Dutch

  • uitgangspunt (het)

English

  • punt van uitgang:
    • point of departure, starting point
    • base, basis
op/naar zijn uitgangspunt terugkeren = 
• return to where one started from, return/go back to one's starting point
• (schertsend; figuurlijk) return to one's muttons
  • beginsel:
    • point of departure
    • starting point, basic assumption, (basic) principle, keynote
uitgangspunt voor/van = 
• basic principle of