Source: ‘synonyms.tsv’
For info, see: Open Dutch WordNet (ODWN)
lemma = synonyms aspiraties = ambitie = aspiratie = eerzucht müsli = muesli badge = speld = button = toets = knop onderbouwen = beargumenteren = gronden = baseren = funderen = argumenteren dagexcursie = dagje = dagtocht jakobsladder = touwladder voorlopen = vooroplopen = voorgaan fortuinzoeker = goudzoeker = gelukzoeker = ontdekker = ontdekkingsreiziger = avonturier = vrijbuiter idool = god = godheid = godenbeeld = icoon knutten = mug = steekmug Turkse kromme sabel = kromsabel = kromzwaard divergentie = verschil schillen = afschillen = snoeien = afpellen = pellen = schilfering = ontvellen bedeltje = charme kasuaris = casuaris koine = omgangstaal = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = volksmond = vakjargon = Bargoens = kunsttaal vechtsport = gevechtssport = gevechtskunst wangedrocht = wanproduct = monster = gedrocht = wangestalte = misbaksel = monstertje kwaad = slecht = onheil = ongeluk = rampspoed = zondigheid = zonde = pech = tegenslag = kanker = boos = duivels = euvel rijp = vorst = rijm reconvalescentie = revalidatie = recuperatie = herstel kompasstreek = windhoek = streek = windrichting = hemelstreek = windstreek = kompasrichting troonsopvolger = kroonprins pleiter = advocate = jurist = verdediger = fakkeldrager = raadsman = strijder = patroon = voorstander = bepleiter = advocaat = pleitbezorger = voorspraak graai = greep gelijkspelen = puntendeling = draw = gelijkspel hiaat = leegte = gaping = leemte = vacuüm = lacune = manco = gemis vingerspraak = dactylologie = gestiek = gebarentaal = vingertaal conus = kegel theebuiltje = theezakje niksen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = leeglopen = slampampen palaver = onderhandeling = pourparlers = bespreking = dialoog = ontmoeting sterfbed = doodsbed inklapbaar = demontabel = opvouwbaar complex getal = imaginair getal begraafplaats = dodenstad = vertrouweling = kerkhof = dodenakker = godsakker indolentie = matheid = lamlendigheid = futloosheid = apathie = landerigheid = lusteloosheid kindergoed = kinderkleding = kinderkleren modderstroom = aardverschuiving = grondverschuiving = lahar district = gebied = werkgebied = rayon = regio = grondgebied dwarsfluit = fluit mislukkeling = kneus = wanboffer = schlemiel = kneusje = verliezer = loser = pechvogel observator = observant = nalever = waarnemer rococo = rococostijl provisiekamer = voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = voorraadkast = spinde = schapraai = kelderkast = office Tsjech = Tsjechoslowaak = Tsjechoslovaak vervreemden = afstoten = vervreemd = vervreemding bermbom = IED deal = verdrag = convenant = overeenkomst = akkoord = afspraak doodskleed = lijkwa = lijkwade = wade = doodshemd = rouwkleed = lijkkleed procesgang = rechtsgang = verslag = vooruitgang voeler = sensor = verklikker = detector tal = aantal = getal = hoeveelheid kerkgezang = tussenzang = lofzang = kerkzang = hymne = loflied = gezang = cantus regenseizoen = regentijd voedingsdeskundige = diëtist fratsenmaker, wispelturig iemand = duiveltje, deugniet = roddelaar rassenvraagstuk = rassenkwestie = rassenprobleem hondenziekte = hondeziekte verkenningstocht = exploratie veiligheidsglas = hardglas = triplexglas pesten = ontstemmen = kwellen = jennen = uitlokken = tergen = ergeren = tarten = irriteren = plagen = mishagen = koeioneren = misnoegen ontruiming = evacuatie = lediging = ontruimingsactie klaviatuur = claviatuur = klavier = speeltafel weder = weerstoestand = weersomstandigheden = weer = weersomstandigheid = weersgesteldheid rechts = liberaal = conservatief = conservatieveling pup = hondejong = puppy = hondenjong Maladiven = Republiek Maldiven attributie = toeschrijving = toekenning destalinisatie = de-stalinisatie schol = schots = pladijs = plaat = ijsschots zegenwens = zegen = zegenbede = zegening = heilwens gordel = veiligheidsgordel = band = buikriem = broeksband = gordelriem = broekriem = draagband = ceintuur = riem = rokband dashboardkastje = handschoenenkastje smokkel = smokkelhandel = sluikinvoer = sluikhandel overexploitatie = roofbouw edammer = Edammer = Edam bakken = braden = zonnebaden = zonnen aanvallen = ingaan = storten = toetasten = molesteren = bestrijden = attaque = contesteren = weerleggen = redetwisten = aanval = attaqueren = betwisten = aanvechten staafje = geselroede ultraviolet licht = ultraviolette straling = UV-licht ambivalentie = dubbelheid = dualisme = dualiteit = tegenstrijdigheid = tweeslachtigheid vervanger = vervangingsmiddel = gecommitteerde = lasthebber = adjunct = gemachtigde = mandaathouder = remplaçant = surrogaat = plaatsvervanger = mandataris = zaakgelastigde = afgevaardigde = substituut ophopen = opstapelen producent = maker stiefelen = afstappen = stappen = banjeren crustaceeën = schaaldieren samenpersen = verpletteren = platdrukken = kneuzen = pletten bedrijver = overtreder = pleger = boosdoener = schuldige = dader tarten = pesten = kwellen = uitlokken = het hoofd bieden = uitdagen feestzaal = burgerzaal spits = centrumspits = overtreffende trap = piek = puntspeler = spitsspeler = hoogtepunt = kerktoren = voorhoedespeler = punttoren = midvoor = torenspits = voorspeler = punt = aanvaller = toppunt = top entomoloog = insectenkenner = insectenkundige connaisseur = connoisseur = deskundoloog = deskundige = rot = kenner = fijnproever = expert = autoriteit = specialist raadgeving = aankondiging = advies = raad mekkeren = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken hortus = arboretum = plantentuin = heemtuin = botanische tuin = heempark = hortus botanicus toonzaal = toonkamer = show-room = showroom vastleggen = registreren reddingsvest = zwemvest waterluis = watervlooien = watervlo gelaat = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk waterpolo = polo droogzwierder = afscheider = scheider = centrifuge afgeleid gegeven = eindoordeel = slotsom = gevolgtrekking = conclusie voettocht = wandeling = loopje = ommetje = voetreis zakdoek = zardock bastion = wal = muur = kamp = verschansing = bolwerk = burgwal = schans = vestingwal aanvullen = verhogen = bijvullen = toenemen = doen toenemen = vergroten = navullen kunstijsbaan = schaatsbaan = ijsbaan testcase = proefproces = test-case bloedbad = massamoord = bloedvergieten wegwijzer = gids = richtingbord = leidraad gebrekkigheid = onvolkomenheid = aandoening = onvolmaaktheid = ongemak = imperfectie = handicap = affectie = gebrek embleem = allegorie = herkenningsteken = zinnebeeldige voorstelling registratie = register = geluidsregistratie = opname = intake = geluidsopname = registratiebewijs kier = barst = scheur = reet = berst = fissuur = spleet = breuk tostiapparaat = broodrooster = tosti-apparaat counteren = tegenaanval buiging = stembuiging = modulatie = knik = kromte = kromming = bocht = verbuiging = intonatie = flexuur aeronautica = aeronautiek = luchtvaart = ruimtevaartkunde = astronautiek = luchtvaartkunde onvervaard = Dreadnaught keur = fine fleur = variëteit = keurstempel = keuze = keurmerk = differentiatie = afwisseling = verscheidenheid = bloem = crème de la crème = vlaggenschip = puikje = variatie = ponsoen = diversiteit du(i)veljagen = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = storen = klooien kwalsteren = spugen = tuffen = spuug = kwatten = spuwen = speeksel representant = vertegenwoordiger = exponent bik = steenbik = restanten = puin = wrakstukken = wrakhout overwerk = overuren tekening = werkje = omschrijving = beschrijving = descriptie = patroon = aftekening = dessin excrement = ba = drek = faecaliën = excrementen = uitwerpselen = schijt = ontlasting = kak = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = drol = derrie = uitwerpsel = afgang = beer = stront = feces novellist = romanschrijver = romancier handboog = longbow = langboog ruimteveer = shuttle = space-shuttle = ruimtependel kanonnier = schutterskoning = boordschutter = artillerist = konstabel lofrede = laudatio = lofprijzing = laudatie = éloge = panegyriek = lofzang = lof = lofspraak onderlopen = onderstromen aandrijfmechanisme = drijfwerk = transmissie = aandrijving Culturele Revolutie = Cu kut = flamoes = muis = pruim = doos = schaamspleet = schede = snede = poes = spleet = snee = gleuf = vagina = trut = vulva = mossel jennen = ontstemmen = pesten = kwellen = tergen = ergeren = irriteren = plagen = mishagen = koeioneren = misnoegen schoffie = straatkind = straatjongen automatisering = mechanisering = automatiseringssector = mechanisatie muggennet = klamboe = muggengordijn stationsgebouw = spoorwegstation = treinstation = station opwarming van de aarde = wereldwijde opwarming omkeren = omdraaien diepvriezen = invriezen indruk = notie = gevoel = besef = thema = uitbeelding = conjectuur = vermoeden = figuur = impressie = verbeelding Cyprioot = cyprisch = cypriotisch uitwijden = afwijken = afdwalen zetel = club = leunstoel = armstoel = leuningstoel = fauteuil moduleren = regelen bijennest = immenhuif = immenkorf = huif femur = dij = dijbeen gelaatstrek = hoofdartikel = verslag = eigenschap spijsverteringsstelsel = digestieve systeem = maag-darmstelsel gedragspsychologie = behaviorisme = behaviourisme honoreren = renumereren = vergoeden = belonen sint = engel = Sint = heilige arts = geneeskundige = esculaap = therapeut = genezer = dokter = geneesheer = heelmeester = heler = pil = medicus giftige paddestoel = vergiftige paddestoel geneigdheid = aandrang = aandrift = inclinatie = neiging onbeduidendheid = onbelangrijkheid bedelman = armoedzaaier = bedelaar MS = M.S. = multiple sclerose kapitaalsverschaffer = belegger = investeerder betreffen = behoren bij = bewegen = gaan = aankomen = slaan = toebehoren = raken = handelen = gelden = treffen bombast = lyrisme = gezwollenheid = pathos = Holle frasen = retoriek televisieshow = film = videofilm = televisie trekpad = jaagpad overhoopsteken = neersteken = doodsteken behandelwijze = behandeling = geneeswijze = therapie dromenland = dromenrijk = schijnwereld berokkenen = aantasten = toebrengen = aandoen dokken = schokken = lappen = betalen = neertellen = neerleggen mariage de raison = schijnhuwelijk = verstandshuwelijk = nephuwelijk amusementswereld = showbusiness = amusementsindustrie = amusementsbedrijf = showbizz marimba = xylofoon bergbeklimmer = klimmer = alpinist = kletteraar ressorteren = vallen = behoren = zijn halogenide = haloïde huwelijk = bruiloft = huwelijksband = matrimonium = trouwdienst = echt = echtvereniging = echtverbintenis verdrukte = verdrukten = underdog entreekaart = entreebiljet = kaartje = passagebiljet = toegangsbewijs = kaart = entreebewijs = ticket epifyt = woekerplant = parasietplant = gastplant = parasiet fractievergadering = afdelingsvergadering = bestuursvergadering = directievergadering dienstjaar = boekjaar = begrotingsjaar = belastingjaar vakbekwaamheid = competentie = afwerking = know-how = vakmanschap = vakkennis aanzwellen = opzwellen halfzuster = bastaardzuster = halfzus bruinwerker = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = gay = mietje = homoseksuele = poot = reetkever = homo = nicht = homofiel = holtor geseling = betakeling pisbak = piesbak = waterplaats = urinoir = urinaal = waterbak taximeter = taxameter knoop = noest = zeemijl = kwast = knoest = knooppunt = kwar ossetong = ossentong attaqueren = aanval = storten = aanvallen = molesteren = attaque handelsgenoot = vennoot = associé = compagnon = partner lamp = lichtje = licht = radiolamp = elektronenbuis = olielamp = kathodestraalbuis = vacuümbuis = radiobuis fee = geest = elf = toverfee elektronenversneller = cyclotron = versnellingsmachine = deeltjesversneller = versneller blasfemie = krachtterm = kerkroof = heiligschennis = godslastering prijskaartje = prijs = prijsje brandladder = stormladder = nooduitgang = brandtrap desapproberen = diskwalificeren = desavoueren = afkeuren rectum = endeldarm vleierij = pluimstrijkerij = ophemeling = mooipraterij = hielenlikkerij reukloos = geurloos multipel myeloom = ziekte van Kahler aeroliet = aëroliet braafheid = openheid = oprechtheid = openhartigheid = waarheidsgetrouwheid = waarachtigheid = rechtschapenheid = eerlijkheid hondsdagen = hittegolf rechtschapenheid = openheid = oprechtheid = integriteit = openhartigheid = waarheidsgetrouwheid = waarachtigheid = eerlijkheid = braafheid het ophouden = beëindiging ROM = rom = zigeuner verspreking = slip of the tongue spiegel = bloedspiegel wurm = hummel = dreumes = krummel = kleuter = puk = kabouter = worm = kruimel = dreutel = keutel = peuter = ukkepuk laster = belediging = achterklap = roddel = geroddel = vuilspuiterij = smaad = diffamatie = roddelpraat = kwatongerij = belastering = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geklets deelnemen = meeleven = participeren = meedoen = meevoelen = delen draak = tranentrekker = zeiler = Draak = lintworm = zeilboot = tearjerker = dragonder = smartlap halfzus = bastaardzuster = halfzuster semantiek = betekenisleer zestigplusser = oudje = oudere = bejaarde vriendschappelijk = minnelijk nokpan = vorstpan ethnoloog = volkenkundige = etnoloog toegepaste wetenschap = techniek = technologie opvatting = mening = model = denkbeeld = oordeel = overtuiging = concept = gevoelen = gedachte = inzicht = ontwerp = inzien = stellingname = begrip = convictie = gezindheid = zin = opinie = standpunt creëren = scheppen = produceren = maken regenwater = regenval = hemelwater = regen terugvinden = herkrijgen = achterhalen = hervinden = terugkrijgen = weervinden rectificeren = amenderen = rechtzetten = corrigeren zegenbede = zegenwens = zegen = zegening = heilwens afstuiten = schrappen = afspringen = afketsen = doorhalen = annuleren waterlaars = baggerlaars = lieslaars wederopstanding = verrijzenis = herrijzenis = opstanding solvatie = solvatatie genotzoeker = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist gewrichtsreumatiek = gewrichtsreuma = reumatiek = reuma chocoladebonbon = chocolade = chocolaatje pygmee = dwerg krauwen = klauwen = schuren = krabben = krabbelen scheelt me niks = Zwarte Zee nagaan = raden = inbeelden = nazien = nakijken = checken = veronderstellen = verbeelden = nalopen = imagineren = overwegen = indenken = fantaseren = controleren = voorstellen = natrekken = speculeren jurisdictie = rechtskring = gezagsgebied = ambtsgebied = rechtsgebied = ressort = rechtssfeer = dienstkring trancheervork = vleesvork reisorganisator = reisbureau = reisagentschap = reisorganisatie = touroperator buksboom = buxushout = palmhout = bukshout distillatie = destillatie grondvesting = grondslag = creatie = stichting = bedding = vorming = inleiding = fundament = introductie = grondvest = fundering = formatie = basis spiritualiën = vuurwater = sterkedrank = gedistilleerd = neurie = spiritualia kikvorsman = duiker = duikster verraad = ontrouw landsheer = monarch = hoogheid = koning = landsvorst = vorst = vorstin = heer = dynast godsdienstplechtigheid = viering = liturgie = eredienst = dienst = kerkdienst = godsdienstoefening sculler = roeier wiebelen = draaien = vervormen = kronkelen = wankelen = zwijmelen = spartelen = ontwijken = wringen = wriemelen scoren = gebruiken = inschieten portrettekenaar = portretschilder notitie = nota = aantekening alimentatie = alimentatiegeld = onderhoudskosten janmaat = jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeeman = zeevaarder = maat = matroos kruidendokter = herbarist = kruidenkenner = herborist rapporteur = verslaggever onderdaan = onderdane = onderdanen = poot = cavia = proefkonijn = stelt = been flits = moment = mum = handomdraai = lichtflits = lichtschijnsel overtreden = breken = stukmaken = kapotgaan = overschrijden = schenden = stukgaan = zondigen = doorbreken nadruk = beklemtoning = benadrukking = emfase = klemtoon = accent platenindustrie = platenbranche boekenplank = boekenkast heersen = domineren = leiden = overheersen = prevaleren = bepalen = controleren = beheersen = gebieden = regelen = regeren opperen = bedenken vervagen = doezelen = vaag = veeg = bekladden = bevlekken klinknagel = klinkbout laurierblad = laurier bargoens = jargon paktouw = garen = bindgaren = bindtouw = pees = touw zenuwcel = neuron aanmaakhout = Tinder oompje = nonkel = pandjesbaas = suikeroom werkplaats = job = werkgebied = werkplek mankracht = arbeidsvolume = arbeidskracht = personeelsbestand = personeel betonmolen = cementmolen = speciemolen = stortmolen vreemdheid = curiositeit bobslee = bob aak = praam = duwbak appelstroop = appeljam intocht = toegang = ingang = binnenkomst = entree = intrede = invoer eigendomscertificaat = titel = eigendomsbewijs hoorapparaat = gehoorprothese = gehoorapparaat = hoortoestel rioolput = beerput = kiepelton = kolk = afvalput oproerkraaier = onrustzaaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper staande houden = continueren = voortbouwen = voortzetten = blijven = doorgaan = voortgaan = vervolgen = overgaan cd = candela = kaars schoolkameraad = schoolvriend = klasgenoot = jaargenoot = schoolkennis = schoolmakker flirten = sjansen = goed groeien = koketteren lamia = vrouwelijk monster = vampirella = vampier regelmatig zesvlak = kubus = hexaëder = derde macht hyperlink = link voorspelling = prognose = waarzeggerij = predictie = profetie = weersvoorspelling vreemd geval = hebbelijkheid = eigenaardigheid = eigenzinnigheid = rariteit autotrein = autoslaaptrein otoloog = oorheelkundige = oorspecialist = oorarts = keel-, neus- en oorarts professional = prof = beroepskracht = beroeps leesplankje = abecedarium = eerste leesboek = abc-boek headhunter = koppensneller invaliditeit = onbekwaamheid = arbeidsongeschiktheid = ongeldigheid = lichaamsgebrek = nietigheid = handicap = gebrek onbestaand = niet-bestaand grote bek = lip = tegenspraak = grote mond gezondheidsleer = hygiëne = gezondheidskunde = continentie verwijfd = effeminatie = verwijfdheid havenrecht = havengeld bruiloftsmars = trouwmars = bruidsmars = huwelijksmars rag = zijde = zijdedoek fytologie = botanica = botanie = plantenleer = plantkunde garnering = garneersel = garnituur droogtrommel = wasdroger = trommeldroger = droogkap = droger = droogautomaat = haardroger = haardroogkap naaldkunst = borduurkunst hartslag = hartfrequentie = hartritme = pols = hartenbreker = pulsatie = harttoon alluderen = zinspelen = preluderen schildvarken = gordeldier = pantserdier = armadillo buitenpost = voorpost walvisjager = walvisvaarder palindroom = omkeerwoord luster = kroonluchter grootwinkelbedrijf = handelscentrum = marktplaats = stapelplaats = warenhuis gedeprimeerdheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = moedeloosheid = somberheid = depressiviteit = zwaarmoedigheid = verslagenheid = misnoegdheid = zwartgalligheid = bedruktheid = dysforie = treurnis = triestheid = depressie = dofheid = somberte schapenwol = wol = schapenvacht = schapewol afleggen = sjouwen = volbrengen = kwijten = aanleggen = afdanken = uitvoeren = platleggen = verwerpen = treffen = uitrichten paspoort = in godsnaam = pas hamer = vuisthamer = vuist moeilijkheid = inhouden = intomen = hindernis = troubles = beheersen = belasten = betomen vooronderstellen = toedenken = aannemen = veronderstellen bijverschijnsel = spin-off = bijeffect = bijwerking = epiphenomena = epifenomeen = neveneffect lakmoestinctuur = tournesol observant = observator = nalever = waarnemer kweekreactor = snellekweekreactor sensorisch = zintuiglijk granaatscherven = schrapnel = granaatscherf huurdoder = huurmoordenaar Zevenster = Plejaden = Plejade voetzoeker = kanonslag = rotje = zevenklapper oedipuscomplex = moedercomplex ontwerp = concept = plan = idee = voornemen = opvatting = bestek = bedoeling = begrip = model tutor = toezichthouder = voogd = opziener zelfrespect = eerbiedwaardigheid = digniteit = waardigheid krabben = klauwen = schuren = krauwen = krabbelen Gasthuis = gastenverblijf dividend = winstaandeel uitkeren = uitbetalen circulaire = rondschrijven opvrijen = opwinden = opgeilen = prikkelen gezondheidstoestand = salubriteit = gezondheid = welzijn conventie = beraadslagingen = verdrag = traktaat = convent = formaliteit = praktijk = overleg = overeenkomst = beraadslaging = formule = mores = regel = pact = vergadering heiligbeen = staartstuk = sacrum verkenmerk = maatstaf banketstaaf = boterstaaf laserprinter = Laser Printer doorslag = carbonpapier = carbon = doorschrijfpapier = overdrukpapier onvervaardheid = onbeschoftheid = gotspe = driestheid = ongegeneerdheid = brutaliteit ruthenium = rutenium produktiekosten = aanmaakkosten = fabricagekosten = productiekosten ovulatie = eisprong inenting = inoculatie = vaccinatie schurkenrol = schavuit = slechterik = schoft = schurk = boef = booswicht = onverlaat = boosdoener = misdadiger = bandiet = snoodaard = schoelje episcopaal = bisschoppelijk reisbeschrijving = Travelog = reisverhaal gehoorsafstand = hoorbereik briesen = razen = agiteren = zieden = woelen = koken = schuimbekken ketjap = sojasaus absentie = afwezendheid = afwezigheid = absenteïsme nomenclatuur = rooster = rol = naamlijst opslagruimte = berghok = depot = bergruimte = bewaarplaats = magazijn = pakhuis = berging = opslagplaats = opslag Nigeriaan = Nigeriaans afwijzen = verstoten = afschieten = steigeren = afstand doen = weigeren = protesteren = abdiceren = abdiqueren = aftreden = verwerpen aanspreken = zinnen = behagen = appeleren = aanstaan = liggen = lijken = bevallen overschrijving = remise = afdracht leiden tot = tot gevolg hebben = veroorzaken = opleveren pistooltje = proppenschieter = speelgoedpistool = kinderpistooltje kaan = explosie = buitenkans = kaantjes = kaantje = godsgeschenk = buitenkansje regeren = bepalen = leiden = heersen = overheersen = gebieden = regelen zwartmaken = vals beschuldigen = kleineren = schandaliseren = belasteren = kwaadspreken = lasteren = bezwadderen = roddelen = denigreren = smaden = bekladden hiërarchie = rangorde = hierarchie gelijken = aarden = lijken = lijken op = neigen = trekken pennen = neerpennen = spellen = vastpinnen = schrijven uitgooien = uitwerpen leeftijdsklasse = leeftijdsgroep = cohort fontein = doopkapel = doopvont = fonteintje = baptisterium = bron = wel = wijwaterbekken danszaal = ballroom = dansgelegenheid = dancing = danstent = balzaal = discotheek = discobar = disco runderlap = runderbiefstuk = biefstuk tepelhof = areola = halo antimonium = antimoon kroon = rouwkrans = midden = wrong = bloemkrans = krans = grafkrans = paté = Deense kroon = Kroon = bloemenkrans = kruin = bloemkroon = zweedse kroon = top wedkamp = sportwedstrijd = match = wedstrijd = ontmoeting = treffen paddel = batje = bat doublure = da capo = herhaling = iteratie yeti = verschrikkelijke sneeuwman resumptie = aperçu = resumé = synthese = samenvatting traverse = gang = travers = verbindingsweg blèren = blaten = geblaat hermandad = politiemacht = kit = wet = politie = prinsemarij = politieapparaat geloofsonderzoek = enquête = getuigenverhoor solopartij = obligaatstem = solo = obligaat stuifmeel = pollen berggroep = massief zuigerstang = drijfstang team = werkgroep = workshop = ploeg = sportploeg outlaw = geloofsverzaker = dissident = afvallige = deserteur = afgevallene = overloper = kerkverlater = apostaat pad = weg = kikvors = kikker = oprijlaan = kanaal = spoor speeltijd = recreatie = speelduur inspanning = wagen = krachtsinspanning = ijveren = onderneming = probeersel = poging Lipitor = atorvastatine laarzenknecht = laarzeknecht disculpatie = verontschuldiging = justificatie = excuus bosschage = haagbos = bosje = kreupelbosje = bosage = struikgewas = hakhoutbosje = struweel oneirodynie = angstdroom = nachtmerrie verzwelgen = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opslokken = opschransen = buffelen handwagen = trapauto = skelter celmembraan = celmembraam = plasmalemma = plasmamembraam godslastering = verwensing = krachtterm = vervloeking = vloek = blasfemie circumflex = accent circonflexe = dakje nucleus = kern = celkern pitcher = werper samenvatter = afkorter maïsmeel = polenta wekamine = amfetamine = benzedrine variatie = alternatie = variëteit = alternering = keuze = differentiatie = afwisseling = verscheidenheid = alternantie = keur = verandering = editie = diversiteit = variant meubilering = boedel = inboedel = inventaris = meubilair = huisraad medeschuldige = complice = mededader = handlanger = trawant drankmisbruik = alcoholmisbruik nekwervels = halswervel dictaat = bevel = cahier = schrift = gebod = optekenboekje = notitieboekje = dictaatcahier = dictaatschrift = schrijfschrift geld = financiën = geldmiddelen = pegulanten = thesaurie = poen = duiten = ping = centen = pingping = kasgeld = contanten = middelen = contant geld = cash = middel = pecunia = vermogen schubdier = miereneter strot = gorgel = farynx = hals = keel basisbegrip = presuppositie = postulaat = suppositie = hypothese = premisse = grondbegrip = assumptie = presumptie = vooronderstelling handschoenenkastje = dashboardkastje cartotheek = kaartsysteem = kaartregister Dreadnaught = onvervaard farmacologie = acognosie = farmacognosie = geneesmiddelenleer woonwijk = woonerf = woongebied wenkbrauwpotlood = oogpotlood deurlijst = deurkozijn bezorgd = ergeren = kwellen = zorgen zeekust = zeekant = kust = kustlijn orthopeed = ortopedist = orthopedist vleespin = vleespen walghvogel = onderontwikkeld = oude zeur appelhout = appelboom = appel rol = wending = rooster = naamlijst = wervelwind = bus = cilinder = rollen = nomenclatuur = functie = wenden = ambt hertshoorn = lycopodium = heksendans = wolfsklauw = hertshoornvaren bedenking = bezwaar = maar = protest = idee = gedachte eyecatcher = eye-catcher = blikvanger stroombedding = bedding = bed = rivierbedding = rivierbed samenspel = teamwork = groepswerk = combine walnotenboom = notelaar = notenboom verworpenheid = moedeloosheid = kleinering = vernedering spreekkoor = lied = deun koken = bruisen van aktiviteit = brouwen = razen = briesen = bereiden = schuimen = toebereiden = agiteren = stikken = klaarmaken = zieden = woelen = schuimbekken paspoortcontrole = pascontrole = inwijking carburator = carburateur = vergasser stoutheid = onbesuisdheid = gotspe = vrijpostigheid = vermetelheid = driestheid = brutaliteit Iraans = Iraniër onfatsoenlijkheid = ongepastheid = onbetamelijkheid = onwelvoeglijkheid = onbehoorlijkheid buik = balg = darm = buikje = rijstbuik = pens = hobbel = abdomen = extrusie = ingewande = hangbuik = maag = ingewanden = embonpoint = bult premier = regeringsleider = MP = minister-president = eerste minister organische scheikunde = organische chemie aanbevelen = informeren = ondersteunen = coachen = sterken = aanprijzen = aanraden = voordragen = recommanderen = adviseren = advies geven = goedkeuren = stijven = begeleiden = raadgeven domme koe = rund = koe = karrenpaard motorfiets = motorrijwiel = motor = machine jan van gent = jan-van-gent metaalarbeider = metaalbewerker afzoeken = afspeuren poeperd = aars = aarsopening = aarsgat = anus = schijtgat = poeper = poepgat katoenflanel = molton afvoering = ontvoering = abductie alambiek = destilleerderij = stokerij = analyse = distilleerderij = branderij hoogheid = monarch = koning = landsvorst = vorst = landsheer = vorstin = heer = dynast weghalen = pinnen = verwijderen = wegdoen = wegnemen tierlantijntjes = franje = prul = barrel = prulletje = prulding = vod = pruts = tierelantijntjes = prullaria = lor metallurgie = metaalkunde regenwolk = nimbus = halo grieven = beklag = belediging = steken = indispositie = aandoening = klacht = affectie = krenken = kwaal = vernederen = affronteren = uitschelden = affront = kwetsen = beledigen = smaad streek = kompasrichting = windhoek = regio = paskwil = windrichting = grol = gewest = landstreek = grap = mop = land = scherts = gouw = hemelstreek = gekheid = kompasstreek = windstreek = poets zalf = verzachtend middel = gel = crème = balsem = pommade = smeerseltje plagiator = letterdief = plagiaris idee-fixe = obsessie = bezetenheid gulden = pieterman = piek = florijn = pegel = pop = pegels majesteit = grandeur = grootsheid = praal = pracht = glans = heerlijkheid = luister = schittering Sint = engel = sint = heilige halitose = foetor ex ore humeur = bui = dispositie = geestesgesteldheid = luim = karakter = stemming = gemoed pijpzweer = fistel verkeerstoren = controletoren lichaamsbouw = lijn = postuur = figuur = statuur = bouw = gestalte roeier = sculler maandbloeding = maandstonden = menstruatie = ongesteldheid doopsgezinde = menist = doper = mennoniet bidonville = slum = gribus = krottenwijk = achterbuurt = sloppenwijk = krottenbuurt = slums terts = derde city = stadskern = stadscentrum = binnenstad = centrum genocide = volkenmoord = volkerenmoord = rassenmoord pootje = voet = poot = podagra = jicht = voeten patience = geduld feature = kenmerk = kenteken fok = fokzeil = bril gazeuse = fris = limonade = prik = priklimonade = frisdrank herbergier = restauranthouder = kastelein = waard = restaurateur = waardin = huisbaas toneelkijker = veldkijker = binoculair = kijker = binocle = verrekijker waternimf = stroomnimf = najade = nereïde = undine = watergodin aanloop = introductie = voorwoord = preambule = inleiding = toename geschal = gerinkel = metaalklank = geschetter = gekletter uiteenspringen = uitspatten = knallen = barsten = uiteenspatten wortelstok = rizoom klauwen = klavier = schuren = hand = fik = klavieren = tengels = vlerken = klauw = poot = fikken = kluif = knijper = krabben = krauwen = krabbelen eigenaardige = koekenbakker = geitebreier = prentenboek = geitenbreier = buitenbeentje = koekebakker = creatuur = excentrieke = krotenkoker = weirdo = nummer = snuiter = knakker = rare = portret = schepsel = lafaard = zonderling = exentriekeling brandblaar = kwetsen = beledigen = verbranden windmeter = windsnelheidsmeter eggen = angst = aanjagen = schrikken laarsje = laars = bot kinderpokken = pokziekte = pok = variola = pokken kastelein = herbergier = barman = huisbaas gedaanteverandering = gedaanteverwisseling = Gedaanteverwisseling = Transfiguratie = metamorfose = herschepping vervulling = vruchtgebruik kostuum = klederdracht = kleur = pak = zaak afdaling = afname = daling = achteruitgang = verval = helling taalwetenschap = linguïstiek = taalbeschouwing = taalkunde sjekkie = shagje = sigaret = peuk = saffie = kankerstok ascese = ascetisme = strengheid = inlevering = versterving = bezuiniging = onthechting kleerborstel = schuier macadam = asfalt = bitumen kamerjas = badjas = ochtendjas = peignoir = huisjas = sjamberloek marionettentheater = marionettenspel = poppentheater = poppenkast = poppenspel carcinoom = kankergezwel Jaguar = panter = jaguar waterzoogdier = waterdier nachtkleding = nachtgoed garantie = pandgoed = pand = securiteit = onderpand = zekerheid = waarborg = verzekering = borg tegensteken = tegenstaan prairiewolf = coyote verrijden = rijden hovaardigheid = ijdelheid = hovaardij = zelfingenomenheid = eigendunk = hooghartigheid = arrogantie = hoogmoed = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = verwatenheid = verbeelding gasstel = gastoestel heemraadschap = waterschap keurstempel = keur = keurmerk = ponsoen opengaan = openen = ontsluiten schaapherder = herder = schaapsherder neuriën = croonen = neurien boobytrap = landmijn teutoons = Duits = Duitse toegankelijkheid = aanwezigheid = voorhanden zijn = bruikbaarheid = beschikbaarheid barmhartigheid = deernis = mededogen = meelij = compassie = meewarigheid = medegevoel = meedogendheid = medelijden visserman = vissersschip = vissersboot schippersvrouw = schipper = binnenschipper taalgebruiker = speaker = prater = spreker koffie = slobber = koffiepoeder = slemp = leut honingkliertje = honingschubje hippelen = huppelen = hippen = huppen wirwar = labyrint = warwinkel = doolhof = warnet = kluwen klucht = boerde = sotternie bijvallen = ondersteunen = onderschrijven = concorderen = instemmen = het eens zijn = accorderen = aansluiten = goedkeuren = schragen = toestemmen = overeenstemmen wandtapijt = gobelin zucht = tocht = trek = verzuchting = klacht = begeerte = oedeem = hydropsie = zwelling = koorts = biest = colostrum = honger = zuiging = waterzucht = dorst pantograaf = stroomafnemer = tekenaap halsstarrigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = eigenzinnigheid tuinieren = tuinbouwkunde = hovenieren = tuinbouw volkskunde = etnologie = rassenkunde = volkenkunde bestelling = aflevering = bezorging = toevoer = levering = leverantie = afgifte = aanvoer ecg = elektrocardiogram = cardiogram = e.c.g. dingen = mikken = marchanderen = nastreven = afdingen = ogen = streven = afpingelen = pingelen = knibbelen catastrofe = tragedie = drama = ramp = onheil = rampspoed = cataclysme = calamiteit = natuurramp katalepsie = spierstijfheid = catalepsie een G = zilver touche = gevoel het hiernamaals = eeuwigheid = onderwereld = hiernamaals schuimen = bruisen van aktiviteit = zieden = koken = bruisen ringetje = ring = hoepel = tonnenband loodsdienst = bestek = navigatie = stuurmanskunst kankerjood = neus dampkring = ether = lucht = atmosfeer koude = kou = koud = ondertemperatuur wapenopslagplaats = wapenarsenaal = wapenmagazijn = arsenaal = wapenkamer = wapenhuis = wapendepot = tuighuis offerplechtigheid = offerande krauw = abrasie = klauw = krab = schaafwond sprot = schardijn = sprotje overdenken = overpeinzen = stilstaan bij = studeren = overwegen = contempleren = nadenken = mediteren roestpapier = glaspapier = schuurpapier = polijstpapier = zandpapier = schuurvel troglodiet = grotbewoner = holenmens = holbewoner archaïsme = verouderte uitdrukking samendoen = verenen = verenigen = coöpereren = samenwerken = synthetiseren = samenvoegen kledingwinkel = garen-en-bandwinkel buts = deuk = bluts naijlen = galmen = weergalmen = naklinken = weerklinken = weerschalken = narennen = nagalmen = resoneren = echoën = achteraanrennen = nahollen = doorklinken opportunist = kameleon lanoline = schapensmeer = schapesmeer = wolvet kronkelen = draaien = vervormen = wiebelen = spartelen = ontwijken = wringen = wriemelen gemberkoek = taai = taaitaai = peperkoek = ontbijtkoek = snijkoek orang-oetan = orang-oetan(g) kattebak = kattenbak stormlijn = spanlijn = scheerlijn = tuidraad = tui bontcape = cape = schoudermantel scherts = paskwil = grol = grap = streek = mop = badinage = gekheid = poets legitimatiebewijs = legitimatiekaart = identificatie = legitimatie = persoonsbewijs = legitimatiepapier = identiteitskaart = identiteitsbewijs pogen = zien = trachten = proberen = beproeven cumulus = stapelwolk = pool = schaduwwolk = cumulatie pasta = noedels = deegwaren bloeimaand = mei = bloemmaand = meimaand stilzitten = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen ingewijde = insider fakkeldrager = verdediger = strijder = patroon = voorstander = bepleiter = pleitbezorger = pleiter Saigon = Ho Chi Minhstad Ardennes = ardennen Massachusetts = pulken struma = bof = krop = klierziekte RWW = bijstand scharlakenkoorts = scarlatina = roodvonk = vlekkoorts vordering = claim = vorderingen = vorderen = continuïteit = eigendom = vooruitgang = progressie = eis = heffing = eigendomsrecht = voortgang tabel = cedel = dienstregeling = ceel = programma = vermenigvuldigingstafel = planning = tafel assemblagefabriek = fitting station Gedaanteverwisseling = gedaanteverandering = gedaanteverwisseling = Transfiguratie = metamorfose = herschepping lobby = lounge plastic = kunststof omsluieren = inpakken = omvatten = omhullen = inkapselen = bedekken = inwikkelen lener = debiteur = gedelegeerde = schuldenaar = geldschieter bezitten = tellen = hebben = kennen weerklinken = galmen = naijlen = weergalmen = naklinken = weerschalken = nagalmen = resoneren = echoën = doorklinken tolvrij = gratis ondergeschikte = slaafs volgeling = hielenlikker = gunsteling = mindere = onderhorige prijsstijging = kostentoename neusspraak = rinolalie achtkant = octogoon = achthoek somberte = treurnis = triestheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = dofheid = depressiviteit = gedeprimeerdheid = zwaarmoedigheid = bedruktheid = dysforie = zwartgalligheid kunstverzameling = kunstcollectie omcirkelen = omringen = omvatten = omleggen = omgeven = beslaan = insluiten = omsluiten = omsingelen = omtrekken speeksel = spugen = tuffen = jodenlijm = geneuzel = kwijl = kwatten = spuwen = zever = spuug = kwalsteren onklaar maken = onbruikbaar maken = uitschakelen = deactiveren = ongeschikt maken = onmogelijk maken plaatsbekleder = plaatsvervanger = interimaris = reservist = substituant = substituut schuine kant = vatting = montuur hot pants = hotpants = hot-pants = geilheid angstgevoel = angst = benauwdheid = beklemming = bangheid = schrik = vrees verwoorden = verbaliseren = vervatten = vertolken = formuleren = uitspreken elektrische stroom = wattage = elektrisch vermogen frutseltje = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = niemendalletje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen = hebbeding scheet = snoes = uitverkorene = lieveling = een wind laten = een scheet laten = troetelkind = liefje = flatus = prot = buikwind = veest = wind = windje = favoriet = een wind laten = vlam ruimtevaarder = kosmonaut = ruimtereiziger = astronaut autocraat = alleenheerser = onderdrukker = monocraat = despoot = dictator = dwingeland = tiran kleine letters = minuskel = onderkast otitis = oorontsteking staatkundig beleid = staatsmanschap coifferen = kappen schuldigheid = schuld vertrek = overlijden = kamer = plaats = afwijking = afreis = ruimte voorstander = verdediger = fakkeldrager = voorvechter = strijder = patroon = bepleiter = protagonist = ijveraar = pleitbezorger = pleiter kwijt raken = kwijtraken = afmaken = afkomen = ontdoen drijfvermogen = opwaartse kracht lach = glimlach = lachen = grijns = gelach prik = limonade = gazeuse = koolzuur = frisdrank = priklimonade = fris = softdrink = lul = slurf = toeter = pik boenwas = was = meubelwas = wrijfwas buste = mannequin = borstbeeld = paspop = confectiepop belemmering = rem = opstructie = obstructie = blokkade = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = struikelsteen = verhindering = barrière = struikelblok = hinderpaal = opstakel = versperring serum = vaccin = bloedserum = entstof = bloedwei = antiserum vloeitje = vloei = huid = vel = vloeipapier extravagantie = buitenissigheid = exces = buitensporigheid = uitwas scheldpartij = scheldkanonnade Iemand tot bedaren brengen = uitdoven bijzetten = bijhalen celweefsel = weefsel krankzinnige = kretijn = waanzinnige = cretin = gestoorde = mogool = gek = geesteszieke = mongool = debiel = idioot = imbeciel elektrokutie = elektrocutie = electrocutie injecteren = inspuiten = spuiten lerares = onderwijzer = schoolmeester = schoolvos = leermeester = frik = docent = schoolfrik = instructeur = leraar geruzie = gebakkelei = woordenwisseling = gehakketak = onenigheid = gekrakeel = gekijf ploegman = ossendrijver = ploeger = ossedrijver slijmbal = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = hielenlikker = slijmerd splintertangetje = nijper = pincet = nageltang = knijptang = trektang = nijptang = tang = spijkertang diepvriesinstallatie = diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = diepvrieskist = vrieskist = diepvries = vrieskast = vriezer projectietoestel = projectieapparaat = projector piëdestal = sokkel = voetstuk = stander = postament = standaard = basement slingerblijde = slingerarm rugby = rugby voetbalspel ersatz = namaak = surrogaat overtuigen = bewegen = verzekeren = winnen = overreden = bewerken = omturnen = platpraten = omverpraten = ompraten = bepraten = persuaderen = meekrijgen = overhalen haakjes = parenthese weefselvocht = lymfe = weefselvloeistof = lymf wervelstorm = cycloon = windhoos = wervelwind = tornado = dwarrelwind = orkaan = tyfoon pennestreek = pennenstreek vuurzucht = pyromanie flinkheid = onverschrokken = courage = onversaagdheid = durf = branie = moed = guts = lef = koenheid = dapperheid beits = vernis dagvaarding = gerechterlijke opdracht = bevelschrift = dwangbevel poten = zetten = neerpoten = neerzetten = planten pletwalsen = oprollen = rollen ondernemingsdrang = handelingsdrang = ondernemingszin = initiatief = ondernemingsgeest vegetatieve zenuwstelsel = viscerale zenuwstelsel = autonome zenuwstelsel ronddarren = rondlopen = rondzwalken = rondwandelen snelkoker = drukpan = hogedrukpan = snelkookpan = pressurecooker nachtwerk = nachtarbeid rondzaag = cirkelzaag haatdragend = verbitterd klinker = metselsteen = straatklinker = klinkersteen = baksteen zelftevredenheid = zelfgenoegzaamheid = zelfvoldaanheid = welbehagen boekenwinkel = boekhandel = boekwinkel custos = roeper = bewaarder = beheerder = oppasser soldeerbout = soldeerijzer = bout = hamerbout evoceren = oproepen = wekken = ontlokken = bovenhalen = evoqueren ruilobject = inruiler = inruilobject verzekeringsbedrijf = verzekeringsmaatschappij = verzekeraar = assuradeur = verzekering = verzekeringsgever beduvelen = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen houtgeest = brandalcohol = hydroxymethaan = methanol = houtalcohol = methylalcohol afkorter = samenvatter vulsel = vulling = vloek = opvulling kloothannesen = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien houder = armsteun = laadkist = laadbak = container = houdster = toonder in de armen nemen = omarmen = omvatten = aan de borst(en) drukken = knuffelen = omhelzen = omvangen dienstmeid = meid = maagd = dienstmeisje = werkmeid = dienstbode = dienares = meisje onwaarschijnlijk = afstandsbediening = afgelegen = afstandsbesturing schiettuig = geschut = artillerie dubbelheid = ambivalentie = dualisme = dualiteit = tegenstrijdigheid = tweeslachtigheid achtervolger = staart = staartkant = vervolger sterilisator = drukketel = autoclaaf = drukvat hominidae = Hominidae = mensachtigen handelszaak = handel = handelsonderneming drogreden = fopperij = trucage = chicanes = sophisme = sofisme = list = schijnreden = misconceptie = chikane = valsspelerij = bedrieglijkheid bevingeren = betasten = bepotelen = bevoelen terugzetten = herstellen = opnieuw aanstellen = terugplaatsen geestelijken = cleresie = Cleresie lievevrouwebedstro = onze-lieve-vrouwebedstro vlammenzee = vuurzee bezwadderen = vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = schandaliseren = belasteren = kwaadspreken = lasteren = roddelen = denigreren = smaden = bekladden tater = snavel = waffel = kwek = muil = snater = wafel herkenningspunt = richtpunt = oriëntatiepunt = referentiepunt chocomel = cacao = warme choco = chocolademelk = chocolade = chocola oogstlied = oogst = oogsten kwetsing = belediging = schoffering = beschadiging = insultatie = spot = affront = krenking hazenslaapje = siësta = slaapje = dutje = doezel = tukje = sluimering elite = bovenlaag inspraak = beslissingsbevoegdheid = medezeggenschap taaluiting = gezegde = uiting = taal levenspartner = echtgenoot = partner = wederhelft coaguleren = uitvlokken = stollen = klonteren persen = verbrokkelen = verpletteren = samendrukken = in elkaar persen = comprimeren = pletten = brokkelen ratelslangen = ratelslang boekhouder = accountants-administratieconsulent = controller = accountant = administrateur dimmen = kalmeren = afkoelen = bedaren bijholteontsteking = voorhoofdsholte-ontsteking = sinusitis = voorhoofdsholteontsteking foto-element = zonnecel = zonnebatterij detailhandel = in 't klein verkopen tijdloosheid = eeuwigheid verwaardigen = hoogschatten = hoogachten = waarderen = ophebben = respecteren = zich verwaardigen = achten muziekgroep = muziekgezelschap klittenband = klitband = velcro = kleefband toverkijker = caleidoscoop bloedneus = neusbloeding = epistaxis ENE = oostnoordoosten ballonvaarder = luchtvaarder = vlieger = aviateur = aëronaut = piloot = vliegenier alkalisch = basisch kwadrant = cirkelsector = sector body = donder = lichaam = corpus = lijf = ons aardse huis = bast versieren = bekoren = optuigen = decoreren = organiseren = veroveren = opsieren = tooien = ontfutselen = verleiden = sieren = optooien = verfraaien = opsmukken = ritselen = versiering = regelen bruisen = schuimen overgankelijk werkwoord = transitief werkwoord tweeklank = diftong obsessie = bezetenheid = idee-fixe paardendek = paardedek = rugkleed squashhal = squashbaan balderen = baltsen lensopening = diafragma = diafragmaopening = pupil buffet = bar = snackbar = stationsrestauratie = tapkast = dressoir = toog = frietkot = tap bewaring = hechtenis = arrest = voogdij = aanhouding pottenbakkerswiel = draaischijf = pottenbakkersschijf schepen = wethouder blikken = loeken = kijken tientallig talstelsel = decimaalstelsel = decimaal dronkemansmoed = jenevermoed pompen = pomp = pezen = vossen = blokken = hengsten vechter = doorbijter = strijder = knokker = aanhouder = doorzetter = volhouder = doordouwer = combattant = krijger = blijver genese = aanvang = begin = wordingsproces = ontstaan = wording = geboorte dochterbedrijf = dochteronderneming = dochtermaatschappij = werkmaatschappij schroeflijn = krul = helix = spiraallijn = schroef = spiraal fatsoen = gemanierdheid = gevoeglijkheid = gepastheid = conveniëntie = fatsoenlijkheid = netheid = ordentelijkheid = welvoegelijkheid = welvoeglijkheid = welgemanierdheid spindoctor = spindokter ijzer = strijkijzer uitbijten = uitvreten = corroderen = inbijten = aanvreten = bijten = invreten zelfbeschuldiging = gewetensangst = gewetenswroeging = wroeging = berouw = gewetensnood = zelfverwijt verzoeningspolitiek = bevrediging = vredespolitiek hof = rechtscollege = rechtbank = tribunaal = balie = vierschaar = gerecht = assisenhof Kerstmis = kerstdag = Joelfeest = kersttijd oomzegster = nicht evolueren = zwenken = uitzwenken = ontwikkelen = zwaaien = afzwenken bijbetekenis = connotatie = gevoelswaarde = intensie slechten = aplaneren = afbreken = gelijkmaken = nivelleren = effenen = slopen = egaliseren = vlakken = afvlakken = neerhalen epitafium = epitaaf = grafschrift stilliggen = afsluiten = platgooien = platliggen = uitzetten = platleggen = lamleggen = stilleggen slijk = modder = slobber = slik = bagger = smurrie = blubber = slib = prut van boord gaan = ontschepen theepauze = middagschaft = koffiepauze handstand = hoogstandje hielstuk = kwartaal aanname = voorwaarde = gis = veronderstelling = giswerk = gissing = conjectuur = vermoeden = voorgevoel = vooronderstelling = onderstelling terugslag = atavisme umbra = slagschaduw machineschrijven = overtikken = overtypen = uittypen = tikken = uittikken = typen meelij = deernis = mededogen = compassie = meewarigheid = barmhartigheid = medegevoel = meedogendheid = medelijden druipsteenkegel = stalagmiet speurwerk = waarneming = ontdekking = opsporingswerk = opsporing beteugelen = stoeprand = onderdrukken = supprimeren = bedwingen misstand = afdwaling = wantoestand bejammeren = beklagen = betreuren = lamenteren = bewenen = jammer vinden = treuren om wolfsklauw = lycopodium = hertshoorn = heksendans kanselarij = griffie gewichtstuk = gewicht koordfluweel = ribfluweel = corduroy = rips = tinneroy regelen = leiden = organiseren = schikken = heersen = ontfutselen = versieren = overheersen = bepalen = moduleren = ritselen = gebieden = regeren fleswater = flessenwater verkeersdrukte = zwarte handel = verkeer = handel weldoener = helper = begunstiger = helpster verdonkeremanen = verduisteren = ontvreemden = achteroverdrukken = ontwenden = stelen gegeven = item = sectie = issue = onderwerp = informatie = materie = stof = thema = gegevens = data = onderdeel = punt = element steunboog = luchtboog limbus = limbo tellen = uitmaken = verrotten = meespreken = meetellen = spelen = schelen = verrekken = hebben = rekenen = kennen = bezitten = opsommen = gelden bomenteelt = bosbedrijf = bosbouwkunde = bosbouw het wezen = wezenlijkheid = wezen = iets = entiteit contact = schakelaar = aanspreekpunt = contactpersoon = intermedium = intermediair = aanraking = tussenpersoon = betrekking = relatie = connectie = schakelknop = verhouding financiering = financiën maart = lentemaand wrijving = wrijvingsweerstand = frictie luchtroute = vliegroute = luchtlijn proviand = victualiën = leeftocht = mondvoorraad = mondkost = foerage = voedselvoorraad ondersoorten = ondersoort = subspecies zelfbeklag = zelfmedelijden ontlopen = verschillen = schelen = ontsnappen = ontkomen = uiteenlopen ijzerhandel = ijzerwinkel = het is te duur isme = leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = geloofsartikel = dogma = belijdenis = prolepse = wijsbegeerte = doctrine slaapgelegenheid = rustplaats = huisvesting = slaapplaats praktijklokaal = labo = lab = laboratorium UNO = Verenigde Naties = VN manipuleren = vervalsen = kneden = bespelen = spelen woonark = ark = woonboot = woonschip = woonschuit piet = hoogwaardigheidsbekleder = waardigheidsbekleder = kanarie = luis = kanariepietje = hoge = pietje = dignitaris = kanariepiet verstoten = afstand doen = weigeren = abdiceren = abdiqueren = aftreden = afwijzen hut = stulp = trekkershut = krot = kot = hok ondervrager = inquisiteur = ondervraagster = vragensteller = vraagsteller regeringsleider = MP = premier = minister-president = eerste minister voedselplant = rijzweepje = voedselgewas = bros = krop = zak = keelzak gewone zeehond = wet van Verner thuishoren = behoren = horen zedenkunde = ethiek = moraal = moraaltheologie = zedenleer = moraalfilosofie = moraalwetenschap korrelen = verkorrelen fysiek = vorm = staat = configuratie = toestand = conditie Dopplereffect = dopplereffect officiaal = staatsambtenaar pauw = pauwhaan VCR = video = videorecorder = videocassetterecorder onderwijsmethode = leermethode = doceermethode = leerplan uitputten = leeghalen = verbranden = verbruiken = opruimen = slopen = leegmaken = afjakkeren = afmatten = aftobben gemiddelde = moyenne programmatuur = software appetijt = eetlust = zin = honger = trek lomp iemand = pummel = lomperd leenhulde = eerbetoon = huldiging = hommage = manschap huiskamer = woonvertrek = living = zitkamer = woonkamer verwringen = deformeren = vervormen = verdraaien = misvormen zitvlak = krent = bips = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur opvraagtaal = querytaal = ondervraagtaal = zoektaal = vraagtaal denderen = daveren = grommelen = dreunen procureur-generaal = PG sousafoon = tuba doorbraak = vondst = ontdekking = vinding = breuk verbruiksbelasting = cijns = accijns scheepsroeper = megafoon pauk = pauken interseksualiteit = tweeslachtigheid = androgynie op = voorhand = intensiveren = verdiepen stoelgang = defecatie = ontlasting = kruk = taboeret = barkruk repliek = antwoord = gevatheid = scherp antwoord = weerwoord homoseksualiteit = zoöfilie = bestialiteit = sodomie = homofilie schaperib = schapenrib invoerder = importeur zweeftoestel = glider = zweefvliegtuig krullenjongen = loopjongen = boodschappenjongen = wijkbezorger chloorfluorkoolstof = cfk = chloorfluorkoolwaterstof = Chloorfluorkoolstofverbinding vervellen = verharen knagen = steken = knellen = nijpen = beklemmen = vreten = kluiven = beknellen = benauwen = irriteren = afkluiven = drukken penitentiaire inrichting = gevangenis = huis van bewaring droogheid = droogte = dorheid gemakswinkel = buurtwinkel bloemenwinkel = bloemist = bloemenzaak = bloemisterij huurder = bewoner = baas = kostganger = patroon = pachter bowlen = kegelbal noedels = pasta = deegwaren aardolie = plantaardige olie = petroleum = ruwe aardolie = petrolie = olie = ruwe olie = plantenolie stadhouder = landvoogdes = onderkoning = landvoogd = ruwaard = gouverneur = regent vriendschappelijkheid = vriendschap = vriendschapsband = kameraadschap wildernisgebied = wildernis visserslatijn = vaktaal bonje = heibel = onmin = herrie = kwestie = kift = mot = onaangenaamheden = onenigheid = onvrede = disharmonie = trammelant = dispuut = kif = onaangenaamheid = ruzie = twist slaperig = slaap = slaperigheid vliegen = voorbijvliegen = racen = snellen = reppen = ijlen = omvliegen = spoeden nevelvat = nevelkamer vloeimap = onderlegger = sousmain = vloeipapier = vloeiblad Travelog = reisbeschrijving = reisverhaal narijden = achternarijden grammatica = spraakkunst = grammaire = spraakkunstboek grijze staar = cataract = staar viertal = kwartet boekanier = plunderaar = vrijbuiter = piraat = gewelddadige plunderaar = zeerover profeteren = voorspellen = voorzeggen = orakelen = aankondigen speech = redevoering = oratie = rede = prevelement = toespraak vogeltje = vogel mes = scheermes = stoottand = hakmes = slagtand Pleiaden = Plejade = Plejaden = Pléiade koter = loot = kind = spruit zeggingskracht = expressiviteit = uitdrukkingsvermogen valideren = uitstrekken = strekken = kloppen = opgaan = uitkomen = vigeren = gelden zeper = sof = wanprestatie = deconfiture = echec = fiasco = mislukking = flop ordenen = uitsplitsen = klasseren = sorteren = groeperen status = statuut = positie = aanzien uiteenhouden = onderscheiden wasmiddel = afwasmiddel taifoen = tyfoon voelen = proeven = bespeuren = beluisteren = aanvoelen junkfood = junk food smoesje = misleiding = uitvlucht pinkleer = kalfsleer = kalf staalfabriek = fabriek = textielfabriek = papierfabriek topologie = topografie sering = seringen = lila jol = sloep transactie = handelsovereenkomst versiersel = paruur = verfraaiing = ornament = aankleding = siersel = versiering bevooroordelen = vooroordeel = partijschap = neiging = partijdigheid kompasbeugel = cardanische zebracode = zebra = streepjescode miltvuur = antrax brandstoftank = stortbak = opslagtank = reservoir = tank rotsblok = zwerfblok = kei = zwerfkei = keisteen strip = stripverhaal = beeldverhaal = stripboek = comic voorhoofdsholte-ontsteking = sinusitis = bijholteontsteking = voorhoofdsholteontsteking vluchten = weglopen = ontvluchten = vlieden = spankeren = ontsnappen = wegvluchten = knijpen angstig zijn = aanstoot geven splinter = partikel = deeltje = splintergroep = vuiltje = vijlsel kielzwaard = midzwaard tree = trede aks(t) = bijl = houthakkersbijl = akst = aks = hakbijl = strijdbijl opstelling = in gebruik nemen = attitude = gedraging = habitus = stelling = formatie = gedragslijn = houding halfklinker = halfvocaal bolsjewist = bolsjewiek = marxist opdagen = omslag = manchet kinematica = bewegingsleer worstebroodje = worstenbroodje = saucijzenbroodje = saucijzebroodje depilatorium = ontharingsmiddel water = majem = zoetwater cohesie = samenhang = coherentie = eenheid opstaan = outfit = opkomen = rijzen = tenue = rebelleren = revolteren absorberen = bezighouden = in beslag nemen waarschuwing = maning = aanmaning = sommatie = borg = voorbehoud puinwal = koraalbank = koraalrif victorie = overwinning = zegepraal = winst = triomf = zege dialoogvenster = gesprek = dialoog mollen = ombrengen = omleggen = doden = om zeep helpen = moeren = killen = om het leven brengen = vermoorden = koud maken = kapotmaken = liquideren = afmaken krantenpapier = nieuwsblad plaatshebben = tot stand komen = doorgaan = gebeuren = spelen = plaatsgrijpen = voltrekken = plaatsvinden = overstag gaan referendum = volksreferendum = volksraadpleging = plesbisciet = plebisciet = volksstemming astronautiek = aeronautiek = luchtvaart = ruimtevaartkunde = luchtvaartkunde = aeronautica vooruitlopen = anticiperen laarzen = wellington = Hessisch = kaplaars hymne = tussenzang = lofzang = kerkgezang = kerkzang = loflied = gezang = cantus tweede-kansonderwijs = volwassenenonderwijs = andragogiek = volwasseneneducatie = tweedekansonderwijs = andragogie visserij = visgrond = visindustrie = stek staatskas = rijksschatkist = staatsruif = rijkskas = schatkist parel = parisienne = korrel = kraal = druppel = drup = drop achterdocht = wantrouwen = suspicie = verdenking = argwaan = argwaan koesteren dissen = voorschotelen = belediging = opdienen = krenken = voorzetten = opdoen = dienen = opdissen = affronteren = uitschelden = serveren = kwetsen = beledigen hagedis = te hulp komen = hagedissen voorwerk = preparatie = voorbereiding kiften = bekvechten = twisten = ruziën = redetwisten = overhoopliggen projectiel = raket alpenden = arve grauwtje = grisaille fijngevoeligheid = teerhheid = diplomatie = discretie = tact = kiesheid = gevoeligheid = fijnzinnigheid luchtzuiveringsinstallatie = luchtfilter pachtgrond = pacht opiniepeiling = demoscopie = poll = enquete = opinieonderzoek paprikapoeder = paprika uitloper = lot = voorgebergte = rank = spruit = loot = afzetsel = zijtak = poot = zenuwvezel = groei = scheut = schoot = telg leenman = leenheer = grootgrondbezitter metrostel = ondergrondse = metro floreren = opbloeien = bloeien = prospereren = gedijen = welvaren = tieren metathesis = metathese = letteromzetting = letterverwisseling bloemenspuit = vernevelaar = verstuiver = flitspuit = plantenspuit vouwen = plooien grip = greep = houvast gieten = pijpenstelen regenen toonkunstenaar = muziekbeoefenaar = muzikant = instrumentist = speler = musicienne = musicus = instrumentalist beenmerg = merg zakken = verlagen = zinken = hoogteverschil = bezinken = afdalen = mankeren = afzakken = verzakking = afbrokkelen = dalen = inzakken = buizen = neervallen vergunninghouder = licentiehouder haardkleed = haardkleedje overmannen = verpletteren = overrompelen = overweldigen = overvallen = overmeesteren preambule = prelude = voorspel = preludium = voorwoord = inleiding = aanloop = introductie = intro = entree royalist = monarchist plaveien = verharden = bestraten turquoise = turkoois stank = stinken = damp floss = floszijde = tandzijde piespot = pot = po = nachtspiegel = pispot publikatie = uitgave = publicatie redden = bevrijden = behouden = verlossen hertebok = hertenbok uitbuiter = uitzuiger = hyena = woekeraar = gier gruwen = verafschuwen = afkeer hebben = verfoeien = haten = walgen = gruwen van = gruwelen van = walgen van = verwerpen insolvabiliteit = onvermogen eufemisme = verbloeming beklagen = bejammeren = lamenteren = jammer vinden = kankeren = betreuren = reclameren = bewenen = treuren om doorgeven = doorzenden = verschepen = voeren = communiceren = overbrengen = doorsturen = nazenden hondsdolheid = razernij = rabiës Asklepios = Asclepius oerbeeld = oervorm = archetype = prototype = grondvorm = type pornografie = porno = erotiek vinaigrette = kruiwagen provisie = commissie = wat is je baan? = afsluitpremie vijfkamp = pentatlon onkruidverdelger = herbicide = onkruidverdelgingsmiddel speer = lans = werpspies = geer = spies = spiets bedrijvigheid = activiteit = drukte lijmschroef = lijmknecht = lijmklem = lijmtang = sergeant = lijmpers rinitis = kou = neuscatarre = verkoudheid = neusverkoudheid sneeuwschuiver = sneeuwruimer = sneeuwploeg wegvagen = gummen = uitvlakken = uitvagen = gommen = wegvegen = stuffen dribbelen = druppelen volmachtigen = vergunnen = machtigen = committeren = mandateren = autoriseren vitaliteit = levenskracht = levendigheid = sappigheid vloeipapier = vloeiblad = vloeimap = sousmain = vloei = vloeitje = onderlegger traangas = CS-gas Aramees = Officieel Aramees vergelijking = metafoor = beeldspraak = gelijkenis bewoonde wereld = civilisatie purgeerdrank = laxans = laxatief = purgeermiddel = purgans = purgatief = laxeermiddel mondspoelmiddel = gorgelen = mondwater garneren = sieren lappen = dokken = redresseren = betalen = verstellen = herstellen = lijmen = neertellen = neerleggen = repareren = maken = verbeteren = schokken skelter = trapauto = handwagen password = sjibbolet = wachtwoord = consigne = parool = paswoord = sleutel puntdicht = hekelrijm = epigram gloed = enthousiasme = begeestering = elan = schijn = schijnsel = flonkering = schittering = glinstering = vuur = fonkeling = geestdrift = levendigheid = ijver modernisme = moderniteit schaaf = schaafmachine = schaafbank morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad dreinen = kreunen konvooi = trein = karavaan = begeleiding = vrijgeleide neiging = zwak = aanleg = vooroordeel = inclinatie = partijdigheid = aandrang = trend = preferentie = geneigdheid = aandrift = voorliefde = partijschap = bevooroordelen = voorkeur opbeuring = ontlasting = leniging = verlichting = verzachting winstcijfer = winst = winstcijfers = baat = profijt = baten = gewin renaissance = revitalisering = opleving = opbloei = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = revival = herleving = oprisping = wedergeboorte veronachtzamen = minachten wijs = trant = mode = wijze = modus = manier = aanpak = stijl ingooi = inworp = lijnworp zwartboek = zwarte lijst makroon = bitterkoekje = makaron = makron fysische geografie = fysiografie = natuurbeschrijving emitter = zender timmerman = houtbewerker ontwaken = wakker worden = wekken = zich opwekken bouwnijverheid = bouwbedrijf = bouw = bouwsector = bouwwereld voordrachtskunstenaar = voordrachtkunstenaar = voordrager = declamator poelier = eierboer snotteren = sniffen = grienen analiste = chemicien = systeemanalist smurrie = slijm = vuil = modder = stroperigheid = slobber = slik = bagger = vuiligheid = slijk = derrie = viezigheid = prut = blubber = afval = brij = slib modaliteit = proviso = beding = voorwaarde = bepaling = mits = stipulatie = voorbeding zwad = zwade uitladen = ontladen = lossen = toevertrouwen E.H.B.O. = eerste hulp = eerste-hulpverlening = EHBO = eerstehulpverlening hopeloosheid = patstelling = uitzichtloosheid = impasse grap = mystificatie = geestigheid = paskwil = plaisanterie = joke = grol = koddigheid = witz = gebbetje = bak = bedotterij = streek = mop = scherts = gekheid = poets rozehout = palissander = rozenhout wikkelen = involveren = mengen = betrekken = moeien vloeibare toestand = fluïditeit = vloeibaarheid Driehoek = driehoek opperdek = bovendek = hoofddek knokpartij = gevecht = kloppartij = handgemeen = vuistgevecht = vechtpartij voorwendsel = schijnreden = smoes = pretext = schijngrond = mom = dekmantel evangelieleer = heilsleer = evangelie halsketting = gareel = ketting = halsband = halssnoer = halssieraad = haam normering = maatstaf = criterium = toetssteen = standaard = norm = graadmeter doortastenheid = perseveratie = vastberadenheid = ruggegraat = persistentie = volhardingsvermogen = ruggengraat = lef = karakter = tenaciteit wapenfeit = prestatie = heldendaad = daad = exploit warmwaterzak = kruik = bidon = bedkruik vallei = dal woestijnplant = xerofiet concours hippique = springconcours arbeidsverzuim = ziekteverzuim = absenteïsme = (arbeids)verzuim valhelm = bromfietshelm = motorhelm overweg = spoorwegovergang achterlijn = baseline = zijlijn leerlooien = looien stijfsel = zaad = teelvocht = amylopectine = zetmeel = sperma = geil verzuring = luchtverontreiniging = luchtvervuiling ontvluchten = weglopen = vlieden = spankeren = ontsnappen = wegvluchten = knijpen = vluchten = ontvlieden vervoermiddel = transportmiddel = transport = vervoer debiteur = lener = gedelegeerde = schuldenaar wijsmaken = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = besjoemelen c.a.r.a. = cara pretenderen = beweren = aanvoeren = stellen detailonderzoek = onderzoek = beproeving = diepte-onderzoek = proef = diepteonderzoek = verificatie = test gifangel = angel verschot = lumbago = spit accommodatie = aanpassing = assimilatie = adaptatie = modificatie ultraviolette straling = UV-licht = ultraviolet licht onbetaald verlof = verlof dalmatiër = Dalmatische doordringbaar = permeabel pijnlijke ruwe plek = opgewarmd door wrijving = ergernis = schaafwonde keyboard = klavier = toetsenbord verzetsbeweging = ondergrondse = verzetsorganisatie = verzet om de hete brei dansen = rond de pot draaien = draaien = dubbelzinnig spreken = liegen = terugkrabbelen = afwijken = om iets heen draaien blauwbekken = koukleumen = vernikkelen = verkleumen = kleumen Islamitische Republiek Pakistan = Pakistan = driemaal is scheepsrecht pets = klets = tik = pats = tikje = mep panty = collant demoscopie = poll = enquete = opinieonderzoek = opiniepeiling negotie = commercie = handelsgoederen = business = waar = zaak = waren = handelsverkeer = commerce = handelswaar = koopwaar = spul = handel godenspijs = ambrosia = ambrozijn dystopie = antiutopie xi = gekkengetal = elf = ksi pneumonie = longontsteking spoorrijtuig = wagon = rijtuig = treinwagon sherry = xereswijn = xeres vlinderdas = strikje reinigingsmiddel = schoonmaakmiddel = poetsmiddel = loog uit de kast komen = uitkomen verstijven = bevriezen = vriezen = verstrammen = invriezen loodvergiftiging = saturnisme evolutie = toer = slag = fylogenie = fylogenese = aswenteling = rotatie Luxemburger = Luxemburgse = Letzeburger boog = schietboog = pijl en boog inviteren = uitnodigen = noden = nodigen = vragen = uitnodiging verloopstekker = reisstekker = adapter = wereldstekker opschuiven = vertragen = omhoogduwen = temporiseren = verschuiven = opschorten = kruipen = uitstellen = talmen = oponthoud = rekken = opduwen = verdagen = aanhouden poetsmiddel = glansmiddel = reinigingsmiddel = schoonmaakmiddel = glans = poets uitdossen = aandoen = dragen = opzetten significatie = betekenis = bedoeling = inhoud = zin boeddha = Boeddha slangenkop = slangekop karrewiel = karrenwiel Transfiguratie = gedaanteverandering = gedaanteverwisseling = Gedaanteverwisseling = metamorfose = herschepping Cubaanse peso = peso vuur = enthousiasme = begeestering = elan = laai = bestoking = geestdrift = gloed = beschieting = levendigheid = vlam = ijver middenhersenen = mesencephalon gedragen = zich gedragen = doen = spelen kwekerij = groenbedrijf = groentekwekerij = tuinderij meervoud = pluralis vertaalwoordenboek = dictionaire = lexicon = woordenboek pacificatie = vredesluiting bommetje = kanonskogel audiocassette = band = cassettebandje = magneetband = tape = geluidsband = bandje = geluidscassette = cassetteband mastiek = mastaka stijg = strontje = gierstkorrel tafelen = verbruiken = vreten = eten = maaltijden = consumeren = nassen = nuttigen = bikken wolvin = teef nephuwelijk = mariage de raison = schijnhuwelijk = verstandshuwelijk snuit = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk diverteren = amuseren = verstrooien = vermaken = onderhouden = entertainen vlinders in de buik hebben = Europa vakcentrale = syndicaat = vakfederatie = vakbond = vakverbond = vakorganisatie = beroepsorganisatie = vakvereniging = bond behelzen = neerkomen = omvatten = herbergen = veroorzaken = betekenen = inhouden = insluiten = beduiden = met zich meebrengen = includeren = zeggen = tot gevolg hebben doorbladeren = doorzien = doorkijken pittabroodje = shoarmabroodje = pitabroodje zigeunerin = gipsy = Roma = zigeuner voorzien = zorgen voor = vooruitzien = voeden = voorzien van = toeleveren woekerplant = parasietplant = epifyt = gastplant = parasiet spelletje = gezelschapsspel = spel = potje vossenbont = vos = vossebont nagelolie = kruidnagelolie handeltje = zaakje tv = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast aarddraad = aarde = aardleiding = aarding = aardverbinding noen = middag = middaguur innige deelneming = compassie = condoléance = rouwbeklag = medeleven = condoleantie = deelneming winterkleren = wintergoed waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma zwikkie = zwik = zaakje vermaking = erflating = versterving = legaat = boedel = successie = versterf = erfenis = nalatenschap assistentie = hulpverlening = hulp = bijstand = hulpbetoon = medewerking = assistent = steun voortbrengen = verwekken = produceren = opwekken = veroorzaken = dragen justificeren = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen Tasmania = Tasmanië doorzwoegen = aanpoten = aanpezen = doorwerken truuk = handigheid = kunstgreep = truc = list = kneep = sluwheid stomp = vuistslag = beginnetje rokband = gordelriem = ceintuur = band = riem = gordel = broeksband onderafdeling = vakgebied = tak = subafdeling pushen = annonceren = adverteren = promoten = promoveren = aankondigen broodkruim = kruim = broodkruimel = kruimel = morzel toiletteren = opschikken = opkalefateren = optutten neveneffect = spin-off = bijeffect = bijverschijnsel = bijwerking poepdoos = wc = kakdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = bestekamer = toilet koffiehuis = theehuis = café = espressobar = coffeeshop = koffiebar beschermingskap = kap = motorkap stoofschotel = stoofpot = pot-au-feu = estouffade speeldoos = speelklok = muziekdoos winstmarge = winstpercentage off-day = offday = baaldag nevelkamer = nevelvat koningskruid = basilicum brein = denkvermogen = rede = zenuwcentrum = hersenen = geest = nous = psyche = hersens totaal = som = totaalbedrag geboortengolf = geboortegolf = Babyboom = babyboom genitivus = genitief gelukken = lukken = gaan = slagen verklikker = sensor = detector = axiometer = flapuit = voeler = roerverklikker epitheton ornans = epitheton plezier = opgewondenheid = pret = geneugte = lol = ontspanning = opwinding = genoegen = amusement = vreugde = opvrolijking = vermaak = genot duidelijkheid = verstaanbaarheid = begrijpelijkheid = klaarheid = helderheid soutane = priestergewaad = toog = priesterkleed = toga parlementsverkiezing = algemene verkiezingen = parlementsverkiezingen monnikspij = habijt = monnikengewaad = pij = kap = ordekleed metaaloxyde = roest = corrosie belenen = verpanden zelfverloochening = zelfopoffering = verloochening huiswerk = taak = voorbereiding = schoolwerk = huistaak = huisarbeid = thuiswerk demon = Boze = Beëlzebub = monster = deugniet = mefisto = duivel = droes = satan = lucifer = Mefisto = demoon = Satan = hellevorst = morgenster marshmallow = heemst regelweerstand = reostaat rijpen = ontwikkelen = uitgroeien = ontplooien versoberen = vereenvoudigen = versimpelen = vergemakkelijken passant = voorbijganger grafgewelf = krocht = grafkelder = crypte column = kolom = rubriek dambord = schaakbord strafpeloton = vuurpeloton = executiepeloton pronomen = voornaamwoord demontage = ontmanteling steengoed = gres = steenwerk = keramiek kamerorgel = orgel = harmonium = huisorgel cipressenboom = cipresseboom = cipres invité = gast = genodigde hangertje = hanger inclinatie = aandrift = geneigdheid = glooiing = aandrang = neiging sterke zuidelijke wind = zuiderstorm = zuidenwind bescheid = uitsluitsel wijnkaraf = wijnkan = waterkan = karaf afperser = oplichter = chanteur Holle frasen = bombast = lyrisme = gezwollenheid = pathos = retoriek database-managementsysteem = dbms = DBMS eigenaardigheid = rariteit = eigenheid = vreemd geval = jargon = persoonlijke eigenaardigheid = hebbelijkheid = eigenzinnigheid wennen = plegen = gewennen plaattektoniek = tektoniek = platentektoniek = schollentektoniek stationsrestauratie = snackbar = buffet = frietkot koerspaard = renpaard brevis = breve krieuwelen = kriebelen = kietelen stroomnimf = najade = nereïde = undine = watergodin = waternimf cleresie = geestelijken = Cleresie quarantainehaven = quarantaineperiode = quarantaine samenvallen = coïncideren dakspant = dakspar = spar = spantrib bankieren = bank = bankiershuis = bankinstelling jogger = trimmer SF = sciencefiction = science fiction afsterving = gangreen = necrose paastijd = paasweek = passieweek = lijdensweek = Goede Week tamme kastanjeboom = tamme kastanje ongeletterde = analfabeet knip = geldzak = beurs = zak = geldbuidel = geldtas = portemonnee = vingerknip = prikkel spaarpot = spaarcenten = potje = kluisje = appeltje voor de dorst = spaargeld = spaarvarken paprika = peper = paprikapoeder derailleur = trein mefoxine = cefalosporine voetganger = voetgangers- ruggemergszenuw = ruggenmergszenuw koolteer = teer = steenkolenteer = hars = pek = steenkoolteer = pik papzak = bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = dikkerd = vetzak = vleesklomp = fats cateringbedrijf = cateraar sotternie = boerde = klucht kabelpont = gierbrug = gierpont scheids = umpire = arbiter = scheidsrechter = fluitist pleiten = raden = verdedigen = adviseren = behandelen = aanraden plaatsgrijpen = plaatshebben = voltrekken = plaatsvinden = spelen pelgrimage = hadj = pelgrimsreis = pelgrimstocht = bedevaart alternator = wisselstroomdynamo = wisselstroomgenerator lijkverbranding = crematie extract = kort overzicht = fragment = passage = epitome = uittreksel = samenvatting = aftreksel = treksel = excerpt detecteren = opsporen = ontdekken = vinden donkere kamer = doka formule = voorschrift = chemische formule = formaliteit = conventie = mores = regel verkennen = exploreren schare = drom = mensenmassa = heir = myriade = massa = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = hele volksstammen = mensenzee = meute = sleep borg = obligatie = pandgoed = borgsom = pand = securiteit = landhuis = waarschuwing = onderpand = zekerheid = garantie = waarborg = verzekering = voorbehoud = schuldbekentenis lottrekking = loterij = lotto = loting reorganiseren = herschikken renegaat = spaardeposito = besparing = spaargeld sneeuwhut = iglo = eskimohut = ijshut equator = linie = evenaar = evennachtslijn perzikboom = perzik nasnuffelen = navorsen = naspeuren = rondsnuffelen = nawroeten gastronome = lucullus = gastronoom = fijnproever = Bourgondiër = lekkerbek chief = stamhoofd = leider = chef = hoofd = dorpshoofd = opperhoofd overdelen = overgeven vereniging = club = verbinding = junctie = sociëteit = bijgedachte = samenvoeging = gilde = aggregatie = samenleving = gezelschap = orde = conjunctie = associatie gemier = gezanik = gezemel = geëmmer = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur rare = koekenbakker = geitebreier = prentenboek = eigenaardige = geitenbreier = buitenbeentje = koekebakker = creatuur = excentrieke = krotenkoker = weirdo = nummer = snuiter = knakker = portret = schepsel = lafaard = zonderling = exentriekeling vazalstaat = zijrivier zeepbel = utopie = luchtspiegeling = dagdromen = dagdroom = luchtkasteel = illusie toekomstdroom = luchtkasteel dichtmaken = dichten = sluiten = dichtdoen = toedoen end = slot = finale = einde = eind Mefisto = Boze = demon = Beëlzebub = demoon = Satan = mefisto = duivel = droes = hellevorst = satan = lucifer = morgenster handelsgeest = zakengeest = mercantilisme = koopmansgeest schrijden = doorstappen troost = vertroosting beek = kreek = vliet = stroom = waterloop afzender = verzender vleespen = vleespin joke = geestigheid = plaisanterie = koddigheid = witz = gebbetje = bak = grap = mop redenering = redenatie = logica = filosofie = gedachtegang aanbrengen = toepassing = sollicitatie = softwarepakket transpiratievocht = zweet = Sudor = transpiratie dehydratie = drainering = ontwatering marge = brutowinst = randgebied = grensgebied = verkoopsmarge = perimeter = opmaak = kantlijn = omgeving = omtrek onelegant = onbevallig pull = pull-over = stoppen = pullover binnendringen = ingaan = opstappen = binnengaan vastrijgen = rijgen = aanrijgen klandizie = zaken = zakenleven = businessclass = bedrijf = zaak = onderneming = vak zeekreeft = kreeft stekelbes = klapbes = kruisbes Kb = kilo-byte = kilobyte = kb kruidnagelolie = nagelolie heterofiel = hetero = heteroseksueel neerploffen = neerzakken = neervallen = neerzinken klipgeit = berggeit = steengeit rondlummelen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen Fransen = Frans mouwband = bandjes = armband schijnmanoeuvre = afleidingsmanoeuvre = overstapje = schaar = schijnstoot = schaarbeweging = schijnbeweging tempel = tabernakel gebedsgenezing = hagiotherapie = handoplegging ploertendoder = matrak = wapenstok = gummiknuppel schenkel = onderbeen Sesotho = Zuid-Sotho aftreksel = extract = parfum = essence = treksel begripsbepaling = definitie = omschrijving = scherpte fysicalisme = materialisme Republiek Letland = Letland dagtekening = datum = datering hallucinatie = waanidee = waan = spooksel = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma geneesmiddel = medicament = heelmiddel = geneeskunde = medicijn = artsenij = farmacon innoveren = introduceren = implementeren = initiëren = invoeren = overschakelen = doorvoeren = instellen = overgaan meteoroliet = meteoriet ontoereikendheid = onvolkomenheid = deficiëntie = gemis = tekort = krapte = gebrek tijdplan = plan = dagindeling = agenda = schema = tijdschema = programma = tijdpad klokkenspel = carillon strohoed = Panama = panamahoed opspringen = voordringen = springen = opschrikken geitenkaas = geitekaas raadzaal = bestuurskamer = raadszaal = directiekamer alpinomuts = alpino = alpinopet = baret tegenstrever = anti = wederpartij = tegenstemmer = antagonist = tegenstander = tegenpartij = opponent verpanden = belenen Doema = doema verpleegtehuis = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardenoord = bejaardentehuis = bejaardenhuis = verpleeginrichting = verpleeghuis = verzorgingscentrum stompstaartje = wipstaart haar = haardos = kuif = hoofdhaar = plantenhaar = plantehaar = beharing = pruik anatomiseren = ontleden pacifisme = antimilitarisme pijnhout = dennehout achterzijde = ommezijde = achter = achterkant maar = bedenking = bezwaar fancy-fair = bazaar urinoir = pisbak = piesbak = waterplaats = urinaal = waterbak woordraadsel = hersenbreker = raadselachtige zaak = enigma = raadsel kiezen = stemmen = blieven = schiften = uitverkiezen = opteren = believen = uitzoeken = verkiezen = uitkiezen = goedachten = selecteren nuttig = behulpzaam machteloosheid = onmacht cultuurbarbaar = Filistijnse iguana = leguaan spoorverbinding = lijn = aansluiting = treinverbinding = verbinding biels = dissel = straal = bundel tuba = sousafoon rijksweg = autoweg = A-weg = autostrade = autobaan = snelweg = autosnelweg kromlopen = buigen contingentie = onvoorspelbaarheid herstructurering = herschikking rotan = griend = rijshout = rijs = griendhout groenhout = Greenwood weddenschap = inzet = pot pianola = pianist uitspansel = hemelboog = hemelgewelf = luchtruim = firmament = hemeldak = hemelblauw = hoogte = hemel = zwerk = lucht duvelstoejager = duivelstoejager = factotum = duizendpoot = manusje-van-alles Brie = brie blindedarm = blinde darm = appendix alleenverkoop = alleenrecht = monopolie struikelen = uitglijden coprologie = scatologie elleboogbuiger = biceps = armbuigspier voorlichten = inlichten = informeren = verwittigen confidentie = vertrouwelijkheid = ontboezeming onderhoudstechnicus = technicus = technoloog = techneut = ingenieur overvleugelen = overtreffen = voorbijstreven = ontstijgen = overstijgen = overstralen = verbeteren = uitstijgen = uitsteken zakjapanner = zakrekenmachientje floppy(disk) = diskette = floppy disk = flop = floppie = floppy = floppydisk heerlijkheid = grandeur = Groenen = grootsheid = praal = pracht = lekkernij = glans = traktatie = groen = luister = majesteit = schittering = zaligheid = sinopel = liflafje = lekkers = zevende hemel = gelukzaligheid Staat Israël = Israël alliëren = legeren netbal = netservice spontaneïteit = spontaniteit brij = slijm = stroperigheid = smurrie = blubber = pap kunstgebit = tandprothese = gebitsprothese = gebit gepiep = gesjilp = getjilp behoudzucht = conservatisme misverstand = malentendu = verkeerde interpretatie = misvatting = beoordelingsfout patroonheilige = beschermheilige = patrones = patroon = schutspatroon = schutsheilige = kerkpatroon blootstellen = onthullen = blootleggen = onderwerpen slingeren = zwaaien = rondslingeren = zwerven = rondzwerven ingeburgerde = bewoner = ingezetene = inwoner = stamgast gemengde berichten = assortiment = mengeling linoleumsnede = lino doemdag = laatste oordeel = dies irae = doemsdag = oordeelsdag = dag des oordeels aanstoken = aanzetten = opzetten = ophitsen = opstoken = opruien = aanhitsen doe-het-zelver = manusje-van-alles = klusjesman opschrift = hoofding = hoofd = hoofdje = titel = bijschrift = legenda = kop = tas = inscriptie cassetteprojector = filmprojector = cinematograaf uitkammen = kammen dweper = fanaticus = fanaat = onverdraagzame = onverdraaglijke = gedrevene = fanatiekeling = zeloot = freak visionair = ziener oorlogsgod = krijgsgod raketinstallatie = lanceerinrichting weerglans = terugkaatsing = reflex = weerkaatsing = reflectie = weerschijn = weerschijnsel = weerspiegeling reductie = afname = aftrek = afneming = rabat = korting = vermindering = omzetpremie = terugval = remissie = inkoken = franchise = discount = verlaging = daling = mindering = aftreden = inkrimping = afslag omtrek = buurt = milieu = omstreken = periferie = randgebied = grensgebied = perimeter = contreien = kader = omstreek = contouren = kantlijn = wijk = marge = buitenkant = nabijheid = omgeving = contreie aspirator = aspirateur = zuiger communicatiemiddel = medium kattegejank = gekras = miauw = kattengejank hevige schok = reorganisatie vervolging = continuering = voortzetting = gerechtelijke vervolging = vervolg = hervatting = strafvordering = strafvervolging kernsplitsing = nucleaire fusie = splitsen = splitsing acclamatie = applaus = gejuich verwoesting = deletie = destructie = vernietiging = vernieling = chaos zakenbrief = handelsbrief snotaap = druipneus = snot = neusvocht = loopneus = snotneus bokkenbaard = bokkebaard tweedekansonderwijs = volwassenenonderwijs = andragogiek = volwasseneneducatie = andragogie = tweede-kansonderwijs verdoemen = verwensen = vervloeking = vervloeken = vloek = vermaledijen geloofsleer = godsdienstleer = geloofsovertuiging verspreiden = rondstrooien = rondbazuinen = verbreiden = uitzwermen = verspreiden boven = uitbrieven = rondbrieven = uitwaaieren = armen en benen uitspreiden = uitdragen native = inwoner = ingeborene = autochtoon bladverlies = ontbladering verstekblok = verstekbak oudste beroep ter wereld = doodslag = moordenaar = moord waak = wake oogsten = oogstlied = oogst = sprokkelen = oprapen = oppikken = inzamelen = verzamelen wijnbouwer = vinoloog = wijnboer opening = hol = gaatje = gat = gang = diafragma = holletje = mond = gehoorgang = buis = vacature = lichaamsopening somnambulisme = slaapwandelen welvarendheid = prosperiteit = welstand = voorspoed = welvaren reservist = plaatsvervanger = interimaris = plaatsbekleder = substituant = substituut inboedel = boedel = meubilering = inventaris = meubilair = huisraad pureren = malen = verbrijzelen smiley = emoticon two-step = twostep kruiper = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd engeltjesmaakster = aborteur = engeltjesmaker voortplantingsorganen = geslachtsdelen = voortplantingsorgaan = kruis = geslachtsapparaat = genitaliën = geslacht = geslachtsdeel = geslachtsorgaan luchten = drogen = ventileren lawrencium = LR intrigeren = pakken = biologeren = fascineren = boeien = kuipen incalculeren = instellen = begrijpen = meetellen = rekenen = rangschikken = inbouwen = meerekenen = onthouden koukleumen = blauwbekken = vernikkelen = verkleumen = kleumen bewaken = wachtlopen regime = dieet rekenfout = misrekening hoofdwerk = meesterstuk = gildeproef = proefstuk = meesterwerk = chef-d'oeuvre kakdoos = wc = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = bestekamer = toilet hippen = huppelen = hippelen = huppen stapelwolken = onweerswolk = cumulonimbus omarmen = omvatten = aan de borst(en) drukken = trouwen = knuffelen = omhelzen = omvangen = in de armen nemen = met opstrijkmes = steker = pleisterspatel = spatel gevangenenkamp = interneringskamp kinderjaren = jeugd bezetten = occuperen = beslaan = doen begeerlijkheid = affiniteit = zuigkracht = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = sex-appeal = bekoring = aantrekkelijkheid = wenselijkheid quatre-mains = duo = duet herkrijgen = achterhalen = hervinden = terugkrijgen = terugvinden = weervinden klompvoet = horrelvoet haastwerk = Quicky = vluggertje babybox = box kleumen = blauwbekken = koukleumen = vernikkelen = verkleumen figuurzaag = fineerzaag = decoupeerzaag = fretzaag perzikenboom = perzik = perzikeboom fork = vork beginneling = schacht = broekje = beginner = beginnelinge = debutant = vlasbaard = nieuwkomer = groentje = nieuweling = groene = starter = melkmuil insider = ingewijde ijsklontje = ijsblokje herstel = lapwerk = genezing = terugwinning = convalescentie = genezingsproces = revalidatie = redres = stopwerk = regeneratie = reconvalescentie = recuperatie = herstellingswerk = beterschap = rehabilitatie = renovatie = reparatie = heling loyaal = trouw verwonderd = verbaasd = verrast spindel = as = spil gedraging = habitus = attitude = gedragslijn = opstelling = houding regenpijp = gootpijp = draineerbuis = drain schijnwaarheid = waarschijnlijkheid dadelpalm = dadel voorschotelen = opdienen = dissen = voorzetten = opdoen = dienen = opdissen = serveren didactiek = cursus = pedagogiek = opvoedkunde = les = opvoeding = onderwijs = pedagogie = instructie = onderricht gekwebbel = gebabbel = gezwets = gekwetter = geleuter = gezwam = gelul = geklets herstellen = verhelpen = lappen = redresseren = verstellen = lijmen = beteren = repareren = terugzetten = opnieuw aanstellen = maken = verbeteren gastenkamer = logeerkamer inham = baai Cheddar = cheddar velvet = fluweel = manchester dieventaal = omgangstaal = koine = boeventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = vakjargon = Bargoens = kunsttaal bouwwerk = bouwen = pand = perceel = constructie = huis = bouw = gebouw greppel = sloot oude vrijster = ongehuwde vrouw = spinner hydropsie = waterzucht = zwelling = oedeem = zucht herkennen = sympathiseren maffen = snurken = meuren = rusten = slapen = sluimer = slaap = bronzen = keveren = knorren = pitten stemmachine = votometer = votomachine omtoveren = metamorfoseren kinderachtig = infantiel = onvolwassen = juveniel verdonkeremaning = ontvreemding = malversatie = verduistering persagentschap = nieuwsdienst = persbureau = nieuwsagentschap sommeren = optellen = toevoeging = adjunctie = sommering ingang = toegang = deuropening = trefwoord = intrede = invoer = hoofdwoord = binnenkomst = titelwoord = intocht = macht = entree = kracht lastercampagne = hetze = leugencampagne goniometrie = trigonometrie = driehoeksmeting vacuüm = leemte = leegte = gaping = hiaat = lacune = manco = luchtledig ponsoen = keur = keurmerk = keurstempel handelmaatschappij = corporatie = bedrijf = onderneming = firma = handelsmaatschappij percoleren = filteren suppositie = presuppositie = postulaat = hypothese = basisbegrip = premisse = grondbegrip = assumptie = presumptie = vooronderstelling veeltalige = talenkenner = meertalige = polyglot kaarsvet = ongel = talg distel = kaarde = kaardebol koraalbank = koraalrif = puinwal heihaas = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas onveranderbaar = onveranderlijk reservering = bespreking = plaatsbespreking = boeking slootwater = afwaswater tegenaanval = contra-attaque = counteren = tegenzet alchimist = alchemist basviool = contrabas = bas hamel = weer telefoonbotje = tinteldoos = weduwnaarsbotje Valetta = Valletta duikeling = instorting = val verbening = beenvorming = ossificatie grootouders = grootvader = grootouder lymfvatenstelsel = lymfatisch systeem = lymfevatenstelsel sleutelbeen = clavicula hardglas = veiligheidsglas = triplexglas tafel = cedel = tabel = dienstregeling = ceel = planning = kleitablet = programma provisorium = noodmaatregel = noodvoorziening = noodgreep = noodverband = provisorisch maanvis = paardenhoofd ar = arrenslede = arrenslee = slede = slee nachtgoed = nachtkleding oerknaltheorie = Big Bangtheorie immortelle = strobloem = droogbloem conjunctiva = bindvlies roven = plunderen = jatten = beroven = brandschatten = uitschudden = gappen = ontvreemden = stelen = bestelen = pikken estafetteloop = estafette gorgelen = mondwater = mondspoelmiddel versnelling = acceleratie = banketbakkersroom infrastructuur = grondorganisatie handwortel = achterhand = pols pessimist = zwartdenker = zuurkijker = zwartkijker = doemdenker huldebetoon = eerbetoon = eer = hulde = hommage dessert = nagerecht = toetje = toemaatje = toespijs aantal = tal = nummer = hoeveelheid = getal verwerpen = verafschuwen = afschieten = afkeer hebben = verfoeien = haten = afdanken = walgen = gruwen van = gruwelen van = walgen van = afleggen = uitdoen = gruwen = afwijzen = ontdoen zangboek = liedboek = kerkgezangen = kerkhymnen = zangbundel verdikken = aandikken = aankomen = stollen wentelen = zwelgen = kapseizen = omverwerpen = omslaan = kantelen mijnbouw = mijnarbeid = mijnontginning motorcross = gejaag betrekking = professie = stiel = beroep = post = werk = functie = baan = positie = dienstverband = job = métier = vak = relatie = contact = connectie = verhouding meerderen = vermeerderen = aanwassen = wassen = aangroeien = groeien AIDS = aids veldtocht = campagne schema = tijdplan = diagram = strategie = grafiek = bouwplan = plan = bouwtekening = dagindeling = bestek = agenda = tijdschema = figuur = programma = tijdpad = zonderling = kalender = wiskunde veroordeelde = strafkolonist staalproduktie = staalproductie een plezier doen = verplichten workshop = team = werkgroep grappenmaker = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = comediant timer = eierwekker converseren = praten = spreken = hebben = onderhouden uiteenlopend = divergerend dommigheid = domheid = flater = enormiteit = misser = misslag = stommigheid = zeperd = blunder = uitglijder = stupiditeit = misgreep = stommiteit = miskleun = ezelachtigheid besodemieteren = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen comperatief = vergrotende trap = trappen van vergelijking overhand = machtsoverwicht = voordeel = hegemonie = heerschappij = predominantie = suprematie = overwicht = dominantie = preponderantie kroonsieraad = kroonsieraden changeren = variëren = wijzigen = veranderen = converteren = altereren = modificeren = herscheppen = omzetten Vlad Dracula = Dracula gebitselement = tanden = tand wisselend = verwisselend = afwisselen = beurtelings = afwisselend rationalist = positivist = verstandsmens wandeling = plotse stijging = zwerftocht = loopje = tippel = dwaaltocht = voetreis = ommetje = voettocht = omzwervingen = wandelen = omzwerving = peregrinatie bontmantel = bontjas herdersstaf = staf leverbotziekte = galligheid miezeren = druppen = motregenen klipper = kniptang drijver = vlotter functionaliteit = effectiviteit = doeltreffendheid = doelmatigheid cenobiet = kloosterbroeder = monnik = kloosterling = convers = religieus = lekenbroeder = zuster = ordebroeder = frater = broeder = religieuze alarmerend = zorgwekkend baarmoederslijmvlies = endometrium spar = sparrehout = sparrenhout = dakspar = spantrib = dakspant kerndeeltje = kern = kiem = atoomkern bekleding = bekleedsel = polsteren = bedekking = stoffering jeuken = wriemelen sirocco = stofstorm = zandstorm keerpunt = monument = hengsel = hoeksteen = crisis = waterscheiding = breekpunt = mijlpaal bezonnenheid = behoedzaamheid = omzichtigheid = bedachtzaamheid = voorzichtigheid luchtvaart = luchtverkeer = vliegerij = aeronautiek = ruimtevaartkunde = vliegtuigbouw = vliegverkeer = aviatiek = aeronautica = astronautiek = vliegkunst = luchtvaartkunde = luchtvaartverkeer mengelmoes = pastiche = allegaartje = rapsodie = medley = potpourri = brokstukken = mikmak aureool = aura = nimbus = lof kleinering = moedeloosheid = verworpenheid = vernedering stort = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = deponie = ashoop = stortplaats = afvalhoop = afvalstort = asvaalt revolvertas = holster hondeziekte = hondenziekte persuasie = afspreken = overreding = overtuiging verven = schilderwerk = schilderen corpus = donder = lijf = bast = body = lichaam = ons aardse huis = corpus delicti bacterie = bacteriën ingenieur = technicus = onderhoudstechnicus = techneut = technoloog hoertje = hoer = prostituée = lichtekooi = temeier = cocotte = kalle = hip = prostituee = snol = gondel = slons metser = metselaar = steenhouwer huisjesslak = slak trektocht = tocht = reis = tour = trip = gang Quicky = haastwerk = vluggertje achterpoort = zijingang = achterdeur graflegging = uitvaartplechtigheid = rouwdienst = uitvaartdienst = begrafenis = uitvaart = teraardebestelling rist = sliert = trits = ris = slier = rits = serie katoenvezels = watten = katoen endeldarm = rectum bespoedigen = opschieten = jagen = haasten = vlotten = voortmaken = voortjagen = jachten = versnellen = verhaasten witgoud = platina strafmaatregel = bijval = steunbetuiging kaakbeen = bovenkaak zuiveringsactie = zuivering grenswacht = douanebeambte = grensbewaker = douane = grenswachter = douanier steven = achtersteven = achterschip boekworm = lettervreter = boekenvreter = boekenworm = boekenwurm open veld = landerijen = landouwen = platteland = land = provincie = grondgebied houtalcohol = houtgeest = brandalcohol = hydroxymethaan = methanol = methylalcohol wijnkenner = oenoloog sussen = tevreden stellen = kalmeren = bedaren = verzoenen = matigen = bevredigen hersenvliesontsteking = meningitis = nekkramp stormlamp = stormlantaarn rolborstel = roller = verfrol = verfroller zelfontplooiing = zelfverwerkelijking samentellen = bijeentellen = optellen douchecel = douche eiwitachtig = eiwithoudend afwaswater = slootwater knekelhuis = ossuarium = beenderhuis mesigit = missigit = moskee wederpartij = tegenstrever = anti = tegenstemmer = antagonist = tegenstander = tegenpartij = opponent zuurzakvrucht = zuurzak twistgesprek = onenigheid = woordenstrijd = onderscheid = redetwist = woordenwisseling = meningsverschil = dispuut = debat = verschil = redestrijd = pennestrijd = betwisting = twistpunt = polemiek = geschil = controverse ligstoel = slaapstoel bloemkrans = bloemenkrans = wrong = krans = kroon = grafkrans = rouwkrans kraken = afbreken = afkammen = openbreken = afzeiken = kloven = forceren = afkraken = veroordelen = afgeven = bersten = barsten = neerhalen fretboor = grondboor paardensport = paardrijden = ruitersport = paardesport = rijkunst propagatie = procreatie = reproductie = vermenigvuldiging = reproduktie = voortplanting zeespiegel = zeeniveau eiwithoudend = eiwitachtig kanoër = vaarder = kanovaarder = raderboot beeldhouwwerk = sculptuur = beeld cafeetje = bar = stammenee = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = pub = dranklokaal = kroeg constipatie = hardlijvigheid = verstopping = verstoptheid = obstipatie ongegeneerdheid = onbeschoftheid = onvervaardheid = gotspe = driestheid = brutaliteit kieskring = kiesdistrict paardenfokkerij = stoeterij = paardenstoeterij wimpel = pennoen = spandoek watervrees = hydrofobie Firenze = Florence = Florentië stal = beestenstal = levende have = veestal = koeienstal = landbouwhuisdier = veestapel = stalling = paardenstal = koestal = vee = stalletje buikje = balg = buik = rijstbuik = pens = abdomen = hangbuik = maag = embonpoint ouderejaarsstudent = ouderejaars spiraallijn = schroeflijn = krul = helix = schroef = spiraal rookkwarts = Cairngorm = rooktopaas ellende = malaise = gedonder = ruwheid = ondraaglijkheid = beroerdigheid = misère = treurigheid = ontbering = miserie = trammelant = in het land der blinden is eenoog koning = gelazer = narigheid = rottigheid stranden = falen = vastlopen reageerbuis = proefbuis leunen = uitwijken = overhangen = overhellen = bouwen = vertrouwen = geloven = steunen = verlaten = rekenen = rekenen op Guangzhou = Kanton pannekoek = pannenkoek Tinder = aanmaakhout oude zeur = onderontwikkeld = walghvogel kikkerland = Koninkrijk der Nederlanden = Nederland = Holland handeling = nummer = actie = gang = act = verrichting = verrichten = doen = akte pulsar = neutronenster sigarepeuk = sigarepeukje = sigarenpeuk = sigarenpeukje distilleerderij = destilleerderij = stokerij = alambiek = branderij uit het hoofd praten = ontraden vernielen = afbreken = slopen = verwoesten = vernietigen overgieten = rondschenken = overschenken = decanteren gymnastiek = gym enkelvoud = simplex = singularis gentleman = meneer = heer = mijnheer rekening = nota = berekening = kruisje = beer = factuur kaastaart = kwarktaart geslachtscel = kiemcel leervet = Dubbin middelpuntvliedende kracht = centrifugale kracht deodorant = deo = anti-transpiratiemiddel aspis = adder verzamelen = oppikken = samenkomen = inzamelen = bijeenkomen = sprokkelen = verenigen = oprapen = oogsten bat = paddel = batje zich bescheuren = snaarinstrument hoogachten = ophebben = hoogschatten = waarderen = respecteren = verwaardigen = achten scheppingskracht = vindingrijkheid = creativiteit = vindingskracht = inventiviteit Kaap-Verdische eilanden = Kaap-Verdische Eilanden = Kaapverdië = Kaapverdische Eilanden sponde = bedstede = nest = bed = ledikant = legerstede heilgymnastiek = fysiotherapie = bewegingstherapie = kinesiatrie terrorist = terroristisch = terreurpleger = terroristische monniksgier = zwarte kraai zaal = hal = zift = lokaliteit = zeef = aula = auditorium = gehoorzaal ganzenvoet = ganzevoet samengroeien = synthese = samensmelting = coalitie kokkelen = kakelen inzet = pot = oplettendheid = applicatie = alertheid = weddenschap = acht = overgave = toewijding = ijver wrong = bloemkrans = krans = kroon = grafkrans = tres = haarvlecht = haarlok = bloemenkrans = toet = vlecht = haarstreng = haarwrong = rouwkrans neerslagen = kritiseren droefgeestigheid = neerslachtigheid = moedeloosheid = somberheid = gedeprimeerdheid = depressiviteit = zwaarmoedigheid = verslagenheid = misnoegdheid = zwartgalligheid = bedruktheid = dysforie = treurnis = triestheid = depressie = dofheid = somberte poosje = tel = wijl = uur = tijdje = ogenblik = tijd = poos = momentje = stonde = periode = ure = moment = tijdstip = een hele tijd ontsluiten = opendoen = opengaan = ontgrendelen = openzetten = openen = openmaken metaalslak = slak = del = slakken prolepse = leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = geloofsartikel = dogma = belijdenis = wijsbegeerte = isme = doctrine witlof = witloof stopsein = verkeerslicht = stoplicht = stopsignaal Spaanse ras van kleine paarden = loopkraan bedelen = bietsen = schooien = schooieren evasie = ontsnapping = ontwijking = uitvlucht het hoofd gebruiken = dunken = peinzen = denken = de hersens inspannen = reflecteren = de hersens laten werken = nadenken moraal = moraalfilosofie = zeden = ethiek = moraaltheologie = moralisme = zedenleer = moraliteit = zedenkunde = zede = moraalwetenschap Honolulu = Honoloeloe stamtaal = moedertaal = moerstaal haringvleet = drijfnet = vleet = haringnet agitator = onrustzaaier = oproerkraaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = volksmenner = onruststoker = stokebrand = provocateur = volksleider = demagoog = paniekzaaier = woelgeest = opruier = herrieschopper UNQ = rutherfordium kleinkunst = floorshow = cabaret = floor-show = cabaretprogramma onmogelijk maken = onbruikbaar maken = uitschakelen = deactiveren = ongeschikt maken = onklaar maken Srbija = Servië slibberigheid = gladdigheid = gladheid verbruiksgoederen = consumptiegoederen = consumptie-artikelen differentiëren = afleiden = onderscheiden = discrimineren authenticiteit = echtheid = originaliteit bericht = boodschap = tijding = mededeling = mare heptagoon = zevenhoek trustee = beheerder = mandataris moord = sluipmoord = aanslag = manslag = oudste beroep ter wereld = moordenaar = doodslag = attentaat = huurmoord geleuter = gebabbel = gezwets = gekwebbel = gekwetter = gezwam = gelul = geklets Glute = bilspier benedictijn = benedictines stembriefje = stembiljet = kiesbriefje snavel = waffel = bek = bekje = muil = wafel = snebbe = tater = kwek = nebbe = sneb = snater avondje = soiree = overnachting = nachtje = nacht = avondpartij = avond spetter = spet = meid = brok = poppetje = kanjer = pop = griet = stoeipoes = spat = babe = stuk = poes = lik stuwdam = keerdam = waterdam = stuw = barrage = waterkering = dijk = dam = schut olietanker = tankauto = tankwagen = olietankwagen voorhangsel = doek = lijkkleed = gordijn zee-engel = zeeduivel cantus = tussenzang = lofzang = kerkgezang = kerkzang = hymne = loflied = gezang storm = bui = gagel rijshout = griend = rijs = griendhout = rotan kleitablet = tafel espressokoffie = espresso(-koffie) = espresso festijn = banket = feestmaal = koningsmaal etui = pennenzak ambassade = ambassadegebouw vervallen staat = bouwvalligheid moerasgrond = moerasland = laagveen = ven = laagveengebied = moeras woonsituatie = woonklimaat = woonomstandigheden koeioneren = ontstemmen = pesten = kwellen = jennen = tergen = ergeren = irriteren = plagen = mishagen = misnoegen pekelen = inpekelen = inzouten = zouten technologie = techniek = toegepaste wetenschap altruïst = filantroop etage = etagewoning = wooneenheid = verdieping = appartement = flat = flatje = leefeenheid telefax = fax mandaat = resolutie = bevelschrift = decreet = orde = lastbrief = beschikking officier van justitie = aanklager zendpost = transmitter = zender = station = zendstation knallen = falen = misgaan = floppen = uiteenspringen = uitspatten = mislopen = scheeflopen = mislukken = barsten = uiteenspatten samentrekken = bekorten = versimpelen = verkorten aardpeer = topinamboer betekenen = notificeren = aankondigen = omvatten = notifiëren = behelzen = veroorzaken = aanduiden = publiceren = inhouden = bekendmaken = beduiden = met zich meebrengen = zeggen = tot gevolg hebben = neerkomen intoxicatie = dronkenschap = vergiftiging = zatheid stadskantoor = raadhuis = gemeentehuis = stadhuis voorhof = voorportaal = portaal houtblazer = hout lintzaag = kettingzaag = bandzaag geldzorgen = geldgebrek = geldnood = liquiditeitsproblemen kleursel = kleurstof godsoordeel = ordale = godsgericht slier = sliert = trits = ris = rist = rits = serie ploffen = ontploffen = exploderen afkraken = kraken = afbreken = afkammen = afzeiken = veroordelen = afgeven = neerhalen botergeel = narcis = gele narcis = anatto trapas = krukas = pedaalas uitstel = respijt = onderbreking = verlet = procrastinatie = verwijl = schorsing = vertraging = prorogatie = getalm = verschuiving = opschorting = oponthoud = verdaging = temporisatie ontknopen = uiteenrafelen = ontraadselen = ontwarren kinderpek = meconium = darmpek kromme = rondingen aan de borst(en) drukken = omarmen = omvatten = in de armen nemen = knuffelen = omhelzen = omvangen opera = operagezelschap misten = nevelen = bewolken lorgnon = pince-nez = knijpbril = face-à-main = lorgnet = neusknijper = handbril handelsbank = commerciële bank = financieringsbank demasqué = ontmaskering koperen ploert = Zon = zonnetje = zon reikhalzen = dorsten = snakken = hunkeren = verlangen = hongeren = smachten = haken = zuchten intellect = intelligentsia plusfour = knickerbocker = kuitbroek = drollenvanger = kniebroek = pofbroek set-uppen = set uppen hoofdkantoor = hoofdzetel = hoofdbureau = hoofdkwartier vensterluik = rolluik = luik = blind = raamluik tv-serie = televisieserie = televisiefeuilleton = tv-feuilleton = vervolgserie = serie college = scholengemeenschap = maatschappij = kamer = parochieschool = genootschap = comité = commissie = academie = cie = faculteit sjirpen = tsjirpen = tjirpen = striduleren eufonie = welluidendheid publicatie = publikatie onderproductie = onderproduktie zure kers = kriek = morel duivel = Boze = demon = Beëlzebub = monster = brutaaltje = deugniet = mefisto = droes = satan = lucifer = Mefisto = demoon = Satan = hellevorst = verduiveld = morgenster trapper = pedaal = voetpedaal noenmaal = lunch = middagmaal = twaalfuurtje = (licht) middagmaal = middageten september = herfstmaand meerderjarigheid = mondigheid schalie = steenklei platformschoen = platform = podium gigolo = manhoer administreren = leiden = besturen = beheren bewoner = inwoner = inzittende = ingeburgerde = pachter = huurder = stamgast = ingezetene anemograaf = speler = deelnemer esp = klaterpeppel = trilpopulier = ratelpopulier = ratelabeel = ratelaar dukatengoud = bladgoud = goudblad ontworteld = uitgeroeid = verdelgen = ontwortelen spin-off = bijeffect = bijverschijnsel = bijwerking = neveneffect wrakstuk = wrakstukken brancard = baar = draagbaar pelvis = bekken = bekkengordel automonteur = mechanicien = monteur = mechanicus scheefte = scheefheid gisten = stoken = fermenteren = werken hypotheek = krediethypotheek catcher = achtervanger = vanger druivesap = druivensap probeersel = wagen = proef = inspanning = ijveren = onderneming = test = poging wetenschapsleer = kennistheorie = epistemologie = wetenschapstheorie = wetenschapsfilosofie draw = gelijkspelen = puntendeling = gelijkspel Kaap-Verdische Eilanden = Kaapverdië = Kaapverdische Eilanden = Kaap-Verdische eilanden ondermaanse = aardkloot = aarde = wereld = wereldbol = Aarde = aardbol = aardrijk verdrogen = uitdrogen = droogvallen = ontwateren = draineren hinkelen = hinkelspel = hinkspel ranja = sinaasappellimonade = appelsiensap met spa bruis = orangeade = appelsienlimonade kustvaarder = kustschip = kuster = coaster = kustvaartuig klimmen = beklauteren = oplopen = beklimmen = omhoogklimmen = opstijgen = stijgen = bestijgen januari = louwmaand multiplicator = multiplier = factor = vermenigvuldigingsfactor = vermenigvuldiger pluriformiteit = heterogeniteit = range = variabiliteit = diversiteit = verscheidenheid = pluraliteit schrijfmachine = typemachine stuiptrekking = krimping = convulsie = kramp = stuip = spierkramp = spasme vertigo = duizeling = duizeligheid = draaiing = suizeling beeldsnijkunst = beeldhouwkunst = sculptuur = plastiek = glyptiek = beeldhouwen floszijde = floss = tandzijde druiper = gonorroe jeansbroek = blue jeans = jeans = spijkerbroek gehoormeter = audiometer = sonometer verstuiver = vernevelaar = bloemenspuit = flitspuit = plantenspuit dierenarts = veearts = veterinair beheerraad = raad = bestuur = raadscollege = directie = board halfduister = schemer = schemerlicht = schemering = halfdonker = schemerdonker = schemerduister = deemstering snaarinstrumenten = karakterreeks = keten petitie = verzoek = rekest = vraag = aanvraag = petitionnement = smeekschrift = verzoekschrift samenroepen = beleggen = samenkomen = uitschrijven etterblaasje = pukkel = puist ambtenaar = staatsdienaar = overheidsdienaar = officier = magistraat indagen = dagen = dagvaarden irrelevant = onbelangrijk invoerbelasting = invoerrecht = invoerheffing = importheffing rietstengel = riet = roe = rietstok spieden = piepen = loeren alternering = alternatie = verandering = variatie = alternantie = afwisseling drankgebruik = alcoholgebruik handelaar = verkoper = koopman = verkoopster = marketeer = koopvrouw broodwinner = kostwinner = alleenverdiener leenwoord = lening = bastaardwoord = krediet imitator = nabootser = namaker = na-aper dagregister = journaal = reisjournaal = logboek aken = Aken trompettist = trommelduif glaspapier = roestpapier = schuurpapier = polijstpapier = zandpapier = schuurvel sluimeren = doezelen = luimen = dommelen = tukken = soezen = schuilen = suffen = smeulen = broeien = dutten stoffer = veer = tandenborstel = borstel = plumeau = kwast = veder koningskaars = toorts borstspeld = speld = broche = sierspeld risico = onheilsdreiging = perikel = perikelen = dreiging = gevaar = kans ablactatie = borstvoeding plots = plotseling sonar = sonarapparatuur exces = overschot = uitwas = teveel = extravagantie = surplus = buitenissigheid = plus = buitensporigheid = overmaat appel = naamafroeping = appelhout = appelboom desambiguatie = ondubbelzinnig = disambiguatie rizoom = wortelstok verpachting = huurhuis = woning = huurwoning loopplank = koebrug = loopbrug = gangboord wintergoed = winterkleren het hoofd bieden = tarten = uitdagen olieveld = petroleumveld attentie = opmerkzaamheid = oplettendheid = aandachtigheid = concentratie = aandacht dagboekschrijver = journalist aangeven = verklikken = bedriegen = terugverwijzen = verwijzen = refereren = verklappen = noemen = verklaren = verraden = verlullen = terugwijzen = misleiden huisvuil = vuil = huisafval = vullis = afval = vuilnis klimplant = slingerplant = klimmer = beklimmer ontnuchtering = afknapper = ontgoocheling = onttovering = desillusie = teleurstelling dwangnagel = nijdnagel = nijnagel = stroopnagel RAM-geheugen = ram = RAM = werkgeheugen patriot = chauvinist Baäl = Baal antinomie = tegenstrijdigheid = tegenspraak = paradox financiën = geldmiddelen = thesaurie = geld = middelen = financiering = middel = vermogen immunosuppressivum = immuunsuppressivum manier van spreken = trope = troop = figuurlijke uitdrukking = stijlfiguur = beeldspraak telecommunicatiesatelliet = communicatiesatelliet misdienst = mis = massa = hoeveelheid subspecies = ondersoorten = ondersoort aanschijn = facie = smoel = tronie = snufferd = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk solemniteit = plechtigheid = ceremonie flessentrekker = nepper = oplichter = kwartjesvinder handschrift = codex = poot = hand = Mevr. = geschrift bijwoord = adverbium stemspleet = glottis bootwerker = dokwerker = havenarbeider = stuwadoor anomie = wetsverkrachting dieselmotor = diesel zonnetent = zonnescherm = markies = luifel vermenigvuldigen = multipliceren = verheffen = verveelvoudigen = voortpanten = voortplanten = vermenigvuldiging = reproduceren schoenmaakster = schoenlapper = schoenmaker abandonneren = afzien = prijsgeven = vaarwelzeggen = loslaten = opgeven = hangen = verlaten telefoon = mobiele telefoon = hoe gaat het? = telefoontoestel violoncello = cello achtererf = achtertuin beeldverhaal = stripboek = comic = stripverhaal = strip veranderlijke = variabele speelman = violist = vedelaar beveiligingsapparatuur = inbraakbeveiliging dobbelsteen = teerling flonkering = schijn = schijnsel = schittering = glinstering = fonkeling = gloed Mariakroon = mariakroon bosbraam = braamstruik = braam = braambes adervernauwing = stenose = vernauwing Heilige Geest = parakleet segment = bolsegment = geleding = metameer tjirpen = tsjirpen = striduleren = sjirpen dagster = morgenster exploderen = ploffen = snel toenemen = uitbarsten = opblazen = ontploffen = losbarsten metal = zware metalen machismo = machogedrag = haantjesgedrag lawaaioverlast = geluidsoverlast = geluidshinder muskusrat = bisamrat droogleggen = droogmaken = drogen = dehydreren bloei = blom = bloempje = bloesem = bloem = bloemetje zwemmen = baden gearresteerde = gedetineerde = arrestant = gevangene cicade = cicaden onbewerkt = onveranderd bedwingen = knechten = kleinkrijgen = onderwerpen = onderdrukken = supprimeren = beteugelen visteelt = piscicultuur capriolen = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bevlieging = caprice = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = frats = capriool = aandrift = gril = luim uitstalkast = vitrine = inpakken marxisme-leninisme = leninisme vogelverschrikker = vogelschrik Sri-Lanka = Sri Lanka vredesluiting = pacificatie visindustrie = visgrond = visserij paralyseren = verlammen wetteloosheid = regeringsloosheid = anarchie directheid = rondborstigheid = openheid = oprechtheid = vrijmoedigheid = openhartigheid praktijkruimte = behandelkamer verdichting = bedenksel = hersenspinsel = fabeltje = cumulatie = accumulatie = concentratie = verzinsel = inventie = fictie = opeenhoping = ophoping = sprookje = agglomeratie = fabel = compressie = opeenstapeling = verdichtsel likken = lekken = politoeren = polijsten grillen = branden = roosteren = grilleren vertolker = interpreet = tolk = vertaalster grijs = gray = grijze verlegging = afleidingsmanoeuver kraamhulp = kraamverzorgster = baker sneven = sneuvelen = vallen sacraliseren = sacreren = heiligen = sanctifiëren = consecreren = sanctificeren = wijden = consacreren = zegenen = verheiligen taartedeeg = roldeeg = taartdeeg postkoets = karos = koets = diligence visgraat = graat Helleen = Griekse = Griek wederkomen = wederkeren = weerkeren = weerkomen = terugkeren = herhalen wrijvingsweerstand = frictie = wrijving aanbidding = adoratie = verheerlijking = glorificatie = verering weglating = deletie = omissie weerman = weerprofeet = meteoroloog = weerkundige = weervrouw aanvoer = aflevering = bestelling = bezorging = toevoer = levering = leverantie = afgifte tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = dictatuur = monocratie = tirannie = autocratie morsen = knoeien = vergieten = storten affiche = poster = plakkaat = aanplakbiljet vaatverkalking = atheromatose = arteriosclerose = aderverkalking nijptang = nijper = pincet = splintertangetje = nageltang = knijptang = trektang = tang = spijkertang begeleiding = hofstoet = ondersteuning = konvooi = vrijgeleide = aanwezigheid = accompagnement = steun = hofhouding = gevolg uitklinken = klinken zymose = fermentatie = gisting Leo = leeuw = Leeuw aarzeling = twijfel = onzekerheid = weifeling welstand = welvarendheid = prosperiteit = voorspoed = welvaren schavot = kansel = platform = erepodium = spreekgestoelte = ereschavot = estrade = preekstoel tientje = joetje = tien toegeeflijk = te veel eten = overeten = schrokken = schransen = brassen libero = ausputzer leer = leerstelling = touwladder = filosofie = ladder = trapleer = leerstuk = leder = geloofsartikel = dogma = trapladder = belijdenis = trap = prolepse = wijsbegeerte = theorie = isme = leerstelsel = doctrine = evangelie extensie = uitstraling = uitzetting = uitdijing = ontwikkeling = verruiming = proliferatie = uitbreiding = vergroting = groei = expansie = toename brandspuit = brandweerauto = brandweerwagen = waterspuit opwaarderen = upgrade = revaloriseren = revalueren kwaliteit = situatie = hoedanigheid = toestand = boel = bedoening = karakter pretext = voorwendsel = smoes = schijngrond = mom = schijnreden = dekmantel uitblussen = blussen = doven = uitblazen = uitdoven precipitatie = sedimentatie Maine = me = mij rijksbegroting = miljardennota = budgettering = budget = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming herschikken = reorganiseren = verzetten munitie = wapen = ammunitie schibbolet = sjibbolet = herkenningswoord = wachtwoord schorten = missen = ontbreken = gebrek hebben = mankeren debutant = beginneling = beginner = groentje = nieuweling = nieuwkomer hartenjagen = harten borduurwerk = borduursel paradigma = productiemodel = toonbeeld = belichaming = prototype = voorbeeld verbruiksartikel = gebruiksartikel zwarte doos = black box = vluchtcomputer = registratiecomputer = vluchtrecorder = vluchtregistrator rentevoet = rentestandaard = rentestand = disconto = rentepercentage afslag bij afmijning = afslag sodemiet = homoseksueel = sodemieter = geïnverteerde = flikker = gay = mietje = homoseksuele = poot = reetkever = homo = nicht = homofiel = holtor = bruinwerker notitieboekje = cahier = schrift = optekenboekje = dictaat = dictaatcahier = dictaatschrift = schrijfschrift samenzwering = samenspanning = collusie = conjuratie = complot = kuiperij = komplot = conspiratie = intrige diep water = in moeilijkheden voorspeler = centrumspits = puntspeler = spits = spitsspeler = voorhoedespeler = midvoor = aanvaller dorst = koorts = honger = zucht = begeerte heem = honk = home = woongelegenheid = woonruimte = woning = huis = tehuis = thuis = behuizing tosti-ijzer = croque monsieur = croque-monsieur = tostiijzer treuren = rouwen = betreuren = berouw hebben = weeklagen = klagen = spijten = bewenen biaisband = boordband = biaislint = boordlint opschrijven = boekstaven = optekenen hartkramp = angina pectoris = cardialgie zweepslag = whiplash pollepel = rode lantaarn hyperhidrosis = hyperhidrose miliaria = gierstuitslag onderdrukker = alleenheerser = autocraat = monocraat = despoot = dictator = dwingeland = tiran aanbellen = aanschellen = bellen luchtsprong = stoeien = stoeipartij buigzaamheid = wendbaarheid = smeedbaarheid = inschikkelijkheid = flexibiliteit = consideratie = kneedbaarheid = gehoorzaamheid = soepelheid = taaiheid doodhongeren = verhongeren = rammelen bouwkundig = architectonisch pick-up = grammofoon = platenspeler = draaitafel pergola = prieel boekmaker = bookmaker afknagen = aanspitsen = snijden wachter = maan = satelliet = voogd = wacht = verdediger = bijplaneet = waker = beschermheer = wachtpost = voogdes = beschermer = behoeder = bewaker = trawant = maand proefbuis = reageerbuis zatheid = dronkenschap = intoxicatie neigen = gelijken = overhellen = lijken op = tenderen = aarden = lijken = hellen = trekken sliding = duik = duikvlucht wisseling = wissel erysipelas = roos = wondroos = belroos schaaldieren = crustaceeën tevredenstellen = voldoen = vergenoegen = bevredigen = troosten eeltknobbel onder grote teen = hallux valgus negatie = ontkenning = ontkenningswoord = neen = nee = afwijzing = verloochening drift = zinnelijkheid = sensualiteit = geilheid = wellust = begeerte voordrachtkunst = welbespraaktheid = welsprekendheid = elocutie atmosfeer = dampkring = ether = stemming = sfeer = lucht = klimaat basisvorming = aarding celkern = kern = nucleus zelfbewustheid = zelfverzekerdheid = aplomb = zekerheid = zelfvertrouwen damesdubbel = damesdubbelspel Fransman = Française = Franse reisgenoot = tochtgenoot = metgezel = medereiziger truttebol = tuttebel = boerentrien = troel = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = totebel = trien = kuttekop plantaarde = bladgrond = humus = humusgrond = molmgrond = tuingrond = teelaarde = bladaarde = tuinaarde gemaaktheid = affectatie = onechtheid = onnatuurlijkheid een ruk geven = sjorren know-how = vakkennis = vakbekwaamheid notenbalk = balk wegschuiven = wegduwen chaoot = warhoofd weerlicht = bliksemflits = bliksemschicht = bliksem kunstgreep = handigheid = maniertje = trick = toer = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = truuk = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef = sluwheid deeltal = teller gemiezer = miezer = drupregen = motregen rhenium = renium aardbei = aardbeiplant breedte = wijdte pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter latwerk = lijstwerk = traliewerk = vakwerk opruien = aansporen = ophitsen = provoceren = aanhitsen = opjutten = aanzetten = opzetten = porren = opstoken = aanstoken herenkapper = haarkapper = kapper = coiffeur berekenen = uitwerken = becijferen = calculeren = uitrekenen = rekenen = plannen missaal = kerkboek binnenplaats = binnenhof = plaats groenten = bladgroente = vegetabiliën deurwaarder = drost = baljuw = drossaard = stadsbode kiesheid = fijngevoeligheid = tact = diplomatie = discretie benedenverdieping = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = bel-etage = beletage = eerste verdieping kroeg = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = pub = dranklokaal workmate = bank = werkbank avondeten = diner = souper = avondmaal = eten = etentje = avondmaaltijd wraak = revanche = vergelding = vindicatie = wraakneming = repercussie = vendetta opkalefateren = opschikken = toiletteren = optutten koorhek = koorafsluiting buggy = wandelwagen = kinderwagen hypocrisie = farizeïsme = huichelarij = bigotterie = femelarij = gefemel = schijnheiligheid = veinzerij = kwezelarij mesencephalon = middenhersenen zondigen = ontsporen = schenden = dolen = overtreden = overschrijden = dwalen edict = bevelschrift proppenschieter = speelgoedpistool = schietgeweer = karabijn = kinderpistooltje = pistooltje = geweer = schietijzer = spuit quizleider = quizmaster rondsjouwen = sjouwen = meesleuren = torsen = meeslepen = meezeulen = zeulen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen dieptepunt = nulpunt = laagtepunt = laagterecord verbruiken = leeghalen = verbranden = eten = opruimen = maaltijden = tafelen = consumeren = nassen = leegmaken = nuttigen = bikken = uitputten levermos = leverkruid rijgen = vastrijgen = aanrijgen gezichtspunt = zienswijze = blik = optiek = oogpunt = beschouwing = gezichtshoek = visie = invalshoek = standpunt = zienswijs = kijk hechten = blieven = vasthouden = houden van = believen = vastzetten = houden = geven = gek zijn op = mogen = moeten = hangen = vastzitten voortslenteren = rondslenteren = flaneren = slenteren = wandelen = kuieren schuurpapier = roestpapier = glaspapier = polijstpapier = zandpapier = schuurvel doffer = duif = haan tricot = jersey piscicultuur = visteelt mannetje = man = baas = mens = jongen = manspersoon = heer = kerel = meneer = vent = broger = heerschap = klant = pief = basserool = knaap = gast = pik = mannetjesdier waterlander = traan = waterlanders oninbaar = onherstelbaar vuurvlieg = glimworm = vuurvliegje = gloeiworm poets = paskwil = grol = glans = poetsmiddel = glansmiddel = grap = streek = mop = scherts = gekheid tegenstelling = onderscheid = verschil = contrast = antithese = contrasteren = afsteken uitlegging = tekstverklaring = bijbelverklaring = exegese Bulgarije = bulgarije = Republiek Bulgarije putwater = grondwater = welwater = bronwater zijstraat = dwarsweg = zijweg bestedingsnota = miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming aanschellen = aanbellen = bellen verspreidingsgebied = bereik priores = moeder-overste = abdis iris = regenboogvlies bulldozer = laadschop = shovel = grondverzetmachine pluimstrijker = vleier = mooiprater likkepot = index = wijsvinger grondstof = hulpbron = natuurlijke hulpbronnen = materiaal = materie = basis = natuurlijke hulpbron = hoofdbestanddeel begeleider = geleider = geleidster videofilm = televisieshow = film = televisie = video kantoorbediende = klerk = commies = kantoorpik homofilie = bestialiteit = homoseksualiteit = zoöfilie lithologie = steenkunde hand = klavier = fik = klavieren = klauwen = tengels = vlerken = handschrift = klauw = poot = fikken = kluif = knijper = handdruk oerprincipe = grondstelling = hoofdregel = grondregel = maxime = basisprincipe = grondbeginsel = beginsel = principe liquidator = moordenaar = vereffenaar volksverlakker = bedrieger handlijnkunde = chiromantie = handleeskunst = chirologie gezegde = proverbium = uitdrukking = zegswijze = spreekwoord = spreuk = expressie = leenspreuk = spreekwijze = predikaat = taaluiting = uiting gebaar = geste = wenk = teken wereldruimte = wereldruim = ruim = universum = al = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte bloedband = bloedverwantschap = familiebetrekking = parentage = verwantschap = verwantschapsbetrekking bankroet = faillisement gewichtigheid = significantie = importantie = betekenis = gewicht = belang = waarde = zwaarte fabriekshal = werkvloer pleepapier = toiletpapier = wc-papier bloedwei = serum = bloedserum harses = kersepit = hoofd = hoofdje = bolletje = knikker = kersenpit = kanis = kop = knar = test = kruin = bol gehalte = volume = kaliber = allooi = inhoud waterlanders = traan = waterlander kilte = kou = frisheid = kilheid devoot = pieus = religieus = godzalig = godsvruchtig = godvrezend = vroom = godsdienstig = gelovig junctie = vereniging = samenvoeging = aggregatie = conjunctie sacharose = suiker = saccharose schransen = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = overeten = verslinden = vreten = schrokken = metselen = slokken = brassen = te veel eten = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen = toegeeflijk ferry = veer = ferryboot = pont = veerboot = pontveer = veerpont = veerdienst pulp = papierbrij = papierpap discobar = ballroom = dansgelegenheid = dancing = danstent = balzaal = discotheek = danszaal = disco roodharige = rode = rooie vesper = vespers = avondster = nachtkeers = middelste teunisbloem trom = trommel = drum = kalfsvel mensengeslacht = menselijkheid = mensdom = mensheid = wereld algemene verkiezingen = parlementsverkiezing = parlementsverkiezingen labda = lambda vrijspraak = absolutie krabbelschrift = hanenpoten = kriebelpootje = kladschrift = gekriebel = hanepoten = krabbelpootje kreukelig = rimpelig = gerimpeld omgekeerde = tegenvoeter = tegenovergestelde = tegengestelde = antipode = pool = tegendeel construeren = assembleren = in elkaar zetten = samenkomen = samenstellen = monteren = opbouwen = componeren samenvoeging = vereniging = junctie = aggregatie = conjunctie gevelbekleding = schoeiing = beschoeiing armoedegrens = bestaansminimum verkenningspatrouille = patrouille grasmaaimachine = maaier = grasmaaier carotine = caroteen zandplaat = verzanding = zeebank = zandbank bang zijn = schrik hebben = vrezen = aanhikken = opkijken = duchten = schrik hebben van = opzien kwinkslag = geestigheid exploitant = bedrijfsleider = manager = uitbater = beheerder = dirk = directeur geval = kwestie = samenloop = case = aangelegenheid = toestand = toeval = probleem = thema = belang = zaak = coïncidentie = affaire = casus dikkerd = bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = vetzak = vleesklomp = fats indammen = inkrimpen = volstaan = terugdringen = limiteren = begrenzen = bepalen = beperken = inperken gedrag = wijze = manier = gedragswijze = gedragingen = houding pimpelaar = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek trens = kabelwartel roodijzererts = hematiet duikster = duiker = kikvorsman andersvalide = mindervalide = invalide moella = wetgeleerde = schriftgeleerde recht op = aanspraak = uitkering acrobaat = kunstenmaker gierbrug = kabelpont = gierpont onderkleren = lingerie = onderkleding = ondergoed Amerikaans = Amerikaans Engels = Amerikaans-Engels citroensap = citroen stoeptegel = tegel = steen = plavuis = trottoirtegel mariuhanaroker = potroker optimistisch = opgewekt ontsnappen = ontglippen = onderbreken = ontsnappen aan = ontlopen = ontvluchten = weglopen = vlieden = spankeren = ontgaan = wegvluchten = knijpen = ontkomen = demarreren = wegspringen = vluchten = voorbijgaan zuurzak = zuurzakvrucht losbinden = ontbinden bitch = kutwijf = kankerwijf = slet = kreng triomfboog = zegeboog = erepoort = ereboog irredentistisch = irredentistische aanklagen = beschuldigen = aanspannen = voor het gerecht dagen = klagen = afkeuren Schot = Schotse neusverkoudheid = kou = verkoudheid = rinitis Urologie = urologie geldspecie = muntgeld = specie = metaalgeld = muntspecie naaktloper = naturisten = nudist = naturist sterrenkijker = sterrenwichelaar = astroloog = sterrekijker doordringbaarheid = doorlaatbaarheid = doorlatendheid = doorstroming = doorstroombaarheid glief = schriftteken iconoclasme = beeldstorm = beeldenstorm kattemuziek = kattenmuziek = ketelmuziek treilnet = kuil = trawl = trawlnet = treknet = treil = sleepnet breeuwen = kitten kalabas = kalabasfles baard = snor = knevel = snorbaard = braam = baardhaar = snorrenbaard = gezichtshaar vensterkozijn = raamkozijn dubbelganger = evenbeeld klodde = lompen = vod = lap = lor = tod douceur = drinkgeld = fooi = tip opspelden = vastprikken = spelden braakmiddel = spuugmiddel = emeticum = kotsmiddel gerechtsgebouw = justitiepaleis ontraadselen = uiteenrafelen = ontknopen = ontwarren onderzoeking = proefneming = toets = toetssteen = proef = test = experimenteren = experiment prijken = pronken = uitpakken zelfmedelijden = zelfbeklag neerhalen = deemoedigen = kleineren = kraken = afbreken = afkammen = slechten = afzeiken = omlaaghalen = slopen = humiliëren = onderuithalen = afkraken = veroordelen = vernederen = afgeven vulgariseren = populariseren bruidsmars = trouwmars = bruiloftsmars = huwelijksmars esculaap = geneeskundige = arts = dokter = geneesheer = heelmeester = pil = medicus zirkoon = zirkonium appendicitis = blindedarmontsteking geestigheid = kwinkslag = plaisanterie = joke = koddigheid = witz = gebbetje = bak = grap = mop vrouwelijkheid = matriarchaat Tarsier = spookdiertjes afzetting = aanzetting = aanslag = sedimentatie = sediment = amputatie katholicisme = Katholicisme = Katholizism roerend goed = privébezit = have = goed = privé-bezit stoeien = rollebollen = dollen = steigeren = raggen = spelen = rondhuppelen = robbedoezen = ravotten = stoeipartij = rondspringen = dartelen = luchtsprong vlekkoorts = scarlatina = scharlakenkoorts = roodvonk luchtschroef = schroef maanziekte = gekheid ik-vorm = eerste persoon keukenpapier = weefsel = zijdepapier wafel = snavel = waffel = tater = kwek = muil = snater zwavel = solfer = sulfer bekering = conversie schrijver = kopiist = krantenredacteur = redactrice = bewerker = schrijfster = auteur = editor = kopiïst = redacteur röntgenstraling = röntgenstraal = x-stralen = x-straal = röntgenstralen nestkastje = vogelhuisje = vogelkastje = columbarium reclametermijn = verwijt samenstellen = assembleren = construeren = in elkaar zetten = samenkomen = bij elkaar flansen = monteren = opbouwen = componeren pangea = Pangaea naast elkaar plaatsen = naast elkaar leggen pokken = pokziekte = pok = variola = kinderpokken straalkanker = noma = hoefkanker urineafdrijvend = plaspil = diureticum lichtgelovigheid = goedgelovigheid doodsmak = kropper accusatie = klacht = incriminatie = beschuldiging = aanklacht = tenlastelegging = telastlegging zending = gezantschap = afvaardiging = deputatie = missie = toezending = vertegenwoordiging = legatie = boodschap = delegatie Tweestromenland = Mesopotamië meedelen = waarschuwen = mededelen = communiceren caleidoscoop = toverkijker hazevlees = hazenvlees vake = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater zigzag = zigzaggensgewijs = zigzaggen = Zigzag enthousiasmeren = begeesteren = motiveren = opwarmen markgraaf = markies naaktrecreatie = nudisme = naturisme martini = Martini aqua vitae = brandewijn = brandy ruitersport = paardrijden = paardesport = rijkunst = paardensport jubelfeest = jubelfeestje = jubileum = jubeljaar schoonbroer = zwager windstreek = windhoek = windrichting = streek = hemelstreek = kompasstreek = kompasrichting status quo = status-quo verheviging = escalatie = stijging = uitbreiding thermosfles = thermos tegenactie = tegenwerking = neutralisatie stipulatie = proviso = beding = voorwaarde = bepaling = mits = modaliteit = voorbeding order = bevel = gebod = commando = sommering tantalium = tantaal wedergeboorte = zielsverhuizing = revitalisering = opleving = opbloei = transmigratie = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = hergeboorte = metempsychose = revival = herleving = palingenese = oprisping drie-in-de-pan = plaatkoek courtoisie = wellevendheid = beleefdheid = hoffelijkheid = ridderlijkheid recht = jurisprudentie = berechting = rechtspraak = judicatuur = rechtvaardigheid = justitie = gericht = gerechtigheid = rechtsgeleerdheid kuiser = schoonmaker rendement = oogst = doelmatigheid = efficiëntie = opbrengst = vrucht beheerst = onderdrukt temperen = ontkrachten = verdunnen = afzwakken = verzwakken = verzachten regelaar = regulator = besturing = ritselaar achtkantig = achthoekig behaagzucht = koketterie = coquetterie griffie = kanselarij krenking = kwetsing = belediging = schoffering = insultatie = spot = affront arbeidsproduktiviteit = arbeidsproductiviteit = productiviteit = produktiviteit gonorroe = druiper legaat = erflating = versterving = nuntius = boedel = successie = versterf = erfenis = erfgoed = vermaking = nalatenschap koffer = valies = kofferbak = letterbak = slurf = laadruimte = letterkast = letter opvoeren = optreden = amplificeren = vergroten ommetje = wandeling = loopje = voettocht = voetreis dieverij = diefstal rassenhaat = racisme = rassenongelijkheid = rassehaat = rassendiscriminatie donatrice = donateur zijbalkon = balkon metten = dagopening = morgengebed = morgenwijding = ochtendwijding vuilnishoop = vuilnisbelt = afvalstortplaats = stortplaats gangreen = afsterving = necrose outfit = tenue = opstaan winkel = kledingmagazijn = confectiezaak = modezaak = zaak = boetiek = modemagazijn = kledingzaak = shop = nering blonde man = vlaskop knipkaart = seizoenkaart = jaarkaart kussen = schokdemper = zoenen = schokbreker = hoofdkussen = kussentje = peluw = oorkussen = band werkplunje = bedrijfskleding = beroepskleding = vakkleding = werkkleding voleinden = afronden = volbrengen = voleindigen = klaarkrijgen = afkrijgen = gereedkomen = voltooien = afmaken = afkomen scene = milieu = leefwereld = kring = wereld = omgeving = leven getalvers = tijdvers = jaartalvers = jaardicht alimentatiegeld = alimentatie = onderhoudskosten gatenmetiel = gortemetiel = vergiet engelbewaarder = beschermengel = bewaarengel = schutsengel = genius vrucht = rendement = fruit = zaadbol = oogst = ooft = opbrengst = foetus = embryo empowerment ' = volmacht = machtiging delikaat = ragfijn weefsel fijne mijnheer = fijne meneer = hoge piet = banjer afstompen = demoraliseren = vervlakken = ontmoedigen = moedeloos maken bemind maken = gunst = in het gevlei komen a = A = la inzakken = zakken = doldraaien = inklappen = afbrokkelen = uit elkaar vallen = doordraaien = instorten maatregel = stap = fase Spik = Spanjool = Iberiër = Spanjaard mobiele telefoon = telefoon eiwit = albumine = proteïne vuilnisbelt = vuilnishoop = asbelt = vuilstortplaats = afvalstortplaats = deponie = stort = ashoop = stortplaats = afvalhoop = afvalstort = asvaalt pousseren = lanceren = verbreiden beschaving = civilisatie = cultuur = ontwikkelingsniveau volwasseneneducatie = volwassenenonderwijs = andragogiek = tweedekansonderwijs = andragogie = tweede-kansonderwijs staking = werkonderbreking knecht = assepoes = meid = assepoester = hulp = waterdrager = helper = assistent = dienstknecht zomersproet = sproet = zomersproeten = efelide spade = schep = spa = schup = schoppen grondeigendom = latifundium = grootgrondbezit = landadel = grondbezit zandgebied = kustgebied = kuststreek = litoraal = getijdenzone wanordelijkheid = roerigheid = chaos = pandemonium = desorganisatie = ordeloosheid = wanorde = gekkenhuis = puinhoop antigen = antigeen vervloeken = verwensen = vervloeking = verdoemen = vloek = vermaledijen vrachtcedel = carga = laadbrief = vervoerbiljet = vrachtbrief assumptie = presuppositie = postulaat = suppositie = hypothese = basisbegrip = premisse = grondbegrip = presumptie = vooronderstelling bezichtigen = opzoeken = bezoeken Acheron = schimmenrijk = onderwereld = Tartarus = Hades ontvolking = bevolkingsafname = bevolkingsdaling overklassen = overtreffen = overtroeven contra-attaque = tegenaanval = tegenzet sensibiliteit = gevoeligheid geschenk = gift = schenking = dotatie = uitreiken = gave = cadeau = donatie herbicide = onkruidverdelger = onkruidverdelgingsmiddel juriste = meester = rechtsgeleerde = wetgeleerde = jurist zenuwinzinking = zenuwcrisis gems = zeemleer = zeem verguizen = kleineren = belasteren = beschimpen = ridiculiseren = bespotten = honen leuren = uitventen = dealen = aan de deur verkopen = venten = colporteren dualisme = ambivalentie = dubbelheid = dualiteit = tegenstrijdigheid = tweeslachtigheid drogen = droogleggen = dehydreren = luchten = ventileren = opdrogen = droogmaken tweeling = tweelings- priesterschap = priesterambt honderdman = centurio appelmoes = flauwekul = appelcompote watervogel = drijfsijssie = watervogels visitatie = kerkvisitatie verovering = onderschikking = submissie = onderwerping métier = professie = stiel = beroep = post = werk = functie = baan = positie = dienstverband = betrekking = job = vak zeilrace = zeilwedstrijd reünie = samenloop = hereniging = rally = bijeenkomst kandijsuiker = kandij beklimming = bestijging = stijging = opklimming = opkomst = opstijgen = klim = beklimmming = Hemelvaart = hemelvaart zijn biezen pakken = vertrekken = drossen = wegrennen = zich stilletjes uit de voeten maken = zich terugtrekken saamhorigheid = gemeenschap = broederschap = broederlijkheid = verbondenheid liefdesaffaire = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding patstelling = hopeloosheid = uitzichtloosheid = impasse donkerblauw = marineblauw vertebraat = gewervelde dieren = werveldier spookdiertjes = Tarsier takelage = worstelen barrage = keerdam = stuwdam = schut = stuw sneeuwbril = schutbril = motorbril = stofbril = veiligheidsbril = uilenbril verbondenheid = gemeenschap = saamhorigheid = broederschap = broederlijkheid zilverwerk = bestek = zilver = tafelzilver neerschrijven = componeren mensachtigen = Hominidae = hominidae leuk vinden = lusten = mogen = aangetrokken voelen tot = houden van = graag hebben cateraar = cateringbedrijf oedeem = waterzucht = zwelling = zucht = hydropsie paviljoen = tentoonstellingsterrein = legertent = feesttent = kermistent constellatie = sterrenbeeld = gesternte tussenstation = oponthoud = pitstop = tussenstop = terminal klei = leem = kleigrond escargot = slakken tevreden stellen = verzoenen = matigen = sussen = kalmeren = bedaren interimaris = plaatsvervanger = plaatsbekleder = reservist = substituant = substituut vergiftenleer = toxicologie zuilenbestel = verzuiling = sektarisme uitbouwen = vermeerderen = uitbreiden diazepam = valium voorzienining = inrichting = gemak = faciliteit verrassing = surprise = verbluffing = verwondering = stomme verbazing = verbazing = bevreemding = verbijstering oostnoordoosten = ENE configuratie = fysiek = vorm = staat = toestand = conditie analfabeet = ongeletterde onwil = weerzin = afkeer = onwilligheid = aversie = balorigheid = tegenzin chef-d'oeuvre = hoofdwerk = meesterstuk = gildeproef = proefstuk = meesterwerk garage = garagebedrijf komst = overkomst = aankomst leergierigheid = weetgierigheid beëdigde schriftelijke verklaring = beëdigde verklaring hondenjong = hondejong = puppy = pup verwaand heerschap = windbuil = gaai = kwastl beschuldigen = inwrijven = aanrekenen = aantijgen = nadragen = voor het gerecht dagen = imputeren = klagen = aanklagen = verwijten = aanwrijven kleinsnijden = snijden = versnijden paardentram = paardetram motregenen = druppen = miezeren gezworenen = jury uitgeversbedrijf = uitgeverij sinusitis = voorhoofdsholte-ontsteking = bijholteontsteking = voorhoofdsholteontsteking schroef = krul = spin = wervelbeweging = helix = werveling = luchtschroef = effect = propeller = schroeflijn = spiraallijn = spiraal vlaskop = blonde man solstitium = zonnestilstand = zomerpunt = zonnewende gezant = renbode = ijlbode = koerier = boodschapper = bode = afgezant = afgevaardige = heraut koffiekeuken = kitchenette = keukentje valies = koffer springen = breken = voordringen = wippen = pieken = sprong = oppakken = paardensprong = paardesprong = opspringen = uitstaan = uitspringen = uitsteken = opschrikken chemicaliënindustrie = chemisch product = chemische substantie = chemicaliën = chemische stof doorweken = weken wasgoed = was gewriemel = gekrioel zelfonderricht = zelfontwikkeling = zelfstudie donkeren = verduisteren = verdonkeren = kleuren = maken waterhoogte = waterpeil = waterstand kettingroker = kettingrokster oliejas = oliepak operatie = heelkunde = operatiekamer = spreekkamer = chirurgie liefdesrelatie = avontuurtje = liaison = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding krachtmens = ribbemoos = krachtpatser zabberen = Slabber = kwijlen rood = keel restauratie = rehabilitatie derde = terts frietkot = snackbar = buffet = stationsrestauratie exhumatie = opgraving supplement = addendum = appendix = aanvulling = suppletie = bijvoegsel = aanhangsel = addenda = toevoegsel beet van een slang = slangenbeet schoudertas = pukkel hoefijzerboog = hoefijzer intoneur = stemmer = pianostemmer zelf-contemplatie = zelfwaarneming = zelfreflectie = introspectie voetgangersoversteekplaats = zebra = zebrapad = oversteekplaats slikgas = brongas = moerasgas = moerasdamp sequoia = reuzenpijnboom gemeentepils = kraanwater = kraantjeswater = leidingwater BoPeep = Kiekeboe = kiekeboe WC = doos = toiletpot = toilet jatten = roven = gappen = ontvreemden = stelen = pikken bruinijzersteen = limoniet sponsoren = denigreren nevelblusser = brandblusser = annihilator = brandblusapparaat = blusapparaat = extincteur New York = New York City aanwerven = rekruteren = aanmelden = lichten = inschrijven = opgeven liefdesbetuiging = liefdeblijk bontmuts = pelsmuts heksenmeester = magiër = duivelskunstenaar = tovenaar = tovenares transcriberen = romaniseren polsteren = stofferen = bekleding poesje = kattepoes = poes cipresseboom = cipres = cipressenboom banketwinkel = banketbakkerswinkel = confiserie = office bord = plaat = regeltafel = dashboard = schild = gerecht = schakelbord = schakelpaneel = schakeltafel = paneel = dienblad = taloor = bedieningspaneel = controlebord telefoontoestel = hoe gaat het? = telefoon oculairlens = oculair geldmiddelen = financiën = thesaurie = geld = middelen = middel = vermogen smoes = voorwendsel = schijnreden = pretext = schijngrond = mom = dekmantel ju-jitsu = jioe-jitsoe roffelaar = beunhaas = klungel = kluns = knoeier = prutser = blunderaar = stumper = stoethaspel = sukkel = klungelaar refugié = Huguenot = hugenoot geriefelijkheid = comfort = aangenaamheid = gerieflijkheid = gerief = gemak boei = keerboei = kluister = ton = boeien hardlijvigheid = verstopping = verstoptheid = obstipatie = constipatie autorijschool = rijschool aboulie = willoosheid beagle = snuffelaar = brak vermenigvuldiger = multiplier = factor = multiplicator = vermenigvuldigingsfactor beschadiging = kwetsing begroten = budgetteren veertigtal = veertig marktprijs = markt = marktkoers bloemkroon = kroon voorstellen = typeren = introduceren = raden = inbeelden = proponeren = nagaan = verzinnebeelden = veronderstellen = verbeelden = representeren = inleiden = presenteren = imagineren = overwegen = indenken = fantaseren = symboliseren = staan = speculeren plaatsvinden = overkomen = voorkomen = voordoen = voorvallen = wezen = tot stand komen = optreden = doorgaan = gebeuren = plaatsgrijpen = spelen = zijn = bestaan = plaatshebben = worden = voltrekken = overstag gaan bladknop = Alphekka limabonen = limaboon Vlaanders = Frans-Vlaanderen = Vlaanderen = Vlaamse gemeenschap ding = kind = kwestie = minderjarige = zuigplek = zuigvlek = aangelegenheid = zaak = specialiteit = uitpuilen = voorwerp = affaire = zuigzoen = jongeling = jongere wuiven = zwaaien doei = vaarwel = tot ziens = dag = goedendag = doeg maatschappijwetenschap = sociale wetenschappen Delft = plateelwerk = plateelgoed beep = pieptoon ophaalbrug = klepbrug = klapbrug = hefbrug = wipbrug = basculebrug = valbrug = hameibrug consument = verbruiker mistellen = vertellen = verrekenen ereteken = versierselen = gedenkpenning = medaille = eremetaal = insigne = erepenning = distinctief = onderscheiding = plak protesteren = klacht neerleggen = steigeren = bewijzen = afwijzen hierarchie = hiërarchie = rangorde oever = rivier oever = kust = Lakeside = rivieroever = meeroever belanden = terechtkomen pedanterie = waanwijsheid = boekengeleerdheid dienstregeling = cedel = tabel = ceel = programma = planning = tafel scrum = worsteling om de bal zaaigoed = plantgoed lampepit = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = kousje = kaarslemmet paartijd = bronsttijd brillenkoker = brillenhuis sop = sopje = zeepsop oktober = wijnmaand verzekeringsexpert = actuaris = verzekeringswiskundige kinderzegen = kroost = grut spreekvaardigheid = welsprekendheid = eloquentie = welbespraaktheid mystificatie = oplichterij = zwendelarij = verneukerij = bedrog = kloterij = verlakkerij = grap = bedotterij = veinzerij = beduvelarij = bedriegerij = misleiding zomerkleding = zomergoed = zomerkleren armoedzaaier = bedelman = bedelaar colbert(jas) = colbert = colbertjas schoffering = kwetsing = belediging = insultatie = spot = affront = krenking niet-nakoming = wanbetaling = in gebreke blijven tijdopneming = tijdwaarneming elektronische post = mail = email = e-mail teken = aanwijzing = geste = overblijfsel = grafeem = prognosticum = letter = omen = gebaar = symbool = karakter = wenk = voorteken = spoor schraalheid = magerheid brongebieden = bovenloop sjamberloek = huisjas = kamerjas = ochtendjas = peignoir cassetterecorder = cassettespeler carga = vrachtcedel = laadbrief = vervoerbiljet = vrachtbrief verzendingslijst = adreslijst = mailing list = verzendlijst eradiatie = uitstraling = irradiatie ritueel = ceremonie = rite = gewoonte vaststellen = bepalen = stellen = beschikken = constateren insekt = nietsnut = beestje = insect kosmopolitisme = wereldburgerschap zuurmeting = acidimetrie operatekst = libretto buitmaken = veroveren typemachine = schrijfmachine spellen = neerpennen = schrijven = pennen onzuiverheid = onreinheid bedrijfskapitaal = werkkapitaal minnelijk = vriendschappelijk redelijkheid = billijkheid = gelijk bekeerling = convertiet bedrijfskunde = bedrijfsleer melder = alarminstallatie = alarminrichting = alarm puk = hummel = dreumes = krummel = kleuter = wurm = kabouter = kruimel = dreutel = keutel = peuter = ukkepuk keus = keuze = selectie oudgediende = oorlogsveteraan = oud-strijder = veteraan = oldtimer = old-timer smaakstof = smaak = nasmaak = bijsmaak = smaakje zeedeining = rolling = deining = golfslag openbreken = kraken = forceren schrijftafel = schrijfbureau = bureau = lessenaar symptoom = aanwijzing = aanduiding = indicatie = vingerwijzing = verschijnsel = indicie ril = kerf = inkeep = keep = inkeping = groef verbijzonderen = specificeren = specificatie oudheidkundig = archeologisch hartenbreker = hartslag indrogen = schrompelen = verschrompelen = verdorren = ineenschrompelen hertenbok = hertebok snuiven = awoert = boe = uitjouwen = snuiftabak maagdenvlies = maagdelijkheid folk = folkmuziek = etnische muziek asepsis = asepsie = desinfectie = ontsmetting = aseptie haringnet = drijfnet = haringvleet = vleet afgodendienst = afgoderij = Baälsdienst = idolatrie doorvoer = transitogoederen = debiet = doorstroom = theodoliet = passage = doorvaart boekenvreter = boekworm = lettervreter = boekenworm = boekenwurm handhaven = overleven = trotseren = overblijven = voortleven = voortduren = voortbestaan = houden = bewaren = behouden = leven lakleer = lakleder col = rolkraag = coltrui hoentje = hoen = patrijs donderbeestje = blaaspoot schakelkamer = controlekamer = regelkamer toelaatbaar = toelaatbaarheid = geoorloofd medewerking = hulpverlening = hulp = bijstand = hulpbetoon = assistent = steun = assistentie neurose = neuroticisme verwachting = afwachting = vooruitzicht = perspectief = prospect stukgaan = breken = stukmaken = kapotgaan = schiften = doorbreken = overtreden = begeven = bezwijken H-bom = waterstofbom raddraaier = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = stoker = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = belhamel = paniekzaaier = woelgeest = opruier = herrieschopper wetswijziging = amendement zangeres = zanger aanwrijven = inwrijven = beschuldigen = aanrekenen = aantijgen = nadragen = imputeren = schelden = op het matje roepen = verwijten = berispen bronzen = snurken = meuren = rusten = slapen = maffen = keveren = knorren = pitten snelbus = exprestrein draagas = wielas = as tussenregering = interimregering = interim-regering = interregnum middenblad = pin-up opheffing = abolitie = afschaffing = suppressie argumenteren = beargumenteren = gronden = baseren = funderen = onderbouwen herstellingsvermogen = rek = veerkracht = elasticiteit trouwreceptie = bruiloftsmaal = receptie afvaardigen = deputeren = toewijzen = delegeren zolder = zolderkamer = plankier = zoldering = vliering maxime = grondstelling = hoofdregel = grondregel = oerprincipe = basisprincipe = grondbeginsel = beginsel = principe stenose = adervernauwing = vernauwing zeiltocht = rondvaart = cruise = kruisvaart = boottocht pully = pulli gunst nota = voorslag kinderkleren = kinderkleding = kindergoed grondwaterspiegel = grondwater = freatisch water = grondwaterstand séjour = oponthoud = verblijf polyandrie = veelmannerij Slavisch = Slavische taal broeksband = gordelriem = ceintuur = band = riem = rokband = gordel verwarmen = warmen deelnemersveld = veld Spanjool = Spik = Spanjaard = Spaanse = Iberiër tutten = beiden = lijmen = neutelen = dralen = talmen = treuzelen = dreutelen = teuten = lijntrekken gerinkel = geschal = metaalklank = gekletter beregening = bevloeiing = irrigatie = besproeiing te horen zijn = beschikbaar hebben toegangsdeur = hal = entree persoonsnaam = voornaam = antroponiem puree = slemp huren = bezighouden = inhuren charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichting = oplichterspraktijken = bedotterij = afzetterij = geldklopperij = oplichterspraktijk terugdringen = inkrimpen = terugdrijven = volstaan = terugslaan = indammen = limiteren = afstoten = begrenzen = bepalen = beperken = inperken = terugduwen vredekus = vredeskus geloofsartikel = leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = dogma = belijdenis = prolepse = wijsbegeerte = isme = doctrine losnemen = loskrijgen = ontrafelen = losmaken = losdoen uitscheiding = afscheiding = secretie = daarmee uit hogedrukpan = drukpan = snelkoker = snelkookpan = pressurecooker verkiezingsbijeenkomst = fractie zendeling = missionaris moppentrommel = geldkistje eierschelp = eierschaal = eierdop starten = aangaan = inzetten = opvatten = instellen = aanvangen = aanvatten = openen = aanzetten = entameren = beginnen = opstarten ruwe aardolie = ruwe olie = petroleum = petrolie = aardolie overacteren = dramatiseren = overdrijven = met opzet overdrijven misbruik = wangebruik = beschimpingen = mishandeling bosaanplanting = herbebossing bondgenoot = vrind = zakenvriend = vriend = bondgenote = compagnon gunst = genade = gunstbewijs = bemind maken = in het gevlei komen kribbebijter = nijdas = zuurpruim = kribbenbijter = azijnpisser = galbak = nurks = kniezer = sacherijn = chagrijn = netenkop nikker = roetmop = zwarte = neger = negerin = moor zoontje = jochie demotie = degradatie executeren = terechtstellen = uitvoeren pachtsom = landhuur = pachtgeld = huur = pacht opleven = opbloeien = bijtrekken = herrijzen = doen herleven = aantrekken = herleven fik = klavier = hand = klavieren = klauwen = tengels = vlerken = klauw = poot = fikken = kluif = knijper koestal = koeienstal = stal = veestal amfibrache = amfibrachys geleerde = hooggeleerde = techneut = opinieleider regenstorm = hoosbui = plensbui = stortbui grote mond = grote bek = lip = tegenspraak ingewikkeldheid = complexiteit necrologium = necrologie hasjroker = blower = walvisachtigen doordouwer = doorbijter = knokker = aanhouder = vechter = doorzetter = volhouder = blijver prestatie = welslagen = verwezenlijking = heldendaad = realisatie = exploit = wapenfeit = voltooiing = succes = daad leisteen = kandidatenlijst = bon = schoolbord = lei sputum = slijm collage = montage = beeldmontage = mozaïek = zijn tijd ver vooruit snoek = geep = zeilvissen motivatie = considerans = grond = afweging = ratio = bewijsgrond = onderwerp = motief = argument = beweeggrond = overweging = reden = consideratie = motivering = beweegreden = drijfveer kattepoes = poesje = poes vergunnen = volmachtigen = machtigen = committeren = mandateren = autoriseren verloofd = verloofde vraagstuk = kwestie = vraag = probleem = opgaaf hartzakje = pericard = pericardium watermeter = fluviometer = stroommeter = hydrometer zich omkleden = kenteren = veranderen = keren mycologie = mycetologie hollen = hardlopen = draven = rennen = galopperen legioen = drom = mensenmassa = heir = myriade = massa = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = schaar = volk = menigte = legerschaar = hele volksstammen = mensenzee = meute = sleep = schare kerngedachte = hoofdpunt = hypostase = essentie = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = essentialia = bijzonderheid vercommercialisering = commercialisering = verzakelijking arsenaal = wapenarsenaal = verzameling = wapenmagazijn = accumulatie = wapenopslagplaats = wapenkamer = wapenhuis = wapendepot = collectie = tuighuis militaire dienst = dienstplicht plaket = gedenksteen = plateau k.g.v. = kleinste gemene veelvoud nering = shop = winkel = zaak toerfiets = phaëthon grondverzakking = verzakking baguette = stokbrood = Frans brood proveceren = aanmoedigen = stimuleren verstajem = notie = benul = onderkenning = besef = begrip uitstippelen = ontwerpen = uitdenken = verzinnen = bedenken = concipiëren = plannen = vinden wereldbrand = conflagratie = wereldoorlog kantwerk = lacetwerk vrouwenclub = zusterschap essence = aftreksel = parfum volkenkunde = etnologie = rassenkunde = volkskunde fietstaxi = riksja = betjah van plan zijn = willen = intenderen = bedoelen sluitingstijd = sluitingsuur bruisen van aktiviteit = zieden = koken = schuimen koelvloeistof = koelmiddel aanstoker = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper pocketboek = pocket = zakuitgave merken = gewaarworden = opmerken = ontwaren = bemerken = bekennen = waarnemen kanonnade = geschutvuur = spervuur = artillerievuur = kanonvuur = versperringsvuur = artilleriebeschieting kikker = kikvors = pad baljuw = drost = deurwaarder = drossaard = stadsbode het-woord = onzijdig = neutrum braguette = schaambuidel oogpunt = zienswijze = blik = optiek = beschouwing = gezichtshoek = visie = gezichtspunt = invalshoek = standpunt = zienswijs = kijk hoofdopzichter = superintendent = supervisor = opzichter donderslag = donder graanvrucht = graanvruchten Westerlijke Sahara = Westelijke Sahara houtvezelplaat = houtboard = board = plank annulering = tenietdoening = afgelasting = annulatie = intrekken hakbord = snijplank netenkop = nijdas = zuurpruim = kribbenbijter = azijnpisser = galbak = nurks = kribbebijter = kniezer = sacherijn = chagrijn ongelijksoortigheid = heterogeniteit pruldichter = rijmelaar = poëtaster huis van correctie = tuchthuis versloffen = verzuimen = verwaarlozen = verslonzen wandkleed = verhanging = behang ruche = lub buisstuk = schepel klankbekken = bekken = cimbaal agogie = maatschappelijk werk = welzijnswerk zakkenvuller = profiteur = krentenpikker ponskaartlezer = kaartlezer schouwmantel = schoorsteenmantel = schouw = schoorsteen vestingwal = bastion = wal = muur = verschansing = bolwerk = burgwal = schans teer = koolteer = hars = pek = pik interface = koppeling = gebruikersinterface = raakpunt = aansluiting = poort Rijn = rijn lood = ik zoek een baan = richtlood = meetlood = schietlood norm = graadmeter = criterium = toetssteen = normering = standaard = maatstaf huwelijksgeschenk = huwelijkscadeau voorafje = hors-d'oeuvre = voorgerecht = entree = aperitief grabbelen = graaien achtervoegsel = suffix binnenlaten = toegang verlenen = toelaten = inlaten sprits = zandgebak verlossen = redden = behouden = bevrijden = omzetten = inlossen niet toestaan = vernietigen = afraden = verbieden = verbannen = niet toestaan = afkeuren maangestalte = maanfase trailer = aanhanger = bakkie = achterligger = oplegger = bijwagen = aanhangwagen baptisterium = doopkapel = doopvont = fontein = wijwaterbekken sevilla = Sevilla doodslag = oudste beroep ter wereld = moordenaar = moord = manslag ritselen = organiseren = ontfutselen = versieren = regelen maquilleren = grimeren = schminken dodenmars = treurmars dichtheidsmeter = densimeter overlap = overlapping biotechnologie = ergonomie treurlied = klaagzang = lamento = treurdicht = klaagdicht = treurzang = elegie = klaaglied onbeperktheid = volstrektheid losbarsten = losbreken = uitbarsten = uitbreken = exploderen wichelaarster = toekomstvoorspeller = kaartlegger = waarzegger = wichelaar = kaartlegster gaai = Vlaamse gaai = kwastl = windbuil = verwaand heerschap hedjra = uittocht = leegloop = exodus bureaucraat = apparatsjik rot = deskundoloog = deskundige = kenner = expert = connaisseur = autoriteit = specialist homo sapiens = mens = ziel = mensachtige = mensenkind = sterveling slijmachtig = flegmatiek c-sectie = hysterotomie = sectio caesarea = sectio = keizersnede bevatten = gelijkstaan = snappen = begrijpen = bestaan = volgen = doorhebben = doorzien = inhouden = vatten = verstaan = weten automobiel = auto = zweefbaan = automaat = kabelbaan = kar = wagen = machine misprijzen = afkeuring = reprobatie tafelgoed = tafellinnen snipper = papiersnipper kolom = column = rubriek = ante = pilaar = zuil = pijler sorteerband = loopband = lopende band = transportband bruidsjapon = trouwjurk = trouwkleed = bruidsjurk muntspecie = muntgeld = specie = metaalgeld = geldspecie overheersing = heerschappij = overmacht = suprematie = dominantie counter = toonbank = aanrecht selecteren = blieven = schiften = uitverkiezen = opteren = believen = kiezen = uitzoeken = uitkiezen badmode = badkostuum = zwemkostuum = zwempak = badpak binnenlopen = binnenkomen = binnentreden = invallen = binnenvaren hijacken = kapen lolmaker = boemelaar = pretmaker = zwelger = fuifnummer = feestnummer = feestvierder = feestneus ongesteldheid = maandbloeding = teneergeslagenheid = maandstonden = menstruatie lepra = melaatsheid evenwijdigheid = parallellie hondeteek = hondenteek opgaan = uitstrekken = strekken = valideren = kloppen = opraken = uitkomen = vigeren = opkomen = gelden huishoudster = huishoudhulp enthousiasteling = partijgenoot nijper = pincet = splintertangetje = nageltang = knijptang = trektang = nijptang = tang = spijkertang schipper = schippersvrouw = binnenschipper bondsbons = hoge ome domper = tegenslag = strop waarmerken = authentiseren stellage = stelling stadswal = stadsmuur bijspijkeren = bijwerken regeerperiode = regering = regeringsperiode = bestuur = troon = heerschap = bewind = heerschappij = regeringstijd lastpost = klojo = klier = ettertje = pijn = lastpak = stoorzender = lomperd inprenten = inranselen = inscherpen = doordringen = inpeperen = instampen verliezer = mislukkeling = kneus = wanboffer = schlemiel = kneusje = loser = pechvogel godvruchtigheid = godsvrucht = piëteit = devotie = toewijding = godsdienstzin goedmaken = verzoenen = vergoeden = compenseren commandant = bevelhebber = gezagvoerder = overste = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = potentaat = legercommandant = machtswellusteling = commandante = legeraanvoerder = dictator = bevelvoerder = aanvoerder = tiran kwijl = speeksel = geneuzel verkiezingsprogram = verkiezingsprogramma bewolkingsband = wolkenband diagonaal = hoeklijn gaskachel = gashaard hagendoorn = hagedoorn = meidoorn = steendoorn confessie = credo = geloofsbelijdenis dik = droesem = wijndrab = depot = drab = grondsop = wijndroesem = droes = moer varkenshouderij = varkensfokkerij verwereldlijking = secularisatie = ontkerkelijking sponzen = spons elektrische installatie = elektriciteitsnet = schakelschema = bedrading = schakelingen = schakelsysteem derstigste = dertigste uitvlakken = gummen = gommen = wegvagen = uitvagen = wegvegen = stuffen amethist = amethyst babysitter = babysit = kinderzitje runderlapje = bief = steak = biefstuk kraaiepootje = kraaienpootjes = kraaiepootjes = kraaienpootje wijzen op = aanduiden = duiden = wijzen compact-discspeler = cd-speler = C.D.-speler Amerikaanse torenvalk = torenvalk beslistheid = intentie = constantheid = vastberadenheid = bestendigheid = voornemen = volharding = vasthoudendheid = standvastigheid lingua franca = Koinè = voertaal stripboek = stripverhaal = beeldverhaal = comic = strip inventie = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = verzinsel = fictie = sprookje = fabel = verdichtsel laagveengebied = moerasland = laagveen = ven = moerasgrond = moeras opsporingsambtenaar = detective = rechercheur = speurder huidkleur = huidskleur = kleurtje = teint = kleur = gelaatskleur fecaliën = drek = excrementen = excrement = ontlasting = faeces = poep = vuiligheid = derrie = stront = ba = faecaliën = uitwerpselen = schijt = kak = drol = uitwerpsel = afgang = beer = feces trapleer = trapladder = touwladder = trap = ladder = leer oceaniden = oceanide groeihormoon = somatotropine = somatotrofine trappen = scheppen = trap = schoppen voorouder = voorvader = patriarch = stamvader = voorzaat = antecedent aanzijn = voortbestaan = leven omnibus = boemeltrein = dubbeldekker = lokaaltrein = bus = lokaaltje = stoptrein = klein busje = boemeltje = autobus lengtegraad = Lengtegraad buideldier = buideldieren sits = chintz aarden = gelijken = lijken = lijken op = neigen = trekken luchtverkenning = fotoverkenning gitaarspeler = gitariste = gitarist radioscoop = röntgenapparaat = fluoroscoop neuroticisme = neurose gedaante = verschijningsvorm ragebol = verfomfaaien omverpraten = bewegen = overreden = bewerken = omturnen = platpraten = overtuigen = ompraten = bepraten = meekrijgen = overhalen kleurenblindheid = daltonisme = achromatopsie = achromasie fotoscoop = fotometer = lichtmeter spier = spierweefsel = halm financieren = bekostigen veekoek = oliekoek = lijnkoek twijfelzucht = ongelovigheid = ongeloof = scepticisme maaien = wegmaaien sportschoen = vluchtsimulator riet = rietstengel = roe = rietje = rietstok incident = gebeurtenis = conflict = slag = strijd = episode = veldslag = gebeuren = voorval = zeeslag oneerlijkheid = schelmenstreek = ontrouw = leugenachtigheid = valsheid = bedriegerij = bedrog = corruptie afwegen = uitknobbelen = knobbelen = wegen = uitmikken = doordenken = uitkienen discuteren = discussiëren = parlementeren = redetwisten = disputeren = redekavelen = bomen = twisten zuiderstorm = zuidenwind = sterke zuidelijke wind Zuid-Sotho = Sesotho kunsttaal = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = hulptaal = spreektaal = volkstaal = Bargoens = vaktaal = kringtaal = jargon = groepstaal = argot = slang = vakjargon verwarmingselement = radiator rond de pot draaien = draaien = dubbelzinnig spreken = liegen = terugkrabbelen = afwijken = om iets heen draaien = om de hete brei dansen Stier = stier zegellak = zeehond = lak = verzegeling opoe = grootje = bes = oma = bomma = grootmoeder = omoe = grootmama antichambre = hal = entreehal = vestibule = inkomhal = hall Saudisch = Saudi-Arabisch opduiken = opdiepen = stoten = te voorschijn komen = opduikelen = tegenkomen = stuiten = aanlopen = aantreffen databank = informatiebank = database brommen = klagen = grommen = knorren = mopperen bruine rat = rat = rioolrat landelijkheid = rusticiteit trochaeus = trocheus = trochee doedelzakblazer = liervis = doedelzakspeler = schelvisduivel toneelgezelschap = troep = toneelgroep diakritisch teken = diakriet grondvesten = gronden = stichten = funderen = vestigen moerstaal = moedertaal = stamtaal rijbaan = rijweg instorten = ineenstorten = doldraaien = inklappen = ineenzakken = uit elkaar vallen = doordraaien = inzakken expediënt = redmiddel barbier = figaro = dameskapper = friseur = coiffeur = kapper = hairstylist = haarknipper juweel = pronkjuweel = prachtstuk = sterretje = kleinood = pracht = edelgesteente = prachtexemplaar = kwarts = edelsteen staatssteun = overheidssubsidie = subsidie = betoelaging = rijkssubsidie = rijksbijdrage = overheidssteun kruim = broodkruimel = kruimel = morzel = broodkruim fanfare = trompetten stoeipartij = stoeien = luchtsprong afmieteren = afkukelen = afdonderen = afgooien winterwortel = winterpeen ambtsopvolger = opvolger prof = professional farizeeër = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = schijnheilige = hypocriet besturingseenheid = centrale verwerkingseenheid = processor = besturingsorgaan = CPU = CVE = mainframe afgezant = afgevaardige = gezant volkstaal = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = argot = slang = volksmond = vakjargon = Bargoens = kunsttaal reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart hoofdje = knikker = harses = kersenpit = tas = kruin = bol = kersepit = hoofd = bolletje = kanis = kop = knar = test = opschrift garen-en-bandwinkel = kledingwinkel kliekjes = etensresten in de steek laten = opgave = abandonnement = overlating = overgave = verlating = afstand gander = gent = ganzerik = mannetjesgans melk = spint = sap schutkleur = camouflagekleur abstinent = asceet kopen = aankopen mercurius = kwikzilver = kwik vergadering = beraadslagingen = convent = overleg = conventie = beraadslaging prepositie = voorzetsel lichtje = lamp = licht = kookplaat = kookplaatje = theelichtje rob = zeehond poppenspel = marionettenspel = poppentheater = marionettentheater = poppenkast afgestudeerde = abituriënt = oud-leerling soort korenbloem = knoopkruid bufferfonds = reservefonds = reserve credit = krediet tomatensap = tomatesap Reynard = Reinaart hui = kaaswei = wei = melkwei = melkserum = portel pok = pokziekte = variola = kinderpokken = pokken deurknop = deurklink = klink tegenover stellen = vergelijken reservaat = parklandschap = park extraatje = toegift = toemaatje = gratificatie = bonus = douceurtje alleseter = omnivoor theehuisje = zomerhuis = tuinhuisje = prieel theezakje = theebuiltje druivenpers = wijnpers kanselrede = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = sermoen = prediking = predikatie = homilie overleving = natuurlijke selectie proefschrift = scriptie = doctoraalscriptie = dissertatie = thesis = these versmallen = vernauwen deeltjesversneller = cyclotron = elektronenversneller = versnellingsmachine = versneller kantine = schaftlokaal = cafetaria levenslange gevangenisstraf = levenslang schaamspleet = kut = muis = vagina = pruim = doos = trut = schede = poes = vulva = mossel = spleet plantehaar = plantenhaar = haar veerloon = passagier = veergeld = vervoersprijs ETA = èta short = shorts gebruiksartikel = verbruiksartikel kurkentrekker = kurketrekker = trekker liquideren = ombrengen = omleggen = mollen = doden = om zeep helpen = killen = om het leven brengen = vermoorden = koud maken = afmaken Welsh = Kymrisch straatweg = weg = baan = straat = steenweg voortbestaan = handhaven = overleven = trotseren = overblijven = voortleven = bestaan = voortduren = verderleven = existeren = aanzijn = leven factotum = duvelstoejager = duivelstoejager = duizendpoot = manusje-van-alles occident = avondland = westen steekmug = knutten verneuken = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen verdenking = wantrouwen = achterdocht = suspicie = argwaan = argwaan koesteren egghead = intellectueel = highbrow toneelscherm = scherm = doek = decorstuk = toneelgordijn = coulisse legereenheid = krijgsmachtonderdeel = legeronderdeel = legerformatie = legerafdeling demagoog = agitator = volksmenner = volksleider terugkomen = teruggaan = terugdraaien = keren = retourneren = weeromkomen = terugkeren tegenzitten = tegenlopen Dueler = Tegenstander woongedeelte = vertrekken halstouw = halster zweefvlieger = deltavlieger = deltavliegtuig = delta = windglijder = kielvlieger opsmukken = optuigen = decoreren = opsieren = tooien = versieren = sieren = vergulden = optooien = verfraaien achternagaan = volgen botontkalking = osteoporose = ontkalking lab = labo = laboratorium = praktijklokaal bankzitter = reservespeler = reserve = bankspeler somatotrofine = groeihormoon = somatotropine opbollen = bollen bevestigen = affirmeren = erkennen = toegeven = bekrachtigen = beamen = bekennen kroonlijst = deklijst accoucheur = gynaecoloog = vroedvrouw = verloskundige = baker = kraamvrouw emoticon = smiley struikgewas = haagbos = bosje = kreupelbosje = bosschage = bosage = hakhoutbosje = struweel vakjargon = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = Bargoens = kunsttaal meconium = kinderpek = darmpek meetkundige plaats = localiteit homoseksuele = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = gay = mietje = poot = reetkever = homo = nicht = homofiel = holtor = bruinwerker nuance = kleurschakering = schakering = tint eilandengroep = archipel = eilandenrijk centrale verwerkingseenheid = processor = besturingsorgaan = CPU = CVE = besturingseenheid = mainframe atoomgewicht = atoommassa foniek = fonologie = klankleer oprichten = stichten = instellen = opvoeden = institueren = kweken = grootbrengen legpuzzel = puzzel chirurgie = heelkunde = operatiekamer = operatie = spreekkamer stelen = roven = gappen = verdonkeremanen = jatten = ontvreemden = ontwenden = pikken hazelmuis = slaapmuis = relmuis stoppelbaard = stoppel kompel = houwer = mijnwerker = koempel carrosseriebouwer = wagenmaker gegevens = informatie = gegeven = data getuigenverhoor = enquête = geloofsonderzoek papier = paperassen = blaadje = vel = flapje = prent = handelspapier = biljet = flap = document = blad = bankbiljet = papieren = bankje = velletje = briefje = brief = bankbriefje = banknoot Epirus = Epiros intelligentsia = intellect deurbel = klingel = zoemer = huisbel = bel = ding-dong kippenhok = hoenderhok chillen = geliefkoosde plaats = vakantieoord stookplaats = haard = open haard = schouw brem = doornstruik = duindoorn = gaspeldoorn pleura = borstvlies overschoen = soort spatbord = galoche vertegenwoordiging = gezantschap = afvaardiging = deputatie = missie = legatie = delegatie = representatie = zending verstekbak = verstekblok béarnaisesaus = bearnaisesaus staatsgreep = putsch = coup condenseren = neerslaan zandstorm = stofstorm = sirocco van mening verschillen = tegenstemmen cashew = cachou grondboor = fretboor vervoer = transport = overlading = transportmiddel = vervoermiddel = overslag rolbezem = luiwagen onderhuid = Derma = huid = vel = skinhead uitwateringssluis = spuisluis = spui = zijl = verlaat = sluisdeur = sluis kneuzing = contusie = kneuswond = bloeding classificatie = categoriseren = plaats neveninkomsten = emolumenten = bijverdienste warmwaterketel = stoomketel = ketel = verwarmingsketel = cv-ketel bries = zefier vloeibaarheid = fluïditeit = vloeibare toestand waterwerktuigkunde = vloeistofdynamica = hydrodynamica schaftlokaal = cafetaria = kantine galopperen = hardlopen = draven = hollen = rennen heggeschaar = haagschaar = heggenschaar taaislijmziekte = cystische fibrose = mucoviscidose puseyisme = ritualisme ondernemingsgeest = handelingsdrang = ondernemingszin = initiatief = ondernemingsdrang mopperkont = brombeer = nijdas = brompot = mopperaar = zuurpruim = nurk = grompot = knorrepot = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor onweerswolk = stapelwolken = cumulonimbus musicus = muziekbeoefenaar = muzikant = instrumentist = speler = musicienne = instrumentalist = toonkunstenaar bijlage = addendum = nawoord = epiloog = narede = bijvoegsel = nabericht dienster = serveerster klopper = gard = garde plaats van gebeuren = oord = plaats magneetband = band = cassettebandje = audiocassette = tape = geluidsband = bandje = geluidscassette = cassetteband ophoping = verdichting = cumulatie = accumulatie = concentratie = congestie = opeenhoping = conglomeraat = agglomeratie = opeenstapeling arbiter = umpire = referent = scheidsrechter = fluitist = bemiddelaar = scheids bloedcel = bloedlichaampje 's Gravenhage = Den Haag = hoe ouder hoe zotter passagiersschip = passagiersboot zegswijze = idioom = frase = proverbium = uitdrukking = spreekwoord = gezegde = expressie = leenspreuk = spreekwijze opkikkeren = opknappen reçu = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart reisbestemming = reisdoel = bestemming verpleeginrichting = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardenoord = bejaardentehuis = ziekenhuis = bejaardenhuis = gasthuis = kliniek = ziekenzaal = verpleeghuis = verzorgingscentrum = hospitaal = verpleegtehuis onderrok = jupon New England = Nieuw-Engeland zinnen = besef = aanspreken = behagen = appeleren = aanstaan = liggen = lijken = bewustzijn = zin = bevallen vervorming = verrekking = misvorming = verwringing = scheeftrekking = deformatie = schering opschorten = vertragen = verschuiven = uitstellen = opschuiven = talmen = oponthoud = rekken = verdagen garneersel = garnituur = garnering arrangement = zetting = bewerking = oplossing = regeling rugsteun = ruggensteun Europa = vlinders in de buik hebben maanzaad = papaverzaad transliteratie = transcriptie ampul = flesje = fiool = medicijnflesje geesteswetenschap = alfawetenschap = alfawetenschappen = humaniora = kunst = geesteswetenschappen splijten = deling = afscheuring = avulsie vocabulaire = woordenschat = woordenlijst = lexicon = vocabularium badkostuum = badmode = zwemkostuum = zwempak = badpak kaars = cd = candela soul = ziel = mensenziel = animus = geest = psyche tegenstrijdigheid = ambivalentie = dubbelheid = incoherentie = inconsistentie = tegenspraak = paradox = discordantie = antilogie = dualisme = inconsequentie = dualiteit = contradictie = strijdigheid = antinomie = tweeslachtigheid = onsamenhangendheid levensverhaal = biografie = levensgeschiedenis gemeentesecretaris = secretaris theedoek = handdoek = keukendoek = afdroogdoek = keukenhanddoek verrassen = bevreemden staket = staketsel = palissade = stek braintrust = denktank meubelstuk = meubilair = meubel decompressieziekte = duikersziekte = caissonziekte houvast = grip = sluiting = greep profiteur = zakkenvuller = krentenpikker Verenigde Arabische Emiraten = VAE genre = aard = soort = vormgeving = categorie = ras = stijl = type antecedent = antecedenten = jurisprudentie = voorouder = precedent verzanden = dichtslibben = doodlopen = aanspoelen = aanslibben bruidsschat = bruidschat = weduwgift stuurwiel = rad = stuur = wiel halsader = kropader complex = samenstel = twaalftonenreeks = chromatische toonladder = aggregaat verschijning = gelaatsuitdrukking = apparitie = openbaring = visioen = epifanie = Driekoningen deformeren = misvormen = vervormen = verdraaien = verwringen zilversmid = edelsmid schaambuidel = braguette allegatie = quotatie = citaat = aanhaling = quote brugwerk = brug Babylon = Babel appartement = etagewoning = etage = flat = flatje = leefeenheid = wooneenheid steltwortel = luchtwortel = steunwortel toneelmeester = inspeciënt = inspiciënt plateelwerk = Delft = plateelgoed handelsreiziger = handelsagent = factor = vertegenwoordiger = factoor = agent cumulatie = pool = cumulus = verdichting = accumulatie = concentratie = opeenhoping = ophoping = agglomeratie = opeenstapeling uithollen = opdelven vorderingen = vordering = vooruitgang = progressie = continuïteit = voortgang geitenleer = geitevel = geitenvel ohmmeter = weerstandmeter Verenigde Staten = VS = Amerika = USA = Verenigde Staten van Amerika koolstofkringloop = koolstofcyclus synchronie = synchroniciteit = synchroon = gelijktijdigheid liefhebbend = liefdevol valuta = munt = munteenheid warnet = labyrint = wirwar = warwinkel = doolhof = kluwen plof = bromfiets = brommer durf = flinkheid = vastberadenheid = stoutmoedigheid = guts = lef = levendigheid = karakter = onbezonnenheid = koenheid = dapperheid = onverschrokken = roekeloosheid = courage = onversaagdheid = temperament = branie = moed = vermetelheid onderhorige = ondergeschikte = mindere moleculairgewicht = moleculegewicht = molecuulgewicht inschuchteren = intimideren zonnebaden = bakken = zonnen sneeuwbank = sneeuwduin borstvoeding geven = de borst geven poortdeksel = Deadlight waardin = restauranthouder = herbergier = waard = restaurateur bedingen = stipuleren = garanderen = specificeren = conditioneren nevelvlek = nevel = melkweg = melkwegstelsel condensator = capacitor = filter sport = trede koopvaardijvloot = koopvaart = handelsvloot = koopvaardij fellatio doen = pijpen = afzuigen achterbak = kofferbak = bagageruim = kofferruimte aftasten = speuren = analyseren = fouiller = naspeuren = keuren = examineren = fouilleren = onderzoeken = vorsen mamma = borstklier = melkklier = mam = mama renpaard = koerspaard gok = waagstuk kruitdamp = pulverdamp bordenwasser = afwasser = glazenspoeler soeplepel = juslepel = eetlepel = opscheplepel = sauslepel axilla = oksel kruideniersmentaliteit = pietluttigheid = benepenheid = bekrompenheid = kleingeestigheid = dorpsmentaliteit jaar = klas = planeetjaar cerussief = looderts cafe = herberg = pension = hospies aanroepen = inroepen = beroepen kersenboom = kers = kerselaar grijpen = vastpakken = arrest = pakken = vasthouden = nemen = stilstand = aanhouding = vastnemen = vangen = vastgrijpen = wachten = beetkrijgen = vatten = graaien = arrestatie = grissen = beetpakken = toegrijpen bolsjewisme = collectivisme = leninisme = marxisme meteoroloog = weerprofeet = weerman = weerkundige = weervrouw aanhanger = aanhangwagen = discipel = apostel = adherent = acoliet = bakkie = adept = achterligger = volger = trailer = leerling = volgeling = oplegger = bijwagen komposiet = composiet zwam = paddestoel = op het puntje van zijn tong = schimmel = paddenstoel mensdom = menselijkheid = mensengeslacht = mensheid = wereld brandweerman = pompier = spuitgast kernbom = kernwapen = A-bom = atoombom pet = kap = klak = muts fotoverkenning = luchtverkenning invalide = mindervalide = andersvalide concept = kladversie = opvatting = kladje = ontwerp = praatstuk = begrip = aanzet = model laadruimte = kofferbak = slurf = koffer autoclaaf = drukketel = drukvat = sterilisator heksernij = hekserij zwaartepunt = hoofdpunt = essentie = kern = grond = kernpunt = hoofdzaak = bijzonderheid = hypostase = kerngedachte = wezen = substantie = kwintessens = primaat = essentialia wateroverlast = watersnood = inundatie = overstroming woonwagen = pipowagen = salonwagen lichtquantum = foton afstammen = spruiten thorax = ribbenkast = borstkas = borst antropocentrisme = antropomorfisme poëet = bard = woordkunstenaar = zanger = verzenlijmer = dichter furie = heks = oud wijf = lelijk wijf = tovenaar = kol = besje = helleveeg = tovenares = taart klamboe = muggennet = muggengordijn nuttiging = consumptie achterna zitten = jacht = najagen = achtervolgen zijweg = kruispunt = dwarsweg = zijstraat = kruising betasten = bevingeren = bepotelen = bevoelen intelligentiequotiënt = IQ Surinaams = Negerengels = Sranan = Suriname schrijlings zitten op = zich vrijblijvend opstellen hotel = hotel-restaurant fitnessruimte = gymnastieklokaal = sporthal = gymnastiekzaal = gymlokaal = sportschool betrokkenheid = geëngageerdheid = participatie = deelname = engagement = deelneming rouw = hartzeer = sterfgeval = verlies = zielenpijn = hartenpijn = zielenleed verkeersweg = hoofdweg = autostrade = Hoofdweg = snelweg = autosnelweg voor zolang het duurt = hapax = gelegenheid rangeerlijn = rangeerspoor = raccordement = wisselspoor onttronen = verdrijven = wegzenden = ontslaan = afzetten = uitstoten = verjagen = wegjagen herdoen = verspijkeren = vertimmeren = verbouwen apologetica = apologetiek schijnwereld = dromenrijk = dromenland kloekheid = energie = pep = slagkracht = pit = arbeidsvermogen = fut = puf = daadkracht = geestkracht offerande = offer = wijgeschenk = offergave = offerplechtigheid = hecatombe = oblaat eerbied = waardering = respect = krediet = aanzien = ontzag = achting vuurpijl = raket = pijl vistraan = traanolie = visolie andragogiek = volwassenenonderwijs = volwasseneneducatie = tweedekansonderwijs = andragogie = tweede-kansonderwijs gage = arbeidsloon = salaris = prijs = inschrijfgeld = wedde = inschrijvingsgeld = honorarium = bezoldiging = traktement = vacatie = arbeidsinkomen = loon = remuneratie = vacatiegeld zure sinaasappel = bittersinaasappel = pomerans stanza = strofe Poolster = leidster = noordster = tramontane = Polaris peper = peperstruik = paprika = chilipoeder = peperplant = peperboom = peperkorrel = chilisaus = chili teruglopen = slabakken = verminderen = achteruitlopen = afnemen = minderen pumpschoen = pump middeleeuwen = ME = Middeleeuwen alteratie = verandering = wijziging konsoorten = aanhang = consorten prulletje = franje = prul = barrel = tierlantijntjes = prulding = vod = pruts = tierelantijntjes = prullaria = lor ongerustheid = verontrusting = zorg = opwinding = bezorgdheid = verwarring = tobberij = opschudding Markov-keten = Markovketen lampenpit = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampepit = kousje = kaarslemmet Uriah = Uria Oudnoords = Oudnoors solvatatie = solvatie persoon = man = deze of gene = mens = figuur = iemand = individu = werkwoordsvorm amfibievoertuig = amfibievliegtuig = amfibie dichtkunst = verskunst = muze = dichtwerk = vers = poëzie smaadrede = scheldkanonade = tirade = smaadschrift klavieren = klavier = hand = fik = klauwen = tengels = vlerken = klauw = poot = fikken = kluif = knijper recycleren = recyclen = herwinnen = hergebruik = recupereren = terugwinnen = hergebruiken afwimpelen = negeren = opzijzetten = ignoreren = wegcijferen headset = hoofdtelefoon = oortelefoon = koptelefoon met microfoon = koptelefoon = hoofdtelefoon met microfoon hoornaar = horzel medespeler = ploegmakker = makker = ploegmaat = teamgenoot ongenaakbaarheid = ontoegankelijkheid = onbeschikbaarheid armstoel = club = leunstoel = leuningstoel = zetel = fauteuil kan kan = cancan Tegenstander = Dueler hallelujastemming = geestvervoering = zinsvervoering = opgetogenheid = vervoering = euforie = exaltatie = extase = verrukking = geluksroes = trance isolator = isolatiemateriaal ingeving = inval = aha-erlebnis = idee = gedachteflits gangenstelsel = dwaaltuin = labyrint = doolhof orgie = liederlijkheid = saturnaliën = lichtzinnigheid = bandeloosheid = bacchanaal = zedeloosheid = tuchtloosheid = losbandigheid = frivoliteit rekken = schetsen = vertragen = verlengen = strekken = op schaal tekenen = verschuiven = stretchen = opschorten = uitrekken = uitstellen = oprekken = opschuiven = talmen = uitbreiden = oponthoud = prolongeren = verdagen = aanhouden uitwijkeling = emigrant = landverhuizer Verenigd Koninkrijk = Britannië = Groot-Brittannië = Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland = V.K. cocktailjurk = cocktailjapon = coctailjurk kruidendrank = kruidenthee toezichthouder = beeldscherm = voogd = opziener = tutor = monitor silicium = kiezel retirade = wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = gemak = bestekamer = toilet lazuur = lazuriet = azuur = lapis lazuli = lazuursteen = blauwsteen = blauw = hemelsblauw = azuursteen oplikken = oplebberen = opslurpen = opslobberen = opslorpen heilwens = zegenwens = zegen = zegenbede = zegening toegangsweg = afrit = oprit = invoegstrook overbrenging = omzetting = transformatie = omvorming = transmissie = transpositie afwasautomaat = vaatwasser = afwasmachine = vaatwasmachine maaltijd = dis = maal = eten afzettingsgesteente = sedimentair gesteente = sediment = sedimentgesteente geldautomaat = gelduitgifteautomaat = bankautomaat = giromaat oogstfeest = teelt kom = gewrichtsholte = laagte = pijpekop = schaal = coupe = pijpenkop = gewrichtskom = fitting ultra = hardliner = extremist ouwel = frou-frou = hostie tussenstop = oponthoud = pitstop = tussenstation spiraalstelsel = spiraalnevel spiets = werpspies = speer = geer = lans = spies laïciseren = ontkerstenen = seculariseren = deconfessionaliseren ketonurie = acetonurie beheren = leiden = managen = overzien = gaan = besturen = runnen = administreren = zorgen = overschouwen = houden = bekijken = toezien = aankunnen geboorteland = patria = geboortegrond = moederland = land van herkomst = land van oorsprong = vaderland = thuisland aanvalligheid = lieftalligheid = aanminnigheid = beminnelijkheid = bekoorlijkheid = bekoring = charme wonderkind = wonder = slimmerd = goochemerd = doorzetter = slimmerik = slimmeling mandarijn = Mandarijns = mandarijntje = mandarijnenboom typering = karakterschets = karakteristiek = karakterisering = kenschets werelddeel = continent toeschijnen = voorkomen = lijken = toelijken = schijnen = aandoen sinaasappel = sinaasappelboom = appelsienenboom = appelsien overvloeien = overlopen = overrompelen = blaken = overstromen = overgaan schijngrond = voorwendsel = pretext = smoes = mom = schijnreden = dekmantel inhoud = index = volume = inhoudsopgave = register = inhoudstafel = betekenis = gehalte = bedoeling = bezettingsgraad = significatie = zin = bladwijzer scherp antwoord = antwoord = repliek = weerwoord indringer = insluiper = overtreder = binnendringer drumstok = trommelstok = drumstokje oma = opoe = grootje = bes = bomma = grootmoeder = omoe = grootmama interesseren = belangstellen abduceren = afvoeren = aanvoeren bietsen = schooien = schooieren = bedelen opblazen = overdrijven = zwellen = opkloppen = ontploffen = uitdeinen = oppijpen = overtrekken = inflatie = hyperboliseren = kleuren = chargeren = exploderen erepoort = zegeboog = ereboog = triomfboog schijtgat = poeperd = aars = aarsopening = aarsgat = anus = poeper = poepgat wondermiddel = huismiddeltje = panacee = huismiddel thee = kif = shit = stuff = weed = marihuana = kief = wiet = theeblad = pot verrichten = actie = gang = werken = presteren = uitvoeren = handeling = verrichting = doen Bahama's = Bahama-eilanden = Bahamas Schrift = Bijbel = bijbel = testament geneeskundige = arts = esculaap = dokter = geneesheer = heelmeester = pil = medicus schaafsel = zaagmeel = zaagsel = mot fanatiekeling = fanaticus = fanaat = dweper = gedrevene = zeloot = freak beklaagdenbank = strafbank = verdachtenbank opporren = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = aanmanen = instigeren = pramen eekhoorn = hamsteraar oorspiegel = otoscoop = oortrechter Jamaïca = Jamaica inkerving = schacht vliegverbinding = luchtverbinding = luchtvaartmaatschappij = luchtlijn voorvechter = protagonist = voorstander tobben = kwakkelen = sukkelen ratio = considerans = rede = grond = afweging = graad = beginsel = principe = motief = hoofd = beweeggrond = overweging = reden = consideratie = motivatie = motivering = beweegreden = drijfveer secretaris = gemeentesecretaris = onthaalbediende = doktersassistente = receptionist lekkerbek = lucullus = gastronoom = fijnproever = Bourgondiër = gastronome vandalisme = vernieling zeventig = zeventigtal einzelgänger = individualist = solist lichtend voorbeeld = lichtbron = uitblinker in staat stellen = inschakelen o.s. = ik ben hetero = besturingssysteem = operating system schrappen = schrapen = afketsen = doorhalen = annuleren = afstuiten = afspringen = schrabben schermer = zwaardvechter = schermmeester uitdrijving = geestenbezwering = uitwijzing = verbanning = exorcisme = wegjaging = bezwering = verwijdering = uitzetting = duiveluitbanning = verdrijving = duiveluitdrijving archipel = eilandengroep = eilandenrijk Cu = Culturele Revolutie wenteling = wending = zwenk = draaiing = draai = draaibeweging = twist toevoegen = link = verenigen = linken = bijtellen = optellen = verbinden = samenvoegen bolsegment = segment overbuikheid = epigastrium processieplant = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = leverstok = manskracht lieslaars = baggerlaars = waterlaars herdenking = commemoratie agnosticus = ongelovige werktuigkundige = machinist = mecanicien = machinevoerder = mechanicus directorium = hoofdbestuur = raad van bestuur = bestuurscollege = opperbestuur = directoraat = directie = bestuurslichaam = bedrijfsleiding wisselstroomgenerator = alternator = wisselstroomdynamo boomstronk = boomstam = houtblok scheepsmaat = gast = stuurman voorwerpbeweging van het afstand = telekinese = psychokinese gebogen lijn = curve pater = papa = ouwe = eerwaarde = priester = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = pastoor = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie ommezwaai = wending = keer = revolutie = kentering = overgang = omschakeling = totale ommekeer = omslag = ommekeer = rechtsomkeert = koersverandering gevechtssport = gevechtskunst = vechtsport pressen = opjuinen = aanjagen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = aanmanen = instigeren = pramen verheugen = verblijden zeebries = zeewind glazenspoeler = afwasser = bordenwasser motorkettingzaag = boomzaag = kettingzaag = motorzaag uitzetten = afsluiten = platgooien = platliggen = stilliggen = uitwijzen = gaan = zwellen = platleggen = verlaten = verjagen = opzetten = uiteenzetten = uitdoen = lamleggen = stilleggen = uitdijen = opzwellen krachtpatser = ribbemoos = krachtmens oppikken = sprokkelen = oprapen = inzamelen = verzamelen = oogsten = onthouden verdichtingspunt = grens koraalrif = koraalbank = puinwal = bloedkoraal tap = bar = buffet = tapkast = toog miniatuur = verlichting overtolligheid = redundantie = overbodigheid schaapsstal = schaapskooi = schapenstal = schapestal toonbank = counter = aanrecht vervluchtigen = verdampen = evaporeren = verkoken = sublimatie = vervliegen middeleeuws dierenboek = bestiarium mafkikker = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke schut = barrage = stuwdam = stuw = keerdam voetenplank = voetenbankje = voetbank = voetbankje steenrots = steen = kiezel = rots regelmaat = orde = frequentie = volgorde miss = schoonheidskoningin kastijden = tuchtigen = afstraffen = straffen = bestraffen showroom = toonkamer = show-room = toonzaal datum = dagtekening = datering nasofarynx = neus-keelholte transmissie = drijfwerk = aandrijving = omvorming = overbrenging = omzetting = transformatie = aandrijfmechanisme = transpositie repareren = lappen = opstopping = redresseren = jam = verstellen = herstellen = lijmen = maken = verbeteren = gaatje excreten = uitwerpselen = recrement zwanenzang = zwanezang = slotwerk tegenvaller = hik = schaduwzijde = deceptie = afknapper = teleurstelling = misrekening = fiasco = keerzij = min = minpunt = flop = schaduwkant = ontgoocheling = opdonder = desillusie = keerzijde = nadeel schoenveter = veter = rijgsnoer = nestel optelfout = telfout avonturier = fortuinzoeker = goudzoeker = gelukzoeker = ontdekker = ontdekkingsreiziger = vrijbuiter moed = flinkheid = vastberadenheid = stoutmoedigheid = guts = lef = levendigheid = karakter = onbezonnenheid = koenheid = dapperheid = onverschrokken = roekeloosheid = courage = onversaagdheid = durf = temperament = branie = vermetelheid schapenvlees = schaap acognosie = farmacologie = farmacognosie = geneesmiddelenleer Engelse = Engelsman interventie = tussenkomst monitor = beeldscherm = beeldstation = stralingsmeter = scherm = toezichthouder = dosismeter verslag = rechtsgang = hoofdartikel = procesgang = gelaatstrek = vooruitgang = eigenschap aapje = aap = apin ovenplaat = bakplaat jabroer = jaknikker = weerhaan = meeloper = conformist = paladijn grensgebied = randgebied = perimeter = kantlijn = marge = omgeving = omtrek lijntrekken = beiden = lijmen = neutelen = dralen = talmen = treuzelen = dreutelen = tutten = teuten Colombia = Colombië = Columbia verstoring = stoornis = ongemak elektriciteitskabel = kabel = geleiding = stroomdraad = elektriciteitsdraad shock = shocktoestand zij = zijde = zijkant aardbeweging = aardschok = aardbeving bondstaat = federatie zang = nummer = liedje = lied sensatieblad = schandaalblad = boulevardblad = roddelkrant = roddelblad = tabloid = boulevardkrant = sensatiekrant Slavische taal = Slavisch dijk = binnendijk = waterkering = dam = stuwdam = kademuur = waterdam = walmuur voorzien van = zorgen voor = voeden = voorzien = toeleveren tekenbord = tekenplank bestelwagen = wagon = voorhoede = rijtuig maansverduistering = maaneclips koppelaar = huwelijksmakelaar hevige aanval = paroxisme laadbrief = carga = vrachtcedel = vervoerbiljet = vrachtbrief halssnoer = ketting = halssieraad = halsketting oprekken = rekken = uitrekken = strekken melaatsheid = lepra opstarten = inzetten = opvatten = instellen = aanvangen = aanvatten = openen = entameren = beginnen = starten beddengoed = laken inkeep = kerf = ril = keep = inkeping = groef jonker = landjonker = jonkheer = edelman = aristocraat genadeloos = meedogenloos klitten = pakken = klemmen = kleven = vasthouden = klampen = plakken tarwebloem = tarwemeel power = macht = kracht berenhuid = berenvacht = berenvel kransje = dameskransje = koffiekrans = theekransje = koffiekransje schuurborstel = schrobber = boender inzenden = insturen detective = opsporingsambtenaar = rechercheur = speurder = speurneus broncode = doodshoofd verzuim = omissie = nalatigheid = verstek = vermissing = tekort = ontbreken = afwezigheid gevang = strafgevangenis = nor = strafinrichting = petoet = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot werklust = produktieproces = industrie = sector = nijverheid = productieproces leniging = verademing = verzachting = bevrijding = opluchting = ontlasting = opbeuring = verlichting wade = lijkwa = kor = kornet = doodshemd = rouwkleed = doodskleed = lijkwade = lijkkleed = schrobnet liefdesbetrekking = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding lampekatoen = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet gehechtheid = genegenheid = toewijding beencel = beenlichaampje rondspringen = rollebollen = dollen = steigeren = raggen = stoeien = rondhuppelen = robbedoezen = ravotten = dartelen scherp = snede = snijkant fooi = bagatel = drinkgeld = tip = schijntje = habbekrats = douceur = hongerloontje = hongerloon = kleinigheid videospel = computerspel = videospelletje localiteit = meetkundige plaats gevoel = zintuig = notie = touche = toon = conjectuur = vermoeden = affect = besef = sensatie = tastzin = gemoedsbeweging = impressie = indruk = zin = accent vochtigheidsmeter = psychrometer = hygrometer = vochtmeter slijmerd = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker prijsindexcijfer = prijsindex = prijsniveau = prijspeil onderwijzer = lerares = juf = opvoedkundige = schoolmeester = onderwijsdeskundige = pedagoog = juffrouw = schooljuffrouw = schoolvos = leermeester = frik = docent = schoolfrik = instructeur = schooljuf = leraar kuchen = rochelen = reutelen = hoesten vaandel = standaard = vaandrig zedelijkheid = zedigheid = deugdzaamheid = kuisheid = eer = onschuld = eerbaarheid = eerzaamheid necropsie = sectie = obductie = nabespreking = autopsie = dissectie = lijkschouwing = lijkopening kitchenette = koffiekeuken = keukentje damsport = damspel invloed = impact = koevoet = inductie = zelfinductie = elektromagnetische inductie = hefboom = breekijzer adel = noblesse = stand = aristocratie = adeldom = landgoed = nobiliteit koevoet = invloed = hefboom = breekijzer volgorde = orde = regelmaat decolleté = halsuitsnijding verdergaan = voortkomen veldbed = kinderbed = campingbedje schuifdeur = roldeur bemesten = mesten = cultiveren Andreas = André = Andries = Andrew evocatie = bezwering = oproep zwijntje = lot = fortuin = mazzel = zwijn = bof = geluk verhaasten = opschieten = jagen = haasten = vlotten = voortmaken = voortjagen = jachten = versnellen = bespoedigen zardock = zakdoek ommezijde = achterzijde = achter = achterkant herendubbel = herendubbelspel respect = waardering = observeren = observatie = krediet = eerbied = aanzien = ontzag = achting steenweg = weg = baan = straat = straatweg fluïditeit = vloeibaarheid = vloeibare toestand methylalcohol = houtgeest = brandalcohol = hydroxymethaan = methanol = houtalcohol anti-transpiratiemiddel = deo = deodorant ruggenmergszenuw = ruggemergszenuw loodlijn = normaal = verticaal dokwerker = havenarbeider = bootwerker = stuwadoor omgangsvormen = manieren = omgangsvorm = vormen = erecode = code = gedragscode = manier = vorm gastarbeider = migrant wasdroger = droogtrommel = trommeldroger = droogkap = droger = droogautomaat = haardroger = haardroogkap i = een = twee = één deserteren = drossen = apostaseren = afvallen = overlopen zorgeloosheid = onbezorgdheid = onverschilligheid = luchthartigheid twijfel = aarzeling = onzekerheid = motie = weifeling voorbeschikking = lot = voorzienigheid = lotsbeschikking = voorbestemming = bestemming = providentie = lotsbestemming = levenslot schwa = doffe e = sjwa Valentinus = Valentijn astatium = astaat schoonzuster = schoonzus(ter) = schoonzus eenheidsworst = eentonigheid = monotonie = uniformiteit flexibiliteit = buigzaamheid = plooibaarheid = souplesse = coulance = meegaandheid = conveniëntie = buigbaarheid = inschikkelijkheid = buigen = conniventie = soepelheid induwen = inschuiven lingerie = onderkleding = onderkleren = ondergoed naamval = woordsoort landingsbrug = aanlegplaats = steiger = landing = aanlegsteiger goelasj = goulash gesjirp = stridulatie tachograaf = snelheidsmeter = gatsometer Mongool = Mongoolse tranquillizer = kalmeringsmiddel = sedativum = sedatief hoofdwoord = ingang = titelwoord = trefwoord praeputium = voorhuid hoofdroos = roos afgietseldiertje = monade codering = encryptie schoonmaakster = hulp in de huishouding = werkster = poetsvrouw rondje = ronde weerhaan = jaknikker = meeloper = paladijn = jabroer = windwijzer = windhaan = conformist = haan = staartmolen Kretenzer = Kretenzische Sorbisch = Wendisch reservekopie = reserve = backup nieten = vastnieten spierballen = tweehoofdige armbuigspier = armbuigspier kazemat = bunker schardijn = sprot = sprotje acquisitie = werving = aanwinst hoog tij = hoog water = hoogwater huurcontract = huurakte = huurovereenkomst = pacht gewas = vegetatie = groente = plantenleven = oogst = botanica = plant = plantengroei versregel = dichtregel = vers wapenuitrusting = wapenrusting zwerfblok = rotsblok = kei = zwerfkei = keisteen papierwerk = klerkenwerk = schrijfwerk pees = garen = zeen = paktouw = bindtouw = touw = bindgaren contacten = bemiddelen = beslechten = tussenbeide komen = intercederen origineel = minuut lasverbinding = las april = grasmaand slagkracht = energie = pep = pit = kloekheid = arbeidsvermogen = fut = puf = daadkracht = geestkracht asurn = urne = lijkvaas = grafurn = grafvaas = urn radiotherapie = bestraling = irradiatie boulevardkrant = schandaalblad = boulevardblad = sensatieblad = roddelkrant = roddelblad = tabloid = sensatiekrant korenschuur = graanzolder = graanschuur = korenzolder arbeider = werknemer = loontrekker = tewerkgestelde = werker = bediende = loonarbeider = werkkracht = arbeidskracht = handarbeider = personeelslid = werkman = kracht vlok = part = schilfer = stuk = deel = sneeuwvlok = scherf Cusco = Cuzco zeebodem = benthos beperking = inperking = terugdringing = limitatie = beperktheid = begrenzing = restrictie = beknotting variantie = onverwacht = afwijkend = contradictorisch demagogie = volksmennerij pisweg = urethra = urinebuis = pisbuis ding-dong = klingel = zoemer = huisbel = deurbel = bel estafette = estafetteloop etswater = etsvocht kaplaars = laarzen = wellington = Hessisch urinetest = urineonderzoek onuitstaanbaar = onaanvaardbaar = onverdraaglijk = ondraaglijk houwer = kompel = mijnwerker = koempel schrijven = schrijfsel = schrift = geschrijf = neerpennen = spellen = wegschrijven = geschrift = brief = epistel = pennen sedimentair gesteente = sediment = sedimentgesteente = afzettingsgesteente rotten = roten calcinatie = verkalking = calcificatie bakpan = braadpan = koekenpan = hapjespan epenthese = epenthesis schoeiing = gevelbekleding = beschoeiing zeemacht = marine vruchtwater = lamsvocht assisenhof = rechtscollege = rechtbank = tribunaal = balie = vierschaar = gerecht = hof omleggen = omringen = ombrengen = mollen = doden = om zeep helpen = omcirkelen = killen = om het leven brengen = doorploegen = omgeven = vermoorden = beploegen = insluiten = koud maken = omsluiten = omploegen = liquideren = omtrekken = afmaken vliegdekschip = vliegtuigmoederschip = carrier vleermuisbrander = waaierbrander artillerie = geschut = schiettuig ontwijden = ontheiligen = profaneren = schenden = desacraliseren drijvende olielaag = olievlek = oliefilm = olieplak condoleren = hemdje = hemd = onderhemd verordenen = decreteren = verordineren = voorschrijven informatiebron = bron voldoende = vervullen = inlossen = bevredigen = nakomen opbloei = revitalisering = opleving = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = revival = herleving = oprisping = wedergeboorte achteruithobbelen = achteruitmarcheren = afglijden = achteruitgaan onderstromen = onderlopen receiver = afstemeenheid = tuner = afstemmer = tuner-versterker = radio = radiotoestel trotseren = handhaven = overleven = overblijven = voortleven = voortduren = voortbestaan = leven boevenbende = bende skippen = weglaten = overslaan = overspringen = verwaarlozen verkrachten = verkrachting = violatie = aanranding kloosterling = kloosterbroeder = monnik = convers = religieus = lekenbroeder = zuster = ordebroeder = cenobiet = frater = broeder = religieuze omschrijving = scherpte = tekening = beschrijving = begripsbepaling = definiëring = definitie = woordverklaring = descriptie pinkhaar = wimper = ooghaar = oogwimper lezenaar = lessenaar vormer = kneder slavenschip = slavenhaler ontsteker = slaghoedje = dop = ontstekingsmechanisme = detonator onaantastbaarheid = onschendbaarheid = immuniteit op rente gaan = stoppen met iets = morgen is er nog een dag esthéticienne = visagist = estheticienne = schoonheidsspecialiste overweldigen = overmeesteren = overvallen = bedekken = overmannen = verpletteren = overrompelen = ontmoedigen = afschrikken Johannes = Joh = Evangelie naar Johannes muse = Muze = Nadenken melasse = molasse sleepboot = sleper = duwboot = treiler scope = invloedssfeer = draagwijdte = omvang = domein = reikwijdte = raam = bereik apicultuur = imkerij = bijenteelt dieptemeter = bathometer nootmuskaat = muskaat vrije schop = vrije trap bedektbloemige planten = sporenplant = sporeplant kernfysica = nucleonica = atoomfysica = kernwetenschap mix = mixage = mengproduct = mengen = mixture = mengsel verlof = inwilliging = onbetaald verlof = verloftijd = permissie = toestemming = toelating fakkeltocht = fakkellicht = toortslicht slingeruurwerk = slingerklok ontfutselen = organiseren = ritselen = versieren = regelen achterkant = achterzijde = ommezijde = achter voetbalveld = grasmat slampampen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen farao = Farao meesterknecht = ploegbaas = onderbaas = opzichter = voorman aaltjes = rondworm = nematoda wiezen = whist Republiek Korea = Zuid-Korea voorbijganger = passant wasspeld = pin = wasknijper = knijper = pen computerbestand = databestand = bestand = file = gegevensbestand zadeltas = zadeltasje afgevallene = geloofsverzaker = dissident = afvallige = deserteur = overloper = outlaw = kerkverlater = apostaat onderwijskracht = onderwijsgevende = leerkracht lateralisatie = lateraliteit vogelvrije = crimineel = misdadiger = strafrechtelijk = boosdoener Oudnoors = Oudnoords omknikkeren = omgooien = omduwen = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen snoeitang = tuinschaar = snoeischaar = boomschaar kiemgroente = scheut = spruit deletie = destructie = vernietiging = omissie = weglating = verwoesting besef = notie = kennisneming = gevoel = onderkenning = zinnen = conjectuur = vermoeden = benul = verstajem = begrip = bewustzijn = impressie = indruk = zin postulaat = grondstelling = presuppositie = grondregel = suppositie = hypothese = basisbegrip = premisse = grondwaarheid = grondbegrip = axioma = assumptie = presumptie = vooronderstelling overdienstigheid = slaafsheid Kymrisch = Welsh fakkel = zaklamp = soldeerlamp = toorts = steekvlam = flambouw totale ommekeer = ommezwaai = koersverandering = rechtsomkeert zonnegas = helium keelholte = farynx = keelgat onderzeeër = U-boot = duikboot = onderzeeboot uitverkoop = opheffingsuitverkoop = liquidatieuitverkoop = leegverkoop = opruimingsuitverkoop = liquidatie-uitverkoop = opruiming aërodynamische = draagvlak = vleugel kromte = verbuiging = kromming = buiging roerverklikker = verklikker = flapuit = axiometer waarnen = waarschuwen = verwittigen zich verwaardigen = verwaardigen familiebedrijf = familiezaak = gezinsbedrijf huichelaar = valsaard = Januskop = jezuïet = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet boterstaaf = banketstaaf bemiddelaar = trait-d'union = verzoener = arbiter = scheidsrechter = tussenpersoon = onderhandelaar = mediateur = middelaar verwekken = voortbrengen = veroorzaken flirtation = tijdverlies = flirt = geflirt = verspilling cothurn = broos = toneellaars waterspuit = brandweerauto = brandweerwagen = brandspuit verschrompelen = inkrimpen = schrompelen = ineenschrompelen = krimpen = verdorren = indrogen evenknie = gelijke = edele = leeftijdgenoot slaapdeuntje = slaapliedje = wiegeliedje bladzijde = zijde = pagina = blad woordkunstenaar = bard = poëet = zanger = verzenlijmer = dichter hengsten = timmeren = pezen = pompen = rammen = rammeien = beuken = vossen = blokken = bonzen = hameren breekijzer = invloed = koevoet = hefboom borstvlies = pleura opdrachtregel = commandoregel microfoon = Mike inkleuren = kleuren ontbranding = verbranding = commotie = brand ruiterfeest = carrousel dropje = zoethout = drop simplex = singularis = enkelvoud bios = filmtheater = cinema = bioscoop spuitpistool = luchtpenseel = verfspuit = revolverspuit = aërograaf riviergronde = grondel = riviergrondel pecunia = pegulanten = poen = duiten = geld = ping = centen = pingping boeten = boeten voor = bloeden postkaart = briefkaart foor = kermis = beursgebouw = beurs tufkrijt = mergel = leemmergel goochemerd = slimmerd = slimmeling = doorzetter = wonderkind = slimmerik endogamie = inteelt landzij(de) = landzijde = landzij hellen = overhellen = aflopen = glooien = neigen = afhellen fietssleutel = sleutel = schroefsleutel = Engelse sleutel = moersleutel gepensioneerde = vijfenzestigplusser draaiorgel = draailier = pierement = straatorgel soort = type = species = aard = categorie = ras = genre = geslacht = soortement = genus kerkpatroon = beschermheilige = patrones = patroon = patroonheilige = schutspatroon = schutsheilige fibril = vezels = vezel = filament waarzegster = waarzegger = voorspeller = toekomstvoorspeller = koffiedikkijker hechtenis = bewaring = arrest = aanhouding halthouden = beëindigen = afbreken = stilstaan = stoppen = ophouden = aanhouden melkserum = kaaswei = hui = wei = melkwei = portel NAVO = NATO = Noord-Atlantische Verdragsorganisatie = Navo omringen = omvatten = omleggen = omcirkelen = omgeven = beslaan = insluiten = omsluiten = omsingelen = omtrekken hofstoet = gevolg = begeleiding = hofhouding retourneren = teruggaan = keren = terugkomen = weeromkomen = terugsturen = terugkeren = terugzenden begrenzing = afpaling = demarcatie = limitatie = afbakening = afgrenzing = afperking = beperking = beperktheid buitenwijk = voorstad = randwijk zuigtablet = tablet = pastille ruiten = diamant = uur toilet = poepdoos = doos = wc-pot = herentoilet = retirade = wc = WC = kakdoos = closet = toiletpot = privaat = plee = closetpot = schijthuis = gemak = bestekamer slimmerd = goochemerd = slimmeling = doorzetter = wonderkind = slimmerik evenwichtsgevoel = balans = evenwicht veem = stapelhuis = pakhuis schoonheidsminnaar = estheticus = kunstminnaar = estheet = kunstliefhebber afvalbak = vuilnisbak infant = bébé = zuigeling = kleine = kleintje = baby = kindje conciërge = superintendent = buttler = portier = huisbewaarder = concierge go = beurt veengrond = veen = veenmoeras = turfgrond = turfveen = oer = moergrond = moer protegeren = vrijwaren = bewaren = beschermen = preserveren = beschutten afzwakken = ontkrachten = verdunnen = verweken = verslappen = tanen = ontspannen = verflauwen = temperen = verwijven = kwijnen = verzwakken = verzachten = verbleken rimboe = woestenij antidotum = tegengif smartengeld = schadepenningen = schadevergoeding = smartegeld ijsje = ijsco = ijs = roomijs kwek = snavel = waffel = tater = muil = snater = wafel room = crème verwaandheid = ijdelheid = eigendunk = pretentie = arrogantie = hoogmoed tandenborstel = kwast = stoffer = borstel latifundium = grondeigendom = grootgrondbezit = landadel = grondbezit beïnkten = inkten alleenspraak = monoloog = zelfgesprek aankunnen = beheren = leiden = managen = zorgen springmes = stiletto = Switchblade middelgewicht = middengewicht tosti-apparaat = broodrooster = tostiapparaat levensbeginsel = levenskracht Bhoetan = Bhutan pocket = zakuitgave = pocketboek luchtvochtigheid = vochtigheid = vochtigheidsgraad = vochtgehalte snede = snijkant = flamoes = kut = snee = gleuf = vagina = pruim = trut = schede = snijwond = poes = jaap = spleet = scherp lijmtang = lijmknecht = lijmklem = lijmschroef = sergeant = lijmpers pleidooi = bede = supplicatie = zaak = smeekbede = rechtszaak avondschemering = schemering touwladder = stormladder = ladder = leer = trapleer = trapladder = trap = passagierstrap = jakobsladder = landingstrap aftellen = aftelling = aftelprocedure = countdown hoef = hoefijzer verweren = kanten = keren = vechten = roeren = verzetten = weren persbureau = nieuwsdienst = nieuwsagentschap = persagentschap reclame = verkoopbevordering = promotie = advertentie = promoting = sales-promotion = salespromotion afreactie = afreagering = catharsis kneden = manipuleren = vervalsen slaapje = siësta = hazenslaapje = dutje = doezel = tukje = sluimering hoogteziekte = bergziekte milicien = rekruut = dienstplichtige Salvador (El) = El Salvador = Republiek El Salvador tandvleesontsteking = gingivitis = parodontitis claustrofobie = engtevrees valuta-swap = ruil = valutaswap = verruiling = ruiling = swap dennenbos = pijnwoud samenwonen = samenwoning = samenleving = cohabitation = hokken = samenwerken pigment = kleurstof klodder = klonter = klets = kluit = kwak = kledder = klont vervoeren = transporteren = dragen inbeelding = ijdelheid = zelfingenomenheid = eigendunk = hooghartigheid = hoogmoed = waan = hovaardigheid = fantasy = hovaardij = zinsbegoocheling = arrogantie = zelfgenoegzaamheid = verwatenheid = illusie = verbeelding monnikengewaad = habijt = pij = kap = monnikspij = ordekleed school voor voortgezet onderwijs = lyceum = secundaire school = middenschool giromaat = gelduitgifteautomaat = bankautomaat = geldautomaat financieringstekort = begrotingstekort = overheidstekort fortificatie = verschansing = verdedigingswerk = verdedigingswerken = versterking onderdeel = sectie = discipline = pion = steen = stuk = deel = element = gegeven deelweefsel = meristeem nijnagel = dwangnagel = nijdnagel = stroopnagel maanlicht = maneschijn voetbank = voetenplank = voetenbankje = voetbankje kubiekwortel = derdemachtswortel wijdte = breedte vaarboom = handboom snelweg = hoofdweg = A-weg = autostrade = rijksweg = autosnelweg = autoweg = autobaan = verkeersweg = Hoofdweg geluidssterkte = volume = geluidsniveau = geluidsvolume genreschilderij = genrestuk veerpont = veer = ferryboot = pont = ferry = veerboot = pontveer = veerdienst gijzelhouder = gijzelaar = kidnapper = ontvoerder = gijzelnemer zege = overwinning = zegepraal = winst = triomf = victorie = succes eind = uiteinde = slot = end = finale = einde fuckhoofd = dikkop = domkop = idioot speelveld = veld = sportveld kidnapping = ontvoering = abductie schuwen = vermijden = mijden = ontwijken antibioticum = antibiotica sluisdeur = uitwateringssluis = spuisluis = spui = zijl = verlaat = sluis = schutdeur onvermogen = insolventie = insolvabiliteit eisprong = ovulatie persjongen = journalist = persman = reporter = verslaggever = berichtgever = krantenjongen = nieuwsgaarder noot = hele toon = annotatie = aantekening = notatie = timbre = toon doorlichting = antecedentenonderzoek = sonde jaarring = jaarkring ecologie = milieukunde xerofiet = woestijnplant richtpunt = herkenningspunt = oriëntatiepunt = referentiepunt verlaging = afname = terugval = afneming = daling = korting = vermindering = reductie = mindering = aftreden = inkrimping = afslag achteruitkrabbelen = terugkrabbelen bakermat = komaf = wieg = kraamkamer = origine = haard = afkomst = oorsprong = herkomst portal = portaalsite fiat = goedkeuring = goedvinden = zegen = agreatie genus = geslacht = gender = soort koffiedikkijker = waarzegger = voorspeller = toekomstvoorspeller = waarzegster discipel = apostel = aanhanger = acoliet = adept = volger = volgeling klaagzang = lamento = treurdicht = lijkzang = dodenmis = klaagdicht = treurzang = jammerzang = treurlied = elegie = klaaglied = requiem wanproduct = wangedrocht = monstertje = misbaksel afschuw = weerzin = walging = afgrijzen = degout = gruwel = afkeer = aversie = afschrik = hekel kerel = man = knul = baas = mens = mannetje = jongen = manspersoon = heer = meneer = vent = broger = heerschap = klant = pief = basserool = knaap = gast = pik = maat vredespolitiek = bevrediging = verzoeningspolitiek afwijkend = onverwacht = variantie = contradictorisch emaillak = email-lak flair = ongekunsteldheid = natuurlijkheid = schwung = gemak = losheid loopzand = drijfzand erfelijkheidsmateriaal = DNZ = desoxyribonucleïnezuur = deoxyribonucleïnezuur = DNA Vulcaan = Vulcanus absorptie = absorptievermogen geduld = patience wee = verdriet = pijn = smart = lijden = treurigheid = droefenis = bedroefdheid = verkorting = treurnis = triestheid = droefheid = kommer = barenswee = leed pinda = apenoot = aardnoot gerw = duizendblad strandvonderij = puin = ruïne = puinhoop = verval = bouwval abc-boek = abecedarium = leesplankje = eerste leesboek joint = marihuanasigaret = reefer = stickie = stick passeerslag = passingshot = passing-shot verzuren = veronaangenamen = zuren = mishagen wijnpers = druivenpers grootje = opoe = bes = oma = bomma = grootmoeder = omoe = grootmama gemoedsrust = zielenrust = sereniteit ruiterstoet = ridderstoet = carnavalsoptocht = cavalcade Holocaust = Sjoa = holocaust hemelblauw = hemelboog = luchtruim = firmament = hemeldak = hoogte = hemel = zwerk = lucht = uitspansel geselen = martelen = kwellen = teisteren = tormenteren = plagen = pijnigen = hekelen = afknijpen achternazitten = nazetten = nazitten = achternazetten jubileum = verjaardag = jaardag = jubeljaar = jubelfeest = jubelfeestje = jaarfeest = anniversarium = geboortedag nek = flessenhals = hals = achterkant van de nek = nekvel langskomen = voorbijtrekken = overdrijven = passeren = voorbijkomen = overtrekken = voorbijgaan jood = jodium = jodin = Jood = Hebreeërs = Hebreeuwse loonsverlaging = salarisverlaging eiser = aanklager = dager = rekwirant bergrug = bergketen = bergformatie = bergland = gebergte = nok haken = reikhalzen = dorsten = inhaken = snakken = hunkeren = verlangen = hongeren = smachten = zuchten bevolking = burgerij = populatie = volk = natie broekspijp = pijp trofee = zegeteken monitoring = volgen = controleren = meting = toezicht houden emmentaler = Emmental demografie = demologie annihilator = brandblusser = brandblusapparaat = blusapparaat = extincteur = nevelblusser bunder = hectare smuk = opschik = uitmonstering = tooi = opsmuk personeelszaken = personeelsafdeling = personeel overhoopliggen = bekvechten = kiften = twisten = ruziën = redetwisten las = lasverbinding = lasnaad paean = overwinningslied = zegezang impertinentie = insolentie = onbeschaamdheid = brutaliteit aambei = speen = aambeien karweien = klussen druktemaker = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = levenmaker = branieschopper = herriemaker = pronken = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper lubbestok = maggi = bastaardselder = maggiplant = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht tamtam = wijnrank = geruchtenmolen = mond-tot-mond minuskel = kleine letters = onderkast schommelpaard = hobbelpaard uranium = uraan daadloosheid = inertie = traagheid script = draaiboek = boeken = scenario cyprisch = cypriotisch = Cyprioot ramp = tragedie = drama = onheil = cataclysme = rampspoed = catastrofe = vergissing = calamiteit = natuurramp = helling bekje = bek = snavel = snebbe = nebbe = sneb gipsplaten = wandplaat beet = hap = brok etiquette = met onwillige honden is het slecht hazen vangen landbouwprodukten = landbouwproducten = landbouwproduct = landbouwprodukt griezel = engerd = zombie windspil = draaispil = winch = ankerspil = lier = windas harmonica = mondharmonika = mondorgel = accordeon = mondharmonica buitenstaander = niet-lid = outsider feministisch = feministe = feminist jas = jack = jasje = mantel lyrisme = bombast = gezwollenheid = pathos = Holle frasen = retoriek vagebond = landloper = zwerver = clochard = dakloze haan = haantje = bink = doffer = windwijzer = macho = windhaan = weerhaan = staartmolen = he-man = mannetjesputter brandassurantie = brandverzekering houdstermaatschappij = holdingcompany = holding = participatiemaatschappij commentaar = voetnoot = kritiek bemalen = leegzuigen = malen muisje = muis uitvagen = gummen = uitvlakken = gommen = wegvagen = wegvegen = stuffen logica = redenering jaardag = verjaardag = jubileum = geboortedatum = jaarfeest = anniversarium = geboortedag genezer = therapeut = heler = arts haatgevoel = rancune = afgunst = tegenzin = animositeit = afkeer = haat = vijandschap = wrok = haatgevoelens = hekel zonnebatterij = zonnecel = foto-element sluitingsuur = sluitingstijd misvorming = deformatie = verrekking = verwringing = vervorming normaal = gewoon = loodlijn = verticaal = park verkiezingsprogramma = verkiezingsprogram doop = inhuldiging = dopen = inwijding = doopsel treinwagon = wagon = rijtuig = spoorrijtuig home = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = honk = bejaardentehuis = verpleeginrichting = woonruimte = woning = verpleeghuis = verzorgingscentrum = thuis = bejaardenoord = bejaardenhuis = woongelegenheid = huis = verpleegtehuis = heem = tehuis = behuizing infinitesimaalrekening = analyse hartritmestoornis = ritmestoornis = aritmie Exodus = Uittocht leerrijk = leerzaam = instructief flapje = flap = bankbiljet = bankje = briefje = prent = brief = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier = banknoot vuurbaken = kustlicht = vuurbaak = vuurtoren = lichtbaken koffiekopje = mokkakopje = koffiekop onanie = masturbatie = zelfbevrediging varkenskotelet = varkenskarbonade = karbonade stuip = krimping = convulsie = stuiptrekking = kramp = spierkramp = spasme paardenstal = stalling = stal gulzigheid = vraatzucht vlucht = kogelbaan = volley = vliegreis = salvo = in de vlucht genomen bal = baan = ontsnapping strandkleding = badgoed = zwemkleren = badkleding = zwemkleding verfschraper = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer worger = wurger kummel = karwij = karwijzaad = komijn = komijnzaad vergeten = verdringen = nalaten priesteropleiding = seminarie onderschikking = subordinatie = verovering = submissie = onderwerping slow-motion = slow motion motorhelm = bromfietshelm = valhelm Xavier = Xaverius begroting = miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = raming voorwetenschap = voorkennis persistentie = perseveratie = vastberadenheid = doortastenheid = ruggegraat = volhardingsvermogen = ruggengraat = lef = karakter = tenaciteit codex = Mevr. = handschrift semafoon = pieper = bieper schippersklokje = schippertje compositietekening = compositiefoto mopperen = klagen = grommen = knorren = brommen sappelen = ploeteren = inspannen = ploegen = sloven = beulen radvenster = roosvenster = catharinavenster augustus = oogstmaand bedwelmingsmiddel = microspore = intoxicant bussel = mutsaard = rijs = takkenbos = rijsbos stootzaag = schrobzaag hoedenpen = hoedepen kersenpit = kersepit = hoofd = hoofdje = bolletje = knikker = harses = kanis = kop = knar = test = kruin = bol droefenis = verdriet = pijn = smart = wee = lijden = treurigheid = bedroefdheid = treurnis = triestheid = droefheid = kommer = leed achtervanger = catcher = vanger smerigheid = schunnigheid = vulgariteit = platheid = weerzinwekkende vuiligheid = ontuchtigheid = obsceniteit ervan uitgaan = voor lief nemen = assumeren = veronderstellen = presumeren = postuleren = supponeren = stellen = onderstellen = aannemen verrekijker = veldkijker = binoculair = kijker = binocle = toneelkijker antipsychotische = antipsychoticum arbeidsinkomen = arbeidsloon = salaris = wedde = honorarium = bezoldiging = traktement = gage = loon = remuneratie peuteraar = pietlut = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter Iers-Gaelisch = Iers bekostigen = financieren dongel = dongle etaleren = uitstallen = exhiberen = aantonen = demonstreren = zichtbaar maken finish = meet = aankomstlijn = aankomst = eindstreep = krijtstreep = eindmeet achteruitlopen = slabakken = verminderen = afnemen = minderen = teruglopen koninginnensteek = koninginnesteek = siersteek = kruissteek suikerbiet = beetwortel golfveld = course = links = golfterrein = golf-course = golfbaan bakje = kopje uitstalraam = vitrine = etalage skyscraper = wolkenkrabber misdragen = beesten = zich misdragen zwanedons = zwanendons paleologie = archeologie = oudheidkunde slums = slum = gribus = bidonville = krottenwijk = achterbuurt = sloppenwijk = krottenbuurt zelfvertrouwen = zelfbewustheid = autarkie = zelfvoorziening = zelfverzekerdheid = aplomb = zekerheid atheïst = goddeloze = godloochenaar = atheïste verkwisten = verspillen = verkwanselen = doordraaien = vermorsen land van herkomst = patria = geboortegrond = moederland = geboorteland = land van oorsprong = vaderland = thuisland kerkroof = heiligschennis = blasfemie keurs = korset = keurslijf percussie = ritmesectie = drums = slagwerk Tetris = Tetri surplus = overschot = teveel = exces = plus = overmaat wapenstilstand = bestand = staakt-het-vuren middaguur = noen = middag onovergankelijk werkwoord = intransitief werkwoord zwemgordel = veiligheidsgordel = reddingsgordel smeerseltje = zalf = balsem = pommade desinformatie = disinformatie eustachiusbuis = buis van Eustachius schokken = lappen = dokken = betalen = neertellen = schudden = neerleggen duizeling = duizeligheid = vertigo = draaiing = suizeling dichten = dichtmaken = toedoen = sluiten = dichtdoen = rijmelen = berijmen = poëtiseren = rijmen sex-appeal = affiniteit = zuigkracht = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = begeerlijkheid = aantrekkelijkheid zielknijper = zielenknijper = psych = psychiater dada = dadaïsme schandaliseren = vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = belasteren = kwaadspreken = lasteren = bezwadderen = roddelen = denigreren = smaden = bekladden barricade = wegversperring = wegblokkade apotheose = vergoddelijking = vergoding avatar = ava naturalist = natuurvorser = natuurkenner bergleeuw = poema opklimming = beklimming = stijging = opkomst = opstijgen = Hemelvaart = hemelvaart = bestijging tenuitvoerlegging = totstandbrenging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering = implementering nieuwgeborene = pasgeborene uitvoerartikel = exportartikel opschransen = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opslokken = verzwelgen = buffelen aardrijk = aardkloot = ondermaanse = aarde = wereld = wereldbol = Aarde = aardbol coyote = prairiewolf verplaatsing = translocatie = omzetting = hervestiging = transpositie glaasje = druppelglas = drinkglas = glas = vingerhoed = bekertje winch = draaispil = ankerspil = lier = windas = windspil urineblaas = blaas = cyste jaarboeken = annalen tiara = diadeem slagschip = baas = knots = reus = kanjer = knoeper = knaap = joekel = knoert = lel = zeeslag = kokkerd pinacotheek = schilderijenkabinet koriander = coander = wantsenkruid = ketoembar paardestaart = paardenstaart hartkwaal = hartaandoening = hartziekte aangelegenheid = kwestie = toestand = geval = ding = probleem = zaak = thema = belang = affaire pediatrie = kindergeneeskunde monocraat = alleenheerser = autocraat = onderdrukker = despoot = dictator = dwingeland = tiran nieuwprijs = inkoopprijs = koopprijs overstapje = afleidingsmanoeuvre = schaar = schijnstoot = schijnmanoeuvre = schaarbeweging = schijnbeweging faeces = ba = drek = faecaliën = excrementen = excrement = uitwerpselen = schijt = ontlasting = kak = fecaliën = poep = vuiligheid = drol = derrie = uitwerpsel = afgang = beer = stront = feces plantemelk = plantenmelk snebbe = bek = snavel = bekje = nebbe = sneb floppen = falen = misgaan = scheeflopen = knallen = mislopen = mislukken categoriseren = classificatie bijslaap = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel humiliëren = deemoedigen = luwen = bedaren = neerslaan = verlichten = neerhalen = verlagen = kleineren = reduceren = verminderen = omlaaghalen = afnemen = vernederen = verzwakken schwung = ongekunsteldheid = natuurlijkheid = flair = gemak = losheid dunken = tonen = zien = voorkomen = eruitzien = ogen = peinzen = denken = de hersens inspannen = lijken = reflecteren = de hersens laten werken = nadenken = het hoofd gebruiken = schijnen hoogteverschil = zakken = verzakking opname = geluidsopname = internalisering = geluidsregistratie = registratie elpenbeen = ivoor verkneukelen = met wellust bekijken = verkneuteren aanwassen = vermeerderen = wassen = aangroeien = meerderen = groeien fopmiddel = schijnmiddel = placebo geiser = geizer dienstkring = rechtskring = gezagsgebied = jurisdictie = ambtsgebied = rechtsgebied = ressort = rechtssfeer automatenhal = speelhal = speellokaal = amusementshal paljas = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant straatklinker = klinker = klinkersteen MP = regeringsleider = premier = minister-president = eerste minister ongemak = aandoening = zorg = ongerief = probleem = handicap = gebrekkigheid = ongeriefelijkheid = ongerieflijkheid = onrust = last = verstoring = affectie = gebrek messing = bugel = koper = geelkoper omvallen = kapseizen intoetsen = intypen = intikken gemanierdheid = fatsoenlijkheid = fatsoen = welvoegelijkheid = gepastheid = welgemanierdheid schelden = inwrijven = aanrekenen = aantijgen = nadragen = imputeren = op het matje roepen = verwijten = krachtig protesteren = aanwrijven = berispen buitenwereld = buitenwacht = gepeupel scalp = hoofdhuid = kruin = schedelhuid inwoner = inzittende = ingeburgerde = bewoner = ingeborene = stamgast = ingezetene = native = autochtoon bijeenkomst = samenloop = samenscholing = samenzijn = reünie = samenkomst = bijeenzijn scheiding = deling = groepering = dissociatie = afsplitsing = echtscheiding = scheidingslijn = huwelijksontbinding = streep = haarscheiding = indeling = los = scheidenheid = lossnijden uitduel = uitwedstrijd = heenwedstrijd spoel = klos = garenspoel = spiraaltje = spiraal = bobijn andersdenkende = dissident = afgescheidene transplantaat = ent verzoener = bemiddelaar = onderhandelaar Assyrische Rijk = Assyrië afgeroomde melk = magere melk = taptemelk = schepmelk = ondermelk straalbreking = refractie casework = case-work medicus = geneeskundige = arts = esculaap = dokter = geneesheer = heelmeester = pil inktgum = inktuitwisser = inktwisser = inktgom balie = rechtscollege = rechtbank = tribunaal = vierschaar = gerecht = hof = assisenhof topproductie = topproduktie nachtclub = cabaret waterschap = heemraadschap tors = bovenlijf = torso = romp doodsteken = neersteken = overhoopsteken volharding = constantheid = beslistheid = volhardendheid = vastberadenheid = bestendigheid = vasthoudendheid = standvastigheid = stabiliteit tank = stortbak = opslagtank = brandstoftank = gevechtswagen = reservoir afspiegeling = spiegelbeeld = weerspiegeling groene paprika = groene peper bijeffect = spin-off = bijverschijnsel = bijwerking = neveneffect rijksambtenaar = landsdienaar onderkleding = lingerie = onderkleren = ondergoed fylogenie = fylogenese = evolutie toeleveren = zorgen voor = voeden = voorzien van = voorzien jager = jachthond = jaeger Jezus van Nazareth = Jezus Christus = Jezus chemotherapie = chemokuur witbrood = wit = wittebrood watervoerende laag = aquifer verwonderen = verbazen = verbluffen = verbijsteren opleveren = veroorzaken = uitvoer = produceren = opbrengen = leiden tot = tot gevolg hebben conferentietafel = vergadertafel ordeloosheid = roerigheid = chaos = pandemonium = desorganisatie = wanordelijkheid = wanorde = gekkenhuis = puinhoop peinzen = dunken = mijmeren = denken = de hersens inspannen = filosoferen = reflecteren = de hersens laten werken = nadenken = het hoofd gebruiken tooches = krent = zitvlak = bips = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = posterieur gevangenzetten = opsluiten = inmetselen moeras = aanslibbing = drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = slik = waterrijk gebied = slijkland = moerasgrond = waterland = broek = laagveen = ven = laagveengebied = zomp = dras = slib uitdossing = gelegenheidskleding stelkunde = algebra jufrouw = maagd sloven = ploeteren = inspannen = ploegen = beulen = sappelen staartveer = stuurpen = slagveer = slagpen bovendeel = bovenkant = kopstuk = bovenstuk = bovenste = bovengedeelte = bovenzijde laadschop = bulldozer zier = tittel = spatje = vonkje = sprankje wetmatigheid = wet verduistering = Eclipse = immersie = eclips = verdonkeremaning = ontvreemding = malversatie galakostuum = gala = galakleding = full-dress conflicteren = met = confligeren operagezelschap = opera onderhoud = kost = voorzichtig = zorg = levensonderhoud = onderhoudswerkzaamheden = bestaan = zorgen voor = verpleging = onderhoudswerk = onderhoudsbedrijven = subsistentie = handhaving menist = doopsgezinde = doper = mennoniet tartan = ruitjesstof = ruitje = Schotse ruit = schotse ruit vergasser = carburator = carburateur promotiejager = carrièremaker = carrièrejager lichtgewicht = watje = bloemzak = zwakkeling = mug = slappeling = lapzwans vluchteling = voortvluchtige = allochtoon = ontheemde = uitgewekene = vreemdeling mailing list = adreslijst = verzendingslijst = verzendlijst zomerseizoen = zomertijd = zomer overheidssubsidie = subsidie = betoelaging = rijkssubsidie = staatssteun = rijksbijdrage = overheidssteun huisafval = vuil = vullis = huisvuil = vuilnis VAE = Verenigde Arabische Emiraten wagen = automobiel = kar = vermeten = riskeren = vergokken = inspanning = bestaan = ijveren = bolderkar = onderneming = probeersel = risico nemen = auto = poging = verstouten = koets = durven voorlichter = woordvoerder = interpreet wijzing = judicium = oordeel = uitspraak = vonnis herinneringsteken = gedenkteken stijlfiguur = trope = troop = stijlmiddel = figuurlijke uitdrukking = manier van spreken = beeldspraak varens = varen waas = troebeling = nevel aftobben = afjakkeren = slopen = uitputten = afmatten translitereren = omschrijven reukvat = wierookvat onderdoorgang = verkeerstunnel = voetgangerstunnel = metro inslag = tendens = strekking = zoom = teneur = waf = pointe = zomen = breedtedraad = tendentie = woef stemming = bui = gemoed = dispositie = geestesgesteldheid = humeur = atmosfeer = ballotage = keuze = electie = verkiezing = luim = stem = karakter = votum = verkiezingen = sfeer = klimaat Lengtegraad = lengtegraad schelen = uitmaken = ontlopen = verrotten = meespreken = meetellen = spelen = verschillen = tellen = verrekken = uiteenlopen = gelden Congreslid = congreslid zetter = letterzetter = machinezetter = typograaf onnauwkeurigheid = fout een half = helft = tweede lichaamstemperatuur = lichaamswarmte = temperatuur institutionaliseren = formaliseren caroteen = carotine wapenrusting = praal = wapenuitrusting verwijzen = terugverwijzen = refereren = noemen = doorsturen = aangeven = bijsturen = terugwijzen = doorverwijzen tafelkleed = tafellaken studiehoofd = studiebol = student lijmstof = collageen verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardenoord = bejaardentehuis = bejaardenhuis = verpleeginrichting = verpleeghuis = verzorgingscentrum = verpleegtehuis paardrijden = ruitersport = paardesport = rijkunst = paardensport vernemen = uitvinden = leren = horen zatlap = dronkaard = zatladder = dronkelap = beschonkene = dronkeman = dweil versterking = console = versteviging = schietlap = verschansing = fortificatie = verdedigingswerk = verdedigingswerken = oplegging omvorming = omzetting = transformatie = transmissie = overbrenging = transpositie zielzorg = pastoraat = zielenzorg deurwachter = portier = kruier macedonisch = Macedonisch aard = type = natuur = gestel = wezen = soort = categorie = inborst = personage = ras = genre = karakter = persoonlijkheid = geaardheid aftimmeren = betimmeren geldsom = schijf = bedrag = som = somma = beloop wecken = kunnen = vermogen = steriliseren = weten bekloppen = kloppen bruidsjurk = trouwjurk = bruidsjapon = trouwkleed beschikking = lot = bevel = decreet = lastbrief = commando = mandaat = resolutie = aanvoering = bevelschrift = orde vaderlandsliefde = nationaliteitsgevoel = burgerzin = chauvinisme = civisme = nationalisme = patriottisme verworvenheid = handigheid = bedrevenheid = geschiktheid = competentie = aanleg = talent = vernuft = capaciteit = begaafdheid = habiliteit = kwalificatie = vaardigheid = vermogen = kundigheid = bekwaamheid = behendigheid = geoefendheid = gave hooghartigheid = ego = ijdelheid = ik = hovaardij = zelfingenomenheid = eigendunk = arrogantie = hoogmoed = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = verbeelding zelfvoorziening = autarkie = zelfvertrouwen wetering = lee = laak = waterloop = watering tact = fijngevoeligheid = teerhheid = diplomatie = discretie = kiesheid = gevoeligheid = fijnzinnigheid spinnetje = spinnen = spin opstandeling = oproerling = vrijheidsstrijder = verzetsstrijder = rebel carbid = calciumcarbid zeug = zaaien worstelen = kampen = knokken = vechten = takelage = moeite hebben met = matten = strijden materialisme = fysicalisme fotovoltaïsche cel = fotocel sigarenmagazijn = tabakswinkel = sigarenwinkel bestorming = agressie = aanval = aanslag = stormaanval liedboek = zangboek = kerkgezangen = kerkhymnen = zangbundel hernieuwing = revitalisering = opleving = opbloei = renaissance = wederopbloei = regeneratie = revival = herleving = oprisping = wedergeboorte shocktoestand = shock concordantie = eendracht = uniformiteit = eensgezindheid = conformiteit = akkoord = eenstemmigheid = harmonie = overeenstemming = goedkeuring = overeenkomst liaison = avontuurtje = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding ruwe olie = petroleum = ruwe aardolie = petrolie = aardolie Romeins cijfer = Romeinse cijfer duwboot = sleepboot = sleper = treiler toegift = toemaatje = gratificatie = Volksrepubliek Donetsk = bonus = extraatje = douceurtje Kraanvogel = kraanvogel vervuiler = bezoedelaar = verontreinigende stoffen = verontreiniging hak = schoffel = hiel = houweel = houw protestmars = protestbetoging = manifestatie = demonstratie = betoging restje = overschot = rest = resten = overblijfsel = restant = tamp uitlaatklep = uitlaat allegorie = embleem = zinnebeeldige voorstelling kombuis = galei = galjoen deknaam = anonymus = nom de plume = pseudoniem = schuilnaam foefje = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef collaboratie = samenwerking = incivisme duiveltje, deugniet = fratsenmaker, wispelturig iemand = roddelaar vel = balg = huid = blad = blaadje = onderhuid = velletje = vloeitje = huidschilfer = papier = skinhead spurt = sprint vakbroeder = gildebroeder = medebroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = medewerker = confrater = collega = gildenbroeder marihuanasigaret = reefer = stickie = stick = joint dukaat = goudstuk schijnlicht = vallicht = dakraam = daklicht = lichtkoepel = koepel = zonnedak verlengen = schetsen = rekken = uitbreiden = op schaal tekenen = prolongeren = aanhouden douane-unie = tolunie verdediging = defensie = afweer = achterhoede opduikelen = opdiepen = opduiken = stoten = tegenkomen = stuiten = aanlopen = aantreffen verslaan = verwarren = verbazen = verstoren = in de war schoppen bindvliesontsteking = conjunctivitis godsdienstonderwijzer = catecheet schijnhuwelijk = mariage de raison = verstandshuwelijk = nephuwelijk vetkussentjes = vetkussen = vetkussentje eentonigheid = monotonie = uniformiteit = eenheidsworst burgerij = middenklasse = volk = bourgeoisie = bevolking = natie hartfalen = hartverlamming schoonzus(ter) = schoonzuster = schoonzus uitvaardiging = afkondiging flirt = tijdverlies = vrouwenloper = versierder = verspilling = flirtation = geflirt = scharrelaar = rokkenjager = vrouwenversierder titelplaat = titelprent = titelpagina = titelblad = frontispies = frontispice varkensstal = zwijnenhok = zwijnenstal = varkenskot = varkenshok beroepsonderwijs = beroepsopleiding = vakonderwijs = vakopleiding minderjarigheid = onvolwassenheid Eliene = Helena urine = zeik = plas = pies = pis letterdief = plagiator = plagiaris reukvermogen = geur = parfum = reuk gasoline = naft = peut = benzine spot = belediging = schoffering = insultatie = kwetsing = affront = krenking serviceafdeling = service-afdeling = servicedienst tukken = doezelen = luimen = dommelen = soezen = sluimeren = suffen = dutten penalty = elfmeter = pingel = strafschop makron = bitterkoekje = makroon = makaron leuteraar = woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor boeg = voorsteven = voorschip bink = haantje = haan = he-man = macho = mannetjesputter stadsburger = staatsburger = poorter = burger kindermoord = infanticide vrijmoedigheid = rondborstigheid = directheid = openheid = oprechtheid = openhartigheid nenia = lijkdicht = grafzang = lijkzang zeeslag = conflict = incident = slag = strijd = veldslag = zeegevecht = slagschip scootmobiel = autoped = step smeedhamer = voorhamer = vuisthamer = schroothamer = moker = kloofbijl = vuist = smidshamer opsmuk = uitmonstering = opschik = smuk = tooi knapenliefde = knapenschennis = pedofilie kerkvisitatie = visitatie kansel = platform = erepodium = schavot = spreekgestoelte = ereschavot = estrade = preekstoel temmen = dresseren = drillen = africhten tegemoet komen = begroeten = ontvangen = groeten brandwond = afbranden mahoniehout = mahonie weldaad = zegening = voordeel = zegen = weldadigheid kruimeldiefstal = gapperij = diefstal inhoudsloosheid = ongerijmdheid = stupiditeit = zinloosheid waaghalzerij = heldendaden overstag gaan = plaatsvinden = plaatshebben = tot stand komen = doorgaan = gebeuren baspartij = bas beieren = bommen = luiden = gaan verwisselen = ruilen = omruilen = omwisselen = afwisselen = inwisselen = alterneren omschakeling = ommezwaai = overgang aanhangsel = zijvleugel = addendum = uitbouw = appendix = aanvulling = bijvoegsel = bijgebouw = codicil = supplement = addenda = vleugel = affix vonnissen = verklaren = berechten = rechtspreken = veroordelen slaapvertrek = slaapkamer schouwburg = komedie elektrisch vermogen = elektrische stroom = wattage spermatozoïde = stuifmeelkorrel handgranaat = granaat = schokgranaat geleidster = geleider = begeleider groothartigheid = onzelfzuchtigheid = altruïsme = edelmoedigheid = grootmoedigheid = onbaatzuchtigheid graad = niveau = mate = level = hoekgraad = plan = diploma = universitair diploma = ratio = booggraad = peil importeren = import = invoer = invoeren transpiratiegeur = zweetlucht = lichaamsgeur cybernetica = cybernetika = stuurkunde jaarkring = jaarring slaapmutsje = slaapmuts bekendheid = faam = vriendin = vriend = roem = vriendje = maatje = beruchtheid = glorie = bekende = kennis = vriendinnetje scheenbeen = scheen = tibia kneedbom = plasticbom ebola = ebolakoorts prototype = oervorm = productiemodel = toonbeeld = belichaming = paradigma = archetype = oerbeeld = voorbeeld = grondvorm = type opmerkelijke = karakteristieke = saillantie = blikvanger aanvangspunt = startpunt = beginpunt = uitgangspunt doubleren = verdubbelen = redupliceren voorbijgaan = overdrijven = verstrijken = ontglippen = vlieden = langskomen = overtrekken = voorbijtrekken = passeren = verglijden = ontgaan = ontsnappen = verlopen = vervlieden = voorbijkomen = omgaan heterogenesis = mutatie kroniekschrijver = analist platvis = migraine doorheen zien = doorgronden afvoeren = abduceren = aanvoeren zielenrust = sereniteit = gemoedsrust nawroeten = navorsen = naspeuren = rondsnuffelen = nasnuffelen wijfjeskat = koningin boerenbruin = bruinbrood = kropbrood overproductie = overproduktie autokrik = dommekracht = vijzel = krik laatste wilsbeschikking = testament = wil miezer = gemiezer = drupregen = motregen grondsoort = aarde = grond = landen benauwenis = nood = druk = stress klompenhout = populierenhout = klompehout = populierehout smeer = smeersel = vetweefsel = olie = vet = smeermiddel = strijksel = smeervet socialiste = socialist vensterglas = ruitje = ruit = vensterruit zeetong = voetzool = zool voortbrengsel = product = productie dienblad = serveerblad = presenteerblad = plateau = blad = schenkblad = plaat = theeblad = bord resonantiebodem = klankbord = klankbodem = resonansbodem = zangbodem rancune = ressentiment = animositeit = haatdragendheid = haat = vijandschap = wrok = haatgevoel = verbittering = haatgevoelens = misnoegen vuilnisbak = asbak = vuilnisemmer = afvalbak KVV-er = KVV'er kleptomane = kleptomaan geul = slenk = kanaal = bedding = vaargeul = zee-engte = goot middelste teunisbloem = nachtkeers = avondster = vesper bondigheid = kortheid = beknoptheid Roquefort = roquefort tehuis = honk = home = woongelegenheid = woonruimte = woning = huis = heem = thuis = behuizing preparatie = voorwerk = voorbereiding kunsthars = hars = resine ergonomie = biotechnologie kluisteren = knevelen twisten = rusiemaken = discussiëren = harrewarren = parlementeren = redetwisten = overhoopliggen = discuteren = bekvechten = kiften = disputeren = redekavelen = kibelen = bomen = ruziën ingaan = binnendringen = aanvallen = opstappen = bestrijden = redetwisten = binnengaan = betwisten legerafdeling = legereenheid = krijgsmachtonderdeel = legeronderdeel = legerformatie middelhandsbeen = middenhandsbeen immaterialisme = idealisme het ontwortelen = uitwissing = het uitroeien = uitroeiing = verdelging = eliminatie deuvel = treknagel = paspen voorjaar = lentetijd = lente wraakneming = revanche = vergelding = vindicatie = wraak = repercussie heempark = arboretum = plantentuin = heemtuin = botanische tuin = hortus = hortus botanicus vacht = pels = bont = bontje = haarkleed lijkwade = lijkwa = wade = doodshemd = rouwkleed = doodskleed = lijkkleed landgoed = adel = zate = veehouderij = goed = ranch = stand = farm = eigendom = bezit = veefokkerij = rancho herstructureren = reconstrueren hoestmiddel = hoestdrank = hoestsiroop basilicum = basiliekruid = koningskruid = bazielkruid ritseling = geritsel = suizing = gesuis = geruis minderheid = minoriteit voegspecie = voegmortel = sediment = grout Engelse pond = pond sterling broodrooster = tosti-apparaat = tostiapparaat hokje = kiosk hadj = bedevaart = pelgrimage = pelgrimsreis = pelgrimstocht spinnewebvlies = spinnewebsvlies kazachstan = Republiek Kazachstan = Kazachstan men = ene = een zekere pleger = overtreder = bedrijver = boosdoener = schuldige = dader ver verleden = weleer wie verre reizen doet, kan veel verhalen = gin sluimering = siësta = slaapje = hazenslaapje = dutje = doezel = tukje vermeerderen = wassen = aangroeien = groeien = uitbreiden = uitbouwen = aanwakkeren = aanwassen = opzetten = toenemen = meerderen vakvrouw = vakman Joelfeest = kersttijd = Kerstmis keil = keg geboren = geboren worden perspireren = dampen = wasemen = transpireren = uitademen = uitdampen = uitwasemen onderstuk = basis oorlogsstoker = oorlogzoeken transvestitisme = transvestie = travestie hallucinogenen = psychedelicum = tripmiddel = hallucinogeen inslijten = inlopen = uitslijten aardappel = patat = pieper oprechtheid = rondborstigheid = directheid = ernst = openheid = vrijmoedigheid = openhartigheid = waarachtigheid = waarheidsgetrouwheid = eerlijkheid = rechtschapenheid = braafheid wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = closetpot = gemak = bestekamer = toilet misleiden = verklikken = bedriegen = bedotten = mystificeren = verklappen = aangeven = begoochelen = blaasjes wijsmaken = verraden = verlullen ik ben heet = Republiek Zambia = Zambia geschreeuw = geroep = uitroep = kreet = schreeuw = geblèr afketsen = schrappen = ketsen = afspringen = doorhalen = annuleren = afstuiten afstandsbesturing = onwaarschijnlijk = afstandsbediening = afgelegen startnummer = nummer = numero = rugnummer stroommeter = watermeter = fluviometer = hydrometer = ampèremeter totebel = tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = trien = kuttekop metselaar = metser = steenhouwer intumescentie = opzwelling = gezwel = tumescentie = zwelling mengbeker = blender = menger = mixer hard disk = harddisk = vaste schijf enkelgewricht = enkel rassenongelijkheid = racisme = rassenhaat = rassehaat = rassendiscriminatie ectopisch = buitenbaarmoederlijk beraming = miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming parkeergarage = parkeerplaats = parkeerterrein ordinale = ranggetal = Nee. = rangtelwoord strijdkrachten = armée = krijgsmacht = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep liëren = lassen = aaneensluiten = knopen = passen = aansluiten = verbinden = voegen = schakelen moedeloos maken = afstompen = ontmoedigen = demoraliseren bandzaag = kettingzaag = lintzaag fijnzinnigheid = tact = fijngevoeligheid = gevoeligheid = teerhheid oplichterspraktijk = charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichting = oplichterspraktijken = bedotterij = afzetterij = geldklopperij Noë = Noach teruggaan = wortelen = keren = retourneren = komen = weeromkomen = ontspruiten = ontspringen = voortkomen = terugkeren = terugkomen = ontspinnen = stammen = voortspruiten happen = hap = afbijten = bijten koeienbel = koebel roddelaarster = nieuwsjager = nieuwtjesjager = roddelaar voorliefde = voorkeur = preferentie = zwak = neiging opdelven = uithollen = opgraven slachten = slacht = slachting kwee = kweeappel = kweepeer farmer = boer = landbouwer = veehouder = boerin zeedrift = drijfhout boordband = biaisband = biaislint = boordlint acantus = acanthus = akant overvloed = stortvloed Rock n roll = rockmuziek = rock intensiteit = heftigheid = hevigheid = lichaamskracht = sterkte = felheid = woestheid = kracht veiling = openbare verkoop = vendu = vendutie wegsturen = afzenden = verzenden = insturen = opsturen = versturen = expediëren verbreiden = lanceren = verspreiden = verstrooien = verspreiden boven = pousseren prognosticum = voorteken = teken = omen vegetarisch = herbivoor = vegetariër wellen = lassen = opwellen kroot = biet verhemelte = gehemelte = palatum overhalen = vleien = bewerken = meelokken = platpraten = overtrekken = lubben = strikken = ompraten = bepraten = meekrijgen = bewegen = overreden = omturnen = omverpraten = verleiden = overtuigen inlichting = wezen = inlichtingendienst koppeling = verbinding = verbindingsstuk = connector = interface = raakpunt = aansluiting = ontkoppelingspedaal doorzichtkunde = dieptezicht = perspectief windjack = anorak = parka = windjak = windjekker = windbreker natuurkundige = fysicus ijzersmelterij = hoogoven savooienkool = savooiekool karabijn = schietgeweer = proppenschieter = geweer = schietijzer = spuit kwastl = windbuil = gaai = verwaand heerschap verwinnen = overwinnen = winnen = hebben = pakken als de kat van huis is = tegenspreken parkeerplaats = parkeerruimte = parkeerterrein = parkeergarage losdoen = loskrijgen = ontrafelen = losmaken = losnemen heler = therapeut = arts = genezer patriciërshuis = villa = herenhuis zegepralen = triomferen = zegevieren sensatie = herrie = gevoel = drukte = consternatie = fermentatie = commotie = keet = onrust = deining = opschudding = beroering = tumult hockeyelftal = hockey-elftal = hockeyteam idolatrie = afgoderij = Baälsdienst = afgodendienst conisch = kegelsnede = kegelvormig kwadreren = kwadrateren kiemen = punten = schieten = ontkiemen = uitbotten = uitlopen = uitschieten = botten knik = buiging middelpunt = middengedeelte = midden = centrum = middenstuk = spil = sleutelfiguur = middelstuk etherische olie = essentiële olie overmeesteren = verpletteren = overrompelen = overweldigen = overvallen = overmannen grondkapitaal = startkapitaal = beginkapitaal = stamkapitaal = aanloopkrediet meubelhoes = hoes agenda = tijdplan = plan = dagindeling = schema = tijdschema = programma = tijdpad = kalender = borderel marjolein = oregano = majoraan longpatiënt = teringlijder = tbc-patiënt = tuberculoselijder = tuberculosepatiënt nietig verklaring = cassatie = afschaffing = intrekking prikbord = plakbord = mededelingenbord bloedspat = bloedvlek narekenen = herberekenen = nacijferen klomp = holsblok = verstopping = homp = bal = klompschoen = schoenklomp hangar = vliegtuigloods = hangaar veldslag = conflict = incident = slag = strijd = zeeslag koetje-boe = koe = koebeest = koetjeboe ongelijkwaardigheid = onevenredigheid = verschil = ongelijkheid aubergine = eiervrucht = eierplant haarkruller = friseertang = friseerijzer = krultang mikado = Japanse keizer loonstijging = salarisverhoging = loonsverhoging knipmes = zakmes stermol = sterneusmol plateau = serveerblad = presenteerblad = blad = hoogland = hoogvlakte = gedenksteen = schenkblad = dienblad = theeblad = plaket spijkertang = nijper = pincet = splintertangetje = nageltang = knijptang = trektang = nijptang = tang geluidsoverlast = geluidshinder = lawaaioverlast ravitailleren = bevoorraden = provianderen wederhelft = levenspartner = echtgenoot = partner omloopsbaan = baan = omloop sorteren = groeperen = uitsplitsen = uitzoeken = ordenen = klasseren rentepercentage = rentestandaard = rentestand = disconto = rentevoet uitbotten = kiemen = punten = schieten = ontkiemen = uitlopen = uitschieten = botten hoorbereik = gehoorsafstand stamvader = patriarch = voorzaat = voorvader = voorouder doorverkopen = wederverkopen = dooverkopen digestieve systeem = maag-darmstelsel = spijsverteringsstelsel zee = schat = maanzee = stroom zift = ziften = zaal = zeef suprematie = overheersing = machtsoverwicht = overhand = hegemonie = heerschappij = overmacht = predominantie = overwicht = dominantie = preponderantie hebbeding = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = niemendalletje = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen genoegen nemen = rondkomen = toekunnen = uitkomen = mee omgaan = toekomen boerenoorlog = Boerenoorlog afdrukken = drukken = printen voelspriet = voeldraad = antenne = voelhoorn = spriet bouwsector = bouwbedrijf = bouw = bouwnijverheid = bouwwereld muziekuitvoering = concert kristalsoda = soda = natriumcarbonaat steenoven = ticheloven molaar = maaltand tuinder = hovenier = kweker = tuinbouwkundige = plantenkweker = tuinman = bloemkweker = tuinier = boomkweker doorsnee = doorsne(d)e = doorsnede = middellijn = diameter farmacon = medicament = geneesmiddel = heelmiddel = medicijn typewerk = tikwerk kruier = portier = deurwachter judaïsme = jodendom ontsieren = bederven = ontluisteren = schenden = beschadigen schoonschrift = kalligrafie saturnaliën = liederlijkheid = orgie = lichtzinnigheid = bandeloosheid = bacchanaal = zedeloosheid = tuchtloosheid = losbandigheid = frivoliteit pasteltint = pastelkrijt = pastel = pastelkleur goederen = goedheid = waar thermodynamica = warmteleer onvolkomenheid = ontoereikendheid = gebrek = deficiëntie = onvolmaaktheid = imperfectie = tekort = gebrekkigheid = gemis = krapte geboorteplaats = geboortehuis politiebureau = bureau evolutieleer = ontwikkelingstheorie = darwinisme = evolutionisme = evolutietheorie = ontwikkelingsleer kattevoer = kattenvoer beboeten = prenten = verbaliseren = bekeuren bekertje = vingerhoed = druppelglas = glaasje stijfheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = afstandelijkheid = stroefheid = onbuigbaarheid = stugheid = starheid snoeven = grootspreken = bluffen = pochen = patsen = opscheppen = ophakken = opsnijden etteren = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = du(i)veljagen = storen = klooien boulevardblad = schandaalblad = sensatieblad = roddelkrant = roddelblad = tabloid = boulevardkrant = sensatiekrant vulkaan = krater = vuurberg filter = condensator = filtersigaret = capacitor kelderverdieping = souterrain = onderhuis afgeleefdheid = slapte = zwakte = kwetsbaarheid = slapheid = zwakheid = krachtloosheid ongeluksvogel = ongeluksbrenger = ongeluksbrengster = pechvogel vrijgezel = celibatair clair-obscur = lichtschakering Andries = André = Andrew = Andreas lakleder = lakleer dominee = voorganger = pastor = kapelaan = zielzorger = geloofsverkondiger = prediker = onderpastoor = predikant = parochiepriester = hulppredikant = rector = geestelijke pluimage = veer = gevederte = verenkleed = veder = pluim inkoopafdeling = inkoop interregnum = interimregering = interim-regering = tussenregering bloedvergiftiging = sepsis joekel = baas = knots = reus = kanjer = knoeper = knaap = knoert = hond = lel = slagschip = kokkerd aanflitsen = aanfloepen giftigheid = toxiciteit = schadelijkheid blikslager = tinnegieter = tingieter BBP = bruto binnenlands product verstek = ontbreken = afwezigheid = verzuim = vermissing = tekort politieauto = patrouillewagen Angelsaksisch = Oudengels hemelstreek = zone = kompasrichting = windhoek = klimaatgordel = windrichting = luchtstreek = streek = kompasstreek = windstreek = klimaatzone kogelgewricht = balhoofd wegduwen = wegschuiven vooraf gaan = antecederen = precederen = voorafgaan = antedateren krijtbord = schoolbord cabaretier = conferencier = kleinkunstenaar = conférencier beatniks = beatnik = wanbetaler = Deadbeat vuurlijn = vuurlinie uitboren = drillen = boren handsbal = hands = handbal prot = een scheet laten = scheet = flatus = buikwind = veest = wind = windje = een wind laten heterodoxie = onrechtzinnigheid = onrechtszekerheid = heresie = dwaalleer = ketterij kont = krent = zitvlak = peuk = bips = reet = achterdeel = achterstuk = hol = achterste = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur gedonder = malaise = donder = beroerdigheid = misère = treurigheid = gerommel = ellende = miserie = trammelant = gelazer = narigheid = jank = geloei = rottigheid gezondheidszorginstelling = zorginstelling attest = certificaat = getuige = attestatie = verklaring = geloofsbrief = accreditief = getuigschrift = akte zelfstudie = zelfontwikkeling = zelfonderricht Epiros = Epirus tafelzilver = bestek = zilverwerk Navo = NATO = Noord-Atlantische Verdragsorganisatie = NAVO afscheider = scheider = droogzwierder = centrifuge gelijkzetten = afstellen = instellen = stellen grote hersenen = telencephalon wervelkolom = ruggegraat = ruggestreng = ruggengraat zeebank = verzanding = zandbank = zandplaat liefhebberij = vrijetijdsbesteding = afleiding = amateurisme = hobby koningsmaal = banket = feestmaal = festijn kooi = liftkooi = doel = goal = kajuitbed = box = hok abdis = moeder-overste = priores regulariseren = reglementeren rozebottel = rozenbottel = bottel calqueerpapier = overtrekpapier losmaken = ontrafelen = losdoen = losnemen = loskrijgen = opstoken = warmlopen zaadbal = teelbal = testikel = kloot = bal = testis = geslachtsklier pramen = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = aanmanen = instigeren huwelijksband = echt = echtvereniging = huwelijk = matrimonium = echtverbintenis larve = larf = masker = vreten = larvestadium drinkwatersysteem = waterzuiveringsinstallatie = zuiveraar = filterinstallatie Turkmeen = Turkmeens parallellepipedum = blok = parallelepipedum beeldspraak = trope = troop = figuurlijke uitdrukking = manier van spreken = vergelijking = metafoor = oxymoron = stijlfiguur tocoferol = vitamine E = E gereserveerdheid = detachering = reserve = terughoudendheid = zwijgzaamheid = onpartijdigheid = detachement = geslotenheid kinderfiets = driewieler story = geschiedenis = vertelling = kroniek = Kronieken = verhaal = historie twostep = two-step belanghebbende = stakeholders singleton = bloot strikken = vleien = verleiden = vangen = verstrikken = verweven = meelokken = overhalen = lubben paardrijder = hippisch = ruiter = paardrijdster humor = gevoel voor humor runderbiefstuk = runderlap = biefstuk vitter = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter machtsgebied = domein woordgroep = uitspraak = constituent = frase triomfator = overwinnaar = winner = winnaar casus = geval = case basculebrug = ophaalbrug = klepbrug = klapbrug = hefbrug = wipbrug = valbrug = hameibrug ingezetene = inwoner = inzittende = ingeburgerde = bewoner = stamgast zeiljacht = plezierjacht = jacht gemeenplaats = cliché = sjablone = sjabloon = open deur = platitude = algemeenheid = banaliteit zwade = zwad Deense kroon = kroon aardwetenschappen = aardkunde = geowetenschappen fruitsalade = fruitmacedoine billijken = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = vergoelijken = excuseren = wettigen onderproduktie = onderproductie kookpan = steelpan invoerrecht = invoerbelasting = invoerheffing = importheffing beroepskleding = bedrijfskleding = werkkleding = vakkleding = stofjas = werkplunje bijdruk = reprint bovenste = bovenkant = kopstuk = bovenstuk = bovendeel = bovengedeelte = bovenzijde sproeier = sprinkler beploegen = doorploegen = omleggen = omploegen waterzicht = zeegezicht = marine grondlasten = onroerend-goedbelasting = grondbelasting = onroerendgoedbelasting mechanisme = mechaniek flamoes = kut = snee = gleuf = vagina = pruim = trut = schede = snede = poes = spleet huidziekte = huidaandoening exilium = ballingschap = deportatie jovialiteit = hartelijkheid = innemendheid = vriendelijkheid = beminnelijkheid = minzaamheid = welwillendheid slijmdiertje = amoebe marxisme = collectivisme = bolsjewisme = leninisme vliegtuigmoederschip = vliegdekschip = carrier afschaffing = cassatie = opheffing = abolitie = intrekking = suppressie = nietig verklaring volledigheid = totaliteit = geheel ontbinden = splitsen = scheiden = desintegreren = losbinden luwen = verlagen = verminderen = bedaren = verkoelen = afnemen = humiliëren = bekoelen = neerslaan = vernederen = verkillen = verlichten = verzwakken = reduceren vijver = waterpartij = bekken = plas bloot = singleton verbannen = vernietigen = bannen = afraden = verbieden = niet toestaan = niet toestaan = afkeuren ejaculatie = schietgebed leeglopen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = slampampen hal = antichambre = lokaliteit = doorgang = vestibule = gang = inkomhal = entreehal = entree = corridor = toegangsdeur = hall = zaal damspel = damsport gesuis = geritsel = suizing = ritseling = geruis koersen = ramen = waarderen = taxeren = schatten processor = centrale verwerkingseenheid = besturingsorgaan = CPU = CVE = besturingseenheid = mainframe agronoom = landbouweconoom = landbouwkundige = landbouwdeskundige are = is = zijn onbeleefde opmerkingen = saus weldadigheid = zegen = weldaad = zegening = voordeel tabulator = tab scheermes = slagtand = stoottand = mes nicht = gay = homoseksuele = homo = reetkever = homofiel = Utrechtenaar = bruinwerker = oomzegster = homoseksueel = sodemieter = flikker = sodemiet = geïnverteerde = zuippartij = doorzakfeestje = mietje = poot = neef = holtor parapente = parasailing = para-sailing pupil = lensopening = diafragma = diafragmaopening stommigheid = domheid = dommigheid = flater = enormiteit = misser = misslag = zeperd = blunder = uitglijder = stupiditeit = misgreep = stommiteit = miskleun = ezelachtigheid schuiven = slepen = verschuiven = dringen = glijden milieudeskundige = natuurbeschermer = ecoloog = milieuactivist = milieubeschermer landhuis = borg zeewind = zeebries poulet = kip Greenwichtijd = Greenwich-tijd = GMT telwerk = tel = opsommen = opsomming = telling overgordijn = draperie titelrol = aftiteling walging = weerzin = afschuw = afgrijzen = doen walgen = walgen = degout = tegenstaan = gruwel = afkeer = afschrik = aversie = hekel accepteren = nemen = instemmen = vreten = goedvinden = ondergaan = slikken = ontvangen = aannemen = toestemmen = aanvaarden = pikken omturnen = bewegen = overreden = bewerken = platpraten = omverpraten = overtuigen = ompraten = bepraten = meekrijgen = overhalen cafetaria = schaftlokaal = kantine onmiskenbaar = onloochenbaar = onbetwistbaar serieus = ernstig drankorgel = drankverslaafde = kannekijker = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek misvatten = misverstaan oost west, thuis best = studeren mangoeste = mangoest popularisatie = popularisering = vulgarisatie steenbik = restanten = puin = wrakstukken = bik = wrakhout produktiviteit = arbeidsproductiviteit = productiviteit = arbeidsproduktiviteit jolijt = speelsheid natuurwetenschap = natuurwetenschappen = fysica = natuurkunde misbruikster = misbruiker gekreun = kreun afdelingsvergadering = fractievergadering = bestuursvergadering = directievergadering toverfee = fee selder = bleekselderij = selderie = selderij epitaaf = epitafium = grafschrift eiervrucht = aubergine = eierplant inktvis = zeekat kitten = katje = breeuwen = kattenjong gastplant = woekerplant = parasietplant = epifyt = parasiet zwarte handel = verkeersdrukte = verkeer = handel darwiniaans = darwinistisch oogsttijd = oogst geneeswijze = behandelwijze = behandeling = therapie behaviourisme = behaviorisme = gedragspsychologie exobiologie = astrobiologie ontzet = ontzetting vierde petit = non plus ultra bros = rijzweepje = voedselgewas = krop = zak = voedselplant = keelzak goudstuk = dukaat narigheid = malaise = gedonder = beroerdigheid = misère = treurigheid = ellende = miserie = trammelant = gelazer = rottigheid predikant = geloofsverkondiger = geestelijke = dominee = prediker moed geven = verstouten weken = doorweken pressurecooker = drukpan = hogedrukpan = snelkoker = snelkookpan tochtje = vakantiereis = uitstapje = trip = uitje = pleziertocht = plezierreis vatting = schuine kant = montuur rijzen = komen = opstaan = dagen = aanbreken = opkomen = aankondigen digestief = vergister brandpuntsafstand = beeldafstand Hottentot = Hottentots afleren = ontwennen = afwennen kalmerend middel = kalmeringsmiddel = sedatief bloemenverkoper = bloemenhandelaar = bloemist = bloemenman geheugenkaart = flitskaart Vandaal = Vandalen = vandaal jurisprudentie = recht = antecedenten = rechtsgeleerdheid = precedent = antecedent vossenbes = rode bosbes omkleedsel = huis = omhulsel = behuizing = hulsel = kas transpireren = dampen = perspireren = uitdampen = bezweten = uitwasemen = zweet = wasemen = uitademen = zweten notenboom = walnotenboom = notelaar looizuur = tannine = looistof reflectie = weerspiegeling = contemplatie = berekening = beschouwing = terugkaatsing = reflex = bespiegeling = overweging = weerglans = weerkaatsing = overpeinzing = weerschijn = weerschijnsel wantrouwend = achterdochtig huwelijksnacht = bruidsnacht analogie = overeenkomst = overeenstemming = correspondentie zwoerd = spekrand = bast = spekzwoerd = schors = schil slapeloosheid = hyposomnie = slaaploosheid tegenzin = hekel = magnetische weerstand = afgunst = weerstand = onwil = afkeer = onwilligheid = aversie = haat = wrok = vijandschap = haatgevoel = balorigheid = haatgevoelens = weerzin stilte = bewegingloosheid = antigeluid = rust jacquet = zwaluwstaart stedeling = Towner = stadbewoner troonsafstand = abdicatie opvoedkundige = onderwijzer = pedagoog = onderwijsdeskundige doctoraalscriptie = proefschrift = dissertatie = thesis weergalm = weerklank = echo = sonoriteit = naklank = galm = resonantie naklank = resonantie = weerklank = echo = galm = weergalm weerglas = barometer herscholing = omscholing = herhaling beeldhouwster = beeldhouwer beschimpingen = wangebruik = mishandeling = misbruik inspectiedienst = inspectie tobberij = ongerustheid = bezorgdheid = zorg tenaciteit = perseveratie = vastberadenheid = doortastenheid = ruggegraat = persistentie = volhardingsvermogen = ruggengraat = lef = karakter hoofdschotel = hoofdgerecht zinsbegoocheling = waanidee = waan = spooksel = fantasy = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = waandenkbeeld = inbeelding = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma = verbeelding zenuwpatiënt = neuroticus slangegif = gif = gal = slangengif geluidsband = band = cassettebandje = audiocassette = magneetband = tape = bandje = geluidscassette = cassetteband steken = krenken = priemen = boren = irriteren = grieven = prikken = knagen = kwetsen vriendelijkheid = hartelijkheid = jovialiteit = innemendheid = goedheid = beminnelijkheid = minzaamheid = welwillendheid vredehandhaving = handhaving van de vrede = vredesoperatie verslaggeving = rapportage = berichtgeving matheid = lamlendigheid = futloosheid = indolentie = apathie = landerigheid = lusteloosheid protest = bedenking = tegenspraak = weerstand = bezwaar = tegenwerking = strubbeling = strubbelingen = tegenstand = oppositie = weerwerk = suggestie = verzet uitgeroeid = verdelgen = ontwortelen = ontworteld arena voor stierengevechten = arena transformator = stroomtransformator natuurbeschrijving = fysiografie = fysische geografie dysfunctie = dysergie rots = steen = steenrots = kiezel = natuursteen = gesteente muziekles = schoolmuziek bogaard = boomgaard = bongerd = fruitareaal toevalstreffer = serendipiteit ingrijpen = hinderen = verstoren = interveniëren = interfereren = storen = tussenbeide komen uiteinde = einde = uiterste = afloop = eind = extremiteit norsheid = abruptheid = bruuskheid = onbehouwenheid = barsheid vingertaal = vingerspraak = dactylologie = gestiek = gebarentaal opensnijden = ontleden staatsburger = poorter = stadsburger = burger onbescheidenheid = indiscretie beletage = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = eerste verdieping marszeil = bovenzeil punctie = paracentese = punctuur knolraap = raap bacteriekweek = bacteriecultuur = kweek = cultuur dierkundige = zoöloog een webpagina herladen = ophalen luchtpijp = trachee = trachea canulatie = intubatie hoge = hoogwaardigheidsbekleder = waardigheidsbekleder = schoen = piet = huls = dignitaris exploratie = verkenning = opsporingswerk = scouting = verkenningstocht inpekelen = pekelen = inzouten = zouten haam = gareel = halsband = halsketting klapdeur = tochtdeur = zwaaideur = pendeldeur delen = splitsen = weggeven = scheiden = deling = meeleven = afsnijden = communiceren = mededelen = verdelen = deelnemen = aandeel = bijdrage = inbreng = meevoelen opslagtank = brandstoftank = stortbak = reservoir = tank ziekenverzorger = ziekenverzorgster houtbewerking = timmerwerk inbreng = weggeven = inleg = mise = aandeel = inlage = bijdrage = inleggeld = delen kansrekening = waarschijnlijkheidstheorie cash = geld = contant geld = kasgeld = contanten delfstofkunde = mineralogie vuistvuurwapen = blaffer = pistool = opdondertje draaiboek = boeken = scenario = script maniak = gek = dolleman nevenproduct = bijproduct = bijprodukt = nevenprodukt meesterwerk = hoofdwerk = meesterstuk = gildeproef = proefstuk = chef-d'oeuvre geroosterd brood = toast samenleving = club = samenwoning = vereniging = sociëteit = maatschappij = hokken = wereld = gilde = gemeenschap = gezelschap = cohabitation = orde = samenwonen riblap = ribstuk verkondiger = aankondiger Bangladesch = Bangladesh invoeren = voeren = introduceren = implementeren = importeren = initiëren = overschakelen = doorvoeren = invoer = voederen = instellen = voedsel geven = import = eten geven = voeden = innoveren = overgaan = ingeven oogbol = oogappel tingieter = blikslager = tinnegieter rehabilitatie = genezing = convalescentie = genezingsproces = restauratie = recuperatie = beterschap = herstel = heling Deadbeat = beatnik = beatniks = wanbetaler feestvieren = vieren = feesten = fuiven = rollen afluisteren = luistervinken copula = koppelwoord = koppelwerkwoord klaslokaal = lokaaltje = schoollokaal = lokaal = klassenlokaal = klas = leslokaal patent = octrooi kraaien = kukelekuën veld = gebied = vlak = speelveld = slagveld = laagvlakte = front = heuvel = arena = strijdperk = domein = deelnemersveld = krachtveld = vlakte = terrein = sfeer = sportveld voetgangers- = voetganger onfeilbaarheid = perfectie = idealiteit = volmaaktheid opgaaf = kwestie = oefening = oefenen = vraag = exercitie = probleem = uitdaging = opdracht = vraagstuk = opgave suppliëren = afsmeken = bidden = smeken menselijkheid = menslievendheid = medemenselijkheid = mensengeslacht = mensdom strijdmacht = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep marathonloop = marathon toezeggen = beloven dominosteen = domino zelfdoding = zelfmoord = suïcidant = zelfvernietiging = zelfmoordenaar = suïcide onzelfzuchtigheid = altruïsme = edelmoedigheid = groothartigheid = grootmoedigheid = onbaatzuchtigheid brengen = lenen = plaatsen = inkleden = zetten = aanbieden = presenteren = neerzetten = stellen = bieden = offreren wow = giller susceptibiliteit = dispositie = aanleg = gevoeligheid = lichtgeraaktheid = vatbaarheid = ontvankelijkheid = predispositie afdekstro = strooisel diepteonderzoek = onderzoek = detailonderzoek = beproeving = diepte-onderzoek = proef = verificatie = test graanproduct = graan rok = Rok performance = voorstelling = vertoning winstaandeel = dividend isolatie = isolering = afgrendeling = afzondering perimeter = kantlijn = randgebied = grensgebied = marge = omgeving = omtrek afpersen = uitwringen = wringen verloving = engagement wis = teen = rijs = twijg afstemming = verwerping = rejectie = instelling = afstelling broekje = schacht = onderbroek = beginneling = vlasbaard = nieuwkomer = nieuweling = groentje = groene = melkmuil oost = oosten diocees = bisdom heroïne = heldin kieken = flitsen = trekken = fotograferen zwijnen = boffen = mazzelen wegrestaurant = bediening = dienst tuigage = zeilwerk kijkbuis = treurbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast duiden = verklaren = wijzen = wijzen op = aanduiden therapie = behandelwijze = psychotherapie = behandeling = geneeswijze = gespreksbehandeling heethoofd = driftkop = agressieveling = driftkikker = gifkikker ontmaagden = defloreren morgen = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = voormiddag = morgenstond = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad antipapisme = anti-papisme flessenhals = hals = bottleneck = nek = knelpunt middenklasse = burgerij = bourgeoisie vangertje = tikkertje = krijgertje Dhr. = meneer = dhr. tijdsbestek = tijdsverloop = tijdsspanne = tijdsruimte = tijdruimte = tijdspanne bedroeven = betreuren = smarten = verdrieten weekend = weekeinde remuneratie = arbeidsloon = salaris = wedde = honorarium = bezoldiging = traktement = gage = arbeidsinkomen = loon chirurg = slager offer = wijgeschenk = opoffering = offergave = offerande = hecatombe = oblaat A-wapen = atoomwapen = kernwapen verteren = uitgeven = verwerken = besteden = spenderen mensenkind = homo sapiens = mens = ziel = mensachtige = sterveling kopiïst = kopiist = schrijver brouwer = bierbrouwer neerpoten = zetten = poten = neerzetten = planten beogen = intenderen = bedoelen = menen groengordel = Greenway trekker = attractie = wieltrekker = kurketrekker = bezienswaardigheid = kurkentrekker = trekdier = trassant = tractor = trekpleister = motortrekker weergalmen = galmen = naijlen = naklinken = weerklinken = weerschalken = nagalmen = resoneren = echoën = doorklinken Hermitage = ermitage = kluizenaarswoning = kluis = hermitage = kluizenaarshut plaatglas = vlakglas = spiegelglas legermacht = regeringstroepen barbarisme = beestachtigheid = wreedheid = brutaliteit houw = hak = schoffel respecteren = zich neerleggen bij = achten = hoogachten = hoogschatten = waarderen = zich schikken naar = luisteren = eerbiedigen = berusten = ophebben = voldoen = verwaardigen = gehoorzamen medemens = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = naaste = buurvrouw bil = onderste = wangetje = wangen = bodem = onderkant = koon = wang sneeuwbui = werveling = sneeuwstorm = stuifsneeuw = jachtsneeuw = blizzard lesgeld = leergeld = schoolgeld persisteren = volharden = volhouden = doorbijten = blijven = standhouden = uitzingen = persevereren = doorzetten = doordouwen kotelet = karbonade regeringstroepen = legermacht tafelgenoot = disgenoot = kostganger vestigen = neerstrijken = grondvesten = gronden = stichten forum = gesprek = debat = bespreking = forumdiscussie = paneel = discussie = panel = dialoog astrobiologie = exobiologie A-bom = kernwapen = kernbom = atoombom vogelschrik = vogelverschrikker felonie = zwaar misdrijf = euveldaad = zware misdaad = misdaad klaaglied = klaagzang = lamento = treurdicht = lijkzang = dodenmis = klaagdicht = treurzang = jammerzang = treurlied = elegie = requiem labo = lab = laboratorium = praktijklokaal gedachtewereld = gedachtenwereld = manier van denken = denkwereld uitwijzing = verbanning = wegjaging = verwijdering = uitzetting = uitdrijving = verdrijving zakenvriend = vrind = bondgenoot = vriend = bondgenote = compagnon waspapier = paraffinepapier meteorologie = weerkunde gedrocht = wangedrocht = wangestalte = monster antimilitarist = peacenik = pacifist gelijktijdig = gecombineerd pluimstrijkerij = ophemeling = mooipraterij = vleierij = hielenlikkerij eetzaal = eetkamer taling = appelblauwzeegroen muzikaal = musical = zangspel = operette namaakleer = kunstleder = imitatieleer = kunstleer = simileder = skai brandweg = brandsingel = brandlaan = brandgang = tra prooidier = prooi = doelwit kanon = hotemetoot = topman = hotemetotem = kopstuk = prominent = bons = pistool = stuk = bobo = geweer = VIP = vuurwapen medebroeder = gildebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = confrater = collega = gildenbroeder uitdragerij = antiekwinkel vleeswaren = charcuterie bloeiperiode = hoogtijdagen = bloeitijd uiltje = mot = nachtvlinder zelfcontrole = zelfbeheersing = wilskracht verdampen = verkoken = vervliegen = evaporeren = vervluchtigen parochiaan = gemeentelid drukwerk = pers kogellager = rollager = kogelkussen = rollenblok amniocentese = vruchtwaterpunctie hagelbol = hagelsteen = hagelkorrel manhaftigheid = heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = heroïek = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid wijnboer = vinoloog = wijnbouwer protozoa = protozoön vlos = vloszijde = fleuret maltraiteren = toetakelen = bewerken = mishandelen koord = snoer = touw vrind = vriendin = bondgenoot = amice = kornuit = gabber = gezel = vriend = bondgenote = makker = zakenvriend = deelgenoot = maat = compagnon = kameraad = kompaan Schorpioen = schorpioen Republiek Maldiven = Maladiven uiteendoen = verklaren = uitweiden = exponeren = uiteenzetten wantsenkruid = coander = ketoembar = koriander minstreel = minnezanger = troubadour = trouvère sportploeg = team = ploeg reminder = geheugensteuntje = ezelsbrug = mnemotechniek = ezelsbruggetje offensief = klaar om aan te vallen uitbarsting = explosie = vulkaanuitbarsting = huiduitslag = eruptie = het uitbreken = uitbraak servicebeurt = onderhoudsbeurt = controlebeurt aaneenrijgen = aaneenschakelen vergasten = behandelen = fuiven = onthalen = trakteren theeketel = ketel = waterketel = soepkip middenstijl = verticale raamstijl = raamstijl = raampost hygrometer = psychrometer = vochtmeter = vochtigheidsmeter bekrompenheid = pietluttigheid = benepenheid = kruideniersmentaliteit = kleingeestigheid = dorpsmentaliteit USSR = Unie van Socialistische Sovjetrepublieken = SU = Sovjet-Unie gasontwikkeling = gasvorming = vergassing uiterlijkheid = uiterlijke kenmerken voortzetten = staande houden = continueren = voortbouwen = blijven = doorgaan = voortgaan = vervolgen = overgaan manometer = tonometer adhesie = trouw zijn aan = trouw = aanhankelijkheid = steun = toewijding atoommassa = atoomgewicht ereprijs = Christuskop kosten-batenanalyse = kosten-baten analyse paleontoloog = palaeontoloog quaestor = schatbewaarder = penningmeester = thesaurier = schatmeester = quaestrix ergotisme = kriebelziekte kartograaf = cartograaf buuf = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw Filippijn = Filipijn = Filippino kernkop = springkop voormaag = kliermaag = spiermaag interpretatie = voorstelling = uitleg uitsloven = forceren = overdrijven duindoorn = gaspeldoorn = doornstruik = brem centrifuge = afscheider = scheider = droogzwierder kuisen = censureren = reinigen = zuiveren = castigeren = afnemen = schoonmaken = doen zich gedragen = gedragen = doen = spelen tuinschep = pleisterspaan = sabel = troffel = truweel een kikker in de keel hebben = knooppunt = hub inhuren = huren = bezighouden hasj = hasjiesj conjectuur = notie = gevoel = besef = veronderstelling = aanname = vermoeden = giswerk = gissing = voorgevoel = impressie = indruk = onderstelling houtbewerker = timmerman bekorten = samentrekken = versimpelen = verkorten ontmaskering = demasqué aftakking = zijtak = arm frunniken = peuteren = frommelen = frutselen = friemelen = futselen = morrelen = wriemelen tiranniseren = overheersen erfenis = erflating = overblijfsel = versterving = legaat = boedel = erfdeel = successie = versterf = erfgoed = vermaking = nalatenschap = relict syllabus = werkboek crinoline = hoepelrok fysiotherapeut = bewegingstherapeut perelaar = peer = perenboom = pereboom coulance = plooibaarheid = souplesse = meegaandheid = conveniëntie = inschikkelijkheid = flexibiliteit = conniventie reddingsboot = vlot afzwering = herroeping hoerenhuis = hoerenkot = massagesalon = verwenhuis = bordeel = Venustempel = eroscentrum melkwegstelsel = nevel = melkweg = nevelvlek landingstrap = touwladder = passagierstrap clown = sufferd = idioot handelsgoederen = product = waar = waren = handelswaar = koopwaar = negotie = spul = handel getypte tekst = manuscript sneuvelen = breken = vallen = sneven destilleerderij = stokerij = alambiek = distilleerderij = branderij onkosten = kosten = uitgaven volkslied = lijflied belastinggroep = tariefgroep kennis = vriendinnetje = bekendheid = vriendin = perceptie = belezenheid = wetenschap = cognitie = vriend = eruditie = geleerdheid = vriendje = medeweten = schoolkennis = maatje = ervaring = bagage = bekende = weten suspicie = wantrouwen = achterdocht = verdenking = argwaan = argwaan koesteren waar = product = handelsgoederen = waren = goederen = handelswaar = koopwaar = goedheid = negotie = spul = handel naaldbomen = conifeer = naaldboom vloerdeel = vloerplank = deel januskop = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet sound-track = filmmuziek = soundtrack = partituur mafia = maffia asvaalt = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = deponie = stort = ashoop = stortplaats = afvalhoop = afvalstort lus = lis = strik = strop scheurkies = knipkies keizerrijk = rijk = Imperia tweespalt = verscheurdheid = tweedracht = onenigheid = disharmonie = verdeeldheid = partijschap afkrijgen = afronden = volbrengen = voleinden = voleindigen = klaarkrijgen = gereedkomen = voltooien = afmaken = afkomen vuurproef = smeltkroes groenteboer = groenteman = kruidenier koekoeksspeeksel = koekoeksspog knauw = knak = klap = deuk = schok = slag staartster = komeet poederdons = quilt assistente = assistent Radian = radial = radiaal palmboom = palm schop = trap = schep = schepje overmaat = overschot = teveel = exces = overbodigheid = surplus = plus = oververzadiging = landbouwoverschot voornaamwoord = pronomen androgynie = interseksualiteit = tweeslachtigheid vet = smeersel = vetweefsel = smeermiddel = strijksel = smeervet = olie = smeer = wolvet persoonsbeveiliger = lijfwacht = lijfgarde onkostennota = onkostenrekening roep = kreet = krijsen = schreeuw juke-box = jukebox vruchtbeginsel = ovarium pleerol = wc-rol = toiletrol = closetrol brievenbus = vertaling potloodslijper = puntenslijper = slijper = slijpapparaat penningsteen = nummuliet zeewaardig = onzeewaardig omhouwen = omkappen = kappen = omhakken = vellen borstbeeld = buste legeronderdeel = legereenheid = krijgsmachtonderdeel = legerformatie = legerafdeling deportatie = verbanning = banneling = ballingschap = exilium vloszijde = fleuret = vlos speelgoedsoldaatje = soldaatje grafurn = urne = lijkvaas = grafvaas = urn = asurn bladmaag = boekmaag jongleur = kunstenmaker vastpinnen = pennen dosis = gift = dosering inpakpapier = kaftpapier = pakpapier beminnaar = liefhebber = aanbidder = minnaar pentagoon = vijfkant = vijfhoek krullend = gekruld broosheid = breekbaarheid = fragiliteit = kwetsbaarheid uitschelden = belediging = krenken = uitfoeteren = uitketteren = uitveteren = affronteren = beledigen = stijfvloeken = smaad = dissen = uitkafferen = grieven = vernederen = affront = uitjouwen = kwetsen broodkeuken = voorraadkamer = provisiekast = voorraadkast = provisiekamer = spinde = schapraai = kelderkast = office sociale structuur = sociaal systeem = maatschappijvorm verbijten = tandenknarsen = knarsetanden vijzel = dommekracht = krik = mortier = autokrik rijwiel = velo = stalen ros = fiets ruiker = bouquet = bos = boeket = corsage = bloemetje accountancy = boekhouding = boekhouden = comptabiliteit lak = lakverf = vernis = verzegeling = vernislaag = zegellak = laklaag = zeehond peuteren = frommelen = frutselen = friemelen = futselen = frunniken = morrelen = wriemelen tegenzet = contra-attaque = tegenaanval verwijdering = uitwijzing = verbanning = wegjaging = uitzetting = distantie = uitdrijving = verdrijving = afstand = eliminatie heupwiegen = zwieren bejaarde = oudje = oudere = zestigplusser andragogie = volwassenenonderwijs = andragogiek = volwasseneneducatie = tweedekansonderwijs = tweede-kansonderwijs straatveger = aasdier = jutter = aaseter hinderlaag = valstrik = val vakantiehulp = au pair = vakantiekracht smet = vlek = schandvlek = veeg = klad huwen = zich in de echt verbinden = trouwen = in de echt verbinden persienne = luxaflex gedenkschrift = memoires vermomming = mom vetkussen = vetkussentjes = vetkussentje nageboorte = nawerk aardkloot = ondermaanse = aarde = wereld = wereldbol = Aarde = aardbol = aardrijk kroniek = vertelling = story = geschiedenis = jaarboek = almanak = Kronieken = jaaroverzicht = verhaal = annalen = historie bergingswerken = berging vaatweefsel = transportweefsel pottenbakkersoven = oven watersnip = poelsnip = bokje naaf = draaischijf = centrum oudheidkunde = archeologie = paleologie Boeddha = boeddha klad = vlek = schandvlek = smet fiscaliteit = belastingstelsel = belastingsysteem natuurlijkheid = ongekunsteldheid = schwung = flair = gemak = losheid japon = kleed = kledij = jurk navelsnoer = navelstreng = navelsteng voortbewegen = overgaan = overstappen = overspringen lichtschijnsel = lichtflits = flits tegenstaan = walging = doen walgen = walgen = tegensteken opslagmedium = geheugeneenheid = geheugen kraagbeer = Amerikaanse zwarte beer verscheurdheid = partijschap = tweedracht = tweespalt = verdeeldheid gewicht = hoop = significantie = importantie = betekenis = lading = belang = massa = waarde = zwaarte = gewichtigheid = gewichtstuk afraffelen = aframmelen = afraggen = afjakkeren = zich haasten = afroffelen enkelband = enkelkettinkje televisieomroep = omroepvereniging = omroeporganisatie = omroep = radio-omroep betimmeren = aftimmeren propje = balletje stamhoofd = leider = chef = hoofd = dorpshoofd = chief = opperhoofd wetten maken = passeren = verlijden liquidatieuitverkoop = opheffingsuitverkoop = uitverkoop = leegverkoop = opruimingsuitverkoop = liquidatie-uitverkoop = opruiming kwebbelen = kletsen uitjouwen = awoert = boe = uitfoeteren = uitketteren = uitveteren = uitkafferen = uitschelden = snuiven = stijfvloeken richting = plaatsbepaling = oriëntatie = gerichtheid = oriëntering = hoek = kant fractie = verkiezingsbijeenkomst = breuk visagist = estheticienne = esthéticienne = schoonheidsspecialiste spam = ongewenste elektronische post = spamboodschap gesnurk = geronk = gesnork = snurken pijlkoker = koker deraillement = ontsporing meuren = snurken = rusten = slapen = maffen = bronzen = keveren = knorren = pitten set uppen = set-uppen b.h. = bustehouder = beha = bh groepsruimte = docentenkamer = leraarskamer = gemeenschappelijke kamer = lerarenkamer hapje = snack = versnapering = hap = knabbeltje = tussendoortje aërodroom = airport = vliegveld = luchthaven muur = bastion = wal = verschansing = bolwerk = burgwal = wand = schans = vestingwal nurks = nijdas = zuurpruim = kribbenbijter = azijnpisser = galbak = kribbebijter = kniezer = sacherijn = chagrijn = netenkop konkelarij = gesmoes = kletspraat = achterklap = roddel = roddelpraat = roddelpraatje = kletspraatje = geroddel = geklets = gerucht dressoir = buffet transcriptie = transliteratie vaccineren = inoculeren = inenten perverseling = dégeneré = afwijkeling = afvallige = gedegenereerde DIT = punt werkzaamheid = effectiviteit = activiteit = werkzaamheden = doeltreffendheid = bezigheid zeilboot = draak = zeiler = bark = zeilbootje decatlon = tienkamp piekeren = vreten = zich zorgen maken = doorzagen met een figuurzaag instigeren = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = aanmanen = pramen eenstemmigheid = eendracht = uniformiteit = eensgezindheid = conformiteit = akkoord = harmonie = overeenstemming = concordantie = goedkeuring = overeenkomst = unanimiteit = consensus boffen = mazzelen = zwijnen ideaal = ideaalbeeld = droom = droombeeld = wensdroom luizeëi = neet = luizenei contraceptiemiddel = anticonceptiemiddel = preservatief = contraceptivum = contraceptief = voorbehoedmiddel = anticonceptivum medium = hulpmiddel = communicatiemiddel = oplosmiddel = instrument = middel = oplossend middel bronstig = gretig diarree = buikloop = kakkerij = afgang betomen = inhouden = intomen = beheersen = belasten = moeilijkheid frater = kloosterbroeder = monnik = kloosterling = convers = bedelbroeder = mendicant = bedelmonnik = lekenbroeder = ordebroeder = cenobiet = broeder assembler = assembleerprogramma bestudering = studeren = studie = bestuderen tabaksplant = tabak Asclepius = Asklepios strofe = stanza ontstoppingsmiddel = ontstopper lucullus = gastronoom = fijnproever = Bourgondiër = lekkerbek = gastronome attribuut = eigenschap veranderen = zich omkleden = keren = variëren = wijzigen = converteren = altereren = modificeren = changeren = herscheppen = omzetten = kenteren dozijn = tientallen = twaalf ribbemoos = krachtmens = krachtpatser pony = slag = froefroe vrouwenhater = misogaam = misogijn = misogyn krachtcentrale = elektriciteitscentrale = energiecentrale landen = aarde = grond = grondsoort boerde = klucht = sotternie holtedieren = holtedier bomkrater = bomgat = bomtrechter mastiff = bulhond op één lijn zetten = op één lijn brengen = uitlijnen = Aline autosnelweg = hoofdweg = A-weg = autostrade = rijksweg = autoweg = autobaan = verkeersweg = Hoofdweg = snelweg zelfmoordenaar = suïcidant = zelfdoding = zelfmoord paardesport = paardrijden = ruitersport = rijkunst = paardensport hoedepen = hoedenpen zedenbederf = schandelijkheid = schanddaad napraten = papegaaien witten = blancheren = verbleken hoerenkot = hoerenhuis = massagesalon = verwenhuis = bordeel = Venustempel = eroscentrum morse = morseschrift = morsealfabet = morsecode oogarts = oogheelkundige = oculist = optometrist = oftalmoloog kaap = grens = limiet = landpunt = hoek uitzoeken = blieven = sorteren = schiften = uitverkiezen = opteren = believen = kiezen = uitkiezen = selecteren gevangenis = strafgevangenis = kast = kerker = bak = gevangenhuis = kot = gevang = nor = strafinrichting = petoet = cachot = rijkshotel = huis van bewaring = penitentiaire inrichting = bajes = lik = pot mazzel = lot = fortuin = zwijn = bof = zwijntje = geluk honingschubje = honingkliertje bekoring = wenselijkheid = aantrekkingskracht = aanminnigheid = verzoeking = begeerlijkheid = verleiding = verlokking = seductie = lieftalligheid = aanvalligheid = beminnelijkheid = lokroep = bekoorlijkheid = charme = aantrekkelijkheid slimmerik = slimmerd = goochemerd = slimmeling = doorzetter = wonderkind geleider = geleidster = begeleider verijdelen = voorkomen = bewaren = afweren = afwenden = verhoeden = vermijden gangster = schoelie = schurk richtingbord = wegwijzer importeur = invoerder zwaartelijn = middenberm = mediaan eerlijkheid = ernst = openheid = oprechtheid = integriteit = openhartigheid = waarachtigheid = waarheidsgetrouwheid = rechtschapenheid = braafheid gewest = landstreek = streek = land = departement = gouw = regio = graafschap Serail = harem = vrouwenverblijf Schotse ruit = ruitjesstof = ruitje = schotse ruit = tartan oxyderen = verroesten = oxideren = roesten = corroderen borduurkunst = naaldkunst moes = moe = moederlief = mam = moeder = moesje = mama = mammie = ma circuit = elektrisch circuit gewenning = nood = verslaving = verslaafdheid = afhankelijkheid geoorloofd = toelaatbaarheid = toelaatbaar arve = alpenden landbouwkundige = agronoom = landbouweconoom = landbouwdeskundige Republiek Ghana = goudkust = Ghana Vatikaanstad = Vaticaanstad = Staat Vaticaanstad lor = lompen = franje = prul = prulletje = vod = tierelantijntjes = tod = prullaria = klodde = barrel = tierlantijntjes = prulding = pruts = lap verdomme = verdoemenis aangaan = wortelen = behoren = gaan = inzetten = betamen = passen = horen = aanvangen = aanzetten = beginnen = starten = aanslaan correspondentiepapier = briefpapier standhouden = volharden = volhouden = doorbijten = blijven = persisteren = uitzingen = persevereren = doorzetten = doordouwen lekker = heerlijk = smakelijk voetzool = zool = zeetong Sabbat = sabbat = heksensabbat aanelkaarweven = dooreenweven beeldteken = ideogram snol = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = tippelaarster fokzeil = fok brandblusapparaat = brandblusser = annihilator = blusapparaat = extincteur = nevelblusser sax = saxofoon onbehagen veroorzaken = hinderen = storen roofvogelnest = arendsnest = horst nivelleren = aplaneren = gelijkmaken = slechten = effenen = egaliseren = vlakken = afvlakken sprengwater = mineraalwater = bronwater ringgracht = vest = gracht = vestinggracht = slotgracht scholen = leiden = vormen = opleiden = trainen = onderrichten = opvoeden = onderwijzen tint = kleurschakering = huidskleur = schakering = nuance = kleur = Hué urineleider = pisbuis = pisleider = ureter mondstuk = bit = boortje = gebit biotoop = woongebied = territorium = habitat = leefgebied = standplaats aluminiumfolie = bladaluminium ruitewisser = ruitenwisser kunstdrukpapier = kunstdruk contreien = buurt = milieu = kader = omstreek = wijk = nabijheid = contreie = omgeving = omstreken = omtrek omstreek = buurt = milieu = contreien = kader = wijk = nabijheid = contreie = omgeving = omstreken = omtrek zengen = versmachten = verschroeien = schroeien = verzengen = blakeren = roosteren stroop = siroop atrium = boezem proverbium = uitdrukking = zegswijze = spreekwoord = spreuk = gezegde = expressie = leenspreuk = spreekwijze gezel = vriendin = amice = vriend = kornuit = gabber = ambachtsman = makker = vakman = vrind = leermeisje = leerjongen = handwerksman = deelgenoot = maat = compagnon = kameraad = kompaan kunstuiting = kunstproduct = kunst = kunstwerk = object terugbrengen = terugbezorgen = verminderen = verkleinen = besnoeien = korting = vermindering = minderen = terugvoeren = reduceren ingeborene = inwoner = autochtoon = native snotneus = druipneus = loopneus = snotaap astma = astma-aanval prognostica = prognostiek = perspectivisme = futurologie stemgeluid = stem afschaduwing = schaduwbeeld = schim = schaduw redmiddel = expediënt bedenken = ontwerpen = uitdenken = verzinnen = uitstippelen = opperen = concipiëren = plannen = vinden fissuur = barst = kier = scheur = reet = berst = spleet = breuk inlichten = informeren = verwittigen = voorlichten fuiven = behandelen = vergasten = vieren = feesten = rollen = trakteren = feestvieren = onthalen teheran = Teheran magiër = tovenaar = goochelaar = heksenmeester = tovenares = duivelskunstenaar = illusionist immuniteitsysteem = afweermechanisme = immuunsysteem bewerker = krantenredacteur = redactrice = schrijver = motief = editor = aanleiding = agent = beweeggrond = oorzaak = reden = redacteur = veroorzaker = beweegreden verarming = nooddruft = nood = behoeftigheid = armoede = armoedigheid = verslechtering = armoe = armzaligheid = kommer Heracles = Hercules muziekbeoefenaar = muzikant = instrumentist = speler = musicienne = musicus = instrumentalist = toonkunstenaar kustmeer = haf = lagune prevaleren = controleren = heersen = beheersen = overheersen = domineren broeikas = kas = serre bindsel = dossier = boekband rijksrecherche = FBI = opsporingsdienst = recherche natuurgebied = landschapspark = nationaal park = natuurbeschermingsgebied vogelreservaat = volière = vogelhuis examenkandidaat = examinandus = kandidaat = geëxamineerde eraan denken = terughalen = herinneren = doen denken = reproduceren = zich herinneren = gedenken = te binnen schieten = onthouden stuit = staartbeentje = stuitje = staartbeen = stuitbeen terminal = tussenstation ontdekkingsreiziger = fortuinzoeker = avonturier = goudzoeker = gelukzoeker = ontdekker aldosteronisme = hyperaldosteronisme ecdysis = rui = ruitijd vork = tand = prikker = fork = splitsing = punt = prikkertje Furlong = furlong aansluiting = koppeling = wegkruising = treinverbinding = verbinding = interface = raakpunt = kruising = snijding = schakeling = kruispunt = lijn = spoorverbinding = knooppunt = connectie = telefoonaansluiting interneringskamp = gevangenenkamp hoempa = straatmuzikant = muzikant politieverordening = gemeenteverordening = huishoudelijk reglement = verordening = politievoorschrift centennium = eeuw = centurie chili = chilipeper = chilipoeder = peper = chili con carne = chilisaus intoxicant = microspore = bedwelmingsmiddel lokaaltrein = omnibus = boemeltrein = lokaaltje = stoptrein = boemeltje middagvoorstelling = matinée = matinee contraceptivum = anticonceptiemiddel = contraceptiemiddel = preservatief = contraceptief = voorbehoedmiddel = anticonceptivum platleggen = afsluiten = platgooien = platliggen = stilliggen = aanleggen = uitzetten = afleggen = lamleggen = stilleggen opmerkzaamheid = oplettendheid = aandachtigheid = attentie = concentratie = aandacht ventilator = waaier grotetertstoonladder = durtoonladder klopgeest = poltergeist bloemetje = bouquet = bloempje = bos = bloem = corsage = blom = bloei = bloesem = boeket = ruiker spirant = fricatief afkorting = verkorting = breviatuur = abbreviatie = afko = abbreviatuur geneesheer = geneeskundige = arts = esculaap = dokter = heelmeester = pil = medicus baud = Baud dixieland = Confederale staten van Amerika = dixielandmuziek boortoren = boorinstallatie = booreiland grienen = sniffen = snotteren ontploffing = smak = explosie = bons = klap = detonatie = slag = stoot bruggebouwer = bruggenbouwer indiceren = indexeren maagzout = zuiveringszout confrèrie = confrérie = broederschap overlapping = overlap verkorten = abbreviëren = afkorten = bekorten = samentrekken = versimpelen nieuwkomer = schacht = broekje = beginneling = beginner = debutant = vlasbaard = groentje = nieuweling = groene = melkmuil mHz = megahertz = MHz onopgevoed = ongeschoold = volks recidivist = gewoontemisdadiger structuur = opbouw = bouw = samenstelling woordkeuze = formulering = woordenkeus = woordkeus = bewoording = jargon = zinswending = terminologie weer = weersverwachting = weersomstandigheden = verweer = weersomstandigheid = weersvoorspelling = hamel = weerstoestand = weder = weersgesteldheid alpinopet = alpino = baret = alpinomuts kukkel = smak = smok = kus = zoen = lik admitteren = toegeven = toelaten = toestaan sloffen = sjokken = sukkelen woonboot = woonark = ark = woonschip = woonschuit eendekker = monoplaan blondine = blond vloeiblad = onderlegger = vloeimap = sousmain = vloeipapier tolunie = douane-unie da capo = doublure = herhaling = iteratie tellen voor = meetellen voor leemmergel = mergel = tufkrijt grondwaarheid = axioma = grondregel = grondstelling = postulaat onoverbrugbaar = onoverkomelijk afkeer hebben = verafschuwen = verfoeien = haten = walgen = gruwen van = gruwelen van = walgen van = gruwen = verwerpen stilstand = rest = arrest = vastgrijpen = rust = grijpen = arrestatie = aanhouding diëtiek = diëtetiek = dieetleer = voedingsleer speurtocht = puzzeltocht = puzzelrit ossenkar = ossewagen = ossekar = ossenwagen aanplakbiljet = affiche = poster = plakkaat vinger = teen = cijfer vertrouwelijkheid = confidentie seraf = serafijn overhebben = overhouden seks = coïtus = wip = sexe = copulatie = lijfsgemeenschap = geslacht = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel liefdesdaad = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel vomeren = spugen = leegstromen = overgeven = spuwen = braken = kotsen oplichting = charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichterspraktijken = bedotterij = afzetterij = geldklopperij = oplichterspraktijk baby = bébé = infant = zuigeling = kleine = kleintje = kindje overeenstemmen = ondersteunen = overeenkomen = onderschrijven = concorderen = instemmen = sluiten = het eens zijn = accorderen = bijvallen = stroken = aansluiten = goedkeuren = schragen = toestemmen = rijmen veroveraar = overwinnaar = usurpator = overweldiger eruditie = belezenheid = geleerdheid = kennis = schoolkennis economie = effectiviteit = doelmatigheid = efficiëntie = doeltreffendheid = economisch systeem verbrasser = verspiller = verkwister prutsding = vuil = vuilnis = brol = rotzooi = brandhout = shit = troep = afval = tinnef = tennef afsmeken = suppliëren = bidden = smeken pandemisch = pandemie gebbetje = geestigheid = plaisanterie = joke = koddigheid = witz = bak = grap = mop draagwijdte = invloedssfeer = scope = omvang = domein = reikwijdte = portee = raam = bereik verdrijven = wegzenden = ontslaan = onttronen = afzetten = uitbannen = uitstoten = verjagen = wegjagen neervlijen = gaan liggen sermontaine = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht nis = uitsparing wang = bil = koon = wangetje inspeciënt = toneelmeester = inspiciënt zetmeel = stijven = stijfsel zorg = verontrusting = voorzichtig = bezorgdheid = bezorgd zijn = ongemak = onderhoudswerkzaamheden = probleem = ongerustheid = onderhoud = zorgen voor = tobberij = verpleging = onrust = onderhoudswerk = zich zorgen maken = last ouderdomspensioen = oudedagvoorziening = lijfrente = pensioen bemoeilijken = hinderen = stuiten = belemmeren = remmen = impediëren = verhinderen luchtboog = steunboog echolokatie = echopeiling ontkennen = loochenen = afzweren = intrekken = weerleggen = verzaken aan een eed = verloochenen = herroepen = tegenspreken = logenstraffen bokszak = stootzak bieper = pieper = semafoon raadgever = counselor = mentor = raadsvrouw = raadsman = consulent = adviseur afsplitsing = groepering = scheiding = deling = indeling El Salvador = Salvador (El) = Republiek El Salvador tijd = straftijd = eeuw = era = ouderdom = tijdsafstand = stonde = ure = poosje = uur = moment = tijdvak = tijdperk = tijdsduur = epoch = leeftijd = ogenblik = tijdstip = tel flapuit = woordenkakker = babbelkous = verklikker = zwammer = axiometer = zwetser = kletsmeier = kletskous = kwebbel = roerverklikker = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar anonymus = deknaam = nom de plume = pseudoniem = schuilnaam paardetram = paardentram doodgeboorte = miskraam = misgeboorte = abortus = misdracht = monstrum klak = kap = pet ijsbaan = schaatsbaan = kunstijsbaan mozaïek = collage = inlegwerk resistentie = immuniteit = weerstand leefstijl = levenswijze = leefwijze = levensstijl = levenswandel = leefvorm = way of life = leven originaliteit = echtheid = authenticiteit stilleggen = afsluiten = platgooien = platliggen = stilliggen = uitzetten = stoppen = platleggen = nokken = lamleggen = uitscheiden = eindigen = ophouden afschuring = vrijwillig ontslag lichaam = donder = lijf = bast = body = kadaver = corpus = ons aardse huis = stoffelijk overschot = lijk leidster = Poolster = noordster = tramontane = Polaris instorting = duikeling = val salmiakzout = salmoniak = salmiak verandering = alternatie = alternering = alteratie = wijziging = alternantie = afwisseling = variatie citroenlimonade = kwast = citroenkwast = limonade afvallige = geloofsverzaker = dissident = gedegenereerde = dégeneré = deserteur = afwijkeling = afgevallene = overloper = outlaw = kerkverlater = perverseling = apostaat rangorde = hiërarchie = hierarchie bieden = lenen = aanbieden = brengen = presenteren = offreren lokmiddel = voer = aas = lokspijs = lokkertje = lokaas hechtmiddel = kleefpasta = plakspul = plaksel = plakmiddel = gom = kleefmiddel = lijm assisteren = bijstaan = helpen = gerieven kapotvallen = stukvallen radicalen = periferie = rand = franje mij = me = Maine beleven = meemaken = ontmoeten = gevoelen = ondervinden = doorleven = gewaarworden = ervaren jong = knul = kind = joch = kleintje = jonkie = jongen = nakomeling = knaap = gozer scherpheid = gescherptheid vatbaarheid = susceptibiliteit = dispositie = aanleg = gevoeligheid = lichtgeraaktheid = ontvankelijkheid = predispositie authentiseren = waarmerken gezichtsmasker = masker = schoonheidsmasker regeringstijd = regeerperiode = regering = regeringsperiode = bestuur = troon = heerschap = bewind = heerschappij commune = woongroep = leefgroep = leefgemeenschap = woongemeenschap = leefeenheid = gemeenschap affect = gemoedsbeweging = gevoel gewone vos = vos = rode vos kritiseren = beoordelen = neerslagen = bekritiseren afwennen = afleren = ontwennen kniereflex = kniepeesreflex bleekgezicht = bleekneus = bleekscheet = bleekschijter doceermethode = leermethode = leerplan = onderwijsmethode hokjespeul = melk wikke janken = huilen sigareknipper = sigareschaartje = sigarenknipper = sigarenschaartje advokaat = Advocaat uitvaartplechtigheid = rouwdienst = graflegging = uitvaartdienst = begrafenis = uitvaart = teraardebestelling inspiciënt = toneelmeester = inspeciënt perforatie = doorboring ongelijkheid = onevenredigheid = verschil = ongelijkvormigheid = ongelijkwaardigheid controlepost = doorlaatpost = controlepunt booggraad = graad = hoekgraad habitat = woongebied = territorium = biotoop = leefgebied = standplaats basstem = bas paalwerk = palissade verrekenen = afrekenen = afbetalen = vereffenen = vertellen = voldoen = mistellen = afdoen wever = weefster beddensprei = bedsprei = sprei = beddesprei zelfopoffering = zelfverloochening = verloochening zijderups = zijdevlinderrups twee = één = paar = i = koppel = tweetal = een = stel ontdekken = opsporen = vinden = onthullen = blootleggen = tot de ontdekking komen = detecteren difteritis = difterie miereneter = schubdier Hollander = Nederlander = kaaskop zaadlijst = placenta gruyèrekaas = gruyère achterlaten = nalaten kaftpapier = inpakpapier = pakpapier teleurstelling = deceptie = afknapper = misrekening = fiasco = flop = ontgoocheling = ontnuchtering = onttovering = desillusie = kater = tegenvaller wens = wensen vloeibaar maken = smelten in moeilijkheden = diep water Ontario = Ontariomeer astronaut = kosmonaut = ruimtevaarder = ruimtereiziger platliggen = afsluiten = platgooien = stilliggen = uitzetten = platleggen = lamleggen = stilleggen grootgrondbezit = latifundium = grondeigendom = landadel = grondbezit purgeren = laxeren zoetwater = water = majem = zoet water aantikken = tikken schertsfiguur = niemand = nul echec = sof = wanprestatie = deconfiture = zeper = fiasco = mislukking = flop piston = plopper = dompelaar = ontstopper = zuiger loc = locomotief = lokomotief contrasigneren = medeondertekening = medeondertekenen opsporing = speurwerk = waarneming = ontdekking watersporter = zwemster huwelijksmakelaar = koppelaar eierdopje = eierdop zuidoostenwind = zuidooster = zuidoosten polyvinylchloride = pvc = PVC glyptiek = beeldhouwkunst = sculptuur = plastiek = beeldsnijkunst = beeldhouwen sabayon = kandeel antifoon = tegenzang nucleaire fusie = splitsen = splitsing = kernsplitsing tevoorschijn komen = optreden = zijn opwachting maken = komen = verschijnen = haar opwachting maken = vertonen = opdoemen vrijdom = vrijheid = dispensatie = ontheffing = decharge = vrijstelling = ontslag = relevatie gebakje = gebak Izaäk = Izaak hercirculatie = recycling = recuperatie = hergebruik = recirculatie = recyclage decorstuk = toneelscherm = coulisse werklast = doel = werk = arbeid = baan = corvee = taak = Rome is niet op één dag gebouwd = karwei = opgave grootheidswaan = grootheidswaanzin = megalomanie loslaten = afzien = vrijlaten = prijsgeven = vaarwelzeggen = ontketenen = lossen = opgeven = hangen = loskomen = verlaten = losgaan = abandonneren = losraken oproep = smeekbede = smeekgebed = evocatie = bezwering terugwinnaar = redder kokosvezel = kokos necrologie = rouwadvertentie = doodsbrief = necrologium = doodsbericht aplanaat = anastigmaat acceptant = ontvanger = aanvaarder explosief = springstof naast elkaar leggen = naast elkaar plaatsen aanspoelen = aanslibben = verzanden = dichtslibben klif = klip ridderschap = ridderstand = hoofsheid = galanterie rand = border = periferie = contour = franje = radicalen = grens = omboordsel = boord = kantje = kant van dienst = taks = dienst = weekdienst vervoerder = lagertransporteren geitenoog = geiteoog terrein = gebied = vlak = domein = veld = sfeer verhinderen = hinderen = voorkomen = zich onthouden = belemmeren = verletten = letten = stuiten = beletten = remmen = impediëren = ontmoedigen = bemoeilijken = abstineren terugstuiten = terugspringen kootbeen = falanx = kootje = gelidbeentje extravasaat = uitstorting = bloeduitstorting = hematoom timmeren = bouwen = rammen = rammeien = beuken = hengsten = bonzen = hameren kraanvogel = Kraanvogel = hijskraan spijkeren = klinken = inklinken = nagelen = vastspijkeren = vastnagelen koekje = cupcake = biscuit draaiing = wending = wenteling = duizeling = toer = revolutie = zwenk = duizeligheid = draaibeweging = suizeling = ronde = vertigo = draai = twist manschap = eerbetoon = huldiging = leenhulde = hommage karrenpaard = domme koe = rund = koe schroeien = versmachten = verschroeien = verzengen = blakeren = zengen = roosteren onregelmatigheid = anomaly = uitzonderlijkheid = abnormaliteit = afwijking = oneffenheid = anomalie disk = magneetschijf = schijf = harde schijf = disc zegsman = informant oeuvre = werkstuk = canon = kanunnik = werk = schepping = compositie = opus boerentrien = tuttebel = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = totebel = trien = kuttekop verkeersinfarct = verkeerschaos werker = werkman = arbeider schippertje = schippersklokje traditionele kennis = overlevering ineenstorten = instorten = ineenzakken voorzitter = voorzitster = president delegeren = deputeren = afvaardigen = toewijzen nop = schoendop ablatief = zesde naamval inschikkelijkheid = buigzaamheid = plooibaarheid = souplesse = coulance = meegaandheid = conveniëntie = flexibiliteit = consideratie = gehoorzaamheid = conniventie assistentschap = woonplaats = residentie doorsijpelen = lekken = sijpelen varkensfokkerij = varkenshouderij continentie = hygiëne = gezondheidskunde = gezondheidsleer drab = dik = droesem = slobber = gootwater = wijndrab = depot = varkensvoer = bezinksel = bocht = grondsop = wijndroesem = droes = moer omkieperen = omgooien = omduwen = omknikkeren = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen steenwerk = steengoed = gres = keramiek verkiezen = kiezen = goedachten beunhaas = klungel = kluns = knoeier = prutser = blunderaar = stumper = stoethaspel = sukkel = klungelaar = roffelaar feston = festoen = lofwerk = loofwerk afhakken = afkappen prullenmand = papiermand = prullenbak = scheurmand anesthesiologie = narcoseleer = verdoving = anesthesie afhellen = hellen = aflopen hersenspoelen = brainwashen preciseren = toelichten = verduidelijken = expliciteren = verdietsen = verhelderen = aanscherpen vastgrijpen = pakken = stilstand = vastnemen = grijpen = arrestatie = graaien = grissen = toegrijpen = vastpakken = arrest = nemen = aanhouding = beetkrijgen = vatten = beetpakken disputeren = discussiëren = parlementeren = redetwisten = discuteren = redekavelen = bomen = twisten gemberbier = ginger ale handvaardigheid = handwerk = ambacht = handenarbeid dekbed = eiderdons boek = boekje = boekhouding = album = katern = boekwerk = boekhoudsysteem straatartiest = computerfreak bodem = onderste = Schotse herdershond = aarde = grond = grondvlak = aardbodem = onderkant = bil verstotene = paria = verworpene = verschoppeling = outcast = drop-out = verworpeling tijdpad = tijdplan = plan = dagindeling = agenda = schema = tijdschema = programma verdedigingswerk = verschansing = fortificatie = verdedigingswerken = versterking patat = frieten = aardappel = pieper = frites = patates frites = frietje = friet = patatje wringen = draaien = knellen = vervormen = wiebelen = spannen = uitwringen = kronkelen = afpersen = spartelen = ontwijken = wriemelen nepper = oplichter = flessentrekker = kwartjesvinder wasgelegenheid = bad = badkuip = badkamer maniok = cassave = cassavebrood aansjorren = vastsjorren pub = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = dranklokaal = kroeg ekloge = idylle = ecloge Satan = Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = demoon = mefisto = duivel = droes = hellevorst = satan = lucifer = morgenster bruikbaar = werkbaar = aanwendbaar = inzetbaar puin = restanten = wrakstukken = ruïne = strandvonderij = bik = wrakhout = rioolslib = bouwval = steenbik = puinhoop = verval = afval endocarp = steen = endocarpium mondkost = victualiën = leeftocht = mondvoorraad = proviand = foerage = voedselvoorraad baardhaar = snor = knevel = snorbaard = gezichtshaar = snorrenbaard = baard religie = godsdienst = geloof = geloofsovertuiging eremetaal = versierselen = gedenkpenning = medaille = insigne = ereteken = erepenning = distinctief = onderscheiding = plak vulpasta = plamuur = plamuursel = vulmiddel schaafkrullen = houtkrullen = houtwol = houtkrul = pakstro pal = klink balkon = zijbalkon kalibreren = scherp maken behulpzaamheid = enthousiasme = bereidheid = gewilligheid = hulpvaardigheid = vlugheid = bereidwilligheid aanpassing = acclimatisering = accommodatie = mutatie = assimilatie = adaptatie = modificatie = acclimatisatie termineren = afsluiten = opzeggen = sluiten = stoppen = beëindigen = bedanken = besluiten = eindigen back = achterhoedespeler = verdediger = achterspeler grot = hol = caverne = krocht = spelonk knopen = lassen = aaneensluiten = liëren = passen = aansluiten = verbinden = voegen = schakelen kromtrekken = trekken damschijf = damsteen Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = demoon = Satan = mefisto = duivel = droes = hellevorst = satan = lucifer = morgenster Staat Vaticaanstad = Vaticaanstad = Vatikaanstad onderfamilie = subfamilie uitvoer = exportprodukt = tenuitvoerlegging = effectuering = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = exportproduct = produceren = opbrengen = implementatie = uitvoering = realisering = totstandbrenging = opleveren = totstandkoming = concretisering = volbrenging = implementering kief = kif = thee = shit = stuff = weed = marihuana = wiet = pot onzekere wankelmoedige man = lafbek = papkind = papkindje = janhen onzekerheid = onbeslistheid = tweestrijd = besluiteloosheid = weifeling = aarzeling = twijfel = dilemma = onbeheerdheid genezing = terugwinning = convalescentie = genezingsproces = recuperatie = beterschap = rehabilitatie = herstel = heling capacitor = condensator = filter geldboete = boete = geldstraf verschansing = bastion = reling = versterking = wal = muur = loopgravenstelsel = fortificatie = bolwerk = hakkebord = burgwal = verdedigingswerken = verdedigingswerk = schans = vestingwal doorlichten = screenen vetzak = bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vleesklomp = fats noodsignaal = noodsein quilt = poederdons dwalen = rondlopen = ontsporen = zondigen = zwerven = rondwandelen = dolen = vergissing = in de fout gaan = zich vergissen = vergissen = wandelen = een fout maken = ronddolen = maken = fout terugkrijgen = herkrijgen = terugontvangen = achterhalen = hervinden = terugvinden = weervinden notie = kennisneming = gevoel = onderkenning = besef = conjectuur = vermoeden = benul = verstajem = begrip = impressie = indruk kopergravure = gravure = koperdruk = ets = plaatdruk pijplijn = pijpleiding fornuis = kookfornuis = komfoor = keukenfornuis merkteken = merk ijsblokje = ijsklontje kruizemunt = kruizemuntkruid = Munt voorzaat = voorvader = voorouder = stamvader ambrozijn = ambrosia = godenspijs onderschikkend voegwoord = aanvulling sabel = troffel = truweel = tuinschep = marter = marterbont = pleisterspaan = kromzwaard maagd = jufrouw = meid = dienstmeisje = werkmeid = juffrouw = dienstbode = vrijster = dienstmeid = jongedame = meisje = dienares dakpan = pan verzetsstrijder = oproerling = opstandeling = vrijheidsstrijder = weerstand = rebel energieverspilling = krachtverspilling receptionist = onthaalbediende = secretaris = doktersassistente eindscore = eindresultaat = eindstand = eindtotaal taboe = taboesfeer Republiek Turkije = Turkije wereldbeschouwing = levensvisie = levensbeschouwing = filosofie = levensfilosofie curve = gebogen lijn bijbelverklaring = tekstverklaring = uitlegging = exegese excuus = flous = alibi = zelfrechtvaardiging = justificatie = disculpatie = verontschuldiging = spijtbetuiging iconisch = symbolisch dagblad = staatsblad = nieuwsblad = krant = gazet = courant LSD = lyserginezuurdiëthylamide = acid = lsd van Mars = Mars- dikhuid = jumbo = olifant demonstreren = zien = aantonen = bewijzen = zichtbaar maken = uitstallen = exhiberen = betogen = vertonen = manifesteren = etaleren bolderwagen = bolderkar maanfase = maangestalte roomijs = waterijs = ijsje = ijs = ijsco haloïde = halogenide beenhouwerij = slagerij = charcuterie kabelnet = kabel = kabeltelevisie sacrifiëren = offeren = sacrificeren overmatig = mateloos hondebrokken = hondenbrood = hondebrood = hondenbrokken disharmonie = heibel = onmin = tweedracht = herrie = kift = kwestie = mot = onaangenaamheden = onenigheid = onvrede = tweespalt = trammelant = verdeeldheid = dispuut = kif = bonje = onaangenaamheid = ruzie = twist aanlopen = opdiepen = opduiken = oplopen = stoten = opduikelen = tegenkomen = stuiten = aantreffen werkverslaafde = workaholic mok = beker zucchini = courgette vader-abt = abt = prior = kloostervader opvangen = inhalen = neutraliseren = recipiëren = struikelblok = ontvangen = verwelkomen = valstrik = vangst = onthalen inkten = beïnkten wachtlopen = bewaken chrestomathie = bloemlezing = analecten = analecta ernst = strengheid = openheid = oprechtheid = openhartigheid = waarachtigheid = eerlijkheid picaro = rover = schurk = boef = struikrover = gauwdief = bandiet topproduktie = topproductie fotometer = fotoscoop = lichtmeter Istanbul = Istanboel uurwerkmaker = horlogier = klokkenmaker = horlogemaker redetwist = dispuut = debat = redestrijd = onenigheid = woordenstrijd = pennestrijd = betwisting = woordenwisseling = twistgesprek = twistpunt = polemiek = geschil = meningsverschil = controverse belastering = belediging = laster = diffamatie = achterklap = roddelpraat = roddel = kwatongerij = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geroddel = geklets = vuilspuiterij = smaad vademecum = handboek = handleiding halffabrikaat = halfprodukt = halfproduct schuiftrompet = schuiftrombone = trombone = bazuin concurrentie = uitdager = mededinger = wedijver = competitie = toernooi = concurrent = rivaliteit = mededinging = tegenstander = concurrentiestrijd = rivaal prioriteit = voorrang tennef = vuil = vuilnis = brol = rotzooi = brandhout = shit = prutsding = troep = afval = tinnef gastheer = organisator = gastgever = gastvrouw tijdrekening = era = tijdperk = periode Afrikaner = Zuidafrikaans = Afrikaans werkelijkheid = realiteit = actualiteit = feit = feitelijkheid etalageraam = vitrine = venster = raam professie = peccavi = geloofsbelijdenis = stiel = beroep = post = werk = biecht = belijdenis = functie = baan = positie = dienstverband = betrekking = job = métier = vak = schuldbelijdenis moeheid = vermoeidheid = vermoeienis valsheid = schelmenstreek = ontrouw = dubbelhartigheid = bedrog = oneerlijkheid = bedriegerij = corruptie bedoeling = intentie = betekenis = voornemen = plan = idee = inzicht = bestek = ontwerp = opzet = inhoud = zin = significatie bemoeial = betuttelaar = moeial = steekneus = regelneef selectieprocedure = bevolkingsonderzoek oblitereren = vernietigen = casseren reltrapper = relschopper amusement = pret = lol = ontspanning = plezier = kijkgenot = verstrooiing = entertainment = vermaak = vertier = vermakelijkheid omrijden = omverrijden = omleiden stripteaseuse = stripteasedanseres = stripper geitenvel = geitenleer = geitevel filament = vezels = fibril = vezel schelpdier = zeevruchten = schelpdieren illusionisme = gegoochel = goochelarij = hocus-pocus = goochelkunst pagina = zijde = bladzijde = blad personalia = persoonsgegevens mannetjesputter = ruwe vechtersbaas = haantje = bink = Simson = macho = haan = he-man steel = heft gekef = blaf = geblaf reeks = serie shirt = overhemd = hemd verzinsel = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = inventie = fictie = sprookje = fabel = verdichtsel krater = vulkaan sanhedrin = concilie = raad oortrechter = oorspiegel = otoscoop karnemelk = botermelk profete = profeet unie = confederatie = verbond = bondgenootschap = bondsstaat = statenbond = liga = alliantie = entente = bond postbedrijf = posterijen = PTT = post = postkantoor winstgevend = rendabel striduleren = tsjirpen = tjirpen = sjirpen asfalt = bitumen = asfaltbeton = macadam dekker = dakdekker oproerling = vrijheidsstrijder = verzetsstrijder = opstandeling = rebel marxist = bolsjewiek = bolsjewist bochel = gebochelde = kyfose = bultenaar assureren = verzekeren sprong = startlijn = paardensprong = paardesprong = aanvang = start = begin = schrikken = springen = saltatie = opschrikken pels = vacht = bont = bontje = haarkleed oxiderende = oxydatiemiddel = oxydans weifelen = schromen = talmen = dralen = treuzelen = aarzelen = wankelen = twijfelen damsteen = damschijf pies = pis = urine = zeik = plas reprise = repetitie USA = Verenigde Staten = VS = Amerika = Verenigde Staten van Amerika Amerikaanse zwarte beer = kraagbeer oblaat = offer = hecatombe = wijgeschenk = offergave = offerande zielenherder = clericus = eerwaarde = geestelijke opmaat = aanvang = inval = begin = beginperiode = intrede = show Time vestiaire = garderobe salade = slaatje = sla = slaplant = slaschotel zoom = oprijg = naad = zomen = inslag afpassen = afmeten addenda = addendum = supplement = aanhangsel = appendix = aanvulling allspice = piment chemicien = analiste = systeemanalist Secundair = Secondair = Mesozoïcum stolling = bloedstolling = stremming slaafsheid = overdienstigheid wekken = oproepen = bovenhalen = evoqueren = zich opwekken = ontlokken = wakker maken = ontwaken = evoceren = wakker worden farynx = gorgel = hals = keelgat = strot = keel = keelholte oudheid = antiquiteit rage = modegril = epidemie = gril verneuriën = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = wijsmaken = besjoemelen genootschap = college = instituut = instelling = maatschappij = inrichting = academie pluimstrijken = vleien = slijmen = stroopsmeren filmmuziek = soundtrack = sound-track = partituur ruiter = hippisch = paardrijder = paardrijdster rest = overschot = resten = overblijfsel = restant = rust = restje = stilstand = tamp actualiteit = realiteit = werkelijkheid = nieuws = feit okarina = ocarina vissen = vis = hengelsport = hengelen krop = struma = rijzweepje = zak = voedselplant = keelzak = voedselgewas = bros = bof = klierziekte siësta = slaapje = hazenslaapje = dutje = doezel = tukje = sluimering poetslap = poetsdoek spuug = spugen = tuffen = jodenlijm = kwatten = spuwen = speeksel = zever = kwalsteren opslag = berghok = opslaan = depot = bergruimte = bewaarplaats = magazijn = pakhuis = berging = opslagruimte = opslagplaats = salarisverhoging = service = loonsverhoging een aanvang nemen = inzetten = beginnen = intreden maggiplant = maggi = bastaardselder = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht wetgeleerde = meester = moella = jurist = schriftgeleerde = juriste = rechtsgeleerde insertie = bijschrijving staakt-het-vuren = bestand = wapenstilstand toosten = toasten = aanstoten = klinken = proosten mensheid = mensdom = mensengeslacht = wereld evolutionisme = darwinisme = evolutieleer = ontwikkelingstheorie = evolutietheorie = ontwikkelingsleer protestbetoging = manifestatie = protestmars = demonstratie = betoging lenen = eentjebuur spelen = brengen = overnemen = uitlenen = ontlenen = aanbieden = presenteren = bieden = aannemen = offreren bittersinaasappel = zure sinaasappel = pomerans spiraalnevel = spiraalstelsel geaardheid = natuur = gestel = inborst = aard = wezen = karakter inhaligheid = hebzucht = schraapzuchtigheid = hebzuchtigheid = hebberigheid = schraapzucht trigeminus = nervus trigeminus = nervus V = drielingzenuw = vijfde hersenzenuw = vijfde zenuw schijnreden = voorwendsel = pretext = smoes = schijngrond = mom = sofisme = drogreden = dekmantel notitieblok = blocnote = schrijfblok schoolvos = onderwijzer = lerares = juf = schoolmeester = juffrouw = leermeester = schooljuffrouw = frik = docent = schoolfrik = instructeur = schooljuf = leraar keuken = kookgelegenheid = kookkunst = gastronomie verliespost = schadepost = verlies malplaatje = patroon = mal = sjabloon depressiegebied = depressie = lagedrukgebied = stormdepressie enumeratie = opsomming = opgave stileren = modelleren patriarch = aartsvader = voorvader = stamvader = voorouder masturberen = bevredigen = rukken = aftrekken entertainen = amuseren = verstrooien = vermaken = diverteren = onderhouden constituent = uitspraak = woordgroep = frase krijgsgod = oorlogsgod kraag = halskraag = manchet = schuimkraag uitproberen = toetsen = uittesten = testen = proberen sukkelen = tobben = sjokken = sloffen = kwakkelen = mankeren onhandigheid = lompheid = onbeholpenheid = linksheid aids = AIDS houtstapel = houtmijt = brandstapel pulsatie = hartfrequentie = hartritme = harttoon = hartslag hoerenloper = uitzuiger natuurbescherming = natuurbehoud = conserveren = behoud stukvallen = kapotvallen mysterie = mysteriespel = geheim = verborgenheid rechtspreken = berechten = veroordelen = vonnissen bewijsgrond = motivering = argument = motivatie ramadan = vastenmaand herberekenen = nacijferen = narekenen plein = plaza = plaats inkapselen = inpakken = omvatten = omhullen = omsluieren = inwikkelen schoolboek = studieboek = cursusboek stek = staketsel = palissade = tuig = veer = want = vistuig = visserij = stekkie = plaats = plek = staket = plantenstek = standplaats space-shuttle = ruimteveer = shuttle = ruimtependel windwijzer = windhaan = weerhaan = haan = staartmolen reformvoeding = natuurvoeding stuff = kif = thee = shit = weed = marihuana = kief = wiet = pot trotsering = tegenstand = verzet = uitdaging = weerstand pietsie = vlek = beetje = tikkeltje = tikje = ietsepietsje = ietsepietsie = pietsje = vleugje verbindingsstuk = koppeling = verbinding = connector huurmoordenaar = huurdoder = moordenaar = sluipmoordenaar boeman = oger cyclorama = diorama kegelbal = bowlen verkrachting = violatie = verkrachten = aanranding stoppen met iets = op rente gaan = morgen is er nog een dag vrijkoping = afkoping = heil = heiliging = reiniging = behoudenis = behoud = redding = zaligmaking = verlossing wielerkoers = ronde = omloop = criterium = wielerwedstrijd = wielerronde keilen = kwakken = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = plompen = kieperen = kukelen = gooien = mikken = zwiepen = lazeren = kegelen = kogelen tante = dame = moei = mevrouw = vrouw = juffrouw opluchten = bedaren = verminderen = tot bedaren brengen roetmop = zwarte = nikker = neger = negerin = moor sermoen = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = prediking = predikatie = homilie edelvrouw = dame neger = roetmop = zwarte = nikker = negerin = moor dorsvlegel = strijdvlegel = vlegel boetvaardigheid = penitentie = boetedoening = wroeging = spijt = inkeer = berouw bleekzucht = bloedarmoede = anemie = chlorose wisselkoers = omrekeningskoers = valutakoers = wissel = geldkoers lodde = Caplin plantenwas = plantewas meenemer = meenemertje = gelegenheidskoopje = gelegenheidsaanbieding = gunstkoopje = aanbieding = koopje grilleren = grillen deernis = mededogen = meelij = compassie = meewarigheid = barmhartigheid = jammer = medegevoel = meedogendheid = medelijden pick-upnaald = naald = grammofoonnaald work out = oefening heiligdom = bedehuis = wijkplaats = toevluchtsoord dampkap = afzuigkap = zuigkap Tartarus = schimmenrijk = onderwereld = Acheron = Hades entertainment = amusement = verstrooiing = vermaak = kijkgenot = vertier = vermakelijkheid gastvrouw = organisator = gastgever = hostess = gastheer = stewardess console = versterking = penanttafel coccus = kokken uiteenzetting = rapport = rekenschap = exposé = expositie = verantwoording legateren = deponeren = nalaten = overdragen karos = koets = postkoets = diligence kleurverandering = verkleuring wat is je baan? = commissie = provisie = afsluitpremie bandopnemer = bandrecorder = bandopnameapparaat = taperecorder oorvijg = oorveeg = punch deviezen = centrale = devies = telefooncentrale tweejarig = biënnale toasten = toosten = aanstoten = klinken = proosten backhand = back-hand = linkshellend handschrift genieten = ophebben = smaken consensus = raamakkoord = eensgezindheid = eenstemmigheid = overeenstemming = unanimiteit intrige = verwikkeling = complot = kuiperij = plot = collusie = perceel = conjuratie = samenzwering = komplot = conspiratie schalm = verbinding = relatie = link coiffure = haarstijl = kapsel = frisuur = haardracht = coupe doen walgen = walging = walgen = tegenstaan icoon = pictogram = idool mijnontginning = mijnarbeid = mijnbouw vluchtsimulator = sportschoen klas = jaar = schoollokaal = klaslokaal = lokaal = klassenlokaal = schoolklas = categorie = lokaaltje = academisch jaar = collegejaar = laag = leerjaar = klasse = leslokaal = cursus rode lantaarn = pollepel Parmezaan = parmezaankaas = parmezaan conducteur = conductrice springstof = explosief geldigheid = gelding = overtuigingskracht = overredingskracht = validiteit derdemachtswortel = kubiekwortel drum = trom = trommel = kalfsvel namiddag = middag = middaguren overslag = transport = overlading = vervoer = containeroverslag hoep = hoepel wederverkoper = pakhuismeester = middenstander = winkelier = neringdoende = kleinhandelaar = detaillist nanometer = millimicron sliert = ris = rist = slier = trits = rits = serie papierbrij = pulp = papierpap Bowfin = Grindle Venezolaan = Venezuelaan werkstation = station stichting = creatie = vorming = inleiding = introductie = formatie = grondvesting = gebouw carbon = carbonpapier = doorslag = doorschrijfpapier = overdrukpapier predispositie = susceptibiliteit = dispositie = aanleg = talent = gave = begaafdheid = gevoeligheid = lichtgeraaktheid = vatbaarheid = ontvankelijkheid hoeksteen = voet = grondslag = substantie = grond = keerpunt = fundament = ondergrond = pijler = initia = hengsel kunstzinnigheid = kunstenaarschap = artisticiteit = werkvorm immigrant = inwijkeling = ingewekene aanwijzen = designeren = toebedenken = wijzen = toedenken = aanduiden = bestemmen = benoemen = aanstellen = reserveren = uittrekken = maken rondtrekken = rondreizen = zwerven = rondreizend vogelstand = vogelwereld = avifauna containeroverslag = overslag = overlading winst = overwinning = baat = profijt = baten = gewin = victorie = winstcijfers = zege = winstcijfer behandeling = geneeswijze = behandelwijze = therapie stoffelijk overschot = lichaam = kadaver = lijk rozenmaand = juni = zomermaand DNA = erfelijkheidsmateriaal = DNZ = desoxyribonucleïnezuur = deoxyribonucleïnezuur patrones = beschermheilige = patroon = patroonheilige = schutspatroon = schutsheilige = kerkpatroon prentenboek = koekenbakker = geitebreier = eigenaardige = geitenbreier = buitenbeentje = koekebakker = creatuur = excentrieke = krotenkoker = weirdo = nummer = snuiter = knakker = rare = portret = schepsel = lafaard = zonderling = exentriekeling perplex = verbijsterd Vaticaan = Vaticaanstad extremiteit = uiteinde = uiterste Sibyllen = sibille zelfbevrediging = onanie = masturbatie toneelspel = drama = toneelstuk = komedie = circus = komediespel = theater = theateropvoering = aanstelleritis = spel = theaterstuk = toneel = poppenkasterij = kunstenmakerij = aanstellerij = stuk schuchterheid = verlegenheid coalitie = synthese = samensmelting = samengroeien = volkenbond = Volkenbond datastructuur = gegevensstructuur verspillen = vuil = verkwanselen = vermorsen = verspilling = verkwisting = rommel = verval = doordraaien = afval = wegkwijning = verkwisten hoogleraar = professor = ordinarius affiliëren = lid maken van = aannemen smeerklier = talgklier = talkklier gummi = gomelastiek = caoutchouc = rubber gietgal = trekgat = tochtgat laars = bot = laarsje dwaallicht = stalkaars remschoen = schoen fontanel = fontenel giechelen = ginnegappen industrie = sector = werklust = produktieproces = nijverheid = industrietak = productieproces wachten = waken = wacht = hoeden = verbeiden = vasthouden = afwachten = bedienen = uitkijken = opwachten = letten = oppassen = verwachten = liggen = grijpen = opletten = klaarliggen loting = lottrekking = loterij = lotto medeklinker = consonant banjer = fijne meneer = hoge piet = fijne mijnheer overwerken = nawerken overhouden = overhebben ossehaas = ossenhaas = runderhaas spatel = steker = opstrijkmes = pleisterspatel vrije denker = deïst geschut = artillerie = schiettuig lasagna = lasagne conservering = handhaving = behoud = instandhouding = verduurzaming = consolidatie aanhang = konsoorten = consorten rolprent = film wanverhouding = onevenredigheid = ametrie = disproportie staatsambtenaar = officiaal paria = verworpene = verschoppeling = verstotene = outcast = drop-out = verworpeling overlating = opgave = abandonnement = overgave = in de steek laten = verlating = afstand handlanger = medeplichtige = complice = mededader = medeschuldige = trawant speelbank = gokhol = speelhol = gokpaleis = speelhuis = goktent = casino heelkunde = operatiekamer = operatie = spreekkamer = chirurgie plebisciet = volksreferendum = referendum = volksraadpleging = plesbisciet = volksstemming scheuren = losrukken = doorscheuren boorput = bron = put goddeloze = godloochenaar = atheïste = atheïst = heiden = paganist = christenhond = ongelovige projector = projectieapparaat = projectietoestel verspreken = onthullen hanenkam = hanekam = cantharel = kam overreding = afspreken = persuasie = overtuiging steenkoolgas = steenkolengas = kolengas evennachtslijn = linie = evenaar = equator verdelen = splitsen = dealen = uitdelen = afsnijden = communiceren = mededelen = delen centrifugale kracht = middelpuntvliedende kracht Australiër = Australisch bestuurscollege = hoofdbestuur = raad van bestuur = directorium = opperbestuur = directoraat = directie = bestuurslichaam = bedrijfsleiding promotie = verkoopbevordering = bevordering = advertentie = promoting = sales-promotion = reclame = salespromotion onscherpte = vaagheid = onduidelijkheid geleidingsvermogen = conductiviteit = geleiding = soortelijke geleidbaarheid = elektrische geleidbaarheid = conductie gres = steengoed = zandsteen = steenwerk = keramiek = grès zuchtje = teug = adem = vlaag = vleug riboflavine = vitamine B2 gratieverlening = amnestie = begenadiging = gratie = remissie obstakel = hindernis = hobbel = drempel = beletsel = struikelsteen = struikelblok = rem = opstructie = belemmering = handicap = verhindering = barrière = hinderpaal = opstakel overvoeren = overvoeden donker worden = donkerder = eclipseren = donker maken = verduisteren = worden = donker benzinestation = pomp = pompstation = tankstation = benzinepomp loopband = sorteerband = lopende band = transportband ontroostbaar = onvermurwbaar broedsel = nest = gebroed = broed = legsel = nageslacht onverdraaglijke = fanaticus = fanaat = onverdraagzame = dweper = zeloot vlasbaard = schacht = broekje = beginneling = nieuwkomer = nieuweling = groentje = groene = melkmuil eruptie = huiduitslag = uitbarsting romanschrijver = novellist = romancier ravijn = afgrond = rotskloof = kloof neodynium = neodymium Scandinaviër = Noorman zeepboom = zeepbes nagelstylist = manicure zijingang = achterdeur = zij-ingang = achterpoort verslaggever = journalist = persman = reporter = berichtgever = krantenjongen = rapporteur = nieuwsgaarder = persjongen voedingsleer = diëtetiek = dieetleer = diëtiek wiking = viking = Noorman specificatie = specificeren = verbijzonderen strikknoop = schuifknoop = slipsteek hotemetoot = kanon = topman = hotemetotem = kopstuk = prominent = bons = bobo = VIP nevenprodukt = bijproduct = bijprodukt = nevenproduct crypte = krocht = grafkelder = grafgewelf greep = graai = handbreed = handvol = vingerzetting = grip = handbreedte = applicatuur = houvast panorama = vergezicht catharsis = afreactie = afreagering feestneus = boemelaar = pretmaker = zwelger = fuifnummer = feestnummer = feestvierder = lolmaker bediening = wegrestaurant = dienst kustlicht = vuurbaken = vuurbaak = vuurtoren = lichtbaken bevolkingsdaling = ontvolking = bevolkingsafname springend gen = transposon asceet = abstinent beginnetje = stomp vossengat = hol = vossegat = burcht = vossehol wooneenheid = etagewoning = etage = appartement = flat = flatje = leefeenheid titelwoord = ingang = trefwoord = hoofdwoord echtgenote van radja = Ranee arterieel = slagaderlijk tieren = opbloeien = loeien = uitbrullen = razen = prospereren = gedijen = bulderen = welvaren = floreren taartvorm = blikje = blik = bakvorm bouwmeester = vormgever = architect = ontwerper = bouwkundige concretisering = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering = implementering wedstrijd = wildbraad = sportwedstrijd = kamp = slag = competitie = strijd = wedkamp = competitiewedstrijd = bevechten = match = betwisten = ontmoeting = treffen moeite hebben met = worstelen trachten = zien = pogen = proberen = beproeven klimaatzone = hemelstreek = klimaatgordel = luchtstreek = zone teruggeven = pareren = riposteren dbms = database-managementsysteem = DBMS historicus = geschiedkundige = geschiedschrijver = historiograaf verkalking = calcificatie = calcinatie vogelkastje = nestkastje = vogelhuisje = columbarium tot een akkoord komen = afkaarten = beklinken = overeenkomen = afstemmen = afspreken = kortsluiten eikeboom = eikenboom = eik vadertje = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater kleine uurtjes = voornacht voltooiing = welslagen = verwezenlijking = prestatie = voleinding = realisatie = afronding = bekroning = completering = afwerking = succes voetbrug = voetgangersbrug klaarleggen = gereedleggen periferie = radicalen = rand = franje = buitenkant = omtrek op zich nemen = opnemen = verplichten = aannemen = belasten = aanvaarden alkanal = aldehyde = acetaldehyde etymologie = woordherkomst aorta = lichaamsslagader = hoofdslagader stuk zijn = storing = stoornis = hapering ik ben vol = kerstkaart oratie = redevoering = rede = prevelement = toespraak = speech deur = portier aquifer = watervoerende laag scheelzien = scheelheid = strabisme tribunaal = rechtscollege = rechtbank = balie = vierschaar = gerecht = hof = assisenhof verstevigen = bezielen = tot leven wekken = versterken = kracht geven = sterken = stalen salmonella = Salmonellae immortaliteit = onsterfelijkheid tentamen = proef = examen = proefwerk = repetitie = expertise cognaat = verwant = bloedverwant gehoorzamen = zich neerleggen bij = zich schikken naar = luisteren = eerbiedigen = berusten = voldoen = respecteren meststof = plantenvoedsel = specie = mest = kunstmest belevenis = escapade = beleving = ervaring = ondervinding = avontuur plateelgoed = plateelwerk = Delft dansgroep = balletgroep = danstheater graasweide = weiland = wei = weide = weidegrond verdachtenbank = strafbank = beklaagdenbank kleptomaan = kleptomane antonimie = antonymie een ongeluk komt zelden alleen = gevader = peetvader = peter visioen = apparitie = droomgezicht = droombeeld = verschijning = geestesverschijning hoornblazer = bugelspeler wachtwoord = password = consigne = parool = paswoord = schibbolet = sjibbolet = herkenningswoord = sleutel de borst geven = borstvoeding geven inlevering = ascetisme = strengheid = ascese = versterving = bezuiniging = onthechting ossendrijver = ploegman = veedrijver = ossedrijver = hoeder = herderin = herder = ploeger camping = kampeerterrein = bivak = caravanterrein = tentenkamp = woonwagenkamp Negerengels = Surinaams = Sranan = Suriname afschieten = flitsen = schieten = verwerpen = afwijzen gevaar = perikelen = perikel = dreiging = onraad = risico = onveiligheid alpino = alpinopet = baret = alpinomuts landbouwkundig = agronomisch polyfonie = meerstemmigheid serie = televisieserie = televisiefeuilleton = ris = tv-feuilleton = tv-serie = vervolgserie = rist = slier = sliert = voorwedstrijd = trits = rits = reeks spelshow = weggevertje = spelprogramma entstof = antiserum = serum = vaccin drop-out = paria = verworpene = verschoppeling = verstotene = outcast = verworpeling schokgranaat = granaat = handgranaat bespiegeling = contemplatie = berekening = reflectie = beschouwing = overpeinzing = overweging slenk = geul = kanaal = bedding = vaargeul = zee-engte prostitutie = hoererij = losbandigheid cijferschrift = geheimschrift = code = cryptografie = steganografie ezelsbrug = geheugensteuntje = reminder = mnemotechniek = ezelsbruggetje nasleep = naweeën = staart = nawee zwammer = woordenkakker = babbelkous = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar verwerving = aanschaf = boodschap = vertering = boodschappen = koop = aankoop = inkopen hoofdafdeling = deel = taks Bask = Baskische bekfluit = blokfluit koolschip = koolmijnwerker = kolenschip vastbenoemd zijn = eigendomsrecht = beschikkingsrecht gebruiksrecht = erfdienstbaarheid = servituut polis = verzekeringscontract agnaten = stamhouder = agnaat prularia = kleinood = sieraad = snuisterij bestoking = beschieting = vuur getijden = brevier = getijde spierstijfheid = katalepsie = catalepsie psychotherapie = therapie = gespreksbehandeling scheider = afscheider = droogzwierder = centrifuge schapenstal = schaapskooi = schaapsstal = schapestal minimaliseren = miniseren steelpan = kookpan geding = strafgeding = proces = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = gerechtszaak = pleitzaak = pleit = rechtshandel = procedure fylakterion = amulet stroomnet = hoogspanningsnet = lichtnet = elektriciteitsnet = lichtleiding identiteit = persoonlijkheid = identiteiten bourdon = dreun = loei doka = donkere kamer opsteker = opkikkertje = oppepper = opkikker mediterraan = middellands = Middellandse Zee biechtvader = belijder afwikkelen = openrollen = afrollen = ontrollen = uitrollen = loswikkelen = afwinden zon = zonnelicht = sterretje = zonnetje = koperen ploert = ster = Zon = zonlicht = zonneschijn = daglicht problematiek = probleemstelling = probleem vertrouwen = in vertrouwen = bouwen = geloven = steunen = verlaten = leunen = rekenen = rekenen op = betrouwen = toevertrouwen cloqué = gestreept cloqué = bobbeltjesstof = seersucker zinloosheid = absurditeit = ongerijmdheid = leegheid = stupiditeit = overbodigheid = inhoudsloosheid verwonden = blesseren palingenese = zielsverhuizing = hergeboorte = metempsychose = transmigratie = wedergeboorte froefroe = slag = pony xylofoon = marimba kaasstof = wrongel = plattekaas VS = Verenigde Staten = Amerika = USA = Verenigde Staten van Amerika overkapping = overdekking = bekapping = overspanning bespreken = belichten = afschrijven = boeken = reserveren = bepraten = overleggen schilfersteen = schist korrelstructuur = grein verlamming = paralysie = paralyse ontvoering = gijzelingsactie = kidnapping = gijzeling = abductie = afvoering overweldiger = overwinnaar = usurpator = veroveraar dienstverband = professie = stiel = beroep = post = werk = functie = baan = positie = betrekking = job = métier = vak bliksemschicht = weerlicht = bliksemflits = bliksemstraal = bliksem = schicht parka = windjack = anorak = windjak avondjurk = avondjapon = avondkledij = evening-dress = avondtoilet = uitgaanskleding = avondkleding oenologie = wijnkunde vennootschap = onderneming = firma = compagnie levensgeluk = levensvreugde = levenslust predominantie = machtsoverwicht = overhand = hegemonie = heerschappij = suprematie = overwicht = dominantie = preponderantie fieselemie = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk verplaatsen = gaan crematieoven = vuilverbrandingsoven = verbrandingsinstallatie = lijkoven = vuilverbranding = verbrandingsoven kennel = hondenhok pomp = tankstation = benzinepomp = benzinestation = pompstation = pompen erectiestoornis = red. = ed. pontifex = hogepriester = paus = pope = pontifex maximus schaft = schacht vervalsing = versnijding = namaak = bedrog = namaaksel = falsificatie = naäperij = na-aperij = nep = aanlenging = imitatie = kunst maanbrief = aanmaning polytonaliteit = pluritonaliteit pastorie = pastorij afdwingen = knuppelen nor = strafgevangenis = gevang = strafinrichting = petoet = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot Assepoester = assepoes = assepoester = dienstmeisje cabaretprogramma = floorshow = kleinkunst = cabaret = floor-show voleindigen = afronden = volbrengen = voleinden = klaarkrijgen = afkrijgen = gereedkomen = voltooien = afmaken = afkomen punaise = duimspijker depressiviteit = treurnis = triestheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = dofheid = gedeprimeerdheid = zwaarmoedigheid = somberte = bedruktheid = dysforie = zwartgalligheid kiezel = silicium = kiezelsteen = rolkei = steentje = split = steen = steenrots = rots = gravel = grind = steenslag vertroosting = troost stereo = installatie = hifi-installatie = stereo-installatie = geluidsinstallatie bergkam = kuif = pluim vloeistofmechanica = hydromechanica = hydraulica = hydrotechniek reglementeren = regulariseren blei = bliek longbow = handboog = langboog leefgemeenschap = woongroep = leefgroep = woongemeenschap = commune = leefeenheid kernlichaampje = nucleolus Kopt = Kopten teamwork = groepswerk = samenspel spiritualia = vuurwater = sterkedrank = gedistilleerd = neurie = spiritualiën oorspecialist = oorheelkundige = oorarts = otoloog = keel-, neus- en oorarts sulfamide = sulfa = sulfonamide = sulfonamiden vlakte = veld = vlak = laagvlakte nachtmens = nachtbraker = avondmens tandpijn = kiespijn luchtvaartmaatschappij = vliegverbinding = luchtverbinding = luchtlijn zes = sextool huid = onderhuid = vel = bekleedsel = vloeitje = Derma = bedekking = skinhead coquetterie = koketterie = behaagzucht röntgenologie = radiologie verloochenen = ontkennen = belofte breken = verzaken absolutistisch = autarkisch haardplaat = schoorsteenplaat gezagsgebied = rechtskring = jurisdictie = ambtsgebied = rechtsgebied = ressort = rechtssfeer = dienstkring toelijken = voorkomen = toeschijnen = lijken = schijnen = aandoen integraalrekening = integraal filmkunst = cinematografie voorbespreking = engagement = boeken schietmot = watermot stiletto = springmes = Switchblade grondwaterstand = grondwater = grondwaterspiegel = freatisch water Scouting = scouting = verkennerij = padvinderij bloemgestel = bloeiwijze opdragen = zetten = zadelen = inwijden = ondergaan = opzadelen = beladen = belasten = opgeven nota bene = postscriptum afvegen = afdoen vegen = wissen = wegwissen = poetsen managen = leiden = beheren = aankunnen = zorgen houtboard = board = houtvezelplaat = plank moedervlek = mol = wijnvlek mythe = legende rondvaart = cruise = kruisvaart = boottocht = zeiltocht inwijding = inauguratie = inhuldiging = initiatie = openingsplechtigheid = doop sluitstuk = slotstuk = roos = sluitsteen ligplaats = ankerplaats = aanlegplaats bereid = vrijwillig = bereidwillig = gewillig = wilsuiting centrumspits = puntspeler = spits = spitsspeler = voorhoedespeler = midvoor = voorspeler = aanvaller pseudoniem = deknaam = bijnaam = anonymus = nom de plume = schuilnaam = alias boekomslag = flap = couverture = band = boekband = stofomslag = kaft = omslag = cover groepstaal = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = volkstaal = argot = slang = vakjargon = Bargoens = kunsttaal IAO = I.A.O. = ILO toename = aangroei = uitbreiding = verruiming = proliferatie = vergroting = increment = accres = expansie = stijging = uitstraling = uitzetting = uitdijing = ontwikkeling = extensie = aanwas = vermeerdering = aanloop = groei gerstenat = bier = biertje = brouwsel verwikkelen = verstrikken gazet = staatsblad = nieuwsblad = dagblad = krant = courant fondantje = fondant = glazuur farandole = farandol bekendmaking = onthulling = openbaring = openbaarmaking = verkondiging = kennisgeving = revelatie geblèr = geroep = geschreeuw = uitroep = kreet = schreeuw sauslepel = juslepel = opscheplepel = soeplepel sexuele betrekkingen = coïtus = cohabitatie = gemeenschap = paring = geslachtsdaad = copulatie = geslachtsgemeenschap normaalglas = pyrexglas desavoueren = diskwalificeren = desapproberen = afkeuren Kolkata = Calcutta watercultuur = aquacultuur = hydrocultuur ascorbinezuur = vitamine C waterdrager = knecht = hulp = helper = assistent = dienstknecht vliegbasis = luchtmachtbasis rassendiscriminatie = racisme = rassenongelijkheid = rassenhaat = rassehaat let = letbal reiniging = afkoping = heil = heiliging = behoudenis = schoonmaak = behoud = vrijkoping = redding = zaligmaking = verlossing zeilplank = surfplank werknemer = loontrekker = tewerkgestelde = bediende = arbeider = werkkracht = arbeidskracht = personeelslid = kracht voller = volder areola = halo = tepelhof midvoor = centrumspits = puntspeler = spits = spitsspeler = voorhoedespeler = voorspeler = aanvaller CVE = centrale verwerkingseenheid = processor = besturingsorgaan = CPU = besturingseenheid = mainframe versneller = cyclotron = elektronenversneller = versnellingsmachine = deeltjesversneller apostrof = afkortingsteken = komma = verkortingsteken = weglatingsteken vluchtoord = onderdak = schuilplaats = haven = vluchtplaats = schoot = toevluchtsoord = wijkplaats aanleggen = meren = mikken = platleggen = verankeren = aanvatten = aanpakken = aanmeren = afmeren = afleggen kogelpen = balpen = ballpoint Kharkiv = Kharkov respectblad = schutblad ontzag = waardering = respect = krediet = eerbied = aanzien = achting paardenwedren = paardenrennen = paardenkoers = rennen = harddraverij = draverij placement = locatie = tafelschikking = plaatsing laken = beddengoed = blad = baai strijdmiddel = wapen rechtzetten = rectificeren = amenderen = corrigeren melkman = melkboer toneelgordijn = scherm = doek = toneelscherm toehoren = behoren bij = behoren = luisteren = horen = toebehoren = behoren tot = behoren aan metathese = metathesis = letteromzetting = letterverwisseling naspeuren = speuren = analyseren = nawroeten = nasnuffelen = navorsen = rondsnuffelen = keuren = aftasten = examineren = onderzoeken = vorsen schade = kwetsuur = verlies = blessure = leed = letsel = nadeel xyleen = xylol bouwterrein = bouw = bouwplaats gebrom = gezoem euthanasie = levensbeëindiging gekookte ei = gekookt ei opwekking = stimulans = aanmoediging = prikkel verdachte = aangeklaagde = gerekwireerde = gedaagde = verweerder = beschuldigde = beklaagde blister = blaasje handdoek(en)rekje = handdoekrekje praatgroep = gespreksgroep cardinaliteit = kardinaliteit strotklep = epiglottis = keelklepje = strotklepje abattoir = slachthuis = slachterij helmbloem = helmplant leermeisje = leerjongen = gezel supervisor = hoofdopzichter = superintendent = opzichter doelwit = einddoel = doel = prooidier = mikpunt = prooi = wikkel = streven = raam = doeleinde = oogmerk benedictines = benedictijn toonkunst = muziek tegenlopen = tegenzitten heroïek = heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid lekken = lek = inwateren = likken = doorsijpelen occuperen = beslaan = zijn = bezighouden = bezetten = doen = ophouden stempel = stempelmerk acidhouse = acid-house = acid schip = kerkschip = middenschip = boot = hoofdbeuk = middenbeuk = kiel haardroogkap = droogtrommel = wasdroger = trommeldroger = droogkap = droger = droogautomaat = haardroger startpunt = beginpunt = aanvangspunt = uitgangspunt eresalvo = salvo = schot voor de boeg = saluutschoten Fiji = Fidji = Republiek der Fiji Eilanden recreëren = verpozen takkenbos = mutsaard = rijs = bussel = rijsbos zwerfkat = schooier = zwerver = clochard = dakloze = hobo = tramp = vagant sparrenhout = sparrehout = spar Macao = Macau plantenstek = stekkie = veer = stek rouwkleed = lijkwa = lijkwade = wade = doodshemd = doodskleed = lijkkleed fokstier = dekstier extra = extramuraal Normandie = normandie = Normandië wijl = tijdje = poos = momentje = periode = poosje = een hele tijd stofje = vuiltje = ongerechtigheid = stofdeeltje kettingrokster = kettingroker neerkijken = minachten = depreciëren = verachten = geringschatten = neerzien jaloezie = nijd = schakering = jaloersheid = afgunst = ijverzucht = naijver = lommer = afgunstig = kinnesinne = blinden = schaduw bergbeklimmen = kletteren kalmeren = milderen = afkoelen = tevreden stellen = bedaren = verzoenen = matigen = dimmen = sussen = bevredigen = verlichten = verzachten schreeuw = geschreeuw = krijsen = uitroep = kreet = schreeuwen = geroep = roep = gillen = geblèr douche = stortbad = zich douchen = douchecel radioantenne = radio-antenne activist = actievoerder zelfvergoding = narcisme artiestennaam = toneelnaam imaginair getal = complex getal knarsetanden = verbijten = tandenknarsen stok = stam = stick = stengel soera = kuit declinatie = vervoeging = verbuiging kloostervader = abt = prior = vader-abt kinesiatrie = fysiotherapie = bewegingstherapie = heilgymnastiek toevoerlijn = aanvoerlijn = aanvoerroute = aanvoerweg veronderstelling = voorwaarde = gis = aanname = giswerk = gissing = conjectuur = vermoeden = voorgevoel = vooronderstelling = onderstelling wijzigen = beter maken = corrigeren = beter worden = variëren = amenderen = veranderen = converteren = beteren = altereren = modificeren = op een hoger plan brengen = changeren = herscheppen = emenderen = omzetten = verbeteren = aanpassen Slavische = Slaaf trommelstok = drumstok = drumstokje kanovaarder = vaarder = kanoër = raderboot feesttent = kermistent = paviljoen = legertent beklemming = angst = benauwdheid = bangheid = angstgevoel = schrik = vrees van de regen in de drup = theologie Cleresie = geestelijken = cleresie Sublieme Porte = Hoge Porte campingbedje = kinderbed = veldbed kunstenaarschap = artisticiteit = kunstzinnigheid = bekwaamheid = werkvorm ras = aard = soort = categorie = genre = type kwitantie = bon = betalingsbewijs = inkomsten herbeoordeling = revaluatie = herijking = opwaardering = revalorisatie = herwaardering wisser = borstel eentjebuur spelen = lenen Secondair = Secundair = Mesozoïcum maagpijn = buikpijn gehakketak = geruzie = gebakkelei = woordenwisseling = onenigheid = gekrakeel = gekijf belofte breken = verloochenen = verzaken eik = eikeboom = eikenboom aërograaf = spuitpistool = verfspuit = luchtpenseel tegel = pan = hardsteen = tichel = vloertegel = muurtegel = stoeptegel = tapijttegel = steen = trottoirtegel = plavuis televisietoestel = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast veelomvattend = alles = herunterladen volmaakt gehoor = absoluut gehoor = absolute toonhoogte mysteriespel = mysterie consequentie = voortvloeisel = uitkomst = uitvloeisel = uitwerking = gevolg = effect = samenhang pukkel = steenpuist = puistje = furunkel = etterblaasje = puist = schoudertas vuilnisemmer = vuilnisbak = asbak ouderejaars = ouderejaarsstudent bluts = deuk = buts kokkin = cuisinier = keukenmeid = meesterkok = keukenprinses = chef-kok = kok gebergte = bergketen = bergformatie = bergland = bergrug loonarbeider = werkman = arbeider = handarbeider samentrekkend middel = scheersteentje = adstringens Hymenopteran = vliesvleugeligen uitgangspunt = startpunt = beginpunt = aanvangspunt drop = zoethout = parel = druppel = drup = dropje haat = rancune = afgunst = tegenzin = animositeit = afkeer = vijandschap = wrok = haatgevoel = haatgevoelens = hekel vendu = openbare verkoop = veiling = vendutie landhuur = pachtgeld = huur = pachtsom = pacht bijbel = Bijbel = testament = Schrift overbodigheid = redundantie = zinloosheid = overtolligheid = absurditeit = leegheid = overmaat fijnproever = connoisseur = Bourgondiër = gastronome = lucullus = kenner = gastronoom = connaisseur = lekkerbek zinspreuk = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo votomachine = votometer = stemmachine balsahout = balsa IDDM = insuline-dependent_diabetes_mellitus omroeper = piccolo = presentator rachter = rachel = rafter schennis = schending = infractie = violatie krijgertje = tikkertje = vangertje lampenkousje = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet café = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = koffiehuis = bierhuis = schenklokaal = drankhol = pub = kroeg = taveerne = tapkast = blok = dranklokaal wet van Verner = gewone zeehond ongekunsteldheid = natuurlijkheid = schwung = flair = gemak = losheid toneeltje = schouwspel = toneel = kijkspel = tafereel = tableau toevoeging = sommeren = optellen = adjunctie = sommering achtergrond = toneel = background management = bedrijfspolitiek = bestuur = beheer = leiding = administratie = directie = bedrijfsvoering = bedrijfsleiding ontsluieren = uitstorten = reveleren = uitgieten = onthullen = ontboezemen = blootleggen = openbaren autosuggestie = zelfsuggestie afgunstig = jaloersheid = afgunst = jaloezie stoofpot = pot-au-feu = estouffade = stoofschotel Assam-thee = Assamthee = Assam nabootsing = afschrift = kopie = apograaf rauwheid = onbeschaafdheid = ruwheid = vulgariteit jeugdbende = gang matador = stierenvechter opaalglans = regenboogkleurigheid hakenkruis = swastika ponem = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = toet = smoelwerk nieuweling = schacht = broekje = beginneling = beginner = debutant = vlasbaard = nieuwkomer = groentje = groene = melkmuil kwakbol = kikkervisje = donderkop = dikkop = dikkopje = donderpad sluitdop = afsluitdop = dop onderrichten = leiden = aanleren = verduidelijken = begrijpelijk = vormen = lesgeven = opleiden = duidelijk = helder = trainen = opvoeden = bijbrengen = geven = verklaren = leren = scholen = doceren = onderwijzen = verstaanbaar hardnekkigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = starheid = eigengereidheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid pasgeborene = nieuwgeborene sick joke = sick-joke zwemkostuum = badkostuum = badmode = zwempak = badpak lampenkap = lampekap = schouw = schoorsteen overtuiging = denkbeeld = opvatting = persuasie = inzien = stellingname = gezindheid = oordeel = gevoelen = afspreken = gedachte = inzicht = overreding = convictie = opinie = zin = standpunt = mening noodsein = noodsignaal = alarmsignaal = alarm slepen = meesleuren = voorttrekken = trekkabel = voortslepen = meeslepen = glijden = sleepvaart = schuiven = trekken gemoedelijkheid = cordialiteit = hartelijkheid achtervolgen = volgen = jacht = achterna zitten = najagen = spoken = rijbewijs teneergeslagenheid = ongesteldheid onvermijdelijkheid = urgentie = nood = necessiteit = noodzakelijkheid = noodzaak scheil = darmvlies = mesenterium gerechtelijke vervolging = vervolging = strafvervolging = strafvordering verwerkelijking = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering = implementering blaasje = longblaasje = blister = cyste = alveole = blaas = vesikel tooi = opschik = smuk = uitmonstering = opsmuk crisissituatie = crisis = noodsituatie = noodtoestand hersenontsteking = encefalitis marteling = kruisweg = beproeving = kruisiging = martelarij = lijden = gemartel = tegenspoed = foltering = torment = bezoeking = tortuur = folteren = kwelling = martelen pestepidemie = pest = pestkoorts = pestilentie zuren = verzuren = schiften mum = moment = handomdraai = flits abdomen = balg = buikje = buik = maag = pens reiken = uitstrekken bloembed = bloemperk verbuigen = inflecteren = verbuiging = flecteren stadbewoner = Towner = stedeling smeerleverworst = leverworst = hausmacher face-à-main = pince-nez = knijpbril = lorgnon = lorgnet = neusknijper = handbril voorspook = prefiguratie = voorteken = voorafschaduwing = voorbode plannen = projecteren = ontwerpen = uitdenken = uitwerken = berekenen = verzinnen = uitstippelen = becijferen = calculeren = uitrekenen = rekenen = bedenken = concipiëren = vinden rijmelaar = kladschrijver = poëtaster = prulschrijver = scribent = verzenmaker = pruldichter mise = inleggeld = inlage = inbreng = inleg absolute nulpunt = absoluut nulpunt peritonitis = buikvliesontsteking schup = spade = schep = schoppen vermetelheid = stoutheid = overmoed = roekeloosheid = gotspe = vrijpostigheid = onversaagdheid = durf = brutaliteit = onbesuisdheid = stoutmoedigheid = moed = lef = onbezonnenheid = koenheid = driestheid leegstromen = spugen = braken = overgeven = vomeren = spuwen = kotsen weidegrond = weiland = wei = weide = graasweide handhaving van de vrede = vredesoperatie = vredehandhaving mijnader = ertslaag = ertsader = ader rouwbeklag = innige deelneming = compassie = condoléance = medeleven = condoleantie = deelneming duozadel = buddyseat = buddy-seat = duozitting paardedeken = paardendeken klimaatregelaar = airco = airconditioning = air-conditioning = klimaatregeling = luchtverversing = klimaatbeheersing = airconditioner mijnenjager = mijnenveger afvalverbrandingsinstallatie = vuilverbranding = verbranding walvisolie = traanolie onversaagdheid = flinkheid = overmoed = onverschrokken = onverschrokkenheid = courage = durf = branie = moed = guts = lef = stoutmoedigheid = koenheid = driestheid = vermetelheid = dapperheid staak = maagschap = tak = stam = boom = polsstok = huis = geslacht = paal = familie impatience = enthousiasme = begeerte = gretigheid rondkomen = toekunnen = uitkomen = genoegen nemen = mee omgaan = toekomen mokkakopje = koffiekopje = koffiekop komisch = humoristisch klim = beklimmming = helling = beklimming verlaten = afzien = bouwen = prijsgeven = vaarwelzeggen = gaan = uitzetten = vertrouwen = loslaten = geloven = opgeven = steunen = hangen = leunen = rekenen = uiteenzetten = afwijken = rekenen op = abandonneren gevederte = veer = pluimage = verenkleed = veder = pluim rechtigen = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen bedrijfskleding = beroepskleding = vakkleding = werkkleding = werkplunje wattage = elektrische stroom = elektrisch vermogen mededelen = waarschuwen = communiceren = verdelen = berichten = meedelen = boodschappen = delen = verwittigen meespreken = uitmaken = verrotten = meetellen = spelen = schelen = tellen = verrekken = gelden rondreizen = rondtrekken smaakversterker = condiment = kruiderij zelfverzekerdheid = zelfbewustheid = aplomb = zekerheid = zelfvertrouwen groothandelaar = grossier = tussenhandelaar = stalhouder gastoestel = gasstel tangens = raaklijn souteneur = bikker = hoerenbaas = pooier Filistijnse = cultuurbarbaar aspirine = acetylsalicylzuur = aspirientje boekdrukkunst = drukkunst = grafiek kopïist = schrijver op dictaat = snelschrijver = stenograaf vakkleding = bedrijfskleding = werkkleding = beroepskleding = werkplunje kabelbaan = automobiel = zweefbaan = kabelweg = cabine = kabelspoor = kabeltram cardankoppeling = cardanoverbrenging pereboom = peer = perenboom = perelaar lijfrente = pensioen = oudedagvoorziening = annuïteit = jaarrente = ouderdomspensioen = jaargeld encryptie = codering landingsbaan = landingsstrook = startbaan = landingsstrip reductionisme = vereenvoudiging = versimpeling tenderlocomotief = geestesstoornis kegelen = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = lazeren = plompen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen aanval = benaderingswijze = bestorming = aanslag = storten = aanvallen = agressie = molesteren = attaque = stormaanval = attaqueren = voorhoede = approach = attentaat = benadering barman = kastelein nokken = stilleggen = uitscheiden = stoppen = eindigen = ophouden huls = koker = schede = beschermhuls = schoen = patroonhuls = cartouche = hoge beluisteren = proeven = bespeuren = voelen = horen klavechord = klavechord(ium) speed = vaart = sluitersnelheid = snelheid = Shabu neusknijper = pince-nez = lorgnon = praam = knijpbril = lorgnet = brandgans = face-à-main = handbril informatisering = computerisatie = computerisering damesroman = novelle = romannetje sepioliet = meerschuim = zeeschuim kieperen = kwakken = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = plompen = kukelen = gooien = mikken = zwiepen = lazeren = kegelen = keilen = kogelen kwar = kwast = knoop = noest = knoest pofbroek = knickerbocker = kuitbroek = plusfour = drollenvanger = kniebroek mortelbak = trog precautie = voorzorgsmaatregel = voorzorg vlak = gebied = laagvlakte = domein = veld = vlakte = terrein = sfeer rijspoor = spoor stucwerker = pleisteraar = pleisterwerker = stukadoor = raper wankant = wanzijde consumptie-artikelen = consumptiegoederen = verbruiksgoederen biologeren = intrigeren = fascineren = boeien = pakken oprichter = grondlegger = grondvester = vader = stichter croonen = neuriën = neurien medeplichtigheid = compliciteit studeervertrek = studeerkamer amenderen = beter maken = corrigeren = beter worden = wijzigen = rechtzetten = beteren = rectificeren = op een hoger plan brengen = emenderen = verbeteren = aanpassen uitspringen = uitstaan = pieken = springen = uitsteken autoriteit = overheid = deskundoloog = deskundige = gezag = rot = bevoegdheid = kenner = expert = connaisseur = specialist sjaal = hoofddoek morgenwijding = dagopening = morgengebed = metten = ochtendwijding triool = drieling doelpaal = pool roerganger = roer = stuurman coaster = kustschip = kuster = kustvaarder = kustvaartuig vliegtuig = luchtvaartuig = kist = vliegmachine = toestel verslechteren = verarmen = slechter worden = verergeren = maken = degenereren Gaza = Gazastrook klungelaar = beunhaas = klungel = kluns = knoeier = prutser = blunderaar = stumper = stoethaspel = sukkel = roffelaar verschoppeling = paria = verworpene = verstotene = outcast = drop-out = verworpeling inroepen = aanroepen = beroepen sesamzaad = sesam bandopnameapparaat = bandrecorder = taperecorder = bandopnemer haven = onderdak = schuilplaats = vluchtplaats = vluchtoord = schoot = zeehaven = toevluchtsoord = wijkplaats jarretelgordel = jarretel(l)egordel = jarretel(le)gordel schaamteloos = onbeschaamd nevelen = bewolken = misten zetting = arrangement koffieprut = koffiedras = koffiedik = koffiedrab = prut mededader = complice = handlanger = medeschuldige = trawant ergograaf = ergometer smartlap = draak = tranentrekker = tearjerker waarnemingsvermogen = perceptievermogen opzoeken = bezichtigen = bezoeken = opkijken ruimtevaartuigen = ruimteschip = ruimtevaartuig = ruimtetuig invoer_bestand = input = invoer = invoering standaardafwijking = spreiding zone = gebied = klimaatgordel = tijdzone = hemelstreek = luchtstreek = klimaatzone paardenhoef = paardehoef improduktiviteit = improductiviteit mangoboom = mango omnipotentie = alvermogen = almacht = vrijmacht moe worden = verwelken doorbrengen = passeren = tijd verdrijven radiaal = Radian = radial toren = kasteel = burcht snoeien = beknibbelen = bezuinigen = pellen = ombuigen = schillen = afsnoeien recensie = recentie = kritiek = bespreking = follow-up vogelzang = vogelgezang = lied autografisch = orthografisch kreng = kankerwijf = aas = kutwijf = slet = kadaver = karkas = bitch = lijk waanzinnige = kretijn = cretin = gestoorde = mogool = gek = geesteszieke = mongool = debiel = krankzinnige = idioot = imbeciel verbazen = verwonderen = verwarren = verslaan = verbluffen = in de war schoppen = verbijsteren coctailjurk = cocktailjurk = cocktailjapon kustlijn = kust = zeekust = zeebad = zeekant = badplaats fait accompli = voldongen feit afwasmachine = vaatwasser = vaatwasmachine = afwasautomaat analyse = analyseren = psychoanalyse = ontleding = alambiek = infinitesimaalrekening patriottisch = vaderlandslievend radio = afstemeenheid = receiver = tuner = afstemmer = tuner-versterker = radiotoestel elitair = elitaire buitenlander = buitenlandse = vreemdeling langboog = longbow = handboog doedelzak = doedel stemrecht = kiesrecht yoghurt = hebben de kriebel in zijn gat agglomeratie = stadsuitbreiding = verdichting = conurbatie = cumulatie = accumulatie = concentratie = opeenhoping = ophoping = stadsgewest = opeenstapeling glider = zweefvliegtuig = zweeftoestel paraffine-olie = paraffineolie tuinbed = bed = perk eenzaat = kluizenaar = solitair = eenzame waterpijp = Kalian = geborrel = bong prei = porrei éloge = laudatio = lofprijzing = laudatie = panegyriek = lofzang = lofrede = lofspraak schamprail = vangrail varen = bootje varen = varens = navigeren CPU = centrale verwerkingseenheid = processor = besturingsorgaan = CVE = besturingseenheid = mainframe plak = versierselen = gedenkpenning = medaille = eremetaal = insigne = ereteken = schijf = erepenning = distinctief = onderscheiding uitgang = stopcontact = beëindiging kamwiel = rondsel = tandwiel = tandrad = kamrad = rad belangenvereniging = belangengroep = belangenorganisatie wijnbeker = roemer = wijnroemer = romer toenemen = verhevigen = aanvullen = vergroten = vermeerderen = uitbreiden = aanwakkeren = verhogen = escaleren = opzetten = doen toenemen slagerij = beenhouwerij = charcuterie opgewondenheid = opwinding = plezier = commotie = spanning = opvrolijking = agitatie bakkebaarden = snor zwin = Tideway ronddraaien = rondwentelen verdaging = respijt = verschuiving = onderbreking = opschorting = temporisatie = verlet = uitstel = verwijl = schorsing = prorogatie provinciaal = landarbeider lettergreepschrift = syllabenschrift komma = apostrof = afkortingsteken = verkortingsteken = weglatingsteken shilling = schilling stooflap = sudderlap ranselen = meppen sleutelring = splitring = sleutelhanger troffel = tuinschep = pleisterspaan = sabel = truweel baggerlaars = lieslaars = waterlaars avondster = nachtkeers = middelste teunisbloem = vesper vakonderwijs = beroepsopleiding = beroepsonderwijs = vakopleiding buitenhuis = semi-bungalow = bungalow = huisje = optrekje = arbeiderswoning zelfstandigheid = unit = eenheid beklimmer = slingerplant = klimmer = klimplant landbouwproducten = landbouwprodukten = landbouwproduct = landbouwprodukt knikken = knikkebollen = knakken caramboleren = aanbotsen = bonken = stoten = botsen brandslang = slang = slurf bergtop = piek = apex = bergspits = bergpiek = alp = kruin = top bariumpap = contrastvloeistof putgas = aardgas pleisterspatel = steker = opstrijkmes = spatel inkeping = kerf = ril = inkeep = keep = groef tapijt = vloerkleed = karpet verbleken = verslappen = verzwakken = afzwakken = tanen = ontspannen = verflauwen = blancheren = verwijven = verweken = kwijnen = witten = verschieten nat = nattigheid = zweet = vloeistof = vocht Hullo = Hallo hielenlikker = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = gunsteling = sycofant = flikflooier = kontkruiper = ondergeschikte = slaafs volgeling = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = slijmerd requiem = klaagzang = lijkzang = dodenmis = treurzang = jammerzang = elegie = klaaglied rietje = riet kruistocht = doel = reden = aanleiding farm = veefokkerij = veehouderij = landgoed = ranch = rancho helpen = bijstaan = gerieven = baten = assisteren = uithalen = goeddoen in paniek raken = panieken = panikeren = paniekeren Shabu = speed natuurlijke selectie = overleving weblog = blog laadcapaciteit = tonnage = laadvermogen = draagvermogen pijl = bout = grendel = pijltje = raket = vuurpijl = schicht axiometer = verklikker = flapuit = roerverklikker recentie = kritiek = bespreking = recensie onkruidverdelgingsmiddel = herbicide = onkruidverdelger canvas = zeil = zeildoek = schildersdoek vlaggenlijn = vlaggelijn = val volume = geluidssterkte = band = volumen = turf = geluidsniveau = gehalte = boekdeel = deel = pil = geluidsvolume = inhoud afraggen = aframmelen = afjakkeren = zich haasten = afraffelen = afroffelen overste = meester = opperheer = bevelhebber = commandant = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = legercommandant = landheer = commandante = legeraanvoerder = bevelvoerder = Lord kalle = lichtekooi = deerne = temeier = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster navolgen = volgen = nastreven = spiegelen kraal = ren = korrel = parel bètawetenschappen = bêtawetenschappen geknoei = oplichterij = gesjoemel = gerommel = knoeierij = fraude = hoax optelling = sommatie winkelgalerij = winkelcentrum = galerij amfetamine = wekamine = benzedrine hoedenmaker = hoekenmaker = modiste pols = achterhand = handwortel = polsgewricht = hartslag blauwbol = korenbloem statistica = statistiek klonter = klets = klodder = kluit = kwak = kledder = klont verzoenen = goedmaken = reconcilieren = tevreden stellen = schikken = kalmeren = bedaren = neerleggen = berusten = matigen = sussen = stellen = bevredigen = resigneren meerder = multiple bagatelliseren = kleineren = onderschatting = denigreren = afwijken bekendmaken = notificeren = coveren = notifiëren = berichten = betekenen = aanduiden = publiceren = melden = aankondigen entree = hal = prelude = deuropening = toegang = voorgerecht = voorspel = intrede = preludium = preambule = invoer = introductie = ingang = binnenkomst = intocht = hors-d'oeuvre = voorafje = intro = toegangsdeur = aperitief schieter = schietspoel = weversspoel = weefspoel = inslagspoel akropolis = Akropolis weegtoestel = schaal = weegschaal woordenschat = woordenlijst = lexicon = vocabularium = taalschat = vocabulaire meedogendheid = deernis = mededogen = meelij = compassie = meewarigheid = barmhartigheid = medegevoel = medelijden slavenhaler = slavenschip roervink = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper zeepsop = sopje = sop vernachelen = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen bordeel = hoerenkot = hoerenhuis = massagesalon = verwenhuis = Venustempel = eroscentrum toepassen = gebruiken = pakken = uitwerken = benutten = bezigen = nemen = verwerken = utiliseren = aanwenden = hanteren filmtheater = bios = cinema = bioscoop mannequin = buste = paspop = confectiepop = model = pasdame valscherm = parachute = springscherm rutenium = ruthenium bekonkelen = bekokstoven kopiëren = namaken = imiteren = nabootsen = nadoen draaier = as pluimpje = compliment = pluim horten = stokken = vastliggen = haperen boren = uitboren = steken = blokken = graven = drillen inruilobject = inruiler = ruilobject drankslijter = slijter = wijnkoper = wijnhandelaar methaan = moerasgas boetpredikatie = leerrede = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = prediking = predikatie = homilie peer = opflikker = klap = haal = pereboom = gloeilamp = fleer = perenboom = muilpeer = perelaar manier van denken = gedachtenwereld = gedachtewereld = denkwereld uitdoen = uitzetten = verwerpen = ontdoen nummerslot = cijferslot = letterslot = combinatieslot ocarina = okarina mierezuur = methaanzuur = mierenzuur weerschijn = terugkaatsing = reflex = weerglans = weerkaatsing = reflectie = weerschijnsel = weerspiegeling signaal = sein drijfhout = zeedrift = wrakhout orthografie = schrijfwijze = spelling boezem = atrium = borst schilderskam = kam lebmaag = leb schijt = drek = excrementen = excrement = ontlasting = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = stront = ba = faecaliën = uitwerpselen = kak = drol = uitwerpsel = afgang = beer = feces zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken stielmannen = ambachtslui = stiel = gilde = vaklui = ambacht = toestel = handel principe = grondstelling = hoofdregel = grondregel = maxime = oerprincipe = basisprincipe = grondbeginsel = motivering = ratio = beginsel larynx = strottehoofd = strottenhoofd gelijkvormigheid = overeenstemming = conformiteit = consistentie = harmonie ichtyologie = viskunde plaatsbiljet = plaatsbewijs = plaatskaart tikkeltje = vlek = beetje = tikje = ietsepietsje = pietsie = ietsepietsie = pietsje = vleugje hardware = apparatuur = ijzerwaren Florentië = Firenze = Florence zuigkracht = affiniteit = bevalligheid = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = attractie = begeerlijkheid = sex-appeal = aantrekkelijkheid = bekoorlijkheid aanblikken = aankijken = aanzien geestelijke = predikant = eerwaarde = zielenherder = kerkelijk = clericus = geloofsverkondiger = dominee = prediker schoonheid = seksbom = bout = juweeltje = schone = prachtexemplaar = beauty zo zij het = amen omroepwereld = net = omroep = omroepland gepastheid = gemanierdheid = opportunisme = doelmatigheid = fatsoenlijkheid = passendheid = fatsoen = toepasselijkheid = welvoegelijkheid = welgemanierdheid gerechtszaak = strafgeding = proces = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = pleitzaak = geding = pleit = rechtshandel = procedure overgave = toewijding = ijver = abandonnement = oplettendheid = in de steek laten = applicatie = alertheid = acht = overlating = inzet = verlating = afstand = opgave fluitist = umpire = arbiter = scheidsrechter = scheids zwetsen = chatten = chat = kletsen = pruttelen = babbelen zorgen voor = voorzichtig = zorg = onderhoudswerkzaamheden = onderhoud = verpleging = onderhoudswerk = voorzien = voeden = voorzien van = toeleveren ontsporing = deraillement marktplaats = handelscentrum = stapelplaats = grootwinkelbedrijf = warenhuis = markt = marktplein walsmachine = wals overvallen = verpletteren = overrompelen = overweldigen = overmannen = overmeesteren psychologie = zielkunde = mensenkennis vr = vrijdag nieuwlichter = modernist vleeseter = carnivoor woonplaats = woonstede = assistentschap = residentie Azische = Indiër = Aziatisch = Aziaat grondorganisatie = infrastructuur zadelen = opdragen = opzadelen = beladen = belasten = opgeven zwakheid = slapte = zwakte = feil = zwak = kwetsbaarheid = slapheid = afgeleefdheid = tekort = tekortkoming = faiblesse = krachtloosheid = fout sextool = zes O.A.S. = OAS stuwing = drijfkracht = por = stuwkracht = stoot impetigo = baardschurft kreuk = kreukel klus = karwei = job raamkozijn = vensterkozijn cd-speler = C.D.-speler = compact-discspeler lobbes = dwaas = sul = meeuw = simpele = sukkel = goedzak = idioot = achterlijke voortreffelijkheid = eminentie = superioriteit = uitmuntendheid ooglens = linze = kristallens = lens bevriezen = vriezen = verstijven = invriezen soort spatbord = overschoen aftelling = aftelprocedure = aftellen = countdown opschepperij = ijdelheid liefdevol = liefhebbend geluidswagen = radiowagen werveling = spin = wervelbeweging = sneeuwbui = effect = stuifsneeuw = schroef = draaikolk = jachtsneeuw godenbeeld = god = godheid = idool efficiëntie = rendement = effectiviteit = doelmatigheid = doeltreffendheid = economie blindedarmontsteking = appendicitis snijplank = hakbord engagement = deelneming = geëngageerdheid = verloving = aanhankelijkheid = boeken = participatie = verplichting = verbintenis = deelname = betrokkenheid = voorbespreking dooreenweven = aanelkaarweven zoute krakeling = pretzel sterrenwacht = observatorium afvallen = deserteren = drossen = overlopen = tegenvallen = verliezen = apostaseren = vermageren = kwijtraken levensbeschouwing = levensvisie = filosofie = levensfilosofie = wereldbeschouwing vezel = vezels = fibril = draad = filament geneigd = ongenegen onttrekken = onthouden luchthaven = airport = vliegveld = aërodroom cavalcade = ruiterstoet = ridderstoet = carnavalsoptocht ontwaarding = devaluatie = depreciatie = waardevermindering pijpenkop = pijpekop = kom lijkkist = doodskist = grafkist = kist aangetrouwd familielid = schoonfamilie tempo = vaart = vaartje = gang = snelheid = gangetje onderschoren = schoren = steunen = onderstutten = stutten = schragen = onderschragen combineren = samensmelten = mengen = mixen = vermengen = verbinden = relateren = samenvoegen stuurpen = staartveer = slagveer = slagpen slaan = uithalen = raken = drijven = kloppen = trommelen = handelen = betreffen = behoren bij = bewegen = kletsen = gaan = aankomen = toebehoren = een opduvel geven = gelden = treffen vlerken = klavier = hand = fik = klavieren = klauwen = tengels = klauw = poot = fikken = kluif = knijper cystitis = blaasontsteking muildier = muilezel copyright = auteursrecht triomftocht = zegetocht commedia dell'arte = commedia dell' arte prachtstuk = pronkjuweel = kleinood = pracht = juweel = prachtexemplaar peloton = sectie halfvrije = horige = laat = lijfeigene = heloot elektronenbuis = lamp = kathodestraalbuis = vacuümbuis = radiolamp = radiobuis laten = abstineren = inhouden = nalaten = onthouden havenplaats = havenstad tol = deksel = draaitol = bovenkleding opschudding = herrie = opwinding = drukte = fermentatie = verwarring = ongerustheid = alarmstemming = keet = onrust = verbijstering = ontsteltenis = consternatie = commotie = sensatie = deining = beroering = ontzetting = tumult toneelgroep = toneelgezelschap = troep uithoudingsvermogen = weerstandsvermogen = uithouding marathonloper = langeafstandloper = langeafstandsloper papkindje = lafbek = papkind = onzekere wankelmoedige man = janhen nieuwkomeling = arrivé = parvenu zintuig = receptor = zin = gevoel doden = ombrengen = omleggen = mollen = om zeep helpen = killen = om het leven brengen = doodmaken = vermoorden = koud maken = kapotmaken = dooddoen = liquideren = afmaken Zarathustra = Zarathoestra = Zoroaster warenhuis = marktplaats = stapelplaats = grootwinkelbedrijf = handelscentrum na-aperij = vervalsing = namaak = namaaksel = falsificatie = naäperij = nep = imitatie = kunst horloge = uurwerk = klokje = polshorloge = klok rechterhand = rechtervleugel = rechterzij = rechterkant = rechterzijde ruïne = strandvonderij = bouwval = puin = puinhoop = verval putsch = staatsgreep = coup zoetheid = geur = bouquet = boeket viltpen = stift = kleurstift = viltstift alfawetenschappen = alfawetenschap = geesteswetenschap = humaniora = kunst = geesteswetenschappen coëxistentie = gelijktijdig bestaan = co-existentie bioscoopexploitant = standhouder = exposant kruissteek = koninginnesteek = siersteek = koninginnensteek test-case = testcase = proefproces toestemming = inwilliging = verlof = toelating = permissie kwibus = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = idioot = achterlijke hetero = heteroseksueel = heterofiel wegschrijven = schrijven knikkeren = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = werpen = flikkeren = jenzen = lazeren = kegelen = plompen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen repressie = boetedoening = straf = verdringing = afstraffing = hardhandig optreden = bestraffing poster = affiche = plakkaat = aanplakbiljet oergesteente = lavasteen = stollingsgesteente gedoe = ophef verlichten = verlagen = milderen = schijnen = verminderen = verluchtigen = luwen = kalmeren = bedaren = illumineren = afnemen = humiliëren = belichten = lichten = neerslaan = vernederen = verzwakken = verzachten = reduceren Republiek Indonesië = Indonesië heks = furie = toverkol = oud wijf = lelijk wijf = betovering = toverheks = kol = tovenaar = tovenares = beheksing = besje = helleveeg = taart berenvacht = berenhuid = berenvel falsificatie = vervalsing = namaak = namaaksel = naäperij = na-aperij = nep = imitatie = kunst piketpaal = haring = tentharing heerlijk = smakelijk = lekker hoofding = kop = hoofd = titel = bijschrift = legenda = opschrift ribbenkast = thorax = torso = borstholte = borstkas = borst abstracte kunst = abstractionisme ontslaan = verdrijven = wegzenden = wippen = onttronen = afzetten = de zak geven = uitstoten = verjagen = ontladen = wegjagen mosdiertjes = mosdiertje sanctifiëren = sacreren = heiligen = consecreren = sanctificeren = wijden = consacreren = sacraliseren = zegenen = verheiligen bunker = kazemat kleden = aankleden = opdoffen = opdirken = kledij etnologie = rassenkunde = volkskunde = volkenkunde snijkoek = taai = gemberkoek = taaitaai = peperkoek = ontbijtkoek staminee = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = pub = dranklokaal = kroeg priester = priesteres = zwartrok = pastoor = pater kift = heibel = onmin = herrie = kwestie = mot = onaangenaamheden = onenigheid = onvrede = disharmonie = trammelant = dispuut = kif = bonje = onaangenaamheid = ruzie = twist aanhouder = doorbijter = knokker = vechter = doorzetter = volhouder = doordouwer = blijver opstoot = uppercut eedgenoot = samenzweerder letten = waken = voorkomen = hoeden = behartigen = verletten = naar omkijken = uitkijken = oppassen = wachten = beletten = opletten = verhinderen = verzorgen = achten rode vos = vos = gewone vos landhoofd = steiger = zeedijk = zeehoofd = golfbreker = bruggenhoofd = breekwater = paalhoofd = zeewering = pier = havendam = bruggehoofd = zeebreker = krib pneumoconiose = stoflong armoede = nooddruft = nood = behoeftigheid = armoedigheid = armoe = pauperisme = armzaligheid = verarming = kommer overspringen = weglaten = skippen = overslaan = overgaan = verwaarlozen = overstappen = voortbewegen pulli = pully onherstelbaar = oninbaar handwerksman = ambachtsman = gezel = vakman geestdrift = enthousiasme = opgetogenheid = enthousiast = extase = elan = hartstocht = vuur = levendigheid = ijver = begeestering = bezieling = verrukking = geestdriftig = blijdschap = gloed laan = weg = allee = lei = boulevard = avenue wurgpaal = garotte = garrote popularisering = popularisatie = vulgarisatie zware misdaad = zwaar misdrijf = euveldaad = felonie = misdaad regelmatig achtvlak = achtvlak vlamvatten = ontbranden = ontvlammen overhaasten = haasten = zich haasten absoluut gehoor = absolute toonhoogte = volmaakt gehoor lichtleiding = hoogspanningsnet = lichtnet = elektriciteitsnet = stroomnet sleuf = gleuf pedicure = podoloog = chiropodist gelijk = billijkheid = redelijkheid vakmanschap = vakbekwaamheid = competentie = afwerking rapier = degen kaaksbeen = onderkaak = kaak horlogemaker = horlogier = uurwerkmaker = klokkenmaker katrol = schijf = katrolblok pilau = pilav tormenteren = martelen = kwellen = teisteren = plagen = pijnigen = geselen = afknijpen macrokosmos = wereldruim = ruim = universum = al = wereldruimte = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte vertegenwoordiger = factor = factoor = exponent = agent = handelsagent = representant = handelsreiziger fiool = flesje = ampul = medicijnflesje koffiecreamer = melkpoeder = poedermelk overzicht = Overzicht = synopsis = schets bedijken = indijken = afdammen uitzuiger = hoerenloper = woekeraar = gier = hyena = uitbuiter roofoverval = onverwachte aanval = overval = holdup = hold-up wachthuis = wacht meteorenzwerm = sterrenregen neergang = teruggang = ondergang = val = teloorgang = achteruitgang = verloop Kroaat = Kroate = Kroatische = Kroatisch venusberg = venusheuvel = schaamheuvel = pubis goktent = gokhol = speelhol = gokpaleis = speelbank = speelhuis = casino volbrenging = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = realisering = implementering verukken = tovenaar = charmeren aanwezig zijn = bijwonen binnenladen = downloaden = binnenhalen sterfgeval = verlies = rouw formuleren = verbaliseren = vervatten = vertolken = uitspreken = verwoorden verachting = minachting = dédain = geringschatting = ongenoegen = laatdunkendheid = depreciatie gebouw = bouwen = pand = stichting = bouwwerk = perceel = constructie = huis = bouw meerdere = superieur vestibule = hal = entreehal = antichambre = inkomhal = hall talen = begeren = zuchten = verlangen = dromen veteraan = oorlogsveteraan = oudgediende = benoemde = oud-strijder = kandidate = oldtimer = kandidaat = old-timer schaakmeester = meester = grootmeester komediant = aansteller = komediespeler = kwast = toneelspeler = poseur warwinkel = labyrint = wirwar = doolhof = warnet = kluwen aanrijgen = vastrijgen = rijgen klasseren = groeperen = uitsplitsen = sorteren = ordenen = plaatsen = kwalificeren sensitiviteit = hyperesthesie = overgevoeligheid regenbui = bui = regenval = neerslag = regen = vlaag fietsklem = wielklem = fietsenrek = parkeerklem spadrille = espadrille talgklier = talkklier = smeerklier antagonist = tegenstrever = anti = wederpartij = tegenstemmer = tegenstander = tegenpartij = opponent entomologie = insectenkunde = insectologie brandzwammen = brandzwam = kolenstof doorscheuren = scheuren tegenwaarde = inruil arbeiderswoning = buitenhuis = semi-bungalow = bungalow = huisje = optrekje larf = masker = larve = vreten = larvestadium complice = mededader = handlanger = medeschuldige = trawant rechtssfeer = rechtskring = gezagsgebied = jurisdictie = ambtsgebied = rechtsgebied = ressort = dienstkring aardmeetkunde = landmeetkunde = geodesie paren = copuleren pigskin = varkensleer opsteken = verkrijgen = leren = meenemen = ondervinden = omhoogsteken wintervoeten = wintertenen smetteloos = onbevlekt rensport = koers dienstbaarheid = erfdienstbaarheid kersenhout = kerselaar stuitbeen = staartbeentje = stuitje = staartbeen = stuit inschakelen = inzetten = charteren = in staat stellen = inleggen = aandrijven = inspannen = activeren = aanzetten octant = Octans = Octant hapax legomenon = hapax conductrice = conducteur associé = handelsgenoot = vennoot = compagnon = partner peesdraden = hartzenuwen romancier = romanschrijver = novellist schilfering = schillen drone = dar zich houden aan = aanhangen = in acht nemen = trouw blijven aan verstrijken = uitwrijven = vlieden = smeren = uitstrijken = verglijden = verlopen = vervlieden = uitsmeren = wrijven = voorbijgaan = omgaan aanprijzing = advies = aanrader = recommandatie = aanbeveling = referentie = nominatie grondwet = staatsrecht zingen = fluiten = kwelen kb = kilo-byte = kilobyte = Kb washandje = waslap omverrijden = omrijden asteroïde = planetoïde vaktaal = omgangstaal = koine = visserslatijn = boeventaal = dieventaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = vakjargon = Bargoens = kunsttaal estouffade = stoofpot = pot-au-feu = stoofschotel charme = bedeltje = lieftalligheid = aanminnigheid = aanvalligheid = beminnelijkheid = bekoorlijkheid = bekoring zanghulde = serenade = divertimento sluiten = rijmen = afsluiten = dichtgaan = termineren = toedoen = zitten = overeenkomen = dichten = opzeggen = dichtdoen = stoppen = passen = beëindigen = stroken = bedanken = besluiten = eindigen = overeenstemmen = dichtmaken particulariteit = detail = ins en outs = kleinigheid = bijzonderheid loden = peilen bestaansminimum = armoedegrens pendant = complement = tegenhanger = counterpart = duplikaat kapitaal = fortuin yperiet = mosterdgas verzoeking = verlokking = seductie = lokroep = bekoring = verleiding verscheuren = verminken = mutileren mand = korf speelplaats = speelterrein = speeltuin = speelerf = kinderspeelplaats = speelplein instructief = leerzaam = leerrijk instabiliteit = onstandvastigheid = onvastheid gel = verzachtend middel = smeerolie = gelatine = smeermiddel = zalf = glijmiddel = crème bloem = fine fleur = bloempje = meel = crème de la crème = vlaggenschip = floret = blom = keur = bloei = puikje = bloesem = meelbloem = bloemetje plombeersel = tandvulling rechterkant = rechtervleugel = rechterhand = rechterzij = rechterzijde klimaatgordel = klimaatzone = hemelstreek = luchtstreek = zone demonstratief = aanwijzend voornaamwoord gemoedsgesteldheid = gemoedstoestand drumstokje = drumstok = trommelstok touchscreen = aanraakscherm verpleger = ziekenbroeder = broeder tengels = klavier = hand = fik = klavieren = klauwen = vlerken = klauw = poot = fikken = kluif = knijper schietstroom = stroomversnelling wolkbreuk = plensbui = hoosbui = stortbui schaalverdeling = schaal uitkienen = afwegen = doordenken = uitknobbelen = knobbelen = wegen = uitmikken goocheltoer = vingervlugheid gebod = bevel = order = dictaat = commando = sommering draven = hardlopen = hollen = rennen = galopperen openbaren = uitstorten = reveleren = uitgieten = ontsluieren = onthullen = ontboezemen = blootleggen = uiten = manifesteren zoemer = klingel = huisbel = deurbel = bel = ding-dong pax = vredigheid = vrede = rust grisaille = grauwtje pilaster = wandpijler = muurpijler = halfzuil proefstuk = hoofdwerk = gildeproef = staal = monster = proef = meesterwerk = meesterstuk = sample = chef-d'oeuvre vijgenmand = vijgenmat bokje = poelsnip = watersnip handwerkje = handwerk geraken = raken = vervallen = vallen = gaan = treden = komen = terugvallen blocnote = notitieblok = schrijfblok servisch = Serviër = Servische = Servisch corioliskracht = corioliseffect betoneren = beton onverdraagzame = fanaticus = fanaat = dweper = onverdraaglijke = zeloot stilzetten = houden = stoppen = tegenhouden achting = waardering = respect = krediet = eerbied = appreciatie = aanzien = bewondering = ontzag = consideratie hinniken = gehinnik = hinnik wangbeen = jukbeen kasseisteen = straatsteen = inst Driekoningen = epifanie = openbaring = verschijning ridiculiseren = bespotten = honen = verguizen = beschimpen rolkei = kiezelsteen = steentje = kiezel Tempeliers = tempelheer = Tempelier convictie = mening = denkbeeld = oordeel = overtuiging = gevoelen = opvatting = gedachte = inzicht = inzien = stellingname = gezindheid = zin = opinie = standpunt schooltas = boekentas = ransel opeenvolging = troonswisseling = aaneensluiting = aaneenrijging = aaneenschakeling = keten kiepelton = afvalput = septische put = beerput = rioolput = kolk stropdas = das = strop lening = bastaardwoord = krediet = leenwoord zonsopgang = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad neusschelp = schelp thuiswerk = huiswerk = taak = voorbereiding = schoolwerk = huistaak = huisarbeid Republiek Gambia = Gambia vereeuwiging = verlengstuk = verlenging part = quota = gemeen hebben = schilfer = scherf = vlok = quote = gedeelte = hap = aandeel = quotum = partitie = opdeling = rantsoen = stuk = deel = portie = stukje steeg = slop = doorgang = gang = achterafstraat = achterafstraatje marketing = marktonderzoek = marktanalyse = marktverkenning Barrelhouse = café-chantant = tingeltangel prop = bal = bol = frommel hennepgras = hennep = cannabis zintuiglijk = sensorisch verlieven = verliefd worden slurfdier = slurfdieren inkopen = aanschaf = boodschap = verwerving = boodschappen = koop = aankoop bemoediging = ondersteuning = support = steun = steunpilaar afgelasting = annulering = intrekken gelidbeentje = falanx = kootbeen = kootje vitamine B2 = riboflavine betoog = gesprek = discussie = uiting = conversatie cortex = boomschors = schors cijferslot = nummerslot = letterslot = combinatieslot artilleriebeschieting = kanonnade singularis = simplex = enkelvoud boerin = landbouwer = boer = farmer = veehouder terugtrekken = terugdraaien = annuleren = afschaffen = intrekken = neerleggen = terugnemen = afhalen = herroepen = uittreden = achteruitzetten borstholte = ribbenkast pollen = stuifmeel beademingstoestel = beademingsmachine = ademhalingsapparaat = zuurstofapparaat = respiratietoestel poëma = gedicht = vers eerste leesboek = abecedarium = leesplankje = abc-boek acetonurie = ketonurie watervervuiling = waterverontreiniging schmink = grime = grimeersel = maquillage paardenbeslag = hoefbeslag = paardebeslag geleding = lid = gewricht = laag = klasse = portie = metameer = segment boodschapper = renbode = ijlbode = koerier = gezant = bode = heraut schimmel = paddestoel = zwam luisterzitting = hoorzitting tijdschriftenbak = lectuurbak serveerster = dienster pompsteen = gootsteen integraal = integraalrekening niveau = mate = hoogte = level = plan = graad = peil documentaire = docudrama zandhaas = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat kwijlen = Slabber = zabberen = druppelen trol = sleeplijn hypnoticum = soporatief = slaapmiddel case = geval = casus Uittocht = Exodus heropbouwen = herbouwen = reconstrueren welbespraaktheid = welsprekendheid = spreekvaardigheid = eloquentie = voordrachtkunst = elocutie rechtsomkeert = totale ommekeer = ommezwaai = koersverandering manubrium sterni = manubrium zweepdraad = gesel halfdek = achterdek gribus = slum = bidonville = krottenwijk = achterbuurt = sloppenwijk = krottenbuurt = slums begunstigen = favoriseren = zegenen verslechtering = aftakeling = degraderen = verarming = achteruitgang = verval voorzetsel = prepositie discussiëren = parlementeren = redetwisten = discuteren = disputeren = redekavelen = bomen = twisten natuurlijke hulpbronnen = grondstof afspelen = draaien = afdraaien aktentas = aktetas = koffertje mops = mopshond bureau = schrijfbureau = politiebureau = komode = overheidsinstelling = torso = dienst = lessenaar = kantoor = macht = kabinet = schrijftafel strafinrichting = strafgevangenis = gevang = nor = petoet = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot schorremorrie = geteisem kinderzitje = babysitter = babysit blikvanger = karakteristieke = eye-catcher = opmerkelijke = saillantie = eyecatcher prooi = prooidier = doelwit oprijg = zoom frase = woordgroep = idioom = uitspraak = uitdrukking = zegswijze = constituent mieteren = vallen = kukelen = donderen = duvelen = lazeren ruwaard = stadhouder = landvoogdes = onderkoning = landvoogd = gouverneur = regent harrewarren = rusiemaken = twisten = kibelen retorica = welsprekendheid troepenmacht = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep voetsoldaat = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = zandhaas slaaploosheid = slapeloosheid = hyposomnie sample = staal = proefstuk = proef = monster bedwants = wandluis kroonprins = troonsopvolger rondreizend = rondtrekken = zwerven chromium = chroom lila = sering = seringen beschermer = sponsor = schutsheer = voogd = verdediger = beschermheer = wachter = steun = voogdes = behoeder = bewaker = mecenas facultatief = optioneel Polaris = leidster = noordster = Poolster = tramontane these = proefschrift = scriptie entrecôte = lendenstuk = entrecote = zadelstuk = zadel mevrouw = madame = lady = juffrouw = buitenvrouw = minnares = dame = jonkvrouw = vrouw = tante geologie = aardrijkskunde object = artikel = kunstuiting = voorwerp = kunstwerk = exemplaar = kunstproduct = lijdend voorwerp = kunst kwijnen = verslappen = afzwakken = tanen = ontspannen = verflauwen = verwijven = verweken = verbleken = verzwakken killen = ombrengen = omleggen = mollen = doden = om zeep helpen = om het leven brengen = vermoorden = koud maken = liquideren = afmaken kabelspoor = kabelweg = kabelbaan drugdealer = dealer = drugsdealer rollager = kogelkussen = kogellager = rollenblok schuiftrombone = schuiftrompet = trombone = bazuin behalen = halen = boeken = verdienen = verwerven parisappel = strijdpunt = twistvraag = verschilpunt = twistappel = twistpunt = geschilpunt bankpapier = papiergeld langeafstandsloper = langeafstandloper = marathonloper beauty = schoonheid = seksbom = prachtexemplaar = bout = juweeltje = schone pubis = venusberg = venusheuvel = schaamheuvel ruimteschip = ruimtevaartuig = ruimtevaartuigen = sterrenschip = ruimtetuig aanraakscherm = touchscreen navertellen = verhalen = oververtellen = zeggen = vertellen tui = spanlijn = stormlijn = scheerlijn = tuidraad akkerbouw = veeteelt = landbouw inleiding = creatie = stichting = vorming = voorwoord = preambule = aanloop = introductie = formatie = grondvesting umpire = fluitist = scheids = arbiter jongeling = kind = adolescent = minderjarige = tiener = ding = puber = jongvolwassene = jongere = teenager = jonge boom = jong boompje medelijden = deernis = mededogen = meelij = compassie = meewarigheid = barmhartigheid = jammer = erbarmen = medegevoel = medeleven = meedogendheid chicanes = fopperij = trucage = chikane = list = valsspelerij = drogreden DDR = Oost-Duitsland = Duitse Democratische Republiek beoefenen = najagen bijbrengen = aanleren = lesgeven = onderrichten = leren = doceren = onderwijzen beeldpunt = pixel = beeldelement gelatenheid = bedaardheid = gelijkmoedigheid = beheersing = kalmte = onverstoorbaarheid = zelfbeheersing vliering = zolderkamer = zolder natuurmens = barbaar = kannibaal = wilde calcificatie = verkalking = calcinatie polderkoorts = malaria = paludisme = moeraskoorts voorganger = pastor = kapelaan = zielzorger = onderpastoor = parochiepriester = hulppredikant = rector = dominee solozanger = obligatist = solist = obligaat laten gelden = opkomen voor = doen gelden Oudengels = Angelsaksisch afvalligheid = vaandelvlucht = ontrouw = desertie studieverlof = sabbatical beetwortelsuiker = bietsuiker gewillig = vrijwillig = bereid = bereidwillig = wilsuiting omklemmen = klemmen mosterd = mosterdplant tastzin = gevoel winkelbediende = verkoper public relations = pr denationalisatie = privatisering werper = pitcher strijken = strijkgoed = strijkijzer = wrijven = strelen = aaien confetti = vruchtenhagel kachel = haard = verwarmingstoestel = kacheltje schutting = omheining = afsluiting = hekwerk = planket = hek = afrastering publieke opinie = communis opinio = volksstem kruising = wegkruising = vermenging = halfbloed = rassenvermenging = hybride = kruis = aansluiting = snijding = kruispunt = zijweg = knooppunt controleur = inspecteur = verificateur = inspectrice oxydatie = oxidatie niemand = nul = schertsfiguur discussie = gesprek = debat = forum = bespreking = conversatie = betoog = dialoog = uiting = meningsverschil neet = luizenei = luizeëi stagiair = trainee vasthouden = pakken = klampen = beethebben = vastzetten = houden = klitten = wachten = hechten = klemmen = kleven = beethouden = grijpen = plakken huisvrouw = huismoeder doodgooien = bestormen = overstromen = overstelpen = overladen = overspoelen = bedelven zeiler = draak = zeilboot = zeilster vervangingsmiddel = remplaçant = vervanger = substituut = surrogaat liefdadigheidsinstelling = liefdadigheid = liefdadigheidsorganisatie camion = truck = transportwagen = vrachtauto = vrachtwagen touroperator = reisbureau = reisagentschap = reisorganisatie = reisorganisator bint = balk ginger ale = gemberbier schil = zwoerd = spekrand = bast = schors = kast = spekzwoerd primetime = prime time torsen = sjouwen = meesleuren = meeslepen = meezeulen = zeulen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen = rondsjouwen mof = Germaan = Germaanse = Jerry = Duitse = Hun = Duitser stro = halm werkstuk = schepping = compositie = oeuvre = werk chaise-longue = chaise longue hulpbron = grondstof = ressource = natuurlijke hulpbron deugdzaamheid = zedelijkheid = zedigheid = deugd = kuisheid = eer = onschuld = eerbaarheid = eerzaamheid overvoeden = overvoeren egotripper = egoïst = egotist vleesmolen = gehaktmolen desorganisatie = roerigheid = chaos = pandemonium = ordeloosheid = wanordelijkheid = wanorde = gekkenhuis = puinhoop schuldeiser = crediteur emmetropie = normaalziendheid accessoire = toebehoren = medeplichtige = uitrustingsstuk nabootsen = imiteren = kopiëren = nadoen wassing = rituele wassing = ablutie adverbium = bijwoord golfbreker = steiger = zeedijk = paalhoofd = zeehoofd = zeewering = pier = havendam = zeebreker = breekwater = krib = landhoofd dekzeil = bâche = dekkleed = matroos onderwerk = onderstel = wagenstel nimrod = sportman = jachtliefhebber = sportvrouw showbizz = showbusiness = amusementsindustrie = amusementswereld = amusementsbedrijf schijnen = tonen = dunken = zien = voorkomen = stralen = eruitzien = toelijken = ogen = aandoen = lichten = toeschijnen = lijken = verlichten veer = pluimage = ferryboot = verenkleed = stoffer = stek = pluim = plumeau = stekkie = pont = ferry = veerboot = gevederte = pontveer = varenblad = veder = veerpont = plantenstek = veerdienst soos = club = sociëteit eerste-hulpverlening = eerste hulp = EHBO = eerstehulpverlening = E.H.B.O. Poerim = Lotenfeest = Purim sponsor = schutsheer = beschermheer = steun = beschermer = mecenas slum = gribus = bidonville = krottenwijk = achterbuurt = sloppenwijk = krottenbuurt = slums jioe-jitsoe = ju-jitsu stuwadoor = dokwerker = havenarbeider = bootwerker absenteïsme = (arbeids)verzuim = absentie = afwezendheid = afwezigheid = ziekteverzuim = arbeidsverzuim halfschaduw = penumbra cupwedstrijd = bekerwedstrijd achromasie = daltonisme = kleurenblindheid = achromatopsie rennen = hardlopen = hollen = paardenrennen = paardenkoers = draven = galopperen = harddraverij = draverij = paardenwedren vervreemd = vervreemden = vervreemding uitweiden = verklaren = uiteendoen = uiteenzetten = exponeren borrel = bel conflictsituatie = strijd = conflict patronage = auspiciën = voorteken = omen aanrommelen = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = otteren = pielen = prutsen = klooien = wurmen windenergie = windkracht = windsterkte probleemstelling = probleem = problematiek exportartikel = uitvoerartikel godshuis = kerk = kerkgebouw karmelietes = karmeliet placemat = onderlegger = mat Jonas = Jona lichtschakering = clair-obscur spoelwater = was = wasbeurt = lotie = waswater riviermond = riviermonding = uitmonding = muil = mond = monding = muide = uitloop draverij = paardenrennen = paardenkoers = rennen = harddraverij = paardenwedren kijkkast = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis weefselleer = histologie jureren = arbitreren = beoordelen = oordelen Hun = Jerry = mof nitraatmeststof = nitraat wandelwagen = kinderwagen = buggy oormicrofoon = hoofdtelefoon = oortelefoon = koptelefoon kruimelaar = kruimeldief uitlenen = lenen creditcard = kredietkaart vlaggenstok = vlaggestok bons = smak = hotemetoot = kanon = topman = klap = hotemetotem = kopstuk = slag = ontploffing = prominent = bobo = VIP = stoot directief = voorschrift = richtlijn = instructie afzetsel = lot = uitloper = rank = spruit = loot = poot = groei = scheut = schoot = telg fysiognomie = gelaatsuitdrukking = blik = gezicht = gelaatsexpressie = gezichtsuitdrukking = fysionomie overstroming = watersnood = zondvloed = inundatie = vloed = hoogwater = overvloeiing = watervloed = wateroverlast olifantsziekte = elephantiasis prijscompensatie = indexatie = indexering vermoeden = notie = gevoel = besef = veronderstellen = veronderstelling = flauw idee = aanname = giswerk = gissing = conjectuur = speculatie = voorgevoel = denk = aannemen = impressie = indruk = onderstelling nappa = schaapsleder = schaapsleer = schapenleer vernauwing = stenose = adervernauwing vruchtafdrijvend middel = abortivum duizendtal = duizendvoud = duizend = chiliade verslaving = verslaafdheid = afhankelijkheid = nood = gewenning epos = heldendicht = heldengedicht = heldenepos caesium = cesium pionierster = pioneer doorstroombaarheid = doorlaatbaarheid = doorlatendheid = doorstroming = doordringbaarheid ressentiment = rancune = haatdragendheid = wrok = verbittering gender = geslacht = genus vlaggenschip = fine fleur = keur = puikje = bloem = crème de la crème haaruitval = alopecie vrijheid van meningsuiting = de puntjes op de i zetten interieur = vulstof behang = behangpapier = behangselpapier = behangsel = wandkleed = verhanging tijdspanne = tijdsverloop = tijdsspanne = tijdsruimte = tijdruimte = tijdsbestek werkgeheugen = ram = RAM = RAM-geheugen Palestijnse Bevrijdingsorganisatie = PLO bibliotheek = boekerij = bib = bieb = gereedschapskist = boekenverzameling = boekenkast windveer = cirrus = vederwolk vrijetijdsbesteding = afleidingsmanoeuvre = liefhebberij = hobby = verpozing = relaxatie = verstrooien = ontspanning = recreatie = afleiding = vrije tijd = dolce far niente = verstrooiing = vermaak = verzet = verzetje = verstrooiïng skinhead = onderhuid = huid = vel nijd = jaloezie = jaloersheid = afgunst = ijverzucht = naijver = kinnesinne vorst = monarch = hoogheid = onpersoonlijkheid = koning = rijm = landsvorst = landsheer = vorstin = heer = afstandelijkheid = rijp = dynast lekkernij = liflafje = lekkers = heerlijkheid = traktatie minister-president = regeringsleider = MP = premier = eerste minister voetpad = wandelpad restrictie = limitatie = beperking = inperking = terugdringing = beknotting = voorbehoud steunbalk = legger = stutbalk = vloerbalk = schoor = dwarsbalk = rib alkyn = ethyn = acetyleen exposeren = tentoonstellen toerusting = uitrusting = apparatuur = outillage halsboord = halsketen = boord fanerogaam = zaadplant = zichtbaar bloeiende planten leefvorm = levenswijze = leefwijze = leefstijl = levensstijl = levenswandel = way of life = leven belastingdienst = IRS = belasting = fiscus benaderingswijze = aanval = approach = benadering orexie = eetlust theekransje = dameskransje = koffiekrans = kransje = koffiekransje lust = enthousiasme = wellust = lustgevoel = begeerte = animo = zin citroenkwast = citroenlimonade = kwast = limonade forensisme = forensenverkeer = woon-werkverkeer = pendelverkeer loflied = tussenzang = lofzang = kerkgezang = kerkzang = hymne = gezang = cantus doen gelden = opkomen voor = laten gelden pomerans = zure sinaasappel = bittersinaasappel kram = agrafe = hechtkram = wondhaakje = niet totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering = implementering kropper = doodsmak oorzakelijkheid = oorzakelijk verband = causaliteit = veroorzaking fylogenese = fylogenie = evolutie bewondering = achting = consideratie fanatisme = dogmatisme = dweperij = kwezelarij = bigotterie = geestdrijverij = starheid Brit = Britse naschrift = slotwoord = epiloog = nawoord polyethyleen = polytheen = polyetheen heraut = renbode = ijlbode = koerier = boodschapper = gezant = bode schatkist = rijksschatkist = staatsruif = rijkskas = thesaurus = staatskas ontvreemden = plunderen = jatten = beroven = ontwenden = brandschatten = roven = uitschudden = gappen = verdonkeremanen = stelen = pikken hoedelint = hoedenband = hoedenlint repro = reproductie uittypen = overtikken = overtypen = tikken = uittikken = machineschrijven = typen beduiden = aankondigen = omvatten = behelzen = veroorzaken = betekenen = voorbeduiden = waarzeggen = inhouden = voorspellen = met zich meebrengen = wichelen = zeggen = tot gevolg hebben = neerkomen Mandarijns = mandarijn = mandarijnenboom roedehoofd = eikel = glans diureticum = urineafdrijvend = plaspil overgooien = lobben inquisitie = onderzoek = enquête = navraag cassavebrood = cassave = maniok boeken = behalen = kladblok = draaiboek = bespreken = scenario = halen = inboeken = reserveren = engagement = script = voorbespreking vlaktemeter = planimeter legboor = legbuis zwichten (voor de verleiding) = toegeven meerboei = griend opkrullen = friseren = onduleren = unduleren = kroezen = krullen wildschut = jachtopzichter = jachtopziener = koddebeier sulligheid = domheid = gekheid = onbenulligheid pol = plok = pluk = toef = dot gasboiler = warmwaterreservoir = warmwatertoestel = heetwaterketel = boiler border = rand = grens = kantje = kant bestrijdingsmiddel = pesticide slaaf = heloot = lijfeigene = slavin teleurstellen = beschamen = flippen = afknappen dapperheid = heldenmoed = flinkheid = onverschrokken = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = courage = leeuwenmoed = onversaagdheid = heroïek = durf = kloekmoedigheid = branie = moed = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = guts = lef = koenheid dessin = werkje = patroon = vormgeving = tekening = design = aftekening krachtterm = verwensing = vervloeking = heiligschennis = vloek = blasfemie = godslastering overerven = vererven parameter = parameters probleemdrinker = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek kismet = lotbestemming schiethagel = hagel functie = professie = stiel = beroep = post = werk = afbeelding = baan = positie = dienstverband = betrekking = job = métier = vak = rol verkommeren = wegteren = verkwijnen = zieltogen = verpieteren = wegkwijnen tuchtloosheid = liederlijkheid = orgie = saturnaliën = lichtzinnigheid = bandeloosheid = bacchanaal = zedeloosheid = losbandigheid = frivoliteit vliegerij = luchtverkeer = vliegtuigbouw = vliegverkeer = aviatiek = luchtvaart = luchtvaartverkeer coïtus = seks = sexuele betrekkingen = wip = paring = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel haas = langoor oudeheer = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater theeblad = serveerblad = presenteerblad = plateau = blad = schenkblad = dienblad = thee rijtuig = treinwagon = break = bestelwagen = janplezier = wagon = brik = spoorrijtuig = voorhoede overtreffen = voorbijstreven = overklassen = overvleugelen = overtroeven = ontstijgen = overstijgen = overstralen = verbeteren = uitstijgen = uitsteken bizon = wisent = Europese bizon nabehandeling = nazorg expireren = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = verlopen = doodgaan = ontslapen mistel = maretak = vogellijm = mistletoe siliciumdioxyde = silicium dioxyde = kiezelzuur beklauteren = klimmen = beklimmen = omhoogklimmen = bestijgen = opstijgen beulen = ploeteren = inspannen = ploegen = sloven = sappelen horen = uitvinden = vernemen = hoorn = aangaan = toehoren = behoren = waldhoorn = voorlezen = passen = betamen = toebehoren = thuishoren = lezen = leren = hoorntje = beluisteren Jona = Jonas nabootser = imitator = namaker = na-aper liftschacht = liftkoker inmetselen = opsluiten = gevangenzetten trui = sweatshirt = sweater afwachten = rondhangen = wacht = verbeiden = beiden = bedienen = voortslepen = talmen = opwachten = lanterfanten = treuzelen = wachten = verwachten = liggen = klaarliggen transvestiet = tootsie = travestiet parochieschool = college chat = chatten = kletsen = pruttelen = babbelen = zwetsen sweater = sweatshirt = trui kortsluiten = afkaarten = beklinken = overeenkomen = afstemmen = afspreken = tot een akkoord komen = toesnijden = rijmen propyleen = propeen delegaat = afgevaardigde = gedelegeerde = gedeputeerde ongewenste elektronische post = spam = spamboodschap inkomhal = hal = entreehal = antichambre = vestibule = hall verslagenheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = depressie = somberheid = moedeloosheid = zwaarmoedigheid = gedeprimeerdheid = misnoegdheid = mismoedigheid = mistroostigheid = bedroefdheid = eenzaamheid = radeloosheid = wanhoop = demoralisatie = desolaatheid silage = inkuilen steekhevel = zuigbuis = pipet gestudeerd = bestudeerd panikeren = panieken = paniekeren = in paniek raken neerkrabbelen = opkrabbelen = neerkladden civetkat = civet uitlachen = lachen toveren = toverkunst = toverkracht = oproepen = goochelen = zwarte magie beoefenen = magie = tovenarij = toverij behandelkamer = praktijkruimte bobijn = spoel = garenspoel = klos minachten = neerkijken = depreciëren = verachten = veronachtzamen = geringschatten = neerzien afgrendelen = vergrendelen naastenliefde = broederliefde bodemerosie = erosie = corrosie utopie = zeepbel = luchtspiegeling = dagdromen = dagdroom = luchtkasteel = illusie indicie = aanwijzing = aanduiding = indicatie = symptoom = vingerwijzing mededinging = toernooi = concurrentie = rivaliteit = wedijver = competitie = concurrentiestrijd contempleren = studeren = overpeinzen = overwegen = mediteren = overdenken = stilstaan bij mep = klets = pets = tik = pats = tikje fleuret = vloszijde = vlos convers = kloosterbroeder = monnik = kloosterling = bedelbroeder = mendicant = bedelmonnik = lekenbroeder = ordebroeder = cenobiet = frater = broeder vonnis = wijzing = oordeel = veroordeling = uitspraak = jurering = toewijzing = straf = judicium = zin scrambler = crossmotor = crossmotorfiets = spraakvervormer buffetjuffrouw = barjuffrouw = barmeisje terugtocht = thuisreis = terugweg = terugreis herzien = corrigeren = verbeteren knoopsgat = boutonnière = corsage ooggetuige = profeet = ziener winnen = volbrengen = scheppen = verkrijgen = verwinnen = pakken = komen = nemen = verwerven = overtuigen = realiseren = halen = hebben = overwinnen = bereiken existentie = bestaan = wezen = voorkomen meesterkok = chef-kok = kokkin = cuisinier = kok hydrofyt = waterplant maag = balg = buikje = buik = pens = verwant = bloedverwant = abdomen = familielid = Pens smok = kukkel = smak = kus = zoen = lik knipmutsje = knipmuts splintergroepering = splintergroep valutadag = vervaldag = valutadatum = vervaldatum productiekosten = aanmaakkosten = produktiekosten = fabricagekosten schuif = la = lade = schuifla = schuiflade beeldmontage = montage = collage = zijn tijd ver vooruit ganzevoet = ganzenvoet beslommeringen = gezwets = besogne = rompslomp = rimram = besognes = beslommering vluchtstrook = schouder = berm Akropolis = akropolis verwant = bloedverwant = familielid = bloedverwante = maag = cognaat Bolivië = Bolivia armoedigheid = nooddruft = nood = behoeftigheid = armoede = armoe = pauperisme = armzaligheid = verarming = kommer clan = sibbe = volksstam = kliek = stam = soortgenoten wereldtentoonstelling = uitstalling = expo = expositie rotstekening = petroglief onschadelijk maken = onschadelijk = ontmantelen bedelarij = gebedel plompen = plonzen = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = lazeren = kegelen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen lafheid = lafhartigheid vetergaatje = oogje uitprinten = uitdraaien = printen verzaken = herroepen = verloochenen = begeven = belofte breken = opgeven radicchio rosso = roodlof resten = overschot = rest = overblijfsel = restant = overblijven = resteren = overschieten = tamp = asse = as = restje preluderen = zinspelen = alluderen forens = pendelaar willoosheid = aboulie relaxatie = afleidingsmanoeuvre = verpozing = verstrooien = ontspanning = recreatie = vrijetijdsbesteding = afleiding = dolce far niente = verstrooiing = vermaak = verzet = verzetje = verstrooiïng knoeper = baas = knots = reus = kanjer = knaap = joekel = knoert = lel = slagschip = kokkerd bankspeler = reservespeler = reserve = bankzitter pleit = strafgeding = proces = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = gerechtszaak = pleitzaak = geding = rechtshandel = procedure diaspora = verstrooiing afglijden = achteruithobbelen = achteruitmarcheren = achteruitgaan wolvet = schapesmeer = vet = lanoline = schapensmeer boomgewas = fruit = ooft wagenstel = onderstel = onderwerk ecart = deviatie = abnormaliteit = afwijking = anomalie = aberratie duizendpoot = duvelstoejager = duivelstoejager = miljoenpoot = factotum = manusje-van-alles halfprodukt = halffabrikaat = halfproduct EEG = Europese Unie = EU = Europese Gemeenschappen neer = kolk = draaikolk = maalstroom beheksen = betoveren ballastbed = bedding = ballast dakgoot = goot = straatgoot akte = nummer = oorkonde = certificaat = getuige = attestatie = bedrijf = verklaring = handeling = geloofsbrief = attest = act = accreditief = eigendomsrecht = getuigschrift tegenspreken = loochenen = weerspreken = contesteren = ontkennen = logenstraffen = als de kat van huis is = weerleggen bewolking = wolkenlaag = wolkendek staat = fysiek = vorm = configuratie = gesteldheid = gemenebest = toestand = land = conditie sporeplant = bedektbloemige planten = sporenplant lorgnet = pince-nez = lorgnon = neusknijper = knijpbril = face-à-main = handbril pijpje lak = pijpje-lak ommekeer = wending = keer = revolutie = ommezwaai = kentering = omslag immenkorf = immenhuif = bijennest = huif chloreren = chlorer sprotje = schardijn = sprot zona = antoniusvuur = herpes zoster = gordelroos controleren = waken = meting = nazien = nakijken = checken = nagaan = nalopen = heersen = overheersen = toezicht houden = prevaleren = monitoring = volgen = beheersen = surveilleren = natrekken = domineren bedotterij = mystificatie = charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichting = oplichterspraktijken = grap = afzetterij = geldklopperij = oplichterspraktijk dikke darm = karteldarm = colon tekenen = portretteren connoisseur = kenner = fijnproever = connaisseur rugnummer = nummer = numero = startnummer insuline-dependent_diabetes_mellitus = IDDM biowetenschappen = levenswetenschappen = biowetenschap sanering = gezondmaking Wendisch = Sorbisch adaptatie = aanpassing = assimilatie = modificatie = accommodatie classicisme = neoclassicisme drollenvanger = knickerbocker = kuitbroek = plusfour = kniebroek = pofbroek handboei = handboeien = manchet AJAX = Ajax Mumbai = Bombay pottenbakkersschijf = draaischijf = pottenbakkerswiel lovertje = lover = paillette Joris = Jurriaan grommelen = denderen = daveren = rommelen = dreunen gokautomaat = eenarmige bandiet = gokkast = speelautomaat = sigarettenautomaat geslachtsleven = sekse = geslacht = kunne conflict = conflictsituatie = incident = strijd = slag = veldslag = zeeslag big = Shoat antonymie = antonimie paleis = kasteel nieuw leven inblazen = doen herleven = herleven hoogverraad = crimen laesae majestatis = majesteitsschennis = landverraad vee = beesten = levende have = landbouwhuisdier = veestapel = stal = rundvee = runderen racisme = rassehaat = rassendiscriminatie = rassenongelijkheid = rassenhaat druipsteen = druipsteenpegel = stalactiet landpunt = kaap = hoek ranonkel = boterbloem outsider = buitenstaander = niet-lid overhoophalen = kliederen = kledderen = klodderen Oudkerkslavisch = Kerkslavisch = kerkslavisch noodhulp = uitzendkracht = hulpkracht jute = jutezak manusje-van-alles = duvelstoejager = klusjesman = factotum = doe-het-zelver = duivelstoejager = duizendpoot zijl = uitwateringssluis = spuisluis = spui = verlaat = sluisdeur = sluis sporter = trimtoestel = atleet soufflé = kreukel = vouw = plooi paragnost = helderziende = profeet = clairvoyant = telepaat mijlpaal = monument = keerpunt = mijlsteen moedjahedien = Mujahid breve = brevis chemisch element = element = scheikundig element naturisten = nudist = naturist = naaktloper materie = item = issue = onderwerp = grondstof = stof = substantie = thema = materiaal = punt = gegeven egel = stekelvarken = bengel = straatjongen = mol verlustigen = verstrooien = vermaken = vermeien = amuseren inschuiven = induwen burgwal = bastion = wal = muur = verschansing = bolwerk = schans = vestingwal zandpapier = roestpapier = glaspapier = schuurpapier = polijstpapier = schuurvel juffie = jongejuffrouw = juf = jongedame gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken kinderpraat = kindertaal ongeschiktverklaring = diskwalificatie = uitsluiting belezenheid = eruditie = geleerdheid = kennis = schoolkennis vlas = vlasvezel waterverontreiniging = watervervuiling veepest = veeziekte confiserie = banketbakkerswinkel = banketwinkel = office pakpapier = kaftpapier = inpakpapier rivaliteit = toernooi = concurrentie = mededinging = wedijver = competitie = concurrentiestrijd handbreed = handbreedte = greep = handvol CSO = SEH = spoedeisende hulp = centrale spoedopvang verstoptheid = hardlijvigheid = verstopping = obstipatie = constipatie praam = brandgans = duwbak = aak = neusknijper roddelpraatje = gesmoes = kletspraat = achterklap = roddel = roddelpraat = kletspraatje = konkelarij = geroddel = geklets = gerucht hameibrug = ophaalbrug = klepbrug = klapbrug = hefbrug = wipbrug = basculebrug = valbrug lichtmeter = fotoscoop = belichtingsmeter = luxmeter = fotometer achteroverdrukken = verduisteren = verdonkeremanen PMS = PMS-centrum = pms-centrum scharlakenrood = scharlaken rozemarijn = rosmarijn samenvoegen = samensmelten = toevoegen = samenkomen = link = mengen = verenen = verenigen = linken = synthetiseren = vermengen = combineren = samendoen = mixen = bijtellen = optellen = fuseren = fusioneren = verbinden = samengaan betrouwen = vertrouwen = toevertrouwen lentetijd = voorjaar = lente florijn = pieterman = piek = pegel = pop = gulden = pegels verbeelden = raden = inbeelden = nagaan = veronderstellen = imagineren = overwegen = indenken = fantaseren = voorstellen = speculeren emigratie = uitwijking = landverhuizing borium = boor knikkebollen = knikken determinatie = besluit = vaststelling neuroticus = zenuwpatiënt welvaartspeil = levenspeil = levensstandaard overtuigingskracht = uitdrukkingskracht = gelding = validiteit = overredingskracht = geldigheid Duits = teutoons = Duitse computergebruik = computeren = informatica sterneusmol = stermol verwerven = behalen = scheppen = winnen = verkrijgen = volbrengen = komen = aanschaffen = nemen = realiseren = halen = verdienen = bereiken waterbassin = stuwmeer = waterreservoir = spaarbekken = waterbekken redekavelen = discussiëren = parlementeren = redetwisten = discuteren = disputeren = bomen = twisten gemeenteverordening = huishoudelijk reglement = verordening = politieverordening = politievoorschrift noordster = leidster = Poolster = tramontane = Polaris eenpansmaaltijd = ovenschotel obligatist = solist = solozanger = obligaat kwijten = sjouwen = volbrengen = afleggen = treffen = uitvoeren = uitrichten gasvorming = vergassing = gasontwikkeling mijnwagen = tram knipmuts = knipmutsje portemonnee = geldbuidel = geldzak = geldtas = beurs = zak = knip = portefeuille nougat = noga minuut = tel = seconde = moment = origineel = ogenblik = punt = notulen baardschurft = schurft = scabiës = impetigo = baardschimmel potentiometer = potmeter spaarvarken = spaarpot bestuderen = studeren = uitspitten = analyseren = studie = onderzoeken = bestudering puntendeling = gelijkspelen = draw = gelijkspel drumspeler = trommelslager = drummer = slagwerker = tamboer = trommelaar vervloeking = verwensing = verwensen = ban = krachtterm = banvloek = anathema = verdoemen = nemesis = vloek = maledictie = vervloeken = doem = godslastering = vermaledijen = verderf h = stonde = uur afbranden = brandwond boontje = gehoorbeentje = botje = gehoorbeen verwonding = kwetsuur = trauma = wond = laesie = letsel = wonde sigarenpeuk = sigarepeukje = sigarenpeukje = sigarepeuk recreatieoord = recreatiegebied = vakantieoord hulpbrug = noodbrug = baileybrug kankerwijf = kutwijf = bitch = slet = kreng ademhaling = respiratie = pauze = ademteug = asem = adem = adempauze otologie = oorheelkunde gerommel = donder = gedonder = oplichterij = geknoei = gesjoemel = knoeierij = gemekker = fraude = rumble = geknor = hoax escorte = escorteren = begeleiden ondersoort = ondersoorten = subspecies reminiscentie = herinnering noodweer = zelfverdediging karavaan = konvooi = trein = caravan dagdromen = zeepbel = utopie = in hoger sferen zijn = luchtspiegeling = dagdroom = luchtkasteel = dromen = illusie wokken = wadjan = wadjang = wok afstemmen = afkaarten = stemmen = beklinken = overeenkomen = afspreken = afstellen = tot een akkoord komen = toesnijden = kortsluiten = rijmen vlinderslag = vlinder afdraaien = afspelen = draaien brandstapel = houtmijt = houtstapel wenselijkheid = raadzaamheid = aantrekkingskracht = begeerlijkheid = aantrekkelijkheid = bekoring demaskeren = ontmaskeren luchtvervuiling = luchtverontreiniging = verzuring timbre = hele toon = geluid = klankkleur = toonhoogte = toon = noot misgeboorte = miskraam = abortus = misdracht = doodgeboorte = monstrum meenemen = verkrijgen = leren = meepikken = opsteken = ondervinden minzaamheid = hartelijkheid = vriendelijkheid = jovialiteit = innemendheid = beminnelijkheid = welwillendheid misogijn = misogaam = vrouwenhater = misogyn petrochemicaliën = petrochemisch toepasbaarheid = doelmatigheid = toepasselijkheid luxaflex = persienne begenadiging = amnestie = gratie = gratieverlening = remissie krankzinnigengesticht = dolhuis = inrichting = gesticht = zothuis = gekkenhuis bomtrechter = bomgat = bomkrater erotiek = pornografie = porno contesteren = tegenspreken = aanvallen = betwisten = bestrijden = aanvechten = weerleggen manchet = handboei = kraag = schuimkraag = opdagen = omslag = handboeien Nadenken = muse = Muze sciencefiction = SF = science fiction politieapparaat = politiemacht = kit = wet = politie = hermandad = prinsemarij salaris = arbeidsloon = wedde = honorarium = bezoldiging = traktement = gage = arbeidsinkomen = loon = remuneratie groepswerk = samenspel = teamwork kousenband = kousophouder = kouseband = jarretel = sokophouder = jarretelle = jarretel(le) ruitjesstof = ruitje = Schotse ruit = schotse ruit = tartan hetze = lastercampagne = leugencampagne leesvoer = lezing = voorlezen = lectuur beknoptheid = kortheid = bondigheid lofspraak = laudatio = lofprijzing = laudatie = éloge = panegyriek = lofzang = lofrede = lof krokodillebek = krokodilleklem = krokodillenbek = krokodillenklem koortsmiddel = koelmiddel = antipyrine alinea = paragraaf Vlaamse gaai = gaai verstedelijking = urbanisatie verpleging = voorzichtig = zorg = onderhoudswerkzaamheden = onderhoud = zorgen voor = onderhoudswerk = ziekenverpleging Amerikaans-Engels = Amerikaans Engels = Amerikaans faam = bekendheid = roem = glorie neukpartij = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel bedelbroeder = monnik = kloosterbroeder = convers = mendicant = bedelmonnik = lekenbroeder = ordebroeder = frater = broeder jachtpartij = jacht = weispel = weidspel aardedonker = gitzwart = pikdonker abbreviëren = verkorten = afkorten fiscus = belastinginner = IRS = belasting = belastingdienst degraderen = afprijzen = aftakeling = achteruitgang = verval = verslechtering oorlog = krijgsvoering = oorlogvoering = krijg = krijgsbedrijf westen = avondland = occident = west productieproces = sector = werklust = produktieproces = industrie = nijverheid bedrijfsleer = bedrijfskunde benodigdheden = vereiste = voorwaarde = eis = behoeften Saudi-Arabisch = Saudisch lanceerinrichting = raketinstallatie plasma = bloedplasma purgans = laxans = laxatief = purgeermiddel = purgatief = purgeerdrank = laxeermiddel ecoloog = ecologist = natuurbeschermer = milieudeskundige = milieufreak = milieuactivist = milieubeschermer praatje = babbel = klap = kout = babbeltje = geruchten = gerucht = mare verzoek = verzoekschrift = onderzoek = petitie = rekest = vraag = aanvraag = navraag = petitionnement = nasporing = smeekschrift koorddanser = evenwichtskunstenaar vervolgonderwijs = midelbaar onderwijs bindmiddel = temper = verdikkingsmiddel terugweg = terugtocht = thuisreis = terugreis kolengas = steenkolengas = steenkoolgas expliciteren = toelichten = verduidelijken = preciseren = verdietsen = verhelderen = aanscherpen importheffing = invoerbelasting = invoerrecht = invoerheffing internaliseren = verinnerlijken beladen = zadelen = opdragen = opzadelen = belasten = opgeven fototoestel = camera = fotocamera handelsbrief = zakenbrief doorzenden = doorgeven = doorsturen = nazenden populariseren = vulgariseren schoorsteenmantel = schouwmantel = schouw = schoorsteen waanvoorstelling = waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma variëren = fluctueren = wijzigen = veranderen = converteren = altereren = modificeren = changeren = wisselen = herscheppen = omzetten bladrollers = bladroller restaurateur = restauranthouder = waard = herbergier = waardin keuren = speuren = analyseren = naspeuren = aftasten = examineren = onderzoeken = vorsen behoud = natuurbehoud = heil = afkoping = conservering = handhaving = heiliging = reiniging = conserveren = verduurzaming = bevrijding = consolidatie = behoudenis = vrijkoping = natuurbescherming = redding = instandhouding = zaligmaking = verlossing geruchtenmolen = tamtam = wijnrank = mond-tot-mond gebruiken = manieren = pakken = gewoonte = benutten = bezigen = nemen = mos = toepassen = geplogenheid = usus = gebruik = verwerken = praktijk = utiliseren = aanwenden = usantie = hanteren = scoren ontmantelen = onschadelijk maken = demonteren = onschadelijk stilstaan bij = studeren = overpeinzen = overwegen = contempleren = mediteren = overdenken verzanding = zeebank = zandbank = zandplaat bobby = veldwachter = champetter = koddebeier sojasaus = ketjap rijn = Rijn laak = lee = waterloop = wetering = watering in gebruik nemen = opstelling invoelen = aanvoelen demonstrant = manifestant = betoger rijkshotel = strafgevangenis = gevang = nor = strafinrichting = petoet = kast = bak = cachot = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot wapenstok = ploertendoder = matrak = gummiknuppel scheerkwast = zeepkwast veldmaarschalk = maarschalk hemlockspar = scheerling puber = adolescent = tiener = jongeling = teenager = jongvolwassene spanningsregelaar = stroomregelaar filosoof = denker = wijsgeer amusementsbedrijf = showbusiness = amusementsindustrie = amusementswereld = showbizz tierelantijntjes = franje = prul = barrel = tierlantijntjes = prulletje = prulding = vod = pruts = prullaria = lor collectant = collectioneur = verzamelaar eigengerechtigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = rebellie = stijfkoppigheid = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid schapenvacht = wol = schapenwol = schapewol meteosatelliet = Weersatelliet = weersatelliet kortere weg = binnenweg laagtij = laagwater = eb = ebtij steunwortel = luchtwortel = steltwortel delirium = razernij ziekteverwekker = pathogeen = ziektekiem = ziektestof g = gram insluimeren = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = expireren = doodgaan = ontslapen zich inmengen met = tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = inmengen = bemoeien = encanailleren = afgeven = inlaten = tornen bat mitswa = bar mitswa dresseren = temmen = drillen = africhten bastaardzuster = halfzuster = halfzus textiel = manufacturen = kleed = stof = goed = textielnijverheid = vod = doek = weefsel = geweven stof = textielindustrie fabel = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = verzinsel = inventie = fictie = sprookje = parabel = verdichtsel = apoloog = gelijkenis horticultuur = tuinderij = tuinbouw herediteit = erfelijkheid vliegtuigvoortstuwing = voortstuwing = aandrijving rockmuziek = rock = Rock n roll Engels gras = bank graf = grafkamer = tombe volhouden = volharden = doorbijten = blijven = persisteren = standhouden = uitzingen = persevereren = doorzetten = doordouwen Odyssee = odyssee hoepelrok = crinoline tijdvak = eeuw = tijd = era = tijdperk stimulatie = stimulering = aansporing = excitatie = aanmoediging muntgeld = specie = metaalgeld = geldspecie = muntspecie weerzin = hekel = afschuw = onwil = gruwel = afschrik = balorigheid = walging = afgrijzen = weerstand = tegenzin = degout = afkeer = onwilligheid = aversie eerstejaars = eerstejaarsstudent = feut sonoriteit = resonantie = weerklank = weergalm veelvlak = polyeder laatdunkendheid = dédain = geringschatting = depreciatie = minachting = verachting verstening = fossiel = petrificatie = petrefact opsluiting = detentie = wielblok = wig = gevangenschap kraamvrouw = vroedvrouw = accoucheur = verloskundige = baker motto = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk ukkepuk = hummel = dreumes = krummel = kleuter = wurm = puk = kabouter = kruimel = dreutel = keutel = peuter getrouwheid = natuurgetrouwheid = trouw = loyaliteit klusser = klusjesman meteoriet = vallende ster = meteoor = meteoroliet bursitis = slijmbeursontsteking heupfles = zakflacon onbeschaamd = schaamteloos aaseter = straatveger = aasdier = jutter epidemie = modegril = epidemisch = gril = rage plakbord = mededelingenbord = prikbord wassen = aangroeien = groeien = vermeerderen = schoonwassen = aanwassen = meerderen = spoelen motorschip = motorboot stoomboot = stoomschip jachten = opschieten = jagen = haasten = vlotten = voortmaken = voortjagen = verhaasten = bespoedigen pacifist = peacenik = antimilitarist buurt = vlek = milieu = stadsdeel = gehucht = omtrek = buurtschap = kwartier = sectie = gat = contreien = kader = omstreek = wijk = nabijheid = contreie = omgeving = omstreken miskraam = misgeboorte = afdrijving = abortus = misdracht = doodgeboorte = monstrum verschilpunt = parisappel = strijdpunt = twistvraag = twistappel = twistpunt = geschilpunt politiek = regering = gouvernement = strategie = bestuur = staatkunde = aanpak = tactiek = beleid geheime dienst = staatsveiligheid afvalhoop = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = deponie = stort = ashoop = stortplaats = afvalstort = asvaalt zakrekenmachine = rekenautomaat = rekentuig = rekenmachine exportprodukt = uitvoer = exportproduct desacraliseren = schenden = profaneren = ontheiligen = ontwijden kippigheid = kortzichtigheid = myopie = bijziendheid toetakelen = bewerken = afranselen = maltraiteren = mishandelen liegbeest = jokkebrok = bedrieger = draaikont = leugenaar intro = prelude = introductie = entree = voorspel = preludium = preambule nationaal park = landschapspark = natuurbeschermingsgebied = natuurgebied leemgrond = leem nastreven = mikken = dingen = spiegelen = ogen = streven = volgen = navolgen = ambiëren verbrandingsinstallatie = vuilverbrandingsoven = lijkoven = vuilverbranding = crematieoven = verbrandingsoven maaksel = makelij = gewrocht = fabrikaat nalaten = abstineren = over het hoofd zien = deponeren = verzuimen = legateren = laten = achterlaten = inhouden = vergeten = overdragen = onthouden armbuigspier = spierballen = tweehoofdige armbuigspier = biceps = elleboogbuiger patrimonie = patrimonium parade = tegenstoot gadget = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = niemendalletje = frutseltje = apparaat = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen = toestel = hebbeding = apparaatje frontlinie = frontlijn = front zenuwcrisis = zenuwinzinking machtsverheffing = machtsverheffen ereschavot = kansel = platform = erepodium = schavot = spreekgestoelte = estrade = preekstoel doelpunt = goal knuffelbeer = teddybeer bastaardselder = maggi = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht krultang = friseertang = haarkruller = friseerijzer tijdsindeling = planning dictionaire = lexicon = vertaalwoordenboek = woordenboek terroristisch = terrorist = terreurpleger = terroristische samovaar = samowar = samowaar tl-verlichting = buisverlichting = neonverlichting = tl bevrijden = redden = behouden = verlossen = afhelpen = vrijmaken = vrijkopen = loswerken = ontwarren gatsometer = snelheidsmeter = tachograaf manipulatie = bewerking loge = portierswoning = vrijmetselarij = box = doos overweging = considerans = beschouwing = grond = afweging = bespiegeling = reflectie = ratio = contemplatie = berekening = motief = beweeggrond = reden = consideratie = motivatie = overpeinzing = beweegreden = drijfveer knipperen = knipogen = flitsen = knippen verwijt = berisping = reprimande = reclametermijn = terechtwijzing basiswoord = stamwoord = etymon = grondwoord hulpje = hulpmiddel = hulp = helper = bijstand = utiliteit = bediende actuaris = verzekeringsexpert = verzekeringswiskundige echtbreuk = overspel weitas = jagerstas luchtverkeer = vliegerij = vliegtuigbouw = vliegverkeer = aviatiek = luchtvaart = luchtvaartverkeer cent = penning = penny = dollarcent turfachtig = veenachtig congreslid = Congreslid blindering = pantser = pantsering inburgering = integratie meubileren = bemeubelen = meubelen lottospel = fuif = bingo = lotto voorzeggen = voorspellen = profeteren = orakelen = aankondigen stroomafnemer = pantograaf = tekenaap adynamie = spierzwakte lippenrood = lippenstift variabiliteit = pluriformiteit = heterogeniteit = range = diversiteit = verscheidenheid = pluraliteit zwemkleren = badgoed = badkleding = zwemkleding = strandkleding bankinstelling = bankieren = bank = bankiershuis golftheorie = ondulatie-theorie = ondulatietheorie neusbeen = neusbeentje voortbeweging = motoriek verdovingsmiddel = verdoving voorzitten = presideren cedel = tabel = dienstregeling = ceel = programma = planning = tafel practical joker = schavuit = practical-joker = Tricker priemen = steken = prikken kankeren = beklagen = reclameren noordeling = noorderling potentaat = commandant = machtswellusteling = geweldenaar = dictator = despoot = dwingeland = tiran rogvissen = rogvis steentje = kiezelsteen = rolkei = vuursteen = kiezel = keisteen = vuursteentje k = kanker fitting station = assemblagefabriek Doornroosje = Schone Slaapster woonomstandigheden = woonklimaat = woonsituatie ether = dampkring = lucht = atmosfeer tooien = optuigen = decoreren = opsieren = versieren = sieren = optooien = verfraaien = opsmukken bijvoeglijke bijzin = betrekkelijke bijzin = relatieve bijzin kleermaakster = snijder = coupeur = kleermaker = tailleur vastnemen = pakken = nemen = vastgrijpen = vatten = grijpen = graaien = grissen = beetpakken = toegrijpen derving = verlies = ontneming = gemis = ontbering kruisbeuk = dwarsbeuk = dwarsschip = dwarsvleugel = transept verergeren = verslechteren = slechter worden computerisatie = informatisering = computerisering kunstenaar = kunstenares keurmerk = kwaliteitsmerk = keur = keurstempel = ponsoen beslaan = omringen = omvatten = omcirkelen = omgeven = occuperen = insluiten = bezetten = omsingelen = doen = aanslaan nevenrol = figurant troubadour = minnezanger = minstreel = trouvère afleidingsmanoeuver = verlegging rijksbelasting = staatsinkomsten = impost = schatting = overheidsinkomsten = belasting = taks = census vrijwillig = bereid = bereidwillig = gewillig = wilsuiting Kaukasië = Kaukasus drijfgas = stuwstof inundatie = watersnood = vloed = overstroming = wateroverlast zoutvaatje = zoutstrooier = zoutvat milieukunde = ecologie petemoei = peetmoeder = meter = peettante = doopmoeder wettigen = vergeven = verontschuldigen = legitimeren = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = legaliseren = decriminaliseren pose = positie = stand = houding influisteren = inblazen revalorisatie = revaluatie = herijking = opwaardering = herwaardering = herbeoordeling triomferen = zegepralen = zegevieren fuif = bingo = boerenkermis = lottospel = do = lotto Aralzee = Aralmeer piëteit = godsvrucht = devotie = toewijding = godsdienstzin = godvruchtigheid grootmoeder = opoe = grootje = oma = bomma = omoe = grootmama voortspruiten = teruggaan = wortelen = komen = ontspruiten = ontspringen = voortkomen = ontspinnen = stammen netvlies = retina stupiditeit = dommigheid = flater = misslag = stommigheid = blunder = uitglijder = zinloosheid = inhoudsloosheid = miskleun = ezelachtigheid = domheid = misser = enormiteit = zeperd = ongerijmdheid = misgreep = stommiteit Volksrepubliek China = China baggermachine = baggermolen = baggerschip = moddermolen oenoloog = wijnkenner Oranjeklant = Oranjegezinde = orangist = oranjeklant mortel = cementspecie = specie = houwitser = cement = mortier SEH = CSO = spoedeisende hulp = centrale spoedopvang calamiteit = tragedie = drama = ramp = onheil = rampspoed = catastrofe capriool = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bokkensprong = bevlieging = bokkesprong = caprice = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = aandrift = gril = luim aartjes = doorn = stekel = dorentje = prikkel kortademigheid = dyspneu = aamborstigheid smarten = bedroeven = betreuren = verdrieten rede = hersens = denkvermogen = prevelement = toespraak = hoofd = brein = redevoering = oratie = geest = nous = ankerplaats = ratio = psyche = geestvermogen = verstand = speech kleerhanger = hanger globe = aardbol = aardglobe = wereldbol ganzenjong = domme gans = gansje conjuratie = complot = kuiperij = collusie = samenzwering = komplot = conspiratie = intrige ceintuur = veiligheidsgordel = band = buikriem = broeksband = gordelriem = broekriem = draagband = riem = rokband = dreun = gordel vanvalk = nesteling kneuswond = contusie = bloeding = kneuzing jarretel(le) = kousophouder = ophouder = kouseband = jarretel = kousenband = sokophouder = jarretelle = beugel ballotage = stem = votum = verkiezing = stemming aanmodderen = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanrommelen = otteren = pielen = prutsen = klooien = wurmen beatnik = beatniks = wanbetaler = Deadbeat spruitjes = spruit = spruitkool multiplier = factor = multiplicator = vermenigvuldigingsfactor = vermenigvuldiger staartkant = staart = achtervolger weidspel = jacht = jachtpartij = weispel