed = legsel = nageslacht
kantelen = kapseizen = omverwerpen = omslaan = wentelen = kanteel
vergelijken = tegenover stellen = checken = toetsen = Liken
drossaard = drost = deurwaarder = baljuw = stadsbode
gunstkoopje = meenemer = meenemertje = gelegenheidskoopje = gelegenheidsaanbieding = aanbieding = koopje
closetpot = toilet = wc = toiletpot
drie = drietal = trio = trits
blokkeren = versperren = verstopping = blokkade = versperring = tegenhouden
digniteit = eerbiedwaardigheid = zelfrespect = waardigheid
voer = lokaas = veevoeder = voeder = aas = lokmiddel = vreten = foerage = lokspijs
overdekking = bekapping = overkapping = overspanning
deerne = hoer = prostituée = lichtekooi = temeier = kalle = cocotte = straatprostituee = hip = straatmadelief = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster
klaarkomen = aan zijn gerief komen = orgasme = komen = een orgasme hebben = climax
satinet = satijn
vredeskus = vredekus
kruisoffer = kruisdood = kruisiging
staf = herdersstaf = stafmuziek
voetknecht = zandstuiver = lansknecht = piekenier = fuselier = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas
rekest = verzoek = petitie = vraag = aanvraag = petitionnement = smeekschrift = verzoekschrift
detentie = opsluiting = gevangenschap
omkegelen = omgooien = omduwen = omknikkeren = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen
Olympiade = olympiade = Olympische Spelen
soldaat = soldate = heilsoldate = heilsoldaat
antenne = voeldraad = spriet = voelhoorn = voelspriet
hulpstelling = lemma
criticus = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
zomermaand = juni = rozenmaand
voorspraak = advocate = jurist = verdediger = raadsman = advocaat = advocatuur = pleiter
collega = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = confrater = gildenbroeder
nachthemd = pon = nachtgewaad = nachtjapon = nachtpon
aanlokkelijkheid = affiniteit = bevalligheid = aantrekkingskracht = zuigkracht = attractie = begeerlijkheid = sex-appeal = aantrekkelijkheid = bekoorlijkheid
in brand steken = aansteken
pijler = voet = ante = grondslag = pilaar = substantie = kolom = grond = zuil = fundament = ondergrond = initia = hoeksteen
Klotho = Clotho
wemelen = krioelen = stikken = overvloedig voortbrengen = sterven = overvloedig aanwezig zijn = zeer productief zijn = in grote aantallen voorkomen
elektriciteit = stroom
insluiting = beleg = omsingeling = belegering
non = zuster = zus = kloosterzuster = religieuze
tijdsruimte = tijdsverloop = tijdsspanne = tijdruimte = tijdspanne = tijdsbestek
trait-d'union = gedachtestreep = trait d'union = aandachtstreep = bemiddelaar = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = tussenpersoon = onderhandelaar = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = mediateur = middelaar = verbindingsteken
denkwereld = gedachtenwereld = gedachtewereld = manier van denken
nonkel = pandjesbaas = suikeroom = ome = oom = oompje
fascist = fasciste = zwarthemd = zwarthemden
stuwstof = drijfgas
maskeren = benevelen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = verhullen = verbloemen = versluieren = verdoezelen = verbergen
welvoegelijkheid = gemanierdheid = fatsoenlijkheid = fatsoen = gepastheid = welgemanierdheid
ziekteverzuim = absenteïsme = (arbeids)verzuim = arbeidsverzuim
viking = Noorman = wiking = Noorse = Noor
pretzel = zoute krakeling
draaggolf = zendgolf = drager
gelasten = ordonneren = commanderen = prescriberen = bevelen = verordonneren = dicteren = gebieden = voorschrijven
onderschatting = bagatelliseren
galanterie = ridderschap = hoofsheid
wind = koelte = blaasinstrument = een wind laten = een scheet laten = scheet = flatus = prot = buikwind = veest = windje = een wind laten
souterrain = kelderverdieping = onderhuis
haten = haatobject = verafschuwen = afkeer hebben = verfoeien = walgen = gruwen van = gruwelen van = walgen van = gruwen = verwerpen
politieonderzoek = detectie
oom = nonkel = ome
rendabiliteit = winstgevendheid = rentabiliteit
aanraking = contact = beroering
zondigheid = zonde = kwaad
gapperij = kruimeldiefstal = diefstal
kaping = gijzelingsactie = gijzeling
hongerloontje = fooi = bagatel = schijntje = habbekrats = hongerloon = kleinigheid
bekokstoven = bekonkelen
mauwen = zemelknopen = zeuren = reutelen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken
trait d'union = gedachtestreep = trait-d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken
herkenning = erkenning
formaline = formol
dolce far niente = afleidingsmanoeuvre = verpozing = relaxatie = verstrooien = ontspanning = recreatie = vrijetijdsbesteding = afleiding = verstrooiing = vermaak = verzet = verzetje = verstrooiïng
lijfje = kledingstuk = hemd = lijf = keurslijf = onderhemd
bewerking = manipulatie = berekening = verwerking = regeling = arrangement
kringtaal = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = vakjargon = Bargoens = kunsttaal
mismanagement = wanbeheer = wanbeleid
wijnrank = tamtam = geruchtenmolen = mond-tot-mond
kelderkast = voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = voorraadkast = provisiekamer = spinde = schapraai = office
parochiepriester = voorganger = pastor = kapelaan = zielzorger = onderpastoor = hulppredikant = rector = dominee
valsspelerij = fopperij = trucage = chicanes = chikane = list = drogreden
catechumeen = catechisant = doopleerling
doezel = siësta = slaapje = hazenslaapje = dutje = tukje = sluimering
prijzenslag = tarievenoorlog = prijzenoorlog
drijfwerk = transmissie = aandrijfmechanisme = aandrijving
nopen = noodzaken = samendrijven
bewaarplaats = berghok = bergruimte = magazijn = opbergplaats = berging = opslagruimte = opslagplaats = opslag = bergplaats
knuffelen = omvatten = aanvlijen = aan de borst(en) drukken = knuffel = kroelen = omhelzen = omvangen = omarmen = aanhalen = in de armen nemen
ouderdom = tijdperk = tijd = era = epoch = leeftijd = levensavond
Saamen = Sami = Saami
teller = deeltal = klok = meter
zonwering = zonnescherm
hardlopen = draven = hollen = rennen = galopperen
fopperij = trucage = chicanes = chikane = list = valsspelerij = drogreden
donateur = ondertekenaar = abonnee = geabonneerde = donatrice
beschonkene = dronkaard = zatladder = zatlap = dronkelap = dronkeman = dweil
zoomsteek = bandsteek
vervanging = substitutie = uitwisseling = beurs
rabat = remissie = franchise = aftrek = discount = korting = vermindering = reductie = omzetpremie
zeevaarder = jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeeman = janmaat = maat = matroos
wonder = mirakel = wonderkind
morsealfabet = morseschrift = morse = morsecode
hoge bloeddruk = hypertensie
machtsverhouding = machtsevenwicht
knelpunt = flessenhals = bottleneck
bloeiwijze = bloemgestel
drieëenheid = drie-eenheid = triniteit
onpartijdigheid = gereserveerdheid = detachering = detachement
nederdalen = afstappen = afdalen = afgaan
in gebreke blijven = wanbetaling = niet-nakoming
pur_sang = stamboekdier = volbloed = raspaard
semiotiek = tekenleer
toon = hele toon = geluid = klankkleur = gevoel = toonhoogte = timbre = noot = accent
verblijfplaats = onderkomen = verblijf
portel = kaaswei = hui = wei = melkwei = melkserum
afkorten = verkorten = abbreviëren
wegjaging = uitwijzing = verbanning = verwijdering = uitdrijving = uitzetting = verdrijving
macrofagen = macrofaag
zieden = bruisen van aktiviteit = razen = briesen = schuimen = agiteren = koken = woelen = schuimbekken
om iets heen draaien = rond de pot draaien = draaien = dubbelzinnig spreken = liegen = terugkrabbelen = afwijken = om de hete brei dansen
clubgebouw = clubhuis
parallellisatie = diversificatie
vogelnest = nest = broedplaats = kraamkamer
ecologist = milieufreak = ecoloog
rochelen = reutelen = hoesten = kuchen
druif = mafketel = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke
kandeel = sabayon
aftrekpost = aftrekbaar
spandoek = pennoen = wimpel
valblok = beer = heiblok
stieregevecht = stierengevecht
kruis = geslachtsdelen = halfbloed = hybride = geslachtsapparaat = kruising = genitaliën = voortplantingsorganen = kruisteken = munt = geslacht = geslachtsdeel = geslachtsorgaan
keukenmeid = keukenprinses = kokkin = cuisinier = kok
rissole = bal-gehakt
armoe = nooddruft = nood = behoeftigheid = armoede = armoedigheid = pauperisme = armzaligheid = verarming = kommer
kattekop = katje = kattenkop = kat
snuffen = rondneuzen = grasduinen = snuffelen = neuzen
dealer = drugdealer = gever = drugsdealer = autodealer
sperweruil = valkuil
behoeven = hoeven
tyfoïd = buiktyfus = paratyfus
jumbo = dikhuid = olifant
oppervlaktespanning = grensvlakspanning
waterstofbom = H-bom
vuurbuis = vlampijp
tab = tabulator
zandgebak = sprits
berichtgeving = rapportage = verslaggeving
cesium = caesium
schoonmaakmiddel = poetsmiddel = reinigingsmiddel
aaneengroeien = breien = samenbreien = aaneenbreien
ensemble = set = gezelschap = troep = compagnie
refractie = straalbreking
bijzijn = aanwezigheid = tegenwoordigheid = presentie
foerage = voeder = voer = leeftocht = mondvoorraad = mondkost = vreten = victualiën = proviand = voedselvoorraad
pallieter = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist
piek = pieterman = bergtop = florijn = spits = pegel = pop = gulden = apex = bergspits = bergpiek = kruin = pegels = top
taptemelk = afgeroomde melk = magere melk = schepmelk = ondermelk
het eens zijn = ondersteunen = onderschrijven = concorderen = instemmen = accorderen = bijvallen = aansluiten = goedkeuren = schragen = toestemmen = overeenstemmen
partikel = deeltje = vuiltje = splinter
besluiten = uitmaken = afsluiten = resolveren = termineren = opmaken = beschikken = opzeggen = concluderen = sluiten = stoppen = beëindigen = afleiden = bedanken = decideren = beslissen = eindigen
docentenkamer = groepsruimte = leraarskamer = gemeenschappelijke kamer = lerarenkamer
volière = vogelreservaat = vogelhuis
ontgoocheling = overdrijving = deceptie = afknapper = teleurstelling = misrekening = fiasco = overdrijver = flop = ontnuchtering = onttovering = desillusie = tegenvaller
luiwagen = rolbezem
hervinden = herkrijgen = achterhalen = terugkrijgen = terugvinden = weervinden
zegging = dictie = uitspraak
bestuursvergadering = afdelingsvergadering = fractievergadering = directievergadering
berghok = bergruimte = bewaarplaats = magazijn = berging = opslagruimte = opslagplaats = kot = opslag = box = bergplaats
koeienhuid = koeiehuid
sybariet = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = vrijbuiter = hedonist = epicurist
bengelen = bungelen
wereldwijde opwarming = opwarming van de aarde
hoosbui = stortbui = regenstorm = plensbui = wolkbreuk
overstijgen = overtreffen = voorbijstreven = overvleugelen = ontstijgen = overstralen = verbeteren = uitstijgen = uitsteken
hulpverlening = hulp = bijstand = hulpbetoon = medewerking = assistent = steun = assistentie
vermaledijen = verwensen = vervloeking = vervloeken = verdoemen = vloek
wervelwind = cycloon = windhoos = tornado = wervelstorm = dwarrelwind = rol
struikrover = rover = schurk = gauwdief = picaro = kaper = bandiet
planteslijm = gom = slijm = plantenslijm
mitigeren = verdunnen = verminderen = verzachten
tas = handtas = beker = zak = hoofdje = tasje = rugzak = verpakken = boodschappentas = bak = sporttas = kop = opschrift
bruggenhoofd = landhoofd = bruggehoofd
bloeddrinker = bloedzuiger = vampier
schapenrib = schaperib
redres = herziening = lapwerk = stopwerk = revisie = herstellingswerk = reparatie = herstel
duet = duo = quatre-mains
familiezaak = familiebedrijf = gezinsbedrijf
onderstelling = voorwaarde = hypothese = stelling = gissing = giswerk = conjectuur = vermoeden = gis = veronderstelling = aanname = voorgevoel
maatanalyse = volumetrie
romer = roemer = wijnroemer = wijnbeker
naam = bijnaam = eigennaam = alias
plu = parasol = paraplu
apograaf = nabootsing = afschrift = kopie
karwijzaad = karwij = kummel = komijn = komijnzaad
versperringsvuur = geschutvuur = spervuur = artillerievuur = kanonvuur = kanonnade
het uitroeien = uitwissing = het ontwortelen = uitroeiing = verdelging = eliminatie
pothoed = derby = garibaldihoed = dop = bolhoed = garibaldi
telescoop = kijker
brandscherm = brandgordijn
Indië = India
turnmat = mat = deurmat
zeilwerk = tuigage
boomschaar = tuinschaar = snoeischaar = snoeitang
expertise = examen = proefwerk = deskundologie = deskundigheid = tentamen = inschatting
gekibbel = gekrakeel
ontgrendelen = openzetten = openen = opendoen = openmaken = ontsluiten
tour de force = krachtdaad = krachttoer
assonantie = halfrijm = klinkerrijm
gejaagdheid = ongedurigheid = roerigheid = rustloosheid = bezorgdheid = onrust = beroering = gewoel
cederhout = ceder
koningszoon = prins
cineast = filmer = filmmaker
strafgeding = proces = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = gerechtszaak = pleitzaak = geding = pleit = rechtshandel = procedure
comfort = gerief = gemak = gerieflijkheid = geriefelijkheid
kletsmeier = woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletskous = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar
zich vergissen = vergissing = in de fout gaan = vergissen = dwalen = een fout maken = maken = fout
bodemschat = bodemschatten
barnsteenkleur = barnsteengeel = amber = barnsteen
gegist bestek = giswerk = gissing = nattevingerwerk
plakzegel = reductiebon = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart
diepvriezer = diepvrieskast = vriesvak = diepvrieskist = vrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vrieskast = vriezer
divertimento = serenade = zanghulde
artsenijbereider = apotheker = pillendraaier = farmaceut = drogist
teweegbrengen = leiden = veroorzaken
bestelen = roven = beroven = ontnemen
onevenwichtigheid = onstandvastigheid = onbetrouwbaarheid
voorbode = prefiguratie = voorafschaduwing = voorspook = voorteken = voorloper
groentekwekerij = groenbedrijf = kwekerij = tuinderij
draagband = gordelriem = broekriem = ceintuur = riem = buikriem = gordel
taartdeeg = roldeeg = taartedeeg
opschieten = jagen = haasten = vlotten = voortmaken = voortjagen = jachten = verhaasten = bespoedigen = zich haasten
komediespel = toneel = poppenkasterij = toneelspel = komedie = circus = kunstenmakerij = aanstellerij = theater = aanstelleritis
interland = interlandwedstrijd = landenwedstrijd
roervogel = lokvogel = roepvogel
memoires = gedenkschrift
prutsen = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = otteren = pielen = klooien = wurmen
teruggooien = terugwerpen
woordelijke vertaling = leenvertaling
elektrische batterij = fysieke mishandeling = cel = batterij
inlijven = incorporeren
expediëren = afzenden = verzenden = insturen = opsturen = versturen = wegsturen
besturingsorgaan = centrale verwerkingseenheid = processor = CPU = CVE = besturingseenheid = mainframe
rekenen op = bouwen = vertrouwen = geloven = vertrouwen op = steunen = verlaten = leunen = rekenen
titelblad = titelplaat = titelpagina
oppervlaktemaat = vlaktemaat
hydrateren = natmaken = bevochtigen
depot = dik = droesem = wijndrab = pakhuis = drab = opslagruimte = opslagplaats = grondsop = wijndroesem = droes = moer = opslag
boekdrukkerij = drukkerij = drukpers
onverwachte aanval = overval = holdup = roofoverval = hold-up
misbruiken = abuseren
kruisweg = bezoeking = beproeving = marteling = tegenspoed
sportman = sportvrouw = jachtliefhebber = nimrod
weerschalken = galmen = naijlen = weergalmen = naklinken = weerklinken = nagalmen = resoneren = echoën = doorklinken
kosten-baten analyse = kosten-batenanalyse
roesten = verroesten = oxideren = oxyderen = corroderen
fantoom = geest = spook
tewaterlating = introductie = invoering
pas getrouwd stel = pasgetrouwde
dvd = DVD
rijden = verrijden
verzorgen = letten = oppassen = behartigen = naar omkijken = achten
staljongen = stalknecht in herberg
wisent = oeros = Europese bizon = bizon
keukenhanddoek = theedoek = handdoek = keukendoek = afdroogdoek
permeabel = doordringbaar
straftijd = tijd
bijschaven = retoucheren
contouren = omtrek
wadjan = wokken = wadjang = wok
boekrol = krul
artwork = kunstwerk
asfyxie = verstikking
inktkoelie = kantoorklerk = klerk = kantoorknecht
hangbrug = kettingbrug
groene weduwe = gescheiden vrouw = onbestorven weduwe
ontwateren = draineren = verdrogen = uitdrogen
herinnering = souvenir = relikwie = memorabilia = herinneren = aandenken = herinneringsvermogen = memorie = reminiscentie = geheugen
haagbos = bosje = kreupelbosje = bosschage = bosage = struikgewas = hakhoutbosje = struweel
kardinaliteit = cardinaliteit
boekenverzameling = boekerij = bibliotheek
extremist = hardliner = ultra
salonrijtuig = salonwagen
verlokken = verleiden = aanlokken = lokken = meelokken = aantrekken = tronen
lesbo = lesbi = tribade = schuurmeid = lesbienne = pot
weerspiegeling = spiegelbeeld = terugkaatsing = reflex = weerglans = afspiegeling = weerkaatsing = reflectie = weerschijn = weerschijnsel
overtreding = inbreuk = vergrijp = delict = misdaad = wetsovertreding = wandaad = misstap = misdrijf
ijszee = Antarctische Oceaan = poolzee = Noordelijke IJszee = Arctische Oceaan
geheim agent = verspieder = dwarskijker = spion
zweetkamertje = verhoorkamer
lis = lus = strik = strop
transsistorradio = transistor = transistorradio
sintel = slak = as = kolenslak = gloeiende sintel = hete kolen = gloeiend kooltje
rondo = rondeel
puntspeler = centrumspits = spits = spitsspeler = voorhoedespeler = midvoor = voorspeler = aanvaller
peuterklas = kennen als z'n broekzak
cumulonimbus = onweerswolk = stapelwolken
vigeren = uitstrekken = strekken = valideren = kloppen = opgaan = uitkomen = gelden
computerprogramma = applicatie = programma = toepassingsprogramma
bestijgen = beklauteren = klimmen = beklimmen = omhoogklimmen = opstijgen
zeventigtal = zeventig
kwalificatieduel = kwalificatiewedstrijd = voorronde = selectiewedstrijd
wijten = toerekenen = toeschrijven
karigheid = zuinigheid = spaarzaamheid
pijpenstelen regenen = gieten
acroniem = initiaalwoord = letterwoord
gala = galakleding = galakostuum = full-dress
tractor = trekker = wieltrekker = motortrekker
chef de cuisine = butler = huishoudkundige
slib = aanslibbing = modder = slobber = slik = bagger = slijk = silt = smurrie = blubber = moeras = prut
renoveren = inhalen = moderniseren = vernieuwen
kamerolifant = bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = papzak = dikkerd = vetzak = vleesklomp = fats
dreunen = denderen = daveren = grommelen = donderen
lampenkatoen = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet
oningewijde = leek
samenblijven = samen blijven
cimbaal = bekken = klankbekken
voortkomen = teruggaan = wortelen = voortvloeien = komen = ontspruiten = ontspringen = verdergaan = volgen = ontspinnen = stammen = voortspruiten
Maagd Maria = Maria
weggooiartikel = disposable = wegwerpartikel = wegwerpbaar
doelmatigheidsleer = teleologie
afbeelden = konterfeiten
verluchten = illustreren
platpraten = bewegen = overreden = bewerken = omturnen = omverpraten = overtuigen = ompraten = bepraten = meekrijgen = overhalen
makker = kameraad = kompaan = teamgenoot = vriendin = amice = kornuit = gabber = gezel = ploegmakker = vriend = vrind = maatje = partner = deelgenoot = medespeler = maat = ploegmaat = compagnon
vishaak = haak = hoek = angel
inbraak = kraak = braak
sterrenschip = ruimteschip
fingeren = simuleren = voorwenden = veinzen = voorgeven
Gouda = Goudse kaas
prominent = hotemetoot = kanon = topman = hotemetotem = kopstuk = bons = bobo = VIP
onraad = gevaar = perikel = onveiligheid = dreiging
brandsingel = brandweg = brandlaan = brandgang = tra
doctrine = leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = geloofsartikel = dogma = belijdenis = prolepse = wijsbegeerte = isme
vannacht = vanavond
zeepbes = zeepboom
landzijde = landzij(de) = landzij
sumo = sumoworstelen
Ãœbermensch = halfgod
folterkamer = martelkamer
verdacht = betwijfelen = verdenken = twijfelen
varkensfilet = varkenshaas
kakement = kaak
garnaal = steurgarnaal
tunica = gympakje = gymnastiekpakje = tuniek
zuignapje = zuignap
arbitrage = arbitratie
rugschild = schaal = omhulsel = ruggordel = rugschelp
overheidstekort = begrotingstekort = financieringstekort
staketsel = palissade = staket = stek
defect = mankement = fout = gebrek
dwaaltocht = plotse stijging = zwerftocht = omzwervingen = wandelen = omzwerving = wandeling = peregrinatie
wachttoren = uitkijktoren
heelmeester = geneeskundige = arts = esculaap = dokter = geneesheer = pil = medicus
hotemetotem = hotemetoot = kanon = topman = kopstuk = prominent = bons = bobo = VIP
kluiven = afkluiven = knagen
bewegingsoorlog = blitzkrieg = bliksemoorlog
bevlekken = bezoedelen = vervagen = onteren = schenden
Leningrad = Sint-Petersburg
schnitzel = kalfsschnitzel
landingsstrook = landingsbaan = startbaan = landingsstrip
grote klaproos = gewone klaproos
het ontsmetten = ontsmetting
bedsprei = beddensprei = sprei = beddesprei
methaanzuur = mierezuur = mierenzuur
opzetting = opzwelling = dikte = zwelling
kwartslamp = hoogtezon
tovenarij = toverkunst = toverkracht = magie = goochelen = toverij = toveren
karakterdanser = danser
aangezichtszenuw = schoonheidsbehandeling
spieken = smokkelen = afkijken
eclips = Eclipse = immersie = verduistering
luchtfilter = luchtzuiveringsinstallatie
dodenmis = klaagzang = lijkzang = treurzang = jammerzang = elegie = klaaglied = requiem
geweldenaar = despoot = dwingeland = potentaat
cm = centimeter
klapbes = stekelbes = kruisbes
Mauritanie = Mauretanië
schaapsleder = herteleder = nubuckleer = nappa = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = schaapsleer = nubuck = schapenleer = hertsleder = herteleer = hertenleder = daim = bukskin
amourette = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = relatie = vrijage = verhouding
ontsnapping = vlucht = uitbraak = evasie = ontwijking = uitvlucht
cyaan = cyanogeen
kredietkaart = creditcard
stanniool = bladtin = aluminium folie = tinfoelie = zilverpapier = foelie = tinfolie = staniol = folie
soldeerlamp = steekvlam = fakkel
wederopbloei = revitalisering = opleving = opbloei = renaissance = hernieuwing = regeneratie = revival = herleving = oprisping = wedergeboorte
behulpzaam = nuttig
spinde = voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = voorraadkast = provisiekamer = schapraai = kelderkast = office
kreukel = soufflé = plooi = rimpel = vouw = kreuk
multiple sclerose = M.S. = MS
voetpunt = nadir
klavechord(ium) = klavechord
tekort = onvolkomenheid = ontoereikendheid = feil = zwakte = gat = verzuim = zwak = deficiëntie = verstek = vermissing = deficit = ontbreken = afwezigheid = tekortkoming = zwakheid = gemis = krapte = fout = gebrek
nut = gebruik = benutting = uitkering = subsidie
nep = vervalsing = namaak = bedrog = namaaksel = falsificatie = naäperij = na-aperij = imitatie = kunst
turnbroekje = sportbroek
ongeriefelijkheid = ongerief = ongerieflijkheid = ongemak
schoolblijven = langer blijven dan = nablijven
huwelijksontbinding = echtscheiding = scheiding = scheidenheid
mini- = dwerg = lilliputter = dwerg-
kluif = klavier = hand = fik = klavieren = klauwen = tengels = vlerken = klauw = poot = fikken = knijper
lippijp = rookvang = labiaalpijp
ambtsgenoot = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = confrater = collega = gildenbroeder
cupcake = koekje
binnenste = hart = binnenkant = inwendige = binnenwerk
onaanvaardbaar = onuitstaanbaar = onverdraaglijk = ondraaglijk
trope = troop = figuurlijke uitdrukking = manier van spreken = stijlfiguur = beeldspraak
uiting = gesprek = gezegde = vuiligheid = discussie = taaluiting = conversatie = betoog
openbaarheid = publiek
wijnoogst = wijnjaar
fanaat = fanaticus = onverdraagzame = dweper = onverdraaglijke = gedrevene = fanatiekeling = zeloot = freak
basilisk = koningshagedis = slangdraak = boomhagedis
in elkaar zetten = assembleren = construeren = samenkomen = samenstellen = monteren = opbouwen = componeren
kluwen = labyrint = wirwar = warwinkel = doolhof = knot = warnet = streng
nakomeling = jong = kind = afstammeling = jonkie = kleintje = nakomelingschap = nakroost = descendent = nazaat = zoon = telg = nageslacht
colbertjas = colbert = colbert(jas)
infanterist = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas
losheid = ongekunsteldheid = natuurlijkheid = schwung = flair = gemak
smeltpunt = vriespunt
kleurentelevisie = kleurentelevisietoestel
weetal = betweter = schoolmeester = wijsneus = boekenwurm = wise guy
komiekeling = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = potsenmaker = grappenmaker = comediant
vergroter = vergrotingsapparaat
Krimland = Krim
bungelen = bengelen
pictogram = icoon
welgemanierdheid = gemanierdheid = fatsoenlijkheid = fatsoen = welvoegelijkheid = gepastheid
spoor = aanwijzing = overblijfsel = voetstap = trede = rijspoor = rail = spoorweg = spoorlijn = spoorbaan = voetafdruk = teken = pad
gesjoemel = oplichterij = geknoei = fraude = gerommel = knoeierij = hocus-pocus = hoax
keten = opeenvolging = karakterreeks = ketting = aaneenrijging = aaneenschakeling = concern = snaarinstrumenten
leukemie = bloedkanker
del = slak = slakken = metaalslak
valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet
volksstam = stam = soortgenoten = sibbe = clan
Thijs = Levi = Matthijs
drukplaat = cliché = graveerkunst
verdunningsmiddel = verdunner
hydrotherapie = watergeneeskunde = hydropathie = waterkuur
favoritisme = vriendjespolitiek = nepotisme
vererven = overerven
distributiebon = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart
zelf-marteling = zelfkwelling
knots = knuppel = baas = reus = kanjer = knoeper = knaap = joekel = knoert = lel = slagschip = kokkerd
grafheuvel = tumulus = grafterp
(arbeids)verzuim = ziekteverzuim = absenteïsme = arbeidsverzuim
vastnieten = nieten
straatmaker = stratemaker = kantonnier = stratenmaker
lee = laak = waterloop = wetering = watering
ambrosia = ambrozijn = godenspijs
entente = confederatie = bondgenootschap = bondsstaat = statenbond = alliantie = unie = bond
uitsparing = nis = ombuiging = bezuiniging
polijsten = likken = verfijnen = politoeren
grammaticaal = ongrammaticaal
verbieden = vernietigen = afraden = verbannen = niet toestaan = niet toestaan = afkeuren
altviool = alt = viola da braccia = viola
computercrash = auto-ongeluk = botsing
ongebruikelijk = atypisch
dictatuur = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = monocratie = tirannie = autocratie
prosodie = kinderspel
middelhand = middenhand
confectiezaak = boetiek = modemagazijn = kledingzaak = winkel = kledingmagazijn = modezaak
kloosterzuster = zuster = zus = non
huichelen = kwezelen = femelen
gemoedsbeweging = ontroering = affect = gevoel = emotie
bedrijfsvoering = management = administratie = bedrijfspolitiek = beheer = bedrijfsleiding
festiviteit = viering = vreugde = feest = feestelijkheid
New Yorker = New Yorkse
ruitenwisser = ruitewisser = rakel = aftrekker
gemenebest = staat = land
geplogenheid = manieren = gebruiken = gewoonte = mos = usus = gebruik = praktijk = usantie
inklappen = doordraaien = instorten = inzakken = doldraaien
schelp = hoorn = neusschelp = zeeschelp = gehoorschelp = oorschelp
robbenvel = robbevel
hoestsiroop = hoestdrank = hoestmiddel
egoïsme = egocentrisme = zelfzucht = ikzucht
sikkelvormige rij huizen = croissant = maansikkel = sikkel
mechanicus = mecanicien = monteur = machinist = mechanicien = automonteur = werktuigkundige = machinevoerder
sinaasappellimonade = appelsiensap met spa bruis = ranja = orangeade = appelsienlimonade
bedrag = schijf = som = geldsom = somma = beloop
tochtdeur = klapdeur = zwaaideur = pendeldeur
pasgetrouwde = pas getrouwd stel
novelle = schets = kort verhaal = romannetje = damesroman
MHz = megahertz = mHz
slachtofferschap = uitbuiting
vitamine E = E = tocoferol
feminist = feministe = feministisch
titratie = titrage
patroonhuls = huls = cartouche
purgeerolie = ricinusolie = wonderolie = castorolie
benauwdheid = angst = beklemming = bangheid = angstgevoel = schrik = vrees
kleed = jurk = stof = vod = textiel = doek = japon = weefsel = kledij = geweven stof
volgeling = discipel = apostel = aanhanger = adherent = acoliet = adept = volger = zoon = leerling
corporatie = onderneming = handelmaatschappij = firma = bedrijf = handelsmaatschappij
opbergplaats = bergruimte = bewaarplaats = bergplaats
flens = richel
attraperen = betrappen = snorren = snappen
toneelspeler = aansteller = pantomimespeler = komediespeler = kwast = komediant = poseur
zeildoek = canvas = doek = zeil = schildersdoek
convulsie = krimping = stuiptrekking = kramp = stuip = spierkramp = spasme
hatelijkheid = steek = speldenprik = stekeligheid
uittesten = toetsen = testen = proberen = uitproberen
argument = bewijsgrond = motivering = motivatie
sluitspier = sfincter
ossewagen = ossekar = ossenkar = ossenwagen
erbarmen = compassie = ontfermen = medeleven = medelijden
foetor ex ore = halitose
outcast = paria = verworpene = verschoppeling = verstotene = drop-out = verworpeling
fouiller = aftasten = fouilleren
artsenijleer = geneeskunde = medicijnen = medicijn
mallemolen = carrousel = zwiermolen = draaimolen = zweef = paardenmolen = zweefmolen
achterhandsbeentje = handwortelbeentje
les = cursus = didactiek = opvoedkunde = opvoeding = onderwijs = instructie = onderricht
gum = gom = vlakgom = stuf
tafeldame = gebuur = nabuur = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw
impulsiviteit = onbevangenheid = spontaniteit = onstuimigheid = speelsheid = luchtigheid
unanimiteit = raamakkoord = eensgezindheid = eenstemmigheid = overeenstemming = consensus
kanonvuur = geschutvuur = spervuur = artillerievuur = versperringsvuur = kanonnade
omoe = opoe = grootje = oma = bomma = grootmoeder = grootmama
Switchblade = springmes = stiletto
intermedium = aanspreekpunt = tussenpersoon = contactpersoon = contact = intermediair
verpleeghuis = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardenoord = bejaardentehuis = bejaardenhuis = verpleeginrichting = verzorgingscentrum = verpleegtehuis
goudverf = roodkoper = tombak
Lord = meester = opperheer = landheer = overste
service = opslaan = servies = dienstbetoon = dienstverlening = opslag
meettoestel = meetapparaat = sonde = meetinstrument = meetapparatuur = meter
paardenleer = paardeleer
olie-en-azijnstelletje = oliestel = olie-en-azijnstel
bewindvoerder = ontvanger = ontvangster
fossiele brandstof = energiedrager
isolering = isolatie = afgrendeling = afzondering
zeevruchten = schelpdier = zeebanket
priesterkleed = soutane = priestergewaad = toog = toga
omvang = dimensie = invloedssfeer = afmeting = grootte = uitgebreidheid = draagwijdte = scope = domein = passer = reikwijdte = raam = bereik
aandenken = souvenir = herinnering = relikwie = memorabilia
astin = bismut
jakhals = boer
klein busje = omnibus = dubbeldekker = autobus = bus
beleefdheid = wellevendheid = ridderlijkheid = courtoisie = hoffelijkheid
nubuck = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin
raad = advies = bestuur = concilie = raadscollege = aankondiging = sanhedrin = directie = raadgeving = beheerraad = board
noodzaak = urgentie = nood = necessiteit = onvermijdelijkheid = noodzakelijkheid
beïnvloeden = influenceren = doorwerken
deze of gene = man = persoon = mens = figuur = iemand = individu
mens-erger-je-niet = Mens erger je niet
portee = reikwijdte = draagwijdte
afmeren = verankeren = meren = aanleggen = aanmeren
drijfsijssie = watervogels = watervogel
riolering = afwatering = drainage = afvalwater = rioolwater = afvoer
paringsdrift = geslachtsneiging = libido = geslachtsdrift
poll = demoscopie = enquete = opinieonderzoek = opiniepeiling
architectonisch = bouwkundig
weersomstandigheden = weerstoestand = weer = weder = weersomstandigheid = weersgesteldheid
weersvoorspelling = prognose = weersverwachting = waarzeggerij = voorspelling = weer = profetie
saus = onbeleefde opmerkingen
belangstellen = interesseren
naald = schrijfstift = griffel = etsnaald = injectienaald = grammofoonnaald = pick-upnaald
spoorwegen = sneltreinprocedure
richten = concentreren = accommoderen = schikken = conformeren = plooien = assimileren = voegen = adresseren = aanpassen
jurering = vonnis = toewijzing
papisme = rooms-katholicisme
ouweheer = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = pappie = pater
familielid = verwant = bloedverwant = bloedverwante = maag
privésector = privé-sector = bedrijfsleven = zakenleven
ontleedkunde = anatomie
lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = brutaaltje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster
krassen = inkerven = inkrassen = kerven
kotsmiddel = spuugmiddel = emeticum = braakmiddel
lamenteren = beklagen = bejammeren = jammer vinden = betreuren = bewenen = treuren om
leuningstoel = club = leunstoel = armstoel = zetel = fauteuil
havervlokkenpap = havervlokken = havermoutpap = havermout
taille = leest = middel
afvalverwerking = vuilverwerking
heftigheid = intensiteit = hevigheid = woestheid = felheid
duizendste = promille
unitaristisch = unitair
reclamespot = reclamefilm = commercial = spotje = reclameboodschap = reclamefilmpje
chocola = cacao = warme choco = chocolademelk = chocolade = chocomel
rotskloof = afgrond = kloof = ravijn
ongel = talg = kaarsvet
liberalisering = versoepeling
propellervliegtuig = pijpbeurt
kippevel = spasmodermie = kippenvel
landverhuizer = emigrant = uitwijkeling = migrant
lokvogel = roervogel = roepvogel
marktonderzoek = marketing = marktanalyse = marktverkenning
toernooi = steekspel = wedijver = competitie = tornooi = concours = concurrentie = rivaliteit = mededinging = concurrentiestrijd
abracadabra = wartaal
atavisme = terugslag
hartkransslagader = kransader = kransslagader = coronairarterie = kroonslagader
linnen = linnengoed = lijnwaad = doek
systeembouw = prefabricatie
waagstuk = gok
kinderbewaarplaats = kinderkribbe = dagopvang = crèche = kinderdagverblijf = kinderopvang
doeltreffendheid = effectiviteit = doelmatigheid = functionaliteit = werkzaamheid = efficiëntie = economie
rantsoen = quota = part = gemeen hebben = quote = aandeel = quotum = deel = portie
vijfkant = pentagoon = vijfhoek
verwelken = verslappen = aftakelen = moe worden = wegkwijnen
blokkade = obstructie = belemmering = versperren = verstopping = blokkeren = versperring = tegenhouden
mededingen = concurreren = rivaliseren = touwtrekken = vechten = opboksen = meedingen = wedijveren = optornen = meten
edele = evenknie = gelijke = leeftijdgenoot
wereldstekker = reisstekker = adapter = verloopstekker
satellietschotel = schotelantenne = paraboolantenne = schotel
infamie = schanddaad = eerloosheid = berucht
snelfilter = filterzakje = koffiefilter
ontcijferen = decoderen
achternarijden = narijden
planten = dekken = zetten = neerpoten = neerzetten = inplanten = poten
veelwijverij = polygynie = polygamie
uitspatten = uiteenspringen = knallen = barsten = uiteenspatten
sketch = kladversie = parodie = wissel = trek
Schotse herdershond = grond = bodem
bijvrouw = prostituée = courtisane
restaurant = eethuis = eetgelegenheid = eettent = eetcafe
tornooi = toernooi = concours
kabaal = herrie = tweedracht = kakofonie = onenigheid = lawaai = leven
tegenovergesteld = omgekeerd
contribueren = meehelpen = bijdragen
paragnosie = helderziendheid = buitenzintuiglijke waarneming = clairvoyance
Kishinev = Chisinau
reflectant = adressant = werkzoekende = aanvrager = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekwestrant = rekestrant = sollicitant
penumbra = halfschaduw
gazon = graszode = plag = zode = grasveld = grasperk = grasmat = grastapijt
cachot = strafgevangenis = gevang = nor = strafinrichting = petoet = kast = bak = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot
plechtige verzekering = stelling = bewering = bewijsvoering
funderen = beargumenteren = grondvesten = gronden = baseren = onderbouwen = argumenteren
salmiak = salmiakzout = salmoniak
hertenleder = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck
wapendepot = wapenarsenaal = wapenmagazijn = arsenaal = wapenopslagplaats = wapenkamer = wapenhuis = tuighuis
brutosalaris = revenu = brutoloon = revenuen
sprinkler = sproeier
budgettering = miljardennota = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming
hardhandig optreden = repressie
laxeren = purgeren
verstenen = petrificeren = fossiliseren
beroving = plundering = vrijbuiterij
wapenschild = sleutelschild
mineraal = delfstof = mineraalwater
uitschieten = kiemen = opspelen = punten = uitpakken = uitvaren = uitvallen = schieten = uithalen = ontkiemen = uitbotten = fulmineren = uitlopen = uitvliegen = botten
essentiële olie = etherische olie
gelijke-drukturbine = actieturbine = impulsturbine
box = babybox = berghok = loge = kooi = doos = berging = luidspreker = spreker = kot = bergplaats = liftkooi
autocratie = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = dictatuur = monocratie = tirannie
doorslapen = verslapen = zich verslapen
hoofdstuk = caput = chapiter
televisieontvanger = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = beeldbuis = kijkkast
aansteker = schoen = vuurtje
confusie = desoriëntatie = verwarring
honig = bijenhoning = honing = schatje
irradiatie = bestraling = eradiatie = uitstraling = radiotherapie
slippedrager = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
stenograaf = schrijver op dictaat = kopïist = snelschrijver
benutten = gebruiken = pakken = bezigen = nemen = toepassen = verwerken = utiliseren = aanwenden = hanteren
kleurengamma = prismabeeld = spectrum = kleurenspectrum
schoolklas = klas
spectrometrie = spectroscopie
toonkamer = show-room = toonzaal = showroom
arm = aftakking = zijtak
vergenoegdheid = voldoening = tevredenheid
scheikundige = chemicus
veenachtig = turfachtig
schrijfsel = schrijven = schrift = geschrijf = geschrift
luchtmacht = luchtstrijdkrachten
indemniseren = schadeloosstellen = compenseren
vermissing = ontbreken = afwezigheid = verzuim = verstek = tekort
beestachtigheid = barbarisme = wreedheid = brutaliteit
bloemenkrans = wrong = bloemkrans = krans = kroon = grafkrans = rouwkrans
tankwagen = tankauto = olietankwagen = olietanker
oculair = oculairlens
bevredigen = masturberen = rukken = aftrekken = kalmeren = vergenoegen = nakomen = verzoenen = tevredenstellen = vervullen = voldoende = sussen = voldoen = klaarmaken = inlossen
dronkaard = zatladder = zatlap = dronkelap = beschonkene = dronkeman = dweil
reus = baas = knots = reuzin = kanjer = gigant = knoeper = knaap = joekel = knoert = titaan = lel = slagschip = kokkerd
aritmie = hartritmestoornis = ritmestoornis
koprol = salto
waterrijk gebied = drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = slijkland = waterland = broek = zomp = dras = moeras
gezag = bevoegdheid = overheid = autoriteit
stekel = dorentje = rug = ruggengraat = doorn = aartjes = prikkel
foodprocessor = keukenhulp = keukenmachine
schadelijkheid = giftigheid = toxiciteit
optimalisatie = optimalisering
geelzucht = hepatitis = icterus
studieboek = cursusboek = schoolboek
klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = otteren = pielen = prutsen = klooien = wurmen
poen = duiten = ping = gewin = centen = brood = pecunia = pegulanten = geld = pingping
doopsel = doop
elektrisch circuit = circuit
bijenhouder = imker = iemker
martelpaal = folterpaal = schavotpaal = geselpaal
dader = overtreder = bedrijver = pleger = boosdoener = aanstichter = schuldige
aandacht = oplettendheid = aandachtigheid = gehoor = attentie = concentratie = opmerkzaamheid
omhoogkomen = optrekken = opkomen
verstrooiingslens = verspreidingslens
bijgeluid = achtergrondgeluid = bijklank
atelier = studio
Alphekka = bladknop
ridderlijkheid = wellevendheid = beleefdheid = courtoisie = hoffelijkheid
stoflong = pneumoconiose
staartvin = vin
roeistok = peilstok
kloterij = mystificatie = oplichterij = flessentrekkerij = zwendelarij = verneukerij = bedrog = verlakkerij = veinzerij = bedriegerij = misleiding = beduvelarij
vizier = zoeker = klep
ontwaren = opmerken = merken = bemerken = waarnemen = gewaarworden
orkest = orkestbak = orkestra
Kwartair = Quartair
contrast = tegenstelling = antithese = contrasteren = afsteken
verraadster = verrader
rond haakje = haakje
margarine = boter
inkleden = brengen
zuster = monnik = zus = non = verpleegster = kloosterling = ziekenzuster = religieus = kloosterzuster = cenobiet = religieuze = verpleegkundige
halsband = gareel = halsketting = haam
arteriosclerose = atheromatose = aderverkalking = vaatverkalking
offerdier = slachtoffer
Germaanse = Germaan = mof = Duitser = Duitse
lasagne = lasagna
modificeren = variëren = wijzigen = veranderen = converteren = altereren = changeren = herscheppen = omzetten
Mexicaan = mexicaans = Mexixaan = Mexicaanse
afkeuren = afraden = diskwalificeren = verbannen = desapproberen = niet toestaan = niet toestaan = desavoueren = aanklagen = vernietigen = verbieden
schaduwzijde = keerzij = min = minpunt = schaduwkant = opdonder = keerzijde = tegenvaller = nadeel
tevredenheid = bevrediging = voldoening = genoegzaamheid = satisfactie = genoegen = vergenoegdheid
dansschool = dansinstituut
touwtrekken = concurreren = rivaliseren = vechten = opboksen = meedingen = wedijveren = optornen = meten = mededingen
verzekeraar = verzekeringsmaatschappij = verzekeringsbedrijf = assuradeur = verzekering = verzekeringsgever
spiegelen = volgen = nastreven = navolgen
commanderen = ordonneren = prescriberen = bevelen = gelasten = verordonneren = dicteren = gebieden = voorschrijven
mijnwerkerslamp = veiligheidslamp = mijnlamp
steenkool = kolen = kool = steenkolen
steenklei = schalie = adobe
Verlichting = verlichting
Berlijns-zilver = berlijns-zilver
muilband = vuurmond
borststuk = klapstuk
verontreinigende stoffen = vervuiler
twaalfde = twaalftalligstelsel
petrochemisch = petrochemicaliën
intensie = bijbetekenis
business = commercie = handelsverkeer = commerce = negotie = handel = zaak
jachtterrein = jachtgrond = jachtgebied
petroglief = rotstekening
raapselderie = knolselder = knolselderie = raapselderij = knolselderij
grondel = riviergronde = riviergrondel
benaderen = grenzen aan = naderen = aanpakken
suède = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = daim = bukskin = nubuck
koopje = meenemer = meenemertje = gelegenheidskoopje = gelegenheidsaanbieding = gunstkoopje = aanbieding
vacature = opening = leegstand
vest = ringgracht = gracht = slotgracht = vestinggracht
papegaaieziekte = papegaaienziekte = psittacosis
woede = gramschap = toorn = boosheid
roofbuit = plundering
platenbranche = platenindustrie
balg = buikje = buik = pens = blaasbalg = vel = abdomen = maag = filmdroger
terugkrabbelen = rond de pot draaien = draaien = dubbelzinnig spreken = liegen = achteruitkrabbelen = afwijken = om iets heen draaien = om de hete brei dansen
degen = een tandje bijzetten = rapier = zwaard
soldeer = soldeersel
ik ben homo = spalk
buur = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw
platteland = landerijen = open veld = landouwen = provincie = binnenland = uithoek = hinterland = land = achterland = grondgebied
teerling = dobbelsteen
in de vlucht genomen bal = salvo = vlucht = volley
anorexia-nervosa = magerzucht = anorexia nervosa = anorexie
knie = knietje
kleur = huidkleur = tint = kleurtje = teint = pak = gelaatskleur = zaak = huidskleur = kostuum
voetenbankje = voetenplank = voetbank = voetbankje
energie toevoeren = voorzien van energie
servies = aardewerk = dienstbetoon = dienstverlening = service = serviesgoed
plexus = vlecht = zenuwvlecht
zich schikken naar = zich neerleggen bij = luisteren = eerbiedigen = berusten = voldoen = respecteren = gehoorzamen
idealisme = immaterialisme
regeringsloosheid = wetteloosheid = anarchie
gevoel voor humor = humor
koningsmoord = koningsmoordenaar
run = sprint
godsdienstzin = godsvrucht = piëteit = devotie = toewijding = godvruchtigheid
voorstudie = studie
ontfermen = erbarmen
kokhaan = hartschelp = kokkel
dilemma = onzekerheid = besluiteloosheid = tweestrijd
handleiding = vademecum = handboek
gekijf = geruzie = gebakkelei = woordenwisseling = gehakketak = onenigheid = gekrakeel
rechtstoestand = rechtspositie
temporiseren = vertragen = verschuiven = uitstellen = opschuiven = aanhouden
zetje = zet = duwtje = duw
sigarenwinkel = sigarenmagazijn = tabakswinkel
bob = bobslee
kajuitspoort = schietgat
bijgerecht = tussengerecht
huwelijksbed = bruidsbed
uitvaltijd = downtime = downtijd
endocrinologie = hormonenleer
schikken = resigneren = accommoderen = conformeren = plooien = passen = neerleggen = conveniëren = berusten = assimileren = verzoenen = vereffenen = uitkomen = stellen = voegen = richten = treffen = regelen = aanpassen
scheidsrechter = arbiter = arbitreren = bemiddelaar = scheids = scheidsrechteren = kenner = fluiten = fluitist = rechter
aankleden = kleden
motiveren = begeesteren = enthousiasmeren = opwarmen
metaallegering = legering = alliage = alligatie
hemeralopie = nachtblindheid
glimlach = grijns = lach
introeven = aftroeven = troeven
sleutel = muzieksleutel = fietssleutel = password = consigne = toets = parool = paswoord = pijpsleutel = Engelse sleutel = sjibbolet = wachtwoord = schroefsleutel = moersleutel
wissel = sketch = kladversie = schakelaar = valutakoers = twijg = spitsroede = omrekeningskoers = wisselkoers = wisseling = geldkoers = trek
zand = lef = zavel = zandstrand
slaapwandelen = somnambulisme
verzwijging = verborgenheid
ijzel = smeltende sneeuw = ijsregen
belastingjaar = boekjaar = begrotingsjaar = dienstjaar
cyclus = omloop = rondgang = circulatie = programma = kringloopproces = roulatie = kringloop
kosmologie = kosmogonie
exodus = hedjra = uittocht = leegloop
oprit = afrit = toegangsweg = inrit = invoegstrook
privilegiëren = bevoorrechten
letterdieverij = plagiaat = letterroof
lidwoord = clausule = artikel = bijzin
echolalie = echolalia
ongenegen = geneigd
drijfstang = zuigerstang
kerven = inkerven = inkrassen = krassen
runderpest = veeziekte
wegrennen = vertrekken = drossen = zijn biezen pakken = zich stilletjes uit de voeten maken = zich terugtrekken
harnas = kuras
chroom = chromium
wanbetaling = in gebreke blijven = niet-nakoming
neusbeentje = neusbeen
kerrie = kerrieschotel = kerriepoeder = curry
woordenlijst = verklarende woordenlijst = lexicon = vocabularium = woordenschat = vocabulaire = glos = glossarium
rozijn = krent
spasme = convulsie = stuip = spierkramp = krimping = stuiptrekking = kramp
dartelen = rollebollen = dollen = steigeren = raggen = stoeien = rondhuppelen = robbedoezen = ravotten = rondspringen
komfoor = fornuis = kookfornuis = keukenfornuis
kaartsysteem = cartotheek = kaartregister
zuigvlek = zuigplek = ding = zuigzoen
ventilatie = verluchting
schaaldier = kreeftachtigen
grondvest = grondslag = fundering = bedding = grondvesting = basis = fundament
brutale meid = fatale vrouw = vamp = verleidster = femme fatale
drukschakelaar = drukknop = drukker
daaropvolgend = volgend
coffeïne = theïne = cafeïne
taxeren = koersen = ramen = waarderen = schatten
bedelmonnik = monnik = kloosterbroeder = convers = bedelbroeder = mendicant = lekenbroeder = ordebroeder = frater = broeder
appeljam = appelstroop
platform = podium = kansel = erepodium = schavot = spreekgestoelte = ereschavot = estrade = platformschoen = preekstoel
cyanide = nitril
robbevel = robbenvel
aanschaffen = verwerven
bijvullen = aanvullen = navullen
weekdag = werkdag
lijdensweg = martelgang
windglijder = deltavlieger = deltavliegtuig = delta = kielvlieger = zweefvlieger
eetcafe = eethuis = eetgelegenheid = eettent = restaurant
pension = hospies = herberg = huisvesting = cafe
kunne = sekse = geslacht = geslachtsleven
dienstmeisje = assepoes = assepoester = meid = maagd = Assepoester = werkmeid = dienstbode = dienstmeid = dienares = meisje
azijnpisser = nijdas = zuurpruim = kribbenbijter = galbak = nurks = kribbebijter = kniezer = sacherijn = chagrijn = netenkop
hulptaal = kunsttaal
myriade = drom = mensenmassa = heir = massa = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = hele volksstammen = mensenzee = meute = sleep = schare
buitenkant = periferie = buitenaf = omtrek
sousmain = onderlegger = vloeimap = vloeipapier = vloeiblad
evenwicht = evenwichtsgevoel = balans = stabiliteit = tegenwicht = chemisch evenwicht = equilibrium
zeekraal = zeevenkel
versmaden = verachten
bidbank = bidstoel = knielbank = knielbankje
faryngitis = keelpijn = keelontsteking
landarbeider = provinciaal
comediant = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker
zelfverwerkelijking = zelfontplooiing
overuren = overwerk
adjunct = gecommitteerde = lasthebber = vervanger = gemachtigde = mandaathouder = plaatsvervanger = mandataris = zaakgelastigde = afgevaardigde
ophaal = opstreek
intrekken = afgelasting = terugdraaien = ontkennen = annuleren = afzweren = afschaffen = terugnemen = verzaken aan een eed = terugtrekken = herroepen = annulering = achteruitzetten
voordracht = voorlezing = lezing = nominatie
taxus = taxusboom = venijnboom
kordiet = cordiet
lier = winch = draaispil = Lier = draailier = ankerspil = windas = windspil
bloedstolsel = trombus = trombose
territorium = woongebied = biotoop = habitat = leefgebied = standplaats
blauwzuur = amandelzuur = Pruisisch zuur
deputatie = gezantschap = afvaardiging = missie = vertegenwoordiging = legatie = delegatie = zending
rechterlijke macht = magistratuur = rechtsstelsel = justitie
caverne = krocht = grot = spelonk
vernikkelen = blauwbekken = kleumen = koukleumen = verkleumen
gordeldier = pantserdier = schildvarken = armadillo
verdelgen = uitgeroeid = ontwortelen = ontworteld
chemisch reinigen = droogkuis
pont = veer = ferryboot = ferry = veerboot = pontveer = veerpont = veerdienst
plankenbeschot = betimmering = beschieting = beplanking = beschot
dingetje = prul = dinges
parlementsverkiezingen = algemene verkiezingen = parlementsverkiezing
deurmat = mat = turnmat = vloermat = voetmat
wijkbezorger = boodschappenjongen = rondbrenger = loopjongen = krullenjongen
indignatie = verontwaardiging = gebelgdheid
knekelhuisje = ossuarium
pappa = papa = pa = pap
priestergewaad = soutane = toog = priesterkleed = toga
blijdschap = enthousiasme = opgetogenheid = vreugde = geestdrift = blijheid = verheugenis = extase = verrukking
bezinken = verlagen = zakken
nuntius = legaat
actief = activiteit
hoofdzaak = hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = kernpunt = essentialia = bijzonderheid
valstrik = net = fuik = fuiknet = opvangen = val = hinderlaag = strik = struikelblok = vangst = maaswerk
paardmens = kentaur = centaur
meteoor = meteoriet = vallende ster
heksendans = lycopodium = hertshoorn = wolfsklauw
nereïde = stroomnimf = najade = undine = watergodin = waternimf
balanswaarde = boekwaarde
frats = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bevlieging = caprice = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = capriool = aandrift = gril = luim
nathals = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = zuiper = spons = natnek
donker = donkerder = eclipseren = duister = donkerheid = donkerte = donker maken = donker worden = verduisteren = worden = duisternis
eenvoudigheid = eenvoud = simpliciteit
televisieserie = televisiefeuilleton = tv-feuilleton = tv-serie = vervolgserie = serie
consortium = syndicaat
diamant = uur = ruiten
institueren = stichten = instellen = oprichten
computerfreak = straatartiest
haringkoning = lintvis
doorroeren = roeren
genietroepen = genie
selectie = keuze = keus = schifting
een scheet laten = scheet = flatus = prot = buikwind = veest = wind = windje = een wind laten
mazzelen = boffen = zwijnen
uitkafferen = uitveteren = inhakken = aftroeven = uitfoeteren = uitketteren = uitschelden = uitjouwen = stijfvloeken
bêtawetenschappen = bètawetenschappen
losgaan = loskomen = loslaten = losraken
lieftalligheid = aanminnigheid = aanvalligheid = beminnelijkheid = bekoorlijkheid = bekoring = charme
cassatie = nietig verklaring = afschaffing = intrekking
thriller = horror
badpak = badkostuum = badmode = zwemkostuum = zwempak
tij = watergetij = getijde
riviermonding = uitmonding = mond = monding = trechtermonding = muide = riviermond = estuarium = uitloop = trechtermond
puzzelrit = puzzeltocht = speurtocht
recommanderen = aanraden = aanbevelen = aanprijzen
gezelschapsspel = spelletje
tuinhuisje = zomerhuis = theehuisje = prieel
luchtbuis = adembuis
schijnheilige = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = hypocriet
legster = laag = legger
ongewervelde = ongewerveld
tegenspoed = kruisweg = malheur = beproeving = pech = bezoeking = tegenslag = wanbof = marteling
phaëthon = toerfiets
morbiditeit = ziektecijfer = ziekelijkheid
familie = huishouden = maagschap = gezin = huishouding = tak = stam = huisgezin = huis = geslacht = staak
wasbaar = afwasbaar
boom = paal = staak = polsstok
maand = maan = kalendermaand = wachter
berber = berbertapijt
moedercomplex = oedipuscomplex
Marrakech = Marrakesh
resumé = aperçu = synthese = samenvatting = resumptie
vlaskam = hekel = repel = vlashekel
kreukelen = verfomfaaien = rimpelen = verkreukelen = kreuken = fronsen = plooien = verkreuken
truck = camion = vrachtwagen = transportwagen = vrachtauto
committeren = vergunnen = volmachtigen = machtigen = mandateren = autoriseren
roulatie = omloop = rondgang = circulatie = cyclus = kringloopproces = kringloop
Belarussisch = Wit-Russisch = Witrussisch
zwaar misdrijf = euveldaad = felonie = zware misdaad = misdaad
schalmei = herdersfluit
raapselderij = knolselder = knolselderie = raapselderie = knolselderij
baaldag = off-day = offday
vaarwel = tot ziens = dag = goedendag = doei = doeg
grondtrek = abstractie = korte inhoud = hoofdlijn = samenvatting = uittreksel
ruzie = heibel = onmin = herrie = kwestie = kift = mot = onaangenaamheden = onenigheid = onvrede = disharmonie = trammelant = dispuut = kif = bonje = bespreking = onaangenaamheid = twist
epigram = hekelrijm = puntdicht
lezing = leesvoer = voorlezing = voorlezen = lectuur = voordracht
jachtopzichter = jachtopziener = koddebeier = wildschut
ruilen = omruilen = omwisselen = inwisselen = verwisselen
witte rammenas = winter-radijs = Daikon
er achter komen = oplossen = uitvogelen
bedrijfsoppervlakte = oppervlakte
schuldeloosheid = onschuld
kruidenier = groenteboer = groenteman
Oezbeek = Oezbeeks
militair = krijgsman
vlechtwerk = netwerk = bastonnade = flitswerk
opstanding = verrijzenis = herrijzenis = wederopstanding
vla = pudding = vlaai = pens = bloedworst
halfbloed = mulattin = kleurling = hybride = kruis = mulat = kruising
overval = onverwachte aanval = holdup = roofoverval = hold-up
letterhaak = zethaak
antiutopie = dystopie
ziekenwagen = ambulance
raadgeven = informeren = coachen = aanraden = aanbevelen = adviseren = advies geven = begeleiden
verbrokkeling = versnippering
kout = babbeltje = babbel = praatje = klap
om het leven brengen = ombrengen = omleggen = mollen = doden = om zeep helpen = killen = vermoorden = koud maken = liquideren = afmaken
ebtij = laagtij = laagwater = eb
sclerose = induratie = verharding
knietje = knie
hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = essentialia = bijzonderheid
rijstrook = weggedeelte
bode = renbode = ijlbode = koerier = boodschapper = gezant = heraut
das = stropdas = strop
witte abeel = abeel
stemmer = intoneur = kiezer = pianostemmer
nucleonica = atoomfysica = kernfysica = kernwetenschap
pollutie = milieuvervuiling = vervuiling = verontreiniging = milieuverontreiniging
ongrammaticaal = grammaticaal
felsmachine = felser
laevulose = vruchtensuiker = vruchtesuiker = fructose
staatsruif = rijksschatkist = rijkskas = schatkist = staatskas
boekensteun = boekenstut
verdiepen = duiken = op = intensiveren = buigen
sigarettenautomaat = gokautomaat = gokkast = speelautomaat
verhogen = vervallen = versterken = aanvullen = toenemen = doen toenemen = vergroten
verstomd doen staan = verlegenheid = verbluffen
galerie = kunstgalerij = galerij
strottenhoofd = larynx = strottehoofd
hoofddek = bovendek = opperdek
snel toenemen = exploderen
embargo = uitvoerverbod
gele narcis = botergeel = narcis = anatto
waterkanon = waterwerper
remplaceren = verdringen = vervangen
blamage = oneer = schande = afgang
gelijkmaken = aplaneren = nivelleren = slechten = effenen = egaliseren = vlakken = afvlakken
banvloek = verwensing = ban = anathema = vervloeking
hulp = knecht = waterdrager = hulpverlening = bijstand = hulpbetoon = assistentie = bediende = medewerking = hulpmiddel = helper = assistent = steun = dienstknecht = utiliteit = hulpje
oudje = zestigplusser = oudere = antiek = bejaarde
afremmen = modereren = matigen = remmen = productievermindering = produktievermindering
tinten = kleuren
jukbeen = wangbeen
vinoloog = wijnboer = wijnbouwer
handelscentrum = marktplaats = stapelplaats = grootwinkelbedrijf = warenhuis
gastronoom = lucullus = fijnproever = Bourgondiër = lekkerbek = gastronome
leren = uitvinden = vernemen = verkrijgen = aanleren = lesgeven = ondervinden = horen = bijbrengen = onderrichten = opsteken = meenemen = doceren = onderwijzen = constateren
stroming = vloed = stroom = doorstroming
scharlaken = scharlakenrood
tafelgerei = tafelgarnituur = eetgerei = bestek
kiesrecht = stemrecht
dextrose = druivesuiker = glucose = druivensuiker
film = filmvoorstelling = televisieshow = luchtlaag = rolprent = videofilm = verfilmen = vlies = laag = televisie = bioscoopvoorstelling = filmindustrie = sfeer
gehoorapparaat = gehoorprothese = hoortoestel = hoorapparaat
gladiator = zwaardvechter
schoolbord = lei = leisteen = krijtbord
keratine = hoornstof
veelgestelde vragen = FAQ
boogschieten = schuttersgilde
Ido = ik wil
kalmte = bedaardheid = gelijkmoedigheid = beheersing = rust = gelatenheid = gemak = zelfbeheersing
sachet = zakje
paardevlees = paardenvlees
voltrekken = plaatsgrijpen = plaatshebben = plaatsvinden = spelen
spraakstoornis = dysartrie = spraakgebrek
gashouder = gasketel
schuimplastic = tempex = piepschuim
waarde = significantie = importantie = betekenis = gewicht = belang = zwaarte = gewichtigheid
arsenicum = arseen
zevende hemel = gelukzaligheid = heerlijkheid = zaligheid
trommel = trom = drum = kalfsvel
vertellen = verhalend = mistellen = navertellen = vertelde = oververtellen = verhalen = verhaal = zeggen = verrekenen
vleermuizen = vleermuis
gasthuis = ziekenzaal = ziekenhuis = hospitaal = verpleeginrichting = kliniek
ongelijkvormigheid = ongelijkheid
lapkous = labskous
opdoemen = tevoorschijn komen = optreden = zijn opwachting maken = komen = verschijnen = haar opwachting maken = vertonen
niet-schuldig verklaren = vergeven = kwijtschelden = vrijspreken = ontheffen = uitleggen = ontslaan van een verplichting
iepenboom = iep = iepeboom = olm
inlegger = spaarder
correspondentie = overeenstemming = analogie = overeenkomst = briefwisseling
duizendvoud = duizendtal = duizend = chiliade
steunbetuiging = bijval = strafmaatregel
beddenpan = beddepan
stortbui = plensbui = regenstorm = hoosbui = wolkbreuk
verbreiding = distributie = verspreiding
leefeenheid = etagewoning = woongroep = etage = leefgemeenschap = appartement = flat = flatje = leefgroep = woongemeenschap = commune = wooneenheid
knokkelkoorts = dengue
surrealisme = Surrealisme
songtekst = tekst
taalbeheersing = taalvaardigheid
landbouwdeskundige = landbouwkundige = agronoom = landbouweconoom
rijmen = overeenkomen = dichten = afstemmen = sluiten = stroken = toesnijden = rijmelen = berijmen = poëtiseren = kortsluiten = overeenstemmen
stormram = ram = rammei
epifyse = hersenaanhangsel = hypofyse = pijnappelklier = hersenklier
fonograaf = platenspeler
wegduiken = schuilen = wegschuilen = verbergen
leurder = straathandelaar = marskramer = straatventer = venter
batterij = krent = elektrische batterij = zitvlak = cel = bips = reet = hol = achterste = kont = fysieke mishandeling = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = derrière = tooches = posterieur
moralisme = ethiek = moraal = moraliteit = zeden = zede
halsuitsnijding = decolleté
doorzakken = verslappen = doorhangen
toesnijden = afstemmen = kortsluiten = rijmen
rek = herstellingsvermogen = elasticiteit = spankracht = veerkracht = pijnbank
vleesvergiftiging = voedselvergiftiging
graafwerktuig = graafmachine
schuimsel = tuig
oudheidkundige = archeoloog
stopbalk = stopping
schenklokaal = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = drankhol = pub = dranklokaal = kroeg
EHBO = eerste hulp = eerste-hulpverlening = eerstehulpverlening = E.H.B.O.
