English

  • fuse

Dutch

  • vastsmelten [fuse (to)]
  • versmelten (samensmelten)
  • verbinden (door smelten)
  • smeltzekering
  • smelten (bij hoge temperatuur)
  • samenvloeien (samensmelten)
  • samensmelten
  • samengroeien
  • patroon (zekering)
  • insmelten (smeltend vervloeien in)
  • inbranden (bij het lassen)
  • doorsmelten (van smeltveiligheid)
  • doorslaan (van een leiding)
  • afsmelten
  • [AUTOMOT.] doorsmelten van zekering
  • [ELEC.ENG.] zekering, zekering, veiligheid, stop, doorslaan (van een zekering), doorbranden (van een zekering)
  • [ELECTRON.] opsmelten
  • [PHYS.] fuseren