omscholing = herhaling = herscholing verbergen = benevelen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = wegduiken = verhullen = schuilen = verbloemen = maskeren = versluieren = verdoezelen = wegschuilen stuffen = gummen = uitvlakken = gommen = wegvagen = uitvagen = wegvegen pensionaat = kostschool = internaat gebitsprothese = kunstgebit = tandprothese = gebit muls = strooisellaag = mulch = strobed onbedrevenheid = onervarenheid pookster = pook = poker spruitkool = spruit = spruitjes wandschroot = platstuk = lat = regel = richel patrouille = verkenningspatrouille aanhankelijkheid = trouw zijn aan = trouw = adhesie = steun = verplichting = engagement = verbintenis = toewijding zuiveringszout = maagzout vluchtrecorder = black box = zwarte doos = vluchtcomputer = registratiecomputer = vluchtregistrator gaatje = hol = opstopping = gat = jam = opening = holletje = mond = repareren levende have = landbouwhuisdier = vee = stal = veestapel vishandelaar = visvrouw = visboer parlementeren = discussiëren = redetwisten = discuteren = disputeren = redekavelen = bomen = twisten auguren = waarzegger = augur = wichelaar Middeleeuwen = middeleeuwen = ME bekkengordel = pelvis = bekken paardenhoofd = maanvis chiromantie = handleeskunst = chirologie = handlijnkunde doyen = oudste = Doyen = deken disgenoot = tafelgenoot = kostganger uitwerpsel = ba = drek = faecaliën = excrementen = excrement = uitwerpselen = schijt = ontlasting = kak = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = drol = derrie = afgang = beer = stront = feces schaafmachine = schaafbank = schaaf variété = revue = vaudeville kaalheid = steriliteit = onvruchtbaarheid pus = etter = plutonium bijeentellen = optellen = samentellen feodalisme = leenstelsel boeventaal = omgangstaal = koine = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = vakjargon = Bargoens = kunsttaal plensbui = stortbui = regenstorm = hoosbui = wolkbreuk haarvlecht = wrong = tres = haarlok = toet = vlecht = haarstreng = haarwrong afzakken = zakken recipiëren = ontvangen = inhalen = opvangen = verwelkomen = onthalen verstaan = snappen = geloven = begrijpen = volgen = doorhebben = inzien = doorzien = bevatten = vatten = weten klos = bobijn = garenspoel = spoel angstdroom = oneirodynie = nachtmerrie mate = niveau = level = plan = bereik = graad = peil televisiezender = TV-zender = zender betalen = lappen = dokken = neertellen = neerleggen = uitbetalen = verdienen = schokken allee = weg = laan = lei = boulevard = avenue medicijn = artsenijleer = medicament = drug = heelmiddel = geneeskunde = drogeren = medicijnen = geneesmiddel = artsenij = farmacon reservespeler = reserve = bankzitter = bankspeler luifel = zonnescherm = markies = zonnetent = baldakijn = hemel = ventilatiekoepel bovendek = hoofddek = opperdek branieschopper = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = herriemaker = pronken = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper mindere = ondergeschikte = onderhorige rubberband = elastiek = elastiekje spreker = prater = taalgebruiker = luidspreker = speaker = box watertoren = pompstation = waterstation middagschaft = theepauze = koffiepauze capituleren = overgeven = cederen = platgaan = zwichten = bezwijken telfout = optelfout mare = mededeling = boodschap = tijding = bericht = geruchten = gerucht = praatje obscuriteit = onduidelijkheid doemsdag = laatste oordeel = dies irae = oordeelsdag = doemdag = dag des oordeels stikstof = azotum = nitrogeen keurslijf = korset = kledingstuk = lijf = lijfje = keurs gevrij = geflikflooi = getortel = liefdesspel = liefdespel = vrijpartij wreefgedeelte = wreef Elgar = Adelger eetlust = orexie = honger = appetijt = zin = trek vakgenoot = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = medewerker = confrater = collega = gildenbroeder blancovolmacht = carte blanche uitkering = vervangingsinkomen = stempelgeld = bijstand = nut = recht op = welzijn = voordeel = dop = gezondheid = steun = aanspraak = subsidie sulfer = solfer = zwavel rozenbottel = bottel = rozebottel verenen = verenigen = samendoen = samenvoegen = synthetiseren dagen = komen = rijzen = dagvaarden = lichten = aanbreken = indagen = aankondigen outillage = uitrusting = apparatuur = toerusting = materieel zefier = bries toekomen = rondkomen = toekunnen = uitkomen = genoegen nemen = mee omgaan wespentaille = wespetaille aanvechting = drang verlullen = aangeven = verklikken = bedriegen = verraden = verklappen = misleiden bractee = schutblad basisvoedsel = basisch urineleiderontsteking = pisbuisontsteking = urethritis duivenhok = slag = til = duiventil lenteëvening = voorjaarsnachtevening = lentenachtevening paso doble = pasodoble spreidstand = overspanning inanitie = malnutritie = hypotrofie = ondervoeding boetedoening = penitentie = repressie = zelfvernedering = afstraffing = bestraffing = straf = boetvaardigheid = berouw = inkeer uiterste = uiteinde = extremiteit piechem = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke minimumloon = loonvloer leder = leer pitvis = liervis = schelvisduivel doen denken = terughalen = eraan denken = herinneren = reproduceren = zich herinneren = gedenken = te binnen schieten = onthouden doodgraver = grafdelver = koster = grafgraver = kosteres wijnberg = wijngaard = wijnboerderij petit mal = gemis torso = ribbenkast = romp = komode = bureau = kantoor = tors = bovenlijf = borstkas = borst villa = patriciërshuis = slaapzaal = studentenhuis = herenhuis boekdeel = volumen = volume = deel peperplant = peperstruik = peper = peperboom reproduktie = propagatie = procreatie = reproductie = vermenigvuldiging = voortplanting bevalligheid = affiniteit = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = zuigkracht = attractie = gratie = elegantie = zwier = élégance = sierlijkheid = klasse = stijl = aantrekkelijkheid = bekoorlijkheid bus = omnibus = dubbeldekker = cilinder = klein busje = rol = autobus vergeet-me-niet = vergeet-mij-nietje = vergeet-mij-niet schaamte = schaamtegevoel = schandaal = aanfluiting = schande = afgang = gêne miskleunen = een steek laten vallen = blunderen = vergalopperen verfijning = zuivering beknelling = uitlokking waarschuwen = waarnen = mededelen = vooraf waarschuwen = meedelen = verwittigen ankertros = ankertouw methanol = houtgeest = brandalcohol = hydroxymethaan = houtalcohol = methylalcohol hondebrood = hondenbrood = hondebrokken = hondenbrokken vaklui = ambachtslui = stiel = gilde = ambacht = stielmannen = toestel = handel waaierbrander = vleermuisbrander laadhoofd = luikopening luchthartigheid = onbezorgdheid = onverschilligheid = zorgeloosheid hagelkorrel = hagelsteen = hagelbol rondzien = zoeken Advocaat = advokaat knar = kersepit = hoofd = hoofdje = bolletje = knikker = harses = kersenpit = kanis = kop = test = kruin = bol houtmijt = houtstapel = brandstapel kernsmelting = fusie = kernfusie = meltdown kaartlezer = ponskaartlezer martelaar = geloofsgetuige = martelares hypnolepsie = slaapzucht = narcolepsie = lethargie = futloosheid = lusteloosheid zakengeest = mercantilisme = handelsgeest = koopmansgeest slapheid = slapte = zwakte = kwetsbaarheid = zwakheid = afgeleefdheid = kreupelheid = krachtloosheid bestand = computerbestand = file = wapenstilstand = databestand = gegevensbestand = staakt-het-vuren haard = komaf = verwarmingstoestel = kachel = kraamkamer = wieg = schouw = origine = stookplaats = afkomst = open haard = bakermat = oorsprong = herkomst = kacheltje misdaad = zwaar misdrijf = wanbedrijf = inbreuk = zware misdaad = wetsdelict = vergrijp = delict = wangedrag = overtreding = wetsovertreding = wandaad = misstap = euveldaad = misdrijf = felonie neurowetenschap = neurowetenschappen grondverzetmachine = bulldozer = shovel verdubbelen = doubleren = redupliceren hoepelbenen = o-benen scheepskiel = kiel herinneringsvermogen = herinnering = memorie = geheugen amuseren = vermeien = gastvrij ontvangen = verstrooien = vermaken = entertainen = gastvrij onthalen = verlustigen = ontvangen = diverteren = onderhouden = onthalen autoped = scootmobiel = step wet van Hubble = Hubbleconstante clou = pointe pots = ka(r)poets = kapoetsmuts = kapoets dictie = zegging = uitspraak lijpo = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke platwormen = platworm hoofdkerk = dom = domkerk = kathedraal = munsterkerk = munster valgeland = braakland = valg = dries escaleren = uitbreiden = verhevigen = toenemen krijtje = krijtgesteente = krijt laai = vuur = vlam huismoeder = huisvrouw mindervalide = invalide = andersvalide telefoonaansluiting = aansluiting = connectie = verbinding = schakeling sesam = sesamzaad wijngaard = wijnberg = wijnboerderij onbeheerdheid = onbeslistheid = onzekerheid staander = paal = stander sein = signaal busbar = autobus doorlaatpost = controlepunt = controlepost exprestrein = snelbus strandjutter = stranddief = jutter stembanden = stemband taalbarrière = taalkloof hondevoer = hondenvoer volks = ongeschoold = onopgevoed uitlekken = uitkomen blijk = getuigenis = bewijs = getuige = proeve = proefje = proef afscheiden = uitscheiden liefdespel = geflikflooi = getortel = liefdesspel = gevrij = vrijpartij cederappel = sukade zaadkiem = insect = beestje = microbe toneelopvoering = toneelvoorstelling = opvoering = toneeluitvoering Noors = noors leegstand = vacature freesbank = frees zaaddodend = spermacide puls = stroomstoot = ritme = cadans = maat = impuls zwager = schoonbroer tetra = weefsel = gaas tikwerk = typewerk toerist = vakantieganger = toeriste rustplaats = hol = bed = slaapplaats = schuilplaats = leger = slaapgelegenheid = huisvesting applicatuur = vingerzetting = greep einddiploma = vakdiploma = diploma = schooldiploma vensterruit = ruitje = vensterglas = ruit Algerijn = algerijns = Algerijnse staartgeboorte = stuitgeboorte gracht = ringgracht = vaart = slotgracht = vaartje = kanaal = vest = vestinggracht lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien raamluik = rolluik = luik = vensterluik = blind koning = monarch = hoogheid = landsvorst = vorst = landsheer = vorstin = heer = koningin = dynast onbevallig = onelegant levenswijze = leefwijze = leefstijl = levensstijl = levenswandel = leefvorm = way of life = leven mishandeling = wangebruik = beschimpingen = misbruik pulver = poeder = buskruit = poeier = stof = kruit land = landerijen = open veld = landouwen = gemenebest = platteland = staat = vasteland = gewest = provincie = grond = landstreek = streek = grondgebied = gouw = regio = vaderland uitvoering = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = volbrenging = realisering = implementering stabilo = staartvlak gebruiksvriendelijkheid = bruikbaarheid stadsuitbreiding = conurbatie = stadsgewest = agglomeratie mijt = mijten signaalvlag = vlaggen = vlag expressiviteit = zeggingskracht = uitdrukkingsvermogen neoclassicisme = classicisme vermageren = afvallen kropbrood = boerenbruin = bruinbrood grammofoonplaat = draaischijf = plaat = plaatje = single opvallen = onderscheiden = vloeken glucose = druivesuiker = dextrose = druivensuiker anomaly = afwijking = onregelmatigheid conclusie = decisie = besluit = eindoordeel = slotsom = gevolgtrekking = afgeleid gegeven = beslissing = bevinding cardioloog = cardiochirurg politievoorschrift = gemeenteverordening = huishoudelijk reglement = verordening = politieverordening stempelmerk = stempel pruimelaar = pruimenboom = pruim treden = raken = vallen = geraken = gaan = komen census = impost = schatting = rijksbelasting = belasting = taks vervuilen = verontreinigen dieet = regime = parlement = rijksdag reprobatie = misprijzen = afkeuring dualiteit = ambivalentie = dubbelheid = dualisme = tegenstrijdigheid = tweeslachtigheid niks = nul = iets = niets personifiëren = verpersoonlijken = belichamen = incarneren cargo = scheepsvracht = vracht carnavalstijd = carnaval lingot = baar = staaf luciditeit = spitsheid = scherpte = scherpzinnigheid = schranderheid = vernuft oordeelsdag = laatste oordeel = dies irae = doemsdag = doemdag = dag des oordeels wakker maken = oproepen = wekken lensafsluiter = luik = sluiter slager = slachter = onmens = chirurg = monster = beestmens = bruut = beul = beest = wreedaard = nero speelhol = gokhol = gokpaleis = speelbank = speelhuis = goktent = casino kretijn = waanzinnige = cretin = gestoorde = mogool = gek = geesteszieke = mongool = debiel = krankzinnige = idioot = imbeciel inschikkelijk = toegevend = gedwee = meegaand schoudervulling = padding lichting = buslichting cheque = betaalcheque = controle verkoopautomaat = automaat coven = kliek = oploop = heksenkring moederschoot = schoot = uterus = baarmoeder pelgrim = bedevaartganger = bedevaarder = bedevaartsganger kledingkast = kleerkast = kast gereedschapskist = boekenkast = bibliotheek inleg = inleggeld = mise = inlage = inbreng hoofdklasse = eredivisie dorsvloer = deel premie = prijs = beloning = bonus = buit karretje = caddie = winkelwagen = boodschappenwagentje = winkelwagentje morgenster = Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = demoon = Satan = mefisto = duivel = dagster = droes = hellevorst = satan = lucifer prikkel = prikkeling = stimulans = dorentje = opwekking = stekel = aanmoediging = knip = doorn = aartjes = tinteling = vingerknip Joh = Johannes = Evangelie naar Johannes Republiek der Fiji Eilanden = Fiji = Fidji Pruisisch = Pruis ontstekingsmiddel = ontstekingsmechanisme monoloog = alleenspraak = zelfgesprek academisch jaar = klas = leerjaar = collegejaar = cursus staniol = bladtin = aluminium folie = tinfoelie = stanniool = zilverpapier = foelie = tinfolie = folie opkomst = beklimming = stijging = opklimming = opstijgen = Hemelvaart = hemelvaart = bestijging getijdenboek = breviarium = brevier T-shirt = t-shirt balans = evenwicht = evenwichtsgevoel = equilibrium deelneming = geëngageerdheid = compassie = rouwbeklag = medeleven = participatie = condoléance = deelname = engagement = betrokkenheid = condoleantie = innige deelneming opheffingsuitverkoop = liquidatieuitverkoop = uitverkoop = leegverkoop = opruimingsuitverkoop = liquidatie-uitverkoop = opruiming spin = wervelbeweging = werveling = effect = schroef = spinnetje = spinnen zweetpareltje = zweetdruppel saturnisme = loodvergiftiging acid-house = acid = acidhouse fit = bui = fithaak = vlaag goudklomp = steen = brood zoonlief = jongen = zoon musicienne = muziekbeoefenaar = muzikant = instrumentist = speler = musicus = instrumentalist = toonkunstenaar mediteren = studeren = overpeinzen = overwegen = contempleren = overdenken = stilstaan bij randgebeuren = randverschijnsel smokkelen = spieken = afkijken kwelwater = lekkage = kwel kanariepietje = pietje = kanarie = kanariepiet = piet pokziekte = pok = variola = kinderpokken = pokken strijdgebied = slagveld = krijgstoneel = gevechtsterrein = strijdtoneel postkantoor = posterijen = PTT = postbedrijf = post vergoelijken = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = toelaten = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = excuseren = wettigen reversie = omkering = inversie = interversie afranselen = afdrogen = aframmelen = aftroeven = inpeperen = aftuigen = toetakelen = afrossen gerechterlijke opdracht = bevelschrift = dagvaarding = dwangbevel kunstenmakerij = toneel = poppenkasterij = toneelspel = komedie = circus = aanstellerij = komediespel = theater = aanstelleritis partijschap = verscheurdheid = tweedracht = vooroordeel = neiging = partijdigheid = tweespalt = verdeeldheid = bevooroordelen schoffelen = bikkelen = aanschoffelen fits = scharnierpen reclameboodschap = reclamefilm = reclamespot = commercial = spotje = reclamefilmpje bandeloosheid = hoererij = liederlijkheid = orgie = ontucht = saturnaliën = onzedelijkheid = lichtzinnigheid = zedeloosheid = bacchanaal = tuchtloosheid = onkuisheid = ontuchtigheid = losbandigheid = frivoliteit smachten = reikhalzen = dorsten = snakken = hunkeren = verlangen = hongeren = lusten = een sterk verlangen hebben = haken = zuchten Venetiaans = Venetiaanse cardanische = kompasbeugel sterrenregen = meteorenzwerm verzachten = milderen = verslappen = afzwakken = verminderen = oplossen = kalmeren = mitigeren = temperen = verdunnen = ontkrachten = verlichten = verzwakken toonschaal = toonladder = ladder = gamma = schaal = scala verkennerij = scouting = Scouting = padvinderij force majeure = overmacht telefoontje = belletje kerriepoeder = kerrieschotel = curry = kerrie ochtendjas = kamerjas = badjas = peignoir = huisjas = sjamberloek vitrioololie = diwaterstofsulfaat = vitriool = zwavelzuur regenval = hemelwater = regen = neerslag = regenbui = regenwater terminologie = woordenkeus = woordkeuze = woordkeus = jargon identiteitsdiefstal = identiteits diefstal = identiteitsfraude herschepping = gedaanteverandering = gedaanteverwisseling = Gedaanteverwisseling = Transfiguratie = metamorfose geluksroes = hallelujastemming = euforie opgebruiken = opdoen = interen = opmaken ziektecijfer = morbiditeit ploegleider = aanvoerder poppetje = meid = brok = spetter = kanjer = pop = griet = stoeipoes = babe = stuk = poes klokkengieter = klokkenmaker afvalstof = afval administratiekosten = servicekosten kerkvolk = kudde = congregatie sneaker = tennisschoen overdoen = wederhalen = itereren = herhalen parallellie = evenwijdigheid wasemen = dampen = transpireren = uitademen = perspireren = uitdampen = uitwasemen passieweek = lijdensweek = paasweek = Goede Week = paastijd oude vrouw = oud wijf = ouwe vrouw gevangenbewaarder = bewaker = cipier = opzichter Andromeda = andromeda klikklakken = klikken hockey-elftal = hockeyelftal = hockeyteam floppy = diskette = floppy disk = flop = floppy(disk) = floppie = floppydisk kliek = oploop = bende = coven = clan = heksenkring bric-à-brac = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = niemendalletje = frutseltje = snuisterij = frutsel = snuisterijen = hebbeding mêleren = vermengen = mixen = mengen verantwoorden = verontschuldigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = wettigen = vergeven = uitlijnen = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = opeisen = rechtigen = excuseren zeilster = zeiler lekkage = kwelwater = lek = kwel = wan reuma = gewrichtsreumatiek = gewrichtsreuma = reumatiek havermout = havervlokkenpap = havermoutpap = havervlokken werkbaar = aanwendbaar = bruikbaar = inzetbaar aspirientje = acetylsalicylzuur = aspirine bonus = toemaatje = gratificatie = douceurtje = premie = extraatje = toegift mortificeren = afsterven = atrofiëren staatsdomein = publiek domein benzinepomp = pomp = tankstation = benzinestation = pompstation video = videofilm = VCR = videocassetterecorder = beeldband = televisie = videorecorder = videocassette = videoband aanschoffelen = schoffelen paasweek = lijdensweek = passieweek = Goede Week = paastijd rechter = scheidsrechter = kenner kapitaalverschaffer = geldschieter = financier kom nou = teen onberispelijk = onaangetast ongeïnteresseerbaarheid = apathie = onverschilligheid vergieten = morsen = knoeien = storten wondkramp = tetanus = stijfkramp tombe = graf leeswijzer = bladwijzer = boekenlegger ethylalcohol = spiritus = hydroxyethaan = ethanol = alcohol handelen = behoren bij = bewegen = gaan = aankomen = slaan = toebehoren = raken = gelden = betreffen = treffen nazenden = doorzenden = doorgeven = doorsturen ruimte = wereldruim = vertrek = ruim = universum = al = ruimtevaartindustrie = kamer = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = plaats dekmantel = voorwendsel = schijnreden = smoes = pretext = schijngrond = mom rinoceros = neushoorn anonimiteit = naamloosheid seminarist = priesterstudent chaise longue = chaise-longue gymlokaal = gymnastieklokaal = fitnessruimte = sporthal = gymnastiekzaal = sportschool poort = hek = toegangshek = gateway = interface reisbureau = reisagentschap = reisorganisatie = reisorganisator = touroperator belichtingsmeter = luxmeter = lichtmeter waarschijnlijkheidstheorie = kansrekening eskimohut = iglo = sneeuwhut = ijshut bezoeken = bezichtigen = opzoeken lijkbaar = baar karmozijn = karmozijnrood = karmijnrood = karmijn veren = zwiepen penanttafel = console divisie = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = gedachtenstreepje = verbindingsteken angst = aanjagen = beklemming = bangheid = angstgevoel = vrees = benauwdheid = schrikken = eggen = schrik lokaal = schoollokaal = klaslokaal = klassenlokaal = klas = lokaaltje = leslokaal heiligendag = heiligedag = heiligdag versterf = erflating = versterving = legaat = boedel = successie = erfenis = vermaking = nalatenschap stuiten = opdiepen = hinderen = opduiken = stoten = kaatsen = ketsen = stuiteren = belemmeren = opduikelen = tegenkomen = remmen = aanlopen = impediëren = verhinderen = bemoeilijken = aantreffen scherpschutter = sluipschutter = schutter shop = winkel = zaak = nering snijkant = snede = scherp zadeltasje = zadeltas doorkrijgen = ontvangen klepper = castagnetten #NAME? trapladder = touwladder = trap = ladder = leer = trapleer ablaut = klinkerwisseling petroleumraffinaderij = olieraffinaderij = raffinaderij stereo-installatie = installatie = stereo = geluidsinstallatie = hifi-installatie speelbal = speeltje studiebol = studiehoofd = student gniffelen = kakelen = gnuiven Arabisch Schiereiland = Arabië observeren = opnemen = respect = observatie = gadeslaan stadsdeel = buurt = kwartier = sectie = wijk plasmalemma = celmembraan = celmembraam = plasmamembraam soiree = avondpartij = avondje = avond verfroller = roller = verfrol = rolborstel synthetiseren = verenen = verenigen = samenvoegen = samendoen solo = solopartij = obligaatstem = obligaat tafelronde = Tafelronde ruk = trekken vraagsteller = vragensteller = ondervrager vervalser = bedrieger = snoever = fraudeur vliegenier = ballonvaarder = aëronaut = piloot = luchtvaarder = vlieger = aviateur disproportie = onevenredigheid = ametrie = wanverhouding doorwerken = beïnvloeden = aanpoten = doorzwoegen = influenceren = aanpezen touw = garen = paktouw = bindtouw = pees = koord = bindgaren achthoekig = achtkantig pruts = franje = prul = barrel = tierlantijntjes = prulletje = prulding = vod = tierelantijntjes = prullaria = lor Mike = microfoon insect = nietsnut = microbe = zaadkiem = beestje = insekt grensbewaker = douanebeambte = douane = grenswachter = douanier = grenswacht delict = wanbedrijf = inbreuk = wetsdelict = vergrijp = overtreding = misdaad = wetsovertreding = wandaad = misstap = euveldaad = misdrijf collant = panty plukken = pluimen kossem = halskwab = wam = halskwabbe goudkust = Ghana = Republiek Ghana zitmeubel = zitting mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke handwerk = handwerkje = handvaardigheid = handenarbeid sportvisser = visser = hengelaar beloven = toezeggen = voorspellen vroedvrouw = gynaecoloog = accoucheur = verloskundige = baker = kraamvrouw extralegaal = voordeel scheldkanonade = smaadrede = tirade = smaadschrift vernieuwen = renoveren = hernieuwen snotkoker = neus = reukorgaan = snufferd nieter = nietmachine microcomputer = homecomputer = micro = hobbycomputer = huiscomputer = personal computer = pc arbeidsvermogen = energie = pep = slagkracht = pit = kloekheid = fut = puf = daadkracht = geestkracht geabonneerde = intekenaar = donateur = ondertekenaar = abonnee schapensmeer = lanoline = schapesmeer = wolvet geloofsverkondiger = predikant = geestelijke = dominee = prediker wolkenkunde = nefologie lengte = longitude = duur = looptijd teeveetoestel = treurbuis = kijkbuis = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast afsnoeien = snoeien akkerbouwer = landbouwer = teler = bouwboer bewijsvoering = stelling = bewering = plechtige verzekering leidraad = gids = wegwijzer autodealer = dealer reliëfkaart = hoogtekaart neuscatarre = rinitis eindexamen = finale het fluimen = het spuwen = expectoratie cacaoboon = cacaoboom tikkertje = hart = tikker = rikketik = vangertje = krijgertje eenwording = unificatie maal = dis = keer = maaltijd = eten overredingskracht = uitdrukkingskracht = gelding = validiteit = overtuigingskracht = geldigheid ontleding = analyse duikboot = U-boot = onderzeeboot = onderzeeër farmacopsychologie = psychofarmacologie eigendunk = ijdelheid = eergevoel = zelfingenomenheid = hooghartigheid = pretentie = hoogmoed = hovaardigheid = verwaandheid = hovaardij = fierheid = arrogantie = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = verwatenheid = trots = zelfvoldaanheid = verbeelding panlikker = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer WGO = Wereldgezondheidsorganisatie echtbreker = ontuchtige = overspelige man = overspelige hondenbrood = hondebrokken = hondebrood = hondenbrokken afschrift = apograaf = nabootsing = kopie = duplicaat zinsbouw = syntaxis literatuuroverzicht = leeslijst = literatuuropgave = bibliografie = boekenlijst = literatuurlijst = lectuurlijst switchen = omwisselen halskraag = kraag vastdraaien = aandraaien grammofoon = draaitafel = platenspeler = pick-up waslijn = wasdraad smijten = gooien trouwkleed = trouwjurk = bruidsjapon = bruidsjurk overdrijven = opblazen = opkloppen = oppijpen = overtrekken = langskomen = hyperboliseren = dramatiseren = voorbijtrekken = passeren = forceren = overacteren = uitsloven = kleuren = chargeren = met opzet overdrijven = voorbijgaan = voorbijkomen overschouwen = overzien = gaan = beheren = bekijken = toezien Noordpool = noordpool Arctische Oceaan = Noordelijke IJszee = poolzee = ijszee meppen = ranselen uitgaaf = besteding = uitgave = uitgaven damastruim = kwets cortège = defilé = processie = omgang = optocht = stoet filmdroger = balg = blaasbalg spaghettivreter = pizzavreter = Greaseball = macaronivreter dier = wezen = gedierte = beest = wild dier = creatuur = schepsel jury = gezworenen leesteken = interpunctieteken in het gevlei komen = bemind maken = gunst middengewicht = middelgewicht voertaal = lingua franca = Koinè kerkbank = koorgestoelte woonhuis = huis = huisje schrijfkrijt = kleurkrijt = boerenkrijt = krijt avondland = westen = occident gelijkwaardigheid = equivalent = gelijkheid toezicht = bewaking = supervisie = surveillance wasknijper = wasspeld = pin = knijper = pen nieuwjaarsdag = nieuwjaar stam = maagschap = tak = boomstam = soortgenoten = clan = stok = sibbe = volksstam = huis = geslacht = staak = familie = stengel holtor = gay = homoseksuele = homo = reetkever = homofiel = Utrechtenaar = bruinwerker = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = mietje = poot = nicht inventiviteit = scheppingskracht = vindingrijkheid = creativiteit = vindingskracht tegendruk = verzet = weerstand in slaap vallen = inslapen = ontslapen smelterij = hoefsmederij = smederij = smidse gedierte = beest = creatuur = wezen = schepsel = dier waterstof = hydrogeen = hydrogenium geur = bouquet = parfum = odeur = reukvermogen = boeket = zoetheid = geurtje = lucht = reuk echtgenoot = man = levenspartner = partner = wederhelft slons = lichtekooi = temeier = hoertje = cocotte = kalle = smeerlap = hoer = prostituée = viezerik = hip = luiaard = prostituee = snol = gondel roosteren = versmachten = verschroeien = schroeien = grillen = verzengen = blakeren = zengen = branden bovenwind = oostenwind ark = woonark = woonboot = woonschip = woonschuit produktieproces = sector = werklust = industrie = nijverheid = productieproces bijsmaak = nasmaak = smaak = smaakstof = smaakje verkeerstunnel = onderdoorgang = voetgangerstunnel = metro woerd = mannetjeseend = waard fructose = laevulose = vruchtensuiker = vruchtesuiker email = mail = elektronische post = e-mail instemming = goedkeuring = jawoord aanbrenger = klikspaan = klikker = tipgever = verlinker = aangever = sycofant = informant schoollokaal = lokaaltje = klaslokaal = lokaal = klassenlokaal = klas = leslokaal advies = aanprijzing = raad = voorlichting = raadsman = aanbeveling = referentie = nominatie = aankondiging = aanrader = recommandatie = advocaat = raadgeving landschapsarchitectuur = tuinarchitectuur vermoorden = ombrengen = omleggen = mollen = doden = om zeep helpen = killen = om het leven brengen = doodmaken = koud maken = kapotmaken = dooddoen = liquideren = afmaken sensualiteit = zinnelijkheid = geilheid = wellust = begeerte = drift peil = niveau = mate = level = plan = graad ontwrichten = ontzetten = onderbreken wapenbeheersing = wapenbeperking kolos = flik = gigant = Goliath uitbuiting = slachtofferschap studeerkamer = studeervertrek lokken = verleiden = aanlokken = meelokken = aantrekken = tronen = verlokken prescriberen = ordonneren = commanderen = bevelen = gelasten = verordonneren = dicteren = gebieden = voorschrijven antracose = silicose = stoflongen priesteres = priester paillette = lover = lovertje peristaltiek = darmperistaltiek destructie = deletie = vernietiging = verwoesting instuif = huiswarming = inwijdingsfeest draagvermogen = tonnage = laadvermogen = laadcapaciteit instrumentist = muziekbeoefenaar = muzikant = speler = musicienne = musicus = instrumentalist = toonkunstenaar klanknabootsing = onomatopee oriënteren = inwerken springmatras = ressort malversatie = verdonkeremaning = ontvreemding = verduistering mannetjesdier = man = mannetje luien = luiden schoonmaak = reiniging rechtsstelsel = rechtsregel = magistratuur = rechtsorde = rechterlijke macht = justitie richtlijn = voorschrift = directief = instructie literatuur = schrijfkunst = vakliteratuur = bellettrie = letteren = letterkunde nomineren = benoemen afslager = veilingmeester = roeper = vendumeester houtpulp = houtcellulose landbouwindustrie = agro-industrie = bio-industrie banvonnis = excommunicatie edelgesteente = juweel = edelsteen = kwarts zoldering = zolder kaasdoek = kaaslinnen mosterdplant = mosterd taalgeografie = dialectgeografie = woordgeografie ontharder = wasverzachter verkneuteren = met wellust bekijken = verkneukelen steenhouwer = metser = metselaar = steengraver landmeter = lussenmaker gevoeglijkheid = fatsoenlijkheid = netheid = ordentelijkheid = fatsoen = welvoeglijkheid = conveniëntie lummelen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen onevenredig = disproportioneel romp = vliegtuigromp = casco = tors = bovenlijf = torso glimworm = vuurvliegje = gloeiworm = vuurvlieg wetsdelict = wanbedrijf = misdaad = vergrijp = delict = euveldaad = misdrijf voorstelling = interpretatie = vertoning = performance rooflust = roofzucht zoölogie = dierkunde samowaar = samowar = samovaar petroleumveld = olieveld antilogie = incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = discordantie = inconsequentie = contradictie = strijdigheid = onsamenhangendheid hondje = duppie = dubbeltje = witje moervos = helleveeg informeren = inlichten = queryen = vertrouwd maken = in vraag stellen = verwittigen = voorlichten = begeleiden = raadgeven = verklikken = coachen = bevragen = aanraden = aanbevelen = betwijfelen = adviseren = advies geven = kennis nemen pipet = steekhevel = zuigbuis driftkop = heethoofd = agressieveling = driftkikker = gifkikker Draak = draak flitsen = kieken = knippen = afschieten = knipperen = schieten = trekken = fotograferen boekstaven = optekenen = opschrijven parkeerterrein = parkeerplaats = parkeergarage misselijkheid = onpasselijkheid fossiliseren = petrificeren = verstenen vergalopperen = een steek laten vallen = miskleunen = blunderen amendement = wetswijziging grind = split = kiezel = gravel = steenslag maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht ontregelen = verstoren = verwarren bewindsman = Excellentie = minister suffen = doezelen = luimen = dommelen = tukken = slapen = soezen = sluimeren = dutten misgreep = dommigheid = flater = misslag = stommigheid = blunder = uitglijder = stupiditeit = miskleun = ezelachtigheid = domheid = misser = enormiteit = zeperd = stommiteit beetkrijgen = vastpakken = vastgrijpen = vatten = grijpen = beetpakken kleuren = overdrijven = inkleuren = opblazen = opkloppen = oppijpen = overtrekken = hyperboliseren = donkeren = verdonkeren = blozen = tinten = chargeren = verduisteren = maken staan = verhouden = typeren = verzinnebeelden = luiden = doorstaan = opzeggen = opgeven = de kat sturen = stellen = symboliseren = voorstellen = rechtstaan = zeggen = verdragen = samenhangen thermoweerstand = thermistor swap = ruil = valutaswap = verruiling = ruiling = valuta-swap dag = vaarwel = zonnedag = tot ziens = etmaal = goedendag = doei = doeg verstrengelen = ineenstrengelen ketsstoot = misser = misstoot = schuiver ziekte van Kahler = multipel myeloom ploegmakker = medespeler = makker = ploegmaat = teamgenoot turkoois = turquoise wanbeleid = mismanagement = wanbeheer Pallas Athene = Athene tennis = kraaiennest glijden = slepen = schuiven diptiek = tweeluik assortiment = mengeling = gemengde berichten bedevaartsganger = bedevaartganger = bedevaarder = pelgrim etentje = diner = avondeten = avondmaal = eten = avondmaaltijd Deen = Deense Moselle = Moezel getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = doorstaan = dragen = harden = velen = verduren = dulden = verdragen bananenplant = banaan alg = zeewier = wier = algen = wieren = alge landerigheid = matheid = lamlendigheid = futloosheid = indolentie = apathie = lusteloosheid vulstuk = tussenstuk trog = kribbe = voederbak = voerbak = krib = mortelbak Nee. = ranggetal = rangtelwoord = ordinale zeewering = steiger = zeedijk = paalhoofd = zeehoofd = golfbreker = pier = havendam = zeebreker = breekwater = krib = landhoofd correct = juistheid = correctheid aanmaakkosten = produktiekosten = fabricagekosten = productiekosten geraamte = framework = skelet = gestel = draagstel = kader = frame cie = college = commissie = kamer = comité wintertenen = wintervoeten dochtermaatschappij = dochterbedrijf = dochteronderneming = werkmaatschappij patissier = confiseur = banketbakker wijgeschenk = oblaat = offer = hecatombe = offergave = offerande onderleggertje = matje = doily = taartrand stoottroep = stoottroepen bullen = spul = spullen = spulletjes lokaliteit = hal = zaal bezoeker = bezoek = firma servituut = gebruiksrecht = erfdienstbaarheid metameer = geleding = segment azuurblauw = hemelsblauw = azuur bedoeïen = Bedoeïen echogewelf = fluistergewelf diep = diepte dichtknopen = zwijgen blesseren = verwonden opzeggen = afsluiten = termineren = luiden = sluiten = stoppen = voordragen = opgeven = beëindigen = declameren = bedanken = oreren = staan = besluiten = eindigen = zeggen uitzondering = exceptie = afwijking = uitzonderingsgeval oranjeklant = Oranjeklant = Oranjegezinde = orangist gladden = gladmaken = glad gevangenschap = detentie = opsluiting verdriet = pijn = smart = lijden = wee = treurigheid = irritatie = droefenis = bedroefdheid = treurnis = triestheid = droefheid = kommer = leed versoepeling = liberalisering plamuur = vulpasta = plamuursel = vulmiddel windmolen = windgenerator = winddynamo = windturbine stalknecht in herberg = staljongen abstinentieverschijnsel = onthoudingsverschijnsel = ontwenningsverschijnsel eigendom = claim = vordering = zate = goed = bezit = eis = bezitting = landgoed = eigendomsrecht neonverlichting = buisverlichting = tl-verlichting = tl background = toneel = achtergrond Greenwich-tijd = GMT = Greenwichtijd surfriding = surf-riding Augmentin = amoxicilline conditie = fysiek = vorm = staat = configuratie = gesteldheid = toestand civet = civetkat faken = falsificeren = vervalsen materiaal = grondstof = stof = materie = spul basinstrument = bas Unie Myanmar = Birma = Myanmar onbelangrijk = irrelevant voorang = voorrang = primaatschap derwisj = fakier = fakir kinderwagen = wandelwagen = buggy notelaar = walnotenboom = notenboom exclusief recht = alleenrecht = monopolie = voorrecht ontsteking = infectie frapperen = draaien = inboezemen = treffen weerkaatsing = echo = terugkaatsing = reflex = weerglans = reflectie = weerschijn = weerschijnsel = weerspiegeling gehinnik = hinniken = hinnik emulsie = schijnmengsel vliet = beek = kreek pijpsleutel = sleutel Kerkslavisch = Oudkerkslavisch = kerkslavisch morren = murmureren transportmiddel = vervoermiddel = transport = vervoer pendelverkeer = forensenverkeer = forensisme = woon-werkverkeer zich storen aan = wrok koesteren bede = gebed = supplicatie = voorbede = pleidooi = smeekbede fuseren = samenkomen = fusioneren = samenvoegen = samengaan kannenkijker = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek organisatie = inrichting = installatie = bestel = stelsel = organisme = vestiging = systeem apparatsjik = bureaucraat schaamlippen = schaamlip rassenvermening = verbastering = rassenvermenging handoplegging = gebedsgenezing = hagiotherapie schildersezel = ezel leegzuigen = bemalen = malen ongevaarlijk = onschadelijk mixage = mixture = mengproduct = mengsel = mix sierlijkheid = bevalligheid = gratie = elegantie = zwier = élégance = klasse = stijl castraat = haremwachter = gecastreerde = kamerling = eunuch mongool = kretijn = waanzinnige = cretin = gestoorde = mogool = gek = geesteszieke = debiel = krankzinnige = idioot = imbeciel overschakelen = introduceren = implementeren = initiëren = invoeren = doorvoeren = instellen = innoveren = overgaan straatverbod = sommatie = dwangbevel mendicant = monnik = kloosterbroeder = convers = bedelbroeder = bedelmonnik = lekenbroeder = ordebroeder = frater = broeder hoogvlakte = plateau = hoogland spaardeposito = besparing = renegaat = spaargeld variététheater = variété-theater = music-hall overwaarderen = overschatten toedoen = dichten = sluiten = dichtdoen = dichtmaken beschikken = uitmaken = bepalen = resolveren = decideren = beslissen = vaststellen = besluiten nieuwsjager = nieuwtjesjager = roddelaar = roddelaarster hulpkracht = uitzendkracht = noodhulp tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = inmengen = optreden = bemoeien = encanailleren = zich inmengen met = afgeven = inlaten = tornen = tussenwerpen chemicus = scheikundige bâche = dekkleed = matroos = dekzeil hoornlaag = opperhuid truweel = tuinschep = pleisterspaan = sabel = troffel avondstond = avond = Eveens wiet = kif = thee = shit = stuff = weed = marihuana = kief = pot gierstkorrel = stijg = strontje vorderen = vordering = rekwireren = heffen = vooruitgaan = vooruitkomen = de vorm aannemen uitstromen = uitmonden = uitlopen ovatie = staande ovatie parachutist = para = valschermspringer = parachutespringer verschilferen = bladderen = schilferen = afbladderen = afschilferen onderhoudskosten = alimentatiegeld = alimentatie schot voor de boeg = eresalvo = salvo = saluutschoten baken = koersbaken = consolbaken = radiobaken drinkglas = glas = glaasje klacht neerleggen = protesteren = bewijzen grondpacht = erfpachtcanon = grondrente ratelaar = klaterpeppel = ratelabeel = trilpopulier = ratelpopulier = nachtzwaluw = esp uvula = huig lijken op = gelijken = erop lijken = aarden = lijken = neigen = trekken haatdragendheid = rancune = wrok = verbittering = ressentiment krijgsmaterieel = bewapening = oorlogsmaterieel = wapentuig = oorlogsmateriaal = oorlogstuig = wapening halfbroeder = bastaardbroeder = halfbroer molestatie = geweldpleging = molest = gewelddadigheid uitwijzen = staven = hardmaken = aantonen = uitzetten = bewijzen = verjagen hagedoorn = meidoorn = hagendoorn = steendoorn portaal = voorportaal = voorhof = seinbrug waan = hallucinatie = hersenspinsel = waanidee = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = inbeelding = waanvoorstelling = spooksel = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma puistje = pukkel = puist brievenbesteller = postbode = postbezorger = postauto weerspannigheid = weerbarstigheid trombone = schuiftrombone = schuiftrompet = bazuin raadsvrouw = counselor = mentor = raadsman = consulent = raadgever = adviseur hirsutisme = hirsuties majesteitsschennis = crimen laesae majestatis = hoogverraad = landverraad onheilsdreiging = kans = risico = dreiging polyetheen = polytheen = polyethyleen overheidsbedrijf = nutsbedrijf flügelhorn = bugel eindzege = eindoverwinning kijkgenot = amusement = verstrooiing = entertainment = vermaak = vertier = vermakelijkheid benemen = afpikken = afnemen = afjatten = ontstelen = ontnemen = afpakken rancher = boer = paardenfokker afkoelen = verfrissen = dimmen = bekoelen = kalmeren = koelen = bedaren = verkoelen kwetsbaarheid = slapte = zwakte = slapheid = fragiliteit = afgeleefdheid = broosheid = breekbaarheid = zwakheid = krachtloosheid incorporeren = inlijven lijkkleur = bleekheid = doodskleur stijlmiddel = stijlfiguur bulgarije = Bulgarije = Republiek Bulgarije metaboliet = stofwisselingsproduct vaatwerk = aardewerk = keramiek werkvorm = kunstenaarschap = artisticiteit = kunstzinnigheid time-out = speelkwartier bel-etage = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = beletage = eerste verdieping luchtverontreiniging = luchtvervuiling = verzuring beschoeiing = gevelbekleding = schoeiing levenslust = levensgeluk = levensvreugde imiteren = nabootsen = kopiëren = nadoen auteursrecht = copyright facet = dimensie = aspect = opzicht hergebruik = hergebruiken = recyclage = recupereren = recirculatie = recycleren = hercirculatie = recycling = recuperatie = herwinnen = terugwinnen = recyclen jongens = gasten oncologie = cancerologie flecteren = verbuigen = inflecteren fysiografie = natuurbeschrijving = fysische geografie kunstvoorwerp = kunstwerk maanlander = maansloep schildknaap = boer = page verspreiden boven = verspreiden = verbreiden verdrinken = verzuipen = stikken holletje = hol = gat = opening = mond = gaatje neerslaggebied = stroomgebied = bekken = bassin = afwateringsgebied toonzetten = componeren instapkaart = boarding pass boomkweker = hovenier = kweker = boswachter = plantenkweker = tuinder = tuinman = bloemkweker = tuinier taalvaardigheid = taalbeheersing bezoeking = kruisweg = marteling = tegenspoed = beproeving huishoudwetenschappen = huishoudkunde berenvel = berenhuid = berenvacht zitkamer = huiskamer = woonvertrek = living = woonkamer emotie = gemoedsbeweging = ontroering mankement = defect = manco = fout = gebrek quarantaine = quarantainehaven = quarantaineperiode scheerzeep = scheercrème pikbroek = jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = varensman = zeeman = zeevaarder = janmaat = maat = matroos planteneter = fytofaag = herbivoor = fructivoor langvoer = ruwvoer schoenenwinkel = schoenenzaak opdirken = kledij = opdoffen = kleden notifiëren = notificeren = publiceren = bekendmaken = betekenen = aankondigen = aanduiden centrale = devies = telefooncentrale = deviezen bankgebouw = bank friet = frieten = patat = frites = patates frites = frietje = patatje Syrische Arabische Republiek = Syrië branche = -wezen = sector = wezen = bedrijf smeltstop = zekering = smeltdraad = stop plaksel = kleefpasta = plakspul = plakmiddel = gom = hechtmiddel = kleefmiddel = lijm essentie = hoofdpunt = hypostase = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = essentialia = bijzonderheid verwondering = verbluffing = stomme verbazing = verbazing = bevreemding = verbijstering = verrassing herenen = opnieuw bijeen = herenigen hagelsnoer = chalaza wegspringen = demarreren = ontsnappen recapituleren = resumeren = excerperen = samenvatten = uittrekken = opsommen = extraheren vleermuis = vleermuizen Vega = Wega vriendje = speelmakkertje = bekendheid = vriendin = lief = vriend = vrindje = maatje = speelkameraad = minnaar = bekende = kennis = vriendinnetje kerkhof = dodenstad = begraafplaats = dodenakker = godsakker raffinaderij = olieraffinaderij = petroleumraffinaderij kruimeldief = kruimelaar hoerenbaas = bikker = pooier = souteneur wereldruim = ruim = universum = al = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte vossehol = vossegat = vossengat bakvorm = blikje = taartvorm = blik bijprodukt = bijproduct = nevenprodukt = nevenproduct renovatie = herontwikkeling = stadsvernieuwing = herstel zeiken = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken gadeslaan = zien = observeren = beschouwen = opnemen = aanschouwen = waarnemen meerderjarige = volwassene stratemaker = kantonnier = stratenmaker = straatmaker heerschappij = overheersing = regeerperiode = regering = regeringsperiode = machtsoverwicht = bestuur = troon = heerschap = overhand = bewind = hegemonie = overmacht = predominantie = suprematie = overwicht = regeringstijd = dominantie = preponderantie aanvoerweg = aanvoerlijn = toevoerlijn = aanvoerroute boterbloem = ranonkel opsluiten = inmetselen = gevangenzetten vertrouweling = begraafplaats = praatpaal toga = priesterkleed = soutane = priestergewaad = toog Kiribatisch = Kiribati = Republiek Kiribati inkuilen = silage processie = cortège = defilé = omgang = optocht = stoet returnmatch = replay = return = returnwedstrijd = terugmatch opsjorren = hijsen = ophijsen nazorg = nabehandeling vrijage = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = verhouding reddingsbroek = wippertoestel = broek geluidshinder = geluidsoverlast = lawaaioverlast elektrische spanning = spanning = voltage = stroom = potentiaal rebellie = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = stijfkoppigheid = oproer = opstand = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = revolte = halsstarrigheid = eigenzinnigheid kakofonie = kabaal = tweedracht = wanklank = onenigheid achterste = krent = zitvlak = bips = reet = hol = kont = gat = achtersteven = bibs = poep = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur afleiding = afleidingsmanoeuvre = verpozing = verstrooien = ontspanning = recreatie = dolce far niente = verzetje = verzet = hobby = verstrooiïng = liefhebberij = relaxatie = vrijetijdsbesteding = verstrooiing = vermaak = derivatie beeldstation = beeldscherm = scherm = monitor mits = proviso = beding = voorwaarde = bepaling = modaliteit = stipulatie = voorbeding stomen = stoom = damp resine = hars = kunsthars letteren = literatuurwetenschap = bellettrie = literatuur = schrijfkunst = letterkunde vlotter = houtvlotter = drijver serre = broeikas = kas stripper = stripteasedanseres = stripteaseuse houtstof = lignine tie-break = tiebreak uitleveringsverzoek = beslaglegging hospies = cafe = herberg = pension braambes = bosbraam = braamstruik = braam in de echt verbinden = zich in de echt verbinden = huwen = trouwen alp = bergtop kennis nemen = informeren = vertrouwd maken celebreren = vieren overzien = uitkijken = overschouwen = uitzien = gaan = beheren = bekijken = toezien conformeren = accommoderen = schikken = plooien = assimileren = voegen = richten = aanpassen gedenkpenning = versierselen = medaille = eremetaal = insigne = ereteken = erepenning = distinctief = onderscheiding = plak velodroom = wielerbaan marskramer = leurder = straatventer = venter = straathandelaar veilingmeester = roeper = afslager = vendumeester vastprikken = opspelden = spelden gieting = profilering bolletje = kersepit = hoofd = hoofdje = knikker = harses = kersenpit = kanis = kop = knar = test = kruin = bol cornea = hoornvlies avontuurtje = romance = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = affaire = amourette = liaison = liefdesrelatie = scharrel = liefdesbetrekking = slippertje = relatie = vrijage = verhouding drukkerij = drukpers = boekdrukkerij courtisane = bijvrouw = prostituée geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant drug = drogeren = medicament = medicijn verklaring = certificaat = opheldering = bemerking = toelichting = geloofsbrief = verduidelijking = akte = explicatie = getuige = attestatie = uitleg = attest = accreditief = motivering = getuigschrift Mantouxtest = krasjestest = mantouxtest antiquiteit = oudheid blindedarmoperatie = appendectomie hinderen = deren = onbehagen veroorzaken = interveniëren = derangeren = interfereren = tussenbeide komen = ingrijpen = belemmeren = verstoren = stuiten = remmen = impediëren = verhinderen = storen = bemoeilijken omen = prognosticum = patronage = auspiciën = voorteken = teken juistheid = correct = correctheid sloot = greppel = plomp rondeel = rondo kankeraar = nijdas = mopperaar = nurk = mopperkont = druiloor = neetoor = brombeer = brompot = zuurpruim = grompot = knorrepot = iezegrim = vrek mahonie = mahoniehout milieu = buurt = leven = scene = environments = kring = wereld = contreien = kader = leefwereld = omstreek = wijk = nabijheid = contreie = omgeving = omstreken = omtrek eergevoel = grootsheid = fierheid = eigendunk = trots = zelfvoldaanheid elastiek = rubberband = elastiekje maansikkel = croissant = sikkelvormige rij huizen = sikkel herberg = hospies = jeugdherberg = pension = cafe avondkleding = avondjapon = avondkledij = evening-dress = avondtoilet = avondjurk = uitgaanskleding marineblauw = donkerblauw wankelen = dubben = betwijfelen = zwijmelen = wiebelen = twijfelen = weifelen ins en outs = particulariteit = detail = kleinigheid = bijzonderheid zorgvuldigheid = nauwkeurigheid = precisie = nauwgezetheid = accuratesse = promptheid = exactheid breedtedraad = waf = inslag = woef teisteren = martelen = kwellen = tormenteren = plagen = pijnigen = geselen = afknijpen dyne = dina kalendermachine = kalender verbindingsstreepje = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken industriegebied = industriezone = bedrijvenpark = industriepark = industrieterrein smeekschrift = verzoek = petitie = rekest = vraag = aanvraag = petitionnement = verzoekschrift stukadoor = pleisteraar = stucwerker = pleisterwerker = raper hobbel = rem = belemmering = hindernis = buik = obstakel = drempel = handicap = beletsel = extrusie = struikelsteen = verhindering = barrière = struikelblok = hinderpaal = bult fiasco = sof = wanprestatie = deceptie = afknapper = deconfiture = echec = zeper = teleurstelling = misrekening = mislukking = flop = ontgoocheling = desillusie = tegenvaller sorteerzeef = zifter kinderlokker = pedo = pedofiel = pederast schuurwerktuig = schuurmiddel = schuurmachine lafbek = papkind = papkindje = onzekere wankelmoedige man = janhen toiletartikelen = toiletartikel keerkring = tropen thermistor = thermoweerstand voorbereiding = schoolwerk = preparatie = huistaak = thuiswerk = taak = voorwerk = huisarbeid = huiswerk ondervinden = verkrijgen = ontmoeten = gevoelen = gewaarworden = leren = beleven = opsteken = meenemen = ervaren extraheren = resumeren = excerperen = samenvatten = uittrekken = opsommen = recapituleren muziekdoos = speeldoos = speelklok karakterschets = karakteristiek = karakterisering = kenschets = typering molton = katoenflanel sneeuwbal = sneeuwballetje veeleisendheid = kieskeurigheid bedrog = mystificatie = vervalsing = namaak = oplichterij = schelmenstreek = ontrouw = zwendelarij = valsheid = verneukerij = oneerlijkheid = kloterij = verlakkerij = nep = veinzerij = beduvelarij = bedriegerij = misleiding = corruptie castagnet = castagnetten werktuigkunde = mechanica voorrecht = exclusief recht = alleenrecht = monopolie = privilege hubris = overmoed ammoniak = ammoniakgas activiteit = werkzaamheid = werkzaamheden = bedrijvigheid = drukte = bezigheid = actief = occupatie ontwenningsverschijnsel = onthoudingsverschijnsel = abstinentieverschijnsel kleuter = hummel = dreumes = krummel = wurm = puk = kabouter = kruimel = dreutel = keutel = peuter = ukkepuk schepbord = schoep naar omkijken = behartigen = letten = verzorgen = achten woesteling = rabauw = wandelaar mensachtige = homo sapiens = mens = ziel = mensenkind = sterveling egyptologe = egyptoloog = Egyptoloog peterselie = pieterselie volgzaamheid = gedweeheid = dociliteit = toegeeflijkheid = gehoorzaamheid = meegaandheid = gewilligheid netservice = netbal veinzaard = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet predator = roofdier Adelaide = Adelheid verontreiniging = vuil = vervuiler = pollutie = milieuverontreiniging = milieuvervuiling = vervuiling achteruitgaan = smelten = krimpen = achteruithobbelen = achteruitmarcheren = afglijden = verdwijnen tenue = outfit = opstaan oosten = oost bevestiging = installatie = ja = affirmatie = homologatie = ratificatie = vormsel = vestiging = bekrachtiging = bezegeling = confirmatie goed groeien = flirten brol = vuil = vuilnis = rotzooi = brandhout = shit = prutsding = troep = afval = tinnef = tennef mildheid = vergiffenis = gratie = clementie = genade minnekozen = liefkozen = kozen = aaien = strelen = vrijen Koinè = lingua franca = voertaal grondbelasting = grondlasten = onroerend-goedbelasting = onroerendgoedbelasting kunst = alfawetenschap = alfawetenschappen = vervalsing = namaak = namaaksel = falsificatie = kunstuiting = naäperij = kunstwerk = na-aperij = object = nep = geesteswetenschap = humaniora = kunstproduct = imitatie = geesteswetenschappen littekenweefsel = litteken pracht = pronkjuweel = prachtstuk = grandeur = praal = kleinood = juweel = glans = luister = majesteit = grootsheid = roem = prachtexemplaar = heerlijkheid = schittering = glorie = eer bespelen = manipuleren = spelen kastje = treurbuis = kijkbuis = kast = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = televisietoestel = televisie = beeldbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = buis = televisieontvanger = kijkkast = bergkast doortocht = loop = passage = doorgang hekelen = zuigen = sarren = tergen = narren = mienen = geselen = treiteren = martelen gerieven = bijstaan = helpen = assisteren drums = ritmesectie = slagwerk = percussie moralist = strenge meester = zedenmeester = fatsoensrakker = zedenprediker geheimschrift = code = cryptografie = steganografie = cijferschrift speldenprik = speldeprik = steek = hatelijkheid = stekeligheid lijdend voorwerp = voorwerp = object besogne = gezwets = beslommeringen = rompslomp = rimram = besognes = beslommering organisator = gastgever = gastvrouw = gastheer beschikbaar hebben = te horen zijn herendubbelspel = herendubbel spotlight = belichting = in de schijnwerpers staan splitring = sleutelhanger = sleutelring meter = meettoestel = meetapparatuur = doopmoeder = sonde = metriek = petemoei = peetmoeder = meetapparaat = meetinstrument = teller = klok = peettante rechtbank = gerechtshof = rechtscollege = tribunaal = balie = vierschaar = gerecht = hof = assisenhof dennenboom = den pieptoon = beep mooipraterij = pluimstrijkerij = ophemeling = hielenlikkerij = vleierij droogte = droogheid subtiliteit = schaduw onderbed = ledikant onaangenaamheden = heibel = onmin = herrie = kwestie = kift = mot = onenigheid = onvrede = disharmonie = trammelant = dispuut = kif = bonje = onaangenaamheid = ruzie = twist proviandschip = zoetelaar badjas = huisjas = kamerjas = ochtendjas = peignoir echtscheiding = scheiding = huwelijksontbinding = scheidenheid fotografie = foto staartstuk = heiligbeen eren = roemen = loven = zegenen = prijzen bereidingswijze = receptuur = procedure introductie = prelude = invoering = creatie = preludium = preambule = inleiding = voorwoord = tewaterlating = formatie = intro = entree = presentatie = stichting = voorspel = vorming = aanloop = kennismaking = grondvesting cider = appelwijn bongerd = boomgaard = bogaard = fruitareaal misogyn = misogaam = vrouwenhater = misogijn benedendek = onderdek = kwikdruk = pressie = luchtdruk helft = tweede = een half frisheid = kou = kilte = kilheid omsingeling = beleg = insluiting = belegering prismabeeld = kleurengamma = spectrum = kleurenspectrum spenderen = besteden = uitgeven = verteren in de fout gaan = vergissing = zich vergissen = vergissen = dwalen = een fout maken = maken = fout bedehuis = heiligdom dagtocht = dagexcursie = dagje omgooien = omverkegelen = omknikkeren = omkeilen = omhangen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omduwen = omverduwen = omverwerpen = omtrekken = omdoen bekladden = vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = schandaliseren = bekliederen = belasteren = kwaadspreken = bekladderen = lasteren = besmeuren = bezwadderen = roddelen = vervagen = denigreren = smaden ammunitie = wapen = munitie modderballet = modderbad meltdown = kernsmelting = fusie = kernfusie golfkam = golftop = kam kreupelheid = slapheid ketenen = knotten = binden = knevelen = kortwieken = beknotten = breidelen geslotenheid = gereserveerdheid = terughoudendheid = reserve = zwijgzaamheid groeve = mijn = steengroeve jokkebrok = bedrieger = draaikont = liegbeest = leugenaar opgeilen = opvrijen = opwinden = prikkelen tussenkop = onderverdeling indelen = groeperen = plan zatladder = dronkaard = zatlap = dronkelap = beschonkene = dronkeman = dweil samenhangen = verhouden = staan barones = vrijheer = baronesse = baron koppigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid flipover = flip-over hanger = kleerhanger = hangertje aanspitsen = snijden = afknagen behuizing = hulsel = kas = honk = home = woongelegenheid = omkleedsel = omhulsel = woonruimte = woning = huis = heem = tehuis = thuis voortstuwing = vliegtuigvoortstuwing = aandrijving riposteren = pareren = teruggeven tegenmaatregel = tegenmaat zwarthemden = fasciste = zwarthemd = zwarte = fascist = Zwarthemden overspelige = ontuchtige = overspelige man = echtbreker wegraken = zwijmelen zuivelprodukt = zuivel = zuivelproduct verstrooiïng = afleidingsmanoeuvre = verpozing = relaxatie = verstrooien = ontspanning = recreatie = vrijetijdsbesteding = afleiding = dolce far niente = verstrooiing = vermaak = verzet = verzetje dommekracht = autokrik = vijzel = krik denktank = braintrust menselijk lichaam = vlees delier = ijlkoorts gisting = zymose = fermentatie = onrust centurio = honderdman laagveen = moerasland = ven = laagveengebied = moerasgrond = moeras geurloos = reukloos interessante gesprekspartner = causeur heruitgave = herdruk beschouwing = zienswijze = optiek = bespiegeling = gezichtspunt = reflectie = invalshoek = zienswijs = kijk = contemplatie = blik = berekening = oogpunt = gezichtshoek = visie = overweging = standpunt = overpeinzing lunatie = maan = maansomloop DBMS = database-managementsysteem = dbms bijbelhaak = rechte haak = haak = haakje = blokhaak = teksthaak haardroger = droogtrommel = wasdroger = trommeldroger = droogkap = droger = droogautomaat = föhn = haardroogkap shockeren = ontzetten = choqueren = verbijsteren = ontstellen regres = indemnisatie = compensatie = bonificatie = indemniteit = schadeloosstelling = schadevergoeding = vergoeding = verhaal kniebroek = knickerbocker = kuitbroek = plusfour = drollenvanger = pofbroek vaderschapsverlof = ampas ordentelijkheid = fatsoenlijkheid = netheid = fatsoen = gevoeglijkheid = welvoeglijkheid = conveniëntie toelatingsexamen = admissie = inschrijvingsbedrag talmoed = Talmoed = talmud onthouden = abstineren = incalculeren = terughalen = eraan denken = instellen = onttrekken = laten = herinneren = doen denken = oppikken = inbouwen = rekenen = inhouden = reproduceren = zich herinneren = gedenken = nalaten = te binnen schieten nieuwslezer = nieuwsanker audiometer = sonometer = gehoormeter Margriet = margriet = Madelief = madeliefje Hué = kleurschakering = schakering = tint roodkoper = goudverf = tombak aantreffen = opdiepen = vinden = opduiken = stoten = ontmoeten = opduikelen = tegenkomen = vondst = stuiten = aanlopen = treffen kunstminnaar = estheticus = estheet = schoonheidsminnaar = kunstliefhebber schoolwerk = huiswerk = taak = voorbereiding = huistaak = huisarbeid = thuiswerk Moezel = Moselle ontkoppelingspedaal = koppeling brik = wagon = break = janplezier = rijtuig opbouwpercentage = accumulatie kunstschaatsen = kunstrijden Daikon = winter-radijs = witte rammenas massamoord = bloedbad afpaling = demarcatie = afbakening = afgrenzing = begrenzing = afperking onderzij = onderkant = onderzijde installeren = opzetten futselen = peuteren = frommelen = frutselen = friemelen = frunniken = morrelen = wriemelen zilverstuk = zilverling afpingelen = pingelen = knibbelen = dingen = marchanderen = afdingen rouwen = klagen = treuren = weeklagen aar = korenaar parodie = sketch = persiflage glansmiddel = poets = glans = poetsmiddel misgewaad = mishemd = miskleed = gewaad verzwikken = verrekken = omslaan = verstuiken = zwikken minnedrank = liefdesdrank olieraffinaderij = raffinaderij = petroleumraffinaderij wortelgetal = wortel = radix luikhoofd = kuiprand = zetboord attractie = affiniteit = aantrekking = bevalligheid = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = zuigkracht = trekker = bezienswaardigheid = trekpleister = aantrekkelijkheid = bekoorlijkheid bereiden = brouwen = opmaken = voorbereiden = toebereiden = prepareren = opzetten = klaarmaken = koken satisfactie = bevrediging = genoegzaamheid = genoegen = tevredenheid voortpanten = reproduceren = vermenigvuldigen = voortplanten ongelovige = goddeloze = heiden = agnosticus = paganist = christenhond reisdoel = reisbestemming = bestemming jongejuffrouw = juf = juffie = jongedame graveerkunst = cliché = drukplaat kilo = kilogram computeroperator = operator zoutafzetting = zoutoplossing dodenregister = dodenlijst doodskop = doodshoofd = transformeren = dodenkop = hersenpan = omvormen = neurocranium = schedel gierpont = gierbrug = kabelpont vruchtensuiker = laevulose = vruchtesuiker = fructose een winterslaap houden = overwinteren spierzwakte = adynamie AE = astronomische eenheid megalomanie = grootheidswaan = grootspraak = grootheidswaanzin kiezelwier = diatomeeën kerselaar = kers = kersenhout = kersenboom gefemel = farizeïsme = huichelarij = bigotterie = femelarij = schijnheiligheid = veinzerij = kwezelarij = hypocrisie repeteren = herhalen = droogzwemmen aanslag = bestorming = sluipmoord = moord = agressie = sediment = stormaanval = aanval = aanzetting = afzetting = attentaat = huurmoord = aanslagbiljet peccavi = belijdenis = geloofsbelijdenis = professie = schuldbelijdenis = biecht liefdadigheidsorganisatie = liefdadigheid = liefdadigheidsinstelling ritssluiting = rits uitzingen = volharden = volhouden = doorbijten = blijven = persisteren = standhouden = persevereren = doorzetten = doordouwen = voorzingen ombuiging = bezuiniging = uitsparing topic = onderwerp = spoed gerechtigheid = recht = DoJ = rechtvaardigheid schaap = schapen = schapenvlees oceanide = oceaniden trompet = kornet = cornet briefpapier = correspondentiepapier verpersoonlijking = belichaming = incarnatie = personificatie bedillen = betuttelen = bevoogden = ringeloren maarschalk = baancommissaris = veldmaarschalk cherubijn = cherub inhalatietoestel = inhaler = inhalator aanrader = advies = aanprijzing = recommandatie = aanbeveling = referentie = nominatie ansicht = prentbriefkaart = kaart = ansichtkaart = briefkaart = prentkaart saboteren = sabotage affront = krenking = belediging = schoffering = krenken = insultatie = kwetsing = grieven = vernederen = affronteren = uitschelden = spot = beledigen = smaad energiebedrijf = GEB samenzweerder = intrigant = eedgenoot femelaar = kwezel = kwezelaar torero = stierenvechter guineaworm = dracunculiasis pasdame = mannequin = model herontwikkeling = renovatie = stadsvernieuwing onderlaag = onderliggende reden = laag = substraat = ondergrond gek zijn op = blieven = houden van = believen = geven = houden = mogen = hechten = moeten sneeuwwitje = shandy verloochening = ontkenning = zelfopoffering = negatie = zelfverloochening = afwijzing garibaldihoed = derby = dop = bolhoed = pothoed = garibaldi moesson = regenmoesson maquillage = grime = grimeersel = schmink vakman = vakvrouw = handwerksman = ambachtsman = gezel niet-gouvernementele organisatie = NGO opslobberen = oplebberen = opslurpen = oplikken = opslorpen inspannen = oefenen = ploegen = sloven = spannen = inzetten = charteren = beulen = inleggen = weren = uitoefenen = ploeteren = inschakelen = sappelen architectuur = bouwkunst scheeftrekking = vervorming = schering ooft = boomgewas = fruit = zaadbol = vrucht persevereren = volharden = volhouden = doorbijten = blijven = persisteren = standhouden = uitzingen = doorzetten = doordouwen samenwerkingsverband = coöperatie = samenwerkingsorgaan = samenwerking joetje = tientje autochtoon = inwoner = ingeborene = native inbeslagneming = saisie = beslag = arrest = beslaglegging = beslagname broed = broedsel = nest = gebroed = legsel = nageslacht uitspringend = uitstekend klemmen = pakken = vasthouden = klampen = omklemmen = klitten = kleven = plakken ineenzakken = instorten = ineenstorten hanteren = gebruiken = pakken = benutten = bezigen = nemen = toepassen = verwerken = utiliseren = aanwenden woonklimaat = woonomstandigheden = woonsituatie platitude = cliché = gemeenplaats = sjablone = sjabloon = open deur = algemeenheid = banaliteit darm = ingewande = buik = ingewanden = nuchtere darm inhoudstafel = inhoudsopgave = inhoud = bladwijzer = register xylol = xyleen maagdelijkheid = meisjesjaren = maagdenvlies kwezelen = huichelen = femelen koolzuurgas = kooldioxide = koolzuur = koolstofdioxide idealist = hemelbestormer kleioker = okerkleur = oker koningshagedis = basilisk beenlichaampje = beencel kaasstremsel = leb = stremsel = stremstof goudblad = bladgoud = dukatengoud Saulus = Saul rondhuppelen = rollebollen = dollen = steigeren = raggen = stoeien = robbedoezen = ravotten = rondspringen = dartelen zuigbuis = steekhevel = pipet Kaaimaneilanden = Caymaneilanden wegteren = verkommeren = verkwijnen = zieltogen = verpieteren = wegkwijnen stickie = marihuanasigaret = reefer = stick = joint relschopper = reltrapper gaspeldoorn = duindoorn = doornstruik = brem tegenspraak = vertoog = grote bek = tegenwerping = objectie = tegenstrijdigheid = lip = paradox = protest = grote mond = antinomie = suggestie = verzet lapzwans = watje = bloemzak = zwakkeling = mug = slappeling = lichtgewicht functioneren = dienen = fungeren = figureren = werken waterdam = stuwdam = waterkering = dijk = dam goudmijntje = melkkoe = goudmijn collecte = montage = verzameling = collectie = assemblage = offertorium schenking = gift = dotatie = gave = donatie = cadeau = geschenk noordpoolgebied = Arctica = noordpool zotskap = narrenkap loog = reinigingsmiddel woonwagenkamp = camping = kampeerterrein = caravanterrein anticonceptiepil = pil directoraat = hoofdbestuur = raad van bestuur = directorium = bestuurscollege = opperbestuur = directie = bestuurslichaam = bedrijfsleiding paaps = Rooms stroomversnelling = schietstroom verontrusten = opwarmen centrum = midden = kern = draaischijf = stadscentrum = middelstuk = city = stadskern = middenstuk = binnenstad = middelpunt = naaf = middengedeelte torenflat = woonsilo drieletterwoord = schuttingwoord puntkomma = kommapunt genadeloosheid = meedogenloosheid farandol = farandole aanpak = strategie = trant = beleid = politiek = mode = wijze = modus = manier = aanvliegen = stijl = wijs onbehoorlijkheid = ongepastheid = onbetamelijkheid = onwelvoeglijkheid = onfatsoenlijkheid geborrel = drank = gebruis = waterpijp = Kalian equatie = gelijkmaking passivisme = inertie = inactiviteit = passiviteit schimmenrijk = onderwereld = Acheron = Hades = Tartarus papaverzaad = maanzaad zitbank = bank herinneren = geheugen = terughalen = eraan denken = herinnering = doen denken = reproduceren = zich herinneren = gedenken = te binnen schieten = onthouden Duif = duif ijlkoorts = delier femelen = kwezelen = huichelen winterpeen = winterwortel cederolie = zevenboom = zavelboom weshalve = weswege = reden = waarom = waarvoor = drijfveer versterken = bezielen = tot leven wekken = kracht geven = sterken = vergroten = stalen = verstevigen = het hart op de tong hebben = verhogen gemeentelid = parochiaan vacatiegeld = prijs = inschrijfgeld = gage = vacatie = inschrijvingsgeld = honorarium bijvoegsel = addendum = appendix = aanvulling = bijlage = nawoord = suppletie = epiloog = narede = supplement = aanhangsel = toevoegsel = nabericht sans serif = schreefloos = Helvetica seintoren = semafoor = seinpaal chemische substantie = chemicaliënindustrie = chemisch product = chemicaliën = chemische stof woningblok = blok = woonblok = huizenblok = bouwblok varkenshok = zwijnenhok = zwijnenstal = varkensstal = varkenskot verkwikkend = versterkend ladder = touwladder = toonladder = leer = trapleer = schaal = scala = trapladder = trap = gamma = toonschaal bewustzijn = besef = zinnen = zin misleiding = mystificatie = oplichterij = smoesje = zwendelarij = verneukerij = bedrog = kloterij = verlakkerij = veinzerij = beduvelarij = bedriegerij = uitvlucht pozen = vertoeven = uithangen = verkeren = zitten = wezen = verwijlen = bevinden = zijn = ophouden = toeven horror = thriller kapotje = rubbertje = ballon = condoom = sok buidelrat = opossum semafoor = seinpaal = seintoren zwarte moerbei = moerbei kraaminrichting = kraamafdeling donkerder = eclipseren = donker maken = donker worden = verduisteren = worden = donker biefstuk van de haas = chateaubriand weefselvloeistof = lymfe = weefselvocht = lymf nemesis = maledictie = vervloeking = anathema = doem = vloek = verderf God = god = godheid = godin frontispies = titelprent = titelplaat = frontispice afbreekteken = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken kiesdistrict = kieskring onschuld = argeloosheid = onbedorvenheid = naïviteit = zedelijkheid = zedigheid = deugdzaamheid = kuisheid = eer = schuldeloosheid = eerbaarheid = naïveteit = eerzaamheid fabriek = staalfabriek = textielfabriek = papierfabriek heldenverering = heldencultus barbituurzuur = malonylureum anti-papisme = antipapisme toverheks = tovenares = heks = kol = toverkol Bijbel = bijbel = testament = Schrift kniepeesreflex = kniereflex stipuleren = garanderen = bedingen = specificeren = conditioneren ethyn = acetyleen = alkyn deconfiture = sof = wanprestatie = echec = zeper = fiasco = mislukking = flop koolmonoxide = kolendamp methode = optreden = systeem = handelwijs = systematiek = methodiek = leerplan = handelwijze = curriculum hinderpaal = rem = belemmering = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = struikelsteen = verhindering = barrière = struikelblok mauve = paars castreert = castreren = steriliseren berijmen = rijmelen = dichten = poëtiseren = rijmen voorhanden zijn = toegankelijkheid = aanwezigheid = beschikbaarheid = bruikbaarheid ziekenhuis = ziekenzaal = hospitaal = gasthuis = verpleeginrichting = kliniek wallaby = wallabie wethouder = schepen buigbaarheid = plooibaarheid = flexibiliteit = buigen speculatie = denk = vermoeden = giswerk plantage = aanplanting = aanplant = beplanting muntkunde = numismatiek onvolmaaktheid = gebrekkigheid = imperfectie = onvolkomenheid dieptezicht = doorzichtkunde = perspectief koopman = koopvrouw = handelaar auteur = schrijver = schrijfster zwier = bevalligheid = gratie = elegantie = élégance = sierlijkheid = klasse = stijl dienst = viering = weekdienst = godsdienstplechtigheid = bediening = liturgie = bureau = eredienst = overheidsinstelling = taks = kerkdienst = godsdienstoefening = van dienst = kantoor = wegrestaurant = kerk gedrevene = fanaticus = fanaat = fanatiekeling = dweper = freak onderzoekingstocht = expeditie sudderplaat = sudderplaatje = vlamverdeler = warmhoudplaatje deemstering = schemer = tweelicht = schemerlicht = schemering = halfdonker = schemerdonker = schemerduister = halfduister bloemkelk = kelk stadium = ontwikkelingsstadium = trap = fase vrouwenborst = mem = memmen = pram = tiet = borst schakel = verbinding = link = tussenschakel leerzaam = instructief = leerrijk duizeligheid = duizeling = vertigo = draaiing = suizeling lossen = ontladen = loslaten = uitladen = toevertrouwen informatiesysteem = infosysteem bacchanaal = liederlijkheid = orgie = saturnaliën = lichtzinnigheid = bandeloosheid = zedeloosheid = tuchtloosheid = losbandigheid = frivoliteit proefkonijn = onderdane = onderdaan = cavia brugge = Brugge uitstraling = emissie = uitbreiding = verruiming = proliferatie = vergroting = expansie = irradiatie = uitzetting = uitdijing = ontwikkeling = extensie = eradiatie = groei = toename krijgswet = oorlogswet afspreken = afkaarten = beklinken = ontmoeten = overtuiging = overeenkomen = beroeren = toucheren = afstemmen = persuasie = tot een akkoord komen = raken = overreding = kortsluiten = aanraken besluiteloosheid = dilemma = onzekerheid = tweestrijd priesterstudent = seminarist verbloeming = eufemisme kajuitbed = kooi laesie = kwetsuur = trauma = letsel = verwonding sculptuur = beeldhouwkunst = beeld = beeldsnijkunst = beeldhouwen = plastiek = glyptiek = beeldhouwwerk zelfbeschikking = zelfbestuur = selfgovernment = self-government houweel = pikhouweel = hak samenwerken = coöpereren = samenwonen = samendoen waterleiding = aquaduct xanthoma = xanthoom vermorsen = verspillen = verkwanselen = doordraaien = verkwisten infantiel = onvolwassen = kinderachtig = juveniel achtersteven = krent = zitvlak = bips = achterschip = reet = hol = achterste = kont = gat = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur = steven ontharingsmiddel = depilatorium spekrand = zwoerd = bast = spekzwoerd = schors = schil hot-pants = hotpants = hot pants = geilheid hoeve = boerenhofstede = hofstee = boerenbedrijf = landbouwbedrijf = hofstede = boerenhofstee = boerderij biefstuk = steak = runderbiefstuk = bief = runderlapje = runderlap krib = steiger = zeedijk = zeehoofd = golfbreker = kribbe = trog = voerbak = breekwater = landhoofd = paalhoofd = voederbak = zeewering = pier = havendam = zeebreker peperstruik = peperplant = peper = peperboom snorbaard = snor = knevel = baardhaar = gezichtshaar = snorrenbaard = baard hervormen = reformeren thuiszitten = thuisblijven aanfloepen = aanflitsen stroopnagel = dwangnagel = nijdnagel = nijnagel cinema = filmtheater = bios = bioscoop opkijken = bang zijn = bewonderen = schrik hebben = vrezen = aanhikken = duchten = schrik hebben van = opzoeken = opzien verwaarlozing = nalatigheid = onbruik = achteloosheid pianist = pianola ontwikkelingshulp = ontwikkelingswerk concilie = sanhedrin = raad woongelegenheid = honk = home = woonruimte = woning = huis = heem = tehuis = thuis = behuizing spuit = injectie = schietgeweer = inspuiting = spuitje = schietijzer = injectiespuit = karabijn = injectiespuitje = proppenschieter = geweer dries = braakland = valg = valgeland griet = brok = poppetje = kuiken = spetter = pop = stoeipoes = babe = meiske = poes = meid = kanjer = stuk = meisje medicijnflesje = flesje = fiool = ampul hematoom = uitstorting = bloeduitstorting = extravasaat aankloppen = kloppen bijenvolk = bijenkorf parmezaan = parmezaankaas = Parmezaan mnemoniek = mnemotechniek slipsteek = schuifknoop = strikknoop architect = vormgever = ontwerper = bouwmeester = bouwkundige Odin = Wodan werkbank = bank = workmate verfkwast = penseel pond sterling = Engelse pond langarmaap = langarmapen = gibbon wasbeurt = was = spoelwater = lotie = waswater navelstreng = navelsteng = navelsnoer luik = rolluik = luikje = sluiter = vensterluik = doorgeefluik = blind = raamluik = lensafsluiter vergrijzen = verouderen = verouwelijken geelkoper = messing = bugel = koper peerd = ros = paard = viervoeter grandeur = grootsheid = praal = pracht = glans = heerlijkheid = luister = majesteit = schittering canapé = bank = sofa toiletartikel = toiletartikelen knoest = noest = kwast = knoop = kwar deelteken = umlaut = trema mantelzak = jaszak bliksem = weerlicht = bliksemschicht = bliksemflits = bliksemstraal = schicht procuratie = volmacht influenza = griep = zo vader, zo zoon excuseren = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = wettigen ontwikkelingstheorie = darwinisme = evolutieleer = evolutionisme = evolutietheorie = ontwikkelingsleer ontstijgen = overtreffen = voorbijstreven = overvleugelen = overstijgen = overstralen = verbeteren = uitstijgen = uitsteken disco = ballroom = dansgelegenheid = dancing = danstent = balzaal = discotheek = discobar = danszaal rondbanjeren = luilakken = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen ambassadegebouw = ambassade crediteur = schuldeiser karmijnrood = karmozijn = karmozijnrood = karmijn openingsplechtigheid = inauguratie = initiatie = inwijding windsnelheidsmeter = windmeter diakriet = diakritisch teken tussenschakel = link = schakel muziek = toonkunst = bladmuziek = partituur ruggenmerg = ruggemerg vespers = vesper suikerachtig = suikerhoudend loonstrookje = loonstrook Caelum = Graveerstift bierhuis = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = café = schenklokaal = drankhol = pub = dranklokaal = kroeg hoofdtooi = hoofdversiersel geheim = geheimpje = mysterie = verborgenheid rapporteren = omschrijven = melden = gewagen = beschrijven = vermelden irredentistische = irredentistisch muggenziften = mierenneuken gewagen = omschrijven = melden = rapporteren = beschrijven = vermelden belichten = verluchtigen = bespreken = verlichten = illumineren kolenstof = brandzwam = brandzwammen belegeren = belagen antecedentenonderzoek = doorlichting = sonde overtreder = bedrijver = indringer = pleger = boosdoener = insluiper = schuldige = dader herstellingswerk = stopwerk = lapwerk = reparatie = redres = herstel prijs = prijsje = inschrijfgeld = beloning = inschrijvingsgeld = accolade = honorarium = bekroning = premie = gage = vacatie = prijskaartje = loon = vacatiegeld = buit uithangen = verkeren = neerhangen = voordoen = zitten = bevinden = betonen = ophangen = pozen = ophouden = vertoeven = wezen = verwijlen = zijn = hangen = houden = volhangen = toeven kreeft = zeekreeft = Kreeft = Cancer periode = era = poos = wijl = momentje = poosje = tijdje = tijdperk = tijdrekening = een hele tijd anticiperen = vooruitlopen hemelvaart = beklimming = stijging = Maria-ten-hemel-Opneming = opklimming = opkomst = opstijgen = Hemelvaart = Maria-Hemelvaart = bestijging vulgarisatie = popularisatie = popularisering onderwijzen = leiden = aanleren = vormen = lesgeven = opleiden = trainen = onderrichten = opvoeden = bijbrengen = geven = leren = scholen = doceren moedeloosheid = defaitisme = neerslachtigheid = droefgeestigheid = kleinering = depressie = somberheid = verslagenheid = zwaarmoedigheid = gedeprimeerdheid = misnoegdheid = mismoedigheid = verworpenheid = vernedering = radeloosheid = wanhoop = demoralisatie = pessimisme mandje = korf ellepijp = el liefdesspel = geflikflooi = getortel = liefdespel = gevrij = vrijpartij lymfatisch systeem = lymfvatenstelsel = lymfevatenstelsel kruizemuntkruid = Munt = kruizemunt waterkan = wijnkan = wijnkaraf = karaf werkgebied = gebied = werkplek = district = rayon = job = werkplaats = regio = grondgebied overtreffende trap = superlatief = spits = hoogtepunt = toppunt = top leugenaar = jokkebrok = bedrieger = draaikont = liegbeest afloop = uiteinde = onthulling = einde = expiratie = pointe = verloop = ontknoping etnoloog = volkenkundige = ethnoloog translocatie = verplaatsing = omzetting = transpositie planimeter = vlaktemeter Gemenebest Dominica = Dominica algen = alg = zeewier = wier = wieren = alge hemdje = condoleren = hemd = onderhemd belastingbetaler = belastingplichtige prinses = koningin bultenaar = gebochelde = bochel aandraaien = vastdraaien binnenvaren = invallen = binnenkomen = binnenlopen cargadoor = scheepsbevrachter scorebord = uitslagenbord stootzak = bokszak onthouding = zedigheid = celibaat = abstinentie laag = legster = legger = onderlaag = luchtlaag = klas = film = geleding = categorie = onderliggende reden = klasse = sfeer = substraat branch = tak = vertakking = bedrijfstak krulstaart = zwijn = varken ruggegraatswervel = wervel prentkaart = prentbriefkaart = ansicht = kaart = ansichtkaart = briefkaart mail = elektronische post = email = e-mail opluchting = verademing = bevrijding = geruststelling = leniging = ontlasting = verlichting vaccinatie = inoculatie = inenting Alsatia = Elzas volksleider = agitator = volksmenner = demagoog intubatie = canulatie standvastige = onverzettelijke weersgesteldheid = weerstoestand = weersomstandigheden = weer = weder = weersomstandigheid quarantaineperiode = quarantainehaven = quarantaine hoes = mouw = meubelhoes = platenhoes gevoeligheid = fijngevoeligheid = susceptibiliteit = dispositie = teerhheid = aanleg = lichtgevoeligheid = tact = sensibiliteit = lichtgeraaktheid = vatbaarheid = fijnzinnigheid = ontvankelijkheid = predispositie molest = geweldpleging = gewelddadigheid = molestatie buddyseat = buddy-seat = duozadel = duozitting geluidscassette = band = cassettebandje = audiocassette = magneetband = tape = geluidsband = bandje = cassetteband bontje = vacht = pels = bont duchten = bang zijn = schrik hebben = vrezen = aanhikken = opkijken = schrik hebben van = opzien bespiegelen = reflecteren = nadenken heden = vandaag = nu kaak = onderkaak = kakement = kaaksbeen = schandpaal appelwijn = cider kloppartij = gevecht = knokpartij = handgemeen = vechtpartij vuurmakers = aanmaakblokje het uitbreken = explosie = uitbraak = uitbarsting boodschappentas = sporttas = tas = zak = rugzak = shopper golfbeweging = fluctuatie = wankeling = schommeling = slingering = slingerbeweging wichelroedeloper = pendelaar = rabdomant = roedeloper = radiësthesist krachttoer = krachtdaad = tour de force visser = sportvisser = vissersvrouw = hengelaar inside-information = inside information criterium = maatstaf = referentiepunt = omloop = toetssteen = normering = standaard = norm = ronde = wielerkoers = wielerwedstrijd = benchmark = wielerronde = graadmeter raadsman = counselor = advies = mentor = advocate = jurist = verdediger = raadsvrouw = voorlichting = advocaat = pleiter = voorspraak = consulent = raadgever = adviseur sneeuwhoen = patrijs menstruatie = maandbloeding = maandstonden = ongesteldheid gevechtswagen = tank huizen = wonen = verblijven insectenkunde = entomologie = insectologie lijm = kleefpasta = plakspul = kleefstof = plaksel = plakmiddel = gom = hechtmiddel = kleefmiddel = adhesief kost = onderhoud = onderhoudsbedrijven = levensonderhoud = subsistentie = bestaan gokhol = speelhol = gokpaleis = speelbank = speelhuis = goktent = casino muzieksleutel = sleutel chloorfluorkoolwaterstof = cfk = chloorfluorkoolstof = Chloorfluorkoolstofverbinding inperken = inkrimpen = volstaan = terugdringen = indammen = limiteren = begrenzen = bepalen = beperken verderf = hel = eeuwige = verdoemenis = vervloeking = anathema = nemesis = vloek = maledictie = doem cassetteband = band = cassettebandje = audiocassette = magneetband = tape = geluidsband = bandje = geluidscassette kladversie = sketch = concept = kladje = praatstuk = wissel = aanzet = trek huwelijksreis = wittebroodsweken situatie = bedoening = positie = ligging = hoedanigheid = toestand = stand = boel = kwaliteit kaliumnitraat = salpeter browser = webbrowser aegis = bescherming pollinose = pollenkoorts = hooikoorts = pollinosis densiteit = soortelijke massa = soortelijk gewicht = compactheid = dikte = dichtheid = consistentie postauto = postbode = postbezorger = brievenbesteller rekenautomaat = rekentuig = rekenmachine = zakrekenmachine eigendomsbewijs = titel = eigendomscertificaat koortsuitslag = herpes labialis = herpes febrilis = herpes simplex obligaat = solopartij = obligatist = solist = solozanger = obligaatstem = solo absorbeerbaarheid = absorptievermogen = opnemingsvermogen stoomketel = ketel = warmwaterketel = verwarmingsketel = cv-ketel uitgaven = besteding = uitgaaf = uitgave = onkosten = kosten mobile = mobiel oud-strijder = oorlogsveteraan = oudgediende = veteraan emigrant = uitwijkeling = landverhuizer verkoelen = afkoelen = luwen = verfrissen = bekoelen = koelen = verkillen nieuwsblad = bulletin = krantenpapier = gazet = courant = staatsblad = dagblad = krant = nieuwsbrief podagra = pootje = jicht spanlijn = stormlijn = scheerlijn = tuidraad = tui passagiersgoed = bagage slaapkamer = slaapvertrek absorptiemiddel = schokdemper = neutronenvanger credo = devies = kernspreuk = leuze = geloofsbelijdenis = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = zinspreuk = confessie ongedurigheid = roerigheid = rustloosheid = bezorgdheid = onrust = gejaagdheid = beroering = gewoel aanbesteding = overeenkomst = contract = verband priesterambt = priesterschap bescheidenheid = ingetogenheid gerucht = gesmoes = kletspraat = achterklap = roddel = roddelpraat = mare = roddelpraatje = kletspraatje = konkelarij = geroddel = geklets = geruchten = praatje DoJ = gerechtigheid = rechtvaardigheid eredienst = viering = godsdienstplechtigheid = liturgie = dienst = kerkdienst = godsdienstoefening = kerk olifant = jumbo = dikhuid kolk = koker = afvalput = kiepelton = maalstroom = sluis = sluiskolk = wiel = beerput = rioolput = draaikolk = neer schuldig = schuldgevoel = schuld boekenworm = boekworm = lettervreter = boekenvreter = boekenwurm astmapatiënt = astmatisch = astmaticus siersel = paruur = verfraaiing = ornament = aankleding = versiersel = versiering areometer = vochtweger = gravimeter = hydrometer windsingel = windscherm = houtsingel grootpapa = bompa = grootvader = opa misser = dommigheid = flater = misslag = stommigheid = ketsstoot = blunder = juffrouw = mejuffrouw = uitglijder = stupiditeit = miskleun = ezelachtigheid = domheid = enormiteit = zeperd = misstoot = schuiver = misgreep = stommiteit calciumcarbid = carbid verslijten = vinden = beschouwen = achten = aanzien schuurder = vlakschuurmachine = schuurmachine = slijpmachine doffe e = sjwa = schwa confrater = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = collega = gildenbroeder koordans = rei = rondedans = reidans in vertrouwen = vertrouwen = toevertrouwen ravegekras = ravengekras soporatief = hypnoticum = slaapmiddel zwaarmoedigheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = moedeloosheid = somberheid = gedeprimeerdheid = depressiviteit = verslagenheid = misnoegdheid = zwartgalligheid = bedruktheid = dysforie = treurnis = triestheid = depressie = dofheid = somberte dispositie = bui = susceptibiliteit = geestesgesteldheid = humeur = aanleg = gevoeligheid = lichtgeraaktheid = vatbaarheid = luim = gedragspatroon = karakter = ontvankelijkheid = stemming = predispositie = gemoed leverkruid = levermos onafhankelijkheid = autonomie = autarchie = mondigheid onverschrokkenheid = heldenmoed = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = onversaagdheid = heroïek = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid voortrekken = voorkeur geven steek = maas = speldenprik = hatelijkheid = stekeligheid = messteek = punthoed proponeren = voorstellen uitgever = uitgeversmaatschappij = uitgeverij regenmoesson = moesson wrakstukken = steenbik = restanten = puin = wrakstuk = bik = wrakhout liberalisme = vrijzinnigheid held = hoofdrolspeler = romanheld = heldin = protagonist gastgever = organisator = gastvrouw = gastheer strobedekking = strodak clavecimbel = klavecimbel machinestraat = lijn = montageband = productielijn = lopende band = straat = productiestraat portefeuille = portemonnee = portfolio bandiet = schavuit = rover = boef = struikrover = booswicht = picaro = onverlaat = boosdoener = misdadiger = snoodaard = slechterik = schoft = schurk = gauwdief = schurkenrol = schoelje gouverneur = stadhouder = landvoogdes = onderkoning = landvoogd = ruwaard = goeverneur = regent vleugelpiano = vleugel boodschappenwagentje = caddie = winkelwagen = karretje = winkelwagentje stoptrein = omnibus = boemeltrein = lokaaltrein = lokaaltje = boemeltje dood = overlijden = heengaan = verscheiden hoge ome = bondsbons pepsine = pepsase watermot = schietmot lazuriet = lazuur = lapis lazuli = lazuursteen = blauwsteen = azuursteen pamflet = vlugschrift = boekje = brochure = map vooruitzien = voorzien beleggingsmaatschappij = beleggingsfonds = investment-trust = fund lijnzaadolie = lijnolie energie = pep = slagkracht = pit = kloekheid = arbeidsvermogen = fut = puf = daadkracht = geestkracht obesitas = zwaarlijvigheid = vetzucht = vettigheid invreten = uitvreten = corroderen = uitbijten = inbijten = aanvreten = bijten langer blijven dan = nablijven = schoolblijven appreciatie = waardering = achting delibereren = beraadslagen = confereren onbuigzaamheid = rigiditeit = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = stugheid = starheid = stijfheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid duppie = dubbeltje = hondje = witje randverschijnsel = randgebeuren defensie = afweer = achterhoede = verdediging Bangla = Bengaals allitereren = allittereren menger = blender = mixer = mengbeker sectie = buurt = kwartier = stadsdeel = obductie = peloton = tak = nabespreking = autopsie = dissectie = lijkschouwing = wijk = onderdeel = departement = lijkopening = necropsie = element = gegeven = afdeling superstar = grootheid = ster = beroemdheid waterhoos = waterspuwer omtrekken = omgooien = omleggen = omknikkeren = omcirkelen = omkeilen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omsluiten = omringen = omduwen = omverduwen = omgeven = omverwerpen = insluiten = omverkegelen doodslaan = kapotslaan tekenplank = tekenbord aluminiumtrioxide = alumina = aluminiumoxide = aluinaarde onverwacht = variantie = afwijkend = contradictorisch erop lijken = lijken op ruimtevaartuig = ruimteschip = ruimtevaartuigen = ruimtetuig fixeermiddel = bad superioriteit = eminentie = uitmuntendheid = voortreffelijkheid verzenmaker = kladschrijver = liedjesschrijver = prulschrijver = scribent = rijmelaar feestganger = feestvierder percentage = procent verkrijgen = scheppen = winnen = ondervinden = komen = aankomen = nemen = verwerven = bekomen = leren = opsteken = meenemen = beërven = ontvangen = krijgen = maken = doen schoppen = scheppen = schep = trappen = spade = schup onderzoeker = vorser achtervolging = jacht inwijkeling = ingewekene = immigrant lijnen = afslanken schuiflade = schuif = schuifla = la = lade grijze = gray = grijs oplosmiddel = oplossend middel = medium = verdunner insolentie = impertinentie = onbeschaamdheid = brutaliteit bingo = fuif = lotto = lottospel kuch = hoest thesis = proefschrift = dissertatie = doctoraalscriptie waterloop = laak = beek = stroom = wetering = lee = watering afschampen = afspringen ace = aas seringen = sering = lila vier = quaternion = vijf universaliteit = generaliteit = algemeenheid boekbinder = binder altaar = offeraltaar populierenhout = klompehout = klompenhout = populierehout drang = bewijslast = plicht = belasting = aanvechting = dwang = zwaarte = druk = last kloosterbroeder = monnik = kloosterling = convers = bedelbroeder = mendicant = bedelmonnik = lekenbroeder = ordebroeder = cenobiet = frater = broeder schoonheidsbehandeling = aangezichtszenuw herriemaker = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = branieschopper = pronken = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper magere melk = afgeroomde melk = taptemelk = schepmelk = ondermelk verspieder = geheim agent = dwarskijker = spion pituïtrine = hypofyse wiel = stuurwiel = rad = stuur = kolk bakker = broodmachine boortje = bit = mondstuk = gebit vrouwelijk monster = vampirella = vampier = lamia gaas = tetra = weefsel = maas 2de plaats = runner-up zonnen = bakken = zonnebaden omploegen = beploegen = doorploegen = omleggen belastingbandje = sigarenbandje = banderol = bandje fêteren = huldigen moraliteit = moraal = zinnenspel = zeden = moralisme = zedenspel = zinnespel = zede invalshoek = zienswijze = blik = optiek = oogpunt = beschouwing = gezichtshoek = visie = hoek = gezichtspunt = standpunt = zienswijs = kijk plens = plomp = plons = plemp krijgsvoering = krijg = oorlog = oorlogvoering = krijgsbedrijf geboortebewijs = geboorteakte doodsbrief = rouwadvertentie = doodsbericht = necrologie sijsjeslijmer = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd lijkauto = lijkkoets = lijkwagen hakbijl = bijl = houthakkersbijl = akst = aks(t) = aks = strijdbijl appelsienenboom = sinaasappelboom = sinaasappel = appelsien geiteoog = geitenoog ruil = valutaswap = verruiling = ruiling = valuta-swap = swap misogynie = vrouwenhating voldoening = tevredenheid = vergenoegdheid microspore = bedwelmingsmiddel = intoxicant bergpiek = bergtop = piek = bergspits scheerlijn = spanlijn = stormlijn = tuidraad = tui onomkeerbaar = irreversibel overspelige man = ontuchtige = overspelige = echtbreker wijn = druivennat = druivenat neodymium = neodynium schoudergordel = schouder heksensabbat = Sabbat = sabbat eindprodukt = eindproduct gehoorzaamheid = gedweeheid = buigzaamheid = volgzaamheid = toegeeflijkheid = meegaandheid = gewilligheid = dociliteit = inschikkelijkheid = consideratie raper = pleisteraar = stucwerker = pleisterwerker = stukadoor binnentreden = binnenlopen theeëi = thee-ei auspiciën = voorteken = patronage = omen inspecteur = controleur = inspectrice Tafelronde = tafelronde kruid = specerij kinnesinne = nijd = ijverzucht = naijver = jaloezie = jaloersheid = afgunst hersenklier = hersenaanhangsel = epifyse = hypofyse = pijnappelklier tolk = vertaalster = vertolker = drogman beledigen = insulteren = belediging = dissen = verbranden = krenken = froisseren = brandblaar = grieven = smaden = vernederen = affronteren = uitschelden = affront = kwetsen = smaad nesteling = vanvalk geworden = overkomen = geschieden = gebeuren schoolangst = schoolvrees zendruimte = bandbreedte = luchtruim abdiqueren = verstoten = abdiceren = aftreden = afstand doen = weigeren = afwijzen haar opwachting maken = tevoorschijn komen = optreden = zijn opwachting maken = komen = verschijnen = vertonen = opdoemen jasje = jas wilde = natuurmens = kannibaal = barbaar = wildebras = robbedoes leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = prediking = predikatie = homilie lawaai = kabaal = herrie = geraas = leven aërometer = luchtmeter druppel = parel = drup = druppeltje = drop hertejong = hertenjong = reebruin = hindekalf alcoholist = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = nathals = zuiper = spons = natnek espresso(-koffie) = espresso = espressokoffie proportie = dimensie = afmeting = maat = verhouding paraffineolie = paraffine-olie verwensing = krachtterm = banvloek = vervloeking = anathema = godslastering = vloek = ban biogenetisch = biogeen bard = poëet = woordkunstenaar = zanger = verzenlijmer = dichter roggebrood = roggemik = rogge wantoestand = misstand = afdwaling erwtensoep = snert elektrocardiogram = cardiogram = ecg = cardiograaf = e.c.g. grafdelver = koster = grafgraver = doodgraver = kosteres olieplak = olievlek = drijvende olielaag = oliefilm uitreiken = cadeau = geschenk onbruik = verwaarlozing ophemelen = loven = bewieroken = prijzen = verheffen = verheerlijken knickerbocker = kuitbroek = plusfour = drollenvanger = kniebroek = pofbroek hobo = schooier = zwerver = clochard = zwerfkat = dakloze = tramp = vagant voorstel = aanbod = suggestie = bod = aanbieding = propositie kneedbaarheid = buigzaamheid = wendbaarheid = smeedbaarheid omhooggaan = opslaan minutenwijzer = minuutwijzer narcis = botergeel = gele narcis = anatto schemerdonker = schemer = tweelicht = schemerlicht = schemering = halfdonker = schemerduister = halfduister = deemstering hybridiseren = kruisen Ests = Estisch = Estlands antisepticum = desinfecteermiddel = ontsmettend middel = ontsmettingsmiddel maximaliseren = maximeren recuperatie = heling = genezing = terugwinning = revalidatie = convalescentie = genezingsproces = hergebruik = recirculatie = reconvalescentie = hercirculatie = recycling = beterschap = rehabilitatie = herstel = recyclage geloei = gedonder = loeien = boe = jank oogschelp = lenskap = lensklep kniezer = nijdas = zuurpruim = kribbenbijter = azijnpisser = galbak = nurks = kribbebijter = sacherijn = chagrijn = netenkop cluster = span = bos = troep = tros = unit = stel wensen = wens = toewensen haarvatennet = haarvatenstelsel rolschaatsplank = skateboard = skate-board mecenas = sponsor = schutsheer = beschermheer = steun = beschermer echopeiling = echolokatie stagnatie = stremming uitschuifladder = optrekladder = inschuifladder = opsteekladder = schuifladder friseertang = haarkruller = friseerijzer = krultang corioliseffect = corioliskracht uitwas = buitenissigheid = exces = buitensporigheid = extravagantie opa = bompa = grootvader = grootpapa uitdenken = ontwerpen = verzinnen = uitstippelen = bedenken = concipiëren = plannen = vinden spermatozoön = spermacel = sperma sublimeren = zuiveren ik zoek een baan = lood alarminstallatie = alarminrichting = alarm = melder aristocraat = jonker = landjonker = patriciër = jonkheer = edelman strenge meester = zedenmeester = fatsoensrakker = moralist = zedenprediker verbluffing = verwondering = stomme verbazing = verbazing = bevreemding = verbijstering = verrassing onthullen = uitstorten = reveleren = uitgieten = ontsluieren = ontboezemen = verspreken = ontdekken = blootleggen = openbaren = blootstellen = tot de ontdekking komen bezitter = patroon = eigenaar = partner = mede-eigenaar = drager penseel = potlood = verfkwast = kwastje = crayon onttovering = afknapper = ontgoocheling = ontnuchtering = desillusie = teleurstelling zigeuner = rom = ROM = zigeunerin = gipsy = Roma koppigaard = stijfhoofd = stijfkop = keikop = kopstuk voorbijstreven = overtreffen = overvleugelen = ontstijgen = overstijgen = overstralen = verbeteren = uitstijgen = uitsteken bookmaker = boekmaker remplaçant = vervangingsmiddel = vervanger = substituut = surrogaat stalen ros = rijwiel = velo = fiets syntaxis = zinsbouw oppijpen = overdrijven = opblazen = opkloppen = overtrekken = hyperboliseren = kleuren = chargeren passer = omvang voornacht = kleine uurtjes hachelijke situatie = toestand = benarde toestand = netelige positie zeeëgel = zee-egel stel = cluster = paar = bos = twee = unit = stelletje = span = koppel = tweetal = duo = troep = tweespan = brilstand = tros afspraak = verdrag = afspraakje = aanstelling = deal = rendez-vous = akkoord = convenant = overeenkomst = ordening = regeling = rangschikking accuratesse = echtheid = precisie = nauwgezetheid = preciesheid = promptheid = correctheid = exactheid = nauwkeurigheid = waarheid = zorgvuldigheid melkfabriek = melkboer = zuivelfabriek zullen = willen = dienen = hebben = moeten schepel = buisstuk koorts = begeerte = honger = zucht = verhoging = temperatuur = dorst monade = afgietseldiertje drager = patroon = eigenaar = draaggolf = bezitter = partner = zendgolf = mede-eigenaar natuurlijke hulpbron = grondstof = hulpbron partner = handelsgenoot = levenspartner = maat = patroon = eigenaar = drager = associé = makker = bezitter = maatje = vennoot = echtgenoot = deelgenoot = mede-eigenaar = medewerker = compagnon = lid = wederhelft Clotho = Klotho afgrendeling = isolering = isolatie = afzondering pauken = pauk cataclysme = natuurramp = ramp = catastrofe najagen = jacht = beoefenen = achtervolgen = achterna zitten gingivitis = tandvleesontsteking = parodontitis Bahamas = Bahama-eilanden = Bahama's ballast = bedding = ballastbed noodrem = handrem laten schrikken = schrikken = opschrikken composeren = redigeren = bedaren twijfelen = verdacht = schromen = talmen = dralen = weifelen = dubben = betwijfelen = treuzelen = wankelen = aarzelen = verdenken = afvragen aanwijzing = aanduiding = indicatie = vingerwijzing = indicie = symptoom = teken = spoor amethyst = amethist dwerg- = dwerg = lilliputter = mini- rooms-katholicisme = papisme schotel = gerecht = paraboolantenne = satellietschotel = schotelantenne ontdekker = ontdekkingsreiziger = fortuinzoeker = avonturier = goudzoeker = gelukzoeker reorganisatie = hevige schok opaalglas = melkglas = matglas = witglas biest = colostrum = zucht harpspeler = harpist motorbril = schutbril = sneeuwbril = stofbril = veiligheidsbril = uilenbril opulentie = zeelde = rijkdom = weelde turen = staren kwispedoor = spuwbakje = spuugbak oceanografie = zeekunde = oceanologie kokospalm = kokosboom = klapper = kokosnoot = klapperboom onbedorvenheid = argeloosheid = naïviteit = onschuld = naïveteit uitmonding = riviermonding = muide = riviermond = uitloop = mond = monding ordekleed = habijt = monnikengewaad = pij = kap = monnikspij Cuzco = Cusco elegie = klaagzang = lamento = treurdicht = lijkzang = dodenmis = klaagdicht = treurzang = jammerzang = treurlied = klaaglied = requiem dierenrijk = fauna = dierenwereld bejaardentehuis = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardenoord = bejaardenhuis = verpleeginrichting = verpleeghuis = verzorgingscentrum = verpleegtehuis dwarshout = kruisbalk = kalf = dwarsbalk geestesproduct = idee = geesteskind = schepping rondbrieven = rondstrooien = rondbazuinen = uitdragen = verspreiden = uitbrieven schaterlach = bulderlach strandboulevard = promenade = esplanade = boulevard kiemplant = zaailing = kiemplantje = poteling bedrijfsleiding = management = hoofdbestuur = raad van bestuur = bedrijfspolitiek = directorium = beheer = bestuurscollege = opperbestuur = directoraat = administratie = directie = bestuurslichaam = bedrijfsvoering civilisatie = beschaving = cultuur = ontwikkelingsniveau = bewoonde wereld vierkantswortel = wortel = kwadraatswortel smakelijk = heerlijk = lekker groeien = wassen = aangroeien = vermeerderen = aanwassen = meerderen mening = denkbeeld = oordeel = overtuiging = gevoelen = opvatting = gedachte = inzicht = inzien = stellingname = convictie = gezindheid = zin = opinie = standpunt sieraad = juwelen = kleinood = snuisterij = prularia = bijou gebedel = bedelarij inversie = omkering = reversie = interversie curriculum = leerplan = methode toerenteller = tachometer = snelheidsmeter cirkelsector = kwadrant = sector screenen = doorlichten dikkopje = kikkervisje = donderkop = dikkop = donderpad = kwakbol muziekstandaard = lessenaar = muzieklessenaar zeef = zift = vergiet = zaal shekel = sjekel vastigheid = zekerheid versteviging = versterking boekmaag = bladmaag mededelingenbord = plakbord = prikbord blast = moedercel voordrager = voordrachtkunstenaar = voordrachtskunstenaar = declamator eindoordeel = decisie = besluit = conclusie = slotsom = gevolgtrekking = afgeleid gegeven = beslissing = bevinding feestgewoel = feestgedruis = feestvreugde uitstellen = voor zich uitschuiven = vertragen = temporiseren = verschuiven = opschorten = opschuiven = talmen = oponthoud = rekken = verdagen = aanhouden azotum = nitrogeen = stikstof schoelie = gangster = schurk zeepkwast = scheerkwast gastvrij onthalen = gastvrij ontvangen = amuseren = ontvangen = onthalen wegwissen = wissen = vegen = poetsen kopje = bakje anoa = Anoa gokker = daghandelaar herenhuis = patriciërshuis = villa woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar sukkeldrafje = sukkelgangetje = lynx om zeep helpen = ombrengen = omleggen = mollen = doden = killen = om het leven brengen = vermoorden = koud maken = liquideren = afmaken tallium = thallium voeten = pootje = voet = poot ambtenarenbestand = ambtenarenapparaat trommelaar = trommelslager = drumspeler = drummer = slagwerker = tamboer verdraaien = verdommen = vervormen = misvormen = refuseren = weigeren = verrekken = deformeren = vertikken = verwringen reefer = marihuanasigaret = stickie = stick = joint vreemdgaan = bedriegen = echtbreken compartiment = coupé VIP = hotemetoot = kanon = topman = hotemetotem = kopstuk = prominent = bons = bobo gooien = kwakken = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = neergooien = plompen = kieperen = kukelen = smijten = mikken = zwiepen = lazeren = kegelen = casten = keilen = kogelen telefooncentrale = centrale = devies = deviezen jachtopziener = jachtopzichter = koddebeier = wildschut waarom = weswege = weshalve = reden = waarvoor = drijfveer inkeer = penitentie = boetedoening = wroeging = boetvaardigheid = spijt = berouw backgammon = triktrak = bakspel ketelbinkie = ketelbink = kajuitsjongen = scheepsjongen malheur = ongeluk = accident = pech = tegenspoed = tegenslag = wanbof = ongeval menukaart = menu = kaart = spijskaart afhangen = hangen = liggen = aankomen = afhangen van = neerkomen paternoster = bidsnoer = rozenkrans hypsometer = hoogtemeter = altimeter begrafenisonderneming = uitvaartcentrum kiem = kerndeeltje = kern = oerbron = origine = wortel = begin = oorsprong = bron = atoomkern overheidsdienaar = staatsdienaar = ambtenaar = officier = magistraat herbarist = kruidendokter = kruidenkenner = herborist opleving = revitalisering = opbloei = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = recidive = revival = herleving = oprisping = wedergeboorte aanvraag = verzoek = petitie = rekest = vraag = petitionnement = smeekschrift = verzoekschrift bijplaneet = maan = satelliet = trawant = wachter meedingen = concurreren = rivaliseren = touwtrekken = vechten = opboksen = wedijveren = optornen = meten = mededingen pompelmoes = grapefruit trots = grootsheid = eergevoel = fierheid = eigendunk = zelfvoldaanheid uitwissen = verwijderen = haalden door = haalde door = treffen stuntwerk = bravourestuk = huzarenstukje = stunt verwarren = door mekaar mengen = bedotten = verstrikken = in verwarring brengen = ontregelen = verbazen = verstoren = ontwapenen = beetnemen = verslaan = ontnuchteren = in de war brengen = dooreenhalen = verknopen = in de war schoppen = verbijsteren stuitgeboorte = staartgeboorte eierschaal = eierschelp = eierdop botsen = bonken = stoten = collideren = caramboleren = aanbotsen = clashen profilering = gieting taalkunde = linguïstiek = taalbeschouwing = taalwetenschap omnipracticus = huisarts = huisdokter bourgeoisie = burgerij = middenklasse moraalfilosofie = ethiek = moraal = moraaltheologie = zedenleer = zedenkunde = moraalwetenschap uitoefening = oefening = oefenen = patroon = zich oefenen = stramien = gebruik = praktijk cafeïne = coffeïne = theïne schotelvod = vod = wisdoek = schoteldoek = vaatdoek blender = menger = mixer = mengbeker aanvoelen = invoelen = voelen barak = lazaret = veldhospitaal agro-industrie = bio-industrie = landbouwindustrie spoedeisende hulp = SEH = CSO = centrale spoedopvang opvulling = vloek = vulsel lenigheid = wendbaarheid = souples = behendigheid = soepelheid broekland = drasland = moerasgebied = donk = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = broek = zomp = dras = moeras endocarpium = endocarp = steen vuistgevecht = knokpartij donderpad = kikkervisje = donderkop = dikkop = dikkopje = kwakbol hilariteit = vrolijkheid = glee banketbakkerswinkel = banketwinkel = confiserie = office synoniemenlijst = synoniemenboek = thesaurus schrik = angst = beklemming = bangheid = angstgevoel = plaag = gesel = vrees = benauwdheid zoden = turf voorloper = precursor = voorteken = voorbode notebook = laptop = schootcomputer client = klant = consultant = cliënt filtersigaret = filter complementair = aanvullend = complementaire kleuren double = dubbel = stand-in onbekwaamheid = invaliditeit = arbeidsongeschiktheid = lichaamsgebrek = handicap = gebrek ontraden = uit het hoofd praten = afraden peregrinatie = plotse stijging = zwerftocht = dwaaltocht = omzwervingen = wandelen = omzwerving = wandeling buitenzintuiglijke waarneming = paragnosie = helderziendheid = clairvoyance pacht = pachtsom = huurakte = huurcontract = pachtgrond = landhuur = huur = huurovereenkomst = pachtgeld libellen = libel chauvinist = patriot schandvlek = vlek = klad = smet vernis = beits = lak = vernislaag = laklaag gerontologie = geriatrie omvergooien = omgooien = omduwen = omknikkeren = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen vat = vaatje = ton = fust = hulsel = loop uitkijktoren = wachttoren met vuur spelen = brinkmanship primaat = hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = hogepriester = kwintessens = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = prelaat = kerkvorst = essentialia = opperpriester = bijzonderheid blieven = houden van = schiften = uitverkiezen = opteren = believen = geven = gek zijn op = houden = kiezen = mogen = hechten = moeten = uitzoeken = uitkiezen = selecteren mixen = samensmelten = mengen = vermengen = verbinden = combineren = samenvoegen = mêleren Greenway = groengordel uitvaartdienst = uitvaartplechtigheid = rouwdienst = graflegging = begrafenis = uitvaart = teraardebestelling paratyfus = buiktyfus = tyfoïd onderricht = cursus = didactiek = opvoedkunde = les = opvoeding = onderwijs = instructie zelfbeheersing = wilskracht = bedaardheid = gelijkmoedigheid = beheersing = gelatenheid = zelfcontrole = kalmte Reval = Tallinn hogepriester = prelaat = pope = kerkvorst = pontifex maximus = opperpriester = paus = pontifex = primaat levensfilosofie = levensvisie = levensbeschouwing = filosofie = wereldbeschouwing bedevaartganger = bedevaarder = bedevaartsganger = pelgrim driemaal is scheepsrecht = Pakistan = Islamitische Republiek Pakistan Babyboom = geboortegolf = babyboom = geboortengolf boetepreek = leerrede = boetpredikatie = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = prediking = predikatie = homilie impasse = patstelling = hopeloosheid = uitzichtloosheid diffamatie = belediging = laster = achterklap = roddelpraat = roddel = kwatongerij = belastering = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geroddel = geklets = vuilspuiterij = smaad uitgangsverbod = avondklok bisamrat = muskusrat ontwenningsverschijnselen = abrupte ontwenning pijnstiller = lenitief = palliatief = analgeticum melksuiker = lactose = galactose vospaard = vos medeleven = deelneming = compassie = erbarmen = rouwbeklag = medevoelen = condoléance = medelijden = condoleantie = innige deelneming afroffelen = aframmelen = afraggen = afjakkeren = zich haasten = afraffelen existentiefilosofie = existentialisme afneming = afname = verlaging = daling = vermindering = reductie = mindering = aftreden concrement = steen misvatting = misverstand = malentendu = dwaling = beoordelingsfout ijzerwinkel = het is te duur = ijzerhandel blokje = blok = houtblok telluur = tellurium case-work = casework uitlokken = pesten = kwellen = tarten = provoceren Microscoop = microscoop dicarbonzuur = oxaalzuur verspreiding = spreiding = verdeling = verbreiding = opdeling = distributie = uitdeling = logistiek moederschap = materniteit zelfwording = abiogenese = abiogenesis = autogenese hoofdartikel = gelaatstrek = verslag = eigenschap schaarste = gering aantal = geringheid zenuwoorlog = zenuwenoorlog = psychologische oorlogsvoering statenbond = confederatie = bondgenootschap = bondsstaat = alliantie = entente = unie = bond brandgordijn = brandscherm neen = ontkenning = nee = negatie gazelle = gezelle = springbok Mujahid = moedjahedien kraamkamer = broedplaats = komaf = wieg = origine = nest = haard = afkomst = bakermat = oorsprong = vogelnest = herkomst ideaalbeeld = ideaal = droom = droombeeld = wensdroom modus = trant = mode = wijze = manier = aanpak = stijl = wijs kunstsmeedwerk = smeedijzer wieren = alg = zeewier = wier = algen = alge diversiteit = variëteit = range = keuze = differentiatie = afwisseling = verscheidenheid = pluriformiteit = heterogeniteit = keur = variabiliteit = variatie = pluraliteit keisteen = vuursteentje = zwerfkei = steentje = rotsblok = vuursteen = kei = zwerfblok slinger = katapult schrijfblok = notitieblok = blocnote beëdigde verklaring = beëdigde schriftelijke verklaring zijn opwachting maken = tevoorschijn komen = optreden = komen = verschijnen = haar opwachting maken = vertonen = opdoemen apparaat = gadget = toestel = apparaatje metselen = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = slokken = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen portierswoning = loge bladwijzer = inhoudsopgave = register = inhoudstafel = leeswijzer = boekenlegger = inhoud primitief = primitieven pegel = pieterman = piek = ijspegel = florijn = pop = gulden = ijskegel = pegels soliditeit = betrouwbaarheid = degelijkheid = kracht discussieprogramma = praatprogramma = talkshow = praatshow termijn = aflossing = betalingstermijn = aflevering opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen huurling = huursoldaat attractiepark = pretpark = lunapark = warande defilé = cortège = processie = omgang = optocht = stoet knorbeen = kraakbeen administrateur = accountants-administratieconsulent = accountant = boekhouder = administrator = beheerder = controller beursgebouw = foor = beurs bankje = flap = bankbiljet = driezitsbank = briefje = flapje = prent = brief = ligbank = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier = banknoot provincie = landerijen = open veld = landouwen = platteland = land = grondgebied slijpsteen = wetsteen deeltje = partikel = vuiltje = splinter burcht = hol = slot = vesting = burg = toren = steen = kasteel = vossengat = fort = vestingwerk onprettig = onplezierig = onaangenaam hefboom = trede = koevoet = invloed = breekijzer praatpaal = vertrouweling spitsheid = scherpte = scherpzinnigheid = schranderheid = luciditeit = vernuft gebed = bede = supplicatie = voorbede = smeekbede parlement = praatbarak = volksvertegenwoordiging = dieet = Huis van Afgevaardigden = rijksdag sokophouder = kousophouder = ophouder = kouseband = jarretel = kousenband = jarretelle = beugel = jarretel(le) meezeulen = sjouwen = meesleuren = torsen = meeslepen = zeulen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen = rondsjouwen broger = man = baas = mens = mannetje = jongen = manspersoon = heer = kerel = meneer = vent = heerschap = klant = pief = basserool = knaap = gast = pik cyclotron = deeltjesversneller = elektronenversneller = versnellingsmachine = versneller looien = leerlooien begrip = notie = kennisneming = denkbeeld = concept = onderkenning = besef = idee = gedachte = opvatting = verstandhouding = ontwerp = benul = verstajem = overeenkomst = model compressie = comprimering = verdichting = samendrukking pruik = kuif = haar = hoofdhaar = haarstukje = beharing = toupet = haardos huurwoning = verpachting = huurhuis = woning hydrogeen = hydrogenium = waterstof dweperij = dogmatisme = fanatisme = kwezelarij = bigotterie = starheid voorbeschikken = predestineren = voorbestemmen voorzijde = front = voorkant molenaarster = molenaar president = voorzitster = voorzitter constateren = vaststellen = leren beschikbaarheid = toegankelijkheid = aanwezigheid = voorhanden zijn = bruikbaarheid talmud = talmoed = Talmoed piccolo = omroeper radiator = verwarmingselement mechaniek = mechanisme de hersens inspannen = dunken = peinzen = denken = reflecteren = de hersens laten werken = nadenken = het hoofd gebruiken afgevaardigde = gecommitteerde = lasthebber = vervanger = delegaat = adjunct = gemachtigde = mandaathouder = gedeputeerde = plaatsvervanger = gedelegeerde = mandataris = zaakgelastigde bundel = hoop = biels = bos = dissel = bosje = straal = schoof uitbundigheid = enthousiasme = excuberantie = uitgelatenheid beurtelings = verwisselend = afwisselen = wisselend = afwisselend xerografie = fotokopie strodak = strobedekking gedenkdag = herdenkingsdag parabel = fabel = apoloog = gelijkenis kruisstelling = chiasma = chiasme ogen = tonen = dunken = mikken = zien = dingen = voorkomen = nastreven = eruitzien = streven = lijken = schijnen memorabilia = aandenken = herinnering = relikwie = souvenir buitenaf = buitenkant jachtseizoen = jacht = jachttijd violatie = schennis = aanranding = infractie = verkrachten = verkrachting = schending apin = aap = mensaap = aapje landschapspark = nationaal park = natuurbeschermingsgebied = natuurgebied adoratie = glorificatie = verheerlijking = verering = aanbidding videocassetterecorder = video = VCR = videorecorder oerwoud = jungle = rotzooi = rommel bovengedeelte = bovenkant = kopstuk = bovenstuk = bovenste = bovendeel = bovenzijde winter = wintertijd = winterseizoen crucifix = roede = kruisbeeld atoomkern = kern = kiem = kerndeeltje wegknippen = afknippen spiritisme = spiritualiteit rolluik = luik = vensterluik = blind = raamluik wacht = afwachten = uitkijk = bedienen = schildwacht = wachthuis = waker = wachten = wachter = verkenner = wachtpost ontsmettingsmiddel = desinfecteermiddel = ontsmettend middel = antisepticum charlatan = nar = kwakzalver schot = afscheiding = verdeling = beschot = opdeling = schietpartij = splitsing zeeoor = abalone spraakzaamheid = praatzucht = polyfrasie = babbelzucht hoekgraad = graad = booggraad doorboring = perforatie gekanker = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = geouwehoer = gemaal = gezeur Bahama-eilanden = Bahamas = Bahama's inspuiting = injectie = spuitje = spuit uitschrijven = beleggen = samenkomen = samenroepen bioscoop = filmtheater = bios = cinema onderminister = ondersecretaris gissen = raden = assumeren = presumeren bandelier = patroontas gelaatsexpressie = gelaatsuitdrukking = blik = gezicht = gezichtsuitdrukking = fysiognomie = fysionomie ponterstok = ponder = unster = weeghaak zwarthemd = fasciste = fascist = zwarthemden openrollen = afrollen = ontrollen = loswikkelen = uitrollen = afwikkelen = afwinden beloning = prijs = premie = bekroning = honorering = loon = accolade = buit applaudisseren = uitroepen tot = toejuiching = uitroepen = applaudiseren = juichen = klappen existentialisme = existentiefilosofie Tsjecho-Slowakije = Tsjechoslowakije honorering = beloning tremolo = tremulant frustreren = dwarsbomen = torpederen = afweren Filipijn = Filippijn = Filippino misverstaan = misvatten ontevreden = misnoegd onderwatersport = duiksprong = duiken = onderwaterzwemmen = duiksport = duik gezemel = gezanik = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur potsenmaker = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = grappenmaker = comediant zaklantaarn = flashlight damp = rook = stank = stoom = stomen = mist = nevel roodkopererts = cupriet ruishoorn = kinkhoorn verzengen = versmachten = verschroeien = schroeien = blakeren = zengen = roosteren aanvaller = centrumspits = puntspeler = spits = spitsspeler = belager = voorhoedespeler = midvoor = agressor = voorspeler onwettig kind = onecht kind = buitenechtelijk kind = bastaard = liefdeskind verveling = lusteloosheid lamsvocht = vruchtwater chaufferen = besturen begunstigde = gebeneficieerde notulen = proces-verbaal = minuut verzuimen = over het hoofd zien = versloffen = missen = nalaten = verwaarlozen = verslonzen thesaurie = financiën = geldmiddelen = geld = middelen = middel = vermogen huishoudfolie = plastic folie verificatie = bewijs = onderzoek = contra-expertise = detailonderzoek = beproeving = diepte-onderzoek = proef = diepteonderzoek = test behangselpapier = behangpapier = behangsel = behang vlees = vleessoort = menselijk lichaam = vruchtvlees woonkamer = huiskamer = woonvertrek = living = zitkamer doodmaken = ombrengen = doden = kapotmaken = dooddoen = vermoorden Nicholas = Nicolaas topografie = topologie veeteelt = landbouw = veehouderij = akkerbouw mineralogie = delfstofkunde urineren = mictie stalen = bezielen = tot leven wekken = versterken = kracht geven = sterken = verstevigen jodenlijm = zever = speeksel = spuug alias = bijnaam = naam = pseudoniem = schuilnaam espadrille = spadrille believen = blieven = houden van = schiften = uitverkiezen = opteren = geven = gek zijn op = houden = kiezen = mogen = hechten = moeten = uitzoeken = uitkiezen = selecteren buisverlichting = tl-verlichting = neonverlichting = tl abc = alfabet = basiskennis keerkringsjaar = zonnejaar opblaasboot = sloep = rubberboot = volgboot = roeiboot gangboord = koebrug = gangpad = loopbrug = loopplank mam = moe = moederlief = melkklier = moeder = moesje = mama = mamma = borstklier = mammie = moes = ma schepje = schop = schep logé = logeergast = slaper landbouwbedrijf = boerenhofstede = hofstee = hoeve = boerenbedrijf = hofstede = boerenhofstee = boerderij achterhalen = herkrijgen = hervinden = terugkrijgen = terugvinden = weervinden gewrichtsband = band = ligament adder = slang = aspis jaargenoot = generatiegenoot = klasgenoot = schoolkameraad = schoolkennis = tijdgenoot sportvrouw = sportman = jachtliefhebber = nimrod diskettestation = floppy drive = diskdrive = harde schijf = floppydrive verduisteren = donkerder = eclipseren = achteroverdrukken = omfloersen = donkeren = donker maken = donker worden = verdonkeren = verdonkeremanen = kleuren = worden = maken = donker houtwol = houtkrullen = schaafkrullen = houtkrul = pakstro taxibaan = rolbaan vernietiging = deletie = destructie = verwoesting g.g.d. = grootste gemene deler bal = testikel = prop = kloot = homp = geslachtsklier = klomp = frommel = teelbal = testis = bol = zaadbal watersalamander = salamander = pleurodelinae vuist = voorhamer = smeedhamer = vuisthamer = schroothamer = moker = kloofbijl = hamer = smidshamer aflevering = aflossing = bestelling = bezorging = toevoer = levering = leverantie = afgifte = betalingstermijn = aanvoer = termijn snappen = betrappen = begrijpen = geloven = oppakken = attraperen = volgen = doorhebben = inzien = snorren = doorzien = vatten = bevatten = verstaan = weten afsluitpremie = commissie = provisie = wat is je baan? ontbinding = dissociatie zijn plicht ontlopen = zich drukken wortelboom = rizofoor opstrijken = beuren = vangen = incasseren = toucheren = innen geheugensteuntje = ezelsbrug = reminder = mnemotechniek = ezelsbruggetje presumptie = presuppositie = postulaat = suppositie = hypothese = basisbegrip = premisse = grondbegrip = assumptie = vooronderstelling middageten = lunch = noenmaal = middagmaal = twaalfuurtje = (licht) middagmaal waterstofverbinding = hydride Ulan Bator = Urga = Ulaanbaatar kankergezwel = carcinoom kuit = soera rode = roodharige = rooie glimmen = glunderen = stralen = afstralen toucheren = incasseren = ontmoeten = beroeren = afspreken = beuren = vangen = raken = opstrijken = innen = aanraken miljoenennota = miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming gesprek = debat = forum = bespreking = conversatie = samenspraak = betoog = discussie = dialoog = uiting = dialoogvenster passie = hartstocht grafkist = doodskist = kist = lijkkist verbrijzelen = pureren = malen drukfeil = drukfout = erratum = typefout = misstelling inkomstenbelasting = loonbelasting Republiek Zambia = ik ben heet = Zambia dagje = dagexcursie = dagtocht scheepsvracht = vracht = wagonlading = cargo verdwijnen = eclipseren = weggaan = smelten = heengaan = krimpen = wijken = teloorgaan = achteruitgaan = verzwinden = tenietgaan klein bier = kleintje = trivia kruisvaart = rondvaart = cruise = boottocht = zeiltocht prijsbederf = dumping traceerwerk = tracering slacks = jeans = pantalon bastaard = onwettig kind = bastaardhond = buitenechtelijk kind = straathond = vuilnisbakkie = hybride = onecht kind = liefdeskind wijnkelner = sommelier plagiaat = letterdieverij = letterroof ferryboot = veer = pont = ferry = veerboot = pontveer = veerpont = veerdienst steak = bief = runderlapje = biefstuk nekstuk = halsstuk reisgids = reisboek verzekeringsmaatschappij = verzekeraar = verzekeringsbedrijf = assuradeur = verzekering = verzekeringsgever C.D.