uitwasemen = dampen = wasemen = transpireren = uitademen = perspireren = uitdampen
lectuurlijst = leeslijst = literatuuropgave = bibliografie = boekenlijst = literatuuroverzicht = literatuurlijst
dertig = dertigtal
zomersproeten = sproet = zomersproet = efelide
boraxzuur = boorzuur
diwaterstofsulfaat = vitriool = vitrioololie = zwavelzuur
afstappen = afdalen = banjeren = stiefelen = stappen = nederdalen = afgaan
doen bol staan = zwellen
toebrengen = aantasten = berokkenen = aandoen
petrefact = fossiel = verstening
Estlands = Estisch = Ests
wegblokkade = wegversperring = barricade
waterverf = aquarel
voorgaan = prioriteren = voorlopen
generaliteit = universaliteit = algemeenheid
ruiterpad = rijpad
presenteren = inleiden = lenen = aanbieden = brengen = bieden = introduceren = voorstellen = offreren
procent = honderdste = percent = percentage
liflafje = lekkernij = lekkers = heerlijkheid = traktatie
iep = iepeboom = olm = iepenboom
meetkunde = geometrie
pixel = beeldpunt = beeldelement
Chunnel = Kanaaltunnel
vertaalster = vertolker = tolk
kroket = croquet
onbegrip = wanbegrip
fysieke mishandeling = cel = batterij = elektrische batterij
bekladderen = bekliederen = besmeuren = bekladden
backing = ruggensteun
rekenkundig = aritmetisch
idealiseren = romantiseren = poëtiseren
gelijkberechtiging = gelijkheid
beseffen = realiseren = inzien = weten
substituant = plaatsvervanger = interimaris = plaatsbekleder = reservist = substituut
decimaal = tientallig talstelsel = decimaalstelsel
magnesia = magnesiumoxyde
babe = meid = brok = poppetje = spetter = kanjer = pop = griet = stoeipoes = stuk = poes
etiketteren = prijzen = labelen
improductiviteit = improduktiviteit
moederkoek = baarmoederkoek = placenta
inspectrice = controleur = inspecteur
wetenschap = perceptie = cognitie = medeweten = ervaring = bagage = kennis = weten
ohmse weerstand = impedantie = weerstand = weerstandsvermogen = elektrishe weerstand
toeristenindustrie = toerisme
dekkleed = bâche = matroos = dekzeil
progressie = vordering = vorderingen = continuïteit = vooruitgang = voortgang
bommen = beieren = luiden = gaan
alterneren = rouleren = afwisselen = verwisselen
kernfusie = kernsmelting = fusie = meltdown
spotje = reclamefilm = reclamespot = commercial = reclameboodschap = reclamefilmpje
China = Volksrepubliek China
ontvouwen = uitvouwen = expliqueren = uitleggen = openvouwen = verklaren = expliceren
fotocamera = camera = fototoestel
jicht = pootje = podagra
lijnvliegtuig = passagiersvliegtuig = lijntoestel
kriekenboom = kriek
ontwrichting = luxatie = ontzetting
huisschilder = schilder
afkoopsom = uitkoop
blastoom = vleeswoekering = gezwel = neoplasma = tumor
aantrekken = ter harte nemen = bijtrekken = meelokken = tronen = werven = verleiden = aanhalen = aanlokken = lokken = trekken = opleven = verlokken
roer = roerganger = stuurman
precisie = echtheid = nauwgezetheid = preciesheid = promptheid = correctheid = exactheid = nauwkeurigheid = waarheid = accuratesse = zorgvuldigheid
treurdicht = klaagzang = lamento = klaagdicht = treurzang = treurlied = elegie = klaaglied
vredespijp = calumet
demologie = demografie
genoegzaamheid = bevrediging = genoegen = tevredenheid = satisfactie
godsgeschenk = buitenkans = explosie = buitenkansje = kaan
kruiskop-schroevedraaier = kruiskopschroevendraaier = kruiskopschroevedraaier = kruisschroevedraaier
chanteur = oplichter = afperser
vulcanologie = vulkanologie
omgangsvorm = manieren = vormen = erecode = code = gedragscode = omgangsvormen = manier = vorm
vitalisme = levensheid
perceptie = gezicht = wetenschap = cognitie = gewaarwording = medeweten = beleving = bagage = kennis = weten
schedelleer = frenologie
bergbeek = wenk = bergstroom
afstoten = vervreemden = terugdrijven = terugdringen = terugslaan = terugduwen
heiden = paganist = christenhond = goddeloze = ongelovige
fotocel = fotovoltaïsche cel
watervloed = overvloeiing = zondvloed = overstroming
kantoor = komode = bureau = overheidsinstelling = torso = dienst
bh = bustehouder = b.h. = beha
pioneer = pionierster
opsturen = afzenden = sturen = verzenden = insturen = afsturen = versturen = expediëren = zenden = wegsturen
oorlogswet = krijgswet
meerpaal = bolder = amsterdammertje = meerbolder
in vaart brengen = versnellen
fuselier = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas
baksel = gebak
verkorrelen = korrelen
harten = hart = hartenjagen
berispen = inwrijven = aanrekenen = aantijgen = nadragen = imputeren = schelden = op het matje roepen = verwijten = aanwrijven
schim = geest = schaduwbeeld = afschaduwing = schaduw = spook
bloeduitstorting = uitstorting = extravasaat = hematoom
walgen = walging = verafschuwen = afkeer hebben = verfoeien = doen walgen = haten = gruwen van = gruwelen van = walgen van = tegenstaan = gruwen = verwerpen
trap = touwladder = ontwikkelingsstadium = interval = opstapje = ladder = leer = optrede = trapleer = trapgans = opstap = stadium = trappenhal = fase = trapladder = trappen = trappenhuis = schop = afstapje
nakomelingen = nageslacht
budget = miljardennota = budgettering = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming
Adriatisch = Adriatische Zee
platbranden = verbranden
anjer = anjelier = genoffel
chocolademelk = cacao = warme choco = chocolade = chocola = chocomel
heide = hei = heidegrond = heideveld
doorstroom = doorvoer = debiet
rechte = verbinding = lijn = grens = streep = regel
kraantjeswater = kraanwater = gemeentepils = leidingwater
ijdeltuiterij = ijdelheid
intertropische convergentiezone = stiltegordel = paardenbreedten
Koninkrijk Cambodja = Cambodja = Kampuchea
ambtsmisdrijf = wangedrag
cohabitation = samenwoning = hokken = samenwonen = samenleving
titelpagina = titelplaat = titelblad
collisie = botsing = confrontatie = aanvaring
onkunde = onwetendheid = ignorantie = agnosie
uitrusting = toerusting = apparatuur = outillage
verplichten = een plezier doen = opnemen = op zich nemen = aannemen = belasten = aanvaarden
ontwarren = rafelen = uiteenrafelen = ontraadselen = uitrafelen = ontrafelen = ontknopen = loswerken = bevrijden = pluizen
beweeggrond = bewerker = considerans = motief = grond = afweging = aanleiding = oorzaak = overweging = reden = consideratie = motivatie = veroorzaker = ratio = beweegreden = drijfveer
eigengereidheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = starheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid
indemniteit = regres = indemnisatie = compensatie = bonificatie = schadeloosstelling = schadevergoeding = vergoeding = verhaal
kinnebak = kin
ondernemer = entrepreneur
inwijdingsfeest = instuif = huiswarming
oudroest = schroot
kernwapen = atoomwapen = A-bom = kernbom = A-wapen = atoombom
eucharistie = Eucharistie = eucharistieviering
zaniken = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken
partijbons = partijbonze
blaas = urineblaas = cyste = blaasje = vesikel
geldstuk = munt = muntstuk
folder = map = directory = telefoongids
pedofilie = knapenliefde
linze = kristallens = lens = ooglens
boter, kaas en eieren = kruisje-rondje = boter-kaas-en-eieren
glosse = glans = glos
beerput = afvalput = septische put = kiepelton = rioolput = kolk
versnellingsbak = bak = gangwissel
vuurwapen = kanon = pistool = stuk = geweer
formaliteit = conventie = beleefdheidsvorm = plichtpleging = formule = mores = regel
dollen = dol zijn op = rollebollen = steigeren = versimpelen = raggen = stoeien = rondhuppelen = robbedoezen = ravotten = rondspringen = dartelen
Graveerstift = Caelum
wanbetaler = beatnik = beatniks = Deadbeat
fuchsine = magenta = fuchsia
parafernalia = onderdelen = toebehoren = spulletjes = spullen
grote mast = hoofdmast
uitdraaien = leiden = uitmonden = uitpakken = uitvallen = printen = vallen = bekomen = uitprinten = uitlopen = resulteren
aftakken = gevorkt = afsplitsen = vertakken
pijp = pijpbeen = broekspijp = pijpleiding = koker = leiding = orgelpijp = buis = slang = kanaal = pijpje
inwilligen = berusten = bewilligen = toegeven = instemmen = toestemmen
bordeelhouder = hoerenwaard = bordeelhoudster
mopperaar = brombeer = nijdas = brompot = zuurpruim = nurk = grompot = knorrepot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor
janhen = lafbek = papkind = onzekere wankelmoedige man = papkindje
ossenstaartsoep = ossestaartsoep
is = are = zijn
leugendetector = leugenverklikker
heil = reiniging = behoudenis = behoud = geluk = zaligmaking = verlossing = afkoping = heiliging = bevrijding = blijheid = vrijkoping = redding = zegen
beraping = ruwe pleisterkalk
zwendelarij = mystificatie = oplichterij = verneukerij = bedrog = kloterij = verlakkerij = veinzerij = beduvelarij = bedriegerij = misleiding
sublimatie = vervluchtigen
verkleinwoord = diminutief
niet-bestaand = onbestaand
verenigen = samendoen = toevoegen = toetreden = samenkomen = link = associëren = verenen = aaneensluiten = linken = bijtellen = synthetiseren = optellen = verbinden = aansluiten = bijeenkomen = scharen = verzamelen = samenvoegen = groeperen
snit = pasvorm = coupe
bijl = houthakkersbijl = akst = aks(t) = aks = hakbijl = strijdbijl
onroerend goed = vastgoed = immobilia = immobiliën
bezoldigen = salariëren
sneeuwploeg = sneeuwruimer = sneeuwschuiver
klokkenmaker = horlogier = uurwerkmaker = klokkengieter = horlogemaker
meetapparaat = meettoestel = sonde = meetinstrument = meetapparatuur = meter
bedektzadigen = zaadplanten
staartmolen = weerhaan = windwijzer = haan = windhaan
hebbelijkheid = eigenaardigheid = eigenzinnigheid = rariteit = vreemd geval
losgeld = losprijs = vrijkopen = losgeld betalen
splitsen = nucleaire fusie = scheiden = verdelen = kernsplitsing = splitsing = ontbinden = delen
eeuw = tijd = era = eeuwigheid = tijdvak = tijdperk = centurie = centennium
dank u wel = dank u = bedankt = merci
activeren = aandrijven = inschakelen = aanzetten
zwijnenhok = zwijnenstal = varkensstal = varkenskot = varkenshok
plaatskaart = plaatsbiljet = plaatsbewijs
joch = jong = knul = knaap = gozer = jongen
grafkrans = bloemenkrans = wrong = bloemkrans = krans = kroon = rouwkrans
Jerevan = Erevan
zigzaggen = zigzaggensgewijs = Zigzag = zigzag
droogbloem = immortelle = strobloem
observantie = eerbiediging = naleving
lezerspubliek = gehoor = publiek
passagebiljet = entreebiljet = kaartje = toegangsbewijs = kaart = entreebewijs = entreekaart = ticket
knechtschap = slavendienst = lijfeigenschap = slavernij
leeghalen = verbranden = verbruiken = leegmaken = uitputten = opruimen
den = dennenboom
gebeurtenis = gebeurde = incident = happening = episode = ontwikkeling = gebeuren = geschiedenis = moment = beurt = voorval = evenement
tv-feuilleton = televisieserie = televisiefeuilleton = tv-serie = vervolgserie = serie
kentekenplaat = nummerplaat
groeten = tegemoet komen = begroeten = ontvangen
notebomehout = notenhout = notehout = notenbomenhout
inertie = inactiviteit = passivisme = traagheid = daadloosheid = passiviteit
gestiek = vingerspraak = dactylologie = gebarentaal = vingertaal
tabelleren = tabellariseren
back-hand = linkshellend handschrift = backhand
uitleggen = vergeven = kwijtschelden = vertalen = ontheffen = expliqueren = nemen = opvatten = verklaren = vrijspreken = ontvouwen = opnemen = expliceren = tolken = ontslaan van een verplichting = niet-schuldig verklaren
kolbak = beremuts = huzarenmuts = berenmuts
mefisto = Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = demoon = Satan = duivel = droes = hellevorst = satan = lucifer = morgenster
babbeltje = babbel = praatje = klap = kout
Oriya schrift = Oriya
oppervlakkigheid = vluchtigheid
gijzeling = gijzelingsactie = kaping = ontvoering
geloofsverzaker = dissident = afvallige = deserteur = afgevallene = overloper = outlaw = kerkverlater = apostaat
IQ = intelligentiequotiënt
hemelwater = regenval = regen = regenwater
deren = hinderen = derangeren
gaping = leemte = leegte = vacuüm = hiaat = lacune = manco
verloofde = verloofd = bruid-to-be
mechanisering = automatisering = automatiseringssector = mechanisatie
binder = boekbinder
rinkelbom = tamboerijn
handarbeider = werkman = arbeider = loonarbeider
peacenik = pacifist = antimilitarist
aardglobe = globe = aardbol = wereldbol
basisch = alkalisch = basisvoedsel
trombose = trombus = bloedstolsel
klakken = gekakel
octogoon = achthoek = achtkant
pieus = devoot = religieus = godzalig = godsvruchtig = godvrezend = vroom = godsdienstig = gelovig
rode bloedcel = erytrocyten = erytrocyt
dansgelegenheid = ballroom = dancing = danstent = balzaal = discotheek = discobar = danszaal = disco
Aalborg = Ålborg
afgrond = rotskloof = kloof = ravijn
multiple = meerder
regenboogkleurigheid = opaalglans
piot = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas
fabricagekosten = aanmaakkosten = produktiekosten = productiekosten
voorkeur geven = voortrekken
burqa = burka = boerka
waterijs = sorbet = ijs = roomijs
megafoon = scheepsroeper
aardmannetje = dwerg = kobold = gnoom = hobgoblin = kabouter
disjunctie = kloof
veredelen = verrijken
schietlap = versterking
kreeftachtigen = schaaldier
paard = zaagbok = viervoeter = ros = bok = peerd = ridder
vooronderstelling = presuppositie = postulaat = suppositie = veronderstelling = hypothese = basisbegrip = aanname = premisse = grondbegrip = assumptie = presumptie
klavecinist = klavecimbelspeler = clavecinist
relict = erfenis = overblijfsel
hummel = dreumes = krummel = kleuter = wurm = puk = kabouter = kruimel = dreutel = keutel = peuter = ukkepuk
transporteren = doordraaien = dragen = vervoeren
smoren = sudderen
achterklap = belediging = gesmoes = kletspraat = roddel = kletspraatje = konkelarij = geroddel = gerucht = vuilspuiterij = smaad = laster = diffamatie = roddelpraat = kwatongerij = belastering = roddelpraatje = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geklets
palissander = rozenhout = rozehout
voorhoedespeler = centrumspits = puntspeler = spits = spitsspeler = midvoor = voorspeler = aanvaller
wolfraam = wolframiet
schoolmakker = schoolvriend = schoolkameraad
kwakzalveren = kwakzalver
meelbloem = bloem = meel
opnoemen = rangschikken = uittellen = opsommen
polystyreen = piepschuim
bloedplaatjes = bloedplaatje = plaatje
gelijkstroommotor = District of Columbia
ziekenbroeder = verpleger = broeder
slijpen = wetten = oppoetsen = poetsen
hoofdbestanddeel = grondstof = basis
leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = geloofsartikel = dogma = dogmatiek = belijdenis = prolepse = wijsbegeerte = isme = doctrine
lijkvaas = urne = grafurn = grafvaas = urn = asurn
liervis = doedelzakblazer = pitvis = doedelzakspeler = schelvisduivel
popmuziek = pop
keelklepje = strotklep = epiglottis = strotklepje
leuze = devies = kernspreuk = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = parool = wapenspreuk = credo = zinspreuk
passage = flard = extract = doorgang = fragment = epitome = uittreksel = doortocht = doorvoer = transitogoederen = doorvaart = excerpt = loop
gabber = vriendin = amice = vriend = kornuit = gezel = makker = vrind = deelgenoot = maat = compagnon = kameraad = kompaan
onzeewaardig = zeewaardig
schaduwkant = schaduwzijde = keerzij = min = minpunt = opdonder = keerzijde = tegenvaller = nadeel
verhandelen = verkopen = slijten
lucifer = Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = demoon = Satan = mefisto = duivel = droes = hellevorst = satan = morgenster
hanekam = hanenkam
hoogtepunt = overtreffende trap = spits = moment suprème = climax = culminatiepunt = punt = toppunt = top
venten = uitventen = dealen = aan de deur verkopen = leuren = colporteren
boorijzer = spiraalboor
ontheemde = displaced person = apatride = staatloze = uitgewekene = vluchteling
fanaticus = fanaat = onverdraagzame = dweper = onverdraaglijke = gedrevene = fanatiekeling = zeloot = freak
vakfederatie = syndicaat = vakcentrale = vakbond = vakverbond = vakorganisatie = beroepsorganisatie = vakvereniging = bond
galoche = overschoen
kabouter = hummel = dreumes = krummel = wurm = aardmannetje = keutel = ukkepuk = dwerg = kleuter = puk = kruimel = dreutel = elf = gnoom = peuter
betonen = uithangen = betuigen = voordoen = bewijzen = beklemtonen = houden = benadrukken = onderstrepen = accentueren
clairvoyance = paragnosie = helderziendheid = buitenzintuiglijke waarneming
applaus = gejuich = handgeklap = acclamatie = geklap
burgerzin = nationaliteitsgevoel = vaderlandsliefde = chauvinisme = civisme = nationalisme = patriottisme
onderwerp = garen = item = issue = motief = materie = stof = topic = thema = subject = spoed = motivatie = rode draad = punt = gegeven = thematiek
rekwirant = eiser = aanklager = dager
vooroordeel = partijschap = bevooroordelen = neiging = partijdigheid
verharden = bestraten = ten goede komen = plaveien = harden
decoderen = ontcijferen
bouwwereld = bouwbedrijf = bouw = bouwnijverheid = bouwsector
berucht = schanddaad = eerloosheid = infamie
dikkop = kikkervisje = donderkop = dikkopje = donderpad = domkop = kwakbol = idioot = fuckhoofd
travestiet = tootsie = transvestiet
christenhond = paganist = goddeloze = heiden = ongelovige
zinsvervoering = geestvervoering = opgetogenheid = vervoering = euforie = exaltatie = extase = verrukking = hallelujastemming = trance
tonen = voorleggen = tentoonspreiden = dunken = zien = voorkomen = eruitzien = getuigen = ogen = lijken = schijnen
donderstenen = lazerstralen = ergeren = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien
oorarts = oorheelkundige = oorspecialist = otoloog = keel-, neus- en oorarts
jurylid = gezworene
smook = walm
verbeuren = inboeten = verspelen = vergokken = opgeven
heiliging = afkoping = heil = reiniging = behoudenis = behoud = vrijkoping = redding = zaligmaking = verlossing
ketel = warmwaterketel = kookketel = cv-ketel = stoomketel = keteldal = theeketel = oven = waterketel = verwarmingsketel = soepkip
terugtreden = aftreden
filmmaker = filmer = filmproducent = cineast
overschenken = overgieten
verpleegster = zuster = verpleegkundige = ziekenzuster
opzet = intentie = bedoeling = voornemen = zin = inzicht
industrialisatie = industrializatie
bottleneck = flessenhals = knelpunt
Goede Week = lijdensweek = paasweek = passieweek = paastijd
croissant = sikkelvormige rij huizen = maansikkel = sikkel
misstap = inbreuk = vergrijp = delict = overtreding = misdaad = wetsovertreding = wandaad = misdrijf
kort verhaal = novelle = schets
halte = wachtpost = opstap = stopplaats = post = station
toezegging = promesse = belofte
wensdenken = wishful thinking
epistaxis = neusbloeding = bloedneus
tafzijde = florentine = taf
cerebellum = kleine hersenen
aderverkalking = atherosclerose = atheromatose = arteriosclerose = vaatverkalking
alpinist = klimmer = bergbeklimmer = kletteraar
bestuursvorm = staatsbestel
slaapmuts = slaapmutsje
sommering = bevel = order = gebod = commando = sommeren = optellen = toevoeging = adjunctie
morgengebed = dagopening = morgenwijding = metten = ochtendwijding
wrijfpaal = pispaal = risee
verstikken = wurgen = stikken
hovaardij = ijdelheid = zelfingenomenheid = eigendunk = hooghartigheid = arrogantie = hoogmoed = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = verbeelding
geneugte = genoegen = plezier = vreugde = zin = genot
Haspengouws = leemachtig
een voetval maken = kruipen voor = buigen = knielen
verdienen = behalen = opbrengen = betalen = verwerven = doen
tussenhandelaar = groothandelaar = grossier = stalhouder
inboeken = kladblok = boeken
paralyse = paralysie = verlamming
startbaan = landingsbaan = landingsstrook = landingsstrip
zedenspel = moraliteit = zinnenspel = zinnespel
Abessinië = Ethiopië
incorporatie = inlijving = annexatie
diapason = stemsleutel = stemvork
luchtdruk = kwikdruk = pressie = barometerstand = benedendek
acetyleen = ethyn = alkyn
sportvereniging = sportclub
mijten = mijt
manen = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = maan = aanmanen = instigeren = pramen
sociodrama = rollenspel = psychodrama
gezichtsuitdrukking = gelaatsuitdrukking = blik = gezicht = gelaatsexpressie = fysiognomie = fysionomie
zwangerschapstijd = drachttijd = zwangerschap
snee = flamoes = kut = gleuf = vagina = pruim = trut = schede = snede = snijwond = jaap = poes = spleet
mineraalwater = mineraal = delfstof = bronwater = sprengwater
portofoon = walkie-talkie
gehoororgaan = oor
eicel = eitje = ei
strik = lus = fuik = fuiknet = lis = valstrik = strop
break = rustpauze = onderbreking = pauze = janplezier = wagon = brik = rijtuig
landmeetkunde = aardmeetkunde = geodesie
cantharel = hanenkam
goalie = kiep = sluitpost = doelwachter = doelman = keeper = goalkeeper
onechtheid = affectatie = gemaaktheid = onnatuurlijkheid
belegging = geldbelegging = certificaat
veefokkerij = veehouderij = landgoed = ranch = farm = rancho
muziekacademie = conservatorium
eerbetoon = hommage = manschap = huldiging = huldebetoon = hulde = leenhulde = eer
legator = erflater
raketsla = rucola
smeermiddel = gel = smeerolie = smeersel = vet = strijksel = glijmiddel = smeervet = olie = smeer
volley = salvo = in de vlucht genomen bal = vlucht
verschil = tegenstelling = onevenredigheid = onenigheid = ongelijkwaardigheid = onderscheid = ongelijkheid = twistgesprek = divergentie = geschil = meningsverschil = dispuut
censor = censureren
burgertenue = moefti
neurocranium = doodshoofd = doodskop = dodenkop = hersenpan = schedel
voorhamer = smeedhamer = vuisthamer = schroothamer = moker = kloofbijl = vuist = smidshamer
verspreidingslens = verstrooiingslens
schaafwonde = opgewarmd door wrijving = schram = pijnlijke ruwe plek = ergernis
hoeveelheid = tal = nummer = aantal = getal = mis = misdienst = kwantiteit = massa
ontkerkelijking = secularisatie = verwereldlijking
Jehovah's Getuige = operette
lyserginezuurdiëthylamide = LSD = acid = lsd
middenberm = Parkway = mediaan = zwaartelijn
houthakkersbijl = bijl = akst = aks(t) = aks = hakbijl = strijdbijl
paus = pope = pontifex maximus = hogepriester = pontifex
astmatisch = astmaticus = astmapatiënt
vrijheidsbeeld = Vrijheidsbeeld
diadeem = tiara = krans
waterzuiveringsinstallatie = zuiveraar = drinkwatersysteem = filterinstallatie
hedonist = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = epicurist
rattestaart = rattenstaart
inst = kasseisteen = straatsteen
cowboyfilm = western = wildwestfilm
relaas = sterk verhaal
weerstandmeter = ohmmeter
weeklagen = verzuchting = gejammer = treuren = geweeklaag = klagen = gekerm = rouwen = jammerklacht = weeklacht
met = trouwen = confligeren = omhelzen = conflicteren = omarmen
verrijken = veredelen
contemplatie = berekening = reflectie = beschouwing = bespiegeling = overpeinzing = overweging
studie = ondervraging = rapport = onderzoek = opstel = essay = schoolopleiding = studeren = bestuderen = voorstudie = enquête = bestudering = opinieonderzoek
kaft = couverture = band = boekband = stofomslag = boekomslag = omslag = cover
counterpart = complement = tegenhanger = pendant
klauw = abrasie = klauwen = fikken = kluif = knijper = klavier = hand = fik = klavieren = tengels = vlerken = poot = krauw = krab = schaafwond
flatus = een scheet laten = scheet = prot = buikwind = veest = wind = windje = een wind laten
speelpop = pop
schotelantenne = paraboolantenne = schotel = satellietschotel
tuighuis = wapenarsenaal = wapenmagazijn = arsenaal = wapenopslagplaats = wapenkamer = wapenhuis = wapendepot
KVV'er = KVV-er
silicose = antracose = stoflongen
distantiëren = scheiden = zich
Octans = Octant = octant
witloof = witlof
contant geld = geld = cash = kasgeld = contanten
natrekken = controleren = nazien = nakijken = checken = nagaan = nalopen
vermalen = malen
kruit = pulver = buskruit
uitzonderingsgeval = exceptie = afwijking = uitzondering
gereedschap = gebruiksvoorwerp = utensiliën = werktuig = gerei
orde = club = vereniging = sociëteit = volgorde = decreet = lastbrief = gilde = mandaat = resolutie = samenleving = bevelschrift = gezelschap = regelmaat = beschikking
kokkerd = baas = knots = reus = kanjer = knoeper = knaap = joekel = knoert = lel = slagschip
snoever = waaghals = bedrieger = vervalser = fraudeur
sterkte = lichaamskracht = intensiteit = kracht = spierkracht = wilskracht
kloof = rotskloof = disjunctie = ravijn = afgrond
keveren = snurken = meuren = rusten = slapen = maffen = bronzen = knorren = pitten
kootje = falanx = kootbeen = gelidbeentje
fietser = wielrenner = wielrijder = peddelaar
omhakken = omkappen = kappen = omhouwen = vellen
bloedspiegel = spiegel
burgerzaal = feestzaal
klampen = klitten = pakken = klemmen = kleven = vasthouden = plakken
profeet = paragnost = helderziende = waarzegger = ziener = telepaat = clairvoyant = ooggetuige = profete = voorspeller
vervoerbewijs = kaartje
miljonair = rijke
hugenoot = Huguenot = refugié
ster = grootheid = sterretje = superstar = beroemdheid = zon
udometer = pluviometer = regenmeter = ombrometer = hyetometer
takel = goederenlift = dienstlift
vulkanologie = vulcanologie
schrokken = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = overeten = verslinden = vreten = schransen = metselen = slokken = brassen = te veel eten = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen = toegeeflijk
pijn doen = hunkeren naar = verlangen = pijn
stortplaats = vuilnishoop = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = afvalstortplaats = deponie = stort = ashoop = afvalhoop = afvalstort = asvaalt
annalen = jaarboek = kroniek = jaarboeken = almanak = jaaroverzicht
Sudor = transpiratievocht = zweet = transpiratie
lintmeter = centimeter = snoer = rolmaat = maatlint
wurgen = worgen = kelen = verstikken
vervoering = geestvervoering = zinsvervoering = opgetogenheid = euforie = exaltatie = extase = verrukking = hallelujastemming = trance
poker = pook = pookster
kopiist = schrijver = kopiïst
theehuis = espressobar = coffeeshop = koffiebar = koffiehuis
informatiedrager = gegevensdrager
zeebanket = zeevruchten
snorkel = schnorkel
indeling = afsplitsing = groepering = scheiding = deling
kaneelkleur = kaneel
onderzijde = onderkant = onderzij
heftoestel = gewichtheffer
maretak = vogellijm = mistletoe = mistel
afwatering = riolering = drainage = afvoer
oppercommando = opperbevel
afdracht = overschrijving = remise
loontrekker = werknemer = tewerkgestelde = bediende = arbeider = werkkracht = arbeidskracht = personeelslid = kracht
gekscheren = railleren = gekken = schertsen
karbouw = waterbuffel = karbauw
loskrijgen = ontrafelen = losmaken = losdoen = losnemen
potas = kaliumchloride = kaliloog
doorgaande weg = doorgangsweg = doorgang
geslachtkunde = familiekunde = genealogie
optimalisering = optimalisatie
waakdienst = nachtdienst
toneelspelen = acteren = spelen
detectie = politieonderzoek
bevoegdheid = competentie = kundigheid = bekwaamheid = gezag = kunde = autoriteit
netheid = fatsoenlijkheid = ordentelijkheid = fatsoen = gevoeglijkheid = welvoeglijkheid = conveniëntie
keel = gorgel = farynx = hals = rood = strot
aan zijn gerief komen = komen = een orgasme hebben = klaarkomen
bedrijfspolitiek = management = administratie = beheer = bedrijfsvoering = bedrijfsleiding
roosvenster = catharinavenster = radvenster
pronkkamer = dictum = uitspraak
vlaggestok = vlaggenstok
sollicitatie = toepassing = aanbrengen = softwarepakket
aftakelen = wegkwijnen = verwelken
spotbeeld = schertsbeeld = karikatuur
pluviometer = regenmeter = udometer = ombrometer = hyetometer
clique = incrowd = coterie
veeg = smet = vervagen = vaag
flesselikker = schrapmes = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer
tippelzone = rosse buurt = gedoogzone
tientallen = dozijn = twaalf
bouwkundige = vormgever = architect = ontwerper = bouwmeester
kunstenmaker = acrobaat = jongleur
grondgebied = landerijen = open veld = landouwen = gebied = werkgebied = platteland = district = provincie = rayon = land = regio
fakier = derwisj = fakir
ontslapen = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = in slaap vallen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = expireren = doodgaan
uitmuntendheid = eminentie = voortreffelijkheid = superioriteit
afko = verkorting = breviatuur = afkorting = abbreviatie = abbreviatuur
middenstuk = middengedeelte = midden = centrum = middelpunt = middelstuk
duiksprong = duiken = onderwaterzwemmen = duiksport = duik = onderwatersport
gokkast = eenarmige bandiet = speelautomaat = sigarettenautomaat = gokautomaat
plee = wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = bestekamer = toilet
afbouwen = afronden
uiteenrafelen = ontraadselen = ontknopen = ontwarren
hijskraan = hefkraan = kraanvogel = kraan
harden = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = schrikken = verduren = dulden = verdragen = ten goede komen = verharden = doorstaan = dragen = velen
magazine = magazijn
grondgedachte = basisidee
zelfmoord = suïcidant = zelfvernietiging = zelfmoordenaar = zelfdoding = suïcide
intercederen = bemiddelen = beslechten = tussenbeide komen = contacten
confirmatie = homologatie = bekrachtiging = bezegeling = bevestiging = ratificatie
kunst-en-vliegwerk = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = kunstje = foef
notenbomenhout = notenhout = notebomehout = notehout
database = informatiebank = databank
snakken = reikhalzen = dorsten = hunkeren = verlangen = hongeren = smachten = haken = zuchten
minimumlijder = lijntrekker = hongerlijder = plichtsverzaker
arbeidsovereenkomst = arbeidscontract = tewerkstellingsakkoord = werkovereenkomst
coup = staatsgreep = putsch
boeddhiste = boeddhist
zaakwaarnemer = vertrouwens- = curator
vervaardiging = productie = produktie
Letzeburger = Luxemburger = Luxemburgse
pluche = teddy
morgenstond = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad
angel = vishaak = gifangel = haak = hoek
provoost = burgervader = burgemeester
kopwind = tegenwind
frikadel = gehaktbal
verwijl = respijt = verschuiving = opschorting = temporisatie = verdaging = verlet = uitstel = schorsing = prorogatie
elocutie = welbespraaktheid = welsprekendheid = voordrachtkunst
slachting = slachten = slacht
gelegenheidsaanbieding = meenemer = meenemertje = gelegenheidskoopje = gunstkoopje = aanbieding = koopje
web = netwerk = raderwerk = net
schaamdeel = schaamdelen = onderlijf = pubes = pudenda = schaamstreek
kernhout = harthout
sukkelgangetje = sukkeldrafje
vuistvechter = pugilist = bokser = boxer
openlijk = uitgesproken
renbaan = hippodroom = drafbaan = atletiekbaan = paardenrenbaan
Turkse = Turk
linguïst = talenkenner = taalgeleerde = taalkundige
schadepost = verlies = verliespost
peuleschil = makkie = kinderspel
zweef = carrousel = zwiermolen = draaimolen = mallemolen = paardenmolen = zweefmolen
fleer = opflikker = peer = muilpeer = klap = haal
basserool = man = baas = mens = mannetje = jongen = manspersoon = heer = kerel = meneer = vent = broger = heerschap = klant = pief = knaap = gast = pik
beginner = beginneling = debutant = nieuwkomer = groentje = nieuweling = starter
gebeneficieerde = begunstigde
schijnbaar = ecliptica
pleisterkalk = stuc = kalk = muurkalk = witsel = witkalk = pleistermortel = pleister
schaafbank = draaibank = schaafmachine = schaaf
vermenigvuldigingsfactor = multiplier = factor = multiplicator = vermenigvuldiger
terroristische = terrorist = terroristisch = terreurpleger
macht = potentie = geschiktheid = talent = bureau = bekwaamheid = grootmacht = mogendheid = ingang = begaafdheid = kunnen = kracht = supermacht = wereldmacht = vaardigheid = power = vermogen
rottigheid = malaise = gedonder = beroerdigheid = misère = treurigheid = ellende = miserie = trammelant = gelazer = narigheid
aanranding = verkrachting = violatie = verkrachten
Oerdoe = Urdu
rustloosheid = ongedurigheid = roerigheid = bezorgdheid = onrust = gejaagdheid = beroering = gewoel
vriendschap = vriendschapsband = vriendschappelijkheid = kameraadschap
overlappen = dekken = bedekken
overwinteren = een winterslaap houden = verwinteren = laten overwinteren
bindgaren = garen = paktouw = bindtouw = pees = touw
dooier = eierdooier = geel = eigeel
raspaard = stamboekdier = volbloed = pur_sang
uitgaan = doven = uitdoven
verkeerscontrole = verkeersleiding
desbetreffende = relevant
lanthaan = lanthanium
zakencijfer = omdraaien = omzet
herhaling = iteratie = reduplicatie = da capo = routine = doublure = sleur = verdubbeling = herscholing = van buiten leren = omscholing
Mauretanië = Mauritanie
schuurmeid = lesbo = lesbi = tribade = lesbienne = pot
schilling = shilling
boeket = bouquet = bos = corsage = geur = zoetheid = ruiker = bloemetje
morseschrift = morse = morsealfabet = morsecode
thuispagina = homepage = Startpagina
gegrinnik = luidruchtig grinnikken, verkneukelen
cartograaf = kartograaf
fust = vat = vaatje = ton
havendam = steiger = zeedijk = paalhoofd = zeehoofd = zeewering = golfbreker = pier = zeebreker = breekwater = krib = landhoofd
queteletindex = body-mass index
adresseermachine = adressograaf
knipoog = knipogen = knipoogje
mulat = mulattin = halfbloed
bestedingsbeperking = besnoeiing = bezuiniging = consumptiebeperking = inkrimping
peperboom = peperstruik = peperplant = peper
houtsoort = hout
mimiek = gebarenkunst
Caspian = Kaspische Zee
schijf = bedrag = tariefschijf = belastingschijf = somma = katrolblok = som = harde schijf = plak = disc = magneetschijf = geldsom = disk = beloop = katrol
speen = fopspeen = aambeien = tepel = aambei = tiet = tet
nervus trigeminus = trigeminus = nervus V = drielingzenuw = vijfde hersenzenuw = vijfde zenuw
sociëteit = club = vereniging = samenleving = gezelschap = soos = orde = gilde
pantsering = pantser = blindering
schraapzuchtigheid = hebzucht = inhaligheid = hebzuchtigheid = hebberigheid = schraapzucht
etiket = plakker = platenlabel = platenmaatschappij = label
annexatie = incorporatie = inlijving
Delfi = Delphi
fistel = pijpzweer
kunststof = plastic
fata morgana = luchtspiegeling = gezichtsbedrog
casanova = don juan
paralysie = paralyse = verlamming
bakspel = triktrak = backgammon
vogeltjeszaad = vogelzaad
makkie = peuleschil = kinderspel
simpele ziel = plattelander = boerenkinkel = hufter = boerenpummel = boerenlul
krenken = belediging = steken = dissen = grieven = vernederen = affronteren = uitschelden = affront = kwetsen = beledigen = smaad
mutagene stof = mutageen
koalabeer = koala = koalabeertje
gespuis = meute = menigte = massa
valkerij = valkendressuur = valkenjacht
elegantie = bevalligheid = gratie = zwier = uitstel van betaling = élégance = sierlijkheid = genade = klasse = stijl
stopcontact = Power Point = uitgang
bemoeien = bekommeren = tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = inmengen = bekreunen = encanailleren = zich inmengen met = omzien = afgeven = inlaten = tornen
jakobsschelp = sint-jacobsschelp = sint-jakobsschelp
propositie = voorstel
borreluur = borreltijd
uitdrukkingskracht = overtuigingskracht = overredingskracht
syndicaat = consortium = vakcentrale = vakfederatie = vakbond = vakverbond = vakorganisatie = beroepsorganisatie = vakvereniging = bond
naamlijst = rooster = rol = nomenclatuur
gelijkspel = gelijkspelen = puntendeling = draw
onreinheid = onzuiverheid
wildebras = robbedoes = wilde
draaibeweging = wending = wenteling = winding = zwenk = toer = draaiing = gang = draai = twist
links = course = golfveld = golfterrein = golf-course = golfbaan
kopek = kopeke
hoeven = behoeven
hangaar = vliegtuigloods = hangar
pikken = jatten = nemen = accepteren = vreten = roven = gappen = ontvreemden = slikken = stelen = aanvaarden
bosje = hoop = bos = haagbos = schoof = kreupelbosje = bosschage = foreest = bosage = woud = struikgewas = hakhoutbosje = struweel = bundel
slip of the tongue = verspreking
domme gans = ganzenjong = gansje
gewrichtsontsteking = gewrichtsziekte = artritis = synovitis
boekband = couverture = band = stofomslag = kaft = dossier = boekomslag = omslag = cover = bindsel
grafeem = karakter = teken = letter
omkering = reversie = inversie = interversie
vergroting = uitstraling = uitzetting = uitdijing = ontwikkeling = verruiming = extensie = proliferatie = uitbreiding = groei = verhoging = expansie = toename
wiegeliedje = slaapliedje = slaapdeuntje
missionaris = zendeling
oudewijvenknoop = boerenknoop = ouwewijvenknoop
nabestaanden = nabestaande
toejuichen = bejubelen = aanmoedigen = opvrolijken = juichen
serge = saai
punk = punkmuziek
jachtsneeuw = stuifsneeuw = sneeuwbui = werveling
schooljuf = onderwijzer = juf = juffrouw = schooljuffrouw = schoolvos = frik = schoolfrik
wedden = er op kunnen rekenen
steenverband = metselverband
opteren = blieven = schiften = uitverkiezen = believen = kiezen = uitzoeken = uitkiezen = selecteren
arrest = saisie = beslag = beslaglegging = stilstand = bewaring = aanhouding = hechtenis = vastgrijpen = beslagname = grijpen = arrestatie = inbeslagneming
stellingname = mening = denkbeeld = oordeel = overtuiging = gevoelen = opvatting = gedachte = inzicht = inzien = convictie = gezindheid = zin = opinie = standpunt
wc-rol = pleerol = toiletrol = closetrol
rijbewijs = volgen = achtervolgen
vertakking = branch = bedrijfstak = tak = splitsing = tweedeling
vroege vogel = leeuwerik
aardnoot = pinda = apenoot
ring = ringetje = tonnenband = sluipweg = hoepel
wig = opsluiting = wielblok
beschimpen = kleineren = belasteren = verguizen = ridiculiseren = bespotten = honen
talkshow = praatprogramma = discussieprogramma = praatshow
zevenvoudige = zeven
kookkunst = keuken = gastronomie
verzamelpunt = trefpunt = ontmoetingspunt = ontmoetingsplaats
jongere = kind = minderjarige = jeugd = junior = ding = junioren = jongeling
flatgebouw met koopflats = gemeenschappelijk bestuurd gebied of eigendom = building waarbij iedere flat individuele eigendom is maar de gronden gemeenschappelijk
voorbeeld = toonvoorbeeld = productiemodel = toonbeeld = belichaming = specimen = paradigma = prototype = voorval = model
legkast = plankenkast
bos = hoop = bouquet = cluster = bosje = unit = schoof = corsage = span = foreest = woud = boeket = troep = tros = stel = ruiker = bloemetje = bundel
bovenbeen = dij
cicaden = cicade
zothuis = dolhuis = inrichting = gesticht = krankzinnigengesticht = gekkenhuis
kant van de weg = berm
wegdoen = pinnen = verwijderen = weghalen = wegnemen
Republiek Guatemala = Guatemala
jeneverglas = borrelglas
schutblad = respectblad = bractee
houwitser = mortier = mortel
wambuis = tweelingwoord = doublet
vrijgevigheid = gulheid = genereusheid
impediëren = hinderen = stuiten = belemmeren = remmen = verhinderen = bemoeilijken
berghelling = bergwand
Isobar = isobaar
bestiarium = middeleeuws dierenboek
uitstel van betaling = gratie = elegantie = genade
openhartigheid = rondborstigheid = directheid = ernst = openheid = oprechtheid = vrijmoedigheid = waarachtigheid = waarheidsgetrouwheid = eerlijkheid = rechtschapenheid = braafheid
compactheid = dichtheid = densiteit = consistentie = dikte
ronddolen = dolen = rondlopen = dwalen = wandelen = zwerven = rondwandelen
dictaatschrift = cahier = schrift = optekenboekje = dictaat = notitieboekje = dictaatcahier = schrijfschrift
begraven = opgeven
print = kopie = printplaat
kreupelrijm = jingle = rijmelarij = rinkel
hemdjurk = flodderjurk = soepjurk
blakeren = versmachten = verschroeien = schroeien = zengen = roosteren = verzengen
staatsman = politieker = politicus
primaatschap = voorang = voorrang
laagwater = laagtij = eb = ebtij
dagschool = externaat
exploit = prestatie = heldendaad = daad = wapenfeit
cantor = dirigent = voorzanger
beeldbuis = treurbuis = kijkbuis = televisiebuis = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = televisietoestel = kastje = televisie = teeveetoestel = t.v. = tv = buis = televisieontvanger = kijkkast
Romeinse cijfer = Romeins cijfer
directrice = rectrix = matrone
Shoat = big
lichtgeraaktheid = susceptibiliteit = dispositie = aanleg = gevoeligheid = vatbaarheid = ontvankelijkheid = predispositie
apoloog = fabel = parabel = gelijkenis
zoöfilie = bestialiteit = homoseksualiteit = homofilie
gehoorvlies = trommelvlies
antithese = tegenstelling = contrast
groet = begroeting
cavalerie = ruiterij
boekentas = schooltas
axiologie = waardeleer
ouwewijvenknoop = boerenknoop = oudewijvenknoop
kits = kaag
Republiek El Salvador = Salvador (El) = El Salvador
urbaniseren = verstedelijken
boterham = sandwich
bètadeeltje = bêtadeeltje
verkoudheid = kou = neusverkoudheid = rinitis
einde = uiteinde = slot = end = afloop = finale = beëindiging = stopzetting = eind
uitbreken = losbreken = losbarsten
pedagogiek = pedagogie = opvoedkunde = didactiek
vervangingsinkomen = stempelgeld = dop = uitkering = steun
inruiler = inruilobject = ruilobject
halfproduct = halffabrikaat = halfprodukt
mainframe = centrale verwerkingseenheid = CPU = CVE = processor = besturingsorgaan = besturingseenheid
oplebberen = opslurpen = opslobberen = oplikken = opslorpen
input = invoer = invoering = invoer_bestand
ganzelever = ganzenlever
handelswaar = product = handelsgoederen = waar = waren = koopwaar = negotie = spul = handel
podium = platform = etappe = diligence = objecttafel = verhoog = platformschoen = rit
antiekwinkel = uitdragerij
afbeelding = plaatje = afschildering = illustratie = uitbeelding = prent = functie = figuur = portret
spelregel = wet = natuurrecht
konterfeiten = afbeelden
pepsase = pepsine
Ladinisch = Ladin
contract = overeenkomst = aanbesteding = verband
neuzelen = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = zemelen = zeveren = mekken
horizon = horizont = skyline
kokosnootmelk = kokosmelk
aktetas = aktentas = koffertje
streber = arrivist
bemerking = verklaring
grasvlakte = prairie
overtrekpapier = calqueerpapier
bijzonderheid = hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = particulariteit = kernpunt = hoofdzaak = essentialia = detail = ins en outs = kleinigheid
gummen = uitvlakken = gommen = wegvagen = uitvagen = wegvegen = stuffen
doodshoofd = dodenkop = hersenpan = schedel = doodskop = broncode = neurocranium
majoriteit = meerderheid = hoofdmoot = overmacht = merendeel
antigeen = antigen
opdondertje = vuistvuurwapen = blaffer = pistool
taalfout = vergissing = flater = blunder
wad = slik
zwezerik = zoet brood = thymus
vrede = vredigheid = pax = rust
hobgoblin = aardmannetje = kobold
schollentektoniek = tektoniek = platentektoniek = plaattektoniek
verzuipen = verdrinken = stikken
diatomeeën = kiezelwier
omkoperij = omkoping = corruptie
zenboeddhisme = Zenboeddhisme
decaëder = tienvlak
snijwond = snee = snede = jaap
zeeduivel = zee-engel
verenkleed = veer = pluimage = gevederte = veder = pluim
dysergie = dysfunctie
zonlicht = zon = zonnetje = zonneschijn = zonnelicht = daglicht
valutadatum = vervaldag = valutadag = vervaldatum
ik ben ... = maniërisme = aanstellerij
considerans = motief = grond = afweging = beweeggrond = overweging = reden = consideratie = motivatie = ratio = beweegreden = drijfveer
Jamaica = Jamaïca
zwak = feil = zwakte = tekort = neiging = preferentie = tekortkoming = voorliefde = zwakheid = fout = voorkeur
nevel = troebeling = melkweg = stofwolk = damp = waar gehakt wordt vallen spaanders = nevelvlek = gaswolk = melkwegstelsel = mist = sterrenstelsel = waas
elektrolytische condensator = elektrolytisch
straatprostituee = hoer = prostituée = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hip = straatmadelief = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster
plaatsvervanger = gecommitteerde = vervanger = adjunct = reservist = substituant = zaakgelastigde = lasthebber = interimaris = gemachtigde = mandaathouder = mandataris = plaatsbekleder = afgevaardigde = substituut
wie niet waagt, wie niet wint = spionage
bekomen = leiden = verkrijgen = uitmonden = behoren = uitpakken = uitvallen = uitdraaien = vallen = uitlopen = beërven = ontvangen = krijgen = resulteren
krantenredacteur = redactrice = schrijver = bewerker = editor = redacteur
ballroom = dansgelegenheid = dancing = danstent = balzaal = discotheek = discobar = danszaal = disco
kalmeringsmiddel = sedativum = tranquillizer = kalmerend middel = sedatief
importgoederen = invoer
föhn = haardroger
postament = sokkel = voetstuk = piëdestal = stander = standaard = basement
bestudeerd = gestudeerd
ruin = Onzevader
botresorptie = reabsorptie = resorptie
immersie = Eclipse = eclips = verduistering
inpluggen = aansluiten
doodshemd = lijkwa = lijkwade = wade = rouwkleed = doodskleed = lijkkleed
veiligheidsdienst = onderpand = beveiliging = zekerheid
bokkebaard = bokkenbaard
bon = reductiebon = inkomsten = betalingsbewijs = plakzegel = cadeaubon = reçu = leisteen = kandidatenlijst = kwitantie = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = lei = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart
closet = wc = kakdoos = poepdoos = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = bestekamer = toilet
beschutten = protegeren = vrijwaren = bewaren = beschermen = preserveren
detector = sensor = verklikker = voeler
Dubbin = leervet
aardmantel = mantel
roddeltante = wijfje = hen
Germaanse rijm = alliteratie = stafrijm = letterrijm
aanstoot geven = angstig zijn
uitvaart = uitvaartplechtigheid = bijzetting = rouwdienst = graflegging = uitvaartdienst = begrafenis = teraardebestelling
klaarliggen = verbeiden = afwachten = opwachten = verwachten = liggen = wachten
beheersing = bedaardheid = gelijkmoedigheid = gelatenheid = kalmte = zelfbeheersing
buikriem = gordelriem = broekriem = draagband = ceintuur = riem = gordel
wishful thinking = wensdenken
demoon = Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = Satan = mefisto = duivel = droes = hellevorst = satan = lucifer = morgenster
roldeur = schuifdeur
moerhaas = moer = voedster
smeltoven = smidsvuur
onduleren = friseren = unduleren = opkrullen = kroezen = krullen
leegmaken = leeghalen = legen = verbranden = verbruiken = ledigen = uitputten = uithalen = opruimen
dignitaris = hoogwaardigheidsbekleder = waardigheidsbekleder = hoge = piet
opflikker = peer = muilpeer = klap = haal = fleer
komaf = kraamkamer = wieg = geboorte = origine = haard = afkomst = bakermat = oorsprong = afstamming = descendentie = herkomst
honingbij = bij
avondkledij = avondjapon = evening-dress = avondtoilet = avondjurk = uitgaanskleding = avondkleding
blunder = flater = dommigheid = misslag = stommigheid = uitglijder = stupiditeit = vergissing = miskleun = ezelachtigheid = domheid = misser = enormiteit = zeperd = taalfout = misgreep = brulaap = stommiteit
sterveling = homo sapiens = mens = ziel = mensachtige = mensenkind
zaadbol = fruit = vrucht = ooft
brandweerwagen = brandweerauto = waterspuit = brandspuit
epigastrium = overbuikheid
luchtpost = airmail
rampspoed = tragedie = drama = ramp = onheil = ongeluk = pech = catastrofe = tegenslag = kanker = calamiteit = kwaad = euvel
gin = wie verre reizen doet, kan veel verhalen
opstijgen = beklimming = beklauteren = stijging = klimmen = beklimmen = omhoogklimmen = opklimming = opkomst = Hemelvaart = bestijgen = hemelvaart = bestijging
gedachtenwereld = gedachtewereld = manier van denken = denkwereld
kamerling = castraat = eunuch = haremwachter
ME = middeleeuwen = Middeleeuwen
neokolonialisme = neocolonianisme
pilsener = pils
acid = acidhouse = LSD = lyserginezuurdiëthylamide = acid-house = lsd
grondverschuiving = aardverschuiving = modderstroom = lawine = landverschuiving
meegaan = bewegen = toegeven
sektarisme = verzuiling = zuilenbestel
noodvoorraad = reserve
meten = concurreren = rivaliseren = touwtrekken = vechten = opboksen = meedingen = wedijveren = optornen = maat = mededingen
asemen = respireren = ademen = ademhalen = inademen
waterfitter = loodgieter
recommandatie = advies = aanrader = aanprijzing = aanbeveling = referentie = nominatie
brongas = slikgas = moerasgas = moerasdamp
fotograferen = flitsen = kieken = trekken
synchroon = synchronie = synchroniciteit = gelijktijdigheid
acceleratie = versnelling
legioensoldaat = legionair
neerslag = droesem = regenval = radioactieve neerslag = regen = regenbui = fall-out = bezinksel
brandy = brandewijn = aqua vitae
diepte = diep
bidden = hangen = suppliëren = smeken = zweven = afsmeken
spiegelbeeld = afspiegeling = weerspiegeling
leegte = gaping = air = leemte = vacuüm = hiaat = lacune = lucht = manco = gemis
kosmopoliet = wereldburger
schroefbout = bout
soortement = soort
Ku-Klux-Klan = Ku Klux Klan
graadmeter = maatstaf = criterium = toetssteen = normering = standaard = norm
verzuchting = gejammer = klacht = zucht = geweeklaag = jammerklacht = weeklagen = weeklacht = gekerm
afstelling = afstemming = instelling
leus = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk
beheersbaarheid = handelbaarheid
stoottand = scheermes = mes = slagtand
in orde = oké
uitkiezen = blieven = schiften = uitverkiezen = opteren = believen = kiezen = uitzoeken = selecteren
stokbeitel = beitel
aangenaamheid = geriefelijkheid
literatuurlijst = leeslijst = literatuuropgave = bibliografie = boekenlijst = literatuuroverzicht = lectuurlijst
Plejaden = Pléiade = Plejade = Zevenster = Pleiaden
tocht = reis = gang = tour = zucht = zuiging = trip = trektocht = trek
voetgangerstunnel = verkeerstunnel = onderdoorgang = metro
manke = kreupele
medeminnaar = rivaal
vanadiniet = Vanadiniet
machinegeweer = mitrailleur
onweer = onweersbui
tweetal = paar = twee = koppel = stel
dranklokaal = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = pub = kroeg
degradatie = demotie
hazewind = windhond = hazewindhond
ceder = cederhout
Republiek Guinea-Bissau = Guinee-Bissau
lokaas = voer = aas = lokspijs = lokkertje = lokmiddel
metaalgeld = muntgeld = specie = geldspecie = muntspecie
nederzetting = kolonie = kern = vestiging
robot = automaat
uitvinding = vinding = vondst = creatie
kopie = nabootsing = afschrift = xerox = replica = apograaf = fotokopie = duplicaat = print
portierraampje = autoruit
vrouwenvertrek = thalamus = boudoir
draaibank = schaafbank
partijbonze = partijbons
teckel = dashond = taks
estheticus = kunstminnaar = estheet = kunstliefhebber = schoonheidsminnaar
atoombom = kernwapen = kernbom = A-bom
hulsel = huis = vat = omkleedsel = omhulsel = behuizing = kas
bladgrond = humus = humusgrond = molmgrond = tuingrond = plantaarde = teelaarde = bladaarde = tuinaarde
staatsschuld = overheidsschuld
voetstap = trede = stap = pas = schrede = voetafdruk = pasje = spoor
tramontane = leidster = noordster = Poolster = Polaris
toekenning = lot = toeschrijving = allocatie = verdeling = rendez-vous = perceel = attributie = dankbetuiging = dankzegging = toewijzing = toebedeling = erkenning
memo = memorandum
lostrekken = opentrekken
abrogeren = opheffen = tenietdoen
chilipeper = chili con carne = Spaanse peper = chili
parallelepipedum = blok = parallellepipedum
zuigerveer = zuigerring
overblijven = handhaven = overleven = resten = trotseren = voortleven = resteren = overschieten = voortduren = voortbestaan = leven
brainwashen = hersenspoelen
hoekzak = biljartzak = zak
tekst = songtekst
interrogeren = ondervragen = verhoren
doezelen = luimen = dommelen = tukken = soezen = sluimeren = vervagen = suffen = dutten
verstellen = lappen = redresseren = herstellen = lijmen = repareren = maken = verbeteren
ekster = zwartrugfluitvogel
bewijsstuk = getuigenis = bewijs
linken = toevoegen = link = verenigen = bijtellen = optellen = verbinden = samenvoegen
kweekplant = cultuurplant
data = informatie = gegeven = gegevens
bof = lot = struma = fortuin = mazzel = krop = zwijn = dikoor = zwijntje = de bof = geluk = klierziekte
overgevoeligheid = sensitiviteit = hyperesthesie
radiotelefoon = zend-ontvangapparaat = mobilofoon
arrivist = streber
smeren = verstrijken = uitwrijven = uitsmeren = wrijven = uitstrijken
met wellust bekijken = verkneukelen = verkneuteren
landbouwer = teler = boer = boerin = farmer = bouwboer = akkerbouwer = veehouder
schrikkelmaand = februari = sprokkelmaand = snoeimaand
hobbyisme = dilettantisme
toef = plok = pluk = tip = dot = pol
vermenging = versmelting = samensmelting = amalgamatie = promiscuïteit = rassenvermenging = kruising
uitmergelen = uithongeren
opoffering = offer
Kaapverdische Eilanden = Kaap-Verdische Eilanden = Kaapverdië = Kaap-Verdische eilanden
barometer = weerglas
geilheid = hot pants = wellust = hot-pants = begeerte = hotpants = zinnelijkheid = sensualiteit = drift
Lao Democratische Volksrepubliek = Laos
galjoen = galei = kombuis
gehakt = biefburger = gehaktbrood = Hamburger
halskwab = wam = halskwabbe = kossem
soldate = heilsoldate = soldaat = heilsoldaat
gelach = lach = lachen
oliepijpleiding = olieleiding
gemeente = plaats
ontstekingsmechanisme = ontsteker = slaghoedje = dop = ontstekingsmiddel = detonator
wapenbeperking = wapenbeheersing
polysacharide = polysaccharide
flitskaart = geheugenkaart
overproduktie = overproductie
dongle = dongel
briefopener = vouwbeen = papiermes
adobe = steenklei
springkop = kernkop
zekerheid = zelfbewustheid = beveiliging = zelfverzekerdheid = veiligheidsdienst = aplomb = zelfvertrouwen = vastigheid = onderpand = garantie = veiligheid = waarborg = verzekering = borg
patriottisme = nationaliteitsgevoel = vaderlandsliefde = burgerzin = chauvinisme = civisme = nationalisme
overwinning = winst = triomf = victorie = zege = succes
kabelnetwerk = kabel
speaker = prater = taalgebruiker = luidspreker = spreker = loudspeaker
connector = koppeling = verbinding = verbindingsstuk
eerste hulp = eerste-hulpverlening = EHBO = eerstehulpverlening = E.H.B.O.
nawerk = nageboorte
Fidji = Fiji = Republiek der Fiji Eilanden
femininum = vrouwelijk
celmembraam = celmembraan = plasmalemma = plasmamembraam
sissende kakkerlak = kakkerlak
voorzegger = souffleur
grootste gemene deler = g.g.d.
anale seks = sodomie
eerste verdieping = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping
vogelzaad = vogeltjeszaad
numismatiek = muntkunde
dwarsligger = spoorbiels = spoorbalk = biel
ontvoeren = kidnappen = schaken
bordeelhoudster = bordeelhouder = hoerenwaard
amylopectine = stijfsel
walkie-talkie = portofoon
infinitief = onbepaalde wijs
loochenen = ontkennen = tegenspreken = logenstraffen = weerleggen
propagandamateriaal = propaganda
luchtstreek = klimaatzone = hemelstreek = klimaatgordel = zone
sluikhandel = smokkelhandel = sluikinvoer = smokkel
vos = vossenbont = vossebont = gewone vos = vospaard = rode vos
beetwortel = suikerbiet
controletoren = verkeerstoren
vergrootglas = lichtloep
rekruteren = aanmelden = lichten = aanwerven = inschrijven = opgeven
tiebreak = tie-break
schoenklomp = holsblok = klomp = klompschoen
hallux valgus = eeltknobbel onder grote teen
het proeven = smaak = smaakzin
partijgeest = partijdigheid
kinderkleding = kindergoed = kinderkleren
naderen = grenzen aan = benaderen
spatiebalk = spatietoets
evenwichtskunstenaar = koorddanser
overdrijver = overdrijving = ontgoocheling
synode = kerkvergadering
federatie = bondstaat
flip-over = flipover
trapezium = vierhoek
voorzingen = uitzingen
kanariepiet = pietje = kanarie = kanariepietje = piet
welzijn = salubriteit = gezondheid = gezondheidstoestand = uitkering
rietvoorn = ruis = ruisvoorn
beschadigen = havenen = schenden = ontsieren
epi = episiotomie
cassière = kassier = bankbediende
telefoongids = directory = folder = map = telefoonboek
magneetschijf = schijf = harde schijf = disk = disc
ja = bevestiging = affirmatie
service-afdeling = servicedienst = serviceafdeling
hebzuchtigheid = hebzucht = inhaligheid = schraapzuchtigheid = hebberigheid = schraapzucht
pezewever = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = muggenzifter = pietepeuter
affectatie = gemaaktheid = onechtheid = onnatuurlijkheid
gedaagde = aangeklaagde = gerekwireerde = verweerder = beschuldigde = beklaagde = verdachte
zeilvissen = geep = snoek
jack = jas
coördinatiestelsel = raster
strooplikker = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
schietgeweer = karabijn = proppenschieter = geweer = schietijzer = spuit
oordelen = zien = aanmerken = arbitreren = beoordelen = beschouwen = jureren = bevinden = houden = voor = schatten = achten
geitebok = bok = geitenbok
omsluiten = omringen = omleggen = omcirkelen = omgeven = insluiten = omtrekken
gehucht = buurt = vlek = gat = negorij = stadsgebied = woonstad = uithoek = buurtschap
remissie = franchise = aftrek = gratie = discount = gratieverlening = rabat = korting = begenadiging = vermindering = reductie = omzetpremie = amnestie
Caplin = lodde
onpasselijkheid = misselijkheid
schaapherderin = schapenhoedster = herderin
metempsychose = zielsverhuizing = hergeboorte = transmigratie = palingenese = wedergeboorte
boodschappen = aanschaf = mededelen = berichten = koop = aankoop = boodschap = verwerving = inkopen = verwittigen
vraagbaak = encyclopedie
homecomputer = micro = hobbycomputer = huiscomputer = personal computer = pc = microcomputer
pluizen = rafelen = ontrafelen = uitrafelen = ontwarren
hoofdfiguur = hoofdpersoon = protagonist = tenor
oxideren = verroesten = oxyderen = roesten = corroderen
laryngitis = keelontsteking
reddingsgordel = zwemgordel = veiligheidsgordel
judicium = wijzing = oordeel = uitspraak = vonnis
hellevorst = Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = demoon = Satan = mefisto = duivel = droes = satan = lucifer = morgenster
handleeskunst = chiromantie = chirologie = handlijnkunde
inconsistentie = incoherentie = tegenstrijdigheid = discordantie = antilogie = inconsequentie = contradictie = strijdigheid = onsamenhangendheid
afzwenken = zwenken = uitzwenken = zwaaien = evolueren
afdammen = indijken = bedijken
melkchocola = melkchocolade
slaafs = vazal = leenheer = soeverein
vloeken = onderscheiden = ketteren = opvallen
vuilstortplaats = asbelt = vuilnisbelt = deponie = stort = ashoop = stortplaats = afvalhoop = afvalstort = asvaalt
afrastering = planket = hek = omheining = afsluiting = schermen = schutting = hekwerk
onroerendgoedbelasting = grondlasten = onroerend-goedbelasting = grondbelasting
racen = reppen = ijlen = snellen = spoeden = vliegen
commando = bevel = order = gebod = sommering = aanvoering = opdracht = beschikking
wapenen = bewapenen
moedwil = baldadigheid
examen = proef = proefwerk = repetitie = tentamen = expertise
zielzorger = voorganger = pastor = kapelaan = onderpastoor = parochiepriester = hulppredikant = rector = dominee
pakker = verpakker
krimpen = verschrompelen = inkrimpen = samendrukken = achteruitgaan = smelten = verdwijnen = verdichten
afbrokkeling = scherfwerking
sleeplijn = trol
kopbal = kop
optekenboekje = cahier = schrift = dictaat = notitieboekje = dictaatcahier = dictaatschrift = schrijfschrift
importantie = significantie = betekenis = gewicht = belang = waarde = zwaarte = gewichtigheid
vergaan = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = expireren = doodgaan = ontslapen
geheimzinnigheid = discretie = geheimhouding
ontwennen = spenen = afleren = afwennen
vaatdoek = vod = wisdoek = schoteldoek = schotelvod
bed and breakfast = logies en ontbijt
ontvankelijkheid = susceptibiliteit = dispositie = aanleg = openheid = gevoeligheid = lichtgeraaktheid = vatbaarheid = predispositie
wc-papier = toiletpapier = pleepapier
folie = bladtin = aluminium folie = tinfoelie = Aluminiumfolie = stanniool = zilverpapier = floret = foelie = tinfolie = staniol
slang = omgangstaal = koine = adder = boeventaal = dieventaal = brandslang = spreektaal = volkstaal = slurf = Bargoens = pijp = kunsttaal = serpent = vaktaal = kringtaal = jargon = groepstaal = argot = vakjargon
balsem = smeerseltje = zalf = pommade
dorentje = doorn = aartjes = stekel = prikkel
munsterkerk = dom = hoofdkerk = domkerk = kathedraal = munster
koketterie = coquetterie = behaagzucht
zich = distantiëren = ingraven = resolveren = oplossen = onderbreken = graven = beslissen
klassenlokaal = lokaaltje = schoollokaal = klaslokaal = lokaal = klas = leslokaal
ome = nonkel = oom
coupe = kapsel = coiffure = schaal = snit = kom = haarstijl = frisuur = haardracht = pasvorm
Servo-Kroatisch = servokroatisch
overmacht = overheersing = majoriteit = force majeure = hoofdmoot = heerschappij = merendeel = suprematie = meerderheid = dominantie
ochtendwijding = dagopening = morgengebed = morgenwijding = metten
schone = schoonheid = seksbom = prachtexemplaar = beauty = bout = juweeltje
voetballen = voetbal
Wega = Vega
goederenwagen = goederenwagon
instructeur = onderwijzer = lerares = instructrice = schoolmeester = schoolvos = leermeester = frik = docent = schoolfrik = leraar
dashond = taks = teckel
bompa = grootvader = opa = grootpapa
blokfluit = bekfluit
uitademing = expiratie
noest = kwast = knoop = kwar = knoest
verstaanbaar = verklaren = verduidelijken = begrijpelijk = duidelijk = helder = onderrichten
huisbewaarder = portier = superintendent = concierge = conciërge
kleinhandelaar = neringdoende = middenstander = wederverkoper = winkelier = detaillist
moffel = moffeloven
voortgang = vordering = vorderingen = continuïteit = vooruitgang = progressie
inranselen = inscherpen = doordringen = inprenten = inpeperen = instampen
hefbrug = ophaalbrug = klepbrug = klapbrug = wipbrug = basculebrug = valbrug = hameibrug
middaguren = namiddag = middag
inflatie = opblazen
Vorstendom Liechtenstein = Liechtenstein
abseilen = abseil = rappel
commercialisering = vercommercialisering = verzakelijking
arrivé = nieuwkomeling = parvenu
rooster = naamlijst = kristalrooster = tralie = rol = nomenclatuur
dichtgaan = sluiten
dwingen = forceren = knijpen
stierenvechter = matador = torero
Cd-rom = cd-rom
adressograaf = adresseermachine
computertaal = programmeertaal = rekentaal = machinetaal
Steentijd = steentijd = stenen tijdperk
afstemmer = afstemeenheid = receiver = tuner = tuner-versterker = radio = radiotoestel
Indiase rupee = roepie
opslagterrein = veekamp
grijper = grijpers = grijpvinger = grijpvingers
pennenzak = etui
selderie = bleekselderij = selder = selderij
oerbeginsel = rudiment
hemelboog = luchtruim = firmament = hemeldak = hemelblauw = hoogte = hemel = zwerk = lucht = uitspansel
notenschrift = muziekschrift
traliewerk = latwerk = lijstwerk = vakwerk
afwateringsgebied = neerslaggebied = stroomgebied = bekken = bassin
tak = sectie = branch = maagschap = vertakking = stam = subafdeling = bedrijfstak = huis = departement = geslacht = staak = afdeling = vakgebied = familie = onderafdeling
recirculatie = hercirculatie = recycling = recuperatie = hergebruik = recyclage
verwisselend = afwisselen = wisselend = beurtelings = afwisselend
gappen = roven = jatten = ontvreemden = stelen = pikken
matten = kampen = knokken = vechten = worstelen = strijden
Vlaams = Zuidnederlands
verrast = verbaasd = verwonderd
aplaneren = gelijkmaken = nivelleren = slechten = effenen = egaliseren = vlakken = afvlakken
taartrand = matje = onderleggertje = doily
slaapplaats = rustplaats = huisvesting = slaapgelegenheid
alkeen = alkaan = paraffine = parafine
omvliegen = vliegen = voorbijvliegen
teenager = adolescent = tiener = jongeling = puber = jongvolwassene
blokhaak = bijbelhaak = rechte haak = haak = haakje = teksthaak
solipsisme = planpapier = zelfingenomenheid
cyanogeen = cyaan
gegevensstructuur = datastructuur
toewensen = wensen
wolkendek = wolkenlaag = bewolking
fotokopieerapparaat = kopieermachine = kopieerapparaat
natuurkenner = natuurvorser = naturalist
bloes = blouse
meegaandheid = gedweeheid = plooibaarheid = volgzaamheid = souplesse = coulance = gehoorzaamheid = toegeeflijkheid = gewilligheid = conveniëntie = dociliteit = inschikkelijkheid = flexibiliteit = conniventie
meedogenloosheid = genadeloosheid
vislijm = glimmer = mica
Weersatelliet = meteosatelliet = weersatelliet
departement = sectie = tak = gewest = ministerie = afdeling
wielrennerij = wielersport
sigarenbandje = banderol = bandje = belastingbandje
partituur = sound-track = muziek = filmmuziek = bladmuziek = soundtrack
evacuatie = ontruiming = ontruimingsactie
pijl en boog = schietboog = boog
manifestant = betoger = demonstrant
pull-over = stoppen = pull = pullover
zet = zetje = duw
slagersmes = hakmes
taart = heks = pastei = furie = cake = oud wijf = lelijk wijf = tovenaar = gebak = kol = besje = helleveeg = tovenares
lenitief = palliatief = pijnstiller = analgeticum
blower = hasjroker = walvisachtigen
echo = resonantie = weerklank = galm = weerkaatsing = weergalm = naklank
sheik = sjeik
altruïsme = onzelfzuchtigheid = edelmoedigheid = groothartigheid = grootmoedigheid = onbaatzuchtigheid
Kallisto = Callisto
prikkertje = vork = punt = prikker = tand
knuppelen = afdwingen
madame = mevrouw = dame = lady = jonkvrouw
stoom = stomen = damp
vijfling = vijfkaart
carboniseren = koolzuur = carbonatie
file = computerbestand = rij = databestand = bestand = gegevensbestand
depreciatie = ontwaarding = minachting = devaluatie = dédain = geringschatting = laatdunkendheid = waardevermindering = verachting
onderwijzersakte = lesbevoegdheid = onderwijsbevoegdheid = hoofdakte
pathos = bombast = lyrisme = gezwollenheid = Holle frasen = retoriek
tomatenketchup = ketch-up = ketchup
toeslaan = dichtslaan
vertroetelen = verwennen
vrouwenhating = misogynie
zuigerring = zuigerveer
kampioenschap = titel
krioelen = sterven = stikken = wemelen
slijkland = drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = waterrijk gebied = waterland = broek = zomp = dras = moeras
doorbreken = breken = stukmaken = overtreden = perforeren = kapotgaan = stukgaan
vuurgevechten = schietpartij = vuurgevecht
tandprothese = kunstgebit = gebitsprothese = gebit
sacreren = heiligen = sanctifiëren = consecreren = sanctificeren = wijden = consacreren = sacraliseren = zegenen = verheiligen
hot line = hotline
Aardbewoner = aardbewoner
zich bemoeien met = tussenkomen = mengen = inmengen = bemoeien = encanailleren = zich inmengen met = afgeven = inlaten = tornen
aftakeling = degraderen = achteruitgang = verval = verslechtering
soepterrine = terrine
windas = draaispil = winch = ankerspil = lier = windspil
speuren = analyseren = naspeuren = keuren = aftasten = examineren = onderzoeken = vorsen
ontheffen = vergeven = kwijtschelden = uitleggen = zuiveren = vrijspreken = vrijpleiten = ontslaan van een verplichting = niet-schuldig verklaren
omzeiling = preventie = voorkoming = voorzorg
absorptievermogen = absorbeerbaarheid = absorptie = opnemingsvermogen
lamleggen = afsluiten = platgooien = platliggen = stilliggen = uitzetten = platleggen = stilleggen
meetapparatuur = meettoestel = meetapparaat = sonde = meetinstrument = meter
appelblauwzeegroen = taling
straatschender = vernielal = vernieler = vandaal
hygiëne = gezondheidskunde = gezondheidsleer = continentie
planeetnevel = planetaire nevel
borduursel = borduurwerk
Towner = stadbewoner = stedeling
plafond = plafonnering = plafon
loudspeaker = speaker = luidspreker
nabericht = addendum = bijvoegsel = bijlage = nawoord = epiloog = narede
heiligdag = heiligedag = heiligendag
waterstand = waterhoogte = waterpeil
diskwalificatie = ongeschiktverklaring = uitsluiting
Witrussisch = Belarussisch = Wit-Russisch
vergissing = flater = feil = lapsus = ramp = taalfout = abuis = blunder = verwarring = in de fout gaan = afdwaling = zich vergissen = vergissen = dwalen = een fout maken = maken = onjuistheid = fout
tegenvoeter = tegenovergestelde = tegengestelde = antipode = pool = wrekende gerechtigheid = Nemesis = omgekeerde = tegendeel
jurk = kleed = kledij = japon
klonteren = stremmen = coaguleren = uitvlokken
afgietsel = namaak = replica = imitatie = gietsel
kerktoren = torenspits = spits = punttoren = toppunt = top
determinator = aanwijzer
zielkunde = psychologie = mensenkennis
collaborateur = collabo = landverrader = quisling
ongeopend = voorverpakt
huwelijkskandidaat = minnaar
olietankwagen = tankauto = tankwagen = olietanker
Saoedi-Arabië = Saudi-Arabië
junioren = jongere = junior
brullen = bulderen = gebrul = loeien = schreeuwen
Rok = rok
boekweit = beuktarwe
vergoeden = renumereren = goedmaken = belonen = compenseren = honoreren
oorlogsmateriaal = bewapening = oorlogsmaterieel = wapentuig = oorlogstuig = wapening = krijgsmaterieel
gezantschap = afvaardiging = deputatie = missie = vertegenwoordiging = legatie = delegatie = zending
opheffen = optillen = tillen = heffen = tenietdoen = afschaffen = abrogeren = opdoeken
accident = malheur = ongeluk = voorval = zaak = ongeval
klodderaar = kladschilder
speelerf = speelplaats = speelterrein = speeltuin = kinderspeelplaats = speelplein
salamanders = salamander
cabine = kabeltram = kabelbaan
beschieting = beschot = bestoking = plankenbeschot = vuur = beplanking = betimmering
tremplin = springplank = veerplank
carburateur = carburator = vergasser
boekengeleerdheid = waanwijsheid = pedanterie
aanhouding = hechtenis = arrest = vastgrijpen = stilstand = bewaring = grijpen = arrestatie
scepter = meetlat = maat = maatlat
huisorgel = orgel = kamerorgel = harmonium
rederij = scheepvaartmaatschappij
babbelen = chatten = chat = kletsen = pruttelen = zwetsen
zeppelin = luchtschip
hokken = samenwoning = samenleving = cohabitation = samenwonen
aanstoten = toosten = toasten = klinken = proosten
brochure = map = vlugschrift = pamflet = boekje
Grote Socialistische Lybische Arabische Volksjamahiriya = Libië
reparatie = stopwerk = lapwerk = herstellingswerk = redres = herstel
watergodin = stroomnimf = najade = nereïde = undine = waternimf
giller = wow
lammetje = lamsvlees = lam
