English

  • kit

Dutch

  • uitrusting (kleine, handzame uitrusting)
  • uitmonstering (uitrusten)
  • uitmonsteren (uitrusten)
  • kit out (uitrusten)
  • mastiek
  • kitten
  • kit2 (Van Dale: 1. ‘kleef-, bind- of opvulmiddel waarbij het hard-worden niet op uitdrogen berust’)(English: kit, cement, mastic)
  • kit3 (Van Dale: 1. zelfbouwpakket; 1a geheel van gereedschappen e.d., voor een bep. karwei bestemd en meestal ook samen in een speciaal daarvoor bestemde tas opgeborgen)
  • formeren van pakketten
  • zelfbouwpakket, bouwpakket, bouwdoos
  • gereedschapskist, kist: doos, tas, map, (plunje)zak
  • (Brits-Engels) tobbe: emmer
  • jong katje: jong, jonkie
  • (muziek; geschiedenis) pochette: dansmeestersviool
  • uitrusting: pakket, set, uitmonstering, artikelen, gereedschap, uniform