-speler = cd-speler = compact-discspeler Beëlzebub = Boze = demon = Mefisto = demoon = Satan = mefisto = duivel = droes = hellevorst = satan = lucifer = morgenster elektriciteitscentrale = energiecentrale = krachtcentrale pauze = rustpauze = ademhaling = respijt = verademing = break = onderbreking = ademteug = asem = adem = adempauze leen = leengoed vrije trap = vrije schop hydroplaan = watervliegtuig vroom = devoot = pieus = religieus = godzalig = godsvruchtig = godvrezend = godsdienstig = gelovig loftuiting = gefeliciteerd = proficiat = roem = krediet = lof = felicitatie = gelukwens riedel = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = sententie = loopje = wapenspreuk = credo = zinspreuk fretzaag = fineerzaag = decoupeerzaag = figuurzaag vrachtstuk = pakje = pak = pakket personeelsafdeling = personeelszaken kletteren = bergbeklimmen laadbak = container = houder = laadkist wegschuilen = schuilen = verbergen = wegduiken fakir = derwisj = fakier slagpin = drijfveer = slagveer = slagpen kuster = kustschip = coaster = kustvaarder = kustvaartuig kast = strafgevangenis = pot = schil = kleerkast = bak = gevangenhuis = kastje = gevangenis = kot = kledingkast = gevang = nor = strafinrichting = petoet = cachot = rijkshotel = bergkast = bajes = lik mom = voorwendsel = masker = mombakkes = schijnreden = vermomming = pretext = smoes = schijngrond = dekmantel leerplan = leermethode = onderwijsmethode = doceermethode = curriculum = methode videoband = beeldband = video = videocassette kommentaar geven = roddelen egotist = egotripper = egoïst Tsjechoslowaak = Tsjechoslovaak = Tsjech snijden = ontmoeten = lubben = afknagen = kleinsnijden = castreren = ontmannen = aanspitsen = kruisen = versnijden knippen = flitsen = schaar = knipperen forensenverkeer = forensisme = woon-werkverkeer = pendelverkeer dwaling = misvatting boerenkermis = do = fuif hotel-restaurant = hotel kolenader = kolenlaag huwelijkscadeau = huwelijksgeschenk loopwerk = werk verzaking = desertie Gnocchi = gnocchi dissel = straal = bundel = biels hoofdbeuk = kerkschip = middenschip = schip = middenbeuk consumptiebeperking = besnoeiing = bestedingsbeperking = bezuiniging = inkrimping Mens erger je niet = mens-erger-je-niet vreugde = festiviteit = verheugenis = geneugte = genoegen = plezier = feestelijkheid = blijdschap = blijheid = genot aberratie = abnormaliteit = ecart = deviatie = anomalie = afwijking stukje = part = stuk = gedeelte = hap = deel geloofsverkondiging = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = kanselrede = sermoen = prediking = predikatie = homilie krachtsinspanning = inspanning aartsvader = huisvader = patriarch homofiel = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = gay = mietje = homoseksuele = poot = reetkever = homo = nicht = holtor = bruinwerker hergebruiken = recyclen = hergebruik = recupereren = herrijzen = recycleren = herwinnen = terugwinnen overpeinzen = stilstaan bij = studeren = overwegen = contempleren = nadenken = overdenken = mediteren beginselprogramma = beginselverklaring = manifest = intentieverklaring blutsen = deuk meidoorn = hagedoorn = hagendoorn = steendoorn scribent = kladschrijver = prulschrijver = verzenmaker = rijmelaar bijhalen = bijzetten bakeren = koesteren = inbakeren genodigde = gast = aanwezige = invité syllabenschrift = lettergreepschrift politoeren = likken = polijsten et-teken = ampersand betoveren = begeesteren = beheksen = fascineren = in verrukking brengen = boeien = charmeren = in vervoering brengen paardenvlees = paardevlees congregatie = kudde = verzameling = kerkvolk herinterpreteren = reïnterpreteren gezin = huishouden = huishouding = huisgezin = familie afreis = overlijden = afwijking = vertrek environments = milieu = omgeving = omstreken egaliseren = aplaneren = gelijkmaken = nivelleren = slechten = effenen = vlakken = afvlakken wipbrug = ophaalbrug = klepbrug = klapbrug = hefbrug = basculebrug = valbrug = hameibrug opbrengen = uitvoer = produceren = opleveren = verdienen = doen gretigheid = enthousiasme = impatience = begeerte schrik hebben = bang zijn = vrezen = aanhikken = opkijken = duchten = schrik hebben van = opzien aalmoes = technisch karakter = snipperwerk kiessysteem = kiesstelsel drogisterij = drogist = apotheek rechtsgebied = rechtskring = gezagsgebied = jurisdictie = ambtsgebied = ressort = rechtssfeer = dienstkring Imperia = keizerrijk = rijk koffiedras = koffiedik = koffieprut = koffiedrab = prut geitevel = geitenleer = geitenvel babbelzucht = praatzucht = polyfrasie = spraakzaamheid asthenie = slapte = zwakte jurist = meester = advocate = verdediger = raadsman = wetgeleerde = advocaat = juriste = pleiter = voorspraak = rechtsgeleerde follow-up = recensie vertikken = verrekken = verdommen = verdraaien = refuseren = weigeren taf = florentine = tafzijde pater familias = huisvader = mijnheer bewering = bewijsvoering = plechtige verzekering = beschuldiging = aantijging = stelling = stellen Jozef = Josef meetinstrument = meettoestel = meetapparaat = sonde = meetapparatuur = meter bestraling = radiotherapie = irradiatie modder = slobber = slik = bagger = slijk = smurrie = blubber = slib = prut noodgebied = rampgebied beschouwen = waarnemen = zien = gadeslaan = aanmerken = bezien = verslijten = bevinden = aanzien = houden = oordelen = aanschouwen = bekijken = schatten = kijken = achten = vinden kruisproduct = kruispunt = doorsnijding = cartesisch product aankoper = inkoper = koper = afnemer tekstdichter = lyricus = tekstschrijver woedeaanval = driftbui = hysterieaanval = woedeuitbarsting sonarapparatuur = sonar dierentuin = zoo = dierenpark = diergaarde printplaat = print vormleer = morfologie voorspeller = toekomstvoorspeller = waarzegster = helderziende = waarzegger = ziener = profeet = koffiedikkijker scepticisme = ongelovigheid = ongeloof = twijfelzucht parenthese = haakjes dager = eiser = aanklager = rekwirant oponthoud = pitstop = vertragen = séjour = verschuiven = opschorten = uitstellen = opschuiven = talmen = rekken = verdagen = tussenstop = uitstel = verblijf = tussenstation = vertraging naamafroeping = appel gezever = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur datering = dagtekening = datum zwenk = wending = wenteling = draaiing = draai = draaibeweging = twist hagel = schiethagel medicament = drug = heelmiddel = drogeren = geneesmiddel = medicijn = farmacon pvc = PVC = polyvinylchloride inloggen = aanmelden inauguratie = initiatie = inwijding = openingsplechtigheid aanbreken = dagen = komen = rijzen = aankondigen zoet brood = zwezerik plantezijde = plantenzijde schietgebed = ejaculatie klantenbestand = cliënteel moerbeivlinder = zijdevlinder arrestant = gearresteerde = gedetineerde = gevangene heilsoldaat = soldate = heilsoldate = soldaat ontboezeming = confidentie opeendringen = samendringen = samendrommen = samenstromen voorziening = inrichting = faciliteit accijns = cijns = verbruiksbelasting hospitaal = ziekenzaal = ziekenhuis = gasthuis = verpleeginrichting = kliniek gentlemen's agreement = herenakkoord oorkonde = eigendomsrecht = akte decreet = lastbrief = mandaat = resolutie = bevelschrift = orde = beschikking natuurwetenschappen = natuurwetenschap = fysica alcoholgebruik = drankgebruik sleutelhanger = splitring = sleutelring Cairo = Caïro neerpennen = schrijven = spellen = pennen schaamdelen = schaamdeel = onderlijf = pubes = pudenda = schaamstreek heemtuin = arboretum = plantentuin = botanische tuin = hortus = heempark = hortus botanicus bovenlijf = tors = torso = romp begrotingsjaar = boekjaar = belastingjaar = dienstjaar hot item = hot issue delven = graven aviateur = ballonvaarder = aëronaut = piloot = luchtvaarder = vliegenier = vlieger controlepunt = doorlaatpost = controlepost stopzetten = verdagen = onderbreken mishemd = misgewaad = miskleed = gewaad achterzak = kontzak zonne energie = zonne-energie verouderte uitdrukking = archaïsme emissietheorie = emanatietheorie Istanboel = Istanbul eiland = eilandje = enclave schroothamer = voorhamer = smeedhamer = vuisthamer = moker = kloofbijl = vuist = smidshamer beërven = ontvangen = bekomen = krijgen = verkrijgen perkamentpapier = ezelsvel dichtvriezen = ijzelen loswrikken = wrikken = loswroeten elektriciteitsmeter = watturenmeter lokartikel = aanvoerder lekstralen = lekstroom klavecimbelspeler = clavecinist = klavecinist koosnaam = koosnaampje androïde = humanoïde letterroof = plagiaat = letterdieverij bangheid = angst = benauwdheid = beklemming = angstgevoel = schrik = vrees vegetariër = herbivoor = veganiste = vegetarisch = veganistisch eugenetiek = eugenese = eugenetica schraapzucht = hebzucht = inhaligheid = schraapzuchtigheid = hebzuchtigheid = hebberigheid imagineren = raden = inbeelden = nagaan = veronderstellen = verbeelden = overwegen = indenken = fantaseren = voorstellen = speculeren slavenwerk = slavenarbeid zuidpool = Zuidpool = Antarctis duel = gevecht = kamp = slag = worsteling = tweekamp = treffen = tweegevecht hematiet = roodijzererts schoolgeld = leergeld = lesgeld gebarentaal = vingerspraak = dactylologie = gestiek = vingertaal verpakkingsmateriaal = emballage = pakmateriaal = verpakking keelontsteking = faryngitis = keelpijn = laryngitis aambeien = speen = aambei korrel = kraal = parel = zaadkorrel = graankorrel behoeften = vereiste = voorwaarde = benodigdheden = eis voorbestaan = preëxistentie terroriseren = verschrikken beeldhouwer = beeldhouwster mensen = volk = personen = lui opstappen = binnendringen = ingaan = binnengaan sleeptouw = sleepkabel bulhond = mastiff dagopvang = kinderkribbe = crèche = kinderdagverblijf = kinderbewaarplaats = kinderopvang Aziaat = Indiër = Azische = Aziatisch negerin = roetmop = zwarte = nikker = neger = moor dédain = geringschatting = laatdunkendheid = depreciatie = minachting = verachting lidmaatschapsgeld = contributie kokosmelk = kokosnootmelk grafzang = nenia = lijkdicht = lijkzang basisprincipe = grondstelling = hoofdregel = grondregel = maxime = oerprincipe = grondbeginsel = beginsel = principe duozitting = buddyseat = buddy-seat = duozadel priem = els gezwel = intumescentie = blastoom = tumor = neoplasma = tumescentie = zwelling = vleeswoekering = opzwelling verplichting = engagement = aanhankelijkheid = verbintenis riooldeksel = putdeksel verzwinden = eclipseren = weggaan = verdwijnen = wijken floor-show = floorshow = kleinkunst = cabaret = cabaretprogramma traankanaal = traanbuis vruchtwaterpunctie = amniocentese trend = mode = neiging foppen = bedotten = inlappen = beetnemen aluinaarde = alumina = aluminiumoxide = aluminiumtrioxide eierboer = poelier volkenbond = coalitie = Volkenbond djinn = geest velcro = klitband = klittenband = kleefband oververtellen = verhalen = navertellen = zeggen = vertellen verzenden = afzenden = sturen = insturen = opsturen = afsturen = versturen = expediëren = zenden = wegsturen legeren = alliëren antiserum = serum = entstof = vaccin vendetta = vergelding = wraak fopspeen = speen drama = tragedie = tragiek = toneelstuk = ramp = onheil = rampspoed = toneelspel = catastrofe = treurspel = calamiteit = stuk = theateropvoering = spel = theaterstuk zwakte = slapte = feil = zwak = kwetsbaarheid = slapheid = afgeleefdheid = tekort = tekortkoming = faiblesse = asthenie = zwakheid = krachtloosheid = fout waarderen = achten = hoogschatten = hoogachten = taxeren = ophebben = koersen = ramen = respecteren = schatten = appreciëren = verwaardigen scholier = schoolkind premisse = presuppositie = postulaat = suppositie = hypothese = basisbegrip = grondbegrip = assumptie = presumptie = vooronderstelling vingeralfabet = doofstommenalfabet syllabe = lettergreep kantonrechter = vrederechter grissen = pakken = nemen = vastnemen = vastgrijpen = vatten = grijpen = graaien = beetpakken = toegrijpen aantrekkingskracht = affiniteit = aantrekking = bevalligheid = aanlokkelijkheid = zuigkracht = attractie = verwantschap = begeerlijkheid = sex-appeal = bekoring = overeenkomst = aantrekkelijkheid = bekoorlijkheid = wenselijkheid spijker = nagel pleuritis = pleuris slagaderbreuk = aneurysma gehannes = geklooi waarzeggerij = prognose = voorspelling = profetie = weersvoorspelling aangeklaagde = gerekwireerde = gedaagde = verweerder = beschuldigde = beklaagde = verdachte opstand = oproer = rebellie = revolte = opruiing legerkamp = bivak = kamp = legerplaats cv-ketel = stoomketel = ketel = warmwaterketel = verwarmingsketel krijgshaftigheid = heldenmoed = onverschrokkenheid = leeuwenmoed = heroïek = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid ruwen = ruw maken mistroostigheid = bedroefdheid = desolaatheid = verslagenheid = eenzaamheid brood = steen = goudklomp = poen saccharose = sacharose = suiker nekkramp = hersenvliesontsteking = meningitis kantonnier = stratemaker = stratenmaker = straatmaker handelsartikel = artikel beeldgeometrie = raster vlakglas = spiegelglas = plaatglas uitschakelen = onmogelijk maken = deactiveren = ongeschikt maken = onbruikbaar maken = uitrangeren = onklaar maken = ontdoen proteïne = eiwit omzetten = variëren = wijzigen = verlossen = veranderen = converteren = altereren = omvormen = modificeren = changeren = herscheppen = inlossen werveldier = vertebraat = gewervelde dieren runner-up = 2de plaats bergketen = gebergte = bergformatie = bergrug = bergland = bereik = spreiding galgje = beul micro = homecomputer = hobbycomputer = huiscomputer = personal computer = pc = microcomputer lieveheersbeestje = onzelieveheersbeestje viswijf = treiteraar = zeurpiet stroomkabel = voedingskabel aanstrepen = aankruisen = vink = afvinken zegelring = signet woonschuit = woonark = ark = woonboot = woonschip schoolvrees = schoolangst stadsleven = steedsheid nebbe = bek = snavel = bekje = snebbe = sneb stridulatie = gesjirp hydrodynamica = vloeistofdynamica = waterwerktuigkunde geheugen = opslagmedium = herinneringsvermogen = memorie = geheugeneenheid = herinnering = herinneren godsdienstleer = geloofsovertuiging = geloofsleer aaien = liefkozen = kozen = minnekozen = wrijven = strelen = vrijen = strijken agressiviteit = vijandigheid = agressie = hostiliteit halsstuk = nekstuk rally = reünie bigotterie = fanatisme = dweperij = huichelarij = femelarij = gefemel = schijnheiligheid = veinzerij = kwezelarij = dogmatisme = farizeïsme = starheid = hypocrisie M.S. = MS = multiple sclerose passagierstrap = touwladder = landingstrap resumeren = excerperen = samenvatten = uittrekken = opsommen = extraheren = recapituleren lenskap = oogschelp = lensklep teen = vinger = kom nou = tenen = rijs = knoflookteentje = cijfer = twijg = wis jaaroverzicht = jaarboek = kroniek = almanak = annalen ufo = vliegende schotel = UFO Zwitserse frank = Zwitserse franc paspen = treknagel = deuvel tandheelkunde = mondheelkunde godzalig = devoot = pieus = religieus = godsvruchtig = godvrezend = vroom = godsdienstig = gelovig fluorescentielamp = T.L.-buis = TL-buis = lichtbuis = tl-buis = neonbuis juffer = juffrouw = jongedame = jonkvrouw groene munt = munt = aarmunt vodka = wodka eilandenrijk = archipel = eilandengroep bouwvalligheid = vervallen staat halfwaardetijd = halveringstijd = halve leven zelf = ik jachtgeweer = buks = hagelgeweer pias = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant bijtmiddel = afbijtmiddel goederenlift = takel = dienstlift verfilmen = film = vlies verontreinigen = bevuilen = contamineren = vervuilen bataat = zoete aardappel wol = schapenvacht = schapenwol = schapewol persoonlijk voornaamwoord = pronomen personale missigit = mesigit = moskee ritmestoornis = hartritmestoornis = aritmie countdown = aftelling = aftelprocedure = aftellen legen = ledigen = uithalen = leegmaken onteren = belachelijk maken = schenden = bevlekken = schande = oneer = te schande maken = geringschatten = smaad = bezoedelen woonstad = gehucht = stadsgebied strafschop = elfmeter = pingel = penalty straatventer = straathandelaar = marskramer = leurder = venter vink = aankruisen = afvinken = aanstrepen = boekvink schedelboor = trepaan onthaalbediende = secretaris = doktersassistente = receptionist nakomelingschap = nakomeling = nakroost = nageslacht handelsfirma = handelshuis consonant = medeklinker morgenkrieken = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad haf = kustmeer = lagune mast = hoogspanningsmast = scheepsmast = pyloon ruggensteun = backing = rugsteun verticale raamstijl = raamstijl = raampost = middenstijl stoommachine = stoomlocomotief wederkeren = weerkeren = weerkomen = wederkomen = terugkeren = herhalen Bronstijd = bronstijd lobotomie = leucotomie = hersenoperatie bewonderen = opzien = opkijken jonge haan = haantje lectuurbak = tijdschriftenbak jekker = jopper = boer verhongeren = doodhongeren = rammelen dertigtal = dertig Kiëv = Kiev richtingsroer = stuurroer kaantje = kaantjes = kaan onwetendheid = onkunde = ignorantie = agnosie uitslover = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = branieschopper = herriemaker = pronken = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper filmvoorstelling = film = bioscoopvoorstelling boe = awoert = loeien = geloei = uitjouwen = snuiven soldeerijzer = soldeerbout = bout = hamerbout rechtsgeleerde = juriste = meester = wetgeleerde = jurist vergelden = belonen = wraak nemen = wreken corruptie = schelmenstreek = ontrouw = omkoperij = valsheid = bedrog = oneerlijkheid = omkoping = bedriegerij moedertasjes = tasjeskruid verhouden = staan = samenhangen inhuldigen = initiëren = inwijden Hawaii = Hawaï afschrik = weerzin = walging = afschuw = afgrijzen = degout = gruwel = afkeer = aversie = hekel levensruimte = Lebensraum = leefruimte voorportaal = voorhof = portaal luchtsnelheid = vliegsnelheid toupet = haarstukje = pruik Iraniër = Iraans kuitbroek = knickerbocker = plusfour = drollenvanger = kniebroek = pofbroek ausputzer = libero ontbladering = bladverlies matje = onderleggertje = doily = taartrand rondschenken = overgieten = decanteren schaarbeweging = afleidingsmanoeuvre = overstapje = schaar = schijnstoot = schijnmanoeuvre = schijnbeweging honneponnie = meisje = geliefde = sweetie = ware liefde = honnepon beddelaken = beddenlaken scherpstelling = focus kledingmagazijn = boetiek = modemagazijn = kledingzaak = winkel = confectiezaak = modezaak betamen = aangaan = behoren = horen = passen treurmars = dodenmars beddendeken = dek = deken = beddedeken Ijslander = IJslander verdenken = betwijfelen = twijfelen = verdacht schoolopleiding = studie munterij = neologisme = nieuwvorming staartbeen = staartbeentje = stuitje = stuit = stuitbeen Israëlitische = Israëliet zoeken = uitzien = rondzien = omzien bagatelle = onbenulligheid kammen = kam = uitkammen opvoeding = cursus = didactiek = opvoedkunde = les = onderwijs = instructie = onderricht dehydreren = droogleggen = droogmaken = drogen colporteren = uitventen = dealen = aan de deur verkopen = venten = leuren bloemenvaas = pul = vaas Pangaea = pangea leest = taille = middel vuilnisbakkie = bastaard kropader = halsader uitrichten = sjouwen = volbrengen = kwijten = afleggen = treffen = uitvoeren vetspuitje = wurmpje weerklank = aanvaarding = acceptatie = echo = weergalm = sonoriteit = naklank = galm = bijval = resonantie lijnolie = lijnzaadolie straatjongen = bengel = schoffie = egel = straatkind plankier = zolder verband = contract = samenhang = overeenkomst = bandage = aanbesteding vrijkaart = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen stormlantaarn = stormlamp levensavond = ouderdom skelet = framework = gestel = draagstel = geraamte = kader = frame parkeerklem = fietsklem = wielklem = fietsenrek kunstcollectie = kunstverzameling porem = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk knielen = knielde = een voetval maken = buigen = kruipen voor assistent = knecht = hulp = hulpverlening = bijstand = assistente = helper = steun = assistentie = waterdrager = hulpbetoon = onderzoeksassistent = medewerking = lector = dienstknecht zilver = wit = witheid = zilverwerk = blankheid = een G diepvries = diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = diepvrieskist = vrieskist = diepvriesinstallatie = vrieskast = vriezer consulent = counselor = mentor = raadsvrouw = raadsman = raadgever = adviseur gleufhoed = Stetson = borsalino = deukhoed despotisme = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = dictatuur = monocratie = tirannie = autocratie kajuitsjongen = ketelbinkie = ketelbink = scheepsjongen landstorm = militie afschrijving = afwijzing opslokken = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opschransen = verzwelgen = buffelen uitblazen = doven = uitblussen = blussen = uitdoven confereren = delibereren = beraadslagen aflossing = betalingstermijn = aflevering = termijn griffel = schrijfstift = naald = etsnaald tittel = spikkel = spatje = puntje = stip = sprankje = stippel = vonkje = punt = zier misdracht = miskraam = misgeboorte = abortus = doodgeboorte = monstrum strijdpunt = parisappel = twistvraag = verschilpunt = twistappel = twistpunt = geschilpunt stadsvernieuwing = herontwikkeling = renovatie leugencampagne = hetze = lastercampagne apotheker = pillendraaier = farmaceut = drogist = artsenijbereider Afganistan = Afghanistan tragiek = treurspel = drama = tragedie antedateren = antecederen = precederen = voorafgaan = vooraf gaan etalage = uitstalraam = vitrine Mongoolse = Mongool huisjas = kamerjas = badjas = ochtendjas = peignoir = sjamberloek bouwplaats = bouwterrein = bouw garagebedrijf = garage getoeter = stoot verduidelijking = opklaring = opheldering = verklaring = toelichting scheepsbevrachter = cargadoor ophoesten = hoesten saliniteit = zoutgehalte carnaval = vastenavond = carnavalstijd = carnavalsviering Virginia = Virginië voorkant = front = voorzijde voorzanger = dirigent = cantor fruitsap = vruchtesap = vruchtensap = sapje polymorfie = polymorfisme werpen = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = knikkeren = flikkeren = jenzen = lazeren = kegelen = plompen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen inschuifladder = optrekladder = opsteekladder = schuifladder = uitschuifladder kletsen = pruttelen = slaan = uithalen = raken = chatten = chat = kloppen = een opduvel geven = kwebbelen = babbelen = zwetsen = treffen golf-course = course = golfveld = links = golfterrein = golfbaan prijsdaling = prijsverlaging = afslag Vietnamees = Vietnamese IJzertijd = ijzertijd cheetah = jachtluipaard viola = alt = viola da braccia = altviool vijgeboom = vijgenboom = vijg zenuwcentrum = brein = hersenen = hersens arboretum = plantentuin = heemtuin = botanische tuin = hortus = heempark = hortus botanicus broker = effectenhandelaar Coliseum = Colosseum = amfitheater sof = wanprestatie = deconfiture = echec = zeper = fiasco = mislukking = flop uitsluitsel = bescheid lilliputter = dwerg = dwerg- = mini- heldendicht = epos = heldengedicht = heldenepos tekstschrijver = tekstdichter = lyricus voorlijkheid = vroegrijpheid tentharing = haring = piketpaal Jeugdgevangenis = jeugdgevangenis woordsoort = rededeel = naamval draperie = overgordijn veekamp = opslagterrein rector = ouwe = voorganger = bestuurder = chef = hoofd = pastor = kapelaan = zielzorger = directeur = onderpastoor = leider = parochiepriester = schooldirecteur = schoolhoofd = hulppredikant = dominee omverkegelen = omgooien = omduwen = omknikkeren = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken toonvoorbeeld = toonbeeld = voorbeeld = model fuiknet = fuik = strik = valstrik blankheid = wit = witheid = zilver psychiater = zielknijper = zielenknijper = psych luxmeter = lichtmeter = belichtingsmeter goudmijn = melkkoe = goudmijntje voortvloeisel = uitkomst = uitvloeisel = consequentie = uitwerking = gevolg = effect tweelicht = schemerdonker = schemer = schemerlicht = schemering = deemstering bevoorrechten = privilegiëren verkavelen = perceel = partij = kavel voleinding = bekroning = completering = afwerking = voltooiing = afronding badgoed = zwemkleren = badkleding = zwemkleding = strandkleding kristallisatie = kristalvorming inlijving = incorporatie = annexatie manmoedigheid = heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = heroïek = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manhaftigheid = dapperheid overstralen = overtreffen = voorbijstreven = overvleugelen = ontstijgen = overstijgen = verbeteren = uitstijgen = uitsteken nawoord = addendum = naschrift = bijlage = epiloog = narede = bijvoegsel = slotrede = slotwoord = nabericht camouflagekleur = schutkleur Derma = huid = onderhuid blaken = overstromen = overlopen = overvloeien wipstaart = stompstaartje Assam = Assam-thee = Assamthee couch = divan = divanbed instrument = hulpmiddel = muziekinstrument = medium = middel gent = gander = ganzerik = Gent = mannetjesgans = Gand act = handeling = nummer = akte abiogenesis = abiogenese = zelfwording = autogenese gelaatsuitdrukking = blik = gezicht = gelaatsexpressie = gezichtsuitdrukking = fysiognomie = verschijning = fysionomie polytheen = polyetheen = polyethyleen benthos = zeebodem arend = adelaar Lombardisch = Lombard rosse buurt = tippelzone = gedoogzone modewoord = buzzwoord bestrijder = vijand = opponent = tegenstander alfabet = basiskennis = abc = ABC terrine = soepterrine suikerhoudend = suikerachtig belastingschijf = schijf = tariefschijf eerste minister = regeringsleider = minister-president = MP = premier gordelriem = band = buikriem = broeksband = broekriem = draagband = ceintuur = riem = rokband = gordel dopen = doop betrekkelijke bijzin = bijvoeglijke bijzin = relatieve bijzin werkboek = syllabus toegevend = inschikkelijk = gedwee = meegaand versjouwen = verslepen smaakje = smaak = nasmaak = smaakstof = bijsmaak = voedseladditief = additief lichtgevoeligheid = gevoeligheid heremietkreeft = heremiet stormklok = noodklok overleg = beraadslagingen = convent = conventie = beraadslaging = vergadering stokken = horten = vastliggen = haperen veganiste = vegetariër = veganistisch heldengedicht = epos = heldendicht = heldenepos verzetsorganisatie = verzetsbeweging = ondergrondse = verzet toegeeflijkheid = gedweeheid = dociliteit = volgzaamheid = gehoorzaamheid = meegaandheid = gewilligheid doktersassistente = onthaalbediende = secretaris = receptionist sollicitatiegesprek = ruggespraak = vraaggesprek = interview binden = inbinden = ketenen = vastbinden = aanhechten = kortwieken = boekbinden = verbinden = aanbinden = knotten = knevelen = beknotten = breidelen gevecht = kloppartij = kamp = slag = worsteling = vechtpartij = duel = knokpartij = handgemeen = tweekamp = treffen = tweegevecht aluminium folie = bladtin = tinfoelie = stanniool = zilverpapier = foelie = tinfolie = staniol = folie Maria-Lichtmis = Mariafeest = Lichtmis raambeslag = smeedwerk cirrus = windveer = vederwolk hepatitis = geelzucht wisselen = fluctueren = variëren = thema = van testis = teelbal = testikel = kloot = bal = geslachtsklier = zaadbal metaalfabriek = gieterij kunsten = luimen = fratsen = nuk = bevlieging = caprice = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim venter = straathandelaar = marskramer = leurder = straatventer submissie = verovering = onderschikking = onderwerping waandenkbeeld = waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma herverzekering = reassurantie = herassurantie trakteren = vergasten = behandelen = fuiven = onthalen stadskern = city = stadscentrum = binnenstad = centrum scheurwol = kunstwol Thessalia = Thessalië distributie = spreiding = verdeling = verbreiding = opdeling = verspreiding = uitdeling = logistiek metaalkundige = metallurg UFO = vliegende schotel = ufo versperren = verstopping = blokkade = blokkeren = versperring = tegenhouden hoofdstraat = dorpsstraat hachee = kruisje = hekje zoekmachine = zoekmotor haardracht = haarstijl = kapsel = coiffure = frisuur = coupe balts = verkering = baltsgedrag zijn standpunt totaal wijzigen = omgaan barometerstand = luchtdruk sluimer = slaap = slapen = maffen ruiterij = cavalerie handjevol = handvol voetbal = voetballen besjoemelen = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken betere = beter = verbeteren ontdoen = uit de droom helpen = kwijtraken = uitrangeren = uitschakelen = kwijt raken = uitdoen = afmaken = verwerpen = afkomen urethritis = pisbuisontsteking = urineleiderontsteking oliestookinrichting = oliestook = olieverwarming choroidea = vaatvlies oorheelkundige = oorspecialist = oorarts = otoloog = keel-, neus- en oorarts slangekop = slangenkop kruiderij = condiment = smaakversterker kubus = regelmatig zesvlak = hexaëder = derde macht dysforie = treurnis = triestheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = dofheid = depressiviteit = gedeprimeerdheid = zwaarmoedigheid = ongenoegen = somberte = bedruktheid = zwartgalligheid pillendraaier = apotheker = farmaceut = drogist = artsenijbereider opwachten = verbeiden = afwachten = verwachten = liggen = wachten = klaarliggen = belagen voorrang = voorang = prioriteit = primaatschap worging = wurging = suffocatie = asfyxiatie = verstikking opleiden = leiden = vormen = trainen = onderrichten = opvoeden = scholen = onderwijzen looierij = zouterij = leerlooierij tournesol = lakmoestinctuur klapstuk = borststuk frees = freesbank wekelijks = weekblad crème de la crème = fine fleur = keur = puikje = bloem = vlaggenschip meedogenloos = genadeloos verzendlijst = adreslijst = verzendingslijst = mailing list reformeren = hervormen verwijfdheid = effeminatie = verwijfd lentenachtevening = lenteëvening = voorjaarsnachtevening vrees = angst = beklemming = bangheid = angstgevoel = benauwdheid = schrik egge = eg geblaat = blaten = blèren astroloog = sterrenkijker = sterrenwichelaar partijgenoot = enthousiasteling onderstrepen = betonen = benadrukken = beklemtonen = accentueren jaarfeest = verjaardag = jubileum = jaardag = geboortedatum = anniversarium = geboortedag beetpakken = pakken = vastnemen = vastgrijpen = grijpen = graaien = grissen = toegrijpen = vastpakken = nemen = beetkrijgen = vatten woekeraar = gier = woekeraarster = uitzuiger = hyena = uitbuiter politiemacht = kit = wet = politie = hermandad = prinsemarij = politieapparaat scheeflopen = falen = misgaan = floppen = knallen = mislopen = mislukken bruikbaarheid = toegankelijkheid = aanwezigheid = gebruiksvriendelijkheid = voorhanden zijn = beschikbaarheid grondregel = grondstelling = hoofdregel = postulaat = maxime = oerprincipe = basisprincipe = grondbeginsel = grondwaarheid = axioma = beginsel = principe waterspuwer = waterhoos noodbrug = hulpbrug = baileybrug voelhoorn = voeldraad = antenne = voelspriet = spriet Republiek Polen = Polen benadelen = vergrijpen = pakken = duperen = schaden = laederen tijdruimte = tijdsverloop = tijdsspanne = tijdsruimte = tijdspanne = tijdsbestek aanvreten = corroderen = uitbijten = inbijten = bijten = uitvreten = invreten identiteitsbewijs = legitimatiekaart = legitimatie = persoonsbewijs = legitimatiepapier = legitimatiebewijs = identiteitskaart herdersfluit = schalmei staande ovatie = ovatie kloofbijl = voorhamer = smeedhamer = vuisthamer = schroothamer = moker = vuist = smidshamer rendier = Caribou = kariboe kringloopproces = omloop = rondgang = circulatie = cyclus = roulatie = kringloop expositie = wereldtentoonstelling = rapport = uitstalling = rekenschap = uiteenzetting = exposé = verantwoording = expo strijder = verdediger = fakkeldrager = patroon = voorstander = vechter = bepleiter = pleitbezorger = pleiter = combattant = krijger berggeit = klipgeit = steengeit tipgever = aanbrenger = klikspaan = klikker = verlinker = aangever = sycofant = informant dakloze = schooier = landloper = zwerver = clochard = zwerfkat = vagebond = hobo = tramp = vagant schoorsteengat = rookgat landmacht = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = troep machtigen = vergunnen = volmachtigen = committeren = mandateren = autoriseren revaluatie = herijking = opwaardering = revalorisatie = herwaardering = herbeoordeling opperhoofd = stamhoofd = leider = chef = hoofd = dorpshoofd = chief heup = heupgewricht transposon = springend gen electroshock = elektroconvulsietherapie hartstochtelijkheid = manie = onstuimigheid = infatuatie oxidatie = oxydatie bevloeiing = besproeiing = beregening = irrigatie beenweefsel = knok = botje = graat = bot = been = knook munitiewagen = caisson Asen = Ase motorrijwiel = motorfiets = motor = machine pardessus = overjas = mantel rechtshandel = strafgeding = proces = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = gerechtszaak = pleitzaak = geding = pleit = procedure pruimedant = besje inhouden = abstineren = neerkomen = omvatten = belasten = moeilijkheid = betomen = intomen = behelzen = veroorzaken = laten = betekenen = beduiden = met zich meebrengen = bevatten = beheersen = nalaten = zeggen = tot gevolg hebben = onthouden aeronautiek = luchtvaart = ruimtevaartkunde = astronautiek = luchtvaartkunde = aeronautica tandarts gespecialiseerd in wortelkanaalbehandeling = endodontoloog virus = computervirus = smetstof besmeuren = bekliederen = bekladderen = bekladden catharinavenster = roosvenster = radvenster wijfie = mokkel = gleufdier = mens = gleuf = wijf = vrouwspersoon = vrouwmens bergformatie = bergketen = bergrug = bergland = gebergte stulp = stolp = hut = krot = hok = kot = klok verwachten = verbeiden = afwachten = opwachten = liggen = wachten = klaarliggen wordprocessing = tekstverwerking ratelslang = ratelslangen perspomp = aanjager = compressor checken = controleren = nazien = nakijken = nagaan = toetsen = nalopen = vergelijken = natrekken franje = prul = pluim = prulletje = vod = kwast = tierelantijntjes = prullaria = lor = periferie = barrel = tierlantijntjes = radicalen = prulding = rand = pruts kandidatenlijst = bon = lei = leisteen gezang = tussenzang = lofzang = kerkgezang = kerkzang = hymne = loflied = cantus middel = financiën = geldmiddelen = thesaurie = geld = leest = instrument = medium = taille = hulpmiddel = middelen = vermogen zaagtand = tand moeial = betuttelaar = steekneus = bemoeial = regelneef broche = speld = speldje = borstspeld = sierspeld avocado = avocadoboom = avocadopeer eclecticisme = eclectisch afsteken = tegenstelling = contrast = uitvaren = afvaren = contrasteren expressionistisch = expressionist Slabber = zabberen = kwijlen vergoeding = regres = indemnisatie = compensatie = Compensatie = bonificatie = indemniteit = schadeloosstelling = schadevergoeding = verhaal voorstad = buitenwijk = randwijk darts = dartspel = vogelpik maaswerk = net = valstrik = val celibaat = zedigheid = onthouding zool = sandaal = voetzool = binnenzool = Jezusnikes = zeetong afkijken = uitkijken = smokkelen = spieken duwen = douwen lidmaat = ledemaat = kerklid = kerkganger aankoop = aanschaf = koop = besteding = boodschap = verwerving = aanschaffing = boodschappen = inkopen recrutering = rekrutering was = wasgoed = wasbeurt = waswater = boenwas = spoelwater = meubelwas = lotie = wrijfwas levenmaker = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = branieschopper = herriemaker = pronken = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper gist = bakkersgist identificatie = vereenzelviging = legitimatiebewijs = benaming stofomslag = couverture = band = boekband = kaft = boekomslag = omslag = cover etnische muziek = folkmuziek = folk kraam = kraambed leewieken = kortwieken gekriebel = hanenpoten = kriebelpootje = kladschrift = hanepoten = krabbelschrift = krabbelpootje jeugdgevangenis = Jeugdgevangenis persoonsgegevens = personalia = detail = kleinigheid sprint = spurt = run zakuitgave = pocket = pocketboek bleekselderij = selder = selderie = selderij boomgaard = bongerd = bogaard = fruitareaal aankomstlijn = meet = finish = aankomst = eindstreep = krijtstreep = eindmeet leis = kerstlied sleur = routine = van buiten leren = karrenspoor = herhaling klever = sticker bijou = juwelen = sieraad beeldscherm = display = beeldstation = scherm = toezichthouder = monitor kabelwartel = trens ontspanning = afleidingsmanoeuvre = verpozing = verstrooien = plezier = amusement = recreatie = dolce far niente = verzetje = verzet = verstrooiïng = pret = relaxatie = lol = vrijetijdsbesteding = afleiding = verstrooiing = vermaak kruipen = opschuiven natuurramp = cataclysme = catastrofe = ramp gistmiddel = rijsmiddel vooruitkomen = de vorm aannemen = vorderen = vooruitgaan geslachtsklier = teelbal = testikel = kloot = bal = testis = zaadbal thema = item = kwestie = issue = onderwerp = aangelegenheid = toestand = materie = stof = geval = probleem = belang = zaak = affaire = wisselen = figuur = indruk = punt = gegeven = van voorn = elrits = ondermaatse vis = witvis doorhebben = snappen = begrijpen = volgen = doorzien = bevatten = vatten = verstaan = weten leverstok = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = manskracht mogelijkheid = uitzicht = perspectief = toeval = gelegenheid = opportuniteit = eventualiteit = kans = geluk potentiaal = spanning = elektrische spanning = voltage = stroom voorbestemmen = voorbeschikken = predestineren gelukzoeker = fortuinzoeker = goudzoeker = ontdekker = ontdekkingsreiziger = avonturier = vrijbuiter verdunner = oplosmiddel = verdunningsmiddel piekenier = zandstuiver = lansknecht = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas huiswarming = instuif = inwijdingsfeest hoogstandje = handstand springvuur = ringvuur = pepervuur = ringworm laadkist = laadbak = container = houder grootouder = grootvader = grootouders kalabasfles = kalabas neus = snotkoker = reukorgaan = reukzin = kankerjood = snufferd = reuk gestreept cloqué = bobbeltjesstof = cloqué = seersucker Koran = koran benzine = benzeen = gasoline = naft = peut saxofonist = saxofoonspeler boomzaag = kettingzaag = motorzaag = motorkettingzaag hebben de kriebel in zijn gat = yoghurt kolf = Gunstock = bloeikolf pastel = pastelkrijt = pasteltint = pastelkleur uitgaanskleding = avondjapon = avondkledij = evening-dress = avondtoilet = avondjurk = avondkleding tankpauze = pitstop = pitsstop ossekar = ossewagen = ossenkar = ossenwagen lemma = artikel = hulpstelling belletje = telefoontje kunstleer = kunstleder = imitatieleer = namaakleer = simileder = skai windjak = anorak = parka = windjack = windjekker = windbreker behoudenis = reiniging = behoud = zaligmaking = verlossing = heil = afkoping = heiliging = bevrijding = vrijkoping = redding ontneming = derving = gemis = ontbering gildeproef = hoofdwerk = meesterstuk = proefstuk = meesterwerk = chef-d'oeuvre ventilatiekoepel = luifel koninginnenbrij = koninginnenbrood onbehaaglijkheid = onmin = ontevredenheid = onvrede = irritatie = ergernis = wrevel = mishagen = ongenoegen = onbehagen = misnoegen speurhond = speurder = speurneus kleine hersenen = cerebellum calciumhydroxyde = calciumhydroxide rondzwalken = ronddarren = rondlopen = rondwandelen stippel = spikkel = tittel = puntje = stip = punt conductiviteit = geleidingsvermogen = geleiding = soortelijke geleidbaarheid = elektrische geleidbaarheid = conductie goedkeuren = ondersteunen = sterken = onderschrijven = concorderen = instemmen = instemmen met = aanbevelen = het eens zijn = accorderen = bijvallen = aansluiten = stijven = schragen = toestemmen = overeenstemmen Victoria = Victoriameer negotiëren = onderhandelen controlebord = regeltafel = dashboard = schakelbord = schakelpaneel = schakeltafel = paneel = bord = bedieningspaneel reukzout = vlugzout Cytherea = Aphrodite = Afrodite kar = automobiel = auto = wagen baltsgedrag = balts = verkering repercussie = revanche = vergelding = vindicatie = wraak = wraakneming lijkwagen = lijkkoets = lijkauto schnabbel = optreden = concert prieel = zomerhuis = tuinhuisje = theehuisje = pergola zuivelhandel = zuivel = zuivelboerderij = melkveehouderij dienschort = schoot = schort schuld = schuldgevoel = schuldig = schuldigheid euforie = geestvervoering = zinsvervoering = opgetogenheid = vervoering = exaltatie = extase = verrukking = geluksroes = hallelujastemming = trance frommel = bal = prop = bol gebrabbel = zever = onzin = nonsens = kolder notenhout = notebomehout = notehout = notenbomenhout privacy = afzondering strekking = tendens = teneur = pointe = inslag = tendentie liedjesschrijver = verzenmaker unduleren = friseren = onduleren = deinen = opkrullen = golven = kroezen = krullen bal-gehakt = rissole bitumen = asfalt = macadam fonkeling = schijn = schijnsel = flonkering = schittering = glinstering = gloed verwaarlozen = weglaten = versloffen = skippen = overslaan = verzuimen = overspringen = verslonzen stolp = stulp = klok verschroeien = versmachten = schroeien = verzengen = blakeren = zengen = roosteren verruimen = uitbreiden = expanderen Sjoa = Holocaust = holocaust kluizenaarswoning = ermitage = Hermitage = kluis = hermitage = kluizenaarshut nodigen = uitnodigen = laden = inviteren = noden = vragen misdadiger = schavuit = boef = booswicht = onverlaat = boosdoener = crimineel = bandiet = strafrechtelijk = snoodaard = slechterik = vogelvrije = schoft = schurk = schurkenrol = schoelje duperen = vergrijpen = pakken = benadelen = schaden = laederen gehamer = getrommel griepen = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken stapelplaats = handelscentrum = marktplaats = grootwinkelbedrijf = warenhuis besluitvorming = besluitvormingsproces populatie = inwonertal = universum = bevolking communis opinio = publieke opinie = volksstem kasgeld = geld = contant geld = cash = contanten helder = verklaren = verduidelijken = begrijpelijk = duidelijk = verstaanbaar = onderrichten erepenning = versierselen = gedenkpenning = medaille = eremetaal = insigne = ereteken = distinctief = onderscheiding = plak refrein = chorus = keerzang = keervers wanboffer = mislukkeling = kneus = schlemiel = kneusje = verliezer = loser = pechvogel tjaptjoi = tjap tjoi dioxyde = dioxide bekrachtigen = bevestigen = ratificeren = ondertekenen = beamen = affirmeren = erkennen toneelstuk = drama = stuk = toneelspel = theateropvoering = spel = theaterstuk forumdiscussie = forum ureter = pisbuis = pisleider = urineleider verlet = respijt = verschuiving = opschorting = temporisatie = verdaging = uitstel = verwijl = schorsing = prorogatie bordpapier = karton bezigheid = activiteit = werkzaamheid = werkzaamheden = occupatie piment = allspice verstand = hersens = denkvermogen = geestvermogen = rede oververzadiging = overmaat = landbouwoverschot wendbaarheid = buigzaamheid = smeedbaarheid = souples = behendigheid = lenigheid = kneedbaarheid = soepelheid onoprechtheid = onwaarachtigheid = ontrouw ongedaan maken = tenietdoen bolheid = convexiteit uitgeversmaatschappij = uitgeverij = uitgever epenthesis = epenthese proeven = beluisteren = bespeuren = voelen zeeschuim = sepioliet = meerschuim duren = voortduren = aanhouden = continueren = lopen = doorgaan = doorlopen kilobyte = kilo-byte = kb = Kb omkijken = uitkijken = uitzien draai = wending = wenteling = winding = zwenk = toer = draaiing = gang = bocht = draaibeweging = twist vervlieden = verstrijken = verglijden = verlopen = vlieden = voorbijgaan = omgaan lijfeigene = laat = heloot = halfvrije = horige = slaaf = slavin tuffen = spugen = kwatten = spuwen = speeksel = spuug = kwalsteren bijenhoning = honing = honig = schatje gijzelingsactie = gijzeling = kaping = ontvoering tariefgroep = belastinggroep zachthout = naaldhout gebruiker = verbruiker istmus = landengte wordprocessor = tekstverwerker manchester = fluweel = velvet hoen = hoentje = patrijs marker = tekenpen bas = basstem = baspartij = basinstrument = contrabas = basviool wereldoorlog = wereldbrand fineer = oplegsel blijheid = heil = verheugenis = blijdschap = vreugde = zegen = geluk kraagsteen = kraagstuk relateren = combineren chalcedoon = chalcedon bekeren = missioneren = werven verkeerschaos = verkeersinfarct rondbrenger = wijkbezorger blaasinstrument = koelte = wind miserie = malaise = gedonder = beroerdigheid = misère = treurigheid = ellende = trammelant = gelazer = narigheid = rottigheid dame = madame = lady = juffrouw = edelvrouw = vorstin = damestoilet = poes = jonkvrouw = koningin = vrouw = mevrouw = tante erratum = drukfeil = drukfout = typefout = misstelling radiologie = röntgenologie woonblok = blok = huizenblok = bouwblok = woningblok verbond = liga = verdrag = overeenkomst = unie = pact salie = saliemelk sprookje = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = verzinsel = inventie = fictie = fabel = verdichtsel sabbatical = studieverlof stuurhut = stuurhuis = cockpit Centafrika = Centraal-Afrika = Centraal-Afrikaanse Republiek goodie-goodie = lief = geliefde = hartedief = hartediefje = hartendiefje = beminde = hartendief = liefste = lieverdje = schat = engel = hartelap = lieveling = hartenlap = hartje = liefje = lieverd = vlam = schattebout bloemist = bloemenzaak = bloemenwinkel = bloemenverkoper = bloemisterij = bloemenman = bloemenhandelaar jarretel(le)gordel = jarretel(l)egordel = jarretelgordel pakstro = houtkrullen = schaafkrullen = houtwol = houtkrul kamillethee = kamille werving = acquisitie = rekrutering decoupeerzaag = fineerzaag = fretzaag = figuurzaag support = ondersteuning = bemoediging = steun = steunpilaar artritis = gewrichtsziekte = gewrichtsontsteking = synovitis uniformiteit = eendracht = eensgezindheid = conformiteit = monotonie = akkoord = eenstemmigheid = harmonie = overeenstemming = eenheidsworst = concordantie = goedkeuring = overeenkomst = eentonigheid loeien = boe = uitbrullen = razen = brullen = bulderen = geloei = gebrul = tieren regurgitatie = rejectie = oprisping discount = remissie = franchise = aftrek = rabat = korting = vermindering = reductie = omzetpremie Noord-Atlantische Verdragsorganisatie = NATO = Navo = NAVO otteren = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = pielen = prutsen = klooien = wurmen meerderjarigverklaring = handlichting nagel = spijker schuttingwoord = drieletterwoord dwanglicentie = admissie = licentie = vergunning = consent afzetgebied = achterland = markt = marktplein koster = grafdelver = kosteres = doodgraver loonpauze = loonstop filmproducent = filmmaker werven = missioneren = aantrekken = bekeren cardiovasculair systeem = hart en bloedvaten = bloedvatenstelsel Republiek Kazachstan = kazachstan = Kazachstan espressobar = theehuis = koffiebar = koffiehuis = coffeeshop uitdragen = rondstrooien = rondbazuinen = verspreiden = uitbrieven = rondbrieven feces = drek = excrementen = excrement = ontlasting = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = stront = ba = faecaliën = uitwerpselen = schijt = kak = drol = uitwerpsel = afgang = beer evangelie = evangelieleer = heilsleer = leer = theorie = leerstelsel ure = tijd = stonde = poosje = uur = moment = ogenblik = tijdstip = tel buiktyfus = paratyfus = tyfoïd levendigheid = enthousiasme = vastberadenheid = begeestering = elan = sappigheid = beweeglijkheid = durf = temperament = vuur = levenskracht = geestdrift = moed = vitaliteit = gloed = lef = karakter = ijver garotte = wurgpaal = garrote larvestadium = larf = masker = larve bezoedelaar = vervuiler hoofdhaar = haardos = kuif = haar = beharing = pruik papieren = document = paperassen = papier inzouten = pekelen = inpekelen = zouten servicekosten = administratiekosten scenario = draaiboek = boeken = script getjilp = gesjilp = gepiep instrumentalist = muziekbeoefenaar = muzikant = instrumentist = speler = musicienne = musicus = toonkunstenaar afdrijving = miskraam = afdrift wereldzee = oceaan = plas coupé = compartiment Edammer = edammer = Edam vent = man = baas = mens = mannetje = jongen = manspersoon = heer = kerel = sjeik = meneer = broger = heerschap = klant = pief = basserool = knaap = gast = pik = modegek kladje = kladversie = aanzet = concept = praatstuk lastgever = opdrachtgever = machtgever = klant = committent = cliënt = mandant = principaal = mandator gewelddadige plunderaar = vrijbuiter = plunderaar = boekanier papajaboom = papaja deficit = tekort nawerken = overwerken etiologie = aetiologie x-stralen = röntgenstraal = x-straal = röntgenstralen = röntgenstraling dichtwerk = verskunst = muze = dichtkunst = vers = poëzie hervatting = vervolg = voortzetting = continuering = vervolging kinbaardje = kinbaard = sik meerstemmigheid = polyfonie ruis = rietvoorn = ruisvoorn oxyde = oxiden = oxide = zuurstofverbinding bolhoed = derby = garibaldihoed = dop = pothoed = garibaldi theetafel = theemeubel = theekast co-existentie = gelijktijdig bestaan = coëxistentie heteroseksueel = hetero = heterofiel bewaking = surveillance = toezicht boorinstallatie = booreiland = boortoren afstamming = komaf = afkomst = descendentie = geboorte = herkomst heideveld = hei = heide = heidegrond kantoorklerk = inktkoelie = klerk = kantoorknecht abeel = witte abeel spectrometer = massaspectrometer gatlikker = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = slijmbal = hielenlikker = slijmerd abductie = kidnapping = afvoering = ontvoering stembiljet = stembriefje = kiesbriefje bedragen = belopen = komen = worden = maken = kosten = zijn racket = raket knielbank = bidstoel = bidbank = knielbankje era = eeuw = tijd = ouderdom = periode = tijdvak = tijdperk = epoch = leeftijd = tijdrekening solenoide = solenoïde brutaaltje = duivel = hoer = lichtekooi = verduiveld aanvangen = aangaan = inzetten = opvatten = instellen = aanvatten = openen = aanzetten = entameren = beginnen = opstarten = starten blessure = schade = kwetsuur = letsel kapstok = opstapje = aangrijpingspunt = opstap = springplank = aanknopingspunt bewapenen = wapenen sfygmomanometer = bloeddrukmeter = tensiemeter etsplaat = plaat motregen = gemiezer = miezer = drupregen melkboer = melkfabriek = melkman = zuivelfabriek aardverbinding = aarddraad = aarde = aardleiding = aarding neringdoende = pakhuismeester = middenstander = wederverkoper = winkelier = kleinhandelaar = detaillist afzuigen = pijpen = fellatio doen effectueren = implementeren = realiseren = verwerkelijken = verwezenlijken bibliofiel = boekenliefhebber indigestie = dyspepsie verloven = engageren klaren = inklaren enquete = demoscopie = poll = opinieonderzoek = opiniepeiling bedekking = bekleedsel = huid = bekleding buikwind = een scheet laten = scheet = flatus = prot = veest = wind = windje = een wind laten verbum = werkwoord Zweed = koolraap = Zweedse eerste naamval = nominatief tuigen = optuigen = optakelen coander = wantsenkruid = ketoembar = koriander loopbaan = carrière bitterkoekje = makroon = makaron = makron milieuvervuiling = vervuiling = verontreiniging = pollutie = milieuverontreiniging winnaar = overwinnaar = triomfator = winner meelokken = vleien = tronen = lubben = verleiden = strikken = aanlokken = lokken = aantrekken = overhalen = verlokken unit = span = cluster = bos = troep = tros = zelfstandigheid = stel = eenheid dixielandmuziek = Confederale staten van Amerika = dixieland ongehuwde vrouw = oude vrijster = spinner aseptie = asepsie = desinfectie = ontsmetting = asepsis neurowetenschappen = neurowetenschap genade = vergeven = gunstbewijs = mildheid = gratie = elegantie = gunst = uitstel van betaling = vergiffenis = clementie een wind laten = een scheet laten = scheet = flatus = prot = buikwind = veest = wind = windje verantwoording = rapport = verantwoordelijkheid = uiteenzetting = exposé = rekenplichtigheid = aansprakelijkheid = rekenschap = expositie = responsabiliteit maaneclips = maansverduistering aandoening = indispositie = klacht = ongemak = kwaal = handicap = gebrekkigheid = grieven = beklag = affectie = gebrek beffen = cunnilingus ondertemperatuur = kou = koude pijltje = pijl zich stilletjes uit de voeten maken = vertrekken = drossen = zijn biezen pakken = wegrennen = zich terugtrekken uittreden = neerleggen = terugtrekken soundtrack = filmmuziek = sound-track = partituur flensje = crêpe worgen = wurgen = kelen aanmatiging = pretentie nefologie = wolkenkunde leemte = leegte = gaping = air = vacuüm = hiaat = lacune = lucht = manco = gemis vaudeville = revue = variété exentriekeling = koekenbakker = geitebreier = prentenboek = eigenaardige = geitenbreier = buitenbeentje = koekebakker = creatuur = excentrieke = krotenkoker = weirdo = nummer = snuiter = knakker = rare = portret = schepsel = lafaard = zonderling zirkonium = zirkoon vettigheid = obesitas = zwaarlijvigheid = vetzucht schokdemper = schokbreker = neutronenvanger = kussen = absorptiemiddel vuurtoren = vuurbaak = kustlicht = vuurbaken = lichtbaken flexuur = bocht = kromming = buiging zwichten = capituleren = overgeven = cederen = platgaan = bezwijken spoken = achtervolgen geluidsvolume = geluidssterkte = volume = geluidsniveau emissie = opbrengst = uitstraling motorrijtuig = motorvoertuig verpersoonlijken = incarneren = belichamen = representeren = vorm geven = personifiëren harem = vrouwenverblijf = Serail bevoelen = bevingeren = betasten = bepotelen entresol = insteekkamertje = tussenverdieping ongepastheid = onbetamelijkheid = onwelvoeglijkheid = onbehoorlijkheid = onfatsoenlijkheid stranddief = jutter = strandjutter geslachtsneiging = libido = geslachtsdrift = paringsdrift gezichtsbedrog = fata morgana = luchtspiegeling leermiddelen = leermiddel gebruik = oefening = nut = oefenen = patroon = manieren = gebruiken = gewoonte = zich oefenen = mos = stramien = geplogenheid = usus = uitoefening = praktijk = toepassing = usantie = benutting = handhaving bêtadeeltje = bètadeeltje loopneus = druipneus = snotaap = snotneus Egyptologie = egyptologie trien = tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = totebel = kuttekop seizoen = jaargetijde = jaargetij schaakstuk = stuk condoom = rubbertje = ballon = kapotje = sok = kunstrubber ilium = darmbeen stakeholders = belanghebbende fabricage = fabricatie conveniëntie = plooibaarheid = souplesse = gevoeglijkheid = coulance = fatsoen = welvoeglijkheid = meegaandheid = fatsoenlijkheid = inschikkelijkheid = netheid = flexibiliteit = ordentelijkheid = conniventie avondmaaltijd = diner = avondeten = avondmaal = etentje = eten luchtpenseel = spuitpistool = verfspuit = aërograaf commedia dell' arte = commedia dell'arte figuurlijke uitdrukking = trope = troop = manier van spreken = stijlfiguur = beeldspraak kwetsen = belediging = steken = dissen = krenken = verbranden = brandblaar = grieven = affronteren = uitschelden = beledigen hebzucht = inhaligheid = schraapzuchtigheid = hebzuchtigheid = hebberigheid = schraapzucht diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = diepvrieskist = vrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vrieskast = vriezer Pléiade = Pleiaden = Plejade = Plejaden kracht geven = bezielen = tot leven wekken = versterken = sterken = stalen = verstevigen muggezifter = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter rapportage = verslaggeving = berichtgeving zwakzinnigheid = dementie huurcompensatie = huursubsidie dug-out = spelersbank salarisverhoging = loonstijging = opslag = loonsverhoging rectificatie = correctie = verbetering leiding = bestiering = management = bestuur = administratie = directie = buis = koppositie = kanaal = pijp = regie stiltegebied = koor formol = formaline onderhandelaar = trait-d'union = verzoener = bemiddelaar = tussenpersoon = mediateur = middelaar trottoir = stoep = wegdek knook = knok = botje = beenweefsel = graat = bot = been abrupte ontwenning = ontwenningsverschijnselen dampen = wasemen = transpireren = uitademen = perspireren = uitdampen = uitwasemen broodsuiker = suikerbrood borstzak = binnenzak rappel = abseil = abseilen ode = lofdicht = lofzang Tamil tijgers = LTTE commercie = handelsverkeer = commerce = business = negotie = handel = zaak ambulance = ziekenwagen provianderen = bevoorraden = ravitailleren stuurroer = richtingsroer zwijgen = dichtknopen = stilvallen = stilzwijgen bloempap = havermoutpap = lammetjespap = meelpap = pap peultje = peul bosgod = faun immuniteitsleer = immunologie invitatie = uitnodiging komode = bureau = torso = kantoor in vraag stellen = betwijfelen = informeren = bevragen = queryen lichaamswarmte = temperatuur = lichaamstemperatuur kattenvoer = kattevoer lompen = vod = klodde = lap = lor = tod schouwspel = toneeltje = toneel = kijkspel = tafereel = tableau praatstuk = kladje = kladversie = aanzet = concept zweedse kroon = kroon ziekenhuisopname = hospitaliseren lijmknecht = lijmklem = lijmschroef = lijmtang = sergeant = lijmpers schaamtegevoel = schaamte = schande = gêne purgatie = zuivering hoeftang = tang toelichten = verduidelijken = expliciteren = preciseren = verdietsen = verhelderen = aanscherpen courgette = zucchini citroenhout = geelhout dierkunde = zoölogie krentenweger = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter cactusachtigen = cacteeën toeven = vertoeven = uithangen = verkeren = zitten = wezen = verwijlen = bevinden = zijn = pozen = ophouden futurologie = prognostiek = perspectivisme = prognostica level = niveau = mate = plan = graad = peil #NAME? coffeeshop = theehuis = koffiebar = koffiehuis = espressobar hulppredikant = voorganger = pastor = kapelaan = zielzorger = onderpastoor = parochiepriester = rector = dominee godsdienstig = devoot = pieus = religieus = godzalig = godsvruchtig = godvrezend = vroom = gelovig anagram = letterkeer een wind laten = scheet = wind afstralen = glunderen = glimmen = stralen levensheid = vitalisme inlage = inleggeld = mise = inbreng = inleg verdoving = narcoseleer = anesthesiologie = verdovingsmiddel = anesthesie koepel = vallicht = dakraam = daklicht = lichtkoepel = zonnedak = koepelorganisatie = parasol = schijnlicht koffiedrab = koffiedras = koffiedik = koffieprut = prut coachen = informeren = aanraden = aanbevelen = adviseren = advies geven = begeleiden = raadgeven kunstmatigheid = gekunsteldheid diskdrive = diskettestation = floppy drive = harde schijf = floppydrive het hart op de tong hebben = versterken graansoort = koren = graan frugaliteit = soberheid sifon = klep hemisfeer = halfrond zaagsel = zaagmeel = schaafsel = mot wondroos = roos = erysipelas = belroos kilometerteller = hodometer = wegmeter neertellen = schokken = lappen = dokken = betalen = neerleggen snert = erwtensoep ik ik = meme filantroop = altruïst corrumperen = bederven conserven = blikconserven kruisteken = kruis kiezelzuur = silicium dioxyde = siliciumdioxyde retorsie = vergelding chilipoeder = chilisaus = chili = peper tekortkoming = feil = zwakte = zwak = zwakheid = tekort = fout zate = eigendom = goed = landgoed = bezit slobber = modder = slemp = slik = bagger = slijk = gootwater = varkensvoer = bocht = leut = drab = smurrie = koffie = blubber = slib = prut borstklierontsteking = mastitis variabele = veranderlijke zeewater = zout water bombrief = bompakket annoteren = kanttekeningen maken = aantekeningen maken Ragusa = Dubrovnik vogel = vogeltje hoogspanningskabel = hoogspanningsdraad mitrailleur = machinegeweer routinehandeling = automatisme lessenaar = lezenaar = muzieklessenaar = muziekstandaard = bureau = schrijftafel paraboolantenne = schotelantenne = schotel = satellietschotel blaam zuiveren = vrijspreken nachtbraker = avondmens = nachtmens lavement = enema = klysma = klisteer = darmspoeling vijfkaart = vijfling woongemeenschap = woongroep = leefgroep = leefgemeenschap = commune = leefeenheid condiment = kruiderij = smaakversterker sociaal systeem = sociale structuur = maatschappijvorm wielersport = wielrennerij een steek laten vallen = miskleunen = blunderen = vergalopperen beleving = gezicht = perceptie = belevenis = gewaarwording = ervaring = ondervinding kunde = bevoegdheid = bekwaamheid = competentie = kundigheid kiespijn = tandpijn slakken = slak = escargot = metaalslak = del antimoon = antimonium bepleiter = verdediger = fakkeldrager = strijder = patroon = voorstander = pleitbezorger = pleiter kanonnenvoer = voeder = veevoer helen = genezen roos = hoofdroos = wondroos = erysipelas = sluitsteen = slotstuk = sluitstuk = belroos grasduinen = rondneuzen = snuffelen = snuffen = neuzen flessenopener = flesopener strafvordering = gerechtelijke vervolging = vervolging = strafvervolging overlooppijp = overloop wederkerend = reflexief = wederkerend voornaamwoord hold-up = onverwachte aanval = overval = holdup = roofoverval droogzwemmen = herhalen = repeteren kosten = belopen = komen = zijn = onkosten = worden = maken = uitgaven = bedragen smeedwerk = raambeslag expiratie = afloop = verloop = uitademing hekkensluiter = afsluiter = heksluiter = hekkesluiter klederdracht = kostuum onbeweeglijkheid = onbeweegbaarheid Muze = muse = Nadenken pasodoble = paso doble peilen = loden stront = drek = excrementen = excrement = ontlasting = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = ba = faecaliën = uitwerpselen = schijt = kak = drol = uitwerpsel = afgang = beer = feces afslijting = overschrijding = aantasting kerkschip = middenschip = schip = hoofdbeuk = middenbeuk rekruut = milicien = dienstplichtige klankbord = klankbodem = zangbodem = geluidsscherm = resonantiebodem = resonansbodem = leiplaat keratitis = hoornvliesontsteking verpieteren = wegteren = verkommeren = verkwijnen = zieltogen = wegkwijnen onderhoudsman = hersteller oppasser = Batman = bewaarder = beheerder = roeper = custos gering aantal = schaarste = geringheid overheid = autoriteit = gezag Ganesha = Ganesh aanvaarding = bijval = weerklank = acceptatie ziekenverpleger = verpleegkundige erythropoiësis = erythropoiësie = erytropoëse herteleer = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck maalstroom = kolk = draaikolk = neer komijnzaad = kummel = karwijzaad = komijn = karwij schadepenningen = schadevergoeding = smartengeld = smartegeld bloed = zweet = bloedvergieten vuisthamer = voorhamer = smeedhamer = schroothamer = moker = kloofbijl = hamer = vuist = smidshamer teler = landbouwer = bouwboer = akkerbouwer hark = geldhark = riek = gritsel coiffeur = barbier = herenkapper = figaro = dameskapper = friseur = kapper = haarkapper = hairstylist = haarknipper taperecorder = bandrecorder = bandopnameapparaat = bandopnemer spuugbak = spuwbakje = kwispedoor topinamboer = aardpeer alfabetisme = alfabetisering = geletterdheid krocht = crypte = grafgewelf = caverne = spelonk = grafkelder = grot steganografie = geheimschrift = code = cryptografie = cijferschrift logo = LOGO = ligatuur toewerpen = toegooien consumptie-ijs = ijs kletspraatje = gesmoes = kletspraat = achterklap = roddel = roddelpraat = roddelpraatje = konkelarij = geroddel = geklets = gerucht onderbroekelol = onderbroekenlol = ruw spel muziekpapier = notenpapier collectie = verzameling = arsenaal = assemblage = accumulatie = montage = collecte waterverfschilderij = aquarel agressie = bestorming = aanslag = agressiviteit = vijandigheid = stormaanval = hostiliteit = aanval gedachte = denkbeeld = bedenking = idee = opvatting = inzien = stellingname = gezindheid = oordeel = overtuiging = gevoelen = inzicht = begrip = convictie = opinie = zin = standpunt = mening veiligheidsscheermesje = mesje = scheermesje tijdschema = tijdplan = plan = dagindeling = agenda = schema = programma = tijdpad azuursteen = lazuriet = lazuur = lapis lazuli = lazuursteen = blauwsteen tappen = tapdansen kruisiging = kruisdood = martelarij = kruisoffer = marteling = foltering behaard = oorlogszuchtig luxe = rijkdom = weelde wieltrekker = tractor = trekker = motortrekker lente = lentetijd = voorjaar borstkas = ribbenkast = thorax = torso = borst saucijzenbroodje = worstenbroodje = saucijzebroodje = worstebroodje papierfabriek = fabriek = staalfabriek = textielfabriek jeugdpuistjes = acne = jeugdpuistje stafchef = chef-staf Plejade = Pléiade = Zevenster = Plejaden = Pleiaden transitief werkwoord = overgankelijk werkwoord aanhalingsteken = prijsopgave = citaat = bestek veroorzaken = neerkomen = leiden = voortbrengen = omvatten = opleveren = behelzen = betekenen = verwekken = inhouden = leiden tot = hersenschudding = beduiden = met zich meebrengen = zeggen = tot gevolg hebben = teweegbrengen striptekenaar = striptekenares as = sintel = slak = resten = wielas = spindel = asse = kolenslak = spil = draagas = draaier kladschrift = hanenpoten = kriebelpootje = gekriebel = hanepoten = krabbelschrift = krabbelpootje filmer = filmmaker = cineast luierstof = lussenweefsel = badstof slingerplant = klimplant = rank = klimmer = beklimmer vuurpeloton = executiepeloton = strafpeloton eethuis = eetgelegenheid = eettent = restaurant = eetcafe gewrichtsreuma = gewrichtsreumatiek = reumatiek = reuma wandelaar = rabauw = woesteling ongeluksbrenger = ongeluksbrengster = pechvogel = ongeluksvogel kleedruimte = kleedkamer divergerend = uiteenlopend crescendo = toenemend = aanzwellend geometrie = meetkunde invoerheffing = invoerbelasting = invoerrecht = importheffing afrostijl = afrolook = kroeshaar voorproef = voorproefje uitgeven = voeren = leiden = uitkomen = lopen = besteden = verteren = spenderen = publiceren keukenhulp = foodprocessor = keukenmachine glad = gladmaken = gladden carnivoor = vleeseter aardleiding = aarddraad = aarde = aarding = aardverbinding kiel = scheepskiel = schip = boerenkiel onderschepping = interceptie tot ridder slaan = ridderen duivelbezweerder = exorcist = duivelbanner oplichterspraktijken = charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichting = bedotterij = afzetterij = geldklopperij = oplichterspraktijk wederkerend voornaamwoord = reflexief = wederkerend dealen = uitventen = uitdelen = aan de deur verkopen = venten = verdelen = leuren = colporteren investeerder = kapitaalsverschaffer = belegger kransader = hartkransslagader = kransslagader = coronairarterie = kroonslagader migraine = platvis pis = pies = urine = zeik = plas afslaan = afkloppen = overlijden = het laten afweten = afspringen = keren = wenden = veilen drukvat = drukketel = autoclaaf = sterilisator verheiligen = sacreren = heiligen = sanctifiëren = consecreren = sanctificeren = wijden = consacreren = sacraliseren = zegenen buizen = zakken = mankeren afgelegen = onwaarschijnlijk = afstandsbediening = afstandsbesturing bestijging = beklimming = stijging = opklimming = opkomst = opstijgen = Hemelvaart = hemelvaart dwarskijker = geheim agent = verspieder = spion lijkwa = lijkwade = wade = doodshemd = rouwkleed = doodskleed = lijkkleed slet = kankerwijf = kreng = kutwijf = stoephoer = bitch straf = oordeel = veroordeling = uitspraak = vonnis = repressie = afstraffing = bestraffing = boetedoening = zin = crime salespromotion = verkoopbevordering = reclame = promotie = advertentie = promoting = sales-promotion protégé = beschermeling bieb = bib = bibliotheek xerox = fotokopie = kopie muil = snavel = waffel = mond = monding = wafel = riviermond = slipper = tater = kwek = pantoffel = slof = snater hefkraan = hijskraan = kraan verbitterd = haatdragend ponser = perforator = ponsmachine rei = rondedans = reidans = koordans lymf = lymfe = weefselvocht = weefselvloeistof crew = bemanning = ploeg veroordeling = verwerping = oordeel = uitspraak = vonnis = laking = berisping = afwijzing = denunciatie = aanklacht = straf = afkeuring = zin participant = deelnemer = deelhebber jaszak = mantelzak verschrikkelijke sneeuwman = yeti gele bosbraam = kruipbraam verwarmingstoestel = haard = kachel = kacheltje consolideren = bestendigen = blijven = stabiliseren bezinksel = droesem = neerslag = drab brand = ontbranding = verbranding = commotie zeshoek = zeskant = hexagoon whodunit = detectiveverhaal handelsbeleid = handelspolitiek pikdonker = aardedonker = gitzwart behoren = behoren bij = toehoren = aangaan = horen = passen = betamen = toebehoren = thuishoren = vallen = bekomen = behoren tot = zijn = behoren aan = ressorteren merknaam = handelsnaam = brandmerk = merk monstering = inspectie = onderzoek = revue kloekmoedigheid = heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = heroïek = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid dunnen = uitdunnen papegaaiekooi = papegaaienkooi mannetjesgans = gent = gander = ganzerik Nazisme = nazisme = nationaalsocialisme = nationaal-socialisme amsterdammertje = meerpaal = bolder = meerbolder geklap = applaus = handgeklap gul = gift = gulheid ontogenese = groei = wasdom = ontwikkelingsfysiologie = ontogenie = ontwikkeling = rijping scharnier = scharnierband = hengsel = knier paradijs = Eden = hemel = nirwana = firmament = hemelrijk bijzon = parhelium geestkracht = energie = pep = slagkracht = pit = kloekheid = arbeidsvermogen = fut = puf = daadkracht schildklier = thyroïd rips = ribfluweel = corduroy = koordfluweel = tinneroy metrieke paardenkracht = paardenkracht = mechanische paardenkracht = pk = paardekracht reflexbeweging = reflex huwelijkscontract = huwelijksovereenkomst koepelorganisatie = koepel = parasol kuststaat = kustland vorm = fysiek = manieren = omgangsvorm = staat = configuratie = vormen = toestand = betekenaar = erecode = conditie = code = gedragscode = omgangsvormen = manier = woordvorm chikane = fopperij = trucage = chicanes = list = valsspelerij = drogreden kernreactie = nucleaire reactie staatsbestel = bestuursvorm foreest = bosje = bos = woud coïncideren = samenvallen cloacadieren = cloacadier veelhoek = polygoon politieker = politicus = staatsman medeondertekenen = medeondertekening = contrasigneren = meeondertekenen fatsoensrakker = strenge meester = zedenmeester = moralist = zedenprediker zich verslapen = doorslapen = verslapen (licht) middagmaal = lunch = noenmaal = middagmaal = twaalfuurtje = middageten multipliceren = vermenigvuldigen = verheffen schudden = schokken strijdigheid = incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = discordantie = antilogie = inconsequentie = contradictie = onsamenhangendheid een zekere = ene = men kippenvel = kippevel = spasmodermie gokken = speculeren ochtendschemering = dageraad azuur = azuurblauw = lazuur = hemelsblauw = blauw hulpbetoon = hulpverlening = hulp = bijstand = medewerking = assistent = steun = assistentie toto = totalisator = pool versnapering = snack = hap = knabbeltje = hapje = tussendoortje gehaktmolen = vleesmolen witz = geestigheid = plaisanterie = joke = koddigheid = gebbetje = bak = grap = mop contanten = geld = contant geld = cash = kasgeld placebo = fopmiddel = schijnmiddel choqueren = ontzetten = verbijsteren = ontstellen = shockeren ignoreren = negeren = opzijzetten = afwimpelen = wegcijferen praal = grandeur = wapenrusting = grootsheid = pracht = glans = heerlijkheid = luister = majesteit = schittering muurkalk = kalk = stuc = witsel = pleisterkalk = witkalk = pleistermortel = pleister tekstverwerker = wordprocessor eindmeet = meet = aankomstlijn = finish = aankomst = eindstreep = krijtstreep overloop = overschakeling = overlooppijp = landing = switch = overgang vanilleplant = vanille = vanille-orchidee sigarettepeukje = sigarettenpeuk = sigarettepeuk promenade = esplanade = boulevard = strandboulevard speelkwartier = time-out strop = stropdas = tegenslag = lus = klem = domper = strik = das = lis spectrum = schakering = kleurenspectrum = kleurengamma = scala = prismabeeld = gamma chalaza = hagelsnoer pijpje-lak = pijpje lak nalopen = controleren = nazien = nakijken = checken = nagaan = natrekken zaakwoordenboek = encyclopedie moedertaal = moerstaal = stamtaal clementie = vergiffenis = genade = mildheid = gratie = zachtheid mededeling = boodschap = tijding = bericht = mare OAS = O.A.S. Hokkaido = Ezo frisdrank = limonade = gazeuse = priklimonade = fris = softdrink = prik waterstation = pompstation = watertoren openen = opendoen = inzetten = opvatten = opengaan = instellen = ontgrendelen = ontsluiten = aanvangen = aanvatten = openzetten = entameren = beginnen = opstarten = starten = openmaken bij elkaar flansen = samenstellen oorknop = knopje = oorring = bel = oorbel = knop oorijzer = hoofdijzer = halster treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast tot leven wekken = bezielen = versterken = kracht geven = sterken = stalen = verstevigen zich onthouden = verhinderen = abstineren weervrouw = weerprofeet = meteoroloog = weerman = weerkundige seconde = minuut = moment = ogenblik = punt = tel neerstrijken = vestigen capaciteiten = hoedanigheid = capaciteit = vermogen oculist = oogarts = oogheelkundige = optometrist = oftalmoloog ontnuchteren = in de war brengen = verwarren superlatief = overtreffende trap gekwaak = kwak = gekwek koempel = houwer = kompel = mijnwerker doopvont = baptisterium = fontein = doopkapel = wijwaterbekken voorwoord = proloog = preambule = inleiding = aanloop = introductie = voorrede = voorbericht verheerlijkt = opbouwend = onverstaanbaar katoenplant = katoen trefwoord = ingang = titelwoord = hoofdwoord justificatie = verontschuldiging = disculpatie = excuus thermos = thermosfles pleziertocht = vakantiereis = uitstapje = trip = tochtje = uitje = plezierreis welkom = onthaal = begroeting = ontvangst = verwelkoming bloemmaand = bloeimaand = mei = meimaand kostschool = pensionaat = internaat jonkie = jong = kind = kleintje = nakomeling eetgelegenheid = eethuis = eettent = eetcafe = restaurant haalden door = haalde door = uitwissen = treffen airmail = luchtpost registratienummer = administratienummer pappie = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pater bloedverwant = verwant = familielid = bloedverwante = maag = cognaat wastobbe = teil = tobbe = badkuip = bad = wasteil lork = lariks = lorkenboom huurhuis = verpachting = woning = huurwoning middelvoet = middenvoet eigenbaat = berekening = eigenbelang pon = nachtgewaad = nachtjapon = nachthemd = nachtpon verloederen = verarmen = vervallen = verpauperen kanker = onheil = ongeluk = rampspoed = pech = k = tegenslag = kwaad = euvel verlokking = seductie = verzoeking = lokroep = bekoring = verleiding looprek = loophek ontsteltenis = bezorgdheid = consternatie = verwarring = commotie = verdwaasdheid = alarmstemming = verbijstering = opschudding = beroering = ontzetting borstel = wisser = tandenborstel = kwast = stoffer wellevendheid = beleefdheid = courtoisie = hoffelijkheid = ridderlijkheid diabetisch = diabeticus = suikerpatiënt = suikerzieke jupon = onderrok kleurenspectrum = kleurengamma = prismabeeld = spectrum gehoor = lezerspubliek = publiek = aandacht weelde = opulentie = luxe = rijkdom = zeelde appendectomie = blindedarmoperatie kanonskogel = bommetje bewilligen = berusten = toegeven = inwilligen = instemmen = toestemmen exemplaar = snuifje = object = stuk = artikel kristalvorming = kristallisatie veter = kant = rijgsnoer = rijgveter = nestel = schoenveter myoom = vleesboom prikker = vork = punt = prikkertje = tand beslagname = saisie = beslag = arrest = beslaglegging = inbeslagneming pasvorm = snit = coupe stichten = gronden = vestigen = instellen = grondvesten = institueren = oprichten vergeet-mij-nietje = vergeet-me-niet = vergeet-mij-niet onbehouwenheid = norsheid = abruptheid = bruuskheid = barsheid toeriste = vakantieganger = toerist deelname = geëngageerdheid = participatie = engagement = betrokkenheid = deelneming plaatdruk = gravure = koperdruk = ets = kopergravure portretschilder = portrettekenaar oefenen = oefening = patroon = vraag = zich oefenen = exercitie = stramien = trainen = gebruik = uitoefenen = uitoefening = praktijk = opdracht = inspannen = opgaaf = disciplineren = opgave kooltje = kool streven = einddoel = doel = eerzucht = mikken = ambitie = dingen = aspiratie = nastreven = ogen = ambiëren = doelwit = doeleinde = oogmerk afhelpen = vrijmaken = bevrijden pudenda = schaamdelen = schaamdeel = onderlijf = pubes = schaamstreek patholoog = diagnosticus epicurist = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist babyboom = geboortegolf = Babyboom = geboortengolf compassie = deelneming = deernis = mededogen = meelij = meewarigheid = barmhartigheid = erbarmen = medegevoel = rouwbeklag = medeleven = meedogendheid = condoléance = medelijden = condoleantie = innige deelneming toeleveringsbedrijf = leverancier knoeierij = oplichterij = geknoei = gesjoemel = fraude = gerommel = hoax doodsbericht = doodsbrief = rouwadvertentie = necrologie uitbreiden = schetsen = verhevigen = expanderen = verlengen = uitwerken = vergroten = op schaal tekenen = opentrekken = vermeerderen = openzetten = rekken = escaleren = verruimen = toenemen = uitbouwen = prolongeren = verbeteren = aanhouden zwijmelen = wankelen = wegraken = wiebelen doeg = vaarwel = tot ziens = dag = goedendag = doei ma = moe = moederlief = mam = moeder = moesje = mama = mammie = moes pluk = plok = toef = dot = pol matrimonium = echt = huwelijksband = echtvereniging = huwelijk = echtverbintenis bij = honingbij herroeping = afzwering trema = umlaut = deelteken Turk = Turkse annuleren = cancelen = terugdraaien = afketsen = doorhalen = afstuiten = afschaffen = intrekken = schrappen = terugtrekken = afspringen = herroepen = afgelasten = achteruitzetten kermis = foor muntstuk = geldstuk = munt kind = jong = minderjarige = spruit = loot = kleintje = jonkie = ding = koter = nakomeling = jongeling = jongere vooruitzicht = afwachting = uitzicht = verwachting = perspectief = vergezicht = straatbeeld = prospect middellijn = doorsne(d)e = doorsnede = diameter = doorsnee enkelspel = single inseinen = tippen engtevrees = claustrofobie woordkeus = formulering = woordenkeus = woordkeuze = bewoording = jargon = zinswending = terminologie pedometer = podometer Gauss = gauss stucwerk = bepleistering = pleisterwerk doder = moordenaar kruidenierswaren = grutterswaren = voedsel = levensmiddelen ziekelijkheid = morbiditeit tabberd = tabbaard = herautenmantel overgooier = schort = schortje traceren = afperken = afbakenen = bebakenen = afgrenzen = afpalen = omschrijven = demarqueren Vader = papa = ouwe = eerwaarde = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater Italiaanse Republiek = Italië frutsel = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = niemendalletje = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = snuisterijen = hebbeding humusgrond = bladgrond = humus = molmgrond = tuingrond = plantaarde = teelaarde = bladaarde = tuinaarde landstrijdkrachten = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep cheddar = Cheddar filmindustrie = film grill = barbecue tendens = strekking = teneur = pointe = inslag = tendentie tibia = scheenbeen verduiveld = duivel = brutaaltje atletiekbaan = renbaan inschatting = beoordeling = afweging = evaluatie = gezond oordeel = expertise = nabeschouwing bekleedsel = bedekking = huid = bekleding codicil = aanhangsel waardevermindering = devaluatie = depreciatie = ontwaarding Olympische Spelen = olympiade = Olympiade inzittende = bewoner = ingezetene = inwoner plot = verwikkeling = perceel = intrige in beslag nemen = confisqueren = absorberen = bezighouden overvloeiing = watervloed = zondvloed = overstroming aanmatigen = overnemen = annexeren = toe-eigenen dogmatisme = fanatisme = dweperij = kwezelarij = bigotterie = starheid kriek = kriekenboom = zure kers = morel zelfhulp = zelfhelp directeur = bedrijfsleider = manager = ouwe = bestuurder = chef = hoofd = exploitant = dirk = leider = uitbater = beheerder = rector conglomeraat = opeenhoping = ophoping = concentratie = congestie demarreren = wegspringen = ontsnappen gedenken = terughalen = eraan denken = herinneren = doen denken = denken = reproduceren = zich herinneren = te binnen schieten = onthouden schrapen = schrappen = schrabben keukendoek = theedoek = handdoek = afdroogdoek = keukenhanddoek beluchter = verticuteerhark terughalen = eraan denken = herinneren = doen denken = reproduceren = zich herinneren = gedenken = te binnen schieten = onthouden plevier = kievit porseleinaarde = kaolien trechtermonding = riviermonding = estuarium = trechtermond godsvruchtig = devoot = pieus = religieus = godzalig = godvrezend = vroom = godsdienstig = gelovig slaper = logeergast = logé schermutseling = strijdgewoel = wapengeweld = handgemeen = krijgsgewoel naad = zoom bezorgd zijn = zich zorgen maken = zorg grafvaas = urne = lijkvaas = grafurn = urn = asurn Bulgaar = Bulgaarse mortier = vijzel = houwitser = mortel Duitser = Germaan = mof = Germaanse = Duitse omkeerprisma = prisma genot = vreugde = geneugte = genoegen = plezier oliestook = oliestookinrichting = olieverwarming blaasbalg = balg = filmdroger vaste schijf = hard disk = harddisk chef-staf = stafchef plotseling = plots evenbeeld = dubbelganger sterkedrank = vuurwater = gedistilleerd = neurie = spiritualiën = spiritualia opkrabbelen = neerkladden = neerkrabbelen leeuwenmoed = heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = heroïek = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid overwinnaar = usurpator = veroveraar = triomfator = winner = overweldiger = winnaar calendarium = heiligenkalender = kalender zich overgeven = uitvallen = de handdoek in de ring werpen vertroosten = troosten dissident = geloofsverzaker = andersdenkende = afvallige = deserteur = afgevallene = afgescheidene = overloper = outlaw = kerkverlater = apostaat wanzijde = wankant legitimatiekaart = legitimatie = persoonsbewijs = legitimatiepapier = legitimatiebewijs = identiteitskaart = identiteitsbewijs arbeidspsychologie = bedrijfspsychologie fragiliteit = breekbaarheid = broosheid = kwetsbaarheid heelmiddel = medicament = geneesmiddel = farmacon = medicijn supponeren = voor lief nemen = ervan uitgaan = assumeren = veronderstellen = presumeren = postuleren = stellen = onderstellen = aannemen wegjagen = verdrijven = wegzenden = ontslaan = onttronen = afzetten = uitstoten = verjagen stollingsgesteente = lavasteen = oergesteente onbekende = vreemde = vreemdeling verblijden = verheugen geluiddemper = knalpot = demper pijlwortel = penwortel = stamwortel ziekengeld = ziektegeld legering = alliage = alligatie = metaallegering plattelander = simpele ziel = boerenkinkel = hufter = boerenpummel = boerenlul vijand = bestrijder = opponent = tegenstander uitgebreidheid = dimensie = omvang = afmeting = grootte injectiespuit = injectiespuitje = spuit letterkeer = anagram wraaklust = wraakgevoel = wraakzucht = wraakgevoelens slaap = slaperig = maffen = slapen = slaperigheid = sluimer volkenmoord = volkerenmoord = genocide = rassenmoord nazisme = Nazisme = nationaalsocialisme = nationaal-socialisme beraadslagingen = convent = overleg = conventie = beraadslaging = vergadering kannekijker = drankverslaafde = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek full-dress = gala = galakleding = galakostuum interlinie = stift = dieplood = blij cinnaber = vermiljoen verlengstuk = verlenging = vereeuwiging Rhodesië = Zimbabwe = Republiek Zimbabwe wc-pot = wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = bestekamer = toilet tewerkstelling = arbeidsproces appartementsgebouw = flatgebouw = blokkendoos = flat manifest = beginselverklaring = intentieverklaring = vrachtlijst = beginselprogramma gesloten staatshuishouding = autarkie hoofdregel = grondstelling = grondregel = maxime = oerprincipe = kopregel = basisprincipe = grondbeginsel = beginsel = principe permissie = inwilliging = toestemming = verlof = toelating meeondertekenen = medeondertekenen zuurstofverbinding = oxiden = oxide = oxyde hoorzitting = luisterzitting samen blijven = samenblijven vergeetachtigheid = vergetelheid neusbloeding = epistaxis = bloedneus tod = lompen = vod = klodde = lap = lor afdrift = afdrijving polyglotte = polyglot verliezen = afvallen = kwijtraken continueren = staande houden = lopen = voortbouwen = voortzetten = blijven = doorgaan = doorlopen = voortduren = voortgaan = vervolgen = duren = overgaan = aanhouden lateraliteit = lateralisatie antigeluid = stilte = rust epateren = van zijn stuk koolmijnwerker = kolenschip = koolschip dubbele onderkin = dubbele kin pelgrimstocht = hadj = pelgrimage = pelgrimsreis = bedevaart onveranderd = onbewerkt berouw = penitentie = boete = gewetensnood = zelfbeschuldiging = zelfverwijt = gewetensangst = gewetenswroeging = wroeging = boetedoening = boetvaardigheid = spijt = inkeer = schuldbesef libretto = operatekst rekentaal = programmeertaal = computertaal = machinetaal talkklier = talgklier = smeerklier hondenwacht = nachtwacht = hondewacht afgrenzen = afperken = afbakenen = bebakenen = afpalen = omschrijven = demarqueren = traceren namaaksel = vervalsing = namaak = falsificatie = naäperij = na-aperij = nep = imitatie = kunst huismiddeltje = panacee = huismiddel = wondermiddel onderhoudswerk = onderhoud = zorgen voor = voorzichtig = verpleging = zorg = onderhoudswerkzaamheden kruisen = snijden = ontmoeten = hybridiseren duiveluitdrijving = exorcisme = uitdrijving = bezwering = duiveluitbanning = geestenbezwering begrijpelijk = verklaren = verduidelijken = duidelijk = helder = verstaanbaar = onderrichten treinstation = spoorwegstation = stationsgebouw = station Gbit = gigabit ijveraar = voorstander gelijknamig = naamgenoot ambtenarenapparaat = ambtenarenbestand effectuering = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering = implementering extase = geestvervoering = zinsvervoering = enthousiasme = opgetogenheid = vervoering = euforie = exaltatie = verrukking = blijdschap = geestdrift = hallelujastemming = trance verweken = verslappen = afzwakken = tanen = ontspannen = verflauwen = verwijven = kwijnen = verbleken = verzwakken verspilling = tijdverlies = vuil = atrofie = verkwisting = flirtation = geflirt = verspillen = flirt = rommel = verval = afval = wegkwijning dirigent = cantor = voorzanger souffleur = voorzegger verkenner = wacht = padvinder = uitkijk = scout = schildwacht leucotomie = hersenoperatie = lobotomie ascetisme = strengheid = inlevering = ascese = versterving = bezuiniging = onthechting smaadschrift = smaadrede = scheldkanonade = tirade happening = moment = evenement = gebeurtenis = gebeuren koud = kou = koude invallen = binnenkomen = binnenlopen = binnenvaren koelen = verfrissen = afkoelen = bekoelen = verkoelen zomen = inslag = zoom doorkijken = doorbladeren = doorzien dialect = accent = streektaal = mondaard = patois opwinden = stimuleren = opgeilen = opwekken = prikkelen = opvrijen geluidsregistratie = opname = registratie = geluidsopname closetrol = wc-rol = pleerol = toiletrol woordverklaring = definitie = omschrijving = definiëring koffiepoeder = Jehovah's Getuigen = koffie (tegoed)bon = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart beginletter = bovenkast = voorletter oudste = Doyen = deken = doyen defaitisme = moedeloosheid = pessimisme zenuwstelsel = zenuwgestel runderhaas = ossehaas = ossenhaas voornaam = antroponiem = persoonsnaam sprankje = tittel = zier = spatje = vonkje metonymia = naamwisseling = metonymie geboren worden = geboren preuts = preut = puritein friseur = barbier = figaro = dameskapper = coiffeur = kapper = hairstylist = haarknipper omfloersen = verduisteren loopjongen = boodschappenjongen = wijkbezorger = krullenjongen koffiekop = koffiekopje = mokkakopje vuurmuur = firewall feliciteren met = gelukwensen = feliciteren hekwerk = planket = hek = afrastering = omheining = afsluiting = schutting donderkop = kikkervisje = dikkop = dikkopje = donderpad = kwakbol sodomie = homoseksualiteit = anale seks gansje = domme gans = ganzenjong omheining = planket = hek = afrastering = afsluiting = schutting = hekwerk aansporing = stimulering = excitatie = aanmoediging = stimulatie migrant = gastarbeider = landverhuizer deltavlieger = deltavliegtuig = delta = windglijder = kielvlieger = zweefvlieger dobber = sim grasperk = gazon = grasmat = grastapijt = grasveld opponent = tegenstrever = anti = wederpartij = vijand = tegenstemmer = bestrijder = antagonist = tegenstander = oppositie = tegenpartij = oppositiepartij juf = onderwijzer = juffrouw = schooljuffrouw = schoolvos = jongejuffrouw = frik = schoolfrik = schooljuf = juffie = jongedame monoxide = monoxyde stalhouder = groothandelaar = grossier = tussenhandelaar deoxyribonucleïnezuur = erfelijkheidsmateriaal = DNZ = desoxyribonucleïnezuur = DNA eenpolig = unipolair gijzelaar = kidnapper = ontvoerder = gijzelnemer = gijzelhouder heldendaad = wapenfeit = prestatie = daad = exploit impact = invloed = inwerken literatuuropgave = leeslijst = bibliografie = boekenlijst = literatuuroverzicht = literatuurlijst = lectuurlijst spraakvervormer = crossmotor = scrambler = crossmotorfiets gerei = gebruiksvoorwerp = utensiliën = werktuig = gereedschap Michaël = Michiel borstbeen = sternum pellen = afschillen = snoeien = afpellen = schillen = ontvellen darmpek = kinderpek = meconium zelfreflectie = zelfwaarneming = zelf-contemplatie = introspectie brandzwam = brandzwammen = kolenstof landvoogdes = stadhouder = onderkoning = landvoogd = ruwaard = gouverneur = regent gelofte = eed voorzitterschap = presidium asfyxiatie = wurging = suffocatie = verstikking = worging geloofsovertuiging = godsdienst = godsdienstleer = geloofsleer = geloof = religie polsstok = paal = staak = boom vochtmeter = psychrometer = hygrometer = vochtigheidsmeter judicatuur = recht = gericht = berechting = rechtspraak = justitie abstractionisme = abstracte kunst blom = bloei = bloempje = bloesem = bloem = bloemetje kookplaatje = kookplaat = lichtje = theelichtje afkaarten = beklinken = overeenkomen = afstemmen = afspreken = kortsluiten = tot een akkoord komen binnenland = uithoek = platteland = hinterland = achterland zeekapitein = kapitein beletten = letten = verhinderen = voorkomen = verletten harmonicadeur = harmonikadeur = vouwdeur Vanadiniet = vanadiniet dot = plok = pluk = toef = pol rondedans = rei = reidans = koordans boerka = burka = burqa mousseren (het) = borrelen (het) = bruisen (het) meenemertje = meenemer = gelegenheidskoopje = gelegenheidsaanbieding = gunstkoopje = aanbieding = koopje wijk = milieu = stadsdeel = omtrek = buurt = kwartier = sectie = contreien = kader = omstreek = nabijheid = contreie = omgeving = omstreken daad = prestatie = heldendaad = exploit = wapenfeit patates frites = frietje = frieten = patat = friet = frites = patatje neutrum = onzijdig = het-woord decennium = tiental = jaartien arendsnest = roofvogelnest = horst pulverdamp = kruitdamp pruimenboom = pruimelaar = pruim intikken = intypen = intoetsen VN = UNO = Verenigde Naties consacreren = sacreren = heiligen = sanctifiëren = consecreren = sanctificeren = wijden = sacraliseren = zegenen = verheiligen modderbad = modderballet knijptang = nijper = pincet = splintertangetje = nageltang = trektang = nijptang = tang = spijkertang desoriëntatie = confusie = verwarring zout water = zeewater doelmatigheid = effectiviteit = rendement = opportunisme = doeltreffendheid = gepastheid = economie = toepasbaarheid = passendheid = functionaliteit = toepasselijkheid = efficiëntie bagatel = fooi = schijntje = habbekrats = hongerloontje = hongerloon = kleinigheid stap = trede = voetstap = fase = pas = schrede = pasje = maatregel voorruit = windscherm pats = klets = pets = tik = tikje = mep ineenfrommelen = verfrommelen het ermee doen = volstaan schenkrand = schenktuit = tuit = spruit achterkant van de nek = nek = nekvel transistorradio = transistor = transsistorradio elasticiteit = rek = spankracht = veerkracht = herstellingsvermogen knoert = baas = knots = reus = kanjer = knoeper = knaap = joekel = lel = slagschip = kokkerd bijwonen = aanwezig zijn universum = wereldruim = ruim = inwonertal = al = wereldruimte = populatie = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte verwijlen = vertoeven = uithangen = verkeren = zitten = wezen = bevinden = zijn = pozen = ophouden = toeven goedgelovigheid = lichtgelovigheid lijnzaad = vlaszaad passen = lassen = aangaan = behoren = aaneensluiten = schikken = zitten = knopen = liëren = betamen = horen = conveniëren = sluiten = uitkomen = aansluiten = verbinden = voegen = schakelen = treffen krantenstalletje = kiosk = stand = krantenkiosk vijfenzestigplusser = gepensioneerde boekenliefhebber = bibliofiel strijd = conflict = conflictsituatie = kamp = wedstrijd = slag = competitie = incident = veldslag = competitiewedstrijd = bevechten = betwisten = zeeslag schoep = schepbord = pootjebaden actinometer = actinograaf papiersnipper = snipper vuistslag = stomp zoneclips = zonsverduistering pendelaar = radiësthesist = forens = roedeloper = rabdomant = wichelroedeloper broedkolonie = broedgebied populier = peppel stamgast = bewoner = inwoner = ingeburgerde = ingezetene = kroegtijger folterwerktuig = marteltuig = foltertuig inboezemen = draaien = frapperen = treffen halfedelsteen = siersteen Gemenebest Australië = Australië tsjirpen = tjirpen = striduleren = sjirpen aankleding = paruur = verfraaiing = ornament = siersel = versiersel = versiering kijkers = oog = kijker pijniging = leed = smart bouquet = bos = corsage = geur = boeket = zoetheid = ruiker = bloemetje papegaaienziekte = papegaaieziekte = psittacosis mondaard = accent = dialect = streektaal = patois opruimingsuitverkoop = opheffingsuitverkoop = liquidatieuitverkoop = uitverkoop = leegverkoop = liquidatie-uitverkoop = opruiming lijmen = lappen = redresseren = verstellen = herstellen = beiden = neutelen = dralen = talmen = treuzelen = dreutelen = tutten = repareren = teuten = lijntrekken = maken = verbeteren uittocht = hedjra = leegloop = exodus bruiloftstaart = bruidstaart = trouwtaart Saul = Saulus schuldbesef = gewetenswroeging = wroeging = spijt = berouw = zelfverwijt baluster = leuning = balustrade bevochtiger = oppervlakte-actieve stof rekenplichtigheid = aansprakelijkheid = verantwoording = verantwoordelijkheid dialyse = hemodialyse = nierdialyse snelkookpan = drukpan = hogedrukpan = snelkoker = pressurecooker lampekousje = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet inslagspoel = schietspoel = schieter = weversspoel = weefspoel beuktarwe = boekweit ondertekening = signatuur = krabbel = poot = handtekening koetjeboe = koe = koebeest = koetje-boe inhoudsopgave = inhoud = bladwijzer = inhoudstafel = register moffeloven = moffel Jan en Alleman = expressionisme kattenmuziek = kattemuziek = ketelmuziek prediker = predikant = geloofsverkondiger = geestelijke = dominee luchtvoertuig = luchtkussenvoertuig = luchtboot = hovercraft leeftijd = levensduur = tijdperk = tijd = era = epoch = ouderdom = levenslang = leven mijnheer = huisvader = gentleman = heer = meneer = pater familias regenboogvlies = iris jagen = opschieten = haasten = vlotten = voortmaken = drijven = voortjagen = jachten = verhaasten = bespoedigen rugzak = zak = boodschappentas = knapzak = sporttas = tas = ransel juveniel = infantiel = onvolwassen = kinderachtig bedrieger = schurk = leugenaar = boef = schelm = snoever = liegbeest = fraudeur = jokkebrok = draaikont = vervalser = volksverlakker folkmuziek = folk = etnische muziek leverantie = aflevering = bestelling = bezorging = toevoer = levering = afgifte = aanvoer ametrie = onevenredigheid = disproportie = wanverhouding promille = duizendste tannine = looizuur = looistof koeterwaals = gewauwel = wartaal aandachtsstreep = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken vliegveld = airport = aërodroom = luchthaven arbeidsplaats = plaats doodskleur = lijkkleur = bleekheid doelwachter = kiep = goalie = sluitpost = doelman = keeper = goalkeeper abuseren = misbruiken narcoseleer = verdoving = anesthesiologie = anesthesie behouden = handhaven = verlossen = houden = redden = bewaren = bevrijden adreslijst = verzendingslijst = mailing list = verzendlijst imkerij = apicultuur = bijenteelt opspelen = uitpakken = uitvaren = uitvallen = uithalen = fulmineren = uitvliegen = uitschieten essayist = essayschrijver = geletterd persoon atorvastatine = Lipitor LR = lawrencium verduren = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = doorstaan = dragen = harden = velen = dulden = verdragen claim = eigendom = vordering = eis = aanspraak = eigendomsrecht avifauna = vogelstand = vogelwereld veearts = dierenarts = veterinair balzak = scrotum op het puntje van zijn tong = zwam = paddenstoel redactrice = krantenredacteur = schrijver = bewerker = editor = redacteur laisser-faire = laisser-aller scheur = barst = kier = reet = berst = fissuur = spleet = breuk orgel = huisorgel = kamerorgel = harmonium = orgaan tootsie = transvestiet = travestiet sticker = klever opkloppen = overdrijven = opblazen = oppijpen = overtrekken = hyperboliseren = kleuren = chargeren plakmiddel = kleefpasta = plakspul = plaksel = gom = hechtmiddel = kleefmiddel = lijm bietsuiker = beetwortelsuiker