See also: staande tand vs vallende tand
Dutch
- tand
English
- (van tandwiel, vijl) tooth
- (puntig deel van werktuigen) tooth
- (van vork/eg) prong
- (aan wiel) cog
- (deel van gebit) tooth
- (deel van gebit, van roofdier) fang
- (m.b.t. houtverbinding)
- (inkeping) mortise
- (uitsteeksel) tenon
- (planken) tongue and groove
Usage examples
- kalfstand, tand (bouwkunde) = dentil
- tand van brandstofregeling = fuel notch
- tand van regelstang = adjustment notch
- tandheugel = rack gear; rack
- tandradpomp = gear pump
- tandwiel aandrijving = gear drive
- tandwielas = gear shaft
- tandwielkast = gear casing