orde van advocaten = taveerne = ban
consecreren = sacreren = heiligen = sanctifiëren = sanctificeren = wijden = consacreren = sacraliseren = zegenen = verheiligen
exposé = rapport = rekenschap = uiteenzetting = expositie = verantwoording
schroom = terughoudendheid = Verlegenheid
medestrijder = medestrever
ebbenhout = ebbehout = ebben
verstikking = wurging = suffocatie = asfyxiatie = asfyxie = worging
bergziekte = hoogteziekte
wapenhuis = wapenarsenaal = wapenmagazijn = arsenaal = wapenopslagplaats = wapenkamer = wapendepot = tuighuis
inbijten = uitvreten = corroderen = uitbijten = aanvreten = bijten = invreten
spuisluis = uitwateringssluis = spui = zijl = verlaat = sluisdeur = sluis
oorlogsmaterieel = bewapening = wapentuig = oorlogsmateriaal = oorlogstuig = wapening = krijgsmaterieel
vendumeester = veilingmeester = roeper = afslager
ploegbaas = meesterknecht = onderbaas = opzichter = voorman
bedriegerij = mystificatie = oplichterij = flessentrekkerij = ontrouw = zwendelarij = verneukerij = bedrog = kloterij = oneerlijkheid = verlakkerij = veinzerij = misleiding = schelmenstreek = valsheid = beduvelarij = corruptie
aperçu = resumé = synthese = samenvatting = resumptie
krommen = buigen = doorbuigen
agronomie = landbouwkunde
flesje = fiool = ampul = medicijnflesje
wegwerpbaar = disposable = wegwerpartikel = weggooiartikel
job = professie = beroep = post = positie = vak = betrekking = werkplaats = karwei = werkgebied = werkplek = stiel = werk = klus = functie = baan = dienstverband = métier
barrière = rem = belemmering = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = struikelsteen = verhindering = struikelblok = hinderpaal = versperring
schandaal = aanfluiting = schande = afgang = schaamte
pizzavreter = macaronivreter = spaghettivreter
verluchtigen = belichten = verlichten = illumineren
koliek = darmkoliek = koliekpijn
doorsturen = doorzenden = bijsturen = doorgeven = verwijzen = nazenden
padvinderij = scouting = verkennerij = Scouting
afwezendheid = afwezigheid = absenteïsme = absentie
huishoudelijk reglement = gemeenteverordening = verordening = politieverordening = politievoorschrift
grout = voegmortel = sediment = voegspecie
indescretie = loslippigheid
Groot-Brittannië = V.K. = Britannië = Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland = Verenigd Koninkrijk
klasse = bevalligheid = klas = gratie = elegantie = zwier = geleding = rubriek = categorie = élégance = sierlijkheid = laag = stijl
driestheid = stoutheid = overmoed = onbeschoftheid = onvervaardheid = gotspe = vrijpostigheid = onversaagdheid = ongegeneerdheid = brutaliteit = onbesuisdheid = stoutmoedigheid = vermetelheid
astaat = astatium
metaalklank = geschal = gerinkel = gekletter
vrijmacht = alvermogen = almacht = omnipotentie
prondelmarkt = rommelmarkt = vlooienmarkt
indachtig = bedachtzaam
toevertrouwen = in vertrouwen = vertrouwen = lossen = uitladen = betrouwen
vleug = teug = zuchtje = vlaag = adem
dorpel = stoep = drempel
uitpakken = leiden = opspelen = uitvaren = uitvallen = uithalen = pronken = uitdraaien = prijken = uittrekken = uitvliegen = uitlopen = resulteren = uitmonden = ontkleden = vallen = bekomen = fulmineren = uitkleden = uitschieten
noodgeval = nood
deserteur = geloofsverzaker = dissident = afvallige = afgevallene = overloper = outlaw = kerkverlater = apostaat
femelarij = farizeïsme = huichelarij = bigotterie = gefemel = schijnheiligheid = veinzerij = kwezelarij = hypocrisie
halfdonker = schemer = schemerlicht = schemering = schemerdonker = schemerduister = halfduister = deemstering
orgelpijp = buis = pijp
kreeftengang = kreeftegang = decadentie
zaakgelastigde = gecommitteerde = lasthebber = vervanger = adjunct = gemachtigde = mandaathouder = plaatsvervanger = mandataris = afgevaardigde
lepel = lepelvol
profetie = prognose = waarzeggerij = voorspelling = predictie = weersvoorspelling
koalabeertje = koalabeer = koala
saxofoonspeler = saxofonist
bekreunen = bemoeien = bekommeren = omzien
luchtlaag = film = laag = sfeer
alk = papegaaiduiker
veiligheidsgordel = zwemgordel = ceintuur = riem = dreun = gordel = reddingsgordel
iemand = man = persoon = deze of gene = mens = figuur = individu
spoorwegovergang = overweg
self-government = zelfbestuur = selfgovernment = zelfbeschikking
onderstutten = onderschoren = schoren = steunen = stutten = schragen = onderschragen
draaipunt = steunpunt
windvlaag = vlaag
beleggen = samenkomen = samenroepen = uitschrijven
wenk = geste = bergbeek = bergstroom = teken = gebaar
prijspeil = prijsindex = prijsniveau = prijsindexcijfer
vertelster = verteller
kapseizen = omvallen = wentelen = kantelen = omverwerpen = kenteren = omslaan
moskee = mesigit = missigit
erfelijkheidsdrager = erffactor = gen
feestvierder = feestganger = boemelaar = pretmaker = zwelger = fuifnummer = feestnummer = lolmaker = feestneus
viola da braccia = alt = altviool = viola
PG = procureur-generaal
voorschrijven = ordonneren = commanderen = verordineren = verordenen = prescriberen = bevelen = gelasten = decreteren = verordonneren = dicteren = gebieden
wagon = treinwagon = break = bestelwagen = janplezier = brik = spoorrijtuig = voorhoede = rijtuig
maatschappelijk werk = agogie = welzijnswerk
uiteten = opsnoepen = leegeten = vreten
zeveren = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = mekken
codeur = programmeur
butler = chef de cuisine = huishoudkundige
RNA = ribonucleïnezuur
levenslot = lot = voorzienigheid = lotsbeschikking = voorbestemming = bestemming = providentie = voorbeschikking = lotsbestemming
laagvlakte = veld = vlak = vlakte
overtroeven = overtreffen = overklassen
vergiffenis = mildheid = dispensatie = gratie = absolutie = genade = kwijtschelding = clementie
kaarsenpit = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet
Venustempel = hoerenkot = massagesalon = verwenhuis = bordeel = hoerenhuis = eroscentrum
luilak = luierik
autarchie = autonomie = onafhankelijkheid
tobbe = teil = badkuip = bad = wastobbe = wasteil
vergissen = vergissing = in de fout gaan = zich vergissen = dwalen = een fout maken = maken = fout
proficiat = loftuiting = gefeliciteerd = roem = krediet = lof = felicitatie = gelukwens
goochelarij = gegoochel = illusionisme = hocus-pocus = goochelkunst
offergave = oblaat = offer = hecatombe = wijgeschenk = offerande
nattigheid = vloeistof = vochtigheid = nat = zweet = vocht
de puntjes op de i zetten = vrijheid van meningsuiting
lampionplant = goudbes
vragensteller = vraagsteller = ondervrager
buddy-seat = buddyseat = duozadel = duozitting
corps diplomatique = CD = diplomatie
Vlaamse gemeenschap = Frans-Vlaanderen = Vlaanderen = Vlaanders
slot = besluit = end = burg = finale = steen = einde = burcht = slotstuk = kasteel = fort = eind
zuivelboerderij = zuivel = zuivelhandel = melkveehouderij
organisme = bestel = stelsel = wezen = systeem = organisatie = organismen = inrichting
weerspiegelen = reflecteren
schadeloosstelling = regres = indemnisatie = compensatie = Compensatie = bonificatie = indemniteit = schadevergoeding = vergoeding = verhaal
doorzagen met een figuurzaag = vreten = zich zorgen maken = piekeren
aartsbisdom = aartsdiocees = metropool
lsd = LSD = lyserginezuurdiëthylamide = acid
rebelleren = opstaan = revolteren
grondmonster = bodemmonster
hyena = woekeraar = gier = uitzuiger = uitbuiter
voedingskabel = stroomkabel
luchtruim = hemelboog = firmament = zendruimte = hemeldak = hemelblauw = hoogte = hemel = zwerk = lucht = uitspansel = bandbreedte
loot = lot = kind = uitloper = rank = spruit = afzetsel = koter = poot = groei = scheut = schoot = telg
opslagplaats = berghok = depot = bergruimte = bewaarplaats = magazijn = pakhuis = berging = opslagruimte = opslag
slechter worden = verslechteren = verergeren
geslepen = machiavellistisch
vijfhoekig = pentagonaal
natuurgetrouwheid = trouw = getrouwheid = loyaliteit
beramer = planner
tumescentie = opzwelling = gezwel = intumescentie = zwelling
gluurder = pottekijker = pottenkijker = voyeur
hartstocht = geestdrift = passie = begeestering = bezieling = ijver
diligence = karos = podium = postkoets = koets
oogvocht = traanvocht
scheldwoorden = gescheld = afkeuring
inspectie = inspectiedienst = onderzoek = beeld = monstering = revue = bezienswaardigheid = zicht
lostornen = tornen
vleugje = vlek = beetje = tikkeltje = tikje = ietsepietsje = pietsie = ietsepietsie = pietsje
spanningsmeter = tensiemeter
achterhoedespeler = verdediger = back = achterspeler
Maltezen = Maltees
aandachtigheid = opmerkzaamheid = oplettendheid = attentie = concentratie = aandacht
burg = slot = steen = burcht = kasteel = fort
verlakken = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen
agoog = hulpverlener = welzijnswerker
tijdperk = eeuw = tijd = era = ouderdom = periode = tijdvak = epoch = leeftijd = tijdrekening
aankondiger = verkondiger
kruipbraam = gele bosbraam
betjah = fietstaxi = riksja
geëngageerdheid = participatie = deelname = engagement = betrokkenheid = deelneming
Wolf Man = weerwolf
forte-piano = pianoforte
slaapzucht = hypnolepsie = narcolepsie = lethargie = futloosheid = lusteloosheid
metriek = meter
pyramidesysteem = piramidespel
rechtmatigheid = legitimiteit
zeuren = zemelknopen = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken
kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet
ziektekiem = pathogeen = ziekteverwekker = ziektestof
vakwerk = latwerk = lijstwerk = traliewerk
voorzorg = precautie = voorzorgsmaatregel = preventie = omzeiling = voorkoming
daklicht = vallicht = dakraam = lichtkoepel = koepel = zonnedak = schijnlicht
pandemonium = roerigheid = chaos = desorganisatie = ordeloosheid = wanordelijkheid = wanorde = gekkenhuis = puinhoop
beschrijven = vermelden = bepalen = omschrijven = definiëren = overschrijven = melden = gewagen = rapporteren
redupliceren = verdubbelen = doubleren
muurpijler = wandpijler = pilaster = halfzuil
perikel = dreiging = gevaar = onraad = perikelen = risico = onveiligheid
een hele tijd = tijdje = poos = wijl = momentje = periode = poosje
armadillo = gordeldier = pantserdier = schildvarken
levenstaak = levenswerk
frenologie = schedelleer
starheid = rigiditeit = fanatisme = onbuigzaamheid = dweperij = bigotterie = hardnekkigheid = kwezelarij = eigenzinnigheid = dogmatisme = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = stijfheid = eigengereidheid = halsstarrigheid = onbuigbaarheid
afvinken = aankruisen = vink = aanstrepen
persoonsbewijs = legitimatiekaart = legitimatie = legitimatiepapier = legitimatiebewijs = identiteitskaart = identiteitsbewijs
onsamenhangendheid = incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = discordantie = antilogie = inconsequentie = contradictie = strijdigheid
houtkrullen = schaafkrullen = houtwol = houtkrul = pakstro
uitzwenken = zwenken = afzwenken = zwaaien = evolueren
etsnaald = schrijfstift = naald = griffel
liquidatie-uitverkoop = opheffingsuitverkoop = liquidatieuitverkoop = uitverkoop = leegverkoop = opruimingsuitverkoop = opruiming
weg rijden = verjagen
schemering = schemer = tweelicht = avondschemering = schemerlicht = halfdonker = schemerdonker = schemerduister = halfduister = deemstering
regent = stadhouder = landvoogdes = landvoogd = ruwaard = gouverneur = goeverneur
neervallen = neerzakken = zakken = zinken = neerzinken = dalen = neerploffen
pitstop = oponthoud = tankpauze = tussenstop = tussenstation = pitsstop
verlopen = verstrijken = lopen = gaan = vlieden = ik spreek geen Engels = verglijden = marcheren = expireren = vervlieden = voorbijgaan = omgaan
achterstel = achterdeel = achtereind = achterwerk = achterlijf
tomaat = tomatenplant
achterham = hesp = ham = schink
uitscheiden = stoppen = nokken = stilleggen = afscheiden = eindigen = ophouden
aquaduct = waterleiding
goudsmid = edelsmid
ordonneren = commanderen = prescriberen = bevelen = gelasten = verordonneren = dicteren = gebieden = voorschrijven
voordringen = springen = opspringen = opschrikken
borgsom = obligatie = schuldbekentenis = borg
glimmer = mica = vislijm
wurger = worger
krantekop = kop = krantenkop
ietsepietsie = vlek = beetje = tikkeltje = tikje = ietsepietsje = pietsie = pietsje = vleugje
koude oorlog = Koude Oorlog
nadir = voetpunt
galappel = gal
jezuïet = valsaard = Januskop = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet
waardebepaler = schatter = taxateur
vrek = iezegrim = kankeraar = gierigaard
gamma = toonladder = ladder = schakering = spectrum = schaal = prisma = regenboog = scala = toonschaal
mangoest = mangoeste
spooksel = waanidee = waan = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma
geldschieter = lener = financier = kapitaalverschaffer
pretpark = lunapark = warande = attractiepark
schijnheiligheid = farizeïsme = huichelarij = bigotterie = femelarij = gefemel = veinzerij = kwezelarij = hypocrisie
vochtgehalte = vochtigheid = vochtigheidsgraad = luchtvochtigheid
motorkap = pij = kap = capuchon = beschermingskap
spermacel = sperma = spermatozoön
Republiek Ecuador = Ecuador
vuurwater = sterkedrank = gedistilleerd = neurie = spiritualiën = spiritualia
slagveld = krijgstoneel = strijdgebied = front = arena = strijdperk = veld = strijdtoneel = gevechtsterrein
kademuur = binnendijk = waterkering = dijk = walmuur
aankleven = adhereren
perk = bed = tuinbed
aster = asparagus
projectontwikkelaar = aannemer = promotor = constructeur = ontwikkelaar = bouwer = ontwerper
rosmarijn = rozemarijn
opstructie = belemmering = opstakel = obstakel
schoonheidsmasker = gezichtsmasker = masker
schakelingen = elektriciteitsnet = schakelschema = bedrading = schakelsysteem = elektrische installatie
terughoudendheid = reserve = Verlegenheid = gereserveerdheid = zwijgzaamheid = schroom = geslotenheid
baksteen = klinker = metselsteen
standaard = maatstaf = piëdestal = criterium = vaandel = toetssteen = normering = norm = sokkel = voetstuk = stander = postament = basement = standaardmaat = graadmeter
tempex = schuimplastic = piepschuim
alleenverdiener = broodwinner = kostwinner
inkomsten = kwitantie = bon = betalingsbewijs
cryptografie = geheimschrift = code = steganografie = cijferschrift
kippensoep = kippesoep
mooiprater = pluimstrijker = vleier
hazejacht = hazenjacht
begrijpen = incalculeren = snappen = bezien = meetellen = inzien = doorzien = aanschouwen = bekijken = verstaan = meerekenen = oppakken = volgen = doorhebben = rekenen = rangschikken = vatten = bevatten = weten
arbeidersklasse = werkende klasse = proletariaat
lantaarnpaal = lichtmast
continuering = vervolg = voortzetting = vervolging = hervatting
rusiemaken = twisten = kibelen = harrewarren
abaca = manillahennep
noodklok = stormklok
chiliade = duizendtal = duizendvoud = duizend
veldfles = flap
woef = waf = breedtedraad = inslag
kwijtraken = ontdoen = kwijt raken = afmaken = verliezen = afkomen = afvallen
ruitje = ruitjesstof = Schotse ruit = vensterglas = ruit = tartan = vensterruit = schotse ruit
afvalstortplaats = vuilnisbelt = vuilnishoop = stortplaats
krijger = vechter = strijder
pipa = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater
actieturbine = gelijke-drukturbine = impulsturbine
rigor mortis = lijkstijfheid
verkwister = verbrasser = verspiller
schrijfwijze = orthografie = spelling
binnenstad = city = stadskern = centrum = stadscentrum
leergeld = schoolgeld = lesgeld
aanmaakblokje = vuurmakers
Greenwood = groenhout
participatie = geëngageerdheid = deelname = engagement = betrokkenheid = deelneming
hijswerktuig = bok = hijs = hijstoestel
slijterij = drankwinkel = drankzaak
stromingsleer = dynamica = kinetica = krachtenleer
quota = part = gemeen hebben = quote = aandeel = quotum = rantsoen = deel = portie
viezigheid = vuil = vuiligheid = derrie = smurrie = afval
xeres = sherry = xereswijn
onderschatten = onderwaarderen = verslikken
irrigeren = bevloeien
ahorn = esdoorn
naäperij = vervalsing = namaak = namaaksel = falsificatie = na-aperij = nep = imitatie = kunst
procesvoering = rechtsgeschil
abseil = rappel = abseilen
frietje = frieten = patat = fiche = frites = patates frites = friet = patatje
vloeistofdynamica = hydrodynamica = waterwerktuigkunde
non-fictie = non-fiction
lacune = leegte = gaping = leemte = vacuüm = hiaat = manco = gemis
verzoekschrift = verzoek = petitie = rekest = vraag = aanvraag = petitionnement = smeekschrift
lagertransporteren = vervoerder
kraak = octopus = inbraak
theaterseizoen = toneelseizoen
coërcitie = compulsie = dwang = pressie
zolderkamer = zolder = vliering
sperma = zaad = spermatozoön = teelvocht = stijfsel = spermacel = geil
sectio caesarea = hysterotomie = c-sectie = sectio = keizersnede
Azerbeidzjaans = Azeri
schoonheidsspecialiste = visagist = estheticienne = esthéticienne = schoonheidsspecialist
nummerschijf = draaischijf = kiesschijf
lapwerk = stopwerk = herstellingswerk = reparatie = redres = herstel
ampas = vaderschapsverlof
naamwoord = nomen
voortand = snijtand
cirkelzaag = rondzaag
traktement = arbeidsloon = salaris = wedde = honorarium = bezoldiging = gage = arbeidsinkomen = loon = remuneratie
deurklink = klink = deurknop
galmen = naijlen = weergalmen = naklinken = weerklinken = weerschalken = nagalmen = resoneren = echoën = doorklinken
leemachtig = Haspengouws
vigilante = burgerwacht
agrologie = agrogeologie
soortelijke geleidbaarheid = geleidingsvermogen = conductiviteit = geleiding = elektrische geleidbaarheid = conductie
Afrodite = Aphrodite = Cytherea
afwijken = kleineren = rond de pot draaien = draaien = uitwijden = dubbelzinnig spreken = liegen = terugkrabbelen = afdwalen = denigreren = verlaten = om iets heen draaien = bagatelliseren = om de hete brei dansen
gemoedstoestand = gemoedsgesteldheid
poorter = stadsburger = staatsburger = burger
fonteintje = fontein
design = vormgeving = dessin
jodendom = judaïsme
haremwachter = castraat = kamerling = eunuch
machinezetter = letterzetter = zetter = typograaf
brigadegeneraal = commodore
roddel = belediging = gesmoes = kletspraat = achterklap = kletspraatje = konkelarij = geroddel = gerucht = vuilspuiterij = smaad = laster = diffamatie = roddelpraat = kwatongerij = belastering = roddelpraatje = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geklets
lipide = lipoïde
invertsuiker = honingsuiker
teneur = tendens = strekking = pointe = inslag = tendentie
hunkeren naar = verlangen = pijn doen = pijn
steenpuist = pukkel = furunkel
monnikenklooster = communiteit = convent = abdij = communauteit = kloostergemeenschap = klooster
tanen = verslappen = afzwakken = ontspannen = verflauwen = verwijven = verweken = kwijnen = verbleken = verzwakken
patria = geboortegrond = moederland = land van herkomst = geboorteland = land van oorsprong = vaderland = thuisland
esdoorn = ahorn
identiteitsfraude = identiteitsdiefstal = identiteits diefstal
pers = drukwerk = drukpers
koebeest = koe = koetjeboe = koetje-boe
sudderlap = stooflap
schijnmiddel = fopmiddel = placebo
truc = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = foefje = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = truuk = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef = sluwheid
raap = knolraap
tinteldoos = telefoonbotje = weduwnaarsbotje
abuis = feil = lapsus = verwarring = vergissing = afdwaling = onjuistheid = fout
knechten = kleinkrijgen = bedwingen = onderwerpen
gauwdief = rover = schurk = struikrover = boef = picaro = bandiet
onbeweegbaarheid = onbeweeglijkheid
kraanwater = gemeentepils = kraantjeswater = leidingwater
keukengerei = kookgerei = keukengarnituur = keukengereedschap
gunstbewijs = gunst = genade
gebruiksvoorwerp = werktuig = gereedschap = gerei
kerndeling = mitose
potje = spaarcenten = appeltje voor de dorst = spaargeld = spelletje = spel = spaarpot
agreatie = goedkeuring = fiat = goedvinden = zegen
airconditioning = airco = air-conditioning = klimaatregelaar = klimaatregeling = luchtverversing = klimaatbeheersing = airconditioner
bit = mondstuk = boortje = gebit
aardbeiplant = aardbei
bekoorlijkheid = affiniteit = bevalligheid = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = zuigkracht = attractie = aanminnigheid = bekoring = lieftalligheid = aanvalligheid = beminnelijkheid = aantrekkelijkheid = charme
sleepvaart = slepen = trekkabel
schuurpoeder = vim = schuurmiddel
rechtsgeschil = procesvoering
vroegrijpheid = voorlijkheid
Koreaans = Koreaan
tuimeling = buiteling
legende = mythe = volksoverlevering = overlevering
ante = pilaar = kolom = zuil = pijler
office = voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = voorraadkast = confiserie = provisiekamer = spinde = banketbakkerswinkel = schapraai = kelderkast = banketwinkel
Siam = Thailand
Koude Oorlog = koude oorlog
blaasontsteking = cystitis
dramaturg = toneelschrijver
compensatie = regres = indemnisatie = Compensatie = bonificatie = indemniteit = schadeloosstelling = schadevergoeding = vergoeding = verhaal
opdiepen = opduiken = stoten = opduikelen = tegenkomen = stuiten = aanlopen = aantreffen
aardbewoner = Aardbewoner
ebbehout = ebbenhout = ebben
achterwerk = krent = zitvlak = achterstel = bips = achterlijf = reet = achterdeel = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur = achtereind
holsblok = klomp = klompschoen = schoenklomp
weekdier = schaal-en schelpdieren = schelpvis = mollusk
brandgans = praam = neusknijper
plantenolie = aardolie = olie = plantaardige olie
paradepaardje = pronkjuweel = pronksieraad = pronkstuk = paradepaard
eliminatie = uitwissing = het ontwortelen = het uitroeien = uitroeiing = verdelging = verwijdering
lotuseter = Lotuseter
huisvader = mijnheer = aartsvader = pater familias
pelsmuts = bontmuts
vrijspreken = vergeven = kwijtschelden = ontheffen = uitleggen = zuiveren = vrijpleiten = blaam zuiveren = ontslaan van een verplichting = niet-schuldig verklaren
Zeta = zèta
overdrukpapier = carbonpapier = doorslag = carbon = doorschrijfpapier
bleus = blues
sponsoring = sponsorschap
sterk verhaal = relaas
lui = volk = personen = mensen
reisjournaal = dagregister = journaal = logboek
onderdelen = toebehoren = spulletjes = spullen = parafernalia
foetus = vrucht = embryo
toekijken = in de gaten houden = toezien = bewaren
smeerder = nozem
flambouw = toorts = fakkel
Camembert = camembert
eetstokjes = eetstokje
afstandelijkheid = stroefheid = vorst = onpersoonlijkheid = stijfheid
werkonderbreking = staking
kwaad maken = ergeren = storen
terugduwen = afstoten = terugdrijven = terugdringen = terugslaan
legbuis = legboor
praatjesmaker = lawaaimaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = branieschopper = herriemaker = pronken = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper
lijger = Liger
wok = wadjan = wokken = wadjang
toonhoogte = toon = geluid = klankkleur = timbre
gebochelde = bochel = bultenaar
controlebeurt = onderhoudsbeurt = servicebeurt
ordebroeder = kloosterbroeder = monnik = kloosterling = convers = bedelbroeder = mendicant = bedelmonnik = lekenbroeder = cenobiet = frater = broeder
kledingzaak = boetiek = modemagazijn = winkel = kledingmagazijn = confectiezaak = modezaak
schending = infractie = schennis = violatie
aanbreken van de dag = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = ochtendstond = dageraad
ouwe vrouw = oude vrouw = oud wijf
bijenkorf = bijenvolk
aardworm = pier = regenworm
rukken = bevredigen = masturberen = aftrekken
ham = achterham = hesp = schink
endodontoloog = tandarts gespecialiseerd in wortelkanaalbehandeling
breviarium = brevier = getijdenboek
hoe gaat het? = telefoontoestel = telefoon
paskwil = grol = grap = streek = mop = scherts = gekheid = poets
conveniëren = schikken = uitkomen = treffen = passen
twistappel = parisappel = strijdpunt = twistvraag = verschilpunt = twistpunt = geschilpunt
sneltreinprocedure = spoorwegen
kippesoep = kippensoep
pikzuiger = kankerlijer
vijandschap = rancune = vijandigheid = afgunst = tegenzin = hostiliteit = animositeit = afkeer = haat = wrok = haatgevoel = haatgevoelens = hekel
schuldbekentenis = obligatie = borgsom = bekentenis = aveu = borg = schuldbelijdenis = toelating
metselverband = steenverband
luchthart-treurniet = zonneklopper = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist
rechterzij = rechtervleugel = rechterkant = rechterhand = rechterzijde
subsistentie = kost = onderhoud = onderhoudsbedrijven = levensonderhoud = bestaan
postbode = postbezorger = brievenbesteller = postauto
runderachtigen = rund
pleister = plakker = kalk = stuc = muurkalk = witsel = plakpleister = gaaspleisterverband = pleisterkalk = witkalk = pleistermortel = wondpleister = kleefpleister = hechtpleister
schadeloosstellen = compenseren = indemniseren
onderste = onderkant = bil = bodem
baai = inham = laken = golf
lignine = houtstof
foelie = macis = bladtin = aluminium folie = tinfoelie = stanniool = zilverpapier = tinfolie = staniol = folie
Nigeriaans = Nigeriaan = Nicaraguaans
mikmak = brokstukken = allegaartje = mengelmoes
kustgebied = kuststreek = litoraal = getijdenzone = zandgebied
Pens = maag = pens
zavelboom = zevenboom = cederolie
inzending = bijdrage
plakkaat = affiche = poster = aanplakbiljet
filteren = percoleren
gewaad = misgewaad = mishemd = miskleed
hoogmoedswaan = hoogmoedswaanzin
poëzie = verskunst = muze = dichtkunst = dichtwerk = vers
schuier = kleerborstel
IED = bermbom
regeltafel = dashboard = schakelbord = schakelpaneel = schakeltafel = paneel = bord = bedieningspaneel = controlebord
teling = kweek = fokken = verbouw = bouw = teelt
tred = gang
oud versleten auto = wrak
dorsten = reikhalzen = snakken = hunkeren = verlangen = hongeren = smachten = haken = zuchten
kleinkunstenaar = conferencier = cabaretier = conférencier
aanslibben = aanspoelen = verzanden = dichtslibben
heraldiek = wapenkunde = wapenleer
theaterstuk = drama = toneelstuk = stuk = toneelspel = theateropvoering = spel
locomotief = aandrijving = lokomotief = motor = loc
spoorweg = spoorlijn = rail = spoor = spoorbaan
krottenwijk = slum = gribus = bidonville = achterbuurt = sloppenwijk = krottenbuurt = slums
deuntje = deun = mopje
schande = schaamtegevoel = schandaal = berisping = schenden = schaamte = aanfluiting = onteren = afgang = gêne = oneer = te schande maken = blamage = smaad = bezoedelen
incrowd = clique = coterie
nieuwsgaarder = journalist = persman = reporter = verslaggever = berichtgever = krantenjongen = persjongen
dikzak = bollie = pafzak = bolle = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vetzak = vleesklomp = fats
schooljuffrouw = onderwijzer = juf = juffrouw = schoolvos = frik = schoolfrik = schooljuf
ontwikkelingsniveau = beschaving = civilisatie = cultuur
purgeermiddel = laxans = laxatief = purgans = purgatief = purgeerdrank = laxeermiddel
klokje = polshorloge = uurwerk = horloge = klok
beslommering = gezwets = beslommeringen = besogne = rompslomp = rimram = besognes
zwiepen = kwakken = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = plompen = kieperen = kukelen = gooien = mikken = lazeren = kegelen = veren = keilen = kogelen
prediking = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = predikatie = homilie
doorboren = spietsen
grammaire = spraakkunst = grammatica = spraakkunstboek
pope = hogepriester = paus = pontifex = pontifex maximus
schipperssteek = schippersknoop = mastworp
ongeluk = malheur = onheil = rampspoed = accident = pech = tegenslag = kanker = kwaad = euvel = ongeval
Pacifische Oceaan = Stille Oceaan = Grote Oceaan
toevlucht = uitweg
treiler = sleepboot = sleper = duwboot
vaarweg = waterweg = vaarwater
stuurknuppel = joystick = bedieningshendel
aanstelleritis = toneel = poppenkasterij = toneelspel = komedie = circus = kunstenmakerij = aanstellerij = komediespel = theater
spraakkunst = grammaire = grammatica = spraakkunstboek
brandlaan = brandsingel = brandweg = brandgang = tra
stuurhuis = stuurhut
harmonie = eensgezindheid = akkoord = eendracht = gelijkvormigheid = uniformiteit = conformiteit = eenstemmigheid = overeenstemming = concordantie = goedkeuring = overeenkomst = consistentie
verslepen = versjouwen
landbouwkunde = agronomie
zich zorgen maken = piekeren = zorg = bezorgd zijn = vreten = doorzagen met een figuurzaag
verzamelaar = accumulator = collectant = collectioneur = hamsteraar = accu
verwelkoming = onthaal = begroeting = ontvangst = welkom
spinnewebsvlies = spinnewebvlies
nachtje = nacht = overnachting = avondje
steilte = schoot = glooiing = richtingscoëfficient = helling
handelsonderneming = onderneming = handelszaak = maatschappij = handel = zaak
zakrekenmachientje = zakjapanner
voetwortelbeentje = voetbeentje
welwillendheid = hartelijkheid = vriendelijkheid = jovialiteit = innemendheid = beminnelijkheid = minzaamheid
activa = aanwinst = pluspunt
tochtlatten = bakkebaard
élégance = bevalligheid = gratie = elegantie = zwier = sierlijkheid = klasse = stijl
beroerte = attaque = apoplexie = hersenbloeding
stormdepressie = depressie = lagedrukgebied = depressiegebied
vluchtcomputer = black box = zwarte doos = registratiecomputer = vluchtrecorder = vluchtregistrator
logenstraffen = loochenen = ontkennen = weerleggen = weerspreken = tegenspreken
speelklok = speeldoos = muziekdoos
koolmijn = kolenmijn = steenkolenmijn
term = voet = trimester = blok
overwicht = machtsoverwicht = overhand = hegemonie = heerschappij = predominantie = suprematie = dominantie = preponderantie
ontmoedigen = deprimeren = afschrikken = overweldigen = demotiveren = moedeloos maken = intimideren = afstompen = demoraliseren = neerslachtig maken = verhinderen = bang maken
aanwezige = genodigde
kapelaan = voorganger = pastor = zielzorger = onderpastoor = parochiepriester = hulppredikant = rector = dominee
afgelasten = annuleren = cancelen
flegmatiek = slijmachtig
rez-de-chaussée = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping
castigeren = zuiveren = censureren = kuisen
hofhouding = gevolg = hofstoet = begeleiding
Zep = hoofdrolspeler
avondmens = nachtbraker = nachtmens
gerammel = gereutel
lino = linoleumsnede
liefkozen = kozen = minnekozen = aaien = strelen = vrijen
schenkblad = serveerblad = presenteerblad = plateau = blad = dienblad = theeblad
doofstommenalfabet = vingeralfabet
zadel = lendenstuk = pas = entrecôte = zadelstuk = bergpas = kam
dwarsschip = dwarsbeuk = dwarsvleugel = transept = kruisbeuk
kruisje-rondje = boter, kaas en eieren = boter-kaas-en-eieren
strijdtoneel = slagveld = krijgstoneel = gevechtsterrein = strijdgebied
toorts = flambouw = koningskaars = fakkel
schriftteken = glief
opnieuw bijeen = herenen = herenigen
kruiswoordraadsel = kruiswoordpuzzel
afsplitsen = gevorkt = aftakken = vertakken
Europese Unie = EU = Europese Gemeenschappen = EEG
mastaka = mastiek
afgunst = nijd = jaloezie = jaloersheid = naijver = afgunstig = kinnesinne = haat = wrok = haatgevoel = tegenzin = ijverzucht = afkeer = vijandschap = haatgevoelens = hekel
vlaai = vla
geweldpleging = molest = gewelddadigheid = molestatie
uitgeverij = uitgeversmaatschappij = uitgever = uitgeversbedrijf
valutaswap = ruil = verruiling = ruiling = valuta-swap = swap
iets = nul = entiteit = wezen = niets = wezenlijkheid = het wezen = niks
opkrassen = wegwezen
opinie = denkbeeld = opvatting = inzien = stellingname = gezindheid = houding = oordeel = overtuiging = gevoelen = gedachte = inzicht = standpunt = zin = convictie = mening
professor = hoogleraar = ordinarius
titrage = titratie
chalcedon = chalcedoon
nudist = naturisten = naturist = naaktloper
vasculair = coronair
koudslachter = vilder
plastic folie = huishoudfolie
ontmoeting = sportwedstrijd = bespreking = wedkamp = wedstrijd = onderhandeling = match = pourparlers = dialoog = palaver = treffen
complot = kuiperij = collusie = conjuratie = samenzwering = komplot = conspiratie = intrige
reclamefilm = reclamespot = commercial = spotje = reclameboodschap = reclamefilmpje
handtekening = signatuur = krabbel = poot = ondertekening
consternatie = herrie = ontsteltenis = drukte = fermentatie = verwarring = commotie = sensatie = alarmstemming = keet = onrust = verbijstering = deining = opschudding = beroering = ontzetting = tumult
voorkennis = voorwetenschap
schoenleder = schoenleer
beschermheer = sponsor = schutsheer = voogd = verdediger = wachter = steun = beschermer = voogdes = behoeder = bewaker = mecenas
hele volksstammen = legioen = drom = myriade = massa = horde = menigte = meute = leger = schare
zaadkorrel = graankorrel = korrel
tolken = vertalen = opnemen = uitleggen = nemen = opvatten
bevolkingsregister = persoonsregister
monarch = hoogheid = koning = landsvorst = vorst = landsheer = vorstin = heer = dynast
kleermaker = snijder = coupeur = kleermaakster = tailleur
tikje = vlek = beetje = klets = pets = tik = pats = tikkeltje = ietsepietsje = pietsie = mep = ietsepietsie = pietsje = vleugje
griend = meerboei = rijs = rijshout = rotan = griendhout
kweeappel = kwee = kweepeer
veldmuis = woelmuizen
oplichten = zwendelen
luciferdoosje = lucifersdoosje
Compensatie = schadeloosstelling = vergoeding = compensatie
bloeddorst = bloedlust
wanbof = malheur = tegenslag = pech = tegenspoed
vergassing = gasvorming = gasontwikkeling
boeltje = bezit = have = goed = propriëteit = possessie
ontlenen = overnemen = lenen = aannemen
toverkracht = toverkunst = magie = goochelen = tovenarij = toverij = toveren
kijkspel = toneeltje = schouwspel = toneel = tafereel = tableau
laxans = laxatief = purgeermiddel = purgans = purgatief = purgeerdrank = laxeermiddel
eis = claim = benodigdheden = voorwaarde = vordering = behoeften = vraag = eigendom = vereiste = eigendomsrecht
lijzijde = lij = lijzij
schrijfschrift = cahier = schrift = optekenboekje = dictaat = notitieboekje = dictaatcahier = dictaatschrift
hydromechanica = vloeistofmechanica = hydraulica = hydrotechniek
budgetteren = begroten
afbakenen = bebakenen = afgrenzen = omschrijven = afperken = afpalen = demarqueren = traceren = markeren
voeldraad = antenne = voelhoorn = voelspriet = spriet
moeder = moe = moederlief = mam = moesje = mama = mammie = moes = ma
opboksen = concurreren = rivaliseren = touwtrekken = vechten = meedingen = wedijveren = optornen = meten = mededingen
marchanderen = pingelen = knibbelen = dingen = afdingen = afpingelen
binnenspelen = opschrokken = zwelgen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen
inbreuk = vergrijp = delict = overtreding = misdaad = wetsovertreding = wandaad = misstap = misdrijf
poetsen = wissen = vegen = wegwissen = oppoetsen = slijpen
Nederlander = Hollander = kaaskop
voeden = voeren = invoeren = voederen = voedsel geven = zorgen voor = eten geven = voorzien = voorzien van = toeleveren
geringschatten = minachten = neerkijken = depreciëren = belachelijk maken = verachten = onteren = neerzien
totalisator = pool = toto
soberheid = frugaliteit
hoofddoek = sjaal = halsdoek
plugger = promotor
gekwetter = gebabbel = gezwets = gekwebbel = geleuter = gezwam = gelul = geklets
patsen = grootspreken = bluffen = pochen = snoeven = opscheppen = ophakken = opsnijden
isolatiemateriaal = isolator
apex = kruin = bergtop = piek = top
mnemonisch = mnemotechnisch
lichtflits = flits = lichtschijnsel
corsage = bouquet = knoopsgat = boutonnière = bos = boeket = ruiker = bloemetje
lijmpers = lijmknecht = lijmklem = lijmschroef = lijmtang = sergeant
springlat = lat
verhanging = wandkleed = behang
lenswater = ruimwater
huishoudkundige = butler = chef de cuisine
metamorfose = gedaanteverandering = gedaanteverwisseling = Gedaanteverwisseling = Transfiguratie = herschepping
snellekweekreactor = kweekreactor
chemisch product = chemicaliënindustrie = chemische substantie = chemicaliën = chemische stof
asparagus = aster
floppydisk = diskette = floppy disk = flop = floppy(disk) = floppie = floppy
niacine = nicotinezuur
geldbelegging = belegging
droesem = dik = neerslag = wijndrab = depot = bezinksel = drab = grondsop = wijndroesem = droes = moer
betuigen = betonen = bewijzen
bloedlust = bloeddorst
televisie = treurbuis = kijkbuis = film = televisie-ontvanger = videofilm = kijkdoos = teevee = televisietoestel = kastje = beeldbuis = televisieshow = teeveetoestel = video = t.v. = tv = buis = televisieontvanger = kijkkast
voldoend = toereikend
tandzijde = floszijde = floss
kinderverlamming = poliomyelitis = polio
longblaasje = alveole = blaasje
toekijker = getuige = toeschouwer = kijker
toeval = samenloop = geval = coïncidentie = gelegenheid = opportuniteit = kans = geluk = mogelijkheid
rozenkrans = bidsnoer = paternoster
slobberen = slorpen = slurpen
wetten = slijpen
refuteren = wegredeneren = omverhalen = wegpraten = weerleggen = omverwerpen = ontzenuwen
onbenulligheid = domheid = bagatelle = gekheid = sulligheid
daarmee uit = afscheiding = uitscheiding = secretie
deprimeren = neerslachtig maken = demotiveren = ontmoedigen
ernstig = serieus
controle = betaalcheque = cheque
diergaarde = zoo = dierenpark = dierentuin
omkoping = corruptie = omkoperij
brutoloon = revenu = revenuen = brutosalaris
adviseur = counselor = mentor = raadsvrouw = raadsman = consulent = raadgever
kwijtschelden = vergeven = vrijspreken = ontheffen = uitleggen = ontslaan van een verplichting = niet-schuldig verklaren
kandidate = kandidaat = benoemde = veteraan
metaalzout = zout = keukenzout = zouten
lijkschouwer = patholoog-anatoom = keuringsarts = sociaal-geneeskundige
matinee = matinée = middagvoorstelling
liefdesdrank = minnedrank
mediateur = tussenpersoon = trait-d'union = onderhandelaar = bemiddelaar = middelaar
aasdier = straatveger = jutter = aaseter
puzzel = legpuzzel = raadsel
aanwezigheidslijst = presentielijst
concert = optreden = schnabbel = muziekuitvoering
hengel = hengelroede
groenbedrijf = groentekwekerij = kwekerij = tuinderij
sik = kinbaardje = kinbaard
binnenbrengen = binnenhalen
tinneroy = ribfluweel = corduroy = koordfluweel = rips
dameskapper = barbier = figaro = friseur = coiffeur = kapper = hairstylist = haarknipper
metaalzaag = beugelzaag
troonswisseling = opeenvolging
vrederechter = kantonrechter
Officieel Aramees = Aramees
pastelkrijt = pasteltint = pastel = pastelkleur
vlot = rubberboot = reddingsboot = houtvlot
waardering = respect = krediet = eerbied = appreciatie = aanzien = achting = ontzag
tourniquet = klaphek = draaihek
fascineren = pakken = begeesteren = boeien = in verrukking brengen = charmeren = in vervoering brengen = betoveren = biologeren = intrigeren
fructivoor = fytofaag = herbivoor = planteneter
krimping = convulsie = stuiptrekking = kramp = stuip = spierkramp = spasme
godvrezend = devoot = pieus = religieus = godzalig = godsvruchtig = vroom = godsdienstig = gelovig
kanttekeningen maken = aantekeningen maken = annoteren
trilling = vibrato = oscillatie = vibratie = beving
leunstoel = club = armstoel = leuningstoel = zetel = fauteuil
ragnarok = Gotterdammerung = godenschemering = Ragnarok
haag = heg
toedenken = aanwijzen = vooronderstellen = toebedenken = reserveren = uittrekken = aannemen = veronderstellen = bestemmen
herwerken = verbeteren = emenderen
egyptoloog = Egyptoloog = egyptologe
wiek = vlerk = vleugel
wandschoor = muurstut
krombek = loper
oriëntatievermogen = oriënteringsvermogen
schurft = baardschurft = scabiës = baardschimmel
gipsy = Roma = zigeunerin = zigeuner
hokjes = compartimenteren
noodsituatie = crisis = crisissituatie = noodtoestand
alliantie = confederatie = bondgenootschap = bondsstaat = statenbond = entente = unie = bond
theïne = coffeïne = cafeïne
levensbeëindiging = euthanasie
zinspelen = alluderen = preluderen
aansteken = besmetten = in brand steken = ontsteken = aanmaken
martelarij = marteling = foltering = kruisiging
gelegenheidskleding = uitdossing
gesteente = rots = natuursteen = steen
straatmadelief = hoer = prostituée = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster
staartbeentje = stuitje = staartbeen = stuit = stuitbeen
schijnbeweging = afleidingsmanoeuvre = overstapje = schaar = schijnstoot = schijnmanoeuvre = schaarbeweging
romannetje = novelle = damesroman
fonologie = foniek = klankleer
rikketik = hart = tikkertje = tikker
kontlikker = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
dithyrambe = dithyrambos
herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck
roofbouw = overexploitatie
kopieerapparaat = kopieermachine = fotokopieerapparaat
vertegenwoordigen = representeren
viscerale zenuwstelsel = vegetatieve zenuwstelsel = autonome zenuwstelsel
rivier oever = rivieroever = oever
gehoorgang = opening = buis = gang = gehoorbuis = gehoorweg
berst = barst = kier = scheur = reet = fissuur = spleet = breuk
apostaat = geloofsverzaker = dissident = afvallige = deserteur = afgevallene = overloper = outlaw = kerkverlater
natuurbehoud = conserveren = behoud = natuurbescherming
rechtsgang = verslag = vooruitgang = procesgang
voorspellen = beloven = voorbeduiden = waarzeggen = wichelen = voorzeggen = profeteren = orakelen = beduiden = aankondigen
rimram = gezwets = beslommeringen = besogne = rompslomp = besognes = beslommering
stilvallen = zwijgen = stilzwijgen
mastworp = schippersknoop = schipperssteek
wraakgevoelens = wraakgevoel = wraakzucht = wraaklust
verdoezelen = benevelen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = verhullen = verbloemen = maskeren = versluieren = verbergen
zanger = bard = poëet = woordkunstenaar = zangeres = dichter = zangvogel = verzenlijmer
staatsbegroting = miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = begroting = raming
veinzer = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet
grondwoord = stamwoord = basiswoord = etymon
gejaag = motorcross
polyglot = meertalige = polyglotte = talenkenner = veeltalige
weeghaak = ponder = ponterstok = unster
zeegras = groot zeegras
pin = wasspeld = speld = speldje = knijper = vlag = wasknijper = pen
gravel = split = kiezel = grind = steenslag
halfrijm = assonantie = klinkerrijm
stremstof = leb = kaasstremsel = stremsel
inside information = inside-information
modernist = nieuwlichter
interveniëren = hinderen = ingrijpen = interfereren = verstoren = storen = tussenbeide komen
afwijking = overlijden = anomaly = vertrek = uitzonderlijkheid = exceptie = abnormaliteit = ecart = uitzondering = deviatie = onregelmatigheid = uitzonderingsgeval = afreis = anomalie = fout = aberratie
digestie = vertering = spijsvertering
scheelheid = scheelzien = strabisme
editor = krantenredacteur = redactrice = schrijver = bewerker = redacteur
misvormen = deformeren = vervormen = verdraaien = verwringen
paludisme = malaria = polderkoorts = moeraskoorts
hengelen = vissen
taal = taaluiting = taaleigen = idioom
algerijns = Algerijn = Algerijnse
Israël = Staat Israël
schrijfstift = naald = griffel = etsnaald
ijzertijd = IJzertijd
watten = katoenvezels = katoen
wellust = lustgevoel = lust = begeerte = zinnelijkheid = sensualiteit = geilheid = drift
contragewicht = tegenwicht
zich opfrissen = zich wassen
morfologie = vormleer = geomorfologie
tremel = molentrechter
oorlogzoeken = oorlogsstoker
wal = bastion = muur = kaai = verschansing = pier = bolwerk = kade = burgwal = werf = schans = vestingwal
flatgebouw = blokkendoos = appartementsgebouw = flat
operator = computeroperator
kap = afbreken = habijt = afsnijden = capuchon = mantelkap = beschermingskap = monnikengewaad = motorkap = pij = monnikspij = ordekleed = pet = klak
vervrachting = verscheping
cola = cokes
gif = gift = toxicum = slangegif = slangengif = vergift = vergif = gal
vaderstad = geboortestad
bedruktheid = treurnis = onderdrukking = triestheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = dofheid = depressiviteit = gedeprimeerdheid = zwaarmoedigheid = oppressie = somberte = dysforie = zwartgalligheid
rariteit = curiositeit = curiosum = hebbelijkheid = rara avis = eigenaardigheid = eigenzinnigheid = vreemd geval = zeldzaamheid
blussen = doven = uitblussen = uitblazen = uitdoven
boerenknoop = ouwewijvenknoop = oudewijvenknoop
slimmigheidje = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef
waken = hoeden = wake = uitkijken = letten = controleren = oppassen = wachten = opletten = surveilleren
platenhoes = hoes = mouw
somberheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = moedeloosheid = gedeprimeerdheid = depressiviteit = zwaarmoedigheid = verslagenheid = misnoegdheid = zwartgalligheid = bedruktheid = dysforie = treurnis = triestheid = depressie = dofheid = somberte
ruwvoer = langvoer
afdraven = afrossen
kriebelziekte = ergotisme
theemeubel = theekast = theetafel
dennenuil = denne-uil
primeur = eersteling
druppelen = dribbelen = kwijlen
vertillen = verkijken
verfstof = kleurstof
plakpleister = hechtpleister = plakker = kleefpleister = pleister
ongerief = ongeriefelijkheid = ongerieflijkheid = ongemak
knobbelen = afwegen = doordenken = uitkienen = uitknobbelen = wegen = uitmikken
spelersbank = dug-out
Serviër = Servische = Servisch = servisch
legerkledij = kaki
arbeid = werk = baan = corvee = taak = werklast = karwei = opgave
wielrijden = wielrennen
toiletpapier = pleepapier = wc-papier
verslapen = doorslapen = zich verslapen
uitlaat = uitlaatklep
verontschuldiging = excuus = spijtbetuiging = justificatie = disculpatie
spitten = omspitten = overgeven
telelens = zoomlens = teleobjectief
deïst = vrije denker
zinspeling = toespeling = allusie
equaliser = equalizer
wild = natuur
poëtiseren = romantiseren = dichten = rijmelen = berijmen = idealiseren = rijmen
veldartillerie = veldgeschut
leefgroep = woongroep = leefgemeenschap = woongemeenschap = commune = leefeenheid
convict = bajesklant
vertrekpunt = start = alkali = basis = base
bergzout = klipzout = steenzout = rotszout
kever = tor
dodendans = danse macabre
medewerker = gildebroeder = vakbroeder = vakgenoot = partner = compagnon = lid
uitslagenbord = scorebord
schets = synopsis = omlijning = lijntekening = kort verhaal = novelle = overzicht
uitwaaieren = verspreiden = uitzwermen
hefschroefvliegtuig = wentelwiek = helikopter
beginperiode = aanvang = inval = begin = intrede = opmaat = show Time
interpunctieteken = leesteken
ware liefde = meisje = honneponnie = geliefde = sweetie = honnepon
knijpbril = pince-nez = lorgnon = neusknijper = lorgnet = face-à-main = handbril
sjoemelen = knoeien = foefelen = foezelen
expliceren = verklaren = expliqueren = uitleggen = ontvouwen
programmeertaal = computertaal = rekentaal = machinetaal
ontwerpen = scheppen = projecteren = uitdenken = verzinnen = uitstippelen = bedenken = concipiëren = maken = plannen = vinden
weerkundige = weerprofeet = meteoroloog = weerman = weervrouw
drogeren = drug = medicament = medicijn
PMS-centrum = PMS = pms-centrum
typen = overtikken = overtypen = uittypen = tikken = uittikken = machineschrijven
zetelen = zitten = neerzitten
o-benen = hoepelbenen
deklijst = kroonlijst
verticaal = normaal = loodlijn
een dutje doen = dutje
klaagdicht = klaagzang = lamento = treurdicht = treurzang = treurlied = elegie = klaaglied
platina = witgoud
besognes = gezwets = beslommeringen = besogne = rompslomp = rimram = beslommering
behoedzaamheid = bezonnenheid = omzichtigheid = bedachtzaamheid = voorzichtigheid
tuner = afstemeenheid = receiver = tuner-versterker = afstemmer = radio = radiotoestel
relikwie = aandenken = souvenir = herinnering = memorabilia
ertsader = ertslaag = mijnader = ader
brulaap = miskleun = blunder
vragen = prijzen = uitnodigen = laden = inviteren = nodigen = noden
equilibrium = balans = evenwicht
confisqueren = in beslag nemen
spankeren = ontvluchten = weglopen = vlieden = ontsnappen = wegvluchten = knijpen = vluchten
bijslag = toelage
kopregel = hoofdregel
bijhuis = filiaal = depotwinkel = verkooppunt = vestiging
fricatief = spirant
kokosnoot = kokosboom = kokospalm = klapperboom = kokos = klapper
gedicht = vers = poëma
schroot = oudroest
Yangon = Rangoon
bespreking = gesprek = debat = forum = kritiek = boeking = reservering = plaatsbespreking = onderhandeling = recentie = recensie = pourparlers = discussie = dialoog = ruzie = ontmoeting = palaver
ressource = hulpbron
honorarium = arbeidsloon = salaris = prijs = inschrijfgeld = wedde = inschrijvingsgeld = bezoldiging = traktement = gage = vacatie = arbeidsinkomen = loon = remuneratie = vacatiegeld
inperking = terugdringing = limitatie = beperking = restrictie = beknotting
trouwmars = bruidsmars = bruiloftsmars = huwelijksmars
boekhouding = accountancy = boekhouden = comptabiliteit = boek = boekhoudsysteem
doelmond = doelvlak
certificaat = belegging = getuige = attestatie = verklaring = geloofsbrief = attest = accreditief = getuigschrift = akte
zielenzorg = pastoraat = zielzorg
rendez-vous = lot = afspraakje = allocatie = verdeling = perceel = toekenning = toewijzing = toebedeling = afspraak
houtzagerij = zagerij
gloeiworm = glimworm = vuurvliegje = vuurvlieg
plaatsbespreking = reservering = bespreking = boeking
ruziën = bekvechten = kiften = twisten = redetwisten = overhoopliggen
smeltende sneeuw = ijsregen = ijzel
klitband = klittenband = velcro = kleefband
pijnigen = martelen = kwellen = teisteren = tormenteren = plagen = folteren = geselen = afknijpen
commissaris = gevolmachtigde
riksja = fietstaxi = betjah
analyseren = speuren = naspeuren = uitspitten = bestuderen = keuren = aftasten = examineren = ontleden = analyse = onderzoeken = vorsen
beweren = verklaren = pretenderen = bezweren = stellen = aanvoeren
rechtvaardiging = vergoelijking = vrijstelling = zuivering
ethiek = moraal = moraaltheologie = zedenleer = moralisme = moraalfilosofie = zedenkunde = moraalwetenschap
drafbaan = hippodroom = renbaan = paardenrenbaan
uitrustingsstuk = toebehoren = medeplichtige = accessoire
verbrandingsoven = vuilverbrandingsoven = verbrandingsinstallatie = lijkoven = vuilverbranding = crematieoven
abstineren = onthouden = zich onthouden = laten = inhouden = nalaten = verhinderen
afwerking = competentie = vakmanschap = voleinding = afronding = bekroning = vakbekwaamheid = completering = voltooiing
initia = voet = grondslag = substantie = grond = fundament = ondergrond = pijler = hoeksteen
behoeftigheid = nooddruft = nood = armoede = armoedigheid = armoe = pauperisme = armzaligheid = verarming = kommer
lichtbaken = vuurbaken = kustlicht = vuurbaak = vuurtoren
kruisribgewelf = ribgewelf
dichter = bard = poëet = woordkunstenaar = zanger = verzenlijmer
travellerscheque = reischeque = traveller cheque = travellercheque
bijproduct = bijprodukt = nevenprodukt = nevenproduct
van zijn stuk = epateren
meesleuren = sjouwen = torsen = voorttrekken = meeslepen = meezeulen = zeulen = slepen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen = rondsjouwen = trekken
bisdom = diocees
verkoper = verkoopster = marketeer = handelaar = winkelbediende
doorlopen = continueren = lopen = doorgaan = voortduren = duren = aanhouden
privilege = voorrecht
accumulatie = verzameling = verdichting = cumulatie = arsenaal = concentratie = opeenhoping = ophoping = opbouwpercentage = agglomeratie = collectie = opeenstapeling
autobom = bomauto
liefhebber = aanbidder = minnaar = beminnaar = hobbyist = amateur = dilettant
regenmeter = pluviometer = udometer = ombrometer = hyetometer
oxymoron = beeldspraak
heel wat = belasting = vermogen
wandaad = inbreuk = vergrijp = delict = gruweldaad = overtreding = misdaad = gruwel = wetsovertreding = misstap = misdrijf = gruwelijkheid = wreedheid
volstrekte meerderheid = meerderheid = absolute meerderheid = merendeel
x-straal = röntgenstraal = röntgenstralen = x-stralen = röntgenstraling
autoruit = portierraampje
uitstapje = vakantiereis = trip = tochtje = uitje = pleziertocht = plezierreis
scheppen = winnen = ontwerpen = verkrijgen = komen = nemen = verwerven = schoppen = produceren = creëren = trappen = maken
kraaienpootjes = kraaiepootje = kraaiepootjes = kraaienpootje
moederland = patria = geboortegrond = land van herkomst = geboorteland = land van oorsprong = vaderland = thuisland
gelagkamer = Cubby
betogen = demonstreren = manifesteren
ons aardse huis = donder = lichaam = corpus = lijf = bast = body
rodium = rhodium
wanbedrijf = misdaad = wetsdelict = vergrijp = delict = euveldaad = misdrijf
contour = rand = kant
archiveren = archief
spons = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = sponzen = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = natnek
bestuiven = kruisbestuiving
melk wikke = hokjespeul
revue = onderzoek = vaudeville = inspectie = monstering = variété
absolute waarde = modulus
technicus = onderhoudstechnicus = techneut = technoloog = ingenieur
barnsteen = barnsteengeel = amber = barnsteenkleur
tien geboden = Tien geboden = decaloog
versnellen = verhaasten = bespoedigen = in vaart brengen
Illyria = Illyrië
fall-out = neerslag = radioactieve neerslag
ambachtslui = stiel = gilde = vaklui = ambacht = stielmannen = toestel = handel
toonladder = pallet = ladder = gamma = schaal = scala = toonschaal
gibbon = langarmapen = langarmaap
jachtluipaard = cheetah
betekenisloos = zinloos
meubelwas = was = wrijfwas = boenwas
doorgangsweg = doorgaande weg = doorgang
varkenskot = zwijnenhok = zwijnenstal = varkensstal = varkenshok
exactheid = nauwkeurigheid = precisie = nauwgezetheid = accuratesse = zorgvuldigheid = promptheid
inrichting = dolhuis = bestel = zothuis = instituut = instelling = stelsel = organisme = systeem = organisatie = gesticht = krankzinnigengesticht = voorzienining = genootschap = gekkenhuis = voorziening = gemak = faciliteit
moerasgas = moerasdamp = slikgas = brongas = methaan
kokken = coccus
bezwering = duiveluitdrijving = oproep = spreuk = exorcisme = uitdrijving = evocatie = duiveluitbanning = geestenbezwering
schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer
diffuus = doordringen
voet = trimester = grondslag = grond = ondergrond = initia = pootje = term = Engelse voet = substantie = voeten = fundament = pijler = versvoet = poot = hoeksteen = blok
slaapzaal = villa = studentenhuis
Hominidae = hominidae = mensachtigen
ossuarium = knekelhuisje = knekelhuis = beenderhuis
denker = filosoof = wijsgeer
Indo-Europees = Indogermaans = Indo-germaans
inscriptie = opschrift
stuc = kalk = muurkalk = witsel = pleisterkalk = witkalk = pleistermortel = pleister
carbonatie = koolzuur = carboniseren
bestrijden = ingaan = aanvallen = tegengaan = redetwisten = contesteren = weerleggen = bevechten = betwisten = aanvechten = tegenhouden
course = golfveld = links = golfterrein = golf-course = golfbaan
braamstruik = bosbraam = braam = braambes
ontkoppelen = loskoppelen
zeden = moraal = zede = moralisme = moraliteit
loeren = piepen = spieden
dwaalleer = onrechtzinnigheid = ketterij = heterodoxie
uitsluiten = buiten beschouwing laten = niet meetellen = niet toelaten
comprimering = compressie
verbeelding = ijdelheid = hovaardij = zelfingenomenheid = eigendunk = hooghartigheid = zinsbegoocheling = arrogantie = hoogmoed = zelfgenoegzaamheid = uitbeelding = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = fantasy = indruk = impressie = illusie
mafkees = mafketel = druif = halvezool = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke
sim = dobber
bromfietshelm = motorhelm = valhelm
Zuid-Afrika = Republiek Zuid-Afrika
kontkruiper = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
bidkapel = kapel
rectrix = directrice
beroeren = raken = ontmoeten = toucheren = afspreken = aanraken
verraden = verklikken = bedriegen = verklappen = aangeven = verlinken = verlullen = misleiden
blues = bleus
dartspel = darts = vogelpik
rijsmiddel = gistmiddel
bismut = astin
prikkelen = kriebelen = opwinden = stimuleren = prikken = opgeilen = opvrijen
omroepvereniging = omroeporganisatie = omroep = radio-omroep = televisieomroep
grijns = glimlach = lach
steker = opstrijkmes = pleisterspatel = spatel
sierspeld = speld = broche = borstspeld
landsvorst = monarch = hoogheid = koning = vorst = landsheer = vorstin = heer = dynast
verkenning = exploratie = scouting
sjokken = sloffen = sukkelen
weerkomen = wederkeren = weerkeren = wederkomen = terugkeren = herhalen
deksel = draaitol = tol = bovenkleding = lid
verzoeten = veraangenamen
trouwen = zich in de echt verbinden = met = in de echt verbinden = huwen = omhelzen = omarmen
gray = grijs = grijze
FBI = opsporingsdienst = recherche = rijksrecherche
lens = ooglens = contactlens = lenzenstelsel = linze = kristallens
keelamandel = tonsill
protozoön = protozoa
Zarathoestra = Zarathustra = Zoroaster
instructie = voorschrift = cursus = didactiek = opvoedkunde = les = opvoeding = onderwijs = directief = richtlijn = onderricht
computervertaling = machinevertaling
Overzicht = overzicht
bondsstaat = confederatie = bondgenootschap = statenbond = alliantie = entente = unie = bond
cacaoboom = cacaoboon
Frederik = Frederick
deugd = deugdzaamheid = kuisheid
opzuigen = zuigen = aanzuigen
dekschild = schildvleugel
oog om oog, tand om tand = Kroatië
mango = mangoboom
hei = heitoestel = heidegrond = heikraan = heide = heideveld
malaria = paludisme = polderkoorts = moeraskoorts
struweel = haagbos = bosje = kreupelbosje = bosschage = bosage = struikgewas = hakhoutbosje
strubbeling = weerstand = tegenwerking = protest = strubbelingen = tegenstand = oppositie = weerwerk
verdwaasdheid = bezorgdheid = verbijstering = ontzetting = ontsteltenis
bergselder = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht
stofbril = schutbril = sneeuwbril = motorbril = veiligheidsbril = uilenbril
maag-darmstelsel = digestieve systeem = spijsverteringskanaal = spijsverteringsstelsel
gnuiven = kakelen = gniffelen
wonen = huizen = verblijven
winding = gang = toer = draaibeweging = draai
volwassenenonderwijs = andragogiek = volwasseneneducatie = tweedekansonderwijs = andragogie = tweede-kansonderwijs
veroordelen = kraken = afbreken = berechten = rechtspreken = afkammen = afzeiken = afkraken = vonnissen = afgeven = neerhalen
zwaveldioxide = zwaveldioxyde = zwaveldamp
sympathiseren = herkennen
ongerieflijkheid = ongerief = ongeriefelijkheid = ongemak
non plus ultra = vierde petit
achterhouden = reserveren
kaardebol = kaarde = distel
administrator = beheerder = administrateur
zwendelen = oplichten
wielrijder = fietser = wielrenner = peddelaar
puist = pukkel = ettergezwel = etterbuil = etterblaasje = zweer = puistje = abces
aanbidden = adoreren = vereren
compenseren = goedmaken = vergoeden = indemniseren = schadeloosstellen
lavasteen = oergesteente = stollingsgesteente
triumviraat = driemanschap
schranken = uitzakken = verzakken
weide = wei = weidegrond = weiland = graasweide
oorsuizen = tinnitus
staal = sample = monster = proefstuk = proef
schavotpaal = folterpaal = geselpaal = martelpaal
Druïde = druïde
penningmeester = schatbewaarder = thesaurier = schatmeester = quaestor = quaestrix
schapeleer = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck
klompehout = populierenhout = klompenhout = populierehout
gondellift = gondola
melanoom = pigmentkanker
ijzerwaren = hardware
hoortoestel = gehoorprothese = gehoorapparaat = hoorapparaat
dading = vergelijk = schikking = compromis
kostwinner = alleenverdiener = broodwinner = verdiener
aanvang = inval = wordingsproces = startlijn = geboorte = genese = beginperiode = sprong = intrede = show Time = start = begin = schrikken = ontstaan = wording = opmaat = saltatie = opschrikken
taxvrije zone = vrijhaven
profaneren = schenden = desacraliseren = ontheiligen = ontwijden
gletsjerspleet = spleet
monteren = assembleren = construeren = in elkaar zetten = samenkomen = samenstellen = opbouwen = componeren
gelijkenis = vergelijking = parabel = fabel = apoloog
beoordelingsfout = misvatting = malentendu = misverstand
koopvaardij = koopvaart = handelsvloot = koopvaardijvloot
waarachtigheid = ernst = openheid = oprechtheid = openhartigheid = waarheidsgetrouwheid = eerlijkheid = rechtschapenheid = braafheid
Makelaar = makelaar
gelding = overtuigingskracht = overredingskracht = validiteit = geldigheid
meting = afmeting = opmeting = toezicht houden = monitoring = volgen = controleren = maat
kurketrekker = kurkentrekker = trekker
echt = huwelijksband = echtvereniging = huwelijk = matrimonium = echtverbintenis
boerenhofstee = boerenhofstede = hofstee = hoeve = boerenbedrijf = landbouwbedrijf = hofstede = boerderij
bouwer = projectontwikkelaar = aannemer = constructeur
pourparlers = onderhandeling = bespreking = dialoog = ontmoeting = palaver
belastingplichtige = belastingbetaler
doorn = stekel = rug = ruggengraat = aartjes = dorentje = prikkel
adherent = aanhanger = leerling = volgeling = adept
opbouw = bouw = samenstelling = structuur
ven = moerasland = laagveen = laagveengebied = moerasgrond = moeras
de bal in de 'scrimmage' plaatsen = oefenwedstrijd
harmonikadeur = harmonicadeur = vouwdeur
werkbij = werkster
microfysica = deeltjesfysica
produktievermindering = productievermindering = afremmen
adviseren = raden = pleiten = informeren = coachen = aanraden = aanbevelen = advies geven = begeleiden = raadgeven
hoorbaarheid = verstaanbaarheid
ratelpopulier = klaterpeppel = trilpopulier = ratelabeel = esp = ratelaar
stofstorm = zandstorm = sirocco
nakijken = controleren = nazien = checken = nagaan = nalopen = natrekken
omschrijven = afperken = translitereren = afbakenen = bebakenen = afgrenzen = beschrijven = herschrijven = vermelden = afpalen = demarqueren = traceren = bepalen = definiëren = melden = gewagen = rapporteren
losgeld betalen = vrijkopen = losgeld
Wrocław = Breslau
gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur
achterblijver = afwijkeling
verblinden = verdoven
verbranding = afvalverbrandingsinstallatie = stofwisseling = ontbranding = vuilverbranding = metabolisme = commotie = brand
politicus = politieker = staatsman
onwilligheid = weerzin = onwil = afkeer = aversie = balorigheid = tegenzin
worden = donkerder = eclipseren = belopen = komen = wezen = kosten = zijn = bestaan = donker maken = donker worden = ontstaan = verduisteren = maken = donker = plaatsvinden = bedragen
stijfvloeken = uitveteren = uitkafferen = uitfoeteren = uitketteren = uitschelden = uitjouwen
gereedmaken = klaarmaken = opmaken = aangorden
marterbont = marter = sabel
schoonmoeder = ik ben bang van niet
ergerlijk = vervelend = hinderlijk
alexie = dyslexie = woordblindheid = leesblindheid
preut = preuts = puritein
klingel = zoemer = huisbel = deurbel = bel = ding-dong
rugschelp = schaal = omhulsel = ruggordel = rugschild
magazijnvoorraad = magazijngoederen
buskruit = pulver = kruit
draaitafel = platenspeler = pick-up = grammofoon
aanhangen = in acht nemen = zich houden aan = trouw blijven aan
krachtdaad = krachttoer = tour de force
strategie = plan = beleid = politiek = schema = aanpak = wiskunde
rekentuig = rekenautomaat = rekenmachine = zakrekenmachine
noga = nougat
herroepen = terugdraaien = ontkennen = annuleren = afzweren = afschaffen = intrekken = verzaken aan een eed = terugtrekken = verzaken = achteruitzetten
carré = vierkant
spectroscopie = spectrometrie
insluiten = omringen = omvatten = omleggen = omcirkelen = behelzen = herbergen = omgeven = beslaan = omsluiten = omsingelen = omtrekken = includeren
parasol = paraplu = plu = koepel = koepelorganisatie
aftrekken = masturberen = rukken = aftrekking = bevredigen
koala = koalabeer = koalabeertje
verluchting = ventilatie
vaandelvlucht = afvalligheid = ontrouw = desertie
hertsleer = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = suède = daim = bukskin = nubuck
spaarcenten = spaargeld = spaarpot = potje = appeltje voor de dorst
hyperaldosteronisme = aldosteronisme
kolenschep = kolenschop
harlekijn = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant
kaarsensnuiter = kaarsesnuiter = snuiter
droomgezicht = visioen
onderscheiding = versierselen = gedenkpenning = medaille = distinctie = discriminatie = eremetaal = insigne = ereteken = erepenning = distinctief = plak
carte blanche = blancovolmacht
formaldehyde = spaanplaatgas
Glen = dal
postuleren = voor lief nemen = ervan uitgaan = assumeren = veronderstellen = presumeren = supponeren = stellen = onderstellen = aannemen
metallurg = metaalkundige
woongebied = territorium = woonerf = woonwijk = biotoop = habitat = leefgebied = standplaats
achteraanrennen = nahollen = narennen = naijlen
thuisbasis = basis
recrement = uitwerpselen = excreten
krul = helix = boekrol = schroef = schroeflijn = haarkrul = spiraallijn = spiraal
vertoeven = uithangen = verkeren = zitten = wezen = verwijlen = bevinden = zijn = pozen = ophouden = toeven
mirakel = wonder
arrogantie = ijdelheid = verwaandheid = hovaardij = zelfingenomenheid = eigendunk = hooghartigheid = pretentie = hoogmoed = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = verbeelding
grasmaand = april
Rome is niet op één dag gebouwd = doel = taak = werklast
doormaken = getroosten = kampen = incasseren = gedogen = doorstaan = dragen = harden = velen = verduren = dulden = verdragen
fungeren = figureren = functioneren = dienen
acoliet = discipel = apostel = aanhanger = volger = volgeling = adept
stenogram = steno
verlijden = passeren = wetten maken
schoolkennis = klasgenoot = belezenheid = eruditie = jaargenoot = geleerdheid = schoolkameraad = kennis
wieg = komaf = kraamkamer = origine = haard = afkomst = kinderbed = bakermat = oorsprong = herkomst
herpes febrilis = herpes labialis = koortsuitslag = herpes simplex
vissnoer = snoer = hengelsnoer = vislijn
hekelrijm = puntdicht = epigram
pekbroek = jantje = dekzwabber = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeeman = zeevaarder = janmaat = maat = matroos
barnsteengeel = amber = barnsteen = barnsteenkleur
nazetten = nazitten = achternazetten = achternazitten
éénhonderd = honderd
lustgevoel = wellust = lust = begeerte
zichtbaar maken = uitstallen = exhiberen = aantonen = demonstreren = etaleren
polymorfisme = polymorfie
toxiciteit = giftigheid = schadelijkheid
academie = college = genootschap = universiteit = maatschappij
geestenbezwering = duiveluitdrijving = exorcisme = uitdrijving = bezwering = duiveluitbanning
volgend = daaropvolgend
koeienstal = koestal = stal = veestal
roeiriem = riem = roeispaan
thee-ei = theeëi
internationaal recht = volkenrecht
surveilleren = waken = controleren
dienstlift = goederenlift = takel
omnivoor = alleseter
salariëren = bezoldigen
retina = netvlies
kenteken = kenmerk = feature
straatgoot = goot = dakgoot
luchtdrukhamer = drilboor = luchthamer
manifesteren = openbaren = uiten = demonstreren = betogen
oorkussen = peluw = kussen = hoofdkussen
inzakking = ineenstorting = zenuwinstorting = inzinking = dip
zijbeuk = vleugel
gelatine = gel
voorstaan = verdedigen
vierkant = carré
kurk = stopsel = stop
loswerken = ontwarren = bevrijden
eikenboom = eikeboom = eik
bong = waterpijp
opklaring = opheldering = verduidelijking
luieren = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen
betoelaging = overheidssubsidie = subsidie = rijkssubsidie = staatssteun = rijksbijdrage = overheidssteun
constantheid = beslistheid = vastberadenheid = standvastigheid = bestendigheid = volharding = vasthoudendheid
conformiteit = eendracht = gelijkvormigheid = uniformiteit = eensgezindheid = akkoord = eenstemmigheid = harmonie = overeenstemming = concordantie = goedkeuring = overeenkomst
uitdijing = uitstraling = uitzetting = ontwikkeling = verruiming = extensie = proliferatie = uitbreiding = vergroting = groei = expansie = toename
bewenen = beklagen = bejammeren = treuren = spijten = lamenteren = jammer vinden = betreuren = berouw hebben = treuren om
park = gewoon = parklandschap = normaal = reservaat = erf = werf
Januskop = valsaard = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet
riool = rioolbuis
pikhouweel = houweel
meubilair = meubelstuk = meubilering = huisraad = boedel = inboedel = inventaris = meubel
opendoen = openzetten = openen = ontgrendelen = openmaken = ontsluiten
container = laadbak = houder = laadkist
werkster = werkbij = hulp in de huishouding = schoonmaakster = poetsvrouw
inkepen = insnijden
harsgom = gom = gomhars
leeslijst = literatuuropgave = bibliografie = boekenlijst = literatuuroverzicht = literatuurlijst = lectuurlijst
letterzetter = machinezetter = zetter = typograaf
mistachterlicht = mistlicht = mistlamp
arbitreren = scheidsrechter = beoordelen = jureren = scheidsrechteren = oordelen = fluiten
hersenbreker = woordraadsel = raadselachtige zaak = enigma = raadsel
snoeimaand = februari = schrikkelmaand = sprokkelmaand
zich terugtrekken = vertrekken = drossen = zijn biezen pakken = wegrennen = zich stilletjes uit de voeten maken = optrekken
waarschijnlijkheid = schijnwaarheid = kans
Emmental = emmentaler
beletselteken = doorlooppuntjes = ellips
hoela-hoela = hoela
diabetes = suiker = suikerziekte
geflirt = tijdverlies = flirt = flirtation = verspilling
mortaliteitscoëfficiënt = mortaliteit = sterftecijfer = sterfte
eb = laagtij = laagwater = ebtij
achterdochtig = wantrouwend
bulken = barsten
juli = hooimaand
necessiteit = urgentie = nood = onvermijdelijkheid = noodzakelijkheid = noodzaak
taveerne = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = bierhuis = schenklokaal = drankhol = pub = kroeg = orde van advocaten = café = dranklokaal = ban
invriezen = bevriezen = vriezen = diepvriezen = verstijven
cilinder = rol = bus
smaden = vals beschuldigen = zwartmaken = belasteren = kwaadspreken = lasteren = bezwadderen = affronteren = insulteren = beledigen = kleineren = schandaliseren = froisseren = roddelen = denigreren = bekladden