vergrijp = wanbedrijf = inbreuk = wetsdelict = delict = overtreding = misdaad = wetsovertreding = wandaad = misstap = euveldaad = misdrijf onderliggende reden = laag = onderlaag = substraat infanterie = voetvolk enveloppe = envelop = couvert = omslag = briefomslag gortemetiel = gatenmetiel = vergiet naft = gasoline = peut = benzine cadans = maat = puls = ritme vandaal = Vandaal = straatschender = vernielal = vernieler = Vandalen vullen = volgooien = vervullen = opvullen = opstoppen nijdnagel = dwangnagel = nijnagel = stroopnagel pluimvee = gevogelte wildleven = dieren in het wild punctuur = paracentese = punctie Oudgrieks = Oud-Grieks kroezenstaal = gietstaal zinnenspel = moraliteit = zedenspel = zinnespel specialiteit = uitpuilen = specialisme = specialisatie = ding espresso = espresso(-koffie) = espressokoffie prelaat = hogepriester = opperpriester = kerkvorst = primaat gijzelnemer = gijzelaar = kidnapper = gijzelhouder = ontvoerder kolen = kool = steenkolen = steenkool typefout = drukfout = drukfeil = erratum = misstelling betweter = schoolmeester = wijsneus = weetal = wise guy = polyhistor = veelweter zeik = pies = pis = urine = plas wam = halskwab = halskwabbe = kossem douane = douanebeambte = grensbewaker = grenswachter = douanier = grenswacht zeemleer = gems = zeem keteldal = ketel bovenhalen = oproepen = wekken = ontlokken = evoceren = evoqueren meetellen voor = tellen voor polyfrasie = praatzucht = babbelzucht = spraakzaamheid kreet = geroep = geschreeuw = krijsen = uitroep = roep = schreeuw = geblèr ribonucleïnezuur = RNA straatsteen = kasseisteen = inst Lakeside = meeroever = oever deskundoloog = deskundige = rot = kenner = expert = connaisseur = autoriteit = specialist irritatie = onbehaaglijkheid = onmin = verdriet = ontevredenheid = onvrede = ergernis = wrevel = ongenoegen = onbehagen = misnoegen vakkennis = vakbekwaamheid = know-how soepkip = ketel = waterketel = theeketel oproepen = goochelen = bovenhalen = zwarte magie beoefenen = evoqueren = wekken = ontlokken = wakker maken = toveren = evoceren narren = zuigen = sarren = tergen = mienen = hekelen = treiteren = martelen koorgestoelte = kerkbank Republiek Albanië = Albanië drank = zuipen = drankje = geborrel = alcohol = spraakwater = drinken scheefheid = scheefte galvocht = gal incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = discordantie = antilogie = inconsequentie = contradictie = strijdigheid = onsamenhangendheid mejuffrouw = misser = juffrouw brok = meid = fragment = poppetje = hap = brokstuk = spetter = kanjer = pop = griet = stoeipoes = babe = brokstukken = stuk = beet = poes rejectie = verwerping = regurgitatie = afstemming = oprisping theologie = godgeleerdheid = van de regen in de drup opgraving = site = exhumatie bejaardenoord = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardentehuis = bejaardenhuis = verpleeginrichting = verpleeghuis = verzorgingscentrum = verpleegtehuis cockpit = stuurhut nagelvlies = pterygium carbonpapier = doorslag = carbon = doorschrijfpapier = overdrukpapier kasteel = slot = burg = toren = paleis = steen = burcht = fort god = godheid = godin = idool = godenbeeld = God = afgod selectiewedstrijd = kwalificatiewedstrijd = voorronde = kwalificatieduel bloedkanker = leukemie climatologie = klimatologie aantekeningen maken = kanttekeningen maken = annoteren afprijzen = degraderen provocateur = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = woelgeest = opruier = herrieschopper seculariseren = laïciseren = ontkerstenen = deconfessionaliseren coronairarterie = hartkransslagader = kransader = kransslagader = kroonslagader jeugdherberg = herberg ademteug = ademhaling = pauze = asem = adempauze = adem gezinsleven = familieleven verlammen = paralyseren garrote = wurgpaal = garotte haatgevoelens = rancune = afgunst = tegenzin = animositeit = afkeer = haat = vijandschap = wrok = haatgevoel = hekel Tempelier = tempelheer = Tempeliers oplossen = verslappen = resolveren = opnieuw = uitkomen = uitvogelen = er achter komen = zich = beslissen = verzachten spijten = betreuren = berouw hebben = treuren = bewenen kribbe = voerbak = voederbak = krib = trog E = vitamine E = tocoferol zonnedag = dag nablijven = langer blijven dan = schoolblijven minuutwijzer = minutenwijzer nietmachine = niettang = nietpistool = nieter antibiotica = antibioticum uitverkiezen = blieven = schiften = opteren = believen = kiezen = uitzoeken = uitkiezen = selecteren catheter = katheter pietepeuteraar = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter kruik = bak = bedkruik = bidon = warmwaterzak = kan mica = vislijm = glimmer tuberculosepatiënt = teringlijder = tbc-patiënt = tuberculoselijder = longpatiënt breviatuur = verkorting = afkorting = abbreviatie = afko = abbreviatuur chapiter = caput = hoofdstuk bemanninslid = jantje = pekbroek = dekzwabber = varensman = pikbroek = zeeman = zeevaarder = janmaat = maat = matroos Indiër = Azische = Aziatisch = Aziaat curium = cirium preponderantie = machtsoverwicht = overhand = hegemonie = heerschappij = predominantie = suprematie = overwicht = dominantie koppensneller = headhunter pinkstervakantie = pinkstertijd = Pinksteren = pinksteren erkennen = affirmeren = bevestigen = toegeven = bekrachtigen = beamen = bekennen handelsverkeer = commercie = commerce = business = negotie = handel = zaak hoogtezon = kwartslamp tweede = helft = een half scherpte = spitsheid = omschrijving = schranderheid = luciditeit = gezichtsscherpte = vernuft = hardvochtigheid = scherpzinnigheid = begripsbepaling = definitie voorkoming = omzeiling = preventie = voorzorg vaag = vervagen = veeg peetmoeder = peetvader = doopmoeder = peettante = meter = petemoei privébezit = roerend goed = privé-bezit heresie = ketterij = heterodoxie Helena = Eliene musical = muzikaal = zangspel = operette deling = groepering = afsplitsing = afscheuring = indeling = scheiding = splitsing = delen = splijten = avulsie speelduur = recreatie = speeltijd rivieroever = rivier oever = oever tegenstander = tegenstrever = uitdager = anti = wederpartij = mededinger = vijand = tegenstemmer = bestrijder = concurrent = antagonist = concurrentie = tegenpartij = opponent = rivaal middelen = financiën = geldmiddelen = thesaurie = geld = middel = vermogen Hessisch = laarzen = wellington = kaplaars afdonderen = afmieteren = afkukelen = afgooien aanminnigheid = lieftalligheid = aanvalligheid = beminnelijkheid = bekoorlijkheid = bekoring = charme noodvoorziening = noodmaatregel = noodgreep = noodverband = provisorium = provisorisch zegevieren = triomferen = zegepralen gerekwireerde = aangeklaagde = gedaagde = verweerder = beschuldigde = beklaagde = verdachte hik = hikken = tegenvaller persiflage = parodie tronie = facie = smoel = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk mensenleeftijd = geslacht = generatie calciumhydroxide = calciumhydroxyde thermo-element = thermoelement selenium = seleen bruuskheid = norsheid = abruptheid = onbehouwenheid = barsheid kolenmijn = steenkolenmijn = koolmijn strafvervolging = gerechtelijke vervolging = vervolging = strafvordering groeperen = klasseren = uitsplitsen = sorteren = indelen = ordenen = aaneensluiten = verenigen = scharen nieuwigheid = snufje = noviteit = nieuwtje = nouveauté = novum tirade = smaadrede = scheldkanonade = smaadschrift zegel = zegelafdruk = verzegeling pannenlap = pannelap gemachtigde = gecommitteerde = lasthebber = vervanger = adjunct = mandaathouder = plaatsvervanger = mandataris = zaakgelastigde = afgevaardigde sensualist = pallieter = zonneklopper = luchthart-treurniet = bon-vivant = levensgenieter = sybariet = genotzoeker = levenskunstenaar = hedonist = epicurist mienen = zuigen = sarren = tergen = narren = hekelen = treiteren = martelen zagen = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken herrijzenis = verrijzenis = opstanding = wederopstanding weeskind = weesjongen = wees = weesmeisje rayon = gebied = werkgebied = district = regio = grondgebied stroopsmeerder = slippendrager = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd mensenmassa = drom = heir = massa = myriade = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = mensenzee = meute = sleep = schare delfstof = mineraal = mineraalwater antipathie = afkeer anijs = anijszaad wellington = laarzen = Hessisch = kaplaars bandenplak = solutie besluit = decisie = slot = vaststelling = conclusie = eindoordeel = finale = slotsom = gevolgtrekking = beslissing = bevinding = slotstuk = determinatie steurgarnaal = garnaal doven = blussen = uitdoven = uitblussen = uitgaan = uitblazen kopeke = kopek dekzwabber = jantje = pekbroek = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeeman = zeevaarder = janmaat = maat = matroos Startpagina = thuispagina = homepage muziekgezelschap = muziekgroep treknet = kuil = trawl = trawlnet = treilnet = treil = sleepnet de keel smeren = slok = drinken afraden = vernietigen = verbieden = verbannen = niet toestaan = niet toestaan = ontraden = afkeuren beroeps = beroepskracht = professional ontkalking = osteoporose = botontkalking inplanten = dekken = planten bivak = legerkamp = kamp = tentenkamp = camping = kampeerterrein religieuze = monnik = kloosterling = non = religieus = zuster = cenobiet overspel = echtbreuk bevinding = decisie = besluit = conclusie = eindoordeel = slotsom = gevolgtrekking = beslissing opsommen = excerperen = samenvatten = telling = extraheren = tellen = resumeren = rangschikken = rekenen = uittrekken = uittellen = opsomming = opnoemen = telwerk = recapituleren = tel zich haasten = opschieten = afraggen = haasten = afraffelen = afroffelen = overhaasten = aframmelen = afjakkeren hertenpad = hertepad document = rapport = paperassen = papieren = artikel = papier nukkigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid hartritme = hartfrequentie = pulsatie = harttoon = hartslag gastvrij ontvangen = amuseren = ontvangen = onthalen = gastvrij onthalen draaischijf = plaat = plaatje = pottenbakkersschijf = single = kiesschijf = centrum = pottenbakkerswiel = grammofoonplaat = naaf = nummerschijf lumbago = verschot = spit zoogster = min = zoogmoeder beter = verbeteren = betere gnocchi = Gnocchi frisuur = haarstijl = kapsel = coiffure = haardracht = coupe foltertuig = marteltuig = folterwerktuig initiatiefnemer = schepper = initiator adempauze = ademhaling = respijt = verademing = pauze = ademteug = asem = adem pediater = kinderarts register = inhoudsopgave = inhoudstafel = intake = registratiebewijs = inhoud = registratie = bladwijzer zwembad = binnenbad hakkebord = reling = verschansing samendrukking = compressie verworpeling = paria = verworpene = verschoppeling = verstotene = outcast = drop-out videospelletje = computerspel = videospel hemelgewelf = firmament = uitspansel hoedenplank = schap = hoedeplank = plank inname = intakegesprek traktaat = verdrag = overeenkomst = conventie = pact Kreeft = kreeft = Cancer shovel = bulldozer = grondverzetmachine weren = kanten = keren = verweren = vechten = roeren = verzetten = inspannen storing = stoornis = hapering = stuk zijn zelfbediening = selfservice Pashto = Pashtu = afghani = Pasjtoe gramschap = woede = toorn hersenaanhangsel = epifyse = hypofyse = pijnappelklier = hersenklier veiligheidsbril = schutbril = sneeuwbril = motorbril = stofbril = uilenbril granietsteen = graniet partitie = opdeling = part = aandeel satiricus = hekeldichter valserik = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet reflex = reflexbeweging = terugkaatsing = weerglans = weerkaatsing = reflectie = weerschijn = weerschijnsel = weerspiegeling zeperd = domheid = dommigheid = flater = enormiteit = misser = misslag = stommigheid = blunder = uitglijder = stupiditeit = misgreep = stommiteit = miskleun = ezelachtigheid voorspel = prelude = introductie = proloog = intro = entree = preludium = preambule waterplant = hydrofyt kolenslak = sintel = as = slak barrak = barakken = kazerne rijweg = rijbaan bontwerker = pelswerker wending = wenteling = keer = zwenk = revolutie = draaiing = kentering = draaibeweging = rollen = wenden = ommezwaai = draai = omslag = ommekeer = rol = twist pleisterwerker = pleisteraar = stucwerker = stukadoor = raper maatschappij = college = wereld = zaak = gemeenschap = onderneming = handelsonderneming = genootschap = samenleving = academie sumoworstelen = sumo innemendheid = hartelijkheid = vriendelijkheid = beminnelijkheid = jovialiteit = minzaamheid = welwillendheid shopper = boodschappentas onderhoudsbeurt = servicebeurt = controlebeurt tekenfilm = animatiefilm efelide = sproet = zomersproet = zomersproeten telraam = abacus = rekenraam cocaïne = basterdsuiker = sneeuw = coke ossenhaas = ossehaas = runderhaas Kiekeboe = BoPeep = kiekeboe stripverhaal = stripboek = comic = beeldverhaal = strip betakeling = geseling afrekenen = afbetalen = afzweren = opgeven = vereffenen = voldoen = afdoen = verrekenen bib = bieb = bibliotheek korenbloem = blauwbol kledder = klonter = klets = klodder = kluit = kwak = klont cyanotypie = plan = blauwdruk dagdroom = zeepbel = utopie = luchtkasteel = luchtspiegeling = dagdromen = illusie seinbrug = portaal chlorophyl = chlorofyl = bladgroen hostiliteit = agressiviteit = vijandigheid = agressie = animositeit = vijandschap konijnenhok = konijnehok werkmaatschappij = dochterbedrijf = dochteronderneming = dochtermaatschappij pieterselie = peterselie jarretel(l)egordel = jarretel(le)gordel = jarretelgordel voorraadkast = voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = provisiekamer = spinde = schapraai = kelderkast = office zinloos = betekenisloos bevolkingsgroep = gemeenschap Betelgeuze = Betelgeuse wattseconde = joule trechtermond = riviermonding = estuarium = trechtermonding plantewas = plantenwas edelsteen = steen = kwarts = juweel = edelgesteente mijnlamp = veiligheidslamp = mijnwerkerslamp energiecentrale = elektriciteitscentrale = krachtcentrale zeeschelp = schelp machinevoerder = machinist = mecanicien = werktuigkundige = mechanicus vioolspelen = fiedelen wrekende gerechtigheid = tegenvoeter = Nemesis krokodilleleer = krokodillenleer = krokodil bestraten = plaveien = verharden alliage = legering = alligatie = metaallegering eindigen = afsluiten = termineren = opzeggen = sluiten = stoppen = beëindigen = nokken = bedanken = stilleggen = uitscheiden = besluiten = ophouden handwortelbeentje = achterhandsbeentje kuttekop = tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = totebel = trien moe = moederlief = mam = moeder = moesje = mama = mammie = moes = ma uitbrullen = loeien = razen = tieren = bulderen hoofsheid = ridderschap = galanterie dodenkop = doodshoofd = doodskop = hersenpan = neurocranium = schedel ergernis = onbehaaglijkheid = onmin = ontevredenheid = onvrede = irritatie = wrevel = opgewarmd door wrijving = schaafwonde = ongenoegen = onbehagen = pijnlijke ruwe plek = misnoegen zuidwestenwind = zuidwester heldendaden = waaghalzerij roeper = custos = bewaarder = beheerder = oppasser = vendumeester = veilingmeester = afslager herleven = opbloeien = herrijzen = nieuw leven inblazen = doen herleven = opleven verzekeringswiskundige = actuaris = verzekeringsexpert hyetometer = pluviometer = regenmeter = udometer = ombrometer camoufleren = benevelen = verhelen = wegstoppen = verhullen = verbloemen = maskeren = versluieren = verdoezelen = verbergen vlaszaad = lijnzaad lok = tres = haarlok = rotatie entreebewijs = entreebiljet = kaartje = passagebiljet = toegangsbewijs = kaart = entreekaart = ticket echtbreken = bedriegen = vreemdgaan erosie = bodemerosie = corrosie versterving = strengheid = erflating = ascese = legaat = boedel = ascetisme = successie = versterf = erfenis = inlevering = vermaking = nalatenschap = bezuiniging = onthechting leefwijze = levenswijze = leefstijl = levensstijl = levenswandel = leefvorm = way of life = leven snorrenbaard = snor = knevel = snorbaard = baardhaar = gezichtshaar = baard vloed = watersnood = stroming = stroom = overstroming = hoogwater = inundatie heiligenkalender = calendarium = kalender draaikont = Januskop = jezuïet = liegbeest = januskop = hypocriet = valsaard = huichelaar = valserik = leugenaar = veinzer = jokkebrok = bedrieger = smoelentrekker = veinzaard = farizeeër = schijnheilige mise en scène = enscenering = mise-en-scène = scenerie hydraulica = vloeistofmechanica = hydromechanica = hydrotechniek eurithmy = ritmiek rolkraag = col = coltrui hydrometrie = gravimetrie palaeontoloog = paleontoloog repertorium = gids = adresboek olm = iep = iepeboom = iepenboom tonnetje = ton briefing = voorlichting computernetwerk = netwerk pingel = elfmeter = penalty = strafschop recidive = opleving ontvellen = afpellen = schillen = pellen = afschillen schuilgaan = verstoppen = schuilen = inbakeren haantjesgedrag = machismo = machogedrag legitimeren = legaliseren = decriminaliseren = wettigen wraakzucht = wraakgevoel = wraaklust = wraakgevoelens afzenden = verzenden = insturen = opsturen = versturen = expediëren = wegsturen brinkmanship = met vuur spelen tuinarchitectuur = landschapsarchitectuur diagram = schema = grafiek = figuur ongehuwd = ongetrouwd korenzolder = korenschuur = graanzolder = graanschuur krokodillenbek = krokodillebek = krokodilleklem = krokodillenklem achtereinde = achterhand afleiden = discrimineren = deduceren = opmaken = onderscheiden = concluderen = differentiëren = besluiten drainering = dehydratie = ontwatering kneibel = poteling = kleerkast = flinkerd sloppenwijk = slum = gribus = bidonville = krottenwijk = achterbuurt = krottenbuurt = slums opportunisme = passendheid = doelmatigheid = toepasselijkheid = gepastheid waterbuffel = karbauw = karbouw Frederick = Frederik binnenkomst = toegang = ingang = intocht = entree = intrede = invoer belager = aanvaller = agressor registreren = vastleggen = percipiëren = waarnemen wastafel = wasbak = lavabo verlinker = aanbrenger = klikspaan = klikker = tipgever = aangever = sycofant = informant knalpijp = uitlaatpijp frou-frou = ouwel = hostie gruweldaad = wandaad = gruwelijkheid = wreedheid = gruwel sigarettepeuk = sigarettenpeuk = sigarettepeukje rizofoor = wortelboom croque monsieur = croque-monsieur = tosti-ijzer = tostiijzer cellichaam = organel inhibitor = remmer contramoer = borgmoer Aluminiumfolie = folie = floret kookplaat = kookplaatje = lichtje = theelichtje mijnheer pastoor = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = ouweheer = pappie = pater aanzuigen = zuigen = opzuigen arbeidsproces = tewerkstelling memmen = mem = pram = vrouwenborst = tiet = borst cocotte = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster krabbelpootje = hanenpoten = kriebelpootje = kladschrift = gekriebel = hanepoten = krabbelschrift grootte = dimensie = omvang = afmeting = uitgebreidheid circulatie = omloop = rondgang = cyclus = kringloopproces = roulatie = kringloop specht = pikker afgrijzen = weerzin = afschuw = walging = degout = gruwel = afkeer = aversie = afschrik = hekel vervolgserie = televisieserie = televisiefeuilleton = tv-feuilleton = tv-serie = serie sweetie = meisje = honneponnie = geliefde = ware liefde = honnepon visboer = visvrouw = vishandelaar kompaan = vriendin = amice = vriend = kornuit = gabber = gezel = makker = vrind = deelgenoot = maat = compagnon = kameraad duinenrij = zandheuvel = duin = zandduin zegenen = sacreren = roemen = heiligen = sanctifiëren = loven = consecreren = sanctificeren = wijden = eren = consacreren = sacraliseren = begunstigen = prijzen = favoriseren = verheiligen gotspe = stoutheid = onbeschoftheid = onvervaardheid = vrijpostigheid = ongegeneerdheid = brutaliteit = onbesuisdheid = driestheid = vermetelheid afwasser = bordenwasser = glazenspoeler kinetica = dynamica = stromingsleer = krachtenleer beteren = beter maken = corrigeren = beter worden = wijzigen = herstellen = amenderen = op een hoger plan brengen = emenderen = verbeteren = aanpassen produktie = productie = vervaardiging curator = conservator = vertrouwens- = beheerder = zaakwaarnemer aanvaarden = op zich nemen = verplichten = instemmen = accepteren = nemen = vreten = goedvinden = opnemen = ondergaan = slikken = aannemen = ontvangen = belasten = toestemmen = pikken acidimetrie = zuurmeting liefdeblijk = liefdesbetuiging modelleur = modelbouwer zwartmakerij = belediging = laster = diffamatie = achterklap = roddelpraat = roddel = kwatongerij = belastering = kwaadsprekerij = geroddel = geklets = vuilspuiterij = smaad praatbarak = volksvertegenwoordiging = parlement = Huis van Afgevaardigden tweegevecht = gevecht = kamp = slag = worsteling = duel = tweekamp = treffen knipogen = knipoog = knipperen = knipoogje brandmerk = merknaam = handelsnaam = merk tussenzang = lofzang = kerkgezang = kerkzang = hymne = loflied = gezang = cantus zieken = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken televisiefeuilleton = televisieserie = tv-feuilleton = tv-serie = vervolgserie = serie aanlegplaats = steiger = landing = aanlegsteiger = landingsbrug = ankerplaats = ligplaats muzieklessenaar = lessenaar = muziekstandaard futloosheid = hypnolepsie = indolentie = apathie = slaapzucht = landerigheid = matheid = lamlendigheid = lethargie = lusteloosheid gravimetrie = hydrometrie hoekje = hoek opdoen = voorschotelen = interen = oplopen = opdienen = opmaken = dissen = voorzetten = opgebruiken = dienen = opdissen = vatten = serveren handelingsdrang = ondernemingszin = initiatief = ondernemingsdrang = ondernemingsgeest tweebenig = tweevoetig schacht = schaft = broekje = beginneling = inkerving = vlasbaard = nieuwkomer = nieuweling = groentje = groene = melkmuil directory = map = folder = telefoongids inwonertal = universum = populatie ricinusolie = wonderolie = castorolie = purgeerolie afwasbak = afwasteil mama = moe = moederlief = mam = moeder = moesje = mamma = mammie = moes = ma verknopen = verstrikken = verwarren afpellen = schillen = pellen = ontvellen = afschillen marcheren = gaan = lopen = verlopen haarfollikel = haarzakje akant = acanthus = acantus afebriel = koortsvrij stopping = stopbalk jawoord = goedkeuring = instemming demonstratie = protestbetoging = manifestatie = protestmars = demo = betoging = presentatie tiental = decennium = jaartien kibelen = rusiemaken = twisten = harrewarren tijm = echte tijm = thijm dagdieven = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen sluipmoord = moord = attentaat = aanslag = huurmoord verhoren = ondervragen = interrogeren terechtstellen = executeren telefoonboek = telefoongids dicteren = ordonneren = commanderen = prescriberen = bevelen = gelasten = verordonneren = gebieden = voorschrijven organische chemie = organische scheikunde moment suprème = culminatiepunt = hoogtepunt = climax uitnodigen = laden = inviteren = noden = nodigen = vragen = uitnodiging cara = c.a.r.a. triniteit = drie-eenheid = drieëenheid zwartdenker = zuurkijker = zwartkijker = pessimist = doemdenker alabaster = albast bies = boordsel toondichter = componist = toonzetter kassier = cassière = bankbediende vorming = introductie = formatie = creatie = stichting = grondvesting = inleiding veehouder = boer = veeboer = weideboer = boerin = landbouwer = farmer detonatie = explosie = ontploffing selderijzout = selderiezout loskoppelen = ontkoppelen karpet = vloerkleed = tapijt kerkgezangen = kerkhymnen = zangboek = zangbundel = liedboek prefix = voorvoegsel psychofysiologie = neuropsychologie suikerbrood = broodsuiker papierwaren = schrijfbehoeften = kantoorartikelen leesblindheid = alexie = dyslexie = woordblindheid wangestalte = wangedrocht = gedrocht = monster dakje = accent circonflexe = circumflex tewerkstellingsakkoord = arbeidsovereenkomst = arbeidscontract = werkovereenkomst taak = huiswerk = doel = voorbereiding = schoolwerk = werk = huistaak = arbeid = thuiswerk = baan = corvee = Rome is niet op één dag gebouwd = werklast = karwei = huisarbeid = opgave folterpaal = schavotpaal = geselpaal = martelpaal Hercules = Heracles buideldieren = buideldier ABC = alfabet griendhout = griend = rijshout = rijs = rotan middenrif = diafragma selfservice = zelfbediening sluipen = treuzelen = trippelen meisjesjaren = maagdelijkheid aardkorst = aardschors veelweter = betweter = polyhistor zwelger = boemelaar = pretmaker = fuifnummer = feestnummer = feestvierder = lolmaker = feestneus regenboog = gamma = prisma seleen = selenium verificateur = controleur nicotinezuur = niacine gebondenheid = afhankelijks = afhankelijkheid = onzelfstandigheid grote witte haai = antropofaag = kannibaal = menseneter wegmaken = zoekmaken = narcotiseren sintelbaan = aardeweg = zandweg groenteman = groenteboer = kruidenier vetkussentje = vetkussen = vetkussentjes tragedie = drama = ramp = onheil = rampspoed = catastrofe = treurspel = calamiteit = tragiek gebit = kunstgebit = boortje = gebitsprothese = bit = mondstuk = tandprothese zoutgehalte = saliniteit hengelsport = vissen Spaanse peper = chilipeper intransitief werkwoord = onovergankelijk werkwoord loonsverhoging = salarisverhoging = loonstijging = opslag vloot = autopark = wagenpark = luchtvloot naweeën = staart = nasleep = nawee Westelijke Sahara = Westerlijke Sahara pressie = compulsie = kwikdruk = benedendek = dwang = luchtdruk = coërcitie taalzuiveraar = purist erffactor = gen = erfelijkheidsdrager pijpbeen = pijp directievergadering = afdelingsvergadering = fractievergadering = bestuursvergadering transmigratie = zielsverhuizing = hergeboorte = metempsychose = palingenese = wedergeboorte dromenrijk = dromenland = schijnwereld prijsgeven = afzien = overgeven = vaarwelzeggen = loslaten = opgeven = hangen = nijgen = verlaten = abandonneren verslinden = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen pronken = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = uitpakken = druktemaker = levenmaker = branieschopper = herriemaker = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = prijken = herrieschopper onderwijs = cursus = didactiek = opvoedkunde = les = opvoeding = instructie = onderricht verschillen = schelen = uiteenlopen = ontlopen rooie = roodharige = rode halfslachtigheid = halfheid turfgrond = veen = veengrond laadruim = hol = ruim = scheepsruim voordek = voorplecht daling = afname = terugval = aftreden = verlaging = afneming = korting = vermindering = reductie = mindering = achteruitgang = verval = helling = inkrimping = afdaling = afslag criminaliteit = misdadigheid steekpenning = steekpenningen = omkoopsom = smeergeld gelukwens = loftuiting = gefeliciteerd = proficiat = roem = krediet = lof = felicitatie synopsis = schets = overzicht besteden = uitgeven = verteren = doorkomen = slijten = spenderen nuk = luimen = fratsen = kunsten = bevlieging = caprice = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim citeren = aanhalen rinolalie = neusspraak tweewaardig = divalent herborist = kruidendokter = herbarist = kruidenkenner pannelikker = schrapmes = flesselikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer autopsie = sectie = obductie = nabespreking = dissectie = lijkschouwing = lijkopening = necropsie verdrieten = bedroeven = betreuren = smarten pielen = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = pingelen = otteren = prutsen = klooien = wurmen uittellen = opsommen = opnoemen = rangschikken ingewanden = darm = ingewande = buik = pens doeleinde = einddoel = doel = doelwit = oogmerk = streven bejaardencentrum = verzorgingstehuis = home = bejaardenoord = bejaardentehuis = bejaardenhuis = verpleeginrichting = verpleeghuis = verzorgingscentrum = verpleegtehuis rondbazuinen = rondstrooien = uitdragen = verspreiden = uitbrieven = rondbrieven verzekeringscontract = polis voorhuid = praeputium slikken = inslikken = nemen = accepteren = vreten = aanvaarden = pikken lijkenhuis = rouwcentrum = uitvaartcentrum = mortuarium saucijzebroodje = worstenbroodje = saucijzenbroodje = worstebroodje nertsmantel = visotter fruitmacedoine = fruitsalade gemberkoekje = kletskop wandelpad = voetpad vergeet-mij-niet = vergeet-me-niet = vergeet-mij-nietje tuinaarde = bladgrond = humus = humusgrond = molmgrond = tuingrond = plantaarde = teelaarde = bladaarde air-conditioning = airco = airconditioning = klimaatregelaar = klimaatregeling = luchtverversing = klimaatbeheersing = airconditioner abalone = zeeoor zegelafdruk = zegel = verzegeling zwerftocht = plotse stijging = dwaaltocht = omzwervingen = wandelen = omzwerving = wandeling = peregrinatie zwieren = heupwiegen drankzucht = alcoholprobleem = drankprobleem = alcoholisme wassalon = wasserette vrouwspersoon = mokkel = gleufdier = mens = gleuf = wijf = wijfie = vrouwmens saccharide = suiker = koolhydraat = sacharide desinfectie = asepsie = ontsmetting = asepsis = aseptie snelschrijver = schrijver op dictaat = kopïist = stenograaf fatsoenlijkheid = gemanierdheid = gevoeglijkheid = gepastheid = conveniëntie = netheid = ordentelijkheid = fatsoen = welvoegelijkheid = welvoeglijkheid = welgemanierdheid trillen = kloppen spreiding = opdeling = distributie = verspreiding = bergketen = verdeling = uitdeling = standaardafwijking = bereik sint-jakobsschelp = sint-jacobsschelp = jakobsschelp misslag = dommigheid = flater = stommigheid = blunder = uitglijder = stupiditeit = missen = miskleun = ezelachtigheid = domheid = misser = enormiteit = zeperd = misgreep = stommiteit gejakker = haast = gehaast = spoed hoofdpersoon = hoofdfiguur = protagonist = tenor onaangepaste = buitenbeentje inlappen = foppen = bedotten = beetnemen achterligger = aanhangwagen = aanhanger = trailer = oplegger = bakkie = bijwagen schandelijkheid = zedenbederf = schanddaad kling = lemmer = plaat = blad = lemmet walvisachtigen = blower = hasjroker beknellen = knellen = nijpen = beklemmen = vreten = benauwen = knagen = drukken rammeien = hameren = timmeren = beuken = hengsten = rammen = bonzen vakantiekracht = au pair = vakantiehulp raming = miljardennota = budgettering = schatting = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = gissing = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw makelij = maaksel = fabrikaat veiligheidslamp = mijnlamp = mijnwerkerslamp koekoeksspog = koekoeksspeeksel werkgroep = team = workshop trauma = laesie = kwetsuur = verwonding = letsel receptie = bruiloftsmaal = ontvangen = ontvangst = trouwreceptie gruis = afstoffen = stof = stoffen broek = wippertoestel = drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = reddingsbroek = zomp = dras = moeras steuntrekker = uitkeringstrekker = klaploper kluizenaar = heremiet = anachoreet = eenzaat = eenzame = solitair ontploffen = ploffen = opblazen = exploderen octadecaanzuur = stearinezuur de zak geven = ontslaan Anoa = anoa betwijfelen = informeren = verdacht = bevragen = queryen = dubben = wankelen = in vraag stellen = verdenken = twijfelen = afvragen sereniteit = zielenrust = gemoedsrust propeen = propyleen toppunt = overtreffende trap = spits = hoogtepunt = kerktoren = punttoren = pinakel = torenspits = punt = top kraambed = kraam gedogen = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = doorstaan = dragen = harden = velen = verduren = dulden = verdragen lagedrukgebied = depressie = depressiegebied = stormdepressie armzaligheid = nooddruft = nood = behoeftigheid = armoede = armoedigheid = armoe = pauperisme = verarming = kommer monstrans = ostensorium regio = gebied = werkgebied = district = gewest = landstreek = streek = land = rayon = gouw = grondgebied ritme = zweving = puls = cadans = maat = beat essay = opstel = studie verkwisting = vuil = atrofie = verspilling = verspillen = rommel = verval = afval = wegkwijning identiteiten = persoonlijkheid = identiteit geschetter = geschal worstvergiftiging = botulisme tijdrekenkunde = chronologie galwesp = hondsvlieg oploop = kliek = coven = heksenkring atheromatose = arteriosclerose = aderverkalking = vaatverkalking lijnworp = inworp = ingooi beestenstal = stal = stalletje clavecinist = klavecimbelspeler = klavecinist manschappen = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = legerschaar = landmacht = troep gespreksbehandeling = therapie = psychotherapie muuranker = anker kabelweg = kabelbaan = kabelspoor inbouwen = incalculeren = rekenen = instellen = onthouden los = scheiding = lynx = lossnijden tsjechisch = Tsjechisch maatstaf = graadmeter = referentiepunt = criterium = toetssteen = normering = standaard = verkenmerk = norm = benchmark knielde = knielen beslag = saisie = arrest = beslaglegging = metaal walsen = beslagname = inbeslagneming elkaar = op elkaar inwerken rivierbed = bedding = bed = rivierbedding = stroombedding krasjestest = Mantouxtest = mantouxtest computervirus = smetstof = virus asepsie = desinfectie = ontsmetting = asepsis = aseptie melodie = lijn = zangwijs = kant rechtszaak = rechtzaak = strafgeding = proces = zaak = smeekbede = rechtsgeding = gerechtszaak = pleitzaak = geding = pleit = rechtshandel = pleidooi = procedure wanhoop = moedeloosheid = mismoedigheid = radeloosheid = verslagenheid = demoralisatie knooppunt = kruispunt = knoop = wegkruising = aansluiting = een kikker in de keel hebben = kruising = snijding = hub sigarettenpeuk = sigarettepeukje = sigarettepeuk schoolmeester = onderwijzer = betweter = meester = lerares = wijsneus = weetal = schoolvos = leermeester = wise guy = frik = docent = schoolfrik = instructeur = leraar omkomen = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = heengaan = expireren = doodgaan = ontslapen sleutelschild = wapenschild staren = turen wondpleister = gaaspleisterverband = pleister paardenstoeterij = stoeterij = paardenfokkerij pk = metrieke paardenkracht = mechanische paardenkracht = paardekracht = paardenkracht aarmunt = munt = groene munt parachute = springscherm = valscherm rekenwerk = cijferwerk stoeipoes = meid = brok = poppetje = spetter = kanjer = pop = griet = babe = stuk = poes negenste = negende spinster = spinner gloeiend kooltje = sintel = gloeiende sintel = hete kolen uitbouw = zijvleugel = bijgebouw = aanhangsel = vleugel vandaag = heden jopper = jekker vlampijp = vuurbuis beukenboom = beuk geest = ziel = denkvermogen = mensenziel = djinn = fantoom = rede = fee = brein = soul = animus = nous = elf = schim = psyche = persoonlijkheid = spook personeel = arbeidsvolume = arbeidskracht = personeelszaken = personeelsbestand = mankracht waterkuur = watergeneeskunde = hydropathie = hydrotherapie voorman = meesterknecht = ploegbaas = onderbaas = opzichter hemelbestormer = idealist verblijven = wonen = huizen ettergezwel = zweer = puist = abces = etterbuil gierstkoorts = zweetkoorts dommelen = doezelen = luimen = tukken = soezen = sluimeren = suffen = dutten besnoeiing = bestedingsbeperking = bezuiniging = consumptiebeperking = inkrimping heldhaftigheid = heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = heroïek = kloekmoedigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid iezegrim = nijdas = mopperaar = nurk = mopperkont = druiloor = neetoor = brombeer = brompot = zuurpruim = grompot = knorrepot = kankeraar = vrek tandwieltand = tandwiel = tandrad berichtgever = journalist = persman = reporter = verslaggever = krantenjongen = nieuwsgaarder = persjongen verademing = verfrissing = respijt = pauze = bevrijding = geruststelling = leniging = opluchting = ontlasting = verlichting = adempauze bio-industrie = agro-industrie = landbouwindustrie luchtkasteel = zeepbel = utopie = luchtspiegeling = dagdromen = dagdroom = illusie = toekomstdroom plasticbom = kneedbom accountants-administratieconsulent = accountant = boekhouder = controller = administrateur navraag = onderzoek = vraag = inquisitie = enquête = nasporing = verzoek hikken = hik geboorte = komaf = wordingsproces = genese = bevalling = aanvang = afkomst = begin = levering = ontstaan = afstamming = wording = descendentie = herkomst = verlossing luchtstrijdkrachten = luchtmacht voogdij = bewaring cuisinier = kokkin = keukenmeid = meesterkok = keukenprinses = chef-kok = kok spruiten = afstammen = spruitje = spruit kantoorgebouw = kantoorpand miskelk = kelk nachtpon = pon = nachtgewaad = nachtjapon = nachthemd praeteritio = paraleipsis tankstation = pomp = pompstation = benzinepomp = benzinestation luister = grandeur = grootsheid = praal = pracht = glans = heerlijkheid = majesteit = schittering haarroller = krulspeld = papillot = krulpen = kruller = roller Leeuw = Leo = leeuw landerijen = open veld = landouwen = platteland = land = provincie = grondgebied saluutschoten = eresalvo = salvo = schot voor de boeg aanvoering = bevel = beschikking = commando CD = diplomatie = corps diplomatique mest = plantenvoedsel = specie = meststof = kunstmest foezel = foezelolie irrigatie = besproeiing = beregening = bevloeiing geboortedag = verjaardag = jubileum = jaardag = geboortedatum = jaarfeest = anniversarium kennistheorie = wetenschapsleer = epistemologie = wetenschapstheorie = wetenschapsfilosofie ossificatie = beenvorming = verbening frontlijn = front = frontlinie stang = staaf gebladerte = lover = groen = blad = blaadje = loof ringvuur = springvuur = pepervuur = ringworm dwarrelwind = cycloon = windhoos = wervelwind = tornado = wervelstorm openheid = rondborstigheid = directheid = ernst = oprechtheid = vrijmoedigheid = openhartigheid = waarachtigheid = waarheidsgetrouwheid = eerlijkheid = ontvankelijkheid = rechtschapenheid = braafheid behaviorisme = behaviourisme = gedragspsychologie veeboer = weideboer = veehouder ongeschoold = volks = onopgevoed solutie = bandenplak wicht = nest oprijlaan = pad magneet = zeilsteen uitdager = concurrent = concurrentie = mededinger = tegenstander = rivaal marionettenspel = poppentheater = marionettentheater = poppenkast = poppenspel pollinosis = pollenkoorts = hooikoorts = pollinose nieuws = actualiteit trocheus = trochee = trochaeus casuaris = kasuaris bakkes = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = ponem = toet = smoelwerk abt = prior = vader-abt = kloostervader peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = expireren = doodgaan = ontslapen sandaal = Jezusnikes = zool alternantie = alternatie = alternering = afwisseling = verandering = variatie neutralisatie = tegenwerking = tegenactie onpersoonlijkheid = vorst = afstandelijkheid middeling = bemiddeling reischeque = travellerscheque = traveller cheque = travellercheque gevolgtrekking = decisie = besluit = conclusie = eindoordeel = slotsom = afgeleid gegeven = uitvloeisel = beslissing = bevinding = gevolg geletterdheid = alfabetisering = alfabetisme Madelief = Margriet = margriet = madeliefje klagen = beschuldigen = klacht = treuren = grommen = mopperen = stenen = rouwen = steunen = aanklagen = kreunen = brommen = weeklagen = knorren = zuchten depressie = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = moedeloosheid = verslagenheid = zwaarmoedigheid = gedeprimeerdheid = misnoegdheid = lagedrukgebied = depressiegebied = stormdepressie snurken = meuren = rusten = geronk = slapen = gesnork = ronken = gesnurk = maffen = bronzen = keveren = knorren = pitten schilderen = uiteenzetten = schilderwerk = verven congenialiteit = geestverwantschap balustrade = leuning = baluster uitketteren = uitveteren = uitkafferen = uitfoeteren = uitschelden = uitjouwen = stijfvloeken reuzenpijnboom = sequoia proefwerk = proef = examen = repetitie = tentamen = expertise hoogmoedswaanzin = hoogmoedswaan rechtsorde = rechtsregel = rechtsstelsel hot issue = hot item systeemanalist = chemicien = analiste railleren = gekscheren = gekken = schertsen bastonnade = netwerk = flitswerk = vlechtwerk zegelen = verzegelen dooverkopen = wederverkopen = doorverkopen atrofiëren = afsterven = mortificeren vertrouwen op = rekenen op kuiprand = zetboord = luikhoofd verheffend = vreugdeloos afschrijven = bespreken = reserveren reageren = terugwerken = antwoord = rescriberen = antwoorden = beantwoorden beraadslagen = delibereren = confereren imitatie = vervalsing = namaak = namaaksel = falsificatie = naäperij = na-aperij = nep = kunst = afgietsel paardenmolen = carrousel = zwiermolen = draaimolen = mallemolen = zweef = zweefmolen fats = bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vetzak = vleesklomp pin-up = schat = middenblad wervelbeweging = effect = spin = schroef = werveling spinrokken = rokken baardschimmel = baardschurft = schurft = scabiës kabeltelevisie = kabel = kabelnet kernspreuk = devies = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk superoxyde = waterstofperoxide = peroxide waterpeil = waterhoogte = waterstand klepbrug = ophaalbrug = klapbrug = hefbrug = wipbrug = basculebrug = valbrug = hameibrug obstipatie = hardlijvigheid = verstopping = verstoptheid = constipatie overstromen = bestormen = overlopen = inhalen = overstelpen = overladen = overspoelen = overvloeien = doodgooien = overrompelen = blaken = overschijden = voorbijlopen = bedelven analist = kroniekschrijver caissonziekte = duikersziekte = decompressieziekte stofwisseling = metabolisme = verbranding volwassene = meerderjarige banketbakker = confiseur = patissier plantenleven = botanica = plantengroei = vegetatie = gewas plantenkenner = botanicus afschuiven = scheren = afwentelen middenhandsbeen = middelhandsbeen desillusie = deceptie = afknapper = teleurstelling = misrekening = fiasco = flop = ontgoocheling = ontnuchtering = onttovering = tegenvaller trivalent = driewaardig jonge boom = jongeling = jong boompje werkeloosheid = werkloosheid toekunnen = rondkomen = uitkomen = genoegen nemen = mee omgaan = toekomen consolbaken = koersbaken = radiobaken = baken weversspoel = schietspoel = schieter = weefspoel = inslagspoel gruwen van = verafschuwen = afkeer hebben = verfoeien = haten = walgen = gruwelen van = walgen van = gruwen = verwerpen bijschrift = hoofding = kop = hoofd = titel = legenda = opschrift wildstropen = stropen = stroperij macaronivreter = pizzavreter = Greaseball = spaghettivreter fruitareaal = boomgaard = bongerd = bogaard signet = zegelring samensmelten = mengen = mixen = vermengen = versmelten = verbinden = combineren = samenvoegen lansknecht = zandstuiver = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas depotwinkel = filiaal = bijhuis = verkooppunt = vestiging flous = alibi = zelfrechtvaardiging = excuus rotje = voetzoeker = kanonslag = zevenklapper coach = oefenmeester = manager = trainer groente = gewas = plant deurstijl = stijl = post = deurpost betuttelen = bedillen = bevoogden = ringeloren gorgel = farynx = hals = keel = strot kassei = kinderhoofdje = kinderkopje = straatkei magnaat = -baron = baron grootmacht = macht = supermacht = mogendheid = wereldmacht tektoniek = platentektoniek = plaattektoniek = schollentektoniek toenadering = nadering kluisje = spaarpot verzameling = montage = collecte = groep = congregatie = arsenaal = accumulatie = collectie = assemblage afschaffen = terugdraaien = opheffen = annuleren = intrekken = terugtrekken = herroepen = supprimeren = achteruitzetten pronkstuk = pronkjuweel = pronksieraad = paradepaardje = paradepaard onaangetast = onberispelijk grapjas = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant successie = erflating = versterving = erfopvolging = legaat = boedel = versterf = erfenis = vermaking = nalatenschap sneeuwvlok = vlok siliconen = silicone manskracht = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok banketbakkersroom = versnelling vederwolk = cirrus = windveer haardkleedje = haardkleed amusementsindustrie = showbusiness = amusementswereld = amusementsbedrijf = showbizz voortvloeien = volgen = voortkomen afschrikken = ontzenuwen = ontmoedigen = overweldigen slavendienst = lijfeigenschap = slavernij = knechtschap organiseren = ritselen = ontfutselen = versieren = regelen dadel = dadelpalm legitimatiepapier = legitimatiekaart = legitimatie = persoonsbewijs = legitimatiebewijs = identiteitskaart = identiteitsbewijs sturen = zenden = verzenden = opsturen = afsturen predestineren = voorbeschikken = voorbestemmen atleet = sporter uitpersen = uitknijpen = uitbuiten = sap = uitzuigen = vruchtensap = exploiteren krapte = onvolkomenheid = ontoereikendheid = deficiëntie = gemis = tekort = gebrek lijkkleed = lijkwa = gordijn = doodshemd = rouwkleed = doodskleed = lijkwade = wade = doek = voorhangsel varkensvoer = slobber = gootwater = bocht = drab vrezen = bang zijn = schrik hebben = aanhikken = opkijken = duchten = schrik hebben van = opzien inleiden = introduceren = inluiden = annonceren = presenteren = voorstellen = aankondigen compliciteit = medeplichtigheid pootjebaden = schoep wapengeweld = schermutseling = strijdgewoel = krijgsgewoel letterrijm = Germaanse rijm = alliteratie = stafrijm besluitvormingsproces = besluitvorming schuilplaats = schuilhoek = onderdak = hol = gat = haven = vluchtplaats = vluchtoord = schoot = bed = rustplaats = leger = toevluchtsoord = wijkplaats rock = rockmuziek = Rock n roll mensenhaat = misantropie oorring = knopje = bel = oorknop = oorbel = knop kwebbel = woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar tussengerecht = bijgerecht dwarsweg = zijstraat = zijweg galei = kombuis = galjoen absolutie = vergiffenis = vrijspraak = dispensatie = kwijtschelding uitwringen = afpersen = wringen tweeluik = diptiek Kanaaltunnel = Chunnel attentaat = sluipmoord = aanslag = moord = aanval = huurmoord castagnetten = castagnet = klepper travers = gang = traverse = verbindingsweg nacht = overnachting = avondje = nachtje rokken = spinrokken abstract = abstractie edelmoedigheid = onzelfzuchtigheid = altruïsme = groothartigheid = grootmoedigheid = onbaatzuchtigheid free-lancer = freelancer V.K. = Britannië = Groot-Brittannië = Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland = Verenigd Koninkrijk donkerheid = duister = duisternis = donker = donkerte hoofdijzer = oorijzer = halster tweevoetig = tweebenig oorlogsslachtoffer = gewonde = gelaedeerde = slachtoffer aha-erlebnis = inval = gedachteflits = idee = ingeving = inzicht halfbroer = halfbroeder = bastaardbroeder drinkebroer = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek verdisconteren = rekening houden = verwerken eerstehulpverlening = eerste hulp = eerste-hulpverlening = EHBO = E.H.B.O. Reinaart = Reynard verbazing = verbluffing = verwondering = stomme verbazing = bevreemding = verbijstering = verrassing millimicron = nanometer dansinstituut = dansschool resonansbodem = resonantiebodem = klankbord = klankbodem = zangbodem bokkesprong = bokkensprong = capriool neerzien = minachten = neerkijken = depreciëren = verachten = geringschatten mistlicht = mistachterlicht = mistlamp stofzuiger = stofzuigen vliegtuigelektronica = avionica nachtarbeid = nachtwerk afbijtmiddel = bijtmiddel ondervragen = interrogeren = verhoren = examineren smoelwerk = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet opzichter = meesterknecht = hoofdopzichter = gevangenbewaarder = superintendent = voorman = supervisor = bewaker = ploegbaas = onderbaas bodybuilding = body-building cursus = onderricht = didactiek = leergang = klas = opvoedkunde = les = opvoeding = onderwijs = academisch jaar = collegejaar = leerjaar = instructie variété-theater = music-hall = variététheater dogmatiek = leerstelling = dogma = geloofspunt redigeren = editen = bedaren = composeren stekkie = veer = stek = plaats = plek = plantenstek = standplaats sociale beweging = beweging taalgeleerde = talenkenner = linguïst = taalkundige onbevangenheid = spontaniteit = impulsiviteit = onstuimigheid = speelsheid = luchtigheid hengelsnoer = snoer = vislijn = vissnoer donder = gedonder = donderslag = lijf = bast = body = gerommel = lichaam = corpus = ons aardse huis besturen = leiden = beheren = chaufferen = administreren zegen = heil = zegening = voordeel = zegenwens = zegenbede = weldadigheid = weldaad = goedvinden = blijheid = goedkeuring = fiat = agreatie = heilwens = geluk ter harte nemen = aantrekken emeticum = spuugmiddel = braakmiddel = kotsmiddel bemanning = crew = ploeg gymnastieklokaal = fitnessruimte = sporthal = gymnastiekzaal = gymlokaal = sportschool draagvlak = aërodynamische = vleugel braken = spugen = leegstromen = overgeven = vomeren = spuwen = kotsen drijfzand = loopzand koenheid = flinkheid = onverschrokken = roekeloosheid = courage = onversaagdheid = durf = stoutmoedigheid = moed = branie = lef = guts = onbezonnenheid = vermetelheid = dapperheid onderwijsbevoegdheid = onderwijzersakte = lesbevoegdheid = hoofdakte hoornvlies = cornea hapax = hapax legomenon = voor zolang het duurt = gelegenheid asem = ademhaling = pauze = ademteug = adempauze = adem focus = brandpunt = scherpstelling evoqueren = oproepen = wekken = ontlokken = evoceren = bovenhalen gritsel = riek = hark kaki = legerkledij suizing = geritsel = ritseling = gesuis = geruis servokroatisch = Servo-Kroatisch zij-ingang = zijingang leengoed = leen oorlogstuig = bewapening = oorlogsmaterieel = wapentuig = oorlogsmateriaal = wapening = krijgsmaterieel wervel = ruggegraatswervel oogappel = lievelingskind = oogbol aftiteling = titelrol quaestrix = schatbewaarder = penningmeester = thesaurier = schatmeester = quaestor lesgeven = aanleren = onderrichten = bijbrengen = geven = leren = doceren = onderwijzen verstandshuwelijk = mariage de raison = schijnhuwelijk = nephuwelijk vernieler = straatschender = vernielal = vandaal interdependentie = onderlinge afhankelijkheid = correlatie koffiebar = theehuis = koffiehuis = espressobar = coffeeshop magnetisch veld = magneetveld welgang = uitvoerder ontwijking = ontsnapping = evasie = uitvlucht fondant = fondantje = glazuur samenwerkingsorgaan = samenwerkingsverband kinderspeelplaats = speelplaats = speelterrein = speeltuin = speelerf = speelplein wezenlijkheid = wezen = het wezen = iets = entiteit traanvocht = oogvocht boordlint = biaisband = boordband = biaislint kappen = omhakken = hakken = houwen = vellen = coifferen = bikken = omkappen = omhouwen voorjaarsnachtevening = lenteëvening = lentenachtevening eye-catcher = eyecatcher = blikvanger bellettrie = schrijfkunst = letteren = letterkunde = literatuur installateur = bankwerker februari = schrikkelmaand = sprokkelmaand = snoeimaand haarkapper = kapper = coiffeur = herenkapper imker = bijenhouder = iemker tet = speen = tepel = tiet nadeel = schaduwzijde = keerzij = min = minpunt = schade = schaduwkant = verlies = opdonder = leed = keerzijde = tegenvaller herbergen = omvatten = insluiten = behelzen = includeren vernislaag = lak = laklaag = vernis fax = telefax bankiershuis = bankieren = bank = bankinstelling ompraten = bewegen = overreden = bewerken = omturnen = platpraten = omverpraten = overtuigen = bepraten = meekrijgen = overhalen hakhoutbosje = haagbos = bosje = kreupelbosje = bosschage = bosage = struikgewas = struweel antipode = tegenovergestelde = tegengestelde = pool = tegenvoeter = omgekeerde = tegendeel mangat = keldergat = putdeksel lijfeigenschap = leenverhouding = slavendienst = horigheid = slavernij = afhankelijkheid = knechtschap dancing = ballroom = dansgelegenheid = danstent = balzaal = discotheek = discobar = danszaal = disco gietsel = afgietsel = replica pyrexglas = normaalglas respijt = verademing = verschuiving = opschorting = pauze = temporisatie = verdaging = verlet = uitstel = verwijl = adempauze = schorsing = prorogatie toelichting = explicatie = opheldering = verklaring = uitleg = motivering = verduidelijking schildering = afschildering zwaveldamp = zwaveldioxide = zwaveldioxyde gecastreerde = castraat propriëteit = boeltje = hoedanigheid = goed = possessie = karakteristiek = bezit = kenmerkend = have = eigenschap geldkas = kas beenvorming = ossificatie = verbening wetsteen = slijpsteen dochterlief = dochter hangkast = garderobe = kleerkast worst = blimp = saucijs firma = handelmaatschappij = corporatie = bezoeker = bedrijf = compagnie = vennootschap = onderneming = bezoek = handelsmaatschappij ijsschots = schots = schol verheerlijking = adoratie = glorificatie = verering = aanbidding annonceren = adverteren = promoten = promoveren = inluiden = inleiden = aankondigen = pushen schutter = scherpschutter schrapnel = granaatscherven = granaatscherf versomberen = betrekken anus = poeperd = aars = aarsopening = aarsgat = schijtgat = poeper = poepgat geriatrie = gerontologie slotwerk = zwanenzang = zwanezang glunderen = glimmen = stralen = afstralen intellectueel = egghead = highbrow bemeubelen = meubileren = meubelen agronomisch = landbouwkundig opdeling = afscheiding = part = verdeling = beschot = aandeel = partitie = distributie = verspreiding = uitdeling = schot = splitsing = spreiding promotie maken = bevorderen = promoten neocolonianisme = neokolonialisme por = drijfkracht = stuwkracht = stoot = stuwing dreumes = hummel = krummel = kleuter = wurm = puk = kabouter = kruimel = dreutel = keutel = peuter = ukkepuk bloemisterij = bloemenwinkel = bloemist = bloemenzaak aardgas = putgas kerker = gevangenis handelsagent = factor = vertegenwoordiger = factoor = handelsreiziger = agent dopplereffect = Dopplereffect thyroïd = schildklier aardewerk = vaatwerk = servies = keramiek = serviesgoed reconstrueren = herbouwen = herstructureren = heropbouwen peter = een ongeluk komt zelden alleen = gevader = peetvader stramien = oefening = oefenen = patroon = zich oefenen = gebruik = uitoefening = praktijk bagageruim = kofferbak = achterbak = kofferruimte ambassadeurschap = ambassadeurspost schutdeur = sluisdeur executie = terechtstelling = doodstraf = terdoodbrenging computermuis = muis slijmen = vleien = pluimstrijken = stroopsmeren zwanezang = zwanenzang = slotwerk lichaamsgebrek = invaliditeit = onbekwaamheid = arbeidsongeschiktheid = handicap = gebrek opbouwen = assembleren = construeren = in elkaar zetten = samenkomen = samenstellen = monteren = componeren antwoord = rescriberen = beantwoording = beantwoorden = scherp antwoord = reageren = respons = antwoorden = repliek = weerwoord voorkasteel = vooronder eminentie = voortreffelijkheid = superioriteit = uitmuntendheid ornitologie = vogelkunde vangen = bekoren = incasseren = verstrikken = verweven = toucheren = boeien = beuren = strikken = opstrijken = grijpen = innen windhaan = windwijzer = weerhaan = haan = staartmolen klassieker = classic = missie parafine = alkaan = paraffine = alkeen cadeau = gift = schenking = dotatie = uitreiken = gave = donatie = geschenk hostess = gastvrouw sportveld = speelveld = veld gehoorprothese = gehoorapparaat = hoortoestel = hoorapparaat leiplaat = geluidsscherm = klankbord ijshut = iglo = sneeuwhut = eskimohut bepotelen = bevingeren = betasten = bevoelen duik = duikvlucht = duiksprong = duiken = onderwaterzwemmen = duiksport = sliding = onderwatersport meieren = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken degelijkheid = betrouwbaarheid = kracht = soliditeit kapotslaan = doodslaan bekennen = opmerken = bevestigen = erkennen = merken = bemerken = toegeven = gewaarworden redundantie = overtolligheid = overbodigheid verklikken = aangeven = bedriegen = informeren = verraden = verlullen = verklappen = misleiden oppepper = opkikkertje = opsteker = opkikker knaller = topper = succes = klapper serviesgoed = aardewerk = servies foto = fotografie equivalent = gelijkheid = gelijkwaardigheid Venezuelaan = Venezolaan condoléance = innige deelneming = compassie = rouwbeklag = medeleven = condoleantie = deelneming aanvoeren = leiden = vooroplopen = pretenderen = stellen = afvoeren = beweren = abduceren restanten = steenbik = puin = wrakstukken = bik = wrakhout Montréal = Montreal ketelmuziek = kattemuziek = kattenmuziek trawlnet = kuil = trawl = treilnet = treknet = treil = sleepnet valium = diazepam reinigen = afnemen = vuil ophalen = kuisen = schoonmaken = doen hemelsbrood = manna heuveltje = terp = wierde melkweg = nevel = melkwegstelsel = nevelvlek kneus = mislukkeling = wanboffer = schlemiel = kneusje = verliezer = loser = pechvogel disproportioneel = onevenredig scheepsbouwkundige = scheepswerktuigkundige vilder = koudslachter epaulet = zwaluwnest gordelroos = antoniusvuur = zona = herpes zoster afgifte = aflevering = bestelling = bezorging = toevoer = levering = leverantie = aanvoer lagune = haf = kustmeer wijwaterbekken = doopkapel = doopvont = baptisterium = fontein tamboerijn = rinkelbom Ruckus = herrie = geraas = geschil = commotie = beroering impedantie = ohmse weerstand = weerstand = weerstandsvermogen = elektrishe weerstand vervreemding = vervreemden = vervreemd acetaldehyde = aldehyde = alkanal amalgamatie = vermenging = versmelting = samensmelting meetrekken = sjouwen = meesleuren = torsen = meeslepen = meezeulen = zeulen = rondslepen = meesjouwen = rondsjouwen buurtwinkel = gemakswinkel continent = werelddeel apparatuur = uitrusting = outillage = toerusting = hardware vesting = vestingwerk = fort = burcht arrenslede = ar = arrenslee = slede = slee feestdag = vakantie betoger = manifestant = demonstrant mechanische paardenkracht = paardenkracht = pk = paardekracht = metrieke paardenkracht trawant = maan = satelliet = bijplaneet = complice = wachter = mededader = handlanger = medeschuldige boodschappen doen = winkelen bocht = flexuur = slobber = gootwater = buiging = draai = varkensvoer = kromming = drab kerkzang = tussenzang = lofzang = kerkgezang = hymne = loflied = gezang = cantus te schande maken = onteren = schande = schenden = oneer = smaad = bezoedelen scharen = aaneensluiten = verenigen = groeperen invloedssfeer = draagwijdte = scope = omvang = domein = reikwijdte = raam = bereik Confederale staten van Amerika = dixielandmuziek = dixieland vaarder = kanoër = kanovaarder = raderboot kalfsleer = pinkleer = kalf universiteitsgebouw = universiteit taaitaai = taai = gemberkoek = peperkoek = ontbijtkoek = snijkoek rijke = miljonair miniseren = minimaliseren tailleur = snijder = coupeur = kleermaakster = kleermaker kalkspaat = calciet coveren = melden = berichten = bekendmaken beoordeling = gezond oordeel = afweging = evaluatie = inschatting = nabeschouwing etmaal = dag cytologie = celleer lijmklem = lijmknecht = lijmschroef = lijmtang = sergeant = lijmpers scherf = part = schilfer = stuk = vlok = deel drinken = slok = de keel smeren = zuipen = drank = drankje = borrelen = vertrouwelijk omgaan jaguar = panter = Jaguar immuunsysteem = immuniteitsysteem = afweermechanisme ik wil = Ido mikpunt = doel = raam = doelwit prulschrijver = kladschrijver = scribent = verzenmaker = rijmelaar kerklid = lidmaat = kerkganger Uria = Uriah eindoverwinning = eindzege warmhoudplaatje = sudderplaatje = vlamverdeler = sudderplaat kalligrafie = schoonschrift kennisgeving = bekendmaking ontslaan van een verplichting = vergeven = kwijtschelden = vrijspreken = ontheffen = uitleggen = niet-schuldig verklaren speekselklier = korrelklier financier = geldschieter = kapitaalverschaffer Boakarest = Boekarest = boekarest kapitein = zeekapitein herhalingsles = repetitieles sprietje = spriet geschiedschrijver = geschiedkundige = historiograaf = historicus tegenstemmer = tegenstrever = anti = wederpartij = antagonist = tegenstander = tegenpartij = opponent aanwenden = gebruiken = pakken = benutten = bezigen = nemen = toepassen = verwerken = utiliseren = hanteren statuur = lijn = postuur = figuur = bouw = gestalte = lichaamsbouw gouverneurschap = bijles namaak = vervalsing = bedrog = namaaksel = imitatie = surrogaat = ersatz = falsificatie = naäperij = na-aperij = nep = kunst = afgietsel razen = loeien = uitbrullen = briesen = agiteren = bulderen = zieden = woelen = koken = tieren = schuimbekken zijn tijd ver vooruit = montage = beeldmontage = collage echtgenote = het schone geslacht = gemalin = vrouw tapdansen = tappen torenspits = spits = kerktoren = punttoren = toppunt = top kraaiepootjes = kraaiepootje = kraaienpootjes = kraaienpootje beweegreden = bewerker = considerans = motief = grond = afweging = aanleiding = beweeggrond = oorzaak = overweging = reden = consideratie = motivatie = veroorzaker = ratio = drijfveer bladaluminium = aluminiumfolie surf-riding = surfriding aërodynamica = luchtstromingsleer theateropvoering = drama = toneelstuk = stuk = toneelspel = spel = theaterstuk huishoudhulp = huishoudster interest = intrest = rente = belang voordoen = uithangen = overkomen = voorkomen = voorvallen = optreden = gebeuren = betonen = houden = plaatsvinden ontstopper = ontstoppingsmiddel = plopper = dompelaar = piston = zuiger brutaliteit = stoutheid = onbeschoftheid = onvervaardheid = gotspe = barbarisme = vrijpostigheid = onbeschaamdheid = beestachtigheid = ongegeneerdheid = impertinentie = onbesuisdheid = driestheid = insolentie = wreedheid = vermetelheid in vervoering brengen = betoveren = begeesteren = fascineren = in verrukking brengen = boeien = charmeren midzomer = midzomerdag opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = aanmanen = instigeren = pramen groep = verzameling = subklasse = onderklasse = band = kring = partij = bandje buikvliesontsteking = peritonitis weidmes = jachtmes = weimes luchtigheid = onbevangenheid = spontaniteit = impulsiviteit = onstuimigheid = speelsheid schoolmuziek = muziekles matglas = melkglas = opaalglas = witglas vampirella = vrouwelijk monster = vampier = lamia windscherm = windsingel = houtsingel = voorruit veiligheidsspeld = toespeld = sluitspeld argeloosheid = naïviteit = onschuld = naïveteit = onbedorvenheid show Time = aanvang = inval = begin = beginperiode = intrede = opmaat baggermolen = baggermachine = baggerschip = moddermolen versluieren = benevelen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = verhullen = verbloemen = maskeren = verdoezelen = verbergen vernietigen = afbreken = annihileren = afraden = verbannen = niet toestaan = niet toestaan = afkeuren = vernielen = offeren = slopen = verwoesten = casseren = verbieden = oblitereren mechanisatie = automatisering = mechanisering = automatiseringssector vacuümbuis = lamp = kathodestraalbuis = radiolamp = elektronenbuis = radiobuis kalfsschnitzel = schnitzel tabak = tabaksplant nachtvlinder = mot = uiltje een tandje bijzetten = degen lijntrekker = nietsnut = plichtsverzaker = hongerlijder = minimumlijder aprilgrap = aprilvis kok = kokkin = cuisinier = keukenmeid = meesterkok = keukenprinses = chef-kok gympakje = tunica = gymnastiekpakje = tuniek tijdseenheid = tijdeenheid hypoglykemie = hypoglycemie epifanie = openbaring = Driekoningen = verschijning vlakschuurmachine = schuurder = schuurmachine = slijpmachine vastspijkeren = klinken = inklinken = nagelen = vastnagelen = spijkeren hoofdtelefoon = koptelefoon met microfoon = koptelefoon = oortelefoon = headset = hoofdtelefoon met microfoon = oormicrofoon tegenovergestelde = tegengestelde = antipode = pool = antoniem = tegenvoeter = omgekeerde = tegendeel liberaal = duratief = conservatief = rechts = conservatieveling hiel = hak herlezen = overlezen insectelarve = insektelarve variëteit = keuze = differentiatie = afwisseling = verscheidenheid = keur = variatie = diversiteit schietspoel = schieter = weversspoel = weefspoel = inslagspoel persoonsregister = bevolkingsregister zeeman = jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeevaarder = janmaat = maat = matroos synagoge = sjoel = tabernakel drumstick = kippeboutje = kippenboutje margriet = Margriet = Madelief = madeliefje pontveer = veer = ferryboot = pont = ferry = veerboot = veerpont = veerdienst nulpunt = dieptepunt = laagtepunt = laagterecord abces = zweer = ettergezwel = puist = etterbuil aardschors = aardkorst keuzemogelijkeheid = keuze = alternatief hindernisloop = steeple-chase volontair = vrijwilliger inwerken = oriënteren = impact weiland = voeder = wei = weidegrond = weide = graasweide karakterisering = karakterschets = karakteristiek = kenschets = typering zeekoe = lamantijn wonde = verwonding = kwetsuur = wond imputeren = inwrijven = beschuldigen = aanrekenen = aantijgen = nadragen = schelden = op het matje roepen = verwijten = aanwrijven = berispen noodverband = noodmaatregel = noodvoorziening = noodgreep = provisorium = provisorisch genitaliën = geslachtsdelen = kruis = geslachtsapparaat = voortplantingsorganen = geslacht = geslachtsdeel = geslachtsorgaan stroomtransformator = transformator diagnostiek = nosologie aanpakken = aanvatten = aanleggen = benaderen muggenzifter = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = pietepeuter druivensuiker = druivesuiker = glucose = dextrose baker = kraamhulp = vroedvrouw = accoucheur = verloskundige = kraamverzorgster = kraamvrouw kogelen = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = lazeren = kegelen = plompen = kieperen = kukelen = keilen zelfingenomenheid = solipsisme = ijdelheid = hovaardij = eigendunk = hooghartigheid = arrogantie = zelfgenoegzaamheid = hoogmoed = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = verbeelding exaltatie = geestvervoering = zinsvervoering = opgetogenheid = vervoering = euforie = extase = verrukking = hallelujastemming = trance pretorium = hoofdkwartier uithouwen = uithakken = hakken = houwen middenhand = middelhand verdringen = remplaceren = vergeten = vervangen teint = huidskleur = huidkleur = kleurtje = kleur = gelaatskleur borstschild = borstplaat lasser = lasapparaat fruit = boomgewas = zaadbol = ooft = vrucht samendrommen = opeendringen = samendringen = samenstromen kloostergemeenschap = convent = monnikenklooster = communiteit = communauteit = abdij = klooster gier = hoop = woekeraar = aal = drol = uitzuiger = uitbuiter = aalt = mestgier = bout = dreutel = hyena = hoopje = druk weispel = jacht = jachtpartij = weidspel punkmuziek = punk supernaturalistisch = bovennatuurlijk pluimbos = panache = pluim = vederbos = vederdos tl = buisverlichting = tl-verlichting = neonverlichting dirk = bedrijfsleider = manager = uitbater = beheerder = exploitant = directeur hijsen = opsjorren = ophijsen slingering = fluctuatie = golfbeweging = wankeling = schommeling = slingerbeweging schemerduister = schemer = schemerlicht = schemering = halfdonker = schemerdonker = halfduister = deemstering thallium = tallium interceptie = onderschepping hooimaand = juli korrelklier = speekselklier estrade = kansel = platform = erepodium = schavot = spreekgestoelte = ereschavot = preekstoel seksbom = schoonheid = schone = bout = beauty hulp in de huishouding = schoonmaakster = werkster = poetsvrouw savooiekool = savooienkool reproductie = propagatie = procreatie = facsimile = vermenigvuldiging = reproduktie = voortplanting = repro spiritualiteit = spiritisme puntgewelf = kruisgewelf = kruisgraatgewelf sleepnet = kuil = trawl = trawlnet = treilnet = treknet = treil wentelwiek = hefschroefvliegtuig = helikopter nietpistool = nietmachine = niettang voor lief nemen = ervan uitgaan = assumeren = veronderstellen = presumeren = postuleren = supponeren = stellen = onderstellen = aannemen aquacultuur = watercultuur = hydrocultuur mathesis = rekenvaardigheid = mathematica = wiskunde watergeneeskunde = hydropathie = waterkuur = hydrotherapie mosterdgas = yperiet witmaker = bleekmiddel een = twee = één = i model = toonvoorbeeld = concept = toonbeeld = opvatting = pasdame = ontwerp = specimen = mannequin = begrip = voorbeeld echtverbintenis = echt = huwelijksband = echtvereniging = huwelijk = matrimonium steunpilaar = bemoediging = support = steun = ondersteuning vinylgroep = vinyl televisie-ontvanger = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast wapenmagazijn = wapenarsenaal = arsenaal = wapenopslagplaats = wapenkamer = wapenhuis = wapendepot = tuighuis denne-uil = dennenuil verkalken = verstarren bereiken = winnen = volbrengen = komen = verwerven = realiseren = halen centaur = kentaur = paardmens vergiftiging = intoxicatie roerijzer = theelepel = theelepeltje = koffielepeltje insnijden = inkepen fraudeur = bedrieger = vervalser = snoever pentagram = pentakel grootmoedigheid = onzelfzuchtigheid = gulheid = onbaatzuchtigheid = altruïsme = edelmoedigheid = vrijgevig = groothartigheid Kaapverdië = Kaap-Verdische Eilanden = Kaapverdische Eilanden = Kaap-Verdische eilanden installatie = bestel = assemblage = stereo-installatie = organisatie = stereo = montage = vestiging = bevestiging = geluidsinstallatie = hifi-installatie zangwijs = lijn = melodie = kant zwellen = opzetten = uitzetten = opblazen = uitdijen = opzwellen = doen bol staan = uitdeinen keelzak = rijzweepje = voedselgewas = bros = krop = zak = voedselplant het spuwen = het fluimen = expectoratie transmitter = zendpost = zender = station = zendstation hectare = bunder gehoorbeen = gehoorbeentje = botje = boontje tenen = teen vuurlinie = vuurlijn exorcisme = duiveluitdrijving = uitdrijving = bezwering = duiveluitbanning = geestenbezwering docudrama = documentaire reflexhamer = percussiehamer = peeshamer stadsgebied = gehucht = woonstad braadpan = bakpan = koekenpan = hapjespan met zich meebrengen = omvatten = behelzen = veroorzaken = betekenen = inhouden = beduiden = zeggen = tot gevolg hebben = neerkomen steengeit = berggeit = klipgeit oude = gozer bederfwerend middel = conserveringsmiddel = conserveermiddel hoofdlijn = abstractie = korte inhoud = grondtrek = samenvatting = uittreksel kliniek = ziekenzaal = ziekenhuis = hospitaal = gasthuis = verpleeginrichting optellen = toevoegen = bijeentellen = link = verenigen = linken = bijtellen = sommering = sommeren = samentellen = verbinden = toevoeging = adjunctie = samenvoegen expressionist = expressionistisch fokkenmast = fokkemast krullen = friseren = onduleren = unduleren = opkrullen = omkrullen = kroezen Jezusnikes = sandaal = zool feestmaal = banket = festijn = koningsmaal bedaardheid = gelijkmoedigheid = beheersing = gelatenheid = kalmte = zelfbeheersing krijgstoneel = slagveld = gevechtsterrein = strijdtoneel = strijdgebied gluiperd = duiker = stiekemerd = gluiper = geheimschrijver = sluiper manspersoon = man = baas = mens = mannetje = jongen = heer = kerel = meneer = vent = broger = heerschap = klant = pief = basserool = knaap = gast = pik afkomst = komaf = kraamkamer = wieg = geboorte = bevalling = origine = haard = bakermat = oorsprong = afstamming = descendentie = herkomst droogvallen = uitdrogen = verdrogen bedanken = afsluiten = termineren = opzeggen = sluiten = stoppen = beëindigen = danken = besluiten = eindigen grondwerker = loonslaaf = koelie evolutietheorie = ontwikkelingstheorie = darwinisme = evolutieleer = evolutionisme = ontwikkelingsleer berekening = contemplatie = eigenbaat = beschouwing = bespiegeling = overweging = nota = bewerking = eigenbelang = beer = factuur = rekening = reflectie = overpeinzing eindstand = eindscore = eindresultaat = eindtotaal afschillen = afpellen = schillen = pellen = ontvellen gedachtegang = redenatie = filosofie = redenering klokkentoren = klokketoren aristocratie = adel arbeiden = werken clairvoyant = helderziende = profeet = paragnost = telepaat rekeninguittreksel = bankrekening = bankconto verkeersopstopping = opstopping draagmuur = steunmuur oogpotlood = wenkbrauwpotlood orkestra = orkestbak = orkest tinnitus = oorsuizen opeenhoping = verdichting = cumulatie = accumulatie = concentratie = congestie = ophoping = conglomeraat = agglomeratie = opeenstapeling paardebloem = paardenbloem roodvonk = scarlatina = scharlakenkoorts = vlekkoorts slaapstoel = ligstoel asfaltbeton = asfalt dagindeling = tijdplan = plan = agenda = schema = tijdschema = programma = tijdpad winkelen = boodschappen doen wittebrood = witbrood = wit poëziealbum = album = plakboek = poesiealbum knevelen = ketenen = vastbinden = aanhechten = kortwieken = verbinden = aanbinden = kluisteren = knotten = binden = beknotten = breidelen sleep = drom = mensenmassa = heir = massa = myriade = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = mensenzee = meute = schare opstopping = repareren = jam = verkeersopstopping = gaatje amandelzuur = blauwzuur = Pruisisch zuur tuchthuis = huis van correctie hoogspanningsdraad = hoogspanningskabel verkondigen = prediken = preken rekwireren = vorderen = heffen uitrekken = rekken = strekken = stretchen = oprekken startknop = starter quaternion = vijf = vier bekommeren = bekreunen = bemoeien = omzien doorgang = hal = steeg = gang = passage = doorgangsweg = doortocht = slop = achterafstraat = achterafstraatje = doorgaande weg = corridor = loop cigarillo = cigarrillo uitstaan = uitspringen = pieken = springen = uitsteken keuringsarts = patholoog-anatoom = sociaal-geneeskundige = lijkschouwer boekerij = boekenverzameling = bibliotheek spermabank = zaadbank babysit = babysitter = kinderzitje passing-shot = passeerslag = passingshot chef-kok = kokkin = cuisinier = kok = meesterkok mergel = leemmergel = tufkrijt alarmsignaal = noodsein = alarm kruiswoordpuzzel = kruiswoordraadsel samenvloeien = samenstromen accent circonflexe = circumflex = dakje negrospiritual = gospel = negro-spiritual suffocatie = wurging = verstikking = asfyxiatie = worging atypisch = ongebruikelijk letbal = let prachtexemplaar = schoonheid = pronkjuweel = prachtstuk = kleinood = pracht = juweel = beauty = juweeltje = schone zaad = teelvocht = zaadje = stijfsel = sperma = geil pyloon = hoogspanningsmast = gedenkzuil = mast spijsvet = eetbare vetten uiterlijke kenmerken = uiterlijkheid spaat = holspaat zich oefenen = oefening = oefenen = patroon = stramien = gebruik = uitoefening = praktijk vuurzee = vlammenzee biertje = bier = brouwsel = gerstenat te binnen schieten = terughalen = eraan denken = herinneren = doen denken = reproduceren = zich herinneren = gedenken = onthouden keukenzout = tafelzout = metaalzout = chloornatrium = zout = zouten gevorkt = afsplitsen = aftakken = vertakken ongunst = ongenade recupereren = recyclen = hergebruik = recycleren = herwinnen = terugwinnen = hergebruiken sporthal = gymnastieklokaal = fitnessruimte = gymnastiekzaal = gymlokaal = sportschool deflationistisch = deflatoir vonkje = spatje = vonk = tittel = zier = sprankje slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd met onwillige honden is het slecht hazen vangen = etiquette loopgravenstelsel = verschansing overlading = transport = overslag = vervoer = containeroverslag geluidsleer = acustica = akoestiek scheepswerf = werf = scheepstimmerwerf rompslomp = gezwets = beslommeringen = besogne = rimram = besognes = beslommering vrieskast = diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = diepvrieskist = vrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vriezer kort overzicht = extract = samenvatting = epitome = excerpt meertalige = talenkenner = veeltalige = polyglot droefheid = verdriet = pijn = smart = wee = lijden = treurigheid = droefenis = bedroefdheid = treurnis = triestheid = kommer = leed optocht = omgang = cortège = defilé = processie = stoet radiësthesist = wichelroedeloper = pendelaar = rabdomant = roedeloper erf = werf = park ploegmaat = ploegmakker = medespeler = makker = teamgenoot teruggetrokkenheid = isolement = eenzaamheid = afzondering stand = situatie = adel = ligging = krantenkiosk = positie = pose = landgoed = krantenstalletje = houding = kiosk naamwisseling = metonymia = metonymie schaduwwolk = stapelwolk = cumulus bromfiets = plof = brommer gymnastiekpakje = gympakje = tunica = tuniek trivia = kleintje = klein bier narede = addendum = bijlage = nawoord = epiloog = bijvoegsel = slotrede = nabericht korset = keurslijf = keurs slipper = muil = pantoffel = slof voorbije = weleer = verleden vissersboot = vissersschip = visserman schildvleugel = dekschild onderzeeboot = U-boot = duikboot = onderzeeër handelsovereenkomst = transactie voorgevoel = veronderstelling = aanname = giswerk = gissing = conjectuur = vermoeden = onderstelling thijm = echte tijm = tijm baldadigheid = kattekwaad = duivelse streek = moedwil boosheid = woede = bitsheid = bitterheid accu = accumulator = verzamelaar kentering = wending = keer = revolutie = ommezwaai = omslag = ommekeer otoscoop = oorspiegel = oortrechter preek = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = donderpreek = prediking = predikatie = homilie emfase = nadruk = accent = klemtoon = beklemtoning assemblage = installatie = verzameling = montage = collecte = collectie weduwgift = bruidsschat = bruidschat knoopkruid = soort korenbloem kuras = harnas juk = last = incubus = nachtmerrie cornet = kornet = trompet bewoording = formulering = woordkeus = zinswending = woordkeuze reis = tocht = toer = rondleiding = gang = reizen = rondgang = tour = trip = trektocht = excursie = trekken eigenaar = patroon = partner = mede-eigenaar = drager = bezitter opjagen = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = aanmanen = instigeren = pramen verlies = schadepost = verliespost = sterfgeval = schade = derving = leed = gemis = nadeel = rouw zuipschuit = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek Aziatisch = Indiër = Azische = Aziaat presuppositie = postulaat = suppositie = hypothese = basisbegrip = premisse = grondbegrip = assumptie = presumptie = vooronderstelling dollarcent = cent = penning = penny citroen = citroensap = citroenboom handdoek = theedoek = keukendoek = afdroogdoek = keukenhanddoek middenstander = pakhuismeester = wederverkoper = winkelier = neringdoende = kleinhandelaar = detaillist jammer = deernis = medelijden single = enkelspel = plaat = plaatje = draaischijf = grammofoonplaat zoomlens = telelens = teleobjectief deponie = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = stort = ashoop = stortplaats = afvalhoop = afvalstort = asvaalt krulspeld = papillot = krulpen = haarroller = kruller = roller reflexief = wederkerend = wederkerend voornaamwoord Hebreeuwse = Jood = Hebreeërs = jood = jodin kladschrijver = prulschrijver = scribent = verzenmaker = rijmelaar ten goede komen = verharden = harden douceurtje = toegift = toemaatje = gratificatie = bonus = extraatje gastronomie = kookkunst = keuken randwijk = voorstad = buitenwijk kwalificatie = handigheid = bedrevenheid = geschiktheid = competentie = aanleg = talent = vernuft = capaciteit = begaafdheid = habiliteit = vaardigheid = vermogen = kundigheid = bekwaamheid = behendigheid = geoefendheid = gave = verworvenheid zwikken = verrekken = verstuiken = omslaan = verzwikken glazenmaker = verglazer paardenfokker = rancher = boer kneusje = mislukkeling = kneus = wanboffer = schlemiel = verliezer = loser = pechvogel paradox = antinomie = tegenstrijdigheid = tegenspraak vliegtuigloods = hangar = hangaar Samoaan = Samoaans Colosseum = Coliseum = amfitheater bloementeelt = sierteelt baldakijn = hemel = luifel helix = schroeflijn = krul = spiraallijn = schroef = spiraal lotto = lottrekking = bingo = loterij = fuif = lottospel = loting afkortingsteken = apostrof = komma = verkortingsteken = weglatingsteken strooisellaag = mulch = strobed = muls klierziekte = struma = bof = krop bedoening = situatie = hoedanigheid = toestand = boel = kwaliteit spankracht = rek = elasticiteit = veerkracht = spanning overgeven = spugen = capituleren = leegstromen = prijsgeven = spitten = omspitten = cederen = platgaan = vomeren = spuwen = opgeven = braken = nijgen = zwichten = kotsen = bezwijken = overdelen èta = ETA rondslingeren = slingeren = zwerven = rondzwerven luchtmachtbasis = vliegbasis zedigheid = celibaat = zedelijkheid = deugdzaamheid = kuisheid = onthouding = eer = onschuld = eerbaarheid = eerzaamheid collegejaar = klas = leerjaar = academisch jaar = cursus biaislint = biaisband = boordband = boordlint abdicatie = troonsafstand boekenstut = boekensteun columnist = kolomnist leugenachtigheid = oneerlijkheid minachting = dédain = geringschatting = laatdunkendheid = depreciatie = verachting Ier = Iers godsgericht = ordale = godsoordeel hongeren = reikhalzen = dorsten = snakken = hunkeren = verlangen = smachten = haken = zuchten trommelslager = drumspeler = drummer = slagwerker = tamboer = trommelaar speurder = opsporingsambtenaar = rechercheur = speurhond = detective = speurneus strafrechtelijk = crimineel = misdadiger = vogelvrije = boosdoener vermengen = samensmelten = mixen = mengen = verbinden = combineren = samenvoegen = mêleren onderkoning = gouverneur = stadhouder = landvoogdes = landvoogd = ruwaard verbetering = rectificatie = correctie = verheffing procestechnologie = werktuigbouwkunde hypocriet = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige stoplicht = verkeerslicht = stopsein = stopsignaal aandelenbeurs = effectenbeurs = aandelenmarkt = beursmarkt = beurs uitleg = explicatie = motivering = interpretatie = verklaring = toelichting jonkvrouw = juffer = madame = lady = juffrouw = dame = mevrouw = jongedame Europese bizon = wisent = bizon twaalftonenreeks = chromatische toonladder = complex = aggregaat bruto binnenlands product = BBP meel = bloem = meelbloem geboortehuis = geboorteplaats plutonium = pus = etter haarknipper = barbier = figaro = dameskapper = friseur = coiffeur = kapper = hairstylist arbeidsloon = salaris = wedde = honorarium = bezoldiging = traktement = gage = arbeidsinkomen = loon = remuneratie gelijkheid = schijn = equivalent = masker = gelijkwaardigheid = gelijkberechtiging anorexie = anorexia-nervosa = magerzucht = anorexia nervosa = anorexia intreden = inzetten = beginnen = een aanvang nemen onverstoorbaarheid = gelatenheid noodtoestand = crisis = crisissituatie = noodsituatie rit = rondrit = toer = etappe = podium = autorit = sightseeing = lift kuil = trawl = trawlnet = sleepnet = treilnet = treknet = treil rekestrant = adressant = werkzoekende = aanvrager = reflectant = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekwestrant = sollicitant pugilist = vuistvechter = bokser = boxer aandacht besteden aan = behandelen = bekommeren om = zorgen Erlang = erlang kloot = teelbal = testikel = bal = testis = geslachtsklier = zaadbal chlorose = bloedarmoede = anemie = bleekzucht kwarktaart = kaastaart dagvaarden = indagen = dagen karbauw = waterbuffel = karbouw onderhemd = hemdje = hemd = condoleren = lijfje douanebeambte = grensbewaker = douane = grenswachter = douanier = grenswacht nagelen = klinken = inklinken = vastspijkeren = vastnagelen = spijkeren map = schovenbinder = directory = folder = pamflet = boekje = vlugschrift = brochure = telefoongids = snoer gen = erffactor = erfelijkheidsdrager kippeboutje = kippenboutje = drumstick Stetson = gleufhoed = borsalino = deukhoed huishoudkunde = huishoudwetenschappen Aphrodite = Afrodite = Cytherea psittacosis = papegaaieziekte = papegaaienziekte exponeren = verklaren = uiteendoen = uitweiden = uiteenzetten spugen = tuffen = leegstromen = overgeven = vomeren = spuwen = kwatten = speeksel = braken = spuug = kotsen = kwalsteren polygoon = veelhoek purgatorium = vagevuur = louteringsberg acustica = akoestiek = geluidsleer verkeersader = ader conferencier = cabaretier = kleinkunstenaar = conférencier prognostiek = perspectivisme = prognostica = futurologie bewaarder = beheerder = oppasser = roeper = bewaker = custos bergland = bergketen = bergformatie = gebergte = bergrug achter = achterzijde = ommezijde = achterkant vinyl = vinylgroep hekje = hachee = kruisje aandikken = verdikken bompakket = bombrief mondvoorraad = victualiën = leeftocht = mondkost = proviand = foerage = voedselvoorraad participeren = deelnemen = meedoen prescriptie = voorschrift = statuut = ordonnantie = verordening = reglement manco = leegte = gaping = mankement = leemte = vacuüm = hiaat = lacune = fout = gebrek flauw doen = roepen classic = klassieker keerdam = barrage = stuwdam = schut = stuw Mesozoïcum = Secundair = Secondair toneelseizoen = theaterseizoen pafzak = bollie = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vetzak = vleesklomp = fats geluidsopname = geluidsregistratie = opname = registratie toegang verlenen = binnenlaten = toelaten = inlaten luchtvaartverkeer = luchtverkeer = vliegerij = vliegtuigbouw = vliegverkeer = aviatiek = luchtvaart apenoot = pinda = aardnoot plafonnering = plafond = plafon plumeau = stoffer = veder = veer woonruimte = honk = home = woongelegenheid = woning = huis = heem = tehuis = thuis = behuizing vakbondsvertegenwoordiger = official orang-oetan(g) = orang-oetan deputeren = afvaardigen = toewijzen = delegeren stuitje = staartbeentje = staartbeen = stuit = stuitbeen evening-dress = avondjapon = avondkledij = avondtoilet = avondjurk = uitgaanskleding = avondkleding landverrader = collabo = collaborateur = quisling sleper = sleepboot = duwboot = treiler resoneren = galmen = naijlen = weergalmen = naklinken = weerklinken = weerschalken = nagalmen = echoën = doorklinken misdadigheid = criminaliteit woonstede = woonplaats panieken = panikeren = paniekeren = in paniek raken leerjaar = klas = academisch jaar = collegejaar = cursus braak = inbraak landbouw = veeteelt = akkerbouw torenvalk = valk = Amerikaanse torenvalk platentektoniek = tektoniek = plaattektoniek = schollentektoniek satijn = satinet = atlas gêne = schaamte = schaamtegevoel = schande werkende klasse = arbeidersklasse = proletariaat aanstellingskeuring = steekproef = keuring = staalkaart boekwinkel = boekhandel = boekenwinkel poedermelk = melkpoeder = koffiecreamer ent = transplantaat wrongel = plattekaas = kaasstof personage = karakter = persoonlijkheid = aard fantasy = inbeelding = zinsbegoocheling = illusie = verbeelding kardinaal = bepaald telwoord = kardinaal getal = hoofdtelwoord lamsvlees = lammetje = lam aanwas = aangroei = stijging = vermeerdering = increment = accres = toename afpersing = geldafpersing = knevelarij = chantage vleessoort = vruchtvlees = vlees marqueterie = inlegwerk wallabie = wallaby gepeddel = scheprad oplossing = regeling = arrangement regie = leiding = bestiering globalisering = mondialisering storten = morsen = aanvallen = vergieten = molesteren = attaque = aanval = attaqueren = knoeien autarkisch = absolutistisch beklemtonen = betonen = benadrukken = onderstrepen = accentueren music-hall = variété-theater = variététheater junglemes = kapmes = machete = hakmes ik spreek geen Engels = verlopen verjagen = verdrijven = wegzenden = ontslaan = uitwijzen = onttronen = weg rijden = uitzetten = afzetten = uitstoten = wegjagen conserveermiddel = conserveringsmiddel = bederfwerend middel maandverband = damesverband wroeging = gewetensnood = zelfbeschuldiging = zelfverwijt = gewetensangst = gewetenswroeging = boetvaardigheid = spijt = berouw = inkeer = schuldbesef nota = berekening = aantekening = notitie = beer = factuur = rekening medevoelen = medeleven tovenares = heks = furie = heksenmeester = duivelskunstenaar = magiër = toverkol = oud wijf = lelijk wijf = tovenaar = toverheks = kol = besje = helleveeg = taart knipkies = scheurkies verfraaiing = paruur = siersel = ornament = aankleding = versiersel = versiering bubbel = bobbel teamgenoot = ploegmakker = medespeler = makker = ploegmaat gebraad = roti kerkganger = aanbidder = gelovige = lidmaat = kerklid trichloorethyleen = tse struikelsteen = rem = belemmering = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = verhindering = barrière = struikelblok = hinderpaal theater = toneel = poppenkasterij = toneelspel = komedie = circus = kunstenmakerij = aanstellerij = komediespel = aanstelleritis jukebox = juke-box uppercut = opstoot zeilwedstrijd = zeilrace proviso = beding = voorwaarde = bepaling = mits = modaliteit = stipulatie = voorbeding zonnestilstand = solstitium = zomerpunt = zonnewende uitdrukking = idioom = frase = proverbium = zegswijze = spreekwoord = gezegde = expressie = leenspreuk = spreekwijze frik = onderwijzer = lerares = juf = schoolmeester = juffrouw = schooljuffrouw = schoolvos = leermeester = docent = schoolfrik = instructeur = schooljuf = leraar jaspand = pand speelkaart = kaart = troef gewapend beton = staalbeton veilen = afslaan gezichtshaar = snor = knevel = snorbaard = baardhaar = snorrenbaard = baard moedermelk = zog = borstvoeding lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = branieschopper = herriemaker = pronken = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper descendent = afstammeling = nakomeling = nazaat = zoon = telg sociale verzekering = gezinsbijstand journaal = dagregister = reisjournaal = logboek magerzucht = anorexia-nervosa = anorexia nervosa = anorexie spui = uitwateringssluis = spuisluis = zijl = verlaat = sluisdeur = sluis koelte = wind = blaasinstrument bakoven = oven biergist = ondergist laagwolk = stratus seersucker = gestreept cloqué = bobbeltjesstof = cloqué snoet = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = bakkes = ponem = toet = smoelwerk lichtkoepel = vallicht = dakraam = daklicht = koepel = zonnedak = schijnlicht returnwedstrijd = replay = return = returnmatch = terugmatch gespreksleider = moderator strafregister = strafblad bedrevenheid = handigheid = geschiktheid = competentie = aanleg = talent = vernuft = capaciteit = begaafdheid = habiliteit = kwalificatie = vaardigheid = vermogen = kundigheid = bekwaamheid = behendigheid = geoefendheid = gave = verworvenheid accordeon = harmonica combinatieslot = cijferslot = nummerslot = letterslot zerk = grafsteen gejengel = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur sluikinvoer = smokkelhandel = smokkel = sluikhandel zaaibed = zaadbed revival = revitalisering = opleving = opbloei = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = herleving = oprisping = wedergeboorte kleingeestigheid = pietluttigheid = benepenheid = kruideniersmentaliteit = bekrompenheid = dorpsmentaliteit paraatheid = bereidheid waanwijsheid = pedanterie = boekengeleerdheid payroll = loonlijst arrenslee = ar = arrenslede = slede = slee zich verontschuldigen = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen startkapitaal = beginkapitaal = grondkapitaal = stamkapitaal = aanloopkrediet armleuning = armsteun paganist = christenhond = goddeloze = heiden = ongelovige juichen = klappen = toejuiching = aanmoedigen = applaudiseren = applaudisseren = toejuichen = opvrolijken = uitroepen tot = uitroepen neerleggen = lappen = dokken = betalen = schikken = neertellen = afzetten = berusten = verzoenen = terugtrekken = stellen = uittreden = resigneren = schokken stroken = overeenkomen = overeenstemmen = sluiten = rijmen vlugheid = enthousiasme = bereidwilligheid = hulpvaardigheid = snelheid = bereidheid = gewilligheid = behulpzaamheid Breslau = Wrocław uitdrogen = verdrogen = droogvallen = ontwateren = draineren club = leunstoel = vereniging = knuppel = sociëteit = klaveren = armstoel = leuningstoel = gilde = zetel = samenleving = gezelschap = fauteuil = soos = orde kroeskarper = giebel sorbet = waterijs reikwijdte = invloedssfeer = draagwijdte = scope = omvang = domein = portee = raam = bereik berusten = zich neerleggen bij = zich schikken naar = toegeven = inwilligen = luisteren = instemmen = schikken = eerbiedigen = neerleggen = verzoenen = voldoen = stellen = respecteren = bewilligen = toestemmen = resigneren = gehoorzamen juwelen = sieraad = bijou overkomst = komst = aankomst bosage = haagbos = bosje = kreupelbosje = bosschage = struikgewas = hakhoutbosje = struweel apparaatje = apparaat = toestel = gadget lichtnet = hoogspanningsnet = elektriciteitsnet = lichtleiding = stroomnet kampeerterrein = bivak = caravanterrein = tentenkamp = camping = woonwagenkamp huichelarij = farizeïsme = bigotterie = femelarij = gefemel = schijnheiligheid = veinzerij = kwezelarij = hypocrisie verhuisauto = verhuiswagen aura = nimbus = lof = aureool = astraallichaam gezelschapsdame = kameraad advertentie = verkoopbevordering = reclame = promotie = salespromotion = promoting = sales-promotion knorrepot = brombeer = nijdas = brompot = mopperaar = zuurpruim = nurk = grompot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor ruimtevaartindustrie = ruimte significantie = importantie = betekenis = gewicht = belang = waarde = zwaarte = gewichtigheid stunt = stuntwerk = bravourestuk = huzarenstukje badinage = scherts tijdzone = zone marktplein = afzetgebied = marktplaats = achterland = markt menu = kaart = menukaart = spijskaart schemer = tweelicht = schemerlicht = schemering = halfdonker = schemerdonker = schemerduister = halfduister = deemstering bastaardbroeder = halfbroeder = halfbroer darmbeen = ilium bouwval = puin = ruïne = strandvonderij = puinhoop = verval negativist = defaitist medicijnen = artsenijleer = geneeskunde = medicijn paardenbloem = paardebloem klank = klanken dolboord = potdeksel = reling harde schijf = floppy drive = schijf = diskettestation = diskdrive = disc = magneetschijf = disk = floppydrive tweedeling = vertakking = dichotomie bangmakerij = afschrikking = intimidatie aalmoezenier = aal achterzetsel = achtergeplaatst voorzetsel industrietak = nijverheid = industrie rijksbijdrage = overheidssubsidie = subsidie = betoelaging = rijkssubsidie = staatssteun = overheidssteun ganger = -ganger = doorzetter = gaander doorbijter = knokker = aanhouder = vechter = doorzetter = volhouder = doordouwer = blijver insteekkaart = kaart = uitbreidingskaart toe-eigenen = overnemen = annexeren = aanmatigen slagzwaard = houwdegen uitslijten = inslijten = inlopen species = soort feestvreugde = feestgewoel = feestgedruis zeloot = fanaticus = fanaat = onverdraagzame = dweper = onverdraaglijke = fanatiekeling boemeltrein = omnibus = lokaaltrein = lokaaltje = stoptrein = boemeltje lofwerk = festoen = feston = loofwerk gloeilamp = peer samenstelling = opbouw = structuur = bouw = constitutie science fiction = sciencefiction = SF natuurkunde = natuurwetenschap = fysica stress = nood = overspanning = nervositeit = overspannenheid = druk = benauwenis = spanning pretentie = ijdelheid = verwaandheid = aanmatiging = eigendunk = arrogantie = hoogmoed belichting = aan = ligging = in de schijnwerpers staan = elementen = spotlight decideren = uitmaken = resolveren = beschikken = beslissen = besluiten pedagogie = opvoedkunde = didactiek = pedagogiek leeseenheid = lezer sneeuwwit = sneeuw = sneeuwen = sneeuwval lezen = nemen = veronderstellen = voorlezen = gelezen worden = horen aanslagbiljet = aanslag onbepaalde wijs = infinitief obductie = sectie = nabespreking = autopsie = dissectie = lijkschouwing = lijkopening = necropsie intrede = toegang = inval = beginperiode = invoer = show Time = aanvang = ingang = binnenkomst = intocht = begin = entree = opmaat donkerte = duister = duisternis = donker = donkerheid simpele = sul = lobbes alvermogen = almacht = omnipotentie = vrijmacht geboortecontrole = anticonceptie = anticonceptiemiddel = contraceptie = geboortebeperking noma = straalkanker = hoefkanker rondstrooien = rondbazuinen = uitdragen = verspreiden = uitbrieven = rondbrieven theelepeltje = theelepel = roerijzer = koffielepeltje siersteek = koninginnesteek = koninginnensteek = kruissteek plaats = vertrek = oord = plein = stek = kamer = locatie = stekkie = plaats van gebeuren = plaza = plek = classificatie = gemeente = arbeidsplaats = punt = ruimte = standplaats = binnenplaats landjonker = jonkheer = edelman = aristocraat = jonker gegevensdrager = informatiedrager bloemdier = bloemdieren klasgenoot = jaargenoot = schoolkameraad = schoolkennis boomstam = stam = houtblok = boomstronk samenvloeiing = convergentie = versmelting buitenissigheid = exces = buitensporigheid = uitwas = extravagantie onderdompelen = zinken doen herleven = opbloeien = herrijzen = nieuw leven inblazen = opleven = herleven gevatheid = repliek decriminaliseren = legitimeren = legaliseren = wettigen beschermhuls = huls = koker festoen = feston = lofwerk = loofwerk rampgebied = noodgebied ventielklep = klep = ventiel stroperij = stropen = wildstropen bezit = boeltje = zate = goed = possessie = eigendom = have = bezitting = bezetenheid = landgoed = propriëteit onthechting = strengheid = ascese = versterving = ascetisme = inlevering = bezuiniging doopleerling = catechisant = catechumeen verhoging = opvoering = temperatuur = vergroting = koorts inlegwerk = marqueterie = mozaïek geselpaal = folterpaal = schavotpaal = martelpaal schapestal = schaapskooi = schapenstal = schaapsstal lintvis = haringkoning spare ribs = spareribs rotszout = klipzout = steenzout = bergzout welzijnswerker = hulpverlener = agoog menslievendheid = menselijkheid = medemenselijkheid binnenhof = binnenplaats sap = vruchtensap = uitpersen = melk = spint paradepaard = pronkjuweel = pronksieraad = paradepaardje = pronkstuk kruisbes = klapbes = stekelbes exceptie = afwijking = uitzondering = uitzonderingsgeval voorwaarde = proviso = benodigdheden = beding = behoeften = gis = veronderstelling = bepaling = mits = aanname = clausule = gissing = vereiste = eis = modaliteit = stipulatie = onderstelling = voorbeding ziekenzuster = zuster = verpleegster = verpleegkundige vrijheid = vrijdom = dispensatie = ontheffing = decharge = vrijstelling = ontslag = relevatie Sloveens = Sloveen zeekunde = oceanografie = oceanologie talkpoeder = talk boudoir = thalamus = vrouwenvertrek memorie = herinneringsvermogen = herinnering = geheugen loonslaaf = grondwerker = koelie vuilverbranding = vuilverbrandingsoven = verbrandingsinstallatie = lijkoven = afvalverbrandingsinstallatie = verbranding = crematieoven = verbrandingsoven gokpaleis = gokhol = speelhol = speelbank = speelhuis = goktent = casino kous = kaarsepit = pit = vingerhoed = katoentje = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet hippodroom = renbaan = drafbaan = paardenrenbaan botanica = botanie = plantengroei = vegetatie = plantenleven = gewas = fytologie = plantenleer = plantkunde ronken = snurken rassenkwestie = rassenprobleem = rassenvraagstuk stijven = ondersteunen = zetmeel = sterken = goedkeuren = aanbevelen buit = prijs = premie = plunderen = beloning = plundering bejegenen = behandelen = omspringen = omgaan Groot-Londen = Londens = Londen convalescentie = genezing = genezingsproces = recuperatie = beterschap = rehabilitatie = herstel = heling steenschaal = lithosfeer merg = beenmerg taxameter = taximeter vederdos = panache = pluimbos = pluim = vederbos uitstrekken = strekken = valideren = reiken = kloppen = opgaan = uitkomen = vigeren = gelden cabaret = nachtclub = kleinkunst = floor-show = cabaretprogramma = floorshow bedachtzaam = indachtig spraakvermogen = stem = spraak vrouwenloper = scharrelaar = rokkenjager = vrouwenversierder = flirt = versierder narcotiseren = verdoven = wegmaken samenkomst = samenzijn = samenscholing = bijeenkomst = bijeenzijn meerschuim = sepioliet = zeeschuim toevoer = aflevering = bestelling = bezorging = levering = leverantie = afgifte = aanvoer oppervlakte-actieve stof = bevochtiger opstapelen = ophopen zakmes = knipmes trouvère = minnezanger = minstreel = troubadour molecuul = molecule wijden = sacreren = heiligen = sanctifiëren = consecreren = sanctificeren = inzetten = consacreren = sacraliseren = geven = zegenen = verheiligen trepaan = schedelboor humanoïde = androïde hernia = herniatie = breuk hyperemie = hyper(a)emie afsnijden = afbreken = verdelen = kap = delen kruisje = hachee = rekening = hekje inkoopprijs = koopprijs = nieuwprijs kruisgewelf = puntgewelf = kruisgraatgewelf vastenmaand = ramadan chloornatrium = tafelzout = zout = keukenzout scala = toonladder = ladder = gamma = schakering = spectrum = schaal = toonschaal ondervinding = beleving = ervaring = belevenis bikken = hakken = kappen = houwen = verbruiken = eten = maaltijden = tafelen = consumeren = nassen = nuttigen verslaafdheid = afhankelijkheid = nood = gewenning = verslaving transvestie = transvestitisme = travestie breekwater = steiger = zeedijk = paalhoofd = zeehoofd = zeewering = golfbreker = pier = havendam = zeebreker = krib = landhoofd konstabel = schutterskoning = boordschutter = kanonnier = artillerist moment = tel = gebeuren = poosje = uur = ogenblik = handomdraai = evenement = mum = gebeurtenis = tijd = happening = stonde = ure = flits = seconde = tijdstip = punt = minuut uitrekenen = calculeren = rekenen = uitwerken = berekenen = plannen = becijferen carnavalsviering = vastenavond = carnaval molasse = melasse antwoorden = terugwerken = antwoord = rescriberen = beantwoorden = reageren veralgemeniseren = generaliseren = veralgemenen = extrapoleren menie = loodmenie knop = knopje = toets = badge = bel = oorbel = scheut = oorknop = oorring parfum = geur = aftreksel = essence = reukvermogen = reuk terreurpleger = terrorist = terroristisch = terroristische domein = invloedssfeer = gebied = vlak = draagwijdte = scope = omvang = veld = reikwijdte = raam = bereik = terrein = machtsgebied = sfeer = eiwitmotief bevelvoerder = bevelhebber = commandant = overste = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = legercommandant = commandante = legeraanvoerder crime = straf verdagen = vertragen = onderbreken = verschuiven = opschorten = uitstellen = opschuiven = talmen = oponthoud = rekken = stopzetten cabrio = cabriolet kijkdoos = treurbuis = kijkbuis = televisie-ontvanger = teevee = televisietoestel = kastje = televisie = beeldbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = buis = televisieontvanger = kijkkast toerekenen = wijten = toeschrijven doorwroeten = omspitten tot bedaren brengen = bedaren = verminderen = opluchten plek = locatie = stekkie = oord = plaats = stek = standplaats schoonmaken = afnemen = kuisen = reinigen = doen hardsteen = steen = tichel = vloertegel = tegel = plavuis kruisbestuiving = bestuiven ongelovigheid = ongeloof = scepticisme = twijfelzucht bruid-to-be = verloofde klaarkrijgen = afronden = volbrengen = voleinden = voleindigen = afkrijgen = gereedkomen = voltooien = afmaken = afkomen alertheid = oplettendheid = applicatie = acht = inzet = overgave = toewijding = ijver gemaal = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gezeur chili con carne = chilipeper = chili spreadsheet = rekenblad stammen = teruggaan = wortelen = komen = ontspruiten = ontspringen = voortkomen = ontspinnen = voortspruiten atoomfysica = nucleonica = kernfysica = kernwetenschap duif = Duif = doffer illusionist = goochelaar = magiër tip = drinkgeld = fooi = toef = douceur = punt noodgreep = noodmaatregel = noodvoorziening = noodverband = provisorium = provisorisch canonisatie = heiligverklaring vindingrijkheid = scheppingskracht = creativiteit = vindingskracht = inventiviteit diminutief = verkleinwoord onderwereld = Acheron = het hiernamaals = eeuwigheid = schimmenrijk = Tartarus = Hades = hiernamaals berging = berghok = bergruimte = bewaarplaats = magazijn = bergingswerken = opslagruimte = opslagplaats = kot = opslag = box = bergplaats rolkussen = nekrol dreigen = bedreigen charcuterie = beenhouwerij = vleeswaren = slagerij accentueren = betonen = benadrukken = profileren = onderstrepen = beklemtonen verrotten = uitmaken = meespreken = meetellen = spelen = schelen = tellen = verrekken = gelden filterzakje = snelfilter = koffiefilter uitdaging = weerstand = opgaaf = tegenstand = trotsering = verzet = opgave stad = moederstad vogelhuisje = nestkastje = vogelkastje = columbarium urologie = Urologie aansmeren = opdringen = aanlappen = opsolferen = aanpraten verlagen = verminderen = zakken = bezinken = luwen = bedaren = afnemen = humiliëren = neerslaan = vernederen = verlichten = verzwakken = reduceren contraceptief = anticonceptiemiddel = contraceptiemiddel = preservatief = contraceptivum = voorbehoedmiddel = anticonceptivum aarsgat = poeperd = aars = aarsopening = anus = schijtgat = poeper = poepgat erytropoëse = erythropoiësis = erythropoiësie lector = assistent = onderzoeksassistent = lezer poeper = poeperd = aars = aarsopening = aarsgat = anus = schijtgat = poepgat laudatio = lofprijzing = laudatie = éloge = panegyriek = lofzang = lofrede = lofspraak softijs = soft-ijs pisleider = pisbuis = ureter = urineleider passiviteit = inertie = inactiviteit = passivisme boeten voor = bloeden = boeten letteromzetting = metathese = metathesis = letterverwisseling uit elkaar vallen = instorten = inzakken morsecode = morseschrift = morse = morsealfabet onbeslistheid = onbeheerdheid = onzekerheid besturingssysteem = ik ben hetero = o.s. = operating system wagonlading = scheepsvracht dakdekker = dekker vanavond = vannacht wreedte = wreedheid raampost = verticale raamstijl = raamstijl = middenstijl voertuig = tuig = vehikel verkiezingen = keuze = electie = verkiezing = stemming enclave = eiland tapperij = bar = stammenee = cafeetje = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = pub = dranklokaal = kroeg pandjesbaas = nonkel = suikeroom = lommerdhouder = oompje sergeant = lijmknecht = lijmklem = lijmschroef = lijmtang = lijmpers goedachten = kiezen = verkiezen jaardicht = tijdvers = getalvers = jaartalvers voorbeding = proviso = beding = voorwaarde = bepaling = mits = modaliteit = stipulatie ijverzucht = nijd = naijver = jaloezie = jaloersheid = kinnesinne = afgunst maniërisme = ik ben ... = aanstellerij pasje = schrede = trede = voetstap = stap onloochenbaar = onbetwistbaar = onmiskenbaar milieuverontreiniging = milieuvervuiling = vervuiling = verontreiniging = pollutie kindermeisje = gouvernante = kinderjuffrouw bureaublad = desktop tomatesap = tomatensap cataract = grijze staar = staar slijper = potloodslijper = slijpapparaat = puntenslijper bewaarengel = engelbewaarder = beschermengel = schutsengel = genius suikerziekte = suiker = diabetes deurpost = deurstijl = stijl = post sfeer = gebied = vlak = luchtlaag = atmosfeer = film = domein = veld = laag = terrein = stemming = bol = klimaat oud wijf = heks = oude vrouw = furie = lelijk wijf = tovenaar = kol = besje = helleveeg = tovenares = taart = ouwe vrouw onderwerpen = kleinkrijgen = blootstellen = beheersen = knechten = overheersen = bedwingen = domineren demoralisatie = moedeloosheid = mismoedigheid = radeloosheid = wanhoop = verslagenheid voorletter = beginletter = bovenkast ordinarius = hoogleraar = professor matriarchaat = vrouwelijkheid voordeel = zegening = bevoorrechte positie = weldadigheid = weldaad = overhand = pre = plus = extralegaal = zegen = uitkering = pluspunt = winstpunt mogendheid = macht = supermacht = kracht = grootmacht = wereldmacht plotse stijging = zwerftocht = dwaaltocht = omzwervingen = wandelen = omzwerving = wandeling = peregrinatie afwisselend = verwisselend = afwisselen = wisselend = beurtelings alruinwortel = alruin Helvetica = schreefloos = sans serif gasvorm = gas tweeslachtigheid = ambivalentie = dubbelheid = androgynie = tegenstrijdigheid = interseksualiteit = dualisme = dualiteit Cubby = gelagkamer dissonant = wanklank lamskotelet = lamskarbonade prioriteren = voorgaan kwikzilver = mercurius = kwik tinfolie = bladtin = aluminium folie = tinfoelie = stanniool = zilverpapier = foelie = staniol = folie bijblijven = meekomen stoken = gisten = destilleren = distilleren = fermenteren = werken vochtigheid = nattigheid = vochtigheidsgraad = vochtgehalte = vocht = luchtvochtigheid reukzin = neus = reuk gangetje = vaart = vaartje = gang = snelheid = tempo bijenteelt = imkerij = apicultuur vooruitgaan = de vorm aannemen = vorderen = vooruitkomen kleefpasta = plakspul = plaksel = plakmiddel = gom = hechtmiddel = kleefmiddel = lijm van buiten leren = routine = sleur = herhaling caravan = karavaan testikel = teelbal = kloot = bal = testis = geslachtsklier = zaadbal aanzicht = gezicht = voorkomen = uiterlijk = aanzien = habitus = aanblik praatzucht = polyfrasie = babbelzucht = spraakzaamheid inmengen = tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = bemoeien = encanailleren = zich inmengen met = afgeven = inlaten = tornen magneetinductie = magneetkracht wilsuiting = vrijwillig = bereid = bereidwillig = gewillig devotie = godsvrucht = piëteit = toewijding = godsdienstzin = godvruchtigheid verbaliseren = beboeten = bekeuren = vertolken = prenten = vervatten = formuleren = uitspreken = verwoorden kril = krill granulariteit = korreligheid silicone = siliconen waarnemer = observant = observator = nalever drinkgeld = douceur = fooi = tip zienswijs = zienswijze = blik = optiek = oogpunt = beschouwing = gezichtshoek = visie = gezichtspunt = invalshoek = standpunt = kijk caddie = winkelwagen = karretje = winkelwagentje = boodschappenwagentje verhuiswagen = verhuisauto horige = halfvrije = laat = lijfeigene = heloot morgenlicht = morgenrood = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad oligofrenie = idiotisme = idiotie nubuckleer = herteleder = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck opwegen = evenaren interrogatief = vraag sterken = bezielen = tot leven wekken = ondersteunen = kracht geven = stalen = verstevigen = aanbevelen = versterken = goedkeuren = stijven souper = avondeten bedekken = omsluieren = overlappen = overweldigen lorkenboom = lariks = lork paraleipsis = praeteritio passingshot = passeerslag = passing-shot sjeik = modegek = vent = sheik graanzolder = korenschuur = graanschuur = korenzolder kringloopwinkel = tweede-hand_store raapzaad = koolzaad koppelwoord = copula = voegwoord = conjunctie = koppelwerkwoord tenietgaan = verdwijnen = teloorgaan opdrachtgever = machtgever = klant = committent = cliënt = mandant = lastgever = principaal = mandator ijspegel = ijskegel = pegel werkzoekende = adressant = aanvrager = reflectant = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekwestrant = rekestrant = sollicitant rechtspraak = recht = gericht = berechting = judicatuur = justitie verroesten = oxideren = oxyderen = roesten = corroderen houwtouw = sleutelkoord verordonneren = ordonneren = commanderen = prescriberen = bevelen = gelasten = dicteren = gebieden = voorschrijven jodenvervolging = pogrom