Dutch

  • onzichtbaar

English

  • niet zichtbaar
    • invisible
    • unseen
    • indiscernible
    • imperceptible
    • (verborgen) latent
      • (schertsend) hij bleef de hele dag onzichtbaar = he stayed out of sight all day, he kept a low profile all day
  • niet meer te onderscheiden
    • indiscernible
    • blotted out, blind
    • (naden) fine-drawn
      • de nevel maakte de koeien onzichtbaar = the mist blotted out the cows
      • een scheur onzichtbaar stoppen = mend a tear invisibly, blindstitch a tear

Usage examples

External links


References