lijnrechter = grensrechter = linesman
geestvervoering = zinsvervoering = opgetogenheid = vervoering = euforie = exaltatie = extase = verrukking = hallelujastemming = trance
prelude = introductie = intro = entree = voorspel = preludium = preambule
horigheid = leenverhouding = afhankelijkheid = lijfeigenschap
verwarring = fout = feil = lapsus = ontsteltenis = opwinding = abuis = consternatie = commotie = ongerustheid = vergissing = desoriëntatie = alarmstemming = afdwaling = verbijstering = confusie = opschudding = beroering = ontzetting = onjuistheid
honen = bespotten = verguizen = beschimpen = ridiculiseren
luchttunnel = windtunnel
omslaan = kapseizen = verstuiken = wentelen = kantelen = verrekken = omverwerpen = zwikken = kenteren = verzwikken
uitvaardigen = Democratische Volksrepubliek Korea
bewonderaar = vereerder = aanbidder
in moeilijkheden brengen = beschamen = verlegen maken = in verlegenheid brengen
ontuchtige = overspelige man = overspelige = echtbreker
verbanning = uitwijzing = wegjaging = verwijdering = ballingschap = uitzetting = deportatie = banneling = uitdrijving = verdrijving
eetgerei = tafelgerei
opstel = studie = essay
Kelt = vuistbijl
doodskist = grafkist = kist = lijkkist
zadelkleed = het in klemmen vangen = sjabrak = zadeldek
heft = steel = gevest
saxofoon = sax
economisch systeem = economie
onderonsje = apartje = tête-à-tête
stempelgeld = vervangingsinkomen = dop = uitkering = steun
anticycloon = hogedrukgebied
lijdensweek = paasweek = passieweek = Goede Week = paastijd
verkondiging = onthulling = openbaring = openbaarmaking = bekendmaking = revelatie
vrijstelling = vrijdom = dispensatie = vrijheid = rechtvaardiging = ontheffing = zuivering = decharge = ontslag = relevatie
practical-joker = schavuit = practical joker = Tricker
krans = wrong = bloemkrans = kroon = grafkrans = bloemenkrans = diadeem = rouwkrans
intakegesprek = inname
roofdier = predator
podoloog = pedicure = chiropodist
affiniteit = bevalligheid = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = zuigkracht = attractie = verwantschap = begeerlijkheid = sex-appeal = binding = welgezindheid = overeenkomst = aantrekkelijkheid = bekoorlijkheid
belofte = toezegging = promesse
afstandsbediening = onwaarschijnlijk = afgelegen = afstandsbesturing
vrachtwagen = camion = truck = transportwagen = vrachtauto
spuwbakje = kwispedoor = spuugbak
boter = roomboter = natuurboter = margarine
schedel = doodshoofd = dodenkop = hersenpan = doodskop = neurocranium
taboesfeer = taboe
geschiedkundige = geschiedschrijver = historiograaf = historicus
rover = picaro = schurk = struikrover = bandiet = gauwdief
sluitspeld = toespeld = veiligheidsspeld
hostiekelk = ciborie
christenheid = Christenheid
mestgier = hoop = aal = drol = aalt = bout = dreutel = gier = hoopje = druk
erepodium = kansel = platform = schavot = spreekgestoelte = ereschavot = estrade = preekstoel
hoogland = hoogvlakte = plateau
vestiging = installatie = bestel = depotwinkel = verkooppunt = kolonie = kern = bijhuis = organisatie = filiaal = nederzetting = bevestiging
uitvouwen = openvouwen = ontvouwen
generatie = geslacht = mensenleeftijd
pul = bloemenvaas = vaas
binnenhalen = downloaden = binnenladen = binnenbrengen
varkenshaas = varkensfilet
wielblok = wig = opsluiting
grenzen = aanliggen = aangrenzen
jammerklacht = verzuchting = gejammer = geweeklaag = weeklagen = weeklacht = gekerm
hobbycomputer = homecomputer = micro = huiscomputer = personal computer = pc = microcomputer
troepen = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep
bikker = hoerenbaas = pooier = souteneur
sloop = afbraak
Wereldgezondheidsorganisatie = WGO
mathematica = rekenvaardigheid = wiskunde = mathesis
beter worden = beter maken = corrigeren = wijzigen = amenderen = beteren = op een hoger plan brengen = emenderen = verbeteren = aanpassen
berenmuts = beremuts = huzarenmuts = kolbak
module = modulus
opperbevel = oppercommando
houtkrul = houtkrullen = schaafkrullen = houtwol = pakstro
teugel = hoofdstel = breidel = leiriem = leidsel = toom = lei
krill = kril
parasiet = uitvreter = bietser = parasietplant = epifyt = gastplant = klaploper = woekerplant
preferentie = voorkeur = zwak = neiging = voorliefde
lettersoort = lettertype = schrift = font = type
modulus = absolute waarde = module
vallende ziekte = epilepsie
neerzakken = neerploffen = neervallen = neerzinken
beangstigen = bang
geïnverteerde = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = flikker = gay = mietje = homoseksuele = poot = reetkever = homo = nicht = homofiel = holtor = bruinwerker
meemaken = doorleven = beleven
croquet = kroket
ruggengraat = perseveratie = vastberadenheid = ruggestreng = ruggegraat = doortastenheid = persistentie = volhardingsvermogen = stekel = rug = lef = doorn = karakter = tenaciteit = wervelkolom
marine = zeegezicht = zeemacht = waterzicht
wielerbaan = velodroom
Slaaf = Slavische
alge = alg = zeewier = wier = algen = wieren
Verlegenheid = schroom = terughoudendheid
afvaardiging = gezantschap = deputatie = missie = vertegenwoordiging = legatie = delegatie = zending
boodschappenjongen = loopjongen = wijkbezorger = krullenjongen
geitenbok = bok = geitebok
blancheren = verbleken = witten
ionosfeer = thermosfeer
ossestaartsoep = ossenstaartsoep
substitutie = vervanging = uitwisseling = beurs
beschamen = in moeilijkheden brengen = flippen = verlegen maken = afknappen = teleurstellen = in verlegenheid brengen
padvinder = scout = verkenner
Frans-Vlaanderen = Vlaanderen = Vlaanders = Vlaamse gemeenschap
tombak = roodkoper = goudverf
handhaving = conservering = verduurzaming = consolidatie = onderhoud = gebruik = toepassing = behoud = instandhouding
kolenlaag = kolenader
ooghaar = wimper = pinkhaar = oogwimper
zomergoed = zomerkleding = zomerkleren
schoolvriend = schoolkameraad = schoolmakker
mossel = kut = muis = vagina = pruim = doos = schaamspleet = trut = schede = poes = vulva = spleet
dubbeltje = duppie = hondje = witje
driehoek = Driehoek
homologatie = bekrachtiging = bezegeling = confirmatie = bevestiging = ratificatie
psych = zielknijper = zielenknijper = psychiater
tripmiddel = hallucinogenen = psychedelicum = hallucinogeen
operatiekamer = heelkunde = operatie = spreekkamer = chirurgie
kade = wal = kaai = werf = pier
ontmaskeren = demaskeren = doorprikken
chef = stamhoofd = ouwe = bestuurder = hoofd = directeur = leider = dorpshoofd = chief = rector = opperhoofd
klapbrug = ophaalbrug = klepbrug = hefbrug = wipbrug = basculebrug = valbrug = hameibrug
tentoonstellingsterrein = paviljoen
welgezindheid = affiniteit = binding
monocratie = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = dictatuur = tirannie = autocratie
waf = breedtedraad = inslag = woef
drup = drop = druppel = parel
kina = kinaboom
veiligheidspal = veiligheid
vrijheer = baronesse = barones = baron
crapaud = stoel
sigarenschaartje = sigareschaartje = sigarenknipper = sigareknipper
zich in de echt verbinden = in de echt verbinden = huwen = trouwen
aaneenrijging = aaneenschakeling = keten = opeenvolging
ziekenverpleging = verpleging
dwerg = dwerg- = aardmannetje = kabouter = mini- = pygmee = lilliputter = gnoom
Republiek Peru = Peru
aanvulling = complement = addendum = toevoegsel = appendix = suppletie = bijvoegsel = supplement = aanhangsel = addenda = onderschikkend voegwoord = complementeren
tarievenoorlog = prijzenoorlog = prijzenslag
vertolken = weggeven = uitvoeren = spelen = verbaliseren = vervatten = formuleren = uitspreken = verwoorden
zilverpapier = bladtin = aluminium folie = tinfoelie = stanniool = foelie = tinfolie = staniol = folie
noorderling = noordeling
klinkerrijm = assonantie = halfrijm
navigeren = laveren = varen = transigeren = schipperen
kalk = stuc = muurkalk = calciumoxide = witsel = calciumoxyde = pleisterkalk = witkalk = pleistermortel = pleister
doolhof = labyrint = wirwar = warwinkel = dwaaltuin = warnet = gangenstelsel = kluwen
ravengekras = ravegekras
percussionist = slagwerker
staalnijverheid = staalindustrie
bewaker = voogd = verdediger = gevangenbewaarder = beschermheer = wachter = bewaarder = voogdes = beschermer = behoeder = lijfwacht = opzichter
katern = boek
aardbeving = aardschok = aardbeweging
rustpauze = pauze = break = onderbreking
Tsjechoslowakije = Tsjecho-Slowakije
drugsgebruiker = druggebruiker
absolute meerderheid = meerderheid = volstrekte meerderheid = merendeel
pedaal = trapper = voetpedaal
platgooien = afsluiten = platliggen = stilliggen = uitzetten = platleggen = lamleggen = stilleggen
dissertatie = proefschrift = thesis = doctoraalscriptie
integriteit = eerlijkheid = rechtschapenheid
haring = piketpaal = tentharing
koebel = tour = toer = koeienbel
smid = hoefsmid = metaalbewerker
gedweeheid = dociliteit = volgzaamheid = toegeeflijkheid = gehoorzaamheid = meegaandheid = gewilligheid
vrijpleiten = zuiveren = vrijspreken = ontheffen
toemaatje = extraatje = toegift = gratificatie = dessert = nagerecht = toetje = douceurtje = bonus = toespijs
toenemend = crescendo = aanzwellend
sociaaldemocratie = sociaal-democratie
regentijd = regenseizoen
stamplant = moederplant = ouder
oorsprong = komaf = kraamkamer = wieg = oerbron = origine = haard = afkomst = wortel = begin = bakermat = bron = kiem = herkomst
airport = vliegveld = aërodroom = luchthaven
wereldbeker = wereldkampioenschap
uitvlokken = coaguleren = klonteren
eeuwige = hel = verdoemenis = verderf
taaleigen = taal = idioom
gemiauw = gemauw
weersverwachting = weersvoorspelling = weer
epiloog = addendum = naschrift = bijlage = nawoord = narede = bijvoegsel = slotrede = slotwoord = nabericht
tegenhanger = complement = counterpart = duplikaat = pendant
demonteren = ontmantelen
soft-ijs = softijs
quisling = collabo = collaborateur = landverrader
geestdriftig = enthousiasme = enthousiast = geestdrift
kweekvijver = broederij
tor = kever
zieltogen = wegteren = verkommeren = verkwijnen = verpieteren = wegkwijnen
echtheid = authenticiteit = precisie = preciesheid = correctheid = nauwkeurigheid = waarheid = accuratesse = originaliteit
hommage = eerbetoon = manschap = huldiging = huldebetoon = hulde = leenhulde = eer
eenentwintigen = black jack = blackjack
ezelsbruggetje = geheugensteuntje = ezelsbrug = reminder = mnemotechniek
levenspeil = welvaartspeil = levensstandaard
badkuip = tobbe = teil = wasgelegenheid = bad = wastobbe = wasteil = badkamer
cardanoverbrenging = cardankoppeling
exegese = tekstverklaring = bijbelverklaring = uitlegging
kenspreuk = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk
brassen = te veel eten = overeten = schrokken = schransen = toegeeflijk
grondlegger = grondvester = oprichter = vader = stichter
tovenaar = verukken = heks = furie = heksenmeester = magiër = duivelskunstenaar = charmeren = oud wijf = lelijk wijf = kol = besje = helleveeg = tovenares = taart
zweetdruppel = zweetpareltje
publiek = gehoor = lezerspubliek = openbaarheid
maalsteen = molensteen
fund = beleggingsfonds = beleggingsmaatschappij = investment-trust
lofzang = laudatio = tussenzang = ode = lofprijzing = laudatie = éloge = panegyriek = kerkgezang = kerkzang = hymne = loflied = gezang = lofrede = lofspraak = lofdicht = cantus
herkenningswoord = sjibbolet = wachtwoord = schibbolet
sprei = bedsprei = beddensprei = beddesprei
punttoren = torenspits = spits = kerktoren = toppunt = top
keren = draaien = zich omkleden = kanten = verweren = vechten = roeren = teruggaan = veranderen = retourneren = verzetten = weeromkomen = terugkeren = weren = wenden = terugkomen = kenteren = afslaan
rooktopaas = Cairngorm = rookkwarts
ontwikkeling = gebeurde = uitbreiding = verruiming = proliferatie = vergroting = expansie = ontwikkelingsfysiologie = ontogenie = uitstraling = gebeurtenis = uitzetting = uitdijing = extensie = ontogenese = geschiedenis = groei = wasdom = rijping = toename
maffia = mafia
columbarium = nestkastje = vogelhuisje = vogelkastje
ledigen = uithalen = legen = leegmaken
klaproos = papaver
dorpshoofd = stamhoofd = leider = chef = hoofd = chief = opperhoofd
advocatuur = voorspraak
maas = steek = gaas
afstoffen = stof = stoffen = gruis
stuur = stuurwiel = rad = wiel
vergokken = verbeuren = wagen = riskeren = opgeven = inboeten = verspelen = risico nemen
standplaats = territorium = biotoop = stek = habitat = stekkie = plaats = plek = leefgebied = woongebied
ganglion = zenuwknoop
blinden = jaloezie
gouw = landstreek = streek = land = gewest = regio = graafschap
weerkunde = meteorologie
schijnsel = schijn = flonkering = schittering = glinstering = fonkeling = gloed
lossnijden = scheiding = los
kristalliseren = uitkristalliseren
keurvorstendom = kiezersvolk
cardiograaf = elektrocardiogram
meiske = meid = griet = meisje
natuurbeschermer = ecoloog = milieuactivist = milieudeskundige = milieubeschermer
pedagoog = onderwijzer = opvoedkundige = onderwijsdeskundige = opvoeder
kwel = lekkage = kwelwater
cunnilingus = beffen
nieuwsgierigheid = curiositeit
doorlaatbaarheid = doorlatendheid = doorstroombaarheid = doorstroming = doordringbaarheid
bleekmiddel = witmaker
verjaarscadeau = verjaardagscadeau = verjaarsgeschenk
tamboer = trommelslager = drumspeler = drummer = slagwerker = trommelaar
bruiloftsmaal = receptie = trouwreceptie
hunkeren = reikhalzen = dorsten = snakken = verlangen = hongeren = smachten = haken = zuchten = begeren
drankje = zuipen = drank = drinken
escalatie = stijging = uitbreiding = verheviging
airco = airconditioning = air-conditioning = klimaatregelaar = klimaatregeling = luchtverversing = klimaatbeheersing = airconditioner
vuurbaak = vuurbaken = kustlicht = vuurtoren = lichtbaken
ksi = xi
divalent = tweewaardig
civisme = nationaliteitsgevoel = vaderlandsliefde = burgerzin = chauvinisme = nationalisme = patriottisme
compartimenteren = hokjes
slangdraak = basilisk
bosgebied = bosgrond
klaarmaken = brouwen = gereedmaken = opmaken = aangorden = bereiden = voorbereiden = toebereiden = prepareren = opzetten = koken = bevredigen
wrok = rancune = misnoegen = ressentiment = afgunst = tegenzin = haatdragendheid = afkeer = haat = vijandschap = verbittering = haatgevoel = haatgevoelens = hekel
ampèremeter = stroommeter
kinderverzorging = kinderbescherming = kinderopvang
bouillon = vleesextract
Seoel = Seoul = seoel
viool = vedel = fiedel
verlegen maken = beschamen = in moeilijkheden brengen = in verlegenheid brengen
mislukking = sof = wanprestatie = deconfiture = echec = zeper = fiasco = flop
overkleed = bovenkleding
treurzang = klaagzang = lamento = treurdicht = lijkzang = dodenmis = klaagdicht = jammerzang = treurlied = elegie = klaaglied = requiem
pluritonaliteit = polytonaliteit
hydrocultuur = watercultuur = aquacultuur
teksthaak = bijbelhaak = rechte haak = haak = haakje = blokhaak
meeroever = Lakeside = oever
afsloven = afpeigeren = afbeulen
standhouder = exposant = bioscoopexploitant
pijpbeurt = propellervliegtuig
zemelen = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zeveren = mekken
incus = aambeeldsbeentje = aambeeld
vergrendelen = afgrendelen
meewarigheid = deernis = mededogen = meelij = compassie = barmhartigheid = medegevoel = meedogendheid = medelijden
desintegreren = ontbinden
geronk = gesnork = snurken = gesnurk
inluiden = annonceren = inleiden = aankondigen
burka = boerka = burqa
instemmen = ondersteunen = toegeven = onderschrijven = aansluiten = bewilligen = goedkeuren = toestemmen = aanvaarden = inwilligen = accepteren = concorderen = het eens zijn = accorderen = goedvinden = bijvallen = berusten = schragen = overeenstemmen
matigen = tevreden stellen = kalmeren = bedaren = afremmen = modereren = verzoenen = sussen = remmen
proloog = voorrede = voorspel = voorbericht = voorwoord
putdeksel = keldergat = riooldeksel = mangat
bacteriecultuur = bacteriekweek = kweek = cultuur
trekpleister = attractie = bezienswaardigheid = trekker
Tsjechoslovaak = Tsjechoslowaak = Tsjech
verantwoordelijkheidsbesef = verantwoordelijkheidsgevoel
stadsmuur = stadswal
nasmaak = smaak = smaakstof = bijsmaak = smaakje
vertrouwelijk omgaan = borrelen = drinken
middagmaal = lunch = noenmaal = twaalfuurtje = (licht) middagmaal = middageten
hoogtemeter = altimeter = hypsometer
veder = veer = pluimage = gevederte = verenkleed = stoffer = pluim = plumeau
aaneenschakelen = aaneenrijgen
blazoen = wapen
experimenteren = proefneming = toets = toetssteen = proef = onderzoeking = test = experiment
meg = megabyte
hameren = timmeren = rammen = rammeien = beuken = hengsten = bonzen
heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = heroïek = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid
doodsstrijd = ondragelijke pijn = tortuur = kwelling = torment
klep = sifon = ventiel = ventielklep = vizier
vederbos = panache = pluimbos = pluim = vederdos
slee = arrenslee = ar = arrenslede = braadslede = slede
Athene = Pallas Athene
stroopbal = toffee
componist = toondichter = toonzetter
souples = wendbaarheid = lenigheid = behendigheid = soepelheid
zijdevlinder = moerbeivlinder
verbruik = consumptie
toiletpot = wc = WC = kakdoos = poepdoos = closet = doos = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = closetpot = gemak = bestekamer = toilet
uitpuilen = specialiteit = ding
onbesuisdheid = stoutheid = gotspe = vrijpostigheid = vermetelheid = driestheid = brutaliteit
trassant = trekker
belegering = beleg = insluiting = omsingeling
kazerne = barakken = barrak
USMC = marinier
broederschap = saamhorigheid = broederlijkheid = gemeenschap = confrérie = confrèrie = verbondenheid
acteren = toneelspelen = spelen
werkzaamheden = activiteit = bezigheid = werkzaamheid
klaarheid = verstaanbaarheid = duidelijkheid = begrijpelijkheid = helderheid
dief = dievegge
factor = factoor = multiplicator = agent = multiplier = handelsagent = vertegenwoordiger = vermenigvuldigingsfactor = handelsreiziger = vermenigvuldiger
strijdgewoel = schermutseling = wapengeweld = krijgsgewoel
winstpercentage = winstmarge
kunstwol = scheurwol
Australisch = Australiër
reisstekker = adapter = verloopstekker = wereldstekker
relevatie = vrijdom = dispensatie = vrijheid = ontheffing = decharge = vrijstelling = ontslag
rafelen = pluizen = ontrafelen = uitrafelen = ontwarren
vindingskracht = scheppingskracht = vindingrijkheid = creativiteit = inventiviteit
nul = niemand = iets = niks = schertsfiguur = niets
betekenaar = vorm = woordvorm
nalever = observator = waarnemer = observant
thymus = zwezerik
oger = boeman
aan de deur verkopen = uitventen = dealen = venten = leuren = colporteren
zaadje = zaad
valg = braakland = valgeland = dries
stimulans = opwekking = aanmoediging = prikkel
haalde door = haalden door = uitwissen = treffen
na-aper = nabootser = imitator = namaker
oefenwedstrijd = de bal in de 'scrimmage' plaatsen
opsteller = tekenaar
machinery = machinerie
flap = appelflap = bankbiljet = bankje = veldfles = briefje = flapje = prent = brief = boekomslag = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier = banknoot
filosofie = redenatie = leerstelling = levensbeschouwing = leer = leerstuk = gedachtegang = geloofsartikel = dogma = redenering = levensfilosofie = wereldbeschouwing = belijdenis = prolepse = wijsbegeerte = levensvisie = isme = doctrine
palliatief = lenitief = pijnstiller = analgeticum
ontsmetting = asepsie = desinfectie = aseptie = het ontsmetten = asepsis
Thor = Donar
overdragen = afleveren = leveren = overhandigen = deponeren = legateren = bezorgen = nalaten
etagewoning = wooneenheid = etage = appartement = flat = flatje = leefeenheid
omhoogklimmen = beklauteren = klimmen = beklimmen = bestijgen = opstijgen
zend-ontvangapparaat = radiotelefoon = mobilofoon
Salmonellae = salmonella
slachtoffer = gelaedeerde = oorlogsslachtoffer = bedrogene = gewonde = offerdier
wegkwijning = vuil = verspilling = verkwisting = verspillen = rommel = verval = afval
vastklinken = samenklinken
ondulatietheorie = ondulatie-theorie = golftheorie
fraude = oplichterij = geknoei = gesjoemel = gerommel = knoeierij = hoax
huisarts = huisdokter = omnipracticus
ingetogenheid = bescheidenheid
vangrail = geleidingshek = schamprail
besparing = spaardeposito = renegaat = spaargeld
meesterstuk = hoofdwerk = gildeproef = proefstuk = meesterwerk = chef-d'oeuvre
Oranje Vrijstaat = vrijstaat
autoriseren = vergunnen = volmachtigen = machtigen = committeren = mandateren
pateen = glans = patina = kopergroen
donderpreek = preek = breedsprakerig verhaal
eenzame = kluizenaar = solitair = eenzaat
computerisering = computerisatie = informatisering
scarlatina = scharlakenkoorts = roodvonk = vlekkoorts
jaarrente = annuïteit = lijfrente = jaargeld
analecta = bloemlezing = analecten = chrestomathie
gashaard = gaskachel
kreun = gekreun
openmaken = openzetten = openen = opendoen = ontgrendelen = ontsluiten
bestendigheid = constantheid = beslistheid = volhardendheid = vastberadenheid = duurzaamheid = volharding = vasthoudendheid = standvastigheid = stabiliteit
levensgenieter = zonneklopper = luchthart-treurniet = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist
komeet = staartster
bergspits = bergpiek = bergtop = piek
schrijver op dictaat = kopïist = snelschrijver = stenograaf
slaafs volgeling = hielenlikker = ondergeschikte = gunsteling
stuurinrichting = besturing
verzekeren = overtuigen = assureren = persuaderen = indekken
bolle = bollie = pafzak = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vetzak = vleesklomp = fats
sportbroek = turnbroekje
voorwerp = object = lijdend voorwerp = ding
plunderaar = vrijbuiter = gewelddadige plunderaar = boekanier
ik ben hetero = besturingssysteem = o.s. = operating system
tweelings- = tweeling
balpen = kogelpen = ballpoint
smaakzin = het proeven = smaak
ballerina = balletdanseres
bitterkers = tuinkers
viltstift = viltpen = stift = kleurstift
elektroconvulsietherapie = electroshock
valwind = luchtzak
wijze = trant = gedrag = mode = modus = manier = aanpak = stijl = wijs
abdij = communiteit = convent = communauteit = kloostergemeenschap = monnikenklooster = klooster
Octant = Octans = octant
bleekneus = bleekgezicht = bleekscheet = bleekschijter
Europese Gemeenschappen = Europese Unie = EU = EEG
instituut = inrichting = genootschap = instelling
sulfonamiden = sulfa = sulfonamide = sulfamide
monoxyde = monoxide
woordschikking = woordvolgorde
zwaluwstaart = jacquet
talisman = mascotte = fylacterion = amulet
portfolio = portefeuille
verslonzen = verzuimen = verwaarlozen = versloffen
straatkind = straatjongen = schoffie
kaatsen = ketsen = stuiten = stuiteren
straatkei = kinderhoofdje = kassei = kinderkopje
genereusheid = gulheid = vrijgevigheid
metonymie = metonymia = naamwisseling
rhodium = rodium
kleinigheid = bijzonderheid = fooi = persoonsgegevens = bagatel = particulariteit = epsilon = schijntje = habbekrats = hongerloontje = hongerloon = detail = ins en outs
bajesklant = convict
onderdane = proefkonijn = onderdaan = cavia
bouwtekening = schema = bouwplan = plan = bestek
staatsblad = nieuwsblad = dagblad = krant = gazet = courant
dictum = pronkkamer = uitspraak
lijk = aas = kreng = lichaam = kadaver = stoffelijk overschot
verrijzenis = herrijzenis = opstanding = wederopstanding
straatbeeld = vergezicht = uitzicht = vooruitzicht
zout = keukenzout = tafelzout = metaalzout = chloornatrium = zouten
rededeel = woordsoort
zwemster = watersporter
veergeld = passagier = veerloon = vervoersprijs
halfrond = hemisfeer
gomelastiek = gummi = caoutchouc = rubber
Gaea = Gaia
slaatje = sla = salade = slaschotel
kersttijd = Joelfeest = Kerstmis
galbak = nijdas = zuurpruim = kribbenbijter = azijnpisser = nurks = kribbebijter = kniezer = sacherijn = chagrijn = netenkop
kruispunt = wegkruising = cartesisch product = aansluiting = kruising = snijding = zijweg = doorsnijding = knooppunt = kruisproduct
raad van bestuur = hoofdbestuur = directorium = bestuurscollege = opperbestuur = directoraat = directie = bestuurslichaam = bedrijfsleiding
moddermolen = baggermolen = baggermachine = baggerschip
differentiatie = variëteit = keuze = afwisseling = verscheidenheid = keur = variatie = diversiteit
inlaten = binnenlaten = toelaten = tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = inmengen = bemoeien = encanailleren = zich inmengen met = toegang verlenen = afgeven = tornen
deo = anti-transpiratiemiddel = deodorant
kunstgalerij = galerie = galerij
strooisel = afdekstro
gedoogzone = tippelzone = rosse buurt
fortuin = lot = mazzel = kapitaal = zwijn = bof = zwijntje = geluk
voetmat = deurmat = vloermat
rakel = ruitenwisser = aftrekker
chemisch evenwicht = evenwicht
violist = speelman = vedelaar
actiegroep = actiecomité
universitair diploma = graad = diploma
Bombay = Mumbai
mechanicien = monteur = automonteur = mechanicus
chevron = mouwstreep = streep
aanspreektitel = titel
raden = pleiten = inbeelden = nagaan = veronderstellen = verbeelden = aanraden = imagineren = overwegen = indenken = fantaseren = adviseren = gissen = voorstellen = speculeren
bijstand = hulpverlening = hulp = assistentie = hulpbetoon = medewerking = helper = assistent = RWW = steun = uitkering = hulpje
volkerenmoord = volkenmoord = genocide = rassenmoord
clubhuis = clubgebouw
er uit flappen = uitflappen
uithongeren = uitmergelen
roldeeg = taartdeeg = taartedeeg
vlotbrug = pontonbrug = schipbrug
aanschouwen = zien = bekijken = beschouwen = bezien = gadeslaan = begrijpen = waarnemen
koningsmoordenaar = koningsmoord
Zigzag = zigzaggensgewijs = zigzaggen = zigzag
heilige = engel = sint = Sint
onverzettelijke = standvastige
zesde naamval = ablatief
Cairngorm = rookkwarts = rooktopaas
hoedendoos = hoededoos
astrolabium = sextant = spiegelboog
poos = tijdje = wijl = momentje = periode = poosje = een hele tijd
vereenvoudigen = versimpelen = vergemakkelijken = versoberen
roddelpraat = belediging = gesmoes = kletspraat = achterklap = roddel = kletspraatje = konkelarij = geroddel = gerucht = vuilspuiterij = smaad = laster = diffamatie = kwatongerij = belastering = roddelpraatje = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geklets
dwarsvleugel = dwarsbeuk = dwarsschip = transept = kruisbeuk
Ontariomeer = Ontario
amputatie = afzetting = ablatie
rioolslib = puin = afval
overschatten = overwaarderen
vierschaar = rechtscollege = rechtbank = tribunaal = balie = gerecht = hof = assisenhof
matroos = jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeeman = dekkleed = zeevaarder = bâche = janmaat = maat = dekzeil
tegendeel = tegenovergestelde = tegengestelde = antipode = pool = antoniem = tegenvoeter = omgekeerde
papegaaien = napraten
vervallen = verpauperen = verarmen = verloederen = raken = verhogen = geraken = terugvallen
hart en bloedvaten = cardiovasculair systeem = bloedvatenstelsel
defaitist = negativist
biowetenschap = biowetenschappen = levenswetenschappen
servicedienst = service-afdeling = serviceafdeling
herhalingsteken = kopietje
vloeiklank = vloeistof
boemeltje = omnibus = boemeltrein = lokaaltrein = lokaaltje = stoptrein
godloochenaar = goddeloze = atheïste = atheïst
Ranee = echtgenote van radja
verbouwen = herdoen = verspijkeren = vertimmeren
conservatieveling = rechts = liberaal = conservatief
bed = hol = rivierbedding = rivierbed = schuilplaats = bedding = stroombedding = sponde = perk = ledikant = bedstede = nest = rustplaats = leger = legerstede = tuinbed
doelschop = doeltrap
badderen = baden
deciliter = maatje
priorschap = prioraat
huwelijksovereenkomst = huwelijkscontract
sedatief = sedativum = tranquillizer = kalmerend middel = kalmeringsmiddel
begane grond = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping
kunstdruk = kunstdrukpapier
rekwestrant = adressant = werkzoekende = aanvrager = reflectant = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekestrant = sollicitant
boeddhist = boeddhiste
ontwatering = dehydratie = drainering
flard = passage = fragment
zenuwinstorting = ineenstorting = inzakking = inzinking = dip
bot = knok = botje = laars = beenweefsel = graat = been = knook = laarsje
bezuinigen = ombuigen = beknibbelen = snoeien
vorstpan = nokpan
exploreren = verkennen
legger = legster = stutbalk = dwarsbalk = rib = steunbalk = zandbank = vloerbalk = laag = schoor
zeer veel = in grote getale
procreatie = propagatie = reproductie = vermenigvuldiging = reproduktie = voortplanting
agentuur = agentschap
mond = riviermonding = hol = gat = opening = uitmonding = muil = monding = holletje = muide = riviermond = uitloop = gaatje
begrafenisondernemer = uitvaartleider = lijkbezorger
uitbraak = explosie = ontsnapping = het uitbreken = uitbarsting
verliefd worden = verlieven
aanvrager = adressant = werkzoekende = reflectant = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekwestrant = rekestrant = sollicitant
pestkoorts = builenpest = pest = pestilentie = pestepidemie
kaarslemmet = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje
kaai = werf = pier = wal = kade
temeier = lichtekooi = deerne = kalle = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster
knibbelen = pingelen = dingen = marchanderen = afdingen = afpingelen
beslissing = decisie = besluit = conclusie = eindoordeel = slotsom = gevolgtrekking = bevinding
inktwisser = inktuitwisser = inktgum = inktgom
schutspatroon = beschermheilige = patrones = patroon = patroonheilige = schutsheilige = kerkpatroon
geneesmiddelenleer = farmacologie = acognosie = farmacognosie
toneelvoorstelling = opvoering = toneeluitvoering = toneelopvoering
drinkenfontein = drinkfontein
bekerwedstrijd = cupwedstrijd
trekkabel = slepen = sleepvaart
landouwen = landerijen = open veld = platteland = land = provincie = grondgebied
misnoegdheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = depressie = somberheid = moedeloosheid = verslagenheid = zwaarmoedigheid = gedeprimeerdheid
gerenommeerd = achtenswaardig
plag = graszode = gazon = grasveld = zode
heengaan = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = expireren = dood = verdwijnen = doodgaan = ontslapen
bijgebouw = zijvleugel = uitbouw = aanhangsel = vleugel
papegaaienkooi = papegaaiekooi
leek = oningewijde
achterdeel = kont = achterstel = achterwerk = achterlijf = achtereind = achterstuk
heemst = marshmallow
schaamstreek = schaamdelen = schaamdeel = onderlijf = pubes = pudenda
anafora = anafoor
zijvleugel = bijgebouw = uitbouw = aanhangsel = vleugel
aandrijving = drijfwerk = voortstuwing = locomotief = transmissie = aandrijfmechanisme = motor = vliegtuigvoortstuwing
preserveren = protegeren = vrijwaren = bewaren = beschermen = beschutten
surrogaat = vervangingsmiddel = namaak = vervanger = remplaçant = ersatz = substituut
flat = etagewoning = etage = flatgebouw = appartement = flatje = appartementsgebouw = blokkendoos = leefeenheid = wooneenheid
golf = vloedgolf = baai
downtijd = downtime = uitvaltijd
smeekgebed = smeekbede = oproep
geflikflooi = getortel = liefdesspel = liefdespel = gevrij = vrijpartij
effeminatie = verwijfd = verwijfdheid
loensen = scheelkijken
walkure = Walkure
ingebruikneming = bezetting
koosnaampje = koosnaam
tandwiel = tandwieltand = kamwiel = rondsel = tandrad = kamrad = rad
ervaring = belevenis = wetenschap = escapade = beleving = ondervinding = avontuur = kennis = weten
domineren = heersen = overheersen = prevaleren = controleren = onderwerpen = beheersen
New Yorkse = New Yorker
leslokaal = lokaaltje = schoollokaal = klaslokaal = lokaal = klassenlokaal = klas
produceren = scheppen = voortbrengen = opwekken = opleveren = dragen = uitvoer = creëren = opbrengen = maken
mijnwerker = houwer = kompel = koempel
raadszaal = bestuurskamer = raadzaal = directiekamer
financieringsbank = handelsbank
verdienste = merites = merite
afpikken = afnemen = afjatten = benemen = ontstelen = ontnemen = afpakken
puppy = hondejong = pup = hondenjong
tafelzout = chloornatrium = zout = keukenzout
derivaat = derivatie
omruilen = omwisselen = ruilen = inwisselen = verwisselen
bestendigen = stabiliseren = consolideren = vereeuwigen = blijven
Kopten = Kopt
bezorging = aflevering = bestelling = toevoer = levering = leverantie = afgifte = aanvoer
sponsorschap = sponsoring
uitknijpen = uitzuigen = uitpersen = exploiteren = uitbuiten
duiten = pegulanten = poen = geld = ping = centen = pingping = pecunia
danstent = ballroom = dansgelegenheid = dancing = balzaal = discotheek = discobar = danszaal = disco
sales-promotion = verkoopbevordering = reclame = promotie = salespromotion = advertentie = promoting
vertakken = gevorkt = afsplitsen = aftakken
uitsmeren = verstrijken = uitwrijven = wrijven = smeren = lasteren = uitstrijken
aardkunde = aardwetenschappen = geowetenschappen
promoten = adverteren = promoveren = annonceren = promotie maken = bevorderen = aankondigen = pushen
vlashekel = hekel = repel = vlaskam
aanwijzend voornaamwoord = demonstratief
linie = evenaar = evennachtslijn = equator
vakorganisatie = syndicaat = vakcentrale = vakfederatie = vakbond = vakverbond = beroepsorganisatie = vakvereniging = bond
plaspil = urineafdrijvend = diureticum
gramcalorie = calorie
hexagoon = zeshoek = zeskant
puttingwant = puttings
schicht = bliksemschicht = pijl = bliksemflits = bliksemstraal = bout = grendel = bliksem
smokkelwaar = contrabande = sluikwaar
teddybeer = knuffelbeer
duizend = duizendtal = duizendvoud = chiliade
erfdienstbaarheid = gebruiksrecht = servituut = dienstbaarheid
coupeur = snijder = kleermaakster = kleermaker = tailleur
zeevenkel = zeekraal
trilpopulier = klaterpeppel = ratelpopulier = ratelabeel = esp = ratelaar
productie = product = voortbrengsel = produktie = vervaardiging
dooien = ontdooien
huldigen = fêteren
sneeuwen = sneeuw = sneeuwwit = sneeuwval
Adelheid = Adelaide
toepassing = gebruik = applicatie = gebruiksmogelijkheid = sollicitatie = softwarepakket = gebruikmaking = aanbrengen = handhaving
mandateren = vergunnen = volmachtigen = machtigen = committeren = autoriseren
spindokter = spindoctor
oefenmeester = trainster = coach = manager = trainer
beweeglijkheid = levendigheid = mobiliteit
bevragen = betwijfelen = informeren = in vraag stellen = queryen
aanhalen = citeren = knuffel = aantrekken = kroelen = knuffelen
brandhout = vuil = vuilnis = brol = rotzooi = shit = prutsding = troep = afval = tinnef = tennef
vuiltje = ongerechtigheid = stofdeeltje = stofje = partikel = deeltje = splinter
hartzenuwen = peesdraden
huishouding = huishouden = gezin = huisgezin = familie
vruchtvlees = vleessoort = vlees
doemdenker = zwartdenker = zuurkijker = zwartkijker = pessimist
slagader = arterie
springconcours = concours hippique
radeloosheid = moedeloosheid = mismoedigheid = wanhoop = verslagenheid = demoralisatie
weerprofeet = meteoroloog = weerman = weerkundige = weervrouw
verfrissing = verademing
middenschip = kerkschip = schip = hoofdbeuk = middenbeuk
zevenhoek = heptagoon
geschenkbon = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart
desktop = bureaublad
vlaggelijn = vlaggenlijn = val
peilstok = roeistok
onderwaterzwemmen = duik = duiksprong = duiken = duiksport = onderwatersport
plakboek = album = poesiealbum = poëziealbum
in de gaten houden = toekijken = toezien = bewaren
portie = quota = part = gemeen hebben = quote = aandeel = quotum = geleding = rantsoen = deel
terugspringen = terugstuiten
nagerecht = dessert = toetje = toemaatje = toespijs
schietijzer = schietgeweer = karabijn = proppenschieter = geweer = spuit
interim-regering = interimregering = interregnum = tussenregering
troela = tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = kuttenkop = reu = tut = totebel = trien = kuttekop
buitensporigheid = uitwas = buitenissigheid = exces = extravagantie
voegmortel = sediment = voegspecie = grout
papaja = papajaboom
flessentrekkerij = oplichterij = charlatanerie = verneukerij = kloterij = verlakkerij = bedriegerij = geldklopperij = oplichterspraktijk = oplichting = oplichterspraktijken = bedotterij = beduvelarij = afzetterij
polsgewricht = pols
driemanschap = triumviraat
hazelnoot = hazelaar
convexiteit = bolheid
bekken = klankbekken = stroomgebied = cimbaal = afwateringsgebied = pelvis = bassin = neerslaggebied = holte = plas = vijver = bekkengordel
ostensorium = monstrans
verzachting = leniging = ontlasting = opbeuring = verlichting
aneurysma = slagaderbreuk
ontbijtkoek = taai = gemberkoek = taaitaai = peperkoek = snijkoek
plastiek = beeldhouwkunst = sculptuur = glyptiek = beeldsnijkunst = beeldhouwen
merites = verdienste = merite
heikraan = hei = heitoestel
grootbrengen = kweken = oprichten = opvoeden
weglatingsteken = apostrof = afkortingsteken = komma = verkortingsteken
epilepsie = vallende ziekte
kustland = kuststaat
binoculair = veldkijker = kijker = binocle = toneelkijker = verrekijker
tot gevolg hebben = omvatten = opleveren = behelzen = veroorzaken = betekenen = inhouden = leiden tot = beduiden = met zich meebrengen = zeggen = neerkomen
invaliditeitsverzekering = arbeidsongeschiktheidsverzekering
kookgelegenheid = keuken
koddigheid = geestigheid = plaisanterie = joke = witz = gebbetje = bak = grap = mop
detonator = ontsteker = slaghoedje = dop = ontstekingsmechanisme
roemer = wijnroemer = romer = wijnbeker
afkloppen = afslaan
enteritis = darmontsteking
gecondenseerde melk = koffiemelk
kraambeen = flegmasie
machine = automobiel = motorrijwiel = motorfiets = automaat = motor
bokswedstrijd = bokspartij
rekenmachine = rekenautomaat = rekentuig = zakrekenmachine
overdosis = overdoseren
schakelaar = twijg = spitsroede = wissel = contact = schakelknop
neerschieten = neermaaien
Baälsdienst = afgoderij = afgodendienst = idolatrie
duodenum = twaalfvingerige darm
deining = rolling = herrie = drukte = consternatie = golfslag = fermentatie = commotie = zeedeining = sensatie = keet = onrust = opschudding = beroering = tumult
chemicaliën = chemische stof = chemische substantie = chemisch product = chemicaliënindustrie
in grote getale = zeer veel
sapje = vruchtesap = fruitsap = vruchtensap
aanstaan = zinnen = aanspreken = behagen = appeleren = liggen = lijken = bevallen
paneel = forum = regeltafel = dashboard = schild = schakelbord = schakelpaneel = schakeltafel = panel = bord = bedieningspaneel = controlebord
herevalueren = herwaarderen
taalhandeling = taaldaad
referent = arbiter
karrenspoor = sleur
onderlinge afhankelijkheid = correlatie = interdependentie
stalactiet = druipsteen = druipsteenpegel
descriptie = omschrijving = tekening = beschrijving
bevelhebber = commandant = overste = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = legercommandant = commandante = legeraanvoerder = bevelvoerder
hoest = kuch
drankhol = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = pub = dranklokaal = kroeg
historiograaf = geschiedkundige = geschiedschrijver = historicus
prater = speaker = spreker = taalgebruiker
wederhalen = overdoen = itereren = herhalen
octopus = kraak
achterkwab = neurohypofyse
krijgsbedrijf = krijg = oorlog = krijgsvoering = oorlogvoering
strengheid = ernst = ascese = versterving = ascetisme = inlevering = gestrengheid = bezuiniging = onthechting
Markovketen = Markov-keten
zitting = sessie = zitmeubel
sector = kwadrant = wezen = bedrijf = branche = werklust = produktieproces = cirkelsector = industrie = -wezen = nijverheid = productieproces
bel = knopje = klingel = borrel = schel = deurbel = oorbel = knop = zoemer = huisbel = oorknop = klok = oorring = ding-dong
gezelle = gazelle
druipsteenpegel = druipsteen = stalactiet
pestilentie = builenpest = pest = pestkoorts = pestepidemie
verwekker = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater
promptheid = nauwkeurigheid = precisie = nauwgezetheid = accuratesse = zorgvuldigheid = exactheid
vin = staartvin
loop = ontwikkelingsgang = doorgang = passage = doortocht = koers = baan = vat = verloop
prullenbak = prullenmand = papiermand = scheurmand
druivennat = wijn = druivenat
woonerf = woonwijk = woongebied
de schouders ophalen = schouderophalen
uiteenlopen = verschillen = schelen = ontlopen
opstreek = ophaal
standaardmaat = standaard
siersteen = halfedelsteen
afkappen = afhakken
zegening = voordeel = zegenwens = zegenbede = weldadigheid = weldaad = benedictie = zegen = heilwens
vertragen = temporiseren = verschuiven = opschorten = uitstellen = opschuiven = talmen = oponthoud = rekken = verdagen = aanhouden
boerenverstand = gezond verstand = gewaarwording = common sense
abbreviatie = verkorting = breviatuur = afkorting = afko = abbreviatuur
hectogram = ons
schakering = kleurschakering = jaloezie = tint = spectrum = Hué = scala = gamma = lommer = nuance = schaduw
warmwatertoestel = warmwaterreservoir = heetwaterketel = gasboiler = boiler
vermeten = durven = verstouten = wagen = riskeren = bestaan
gesel = hel = zweepdraad = inferno = pest = plaag = verschrikking = schrik
wenen = huilen = schreien
sluitsteen = slotstuk = sluitstuk = roos
de bof = bof = dikoor
restauranthouder = herbergier = waardin = waard = restaurateur
hovenieren = tuinieren = tuinbouwkunde = tuinbouw
begrafenis = uitvaartplechtigheid = bijzetting = rouwdienst = graflegging = uitvaartdienst = teraardebestelling = uitvaart
agnosie = onkunde = onwetendheid = ignorantie
Batman = oppasser
onordelijk = vlotjes
redestrijd = dispuut = debat = onenigheid = woordenstrijd = pennestrijd = betwisting = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = twistpunt = polemiek = geschil = meningsverschil = controverse
voorafgaan = antecederen = precederen = vooraf gaan = antedateren
autorit = rondrit = toer = sightseeing = lift = rit
hoofdmoot = meerderheid = majoriteit = overmacht = merendeel
mentor = counselor = raadsvrouw = raadsman = privé-leraar = huisonderwijzer = consulent = raadgever = adviseur
buis van Eustachius = eustachiusbuis
voortjagen = opschieten = jagen = haasten = vlotten = voortmaken = jachten = voortdrijven = opdrijven = verhaasten = bespoedigen
vertalen = opnemen = uitleggen = nemen = opvatten = tolken
converteren = variëren = wijzigen = veranderen = altereren = omvormen = modificeren = changeren = herscheppen = omzetten
strafbank = beklaagdenbank = verdachtenbank
tillen = opheffen = heffen = optillen
in doodsangst verkeren = gekweld worden
Assamthee = Assam-thee = Assam
agressor = belager = aanvaller
bekrachtiging = homologatie = ratificatie = bezegeling = confirmatie = bevestiging
groot = gort
drainage = afwatering = riolering = afvoer
gereedhouden = bijhouden
nestel = veter = rijgsnoer = schoenveter
omkoopsom = steekpenningen = smeergeld = steekpenning
opsieren = optuigen = decoreren = tooien = versieren = sieren = optooien = verfraaien = opsmukken
faecaliën = ba = drek = excrementen = excrement = uitwerpselen = schijt = ontlasting = kak = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = drol = derrie = uitwerpsel = afgang = beer = stront = feces
waar gehakt wordt vallen spaanders = nevel = gaswolk = sterrenstelsel
schild = pantser = bescherming = paneel = bord
archetype = oervorm = oerbeeld = prototype = grondvorm = type
kin = kinnebak
achtertuin = achtererf
kringloop = omloop = rondgang = circulatie = cyclus = kringloopproces = roulatie
terugkijken = terugzien = terugblikken
paardeleer = paardenleer
krantenbericht = krantebericht
ballerino = balletdanser
amfibrachys = amfibrache
bruuskeren = omverduwen = drummen
slingerarm = slingerblijde
solitair = kluizenaar = eenzaat = eenzame
buffer = stootkussen = stootblok
caravanterrein = camping = kampeerterrein = woonwagenkamp
diesel = dieselmotor = dieselolie
opvoeder = pedagoog
geldbuidel = geldzak = geldtas = beurs = zak = knip = portemonnee
haarlok = wrong = tres = haarvlecht = lok = toet = vlecht = haarstreng = haarwrong = rotatie
ophakken = grootspreken = bluffen = pochen = patsen = snoeven = opscheppen = opsnijden
aanvoerlijn = toevoerlijn = aanvoerroute = aanvoerweg
herunterladen = veelomvattend = alles
zwavelverbinding = sulfide
wegvluchten = ontvluchten = weglopen = vlieden = spankeren = ontsnappen = knijpen = vluchten
biljart = tafelbiljart
toffee = stroopbal
lijkkoets = lijkwagen = lijkauto
kasteelvrouwe = kasteelheer
kasteelheer = kasteelvrouwe
macis = foelie
leninisme = bolsjewisme = collectivisme = marxisme = marxisme-leninisme
vloerplank = deel = vloerdeel
soortelijke massa = dichtheid = densiteit = soortelijk gewicht
vliegtuigromp = romp = casco
litsjiboom = lycheeboom = lychee
verwantschap = affiniteit = aantrekkingskracht = familiebetrekking = parentage = verwantschapsbetrekking = bloedverwantschap = bloedband = familieband = overeenkomst
Pegasus = pegasus
vriezer = diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = diepvrieskist = vrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vrieskast
vrouwenhaar = venushaar
oogst = rendement = oogstlied = opbrengst = gewas = oogsttijd = vrucht = oogsten
pens = balg = buikje = buik = pudding = rijstbuik = abdomen = vla = hangbuik = maag = ingewanden = bloedworst = embonpoint = Pens
inborst = natuur = gestel = aard = wezen = karakter = geaardheid
bijklank = achtergrondgeluid = bijgeluid
kip = poulet
verkwijnen = wegteren = verkommeren = zieltogen = verpieteren = wegkwijnen
geslepenheid = scherpzinnigheid = sluwheid
toedelen = toestaan = verlenen
zware metalen = metal
diversificatie = parallellisatie
waswater = was = spoelwater = wasbeurt = lotie
prorogatie = respijt = verschuiving = opschorting = temporisatie = verdaging = verlet = uitstel = verwijl = schorsing
prut = modder = slobber = slik = bagger = slijk = koffiedras = koffieprut = smurrie = koffiedik = blubber = koffiedrab = slib
belangengroep = belangenvereniging = belangenorganisatie
tegenmaat = tegenmaatregel
kaliber = allooi = gehalte
reprimande = verwijt = berisping = terechtwijzing
kring = milieu = groep = scene = wereld = leefwereld = cirkel = omgeving = leven
palpatie = het betasten
springlading = lading
grootspreken = bluffen = pochen = patsen = snoeven = opscheppen = ophakken = opsnijden
wegdek = plaveisel = trottoir
leidingwater = kraanwater = gemeentepils = kraantjeswater
intuïtie = feeling = instinct
longontsteking = pneumonie
panel = paneel = forum
misantropie = mensenhaat
wandpijler = pilaster = muurpijler = halfzuil
printer = drukker
maagzuur = brandend maagzuur = zuur
aanmeren = verankeren = meren = aanleggen = afmeren
transigeren = laveren = schipperen = navigeren
rode draad = garen = onderwerp
grès = gres = zandsteen
besnoeien = verminderen = verkleinen = korting = terugbrengen = vermindering = minderen = reduceren
Vulcanus = Vulcaan
onveranderlijk = onveranderbaar
bakvis = schoolmeisje
exposant = standhouder = bioscoopexploitant
betrouwbaarheid = degelijkheid = soliditeit
optioneel = facultatief
doper = doopsgezinde = menist = mennoniet
geldhark = hark
discotheek = ballroom = dansgelegenheid = dancing = danstent = balzaal = discobar = danszaal = disco
inoculeren = vaccineren = inenten
beklimmen = beklauteren = klimmen = omhoogklimmen = bestijgen = opstijgen
collusie = complot = kuiperij = conjuratie = samenzwering = komplot = conspiratie = intrige
eruitzien = tonen = dunken = zien = voorkomen = ogen = lijken = schijnen
synergisme = synergie
zijdedoek = zijde = rag
windturbine = windgenerator = windmolen = winddynamo
reïnterpreteren = herinterpreteren
malloot = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke
kliederen = kledderen = overhoophalen = klodderen
project = plan
Republiek Equatoriaal-Guinea = Equatoriaal-Guinea
klimaatregeling = airco = airconditioning = air-conditioning = klimaatregelaar = luchtverversing = klimaatbeheersing = airconditioner
orgasme = climax = klaarkomen
hoofdstroom = heersende stroming
verlenging = verlengstuk = vereeuwiging = uitbreiding = toestel
Josef = Jozef
bodybuilder = body-builder
trouw blijven aan = aanhangen = in acht nemen = zich houden aan
godsgezant = engel = godsbode
aanwakkeren = vermeerderen = opzetten = toenemen
alleenrecht = alleenverkoop = voorrecht = exclusief recht = monopolie
suikerzieke = diabetisch = diabeticus = suikerpatiënt
experiment = proefneming = toets = toetssteen = proef = onderzoeking = test = experimenteren
crematie = lijkverbranding
schraapbeitel = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapijzer
koop = aanschaf = aankoop = kaveling = boodschap = besteding = kavel = verwerving = aanschaffing = boodschappen = inkopen = zootje
prisma = gamma = regenboog = omkeerprisma
aandoen = voorkomen = dragen = aantasten = toelijken = berokkenen = opzetten = toeschijnen = lijken = toebrengen = schijnen = uitdossen
rekenblad = spreadsheet
wegcijferen = negeren = opzijzetten = ignoreren = afwimpelen
binocle = veldkijker = binoculair = kijker = toneelkijker = verrekijker
handgeklap = applaus = geklap
onomatopee = klanknabootsing
krokodilleklem = krokodillebek = krokodillenbek = krokodillenklem
erfgoed = legaat = erfdeel = erfenis = nalatenschap
glasraam = glas-in-loodraam
bindvlies = conjunctiva
erflater = legator
myopie = kortzichtigheid = kippigheid = bijziendheid
overrompelen = overlopen = overweldigen = overvallen = overmannen = overvloeien = verpletteren = overstromen = overmeesteren
praktijk = oefening = oefenen = patroon = manieren = gebruiken = gewoonte = conventie = zich oefenen = mos = stramien = geplogenheid = usus = gebruik = uitoefening = overeenkomst = usantie
excursie = reis = toer = rondleiding = rondgang
onkuisheid = hoererij = liederlijkheid = ontucht = onzedelijkheid = bandeloosheid = zedeloosheid = ontuchtigheid
operette = muzikaal = zangspel = Jehovah's Getuige = musical
onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper
kievit = plevier
zeebreker = steiger = zeedijk = paalhoofd = zeehoofd = zeewering = golfbreker = pier = havendam = breekwater = krib = landhoofd
slimmeling = slimmerd = goochemerd = doorzetter = wonderkind = slimmerik
exorcist = duivelbanner = duivelbezweerder
peettante = peetmoeder = meter = doopmoeder = petemoei
roemen = loven = zegenen = eren = prijzen
Volksrepubliek Loegansk = radioastronomie
undine = stroomnimf = najade = nereïde = watergodin = waternimf
elektriciteitsdraad = stroomdraad = ader = kabel = snoer = geleiding = elektriciteitskabel
jeton = munt = token
warmteleer = thermodynamica
hondenteek = hondeteek
strijdvlegel = dorsvlegel = vlegel
ongerechtigheid = vuiltje = stofdeeltje = stofje
ridderstoet = ruiterstoet = carnavalsoptocht = cavalcade
kool = steenkool = kolen = kooltje = steenkolen
afscheids = klas eerste = de student die spreekt tijdens de afsluitceremonie
inruil = tegenwaarde
aveu = bekentenis = schuldbekentenis = schuldbelijdenis = toelating
gevangenhuis = strafgevangenis = gevang = nor = strafinrichting = petoet = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenis = kot = bajes = lik = pot
kaliumchloride = potas = kaliloog
implementeren = introduceren = initiëren = invoeren = overschakelen = doorvoeren = instellen = verwerkelijken = realiseren = effectueren = verwezenlijken = innoveren = overgaan
quotiënt = quotum
holte = bekken
vrijwaren = protegeren = bewaren = beschermen = preserveren = beschutten
jank = geloei = gedonder
melkkoe = goudmijntje = goudmijn
boekenlijst = leeslijst = literatuuropgave = bibliografie = literatuuroverzicht = literatuurlijst = lectuurlijst
bovenloop = brongebieden
lounge = lobby
verdubbeling = herhaling = reduplicatie
dekstier = fokstier
herpes labialis = koortsuitslag = herpes febrilis = herpes simplex
corduroy = ribfluweel = koordfluweel = rips = tinneroy
balletje = propje
vervelend = hinderlijk = ergerlijk
sjansen = flirten = koketteren
landsknecht = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = infanterist = voetsoldaat = zandhaas
knot = kluwen = broodje = streng
ongeluksbrengster = ongeluksbrenger = pechvogel = ongeluksvogel
roepie = Nepalese roepie = Indiase rupee
verbijsterd = perplex
ordening = structurering = regeling = afspraak = rangschikking
ambiguïteit = dubbelzinnigheid
tapen = opnemen
krummel = hummel = dreumes = kleuter = wurm = puk = kabouter = kruimel = dreutel = keutel = peuter = ukkepuk
oetsen = bedonderen = bedriegen = naaien = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen
oriënteringsvermogen = oriëntatie = oriëntatievermogen
Republiek IJsland = IJsland
steenkolenteer = koolteer = steenkoolteer
vervangen = substitueren = verdringen = remplaceren
consent = admissie = licentie = vergunning = dwanglicentie
dreutelen = beiden = lijmen = neutelen = dralen = talmen = treuzelen = tutten = teuten = lijntrekken
kukelen = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = mieteren = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = lazeren = kegelen = plompen = vallen = kieperen = donderen = duvelen = keilen = kogelen
kleinste gemene veelvoud = k.g.v.
Cancer = kreeft = Kreeft
trance = geestvervoering = zinsvervoering = toverspreuk = opgetogenheid = vervoering = hypnose = euforie = exaltatie = extase = verrukking = betovering = hallelujastemming = droomtoestand = ban
geldnood = geldgebrek = geldzorgen = liquiditeitsproblemen
terugdraaien = annuleren = afschaffen = intrekken = terugtrekken = herroepen = terugkomen = achteruitzetten
laagtepunt = nulpunt = dieptepunt = laagterecord
rinkel = jingle = kreupelrijm = rijmelarij
katheteriseren = kateterizeren
sodemieteren = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien
Buiten-Mongolië = Mongolië
onwaarachtigheid = onoprechtheid = ontrouw
wetenschappelijk onderzoek = onderzoeksproject
geleidingshek = vangrail
ingewekene = inwijkeling = immigrant
carnavalsoptocht = ruiterstoet = ridderstoet = cavalcade
luis = piet = pietje
directiekamer = bestuurskamer = raadzaal = raadszaal
drain = gootpijp = draineerbuis = regenpijp
loofhout = hardhout
onvoorspelbaarheid = contingentie
drankprobleem = alcoholprobleem = drankzucht = alcoholisme
verstuiking = verstuiken
tijdverlies = flirtation = geflirt = flirt = verspilling
meimaand = bloeimaand = mei = bloemmaand
hydrologie = waterkunde
Sumpter = lastdier
cancelen = annuleren = afgelasten
niet meetellen = uitsluiten = buiten beschouwing laten = niet toelaten
rijsbos = mutsaard = rijs = bussel = takkenbos
bedding = rivierbedding = grondslag = ballastbed = rivierbed = vaargeul = zee-engte = stroombedding = fundament = slenk = grondvest = geul = ballast = bed = fundering = kanaal = grondvesting = basis
accumulator = verzamelaar = accu
charmeren = verukken = begeesteren = fascineren = in verrukking brengen = boeien = in vervoering brengen = tovenaar = betoveren
belasten = zadelen = rusten = intomen = op zich nemen = opzadelen = verplichten = beladen = opgeven = opnemen = inhouden = opdragen = drukken = aannemen = beheersen = aanvaarden = moeilijkheid = betomen
leveren = afleveren = overhandigen = bezorgen = overdragen
kleurtje = huidskleur = huidkleur = teint = kleur = gelaatskleur
wijnvlek = moedervlek
schrikbeeld = spookbeeld = spook
re = d
parasailing = parapente = para-sailing
hielenlikkerij = vleierij = pluimstrijkerij = ophemeling = mooipraterij
possessie = boeltje = bezit = have = goed = propriëteit
gymnastiekzaal = gymnastieklokaal = fitnessruimte = sporthal = gymlokaal = sportschool
jarretelle = kousophouder = ophouder = kouseband = jarretel = kousenband = sokophouder = beugel = jarretel(le)
mis = hoeveelheid = eucharistieviering = misdienst = massa
zich herinneren = terughalen = eraan denken = herinneren = doen denken = reproduceren = gedenken = te binnen schieten = onthouden
lichtmast = lantaarnpaal
koolraap = Zweed = Zweedse
eersteling = primeur
limiet = grens = kaap
woordvorm = betekenaar = vorm
kol = heks = furie = toverkol = oud wijf = lelijk wijf = tovenaar = toverheks = besje = tovenares = helleveeg = taart
opzwelling = gezwel = intumescentie = opzetting = dikte = tumescentie = zwelling
veterinair = dierenarts = veearts
snipperwerk = technisch karakter = aalmoes
varensman = jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = pikbroek = zeeman = zeevaarder = janmaat = maat = matroos
tijdsspanne = tijdsverloop = tijdsruimte = tijdruimte = tijdspanne = tijdsbestek
tweehoofdige armbuigspier = spierballen = armbuigspier
omzwerving = plotse stijging = zwerftocht = dwaaltocht = omzwervingen = wandelen = wandeling = peregrinatie
bibs = krent = zitvlak = bips = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur
spinner = spinster = ongehuwde vrouw = oude vrijster
familieleven = gezinsleven
narcisme = zelfvergoding
cavia = proefkonijn = onderdane = onderdaan
voorbijlopen = overstromen = inhalen = overschijden
poepgat = poeperd = aars = aarsopening = aarsgat = anus = schijtgat = poeper
kunstrubber = condoom
omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = volksmond = vakjargon = Bargoens = kunsttaal
aborteur = engeltjesmaker = engeltjesmaakster
verachten = minachten = neerkijken = depreciëren = versmaden = geringschatten = neerzien
bepaling = proviso = voorwaarde = beding = verordening = mits = clausule = modaliteit = stipulatie = vinding = voorbeding
sinopel = groen = Groenen = heerlijkheid
balletdanser = ballerino
werkplek = job = werkgebied = werkplaats
visite = bezoek = doktersvisite
reisboek = reisgids
halsdoek = hoofddoek
astraallichaam = aura
krukas = trapas = pedaalas
inktgom = inktuitwisser = inktwisser = inktgum
lussenweefsel = badstof = luierstof
baileybrug = hulpbrug = noodbrug
aanwendbaar = werkbaar = bruikbaar = inzetbaar
helpster = weldoener = helper = begunstiger
vereenvoudiging = reductionisme = versimpeling
coterie = clique = incrowd
open deur = cliché = gemeenplaats = sjablone = sjabloon = platitude = algemeenheid = banaliteit
relevant = desbetreffende
toets = proefneming = badge = toetssteen = proef = knop = onderzoeking = sleutel = test = toetsen = experimenteren = experiment
oerbron = wortel = begin = oorsprong = bron = kiem = origine
hersenen = brein = zenuwcentrum = hersens
romance = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding
agitatie = opgewondenheid = opwinding = commotie = spanning
substituut = vervangingsmiddel = vervanger = interimaris = remplaçant = reservist = substituant = surrogaat = plaatsvervanger = plaatsbekleder
luchtstromingsleer = aërodynamica
plaisanterie = geestigheid = joke = koddigheid = witz = gebbetje = bak = grap = mop
wurmpje = vetspuitje
levenswandel = levenswijze = leefwijze = leefstijl = levensstijl = leefvorm = way of life = leven
verlakkerij = mystificatie = oplichterij = flessentrekkerij = zwendelarij = verneukerij = bedrog = kloterij = veinzerij = bedriegerij = misleiding = beduvelarij
lemmer = plaat = blad = lemmet = kling
rondslepen = sjouwen = meesleuren = torsen = meeslepen = meezeulen = zeulen = meetrekken = meesjouwen = rondsjouwen
hersenbloeding = attaque = apoplexie = beroerte
heteluchtkachel = convector
fonds = boekenfonds = uitgeversfonds = een rol bankbiljetten
afweermechanisme = immuniteitsysteem = immuunsysteem
nimbus = regenwolk = lof = aureool = halo = aura
loterij = lottrekking = lotto = loting
slagtand = scheermes = stoottand = mes
wildernis = wildernisgebied
concern = keten
planetaire nevel = planeetnevel
onvolledigheid = onvoltooidheid = onafheid
orangist = Oranjeklant = Oranjegezinde = oranjeklant
tropen = keerkring
kiezer = stemmer
video-apparatuur = videoapparatuur
gekken = railleren = gekscheren = schertsen
monopolie = alleenverkoop = voorrecht = exclusief recht = alleenrecht = monopoly = alleenbezit
percipiëren = registreren = waarnemen
spierweefsel = spier
voorgebergte = uitloper
omelet = struif
cupriet = roodkopererts
ijking = calibratie
riskeren = durven = risico nemen = verstouten = wagen = vermeten = vergokken = bestaan
herdenkingsplaats = monument = grafteken = grafmonument
parkeerruimte = parkeerplaats
compote = vruchtenmoes
stammenee = bar = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = pub = dranklokaal = kroeg
draaimolen = carrousel = zwiermolen = mallemolen = zweef = paardenmolen = zweefmolen
biceps = elleboogbuiger = armbuigspier
dalen = zakken = zinken = afdalen = neervallen
rechtswetenschap = rechtsgeleerdheid
amandelontsteking = tonsillitis
getal = tal = nummer = hoeveelheid = telefoonnummer = aantal = cijfer
gigant = Goliath = reus = kolos = titaan
vruchtensap = sapje = fruitsap = vruchtesap = uitpersen = sap
vierbaansweg = tweebaansweg
wedijver = toernooi = concurrentie = rivaliteit = mededinging = competitie = concurrentiestrijd
verduidelijken = begrijpelijk = duidelijk = verdietsen = helder = verhelderen = aanscherpen = onderrichten = verklaren = toelichten = expliciteren = preciseren = verstaanbaar
daltonisme = kleurenblindheid = achromatopsie = achromasie
gaffelbok = reebok
doding = mortificatie
te voorschijn komen = opduiken
zèta = Zeta
kotsen = spugen = verafschuwen = leegstromen = overgeven = verfoeien = vomeren = spuwen = braken
getijdenzone = kustgebied = kuststreek = litoraal = zandgebied
heenwedstrijd = uitwedstrijd = uitduel
terp = heuveltje = wierde
fertilisatie = bevruchting = impregnatie = inseminatie = conceptie
alliteratie = Germaanse rijm = stafrijm = letterrijm
rijkunst = paardrijden = ruitersport = paardesport = paardensport
vissersschip = vissersboot = visserman
levenskunstenaar = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist
octaanwaarde = octaangetal
verwijderen = pinnen = vertrekken = wegdoen = weghalen = wegnemen = uitwissen
collideren = clashen = botsen
tossen = opgooien
ros = gemberwortel = viervoeter = paard = bok = peerd = gember
Antarctische Oceaan = poolzee = ijszee
arterie = slagader
afstand = opgave = abandonnement = distantie = overlating = overgave = verwijdering = in de steek laten = verlating
antipsychoticum = antipsychotische
giraffe = giraf = giraf(fe)
aanstichter = schuldige = dader
harthout = kernhout
garf = garve = korenschoof = schoof
Republiek Zuid-Afrika = Zuid-Afrika
honnepon = meisje = honneponnie = geliefde = sweetie = ware liefde
made = worm
formaliseren = institutionaliseren
Engelse voet = voet
Chungking = Tsjoengking
bevrijding = heil = verademing = vrijlating = leniging = behoudenis = behoud = opluchting = redding = ontlasting = verlichting = verlossing
planket = hek = afrastering = omheining = afsluiting = schutting = hekwerk
aspirateur = aspirator = zuiger
waffel = snavel = tater = kwek = muil = snater = wafel
perseveratie = vastberadenheid = doortastenheid = ruggegraat = persistentie = volhardingsvermogen = ruggengraat = lef = karakter = tenaciteit
pesticide = bestrijdingsmiddel
kiemwit = endosperm
terugverwijzen = aangeven = verwijzen = refereren = noemen = terugwijzen
hageljacht = hagelstorm = hagelbui
onderstel = onderwerk = wagenstel
gymnast = turner
fiets = rijwiel = velo = stalen ros
sukade = cederappel
beweging = uurwerk = sociale beweging
associatie = verbinding = vereniging = bijgedachte = maatschap
buitenwacht = buitenwereld = gepeupel
zesvlak = hexaëder
geestvermogen = hersens = denkvermogen = verstand = rede
legerstede = bedstede = nest = bed = sponde = ledikant
Noorman = Scandinaviër = wiking = Noorse = viking = Noor
besmetten = aansteken
selderij = bleekselderij = selder = selderie
zebra = voetgangersoversteekplaats = zebracode = oversteekplaats = streepjescode = zebrapad
motorjacht = cruiseschip = kruiser
gesnork = geronk = snurken = gesnurk
contributie = lidmaatschapsgeld
berm = schouder = kant van de weg = vluchtstrook
procrastinatie = uitstel = getalm
ontnemen = bestelen = afpikken = afnemen = afjatten = benemen = ontstelen = afpakken = beroven
ineenstorting = inzakking = zenuwinstorting = inzinking = dip
accommoderen = schikken = conformeren = plooien = assimileren = voegen = richten = aanpassen
Zuiderkruis = zuiderkruis
Dekhengst = stoeterij
rui = ecdysis = ruitijd
ader = mijnader = richel = verkeersader = bloedader = elektriciteitsdraad = ertslaag = ertsader = snoer = vena
triptiek = drieluik
waardigheidsbekleder = hoogwaardigheidsbekleder = hoge = piet = dignitaris
slagen = lukken = gaan = gelukken
mouw = hoes = platenhoes
confederatie = bondgenootschap = bondsstaat = statenbond = alliantie = entente = unie = bond
stembuiging = modulatie = intonatie = buiging
bruutheid = gewelddadigheid = geweld
bloedverwantschap = bloedband = familiebetrekking = parentage = verwantschap = verwantschapsbetrekking
platenlabel = platenmaatschappij = etiket = label
hanepoten = hanenpoten = kriebelpootje = kladschrift = gekriebel = krabbelschrift = krabbelpootje
simileder = kunstleder = imitatieleer = kunstleer = namaakleer = skai
sabotage = saboteren
streektaal = dialect = mondaard = patois = accent
toom = hoofdstel = breidel = teugel
stichter = grondlegger = oprichter = vader = grondvester
spietsen = doorboren
dreiging = gevaar = onraad = onheilsdreiging = perikel = kans = risico = onveiligheid
verwinteren = laten overwinteren = overwinteren
schrijfbehoeften = papierwaren = kantoorartikelen
Tetri = Tetris
terugkaatsing = reflex = weerglans = weerkaatsing = reflectie = weerschijn = weerschijnsel = weerspiegeling
denim = jeans
kernpunt = hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = hoofdzaak = essentialia = bijzonderheid
besparen = uitsparen = sparen
desolaatheid = mistroostigheid = bedroefdheid = verslagenheid = eenzaamheid
chemische verbinding = verbinding
snack = versnapering = hap = knabbeltje = hapje = tussendoortje
morgen is er nog een dag = stoppen met iets = op rente gaan
bergstroom = wenk = bergbeek
kustvaartuig = kustschip = kuster = coaster = kustvaarder
karwei = werk = arbeid = klus = baan = corvee = taak = werklast = job = opgave
haarstijl = kapsel = coiffure = frisuur = haardracht = coupe
dwingeland = potentaat = alleenheerser = autocraat = onderdrukker = geweldenaar = monocraat = despoot = dictator = tiran
bomgat = bomkrater = bomtrechter
bankconto = bankrekening = rekeninguittreksel
ophef = gedoe
boerenhofstede = hofstee = hoeve = boerenbedrijf = landbouwbedrijf = hofstede = boerenhofstee = boerderij
moesje = moe = moederlief = mam = moeder = mama = mammie = moes = ma
meningitis = hersenvliesontsteking = nekkramp
verdragen = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = harden = verduren = dulden = doorstaan = dragen = velen = staan = rechtstaan = samengaan
bladmuziek = muziek = partituur
toewijzen = geven = toemeten = toebedelen = opdracht = toekennen = delegeren = deputeren = afvaardigen
wichelaar = toekomstvoorspeller = waarzegger = wichelaarster = augur = kaartlegger = auguren = kaartlegster
karrevracht = karrenvracht = wagenvracht
oorhanger = oorbel
frictie = wrijvingsweerstand = wrijving
aurora = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad
opvarende = passagier
gebaren = gesticuleren
toepasselijkheid = passendheid = opportunisme = doelmatigheid = gepastheid = toepasbaarheid
psychotherapeut = therapeut
geluk = lot = heil = fortuin = mazzel = zwijn = toeval = toedracht = gelegenheid = blijheid = opportuniteit = bof = zwijntje = kans = zegen = mogelijkheid
petitfour = petit-four
vierde = kwart
luminantie = glans = helderheid
spijskaart = menu = kaart = menukaart
mortificatie = doding = vernedering
voettekst = voetnoot
dyspepsie = indigestie
meepikken = meenemen
scharrel = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding
provisiekast = voorraadkamer = broodkeuken = voorraadkast = provisiekamer = spinde = schapraai = kelderkast = office
begeestering = enthousiasme = elan = bezieling = hartstocht = vuur = geestdrift = gloed = levendigheid = ijver
avondmaal = diner = avondeten = communie = eten = etentje = avondmaaltijd
ping = pegulanten = poen = duiten = geld = centen = pingping = pecunia
halfvocaal = halfklinker
koffiekransje = dameskransje = koffiekrans = theekransje = kransje
concurrent = uitdager = concurrentie = mededinger = tegenstander = rivaal
secundaire school = lyceum = school voor voortgezet onderwijs = middenschool
doordouwen = volharden = volhouden = doorbijten = blijven = persisteren = standhouden = uitzingen = persevereren = doorzetten
bezoedelen = schenden = bevlekken = onteren = schande = bevuilen = oneer = te schande maken = smaad
gemberwortel = ros = gember
omroep = net = omroepwereld = omroepland = omroepvereniging = omroeporganisatie = radio-omroep = televisieomroep
ruimtevaartkunde = aeronautiek = luchtvaart = astronautiek = luchtvaartkunde = aeronautica
vruchtgebruik = vervulling
schepemmer = aker = putemmer
puttings = puttingwant
bont = vacht = pels = bontje
sneeuwval = sneeuw = sneeuwen = sneeuwwit
slippertje = avontuurtje = pekelzonde
verontschuldigen = vergeven = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen
beeldstorm = iconoclasme = beeldenstorm
geblaf = blaf = gekef
ongediertebestrijder = verdelger
erfpachtcanon = grondpacht = grondrente
grenslinie = grenslijn = grens
kwintet = vijftal
slakkehuis = slak = slakkenhuis
opscheplepel = juslepel = eetlepel = soeplepel = sauslepel
toespraak = redevoering = oratie = rede = prevelement = speech
sedimentgesteente = sedimentair gesteente = sediment = afzettingsgesteente
weifeling = aarzeling = twijfel = onzekerheid
stalkaars = dwaallicht
fictie = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = verzinsel = inventie = sprookje = fabel = verdichtsel
actinograaf = actinometer
fauteuil = club = leunstoel = armstoel = leuningstoel = zetel
bedevaarder = bedevaartganger = bedevaartsganger = pelgrim
dhr. = meneer = Dhr.
