English
- cap
Dutch
Noun
- sluitkap
- sluitdop
- muts
- kesp
- kap (bedekking)
- kap (van schoorsteen)
- gloeilampsok
- dop (ter afsluiting)
- afsluiting (klein afsluitdopje)
- [AUTOMOT.] plug (om iets mee af te stoppen)
- [ELEC.ENG.] kap
- [PACK.] dopsluiting
Verb
- sluiten (van flessen met kroondop)
- sluiten (van flessen)
- afdekken (van een mijnschacht of boorput)
- afdoppen
- [BUILD.] afdekken (van een muur)