• vast aangebracht
  • vast, bevestigd (m.b.t. apparatuur)
  • vast: onbeweeglijk, onveranderlijk, constant
  • vastgelegd: afgesproken
  • afgesproken: uitgemaakt, oneerlijk
  • (scheikunde) niet-vluchtig: vast, stabiel
  • plaatsvast
  • permanent (vast, onveranderlijk)
  • niet-verplaatsbaar
  • niet-instelbaar
  • niet-bewegend
  • nagelvast
  • gelijkblijvend
  • gefixeerd
  • [AUTOMOT.] vaststaand, vastgelegd, niet-verstelbaar, niet-beweegbaar, niet-afneembaar
  • onveranderlijk
  • constant
  • vastgelegd
  • forfaitair

Oxforddictionaries.com

fixed (adj.)
1. Fastened[1] securely in position
2. (Especially of a price, rate, or time) predetermined and not able to be changed
  1. fastened, affixed, attached = bevestigd