combattant = vechter = strijder
afkeuring = verwerping = misprijzen = gescheld = laking = veroordeling = berisping = afwijzing = reprobatie = scheldwoorden
codificatie = code = wetboek
afgevaardige = afgezant = gezant
nazoeken = sporen = opsporen
pedaalas = krukas = trapas
aarsopening = poeperd = aars = aarsgat = anus = schijtgat = poeper = poepgat
een orgasme hebben = komen = aan zijn gerief komen = klaarkomen
zegeboog = erepoort = ereboog = triomfboog
verstandig = voorzichtig
lijfgarde = lijfwacht = persoonsbeveiliger
cantorij = koor = kerkkoor
reorganizeren = afslanken
soeverein = slaafs = vazal = leenheer
textielindustrie = textiel = textielnijverheid
onthulling = openbaarmaking = afloop = revelatie = openbaring = bekendmaking = verkondiging = pointe = ontknoping
kraamverzorgster = kraamhulp = baker
litteken = littekenweefsel
drieluik = triptiek
jeans = spijkerbroek = denim = slacks = pantalon = blue jeans = jeansbroek
benoemen = aanwijzen = designeren = aanstellen = nomineren = maken
enquêteformulier = vragenlijst
CS-gas = traangas
strijkgoed = strijkijzer = strijken
productiviteit = arbeidsproductiviteit = arbeidsproduktiviteit = produktiviteit
aplomb = zelfbewustheid = zelfverzekerdheid = zekerheid = zelfvertrouwen
hoofdrolspeler = Zep = romanheld = heldin = protagonist = held
plopper = dompelaar = ontstopper = piston = zuiger
kreupele = manke
kluis = ermitage = Hermitage = kluizenaarswoning = hermitage = kluizenaarshut
thalamus = boudoir = vrouwenvertrek
verlangen = hunkeren naar = impliceren = reikhalzen = pijn = bezorgdheid = dorsten = snakken = betrekken = pijn doen = willen = hunkeren = dromen = hongeren = smachten = begeren = zuchten = haken = talen
ankerspil = draaispil = winch = lier = windas = windspil
jaargeld = annuïteit = lijfrente = jaarrente
rondrit = toer = sightseeing = autorit = lift = rit
terugbezorgen = terugvoeren = terugbrengen
cloacadier = cloacadieren
plantentuin = arboretum = heemtuin = botanische tuin = hortus = heempark = hortus botanicus
welslagen = verwezenlijking = prestatie = realisatie = voltooiing = succes
noviteit = nieuwigheid = snufje = nieuwtje = nouveauté = novum = bol
scheerling = hemlockspar
voorplecht = voordek
spreekkamer = heelkunde = operatiekamer = operatie = chirurgie
renderen = lonen
duikersziekte = decompressieziekte = caissonziekte
vernielal = straatschender = vernieler = vandaal
bloedarmoede = anemie = chlorose = bleekzucht
editie = uitgave = variatie = druk = variant
golfbaan = course = golfveld = links = golfterrein = golf-course
doodgaan = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = expireren = ontslapen
beugelzaag = metaalzaag
midzomerdag = midzomer
inwijden = opdragen = inhuldigen = initiëren
hamsteraar = eekhoorn = verzamelaar
lofdicht = lofzang = ode
advies geven = informeren = coachen = aanraden = aanbevelen = adviseren = begeleiden = raadgeven
hersenschim = waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = drogbeeld = illusie = fantasma
volhangen = hangen = ophangen = uithangen = neerhangen
verwikkeling = complicatie = plot = perceel = intrige
mononucleosis = klierkoorts
predictie = prognose = voorspelling = profetie
wapentuig = bewapening = oorlogsmaterieel = oorlogsmateriaal = oorlogstuig = wapening = krijgsmaterieel
eiderdons = dekbed
overheidsinkomsten = staatsinkomsten = rijksbelasting
nitril = cyanide
levensduur = leven = afspraakje = levensverwachting = levenslang = leeftijd
woonschip = woonark = ark = woonboot = woonschuit
kerkhymnen = kerkgezangen = zangboek = zangbundel = liedboek
startlijn = sprong = aanvang = start = begin = schrikken = saltatie = opschrikken
issue = item = onderwerp = materie = stof = thema = punt = gegeven
common sense = gezond verstand = boerenverstand = gewaarwording
moerasdamp = brongas = slikgas = moerasgas
zijrivier = vazalstaat
troonbestijging = kroning
schelvisduivel = doedelzakblazer = pitvis = liervis = doedelzakspeler
afnemer = inkoper = aankoper = koper
helleniseren = graeciseren
tuinman = hovenier = kweker = plantenkweker = tuinder = bloemkweker = tuinier = boomkweker
jongedame = juffer = juf = maagd = juffrouw = vrijster = jongejuffrouw = jonkvrouw = meisje = juffie
aanvoerder = gezagvoerder = ploegleider = commandant = lokartikel
stormladder = brandladder = touwladder
kinderkopje = kinderhoofdje = kassei = straatkei
kunstliefhebber = estheticus = kunstminnaar = estheet = schoonheidsminnaar
drukte = activiteit = herrie = consternatie = fermentatie = commotie = sensatie = keet = onrust = bedrijvigheid = deining = opschudding = beroering = tumult
drogist = drogisterij = artsenijbereider = farmaceut = apotheek = apotheker = pillendraaier
tegenzang = antifoon
volkenrecht = internationaal recht
onderkomen = verblijfplaats = verblijf
opletten = waken = hoeden = zorgen = uitkijken = letten = oppassen = wachten
rondwandelen = rondlopen = zwerven = dolen = rondzwalken = dwalen = wandelen = ronddarren = ronddolen
hobbyist = liefhebber = amateur = dilettant
gebruiksmogelijkheid = applicatie = toepassing = gebruikmaking
klinkbout = klinknagel
taalkundige = talenkenner = taalgeleerde = linguïst
tafelschikking = locatie = placement = plaatsing
indekken = verzekeren
letterverwisseling = metathese = metathesis = letteromzetting
slachthuis = abattoir = slachterij
exploiteren = uitbaten = uitzuigen = uitpersen = uitknijpen = uitbuiten
staken = afbreken = doorstrepen = stoppen = ophouden
scheepsbeschuit = beschuit
deformatie = verrekking = misvorming = vervorming = verwringing
publicistiek = perswetenschap
schuttersputje = schuttersput
troosten = tevredenstellen = vergenoegen = vertroosten
avulsie = splijten = deling = afscheuring
beschermengel = engelbewaarder = schutsengel = bewaarengel = genius
metabolisme = stofwisseling = verbranding
kussentje = band = kussen
robbedoezen = rollebollen = dollen = steigeren = raggen = stoeien = rondhuppelen = ravotten = rondspringen = dartelen
versliegeraar = judas = verrader
lijf = donder = keurslijf = bast = body = kledingstuk = lichaam = corpus = ons aardse huis = lijfje
lussenmaker = landmeter
privé-sector = privésector = bedrijfsleven = zakenleven
privatisering = denationalisatie
interesse = interessegebied = rente = belangstelling = belang
hub = knooppunt = een kikker in de keel hebben
initiatief = ondernemingsdrang = handelingsdrang = ondernemingszin = ondernemingsgeest = aanstichting
luchtaanval = luchtactie
Lotuseter = lotuseter
bediende = hulp = werknemer = loontrekker = tewerkgestelde = arbeider = arbeidskracht = personeelslid = kracht = hulpje
oplegsel = fineer
uitdagen = tarten = het hoofd bieden
locatie = oord = tafelschikking = plaats = plek = placement = plaatsing
huur = pachtsom = landhuur = pacht = pachtgeld
panter = jaguar = Jaguar
teerhheid = tact = fijnzinnigheid = fijngevoeligheid = gevoeligheid
kauwen = het kauwen = kauwbeweging = malen = fijnkauwen
afstellen = stellen = afstemmen = instellen = gelijkzetten
spaarder = inlegger
dwingelandij = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = stalinisme = dictatuur = monocratie = tirannie = autocratie
vrouwenversierder = scharrelaar = rokkenjager = flirt = vrouwenloper = versierder
voltooien = afronden = volbrengen = voleinden = voleindigen = klaarkrijgen = afkrijgen = gereedkomen = afmaken = afkomen
worsteling om de bal = scrum
vlag = vaan = signaalvlag = vlaggen = pin
bloemkweker = hovenier = kweker = plantenkweker = tuinder = tuinman = tuinier = boomkweker
petit-four = petitfour
Sri Lanka = Sri-Lanka
vasteland = land
schermmeester = schermer = zwaardvechter
paniekeren = panieken = panikeren = in paniek raken
toebedelen = toemeten = toewijzen = toekennen
ramen = taxeren = koersen = schatten = waarderen
fietsenrek = fietsklem = wielklem = parkeerklem
patrijs = hoen = sneeuwhoen = hoentje
koran = Koran
linguïstiek = taalbeschouwing = taalkunde = taalwetenschap
kerker met valluik = vergetelput
vochtigheidsgraad = vochtigheid = vochtgehalte = luchtvochtigheid
plattegrond = kaart
ingenieurswetenschap = machinekamer
weefsel = kleed = stof = keukenpapier = tetra = zijdepapier = gaas = vod = textiel = doek = celweefsel = geweven stof
enema = klysma = klisteer = lavement = darmspoeling
medegevoel = deernis = mededogen = meelij = compassie = meewarigheid = barmhartigheid = meedogendheid = medelijden
te veel eten = overeten = schrokken = schransen = toegeeflijk = brassen
gescheiden vrouw = groene weduwe = onbestorven weduwe
huzarenstukje = stuntwerk = bravourestuk = stunt
aanschaffing = aanschaf = besteding = aankoop = koop
kariboe = Caribou = rendier
verbittering = rancune = haatdragendheid = ressentiment = wrok
motie = twijfel
Tideway = zwin
beurtzang = beurtgezang
stenen tijdperk = Steentijd = steentijd
douwen = duwen
draaikolk = werveling = kolk = maalstroom = neer
spelprogramma = spelshow = weggevertje
kamertje = cel = hok
misstoot = misser = ketsstoot = schuiver
midzwaard = kielzwaard
vechtpartij = gevecht = kloppartij = knokpartij = handgemeen
bustehouder = b.h. = beha = bh
goudbes = lampionplant
trachea = trachee = luchtpijp
uitzicht = vooruitzicht = perspectief = vergezicht = straatbeeld = mogelijkheid
laking = verwerping = veroordeling = berisping = afwijzing = afkeuring
draineerbuis = gootpijp = regenpijp = drain
akst = bijl = houthakkersbijl = aks(t) = aks = hakbijl = strijdbijl
rangschikken = incalculeren = begrijpen = meetellen = rekenen = uittellen = opsommen = opnoemen = meerekenen
golfslag = rolling = deining = zeedeining
concorderen = ondersteunen = onderschrijven = instemmen = het eens zijn = accorderen = bijvallen = aansluiten = goedkeuren = schragen = toestemmen = overeenstemmen
spiegelboog = sextant = astrolabium
boender = schuurborstel = schrobber
bijnierschorshormoon = corticotrofine
d = re
jaargetij = jaargetijde = seizoen
bevel = order = dictaat = gebod = commando = sommering = aanvoering = opdracht = beschikking
moeraskoorts = malaria = paludisme = polderkoorts
fragment = extract = brok = brokstuk = passage = epitome = uittreksel = brokstukken = excerpt = flard
builenpest = pest = pestkoorts = pestilentie
peddelaar = fietser = wielrenner = wielrijder
polichinel = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant
adeldom = nobiliteit = adel = noblesse
thematiek = onderwerp
kijk = zienswijze = blik = optiek = oogpunt = beschouwing = gezichtshoek = visie = gezichtspunt = invalshoek = standpunt = zienswijs
inenten = inoculeren = vaccineren
modificatie = aanpassing = accommodatie = mutatie = assimilatie = adaptatie
wippertoestel = broek = reddingsbroek
sofisme = sophisme = schijnreden = drogreden
soezen = doezelen = luimen = dommelen = tukken = sluimeren = suffen = dutten
schoonheidsspecialist = schoonheidsspecialiste
tijdje = poos = wijl = momentje = periode = poosje = een hele tijd
samenbreien = breien = aaneenbreien = aaneengroeien
vouwdeur = harmonikadeur = harmonicadeur
verwerping = rejectie = laking = veroordeling = berisping = afwijzing = verklaring van afstand, vrijstelling = afkeuring = afstemming
verordening = voorschrift = statuut = huishoudelijk reglement = politievoorschrift = gemeenteverordening = bepaling = politieverordening = ordonnantie = prescriptie = reglement
levensgeschiedenis = levensverhaal = biografie
ambassadeurspost = ambassadeurschap
telefoonnummer = getal
ritualisme = puseyisme
opwaardering = revaluatie = herijking = revalorisatie = herwaardering = herbeoordeling
woonsilo = torenflat
tentoonspreiden = tonen = getuigen
cd-rom = Cd-rom
aanspraak = claim = recht op = uitkering
leerjongen = leermeisje = gezel
antistollingsmiddel = anticoagulant = anticoagulans
galakleding = gala = galakostuum = full-dress
offerte = prijsopgave = schatting = prijsopgaaf = taxatie
afwisseling = alternatie = variëteit = alternering = keuze = differentiatie = verscheidenheid = alternantie = keur = verandering = variatie = diversiteit
zaaien = paaien = zeug
heremiet = kluizenaar = heremietkreeft = anachoreet
mishagen = onbehaaglijkheid = ontstemmen = pesten = kwellen = ergeren = onvrede = plagen = onbehagen = koeioneren = verzuren = jennen = tergen = ontevredenheid = irriteren = ongenoegen = veronaangenamen = misnoegen
vleier = pluimstrijker = mooiprater
ingewande = ingewanden = darm = buik
medereiziger = reisgenoot = tochtgenoot = metgezel
epitome = kort overzicht = extract = fragment = passage = uittreksel = samenvatting = excerpt
verbloemen = benevelen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = verhullen = maskeren = versluieren = verdoezelen = verbergen
biefburger = Hamburger = gehakt
chiropodist = pedicure = podoloog
nozem = smeerder
liftkooi = kooi = box
vertonen = tevoorschijn komen = zien = aantonen = demonstreren = bewijzen = optreden = zijn opwachting maken = komen = verschijnen = haar opwachting maken = opdoemen
barst = kier = scheur = reet = berst = fissuur = spleet = breuk
krentenpikker = profiteur = zakkenvuller
intenderen = bedoelen = willen = menen = van plan zijn = beogen
fytofaag = herbivoor = fructivoor = planteneter
oneffenheid = rimpel = onregelmatigheid
zendgolf = draaggolf = drager
pollenkoorts = hooikoorts = pollinose = pollinosis
besteding = aanschaf = aankoop = koop = uitgaaf = uitgave = aanschaffing = uitgaven
poetsdoek = poetslap
bestialiteit = homoseksualiteit = zoöfilie = homofilie
doceren = aanleren = lesgeven = onderrichten = bijbrengen = geven = leren = onderwijzen
vedel = viola da gamba = fiedel = viool
toverspreuk = betovering = toverformule = trance = ban
aminobenzeen = aniline
aanvaarder = ontvanger = acceptant
discipline = onderdeel = tucht
wereldkampioenschap = wereldbeker
obligaatstem = solopartij = solo = obligaat
pandnemer = pandhouder = pandbelener
lub = ruche
hechtkram = agrafe = kram = wondhaakje
bokspartij = bokswedstrijd
werkvloer = fabriekshal
beletsel = rem = belemmering = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = struikelsteen = verhindering = barrière = struikelblok = hinderpaal
symbiose = mutualisme
psoriasis = schubhuid
saaiheid = dufheid
visvrouw = visboer = vishandelaar
castreren = snijden = steriliseren = ontmannen = castreert = lubben
uitblinken = onderscheiden = uitmunten
antecederen = voorafgaan = precederen = vooraf gaan = antedateren
Lot = lot
zeemijl = knoop
straalmotor = turbine
vlieger = luchtvaarder = aviateur = ballonvaarder = aëronaut = piloot = vliegenier
lychee = lycheeboom = litsjiboom
slop = doorgang = steeg = gang = achterafstraat = achterafstraatje
donderstralen = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien
kunstrijden = kunstschaatsen
boordschutter = schutterskoning = kanonnier = artillerist = konstabel
adoreren = aanbidden = vereren
spatje = tittel = zier = vonkje = sprankje
viervlak = regelmatig viervlak
staatloze = ontheemde = apatride = displaced person
Moscoviet = Moskovitsch
grafmonument = monument = grafteken = herdenkingsplaats
louteringsberg = vagevuur = purgatorium
tikker = hart = tikkertje = rikketik = typist
pechvogel = mislukkeling = kneus = wanboffer = ongeluksbrengster = schlemiel = kneusje = ongeluksbrenger = verliezer = loser = ongeluksvogel
aankopen = kopen
hartzeer = zielenleed = hartenpijn = zielenpijn = rouw
plantgoed = zaaigoed
Christuskop = ereprijs
hemeldak = hemelboog = luchtruim = firmament = hemelblauw = hoogte = hemel = zwerk = lucht = uitspansel
tramp = schooier = zwerver = clochard = zwerfkat = dakloze = hobo = vagant
slachtafval = afval = orgaanvlees
skeet = kleiduivenschieten
zoete aardappel = bataat
afgrenzing = afpaling = demarcatie = afbakening = begrenzing = afperking
rijst = nasi
oprapen = oppikken = inzamelen = sprokkelen = verzamelen = oogsten
structurering = ordening
lammetjespap = havermoutpap = bloempap = meelpap = pap
opvatten = vertalen = uitleggen = instellen = aanvangen = openen = opnemen = entameren = opstarten = starten = inzetten = nemen = aanvatten = beginnen = tolken
verontwaardiging = indignatie = gebelgdheid
derivatie = derivaat = afleiding
vanille = vanilleplant = vanille-orchidee
uitwisseling = vervanging = substitutie = beurs
eenzelvigheid = eenzaamheid
tearjerker = draak = tranentrekker = smartlap
metastase = uitzaaiing
ritselaar = regelaar
welvoeglijkheid = fatsoenlijkheid = netheid = ordentelijkheid = fatsoen = gevoeglijkheid = conveniëntie
dissectie = sectie = obductie = nabespreking = autopsie = lijkschouwing = lijkopening = necropsie
dromen = verlangen = in hoger sferen zijn = dagdromen = begeren = zuchten = talen = droom
biografie = levensverhaal = levensgeschiedenis
conservatief = liberaal = rechts = conservatieveling
pluraliteit = pluriformiteit = heterogeniteit = range = variabiliteit = diversiteit = verscheidenheid
pastei = gebak = taart
Talmoed = talmoed = talmud
hoogspanningsnet = lichtnet = elektriciteitsnet = lichtleiding = stroomnet
koppijn = hoofdpijn
onoverwinnelijkheid = onverslaagbaarheid
synovitis = gewrichtsziekte = artritis = gewrichtsontsteking
neteldier = neteldieren
incasseren = getroosten = kampen = doormaken = toucheren = gedogen = harden = vangen = verduren = opstrijken = dulden = verdragen = doorstaan = dragen = beuren = velen = innen
bedelaar = armoedzaaier = bedelman = landloper
onderschragen = onderschoren = schoren = steunen = onderstutten = stutten = schragen
dienstbetoon = servies = service = dienstverlening
Colombië = Colombia = Columbia
schietlood = meetlood = richtlood = lood
hoer = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = brutaaltje = straatmadelief = slons = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster
poppentheater = marionettenspel = marionettentheater = poppenkast = poppenspel
aanhechten = vastmaken = verbinden = aanbinden = binden = knevelen = vastbinden = bijvoegen
uitgeversfonds = fonds = boekenfonds
kinkhoorn = ruishoorn
walm = smook
voorbijvliegen = vliegen = omvliegen
sporenelement = sporenelementen
vaargeul = slenk = geul = kanaal = bedding = zee-engte
lange vinger = vingerkoek
schoolfrik = onderwijzer = lerares = juf = schoolmeester = juffrouw = schoolvos = leermeester = schooljuffrouw = frik = docent = instructeur = schooljuf = leraar
oppoetsen = slijpen = poetsen
havermoutpap = havervlokkenpap = lammetjespap = bloempap = havermout = havervlokken = meelpap = pap
verspiller = verbrasser = verkwister
opsnijden = grootspreken = bluffen = pochen = patsen = snoeven = opscheppen = ophakken
wedren = race = snelheidswedstrijd
ogenblik = minuut = tijd = stonde = ure = poosje = seconde = moment = uur = tijdstip = punt = tel
massief = berggroep
ongeschikt maken = onbruikbaar maken = uitschakelen = deactiveren = onklaar maken = onmogelijk maken
Simson = ruwe vechtersbaas = mannetjesputter
junior = jongere = junioren
stewardess = gastvrouw
polenta = maïsmeel
tweedracht = onmin = verscheurdheid = kabaal = kakofonie = onenigheid = disharmonie = tweespalt = verdeeldheid = partijschap
werpspies = speer = geer = spiets = lans = spies
weduwnaarsbotje = tinteldoos = telefoonbotje
harmonium = orgel = kamerorgel = huisorgel
rabdomant = wichelroedeloper = pendelaar = roedeloper = radiësthesist
negro-spiritual = gospel = negrospiritual
additief = voedseladditief = smaakje
botten = kiemen = punten = schieten = ontkiemen = uitbotten = uitlopen = uitschieten
objectie = vertoog = tegenwerping = tegenspraak
ophijsen = opsjorren = hijsen
houtblok = blok = boomstam = blokje = boomstronk
stralingsmeter = dosismeter = monitor
scrotum = balzak
wegbeschrijving = weg = rijschema = routebeschrijving
ragout = ragoût
entrepreneur = ondernemer
bulletin = nieuwsblad = nieuwsbrief
hopen = hoop
Ku Klux Klan = Ku-Klux-Klan
ontknoping = onthulling = pointe = afloop
klanken = klank
sabelsprinkhaan = sprinkhaan
Nicolaas = Nicholas
Katholicisme = katholicisme = Katholizism
proosten = toosten = toasten = aanstoten = klinken
momentje = tijdje = poos = wijl = periode = poosje = een hele tijd
begoochelen = misleiden = bedriegen = bedotten = mystificeren
bankbediende = cassière = kassier
optooien = optuigen = decoreren = opsieren = tooien = versieren = sieren = verfraaien = opsmukken
suikerglazuur = glazuursel = glazuurlaag = glazuur
lusten = mogen = aangetrokken voelen tot = smachten = leuk vinden = een sterk verlangen hebben = houden van = graag hebben
adhereren = aankleven
elektromagnetische inductie = invloed = zelfinductie = inductie
garen = onderwerp = paktouw = bindtouw = pees = touw = bindgaren = draad = rode draad
stuifsneeuw = jachtsneeuw = sneeuwbui = werveling
hervestiging = verplaatsing
geestesverschijning = visioen = droombeeld
doorlatendheid = doorlaatbaarheid = doorstroming = doordringbaarheid = doorstroombaarheid
alles = geheel = algemeen = gemeen = herunterladen = veelomvattend = totaliteit
kak = drek = excrementen = excrement = ontlasting = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = stront = ba = faecaliën = uitwerpselen = schijt = drol = uitwerpsel = afgang = beer = feces
foezelolie = foezel
rite = ceremonie = ritueel
nabespreking = sectie = obductie = autopsie = dissectie = lijkschouwing = lijkopening = necropsie
oortelefoon = koptelefoon met microfoon = koptelefoon = hoofdtelefoon = headset = hoofdtelefoon met microfoon = oormicrofoon
roeisport = haal
wild dier = beest = dier
iemker = bijenhouder = imker
pc = homecomputer = micro = hobbycomputer = huiscomputer = personal computer = microcomputer
gauss = Gauss
tentenkamp = camping = bivak = kampeerterrein
hemelrijk = hemel = nirwana = paradijs = firmament
trouwjurk = bruidsjapon = trouwkleed = bruidsjurk
smeulen = schuilen = broeien = sluimeren
uitgelatenheid = enthousiasme = uitbundigheid
afscheiding = vochtafscheiding = verdeling = beschot = exsudaat = opdeling = uitscheiding = secretie = schot = splitsing = daarmee uit
zekering = smeltstop = smeltdraad = stop
Verenigde Mexicaanse Staten = Mexico
ziektebeeld = syndroom
ontketenen = loslaten = vrijlaten
aks = bijl = houthakkersbijl = akst = aks(t) = hakbijl = strijdbijl
skai = kunstleder = imitatieleer = kunstleer = namaakleer = simileder
aankruisen = vink = aanstrepen = afvinken
actualiseren = realiseren
uitloop = riviermonding = uitmonding = mond = monding = muide = riviermond = vertraging
krabbelen = klauwen = schuren = krabben = krauwen
havanna = Havana
schaatsbaan = ijsbaan = kunstijsbaan
ophemeling = pluimstrijkerij = mooipraterij = hielenlikkerij = vleierij
invoer = toegang = importeren = invoeren = invoering = invoer_bestand = intrede = importgoederen = import = ingang = input = binnenkomst = intocht = entree = ingeven
optrekje = buitenhuis = semi-bungalow = bungalow = huisje = arbeiderswoning
verrader = verraadster = judas = versliegeraar
alcoholica = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
klankkleur = geluid = toonhoogte = timbre = toon
moefti = burgertenue
springtouw = touwtjespringen
bekommeren om = aandacht besteden aan = behandelen = zorgen
grondbezit = latifundium = grondeigendom = grootgrondbezit = landadel
afpalen = afperken = afbakenen = bebakenen = afgrenzen = omschrijven = demarqueren = traceren
ondergaan = accepteren = zetten = opdragen = ontvangen = aannemen = aanvaarden
nabestaande = nabestaanden
kant = zijde = border = richting = contour = rijgveter = zangwijs = richel = hoek = lijn = melodie = rand = grens = veter = kantje
fiberglas = glasvezel = glasdraad
schraapijzer = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel
voeren = leiden = doorgeven = invoeren = lopen = voederen = overbrengen = voedsel geven = uitgeven = houden = eten geven = hebben = uitkomen = voeden
afsmelten = versmelten = wegsmelten
gewoonte = manieren = gebruiken = mos = geplogenheid = usus = gebruik = praktijk = usantie = ritueel
betelnoot = arekanoot
ragfijn weefsel = delikaat
gekookt ei = gekookte ei
spinnen = spin = draaien = snorren = suizelen = spinnetje = suizen
dwangmiddel = drukmiddel = pressiemiddel
elektriciteitsnet = stroomnet = net = schakelschema = hoogspanningsnet = lichtnet = schakelingen = schakelsysteem = netwerk = elektrische installatie = raster = bedrading = lichtleiding
godsdienst = religie = geloof = geloofsovertuiging
verafschuwen = haatobject = afkeer hebben = verfoeien = haten = walgen = gruwen van = gruwelen van = walgen van = gruwen = kotsen = verwerpen
heerschaar = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep
tape = band = cassettebandje = audiocassette = magneetband = geluidsband = bandje = geluidscassette = cassetteband
presidium = voorzitterschap
basement = sokkel = voetstuk = piëdestal = stander = postament = standaard
onbetamelijkheid = ongepastheid = onwelvoeglijkheid = onbehoorlijkheid = onfatsoenlijkheid
subsidiëren = betoelagen
vrijlating = bevrijding = verlossing
tijdwaarneming = tijdopneming
Republiek Zimbabwe = Rhodesië = Zimbabwe
chaperon = chaperonne
flodderjurk = hemdjurk = soepjurk
pastor = voorganger = kapelaan = zielzorger = onderpastoor = parochiepriester = hulppredikant = rector = dominee
miauw = kattengejank = kattegejank
oomzegger = neef
propeller = schroef
dekken = bespringen = planten = inplanten = overlappen
verticuteerhark = beluchter
ontvlammen = vlamvatten = ontbranden
damesdubbelspel = damesdubbel
voor de billen = billenkoek
kennisneming = notie = benul = onderkenning = besef = begrip
gelijkmaking = equatie
comic = stripboek = stripverhaal = beeldverhaal = strip
november = nevelmaand = slachtmaand
uitventen = dealen = aan de deur verkopen = venten = leuren = colporteren
terugval = afname = verlaging = daling = korting = vermindering = reductie = inkrimping = afslag
reisorganisatie = reisbureau = reisagentschap = reisorganisator = touroperator
teelbal = testikel = kloot = bal = testis = geslachtsklier = zaadbal
tumulus = grafheuvel = grafterp
geowetenschappen = aardwetenschappen = aardkunde
mopje = deuntje = deun
omhulsel = ruggordel = verpakking = rugschild = schaal = omkleedsel = rugschelp = huis = behuizing = hulsel = kas
wijnjaar = wijnoogst
vervatten = verbaliseren = vertolken = formuleren = uitspreken = verwoorden
werkwoordsvorm = persoon
inschrijvingsgeld = prijs = inschrijfgeld = gage = vacatie = honorarium = vacatiegeld
conifeer = naaldbomen = naaldboom
paragon = toonbeeld
bijdragen = meehelpen = contribueren
kreeftegang = decadentie = kreeftengang
onaangenaamheid = heibel = onmin = herrie = kwestie = kift = mot = onaangenaamheden = onenigheid = onvrede = disharmonie = trammelant = dispuut = kif = bonje = zerpte = ruzie = twist
Emery = amaril
emmeren = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken
saucijs = worst
behoren bij = bewegen = toehoren = behoren = gaan = aankomen = slaan = toebehoren = raken = behoren tot = behoren aan = handelen = gelden = betreffen = treffen
aanmanen = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = instigeren = pramen
vereffenaar = moordenaar = liquidator
baseline = zijlijn = achterlijn
voorraad = opslaan = stock = violier = magazijn
inboeten = verspelen = verbeuren = vergokken = opgeven
berouw hebben = spijten = bewenen = betreuren = treuren
belangenorganisatie = belangengroep = belangenvereniging
vondst = aantreffen = ontdekking = vinding = doorbraak = uitvinding = vinden
beslissingsbevoegdheid = inspraak = medezeggenschap
voorpost = buitenpost
gesticuleren = gebaren
nakomen = vervullen = voldoende = inlossen = bevredigen
convergentie = samenvloeiing = versmelting
huisonderwijzer = privé-leraar = mentor
strijdbijl = bijl = houthakkersbijl = akst = aks(t) = aks = hakbijl
volksmennerij = demagogie
rechtscollege = rechtbank = tribunaal = balie = vierschaar = gerecht = hof = assisenhof
stem = verkiezing = stemgeluid = ballotage = spraakvermogen = votum = spraak = stemming = zangpartij
blond = blondine
vlamverdeler = sudderplaatje = warmhoudplaatje = sudderplaat
koper = messing = koperbruin = afnemer = inkoper = bugel = aankoper = geelkoper
katalysator = gaspedaal = promotor
misogaam = vrouwenhater = misogijn = misogyn
hagelsteen = hagelbol = hagelkorrel
revolte = oproer = opstand = rebellie
belastingstelsel = fiscaliteit = belastingsysteem
beethouden = vasthouden = houden = beethebben
wijzen = aanwijzen = duiden = wijzen op = aanduiden
poseur = aansteller = komediespeler = kwast = toneelspeler = komediant
steno = stenogram
oriëntatie = oriënteringsvermogen = richting = gerichtheid = oriëntering = vertrouwd = kerkbouwrichting = plaatsbepaling
ploegen = ploeteren = inspannen = sloven = beulen = sappelen
Italiaan = Italiaanse
reisagentschap = reisbureau = reisorganisatie = reisorganisator = touroperator
matinée = matinee = middagvoorstelling
verbijstering = verbluffing = ontsteltenis = bezorgdheid = verwondering = consternatie = stomme verbazing = verwarring = commotie = verdwaasdheid = alarmstemming = verbazing = bevreemding = verrassing = opschudding = beroering = ontzetting
shoarmabroodje = pittabroodje = pitabroodje
Christenheid = christenheid
linksheid = lompheid = onbeholpenheid = onhandigheid
schertsbeeld = spotbeeld = karikatuur
ontoegankelijkheid = ongenaakbaarheid = onbeschikbaarheid
darmontsteking = enteritis
zijdecultuur = zijdeteelt
algemeenheid = generaliteit = cliché = gemeenplaats = sjablone = universaliteit = sjabloon = open deur = platitude = banaliteit
stofferen = polsteren
inwrijven = beschuldigen = aanrekenen = aantijgen = nadragen = imputeren = schelden = op het matje roepen = verwijten = aanwrijven = berispen
werkwoord = verbum
schoof = hoop = garve = bos = bosje = korenschoof = garf = bundel
vingerwijzing = aanwijzing = aanduiding = indicie = indicatie = symptoom
onafheid = onvolledigheid = onvoltooidheid
schotse ruit = ruitjesstof = ruitje = Schotse ruit = tartan
regelkamer = schakelkamer = controlekamer
kwadraatswortel = wortel = vierkantswortel
anker = muuranker
binnenzijde = binnenkant
boiler = warmwaterreservoir = warmwatertoestel = heetwaterketel = gasboiler
trits = ris = rist = slier = trio = sliert = drie = drietal = rits = serie
stortvloed = stroom = overvloed
valk = torenvalk
namaakpil = neppil
cassave = cassavebrood = maniok
pandgoed = onderpand = garantie = pand = waarborg = securiteit = borg
knikker = kersepit = hoofd = hoofdje = bolletje = harses = kersenpit = kanis = kop = knar = test = kruin = bol
vastliggen = stokken = horten = haperen
spiegelkijker = reflector = spiegeltelescoop
schepmelk = afgeroomde melk = magere melk = taptemelk = ondermelk
softdrink = fris = prik = frisdrank
kruisdood = kruisoffer = kruisiging
ietsepietsje = vlek = beetje = tikkeltje = tikje = pietsie = ietsepietsie = pietsje = vleugje
buurtschap = buurt = vlek = gehucht = gat
schrift = cahier = schrijfsel = optekenboekje = dictaat = lettertype = notitieboekje = dictaatcahier = font = lettersoort = geschrijf = geschrift = schrijven = dictaatschrift = schrijfschrift = type
breinaald = breipen = pen
kapper = barbier = herenkapper = figaro = dameskapper = friseur = coiffeur = haarkapper = hairstylist = haarknipper
constructeur = bouwer = projectontwikkelaar = aannemer
displaced person = ontheemde = apatride = staatloze
kneuzen = verpletteren = platdrukken = samenpersen = pletten
wielrenner = fietser = wielrijder = peddelaar
stelt = poot = onderdanen = been = onderdaan
ondragelijke pijn = tortuur = doodsstrijd = kwelling = torment
schoren = onderschoren = steunen = onderstutten = stutten = schragen = onderschragen
verleiding = verlokking = seductie = verzoeking = lokroep = bekoring
verpletteren = platdrukken = samenpersen = overweldigen = persen = overvallen = verbrokkelen = overmannen = overrompelen = kneuzen = in elkaar persen = pletten = brokkelen = overmeesteren
hoofdhuid = kruin = scalp = schedelhuid
plankenkast = legkast
borstelhaar = stoppelhaar
arbeidsproductiviteit = productiviteit = arbeidsproduktiviteit = produktiviteit
zenuwgestel = zenuwstelsel
treklijn = tros
filterinstallatie = waterzuiveringsinstallatie = zuiveraar = drinkwatersysteem
grondstelling = hoofdregel = grondregel = postulaat = maxime = oerprincipe = basisprincipe = grondbeginsel = grondwaarheid = axioma = beginsel = principe
straal = radius = straaltje = biels = dissel = bundel = lichtstraal
mos = manieren = gebruiken = gewoonte = geplogenheid = usus = gebruik = praktijk = usantie
brugleuning = borstwering
intypen = intikken = intoetsen
krantenkiosk = kiosk = stand = krantenstalletje
vijf = quaternion = vijftal = vier = quintool
praatprogramma = discussieprogramma = talkshow = praatshow
schieten = kiemen = afschieten = punten = ontkiemen = uitbotten = uitlopen = flitsen = uitschieten = botten
zevenboom = zavelboom = cederolie
niet toestaan = vernietigen = afraden = verbieden = verbannen = niet toestaan = afkeuren
freatisch water = grondwater = grondwaterspiegel = grondwaterstand
afwasmiddel = wasmiddel
werkkleding = bedrijfskleding = beroepskleding = vakkleding = werkplunje
interview = ruggespraak = vraaggesprek = sollicitatiegesprek
woordenkeus = woordkeus = terminologie = woordkeuze = jargon
labelen = prijzen = etiketteren
chicaneur = pietlut = peuteraar = miereneuker = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
spullen = bullen = parafernalia = toebehoren = spulletjes = onderdelen = spul
nijverheid = sector = werklust = produktieproces = industrie = industrietak = productieproces
castorolie = ricinusolie = wonderolie = purgeerolie
beginpunt = startpunt = aanvangspunt = uitgangspunt
productiestraat = lijn = montageband = productielijn = lopende band = straat = machinestraat
firewall = vuurmuur
dwaaltuin = labyrint = doolhof = gangenstelsel
concurrentiestrijd = toernooi = concurrentie = rivaliteit = mededinging = wedijver = competitie
houtsingel = windsingel = windscherm
asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = deponie = stort = ashoop = stortplaats = afvalhoop = afvalstort = asvaalt
kraakbeen = knorbeen
bankrekening = bankconto = rekeninguittreksel
verbeiden = opwachten = verwachten = liggen = wachten = afwachten = klaarliggen
pulken = Massachusetts
watervlooien = waterluis = watervlo
machiavellistisch = geslepen
rassenrelletjes = rassenonlusten
allittereren = allitereren
verering = adoratie = verheerlijking = glorificatie = aanbidding
doorstrepen = staken
tegenstemmen = van mening verschillen
waterweg = vaarweg = vaarwater
congestie = conglomeraat = opeenhoping = ophoping = verstopping = concentratie
poelsnip = bokje = watersnip
mobiel = mobile
zuurstofapparaat = beademingstoestel = beademingsmachine = ademhalingsapparaat = respiratietoestel
balzaal = ballroom = dansgelegenheid = dancing = danstent = discotheek = discobar = danszaal = disco
kikvors = kikker = pad
zeedijk = steiger = paalhoofd = zeehoofd = zeewering = golfbreker = pier = havendam = zeebreker = breekwater = krib = landhoofd
monteur = mechanicien = automonteur = mechanicus
gemeenschappelijke kamer = docentenkamer = groepsruimte = leraarskamer = lerarenkamer
klapperboom = kokosboom = kokospalm = klapper = kokosnoot
tuinderij = groenbedrijf = tuinbouw = horticultuur = groentekwekerij = kwekerij
pak voor de broek = billenkoek
uitoefenen = inspannen = oefenen
albumine = eiwit
doorstaan = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = harden = verduren = dulden = verdragen = dragen = velen = staan = rechtstaan
irreversibel = onomkeerbaar
helderheid = begrijpelijkheid = luminantie = verstaanbaarheid = klaarheid = glans = duidelijkheid
inbakeren = schuilgaan = bakeren
dialoog = gesprek = debat = forum = bespreking = onderhandeling = pourparlers = discussie = dialoogvenster = ontmoeting = palaver
uitvoerbaarheid = haalbaarheid
de student die spreekt tijdens de afsluitceremonie = klas eerste = afscheids
helikopter = hefschroefvliegtuig = wentelwiek
nekrol = rolkussen
hodometer = wegmeter = kilometerteller
agnaat = agnaten = stamhouder
handelbaarheid = beheersbaarheid
echtvereniging = echt = huwelijksband = huwelijk = matrimonium = echtverbintenis
commerciële bank = handelsbank
landbouwproduct = landbouwprodukten = landbouwproducten = landbouwprodukt
aritmetica = rekenkunde = rekenkunst = rekenen
natuurbeschermingsgebied = landschapspark = nationaal park = natuurgebied
klodderen = kliederen = kledderen = overhoophalen
behartigen = letten = verzorgen = naar omkijken = achten
opdissen = voorschotelen = opdienen = dissen = voorzetten = opdoen = dienen = serveren
begunstiger = weldoener = helper = helpster
dieselolie = diesel
ardennen = Ardennes
monnikenwerk = slavenarbeid = koeliewerk
zouterij = looierij = leerlooierij
schovenbinder = map = snoer
boemelaar = pretmaker = zwelger = fuifnummer = feestnummer = feestvierder = lolmaker = feestneus
redresseren = lappen = verstellen = herstellen = lijmen = repareren = maken = verbeteren
beschuit = scheepsbeschuit
parameters = parameter
balletrokje = tutu
waarneming = observatie = ontdekking = opsporing = speurwerk
klooster = convent = monnikenklooster = communiteit = communauteit = abdij = kloostergemeenschap
molentje = molen
geweldige tante = oudtante
knevelarij = afpersing = geldafpersing = chantage
opruiming = opheffingsuitverkoop = liquidatieuitverkoop = uitverkoop = leegverkoop = opruimingsuitverkoop = liquidatie-uitverkoop
ontwenden = ontvreemden = stelen = verdonkeremanen
biënnale = tweejarig
harteleed = hartenleed
boerderij = boerenhofstede = hofstee = hoeve = boerenbedrijf = landbouwbedrijf = hofstede = boerenhofstee
hervatten = hernemen
exsudaat = afscheiding = vochtafscheiding
doorslaan = roddelen = doordraven = bezingen
tekortschieten = falen = onderuitgaan = feilen
vogelwereld = vogelstand = avifauna
vriespunt = smeltpunt
golfgebied = band = frequentie
gietstaal = kroezenstaal
smidse = smelterij = hoefsmederij = smederij
voeder = voer = vreten = kanonnenvoer = weiland = foerage = veevoer
verordineren = decreteren = voorschrijven = verordenen
courant = staatsblad = nieuwsblad = dagblad = krant = gazet
vakopleiding = beroepsopleiding = vakonderwijs = beroepsonderwijs
woelgeest = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = opruier = herrieschopper
enkel = enkelgewricht
Republiek Bulgarije = bulgarije = Bulgarije
verpakking = emballage = pakmateriaal = verpakkingsmateriaal = negligé = omslag = omhulsel
werkmeid = meid = maagd = dienstmeisje = dienstbode = dienstmeid = dienares = meisje
uilenbril = schutbril = sneeuwbril = motorbril = stofbril = veiligheidsbril
Doyen = oudste = deken = doyen
plaatkoek = drie-in-de-pan
hartaandoening = hartkwaal = hartziekte
duivelbanner = exorcist = duivelbezweerder
gewetensnood = gewetensangst = gewetenswroeging = wroeging = berouw = zelfbeschuldiging = zelfverwijt
fijne meneer = hoge piet = banjer = fijne mijnheer
borreltijd = borreluur
Transylvania = Transsylvanië
machtswellusteling = potentaat = dictator = commandant = tiran
godsvrucht = piëteit = devotie = toewijding = godsdienstzin = godvruchtigheid
koopprijs = inkoopprijs = nieuwprijs
trouwdienst = bruiloft = huwelijk
krottenbuurt = slum = gribus = bidonville = krottenwijk = achterbuurt = sloppenwijk = slums
mecanicien = machinist = werktuigkundige = machinevoerder = mechanicus
gebabbel = gezwets = gekwebbel = gekakel = gekwetter = geleuter = gezwam = gelul = geklets
bomaanslag = bombardement
ticket = entreebiljet = kaartje = passagebiljet = toegangsbewijs = kaart = entreebewijs = entreekaart
verhullen = benevelen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = verbloemen = maskeren = versluieren = verdoezelen = verbergen
kwezelaar = femelaar = kwezel
uiteen drijven = scheiden = uiteendrukken
kampement = kamp
wasdom = groei = ontwikkelingsfysiologie = ontogenie = ontwikkeling = rijping = ontogenese
offday = off-day = baaldag
warmwaterreservoir = warmwatertoestel = heetwaterketel = gasboiler = boiler
sleutelkoord = houwtouw
supprimeren = onderdrukken = afschaffen = bedwingen = beteugelen
losraken = loskomen = loslaten = losgaan
pot-au-feu = stoofpot = estouffade = stoofschotel
koopmansgeest = zakengeest = mercantilisme = handelsgeest
verfkrabber = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer
zedenmeester = strenge meester = fatsoensrakker = moralist = zedenprediker
Sovjet-Unie = Unie van Socialistische Sovjetrepublieken = SU = USSR
mollusk = schaal-en schelpdieren = schelpvis = weekdier
haasten = opschieten = jagen = vlotten = voortmaken = overhaasten = voortjagen = jachten = verhaasten = bespoedigen = zich haasten
evenaren = opwegen
aanpezen = aanpoten = doorzwoegen = doorwerken
imam = kalief
zoet water = zoetwater
wegmeter = hodometer = kilometerteller
almacht = alvermogen = omnipotentie = vrijmacht
boekbinden = inbinden = binden
stroom = beek = stroompje = elektrische spanning = potentiaal = zee = waterloop = spanning = schat = rivier = voltage = vloed = stroming = elektriciteit = stortvloed = debiet = doorstroming
geil = slijm = zaad = teelvocht = stijfsel = sperma
damask = damast
bolderkar = wagen = bolderwagen
animositeit = rancune = haat = vijandschap = vijandigheid = haatgevoel = haatgevoelens = hostiliteit
verkeer = verkeersdrukte = zwarte handel = handel
ansichtkaart = prentbriefkaart = ansicht = kaart = briefkaart = prentkaart
terugsturen = retourneren = terugzenden
oneindigheid = eeuwigheid = infiniteit
petitionnement = verzoek = petitie = rekest = vraag = aanvraag = smeekschrift = verzoekschrift
koopwaar = product = handelsgoederen = waar = waren = handelswaar = negotie = spul = handel
geurtje = odeur = geur = lucht = reuk
laptop = notebook = schootcomputer
matigheid = maat
vlotten = opschieten = jagen = haasten = voortmaken = drijven = voortjagen = jachten = verhaasten = bespoedigen
renium = rhenium
toetsen = checken = toets = uittesten = vergelijken = proberen = uitproberen = testen
diëtetiek = dieetleer = voedingsleer = diëtiek
faling = fout
veroorzaking = oorzakelijkheid
quotum = quota = part = gemeen hebben = quotiënt = quote = aandeel = rantsoen = deel = portie
bladgroen = chlorofyl = chlorophyl
beeldscherpte = resolutie = beeldkwaliteit
oplaaien = opvlammen
bandje = groep = band = cassettebandje = sigarenbandje = banderol = audiocassette = magneetband = belastingbandje = tape = geluidsband = geluidscassette = cassetteband
bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = verzinsel = inventie = fictie = sprookje = fabel = verdichtsel
een rol bankbiljetten = fonds
personen = volk = lui = mensen
toiletrol = wc-rol = pleerol = closetrol
aanwezigheid = toegankelijkheid = bijzijn = voorhanden zijn = tegenwoordigheid = begeleiding = bruikbaarheid = beschikbaarheid = presentie
telefoonhoorn = hoorn
slorpen = slurpen = slobberen
stoorzender = klojo = lastpost = klier = ettertje = lastpak = lomperd
ruimtependel = ruimteveer = shuttle = space-shuttle
koptelefoon = koptelefoon met microfoon = hoofdtelefoon = oortelefoon = headset = hoofdtelefoon met microfoon = oormicrofoon
opsteekladder = optrekladder = inschuifladder = schuifladder = uitschuifladder
cirkel = kring
uterus = moederschoot = schoot = baarmoeder
regering = regeerperiode = regeringsperiode = staatsapparaat = bestuur = troon = heerschap = beleid = politiek = bewind = gouvernement = heerschappij = overheidsapparaat = regeringstijd
humus = bladgrond = humusgrond = molmgrond = tuingrond = plantaarde = teelaarde = bladaarde = tuinaarde
graven = ingraven = zich = blokken = drillen = boren = delven
dodecaëder = twaalfvlak
sessie = zitting
arbeidsongeschiktheid = invaliditeit = onbekwaamheid = lichaamsgebrek = handicap = gebrek
hexaëder = regelmatig zesvlak = zesvlak = kubus = derde macht
jachttijd = jacht = jachtseizoen
negende = negenste
vloermat = deurmat = voetmat
diskwalificeren = desapproberen = desavoueren = afkeuren
metaal walsen = beslag
drupregen = gemiezer = miezer = motregen
huidschilfer = velletje = vel
misstelling = drukfeil = drukfout = erratum = typefout
wiskunde = mathematica = strategie = mathesis = plan = schema = rekenvaardigheid
oxidatie-reductie = redoxreactie
chemische formule = formule
dialectgeografie = taalgeografie = woordgeografie
zich drukken = zijn plicht ontlopen
vingerkoek = lange vinger
getortel = geflikflooi = liefdesspel = liefdespel = gevrij = vrijpartij
dochter = dochterlief
gozer = jong = knul = joch = knaap = oude = jongen
violier = voorraad
gespan = bespanning = span = ploeg
chlorer = chloreren
gebelgdheid = verontwaardiging = indignatie
citaat = quote = bestek = prijsopgave = quotatie = aanhalingsteken = aanhaling = allegatie
aartsdiocees = aartsbisdom = metropool
schoonmaker = kuiser
bekentenis = aveu = schuldbekentenis = schuldbelijdenis = toelating
ongeloof = ongelovigheid = scepticisme = twijfelzucht
feeling = instinct = intuïtie
bobbeltjesstof = gestreept cloqué = cloqué = seersucker
aantekenboekje = zakboekje
infiniteit = eeuwigheid = oneindigheid
materniteit = moederschap
toekennen = toemeten = toebedelen = vergunning = toewijzen
kletskous = woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar
oftalmiatrie = oogheelkunde
tegenpartij = tegenstrever = anti = wederpartij = tegenstemmer = antagonist = oppositie = tegenstander = opponent = oppositiepartij
Scythië = Scythia
cycloon = windhoos = wervelwind = wervelstorm = tornado = dwarrelwind = orkaan = tyfoon
karaf = wijnkan = wijnkaraf = waterkan
kanarieneuker = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
nazitten = nazetten = achternazetten = achternazitten
consistentie = gelijkvormigheid = harmonie = overeenstemming = compactheid = dikte = dichtheid = densiteit
streling = aai
trimester = voet = term = blok
palatum = verhemelte = gehemelte
roddelkrant = schandaalblad = boulevardblad = sensatieblad = roddelblad = tabloid = boulevardkrant = sensatiekrant
knolselderie = knolselder = raapselderij = raapselderie = knolselderij
sjibbolet = password = consigne = parool = paswoord = schibbolet = wachtwoord = herkenningswoord = sleutel
vrekkigheid = zuinigheid
risico nemen = wagen = riskeren = vergokken
heupkom = acetabulum
meekrijgen = bewegen = overreden = bewerken = omturnen = platpraten = omverpraten = overtuigen = ompraten = bepraten = overhalen
hoefsmederij = smederij = smidse = smelterij
maaltijden = verbruiken = vreten = eten = tafelen = consumeren = nassen = nuttigen = bikken
aperitief = hors-d'oeuvre = voorafje = voorgerecht = entree
cameraman = cinematograaf = operateur = filmoperateur
Republiek Kiribati = Kiribatisch = Kiribati
chimère = waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma
aanraken = raken = ontmoeten = beroeren = toucheren = afspreken
trainster = oefenmeester = trainer
casten = gooien = neergooien
falanx = kootbeen = kootje = gelidbeentje
plegen = wennen = zwemen = gewennen = begaan
sjouwen = meesleuren = torsen = uitvoeren = meezeulen = zeulen = afleggen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen = volbrengen = kwijten = meeslepen = rondsjouwen = treffen = uitrichten
bedoelen = intenderen = willen = menen = van plan zijn = beogen
blaaspoot = donderbeestje
ontbering = ruwheid = ondraaglijkheid = ellende = derving = ontneming = gemis
gym = gymnasium = gymnastiek
volkenkundige = ethnoloog = etnoloog
guerrillastrijder = guerrilla = partizaan = vrijheidsstrijder
krediethypotheek = hypotheek
contradictie = incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = discordantie = antilogie = inconsequentie = strijdigheid = onsamenhangendheid
disconto = rentestandaard = rentestand = rentepercentage = rentevoet
tbc = tb = ftisis = tering = tuberculose
liftkoker = liftschacht
rits = sliert = ritssluiting = trits = ris = rist = slier = serie
huisbaas = kastelein = herbergier
calciet = kalkspaat
overdreven vleien = hielenlikken
glee = vrolijkheid = hilariteit
historiografie = geschiedschrijving
tankauto = tankwagen = olietankwagen = olietanker
marktverkenning = marktonderzoek = marketing = marktanalyse
enquête = ondervraging = onderzoek = navraag = getuigenverhoor = studie = inquisitie = opinieonderzoek = geloofsonderzoek
Groenen = groen = sinopel = heerlijkheid
optekenen = boekstaven = opschrijven
stugheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = stijfheid
hinderlijk = vervelend = ergerlijk
redactielid = staflid = kaderlid = personeelslid
zwemvest = reddingsvest
meisje = dienares = jongedame = meid = maagd = vriendin = honneponnie = geliefde = dienstmeisje = werkmeid = juffrouw = ware liefde = griet = dienstbode = vrijster = meiske = dienstmeid = sweetie = honnepon
vallende ster = meteoriet = meteoor
onderdrukt = beheerst
spijsverteringskanaal = maag-darmstelsel
Andrew = André = Andries = Andreas
wegkwijnen = wegteren = verkommeren = verkwijnen = aftakelen = verwelken = zieltogen = verpieteren
grafteken = monument = grafmonument = herdenkingsplaats
retrospectieve = retrospectief
sneb = bek = snavel = bekje = snebbe = nebbe
veerdienst = veer = ferryboot = pont = ferry = veerboot = pontveer = veerpont
mikken = kwakken = aanleggen = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = ogen = plompen = kieperen = kukelen = gooien = zwiepen = dingen = nastreven = streven = lazeren = kegelen = keilen = kogelen
antwerpen = Antwerpen
pelgrimsreis = hadj = pelgrimage = pelgrimstocht = bedevaart
twijg = schakelaar = rijs = wis = spitsroede = wissel = teen
voetpedaal = trapper = pedaal
koeling = koeltechniek
neus-keelholte = nasofarynx
klankbodem = resonantiebodem = klankbord = resonansbodem = zangbodem
caoutchouc = gomelastiek = gummi = rubber
horst = roofvogelnest = arendsnest
anorexia = anorexia nervosa = anorexie
bijwerking = spin-off = bijeffect = bijverschijnsel = neveneffect
kleedkamer = kleedruimte
waterbekken = waterbassin = stuwmeer = waterreservoir = spaarbekken
apostel = discipel = aanhanger = acoliet = adept = volger = volgeling
lampekap = lampenkap
lexicon = woordenlijst = vocabularium = vertaalwoordenboek = woordenschat = vocabulaire = dictionaire = woordenboek
bezorgdheid = ongedurigheid = roerigheid = verontrusting = zorg = ontsteltenis = rustloosheid = ongerustheid = verdwaasdheid = verlangen = tobberij = onrust = gejaagdheid = verbijstering = beroering = ontzetting = gewoel
bakpoeder = gistpoeder
histologie = weefselleer
elektrolytisch = elektrolytische condensator
Antarctis = zuidpool
gewrichtsziekte = artritis = gewrichtsontsteking = synovitis
huidaandoening = huidziekte
gezondheidskunde = hygiëne = gezondheidsleer = continentie
abandonnement = opgave = overlating = overgave = in de steek laten = verlating = afstand
borstvoeding = zog = moedermelk = ablactatie
concours = tornooi = toernooi
bevreemden = verrassen
optimaliseren = verbeteren = perfectioneren
zich opwekken = ontwaken = wakker worden = wekken
flikflooier = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
hoofdweg = autostrade = verkeersweg = Hoofdweg = snelweg = autosnelweg
witheid = wit = zilver = blankheid
wensdroom = ideaal = ideaalbeeld = droom = droombeeld
affirmatie = bevestiging = ja
spontaniteit = onbevangenheid = impulsiviteit = onstuimigheid = speelsheid = spontaneïteit = luchtigheid
zaadbank = spermabank
kunstje = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = kunst-en-vliegwerk = foef
echoën = galmen = naijlen = weergalmen = naklinken = weerklinken = weerschalken = herhalen = nagalmen = resoneren = nazeggen = doorklinken
stamhouder = agnaten = agnaat
nitrogeen = azotum = stikstof
huwelijksmars = trouwmars = bruidsmars = bruiloftsmars
bloeddrukmeter = tensiemeter = sfygmomanometer
impost = schatting = rijksbelasting = belasting = taks = census
vluggertje = haastwerk = Quicky
opwelling = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bevlieging = caprice = kuren = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim
gal = galvocht = slangegif = gif = slangengif = galappel
vacatie = prijs = inschrijfgeld = gage = inschrijvingsgeld = honorarium = vacatiegeld
witvis = elrits = ondermaatse vis = voorn
verflauwen = verslappen = afzwakken = tanen = ontspannen = verwijven = verweken = kwijnen = verbleken = verzwakken
aanvechten = contesteren = aanvallen = betwisten = bestrijden = weerleggen
uitvallen = leiden = opspelen = uitmonden = de handdoek in de ring werpen = uitpakken = uitvaren = uithalen = uitdraaien = vallen = bekomen = fulmineren = uitlopen = zich overgeven = uitvliegen = resulteren = uitschieten
afstraffing = boetedoening = straf = repressie = bestraffing
bandage = verband
boswachter = boomkweker
handvol = handbreed = greep = handbreedte = handjevol
kunstschilder = schilder
afgeven = kraken = afbreken = tussenkomen = mengen = afkammen = zich bemoeien met = afzeiken = inmengen = bemoeien = encanailleren = afkraken = veroordelen = zich inmengen met = inlaten = tornen = neerhalen
uitdelen = verdelen = toedienen = dealen
hysterotomie = sectio caesarea = c-sectie = sectio = keizersnede
bedrijf = zaken = handelmaatschappij = klandizie = zakenleven = corporatie = werking = businessclass = sector = wezen = branche = zaak = compagnie = onderneming = vak = firma = -wezen = handelsmaatschappij = akte
meelpap = havermoutpap = lammetjespap = bloempap = pap
papkind = lafbek = onzekere wankelmoedige man = papkindje = janhen
in de schijnwerpers staan = belichting = spotlight
deken = oudste = Doyen = doyen = dek = beddedeken = beddendeken
navelsteng = navelstreng = navelsnoer
meristeem = deelweefsel
chlorofyl = chlorophyl = bladgroen
kaliloog = kaliumchloride = potas
hermitage = ermitage = Hermitage = kluizenaarswoning = kluis = kluizenaarshut
ermitage = Hermitage = kluizenaarswoning = kluis = hermitage = kluizenaarshut
aaneenbreien = breien = samenbreien = aaneengroeien
krijsen = kreet = schreeuw = schreeuwen = roep = gillen
uitdampen = dampen = wasemen = transpireren = uitademen = perspireren = uitwasemen
ivoor = elpenbeen
kapoetsmuts = pots = ka(r)poets = kapoets
eigendomsrecht = vastbenoemd zijn = oorkonde = claim = eigendom = vordering = eis = beschikkingsrecht = akte
eetkamer = eetzaal
afsluitdop = sluitdop = dop
in het land der blinden is eenoog koning = ellende
eucharistieviering = Eucharistie = eucharistie = mis
Maria-Hemelvaart = Maria-ten-hemel-Opneming = hemelvaart
watturenmeter = elektriciteitsmeter
keep = kerf = ril = inkeep = inkeping = groef
raudauwen = rouwdouwen
aantasten = berokkenen = toebrengen = aandoen
perforeren = doorbreken
GMT = Greenwich-tijd = Greenwichtijd
keikop = stijfhoofd = stijfkop = koppigaard = kopstuk
awoert = boe = uitjouwen = snuiven
bladtin = aluminium folie = tinfoelie = stanniool = zilverpapier = foelie = tinfolie = staniol = folie
Schots-Gaelisch = Schots-Gallisch
dorpsmentaliteit = pietluttigheid = benepenheid = kruideniersmentaliteit = bekrompenheid = kleingeestigheid
nageltang = nijper = pincet = splintertangetje = knijptang = trektang = nijptang = tang = spijkertang
wipwap = wip
heiblok = beer = valblok
diafragmaopening = lensopening = diafragma = pupil
risee = pispaal = wrijfpaal
cirium = curium
klinken = inklinken = nagelen = proosten = uitklinken = aanstoten = vastspijkeren = toosten = toasten = vastnagelen = spijkeren
acclimatisering = acclimatisatie = aanpassing
looderts = cerussief
aanscherpen = verduidelijken = verdietsen = verhelderen = toelichten = expliciteren = preciseren
complicatie = verwikkeling
Saami = Sami = Saamen
stiksteek = achtersteek
het is te duur = ijzerwinkel = ijzerhandel
opus = oeuvre = werk
druivensap = druivesap
honk = behuizing = home = woongelegenheid = woonruimte = woning = huis = basis = heem = tehuis = thuis
hofmeester = steward
import = invoer = importeren = invoeren
bedevaart = hadj = pelgrimage = pelgrimsreis = pelgrimstocht
opzijzetten = negeren = ignoreren = afwimpelen = wegcijferen
slagveer = stuurpen = slagpen = slagpin = staartveer = drijfveer
onderdak = schuilplaats = haven = vluchtplaats = vluchtoord = schoot = toevluchtsoord = wijkplaats
oppositiepartij = oppositie = tegenpartij = opponent
buiten beschouwing laten = uitsluiten = niet meetellen = niet toelaten
cohort = leeftijdsgroep = leeftijdsklasse
karakteristiek = hoedanigheid = karakterisering = typering = kenmerkend = propriëteit = karakterschets = kenschets = eigenschap
sedativum = tranquillizer = kalmeringsmiddel = sedatief
haarscheiding = scheidingslijn = scheiding = streep
jaagpad = trekpad
pascontrole = paspoortcontrole = inwijking
controverse = dispuut = debat = redestrijd = onenigheid = woordenstrijd = pennestrijd = betwisting = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = twistpunt = polemiek = geschil = meningsverschil
Arabische cijfers = Arabisch cijfer
gebruikersinterface = interface
avocadopeer = avocado
raadslid = gemeenteraadslid
visgrond = visserij = visindustrie
spookbeeld = schrikbeeld = spook
oscillatie = trilling
buikloop = diarree = kakkerij = afgang
tarwebrood = tarwe
zoetelaar = proviandschip
geleedpotigen = geleedpotige
wegversperring = wegblokkade = barricade
geldzak = geldbuidel = geldtas = beurs = zak = knip = portemonnee
vredigheid = vrede = pax = rust
middelvinger = middenvinger
tuingrond = bladgrond = humus = humusgrond = molmgrond = plantaarde = teelaarde = bladaarde = tuinaarde
abonnee = intekenaar = donateur = ondertekenaar = geabonneerde
piesbak = pisbak = waterplaats = urinoir = urinaal = waterbak
gekerm = verzuchting = gejammer = geweeklaag = jammerklacht = weeklagen = weeklacht
initiëren = introduceren = implementeren = invoeren = overschakelen = inwijden = doorvoeren = instellen = inhuldigen = innoveren = overgaan
opstoppen = volgooien = opvullen = vullen
Bedoeïen = bedoeïen
schrobnet = kornet = kor = wade
stamelen = stotteren
krijt = kleurkrijt = boerenkrijt = schrijfkrijt = krijtgesteente = krijtje
assumeren = voor lief nemen = ervan uitgaan = veronderstellen = presumeren = postuleren = supponeren = gissen = stellen = onderstellen = aannemen
zeehond = lak = verzegeling = rob = zegellak
plaatsen = zetten = brengen = neerzetten = stellen = kwalificeren = doen = klasseren
dij = dijbeen = femur = bovenbeen
zonnedak = vallicht = dakraam = daklicht = lichtkoepel = koepel = open dak = schijnlicht
relaxen = ontspannen
koortsvrij = afebriel
decisie = besluit = conclusie = eindoordeel = slotsom = gevolgtrekking = beslissing = bevinding
asse = as = resten
revenu = brutoloon = revenuen = brutosalaris
giro = postcheck = postcheque- en girodienst = postcheque-en-girodienst
venusheuvel = venusberg = schaamheuvel = pubis
werking = actie = bedrijf
weerleggen = loochenen = ontkennen = wegredeneren = aanvallen = bestrijden = omverhalen = refuteren = contesteren = wegpraten = omverwerpen = tegenspreken = logenstraffen = ontzenuwen = betwisten = aanvechten
Frans = schuttingtaal = Fransen
gebakkelei = geruzie = woordenwisseling = gehakketak = onenigheid = gekrakeel = gekijf
doily = matje = onderleggertje = taartrand
huilen = wenen = schreien = gebrul = janken = gehuil
schuifladder = optrekladder = inschuifladder = opsteekladder = uitschuifladder
wapenkunde = heraldiek = wapenleer
hemellichaam = hemelbol
magnetische weerstand = tegenzin
giftige stof = toxine
gezichtsscherpte = scherpte
netel = irritant = brandnetel
volhardendheid = standvastigheid = bestendigheid = stabiliteit = volharding = vasthoudendheid
kokosboom = kokospalm = klapper = kokosnoot = klapperboom
tremulant = tremolo
schakeling = verbinding = aansluiting = connectie = telefoonaansluiting
damesverband = maandverband
verbijsteren = ontzetten = choqueren = verwonderen = verwarren = verbazen = ontstellen = doen twijfelen = in de war brengen = dooreenhalen = verbluffen = shockeren
leefgebied = woongebied = territorium = biotoop = habitat = standplaats
handelsvloot = koopvaart = koopvaardij = koopvaardijvloot
neerzitten = zitten = zetelen
voorbestemming = lot = voorzienigheid = lotsbeschikking = bestemming = providentie = voorbeschikking = lotsbestemming = levenslot
floret = bloem = Aluminiumfolie = folie
opmerken = gewaarworden = ontwaren = merken = bemerken = bekennen = waarnemen
vastlopen = falen = stranden
chronologie = tijdrekenkunde
croque-monsieur = croque monsieur = tosti-ijzer = tostiijzer
halswervel = nekwervels
revolutie = wending = keer = toer = draaiing = kentering = ronde = ommezwaai = omslag = ommekeer
bromium = broom
accentteken = klemtoon = accent
hulpmiddel = handigheid = hulp = utiliteit = instrument = medium = middel = hulpje
oxydatiemiddel = oxiderende = oxydans
dies irae = laatste oordeel = doemsdag = oordeelsdag = doemdag = dag des oordeels
geschilpunt = parisappel = strijdpunt = twistvraag = verschilpunt = twistappel = twistpunt
mekken = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren
brie = Brie
verfomfaaien = verkreukelen = kreuken = kreukelen = ragebol
neutelen = beiden = lijmen = dralen = talmen = treuzelen = dreutelen = tutten = teuten = lijntrekken
leenheer = vazal = leenman = slaafs = soeverein = grootgrondbezitter
herziening = revisie = redres
alcoholisme = alcoholprobleem = drankprobleem = drankzucht
scheikunde = chemie = alchemie = alchimie
coöpereren = samenwerken = samendoen
geldklopperij = charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichting = oplichterspraktijken = bedotterij = afzetterij = oplichterspraktijk
versvoet = voet
duur = lengte = looptijd
zijdeteelt = zijdecultuur
hazelaar = hazelnoot
schaal-en schelpdieren = schelpvis = weekdier = mollusk
bottel = rozenbottel = rozebottel
twaalfuurtje = lunch = noenmaal = middagmaal = (licht) middagmaal = middageten
plantenzijde = plantezijde
onderkant = onderzijde = onderste = bodem = bil = onderzij
amnestie = begenadiging = remissie = gratie = gratieverlening
overheidsapparaat = regering = staatsapparaat
Rooms = paaps
snellen = reppen = ijlen = racen = spoeden = vliegen
toeschouwer = getuige = kijker = toekijker = randfiguur
anijszaad = anijs
twaalf = tientallen = dozijn
toorn = woede = gramschap
epoch = tijdperk = tijd = era = leeftijd = ouderdom
genezen = helen
orgaan = orgel
toestemmen = ondersteunen = toegeven = onderschrijven = aansluiten = bewilligen = goedkeuren = aanvaarden = inwilligen = accepteren = instemmen = concorderen = het eens zijn = accorderen = goedvinden = bijvallen = berusten = schragen = overeenstemmen
opsporingsdienst = FBI = recherche = rijksrecherche
lethargie = hypnolepsie = slaapzucht = narcolepsie = futloosheid = lusteloosheid
drooghekje = droogrek
wasserette = wassalon
gedragsregel = regel
kwaadspreken = vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = schandaliseren = belasteren = lasteren = bezwadderen = roddelen = denigreren = smaden = bekladden
deun = deuntje = lied = spreekkoor = mopje
benzinedamp = uitlaatgas = uitlaatgassen
schubhuid = psoriasis
cretin = kretijn = waanzinnige = gestoorde = mogool = gek = geesteszieke = mongool = debiel = krankzinnige = idioot = imbeciel
ondertekenen = bekrachtigen = ratificeren
Purim = Poerim = Lotenfeest
woord = woordenwisseling = erewoord = woord van eer = parool
preventie = omzeiling = voorkoming = voorzorg
clitoris = knopje = kittelaar
peppel = populier
uitbaten = exploiteren
reuzenkerel = reuzekerel
toelaten = vergeven = binnenlaten = toegeven = vergoelijken = admitteren = toegang verlenen = inlaten = toestaan
slangenbeet = beet van een slang
Tien geboden = tien geboden = decaloog
vliegsnelheid = luchtsnelheid
adapter = reisstekker = verloopstekker = wereldstekker
gezinsbijstand = sociale verzekering
handbreedte = handbreed = greep = handvol
vingerzetting = applicatuur = greep
gesjilp = gepiep = getjilp
pantoffel = muil = slof = slipper
geloofsbelijdenis = confessie = peccavi = belijdenis = credo = professie = schuldbelijdenis = biecht
tegenkomen = opdiepen = opduiken = stoten = ontmoeten = samenkomen = opduikelen = stuiten = aanlopen = treffen = aantreffen
onderpastoor = voorganger = pastor = kapelaan = zielzorger = parochiepriester = hulppredikant = rector = dominee
prijzenoorlog = tarievenoorlog = prijzenslag
laagterecord = nulpunt = dieptepunt = laagtepunt
acht = oplettendheid = applicatie = alertheid = inzet = overgave = toewijding = ijver
entozoön = endoparasiet
afficheren = aanplakken
refereren = aangeven = terugverwijzen = verwijzen = noemen = terugwijzen
aangetrokken voelen tot = lusten = mogen = leuk vinden = houden van = graag hebben
mem = memmen = pram = vrouwenborst = tiet = borst
wimper = pinkhaar = ooghaar = oogwimper
mierenhoning = honingdauw
nadoen = imiteren = nabootsen = kopiëren
uraan = uranium
brandewijn = aqua vitae = brandy
fotokopie = xerox = xerografie = kopie
ovarium = eierstok = vruchtbeginsel
pump = pumpschoen
beklemtoning = accent = accentuering = emfase = klemtoon = benadrukking = nadruk
notificeren = publiceren = bekendmaken = notifiëren = betekenen = aankondigen = aanduiden
graniet = granietsteen
unster = ponder = ponterstok = weeghaak
pleisteraar = stucwerker = pleisterwerker = stukadoor = raper
gehoorbeentje = botje = boontje = gehoorbeen
omkiepen = omgooien = omduwen = omknikkeren = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkegelen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen
kraagstuk = kraagsteen
beeldband = video = videocassette = videoband
rondzwerven = slingeren = rondslingeren = zwerven
bloemlezing = analecten = analecta = chrestomathie
hoofdbestuur = raad van bestuur = directorium = bestuurscollege = opperbestuur = directoraat = directie = bestuurslichaam = bedrijfsleiding
interen = opdoen = opgebruiken = opmaken
Litouws = litouws
pandhouder = pandnemer = pandbelener
kankerstok = shagje = sigaret = peuk = saffie = sjekkie
Noor = Noorse = viking = Noorman
opvoering = toneeluitvoering = verhoging = toneelopvoering = toneelvoorstelling
cementmolen = betonmolen = speciemolen = stortmolen
entrecote = lendenstuk = entrecôte
artillerist = schutterskoning = boordschutter = kanonnier = konstabel
terdoodbrenging = terechtstelling = executie = doodstraf
Atlantisch = Atlantische Oceaan
graanvruchten = graanvrucht
helikopterhaven = heliport
warmen = verwarmen
voetvolk = infanterie
paardedek = paardendek = rugkleed
vetweefsel = vet = smeer
drossen = vertrekken = zijn biezen pakken = wegrennen = overlopen = zich terugtrekken = deserteren = zich stilletjes uit de voeten maken = apostaseren = afvallen
intersectie = snijpunt
havenarbeider = dokwerker = bootwerker = stuwadoor
weersatelliet = Weersatelliet = meteosatelliet
oervorm = archetype = oerbeeld = prototype = grondvorm = type
bergruimte = berghok = bewaarplaats = magazijn = opbergplaats = berging = opslagruimte = opslagplaats = opslag = bergplaats
omwisselen = ruilen = omruilen = inwisselen = verwisselen = switchen
vliegreis = vlucht
drukknop = drukker = drukschakelaar
bekritiseren = kritiseren = beoordelen
petrificeren = verstenen = fossiliseren
grenslijn = grens = grenslinie
expectoratie = het spuwen = het fluimen
janplezier = wagon = brik = rijtuig = break
kruller = krulspeld = papillot = krulpen = haarroller = roller
privaat = wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = bestekamer = toilet
vakverbond = syndicaat = vakcentrale = vakfederatie = vakbond = vakorganisatie = beroepsorganisatie = vakvereniging = bond
wenden = wending = draaien = keren = rol = afslaan = rollen
minotauros = Minotaurus = minotaurus
levensvisie = levensbeschouwing = filosofie = levensfilosofie = wereldbeschouwing
geloofspunt = dogma = dogmatiek
duo = quatre-mains = stelletje = span = duet = tweespan = stel
wegspelen = overspelen
dienstplichtige = milicien = rekruut
neetoor = brombeer = nijdas = brompot = mopperaar = zuurpruim = nurk = grompot = knorrepot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar
prijsniveau = prijsindex = prijsindexcijfer = prijspeil
gelovig = devoot = pieus = religieus = godzalig = godsvruchtig = godvrezend = vroom = godsdienstig
mondharmonica = mondharmonika = harmonica = mondorgel
biscuit = koek = koekje
autoweg = A-weg = autostrade = rijksweg = autobaan = snelweg = autosnelweg
tuinier = hovenier = kweker = plantenkweker = tuinder = tuinman = bloemkweker = boomkweker
studentenhuis = villa = slaapzaal
nous = brein = denkvermogen = rede = geest = psyche
fontenel = fontanel
ruim = wereldruim = hol = scheepsruim = universum = al = laadruim = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte
duw = zetje = zet
hyperesthesie = sensitiviteit = overgevoeligheid
keutel = hummel = dreumes = krummel = kleuter = wurm = puk = kabouter = kruimel = dreutel = peuter = ukkepuk
floorshow = kleinkunst = cabaret = floor-show = cabaretprogramma
reling = potdeksel = hakkebord = dolboord = verschansing
donk = drasland = broekland = moerasgebied = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = broek = zomp = dras = moeras
vervoerbiljet = carga = vrachtcedel = laadbrief = vrachtbrief
kidnapper = gijzelaar = ontvoerder = gijzelnemer = gijzelhouder
oogheelkunde = oftalmiatrie
organel = cellichaam
bijwagen = aanhangwagen = achterligger = aanhanger = trailer = oplegger = bakkie
belastingontduiking = belastingfraude = belasting ontduiking
omlijning = schets = lijntekening
gerimpeld = kreukelig = rimpelig
sinaasappelboom = appelsienenboom = sinaasappel = appelsien
eten geven = voeren = invoeren = voeden = voederen = voedsel geven
hechtpleister = plakpleister = plakker = kleefpleister = pleister
verfijnen = polijsten
amnion = lamsvlies = weivlies
apologetiek = apologetica
opschik = smuk = uitmonstering = tooi = opsmuk
puntboog = spitsboog
chilisaus = chilipoeder = chili = peper
beroven = roven = plunderen = uitschudden = ontvreemden = bestelen = brandschatten = ontnemen
oogmerk = einddoel = doel = doelwit = doeleinde = streven
equalizer = equaliser
conspiratie = complot = kuiperij = collusie = conjuratie = samenzwering = komplot = intrige
standbeeld = beeld
fluctuatie = golfbeweging = wankeling = schommeling = slingering = slingerbeweging
cijns = verbruiksbelasting = accijns
haantje de voorste = belhamel = trendsetter
wegwerpartikel = disposable = wegwerpbaar = weggooiartikel
voederbak = voerbak = krib = kribbe = trog
attitude = habitus = gedragslijn = opstelling = gedraging = houding
lettervreter = boekworm = boekenvreter = boekenworm = boekenwurm
derrière = krent = zitvlak = bips = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = tooches = posterieur
behoeder = voogd = verdediger = beschermheer = wachter = voogdes = beschermer = bewaker
GEB = energiebedrijf
lantaarn = straatlantaarn = straatverlichting
snijpunt = intersectie
souvenir = aandenken = herinnering = memorabilia = relikwie
bliksemoorlog = blitzkrieg = bewegingsoorlog
koekenpan = bakpan = braadpan = hapjespan
sluitersnelheid = vaart = snelheid = speed
nachtwacht = hondenwacht = hondewacht
smeltdraad = smeltstop = zekering = stop
aardtrilling = aardschok
leerlooierij = looierij = zouterij
diëtist = voedingsdeskundige
betrappen = attraperen = snorren = snappen
buitenwipper = portier = uitsmijter
kinderarts = pediater
belegger = kapitaalsverschaffer = investeerder
hartziekte = hartaandoening = hartkwaal
bronstijd = Bronstijd
dichotomie = tweedeling
jongelui = jongelieden
zwijgzaamheid = gereserveerdheid = terughoudendheid = geslotenheid = reserve
feministe = feministisch = feminist
scharnierpen = fits
tolvlucht = vrille
becijferen = calculeren = uitrekenen = rekenen = uitwerken = berekenen = plannen
metselsteen = klinker = baksteen
Donar = Thor
centrale spoedopvang = SEH = CSO = spoedeisende hulp
taaldaad = taalhandeling
auditorium = aula = zaal = gehoorzaal
purist = taalzuiveraar
theelichtje = kookplaat = kookplaatje = lichtje
speelhal = automatenhal = speellokaal = amusementshal
vliegmachine = luchtvaartuig = kist = vliegtuig = toestel
kamrad = kamwiel = rondsel = tandwiel = tandrad = rad
overheidssteun = overheidssubsidie = subsidie = betoelaging = rijkssubsidie = staatssteun = rijksbijdrage
amfibievliegtuig = amfibievoertuig = amfibie
keelgat = farynx = keelholte
spoelen = wassen
provoceren = opjutten = uitlokken = aansporen = ophitsen = porren = opruien
incubus = juk = last = nachtmerrie
sproutje = taugé
gootsteen = pompsteen
Hallo = Hullo
wondhaakje = agrafe = kram = hechtkram
rassenvermenging = verbastering = vermenging = rassenvermening = kruising
horzel = hoornaar
opgewekt = optimistisch
krieuwel = kriebel = jeuk
volgooien = opvullen = opstoppen = vullen
boekhandelaar = boekverkoper
salto = koprol
elfmeter = pingel = penalty = strafschop
pleitbezorger = verdediger = fakkeldrager = strijder = patroon = voorstander = bepleiter = pleiter
entiteit = iets = wezenlijkheid = wezen = het wezen
Onzevader = ruin
zebrapad = voetgangersoversteekplaats = zebra = oversteekplaats
rosarium = rozentuin
puzzeltocht = puzzelrit = speurtocht
brevier = breviarium = getijden = getijdenboek = getijde
vriendinnetje = bekendheid = vriendin = vriend = vriendje = maatje = bekende = kennis
bast = donder = zwoerd = lijf = spekrand = body = spekzwoerd = lichaam = corpus = ons aardse huis = schors = schil
vooronder = voorkasteel
baltsen = balderen
afdroogdoek = theedoek = handdoek = keukendoek = keukenhanddoek
insolventie = onvermogen
Sloveen = Sloveens
rijmelarij = jingle = kreupelrijm = rinkel
edelsmid = zilversmid = goudsmid
consultatie = consult = verwijzing = referte = samenspraak = referentie
baten = winst = helpen = winstcijfers = baat = profijt = winstcijfer = goeddoen = gewin
schuldige = overtreder = bedrijver = pleger = boosdoener = aanstichter = dader
uitvoerverbod = embargo
dorpsstraat = hoofdstraat
adhesief = kleefstof = kleefmiddel = lijm
pannelap = pannenlap
schakelschema = elektriciteitsnet = bedrading = schakelingen = schakelsysteem = elektrische installatie
reizen = reis = trekken
toebereiden = brouwen = inrichten = klaarmaken = koken = bereiden
kettingbrug = hangbrug
lotbestemming = kismet
rachel = rafter = rachter
pret = amusement = lol = ontspanning = plezier = vermaak
steengroeve = groeve
belasting = vermogen = belastingdienst = bewijslast = impost = schatting = plicht = taks = zwaarte = fiscus = rijksbelasting = heel wat = IRS = drang = druk = last = census
geldkistje = moppentrommel
koffiepauze = theepauze = middagschaft
fokkemast = fokkenmast
felicitatie = loftuiting = gefeliciteerd = proficiat = roem = krediet = lof = gelukwens
omspitten = doorwroeten = overgeven = spitten
verhelen = benevelen = camoufleren = wegstoppen = verhullen = verbloemen = maskeren = versluieren = verdoezelen = verbergen
vorkheftruck = heftruck
mondheelkunde = kaakchirurgie = tandheelkunde
bejubelen = toejuichen
industrializatie = industrialisatie
tonometer = manometer
verdedigingswerken = verschansing = fortificatie = verdedigingswerk = versterking
brandweerauto = brandweerwagen = waterspuit = brandspuit
volstrektheid = onbeperktheid
confronteren = ontmoeten = treffen = vinden
TL-buis = T.L.-buis = tl-buis = fluorescentielamp
tweede-hand_store = kringloopwinkel
lady = dame = damestoilet = madame = jonkvrouw = mevrouw
kornet = kor = trompet = wade = cornet = schrobnet
paardenstaart = paardestaart
stofzuigen = stofzuiger
naamwaarde = nominale waarde
verpozing = afleidingsmanoeuvre = relaxatie = verstrooien = ontspanning = recreatie = vrijetijdsbesteding = afleiding = dolce far niente = verstrooiing = vermaak = verzet = verzetje = verstrooiïng
drukmiddel = dwangmiddel = pressiemiddel
haast = spoed = gehaast = gejakker
afstraling = glans = glittering
overspoelen = bestormen = doodgooien = overstromen = overstelpen = overladen = bedelven
geografie = aardrijkskunde
methodiek = optreden = systeem = methode = handelwijs = systematiek = handelwijze
chocolaatje = chocolade = chocoladebonbon
uitkoop = afkoopsom
dengue = knokkelkoorts
nieuwsanker = nieuwslezer
beamen = affirmeren = erkennen = bevestigen = bekrachtigen = confirmeren
destillatie = distillatie
Noach = Noë
lijkbezorger = begrafenisondernemer = uitvaartleider
klokketoren = klokkentoren
luiden = opgeven = gaan = staan = opzeggen = beieren = bommen = zeggen = luien
lijnkoek = veekoek = oliekoek
backup = reservekopie = reserve
biet = kroot
beha = bustehouder = b.h. = bh
stofwisselingsproduct = metaboliet
inrit = oprit
ontucht = hoererij = liederlijkheid = onzedelijkheid = bandeloosheid = zedeloosheid = onkuisheid = ontuchtigheid
kaderlid = kader = staflid = personeelslid = redactielid
hoedeplank = schap = hoedenplank = plank
modegek = vent = sjeik
watervliegtuig = hydroplaan
plint = sokkel = voetstuk
wielas = as = draagas
grondvester = grondlegger = oprichter = vader = stichter
drugsdealer = dealer = drugdealer
geheimschrijver = duiker = stiekemerd = gluiper = gluiperd = sluiper
Lichtmis = Mariafeest = Maria-Lichtmis
vogelgezang = vogelzang = lied
katoen = watten = katoenplant = katoenvezels
dodenlijst = dodenregister
duinpan = pan
advocate = jurist = verdediger = advocaat = raadsman = pleiter = voorspraak
hindernis = rem = belemmering = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = struikelsteen = verhindering = barrière = struikelblok = hinderpaal = moeilijkheid
Kameleon = kameleon
achromatopsie = daltonisme = kleurenblindheid = achromasie
Greaseball = macaronivreter = spaghettivreter
polygamie = veelwijverij = polygynie
hartelijkheid = cordialiteit = vriendelijkheid = jovialiteit = innemendheid = beminnelijkheid = gemoedelijkheid = minzaamheid = welwillendheid
martelkamer = folterkamer
meegaand = toegevend = inschikkelijk = gedwee
levensonderhoud = kost = onderhoud = onderhoudsbedrijven = subsistentie = bestaan
dioxide = dioxyde
eigeel = eierdooier = dooier = geel
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland = Britannië = Groot-Brittannië = Verenigd Koninkrijk = V.K.
