Dutch (verb)

  • omhullen (omhuld, omhulde, omhullend)

English (verb)

  • (aan alle kanten bedekken) encase, enclose, envelop, wrap, surround
  • clad, cover
  • (met een schil, huid) shell, cover, skin
  • (inblikken) can
  • (aan het zicht onttrekken) veil, shroud