ondersecretaris = onderminister
admissie = vergunning = licentie = toelatingsexamen = consent = dwanglicentie
plaatsnaam = toponiem
erlang = Erlang
planetoïde = asteroïde
letterkunde = literatuurwetenschap = bellettrie = literatuur = schrijfkunst = letteren
semi-bungalow = buitenhuis = bungalow = huisje = optrekje = arbeiderswoning
Laser Printer = laserprinter
kroonsieraden = kroonsieraad
stoephoer = slet
dodenstad = begraafplaats = kerkhof = dodenakker = godsakker
tinkelen = tingelen
opwarmen = enthousiasmeren = begeesteren = motiveren = verontrusten
zenuwenoorlog = psychologische oorlogsvoering = zenuwoorlog
conservatisme = behoudzucht
postscriptum = nota bene
volharden = volhouden = doorbijten = blijven = persisteren = standhouden = uitzingen = persevereren = doorzetten = doordouwen
pikker = specht
wasteil = teil = tobbe = badkuip = bad = wastobbe
geloof = religie = godsdienst = geloofsovertuiging
handelshuis = handelsfirma
board = raad = bestuur = houtboard = raadscollege = houtvezelplaat = directie = beheerraad = plank
samenwoning = hokken = cohabitation = samenwonen = samenleving
hoeklijn = diagonaal
apatride = ontheemde = staatloze = displaced person
renbode = ijlbode = koerier = boodschapper = gezant = bode = heraut
Tricker = schavuit = practical joker = practical-joker
verdelger = ongediertebestrijder
roux = béchamelsaus
onderzetter = bierviltje
halveringstijd = halfwaardetijd = halve leven
concentreren = richten
droogmaken = droogleggen = drogen = dehydreren
beukennootje = beukenootje
speldeprik = speldenprik
pubes = schaamdelen = schaamdeel = onderlijf = pudenda = schaamstreek
koningin = wijfjeskat = prinses = koning = vorstin = dame = heer = poes = vrouw
opzwellen = aanzwellen = opzetten = zwellen = uitzetten = uitdijen
verkillen = bekoelen = luwen = verkoelen
excommunicatie = banvonnis
lade = schuif = schuifla = la = schuiflade
nakroost = nakomeling = nakomelingschap = nageslacht
roeren = bewegen = kanten = keren = verweren = vechten = verzetten = weren = ontroeren = doorroeren
slaghoedje = ontsteker = dop = ontstekingsmechanisme = detonator
plafon = plafond = plafonnering
schreien = wenen = huilen
onderkoeling = hypothermie
veevoer = voeder = veevoeder = kanonnenvoer
kleerkast = kledingkast = poteling = flinkerd = kast = hangkast = kneibel
bungalow = buitenhuis = semi-bungalow = huisje = optrekje = arbeiderswoning
vrachtbrief = carga = vrachtcedel = laadbrief = vervoerbiljet
sociaal-democratie = sociaaldemocratie
wijnkunde = oenologie
zich vrijblijvend opstellen = schrijlings zitten op
begeren = hunkeren = verlangen = dromen = zuchten = talen
zeskant = zeshoek = hexagoon
definitie = omschrijving = scherpte = begripsbepaling = definiëring = woordverklaring
poederchocola = cacao = cacaopoeder
witsel = kalk = stuc = muurkalk = pleisterkalk = witkalk = pleistermortel = pleister
duivelstoejager = duvelstoejager = factotum = duizendpoot = manusje-van-alles
numero = nummer = rugnummer = startnummer
borderel = agenda
koerier = renbode = ijlbode = boodschapper = gezant = bode = heraut
selfgovernment = zelfbestuur = zelfbeschikking = self-government
toepassingsprogramma = applicatie = computerprogramma = programma
teloorgaan = verdwijnen = tenietgaan
schrik hebben van = bang zijn = schrik hebben = vrezen = aanhikken = opkijken = duchten = opzien
planeetjaar = jaar
imperfectie = gebrekkigheid = onvolmaaktheid = onvolkomenheid
tussenverdieping = entresol = insteekkamertje
dilettant = liefhebber = hobbyist = amateur
oud-leerling = abituriënt = afgestudeerde
bloedbaan = bloedsomloop
taalbeschouwing = linguïstiek = taalkunde = taalwetenschap
deuropening = entree = ingang = toegang
houtweefsel = xyleem
pastelkleur = pastelkrijt = pasteltint = pastel
liefdadigheid = liefdadigheidsinstelling = liefdadigheidsorganisatie
verheffing = verbetering = verhevenheid
metgezel = reisgenoot = tochtgenoot = medereiziger
pijnappelklier = hersenaanhangsel = epifyse = hypofyse = hersenklier
oregano = marjolein = majoraan
plantaardige olie = plantenolie = aardolie = olie
havengeld = havenrecht
sproeien = bespuiten = besproeien
samenstromen = samenvloeien = samendringen = samendrommen = opeendringen
slaapliedje = slaapdeuntje = wiegeliedje
neusvocht = snot = snotaap
Nederland = kikkerland = Koninkrijk der Nederlanden = Holland
voorbede = gebed = bede = supplicatie = smeekbede
portaalsite = portal
tafellaken = tafelkleed
begeleiden = escorteren = informeren = coachen = aanraden = aanbevelen = adviseren = advies geven = escorte = raadgeven
rugby voetbalspel = rugby
gewrichtsholte = fitting = kom = gewrichtskom
machinatie = manoeuvre
schenktuit = schenkrand = tuit = spruit
allegaartje = brokstukken = mengelmoes = mikmak
blitzkrieg = bewegingsoorlog = bliksemoorlog
hoogte = hemelboog = niveau = luchtruim = firmament = hemeldak = terreinverheffing = hemelblauw = hemel = zwerk = lucht = uitspansel
contreie = buurt = milieu = contreien = kader = omstreek = wijk = nabijheid = omgeving = omstreken = omtrek
glasdraad = fiberglas = glasvezel
kameraadschap = vriendschap = vriendschapsband = vriendschappelijkheid
descendentie = komaf = afkomst = afstamming = geboorte = herkomst
holenmens = grotbewoner = troglodiet = holbewoner
gynaecoloog = verloskundige = accoucheur = vroedvrouw
draagbaar = baar = berrie = brancard = burrie
staatsinkomsten = overheidsinkomsten = rijksbelasting
kus = kukkel = smak = smok = zoen = lik
turfveen = veen = veenmoeras = oer = moer = moergrond = veengrond
prulding = franje = prul = barrel = tierlantijntjes = prulletje = vod = pruts = tierelantijntjes = prullaria = lor
schaakspel = schaken = schaak
kortheid = beknoptheid = bondigheid
lichaamsopening = opening
expanderen = uitbreiden = verruimen
ontdekking = speurwerk = doorbraak = vondst = waarneming = opsporing = vinding
intrekking = nietig verklaring = cassatie = afschaffing
beschrijving = omschrijving = inventaris = aanduiding = betekenis = denotatie = tekening = descriptie
bruggenbouwer = bruggebouwer
melkmuil = schacht = broekje = beginneling = vlasbaard = nieuwkomer = nieuweling = groentje = groene
eunuch = castraat = kamerling = haremwachter
quintool = vijftal = vijf
tuchtigen = afstraffen = kastijden = straffen = bestraffen
reservefonds = bufferfonds = reserve
aanklager = officier van justitie = dager = rekwirant = eiser
bovenkant = kopstuk = bovenstuk = bovenste = bovendeel = bovengedeelte = bovenzijde
zifter = sorteerzeef
burgermannetje = buma = burgerman
restverschijnsel = sekwel
rolwieltje = bed op wieltjes
speelgoedpistool = proppenschieter = pistooltje = kinderpistooltje
voedsel = grutterswaren = kruidenierswaren = levensmiddelen
logboek = dagregister = journaal = reisjournaal
natuur = gestel = aard = wezen = inborst = karakter = wild = geaardheid
assepoester = knecht = assepoes = meid = dienstmeisje = Assepoester
monarchist = royalist
paswoord = sjibbolet = wachtwoord = password = consigne = parool = sleutel
schoorsteenplaat = haardplaat
melkpoeder = poedermelk = koffiecreamer
rijping = groei = wasdom = ontwikkelingsfysiologie = ontogenie = ontwikkeling = ontogenese
declareren = aanmelden = aandienen
complement = pendant = duplikaat = aanvulling = tegenhanger = counterpart = complementeren
bosbouwkunde = bomenteelt = bosbedrijf = bosbouw
hamerbout = soldeerbout = soldeerijzer = bout
schreeuwen = roepen = krijsen = gillen = schreeuw = brullen
buitenvrouw = mevrouw = minnares
bouwbedrijf = bouw = bouwnijverheid = bouwsector = bouwwereld
bloemdieren = bloemdier
stiekemerd = duiker = gluiper = geheimschrijver = gluiperd = sluiper
wispelturigheid = gril = onbetrouwbaarheid
redoxreactie = oxidatie-reductie
naïveteit = argeloosheid = naïviteit = onschuld = onbedorvenheid
pipowagen = woonwagen = salonwagen
ceel = cedel = tabel = dienstregeling = programma = planning = tafel
liefdesverhouding = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding
zaklamp = fakkel
hongerlijder = lijntrekker = minimumlijder = plichtsverzaker
gebrul = huilen = loeien = gehuil = brullen = bulderen
basis = alkali = grondslag = honk = grondstof = bedding = vertrekpunt = fundament = base = grondvest = onderstuk = fundering = grondvesting = thuisbasis = hoofdbestanddeel
heg = haag
terugreis = terugtocht = thuisreis = terugweg
dichtheid = soortelijke massa = compactheid = dikte = soortelijk gewicht = densiteit = consistentie
zweten = zweet = bezweten = transpireren
consumptie = verbruik = nuttiging = vertering
waterreservoir = waterbassin = stuwmeer = stortbak = spaarbekken = waterbekken
limo = limousin = limousine
helper = knecht = hulp = waterdrager = bijstand = helpster = misdienaar = assistent = weldoener = begunstiger = dienstknecht = hulpje
gebogen = gekromd
karbonkel = antrax = negenoog
zwemen = plegen
aftekening = werkje = patroon = tekening = dessin
kloffie = plunje
muzikant = muziekbeoefenaar = instrumentist = hoempa = speler = straatmuzikant = musicienne = musicus = instrumentalist = toonkunstenaar
slangemens = slangenmens
naklinken = galmen = naijlen = weergalmen = weerklinken = weerschalken = nagalmen = resoneren = echoën = doorklinken
Goot = gothic
aankondiging = advies = raad = notificatie = raadgeving
wrak = flop = oud versleten auto = vlam = bom
Hoofdweg = hoofdweg = autostrade = verkeersweg = snelweg = autosnelweg
alternatie = alternering = alternantie = afwisseling = verandering = variatie
verweerder = aangeklaagde = gerekwireerde = gedaagde = beschuldigde = beklaagde = verdachte
preciesheid = echtheid = nauwkeurigheid = precisie = waarheid = accuratesse = correctheid
vrijuit gaan = lopen = wandelen
alleenbezit = monopolie
lazaret = veldhospitaal = barak
hypermetropie = verziendheid
richtingaanwijzer = oogklep
postcheque- en girodienst = postcheck = postcheque-en-girodienst = giro
weefster = wever
straffeloos = straffeloosheid
elektrocutie = elektrokutie = electrocutie
verbranden = leeghalen = verbruiken = platbranden = opruimen = brandblaar = leegmaken = uitputten = branden = kwetsen = beledigen
pianoforte = klavier = tingeltangel = piano = klavierinstrument = forte-piano
dracunculiasis = guineaworm
beslissen = uitmaken = resolveren = oplossen = overeenkomen = beschikken = bepalen = beslechten = decideren = zich = besluiten
conniventie = plooibaarheid = souplesse = coulance = meegaandheid = conveniëntie = inschikkelijkheid = flexibiliteit
godenschemering = Gotterdammerung = ragnarok = Ragnarok
zorgwekkend = alarmerend
stadscentrum = city = stadskern = binnenstad = centrum
proberen = zien = pogen = uittesten = uitproberen = beproeven = toetsen = trachten = testen
affirmeren = erkennen = bevestigen = bekrachtigen = beamen
mammie = moe = moederlief = mam = moeder = moesje = mama = moes = ma
platenspeler = grammofoon = draaitafel = pick-up = fonograaf
zuidooster = zuidoosten = zuidoostenwind
onbelangrijkheid = onbeduidendheid
fatale vrouw = vamp = brutale meid = verleidster = femme fatale
bibliografie = leeslijst = literatuuropgave = boekenlijst = literatuuroverzicht = literatuurlijst = lectuurlijst
kilogram = kilo
zonneschijn = zonlicht = zon = zonnetje = zonnelicht = daglicht
Katholizism = katholicisme = Katholicisme
bezorgen = afleveren = leveren = overhandigen = overdragen
koppelwerkwoord = copula = koppelwoord
aanslibbing = slik = moeras = slib
zus = zuster = non = kloosterzuster
dakraam = vallicht = daklicht = lichtkoepel = koepel = zonnedak = schijnlicht
kopstuk = hotemetoot = kanon = topman = hotemetotem = bovenstuk = bovenste = koppigaard = prominent = bovenzijde = bovenkant = stijfkop = bons = keikop = bobo = stijfhoofd = VIP = bovendeel = bovengedeelte
duimspijker = punaise
spelling = orthografie = schrijfwijze
metaalkunde = metallurgie
deurknip = klink = kruisboog
aanmaken = aansteken
petrolie = ruwe olie = petroleum = ruwe aardolie = aardolie
kruidenkenner = kruidendokter = herbarist = herborist
potroker = mariuhanaroker
grensvlakspanning = oppervlaktespanning
kaveling = koop = kavel = zootje
ondermelk = afgeroomde melk = magere melk = taptemelk = schepmelk
lijntoestel = passagiersvliegtuig = lijnvliegtuig
moraaltheologie = ethiek = moraal = zedenleer = moraalfilosofie = zedenkunde = moraalwetenschap
ashoop = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = deponie = stort = stortplaats = afvalhoop = afvalstort = asvaalt
homilie = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = prediking = predikatie
unipolair = eenpolig
geletterd persoon = essayschrijver = essayist
bijzin = lidwoord = clausule = artikel
schminken = grimeren = maquilleren
ontwikkelingsstadium = trap = stadium = fase
helmplant = helmbloem
heffing = vordering
vaatvlies = choroidea = chorion
analgeticum = lenitief = palliatief = pijnstiller
verkwanselen = vermorsen = verspillen = doordraaien = verkwisten
mismoedigheid = moedeloosheid = radeloosheid = wanhoop = verslagenheid = demoralisatie
ambachtsman = handwerksman = gezel = vakman
tra = brandsingel = brandweg = brandlaan = brandgang
bobben = bobsleeën
riem = veiligheidsgordel = band = buikriem = broeksband = gordelriem = broekriem = roeiriem = draagband = ceintuur = rokband = dreun = roeispaan = gordel
verloop = ontwikkelingsgang = teruggang = rij = afloop = omzet = proces = neergang = achteruitgang = expiratie = loop
serendipiteit = toevalstreffer
vijandigheid = animositeit = agressiviteit = agressie = vijandschap = hostiliteit
houwdegen = slagzwaard
geweerkogel = kogel
franciscaans = franciscaner
gordijn = voorhangsel = doek = lijkkleed
objecttafel = podium
middellands = mediterraan
duplikaat = complement = tegenhanger = pendant
redenatie = gedachtegang = filosofie = redenering
belijder = biechtvader
schunnigheid = obsceniteit = smerigheid = ontuchtigheid = vulgariteit = platheid
ruiling = ruil = valutaswap = verruiling = valuta-swap = swap
wesp = plooiwesp
desinfecteermiddel = ontsmettend middel = ontsmettingsmiddel = antisepticum
doorzetten = verhevigen = volharden = volhouden = doorbijten = blijven = persisteren = standhouden = uitzingen = persevereren = doordouwen
broederij = kweekvijver
kentaur = paardmens = centaur
staatsmanschap = staatkundig beleid
pluimbal = shuttle
leguaan = iguana
steentijd = Steentijd = stenen tijdperk
thermoelement = thermo-element
eivorm = eierkolen
merci = dank u wel = dank u = bedankt
kromzwaard = kromsabel = sabel = Turkse kromme sabel
melaatse = leproos
overdoseren = overdosis
lelijk wijf = heks = furie = oud wijf = tovenaar = kol = besje = helleveeg = tovenares = taart
meevoelen = meeleven = delen = deelnemen
onbehagen = onbehaaglijkheid = onmin = ontevredenheid = onvrede = irritatie = ergernis = wrevel = mishagen = ongenoegen = misnoegen
bedieningspaneel = regeltafel = dashboard = schakelbord = schakelpaneel = schakeltafel = paneel = bord = controlebord
inseminatie = bevruchting = impregnatie = conceptie = fertilisatie
omhelzing = omarming
loonstop = loonpauze
evenwoord = synoniem
daghandelaar = gokker
domino = dominosteen
kabeltram = cabine = kabelbaan
gegoochel = illusionisme = goochelarij = hocus-pocus = goochelkunst
kunstproduct = kunst = kunstwerk = object = kunstuiting
vooraf waarschuwen = waarschuwen
kenteren = kapseizen = zich omkleden = keren = omslaan = veranderen
duin = zandheuvel = zandduin = duinenrij
houding = attitude = stand = opstelling = gedraging = habitus = positie = gedrag = gedragswijze = pose = gedragslijn = standpunt = opinie = gedragingen
vuilverwerking = afvalverwerking
kwets = damastruim
zweetkoorts = gierstkoorts
serveren = voorschotelen = opdienen = dissen = voorzetten = opdoen = dienen = opdissen
oorontsteking = otitis
remmen = rem = hinderen = belemmeren = afremmen = modereren = matigen = stuiten = impediëren = verhinderen = bemoeilijken
tekenonderwijs = tekenles
tandenknarsen = verbijten = knarsetanden
suppressie = opheffing = abolitie = afschaffing
bleekscheet = bleekneus = bleekgezicht = bleekschijter
opperheer = meester = Lord = landheer = overste
nouveauté = nieuwigheid = snufje = noviteit = nieuwtje = novum
munster = dom = hoofdkerk = domkerk = kathedraal = munsterkerk
glazuursel = glazuurlaag = suikerglazuur = glazuur
boekje = vlugschrift = pamflet = brochure = boek = album = map = boekwerk
sluitmand = pakmand = korf
nauwgezetheid = precisie = promptheid = exactheid = nauwkeurigheid = accuratesse = stiptheid = zorgvuldigheid
rietstok = rietstengel = roe = riet
stopsel = kurk = stop
kerkbouwrichting = oriëntatie
pispaal = risee = wrijfpaal
tapkast = bar = buffet = toog = tap = café = blok
duwbak = praam = aak
klikspaan = aanbrenger = klikker = tipgever = verlinker = aangever = sycofant = informant
epidemisch = epidemie
aartsmoeder = matriarch
mokkel = gleufdier = mens = gleuf = wijf = wijfie = vrouwspersoon = vrouwmens
schippersknoop = schipperssteek = mastworp
pudding = pens = bloedworst = vla
leegverkoop = opheffingsuitverkoop = liquidatieuitverkoop = uitverkoop = opruimingsuitverkoop = liquidatie-uitverkoop = opruiming
landbouwprodukt = landbouwprodukten = landbouwproducten = landbouwproduct
raket = pijl = vuurpijl = racket = projectiel
neuron = zenuwcel
onderzoeken = speuren = analyseren = naspeuren = uitspitten = bestuderen = keuren = aftasten = examineren = vorsen
tostiijzer = croque monsieur = croque-monsieur = tosti-ijzer
vakantiereis = tochtje = plezierreis = uitstapje = trip = uitje = pleziertocht
kalendermaand = maand
hittegolf = hondsdagen
stijfkoppigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid
tijdschrift = blad
enscenering = mise en scène = mise-en-scène = scenerie
vervoersprijs = passagier = veerloon = veergeld
prul = franje = barrel = tierlantijntjes = prulletje = prulding = vod = dinges = dingetje = pruts = tierelantijntjes = prullaria = lor
mannetjeseend = woerd = waard
achtergrondniveau = geluidsniveau
afspeellijst = playlist
steengraver = steenhouwer
magie = toverkunst = toverkracht = goochelen = tovenarij = toverij = toveren
verhoeden = voorkomen = bewaren = afweren = afwenden = verijdelen = vermijden
erecode = manieren = omgangsvorm = vormen = code = gedragscode = omgangsvormen = manier = vorm
engeltjesmaker = aborteur = engeltjesmaakster
holtedier = holtedieren
nadragen = inwrijven = beschuldigen = aanrekenen = aantijgen = imputeren = schelden = op het matje roepen = verwijten = aanwrijven = berispen
mededinger = concurrent = uitdager = concurrentie = tegenstander = rivaal
revalidatie = reconvalescentie = recuperatie = herstel
beraadslaging = beraadslagingen = convent = overleg = conventie = vergadering
taugé = sproutje
bondgenote = vrind = zakenvriend = bondgenoot = vriend = compagnon
interessegebied = interesse
hoekenmaker = hoedenmaker = modiste
voorwenden = fingeren = simuleren = veinzen = voorgeven
verdommen = verrekken = verdraaien = refuseren = weigeren = vertikken
apparitie = verschijning = visioen
filmprojector = cinematograaf = cassetteprojector
bravourestuk = stuntwerk = huzarenstukje = stunt
ons = hectogram
reclamefilmpje = reclamefilm = reclamespot = commercial = spotje = reclameboodschap
legionair = legioensoldaat
ondersteuning = steunpilaar = support = begeleiding = accompagnement = steun = bemoediging
roomboter = natuurboter = boter
wegen = afwegen = doordenken = uitkienen = uitknobbelen = knobbelen = uitmikken
gaander = -ganger = ganger = doorzetter
Frans Polynesië = Frans-Polynesië
kalven = afkalven
nachtgewaad = pon = nachtjapon = nachthemd = nachtpon
zijdevlinderrups = zijderups
gelovige = kerkganger = aanbidder
reglement = voorschrift = statuut = ordonnantie = verordening = prescriptie
doorhakken = hakken = versnijden
ecloge = ekloge = idylle
intensiveren = op = verdiepen
toneelnaam = artiestennaam
nabeschouwing = beoordeling = evaluatie = afweging = inschatting = gezond oordeel
stoeterij = paardenstoeterij = paardenfokkerij = Dekhengst
geteisem = schorremorrie
brilstand = stel
toegangshek = hek = poort
mennoniet = doopsgezinde = menist = doper
primitieven = primitief
bezettingsgraad = inhoud
rechtszaal = gerechtszaal
amfora = amfoor
parmezaankaas = parmezaan = Parmezaan
automatisme = routinehandeling = tic = pij
modulatie = intonatie = stembuiging = buiging
balsemien = springzaad
crêpe = flensje
koesteren = bakeren
sightseeing = rondrit = toer = autorit = lift = rit
ongewerveld = ongewervelde
loophek = looprek
semioticus = semanticus
businessclass = zaken = klandizie = zakenleven = bedrijf = zaak = onderneming = vak
chorus = keerzang = refrein = keervers
advocaat = advies = advocate = jurist = verdediger = voorlichting = raadsman = pleiter = voorspraak
vaderen = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater
lastdier = Sumpter
militie = landstorm
cacaopoeder = poederchocola = cacao
ontwikkelen = uitgroeien = ontplooien = rijpen = evolueren
begeleidbrief = sollicitatiebrief
bloesem = blom = bloei = bloempje = bloem = bloemetje
pottenbakker = pottenbakster
burgerrechten = burgerrecht
gewennen = wennen = plegen
vrijhouden = openhouden
astma-aanval = astma
het kauwen = kauwbeweging = kauwen
vrachtauto = camion = truck = transportwagen = vrachtwagen
boter-kaas-en-eieren = kruisje-rondje = boter, kaas en eieren
paragraaf = alinea
graan = graanproduct = koren = graansoort
carrousel = zwiermolen = draaimolen = mallemolen = zweef = rotonde = zweefmolen = paardenmolen = ruiterfeest
antisemitisme = jodenhaat = anti-semitisme
moederlief = moe = mam = moeder = moesje = mama = mammie = moes = ma
smeekbede = gebed = smeekgebed = bede = supplicatie = zaak = voorbede = rechtszaak = pleidooi = oproep
perzikeboom = perzik = perzikenboom
wijken = eclipseren = weggaan = achteruitwijken = verzwinden = verdwijnen
schilderijenkabinet = pinacotheek
adressant = werkzoekende = aanvrager = reflectant = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekwestrant = rekestrant = sollicitant
ziel = homo sapiens = mensenziel = mens = mensenkind = sterveling = soul = animus = geest = mensachtige = psyche
verbreken = schenden = breken = misdoen
opknopen = hangen = ophangen
papiermand = prullenmand = prullenbak = scheurmand
halssieraad = halssnoer = ketting = halsketting
embonpoint = buikje = buik = hangbuik = rijstbuik = pens
whiplash = zweepslag
kleren = kleding = goed = kledij
tortuur = doodsstrijd = lijden = foltering = torment = kwelling = ondragelijke pijn = marteling
gewrichtskom = gewrichtsholte = fitting = kom
in de war brengen = verwarren = ontnuchteren = dooreenhalen = verbijsteren
lamsvlies = amnion = weivlies
aanhaling = quotatie = citaat = allegatie = quote
tribade = lesbo = lesbi = schuurmeid = lesbienne = pot
push = impuls = injectie
zeezalm = koolvis
Liger = lijger
gelijke = evenknie = edele = leeftijdgenoot
wapen = munitie = blazoen = strijdmiddel = ammunitie
Gaia = Gaea
proeve = blijk = getuigenis = bewijs = getuige = proefje = proef
west = westen
inhuldiging = inwijding = doop
dokterspraktijk = huispraktijk
al = wereldruim = ruim = universum = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte
ammoniakgas = ammoniak
onderdek = benedendek
legitimiteit = rechtmatigheid
luisteren = zich neerleggen bij = aanhoren = toehoren = zich schikken naar = eerbiedigen = berusten = voldoen = respecteren = ten einde horen = gehoorzamen
beeldenstorm = iconoclasme = beeldstorm
opkikker = opkikkertje = oppepper = opsteker
keeper = doelwachter = doelman = goalkeeper = kiep = goalie = sluitpost
bombardement = bomaanslag
intrigant = samenzweerder
observatie = observeren = waarneming = respect
zwerfkei = zwerfblok = rotsblok = kei = keisteen
piano = pianoforte = klavier = tingeltangel = klavierinstrument
werkelijkheidszin = realisme = pragmatisme = realiteitszin
fluweel = manchester = velvet
plunje = kloffie
aëroliet = aeroliet
beukenootje = beukennootje
spartelen = draaien = vervormen = wiebelen = kronkelen = ontwijken = wringen = wriemelen
axioma = grondstelling = grondregel = postulaat = grondwaarheid
in verrukking brengen = in vervoering brengen = betoveren = begeesteren = fascineren = boeien = charmeren
woordvolgorde = woordschikking
hypotrofie = malnutritie = inanitie = ondervoeding
coulisse = toneelscherm = decorstuk
I.A.O. = ILO = IAO
recycling = hercirculatie = recuperatie = hergebruik = recirculatie = recyclage
beëindigen = afbreken = afsluiten = termineren = opzeggen = sluiten = stoppen = halthouden = bedanken = stilstaan = besluiten = eindigen = ophouden = aanhouden
peeshamer = reflexhamer = percussiehamer
karaats = karaat
optrede = trap = opstap = afstapje = opstapje
tuberculoselijder = teringlijder = tbc-patiënt = longpatiënt = tuberculosepatiënt
beremuts = huzarenmuts = kolbak = berenmuts
hecatombe = oblaat = offer = wijgeschenk = offergave = offerande
gelegenheidskoopje = meenemer = meenemertje = gelegenheidsaanbieding = gunstkoopje = aanbieding = koopje
verhelpen = herstellen
pijpekop = kom = pijpenkop
spanning = opgewondenheid = overspanning = elektrische spanning = vervormen = potentiaal = stress = opwinding = spankracht = overspannenheid = commotie = voltage = stroom = nervositeit = agitatie
Turkmeens = Turkmeen
Egeïsche zee = Egeïsche Zee
grafkamer = graf
afstammeling = nakomeling = descendent = nazaat = zoon = telg
majem = water = zoetwater
sporenelementen = sporenelement
osteoporose = botontkalking = ontkalking
koffiedik = koffiedras = koffieprut = koffiedrab = prut
verpakker = pakker
jachtgrond = jachtterrein = jachtgebied
eindresultaat = eindscore = eindstand = eindtotaal
nevenman = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = medemens = naaste = buurvrouw
troop = trope = figuurlijke uitdrukking = manier van spreken = stijlfiguur = beeldspraak
voetnoot = voettekst = commentaar
campagne = veldtocht
uitstalling = expo = expositie = wereldtentoonstelling
denigreren = vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = schandaliseren = belasteren = kwaadspreken = sponsoren = lasteren = bezwadderen = roddelen = smaden = afwijken = bekladden = bagatelliseren
avondklok = uitgangsverbod
karmozijnrood = karmozijn = karmijnrood = karmijn
olie-en-azijnstel = oliestel = olie-en-azijnstelletje
camera = fotocamera = fototoestel
volmacht = procuratie = empowerment ' = machtiging
schipperen = laveren = navigeren = transigeren
inklinken = klinken = nagelen = vastspijkeren = vastnagelen = spijkeren
schoolgebouw = school
kam = golfkam = hanenkam = schilderskam = zadel = golftop = haarborstel = kammen
therapeut = genezer = psychotherapeut = heler = arts
aframmelen = afdrogen = afraggen = afraffelen = afroffelen = afrossen = aftroeven = afranselen = afjakkeren = inpeperen = aftuigen = zich haasten
marathon = marathonloop = schaatsmarathon
reveleren = uitstorten = uitgieten = ontsluieren = onthullen = ontboezemen = blootleggen = openbaren
externaat = dagschool
straaltje = straal
deltagebied = rivierdelta = delta
paraffinepapier = waspapier
hypothermie = onderkoeling
omissie = nalatigheid = deletie = verzuim = weglating
gierstuitslag = miliaria
inhalatie = aspiratie = inademing
kleintje = jong = kind = klein bier = bébé = kleine = baby = jonkie = trivia = kindje = nakomeling = infant = zuigeling
habitus = voorkomen = attitude = uiterlijk = opstelling = gedraging = aanzien = aanzicht = gedragslijn = aanblik = houding
nar = kwakzalver = mafketel = druif = halvezool = mafkees = charlatan = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = lijp = kwibus = idioot = achterlijke
alruin = alruinwortel
luchtvloot = vloot
bevorderen = promotie maken = promoten
toegooien = toewerpen
halve leven = halveringstijd = halfwaardetijd
waaier = ventilator
prairie = grasvlakte
adjunctie = sommeren = optellen = sommering = toevoeging
zuiplap = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek
pierewiet = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant
breidel = hoofdstel = teugel = leiriem = leidsel = toom = lei
annuïteit = lijfrente = jaarrente = jaargeld
gedachtenstreepje = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = verbindingsteken
wegzenden = verdrijven = wegjagen = ontslaan = onttronen = afzetten = uitstoten = verjagen
uitmikken = afwegen = doordenken = uitkienen = uitknobbelen = knobbelen = wegen
schaamlip = schaamlippen
klierkoorts = mononucleosis
volstaan = inkrimpen = terugdringen = indammen = limiteren = begrenzen = bepalen = beperken = inperken = het ermee doen
zenuwknoop = ganglion
hirsuties = hirsutisme
excrementen = ba = drek = faecaliën = excrement = uitwerpselen = schijt = ontlasting = kak = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = uitwerpsel = afgang = beer = stront = feces
beurtgezang = beurtzang
moederplant = stamplant = ouder
duwtje = zetje
pan = tapijttegel = duinpan = vloertegel = dakpan = tegel = muurtegel
boottocht = rondvaart = cruise = kruisvaart = zeiltocht
paraplu = plu = parasol
eierwekker = timer
aswenteling = slag = toer = evolutie = rotatie
stimuleren = aanmoedigen = opwinden = prikkelen = proveceren = maken
uitzien = uitkijken = zoeken = overzien = omkijken
format = lay-out = boekformaat
rugkleed = paardendek = paardedek
expectorans = slijmoplossend middel
presteren = verrichten = uitvoeren
herwaarderen = herevalueren
gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = medewerker = confrater = collega = gildenbroeder
kolenschop = kolenschep
verdrukten = underdog = verdrukte
archeoloog = oudheidkundige
ploeteren = inspannen = ploegen = sloven = beulen = sappelen
keukenfornuis = fornuis = kookfornuis = komfoor
porrei = prei
parmenides = toekomende tijd
bepleistering = stucwerk = pleisterwerk
bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen
stelsel = bestel = organisme = systeem = organisatie = inrichting = kanaal
acrylvezel = acryl
gierigaard = vrek
chauffeur = stuurprogramma = bestuurder
huig = uvula
kwetsuur = trauma = wond = laesie = verwonding = schade = blessure = letsel = wonde
insulteren = froisseren = affronteren = beledigen = smaden
vloertegel = pan = hardsteen = tichel = muurtegel = tapijttegel = steen = tegel = plavuis
driezitsbank = bankje = ligbank
voortplantingsorgaan = voortplantingsorganen
bon-vivant = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist
rook = damp
veerplank = tremplin = springplank
toespeling = zinspeling = allusie
weekblad = wekelijks
technisch karakter = aalmoes = snipperwerk
minister = Excellentie = bewindsman
knolselderij = knolselder = knolselderie = raapselderij = raapselderie
committent = opdrachtgever = machtgever = klant = cliënt = mandant = lastgever = principaal = mandator
strijdperk = veld = slagveld = front = arena
vermijden = vermijding = voorkomen = afwenden = bewaren = ontwijken = afweren = verijdelen = verhoeden = schuwen = mijden
wegvegen = gummen = uitvlakken = uitvagen = gommen = wegvagen = stuffen
beding = proviso = voorwaarde = bepaling = mits = modaliteit = stipulatie = voorbeding
pressiemiddel = drukmiddel = dwangmiddel
slijmbeursontsteking = bursitis
verwestersen = verwesteren
velg = wieldop
gewetensangst = gewetenswroeging = wroeging = berouw = gewetensnood = zelfbeschuldiging = zelfverwijt
colbert = colbert(jas) = colbertjas
stamkapitaal = startkapitaal = beginkapitaal = grondkapitaal = aanloopkrediet
substantief = nomen = zelfstandig naamwoord
koebrug = loopbrug = loopplank = gangboord
hazewindhond = windhond = hazewind
keelpastille = ruit
anatto = botergeel = narcis = gele narcis
afjakkeren = afraggen = afraffelen = afroffelen = slopen = aframmelen = uitputten = zich haasten = afmatten = aftobben
hagelgeweer = buks = jachtgeweer
revanche = vergelding = vindicatie = wraak = wraakneming = repercussie
Japanse keizer = mikado
handpalm = palm
prevelement = redevoering = oratie = rede = toespraak = speech
lawine = landverschuiving = aardverschuiving = grondverschuiving
schermen = afrastering
zicht = blik = onderzoek = gezicht = beeld = sikkel = gezichtsvermogen = bezienswaardigheid = inspectie = aanblik
uitroepen = uitroepen tot = toejuiching = applaudiseren = afkondigen = juichen = applaudisseren = proclameren = klappen
kreunen = steunen = dreinen = klagen = zuchten = stenen
rechtvaardigen = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen
samowar = samovaar = samowaar
lichtbron = lichtend voorbeeld = uitblinker
motorblok = blok
belagen = opwachten = belegeren
rekrutering = werving = recrutering
laat = halfvrije = horige = lijfeigene = heloot
polemiek = dispuut = debat = redestrijd = onenigheid = woordenstrijd = pennestrijd = betwisting = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = twistpunt = geschil = meningsverschil = controverse
Nicaraguaans = Nigeriaans
toppen = aftoppen
ablatie = amputatie
goederenwagon = goederenwagen
absolutisme = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = dwingelandij = monocratie = stalinisme = dictatuur = tirannie = autocratie
opvoedkunde = cursus = didactiek = pedagogiek = les = opvoeding = onderwijs = pedagogie = instructie = onderricht
FAQ = veelgestelde vragen
instemmen met = goedkeuren
krulpen = krulspeld = papillot = haarroller = kruller = roller
faun = bosgod
finale = eindronde = slot = besluit = end = einde = eindstrijd = slotstuk = eindwedstrijd = eind = eindexamen
tand = vork = zaagtand = prikker = gebitselement = tanden = punt = prikkertje
wegredeneren = refuteren = omverwerpen = ontzenuwen = omverhalen = wegpraten = weerleggen
barenswee = wee
terugwinnen = recyclen = hergebruik = recupereren = recycleren = herwinnen = hergebruiken
oceanologie = zeekunde = oceanografie
kloom = genet
hunebed = dolmen
proponent = leviet
geleedpotige = geleedpotigen
verteller = vertelster
schram = schaafwonde = schrab
consulteren = raadplegen
juweeltje = schoonheid = schone = prachtexemplaar = beauty
felheid = intensiteit = heftigheid = hevigheid = woestheid
avond = avondpartij = soiree = avondje = Eveens = avondstond
assepoes = knecht = meid = assepoester = dienstmeisje = Assepoester
cartesisch product = kruispunt = doorsnijding = kruisproduct
vetzucht = obesitas = zwaarlijvigheid = vettigheid
jammer vinden = beklagen = bejammeren = betreuren = lamenteren = bewenen = treuren om
kolksluis = schutsluis = sas
winterseizoen = wintertijd = winter
steunmuur = draagmuur
radix = wortel = wortelgetal
verbluffen = verwonderen = verbazen = verlegenheid = verstomd doen staan = verbijsteren
kor = kornet = wade = schrobnet
superplie = koorhemd
troetelkind = snoes = uitverkorene = lieveling = scheet = liefje = favoriet = vlam
kiesbriefje = stembiljet = stembriefje
vuilverbrandingsoven = verbrandingsinstallatie = lijkoven = vuilverbranding = crematieoven = verbrandingsoven
zuurkijker = zwartdenker = zwartkijker = pessimist = doemdenker
cacteeën = cactusachtigen
vervlakken = afstompen = vervliegen
suiker = diabetes = koolhydraat = saccharose = sacharide = sacharose = suikerziekte = saccharide
gevader = een ongeluk komt zelden alleen = peetvader = peter
mondharmonika = harmonica = mondharmonica = mondorgel
kwikdruk = pressie = benedendek = luchtdruk
ratelen = fantaseren
eerste persoon = ik-vorm
hobbelpaard = schommelpaard
kinderjuffrouw = gouvernante = kindermeisje
breken = stukmaken = verbreken = kapotgaan = doorbreken = oppakken = overtreden = sneuvelen = stukgaan = springen
plooibaarheid = souplesse = coulance = meegaandheid = conveniëntie = buigbaarheid = inschikkelijkheid = flexibiliteit = buigen = conniventie
slakkenhuis = slak = slakkehuis
animo = enthousiasme = lust = zin
lamskarbonade = lamskotelet
punthoed = steek
seminarie = priesteropleiding
oplichter = nepper = chanteur = flessentrekker = afperser = kwartjesvinder
Huis van Afgevaardigden = volksvertegenwoordiging = parlement = praatbarak
luxatie = ontwrichting = ontzetting
ontmoetingspunt = trefpunt = ontmoetingsplaats = verzamelpunt
slingerklok = slingeruurwerk
anemoon = kompasroos = windroos
peluw = oorkussen = kussen = hoofdkussen
dom = hoofdkerk = domkerk = kathedraal = munsterkerk = munster
loyaliteit = natuurgetrouwheid = trouw = getrouwheid
voorhoede = wagon = aanval = avant-garde = bestelwagen = rijtuig
herdruk = heruitgave
smoel = facie = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk
collectioneur = collectant = verzamelaar
lotsbestemming = lot = voorzienigheid = lotsbeschikking = voorbestemming = bestemming = providentie = voorbeschikking = levenslot
raamstijl = verticale raamstijl = raampost = middenstijl
schaapsherder = schaapherder = herder
vlugzout = reukzout
la = schuif = lade = a = schuifla = schuiflade = tekenaar = A
akkoord = verdrag = eendracht = afspraakje = uniformiteit = deal = eensgezindheid = conformiteit = eenstemmigheid = harmonie = overeenstemming = concordantie = convenant = goedkeuring = overeenkomst = afspraak
ledikant = bedstede = nest = bed = onderbed = sponde = legerstede
bevlieging = luimen = fratsen = nuk = kunsten = caprice = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim
terugwijzen = aangeven = terugverwijzen = verwijzen = refereren = noemen
furunkel = steenpuist = pukkel
kindertaal = kinderpraat
hoogwaardigheidsbekleder = waardigheidsbekleder = hoge = piet = dignitaris
dieren in het wild = wildleven
bedrijfsgebouw = bedrijfspand
Columbia = Colombia = Colombië
onbeholpenheid = lompheid = linksheid = onhandigheid
Tibetaans = Tibetaanse
eindronde = eindstrijd = finale = eindwedstrijd
scriptie = proefschrift = these
gedwee = toegevend = inschikkelijk = meegaand
normaalziendheid = emmetropie
slangenkruid = dragon
idealiteit = perfectie = volmaaktheid = onfeilbaarheid
martelares = martelaar
ergometer = ergograaf
borsalino = gleufhoed = Stetson = deukhoed
debat = gesprek = forum = onenigheid = woordenstrijd = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = meningsverschil = dispuut = redestrijd = bespreking = pennestrijd = betwisting = twistpunt = polemiek = discussie = dialoog = geschil = controverse
suizebollen = duizelen
minpunt = schaduwzijde = keerzij = min = schaduwkant = opdonder = keerzijde = tegenvaller = nadeel
zich misdragen = beesten = misdragen
invasie = raid
stoomlocomotief = stoommachine
glottis = stemspleet
pijpje = koker = buis = kanaal = bierfles = pijp
pijpenplank = pijpenrek
domkerk = dom = hoofdkerk = kathedraal = munsterkerk = munster
tijdvulling = tijdverdrijf = tijdpassering = hobby
distinctief = versierselen = gedenkpenning = medaille = eremetaal = insigne = ereteken = erepenning = onderscheiding = plak
bloemenman = bloemenhandelaar = bloemenverkoper = bloemist
marteltuig = foltertuig = folterwerktuig
antipyrine = koortsmiddel
kopietje = herhalingsteken
uitdrukkingsvermogen = expressiviteit = zeggingskracht
egoïst = egotripper = egocentrisch = egotist
overtypen = overtikken = uittypen = tikken = uittikken = machineschrijven = typen
Kirgizische Republiek = Kirgizië
kiezersvolk = keurvorstendom
bevallen = zinnen = aanspreken = strelen = behagen = appeleren = aanstaan = liggen = baren = lijken
enigma = woordraadsel = hersenbreker = raadselachtige zaak = raadsel
zesstuiverstuk = schelling
boekenkast = boekenplank = gereedschapskist = bibliotheek
motorboot = motorschip
aanliggen = grenzen = aangrenzen = liggen
toewijzing = lot = allocatie = verdeling = vonnis = jurering = rendez-vous = perceel = toekenning = toebedeling
eigenbelang = berekening = eigenbaat
garibaldi = derby = garibaldihoed = dop = bolhoed = pothoed
hoopje = hoop = aal = drol = aalt = mestgier = bout = dreutel = gier = druk
projectie = kaartprojectie
lediging = ontruiming = ontruimingsactie
inkomgeld = toegangsgeld = entreegeld
ontwikkelingsgang = verloop = loop
Roma = gipsy = zigeunerin = zigeuner
gezeik = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur
mistletoe = maretak = vogellijm = mistel
overschrijding = aantasting = afslijting
toespeld = sluitspeld = veiligheidsspeld
beeldkwaliteit = resolutie = beeldscherpte
berisping = verwerping = laking = veroordeling = afwijzing = reprimande = schande = verwijt = afkeuring = terechtwijzing
wederverkopen = doorverkopen = dooverkopen
vragenlijst = enquêteformulier
geboortegolf = Babyboom = babyboom = geboortengolf
ondergrondse = verzetsbeweging = metrostel = verzetsorganisatie = verzet = metro
vallicht = dakraam = daklicht = lichtkoepel = koepel = zonnedak = schijnlicht
tekenles = tekenonderwijs
pathogeen = ziekteverwekker = ziektekiem = ziektestof
Oud-Grieks = Oudgrieks
psychokinese = voorwerpbeweging van het afstand = telekinese
nieuwtjesjager = nieuwsjager = roddelaar = roddelaarster
betrekken = impliceren = versomberen = bewolken = involveren = mengen = wikkelen = verlangen = moeien
geloven = bouwen = vertrouwen = snappen = steunen = verlaten = leunen = rekenen = rekenen op = aannemen = verstaan
Montreal = Montréal
furlong = Furlong
voedselvergiftiging = vleesvergiftiging
decharge = vrijdom = dispensatie = vrijheid = ontheffing = vrijstelling = ontslag = relevatie
oceanograaf = oceanoloog
gekletter = geschal = gerinkel = metaalklank
wijsneus = betweter = schoolmeester = weetal = boekenwurm = wise guy
stafmuziek = staf
woongroep = leefgroep = leefgemeenschap = woongemeenschap = commune = leefeenheid
gangpad = gangboord
hoestdrank = hoestmiddel = hoestsiroop
grootheidswaanzin = grootheidswaan = megalomanie
Kinyarwanda = Rwanda
vergiet = gortemetiel = zeef = gatenmetiel
pathologie = ziekteleer
fabeltje = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = verzinsel = inventie = fictie = sprookje = fabel = verdichtsel
slagaderlijk = arterieel
putemmer = schepemmer = aker
geld doen circuleren = kanaliseren
buidel = draagzak = beurs = zak
vleesklomp = bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vetzak = fats
official = vakbondsvertegenwoordiger
onrechtszekerheid = heterodoxie
diploma = vakdiploma = universitair diploma = schooldiploma = graad = einddiploma
puntenslijper = slijper = potloodslijper = slijpapparaat
hulpverlener = agoog = welzijnswerker
gebruis = geborrel
voorkeur = preferentie = zwak = voorliefde = neiging
epistemologie = kennistheorie = wetenschapsleer = wetenschapstheorie = wetenschapsfilosofie
beetnemen = bedotten = in verwarring brengen = verwarren = inlappen = foppen
schatter = expert = taxateur = waardebepaler
trippelen = sluipen = treuzelen
merite = merites = verdienste
prioraat = priorschap
opgraven = opdelven
hazenvlees = hazevlees
lijp = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = kwibus = idioot = achterlijke
nietigheid = invaliditeit = ongeldigheid
vakgebied = specialisme = subafdeling = tak = onderafdeling
linesman = lijnrechter = grensrechter
kernwetenschap = nucleonica = atoomfysica = kernfysica
darwinistisch = darwiniaans
buitenspiegel = zijspiegel
polio = kinderverlamming = poliomyelitis
bijval = weerklank = aanvaarding = strafmaatregel = acceptatie = steunbetuiging
partijleus = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk
zee-egel = zeeëgel
glazuur = glazuursel = glazuurlaag = tandglazuur = fondant = suikerglazuur = fondantje
afspeuren = afzoeken
autopark = vloot = wagenpark
sint-jacobsschelp = sint-jakobsschelp = jakobsschelp
voorzichtig = zorg = onderhoudswerkzaamheden = onderhoud = verstandig = zorgen voor = verpleging = onderhoudswerk
overwinnen, verslaan = overwinnen
autarkie = gesloten staatshuishouding = zelfvoorziening = zelfvertrouwen
doorsne(d)e = doorsnede = middellijn = doorsnee = diameter
nieuwsagentschap = nieuwsdienst = persbureau = persagentschap
driehoeksmeting = trigonometrie = goniometrie
plantenkweker = hovenier = kweker = tuinder = tuinman = bloemkweker = tuinier = boomkweker
Grindle = Bowfin
overslaan = weglaten = skippen = overspringen = verwaarlozen
gothic = Goot
kistje = grove schoen = stapper
crayon = potlood = penseel = kwastje
eugenetica = eugenese = eugenetiek
bladgoud = dukatengoud = goudblad
beroepskracht = professional = beroeps
grootmama = opoe = grootje = oma = bomma = grootmoeder = omoe
onverstandig = onbezonnen
kroonluchter = luster
Schots-Gallisch = Schots-Gaelisch
zwiermolen = carrousel = draaimolen = mallemolen = zweef = paardenmolen = zweefmolen
anarchist = nihilist
bewijzen = zien = staven = betuigen = hardmaken = aantonen = demonstreren = uitwijzen = betonen = klacht neerleggen = protesteren = vertonen
grijpvingers = grijpers = grijpvinger = grijper
schrijverschap = auteurschap
overgang = overloop = omschakeling = ommezwaai = switch = overschakeling
liga = verbond = unie
Nemesis = tegenvoeter = wrekende gerechtigheid
nauwkeurig onderzoek = navorsing = kritisch onderzoek
tutu = balletrokje
golven = unduleren = deinen
hardhout = loofhout
wat niet = dingsigheidje = hebbedingetje = gadget = niemendalletje = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen = hebbeding
realisme = werkelijkheidszin = pragmatisme = realiteitszin
pand = bouwen = pandgoed = bouwwerk = perceel = securiteit = constructie = onderpand = garantie = jaspand = huis = waarborg = bouw = gebouw = borg
legerplaats = legerkamp
aanduiden = notificeren = notifiëren = wijzen = duiden = betekenen = wijzen op = publiceren = aanwijzen = bekendmaken = aankondigen
radiowagen = geluidswagen
voorproefje = voorproef
fulmineren = opspelen = uitpakken = uitvaren = uitvallen = uithalen = uitvliegen = uitschieten
hapjespan = bakpan = braadpan = koekenpan
behoren aan = behoren bij = toehoren = behoren tot = behoren
aalt = hoop = aal = drol = mestgier = bout = dreutel = gier = hoopje = druk
wanbegrip = onbegrip
dwarsbeuk = dwarsschip = dwarsvleugel = transept = kruisbeuk
eerbiediging = observantie = naleving
sonometer = audiometer = gehoormeter
kapmes = machete = hakmes = junglemes
aanplanting = plantage = aanplant
lariks = lork = lorkenboom
knak = knauw = klap = deuk = schok = slag
verkeerde interpretatie = misverstand
onkostenrekening = onkostennota
eg = egge
hall = hal = entreehal = antichambre = vestibule = inkomhal
kousje = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kaarslemmet
machtsevenwicht = machtsverhouding
opsporen = ontdekken = vinden = sporen = nazoeken = detecteren
driftkikker = driftkop = heethoofd = agressieveling = gifkikker
halster = hoofdijzer = oorijzer = halstouw
mee omgaan = rondkomen = toekunnen = uitkomen = genoegen nemen = toekomen
duiventil = duivenhok = slag = til = duivenkot
ontvangtoestel = ontvanger
belachelijk maken = geringschatten = onteren
leeftijdsgroep = leeftijdsklasse = cohort
afkoping = heil = heiliging = reiniging = behoudenis = behoud = vrijkoping = redding = zaligmaking = verlossing
fauna = dierenrijk = dierenwereld
paardebeslag = hoefbeslag = paardenbeslag
oogheelkundige = oogarts = oculist = optometrist = oftalmoloog
plemp = plomp = plons = plens
overspannenheid = spanning = nervositeit = overspanning = stress
landstreek = streek = land = gewest = gouw = regio
Pesach = Pasen
aan het sudderen brengen = pruttelen
klusjesman = doe-het-zelver = klusser = manusje-van-alles
benedictie = zegening
praten = spreken = hebben = converseren = klappen
eigenschap = dimensie = trek = hoofdartikel = hoedanigheid = goed = gelaatstrek = karakteristiek = attribuut = kenmerkend = propriëteit = verslag
loodmenie = menie
aandachtstreep = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken
denktrant = denkwijs = denkwijze
instructrice = instructeur
toelage = bijslag
databestand = computerbestand = bestand = file = gegevensbestand
telepaat = helderziende = profeet = paragnost = clairvoyant
vrijstaat = Oranje Vrijstaat
uitlaatpijp = knalpijp
instandhouding = conservering = handhaving = behoud = verduurzaming = consolidatie
spoelstelsel = rioolstelsel
toxicologie = vergiftenleer
brandgang = brandsingel = brandweg = brandlaan = tra
karton = bordpapier = inpakken = pakken
buiteling = tuimeling
legatie = gezantschap = afvaardiging = deputatie = missie = vertegenwoordiging = delegatie = zending
paardensprong = paardesprong = sprong = springen
mop = geestigheid = paskwil = plaisanterie = joke = grol = koddigheid = witz = gebbetje = bak = grap = streek = scherts = gekheid = poets
wetsovertreding = inbreuk = vergrijp = delict = overtreding = misdaad = wandaad = misstap = misdrijf
plakker = plakpleister = etiket = kleefpleister = hechtpleister = label = pleister
spel = drama = toneelstuk = toneelspel = partij = potje = stuk = spelletje = theateropvoering = theaterstuk
spil = as = middelpunt = spindel = sleutelfiguur
afdrogen = afrossen = aframmelen = aftroeven = afranselen = inpeperen = aftuigen
taxusboom = taxus = venijnboom
naaldhout = zachthout
aanklacht = klacht = veroordeling = incriminatie = beschuldiging = denunciatie = accusatie = tenlastelegging = telastlegging
dijbeen = dij = femur
litoraal = kustgebied = kuststreek = getijdenzone = zandgebied
onzijdig = neutrum = het-woord
esplanade = promenade = boulevard = strandboulevard
voorbehoud = restrictie = waarschuwing = borg
Valentijn = Valentinus
voedsel geven = voeren = eten geven = invoeren = voeden = voederen
bloedsomloop = bloedbaan
bui = fithaak = dispositie = geestesgesteldheid = humeur = fit = vlaag = regenbui = luim = karakter = stemming = storm = gemoed
loonlijst = payroll
schemerlicht = schemer = tweelicht = schemering = halfdonker = schemerdonker = schemerduister = halfduister = deemstering
eclectisch = eclecticisme
zich neerleggen bij = zich schikken naar = luisteren = eerbiedigen = berusten = voldoen = respecteren = gehoorzamen
Fin = Finse
zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist
kneder = vormer
domkop = dikkop = idioot = fuckhoofd
besje = heks = furie = oud wijf = lelijk wijf = tovenaar = pruimedant = kol = helleveeg = tovenares = taart
bovenblijven = drijven
deviatie = abnormaliteit = afwijking = anomalie = ecart = aberratie
uitkomst = voortvloeisel = uitvloeisel = consequentie = uitwerking = gevolg = effect
voortleven = handhaven = overleven = trotseren = overblijven = voortduren = voortbestaan = leven
opzadelen = zadelen = opdragen = beladen = belasten = opgeven
aanvaring = aanrijding = botsing = collisie = confrontatie
mondwater = gorgelen = mondspoelmiddel
merk = brandmerk = merkteken = merknaam = handelsnaam
promotor = gaspedaal = ontwikkelaar = projectontwikkelaar = ontwerper = plugger = katalysator
adelaarsjong = jonge arend
ontrollen = openrollen = afrollen = uitrollen = loswikkelen = afwikkelen = afwinden
witkalk = kalk = stuc = muurkalk = witsel = pleisterkalk = pleistermortel = pleister
uitbarsten = exploderen = losbarsten
zelfsuggestie = autosuggestie
tronen = verleiden = aanlokken = lokken = meelokken = aantrekken = verlokken
bemiddelen = beslechten = tussenbeide komen = contacten = intercederen
divan = divanbed = couch
woelen = zieden = razen = briesen = koken = agiteren = schuimbekken
borststreek = borst
proefneming = toets = toetssteen = proef = onderzoeking = test = experimenteren = experiment
knul = jong = kerel = joch = knaap = gozer = maat = jongen
luzerne = alfalfa
beginkapitaal = grondkapitaal = stamkapitaal = aanloopkrediet = startkapitaal
onruststoker = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper
afwijkeling = afvallige = achterblijver = dégeneré = perverseling = gedegenereerde
som = bedrag = totaal = somma = schijf = geldsom = beloop
morrelen = peuteren = frommelen = frutselen = friemelen = futselen = frunniken = wriemelen
kinderhoofdje = kassei = kinderkopje = straatkei
maatschap = associatie
trapauto = skelter = handwagen
huisje = buitenhuis = semi-bungalow = bungalow = optrekje = woonhuis = huis = arbeiderswoning
vampier = bloeddrinker = vrouwelijk monster = vampirella = bloedzuiger = lamia
bloedkoraal = koraalrif
afdwalen = afwijken = uitwijden
leidsel = leiriem = lei = breidel = teugel
discriminatie = onderscheiding = distinctie
papierpap = pulp = papierbrij
zwemkleding = badgoed = zwemkleren = badkleding = strandkleding
meetstation = weerstation
tjap tjoi = tjaptjoi
rolmaat = centimeter = snoer = maatlint = lintmeter
gereedkomen = afronden = volbrengen = voleinden = voleindigen = klaarkrijgen = afkrijgen = voltooien = afmaken = afkomen
representatie = vertegenwoordiging
geliefkoosde plaats = chillen = vakantieoord
slungelen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen
apoplexie = attaque = beroerte = hersenbloeding
luchtvaarder = ballonvaarder = aëronaut = piloot = vliegenier = vlieger = aviateur
koketteren = sjansen = flirten
winstcijfers = winst = baat = profijt = baten = winstcijfer = gewin
galvaniseren = verzinken
stoutmoedigheid = overmoed = roekeloosheid = onversaagdheid = durf = moed = lef = onbezonnenheid = koenheid = vermetelheid = driestheid
witje = duppie = dubbeltje = hondje
validiteit = gelding = overtuigingskracht = overredingskracht = geldigheid
herenakkoord = postzegel = gentlemen's agreement
handboek = vademecum = handleiding
getrommel = gehamer
klas eerste = de student die spreekt tijdens de afsluitceremonie = afscheids
smeerolie = smeermiddel = gel = glijmiddel
heloot = laat = halfvrije = horige = slaaf = lijfeigene = slavin
planpapier = solipsisme
generalisatie = inductie
schommeling = fluctuatie = golfbeweging = wankeling = slingering = slingerbeweging
bosgrond = bosgebied
pingpong = tafeltennis
pennestrijd = dispuut = debat = redestrijd = onenigheid = woordenstrijd = betwisting = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = twistpunt = polemiek = geschil = meningsverschil = controverse
aanloopkrediet = startkapitaal = beginkapitaal = grondkapitaal = stamkapitaal
omhangen = omdoen = omgooien
kwalificeren = plaatsen = klasseren
ontkenning = afwijzing = neen = negatie = nee = verloochening
leverancier = toeleveringsbedrijf
snoer = centimeter = schovenbinder = hengelsnoer = maatlint = map = elektriciteitsdraad = koord = rolmaat = vislijn = ader = vissnoer = lintmeter
kosmogonie = kosmologie
informant = zegsman = aanbrenger = klikspaan = klikker = tipgever = verlinker = aangever = sycofant
kanten = weren = keren = verweren = vechten = roeren = verzetten
afwasteil = afwasbak
bloeding = hemorragie = contusie = kneuzing = kneuswond
lintworm = draak = dragonder
rij = verloop = proces = file
sternum = borstbeen
dwangbevel = bevelschrift = straatverbod = gerechterlijke opdracht = sommatie = dagvaarding
baarmoederhals = cervix
opruier = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = herrieschopper
veronaangenamen = verzuren = mishagen
druppeltje = druppel
abrasie = klauw = krauw = krab = schaafwond
behagen = zinnen = aanspreken = strelen = appeleren = aanstaan = liggen = lijken = bevallen
soortgenoten = volksstam = stam = sibbe = clan
kruisbalk = dwarshout = kalf = dwarsbalk
proefje = blijk = getuigenis = bewijs = getuige = proef = proeve
achterstuk = kont = achterdeel
droomtoestand = trance = hypnose
darmvlies = scheil = mesenterium
ontleden = anatomiseren = analyseren = opensnijden
paardenrenbaan = hippodroom = renbaan = drafbaan
losbandigheid = hoererij = liederlijkheid = orgie = saturnaliën = prostitutie = lichtzinnigheid = bandeloosheid = bacchanaal = zedeloosheid = uitspatting = tuchtloosheid = frivoliteit
rookvang = labiaalpijp = lippijp
de handdoek in de ring werpen = zich overgeven = uitvallen
inflecteren = verbuigen = flecteren
PVC = pvc = polyvinylchloride
podometer = pedometer
gekweld worden = in doodsangst verkeren
rimpelig = kreukelig = gerimpeld
playlist = afspeellijst
bevloeien = irrigeren
gezelligheid = behaaglijkheid = intimiteit
officier = staatsdienaar = overheidsdienaar = ambtenaar = magistraat
herwaardering = revaluatie = herijking = opwaardering = revalorisatie = herbeoordeling
grom = (het) gegrom
rusticiteit = landelijkheid
kinbaard = kinbaardje = sik
pandabeer = panda
zagerij = houtzagerij
falsificeren = faken = vervalsen
stimulering = aansporing = excitatie = aanmoediging = stimulatie
geteem = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur
reclameren = beklagen = kankeren
kennismaking = introductie = presentatie
trawl = kuil = trawlnet = treilnet = treknet = treil = sleepnet
optrekken = omhoogkomen = opkomen = begeven = zich terugtrekken
belichaming = paradigma = incarnatie = productiemodel = personificatie = toonbeeld = prototype = voorbeeld = verpersoonlijking
trommelduif = trompettist
toezicht houden = volgen = controleren = meting = monitoring
overpennen = overschrijven
reagens = reageermiddel
ontvoerder = gijzelaar = kidnapper = gijzelnemer = gijzelhouder
ruimwater = lenswater
internalisering = opname
spul = product = bullen = spullen = handelsgoederen = stof = waar = waren = spulletjes = materiaal = handelswaar = koopwaar = negotie = handel
eerbiedigen = zich neerleggen bij = zich schikken naar = luisteren = berusten = voldoen = respecteren = gehoorzamen
dynamica = stromingsleer = kinetica = krachtenleer
machogedrag = machismo = haantjesgedrag
gummiknuppel = ploertendoder = matrak = wapenstok
portretkunst = portret
rijksschatkist = staatsruif = rijkskas = schatkist = staatskas
sulfonamide = sulfa = sulfamide = sulfonamiden
broos = cothurn = toneellaars
gestalte = lijn = postuur = figuur = statuur = bouw = lichaamsbouw
steeple-chase = hindernisloop
aantijging = beschuldiging = bewering = stellen
uitvloeisel = gevolgtrekking = voortvloeisel = uitkomst = consequentie = uitwerking = gevolg = effect
inleggeld = mise = inlage = inbreng = inleg
magnesiumoxyde = magnesia
kielvlieger = deltavlieger = deltavliegtuig = delta = windglijder = zweefvlieger
beroerdigheid = malaise = gedonder = misère = treurigheid = ellende = miserie = trammelant = gelazer = narigheid = rottigheid
inwendige = binnenkant = binnenwerk = binnenste
komplot = complot = kuiperij = collusie = conjuratie = samenzwering = conspiratie = intrige
boutonnière = knoopsgat = corsage
stortmolen = betonmolen = cementmolen = speciemolen
pachtgeld = landhuur = huur = pachtsom = pacht
bikkelen = schoffelen
cycloïde = epicycloïde
chauvinisme = burgerzin = civisme = hoerapattriotisme = patriottisme = nationaliteitsgevoel = vaderlandsliefde = nationalisme
machinerie = machinery
kiemplantje = zaailing = kiemplant = poteling
spreekwoord = proverbium = uitdrukking = zegswijze = spreuk = gezegde = expressie = leenspreuk = spreekwijze
luchtverversing = airco = airconditioning = air-conditioning = klimaatregelaar = klimaatregeling = klimaatbeheersing = airconditioner
gescheld = scheldwoorden = afkeuring
tuberculose = tb = ftisis = tbc = tering
oudedagvoorziening = lijfrente = ouderdomspensioen = pensioen
pakhuis = depot = stapelhuis = veem = opslagruimte = opslagplaats = opslag
revitalisering = opleving = opbloei = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = revival = herleving = oprisping = wedergeboorte
sappigheid = levendigheid = levenskracht = vitaliteit
zakelijkheid = objectiviteit
appelbrandewijn = appeldrank
bijten = afbijten = happen = corroderen = uitbijten = hap = inbijten = aanvreten = uitvreten = invreten
bassin = neerslaggebied = stroomgebied = bekken = afwateringsgebied
stopwerk = lapwerk = herstellingswerk = reparatie = redres = herstel
existeren = leven = wezen = zijn = bestaan = voortbestaan = verderleven = overleven
petroleumlamp = olielamp = olielampje
huiscomputer = homecomputer = micro = hobbycomputer = personal computer = pc = microcomputer
laarzeknecht = laarzenknecht
publiceren = notificeren = notifiëren = betekenen = postdienst = aanduiden = uitgeven = bekendmaken = paal = posten = aankondigen
leerstelsel = leer = evangelie = theorie
bidstoel = bidbank = knielbank = knielbankje
counselor = mentor = raadsvrouw = raadsman = consulent = raadgever = adviseur
bereidheid = enthousiasme = bereidwilligheid = paraatheid = hulpvaardigheid = vlugheid = gewilligheid = behulpzaamheid
buigen = plooibaarheid = corrigeren = verdiepen = gaan = kruipen voor = krommen = kromlopen = doorbuigen = plooien = knielen = buigbaarheid = een voetval maken = duiken = flexibiliteit
vereenzelviging = identificatie
vestinggracht = ringgracht = vest = gracht = slotgracht
verletten = letten = verhinderen = voorkomen = beletten
socialist = socialiste
aggregatie = vereniging = junctie = samenvoeging = conjunctie
zwartrugfluitvogel = ekster
bezieling = geestdrift = begeestering = hartstocht = ijver
rechtvaardigheid = recht = DoJ = gerechtigheid
schaden = vergrijpen = pakken = benadelen = duperen = laederen
hoofdkwartier = hoofdzetel = pretorium = hoofdkantoor = hoofdbureau
min = schaduwzijde = keerzij = zoogster = minpunt = schat = schaduwkant = liefde = zoogmoeder = opdonder = keerzijde = tegenvaller = nadeel = minne
rozenhout = palissander = rozehout
benedenhuis = onderhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping
dwarsbalk = legger = stutbalk = dwarshout = rib = steunbalk = kalf = vloerbalk = kruisbalk = schoor
pericardium = hartzakje = pericard
booreiland = boorinstallatie = boortoren
polshorloge = klokje = uurwerk = horloge = klok
hormonenleer = endocrinologie
dysartrie = spraakgebrek = spraakstoornis
flashlight = zaklantaarn
balhoofd = kogelgewricht
machtiging = volmacht = empowerment '
pedo = kinderlokker = pedofiel = pederast
burrie = berrie = draagbaar
lenzenstelsel = lens
oppositie = weerstand = tegenwerking = strubbeling = protest = strubbelingen = tegenstand = weerwerk = tegenpartij = opponent = oppositiepartij
echolalia = echolalie
ondergist = biergist
maning = waarschuwing = aanmaning = sommatie
ondergoed = onderkleren = lingerie = onderkleding = damesondergoed
gedeelte = part = stuk = hap = deel = stukje
interversie = omkering = reversie = inversie
queryen = betwijfelen = informeren = bevragen = in vraag stellen
honingsuiker = invertsuiker
caprice = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bevlieging = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim
douanier = douanebeambte = grensbewaker = douane = grenswachter = grenswacht
onthoudingsverschijnsel = abstinentieverschijnsel = ontwenningsverschijnsel
zwemblaas = visblaas
inpakken = omvatten = pakken = verpakken = vitrine = omhullen = inkapselen = karton = omsluieren = uitstalkast = inwikkelen
kosmos = wereldruim = ruim = universum = al = wereldruimte = macrokosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte
grafterp = tumulus = grafheuvel
kroonblad = bloemblad
conjunctief = bijvoegende wijs
kroeshaar = afrolook = afrostijl
onbezonnenheid = roekeloosheid = durf = stoutmoedigheid = moed = lef = koenheid = vermetelheid
genet = kloom
ruw maken = ruwen
meeloper = jaknikker = weerhaan = conformist = paladijn = jabroer
specie = metaalgeld = meststof = mortel = letterspecie = geldspecie = cementspecie = mest = cement = muntgeld = muntspecie
receptuur = bereidingswijze = procedure
kenner = connoisseur = deskundoloog = scheidsrechter = deskundige = rot = fijnproever = connaisseur = expert = autoriteit = specialist = rechter
wisselstroomdynamo = alternator = wisselstroomgenerator
mensenzee = drom = mensenmassa = heir = massa = myriade = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = meute = sleep = schare
betaalcheque = cheque = controle
aambeeld = aanbeeld = aambeeldsbeentje = incus
overhellen = uitwijken = overhangen = leunen = neigen = hellen
heldin = hoofdrolspeler = heroïne = romanheld = protagonist = held
zwaaien = zwenken = uitzwenken = wuiven = slingeren = wapperen = afzwenken = evolueren
vijfde hersenzenuw = trigeminus = nervus trigeminus = nervus V = drielingzenuw = vijfde zenuw
lanthanium = lanthaan
luchtballon = ballon
klote zijn = zuigen
bistro = eetcafé
stengel = stam = stok
broeien = smeulen = schuilen = sluimeren
rechercheur = opsporingsambtenaar = detective = speurder
veldkijker = binoculair = kijker = binocle = toneelkijker = verrekijker
krant = staatsblad = nieuwsblad = dagblad = gazet = courant
retrospectief = retrospectieve
polyether = schuimrubber
kindje = bébé = infant = zuigeling = kleine = kleintje = baby
teddy = pluche
polygynie = veelwijverij = polygamie
verglazer = glazenmaker
hyper(a)emie = hyperemie
hocus-pocus = gegoochel = goochelarij = gesjoemel = illusionisme = goochelkunst
commodore = brigadegeneraal
el = ellepijp
aanlegsteiger = aanlegplaats = steiger = landing = landingsbrug
omrekeningskoers = valutakoers = wissel = wisselkoers = geldkoers
zonnewende = zonnestilstand = solstitium = zomerpunt
gobelin = wandtapijt
stroomregelaar = spanningsregelaar
antioxydans = antioxidans
dievegge = dief
maagschap = tak = huis = geslacht = stam = staak = familie
bewerken = platpraten = toetakelen = verwerken = ompraten = bepraten = meekrijgen = overhalen = mishandelen = bewegen = overreden = maltraiteren = omturnen = omverpraten = overtuigen = aanpassen
volbloed = stamboekdier = pur_sang = raspaard
vertraging = oponthoud = uitstel = uitloop
loon = arbeidsloon = salaris = prijs = beloning = wedde = honorarium = bezoldiging = traktement = gage = arbeidsinkomen = remuneratie
pyroscoop = pyrometer
traagheid = inertie = gemakzucht = daadloosheid = luiheid
kauwbeweging = het kauwen = kauwen
indexeren = indiceren
dis = maal = eten = maaltijd
toegangscode = toegang
netelige positie = toestand = benarde toestand = hachelijke situatie
de-stalinisatie = destalinisatie
aetiologie = etiologie
suspensoir = suspensie
kruisbeeld = roede = crucifix
draagstel = framework = skelet = gestel = geraamte = kader = frame
heiligverklaring = canonisatie
verhoog = podium
skiër = wintersporter
sulfa = sulfonamide = sulfamide = sulfonamiden
he-man = haantje = bink = haan = macho = mannetjesputter
schakelknop = contact = schakelaar
volksstem = publieke opinie = communis opinio
bang maken = intimideren = ontmoedigen
Bhutan = Bhoetan
combinatie = verbinding = compositie
gemeen = geheel = alles = algemeen = totaliteit
leeftijdgenoot = evenknie = gelijke = edele
atoomenergie = kernenergie
houtcellulose = houtpulp
zeggen = omvatten = vertellen = luiden = behelzen = opzeggen = veroorzaken = navertellen = betekenen = opgeven = oververtellen = inhouden = beduiden = met zich meebrengen = staan = verhalen = tot gevolg hebben = neerkomen
gedegenereerde = dégeneré = afwijkeling = afvallige = perverseling
uitknobbelen = afwegen = doordenken = uitkienen = knobbelen = wegen = uitmikken
tentoonstellen = exposeren
hoogmoed = ijdelheid = verwaandheid = hovaardij = zelfingenomenheid = eigenwaan = eigendunk = hooghartigheid = pretentie = arrogantie = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = verbeelding
tomatenplant = tomaat
aantonen = zien = staven = hardmaken = demonstreren = bewijzen = uitwijzen = zichtbaar maken = uitstallen = exhiberen = uiten = vertonen = etaleren
ka(r)poets = pots = kapoetsmuts = kapoets
elektronentheorie = elektronica
geloofsgetuige = martelaar
getuigen = tonen = tentoonspreiden
forceren = kraken = overdrijven = knijpen = openbreken = uitsloven = dwingen
kippenboutje = kippeboutje = drumstick
nabijheid = buurt = milieu = contreien = kader = omstreek = wijk = contreie = omgeving = omstreken = omtrek
intimidatie = afschrikking = bangmakerij
pruim = flamoes = muis = doos = schaamspleet = pruimenboom = schede = snede = poes = tabakspruim = spleet = kut = snee = gleuf = vagina = pruimelaar = trut = vulva = mossel
kamer = vertrek = college = kruitkamer = plaats = comité = commissie = ruimte = cie
maatschappijvorm = sociaal systeem = sociale structuur
aantekening = nota = annotatie = notitie = notatie = noot
wrevel = onbehaaglijkheid = onmin = ontevredenheid = onvrede = irritatie = ergernis = ongenoegen = onbehagen = misnoegen
alveole = longblaasje = blaasje
mortuarium = rouwcentrum = uitvaartcentrum = lijkenhuis
nalatigheid = omissie = verzuim = achteloosheid = verwaarlozing
standvastigheid = constantheid = beslistheid = volhardendheid = vastberadenheid = bestendigheid = volharding = vasthoudendheid = stabiliteit
slagwerker = trommelslager = drumspeler = drummer = percussionist = tamboer = trommelaar
mantelkap = kap = capuchon
transitogoederen = doorvoer = passage = doorvaart = theodoliet
libido = geslachtsneiging = geslachtsdrift = paringsdrift
spierstelsel = musculatuur
vlecht = zenuwvlecht = plexus = wrong = tres = haarvlecht = haarlok = toet = haarstreng = haarwrong
extincteur = brandblusser = annihilator = brandblusapparaat = blusapparaat = nevelblusser
poppenkast = marionettenspel = poppentheater = marionettentheater = poppenspel
prenten = beboeten = verbaliseren = bekeuren
constitutie = samenstelling
vrijzinnigheid = liberalisme
jacht = achtervolgen = najagen = jachtpartij = achterna zitten = plezierjacht = jachtseizoen = jachttijd = weispel = achtervolging = weidspel = zeiljacht
onderschrift = ondertitel = ondertiteling
tensiemeter = bloeddrukmeter = sfygmomanometer = spanningsmeter
nadenken = overpeinzen = dunken = bespiegelen = peinzen = denken = overwegen = de hersens inspannen = reflecteren = de hersens laten werken = het hoofd gebruiken = overdenken
grootgrondbezitter = grondbezitter = leenheer = landheer = leenman
kladblok = inboeken = boeken
medestrever = medestrijder
Edam = Edammer = edammer
haal = opflikker = klap = schrab = hijs = slag = fleer = peer = roeisport = muilpeer = streep = schrap = trek
nihilisme = Nihilisme
dokter = geneeskundige = arts = esculaap = geneesheer = heelmeester = pil = medicus
bedrijvenpark = industriezone = industriegebied = industriepark = industrieterrein
samenhang = cohesie = verband = consequentie = context = coherentie = eenheid
zuchten = reikhalzen = dorsten = klagen = snakken = stenen = steunen = hunkeren = verlangen = hongeren = smachten = dromen = kreunen = haken = begeren = talen
ambitie = aspiraties = aspiratie = eerzucht = streven
bronwater = putwater = mineraalwater = grondwater = welwater = sprengwater
stremming = stolling = stagnatie = bloedstolling
inzetbaar = werkbaar = aanwendbaar = bruikbaar
scharnierband = scharnier = hengsel = knier
abortus = miskraam = misgeboorte = misdracht = doodgeboorte = monstrum
atrofie = verkwisting = verspilling
justifiëren = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen
zweer = ettergezwel = etterbuil = abces = puist
brief = flap = schrijven = bankbiljet = bankje = briefje = flapje = prent = epistel = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier = banknoot
verkwikken = verfrissen = opfrissen
Amerikaans Samoa = Amerikaans-Samoa
ondervraging = quiz = onderzoek = vraag = studie = enquête = opinieonderzoek
afzien = prijsgeven = vaarwelzeggen = lijden = loslaten = opgeven = hangen = verlaten = abandonneren
fysicus = natuurkundige
dam = waterkering = dijk = stuwdam = waterdam
Farao = farao
katje = kattenkop = kat = kattekop = kitten = kattenjong
doorvaart = doorvoer = passage = transitogoederen
Madras = Chennai
inhaler = inhalatietoestel = inhalator
privé-leraar = mentor = huisonderwijzer
lesbienne = lesbo = lesbi = tribade = schuurmeid = pot
woord van eer = woord = erewoord = parool
pij = habijt = tic = kap = capuchon = monnikengewaad = motorkap = automatisme = monnikspij = ordekleed
minnespel = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap
spatietoets = spatiebalk
shuttle = ruimteveer = space-shuttle = ruimtependel = pluimbal
Xaverius = Xavier
golfspeler = golfer
toedienen = uitdelen
scheelkijken = loensen
kunstnier = dialysator
conservatorium = muziekacademie
slaapbol = papaver
dolmen = hunebed
boedel = meubilering = erflating = versterving = legaat = huisraad = successie = versterf = inboedel = inventaris = meubilair = erfenis = vermaking = nalatenschap
benul = notie = kennisneming = onderkenning = besef = verstajem = begrip
daadkracht = energie = pep = slagkracht = pit = kloekheid = arbeidsvermogen = fut = puf = geestkracht
deelgenoot = vriendin = amice = vriend = kornuit = gabber = gezel = makker = vrind = vennoot = partner = maat = compagnon = kameraad = kompaan
wierookvat = reukvat
doedel = doedelzak
stormaanval = agressie = aanval = bestorming = aanslag
onzelfstandigheid = afhankelijks = afhankelijkheid = gebondenheid
lommerdhouder = pandjesbaas
buttler = conciërge
verderleven = bestaan = voortbestaan = leven = existeren = overleven
compagnie = onderneming = zaak = firma = ensemble = gezelschap = troep = bedrijf = vennootschap
graanschuur = korenschuur = graanzolder = korenzolder
armee = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep
bestedingspakket = miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = staatsbegroting = begroting = raming
geesteskind = idee = schepping = geestesproduct
offreren = lenen = aanbieden = brengen = presenteren = bieden
inademing = aspiratie = inhalatie
tamme kastanje = kastanje = tamme kastanjeboom
uitsplitsen = groeperen = ordenen = sorteren = klasseren
moraalwetenschap = ethiek = moraal = moraaltheologie = zedenleer = moraalfilosofie = zedenkunde
manie = luimen = fratsen = hartstochtelijkheid = nuk = kunsten = bevlieging = caprice = onstuimigheid = infatuatie = kuren = opwelling = kuur = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim
pyrometer = pyroscoop
rotonde = carrousel
aantasting = huisvredebreuk = overschrijding = afslijting
roedeloper = wichelroedeloper = pendelaar = rabdomant = radiësthesist
sudderplaatje = vlamverdeler = warmhoudplaatje = sudderplaat
detachering = gereserveerdheid = onpartijdigheid = detachement
plesbisciet = volksreferendum = referendum = volksraadpleging = plebisciet = volksstemming
proces-verbaal = notulen
beitel = stokbeitel
heiligschennis = krachtterm = kerkroof = blasfemie
definiëren = bepalen = omschrijven = beschrijven
nuchtere darm = darm
afpeigeren = afsloven = afbeulen
geep = snoek = zeilvissen
boekenfonds = fonds = uitgeversfonds
protestant = hervormde
t.v. = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast
gootpijp = draineerbuis = regenpijp = drain
schutsheilige = beschermheilige = patrones = patroon = patroonheilige = schutspatroon = kerkpatroon
afknapper = deceptie = teleurstelling = misrekening = fiasco = flop = ontgoocheling = ontnuchtering = onttovering = desillusie = tegenvaller
neuropsychologie = psychofysiologie
uitademen = dampen = transpireren = perspireren = uitdampen = uitwasemen = wasemen
maag-darmcatarre = gastro-enteritis = buikgriep
motivering = bewijsgrond = explicatie = argument = verklaring = toelichting = uitleg = motivatie = ratio = beginsel = principe
chiasme = chiasma = kruisstelling
compatriot = landgenoot
disciplineren = oefenen = trainen
cardialgie = angina pectoris = hartkramp
inkerven = inkrassen = kerven = krassen
tortelen = flikflooien
Liken = vergelijken
haagschaar = heggeschaar = heggenschaar
opdrijven = voortjagen = voortdrijven
besmetting = infectie
vleesboom = myoom
geschutvuur = spervuur = artillerievuur = kanonvuur = versperringsvuur = kanonnade
compositiefoto = compositietekening
er is een = Trees
honderdste = procent = percent
traktatie = liflafje = lekkernij = lekkers = heerlijkheid
calciumoxide = kalk = calciumoxyde
limaboon = limabonen
weerschijnsel = terugkaatsing = reflex = weerglans = weerkaatsing = reflectie = weerschijn = weerspiegeling
hesp = achterham = ham = schink
komijn = karwij = kummel = karwijzaad = komijnzaad
minimalisering = kleineren = verkleining
koelkast = ijskast
terugzien = terugblikken = terugkijken
Hollands = Nederlands
moleculegewicht = molecuulgewicht = moleculairgewicht
bedachtzaamheid = bezonnenheid = behoedzaamheid = omzichtigheid = voorzichtigheid
pullover = pull-over = stoppen = pull
dégeneré = afwijkeling = afvallige = perverseling = gedegenereerde
kruimel = hummel = dreumes = krummel = kleuter = wurm = puk = kabouter = kruim = broodkruimel = dreutel = keutel = morzel = peuter = ukkepuk = broodkruim
Kronieken = geschiedenis = vertelling = kroniek = story = verhaal = historie
voortvluchtige = vluchteling
nurk = brombeer = nijdas = brompot = mopperaar = zuurpruim = grompot = knorrepot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor
vergenoegen = tevredenstellen = voldoen = bevredigen = troosten
welwater = grondwater = putwater = bronwater
uur = diamant = h = tijd = stonde = ure = poosje = moment = ruiten = ogenblik = tijdstip = tel
placenta = moederkoek = baarmoederkoek = zaadlijst
amplificeren = opvoeren = vergroten
vore = voor = groef
automaat = automobiel = verkoopautomaat = robot = machine
graszode = gazon = grasveld = plag = zode
bevalling = afkomst = levering = baring = geboorte = verlossing
amen = zo zij het
gratis = tolvrij
labiaalpijp = rookvang = lippijp
huis van bewaring = gevangenis = penitentiaire inrichting
nobiliteit = adel = noblesse = adeldom
devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = telefooncentrale = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = centrale = deviezen = wapenspreuk = credo = zinspreuk
trommeldroger = droogtrommel = wasdroger = droogkap = droger = droogautomaat = haardroger = haardroogkap
opdrogen = drogen
blauwsteen = lazuriet = lazuur = lapis lazuli = lazuursteen = azuursteen
geneeskunde = artsenijleer = medicijnen = geneesmiddel = medicijn = artsenij
precederen = voorafgaan = antecederen = vooraf gaan = antedateren
entameren = inzetten = opvatten = instellen = aanvangen = aanvatten = openen = beginnen = opstarten = starten
langeafstandloper = marathonloper = langeafstandsloper
huisarbeid = huiswerk = taak = voorbereiding = schoolwerk = huistaak = thuiswerk
aanmaning = maning = waarschuwing = sommatie = maanbrief
schrijfwerk = klerkenwerk = papierwerk
inteelt = endogamie
waarzeggen = voorspellen = wichelen = beduiden = voorbeduiden = aankondigen
lans = werpspies = speer = geer = spies = spiets
ontmoetingsplaats = trefpunt = ontmoetingspunt = verzamelpunt
kapen = hijacken
middelaar = tussenpersoon = trait-d'union = onderhandelaar = mediateur = bemiddelaar
brokkelen = verpletteren = persen = in elkaar persen = verbrokkelen = pletten
spuitgast = pompier = brandweerman
werkje = patroon = aftekening = tekening = dessin
Caïro = Cairo
ruw hout = hout = timmerhout = kaphout
spitsspeler = centrumspits = puntspeler = spits = voorhoedespeler = midvoor = voorspeler = aanvaller
dol zijn op = versimpelen = dollen
zadelstuk = lendenstuk = entrecôte = zadel
knoflookteentje = teen
aanstichting = initiatief
drachttijd = zwangerschapstijd = zwangerschap
vertier = amusement = verstrooiing = entertainment = vermaak = kijkgenot = vermakelijkheid
nu = heden
clashen = collideren = botsen
klojo = lastpost = klier = ettertje = lastpak = stoorzender = lomperd
lemmet = lemmer = plaat = blad = kling
aantoonbaar = herkenbaar = aanwijsbaar
paladijn = jaknikker = weerhaan = meeloper = conformist = jabroer
basterdsuiker = cocaïne = sneeuw = coke
cultuurplant = kweekplant
hegemonie = machtsoverwicht = overhand = heerschappij = predominantie = suprematie = overwicht = dominantie = preponderantie
ontheiligen = schenden = desacraliseren = profaneren = ontwijden
gesteldheid = staat = conditie
draad = garen = schroefdraad = vezel
nieuwsbrief = nieuwsblad = bulletin
Kampuchea = Cambodja = Koninkrijk Cambodja
alcoholprobleem = drankprobleem = drankzucht = alcoholisme
metaalbewerker = smid = metaalarbeider
thuiskomst = terugkeer = wederkeer = terugkomst = wederkomst
banderol = sigarenbandje = bandje = belastingbandje
uitvliegen = opspelen = uitpakken = uitvaren = uitvallen = uithalen = fulmineren = uitschieten
kwijtschelding = dispensatie = vergiffenis = absolutie
meetlat = maat = maatlat = scepter
doorgronden = doorheen zien
verkreukelen = verfomfaaien = rimpelen = kreuken = kreukelen = fronsen = plooien = verkreuken
bevrediging = verzoeningspolitiek = genoegen = vredespolitiek = genoegzaamheid = satisfactie = tevredenheid
molentrechter = tremel
Nike = Nikè
silt = slib
prins = koningszoon
ontkrachten = afzwakken = temperen = verdunnen = verzwakken = verzachten
bijles = gouverneurschap
kavel = verkavelen = perceel = partij = kaveling = koop = zootje
doedelzakspeler = doedelzakblazer = liervis = schelvisduivel
fakkellicht = fakkeltocht = toortslicht
electie = keuze = verkiezing = stemming = verkiezingen
exponent = vertegenwoordiger = representant
terugkomst = terugkeer = thuiskomst = wederkeer = wederkomst
spreekgestoelte = kansel = platform = erepodium = schavot = ereschavot = estrade = preekstoel
verscheiden = peigeren = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = expireren = dood = doodgaan = ontslapen
zwavelzuur = diwaterstofsulfaat = vitriool = vitrioololie
souplesse = plooibaarheid = coulance = meegaandheid = conveniëntie = inschikkelijkheid = flexibiliteit = conniventie
ontsnappen aan = ontsnappen = ontgaan = onderbreken
centen = pegulanten = poen = duiten = geld = ping = pingping = pecunia
black box = zwarte doos = vluchtcomputer = registratiecomputer = vluchtrecorder = vluchtregistrator
uithouding = uithoudingsvermogen = weerstandsvermogen
onweren = donderen
Verenigde Naties = UNO = VN
doel = einddoel = kruistocht = goal = mikpunt = kooi = aanleiding = streven = hok = taak = reden = Rome is niet op één dag gebouwd = werklast = doelwit = raam = doeleinde = oogmerk
gaasvlieg = gaasje
bloemperk = bloembed
gluren = koekeloeren
oorzaak = bewerker = motief = aanleiding = beweeggrond = reden = veroorzaker = beweegreden
wake = waken = waak
spat = spet = spetter = lik
natuurvorser = natuurkenner = naturalist
oorlelletje = oorlel
losstaan = vrijstaan = schommelen
lek = lekkage = wan = lekken
scholengemeenschap = college = faculteit
toegeven = bewegen = bevestigen = toelaten = inwilligen = instemmen = meegaan = berusten = erkennen = zwichten (voor de verleiding) = admitteren = bewilligen = toestemmen = bekennen = toestaan
corrosie = erosie = roest = bodemerosie = metaaloxyde
ijskegel = ijspegel = pegel
bliek = blei
testen = toetsen = uittesten = proberen = uitproberen
preëxistentie = voorbestaan
daim = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = bukskin = nubuck
staatsdienst = rijksdienst
rubriek = column = categorie = kolom = klasse
verlaat = uitwateringssluis = spuisluis = spui = zijl = sluisdeur = sluis
Chennai = Madras
wanprestatie = sof = deconfiture = echec = zeper = fiasco = mislukking = flop
afweer = defensie = verdediging
psyche = ziel = denkvermogen = mensenziel = rede = brein = soul = animus = geest = nous
plantenslijm = gom = planteslijm = slijm
falen = misgaan = onderuitgaan = floppen = mislopen = scheeflopen = tekortschieten = stranden = vastlopen = feilen = knallen = mislukken
denkbeeld = idee = opvatting = inzien = stellingname = gezindheid = oordeel = overtuiging = gevoelen = gedachte = inzicht = begrip = convictie = opinie = zin = standpunt = mening
stofwolk = nevel
schoorsteen = lampenkap = schouw = buis = schouwmantel = schoorsteenmantel
toonbeeld = toonvoorbeeld = productiemodel = belichaming = paragon = paradigma = prototype = voorbeeld = model
ambtsgebied = rechtskring = gezagsgebied = jurisdictie = rechtsgebied = ressort = rechtssfeer = dienstkring
verdiener = kostwinner
Nihilisme = nihilisme
relmuis = hazelmuis = slaapmuis
jeugdjaren = jeugd = kindertijd
achteruitsteken = achteruitrijden
spierkracht = wilskracht = sterkte
hasjiesj = hasj
vasten = vastentijd
misère = malaise = gedonder = beroerdigheid = treurigheid = ellende = miserie = trammelant = gelazer = narigheid = rottigheid
afstand doen = verstoten = abdiceren = abdiqueren = aftreden = weigeren = afwijzen
flessengas = flessegas
heetwaterketel = warmwaterreservoir = warmwatertoestel = gasboiler = boiler
getijde = getijden = watergetij = brevier = tij
aardnotenolie = arachideolie
zondig = onrechtvaardig
slotsom = decisie = besluit = conclusie = eindoordeel = gevolgtrekking = afgeleid gegeven = beslissing = bevinding
ettertje = klojo = lastpost = klier = lastpak = stoorzender = lomperd
vergrotende trap = comperatief = trappen van vergelijking
ava = avatar
air = leemte = lucht = leegte
doublet = tweelingwoord = wambuis
onderhoudsbedrijven = kost = onderhoud = levensonderhoud = subsistentie = bestaan
nee = ontkenning = neen = negatie
mitose = kerndeling
slenteren = flaneren = drentelen = kuieren = rondslenteren = wandelen = voortslenteren
zonnecel = zonnebatterij = foto-element
sepsis = bloedvergiftiging
tafelbiljart = biljart
stalinisme = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = dictatuur = monocratie = tirannie = autocratie
nosologie = diagnostiek
soldeersel = soldeer
vermoeidheid = moeheid = vermoeienis
prefabricatie = systeembouw
labskous = lapkous
gericht = recht = berechting = rechtspraak = judicatuur = justitie
bezetting = ingebruikneming
voortmaken = opschieten = jagen = haasten = vlotten = voortjagen = jachten = verhaasten = bespoedigen
bedenker = peetvader
zweetlucht = lichaamsgeur = transpiratiegeur
kukelekuën = kraaien
huidplooi = plooi
aanzwellend = toenemend = crescendo
ris = sliert = trits = rist = slier = rits = serie
ministerie = ministersploeg = regeringsploeg = departement = kabinet
eenheid = cohesie = samenhang = coherentie = zelfstandigheid = unit = maat
liquiditeitsproblemen = geldgebrek = geldzorgen = geldnood
innen = beuren = vangen = incasseren = opstrijken = toucheren
breuklijn = breuk
kosmonaut = ruimtevaarder = ruimtereiziger = astronaut
gospel = negro-spiritual = negrospiritual
toespreken = aanklampen
onderbroek = broekje
tijdpassering = tijdverdrijf = tijdvulling = hobby
identiteits diefstal = identiteitsdiefstal = identiteitsfraude
envelop = couvert = omslag = enveloppe = briefomslag
drieling = triool
welbehagen = zelftevredenheid = zelfgenoegzaamheid = zelfvoldaanheid
schede = flamoes = muis = pruim = doos = schaamspleet = snede = poes = spleet = kut = snee = gleuf = vagina = trut = huls = vulva = mossel
stotteren = stamelen
belastinginner = fiscus
natnek = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons
opkomen voor = laten gelden = doen gelden
inktuitwisser = inktwisser = inktgum = inktgom
welving = gewelf
nachtspiegel = pot = piespot = po = pispot
chirologie = chiromantie = handleeskunst = handlijnkunde
vertoog = objectie = tegenwerping = tegenspraak
zuipen = drank = drankje = drinken
huisvredebreuk = aantasting
ritmesectie = drums = slagwerk = percussie
voorzienigheid = lot = lotsbeschikking = voorbestemming = bestemming = providentie = voorbeschikking = lotsbestemming = levenslot
batje = paddel = bat
waterbak = pisbak = piesbak = waterplaats = urinoir = urinaal
refuseren = verrekken = verdommen = verdraaien = weigeren = vertikken
uitvaartleider = begrafenisondernemer = lijkbezorger
taai = gemberkoek = taaitaai = peperkoek = ontbijtkoek = snijkoek
ondervraagster = ondervrager
scout = padvinder = verkenner
milieubeschermer = natuurbeschermer = ecoloog = milieuactivist = milieudeskundige
pinnen = verwijderen = wegdoen = weghalen = wegnemen
influenceren = beïnvloeden = doorwerken
verzaken aan een eed = afzweren = ontkennen = intrekken = herroepen
reprint = bijdruk
jutter = stranddief = aasdier = aaseter = straatveger = strandjutter
zevenklapper = voetzoeker = kanonslag = rotje
plaza = plein = plaats
identiteitskaart = legitimatiekaart = legitimatie = persoonsbewijs = legitimatiepapier = legitimatiebewijs = identiteitsbewijs
spook = fantoom = spookbeeld = geest = schim = schrikbeeld
afjatten = afpikken = afnemen = benemen = ontstelen = ontnemen = afpakken
justitie = magistratuur = rechtsstelsel = berechting = rechtspraak = rechterlijke macht = judicatuur = recht = gericht
fineerzaag = decoupeerzaag = fretzaag = figuurzaag
achterschip = achtersteven = steven
prolongeren = schetsen = rekken = uitbreiden = verlengen = op schaal tekenen = aanhouden
honderd = éénhonderd
dragon = slangenkruid
nitriet = nitrieten
voordragen = oreren = opzeggen = declameren = aanbevelen
onvoltooidheid = onvolledigheid = onafheid
nagalmen = galmen = naijlen = weergalmen = naklinken = weerklinken = weerschalken = resoneren = echoën = doorklinken
sibbe = volksstam = stam = soortgenoten = clan
omsingelen = omringen = omvatten = insluiten = omcirkelen = beslaan = omgeven
fithaak = bui = vlaag = fit
midden = kroon = middelstuk = centrum = middenstuk = middelpunt = middengedeelte
potdeksel = reling = dolboord
verdolen = verdwalen
conserveren = natuurbehoud = behoud = bewaren = natuurbescherming = verduurzamen = goedhouden
aandrang = geneigdheid = aandrift = inclinatie = neiging
langer duren dan = overleven
centurie = centennium = eeuw
nudisme = naturisme = naaktrecreatie
domheid = dommigheid = flater = enormiteit = misser = misslag = stommigheid = zeperd = blunder = uitglijder = stupiditeit = misgreep = stommiteit = miskleun = ezelachtigheid = gekheid = sulligheid = onbenulligheid
wijsvinger = index = likkepot
belichamen = incarneren = verpersoonlijken = representeren = vorm geven = personifiëren
pietsje = vlek = beetje = tikkeltje = tikje = ietsepietsje = pietsie = ietsepietsie = vleugje
verloftijd = verlof
sjabloon = patroon = mal = malplaatje = cliché = gemeenplaats = sjablone = open deur = platitude = algemeenheid = banaliteit
vim = schuurmiddel = schuurpoeder
decreteren = verordineren = voorschrijven = verordenen
tirannie = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = dictatuur = monocratie = autocratie
agrafe = hechtkram = wondhaakje = niet = kram
krantenkop = krantekop = kop
volhardingsvermogen = perseveratie = vastberadenheid = doortastenheid = ruggegraat = persistentie = ruggengraat = lef = karakter = tenaciteit
commandante = bevelhebber = commandant = overste = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = legercommandant = legeraanvoerder = bevelvoerder
herkomst = komaf = kraamkamer = wieg = geboorte = origine = haard = afkomst = bakermat = oorsprong = afstamming = descendentie
geesteswetenschappen = alfawetenschap = alfawetenschappen = geesteswetenschap = humaniora = kunst
opstapje = optrede = aangrijpingspunt = opstap = springplank = trap = kapstok = afstapje = aanknopingspunt
pegulanten = poen = duiten = geld = ping = centen = pingping = pecunia
borstwering = brugleuning
wetsverkrachting = anomie
kornuit = vriendin = amice = vriend = gabber = gezel = makker = vrind = deelgenoot = maat = compagnon = kameraad = kompaan
onschendbaarheid = onaantastbaarheid = immuniteit
boeien = bekoren = pakken = kluister = begeesteren = fascineren = in verrukking brengen = boei = charmeren = in vervoering brengen = vangen = betoveren = biologeren = intrigeren = handboeien omdoen
pachter = bewoner = huurder
zwarte magie beoefenen = goochelen = toveren = oproepen
geluid = toon = personificatie = klankkleur = toonhoogte = timbre
marketeer = verkoopster = verkoper = handelaar
kiesstelsel = kiessysteem
baseren = beargumenteren = gronden = funderen = onderbouwen = argumenteren
achterspeler = achterhoedespeler = verdediger = back
gewone klaproos = grote klaproos
duizendblad = gerw
frutselen = peuteren = frommelen = friemelen = futselen = frunniken = morrelen = wriemelen
tut = tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = totebel = trien = kuttekop
gekruld = krullend
vermelden = omschrijven = melden = gewagen = rapporteren = beschrijven
hoogspanningsmast = mast = pyloon
mededogen = deernis = meelij = compassie = meewarigheid = barmhartigheid = medegevoel = meedogendheid = medelijden
verstaanbaarheid = begrijpelijkheid = hoorbaarheid = klaarheid = duidelijkheid = helderheid
lazuursteen = lazuriet = lazuur = lapis lazuli = blauwsteen = azuursteen
spijkerbroek = blue jeans = jeans = jeansbroek
fase = ontwikkelingsstadium = schijngestalte = stap = stadium = trap = maatregel
epiglottis = strotklep = keelklepje = strotklepje
koker = beschermhuls = sluis = sluiskolk = buis = huls = kanaal = pijpje = kolk = pijlkoker = pijp
verantwoordelijkheid = aansprakelijkheid = plicht = verantwoording = responsabiliteit = rekenplichtigheid
ontdarmen = ontweiden
betoelagen = subsidiëren
naaktzadige = naaktzadigen
dagopening = morgengebed = morgenwijding = metten = ochtendwijding
zielenleed = hartenpijn = hartzeer = zielenpijn = rouw
gissing = gegist bestek = voorwaarde = schatting = gis = veronderstelling = aanname = giswerk = conjectuur = vermoeden = voorgevoel = nattevingerwerk = onderstelling = raming
spijt = zelfverwijt = gewetenswroeging = wroeging = boetvaardigheid = berouw = inkeer = schuldbesef
allooi = gehalte = kaliber
tennisschoen = sneaker
hersens = brein = denkvermogen = hersenen = rede = zenuwcentrum = geestvermogen = verstand
roest = corrosie = metaaloxyde = roestbruin
kontzak = achterzak
onderbewuste = onderbewustzijn
stofdeeltje = vuiltje = ongerechtigheid = stofje
cederen = capituleren = overgeven = platgaan = zwichten = bezwijken
eilandje = eiland
louwmaand = januari
crimineel = vogelvrije = boosdoener = misdadiger = strafrechtelijk
bacteriën = bacterie
kommapunt = puntkomma
teug = zuchtje = vlaag = vleug = adem
gootwater = slobber = varkensvoer = bocht = drab
afkammen = kraken = afbreken = afzeiken = afkraken = veroordelen = afgeven = neerhalen
tse = trichloorethyleen
kleven = pakken = vasthouden = klampen = klitten = klemmen = plakken
amfoor = amfora
dressuursport = dressuur
hypothese = presuppositie = postulaat = suppositie = basisbegrip = premisse = stelling = grondbegrip = assumptie = presumptie = onderstelling = vooronderstelling
herdenkingsdag = gedenkdag
het schone geslacht = vrouw = gemalin = echtgenote
Jochem = Joachim
seizoenkaart = knipkaart = jaarkaart
sjorren = een ruk geven
coltrui = col = rolkraag
whist = wiezen
kostganger = disgenoot = huurder = tafelgenoot
smidsvuur = smeltoven
attestatie = certificaat = getuige = verklaring = geloofsbrief = attest = accreditief = getuigschrift = akte
overvaller = straatrover
gemartel = folteren = marteling = martelen
verwezenlijken = implementeren = realiseren = effectueren = verwerkelijken
drogbeeld = waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = hersenschim = illusie = fantasma
hijstoestel = bok = hijs = hijswerktuig
lesbevoegdheid = onderwijzersakte = onderwijsbevoegdheid = hoofdakte
distributiebonnen = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = vrijkaart
gedenkzuil = pyloon
wijndrab = dik = droesem = depot = drab = grondsop = wijndroesem = droes = moer
bevuilen = contamineren = verontreinigen = bezoedelen
rammei = ram = stormram
toneel = scène = poppenkasterij = toneelspel = achtergrond = komedie = circus = kunstenmakerij = aanstellerij = tableau = toneeltje = schouwspel = komediespel = theater = kijkspel = tafereel = aanstelleritis = background
laden = nodigen = uitnodigen = vragen
onverslaagbaarheid = onoverwinnelijkheid
demarcatie = afpaling = demarkatie = afbakening = afgrenzing = begrenzing = afperking
lasthebber = gecommitteerde = vervanger = adjunct = gemachtigde = mandaathouder = plaatsvervanger = mandataris = zaakgelastigde = afgevaardigde
afvalstort = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = deponie = stort = ashoop = stortplaats = afvalhoop = asvaalt
surveillance = bewaking = toezicht
rat = bruine rat
neerkomen = omvatten = afhangen = behelzen = veroorzaken = betekenen = inhouden = liggen = met zich meebrengen = zeggen = aankomen = afhangen van = hangen = beduiden = tot gevolg hebben
tegenwerping = vertoog = objectie = tegenspraak
coöperatie = samenwerking = CV = samenwerkingsverband
versimpelen = dol zijn op = dollen = samentrekken = verkorten = vergemakkelijken = bekorten = vereenvoudigen = versoberen
kathodestraalbuis = lamp = vacuümbuis = radiolamp = elektronenbuis = radiobuis
demarkatie = demarcatie = afbakening
lezer = lector = leeseenheid
ontvangst = onthaal = ontvangen = begroeting = welkom = verwelkoming = receptie
faculteit = college = scholengemeenschap
discrimineren = afleiden = onderscheiden = differentiëren
scheprad = gepeddel
gecombineerd = gelijktijdig
gezond verstand = boerenverstand = gewaarwording = common sense
kaaslinnen = kaasdoek
pessarium = membraan
drom = mensenmassa = heir = myriade = massa = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = hele volksstammen = mensenzee = meute = sleep = schare
knisperen = knisteren
dorheid = droogheid
veelterm = polynoom
burgerrecht = burgerrechten
verborgenheid = verzwijging = geheim = mysterie
graankorrel = korrel = zaadkorrel
stijfkop = stijfhoofd = keikop = koppigaard = kopstuk
bijvoegen = aanhechten = vastmaken
monding = riviermonding = uitmonding = muil = mond = muide = riviermond = uitloop
potmeter = potentiometer
scheren = afschuiven
tienvlak = decaëder
kogelbaan = baan = vlucht
cowboy = veedrijver
lam = lammetje = lamsvlees
berechting = recht = gericht = rechtspraak = judicatuur = justitie
bar mitswa = bat mitswa
fylacterion = mascotte = talisman = amulet
schatje = bijenhoning = honing = honig
verwringing = deformatie = verrekking = misvorming = vervorming
gemakzucht = luiheid = traagheid
zangpartij = stem
zijde = blad = zij = zijkant = richel = bladzijde = lijn = pagina = grens = rag = zijdedoek = kant
enkelkettinkje = enkelband
aandrukken = pletten = aanduwen
oudtante = geweldige tante
voltage = elektrische spanning = stroom = potentiaal = spanning
schoenenzaak = schoenenwinkel
botulisme = worstvergiftiging
granaatscherf = granaatscherven = schrapnel
nazeggen = echoën = herhalen
behangsel = behangpapier = behangselpapier = behang
veinzerij = mystificatie = oplichterij = zwendelarij = huichelarij = verneukerij = bigotterie = femelarij = bedrog = kloterij = gefemel = verlakkerij = schijnheiligheid = kwezelarij = bedriegerij = misleiding = farizeïsme = beduvelarij = hypocrisie
gastro-enteritis = buikgriep = maag-darmcatarre
liefdeskind = onwettig kind = onecht kind = buitenechtelijk kind = bastaard
maniertje = handigheid = trick = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef
geodesie = landmeetkunde = aardmeetkunde
beheerder = bedrijfsleider = conservator = manager = exploitant = custos = dirk = directeur = uitbater = bewaarder = oppasser = mandataris = administrator = curator = roeper = trustee = administrateur
compascuum = meent
musculatuur = spierstelsel
totalitarisme = tyrannie = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = dictatuur = monocratie = tirannie = autocratie
brombeer = nijdas = brompot = mopperaar = zuurpruim = nurk = grompot = knorrepot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor
doelvlak = doelmond
fabrieksprijs = producentenprijs
moker = voorhamer = smeedhamer = vuisthamer = schroothamer = kloofbijl = vuist = smidshamer
consideratie = considerans = grond = afweging = achting = gehoorzaamheid = ratio = buigzaamheid = motief = beweeggrond = overweging = bewondering = inschikkelijkheid = reden = motivatie = beweegreden = drijfveer
steedsheid = stadsleven
jaknikker = weerhaan = meeloper = conformist = paladijn = jabroer
huismiddel = huismiddeltje = panacee = wondermiddel
André = Andries = Andrew = Andreas
inworp = lijnworp = ingooi
schooldiploma = vakdiploma = einddiploma = diploma
stremsel = leb = kaasstremsel = stremstof
nutsbedrijf = overheidsbedrijf
rokkenjager = scharrelaar = vrouwenversierder = flirt = vrouwenloper = versierder
gaan liggen = neervlijen
onderbreken = ontzetten = ontsnappen aan = stopzetten = ontsnappen = ontgaan = ontwrichten = verdagen = zich = storen
indemnisatie = regres = compensatie = bonificatie = indemniteit = schadeloosstelling = schadevergoeding = vergoeding = verhaal
taalkloof = taalbarrière
kaartlegger = toekomstvoorspeller = wichelaarster = waarzegger = wichelaar = kaartlegster
samenspraak = gesprek = conversatie = consult = consultatie = verwijzing = referte = referentie
vastpakken = vastgrijpen = beetkrijgen = vatten = grijpen = beetpakken
knielbankje = bidstoel = bidbank = knielbank
fenotype = verschijningsvorm
plezierreis = vakantiereis = uitstapje = trip = tochtje = uitje = pleziertocht
grenzen aan = naderen = benaderen
heiligedag = heiligendag = heiligdag
schoendop = nop
wrijfwas = was = meubelwas = boenwas
basiliekruid = basilicum = bazielkruid
LOGO = ligatuur = logo
een opduvel geven = raken = kloppen = kletsen = slaan = uithalen = treffen
surprise = verrassing
frequentie = band = golfgebied = regelmaat
ravotten = rollebollen = dollen = steigeren = raggen = stoeien = rondhuppelen = robbedoezen = rondspringen = dartelen
waterketel = ketel = soepkip = theeketel
kattenkruid = Nepeta
boete = penitentie = berouw = geldboete = geldstraf
quote = quota = part = gemeen hebben = portie = aandeel = quotum = rantsoen = quotatie = deel = aanhaling = citaat = allegatie
mijn = groeve
Koninkrijk der Nederlanden = kikkerland = Nederland = Holland
facturering = trekkebekkerij
Amerika = Verenigde Staten = VS = USA = Verenigde Staten van Amerika
wielrennen = wielrijden
hagelbui = hagelstorm = hageljacht
waterscheiding = keerpunt
bestuursorgaan = bestuur
bastaardhond = bastaard = straathond
brochette = spies
stadsgewest = conurbatie = stadsuitbreiding = agglomeratie
do = fuif = boerenkermis
bladaarde = bladgrond = humus = humusgrond = molmgrond = tuingrond = plantaarde = teelaarde = tuinaarde
integratie = inburgering
angina pectoris = cardialgie = hartkramp
uitwerking = voortvloeisel = uitkomst = uitvloeisel = consequentie = gevolg = effect
klerkenwerk = papierwerk = schrijfwerk
leerling = studerende = aanhanger = adherent = adept = zoon = volgeling = student
drukken = knellen = rusten = nijpen = beklemmen = afdrukken = vreten = beknellen = benauwen = knagen = omzeilen = belasten
geheimpje = geheim
botermelk = karnemelk
houwen = hakken = kappen = uithouwen = vormen = uithakken = bikken = modelleren
appelboom = appelhout = appel
één = een = twee = i
aanplakken = afficheren
immuunsuppressivum = immunosuppressivum
geotropisme = geotropie
stopsignaal = verkeerslicht = stoplicht = stopsein
sterrenkunde = astronomie
dolhuis = inrichting = gesticht = zothuis = krankzinnigengesticht = gekkenhuis
jaap = snee = snede = snijwond
vogelkunde = ornitologie
zijkant = zij = zijde
vitamine C = ascorbinezuur
landmijn = boobytrap
kwabbe = lob = kwab
ombuigen = krombuigen = beknibbelen = snoeien = bezuinigen
bijeenzijn = samenscholing = samenkomst = bijeenkomst = samenzijn
gemeen hebben = quota = part = quote = aandeel = quotum = rantsoen = deel = portie
akoestiek = acustica = geluidsleer
sterrenstelsel = nevel = waar gehakt wordt vallen spaanders = gaswolk
slopen = aftobben = afbreken = slechten = vernielen = verwoesten = vernietigen = afjakkeren = uitputten = afmatten = neerhalen
kwartierstaat = parenteel = stamboom
slotstuk = roos = besluit = slot = sluitsteen = finale = sluitstuk
bactericide = bacteriocide
synoniemenboek = synoniemenlijst = thesaurus
tafelgarnituur = tafelgerei = bestek
conformist = jaknikker = meeloper = weerhaan = paladijn = jabroer
pinakel = toppunt
keervers = chorus = keerzang = refrein
hydropathie = watergeneeskunde = waterkuur = hydrotherapie
deurkozijn = deurlijst
zuidoosten = zuidooster = zuidoostenwind
telastlegging = klacht = incriminatie = beschuldiging = aanklacht = accusatie = tenlastelegging
Afrikaans = Zuidafrikaans = Afrikaner
stroefheid = afstandelijkheid = stijfheid
uitwijking = landverhuizing = emigratie
kauwgum = kauwgom
tekstverwerking = wordprocessing
omzien = bekreunen = bemoeien = bekommeren = zoeken
tyfoon = cycloon = orkaan = taifoen = wervelstorm
misgaan = falen = scheeflopen = floppen = knallen = mislopen = mislukken
appendix = addendum = aanvulling = blinde darm = supplement = aanhangsel = blindedarm = bijvoegsel = addenda
collectivisme = marxisme = bolsjewisme = leninisme
zwaard = degen = zijzwaard
eenarmige bandiet = gokautomaat = gokkast
lijkoven = vuilverbrandingsoven = verbrandingsinstallatie = vuilverbranding = crematieoven = verbrandingsoven
plant = gewas = groente
meningsverschil = onenigheid = woordenstrijd = onderscheid = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = dispuut = debat = verschil = redestrijd = pennestrijd = betwisting = twistpunt = polemiek = discussie = geschil = controverse
bugelspeler = hoornblazer
supermarktketen = supermarkt
spantrib = dakspar = spar = dakspant
slangenmens = slangemens
schakelpaneel = regeltafel = dashboard = schakelbord = schakeltafel = paneel = bord = bedieningspaneel = controlebord
gitarist = gitariste = gitaarspeler
personeelsbestand = arbeidsvolume = arbeidskracht = mankracht = personeel
weerwoord = scherp antwoord = antwoord = repliek
kaartlegster = toekomstvoorspeller = kaartlegger = wichelaarster = waarzegger = wichelaar
halfzuil = wandpijler = pilaster = muurpijler
lamento = klaagzang = treurdicht = klaagdicht = treurzang = treurlied = elegie = klaaglied
stoornis = storing = verstoring = hapering = stuk zijn
wasserij = wasinrichting
afzuigkap = zuigkap = dampkap
kliermaag = voormaag = spiermaag
beduvelarij = mystificatie = oplichterij = flessentrekkerij = zwendelarij = verneukerij = bedrog = kloterij = verlakkerij = veinzerij = bedriegerij = misleiding
drijfveer = considerans = slagpin = grond = afweging = weshalve = ratio = slagveer = weswege = slagpen = motief = waarvoor = beweeggrond = overweging = reden = waarom = consideratie = motivatie = beweegreden
curiositeit = curiosum = rariteit = zeldzaamheid = vreemdheid = rara avis = nieuwsgierigheid
naamgenoot = gelijknamig
botsing = aanrijding = aanvaring = auto-ongeluk = computercrash = collisie = confrontatie = bult
oliekoek = veekoek = lijnkoek
openvouwen = ontvouwen = uitvouwen
oogstmaand = augustus
huppelen = hippelen = hippen = huppen
cake = taart
graver = graafmachine
vleesextract = bouillon
neuzen = rondneuzen = snuffelen = snuffen = grasduinen
dankbaarheid = erkentelijkheid
zich wassen = zich opfrissen
lichtbuis = tl-buis = fluorescentielamp = neonbuis
symboliek = symbolisme
gelduitgifteautomaat = bankautomaat = giromaat = geldautomaat
insigne = versierselen = gedenkpenning = medaille = eremetaal = ereteken = erepenning = distinctief = onderscheiding = plak
subfamilie = onderfamilie
hiernamaals = eeuwigheid = onderwereld = het hiernamaals
zienswijze = blik = optiek = oogpunt = beschouwing = gezichtshoek = visie = gezichtspunt = invalshoek = standpunt = zienswijs = kijk
serveerblad = presenteerblad = plateau = blad = schenkblad = dienblad = theeblad
beroepen = appelleren = inroepen = aanroepen
postuur = lijn = figuur = statuur = bouw = gestalte = lichaamsbouw
blunderaar = beunhaas = klungel = kluns = knoeier = prutser = stumper = stoethaspel = sukkel = klungelaar = roffelaar
hausmacher = leverworst = smeerleverworst
horde = drom = mensenmassa = heir = myriade = massa = heer = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = hele volksstammen = mensenzee = meute = sleep = schare
familieband = verwantschap
matse = paasbrood
disinformatie = desinformatie
cystische fibrose = mucoviscidose = taaislijmziekte
cinematograaf = cameraman = filmprojector = operateur = cassetteprojector = filmoperateur
presentielijst = aanwezigheidslijst
hout = houtblazer = kaphout = houtsoort = ruw hout = timmerhout
gevechtsleer = tactiek
manufacturen = goed = textiel
school = schoolgebouw
zinvol = kloppen
jam = confituur = opstopping = repareren = yam = gelei = yamswortel = gaatje
gewichtheffer = heftoestel
helderziendheid = paragnosie = buitenzintuiglijke waarneming = clairvoyance
ontglippen = ontgaan = ontsnappen = voorbijgaan
communiteit = convent = monnikenklooster = communauteit = abdij = kloostergemeenschap = klooster
subafdeling = vakgebied = tak = onderafdeling
vergift = gift = toxicum = vergif = gif
revisie = herziening = redres
schijnstoot = afleidingsmanoeuvre = overstapje = schaar = schijnmanoeuvre = schaarbeweging = schijnbeweging
verkooppunt = filiaal = bijhuis = depotwinkel = vestiging
lyricus = tekstdichter = tekstschrijver
neoplasma = vleeswoekering = blastoom = gezwel = tumor
illumineren = verluchtigen = belichten = verlichten
soepjurk = flodderjurk = hemdjurk
weermacht = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = manschappen = legerschaar = landmacht = troep
bukshout = buksboom = buxushout = palmhout
muilezel = muildier
kettingzaag = motorzaag = bandzaag = motorkettingzaag = boomzaag = lintzaag
hoefijzer = hoef = hoefijzerboog
macromolecule = reuzenmolecule
gelukzaligheid = zevende hemel = heerlijkheid = zaligheid
leefwereld = milieu = scene = kring = wereld = omgeving = leven
Britannië = Groot-Brittannië = Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland = Verenigd Koninkrijk = V.K.
lijkopening = sectie = obductie = nabespreking = autopsie = dissectie = lijkschouwing = necropsie
doodsbed = sterfbed
het zich inleven = empathie = inlevingsvermogen
meehelpen = bijdragen = contribueren
uiteendrukken = scheiden = uiteen drijven
heterogeniteit = ongelijksoortigheid = range = verscheidenheid = pluriformiteit = variabiliteit = diversiteit = pluraliteit
luiwammesen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen
universiteit = academie = universiteitsgebouw
regulator = regelaar
weeklacht = verzuchting = gejammer = geweeklaag = jammerklacht = weeklagen = gekerm
huizenblok = blok = woonblok = bouwblok = woningblok
zelfwaarneming = zelf-contemplatie = zelfreflectie = introspectie
isolement = teruggetrokkenheid = eenzaamheid = afzondering
benchmark = maatstaf = referentiepunt = criterium
messteek = steek
Scythia = Scythië
snelheid = vaart = vaartje = sluitersnelheid = gang = tempo = vlugheid = gangetje = speed
kledingstuk = keurslijf = lijfje = lijf
habbekrats = fooi = bagatel = schijntje = hongerloontje = hongerloon = kleinigheid
afvragen = betwijfelen = twijfelen
verbastering = rassenvermening = rassenvermenging
amfibieën = amfibie
notatie = annotatie = noot = aantekening
leenspreuk = proverbium = uitdrukking = zegswijze = spreekwoord = gezegde = expressie = spreekwijze
doordenkertje = doordenker = denkertje
roeiboot = sloep = volgboot = rubberboot = opblaasboot
ondertiteling = onderschrift = ondertitel
scouting = exploratie = verkenning = verkennerij = Scouting = padvinderij
cadeaubon = reductiebon = plakzegel = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart
zaagbok = paard
gondel = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = snol = tippelaarster
pantserdier = gordeldier = schildvarken = armadillo
namaker = nabootser = imitator = na-aper
verbindingsteken = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje
burgerman = buma = burgermannetje
sparrehout = sparrenhout = spar
garenspoel = spoel = klos = bobijn
pisbuis = urinebuis = urineleider = pisleider = pisweg = urethra = ureter
Boerenoorlog = boerenoorlog
dralen = beiden = lijmen = neutelen = schromen = talmen = weifelen = treuzelen = dreutelen = tutten = teuten = aarzelen = lijntrekken = twijfelen
cursusboek = studieboek = schoolboek
watering = lee = laak = waterloop = wetering
intrest = interest = rente = belang
graag hebben = lusten = mogen = aangetrokken voelen tot = leuk vinden = houden van
tergen = martelen = zuigen = sarren = ontstemmen = pesten = kwellen = jennen = ergeren = narren = irriteren = mienen = plagen = mishagen = koeioneren = misnoegen = hekelen = treiteren
Arctica = noordpool = noordpoolgebied
blaasjes wijsmaken = misleiden
psychologische oorlogsvoering = zenuwenoorlog = zenuwoorlog
decimaalstelsel = tientallig talstelsel = decimaal
doorbuigen = krommen = buigen
blikconserven = conserven
onderdanen = poot = been = onderdaan = stelt
broddelen = klungelen = kloten = mieren = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = otteren = pielen = prutsen = klooien = wurmen
ochtendglorie = dagbloem
Dubrovnik = Ragusa
studio = atelier
umlaut = trema = deelteken
uitstrijken = verstrijken = uitwrijven = uitsmeren = wrijven = smeren
slingerbeweging = fluctuatie = golfbeweging = wankeling = schommeling = slingering
stroboscooplamp = stroboscoop
kamp = gevecht = bastion = legerkamp = wedstrijd = slag = competitie = strijd = bolwerk = worsteling = competitiewedstrijd = bivak = duel = bevechten = kampement = tweekamp = betwisten = treffen = tweegevecht
dierenpark = zoo = diergaarde = dierentuin
teleplasma = ectoplasma
schilderstuk = schilderwerk = plaatje = doek = schilderij
Eucharistie = eucharistie = eucharistieviering
zelfvernedering = boetedoening
kaartje = entreebiljet = passagebiljet = vervoerbewijs = toegangsbewijs = kaart = entreebewijs = entreekaart = ticket
boekwerk = boek = album = boekje
pleisterspaan = sabel = troffel = truweel = tuinschep
ondubbelzinnig = desambiguatie = disambiguatie
getuigenis = blijk = bewijs = getuigenverklaring = getuige = bewijsstuk = proef = depositie = proeve = proefje = testimonium
trekkershut = hut
perspectivisme = prognostiek = prognostica = futurologie
kuur = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bevlieging = caprice = kuren = opwelling = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim
aandeel = weggeven = quota = part = gemeen hebben = quote = quotum = partitie = bijdrage = opdeling = rantsoen = inbreng = deel = delen = portie
mensenkennis = psychologie = zielkunde
geboorteakte = geboortebewijs
valbrug = ophaalbrug = klepbrug = klapbrug = hefbrug = wipbrug = basculebrug = hameibrug
rijmpje = rijm = vers
roodlof = radicchio rosso
anticoagulans = antistollingsmiddel = anticoagulant
staatsapparaat = regering = overheidsapparaat
korporaal = brigadier
ondertitel = onderschrift = ondertiteling
haarkleed = vacht = pels
race = wedren = snelheidswedstrijd
repel = hekel = vlashekel = vlaskam
paps = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater
kardinaal getal = kardinaal = bepaald telwoord = hoofdtelwoord
afperking = afpaling = demarcatie = afbakening = afgrenzing = begrenzing
nirwana = paradijs = hemel = firmament = hemelrijk
specerij = kruid
friseerijzer = friseertang = haarkruller = krultang
komedie = toneel = poppenkasterij = toneelspel = circus = kunstenmakerij = aanstellerij = komediespel = theater = blijspel = schouwburg = aanstelleritis
wegsmelten = afsmelten = versmelten
verjaarsgeschenk = verjaardagscadeau = verjaarscadeau
nucleolus = kernlichaampje
toetsenbord = klavier = keyboard
veevoeder = voer = veevoer
opdoffen = kledij = opdirken = kleden
vertelde = verhalend = vertellen = verhaal
studente = studerende = student
woekeraarster = woekeraar
samendringen = opeendringen = samendrommen = samenstromen
overvloedig aanwezig zijn = zeer productief zijn = wemelen = in grote aantallen voorkomen = overvloedig voortbrengen
blind = rolluik = luik = vensterluik = raamluik
voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = voorraadkast = provisiekamer = spinde = schapraai = kelderkast = office
gondola = gondellift
schaapskooi = schapenstal = schaapsstal = schapestal
convector = heteluchtkachel
klikker = aanbrenger = klikspaan = tipgever = verlinker = aangever = sycofant = informant
brandnetel = irritant = netel
leenverhouding = horigheid = afhankelijkheid = lijfeigenschap
vuurgevecht = vuurgevechten = schietpartij
troeven = introeven = aftroeven
veldheer = bevelhebber = commandant = overste = legerbevelhebber = legerleider = legercommandant = commandante = legeraanvoerder = bevelvoerder
limousine = limousin = limo
parasietplant = woekerplant = epifyt = gastplant = parasiet
zwanenhals = klem = val
logeerkamer = gastenkamer
observatiepost = waarnemingspost
windbuil = gaai = verwaand heerschap = kwastl
patroontas = bandelier
familiekunde = geslachtkunde = genealogie
piekeraar = tobber
krabbel = signatuur = poot = handtekening = ondertekening
rivier = stroom
grutterswaren = kruidenierswaren = voedsel = levensmiddelen
staartzijde = peuk
mobilofoon = radiotelefoon = zend-ontvangapparaat
kelner = ober
reuzin = reus
binnenweg = binnenpad = kortere weg
acetylsalicylzuur = aspirientje = aspirine
memorandum = memo
opruimen = leeghalen = verbranden = verbruiken = leegmaken = uitputten
dompelaar = plopper = ontstopper = piston = zuiger
Noemi = Naomi
hondenbrokken = hondenbrood = hondebrokken = hondebrood
Dracula = Vlad Dracula
pederast = kinderlokker = pedo = pedofiel
zielenknijper = zielknijper = psych = psychiater
zweefbaan = automobiel = kabelbaan
schans = bastion = wal = muur = verschansing = bolwerk = burgwal = vestingwal
stemband = stembanden
luchtwortel = steunwortel = steltwortel
aanduwen = aandrukken
ruggespraak = sollicitatiegesprek = vraaggesprek = interview
tl-buis = T.L.-buis = TL-buis = lichtbuis = fluorescentielamp = neonbuis
overwegen = raden = veronderstellen = imagineren = indenken = contempleren = nadenken = overpeinzen = inbeelden = nagaan = in acht nemen = verbeelden = stilstaan bij = studeren = fantaseren = voorstellen = mediteren = overdenken = speculeren
dienares = meid = maagd = dienstmeisje = werkmeid = dienstbode = dienstmeid = meisje
verkiezing = ballotage = keuze = electie = stem = votum = stemming = verkiezingen
gebarenkunst = mimiek
noordpool = Arctica = Noordpool = noordpoolgebied
melkglas = opaalglas = matglas = witglas
met opzet overdrijven = dramatiseren = overdrijven = overacteren
hoge piet = fijne meneer = banjer = fijne mijnheer
expressie = proverbium = uitdrukking = zegswijze = spreekwoord = gezegde = leenspreuk = spreekwijze
gedetineerde = gearresteerde = gevangene = arrestant
werkman = loonarbeider = handarbeider = werker = arbeider
geslachtsdaad = coïtus = seks = sexuele betrekkingen = wip = paring = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsgemeenschap = minnespel
lijnwaad = linnen = linnengoed = doek
kenmerk = feature = kenteken
email-lak = emaillak
jochie = zoontje
herkenningsteken = embleem
schooieren = bietsen = schooien = bedelen
bespringen = dekken
tegenwoordigheid = bijzijn = aanwezigheid = presentie
ambtgenoot = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = confrater = collega = gildenbroeder
werf = wal = kaai = erf = pier = kade = scheepstimmerwerf = scheepswerf = park
meeleven = meevoelen = delen = deelnemen
tweelingwoord = doublet = wambuis
woordvoerder = interpreet = voorlichter
fouilleren = fouiller = aftasten
tot de ontdekking komen = onthullen = ontdekken = blootleggen
Urga = Ulan Bator = Ulaanbaatar
weivlies = lamsvlies = amnion
onderbroekenlol = onderbroekelol = ruw spel
verkoopster = marketeer = verkoper = handelaar
sofa = canapé = bank
filmoperateur = cameraman = cinematograaf = operateur
geroep = geschreeuw = uitroep = kreet = schreeuw = geblèr
sociale wetenschappen = maatschappijwetenschap
fleemkous = slippendrager = stroopsmeerder = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
drummer = trommelslager = drumspeler = slagwerker = tamboer = trommelaar
deceptie = afknapper = teleurstelling = misrekening = fiasco = flop = ontgoocheling = desillusie = kater = tegenvaller
preludium = prelude = introductie = intro = entree = voorspel = preambule
wilskracht = sterkte = zelfbeheersing = wil = zelfcontrole = spierkracht
sabbat = Sabbat = heksensabbat
favoriseren = zegenen = begunstigen
omgang = optocht = cortège = defilé = processie = stoet
verstoren = hinderen = ingrijpen = verwarren = ontregelen = interveniëren = verslaan = interfereren = storen = tussenbeide komen
portier = conciërge = buitenwipper = kruier = uitsmijter = deurwachter = huisbewaarder = concierge = deur
plantenspuit = vernevelaar = verstuiver = bloemenspuit = flitspuit
hereniging = reünie
IRS = belasting = fiscus = belastingdienst
tweebaansweg = vierbaansweg
vakliteratuur = literatuur
hoedenband = hoedenlint = hoedelint
toxicum = gift = vergift = vergif = gif
zenuwvlecht = vlecht = plexus
olieverwarming = oliestookinrichting = oliestook
poeder = poeier = pulver = stof
vulstof = interieur
bepraten = bewegen = overreden = bewerken = bespreken = omturnen = overleggen = platpraten = omverpraten = overtuigen = ompraten = meekrijgen = overhalen
begroeten = tegemoet komen = ontvangen = groeten
afspraakje = afspraak = rendez-vous = akkoord = levensduur
curry = kerrieschotel = kerriepoeder = kerrie
antropofaag = grote witte haai = kannibaal = menseneter
dead heat = dead-heat
geruststelling = verademing = opluchting
grafgraver = grafdelver = doodgraver
valkendressuur = valkerij = valkenjacht
rekenraam = abacus = telraam
grapefruit = pompelmoes
augur = waarzegger = wichelaar = auguren
aftrekking = aftrek = aftrekken
garde = roede = gard = klopper = roe
nominale waarde = naamwaarde
uitstekend = uitspringend
kousophouder = ophouder = kouseband = jarretel = kousenband = sokophouder = jarretelle = beugel = jarretel(le)
armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep
geraas = lawaai = herrie = Ruckus = geschil = commotie = beroering
schommelen = vrijstaan = losstaan
kouseband = kousophouder = jarretelle = jarretel = kousenband = sokophouder = jarretel(le)
gedachteflits = aha-erlebnis = idee = ingeving = inval
jenzen = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = knikkeren = werpen = flikkeren = lazeren = kegelen = plompen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen
hoofdtelwoord = kardinaal = bepaald telwoord = kardinaal getal
urinaal = pisbak = piesbak = waterplaats = urinoir = waterbak
kakadoris = kwakzalver
zaagmeel = schaafsel = zaagsel = mot
mond-tot-mond = tamtam = wijnrank = geruchtenmolen
okerkleur = kleioker = oker
temp = temperatuur
voedseladditief = additief = smaakje
femme fatale = fatale vrouw = vamp = brutale meid = verleidster
rioolbuis = riool
volumen = volume = deel = boekdeel
geluidsscherm = klankbord = leiplaat
tralie = kristalrooster = rooster
kinaboom = kina
obligatie = schuldbekentenis = borg = borgsom
draaitol = deksel = tol = bovenkleding
extrusie = hobbel = buik = bult
omhullen = inpakken = omvatten = inkapselen = omsluieren = inwikkelen
zetboord = kuiprand = luikhoofd
musiceren = spelen
party = feestje = feest
rentestandaard = rentestand = disconto = rentepercentage = rentevoet
kinderpistooltje = proppenschieter = pistooltje = speelgoedpistool
herschikking = herstructurering
borrelglas = jeneverglas
gedragingen = gedrag = houding = gedragswijze
commissie = college = provisie = comité = wat is je baan? = afsluitpremie = cie = kamer
detaillist = pakhuismeester = middenstander = wederverkoper = winkelier = neringdoende = kleinhandelaar
neurien = croonen = neuriën
noodmaatregel = noodvoorziening = noodgreep = noodverband = provisorium = provisorisch
afleveren = bezorgen = leveren = overdragen = overhandigen
ankertouw = ankertros
gerieflijkheid = comfort = gerief = gemak = geriefelijkheid
kuieren = rondslenteren = flaneren = slenteren = wandelen = voortslenteren
schraapmes = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraper = schraapbeitel = schraapijzer
theekast = theemeubel = theetafel
olie = smeersel = plantaardige olie = vet = smeermiddel = strijksel = smeervet = aardolie = smeer = plantenolie
open dak = zonnedak
naaldboom = conifeer = naaldbomen
vestingwerk = vesting = fort = burcht
pen = breipen = breinaald = speld = wasspeld = speldje = knijper = pin = wasknijper
journalist = persman = reporter = verslaggever = berichtgever = krantenjongen = dagboekschrijver = nieuwsgaarder = persjongen
oogspiegel = oftalmoscoop
bloemenhandelaar = bloemenverkoper = bloemist = bloemenman
boor = borium = boorkop = drilboor = spiraalboor
hoax = oplichterij = geknoei = gesjoemel = fraude = gerommel = knoeierij
spoliatie = plundering
insultatie = kwetsing = belediging = schoffering = spot = affront = krenking
spreekwijze = proverbium = uitdrukking = zegswijze = spreekwoord = gezegde = expressie = leenspreuk
assimilatie = aanpassing = adaptatie = modificatie = accommodatie
schutsheer = sponsor = beschermheer = steun = beschermer = mecenas
oppervlakte = oppervlak = bedrijfsoppervlakte
Pasjtoe = Pashtu = afghani = Pashto
vers = dichtregel = muze = dichtkunst = rijmpje = rijm = poëzie = verskunst = dichtwerk = poëma = couplet = versregel = gedicht
waterplaats = pisbak = piesbak = urinoir = urinaal = waterbak
disc = magneetschijf = schijf = harde schijf = disk
bestormen = doodgooien = stormlopen = overstromen = overstelpen = overladen = overspoelen = bedelven
voorhoofdsholteontsteking = voorhoofdsholte-ontsteking = sinusitis = bijholteontsteking
schootcomputer = laptop = notebook
bod = aanbod = voorstel = aanbieding
bakplaat = ovenplaat
uitzending = programma
ombrengen = omleggen = mollen = doden = om zeep helpen = killen = om het leven brengen = doodmaken = vermoorden = koud maken = kapotmaken = dooddoen = liquideren = afmaken
schreefloos = Helvetica = sans serif
mede-eigenaar = patroon = eigenaar = partner = drager = bezitter
boekenwurm = boekworm = wijsneus = lettervreter = boekenworm = weetal = boekenvreter
roquefort = Roquefort
bewolken = nevelen = betrekken = misten
pompstation = tankstation = benzinepomp = waterstation = watertoren = pomp = benzinestation
zuidenwind = zuiderstorm = sterke zuidelijke wind
helium = zonnegas
gevechtskunst = gevechtssport = vechtsport
afbraak = sloop
freelancer = free-lancer
chocolade = chocolaatje = cacao = warme choco = chocolademelk = chocoladebonbon = chocola = chocomel
waren = product = handelsgoederen = waar = handelswaar = koopwaar = negotie = spul = handel
irritant = netel = brandnetel
Hades = schimmenrijk = onderwereld = Acheron = Tartarus
transportweefsel = vaatweefsel
vedelaar = speelman = violist
slaapmuis = hazelmuis = relmuis
hazenjacht = hazejacht
expliqueren = verklaren = expliceren = uitleggen = ontvouwen
aanleiding = kruistocht = doel = bewerker = motief = beweeggrond = oorzaak = reden = veroorzaker = beweegreden
schutterskoning = boordschutter = kanonnier = artillerist = konstabel
prijsopgave = schatting = offerte = bestek = prijsopgaaf = aanhalingsteken = taxatie = citaat
zuiper = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = spons = natnek
saillantie = karakteristieke = opmerkelijke = blikvanger
distantie = verwijdering = afstand
volksraadpleging = volksreferendum = referendum = plesbisciet = plebisciet = volksstemming
glorificatie = adoratie = verheerlijking = verering = aanbidding
nachtdienst = waakdienst
tornen = tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = inmengen = lostornen = bemoeien = encanailleren = zich inmengen met = afgeven = inlaten
strontje = stijg = gierstkorrel
onderwijsdeskundige = onderwijzer = pedagoog = opvoedkundige
uitkijken = waken = uitzien = hoeden = overzien = omkijken = letten = oppassen = wachten = opletten = afkijken
grasmat = gazon = voetbalveld = grasperk = grastapijt = grasveld
diner = avondeten = avondmaal = etentje = eten = avondmaaltijd
step = scootmobiel = autoped
sluipschutter = scherpschutter
bloedplaatje = bloedplaatjes = plaatje
scheepsjongen = ketelbinkie = ketelbink = kajuitsjongen
reisverhaal = reisbeschrijving = Travelog
kerstlied = leis
vliegtuigbouw = luchtverkeer = vliegerij = luchtvaart = vliegverkeer = aviatiek = luchtvaartverkeer
hertsleder = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck
ontoelaatbaar = niet-ontvankelijk
verstijving = verstarring
systeem = bestel = stelsel = organisme = optreden = methode = organisatie = inrichting = handelwijs = systematiek = methodiek = handelwijze
driewieler = kinderfiets
melkklier = mam = borstklier = mamma
armen en benen uitspreiden = verspreiden
schragen = ondersteunen = onderschrijven = onderschoren = schoren = steunen = aansluiten = goedkeuren = toestemmen = concorderen = instemmen = onderschragen = het eens zijn = accorderen = bijvallen = onderstutten = stutten = overeenstemmen
handtas = tasje = tas
schoen = remschoen = aansteker = huls = hoge
stopzetting = einde = beëindiging
ectoplasma = teleplasma
stoottroepen = stoottroep
living = huiskamer = woonvertrek = zitkamer = woonkamer
beheer = management = administratie = bedrijfspolitiek = bedrijfsvoering = bedrijfsleiding
eerste verdieping = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage
kinderdagverblijf = kinderkribbe = dagopvang = crèche = kinderbewaarplaats = kinderopvang
stroomdraad = kabel = geleiding = elektriciteitskabel = elektriciteitsdraad
ebben = ebbehout = ebbenhout
nageslacht = broedsel = broed = nakomelingschap = nakroost = nest = nakomeling = gebroed = nakomelingen = legsel
oostenwind = bovenwind
draailier = draaiorgel = pierement = lier = straatorgel
solenoïde = solenoide
bébé = infant = zuigeling = kleine = kleintje = baby = kindje
hinder = last = overlast
choline = biline-urine
flemer = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd
identificeren = determineren
knakken = knikken
vegetatie = botanica = plantengroei = plantenleven = gewas
koliekpijn = darmkoliek = koliek
ontmannen = snijden = castreren = lubben
straathandelaar = marskramer = leurder = straatventer = venter
slok = dronk = de keel smeren = drinken
bloedworst = pudding = pens = vla
amber = barnsteengeel = barnsteen = barnsteenkleur
pre = plus = voordeel = pluspunt = winstpunt
personeelslid = staflid = werknemer = loontrekker = tewerkgestelde = redactielid = kaderlid = bediende = arbeider = arbeidskracht = kracht
disposable = wegwerpartikel = wegwerpbaar = weggooiartikel
hersenoperatie = leucotomie = lobotomie
wolframiet = wolfraam
benedenwoning = onderhuis = benedenhuis = parterre = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping
kletskop = gemberkoekje
tabakswinkel = sigarenmagazijn = sigarenwinkel
pistool = vuistvuurwapen = blaffer = kanon = stuk = geweer = vuurwapen = opdondertje
ontzenuwen = refuteren = afschrikken = wegredeneren = omverwerpen = omverhalen = wegpraten = weerleggen
intonatie = modulatie = stembuiging = buiging
adresboek = gids = repertorium
volksstemming = volksreferendum = referendum = volksraadpleging = plesbisciet = plebisciet
verkleinen = verminderen = besnoeien = korting = terugbrengen = vermindering = minderen = reduceren
vergif = gift = toxicum = vergift = gif
stokebrand = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper
trucage = fopperij = chicanes = chikane = list = valsspelerij = drogreden
correctheid = echtheid = precisie = correct = preciesheid = juistheid = nauwkeurigheid = waarheid = accuratesse
lichaamskracht = kracht = intensiteit = sterkte
hete kolen = sintel = gloeiend kooltje = gloeiende sintel
dakspar = spar = spantrib = dakspant
verzamelnaam = collectivum
paté = kroon
etensresten = kliekjes
Kalian = waterpijp = geborrel
kenmerkend = propriëteit = karakteristiek = hoedanigheid = eigenschap
veedrijver = hoeder = cowboy = herderin = herder = ossendrijver
wasverzachter = ontharder
postzegel = facie = smoel = tronie = snufferd = herenakkoord = aanschijn = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk
herderin = schapenhoedster = schaapherderin = veedrijver = hoeder = herder = ossendrijver
onbeschoftheid = onvervaardheid = gotspe = driestheid = ongegeneerdheid = brutaliteit
essentialia = hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = bijzonderheid
trigonometrie = driehoeksmeting = goniometrie
neteldieren = neteldier
handboeien = handboei = manchet
leviet = proponent
kinderbescherming = kinderverzorging = kinderopvang
verheerlijken = prijzen = verheffen = ophemelen = loven = bewieroken
billenkoek = pak voor de broek = voor de billen
pronomen personale = persoonlijk voornaamwoord
vulling = vulsel
grondwater = grondwaterstand = welwater = bronwater = putwater = freatisch water = grondwaterspiegel
kathedraal = dom = hoofdkerk = domkerk = munsterkerk = munster
warmdraaien = warmlopen
neurie = vuurwater = sterkedrank = gedistilleerd = spiritualiën = spiritualia
omzeilen = drukken = ontwijken
polynoom = veelterm
kwartet = viertal
hondejong = puppy = pup = hondenjong
pannenkoek = pannekoek
achthoek = octogoon = achtkant
dochteronderneming = dochterbedrijf = dochtermaatschappij = werkmaatschappij
terechtstelling = doodstraf = terdoodbrenging = executie
reuzenmolecule = macromolecule
prullaria = franje = prul = barrel = tierlantijntjes = prulletje = prulding = vod = pruts = tierelantijntjes = lor
schorsing = respijt = verschuiving = onderbreking = opschorting = verdaging = temporisatie = verlet = suspensie = uitstel = verwijl = prorogatie
ribstuk = riblap
bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vetzak = vleesklomp = fats
variola = pokziekte = pok = kinderpokken = pokken
conflagratie = wereldbrand
botanische tuin = arboretum = plantentuin = heemtuin = hortus = heempark = hortus botanicus
krijtstreep = meet = finish = eindmeet = aankomstlijn = aankomst = eindstreep
toetasten = aanvallen
wederkeer = terugkeer = thuiskomst = terugkomst = wederkomst
zoutvat = zoutstrooier = zoutvaatje
zelfzucht = egoïsme = egocentrisme = ikzucht
bestraffen = tuchtigen = afstraffen = kastijden = straffen
essayschrijver = geletterd persoon = essayist
lompheid = onbeholpenheid = linksheid = onhandigheid
carrier = vliegdekschip = vliegtuigmoederschip
dienstbode = meid = maagd = dienstmeisje = werkmeid = dienstmeid = dienares = meisje
emballage = verpakking = pakmateriaal = verpakkingsmateriaal
metro = verkeerstunnel = ondergrondse = onderdoorgang = metrostel = voetgangerstunnel
verkoopbevordering = reclame = promotie = salespromotion = advertentie = promoting = sales-promotion
leeftocht = victualiën = mondvoorraad = mondkost = proviand = foerage = voedselvoorraad
hartverlamming = hartfalen
eierdop = eierschelp = eierdopje = eierschaal
schrabber = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer
scheepsrecht = zeerecht
baljapon = baljurk
calciumoxyde = calciumoxide = kalk
votum = verkiezing = ballotage = stem = stemming
aamborstigheid = dyspneu = kortademigheid
enthousiast = enthousiasme = geestdriftig = geestdrift
doen twijfelen = verbijsteren
katoentje = kaarsepit = pit = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet
speelkameraad = speelmakkertje = maatje = vrindje = vriendje
flessegas = flessengas
waslap = washandje
hartelap = lief = goodie-goodie = geliefde = hartedief = hartediefje = hartendiefje = beminde = hartendief = liefste = lieverdje = schat = engel = lieveling = hartenlap = hartje = liefje = lieverd = vlam = schattebout
ossentong = ossetong
spraak = stem = spraakvermogen
loswikkelen = openrollen = afrollen = ontrollen = uitrollen = afwikkelen = afwinden
nooduitgang = brandladder = brandtrap
krent = zitvlak = rozijn = bips = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur
censureren = castigeren = censor = kuisen = zuiveren
usus = manieren = gebruiken = gewoonte = mos = geplogenheid = gebruik = praktijk = usantie
beton = betoneren
goud = geel
onwettigheid = illegaliteit
verdwalen = verdolen
staatsinrichting = maatschappijleer
bezegeling = homologatie = bekrachtiging = confirmatie = bevestiging = ratificatie
astmaticus = astmatisch = astmapatiënt
vastnagelen = klinken = inklinken = nagelen = vastspijkeren = spijkeren
olielampje = petroleumlamp = olielamp
biecht = peccavi = belijdenis = geloofsbelijdenis = professie = schuldbelijdenis
lawaaischopper = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = branieschopper = herriemaker = pronken = uitslover = breedbekkikker = herrieschopper
glas = drinkglas = glaasje
ruisvoorn = ruis = rietvoorn
hoe ouder hoe zotter = Den Haag = 's Gravenhage
modderen = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = aanmodderen = aanrommelen = otteren = pielen = prutsen = klooien = wurmen
leermiddel = leermiddelen
zaadplant = fanerogaam = zichtbaar bloeiende planten
hongerloon = fooi = bagatel = schijntje = habbekrats = hongerloontje = kleinigheid
smeergeld = steekpenningen = omkoopsom = steekpenning
floppy disk = diskette = flop = floppy(disk) = floppie = floppy = floppydisk
overheidsschuld = staatsschuld
klavierinstrument = piano = pianoforte = klavier = tingeltangel
kracht = werknemer = loontrekker = tewerkgestelde = mogendheid = sterkte = arbeidskracht = personeelslid = degelijkheid = macht = soliditeit = bediende = lichaamskracht = arbeider = ingang = werkkracht = intensiteit = power
uitdunnen = dunnen
papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pappa = pater
raadselachtige zaak = woordraadsel = hersenbreker = enigma = raadsel
merkinkt = stempelinkt
thermosfeer = ionosfeer
oog = kijker = kijkers = naaldoog
verslikken = onderwaarderen = onderschatten
aftrekbaar = aftrekpost
ideogram = beeldteken
onderdrukken = supprimeren = beteugelen = bedwingen
megabyte = meg
patatje = frieten = patat = fiche = frites = patates frites = frietje = friet
endoparasiet = entozoön
willen = bedoelen = dienen = hebben = van plan zijn = moeten = verlangen = intenderen = zullen
gillen = krijsen = schreeuw = schreeuwen
zich hoeden = oppassen
loof = lover = gebladerte
bevolkingsafname = ontvolking = bevolkingsdaling
luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen
concaaf = holrond
golfer = golfspeler
redevoering = oratie = rede = prevelement = toespraak = speech
puf = energie = pep = slagkracht = pit = kloekheid = arbeidsvermogen = fut = daadkracht = geestkracht
kladschilder = klodderaar
snaarinstrument = zich bescheuren
spekzwoerd = zwoerd = spekrand = bast = schors = schil
depreciëren = minachten = neerkijken = verachten = geringschatten = neerzien
prijsje = prijs = prijskaartje
steenkunde = lithologie
schokbreker = schokdemper = kussen
zelfvoldaanheid = eergevoel = fierheid = welbehagen = eigendunk = zelfgenoegzaamheid = zelftevredenheid = trots
sibille = Sibyllen
holrond = concaaf
leraar = onderwijzer = lerares = schoolmeester = schoolvos = leermeester = frik = docent = schoolfrik = instructeur
scherp maken = kalibreren
hoedanigheid = eigenschap = situatie = toestand = capaciteit = boel = kwaliteit = bedoening = capaciteiten = karakteristiek = kenmerkend = propriëteit = vermogen
rassenkunde = etnologie = volkskunde = volkenkunde
hogedrukgebied = anticycloon
geklooi = gehannes
infatuatie = manie = hartstochtelijkheid = onstuimigheid
kaarsesnuiter = kaarsensnuiter = snuiter
reactieproduct = product
pest = hel = builenpest = inferno = plaag = gesel = kwelgeest = pestkoorts = pestilentie = verschrikking = pestepidemie = Zwarte Dood
waarheidsgetrouwheid = openheid = oprechtheid = openhartigheid = waarachtigheid = rechtschapenheid = eerlijkheid = braafheid
pleisterwerk = stucwerk = bepleistering
anafoor = anafora
luikje = doorgeefluik = luik
tbc-patiënt = teringlijder = tuberculoselijder = longpatiënt = tuberculosepatiënt
kroonslagader = hartkransslagader = kransader = kransslagader = coronairarterie
geslachtsnaam = achternaam = familienaam = van
diameter = doorsne(d)e = doorsnede = middellijn = doorsnee
IJslander = Ijslander
pruimesap = pruimensap
krijgen = verkrijgen = aankomen = lijden = bekomen = beërven = ontvangen = maken = doen
lukken = gaan = slagen = gelukken
erflating = versterving = legaat = boedel = successie = versterf = erfenis = vermaking = nalatenschap
grommen = brommen = klagen = knorren = mopperen
drillen = uitboren = temmen = blokken = graven = boren = dresseren = africhten
leut = slobber = slemp = koffie
tegenstoot = parade
weervinden = herkrijgen = achterhalen = hervinden = terugkrijgen = terugvinden
textielfabriek = fabriek = staalfabriek = papierfabriek
koek = blok = stuk = biscuit
vulhout = sprokkelhout
ineenschrompelen = indrogen = schrompelen = verschrompelen = verdorren
korting = afname = terugval = reduceren = remissie = verminderen = inkoken = verkleinen = besnoeien = discount = verlaging = daling = rabat = vermindering = reductie = terugbrengen = minderen = inkrimping = afslag
grendel = pijl = bout = schicht
boekenlegger = bladwijzer = leeswijzer
ongeldigheid = invaliditeit = nietigheid
afbetalen = afrekenen = vereffenen = voldoen = afdoen = verrekenen
ontweiden = ontdarmen
dikoor = bof = de bof
kreupelbosje = haagbos = bosje = bosschage = bosage = struikgewas = hakhoutbosje = struweel
kokkel = kokhaan = hartschelp
werktuigbouwkunde = procestechnologie
knotten = ketenen = binden = knevelen = kortwieken = beknotten = breidelen
ontvangster = ontvanger = bewindvoerder
achterhoede = defensie = verdediging
kwik = mercurius = kwikzilver
metastaseren = uitzaaien
breien = samenbreien = aaneenbreien = aaneengroeien
joker = geinponem = spuiter = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant
montageband = lijn = productielijn = lopende band = straat = machinestraat = productiestraat
bekijken = overzien = gaan = beschouwen = bezien = begrijpen = overschouwen = aanschouwen = beheren = toezien = kijken = vinden
land van oorsprong = patria = geboortegrond = moederland = land van herkomst = geboorteland = vaderland = thuisland
doofpotaffaire = wegmoffelen
Martini = martini
krantenartikel = artikel
legenda = hoofding = kop = hoofd = titel = bijschrift = opschrift
aanhitsen = aanzetten = opzetten = ophitsen = opstoken = opruien = aanstoken
neologisme = munterij = nieuwvorming
braden = bakken
voor het gerecht dagen = aanklagen = beschuldigen
increment = stijging = accres = aanwas = vermeerdering = toename
varkensleer = pigskin
tabellariseren = tabelleren
tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = totebel = trien = kuttekop
kattenjong = katje = kitten
kaaswei = hui = wei = melkwei = melkserum = portel
effectenbeurs = aandelenbeurs = aandelenmarkt = beursmarkt = beurs
huppen = huppelen = hippelen = hippen
moraliseren = preken
krijgsgewoel = schermutseling = strijdgewoel = wapengeweld
Republiek Madagaskar = Madagaskar
ruggemerg = ruggenmerg
nietsnut = luiaard = insect = rentenier = rukker = lijntrekker = beestje = insekt
prestige = aanzien
kozen = liefkozen = minnekozen = aaien = strelen = vrijen
klinkerwisseling = ablaut
borrelen (het) = mousseren (het) = bruisen (het)
boarding pass = instapkaart
rookbom = nevelbom
beheksing = heks = betovering
Democratische Volksrepubliek Korea = uitvaardigen
middelstuk = middengedeelte = midden = centrum = middenstuk = middelpunt
klipzout = steenzout = rotszout = bergzout
lamantijn = zeekoe
bouwplan = schema = bouwtekening = plan = bestek
meekomen = bijblijven
residentie = woonplaats = assistentschap
anti-slavernijbeweging = abolitionisme
mediaan = middenberm = zwaartelijn
betalingstermijn = aflossing = aflevering = termijn
schuifla = schuif = la = lade = schuiflade
navorsen = naspeuren = rondsnuffelen = nawroeten = nasnuffelen
sterrekijker = sterrenkijker
uitspreken = verbaliseren = vervatten = vertolken = formuleren = verwoorden
oplossend middel = oplosmiddel = medium
lettertype = lettersoort = schrift = font = type
invoegstrook = afrit = toegangsweg = oprit
kruisboog = klink = deurknip
toddy = grog
eerstejaarsstudent = eerstejaars = feut
alkaan = paraffine = alkeen = parafine
speelfilm = hoofdfilm
beschuldiging = klacht = incriminatie = aanklacht = aantijging = bewering = accusatie = tenlastelegging = stellen = telastlegging
transportwagen = camion = truck = vrachtauto = vrachtwagen
dubbelzinnig spreken = rond de pot draaien = draaien = liegen = terugkrabbelen = afwijken = om iets heen draaien = om de hete brei dansen
veerboot = veer = ferryboot = pont = ferry = pontveer = veerpont = veerdienst
Maria = Maagd Maria
zwartgalligheid = treurnis = triestheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = dofheid = depressiviteit = gedeprimeerdheid = zwaarmoedigheid = somberte = bedruktheid = dysforie
handelspapier = flap = bankbiljet = bankje = briefje = flapje = prent = brief = biljet = bankbriefje = papier = banknoot
sensatiekrant = schandaalblad = boulevardblad = sensatieblad = roddelkrant = roddelblad = tabloid = boulevardkrant
afgod = god
eindtotaal = eindscore = eindresultaat = eindstand
veroveren = verleiden = bekoren = versieren = buitmaken
divanbed = divan = couch
afrolook = afrostijl = kroeshaar
uitspatting = losbandigheid
grondvorm = oervorm = archetype = oerbeeld = prototype = type
bleekschijter = bleekneus = bleekgezicht = bleekscheet
goedhouden = bewaren = conserveren = verduurzamen
airconditioner = airco = airconditioning = air-conditioning = klimaatregelaar = klimaatregeling = luchtverversing = klimaatbeheersing
paardrijdster = hippisch = ruiter = paardrijder
gulheid = gift = vrijgevigheid = vrijgevig = grootmoedigheid = gul = genereusheid
exercitie = oefening = oefenen = vraag = opdracht = opgaaf = opgave
makelaar = Makelaar = tussenpersoon
positie = situatie = ligging = professie = status = beroep = post = vak = betrekking = houding = stiel = stand = werk = aanzien = functie = baan = dienstverband = métier = job = pose
sigarepeukje = sigarenpeuk = sigarenpeukje = sigarepeuk
keerzij = schaduwzijde = min = minpunt = schaduwkant = opdonder = keerzijde = tegenvaller = nadeel
breuk = barst = kier = doorbraak = fractie = scheur = breuklijn = botbreuk = hernia = herniatie = reet = berst = fissuur = spleet
onrechtzinnigheid = dwaalleer = ketterij = heterodoxie
molenaar = molenaarster
heidegrond = hei = heide = heideveld
hartedief = lief = goodie-goodie = geliefde = hartediefje = hartendiefje = beminde = hartendief = liefste = lieverdje = schat = engel = hartelap = lieveling = hartenlap = hartje = liefje = lieverd = vlam = schattebout
schoenmaker = schoenmaakster = schoenlapper
trappen van vergelijking = comperatief = vergrotende trap
konijnehok = konijnenhok
tactiek = gevechtsleer = politiek
lafhartigheid = lafheid
vergrijpen = pakken = benadelen = duperen = schaden = laederen
contrabande = smokkelwaar = sluikwaar
middenbeuk = kerkschip = middenschip = schip = hoofdbeuk
sick-joke = sick joke
manieren = omgangsvorm = gebruiken = vormen = gewoonte = mos = geplogenheid = usus = erecode = gebruik = code = gedragscode = omgangsvormen = manier = vorm = praktijk = usantie
rikketikken = tikken = tiktakken
schuilen = sluimeren = verstoppen = schuilgaan = smeulen = broeien = wegschuilen = verbergen = wegduiken
Calcutta = Kolkata
voorverpakt = ongeopend
eindwedstrijd = eindronde = eindstrijd = finale
in de war schoppen = verbazen = verslaan = verwarren
lotsverbondenheid = saamhorigheidsgevoel = solidariteit
gelaedeerde = gewonde = oorlogsslachtoffer = slachtoffer
bathometer = dieptemeter
personal computer = homecomputer = micro = hobbycomputer = huiscomputer = pc = microcomputer
sterftecijfer = mortaliteit = mortaliteitscoëfficiënt = sterfte
drankwinkel = slijterij = drankzaak
terugkeren = teruggaan = weerkeren = keren = retourneren = wederkomen = weeromkomen = herhalen = wederkeren = weerkomen = terugkomen
weerwerk = weerstand = tegenwerking = strubbeling = protest = strubbelingen = tegenstand = oppositie
derangeren = hinderen = deren
presideren = voorzitten
aspiratie = aspiraties = ambitie = eerzucht = inhalatie = inademing = streven
laarzenstrop = laarzentrekker
bovenstuk = bovenkant = kopstuk = bovenste = bovendeel = bovengedeelte = bovenzijde
reporter = journalist = persman = verslaggever = berichtgever = krantenjongen = nieuwsgaarder = persjongen
oorbel = knopje = oorring = oorhanger = bel = oorknop = knop
speeltuin = speelplaats = speelterrein = speelerf = kinderspeelplaats = speelplein
stoflongen = silicose = antracose
shandy = sneeuwwitje
passagier = vervoersprijs = veerloon = opvarende = veergeld
Eurasië = Eurazië
zwanendons = zwanedons
omzichtigheid = bezonnenheid = behoedzaamheid = bedachtzaamheid = voorzichtigheid
jingle = kreupelrijm = rijmelarij = rinkel
afweging = drijfveer = beoordeling = considerans = grond = evaluatie = gezond oordeel = ratio = motief = inschatting = beweeggrond = overweging = reden = consideratie = motivatie = nabeschouwing = beweegreden
verzakking = grondverzakking = zakken = hoogteverschil = prolaps
keuvelaar = woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = kletsmajoor = leuteraar
piloot = ballonvaarder = loods = aëronaut = luchtvaarder = vliegenier = vlieger = pilot = aviateur
verhaal = verhalend = regres = vertelling = indemnisatie = vertellen = kroniek = story = vertelde = compensatie = bonificatie = geschiedenis = indemniteit = Kronieken = schadeloosstelling = schadevergoeding = vergoeding = historie
vlasvezel = vlas
kleefmiddel = kleefpasta = plakspul = kleefstof = plaksel = plakmiddel = gom = hechtmiddel = adhesief = lijm
troef = speelkaart = kaart
friseren = onduleren = unduleren = opkrullen = kroezen = krullen
arbeidsongeschiktheidsverzekering = invaliditeitsverzekering
echte tijm = thijm = tijm
uitmunten = onderscheiden = uitblinken
levenswetenschappen = biowetenschappen = biowetenschap
embryo = foetus = vrucht
rollenblok = rollager = kogelkussen = kogellager
mondigheid = meerderjarigheid = onafhankelijkheid
molesteren = aanval = storten = attaqueren = aanvallen = attaque
drempel = rem = belemmering = stoep = dorpel = hindernis = hobbel = obstakel = handicap = beletsel = struikelsteen = verhindering = barrière = struikelblok = hinderpaal
binnengaan = binnendringen = ingaan = opstappen
lambda = labda
lijkdicht = nenia = grafzang = lijkzang
smartegeld = schadepenningen = schadevergoeding = smartengeld
loslippigheid = indescretie
episiotomie = epi
wintersporter = skiër
ontroeren = bewegen = roeren
reisduur = reistijd
haakje = rond haakje = bijbelhaak = rechte haak = haak = blokhaak = teksthaak
detachement = gereserveerdheid = detachering = onpartijdigheid
sterrenbeeld = gesternte = constellatie
alchemist = alchimist
lymfe = weefselvocht = weefselvloeistof = lymf
verzinken = galvaniseren
moedersleutel = loper
opkikkertje = oppepper = opsteker = opkikker
plagen = ontstemmen = pesten = kwellen = ergeren = tormenteren = pijnigen = koeioneren = martelen = afknijpen = jennen = teisteren = tergen = irriteren = badineren = mishagen = geselen = misnoegen
infractie = schending = schennis = violatie
koets = karos = postkoets = diligence = wagen
boxer = pugilist = vuistvechter = bokser
buitenechtelijk samenwonen = concubinaat
kletteraar = klimmer = alpinist = bergbeklimmer
softwarepakket = toepassing = sollicitatie = aanbrengen
invoering = introductie = input = tewaterlating = invoer_bestand = invoer
adjusteren = ijken
godsbode = engel = godsgezant
doopkapel = doopvont = baptisterium = fontein = wijwaterbekken
roten = rotten
muilpeer = opflikker = peer = klap = haal = fleer
blijspel = komedie
verwelkomen = recipiëren = ontvangen = inhalen = opvangen = onthalen
capuchon = motorkap = pij = kap = mantelkap
reef = rif
wanklank = dissonant = kakofonie
schuurmachine = schuurwerktuig = slijpmachine = schuurmiddel = vlakschuurmachine = schuurder
keel-, neus- en oorarts = oorarts = otoloog = oorheelkundige = oorspecialist
krot = stulp = hut = kot = hok
geestdrijverij = fanatisme
korenaar = aar
gistpoeder = bakpoeder
dichtslibben = aanspoelen = aanslibben = verzanden
vouw = soufflé = plooi = rimpel = kreukel
plagiaris = letterdief = plagiator
prostituée = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = bijvrouw = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = courtisane = tippelaarster
tippel = wandeling
kwintessens = hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = primaat = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = essentialia = bijzonderheid
bergwand = berghelling
kompasrichting = windhoek = streek = windrichting = hemelstreek = kompasstreek = windstreek
roddelaar = duiveltje, deugniet = nieuwtjesjager = roddelaarster = fratsenmaker, wispelturig iemand = nieuwsjager
opnieuw = uitkomen = oplossen
generator = aggregaat
matriarch = aartsmoeder
diagnosticus = patholoog
groene = schacht = broekje = beginneling = vlasbaard = nieuwkomer = nieuweling = groentje = melkmuil
paarlemoer = parelmoer
kommaneuker = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
crisis = noodtoestand = conjunctuur = coïncidentie = samenloop = breekpunt = crisissituatie = keerpunt = noodsituatie
vieren = celebreren = feestvieren = feesten = fuiven = rollen
platdrukken = verpletteren = samenpersen = kneuzen = pletten
reptielen = reptiel
realiseren = bereiken = winnen = beseffen = komen = verwerkelijken = verwerven = inzien = volbrengen = implementeren = halen = actualiseren = effectueren = verwezenlijken = weten
waarheid = echtheid = precisie = preciesheid = feit = feitelijkheid = correctheid = nauwkeurigheid = accuratesse
verliefdheid = liefde
regeling = arrangement = bewerking = ordening = oplossing = afspraak = rangschikking
omkappen = kappen = omhakken = omhouwen = vellen
wodka = vodka
bestuurslid = commissielid
strobloem = immortelle = droogbloem
doorzien = snappen = doorbladeren = begrijpen = volgen = doorhebben = bevatten = vatten = doorkijken = verstaan = weten
kromming = kromte = bocht = verbuiging = buiging = flexuur
factuur = nota = beer = berekening = rekening
badkamer = bad = wasgelegenheid = badkuip
afstuderen = gradueren
paasbrood = matse
hielenlikken = overdreven vleien
slemp = puree = slobber = koffie = leut
woedeuitbarsting = driftbui = woedeaanval = hysterieaanval
approach = benaderingswijze = aanval = benadering
houtvlotter = vlotter
pakje = pak = pakket = vrachtstuk
fiedelen = vioolspelen
zakje = sachet
deduceren = afleiden
fijnkauwen = malen = kauwen
binnenpad = binnenweg
ochtendkrieken = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad
wonderolie = ricinusolie = castorolie = purgeerolie
fierheid = grootsheid = eergevoel = eigendunk = trots = zelfvoldaanheid
goochelaar = magiër = illusionist
haalbaarheid = uitvoerbaarheid
ranch = veefokkerij = veehouderij = landgoed = farm = rancho
nawee = naweeën = staart = nasleep
verschijnsel = symptoom = manifestatie
Kharkov = Kharkiv
smeervet = smeersel = olie = smeer = vet = smeermiddel = strijksel
op elkaar inwerken = elkaar
litouws = Litouws
addendum = appendix = aanvulling = bijlage = nawoord = epiloog = narede = bijvoegsel = supplement = aanhangsel = addenda = nabericht
vasthoudendheid = constantheid = beslistheid = volhardendheid = vastberadenheid = bestendigheid = volharding = standvastigheid = stabiliteit
Wodan = Odin
sluiskolk = sluis = koker = kolk
reuzekerel = reuzenkerel
klieren = lazerstralen = ergeren = donderstenen = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien
feestje = feest = party
bevoorraden = ravitailleren = provianderen
haarkrul = krul
habiliteit = handigheid = bedrevenheid = geschiktheid = competentie = aanleg = talent = vernuft = capaciteit = begaafdheid = kwalificatie = vaardigheid = vermogen = kundigheid = bekwaamheid = behendigheid = geoefendheid = gave = verworvenheid
machinetaal = programmeertaal = computertaal = rekentaal
ballon = rubbertje = luchtballon = condoom = kapotje = sok
bekende = bekendheid = vriendin = vriend = vriendje = maatje = kennis = vriendinnetje
Goliath = kolos = gigant
opschorting = respijt = verschuiving = temporisatie = verdaging = verlet = uitstel = verwijl = schorsing = prorogatie
Mevr. = codex = handschrift
reflector = spiegelkijker = spiegeltelescoop
pitabroodje = shoarmabroodje = pittabroodje
Kroon = kroon
verpleegkundige = zuster = verpleegster = ziekenverpleger = ziekenzuster
bannen = verbannen
bilspier = Glute
patois = accent = dialect = streektaal = mondaard
vastentijd = vasten
beperktheid = begrenzing = beperking = limitatie
sfincter = sluitspier
mensenmenigte = drom = mensenmassa = heir = massa = myriade = heer = horde = stoet = leger = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = mensenzee = meute = sleep = schare
intekenaar = abonnee = geabonneerde
Frans brood = stokbrood = baguette
troel = tuttebel = boerentrien = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = totebel = trien = kuttekop
sinaasappelsap = jus d'orange = jus
kernenergie = atoomenergie
suikerfabriek = suikerraffinaderij
affectie = aandoening = indispositie = klacht = ongemak = kwaal = handicap = gebrekkigheid = grieven = beklag = gebrek
bewegingstherapie = fysiotherapie = kinesiatrie = heilgymnastiek
mandarijntje = mandarijn
ontevredenheid = onbehaaglijkheid = onmin = onvrede = irritatie = ergernis = wrevel = mishagen = ongenoegen = onbehagen = misnoegen
gymnasium = gym
poging = ijveren = onderneming = probeersel = aanbod = wagen = inspanning
artefact = mensenwerk
zelfvernietiging = zelfdoding = suïcide = zelfmoord
zeelde = opulentie = rijkdom = weelde
zoo = dierenpark = diergaarde = dierentuin
mondialisering = globalisering
resteren = overschieten = resten = overblijven
peignoir = kamerjas = badjas = ochtendjas = huisjas = sjamberloek
bezitting = eigendom = bezit
puritein = preuts = preut
nylonkous = nylon = nylons
koersbaken = consolbaken = radiobaken = baken
achternazetten = nazetten = nazitten = achternazitten
bagger = modder = slobber = slik = slijk = smurrie = blubber = slib = prut
Gabon = Gaboen
kreuken = verfomfaaien = rimpelen = verkreukelen = kreukelen = fronsen = plooien = verkreuken
modelbouwer = modelleur
verspijkeren = vertimmeren = verbouwen = herdoen
yam = yamswortel = jam
torpederen = frustreren = dwarsbomen = afweren
toortslicht = fakkellicht = fakkeltocht
afstapje = trap = opstap = opstapje = optrede
ontsporen = dolen = zondigen = dwalen
zaadbed = zaaibed
brandschatten = roven = plunderen = uitschudden = ontvreemden = beroven
vriendjespolitiek = favoritisme = nepotisme
waardigheid = eerbiedwaardigheid = plechtigheid = digniteit = zelfrespect
aanzetting = afzetting = sediment = aanslag
kaphout = hout = ruw hout = timmerhout
item = issue = onderwerp = materie = stof = thema = punt = gegeven
bovenkaak = kaakbeen
diefstal = kruimeldiefstal = dieverij = gapperij
bruidsbed = huwelijksbed
schaafwond = abrasie = klauw = krauw = krab
horrelvoet = klompvoet
alleenheerschappij = tyrannie = totalitarisme = despotisme = absolutisme = dwingelandij = monocratie = stalinisme = dictatuur = tirannie = autocratie
strafkolonist = veroordeelde
marktanalyse = marktonderzoek = marketing = marktverkenning
verruiming = uitstraling = uitzetting = uitdijing = ontwikkeling = extensie = proliferatie = uitbreiding = vergroting = groei = expansie = toename
bloedader = vena = ader
adept = discipel = apostel = aanhanger = adherent = acoliet = volger = leerling = volgeling
kwastje = crayon = potlood = penseel
deukhoed = gleufhoed = Stetson = borsalino
organismen = wezen = organisme
leermethode = doceermethode = leerplan = onderwijsmethode
bastaardwoord = lening = krediet = leenwoord
loei = bourdon = dreun
pissebed = leidekker
subklasse = groep = onderklasse
in verlegenheid brengen = beschamen = in moeilijkheden brengen = verlegen maken
fabricatie = fabricage
schapewol = wol = schapenvacht = schapenwol
bovenzeil = marszeil
kerkslavisch = Kerkslavisch = Oudkerkslavisch
staar = grijze staar = cataract
slogan = devies = kernspreuk = leuze = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk
wijnstok = druivelaar = wingerd
oorlel = oorlapje = oorlelletje
loonbelasting = inkomstenbelasting
afhankelijkheid = leenverhouding = nood = onzelfstandigheid = verslaafdheid = horigheid = lijfeigenschap = verslaving = afhankelijks = gewenning = gebondenheid
mishandelen = maltraiteren = toetakelen = bewerken
rijzweepje = voedselgewas = bros = krop = zak = voedselplant = keelzak
bedrijfssector = bedrijfstak
po = pot = piespot = nachtspiegel = pispot
kolomnist = columnist
vastzetten = vasthouden = houden = hechten
koppositie = leiding
cordiet = kordiet
vliesvleugeligen = Hymenopteran
goedendag = vaarwel = tot ziens = dag = doei = doeg
vervoeging = declinatie = verbuiging
staven = hardmaken = aantonen = uitwijzen = bewijzen
simpliciteit = eenvoud = eenvoudigheid
goal = doel = doelpunt = kooi = hok
onderstellen = voor lief nemen = ervan uitgaan = assumeren = veronderstellen = presumeren = postuleren = supponeren = stellen = aannemen
beminnelijkheid = hartelijkheid = vriendelijkheid = aanminnigheid = jovialiteit = bekoring = innemendheid = lieftalligheid = aanvalligheid = minzaamheid = bekoorlijkheid = charme = welwillendheid
eroscentrum = hoerenkot = hoerenhuis = massagesalon = verwenhuis = bordeel = Venustempel
Sint-Pieterskerk = Sint-Pieter
opslaan = stock = magazijn = omhooggaan = opslag = service = voorraad
de pijp aan Maarten geven = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = omkomen = heengaan = expireren = doodgaan = ontslapen
interlandwedstrijd = interland = landenwedstrijd
overtikken = overtypen = uittypen = tikken = uittikken = machineschrijven = typen
stomme verbazing = verbluffing = verwondering = verbazing = bevreemding = verbijstering = verrassing
bepaald telwoord = kardinaal = kardinaal getal = hoofdtelwoord
luiheid = gemakzucht = traagheid
index = wijsvinger = inhoud = likkepot
ontrouw = verraad = schelmenstreek = valsheid = bedrog = oneerlijkheid = desertie = onoprechtheid = onwaarachtigheid = vaandelvlucht = afvalligheid = bedriegerij = corruptie
referentie = advies = aanprijzing = consultatie = aanbeveling = verwijzing = referte = samenspraak = nominatie = aanrader = recommandatie = consult
naïeveling = onwetende
marktwaarde = verkoopwaarde
Bangladesh = Bangladesch
tabakspruim = pruim
doornstruik = duindoorn = brem = gaspeldoorn
Cambodja = Koninkrijk Cambodja = Kampuchea
havenen = schenden = beschadigen
kogelkussen = rollager = kogellager = rollenblok
route = weg
ticheloven = steenoven
tekenaap = pantograaf = stroomafnemer
oppassen = waken = uitkijken = letten = hoeden = wachten = zich hoeden = opletten = verzorgen
drijfnet = haringvleet = vleet = haringnet
kustschip = kuster = coaster = kustvaarder = kustvaartuig
marktkoers = markt = marktprijs
somma = schijf = bedrag = som = geldsom = beloop
facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk
admiraliteit = admiraalschap
formatie = creatie = stichting = vorming = opstelling = inleiding = introductie = stelling = grondvesting
gloeiende sintel = sintel = gloeiend kooltje = hete kolen
dras = drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = broek = zomp = moeras
krokodil = krokodillenleer = krokodilleleer
kietelen = kriebelen = krieuwelen
carillon = klokkenspel
machete = kapmes = hakmes = junglemes
slurpen = slorpen = slobberen
pterygium = nagelvlies
culminatiepunt = hoogtepunt = moment suprème = climax
passendheid = gepastheid = doelmatigheid = toepasselijkheid = opportunisme
lepelvol = lepel
hyperhidrose = hyperhidrosis
habijt = monnikengewaad = pij = kap = monnikspij = ordekleed
bewijslast = zwaarte = plicht = belasting = drang = druk = last
optakelen = tuigen = optuigen
schilfer = part = stuk = vlok = deel = scherf
hoefbeslag = paardebeslag = paardenbeslag
sjabrak = het in klemmen vangen = zadelkleed = zadeldek
geslachtsverkeer = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel
unitair = unitaristisch
verfspuit = spuitpistool = luchtpenseel = aërograaf
tekenpen = marker
overwinnen = verwinnen = winnen = overwinnen, verslaan = hebben = pakken
Virginië = Virginia
vanille-orchidee = vanille = vanilleplant
handelspolitiek = handelsbeleid
microscoop = Microscoop
allusie = zinspeling = toespeling
nodig hebben = behoefte
wijsbegeerte = leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = geloofsartikel = dogma = belijdenis = prolepse = isme = doctrine
talenkenner = meertalige = veeltalige = polyglot = linguïst = taalgeleerde = taalkundige
skateboard = skate-board = rolschaatsplank
koopvrouw = handelaar = koopman
rangtelwoord = ranggetal = Nee. = ordinale
vrijpartij = geflikflooi = getortel = liefdesspel = liefdespel = gevrij
duiken = verdiepen = eend = bukken = duik = duiksprong = onderwaterzwemmen = duiksport = bout = buigen = onderwatersport
kledij = kleding = opdoffen = opdirken = kleden = jurk = kleed = goed = kleren = japon
affronteren = belediging = krenken = uitschelden = insulteren = beledigen = smaad = dissen = froisseren = grieven = smaden = vernederen = affront = kwetsen
achternaam = geslachtsnaam = familienaam = van
parterre = onderhuis = benedenhuis = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping
oceaanfront = oceaan
pannenlikker = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer
waarnemingspost = observatiepost
omzwervingen = plotse stijging = zwerftocht = dwaaltocht = wandelen = omzwerving = wandeling = peregrinatie
statistiek = statistica
adagium = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk
spoorlijn = rail = spoorweg = spoor = spoorbaan
kosmetica = make-up
bladderen = schilferen = verschilferen = afbladderen = afschilferen
dragen = transporteren = getroosten = voortbrengen = kampen = incasseren = opwekken = doormaken = gedogen = doorstaan = harden = aandoen = vervoeren = velen = produceren = verduren = opzetten = dulden = verdragen = uitdossen
hitte = pikantheid
cijferwerk = rekenwerk
blok = voet = bar = trimester = parallelepipedum = parallellepipedum = koek = houtblok = woonblok = motorblok = café = stuk = tapkast = term = huizenblok = bouwblok = blokje = woningblok
tripel = Tripoli
boulevard = weg = laan = allee = avenue = strandboulevard = lei = promenade = esplanade
longitude = lengte
prior = abt = vader-abt = kloostervader
bevelen = ordonneren = commanderen = prescriberen = gelasten = verordonneren = dicteren = gebieden = voorschrijven
inoculatie = inenting = vaccinatie
kiemcel = geslachtscel
chateaubriand = biefstuk van de haas
luizenei = neet = luizeëi
jongelieden = jongelui
spraakwater = drank = alcohol
Rijkswacht = rijkswacht
pogrom = jodenvervolging
controller = accountant = boekhouder = accountants-administratieconsulent = administrateur
Mexixaan = Mexicaan = mexicaans = Mexicaanse
deflatoir = deflationistisch
pensioen = pensionering = oudedagvoorziening = lijfrente = ouderdomspensioen
nervus V = trigeminus = nervus trigeminus = drielingzenuw = vijfde hersenzenuw = vijfde zenuw
volksmenner = agitator = volksleider = demagoog
volumetrie = maatanalyse
imperium = rijk
weerborstel = kuif
koppelen = schakelen
pericard = hartzakje = pericardium
brommer = plof = bromfiets
wankeling = fluctuatie = golfbeweging = schommeling = slingering = slingerbeweging
afdeling = tak = departement = sectie
hip = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster
aanvoerroute = aanvoerlijn = toevoerlijn = aanvoerweg
communiste = communist
zinken = onderdompelen = zakken = dalen = neervallen
karrenwiel = karrewiel
duikelen = kelderen
compressor = aanjager = perspomp
manier = manieren = omgangsvorm = trant = vormen = erecode = wijze = gedrag = code = gedragscode = omgangsvormen = vorm = mode = modus = aanpak = stijl = wijs
buitenkans = explosie = godsgeschenk = buitenkansje = kaan
fluviometer = stroommeter = watermeter = hydrometer
koolzuur = kooldioxide = carbonatie = prik = koolzuurgas = carboniseren = koolstofdioxide
exhiberen = uitstallen = aantonen = demonstreren = zichtbaar maken = etaleren
aker = schepemmer = putemmer
appelsiensap met spa bruis = sinaasappellimonade = ranja = orangeade = appelsienlimonade
ligbank = bankje = driezitsbank
verleidster = vamp = fatale vrouw = brutale meid = sirene = femme fatale
lastpak = klojo = lastpost = klier = ettertje = stoorzender = lomperd
origine = komaf = kraamkamer = wieg = oerbron = haard = afkomst = wortel = begin = bakermat = oorsprong = bron = kiem = herkomst
onderwaarderen = verslikken = onderschatten
klompschoen = holsblok = klomp = schoenklomp
potentie = geschiktheid = talent = bekwaamheid = begaafdheid = kunnen = macht = vaardigheid = vermogen
billijk = rechtvaardig
cumuleren = accumuleren = opeenhopen
postcheque-en-girodienst = postcheck = postcheque- en girodienst = giro
schapenleer = herteleder = nubuckleer = schaapsleder = nappa = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = schaapsleer = nubuck = hertsleder = herteleer = hertenleder = daim = bukskin
synchroniciteit = synchronie = synchroon = gelijktijdigheid
dierenwereld = fauna = dierenrijk
herpes zoster = antoniusvuur = zona = gordelroos
treurspel = drama = tragedie = tragiek
stemsleutel = diapason = stemvork
hulpvaardigheid = enthousiasme = bereidwilligheid = vlugheid = bereidheid = gewilligheid = behulpzaamheid
pakmand = korf = sluitmand
aëronaut = ballonvaarder = piloot = luchtvaarder = vliegenier = vlieger = aviateur
Engelsman = Engelse
fuik = fuiknet = strik = valstrik
kanonslag = voetzoeker = rotje = zevenklapper
erytrocyt = erytrocyten = rode bloedcel
zeldzaamheid = curiositeit = curiosum = rariteit = rara avis
lactose = melksuiker = galactose
stander = piëdestal = standaard = sokkel = voetstuk = postament = paal = staander = basement
tondeldoos = tondel
altimeter = hoogtemeter = hypsometer
grondvlak = bodem
ondraaglijk = onaanvaardbaar = onuitstaanbaar = onverdraaglijk
opziener = toezichthouder = voogd = tutor
anarchie = regeringsloosheid = wetteloosheid
overleven = handhaven = trotseren = overblijven = voortleven = bestaan = voortduren = voortbestaan = langer duren dan = verderleven = existeren = leven
Griekse Republiek = Griekenland
utiliseren = gebruiken = pakken = benutten = bezigen = nemen = toepassen = verwerken = aanwenden = hanteren
paardekracht = paardenkracht = mechanische paardenkracht = pk = metrieke paardenkracht
lössgrond = löss
nachtzwaluw = ratelaar
schrap = schrab = haal = streep
pincet = nijper = splintertangetje = nageltang = knijptang = trektang = nijptang = tang = spijkertang
wurging = suffocatie = asfyxiatie = verstikking = worging
eenvoud = simpliciteit = eenvoudigheid
orthografisch = autografisch
klimaat = stemming = sfeer = atmosfeer
scheiden = splitsen = distantiëren = uiteen drijven = ontbinden = delen = uiteendrukken
ethanol = spiritus = ethylalcohol = hydroxyethaan = alcohol
windhond = hazewind = hazewindhond
mombakkes = mom = masker
naaldoog = oog
vergiftige paddestoel = giftige paddestoel
geestesstoornis = tenderlocomotief
jaarkaart = seizoenkaart = knipkaart
stroompje = stroom
neutronenvanger = schokdemper = absorptiemiddel
rivierdelta = deltagebied = delta
graaien = pakken = nemen = vastnemen = vastgrijpen = grabbelen = vatten = grijpen = grissen = beetpakken = toegrijpen
Erato = ik ben verkracht
hemelkaart = sterrenkaart
sok = rubbertje = ballon = condoom = kapotje
schoonzus = schoonzuster = schoonzus(ter)
geluidsinstallatie = installatie = stereo = stereo-installatie = hifi-installatie
tinfoelie = bladtin = aluminium folie = stanniool = zilverpapier = foelie = tinfolie = staniol = folie
gebak = pastei = gebakje = taart = baksel
detail = persoonsgegevens = particulariteit = ins en outs = kleinigheid = bijzonderheid
orthopedist = ortopedist = orthopeed
zonnejaar = keerkringsjaar
grondslag = bedding = grond = ondergrond = initia = fundering = basis = voet = substantie = fundament = pijler = grondvest = hoeksteen = grondvesting
gebeurde = geschiedenis = gebeurtenis = ontwikkeling
gateway = poort
jaloersheid = nijd = jaloezie = afgunst = ijverzucht = naijver = afgunstig = kinnesinne
ratificatie = homologatie = bekrachtiging = bezegeling = confirmatie = bevestiging
raderboot = vaarder = kanoër = kanovaarder
muskaat = nootmuskaat
xereswijn = sherry = xeres
denkertje = doordenker = doordenkertje
hek = planket = afrastering = toegangshek = omheining = afsluiting = schutting = poort = hekwerk
terugkeer = wederkeer = terugkomst = teruggang = thuiskomst = wederkomst
gommen = gummen = uitvlakken = wegvagen = uitvagen = wegvegen = stuffen
regelmatig viervlak = viervlak
bewegingloosheid = stilte
melkchocolade = melkchocola
animatiefilm = tekenfilm
Airwave = uitzenden
teraardebestelling = uitvaartplechtigheid = bijzetting = rouwdienst = graflegging = uitvaartdienst = begrafenis = uitvaart
purgatief = laxans = laxatief = purgeermiddel = purgans = purgeerdrank = laxeermiddel
Matthijs = Thijs = Levi
oliepak = oliejas
tros = span = treklijn = cluster = bos = troep = unit = stel
demontabel = inklapbaar = opvouwbaar
oorlapje = oorlel
natuurboter = roomboter = boter
licentiehouder = vergunninghouder
cliënt = opdrachtgever = machtgever = client = klant = consultant = committent = mandant = lastgever = principaal = mandator
kwarts = juweel = edelgesteente = edelsteen
regeringsploeg = ministersploeg = ministerie = kabinet
gever = schenker = dealer
vingerknip = prikkel = knip
lichten = rekruteren = aanmelden = inschrijven = opgeven = dagen = aanwerven = verlichten = schijnen
verweven = vangen = strikken = verstrikken
ballingschap = deportatie = exilium = verbanning
sweatshirt = sweater = trui
gedragspatroon = dispositie
zog = borstvoeding = moedermelk
opnieuw aanstellen = herstellen = terugzetten
middenvoet = middelvoet
agressieveling = driftkop = heethoofd = driftkikker = gifkikker
wierde = terp = heuveltje
dronkenschap = intoxicatie = zatheid
vensterraam = raampje = venster = licht = raam
steekneus = betuttelaar = moeial = bemoeial = regelneef
moeien = betrekken = involveren = mengen = wikkelen
schrab = schram = streep = haal = schrap
kinderkribbe = dagopvang = crèche = kinderdagverblijf = kinderbewaarplaats = kinderopvang
manicure = nagelstylist
heldenepos = epos = heldendicht = heldengedicht
Griek = Helleen = Griekse
handelwijs = systematiek = methodiek = handelwijze = optreden = systeem = methode
mandant = opdrachtgever = machtgever = klant = committent = cliënt = lastgever = principaal = mandator
electrocutie = elektrokutie = elektrocutie
schort = schoot = dienschort = overgooier = schortje
uitspraak = wijzing = woordgroep = dictie = oordeel = veroordeling = frase = vonnis = pronkkamer = straf = judicium = zegging = dictum = zin = constituent
waarvoor = weswege = weshalve = reden = waarom = drijfveer
wikkel = doelwit
oxide = oxiden = zuurstofverbinding = oxyde
scenerie = enscenering = mise en scène = mise-en-scène
spotvogel = spotter
brillenhuis = brillenkoker
feil = zwakte = zwak = lapsus = abuis = tekort = verwarring = vergissing = tekortkoming = afdwaling = zwakheid = onjuistheid = fout
slik = aanslibbing = modder = slobber = bagger = slijk = smurrie = wad = blubber = moeras = slib = prut
verwantschapsbetrekking = bloedverwantschap = bloedband = familiebetrekking = parentage = verwantschap
oversteekplaats = voetgangersoversteekplaats = zebra = zebrapad
basiskennis = alfabet = abc
emenderen = beter maken = corrigeren = beter worden = wijzigen = amenderen = beteren = op een hoger plan brengen = herwerken = verbeteren = aanpassen
bedelven = bestormen = doodgooien = overstromen = overstelpen = overladen = overspoelen
naambordje = naambord = naamplaatje = naamplaat
kwartier = buurt = sectie = stadsdeel = wijk = kwart
gestel = framework = skelet = natuur = draagstel = geraamte = aard = wezen = kader = inborst = frame = karakter = geaardheid
ribkotelet = ribkarbonade
kraaienpootje = kraaiepootje = kraaienpootjes = kraaiepootjes
harddraverij = paardenrennen = paardenkoers = rennen = draverij = paardenwedren
simuleren = voorwenden = veinzen = fingeren = voorgeven
miereneuker = pietlut = peuteraar = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter
planning = cedel = tabel = dienstregeling = ceel = tafel = tijdsindeling = programma
ontstelen = afpikken = afnemen = afjatten = benemen = ontnemen = afpakken
ponsmachine = ponser = perforator
zilverling = zilverstuk
anorexia nervosa = anorexia-nervosa = magerzucht = anorexie = anorexia
strubbelingen = weerstand = tegenwerking = strubbeling = protest = tegenstand = oppositie = weerwerk
kleefstof = kleefmiddel = adhesief = lijm
draadschaar = metaalschaar
lopende band = straat = lijn = montageband = loopband = productielijn = sorteerband = machinestraat = transportband = productiestraat
Koninkrijk Noorwegen = Norge = Noorwegen
grafschrift = epitafium = epitaaf
knorren = snurken = meuren = rusten = klagen = grommen = slapen = mopperen = maffen = brommen = bronzen = keveren = pitten
rugleuning = rug
gard = roede = garde = klopper = roe
zonsverduistering = zoneclips
dringen = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = schuiven = aanporren = manen = aanmanen = instigeren = verschuiven = pramen
oer = veen = veenmoeras = turfveen = moer = moergrond = veengrond
onderscheid = tegenstelling = verschil = onenigheid = twistgesprek = geschil = meningsverschil = dispuut
coïncidentie = conjunctuur = samenloop = crisis = geval = toeval
roeispaan = riem = roeiriem
editen = redigeren
proletariaat = werkende klasse = arbeidersklasse
ontkiemen = kiemen = punten = schieten = uitbotten = uitlopen = uitschieten = botten
voorzichtigheid = bezonnenheid = behoedzaamheid = omzichtigheid = bedachtzaamheid
reidans = rei = rondedans = koordans
kanis = kersepit = hoofd = hoofdje = bolletje = knikker = harses = kersenpit = kop = knar = test = kruin = bol
rituele wassing = ablutie = wassing
kieskeurigheid = veeleisendheid
rivierbedding = bed = rivierbed = bedding = stroombedding
hardloper = loper
celleer = cytologie
aan de gang gaan met = doorgaan
splitsing = splitsen = afscheiding = deling = verdeling = vertakking = beschot = nucleaire fusie = opdeling = schot = kernsplitsing = vork
kletsmajoor = woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = keuvelaar = leuteraar
doctorsgraad = licentie = doctoraat
milieuactivist = natuurbeschermer = ecoloog = milieudeskundige = milieubeschermer
hoogschatten = ophebben = hoogachten = waarderen = respecteren = verwaardigen = achten
vrijwillig ontslag = afschuring
zelfbestuur = selfgovernment = zelfbeschikking = self-government
keramiek = aardewerk = vaatwerk = steengoed = gres = steenwerk
boetvaardig = berouwvol
rechtervleugel = rechterzij = rechterkant = rechterhand = rechterzijde
grondeigenaar = grondbezitter
vaars = koekalf = vaarskalf
feesten = feestvieren = vieren = fuiven = rollen
geslachtsapparaat = geslachtsdelen = kruis = genitaliën = voortplantingsorganen = geslacht = geslachtsdeel = geslachtsorgaan
grammofoonnaald = naald = pick-upnaald
kaartregister = kaartsysteem = cartotheek
mantouxtest = krasjestest = Mantouxtest
beroepskader = kader
urineonderzoek = urinetest
bankautomaat = gelduitgifteautomaat = giromaat = geldautomaat
baarmoeder = moederschoot = schoot = uterus
het laten afweten = overlijden = afspringen = afslaan
natuurvoeding = reformvoeding
opwaartse kracht = drijfvermogen
korenschoof = garve = schoof = garf
foltering = tortuur = kwelling = kruisiging = martelarij = lijden = marteling = torment
kwadrateren = kwadreren
verkeersleiding = verkeerscontrole
cheeseburger = kaasburger
anomalie = abnormaliteit = ecart = deviatie = onregelmatigheid = afwijking = aberratie
doorsnede = doorsne(d)e = diameter = middellijn = doorsnee
karakteristieke = opmerkelijke = saillantie = blikvanger
eeuwigheid = onderwereld = eeuw = het hiernamaals = oneindigheid = infiniteit = tijdloosheid = hiernamaals
marihuana = kif = thee = shit = stuff = weed = kief = wiet = pot
landman = boer
te water laten = drijven = zeilen = zweven
replica = kopie = afgietsel = gietsel
research = onderzoek
actie = werking = gang = handeling = verrichting = verrichten = doen
Munt = kruizemuntkruid = kruizemunt
barrel = franje = prul = tierlantijntjes = prulletje = prulding = vod = pruts = tierelantijntjes = prullaria = lor
hyperboliseren = overdrijven = opblazen = opkloppen = oppijpen = overtrekken = kleuren = chargeren
oproer = opstand = rebellie = revolte
scherprechter = beul
verheffen = prijzen = ophemelen = multipliceren = loven = vermenigvuldigen = verheerlijken = bewieroken
slopend = uitputtend
jachtgebied = jachtterrein = jachtgrond
bobsleeën = bobben
aanstellerij = toneel = poppenkasterij = ik ben ... = toneelspel = maniërisme = komedie = circus = kunstenmakerij = komediespel = theater = aanstelleritis
vlakken = aplaneren = gelijkmaken = nivelleren = slechten = effenen = egaliseren = afvlakken
duiksport = duiksprong = duiken = onderwaterzwemmen = duik = onderwatersport
letsel = kwetsuur = trauma = laesie = verwonding = schade = blessure
klappen = uitroepen = toejuiching = praten = applaudiseren = juichen = applaudisseren = uitroepen tot
bokser = pugilist = vuistvechter = boxer
prijsverlaging = prijsdaling = afslag
fusie = kernfusie = kernsmelting = meltdown
etheen = ethyleen
hoofdpijn = koppijn
dar = drone
catalepsie = katalepsie = spierstijfheid
kassa = kasregister
schrikken = angst = aanjagen = startlijn = sprong = harden = aanvang = start = begin = eggen = laten schrikken = saltatie = opschrikken
eiwitmotief = domein
precedent = antecedenten = antecedent = jurisprudentie
plattekaas = wrongel = kaasstof
tel = minuut = tijd = telling = stonde = ure = poosje = seconde = moment = uur = ogenblik = tijdstip = punt = opsommen = opsomming = telwerk
denkvermogen = rede = brein = geest = nous = psyche = geestvermogen = verstand = hersens
uitrafelen = rafelen = pluizen = ontrafelen = ontwarren
beantwoorden = verklaren = vervullen = houden = voldoen = antwoord = reageren = rescriberen = antwoorden
rail = roede = roe = spoorweg = spoorlijn = spoorbaan = spoor
dogma = leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = geloofsartikel = dogmatiek = belijdenis = prolepse = wijsbegeerte = isme = geloofspunt = doctrine
tussenstuk = vulstuk
vlotjes = onordelijk
Zuidpool = zuidpool
stuwkracht = drijfkracht = por = stoot = stuwing = impuls
meent = compascuum
zelfgesprek = monoloog = alleenspraak
gift = toxicum = schenking = dotatie = gul = gulheid = vergift = gave = vergif = gif = dosis = donatie = cadeau = geschenk = dosering
hondenvoer = hondevoer
achteruitrijden = achteruitsteken
vijlsel = splinter
hooikoorts = pollenkoorts = pollinose = pollinosis
mortaliteit = mortaliteitscoëfficiënt = sterftecijfer = sterfte
pompier = spuitgast = brandweerman
straatmeid = hoer = prostituée = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = straatprostituee = hip = straatmadelief = prostituee = gondel = snol = tippelaarster
vervalsen = faken = falsificeren = manipuleren = kneden
veldhospitaal = lazaret = barak
egyptologie = Egyptologie
animus = ziel = soul = mensenziel = geest = psyche
waterkunde = hydrologie
prospereren = opbloeien = welvaren = floreren = tieren = gedijen
onderbaas = meesterknecht = ploegbaas = opzichter = voorman
keer = wending = revolutie = kentering = maal = ommezwaai = omslag = ommekeer
bekabeling = bedrading
hersenpan = doodshoofd = dodenkop = schedel = doodskop = neurocranium
betwisting = dispuut = debat = redestrijd = onenigheid = woordenstrijd = pennestrijd = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = twistpunt = polemiek = geschil = meningsverschil = controverse
manna = hemelsbrood
calibratie = ijking
rescriberen = antwoorden = beantwoorden = antwoord = reageren
cervix = baarmoederhals
visolie = traanolie = vistraan
assembleren = construeren = in elkaar zetten = samenkomen = samenstellen = monteren = opbouwen = componeren
bladroller = bladrollers
eendracht = uniformiteit = eensgezindheid = conformiteit = akkoord = harmonie = eenstemmigheid = overeenstemming = concordantie = goedkeuring = overeenkomst
spaarzaamheid = zuinigheid = karigheid
Schone Slaapster = Doornroosje
blunderen = een steek laten vallen = miskleunen = vergalopperen
demarqueren = afperken = afbakenen = bebakenen = afgrenzen = afpalen = omschrijven = traceren
geslachtsdrift = geslachtsneiging = libido = paringsdrift
Indonesië = Republiek Indonesië
bontjas = bontmantel
paardehoef = paardenhoef
sensor = verklikker = detector = voeler
studerende = studente = leerling = student
spion = geheim agent = verspieder = dwarskijker
binnenbad = zwembad
koolstofcyclus = koolstofkringloop
kookfornuis = fornuis = komfoor = keukenfornuis
eerbaarheid = zedelijkheid = zedigheid = deugdzaamheid = kuisheid = eer = onschuld = eerzaamheid
winddynamo = windgenerator = windmolen = windturbine
conserveringsmiddel = conserveermiddel = bederfwerend middel
verzuiling = sektarisme = zuilenbestel
rondsel = kamwiel = tandwiel = tandrad = kamrad = rad
tb = ftisis = tbc = tering = tuberculose
temporisatie = respijt = verschuiving = opschorting = verdaging = verlet = uitstel = verwijl = schorsing = prorogatie
huispraktijk = dokterspraktijk
supermacht = macht = grootmacht = mogendheid = wereldmacht
wielerwedstrijd = ronde = omloop = criterium = wielerkoers = wielerronde
onbuigbaarheid = stijfheid = starheid
Michiel = Michaël
maaltand = molaar
bezoldiging = arbeidsloon = salaris = wedde = honorarium = traktement = gage = arbeidsinkomen = loon = remuneratie
armsteun = houder = armleuning
onvermurwbaar = ontroostbaar
inademen = respireren = ademen = ademhalen = asemen
antropomorfisme = antropocentrisme
zee-engte = slenk = geul = kanaal = bedding = vaargeul
ketteren = vloeken
macho = haantje = bink = haan = he-man = mannetjesputter
contradictorisch = onverwacht = variantie = afwijkend
beslechten = overeenkomen = contacten = bemiddelen = intercederen = beslissen = tussenbeide komen
pietepeuter = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter
naaste = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = buurvrouw
laten overwinteren = verwinteren = overwinteren
Italië = Italiaanse Republiek
vuursteen = steentje = keisteen = vuursteentje
Zenboeddhisme = zenboeddhisme
staalindustrie = staalnijverheid
docent = onderwijzer = lerares = schoolmeester = schoolvos = leermeester = frik = schoolfrik = instructeur = leraar
betoging = protestbetoging = manifestatie = protestmars = demonstratie
harddisk = hard disk = vaste schijf
montage = installatie = beeldmontage = verzameling = assemblage = zijn tijd ver vooruit = collage = collecte = collectie
peroxide = superoxyde = waterstofperoxide
gagel = storm
rad = stuurwiel = corona = stuur = wiel = kamwiel = rondsel = tandwiel = tandrad = kamrad
stutten = onderschoren = schoren = steunen = onderstutten = schragen = onderschragen
drukpan = hogedrukpan = snelkoker = snelkookpan = pressurecooker
genezingsproces = genezing = convalescentie = recuperatie = beterschap = rehabilitatie = herstel = heling
onderuitgaan = falen = tekortschieten = feilen
rommelmarkt = prondelmarkt = vlooienmarkt
rugsteunen = bijstaan = ruggensteunen = ruggesteunen
orangeade = sinaasappellimonade = appelsiensap met spa bruis = ranja = appelsienlimonade
nekvel = achterkant van de nek = nek
kruk = oor = barkruk = stoelgang = taboeret = handel
twaalfvlak = dodecaëder
plantenleer = botanica = fytologie = botanie = plantkunde
druivesuiker = glucose = dextrose = druivensuiker
gedaanteverwisseling = gedaanteverandering = Gedaanteverwisseling = Transfiguratie = metamorfose = herschepping
knalpot = geluiddemper = demper
voorvader = patriarch = voorzaat = stamvader = voorouder
productielijn = lijn = montageband = lopende band = straat = machinestraat = productiestraat
insektelarve = insectelarve
drost = deurwaarder = baljuw = drossaard = stadsbode
grensrechter = lijnrechter = linesman
rondschrijven = circulaire
candela = cd = kaars
verstrammen = verstijven
wichelen = waarzeggen = voorspellen = beduiden = voorbeduiden = aankondigen
annotatie = notatie = noot = aantekening
oorzakelijk verband = oorzakelijkheid = causaliteit
techneut = technicus = onderhoudstechnicus = geleerde = technoloog = ingenieur
citroenboom = citroen
spikkel = stippel = tittel = puntje = stip = punt
buzzwoord = modewoord
damestoilet = dame = lady
insectologie = entomologie = insectenkunde
puntje = stippel = spikkel = tittel = stip = punt
verkleining = kleineren = verkleiningsfactor = minimalisering
escorteren = escorte = begeleiden
vaatwasser = afwasmachine = vaatwasmachine = afwasautomaat
objectiviteit = zakelijkheid
rompwervel = lendewervel
bouwkunst = architectuur
walgen van = verafschuwen = afkeer hebben = verfoeien = haten = walgen = gruwen van = gruwelen van = gruwen = verwerpen
gelazer = malaise = gedonder = beroerdigheid = misère = treurigheid = ellende = miserie = trammelant = narigheid = rottigheid
peulvrucht = peul
leugenverklikker = leugendetector
achteruitwijken = wijken
Republiek Litouwen = Litouwen
vliegkunst = luchtvaart = luchtacrobatiek = stuntvliegen
verduurzamen = goedhouden = bewaren = conserveren
albast = alabaster
waker = wacht = wachter = wachtpost
hoornstof = keratine
kleurkrijt = schrijfkrijt = boerenkrijt = krijt
anniversarium = verjaardag = jaardag = jubileum = jaarfeest = geboortedag
motortrekker = trekker = tractor = wieltrekker
wraakgevoel = wraakzucht = wraaklust = wraakgevoelens
paddenstoel = zwam = op het puntje van zijn tong
trochee = trocheus = trochaeus
vaderlandslievend = patriottisch
spasmodermie = kippevel = kippenvel
beademingsmachine = beademingstoestel = ademhalingsapparaat = zuurstofapparaat = respiratietoestel
insectenkenner = entomoloog = insectenkundige
zonnelicht = zonlicht = zon = zonnetje = zonneschijn = daglicht
fieselefacie = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk
luchtband = band
rechtvaardig = billijk
uitstallen = exhiberen = aantonen = demonstreren = zichtbaar maken = etaleren
supervisie = toezicht
verwijten = inwrijven = beschuldigen = aanrekenen = aantijgen = nadragen = imputeren = schelden = op het matje roepen = aanwrijven = berispen
reserveren = toebedenken = bespreken = toedenken = achterhouden = bestemmen = aanwijzen = afschrijven = boeken = uittrekken
toekomende tijd = parmenides
overnachting = nacht = avondje = nachtje
lij = lijzijde = lijzij
diepte-onderzoek = onderzoek = detailonderzoek = beproeving = proef = diepteonderzoek = verificatie = test
betekenisleer = semantiek
illustreren = verluchten
galm = resonantie = weerklank = echo = weergalm = naklank
gradueren = afstuderen
monstrum = miskraam = misgeboorte = abortus = misdracht = doodgeboorte
opperhuid = hoornlaag
tinnegieter = blikslager = tingieter
spiegeltelescoop = reflector = spiegelkijker
manhoer = gigolo
zweving = ritme = beat
straatrover = overvaller
superintendent = supervisor = huisbewaarder = hoofdopzichter = opzichter = conciërge
herbebossing = bosaanplanting
klemtoon = beklemtoning = emfase = accentteken = benadrukking = nadruk = accent
asterisk = sterretje
rolverdeling = rolbezetting
pijpleiding = pijplijn = pijp
kennen = tellen = hebben = bezitten = bemerken = weten
engerd = griezel = zombie
schandvlekken = blameren
lap = lompen = vod = klodde = lor = tod
berrie = burrie = draagbaar
distinctie = onderscheiding = discriminatie
stuurkunde = cybernetika = cybernetica
bandsteek = zoomsteek
schilder = kunstschilder = huisschilder
voorvallen = overkomen = voorkomen = voordoen = optreden = gebeuren = plaatsvinden
beleidslijn = koers
baljurk = baljapon
menen = zien = bedoelen = intenderen = denken = inzien = beogen = vinden
schoolkind = scholier
goedzak = dwaas = sul = lobbes = meeuw = sukkel = idioot = achterlijke
bemiddeling = middeling
schedelhuid = hoofdhuid = kruin = scalp
jachtmes = weidmes = weimes
ijsco = ijsje = ijs = roomijs
priklimonade = fris = limonade = prik = gazeuse = frisdrank
radiobuis = lamp = kathodestraalbuis = vacuümbuis = radiolamp = elektronenbuis
ademhalingsapparaat = beademingstoestel = beademingsmachine = zuurstofapparaat = respiratietoestel
ambtsbroeder = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtgenoot = confrater = collega = gildenbroeder
achterlijf = achterstel = achterdeel = achtereind = achterwerk
vrouwmens = mokkel = gleufdier = mens = gleuf = wijf = wijfie = vrouwspersoon
onverschrokken = flinkheid = courage = onversaagdheid = durf = branie = moed = guts = lef = koenheid = dapperheid
oeros = wisent
inbeelden = raden = nagaan = veronderstellen = verbeelden = imagineren = overwegen = indenken = fantaseren = voorstellen = speculeren
consorten = aanhang = konsoorten
raadzaamheid = wenselijkheid
hypoglycemie = hypoglykemie
treil = kuil = trawl = trawlnet = treilnet = treknet = sleepnet
nominatief = eerste naamval
driftbui = woedeaanval = hysterieaanval = woedeuitbarsting
melkveehouderij = zuivel = zuivelboerderij = zuivelhandel
bisschoppelijk = episcopaal
drukkunst = grafiek = boekdrukkunst
uitbannen = verdrijven
bijsturen = doorsturen = verwijzen
wanhopen = versagen
#NAME?
geesteszieke = kretijn = waanzinnige = cretin = gestoorde = mogool = gek = mongool = debiel = krankzinnige = idioot = imbeciel
halfjaar = semester
vreetbui = zuippartij
krijtgesteente = krijtje = krijt
Eclipse = immersie = eclips = verduistering
roddelen = vals beschuldigen = zwartmaken = belasteren = doorslaan = kwaadspreken = lasteren = bezwadderen = bezingen = kommentaar geven = kleineren = schandaliseren = denigreren = smaden = bekladden
alchemie = alchimie = scheikunde
woud = foreest = bosje = bos
slijpmachine = vlakschuurmachine = schuurder = schuurmachine
rondingen = kromme
verzakken = uitzakken = schranken
weeldeartikel = luxeartikel
opslurpen = oplebberen = opslobberen = oplikken = opslorpen
smeedijzer = kunstsmeedwerk
beugel = kousophouder = ophouder = jarretel = sokophouder = jarretelle = jarretel(le)
fort = slot = vesting = burg = bolwerk = steen = burcht = kasteel = vestingwerk
fronsen = rimpelen = plooien = verkreukelen = kreuken = kreukelen = verkreuken
ILO = I.A.O. = IAO
verzegelen = zegelen
lectuur = lezing = voorlezen = leesvoer
decoreren = optuigen = opsieren = tooien = versieren = sieren = optooien = verfraaien = opsmukken
ademen = respireren = inademen = ademhalen = asemen
industrieel = fabrikant
bierbrouwer = brouwer
kleurling = halfbloed
strabisme = scheelheid = scheelzien
euveldaad = wanbedrijf = zwaar misdrijf = wetsdelict = zware misdaad = vergrijp = delict = misdaad = misdrijf = felonie
pooier = bikker = hoerenbaas = souteneur
kluizenaarshut = ermitage = Hermitage = kluizenaarswoning = kluis = hermitage
crossmotor = scrambler = crossmotorfiets = spraakvervormer
chloroplast = bladgroenkorrel
doorleven = beleven = meemaken
hors-d'oeuvre = entree = voorafje = aperitief = voorgerecht
verskunst = muze = dichtkunst = dichtwerk = vers = poëzie
onbeschikbaarheid = ontoegankelijkheid = ongenaakbaarheid
Oranjegezinde = Oranjeklant = orangist = oranjeklant
spotlicht = kalklicht
plechtigheid = solemniteit = ceremonie = vormlijkheid = waardigheid
bersten = kraken = kloven = barsten
pletten = platdrukken = samenpersen = persen = aandrukken = verbrokkelen = verpletteren = kneuzen = in elkaar persen = brokkelen
burger = poorter = stadsburger = staatsburger
kloppen = zinvol = strekken = uithalen = raken = opgaan = bekloppen = vigeren = uitstrekken = kletsen = valideren = slaan = trillen = uitkomen = een opduvel geven = gelden = treffen = aankloppen
kledderen = kliederen = overhoophalen = klodderen
ovenschotel = eenpansmaaltijd
brompot = brombeer = nijdas = mopperaar = zuurpruim = nurk = grompot = knorrepot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor
hindekalf = hertenjong = reebruin = hertejong
opstap = opstapje = optrede = aangrijpingspunt = stopplaats = springplank = trap = kapstok = halte = afstapje = aanknopingspunt
afbakening = afpaling = afgrenzing = begrenzing = signalement = uitbeelding = demarcatie = demarkatie = afperking = persoonsbeschrijving
vrieskist = diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = diepvrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vrieskast = vriezer
druivelaar = wingerd = wijnstok
psychoanalyse = analyse
aardeweg = sintelbaan = zandweg
handborstel = handstoffer
shorts = short
desem = zuurdesem = zuurdeeg
hifi-installatie = installatie = stereo = stereo-installatie = geluidsinstallatie
grafiek = schema = diagram = figuur = graaf = drukkunst = boekdrukkunst
oldtimer = old-timer = oudgediende = veteraan
postcheck = postcheque- en girodienst = postcheque-en-girodienst = giro
neonbuis = tl-buis = lichtbuis = fluorescentielamp
keg = keil
ontvangkamer = salon
punctueel = stipt
reumatiek = gewrichtsreumatiek = gewrichtsreuma = reuma
hoorntje = hoorn = horen
Nepeta = kattenkruid
paardenkoers = paardenrennen = rennen = harddraverij = draverij = paardenwedren
landleger = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep
hypertensie = hoge bloeddruk
tanden = gebitselement = tand
snuisterijen = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = niemendalletje = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = hebbeding
heilige graal = Heilige Graal
vrijkopen = bevrijden = losgeld betalen = losgeld
inklaren = klaren
aardbodem = aarde = grond = bodem
droogkap = droogtrommel = wasdroger = trommeldroger = droger = droogautomaat = haardroger = haardroogkap
niet toelaten = uitsluiten = buiten beschouwing laten = niet meetellen
verlating = opgave = abandonnement = overlating = overgave = in de steek laten = afstand
aluminiumoxide = alumina = aluinaarde = aluminiumtrioxide
binnendijk = waterkering = dijk = kademuur = walmuur
in verwarring brengen = bedotten = verwarren = beetnemen
chorion = vaatvlies
videoapparatuur = video-apparatuur
verzekeringsgever = verzekeringsmaatschappij = verzekeraar = verzekeringsbedrijf = assuradeur = verzekering
omvangen = omarmen = omvatten = aan de borst(en) drukken = in de armen nemen = knuffelen = omhelzen
straathond = bastaardhond = bastaard
publiek domein = staatsdomein
losprijs = losgeld
notenbruin = hazelaarshout
paperassen = document = papier = papieren
liturgie = viering = godsdienstplechtigheid = eredienst = dienst = kerkdienst = godsdienstoefening = kerk
lekstroom = lekstralen
schuurvel = roestpapier = glaspapier = schuurpapier = polijstpapier = zandpapier
dictaatcahier = cahier = schrift = optekenboekje = dictaat = notitieboekje = dictaatschrift = schrijfschrift
sjablone = cliché = gemeenplaats = sjabloon = open deur = platitude = algemeenheid = banaliteit
op een hoger plan brengen = beter maken = corrigeren = beter worden = wijzigen = amenderen = beteren = emenderen = verbeteren = aanpassen
ochtendgloren = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad
pierement = draaiorgel = draailier = straatorgel
posterijen = postbedrijf = PTT = post = postkantoor
sociaal-geneeskundige = patholoog-anatoom = keuringsarts = lijkschouwer
opsomming = tel = telling = enumeratie = opsommen = telwerk = opgave
druggebruiker = drugsgebruiker
behandelen = aandacht besteden aan = bejegenen = verdedigen = bekommeren om = pleiten = vergasten = bedienen = fuiven = zorgen = trakteren = te maken hebben met = onderuithalen = zich bezighouden met = vernederen = omspringen = onthalen = omgaan
stenen = klagen = steunen = kreunen = zuchten
Baltische zee = Oostzee
plok = dot = pol = pluk = toef
vertrouwd maken = informeren = kennis nemen
zich bezighouden met = behandelen = bedienen = omgaan
inspireren = inblazen = modelleren
besproeiing = bevloeiing = irrigatie = beregening
discretie = fijngevoeligheid = diplomatie = tact = geheimzinnigheid = kiesheid = geheimhouding
dactylologie = vingerspraak = gestiek = gebarentaal = vingertaal
pandemie = pandemisch
lendewervel = rompwervel
patrouillewagen = politieauto
godin = god = godheid = God
kroegtijger = stamgast
kapel = bidkapel
weefspoel = schietspoel = schieter = weversspoel = inslagspoel
anatomie = ontleedkunde
bunkeren = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen
postbezorger = postbode = brievenbesteller = postauto
rotzooi = vuil = tennef = brol = brandhout = oerwoud = jungle = shit = prutsding = troep = rommel = afval = tinnef = vuilnis
motorvoertuig = motorrijtuig
tablet = zuigtablet = pastille
Iberiër = Spik = Spanjaard = Spanjool = Spaanse
persoonlijke eigenaardigheid = eigenheid = eigenaardigheid = jargon
droogautomaat = droogtrommel = wasdroger = trommeldroger = droogkap = droger = haardroger = haardroogkap
vergoding = vergoddelijking = apotheose
bankbiljet = flap = bankje = briefje = flapje = prent = brief = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier = banknoot
saai = serge
afghani = Pashtu = Pashto = Pasjtoe
huurovereenkomst = huurakte = huurcontract = pacht
ongeval = ongeluk = malheur = accident
slak = sintel = del = slakkenhuis = slakken = as = slakkehuis = kolenslak = metaalslak = huisjesslak
oxydans = oxydatiemiddel = oxiderende
doorschrijfpapier = carbonpapier = doorslag = carbon = overdrukpapier
modelleren = stileren = houwen = vormen = inspireren
zeulen = sjouwen = meesleuren = torsen = meeslepen = meezeulen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen = rondsjouwen
inval = beginperiode = gedachteflits = idee = intrede = show Time = aanvang = begin = aha-erlebnis = opmaat = ingeving
stootblok = bumper = boord = stootkussen = stootrand = buffer
kritisch onderzoek = navorsing = nauwkeurig onderzoek
tot stand komen = plaatsvinden = plaatshebben = doorgaan = gebeuren = overstag gaan
motor = motorrijwiel = motorfiets = aandrijving = locomotief = machine = elektromotor
mistbank = nevelbank
steigeren = rollebollen = dollen = raggen = stoeien = rondhuppelen = robbedoezen = protesteren = ravotten = rondspringen = dartelen = afwijzen
oprollen = rollen = pletwalsen
minotaurus = Minotaurus = minotauros
kou = koude = verkoudheid = ondertemperatuur = koud = kilheid = kilte = frisheid = neusverkoudheid = rinitis
scheut = lot = uitloper = kiemgroente = rank = spruit = loot = afzetsel = knop = poot = groei = schoot = telg
gruwel = weerzin = afschuw = walging = afgrijzen = gruweldaad = degout = afkeer = aversie = afschrik = wandaad = gruwelijkheid = wreedheid = hekel
noors = Noors
urinebuis = urethra = pisweg = pisbuis
vuurberg = vulkaan
appelcompote = flauwekul = appelmoes
mislukken = falen = misgaan = scheeflopen = floppen = knallen = mislopen
scheepswerktuigkundige = scheepsbouwkundige
Pruis = Pruisisch
pentakel = pentagram
moersleutel = schroefsleutel = fietssleutel = Engelse sleutel = sleutel
lassen = aaneensluiten = knopen = liëren = passen = aansluiten = verbinden = wellen = voegen = schakelen
afbladderen = bladderen = schilferen = verschilferen = afschilferen
buisje = kanaal = buis = streng
drukker = printer = drukknop = drukschakelaar = typograaf
halfgod = Ãœbermensch
zegeteken = trofee
inconsequentie = incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = discordantie = antilogie = contradictie = strijdigheid = onsamenhangendheid
terugmatch = replay = return = returnmatch = returnwedstrijd
fluiten = scheidsrechter = zingen = arbitreren = kwelen = scheidsrechteren
gemis = ontoereikendheid = deficiëntie = tekort = ontbering = verlies = leemte = ontneming = derving = hiaat = lacune = gebrek = leegte = petit mal = krapte = onvolkomenheid
varken = zwijn = krulstaart = smeerlap
tuinschaar = snoeischaar = snoeitang = boomschaar
accountant = boekhouder = accountants-administratieconsulent = controller = administrateur
stiltegordel = intertropische convergentiezone = paardenbreedten
wegpraten = refuteren = wegredeneren = omverwerpen = ontzenuwen = omverhalen = weerleggen
Parkway = middenberm
neurohypofyse = achterkwab
kaantjes = kaantje = kaan
hyposomnie = slapeloosheid = slaaploosheid
masturbatie = onanie = zelfbevrediging
honger = trek = begeerte = appetijt = koorts = zucht = eetlust = zin = dorst
afspringen = overlijden = het laten afweten = afketsen = doorhalen = annuleren = afstuiten = afschampen = schrappen = afslaan
Zoroaster = Zarathustra = Zarathoestra
uitwissing = het ontwortelen = het uitroeien = uitroeiing = verdelging = eliminatie
balsa = balsahout
verwittigen = waarnen = inlichten = informeren = waarschuwen = mededelen = berichten = boodschappen = voorlichten
uitsteken = overtreffen = voorbijstreven = overvleugelen = pieken = uitstaan = ontstijgen = overstijgen = overstralen = uitspringen = verbeteren = uitstijgen = springen
klaterpeppel = trilpopulier = ratelpopulier = ratelabeel = esp = ratelaar
mystificeren = misleiden = bedriegen = bedotten = begoochelen
geestverwantschap = congenialiteit
aviatiek = luchtverkeer = vliegerij = vliegtuigbouw = vliegverkeer = luchtvaart = luchtvaartverkeer
bladgroente = groenten = vegetabiliën
desoxyribonucleïnezuur = erfelijkheidsmateriaal = DNZ = deoxyribonucleïnezuur = DNA
rioolstelsel = spoelstelsel