dwarsbomen = frustreren = torpederen = afweren hoesten = rochelen = ophoesten = reutelen = kuchen kerkelijk = geestelijke ijzelen = dichtvriezen literatuurwetenschap = letteren = letterkunde avondjapon = avondkledij = evening-dress = avondtoilet = avondjurk = uitgaanskleding = avondkleding wederkomst = terugkeer = thuiskomst = wederkeer = terugkomst zinnebeeldige voorstelling = embleem = allegorie Caribou = kariboe = rendier intermediair = aanspreekpunt = tussenpersoon = contactpersoon = intermedium = contact geboortestad = vaderstad zandbank = verzanding = legger = zandplaat = zeebank pigmentkanker = melanoom africhten = temmen = dresseren = drillen pinksteren = pinkstertijd = pinkstervakantie = Pinksteren Iers = Iers-Gaelisch = Ier broodschrijverij = bijverdienste = maakwerk gretig = bronstig perforator = ponser = ponsmachine geoefendheid = handigheid = bedrevenheid = geschiktheid = competentie = aanleg = talent = vernuft = capaciteit = begaafdheid = habiliteit = kwalificatie = vaardigheid = vermogen = kundigheid = bekwaamheid = behendigheid = gave = verworvenheid geheimhouding = discretie = geheimzinnigheid stommiteit = domheid = dommigheid = flater = enormiteit = misser = misslag = stommigheid = zeperd = blunder = uitglijder = stupiditeit = misgreep = miskleun = ezelachtigheid bekliederen = bekladderen = besmeuren = bekladden bier = biertje = brouwsel = gerstenat stutbalk = steunbalk = legger = vloerbalk = schoor = dwarsbalk = rib illustratie = afbeelding = prent = plaatje = figuur = portret antoniusvuur = zona = herpes zoster = gordelroos meesjouwen = sjouwen = meesleuren = torsen = meeslepen = meezeulen = zeulen = meetrekken = rondslepen = rondsjouwen ketelbink = ketelbinkie = kajuitsjongen = scheepsjongen portretteren = tekenen scheersteentje = samentrekkend middel = adstringens expressionisme = Jan en Alleman gram = g rioolwater = riolering = afvalwater wereldburger = kosmopoliet lijst = kader contra-alt = alt beslaglegging = saisie = beslag = arrest = uitleveringsverzoek = beslagname = inbeslagneming ijver = enthousiasme = oplettendheid = begeestering = elan = bezieling = hartstocht = applicatie = alertheid = vuur = geestdrift = acht = inzet = overgave = gloed = levendigheid = toewijding suizeling = duizeling = duizeligheid = vertigo = draaiing resolveren = uitmaken = oplossen = beschikken = decideren = zich = beslissen = besluiten schranderheid = spitsheid = scherpte = scherpzinnigheid = luciditeit = vernuft richtlood = meetlood = lood = schietlood proclameren = afkondigen = uitroepen zuigplek = ding = zuigvlek = zuigzoen bruisen (het) = mousseren (het) = borrelen (het) bestemming = lot = voorzienigheid = lotsbeschikking = voorbestemming = reisbestemming = providentie = voorbeschikking = lotsbestemming = reisdoel = levenslot compulsie = dwang = pressie = coërcitie productiemodel = paradigma = toonbeeld = belichaming = prototype = voorbeeld slavin = slaaf = heloot = lijfeigene geste = wenk = teken = gebaar druivenat = wijn = druivennat looistof = looizuur = tannine staartvlak = stabilo versierselen = gedenkpenning = medaille = eremetaal = insigne = ereteken = erepenning = distinctief = onderscheiding = plak beddenlaken = beddelaken landverraad = crimen laesae majestatis = majesteitsschennis = hoogverraad prostitueren = pezen gekromd = gebogen denken = zien = dunken = peinzen = inzien = menen = de hersens inspannen = reflecteren = gedenken = de hersens laten werken = nadenken = het hoofd gebruiken = vinden erkentelijkheid = dankbaarheid woon-werkverkeer = forensenverkeer = forensisme = pendelverkeer leenvertaling = woordelijke vertaling zandstrand = lef = zand = zavel omhelzen = omvatten = aan de borst(en) drukken = trouwen = knuffelen = omarmen = omvangen = in de armen nemen = met spelonk = caverne = krocht = grot rechtsregel = rechtsorde = rechtsstelsel lycopodium = hertshoorn = heksendans = wolfsklauw plantenhaar = plantehaar = haar uitfoeteren = uitveteren = uitkafferen = uitketteren = uitschelden = uitjouwen = stijfvloeken krediet = loftuiting = waardering = bastaardwoord = gefeliciteerd = respect = proficiat = roem = credit = eerbied = aanzien = lening = ontzag = achting = leenwoord = lof = felicitatie = gelukwens huiduitslag = eruptie = uitbarsting verdieping = etage drukketel = autoclaaf = drukvat = sterilisator polysaccharide = polysacharide succes = overwinning = welslagen = topper = verwezenlijking = prestatie = klapper = knaller = realisatie = triomf = voltooiing = zege krachtenleer = dynamica = stromingsleer = kinetica martelen = zuigen = kwellen = gemartel = tormenteren = plagen = pijnigen = marteling = hekelen = treiteren = afknijpen = sarren = teisteren = tergen = narren = mienen = folteren = geselen bloeikolf = kolf taxateur = expert = schatter = waardebepaler cancan = kan kan bedankt = dank u wel = dank u = merci saltatie = startlijn = sprong = aanvang = start = begin = schrikken = opschrikken passagiersvliegtuig = lijntoestel = lijnvliegtuig intake = registratiebewijs = register = registratie letterbak = letterkast = letter = koffer boelijn = paalsteek aantijgen = inwrijven = beschuldigen = aanrekenen = nadragen = imputeren = schelden = op het matje roepen = verwijten = aanwrijven = berispen laisser-aller = laisser-faire vendel = streng Gand = gent = Gent milliampère = milli-ampère Utrechtenaar = poot = reetkever = flikker = nicht = holtor = mietje nervositeit = overspanning = vervormen = stress = overspannenheid = spanning mandaathouder = gecommitteerde = lasthebber = vervanger = adjunct = gemachtigde = plaatsvervanger = mandataris = zaakgelastigde = afgevaardigde drentelen = slenteren = wandelen raaklijn = tangens lampetkan = kan kwelling = doodsstrijd = lijden = foltering = torment = tortuur = ondragelijke pijn = marteling tijdstip = tijd = stonde = ure = poosje = uur = moment = ogenblik = tel bomauto = autobom handboom = vaarboom krijgsmacht = armée = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep geboortegrond = patria = moederland = land van herkomst = geboorteland = land van oorsprong = vaderland = thuisland boeking = reservering = bespreking = plaatsbespreking chemische stof = chemicaliënindustrie = chemisch product = chemische substantie = chemicaliën druppelglas = vingerhoed = bekertje = glaasje parisienne = parel krombuigen = ombuigen seoel = Seoul = Seoel schilderij = schilderstuk = schilderwerk = plaatje = doek beantwoording = antwoord afrollen = openrollen = ontrollen = loswikkelen = uitrollen = afwikkelen = afwinden avondtoilet = avondjapon = avondkledij = evening-dress = avondjurk = uitgaanskleding = avondkleding kidnappen = ontvoeren onzelieveheersbeestje = lieveheersbeestje carrièremaker = promotiejager = carrièrejager narrenkap = zotskap samenvatten = resumeren = excerperen = uittrekken = opsommen = extraheren = recapituleren aanduiding = aanwijzing = indicie = indicatie = symptoom = betekenis = vingerwijzing = denotatie = beschrijving satelliet = maan = wachter = bijplaneet = trawant miskleed = misgewaad = mishemd = gewaad paring = coïtus = cohabitatie = gemeenschap = sexuele betrekkingen = geslachtsdaad = copulatie = geslachtsgemeenschap letterwoord = acroniem = initiaalwoord kilheid = kou = kilte = frisheid vrille = tolvlucht referentiepunt = maatstaf = oriëntatiepunt = criterium = richtpunt = herkenningspunt = benchmark franchise = remissie = aftrek = discount = rabat = vermindering = reductie = omzetpremie = handel bliksemflits = weerlicht = bliksemschicht = bliksemstraal = bliksem = schicht stalagmiet = druipsteenkegel wieldop = velg bruidstaart = bruiloftstaart = trouwtaart buurvrouw = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste zelfstandig naamwoord = nomen = substantief slagschaduw = umbra genealogie = geslachtkunde = familiekunde pleuris = pleuritis spuwen = spugen = tuffen = leegstromen = overgeven = vomeren = kwatten = speeksel = braken = spuug = kotsen = kwalsteren grein = korrelstructuur jungle = oerwoud = rotzooi = rommel misbruiker = misbruikster gestrengheid = strengheid parachutespringer = para = valschermspringer = parachutist druipneus = loopneus = snotaap = snotneus kolonie = nederzetting = vestiging = kern lamlendigheid = indolentie = apathie = landerigheid = matheid = futloosheid = lusteloosheid snijtand = voortand glossarium = verklarende woordenlijst = woordenlijst = glos zeven = zevenvoudige grijpvinger = grijpers = grijpvingers = grijper niets = niks = nul = iets koffiefilter = snelfilter = filterzakje despoot = potentaat = alleenheerser = autocraat = onderdrukker = geweldenaar = monocraat = dictator = dwingeland = tiran zeeniveau = zeespiegel nom de plume = anonymus = deknaam = pseudoniem = schuilnaam annihileren = vernietigen querytaal = opvraagtaal = ondervraagtaal = zoektaal = vraagtaal krijg = krijgsvoering = oorlogvoering = oorlog = krijgsbedrijf hagebeuk = haagbeuk klissekruid = klit = klis beving = vibrato = trilling = vibratie cataloog = catalogus = inventaris vrouwenverblijf = harem = Serail gekras = kattengejank = kattegejank naamplaatje = naambordje = naambord = naamplaat ketch-up = tomatenketchup = ketchup rijmelen = dichten = berijmen = poëtiseren = rijmen weimes = jachtmes = weidmes muurstut = wandschoor groen = Groenen = sinopel = gebladerte = heerlijkheid overdrijving = overdrijver = ontgoocheling froisseren = affronteren = insulteren = beledigen = smaden bulderlach = schaterlach elektromotor = motor hergeboorte = zielsverhuizing = metempsychose = transmigratie = palingenese = wedergeboorte spuugmiddel = emeticum = braakmiddel = kotsmiddel luistervinken = afluisteren kakelen = gniffelen = gnuiven = kokkelen vergezicht = uitzicht = vooruitzicht = straatbeeld = panorama kippeborst = kippenborst veertig = veertigtal invullen = concretiseren raadsel = woordraadsel = raadselachtige zaak = puzzel = enigma = hersenbreker astronomie = sterrenkunde tingeltangel = klavier = piano = Barrelhouse = pianoforte = klavierinstrument = café-chantant masseur = masseuse geknor = rumble = gerommel = gemekker logies en ontbijt = bed and breakfast bereidwillig = vrijwillig = bereid = gewillig = wilsuiting kandij = kandijsuiker hoenderhok = kippenhok absolute grootte = absolute helderheid briefkaart = prentbriefkaart = ansicht = kaart = ansichtkaart = prentkaart = postkaart agiteren = zieden = woelen = razen = briesen = koken = schuimbekken voortduren = handhaven = overleven = aanhouden = trotseren = continueren = overblijven = lopen = voortleven = doorgaan = doorlopen = voortbestaan = duren = leven saliemelk = salie inpeperen = afdrogen = doordringen = inprenten = afrossen = instampen = aframmelen = aftroeven = afranselen = inscherpen = aftuigen = inranselen getuigschrift = certificaat = getuige = attestatie = verklaring = geloofsbrief = attest = accreditief = akte dimensie = proportie = aspect = afmeting = goed = opzicht = grootte = uitgebreidheid = facet = omvang = maat = verhouding = eigenschap sluis = spuisluis = koker = spui = zijl = sluisdeur = sluiskolk = uitwateringssluis = verlaat = kolk vegetabiliën = bladgroente = groenten steenkolen = kolen = kool = steenkool babbelkous = woordenkakker = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar deegroller = deegrol teelvocht = zaad = geil = stijfsel = sperma verfrommelen = ineenfrommelen eindstrijd = eindronde = finale = eindwedstrijd dildo = vibrator etappe = podium = rit routine = van buiten leren = sleur = herhaling manifestatie = protestbetoging = protestmars = demonstratie = betoging = verschijnsel borstklier = melkklier = mam = mamma cassettespeler = cassetterecorder weersomstandigheid = weerstoestand = weersomstandigheden = weer = weder = weersgesteldheid endometrium = baarmoederslijmvlies gezinsbedrijf = familiezaak = familiebedrijf crossmotorfiets = crossmotor = scrambler = spraakvervormer bedkruik = kruik = bidon = warmwaterzak eierstok = ovarium vervolg = voortzetting = continuering = vervolging = hervatting onmacht = machteloosheid terpentijnolie = terpentijn leerkracht = onderwijsgevende = onderwijskracht rendabel = winstgevend Jood = Hebreeuwse = Hebreeërs = jood = jodin last = overlast = vracht = bewijslast = hinder = plicht = ongemak = zorg = belasting = lading = probleem = nachtmerrie = zwaarte = transport = onrust = juk = incubus = drang = druk gewelf = welving penny = cent = penning = dollarcent medley = potpourri = mengelmoes = rapsodie rogvis = rogvissen assuradeur = verzekeringsmaatschappij = verzekeraar = verzekeringsbedrijf = verzekering = verzekeringsgever verlichting = verademing = verzachting = bevrijding = leniging = opluchting = miniatuur = ontlasting = Verlichting = opbeuring blue jeans = jeans = spijkerbroek = jeansbroek heliosis = zonneslag = zonnesteek gebied = werkgebied = vlak = district = domein = veld = rayon = regio = terrein = grondgebied = sfeer = zone farizeïsme = huichelarij = bigotterie = femelarij = gefemel = schijnheiligheid = veinzerij = kwezelarij = hypocrisie klem = zwanenhals = val = strop drukpers = pers = drukkerij = boekdrukkerij gewoontemisdadiger = recidivist bankbriefje = flap = bankbiljet = bankje = briefje = flapje = prent = brief = handelspapier = biljet = papier = banknoot morzel = kruim = broodkruimel = kruimel = broodkruim cybernetika = stuurkunde = cybernetica zelfrechtvaardiging = alibi = flous = excuus dertigste = derstigste golfterrein = course = golfveld = links = golf-course = golfbaan vervormen = draaien = wiebelen = misvormen = spanning = deformeren = kronkelen = verdraaien = spartelen = ontwijken = wringen = nervositeit = wriemelen = verwringen boerenkrijt = kleurkrijt = schrijfkrijt = krijt kleiduivenschieten = skeet houden van = blieven = aangetrokken voelen tot = leuk vinden = believen = geven = gek zijn op = houden = lusten = mogen = hechten = moeten = graag hebben spiermaag = kliermaag = voormaag scrupules = gewetensbezwaar communauteit = convent = monnikenklooster = communiteit = abdij = kloostergemeenschap = klooster proefproces = testcase = test-case wachtpost = wacht = post = station = waker = wachter = halte opvrolijking = opwinding = opgewondenheid = plezier nucleaire reactie = kernreactie schel = klok = bel berouwvol = boetvaardig midelbaar onderwijs = vervolgonderwijs knijprem = handrem alcoholverslaafde = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek kippelever = kippenlever cruise = rondvaart = kruisvaart = boottocht = zeiltocht stamwoord = basiswoord = etymon = grondwoord smash = dreun = klap behoren tot = behoren bij = behoren aan = toehoren = behoren zwarte lijst = zwartboek monopoly = monopolie medezeggenschap = beslissingsbevoegdheid = inspraak hemodialyse = dialyse = nierdialyse conjunctie = vereniging = junctie = samenvoeging = aggregatie = koppelwoord = voegwoord ontstellen = ontzetten = choqueren = verbijsteren = shockeren toverformule = toverspreuk = betovering speldje = speld = broche = pin = pen Republiek Malawi = Malawi hemelbol = hemellichaam mijnenveger = mijnenjager zielenpijn = zielenleed = hartenpijn = hartzeer = rouw scheidenheid = echtscheiding = scheiding = huwelijksontbinding bespanning = gespan = span = ploeg Arabische Republiek Egypte = Egypte tapkraan = kraan odeur = geur = geurtje = lucht = reuk stearinezuur = octadecaanzuur omkeerwoord = palindroom Oeganda = Uganda onnatuurlijkheid = affectatie = gemaaktheid = onechtheid zoutstrooier = zoutvat = zoutvaatje aanfluiting = schaamte = schande = schandaal = afgang visotter = nertsmantel spijtbetuiging = verontschuldiging = excuus geweven stof = vod = textiel = doek = kleed = stof = weefsel groepering = afsplitsing = deling = scheiding = indeling gleufdier = mokkel = mens = gleuf = wijf = wijfie = vrouwspersoon = vrouwmens quizmaster = quizleider kippenlever = kippelever cliënteel = klantenbestand desertie = vaandelvlucht = ontrouw = verzaking = afvalligheid poetsvrouw = hulp in de huishouding = schoonmaakster = werkster avondpartij = soiree = avondje = avond autoslaaptrein = autotrein beruchtheid = bekendheid immunologie = immuniteitsleer rubberboot = sloep = volgboot = houtvlot = vlot = opblaasboot = roeiboot warhoofd = chaoot schoonwassen = wassen wijsgeer = denker = filosoof densimeter = dichtheidsmeter wolkenband = bewolkingsband overblijfsel = overschot = rest = resten = restant = tamp = restje = erfenis = teken = spoor = relict gleuf = mokkel = gleufdier = mens = flamoes = sleuf = kut = snee = vagina = pruim = trut = wijf = schede = snede = poes = wijfie = vrouwspersoon = spleet = vrouwmens jonge arend = adelaarsjong hemd = hemdje = overhemd = condoleren = shirt = lijfje = onderhemd blootleggen = uitstorten = reveleren = uitgieten = ontsluieren = onthullen = ontboezemen = ontdekken = openbaren = blootstellen = tot de ontdekking komen opkomen = omhoogkomen = opgaan = opraken = optrekken = opstaan = rijzen onderontwikkeld = walghvogel = oude zeur karaktertrek = karaktereigenschap = trek pieper = aardappel = patat = semafoon = bieper aangorden = klaarmaken = opmaken = gereedmaken artillerievuur = geschutvuur = spervuur = kanonvuur = versperringsvuur = kanonnade maker = schepper = producent schildersdoek = canvas = zeildoek dweil = dronkaard = zatladder = zatlap = dronkelap = beschonkene = dronkeman machtsoverwicht = overhand = hegemonie = heerschappij = predominantie = suprematie = overwicht = dominantie = preponderantie sex = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel kriebel = krieuwel = jeuk schuinte = helling = val = glooiing bespotten = honen = verguizen = beschimpen = ridiculiseren triktrak = backgammon = bakspel staflid = redactielid = kaderlid = personeelslid naaktzadigen = naaktzadige het betasten = palpatie verfrol = roller = verfroller = rolborstel incarneren = verpersoonlijken = belichamen = personifiëren metamorfoseren = omtoveren viola da gamba = vedel lintje = lint diepvrieskist = diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = vrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vrieskast = vriezer liefdesgeschiedenis = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding lijflied = volkslied flessenwater = fleswater dynast = monarch = hoogheid = koning = landsvorst = vorst = landsheer = vorstin = heer kreek = beek = vliet kaptafel = toilettafel District of Columbia = gelijkstroommotor freewheelen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen koeliewerk = monnikenwerk = slavenarbeid onbruikbaar maken = uitschakelen = deactiveren = ongeschikt maken = onklaar maken = onmogelijk maken levensvreugde = levensgeluk = levenslust voorwedstrijd = serie providentie = lot = voorzienigheid = lotsbeschikking = voorbestemming = bestemming = voorbeschikking = lotsbestemming = levenslot wasbak = lavabo = wastafel noodzaken = nopen = samendrijven opiniëren = van mening zijn Honoloeloe = Honolulu hondsvlieg = galwesp vrolijkheid = hilariteit = glee firmament = hemelboog = hemelgewelf = luchtruim = hemelrijk = paradijs = hemeldak = hemelblauw = hoogte = hemel = nirwana = zwerk = lucht = uitspansel vastenavond = carnavalsviering = carnaval stoppelhaar = borstelhaar Mohammed = Mohammad kerkboek = missaal gezwollenheid = bombast = lyrisme = pathos = Holle frasen = retoriek loeken = blikken = kijken dwarslaesie = paraplegie Lier = lier onevenredigheid = verschil = disproportie = wanverhouding = ongelijkwaardigheid = ongelijkheid = ametrie anticoagulant = antistollingsmiddel = anticoagulans pleinvrees = agorafobie pleochroïsme = pleochroïme afwezigheid = ontbreken = afwezendheid = verzuim = verstek = vermissing = tekort = absenteïsme = absentie elektrishe weerstand = ohmse weerstand = impedantie = weerstand = weerstandsvermogen spelbederver = spelbreker hemorragie = bloeding schroevedraaier = schroevendraaier mycetologie = mycologie groene peper = groene paprika keukengereedschap = kookgerei = keukengerei = keukengarnituur blozen = kleuren kantje = border = rand = grens = kant parcours = omloop afwentelen = afschuiven bips = krent = zitvlak = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur onderhandelen = negotiëren ortopedist = orthopedist = orthopeed pitsstop = pitstop = tankpauze ordale = godsgericht = godsoordeel moei = tante iteratie = da capo = doublure = herhaling verklaring van afstand, vrijstelling = verwerping afkomen = kwijtraken = afronden = volbrengen = voleinden = voleindigen = klaarkrijgen = afkrijgen = kwijt raken = gereedkomen = voltooien = afmaken = ontdoen besturing = stuurinrichting = regelaar vulgariteit = ruwheid = schunnigheid = smerigheid = onbeschaafdheid = rauwheid = platheid = ontuchtigheid = obsceniteit acclimatisatie = aanpassing = acclimatisering mensenwerk = artefact bloedvergieten = zweet = bloedbad = bloed almanak = jaarboek = kroniek = jaaroverzicht = annalen statuten = statuut grastapijt = grasperk = gazon = grasmat = grasveld corpus delicti = corpus vrijwilliger = volontair koelie = grondwerker = loonslaaf gratie = bevalligheid = uitstel van betaling = élégance = sierlijkheid = genade = klasse = remissie = mildheid = gratieverlening = elegantie = zwier = vergiffenis = begenadiging = amnestie = clementie = stijl bergkast = kastje = kast droogrek = drooghekje tegenwerking = neutralisatie = tegenactie = weerstand = strubbeling = protest = strubbelingen = tegenstand = oppositie = weerwerk karaat = karaats jeuk = kriebel = krieuwel nassen = verbruiken = eten = maaltijden = tafelen = consumeren = nuttigen = bikken lift = rondrit = toer = sightseeing = autorit = rit resonantie = weerklank = echo = weergalm = sonoriteit = naklank = galm geizer = geiser milli-ampère = milliampère hazelaarshout = notenbruin corticotrofine = bijnierschorshormoon oriëntering = gerichtheid = oriëntatie = richting = plaatsbepaling terugnemen = terugtrekken = afhalen = intrekken loofwerk = festoen = feston = lofwerk keuze = variëteit = alternatief = selectie = differentiatie = afwisseling = verscheidenheid = keus = electie = keuzemogelijkeheid = keur = verkiezing = variatie = stemming = verkiezingen = diversiteit sommelier = wijnkelner verhalend = vertelde = vertellen = verhaal ijken = adjusteren Pressburg = Bratislava mijlsteen = mijlpaal woordenboek = vertaalwoordenboek = dictionaire = lexicon taaiheid = buigzaamheid hennep = hennepgras = cannabis A-weg = autoweg = autostrade = rijksweg = autobaan = snelweg = autosnelweg rouwdienst = uitvaartplechtigheid = graflegging = uitvaartdienst = begrafenis = uitvaart = teraardebestelling extrapoleren = generaliseren = veralgemenen = veralgemeniseren voetstuk = piëdestal = plint = standaard = sokkel = stander = postament = basement stekelvarken = egel = mol syllogisme = sluitrede bidon = kruik = bedkruik = warmwaterzak zwerver = schooier = landloper = clochard = zwerfkat = vagebond = dakloze = hobo = tramp = vagant tempelheer = Tempeliers = Tempelier oliestel = olie-en-azijnstel = olie-en-azijnstelletje kikkervisje = donderkop = dikkop = dikkopje = donderpad = kwakbol micro-organisme = microbe platworm = platwormen guerrilla = partizaan = vrijheidsstrijder = guerrillastrijder zwaardvechter = gladiator = schermer = schermmeester Zon = koperen ploert = zonnetje = zon goederendepot = bagagedepot uitbater = bedrijfsleider = manager = beheerder = exploitant = dirk = directeur oplegger = aanhangwagen = achterligger = aanhanger = trailer = bakkie = bijwagen anticonceptivum = anticonceptiemiddel = contraceptiemiddel = preservatief = contraceptivum = contraceptief = voorbehoedmiddel snelheidsmeter = tachometer = toerenteller = tachograaf = gatsometer Gaboen = Gabon pruilstem = klaagstem kerf = ril = inkeep = keep = inkeping = groef ontwikkelingswerk = ontwikkelingshulp aniline = aminobenzeen bron = put = ouder = oerbron = origine = wortel = informatiebron = begin = fontein = oorsprong = kiem = wel = boorput bestel = installatie = stelsel = organisme = systeem = organisatie = inrichting = vestiging slagbeurt = inning massagesalon = hoerenkot = hoerenhuis = verwenhuis = bordeel = Venustempel = eroscentrum fluoroscoop = röntgenapparaat = radioscoop rijschool = autorijschool = manege blokken = pezen = pompen = graven = drillen = boren = vossen = hengsten kleurstift = viltpen = stift = viltstift geldgebrek = geldzorgen = geldnood = liquiditeitsproblemen buxushout = buksboom = palmhout = bukshout terugwinning = genezing = recuperatie = herstel consumptiegoederen = consumptie-artikelen = verbruiksgoederen pilaar = ante = kolom = zuil = pijler beddesprei = bedsprei = beddensprei = sprei gereedleggen = klaarleggen predikatie = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = prediking = homilie doodstraf = terechtstelling = terdoodbrenging = executie gom = slijm = vlakgom = harsgom = kleefpasta = plakspul = planteslijm = plaksel = plakmiddel = gomhars = gum = stuf = hechtmiddel = kleefmiddel = lijm = plantenslijm revenuen = revenu = brutoloon = brutosalaris commercial = reclamefilm = reclamespot = spotje = reclameboodschap = reclamefilmpje aftelprocedure = aftelling = aftellen = countdown emanatietheorie = emissietheorie voorzorgsmaatregel = precautie = voorzorg maansloep = maanlander koekalf = vaars = vaarskalf neerzinken = neerploffen = neerzakken = neervallen boogschutter = handboogschutter parklandschap = park = reservaat polijstpapier = roestpapier = glaspapier = schuurpapier = zandpapier = schuurvel motorzaag = boomzaag = kettingzaag = motorkettingzaag ziektestof = pathogeen = ziekteverwekker = ziektekiem thuis = honk = home = woongelegenheid = woonruimte = woning = huis = heem = tehuis = behuizing meubelen = meubileren = bemeubelen mode = trant = trend = wijze = modus = manier = aanpak = stijl = wijs abituriënt = oud-leerling = afgestudeerde nest = broedsel = broedplaats = kraamkamer = broed = worp = wicht = sponde = ledikant = bedstede = bed = gebroed = draagstoel = vogelnest = legsel = legerstede = nageslacht wapenspreuk = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = credo = zinspreuk laboratorium = labo = lab = praktijklokaal speeltafel = claviatuur = klaviatuur = klavier spaanplaatgas = formaldehyde fysionomie = gelaatsuitdrukking = blik = gezicht = gelaatsexpressie = gezichtsuitdrukking = fysiognomie controlekamer = schakelkamer = regelkamer winkelier = pakhuismeester = middenstander = wederverkoper = neringdoende = kleinhandelaar = detaillist mijmeren = peinzen = filosoferen heerser = heer smeerlapperij = geroddel potaarde = potgrond zwartkijker = pessimist = zwartdenker = zuurkijker = doemdenker ganzenlever = ganzelever vocabularium = woordenschat = woordenlijst = lexicon = vocabulaire tabloid = schandaalblad = boulevardblad = sensatieblad = roddelkrant = roddelblad = boulevardkrant = sensatiekrant lesbi = tribade = schuurmeid = lesbienne = lesbo = pot calculeren = uitrekenen = rekenen = uitwerken = berekenen = plannen = becijferen accumuleren = opeenhopen = cumuleren doorlooppuntjes = ellips = beletselteken ondergang = teloorgang = neergang = val waard = mannetjeseend = restauranthouder = woerd = restaurateur = herbergier = waardin vergroten = aanvullen = uitwerken = opentrekken = opvoeren = uitbreiden = openzetten = verhogen = versterken = toenemen = doen toenemen = verbeteren = amplificeren noodanker = plechtanker stip = stippel = spikkel = tittel = puntje = punt nachtblindheid = hemeralopie zweven = drijven = hangen = bidden = zeilen = te water laten bierfles = pijpje tram = mijnwagen winstpunt = pre = voordeel = plus = punt = pluspunt gejuich = applaus = acclamatie Republiek Honduras = Honduras concentratie = oplettendheid = verdichting = aandachtigheid = cumulatie = accumulatie = attentie = congestie = aandacht = opmerkzaamheid = opeenhoping = ophoping = conglomeraat = agglomeratie = opeenstapeling filosoferen = peinzen = mijmeren burgerkloffie = burgerkleding hoogoven = ijzersmelterij godgeleerdheid = theologie lachen = lach = uitlachen = gelach gemeenteraadslid = raadslid contrastvloeistof = bariumpap uitgave = besteding = uitgaaf = publikatie = editie = druk = uitgaven erkenning = dankbetuiging = dankzegging = toekenning = herkenning toelaatbaarheid = toelaatbaar = geoorloofd vlek = schandvlek = buurt = gat = beetje = smet = klad = tikkeltje = tikje = ietsepietsje = pietsie = gehucht = ietsepietsie = pietsje = vleugje = buurtschap voorleggen = tonen neutraliseren = opvangen afbrekingsteken = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken aanklampen = toespreken weleer = verleden = voorbije = ver verleden grimeren = schminken = maquilleren tweeterm = binomium Republiek Liberia = Liberia slacht = slachten = slachting floppydrive = diskettestation = floppy drive = diskdrive = harde schijf vakdiploma = einddiploma = diploma = schooldiploma uitwedstrijd = uitduel = heenwedstrijd varkenskarbonade = varkenskotelet = karbonade argwaan koesteren = wantrouwen = achterdocht = suspicie = verdenking = argwaan pek = koolteer = hars = pik = teer inwikkelen = inpakken = omvatten = omhullen = inkapselen = omsluieren metropool = aartsbisdom = aartsdiocees kroelen = aanhalen = knuffelen = knuffel hondewacht = hondenwacht = nachtwacht feestgedruis = feestgewoel = feestvreugde getalm = procrastinatie = uitstel naamplaat = naambordje = naambord = naamplaatje duratief = liberaal uitglijden = struikelen overstappen = overgaan = overspringen = voortbewegen hoofdslagader = lichaamsslagader = aorta gelijkmoedigheid = bedaardheid = beheersing = gelatenheid = kalmte = zelfbeheersing prent = flap = plaatje = bankbiljet = bankje = illustratie = afbeelding = briefje = flapje = figuur = brief = portret = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier = banknoot terugblikken = terugzien = terugkijken kleefband = klitband = klittenband = velcro drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek letterkast = letterbak = letter = koffer béchamelsaus = roux stuntvliegen = vliegkunst = luchtacrobatiek immenhuif = bijennest = immenkorf = huif borgmoer = contramoer dienstverlening = servies = dienstbetoon = service sluwheid = handigheid = kunstgreep = truc = list = kneep = geslepenheid = scherpzinnigheid = truuk Groothertogdom Luxemburg = Luxemburg signatuur = krabbel = poot = handtekening = ondertekening onderlijf = schaamdelen = schaamdeel = pubes = pudenda = schaamstreek marcia = mars jong boompje = jongeling = jonge boom septische put = beerput = kiepelton Surrealisme = surrealisme verstopping = versperren = verstoptheid = constipatie = blokkade = klomp = congestie = hardlijvigheid = obstipatie = blokkeren = versperring = tegenhouden aanwijzer = cursor = determinator middenvinger = middelvinger veestal = koeienstal = koestal = stal hekeldichter = satiricus kiskassen = ketsen stroopsmeren = vleien = slijmen = pluimstrijken zoenen = kussen moor = roetmop = zwarte = nikker = neger = negerin oprisping = rejectie = revitalisering = opleving = opbloei = regurgitatie = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = revival = herleving = wedergeboorte gratificatie = toegift = toemaatje = bonus = extraatje = douceurtje inlevingsvermogen = het zich inleven = empathie verleden = weleer = voorbije Kroate = Kroaat = Kroatische = Kroatisch erytrocyten = erytrocyt = rode bloedcel verlenen = toedelen = toestaan speelautomaat = sigarettenautomaat = gokautomaat = gokkast niettang = nietmachine = nietpistool kwalificatiewedstrijd = voorronde = selectiewedstrijd = kwalificatieduel schuldgevoel = schuldig = schuld tuinbouwkundige = tuinder vaccin = antiserum = serum = entstof schrapper = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer verhindering = rem = belemmering = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = struikelsteen = barrière = struikelblok = hinderpaal tinnef = vuil = vuilnis = brol = rotzooi = brandhout = shit = prutsding = troep = afval = tennef perswetenschap = publicistiek trommelvlies = gehoorvlies inwilliging = toestemming = verlof = toelating = permissie window = venster doktersvisite = visite DVD = dvd voorlezing = lezing = voordracht regelneef = betuttelaar = bemoeial = moeial = steekneus presentatie = introductie = demonstratie = aanbod = kennismaking = aanbieding hen = roddeltante = wijfje perspectief = afwachting = uitzicht = doorzichtkunde = vooruitzicht = verwachting = context = dieptezicht = mogelijkheid lol = amusement = pret = ontspanning = plezier = vermaak koekert = oelewapper zeebad = kust = kustlijn = badplaats poliomyelitis = kinderverlamming = polio overschrijven = overpennen = beschrijven depositie = getuigenis = testimonium = getuigenverklaring benarde toestand = toestand = netelige positie = hachelijke situatie knisteren = knisperen aarding = aarddraad = basisvorming = aardleiding = aarde = aardverbinding rassenmoord = volkenmoord = volkerenmoord = genocide koers = baan = rensport = beleidslijn = loop inactiviteit = inertie = passiviteit = passivisme contactlens = lens ochtendlicht = morgenrood = morgenlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad Maria-ten-hemel-Opneming = Maria-Hemelvaart = hemelvaart pottenbakster = pottenbakker afschrikking = bangmakerij = intimidatie = ontrading hoofdmast = grote mast floppie = diskette = floppy disk = flop = floppy(disk) = floppy = floppydisk observatorium = sterrenwacht stapelhuis = pakhuis = veem weggedeelte = rijstrook verhevenheid = verheffing = goddelijkheid herbivoor = fytofaag = planteneter = vegetarisch = vegetariër = fructivoor typograaf = letterzetmachine = letterzetter = machinezetter = zetter = drukker = zetmachine loodsuiker = loodacetaat rouwadvertentie = doodsbrief = doodsbericht = necrologie toevluchtsoord = onderdak = schuilplaats = haven = vluchtplaats = vluchtoord = heiligdom = schoot = wijkplaats pluspunt = activa = voordeel = pre = plus = aanwinst = winstpunt parenteel = kwartierstaat = stamboom rusten = snurken = meuren = slapen = maffen = terugvallen = liggen = bronzen = keveren = knorren = drukken = belasten = pitten bewegingstherapeut = fysiotherapeut stapper = kistje = grove schoen uitdoven = blussen = Iemand tot bedaren brengen = doven = uitblussen = uitgaan = uitblazen aandelenmarkt = aandelenbeurs = effectenbeurs = beurs = beursmarkt gehemelte = verhemelte = palatum inzamelen = oppikken = sprokkelen = oprapen = verzamelen = oogsten havervlokken = havervlokkenpap = havermoutpap = havermout stop = smeltstop = zekering = stopsel = kurk = bom = smeltdraad itereren = wederhalen = overdoen = herhalen maneschijn = maanlicht geweer = schietgeweer = kanon = schietijzer = karabijn = pistool = stuk = proppenschieter = vuurwapen = spuit beschikkingsrecht = vastbenoemd zijn = eigendomsrecht presentie = bijzijn = aanwezigheid = tegenwoordigheid wezelbont = hermelijn artisticiteit = kunstenaarschap = kunstzinnigheid = bekwaamheid = werkvorm strijkijzer = ijzer = strijken = strijkgoed nepotisme = favoritisme = vriendjespolitiek e.c.g. = elektrocardiogram = cardiogram = ecg intentie = beslistheid = bedoeling = vastberadenheid = voornemen = opzet = zin = inzicht lompenproletariaat = onderklasse broom = bromium zigzaggensgewijs = zigzaggen = Zigzag = zigzag lavabo = wasbak = wastafel geloofsijver = godsdienstijver karikatuur = schertsbeeld = spotbeeld opgooien = tossen geheel = algemeen = gemeen = alles = totaliteit = volledigheid knok = botje = beenweefsel = graat = bot = been = knook bladgroenkorrel = chloroplast paspop = buste = mannequin = confectiepop ruggegraat = perseveratie = vastberadenheid = ruggestreng = doortastenheid = persistentie = volhardingsvermogen = ruggengraat = lef = karakter = tenaciteit = wervelkolom mopshond = mops dip = ineenstorting = zenuwinstorting = inzakking = inzinking bezweren = verklaren = beweren = smeken rabiës = hondsdolheid = razernij acanthus = akant = acantus parodontium = tandvlees western = cowboyfilm = wildwestfilm doordenker = doordenkertje = denkertje uittikken = overtikken = overtypen = uittypen = tikken = machineschrijven = typen verveelvoudigen = vermenigvuldigen buitenechtelijk kind = onwettig kind = onecht kind = liefdeskind = bastaard technoloog = technicus = onderhoudstechnicus = techneut = ingenieur goeverneur = gouverneur = regent nylons = nylonkous = nylon specialisme = vakgebied = specialiteit = specialisatie animeren = aanmoedigen rimpel = plooi = kreukel = oneffenheid = vouw versnijden = snijden = kleinsnijden = hakken = doorhakken bobo = hotemetoot = kanon = topman = hotemetotem = kopstuk = prominent = bons = VIP Vrijheidsbeeld = vrijheidsbeeld boot = schip wisdoek = vod = schoteldoek = schotelvod = vaatdoek onderscheiden = discrimineren = onderkennen = vloeken = differentiëren = afleiden = uiteenhouden = opvallen = uitblinken = uitmunten tandrad = tandwieltand = kamwiel = rondsel = tandwiel = kamrad = rad pontifex maximus = hogepriester = paus = pontifex = pope vogelpik = dartspel = darts uitroepen tot = toejuiching = uitroepen = applaudiseren = juichen = klappen = applaudisseren aanhangwagen = aanhanger = bakkie = achterligger = trailer = oplegger = bijwagen extirpatie = verdelging = uitroeiing opnemingsvermogen = absorbeerbaarheid = absorptievermogen haagbeuk = hagebeuk volhouder = doorbijter = knokker = aanhouder = vechter = doorzetter = doordouwer = blijver volger = discipel = apostel = aanhanger = acoliet = adept = volgeling verstrooiing = afleidingsmanoeuvre = verpozing = verstrooien = ontspanning = kijkgenot = recreatie = amusement = dolce far niente = verzetje = verzet = verstrooiïng = relaxatie = vrijetijdsbesteding = afleiding = diaspora = vermaak = entertainment = vertier = vermakelijkheid vliegroute = luchtroute = luchtlijn ineenstrengelen = verstrengelen ooievaar = langbeen vrijhaven = taxvrije zone voederen = voeren = eten geven = invoeren = voeden = voedsel geven modereren = remmen = matigen = afremmen systematiek = optreden = systeem = methode = handelwijs = methodiek = handelwijze vakbond = syndicaat = vakcentrale = vakfederatie = vakverbond = vakorganisatie = beroepsorganisatie = vakvereniging = bond pakmateriaal = emballage = verpakkingsmateriaal = verpakking voerbak = voederbak = krib = kribbe = trog klimaatbeheersing = airco = airconditioning = air-conditioning = klimaatregelaar = klimaatregeling = luchtverversing = airconditioner velletje = blad = blaadje = vel = huidschilfer = papier twistvraag = parisappel = strijdpunt = verschilpunt = twistappel = twistpunt = geschilpunt kaneel = kaneelkleur ronselaar = werver voorbehoedmiddel = anticonceptiemiddel = contraceptiemiddel = preservatief = contraceptivum = contraceptief = anticonceptivum matras = vlooienbunker medaille = versierselen = gedenkpenning = eremetaal = insigne = ereteken = erepenning = distinctief = onderscheiding = plak heggenschaar = haagschaar = heggeschaar kiezelsteen = rolkei = steentje = kiezel speciemolen = betonmolen = cementmolen = stortmolen rondgang = reis = toer = omloop = rondleiding = circulatie = cyclus = excursie = kringloopproces = roulatie = kringloop olielamp = petroleumlamp = lamp = olielampje hysterieaanval = driftbui = woedeaanval = woedeuitbarsting vliegende schotel = UFO = ufo rijs = bussel = rijsbos = griend = rijshout = wis = griendhout = twijg = teen = rotan = mutsaard = takkenbos belastingfraude = belasting ontduiking = belastingontduiking pragmatisme = werkelijkheidszin = realisme = realiteitszin folteren = pijnigen = gemartel = marteling = martelen heksluiter = hekkensluiter = hekkesluiter omstreken = buurt = milieu = environments = contreien = kader = omstreek = wijk = nabijheid = contreie = omgeving = omtrek verlinken = verraden vloedgolf = golf politicologie = politieke wetenschappen Zwitserse franc = Zwitserse frank pingping = pegulanten = poen = duiten = geld = ping = centen = pecunia prime time = primetime durtoonladder = grotetertstoonladder torment = doodsstrijd = lijden = foltering = tortuur = kwelling = ondragelijke pijn = marteling verfrissen = afkoelen = verkoelen = verkwikken = bekoelen = koelen = opfrissen avontuur = ervaring = escapade = belevenis abruptheid = norsheid = bruuskheid = onbehouwenheid = barsheid normandie = Normandië = Normandie uitsmijter = buitenwipper = portier onbezorgdheid = onverschilligheid = luchthartigheid = zorgeloosheid ballpoint = balpen = kogelpen lolly = ijslolly zoektaal = opvraagtaal = querytaal = ondervraagtaal = vraagtaal tang = nijper = pincet = splintertangetje = nageltang = hoeftang = knijptang = trektang = nijptang = spijkertang koninginnesteek = siersteek = koninginnensteek = kruissteek loods = piloot = pilot vulkaanuitbarsting = uitbarsting telegraferen = telegraaf hersteller = onderhoudsman afvalprodukt = afvalproduct fine fleur = keur = puikje = bloem = crème de la crème = vlaggenschip haantje = jonge haan = bink = macho = haan = he-man = mannetjesputter gesmoes = kletspraat = achterklap = roddel = roddelpraat = roddelpraatje = kletspraatje = konkelarij = geroddel = geklets = gerucht schrijfkunst = bellettrie = letteren = letterkunde = literatuur bellen = aanschellen = aanbellen schooien = bietsen = schooieren = bedelen tweespan = duo = span = stel = stelletje avionica = vliegtuigelektronica toegangsgeld = inkomgeld = entreegeld drielingzenuw = trigeminus = nervus trigeminus = nervus V = vijfde hersenzenuw = vijfde zenuw stand-in = dubbel = double oudere = oudje = zestigplusser = bejaarde immuniteit = onaantastbaarheid = onschendbaarheid = resistentie = weerstand onbestorven weduwe = groene weduwe = gescheiden vrouw Indo-germaans = Indo-Europees = Indogermaans voetbankje = voetenplank = voetenbankje = voetbank conservator = beheerder = curator Albaans = Albanees show-room = toonkamer = toonzaal = showroom holdup = onverwachte aanval = overval = roofoverval = hold-up schutsengel = engelbewaarder = beschermengel = bewaarengel = genius monoplaan = eendekker plasmamembraam = celmembraan = celmembraam = plasmalemma stukmaken = breken = overtreden = kapotgaan = stukgaan = doorbreken papiergeld = bankpapier bad = tobbe = teil = wasgelegenheid = badkuip = fixeermiddel = wastobbe = wasteil = badkamer trek = tocht = sketch = kladversie = haal = hijs = karaktereigenschap = appetijt = migratie = honger = zucht = zuiging = eetlust = wissel = karaktertrek = zin = eigenschap manslag = doodslag = moord ontbranden = vlamvatten = ontvlammen reebruin = hertenjong = hertejong = hindekalf tellurium = telluur logeergast = slaper = logé bakkie = aanhanger = achterligger = trailer = oplegger = bijwagen = aanhangwagen provisorisch = noodmaatregel = noodvoorziening = noodgreep = noodverband = provisorium cigarrillo = cigarillo winkelwagentje = caddie = winkelwagen = karretje = boodschappenwagentje woordherkomst = etymologie brandtrap = brandladder = nooduitgang tariefschijf = schijf = belastingschijf software = programmatuur versagen = wanhopen leeuwerik = vroege vogel ruggensteunen = rugsteunen = bijstaan = ruggesteunen maaier = grasmaaimachine = grasmaaier gezichtsvermogen = gezicht = blik = aanblik = zicht dubbelzinnigheid = meerduidigheid = ambiguïteit bijtellen = toevoegen = link = verenigen = linken = optellen = verbinden = samenvoegen bulderen = loeien = uitbrullen = razen = brullen = gebrul = tieren elephantiasis = olifantsziekte Aarde = aardkloot = ondermaanse = aarde = wereld = wereldbol = aardbol = aardrijk deuk = blutsen = buts = knak = knauw = klap = schok = slag = bluts ledemaat = lidmaat = lid luierik = luilak afgescheidene = dissident = andersdenkende hoog water = hoog tij = hoogwater omstandigheid = context verschijningsvorm = fenotype = gedaante kijker = getuige = oog = toekijker = telescoop = binoculair = binocle = toneelkijker = toeschouwer = verrekijker = veldkijker = kijkers pilav = pilau dakappartement = penthouse rukker = nietsnut lucht = hemelboog = luchtruim = firmament = geur = air = hemeldak = leemte = hemel = zwerk = reuk = dampkring = ether = atmosfeer = leegte = odeur = hemelblauw = hoogte = geurtje = uitspansel schertsen = railleren = gekscheren = gekken ziekteleer = pathologie reukorgaan = neus = snotkoker = snufferd uitwerken = vergroten = berekenen = opentrekken = toepassen = becijferen = calculeren = openzetten = uitbreiden = uitrekenen = rekenen = plannen belazeren = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen inwijking = pascontrole = paspoortcontrole criticaster = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter onbetwistbaar = onloochenbaar = onmiskenbaar ordonnantie = voorschrift = statuut = verordening = prescriptie = reglement mechanica = werktuigkunde plakspul = kleefpasta = plaksel = plakmiddel = gom = hechtmiddel = kleefmiddel = lijm klysma = enema = klisteer = lavement = darmspoeling perikelen = gevaar = perikel = risico arbeidskracht = werknemer = loontrekker = tewerkgestelde = bediende = mankracht = arbeider = werkkracht = arbeidsvolume = personeelslid = kracht = personeelsbestand = personeel strotklepje = strotklep = epiglottis = keelklepje gelijktijdig bestaan = co-existentie = coëxistentie aangever = aanbrenger = klikspaan = klikker = tipgever = verlinker = sycofant = informant bergmeertje = Tarn prentbriefkaart = ansicht = kaart = ansichtkaart = briefkaart = prentkaart begeesteren = enthousiasmeren = motiveren = fascineren = in verrukking brengen = boeien = charmeren = in vervoering brengen = opwarmen = betoveren beurscrash = knal = crash = beurskrach hairstylist = barbier = figaro = dameskapper = friseur = coiffeur = kapper = haarknipper eer = hommage = pracht = zedigheid = deugdzaamheid = onschuld = eerbaarheid = eerbetoon = huldebetoon = hulde = roem = zedelijkheid = aanzien = kuisheid = glorie = eerzaamheid neef = nicht = oomzegger tumor = vleeswoekering = blastoom = gezwel = neoplasma verjaardag = jubileum = jaardag = geboortedatum = jaarfeest = anniversarium = geboortedag aangenaam = geriefelijk pluim = schaamhaar = pluimpje = kuif = veer = pluimage = verenkleed = franje = panache = pluimbos = vederbos = gevederte = kwast = veder = compliment = bergkam = vederdos nationaalsocialisme = nazisme = Nazisme = nationaal-socialisme kampen = getroosten = knokken = incasseren = doormaken = gedogen = harden = verduren = matten = worstelen = dulden = verdragen = vechten = doorstaan = dragen = velen = strijden bijziendheid = kortzichtigheid = myopie = kippigheid cfk = chloorfluorkoolstof = chloorfluorkoolwaterstof = Chloorfluorkoolstofverbinding rijk = imperium = wereld = keizerrijk = Imperia zethaak = letterhaak op schaal tekenen = schetsen = rekken = uitbreiden = verlengen = prolongeren = aanhouden declamator = voordrachtkunstenaar = voordrachtskunstenaar = voordrager moedercel = blast moyenne = gemiddelde vreugdeloos = verheffend corrigeren = beter maken = beter worden = wijzigen = gaan = amenderen = rechtzetten = plooien = beteren = herzien = rectificeren = op een hoger plan brengen = emenderen = buigen = verbeteren = aanpassen levensverwachting = levensduur windhoos = cycloon = wervelwind = dwarrelwind = tornado = wervelstorm vouwbeen = papiermes = briefopener beschermheilige = patrones = patroon = patroonheilige = schutspatroon = schutsheilige = kerkpatroon ebolakoorts = ebola huisvesting = rustplaats = slaapplaats = slaapgelegenheid = pension effectiviteit = doelmatigheid = functionaliteit = werkzaamheid = doeltreffendheid = efficiëntie = economie versnijding = aanlenging = vervalsing zoethout = dropje = drop charteren = inspannen = inzetten = inschakelen = inleggen bolwerk = bastion = wal = muur = kamp = verschansing = burgwal = fort = schans = vestingwal loswroeten = wrikken = loswrikken toestel = ambachtslui = gadget = stiel = uitbreiding = gilde = apparaat = luchtvaartuig = vaklui = ambacht = stielmannen = kist = vliegmachine = vliegtuig = handel = verlenging = apparaatje actiecomité = actiegroep hydrocortison = cortisol valschermspringer = para = parachutespringer = parachutist alchimie = alchemie = scheikunde kadaver = aas = kreng = lichaam = karkas = stoffelijk overschot = lijk panamahoed = strohoed = Panama voedselvoorraad = victualiën = leeftocht = mondvoorraad = mondkost = proviand = foerage zeilsteen = magneet lithosfeer = steenschaal aanbieding = gelegenheidsaanbieding = bod = gunstkoopje = koopje = aanbod = meenemertje = voorstel = gelegenheidskoopje = presentatie = meenemer voortplanting = propagatie = procreatie = reproductie = vermenigvuldiging = reproduktie panacee = huismiddeltje = huismiddel = wondermiddel kannibaal = antropofaag = grote witte haai = barbaar = menseneter = wilde = natuurmens pendeldeur = klapdeur = tochtdeur = zwaaideur beklaagde = aangeklaagde = gerekwireerde = gedaagde = verweerder = beschuldigde = verdachte opgetogenheid = geestvervoering = zinsvervoering = enthousiasme = vervoering = euforie = exaltatie = extase = verrukking = blijdschap = geestdrift = hallelujastemming = trance doorploegen = beploegen = omleggen = omploegen krokodillenleer = krokodil = krokodilleleer agrogeologie = agrologie dennehout = pijnhout weerstandsvermogen = ohmse weerstand = uithoudingsvermogen = impedantie = weerstand = elektrishe weerstand = uithouding atherosclerose = aderverkalking injectienaald = naald zaadplanten = bedektzadigen tête-à-tête = apartje = onderonsje rivaal = uitdager = mededinger = concurrent = concurrentie = tegenstander = medeminnaar snoeischaar = tuinschaar = snoeitang = boomschaar afsluiten = platgooien = platliggen = dichtstoppen = stilliggen = uitzetten = termineren = opzeggen = sluiting = sluiten = stoppen = platleggen = beëindigen = stremmen = bedanken = lamleggen = stilleggen = besluiten = eindigen woelmuizen = veldmuis achtenswaardig = gerenommeerd genoegen = bevrediging = geneugte = plezier = vreugde = genoegzaamheid = satisfactie = tevredenheid = zin = genot pleistermortel = kalk = stuc = muurkalk = witsel = pleisterkalk = witkalk = pleister ruimtereiziger = kosmonaut = ruimtevaarder = astronaut mucoviscidose = cystische fibrose = taaislijmziekte beperken = inkrimpen = volstaan = terugdringen = indammen = limiteren = begrenzen = bepalen = inperken botbreuk = breuk blackjack = black jack = eenentwintigen kwakken = gooien = mikken = zwiepen = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = lazeren = kegelen = plompen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen instrumentenpaneel = dashboard = instumentenpaneel decadentie = kreeftegang = kreeftengang broodkorf = broodmand verwoesten = afbreken = slopen = vernietigen = vernielen zot = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke complexiteit = ingewikkeldheid pastiche = mengelmoes vrijkaartje = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = distributiebonnen = vrijkaart stuurman = scheepsmaat = roerganger = gast = roer opvlammen = oplaaien sportwedstrijd = match = wedkamp = wedstrijd = ontmoeting = treffen amusementshal = speelhal = automatenhal = speellokaal mesje = scheermesje = veiligheidsscheermesje achterland = platteland = binnenland = afzetgebied = uithoek = hinterland = markt = marktplein inkrimping = afname = terugval = bestedingsbeperking = verlaging = daling = besnoeiing = krimp = korting = vermindering = reductie = consumptiebeperking = bezuiniging = afslag brouwen = klaarmaken = koken = bereiden = toebereiden besproeien = bespuiten = sproeien inwisselen = omwisselen = ruilen = omruilen = verwisselen verduurzaming = conservering = handhaving = behoud = instandhouding = consolidatie woordblindheid = dyslexie = alexie = leesblindheid jaeger = jager diorama = cyclorama dosismeter = stralingsmeter = monitor mensaap = apin ritmiek = eurithmy prognose = waarzeggerij = voorspelling = predictie = profetie = weersvoorspelling betovering = toverspreuk = heks = toverformule = beheksing = trance = ban verouwelijken = vergrijzen = verouderen wagenpark = vloot = autopark anjelier = anjer = genoffel hoela = hoela-hoela flatje = etagewoning = wooneenheid = etage = appartement = flat = leefeenheid brandpunt = focus oplegging = versterking initiator = schepper = initiatiefnemer oorlogszuchtig = behaard dragonder = lintworm = draak danken = bedanken klinkersteen = klinker = straatklinker blubber = slijm = modder = slobber = stroperigheid = slik = bagger = slijk = prut = smurrie = brij = slib overlast = hinder = last bajes = strafgevangenis = gevang = nor = strafinrichting = petoet = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = lik = pot schelde = Schelde bekeuren = beboeten = prenten = verbaliseren keerzang = chorus = refrein = keervers damast = damask aanlokken = verleiden = lokken = meelokken = aantrekken = tronen = verlokken venushaar = vrouwenhaar product = reactieproduct = handelsgoederen = waar = voortbrengsel = waren = productie = handelswaar = koopwaar = spul = handel veldgeschut = veldartillerie effect = spin = voortvloeisel = uitkomst = wervelbeweging = werveling = schroef = uitvloeisel = consequentie = uitwerking = gevolg declameren = opzeggen = voordragen = oreren dramatiseren = overdrijven = overacteren = met opzet overdrijven comité = college = commissie = cie = kamer gekkenhuis = dolhuis = roerigheid = zothuis = chaos = pandemonium = desorganisatie = ordeloosheid = wanordelijkheid = inrichting = gesticht = wanorde = krankzinnigengesticht = puinhoop Chinees = Chinese punch = oorvijg afwasbaar = wasbaar uitzaaiing = metastase harmonieleer = overeenstemming = samenklank corona = rad sla = salade = slaatje = slaplant = slaschotel lerarenkamer = docentenkamer = groepsruimte = leraarskamer = gemeenschappelijke kamer braakland = valg = valgeland = dries danse macabre = dodendans er op kunnen rekenen = wedden maatlint = centimeter = snoer = rolmaat = lintmeter pisbuisontsteking = urethritis = urineleiderontsteking lokkertje = lokaas = lokmiddel = aas spamboodschap = spam = ongewenste elektronische post hoedenlint = hoedenband = hoedelint overmoed = stoutmoedigheid = hubris = onversaagdheid = driestheid = vermetelheid leeggieten = uitgieten realiteitszin = werkelijkheidszin = realisme = pragmatisme Sevilla = sevilla paracentese = punctie = punctuur explosie = het uitbreken = ontploffing = uitbraak = detonatie = buitenkans = godsgeschenk = buitenkansje = uitbarsting = kaan ondersteunen = sterken = onderschrijven = concorderen = instemmen = aanbevelen = het eens zijn = accorderen = bijvallen = steunen = aansluiten = goedkeuren = stijven = schragen = toestemmen = overeenstemmen klisteer = enema = klysma = lavement = darmspoeling kruisschroevedraaier = kruiskopschroevendraaier = kruiskopschroevedraaier = kruiskop-schroevedraaier bloedvatenstelsel = hart en bloedvaten = cardiovasculair systeem trein = derailleur = konvooi = karavaan krantenjongen = journalist = persman = reporter = verslaggever = berichtgever = nieuwsgaarder = persjongen overschijden = voorbijlopen = overstromen = inhalen operating system = ik ben hetero = besturingssysteem = o.s. onverstaanbaar = verheerlijkt = opbouwend herijking = revaluatie = opwaardering = revalorisatie = herwaardering = herbeoordeling meerbolder = meerpaal = bolder = amsterdammertje strijksel = smeersel = olie = smeer = vet = smeermiddel = smeervet bootje varen = varen abdiceren = verstoten = abdiqueren = aftreden = afstand doen = weigeren = afwijzen Republiek Libanon = Libanon petoet = strafgevangenis = gevang = nor = strafinrichting = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot natuurrecht = wet = spelregel teef = wolvin infosysteem = informatiesysteem vastgoed = immobilia = immobiliën = onroerend goed Lakeland = merengebied pleochroïme = pleochroïsme donatie = gift = schenking = dotatie = gave = cadeau = geschenk sopraan = sopraanstem onverschilligheid = onbezorgdheid = ongeïnteresseerbaarheid = luchthartigheid = zorgeloosheid = apathie heksenkring = kliek = coven = oploop freak = fanaticus = fanaat = fanatiekeling = dweper = gedrevene snufje = nieuwigheid = noviteit = nieuwtje = snuifje = nouveauté = novum ontkerstenen = laïciseren = seculariseren = deconfessionaliseren serafijn = seraf preekstoel = kansel = platform = erepodium = schavot = spreekgestoelte = ereschavot = estrade theelepel = roerijzer = theelepeltje = koffielepeltje fantasma = waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie muziekinstrument = instrument dyslexie = woordblindheid = alexie = leesblindheid benevelen = bedwelmen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = verhullen = verbloemen = maskeren = versluieren = verdoezelen = verbergen laveren = schipperen = navigeren = transigeren overlevering = volksoverlevering = legende = traditionele kennis cijfer = vinger = getal = teen = punt caput = chapiter = hoofdstuk doordraven = doorslaan openbare verkoop = vendu = veiling = vendutie wolkenlaag = wolkendek = bewolking contra-expertise = bewijs = verificatie giraf(fe) = giraf = giraffe plaatje = plaat = blad = draaischijf = illustratie = bloedplaatjes = single = afbeelding = schilderwerk = bloedplaatje = doek = schilderij = prent = figuur = grammofoonplaat = schilderstuk = portret ventileren = drogen = luchten buitenbaarmoederlijk = ectopisch gladdigheid = gladheid = slibberigheid douairière = groothertogin = douairiëre = groothertog opnieuw proberen = herkansen Mohammad = Mohammed incivisme = samenwerking = collaboratie malonylureum = barbituurzuur tornado = cycloon = windhoos = wervelwind = wervelstorm = dwarrelwind douairiëre = douairière = groothertogin = groothertog lunch = noenmaal = middagmaal = twaalfuurtje = (licht) middagmaal = middageten schoolhoofd = rector = schooldirecteur hoofdkussen = peluw = oorkussen = kussen voetbeentje = voetwortelbeentje bloemblad = kroonblad vossen = blokken = hengsten = pompen = pezen bodemmonster = grondmonster pijpenrek = pijpenplank bloedverwante = verwant = bloedverwant = familielid broedgebied = broedkolonie piramidespel = pyramidesysteem afzetterij = charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichting = oplichterspraktijken = bedotterij = geldklopperij = oplichterspraktijk kruiser = cruiseschip = motorjacht schots = ijsschots = schol cypriotisch = cyprisch = Cyprioot gewelddadigheid = geweldpleging = molest = geweld = molestatie = bruutheid dadaïsme = dada twee biertjes alstublieft = afwenden onbeschaafdheid = ruwheid = vulgariteit = rauwheid altereren = variëren = wijzigen = veranderen = converteren = modificeren = changeren = herscheppen = omzetten participatiemaatschappij = holdingcompany = holding = houdstermaatschappij techniek = toegepaste wetenschap = technologie kalfsvel = trom = trommel = drum aangezicht = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk milieufreak = ecoloog = ecologist aannemer = uitvoerder = constructeur = bouwer = projectontwikkelaar temperatuur = verhoging = lichaamstemperatuur = lichaamswarmte = temp = koorts weggeven = vertolken = aandeel = uitvoeren = spelen = bijdrage = inbreng = delen neerzetten = brengen = plaatsen = zetten = neerpoten = stellen = planten = poten steenkolengas = steenkoolgas = kolengas verwensen = vervloeking = vervloeken = verdoemen = vloek = vermaledijen leukocyt = witte bloedcel zeegevecht = zeeslag aardschok = aardbeweging = aardtrilling = aardbeving achterhand = handwortel = pols = achtereinde stumper = beunhaas = klungel = kluns = knoeier = prutser = blunderaar = stoethaspel = sukkel = klungelaar = roffelaar welluidendheid = eufonie toegang = deuropening = toegangscode = intrede = invoer = ingang = binnenkomst = intocht = entree olievlek = drijvende olielaag = oliefilm = olieplak teloorgang = neergang = ondergang = val intentieverklaring = beginselverklaring = manifest = beginselprogramma legertent = feesttent = kermistent = paviljoen hardmaken = bewijzen = staven = aantonen = uitwijzen bek = snavel = bekje = snebbe = nebbe = sneb verleiden = vleien = bekoren = meelokken = veroveren = tronen = versieren = lubben = strikken = aanlokken = lokken = aantrekken = overhalen = verlokken Adelger = Elgar aankijken = aanblikken = aanzien vlooienbunker = matras aanbeveling = advies = aanrader = aanprijzing = recommandatie = credens = referentie = nominatie utiliteit = hulpmiddel = hulp = hulpje terechtwijzing = reprimande = verwijt = berisping karrenvracht = karrevracht = wagenvracht para-sailing = parapente = parasailing zinnespel = moraliteit = zedenspel = zinnenspel maatstreep = bar appeleren = zinnen = aanspreken = behagen = aanstaan = liggen = lijken = bevallen veenmoeras = veen = turfveen = oer = moer = moergrond = veengrond applaudiseren = uitroepen tot = toejuiching = uitroepen = juichen = klappen = applaudisseren clausule = lidwoord = voorwaarde = bepaling = artikel = bijzin politieke wetenschappen = politicologie way of life = levenswijze = leefwijze = leefstijl = levensstijl = levenswandel = leefvorm = leven salueren = aanslaan zweren = een eed afleggen samenklinken = vastklinken baggerschip = baggermolen = baggermachine = moddermolen zich douchen = stortbad = douche expo = uitstalling = expositie = wereldtentoonstelling t-shirt = T-shirt bandjes = armband = mouwband prefiguratie = voorspook = voorteken = voorafschaduwing = voorbode sloep = jol = volgboot = rubberboot = opblaasboot = roeiboot initiaalwoord = acroniem = letterwoord roem = faam = bekendheid = loftuiting = gefeliciteerd = pracht = proficiat = krediet = glorie = lof = eer = felicitatie = gelukwens straatmuzikant = hoempa = muzikant plamuursel = vulpasta = plamuur = vulmiddel sekse = geslacht = kunne = geslachtsleven psychodrama = rollenspel = sociodrama basisidee = grondgedachte blokkendoos = flatgebouw = appartementsgebouw = flat lotsbeschikking = lot = voorzienigheid = voorbestemming = bestemming = providentie = voorbeschikking = lotsbestemming = levenslot inblazen = influisteren = inspireren lieflijkheid = liefelijkheid lotie = was = spoelwater = wasbeurt = waswater kiesschijf = draaischijf = nummerschijf beslissingswedstrijd = play off triomf = overwinning = zegepraal = victorie = zege = succes notificatie = aankondiging = inschrijving = aanmelding = subscriptie ontvlieden = vlieden = ontvluchten maximeren = maximaliseren slijmoplossend middel = expectorans smeedbaarheid = kneedbaarheid = buigzaamheid = wendbaarheid tour = tocht = reis = koebel = toer = trip = trektocht = gang gebruikmaking = applicatie = gebruiksmogelijkheid = toepassing jeugdpuistje = jeugdpuistjes = acne Hamburger = biefburger = gehakt vakvereniging = syndicaat = vakcentrale = vakfederatie = vakbond = vakverbond = vakorganisatie = beroepsorganisatie = bond bezwaar = maar = protest = bedenking ontspinnen = teruggaan = wortelen = komen = ontspruiten = ontspringen = voortkomen = stammen = voortspruiten sjekel = shekel schapen = schaap open haard = haard = stookplaats = schouw woordgeografie = dialectgeografie = taalgeografie gescherptheid = scherpheid einddoel = doel = doelwit = doeleinde = oogmerk = streven Gunstock = kolf spoorbalk = spoorbiels = dwarsligger = biel schooltijd = schooljaren brokstuk = brok = brokstukken = fragment voorbeduiden = waarzeggen = voorspellen = wichelen = beduiden = aankondigen tussenbeide komen = hinderen = ingrijpen = verstoren = contacten = bemiddelen = interveniëren = beslechten = intercederen = interfereren = storen schelpvis = schaal-en schelpdieren = weekdier = mollusk ploeger = ploegman = ossendrijver = ossedrijver kunstleder = imitatieleer = kunstleer = namaakleer = simileder = skai kameleon = Kameleon = opportunist huisgezin = gezin = huishouden = huishouding = familie paalsteek = boelijn vervullen = houden = vullen = voldoende = voldoen = inlossen = bevredigen = beantwoorden = nakomen hervormde = protestant eredivisie = hoofdklasse bruiloft = huwelijk = trouwdienst revancheren = wreken rif = reef tijdsverloop = tijdsspanne = tijdsruimte = tijdruimte = tijdspanne = tijdsbestek presenteerblad = serveerblad = plateau = blad = schenkblad = dienblad = theeblad decanteren = overgieten = rondschenken aambeeldsbeentje = aambeeld = incus buurman = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw trouwtaart = bruidstaart = bruiloftstaart geschrijf = schrijfsel = schrijven = schrift = geschrift rutherfordium = UNQ ezelsvel = perkamentpapier bolsjewiek = bolsjewist = marxist kleigrond = klei = leem ten einde horen = aanhoren = luisteren ontwikkelingsfysiologie = groei = wasdom = ontogenie = ontwikkeling = rijping = ontogenese kerrieschotel = kerriepoeder = curry = kerrie wier = alg = zeewier = algen = wieren = alge koolvis = zeezalm omgeven = omringen = omvatten = omleggen = omcirkelen = beslaan = insluiten = omsluiten = omsingelen = omtrekken elektroforese = cataforese sokkel = piëdestal = plint = standaard = voetstuk = stander = postament = basement Marrakesh = Marrakech prostituee = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = gondel = snol = tippelaarster een sterk verlangen hebben = lusten = smachten gedragslijn = habitus = attitude = opstelling = gedraging = houding wees = weesjongen = weeskind = weesmeisje meubel = meubelstuk = meubilair aanleren = onderrichten = leren = lesgeven = doceren = onderwijzen = bijbrengen mouwstreep = chevron = streep schijnmengsel = emulsie catalogus = cataloog = inventaris vezels = fibril = vezel = filament kwart = kwartier = vierde nominatie = advies = aanrader = aanprijzing = recommandatie = aanbeveling = referentie = voordracht inleggen = inspannen = inzetten = charteren = inschakelen cinematografie = filmkunst Koninkrijk Denemarken = Denemarken nieuwtje = nieuwigheid = snufje = noviteit = nouveauté = novum zorgen = leiden = behandelen = bekommeren om = kwellen = managen = ergeren = beheren = opletten = bezorgd = aankunnen = aandacht besteden aan binnenzak = borstzak orkestbak = orkestra = orkest toneelschrijver = dramaturg versiering = paruur = verfraaiing = ornament = aankleding = siersel = versiersel = versieren verschuiving = respijt = opschorting = temporisatie = verdaging = verlet = uitstel = verwijl = schorsing = prorogatie inzinking = ineenstorting = inzakking = zenuwinstorting = dip kwatongerij = belediging = laster = diffamatie = achterklap = roddelpraat = roddel = belastering = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geroddel = geklets = vuilspuiterij = smaad overhemd = hemd = shirt sporenplant = bedektbloemige planten = sporeplant beddedeken = dek = beddendeken = deken legsel = broedsel = nest = gebroed = broed = nageslacht stofjas = beroepskleding uitmonstering = opsmuk = opschik = smuk = tooi plichtpleging = formaliteit halfheid = halfslachtigheid stuwmeer = waterbassin = waterreservoir = spaarbekken = waterbekken suizelen = spinnen = snorren = suizen herniatie = hernia = breuk beat = ritme = zweving confituur = gelei = jam druppen = afdruipen = motregenen = miezeren katrolblok = schijf = katrol ophangen = hangen = uithangen = neerhangen = opknopen = volhangen aanwijsbaar = herkenbaar = aantoonbaar sjoel = synagoge = tabernakel tuidraad = spanlijn = stormlijn = scheerlijn = tui nachtjapon = pon = nachtgewaad = nachthemd = nachtpon prinsemarij = politiemacht = kit = wet = politie = hermandad = politieapparaat aanrijding = botsing = aanvaring mist = nevel = damp goot = dakgoot = straatgoot = geul Power Point = stopcontact verpauperen = verarmen = vervallen = verloederen vaart = vaartje = sluitersnelheid = snelheid = gang = tempo = impuls = gracht = navigatie = scheepvaart = kanaal = gangetje = speed machinist = werktuigkundige = mecanicien = machinevoerder = mechanicus extra-uteriene graviditeit = buitenbaarmoederlijke zwangerschap ginnegappen = giechelen dronkelap = dronkaard = zatladder = zatlap = beschonkene = dronkeman = dweil stollen = stremmen = verdikken = coaguleren oppervlak = oppervlakte afronden = afbouwen = volbrengen = voleinden = voleindigen = klaarkrijgen = afkrijgen = gereedkomen = voltooien = afmaken = afkomen verwerking = bewerking tucht = discipline wetenschapstheorie = kennistheorie = wetenschapsleer = epistemologie = wetenschapsfilosofie grondrente = erfpachtcanon = grondpacht cancerologie = oncologie tuner-versterker = afstemeenheid = receiver = tuner = afstemmer = radio = radiotoestel sigareschaartje = sigarenknipper = sigarenschaartje = sigareknipper tarantula = vogelspin lint = lintje communicatiesatelliet = telecommunicatiesatelliet spaarbekken = waterbassin = stuwmeer = waterreservoir = waterbekken heliport = helikopterhaven lijfspreuk = devies = kernspreuk = leuze = slogan = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk slotgracht = ringgracht = vest = gracht = vestinggracht menseneter = antropofaag = grote witte haai = kannibaal munteenheid = munt = valuta collectivum = verzamelnaam impliceren = vastzitten = betrekken = verlangen smokkelhandel = sluikinvoer = smokkel = sluikhandel narcolepsie = hypnolepsie = lethargie = slaapzucht gestoorde = kretijn = waanzinnige = cretin = mogool = gek = geesteszieke = mongool = debiel = krankzinnige = idioot = imbeciel smoelentrekker = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet affix = aanhangsel wrattenzwijn = knobbelzwijn injectie = impuls = inspuiting = push = spuitje = spuit verbruiker = gebruiker = consument ploeg = crew = bespanning = span = bemanning = team = gespan = sportploeg raampje = vensterraam = venster = licht = raam speellokaal = speelhal = automatenhal = amusementshal excentrieke = koekenbakker = geitebreier = prentenboek = eigenaardige = geitenbreier = buitenbeentje = koekebakker = creatuur = krotenkoker = weirdo = nummer = snuiter = knakker = rare = portret = schepsel = lafaard = zonderling = exentriekeling verrichting = handeling = actie = gang = verrichten = doen pepervuur = ringvuur = springvuur = ringworm vermeien = verstrooien = verlustigen = vermaken = amuseren belijdenis = leerstelling = peccavi = filosofie = geloofsbelijdenis = leer = professie = leerstuk = geloofsartikel = dogma = biecht = prolepse = wijsbegeerte = isme = doctrine = schuldbelijdenis leem = klei = kleigrond = leemgrond verwijven = verslappen = afzwakken = tanen = ontspannen = verflauwen = verweken = kwijnen = verbleken = verzwakken sprinkhaan = acaciahout = sabelsprinkhaan jus d'orange = sinaasappelsap = jus lettergreep = syllabe palissade = staketsel = paalwerk = staket = stek teleologie = doelmatigheidsleer nierdialyse = dialyse = hemodialyse ruitijd = ecdysis = rui kabel = kabelnetwerk = stroomdraad = kabelnet = geleiding = kabeltelevisie = elektriciteitskabel = elektriciteitsdraad ethyleen = etheen roerigheid = ongedurigheid = chaos = rustloosheid = bezorgdheid = pandemonium = desorganisatie = ordeloosheid = wanordelijkheid = wanorde = onrust = gejaagdheid = gekkenhuis = puinhoop = beroering = gewoel aanspreekpunt = tussenpersoon = contactpersoon = intermedium = contact = intermediair bodemschatten = bodemschat strikje = vlinderdas weekeinde = weekend schouderophalen = de schouders ophalen designeren = aanwijzen = maken = benoemen = aanstellen excerperen = resumeren = samenvatten = uittrekken = opsommen = extraheren = recapituleren bebakenen = afperken = afbakenen = afgrenzen = afpalen = omschrijven = demarqueren = traceren sjwa = doffe e = schwa zeilbootje = bark = zeilboot wandplaat = gipsplaten passantenhuis = gastenverblijf = hospitium mandator = opdrachtgever = machtgever = klant = committent = cliënt = mandant = lastgever = principaal straffeloosheid = straffeloos onroerend-goedbelasting = grondlasten = grondbelasting = onroerendgoedbelasting rug = stekel = ruggengraat = doorn = rugleuning Letlands = Lets café-chantant = Barrelhouse = tingeltangel kwakzalver = nar = charlatan = kakadoris = kwakzalveren gelijkstaan = bevatten = bestaan inkrimpen = verschrompelen = volstaan = terugdringen = indammen = limiteren = begrenzen = krimpen = bepalen = beperken = inperken noemen = aangeven = terugverwijzen = verwijzen = refereren = terugwijzen hangbuik = buikje = buik = rijstbuik = pens = embonpoint eten = diner = dis = verbruiken = avondeten = vreten = avondmaal = maaltijden = tafelen = consumeren = nassen = maal = maaltijd = nuttigen = bikken = etentje = avondmaaltijd estuarium = riviermonding = trechtermond = trechtermonding te maken hebben met = behandelen gemalin = het schone geslacht = vrouw = echtgenote compositie = werkstuk = schepping = oeuvre = combinatie = toonzetting = muziekstuk = werk titelprent = titelplaat = frontispies = frontispice springscherm = parachute = valscherm verzender = afzender komiek = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant stiel = ambachtslui = professie = beroep = post = werk = gilde = functie = baan = positie = dienstverband = betrekking = job = métier = vak = vaklui = ambacht = stielmannen = toestel = handel afvoer = afwatering = riolering = drainage beuren = vangen = incasseren = opstrijken = toucheren = innen bergpas = pas = zadel trick = handigheid = maniertje = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef Amerikaans Engels = Amerikaans = Amerikaans-Engels gehaast = haast = gejakker = spoed de kat sturen = staan = stellen rentestand = rentestandaard = disconto = rentepercentage = rentevoet Zuidafrikaans = Afrikaner = Afrikaans prijsindex = prijsniveau = prijsindexcijfer = prijspeil bloedvlek = bloedspat natie = burgerij = bevolking = volk tijdsafstand = tijdsduur = tijd Nieuw-Engeland = New England return = terugmatch = returnwedstrijd = replay = returnmatch kinderopvang = kinderkribbe = dagopvang = kinderverzorging = kinderbewaarplaats = kinderbescherming = crèche = kinderdagverblijf uitdeinen = opblazen = zwellen pekelzonde = slippertje parvenu = arrivé = nieuwkomeling postdienst = paal = posten = publiceren gedenksteen = plateau = plaket aaneensluiting = aaneenschakeling = opeenvolging boekhoudsysteem = boek = boekhouding zelfverdediging = noodweer afruil = compromis scheldkanonnade = scheldpartij Huguenot = refugié = hugenoot achtvlak = regelmatig achtvlak vijfwouter = vlinder schakeltafel = regeltafel = dashboard = schakelbord = schakelpaneel = paneel = bord = bedieningspaneel = controlebord respons = antwoord schroefdraad = draad elastiekje = elastiek = rubberband luidruchtig grinnikken, verkneukelen = gegrinnik inquisiteur = ondervrager orgaanvlees = afval = slachtafval bedwelmen = benevelen oogje = vetergaatje schapraai = voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = voorraadkast = provisiekamer = spinde = kelderkast = office Afghanistan = Afganistan uitveteren = uitkafferen = uitfoeteren = uitketteren = uitschelden = uitjouwen = stijfvloeken lei = weg = laan = teugel = allee = breidel = leisteen = avenue = kandidatenlijst = bon = leiriem = leidsel = schoolbord = boulevard waldhoorn = hoorn = horen draagzak = buidel = beurs = zak neushoorn = rinoceros fysische processen = proces breedbekkikker = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = branieschopper = herriemaker = pronken = uitslover = lawaaischopper = herrieschopper ik ben verkracht = Erato hinnik = hinniken = gehinnik confectiepop = buste = paspop = mannequin industriepark = industriezone = bedrijvenpark = industriegebied = industrieterrein aanpassen = beter maken = corrigeren = beter worden = wijzigen = bewerken = accommoderen = schikken = amenderen = conformeren = plooien = beteren = op een hoger plan brengen = assimileren = bepalen = emenderen = voegen = verbeteren = richten causaliteit = oorzakelijk verband = oorzakelijkheid wond = verwonding = kwetsuur = wonde spionage = wie niet waagt, wie niet wint antrax = karbonkel = miltvuur = negenoog vormgever = bouwmeester = architect = ontwerper = bouwkundige vertrouwens- = curator = zaakwaarnemer overstelpen = bestormen = doodgooien = overstromen = overladen = overspoelen = bedelven Gotterdammerung = godenschemering = ragnarok = Ragnarok uitkleden = uitpakken = ontkleden = uittrekken verstouten = durven = wagen = vermeten = riskeren = bestaan = moed geven handelsmaatschappij = handelmaatschappij = corporatie = bedrijf = onderneming = firma voorschrift = statuut = verordening = ordonnantie = prescriptie = formule = directief = richtlijn = reglement = instructie = regel autonomie = autarchie = onafhankelijkheid ploeteraar = sjouwer = werkezel = zwoeger = sappelaar tichel = hardsteen = steen = vloertegel = tegel = plavuis jutezak = jute subordinatie = onderschikking symboliseren = voorstellen = staan = typeren = verzinnebeelden binnenkant = binnenzijde = inwendige = binnenwerk = binnenste amnesie = geheugenverlies beknotting = inperking = terugdringing = limitatie = beperking = restrictie continuïteit = vordering = vorderingen = vooruitgang = progressie = voortgang schaapsleer = herteleder = nubuckleer = schaapsleder = nappa = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = nubuck = schapenleer = hertsleder = herteleer = hertenleder = daim = bukskin offeraltaar = altaar baancommissaris = maarschalk verglijden = verstrijken = verlopen = vervlieden = vlieden = voorbijgaan = omgaan old-timer = oldtimer = oudgediende = veteraan haarwrong = wrong = tres = haarvlecht = haarlok = toet = vlecht = haarstreng smidshamer = voorhamer = smeedhamer = vuisthamer = schroothamer = moker = kloofbijl = vuist gekunsteldheid = kunstmatigheid Panama = strohoed = panamahoed Damecener = Damaceen ornament = paruur = verfraaiing = siersel = aankleding = versiersel = versiering eenzaamheid = isolement = teruggetrokkenheid = mistroostigheid = bedroefdheid = afzondering = eenzelvigheid = verslagenheid = desolaatheid expansie = uitstraling = uitzetting = uitdijing = ontwikkeling = verruiming = extensie = proliferatie = uitbreiding = vergroting = groei = toename vuil ophalen = reinigen pakket = pakje = pak = vrachtstuk straatslijpen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = niksen = leeglopen = slampampen tandvlees = parodontium boerenbedrijf = boerenhofstede = hofstee = hoeve = landbouwbedrijf = hofstede = boerenhofstee = boerderij stokerij = destilleerderij = alambiek = distilleerderij = branderij karwij = kummel = karwijzaad = komijn = komijnzaad doorverwijzen = verwijzen historie = geschiedenis = vertelling = kroniek = story = Kronieken = verhaal Lotenfeest = Poerim = Purim helderziende = paragnost = waarzegger = ziener = telepaat = profeet = clairvoyant = voorspeller insturen = afzenden = verzenden = opsturen = versturen = inzenden = expediëren = wegsturen Vandalen = Vandaal = vandaal auteurschap = schrijverschap scherfwerking = afbrokkeling sigarenknipper = sigareschaartje = sigarenschaartje = sigareknipper gehoorschelp = schelp = oorschelp foezelen = knoeien = sjoemelen = foefelen landverschuiving = aardverschuiving = grondverschuiving = lawine verloskundige = gynaecoloog = vroedvrouw = accoucheur = baker = kraamvrouw plantkunde = botanica = fytologie = botanie = plantenleer voorval = zaak = gebeurtenis = incident = accident = episode = gebeuren = voorbeeld uit de droom helpen = ontdoen Ezo = Hokkaido tegenwicht = evenwicht = contragewicht papiermes = vouwbeen = briefopener kanaal = weg = vaart = koker = buisje = streng = zender = stelsel = bedding = vaargeul = zee-engte = leiding = vaartje = slenk = geul = gracht = buis = pijpje = pijp = pad nevelbom = rookbom offertorium = collecte treiteren = zuigen = sarren = tergen = narren = mienen = hekelen = martelen duveljagen = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien solfer = zwavel = sulfer huishouden = gezin = huishouding = huisgezin = familie chromatische toonladder = complex = aggregaat = twaalftonenreeks sneeuwduin = sneeuwbank kaasburger = cheeseburger cocktailjapon = cocktailjurk = coctailjurk melkwei = kaaswei = hui = wei = melkserum = portel dolen = rondlopen = ontsporen = zondigen = zwerven = rondwandelen = dwalen = wandelen = ronddolen geruchten = gerucht = mare = praatje introspectie = zelfwaarneming = zelf-contemplatie = zelfreflectie overhandigen = afleveren = leveren = bezorgen = overdragen uitzetting = uitstraling = uitwijzing = verbanning = wegjaging = verwijdering = uitdijing = ontwikkeling = verruiming = extensie = proliferatie = uitbreiding = vergroting = groei = expansie = uitdrijving = verdrijving = toename alumina = aluminiumoxide = aluinaarde = aluminiumtrioxide reu = tuttebel = boerentrien = rekel = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = tut = totebel = trien = kuttekop mutualisme = symbiose reostaat = regelweerstand koon = wang = bil = wangetje de hersens laten werken = dunken = peinzen = denken = de hersens inspannen = reflecteren = nadenken = het hoofd gebruiken uitsluiting = diskwalificatie = ongeschiktverklaring draineren = ontwateren = verdrogen = uitdrogen nooddruft = nood = behoeftigheid = armoede = armoedigheid = armoe = pauperisme = armzaligheid = verarming = kommer accolade = prijs = bekroning = beloning silicium dioxyde = siliciumdioxyde = kiezelzuur gaaspleisterverband = wondpleister = pleister spareribs = spare ribs dubbele kin = dubbele onderkin wapenleer = wapenkunde = heraldiek durven = verstouten = wagen = vermeten = riskeren = bestaan schuttersgilde = boogschieten cape = bontcape = schoudermantel rechtskring = gezagsgebied = jurisdictie = ambtsgebied = rechtsgebied = ressort = rechtssfeer = dienstkring ontmoediging = ontmoediger scheikundig element = element = chemisch element afstemeenheid = receiver = tuner = tuner-versterker = afstemmer = radio = radiotoestel Londens = Groot-Londen = Londen vrijmetselarij = loge posten = postdienst = paal = publiceren verwatenheid = ijdelheid = hovaardij = zelfingenomenheid = eigendunk = hooghartigheid = arrogantie = hoogmoed = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = hovaardigheid = verbeelding deegrol = deegroller herenigen = opnieuw bijeen = herenen galactose = melksuiker = lactose wortelen = teruggaan = aangaan = komen = ontspruiten = ontspringen = voortkomen = ontspinnen = stammen = voortspruiten = aanslaan beeld = sculptuur = onderzoek = bezienswaardigheid = standbeeld = inspectie = beeldhouwwerk = zicht zijdepapier = weefsel = keukenpapier gewin = poen = baat = profijt = baten = winst = winstcijfers = winstcijfer hippisch = ruiter = paardrijder = paardrijdster hectopascal = millibar baring = bevalling = verlossing inslikken = slikken relatieve bijzin = bijvoeglijke bijzin = betrekkelijke bijzin subsidie = overheidssubsidie = nut = betoelaging = overheidssteun = rijkssubsidie = staatssteun = rijksbijdrage = uitkering begroeting = groet = onthaal = ontvangst = welkom = verwelkoming webbrowser = browser boerenkiel = kiel uitgroeien = ontwikkelen = rijpen = ontplooien hartenpijn = zielenleed = hartzeer = zielenpijn = rouw vogelhuis = vogelreservaat = volière dominantie = overheersing = machtsoverwicht = overhand = hegemonie = heerschappij = overmacht = predominantie = suprematie = overwicht = preponderantie schakelbord = regeltafel = dashboard = schakelpaneel = schakeltafel = paneel = bord = bedieningspaneel = controlebord sopje = sop = zeepsop Burgeon = bloeien = opbloeien vaatje = vat = fust = ton drek = excrementen = excrement = ontlasting = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = stront = ba = faecaliën = uitwerpselen = schijt = kak = drol = uitwerpsel = afgang = beer = feces ceremonie = solemniteit = plechtigheid = rite = vormlijkheid = ritueel flitswerk = netwerk = bastonnade = vlechtwerk abortivum = vruchtafdrijvend middel devaluatie = depreciatie = ontwaarding = waardevermindering kweek = fokken = teling = bacteriekweek = cultuur = bacteriecultuur = verbouw = bouw = teelt nationaal-socialisme = nazisme = Nazisme = nationaalsocialisme hotline = hot line schijngestalte = fase laagje = vlies Trees = er is een revaloriseren = opwaarderen = revalueren hengsel = scharnierband = hoeksteen = scharnier = knier = keerpunt langarmapen = gibbon = langarmaap plomp = plemp = plons = plens = sloot murmureren = morren Egyptoloog = egyptoloog = egyptologe naïviteit = argeloosheid = onbedorvenheid = onschuld = naïveteit cherub = cherubijn jus = jus d'orange = sinaasappelsap holdingcompany = holding = houdstermaatschappij = participatiemaatschappij zuivelproduct = zuivelprodukt = zuivel karmijn = karmozijn = karmozijnrood = karmijnrood faiblesse = zwakheid = zwakte imitatieleer = kunstleder = kunstleer = namaakleer = simileder = skai kritiek = recentie = recensie = bespreking = commentaar impregnatie = bevruchting = inseminatie = conceptie = fertilisatie avant-garde = voorhoede Democratische Volksrepubliek Algerije = Algerije onzedelijkheid = hoererij = liederlijkheid = ontucht = bandeloosheid = zedeloosheid = onkuisheid = ontuchtigheid platenmaatschappij = etiket = label = platenlabel dubbeldekker = omnibus = tweedekker = bus = klein busje = autobus strobed = strooisellaag = mulch = muls sprokkelen = oppikken = inzamelen = oprapen = verzamelen = oogsten onmenselijkheid = gruwelijkheid = wreedheid knier = scharnier = scharnierband = hengsel completering = bekroning = afwerking = voltooiing = voleinding = afronding neerkladden = opkrabbelen = neerkrabbelen bereidwilligheid = enthousiasme = hulpvaardigheid = vlugheid = bereidheid = gewilligheid = behulpzaamheid van = achternaam = wisselen = geslachtsnaam = thema = familienaam tenietdoening = annulering = annulatie uithalen = opspelen = kletsen = legen = uitpakken = uitvaren = slaan = uitvallen = raken = helpen = kloppen = een opduvel geven = fulmineren = leegmaken = ledigen = uitvliegen = uitschieten = treffen remouldband = coverband kaper = struikrover afmeting = dimensie = proportie = meting = opmeting = grootte = uitgebreidheid = omvang = maat = verhouding zuippartij = vreetbui = poot = nicht = doorzakfeestje rolbezetting = rolverdeling dienstknecht = knecht = hulp = waterdrager = helper = assistent deconfessionaliseren = laïciseren = ontkerstenen = seculariseren kriebelen = krieuwelen = prikken = prikkelen = kietelen Chileense peso = peso afschildering = schildering = afbeelding = uitbeelding randfiguur = toeschouwer leverworst = smeerleverworst = hausmacher schaatsmarathon = marathon overreden = bewegen = bewerken = omturnen = platpraten = omverpraten = overtuigen = ompraten = bepraten = meekrijgen = overhalen testament = Bijbel = laatste wilsbeschikking = wil = bijbel = Schrift geldtas = geldbuidel = rijkaard = geldzak = beurs = zak = knip = portemonnee slavenarbeid = slavenwerk = monnikenwerk = koeliewerk hertshoornvaren = hertshoorn radius = straal verontrusting = bezorgdheid = ongerustheid = zorg bagagedepot = goederendepot linnengoed = linnen = lijnwaad = doek broer = broeder humorist = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas kneep = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = slimmigheid = slimmigheidje = truuk = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef = sluwheid pedofiel = kinderlokker = pedo = pederast omhoogsteken = opsteken handrem = noodrem = knijprem minderjarige = kind = jongeling = jongere = ding medeondertekening = contrasigneren = medeondertekenen Republiek Estland = Estland olie-industrie = petroleumindustrie onbaatzuchtigheid = onzelfzuchtigheid = altruïsme = edelmoedigheid = groothartigheid = grootmoedigheid giswerk = gegist bestek = veronderstelling = aanname = vermoeden = speculatie = gissing = conjectuur = voorgevoel = denk = nattevingerwerk = onderstelling complementaire kleuren = complementair = aanvullend misdienaar = helper kraamafdeling = kraaminrichting prospect = vooruitzicht = verwachting yamswortel = yam = jam val = maaswerk = smak = net = vlaggelijn = vlaggenlijn = schuinte = ondergang = teloorgang = neergang = klem = hinderlaag = glooiing = duikeling = instorting = helling = valstrik = zwanenhals principaal = opdrachtgever = machtgever = klant = committent = cliënt = mandant = lastgever = mandator ruwe pleisterkalk = beraping ban = toverspreuk = verwensing = banvloek = anathema = vervloeking = orde van advocaten = taveerne = betovering = trance ligging = aan = situatie = elementen = belichting = stand = positie informatiebank = databank = database glijmiddel = smeermiddel = gel = smeerolie klerk = commies = kantoorklerk = inktkoelie = kantoorpik = kantoorknecht = kantoorbediende voorzien van energie = energie toevoeren tabbaard = tabberd = herautenmantel asbak = vuilnisbak = vuilnisemmer onweersbui = onweer lawinereactie = kettingreactie kindergeneeskunde = pediatrie ontkleden = uitpakken = uitkleden = uittrekken Assyrië = Assyrische Rijk implementering = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = totstandkoming = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering duizelen = suizebollen kelen = wurgen = worgen speelhand = kaart afdwaling = misstand = feil = lapsus = abuis = verwarring = vergissing = wantoestand = onjuistheid = fout handomdraai = moment = mum = flits offeren = vernietigen = sacrifiëren = sacrificeren = opofferen bosbedrijf = bomenteelt = bosbouwkunde = bosbouw volder = voller gedistilleerd = vuurwater = sterkedrank = neurie = spiritualiën = spiritualia legaliseren = legitimeren = decriminaliseren = wettigen aanmoediging = opwekking = excitatie = instigatie = stimulans = stimulering = aansporing = prikkel = stimulatie romanheld = hoofdrolspeler = held = protagonist = heldin aanknopingspunt = opstapje = kapstok = aangrijpingspunt = opstap = springplank bloempje = blom = bloei = bloesem = bloem = bloemetje roofzucht = rooflust apathie = ongeïnteresseerbaarheid = indolentie = landerigheid = matheid = lamlendigheid = futloosheid = onverschilligheid = lusteloosheid atlas = satijn kilo-byte = kilobyte = kb = Kb uitspitten = analyseren = bestuderen = onderzoeken anastigmaat = aplanaat belasting ontduiking = belastingfraude = belastingontduiking begrotingstekort = overheidstekort = financieringstekort meme = ik ik leegeten = opsnoepen = vreten = uiteten instinct = feeling = intuïtie bezweten = zweet = transpireren = zweten kribbenbijter = nijdas = zuurpruim = azijnpisser = galbak = nurks = kribbebijter = kniezer = sacherijn = chagrijn = netenkop vagevuur = louteringsberg = purgatorium doem = maledictie = vervloeking = anathema = nemesis = vloek = verderf anesthesie = narcoseleer = verdoving = anesthesiologie voorzitster = president = voorzitter malentendu = misvatting = beoordelingsfout = misverstand competitie = kamp = wedstrijd = wedijver = slag = strijd = toernooi = competitiewedstrijd = concurrentie = rivaliteit = mededinging = bevechten = concurrentiestrijd = betwisten lat = platstuk = wandschroot = regel = richel = springlat grondbezitter = landheer = grootgrondbezitter = grondeigenaar zuinigheid = vrekkigheid = spaarzaamheid = karigheid vislijn = snoer = hengelsnoer = vissnoer presentator = omroeper verschrikken = terroriseren afvaren = uitvaren = afsteken keukentje = koffiekeuken = kitchenette verlossing = heil = afkoping = heiliging = geboorte = reiniging = bevalling = vrijlating = bevrijding = behoudenis = baring = levering = behoud = vrijkoping = redding = zaligmaking evaporeren = verdampen = verkoken = vervliegen = vervluchtigen tandvulling = plombeersel krachtveld = veld gas = gasvorm gedragswijze = gedragingen = gedrag = houding Arabisch cijfer = Arabische cijfers vruchtesuiker = laevulose = vruchtensuiker = fructose framework = skelet = kader = gestel = draagstel = geraamte = frame volmaaktheid = perfectie = idealiteit = onfeilbaarheid context = perspectief = omstandigheid = samenhang uitgieten = uitstorten = reveleren = ontsluieren = onthullen = leeggieten = ontboezemen = blootleggen = openbaren roepvogel = roervogel = lokvogel roti = gebraad voortzetting = vervolg = continuering = vervolging = hervatting dooreenhalen = in de war brengen = verwarren = verbijsteren tonsill = keelamandel platstuk = lat = regel = richel = wandschroot absolute helderheid = absolute grootte bejaardenhuis = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardenoord = bejaardentehuis = verpleeginrichting = verpleeghuis = verzorgingscentrum = verpleegtehuis afzinken = neerlaten vlaggen = vlag = signaalvlag probleem = kwestie = ongemak = zorg = vraag = aangelegenheid = toestand = geval = thema = belang = zaak = probleemstelling = affaire = onrust = vraagstuk = opgaaf = problematiek = last = waterpomptang Engelse sleutel = schroefsleutel = fietssleutel = sleutel = moersleutel kerk = viering = kerkdienst = kerkgebouw = liturgie = eredienst = dienst = godshuis natriumcarbonaat = kristalsoda = soda hele toon = timbre = toon = noot gevolmachtigde = tussenpersoon = commissaris securiteit = onderpand = pandgoed = garantie = pand = waarborg = borg beurs = uitwisseling = geldzak = foor = zak = draagzak = buidel = aandelenbeurs = vervanging = geldbuidel = effectenbeurs = aandelenmarkt = geldtas = knip = portemonnee = substitutie = beursgebouw = beursmarkt cognitie = weten = bagage = perceptie = wetenschap = kennis = medeweten hinkelspel = hinkspel = hinkelen Republiek Finland = Finland hofstede = boerenhofstede = hofstee = hoeve = boerenbedrijf = landbouwbedrijf = boerenhofstee = boerderij kalklicht = spotlicht baarmoederkoek = moederkoek = placenta gevest = heft balletdanseres = ballerina Callisto = Kallisto don juan = casanova panegyriek = laudatio = lofprijzing = laudatie = éloge = lofzang = lofrede = lof = lofspraak zeekat = inktvis zuur = azijnzuur = maagzuur tapijttegel = tegel = pan = muurtegel = vloertegel dans = dansen kaolien = porseleinaarde parkinson = parkinsonisme ridder = paard blusapparaat = brandblusser = annihilator = brandblusapparaat = extincteur = nevelblusser overnemen = lenen = ontlenen = annexeren = aannemen = toe-eigenen = aanmatigen randgebied = grensgebied = perimeter = kantlijn = marge = omgeving = omtrek schijn = schijnsel = flonkering = schittering = glinstering = gelijkheid = fonkeling = masker = gloed rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = stugheid = starheid = stijfheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid begrijpelijkheid = verstaanbaarheid = klaarheid = duidelijkheid = helderheid kist = grafkist = lijkkist = luchtvaartuig = doodskist = vliegmachine = vliegtuig = toestel meedoen = participeren = deelnemen zelfverwijt = gewetensnood = zelfbeschuldiging = gewetensangst = gewetenswroeging = wroeging = spijt = berouw = schuldbesef luxeartikel = weeldeartikel bang = beangstigen schaakmat = mat = schaak aardrijkskunde = geografie = geologie cefalosporine = mefoxine duivels = slecht = kwaad = boos beginsel = grondstelling = hoofdregel = grondregel = maxime = oerprincipe = basisprincipe = grondbeginsel = motivering = ratio = principe kromgroeien = vergroeien tachometer = snelheidsmeter = toerenteller huursubsidie = huurcompensatie nationaliteitsgevoel = burgerzin = civisme = hoerapattriotisme = patriottisme = vaderlandsliefde = chauvinisme = nationalisme harpist = harpspeler have = roerend goed = boeltje = goed = possessie = bezit = propriëteit terugwerken = antwoorden = reageren building waarbij iedere flat individuele eigendom is maar de gronden gemeenschappelijk = gemeenschappelijk bestuurd gebied of eigendom = flatgebouw met koopflats opmaken = interen = gereedmaken = aangorden = concluderen = voorbereiden = bereiden = prepareren = opdoen = afleiden = opgebruiken = opzetten = klaarmaken = besluiten schuimrubber = polyether aanhikken = bang zijn = schrik hebben = vrezen = opkijken = duchten = schrik hebben van = opzien snuifje = snufje = stuk = exemplaar long = longen ontwijken = draaien = vervormen = wiebelen = kronkelen = spartelen = wringen = afweren = schuwen = vermijden = mijden = wriemelen = omzeilen schanddaad = eerloosheid = zedenbederf = berucht = schandelijkheid = infamie uitzenden = Airwave = rondstralen gildenbroeder = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = confrater = collega radiotoestel = afstemeenheid = receiver = tuner = afstemmer = tuner-versterker = radio toverkunst = toverkracht = magie = goochelen = tovenarij = toverij = toveren promiscuïteit = vermenging dotatie = gift = schenking = gave = donatie = cadeau = geschenk vruchtesap = fruitsap = vruchtensap = sapje discordantie = incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = antilogie = inconsequentie = contradictie = strijdigheid = onsamenhangendheid wetgevende macht = legislatuur hoofdzetel = hoofdkantoor = hoofdbureau = hoofdkwartier toevoegsel = bijvoegsel = supplement = suppletie = aanvulling bloedlichaampje = bloedcel kijken = loeken = beschouwen = bezien = bekijken = blikken = vinden poppekleren = poppenkleren verdrag = traktaat = deal = verbond = conventie = akkoord = convenant = overeenkomst = afspraak = pact communist = communiste kortzichtigheid = myopie = kippigheid = bijziendheid plakken = pakken = vasthouden = klampen = blijven = klitten = klemmen = kleven vulva = kut = muis = vagina = pruim = doos = schaamspleet = trut = schede = poes = mossel = spleet strottehoofd = larynx = strottenhoofd vraagtaal = opvraagtaal = querytaal = ondervraagtaal = zoektaal elementen = aan = ligging = belichting mouwgat = armsgat sigarenpeukje = sigarepeukje = sigarenpeuk = sigarepeuk specialisatie = specialisme = specialiteit denkwijs = denktrant = denkwijze boekarest = Boakarest = Boekarest Eveens = avondstond = avond grenswachter = douanebeambte = grensbewaker = douane = douanier = grenswacht worp = nest = draagstoel = gooi boomhagedis = basilisk optometrist = oogarts = oogheelkundige = oculist = oftalmoloog me = Maine = mij jonkheer = aristocraat = jonker = landjonker = edelman toetreden = verenigen = aansluiten werver = ronselaar eetbare vetten = spijsvet tableau = toneeltje = schouwspel = toneel = kijkspel = tafereel tarwemeel = tarwebloem zenuwvezel = uitloper nazaat = afstammeling = nakomeling = descendent = zoon = telg supermarkt = supermarktketen kasregister = kassa zomp = drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = broek = dras = moeras plons = plomp = plens = plemp aftrek = remissie = franchise = discount = rabat = aftrekking = vermindering = reductie = omzetpremie veganistisch = vegetariër = veganiste zaailing = kiemplant = kiemplantje = poteling halen = behalen = winnen = volbrengen = komen = verwerven = realiseren = boeken = bereiken doorgeefluik = luik = luikje vleet = drijfnet = haringvleet = haringnet kolenschip = koolmijnwerker = koolschip hoerenwaard = bordeelhouder = bordeelhoudster zeehoofd = steiger = zeedijk = paalhoofd = zeewering = golfbreker = pier = havendam = zeebreker = landhoofd = breekwater = krib huursoldaat = huurling pijnwoud = dennenbos moerasgebied = drasland = broekland = donk = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = broek = zomp = dras = moeras bestraffing = boetedoening = afstraffing = repressie = straf eerbiedwaardigheid = digniteit = zelfrespect = waardigheid metafoor = vergelijking = beeldspraak sphynx = Sfinx verslappen = afzwakken = oplossen = doorzakken = verweken = tanen = ontspannen = verflauwen = verwijven = verwelken = doorhangen = kwijnen = verzwakken = verzachten = verbleken vertaling = brievenbus = vertaalwerk muziekschrift = notenschrift rondslenteren = flaneren = slenteren = wandelen = voortslenteren = kuieren eierdooier = dooier = geel = eigeel inbinden = binden = boekbinden microbe = insect = micro-organisme = zaadkiem = beestje pickles = augurk plundering = plunderen = roofbuit = beroving = vrijbuiterij = spoliatie = rooftocht = buit franciscaner = franciscaans gewoon = normaal = park rookgat = schoorsteengat hoogtijdagen = bloeitijd = bloeiperiode juni = rozenmaand = zomermaand ontmoeten = aantreffen = ervaren = samenkomen = confronteren = beroeren = toucheren = gevoelen = afspreken = ondervinden = tegenkomen = gewaarworden = snijden = raken = beleven = kruisen = aanraken = treffen = vinden volksoverlevering = legende = overlevering degenereren = verslechteren = maken = verarmen afreagering = afreactie = catharsis verworpene = paria = verschoppeling = verstotene = outcast = drop-out = verworpeling blij = stift = interlinie = dieplood schelling = zesstuiverstuk scheermesje = mesje = veiligheidsscheermesje bedotten = bedriegen = in verwarring brengen = mystificeren = verwarren = inlappen = beetnemen = begoochelen = misleiden = foppen mengproduct = mixage = mixture = mengsel = mix binnenschipper = schipper = schippersvrouw darmperistaltiek = peristaltiek opstoken = ophitsen = opruien = aanhitsen = aanzetten = opzetten = losmaken = warmlopen = aanstoken teil = tobbe = badkuip = bad = wastobbe = wasteil fiedel = vedel = viool ruggestreng = ruggegraat = wervelkolom = ruggengraat opsporingswerk = exploratie = speurwerk klavecimbel = clavecimbel trapgans = trap agentschap = agentuur juslepel = opscheplepel = soeplepel = sauslepel pech = malheur = onheil = ongeluk = rampspoed = tegenspoed = tegenslag = kanker = kwaad = wanbof = euvel bedstede = nest = bed = sponde = ledikant = legerstede sterrenkaart = hemelkaart plaatsbewijs = plaatsbiljet = plaatskaart een fout maken = vergissing = in de fout gaan = zich vergissen = vergissen = dwalen = maken = fout wetboek = code = codificatie cementspecie = specie = cement = mortel restant = overschot = rest = resten = overblijfsel = restje = tamp kakkerij = diarree = buikloop = afgang geweeklaag = verzuchting = gejammer = jammerklacht = weeklagen = weeklacht = gekerm Hoge Porte = Sublieme Porte martelgang = lijdensweg uitlaatgas = benzinedamp = uitlaatgassen bijnaam = naam = pseudoniem = alias = schuilnaam hersenschudding = veroorzaken schilferen = bladderen = verschilferen = afbladderen = afschilferen vervaldag = valutadag = valutadatum = vervaldatum olieleiding = oliepijpleiding karmeliet = karmelietes gedragscode = manieren = omgangsvorm = vormen = erecode = code = omgangsvormen = manier = vorm opduwen = omhoogduwen = opschuiven accentuatie = accentuering drankzuchtige = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek argwaan = wantrouwen = achterdocht = suspicie = verdenking = argwaan koesteren voogd = verdediger = toezichthouder = opziener = beschermheer = wachter = tutor = voogdes = beschermer = behoeder = bewaker lokspijs = voer = lokaas = lokmiddel = aas keizersnede = hysterotomie = sectio caesarea = c-sectie = sectio abbreviatuur = verkorting = breviatuur = afkorting = abbreviatie = afko lievelingskind = oogappel thuisblijven = thuiszitten idee = inval = denkbeeld = bedenking = gedachteflits = gedachte = plan = voornemen = bestek = ontwerp = bedoeling = schepping = geestesproduct = begrip = aha-erlebnis = geesteskind = ingeving prosperiteit = welvarendheid = welstand = voorspoed = welvaren Volksrepubliek Donetsk = toegift spoeden = reppen = ijlen = racen = snellen = vliegen zaligmaking = afkoping = heil = heiliging = reiniging = behoudenis = behoud = vrijkoping = redding = verlossing gefeliciteerd = loftuiting = proficiat = roem = krediet = lof = felicitatie = gelukwens eetlepel = opscheplepel = soeplepel dagbloem = ochtendglorie vrijdag = vr dwang = compulsie = pressie = drang = coërcitie humoristisch = komisch toerisme = toeristenindustrie eierplant = aubergine = eiervrucht bioscoopvoorstelling = film = filmvoorstelling sekwel = restverschijnsel spelden = opspelden = vastprikken dop = sluitdop = vervangingsinkomen = stempelgeld = derby = garibaldihoed = bolhoed = ontstekingsmechanisme = pothoed = afsluitdop = detonator = ontsteker = slaghoedje = steun = garibaldi = uitkering terreinverheffing = hoogte geriefelijk = aangenaam miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming stuw = barrage = keerdam = stuwdam = schut staatsdienaar = overheidsdienaar = ambtenaar = officier = magistraat spulletjes = bullen = spullen = parafernalia = toebehoren = onderdelen = spul mistlamp = mistachterlicht = mistlicht confligeren = met = conflicteren C-majeur = C-groot holding = holdingcompany = houdstermaatschappij = participatiemaatschappij letter = grafeem = letterkast = koffer = karakter = teken = letterbak staalkaart = keuring = steekproef = aanstellingskeuring redetwisten = ingaan = aanvallen = discussiëren = bestrijden = overhoopliggen = parlementeren = discuteren = bekvechten = kiften = disputeren = redekavelen = twisten = betwisten = ruziën = bomen toediening = administratie raadplegen = consulteren omroepland = net = omroep = omroepwereld marinier = USMC deskundigheid = deskundologie = expertise ontogenie = groei = wasdom = ontwikkelingsfysiologie = ontwikkeling = rijping = ontogenese parhelium = bijzon windbreker = windjak = windjekker = windjack aanmoedigen = stimuleren = animeren = juichen = aansporen = toejuichen = aanzetten = proveceren = opvrolijken uitvaartcentrum = begrafenisonderneming = rouwcentrum = lijkenhuis = mortuarium adverteren = annonceren = promoten = promoveren = aankondigen = pushen rondleiding = reis = toer = excursie = rondgang anemie = bloedarmoede = chlorose = bleekzucht vamp = fatale vrouw = brutale meid = verleidster = femme fatale heilsoldate = soldate = soldaat = heilsoldaat golftop = golfkam = kam vorm geven = verpersoonlijken = representeren = belichamen rebel = oproerling = vrijheidsstrijder = verzetsstrijder = opstandeling smetstof = computervirus = virus achteloosheid = nalatigheid = verwaarlozing aanlenging = versnijding = vervalsing includeren = behelzen = omvatten = herbergen = insluiten dienstplicht = militaire dienst huiveren = stuipen eigenkapitaal = vermogen spraakkunstboek = spraakkunst = grammaire = grammatica platheid = obsceniteit = schunnigheid = smerigheid = ontuchtigheid = vulgariteit kalief = imam rouwkrans = bloemenkrans = wrong = bloemkrans = krans = kroon = grafkrans alligatie = legering = alliage = metaallegering inrichten = toebereiden raid = invasie kwantiteit = hoeveelheid halm = stro = spier encyclopedie = vraagbaak = zaakwoordenboek verwerken = rekening houden = gebruiken = pakken = verdisconteren = bewerken = benutten = bezigen = nemen = verteren = toepassen = utiliseren = aanwenden = hanteren de vorm aannemen = vorderen = vooruitgaan = vooruitkomen reuzel = smout magistraat = staatsdienaar = officier = overheidsdienaar = ambtenaar wantrouwen = achterdocht = suspicie = verdenking = argwaan = argwaan koesteren hoofdbureau = hoofdkantoor = hoofdzetel = hoofdkwartier testapparaat = spanningzoeker waardeleer = axiologie daglicht = zonlicht = zon = zonnetje = zonneschijn = zonnelicht scheepvaartmaatschappij = rederij stoker = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper worteltje = wortel gezond oordeel = beoordeling = afweging = evaluatie = inschatting = nabeschouwing haarstreng = wrong = tres = haarvlecht = haarlok = toet = vlecht = haarwrong vluchtregistrator = black box = zwarte doos = vluchtcomputer = registratiecomputer = vluchtrecorder geomorfologie = morfologie binomium = tweeterm Nederlands = Hollands toekomstvoorspeller = waarzegster = waarzegger = wichelaarster = wichelaar = kaartlegger = voorspeller = kaartlegster = koffiedikkijker Hizkia = Jechizkia zwaveldioxyde = zwaveldioxide = zwaveldamp bijschrijving = insertie oxiden = oxide = zuurstofverbinding = oxyde gespreksgroep = praatgroep schink = achterham = hesp = ham aldehyde = alkanal = acetaldehyde drukfout = drukfeil = erratum = typefout = misstelling hoededoos = hoedendoos spitsboog = puntboog snijding = kruispunt = wegkruising = aansluiting = knooppunt = kruising zichtbaar bloeiende planten = zaadplant = fanerogaam tasje = tas = handtas bezien = beschouwen = begrijpen = aanschouwen = bekijken = kijken = vinden confrère = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = ambtsbroeder = ambtgenoot = confrater = collega = gildenbroeder kniebuiging = knieval moordenaar = vereffenaar = sluipmoordenaar = moord = oudste beroep ter wereld = huurmoordenaar = doodslag = liquidator = doder veiligheid = veiligheidspal = zekerheid knijper = klavier = hand = fik = klavieren = klauwen = tengels = vlerken = wasspeld = klauw = poot = pen = fikken = kluif = pin = wasknijper modemagazijn = boetiek = kledingzaak = winkel = kledingmagazijn = confectiezaak = modezaak inlossen = verlossen = nakomen = aflossen = vervullen = voldoende = omzetten = bevredigen volksreferendum = referendum = volksraadpleging = plesbisciet = plebisciet = volksstemming hagiotherapie = gebedsgenezing = handoplegging behangpapier = behangselpapier = behangsel = behang spelbreker = spelbederver havenstad = havenplaats stopplaats = opstap = halte broodkruimel = kruim = kruimel = broodkruim = morzel ambiëren = nastreven = streven schriftgeleerde = wetgeleerde = moella wording = aanvang = begin = wordingsproces = ontstaan = geboorte = genese titaan = gigant = reus = titanium mercantilisme = zakengeest = handelsgeest = koopmansgeest kantoorpik = klerk = commies = kantoorbediende ontslag = relevatie = vrijdom = dispensatie = vrijheid = ontheffing = decharge = vrijstelling = uitstoot rozentuin = rosarium zombie = griezel = engerd stromen = vloeien = lopen fermenteren = gisten = stoken = werken zelfhelp = zelfhulp casco = vliegtuigromp = romp mutageen = mutagene stof inhalen = renoveren = opvangen = recipiëren = overschijden = voorbijlopen = overstromen = ontvangen = verwelkomen = moderniseren = onthalen schorpioen = Schorpioen mexicaans = Mexicaan = Mexixaan = Mexicaanse ziektegeld = ziekengeld Jehovah's Getuigen = koffiepoeder lakverf = lak huzarenmuts = beremuts = kolbak = berenmuts expeditie = onderzoekingstocht zegetocht = triomftocht worstenbroodje = saucijzenbroodje = saucijzebroodje = worstebroodje Damaceen = Damecener schuilnaam = deknaam = bijnaam = anonymus = nom de plume = pseudoniem = alias dutje = slaapje = doezel = sluimering = siësta = hazenslaapje = een dutje doen = tukje stabiliseren = bestendigen = consolideren = blijven kateterizeren = katheteriseren koeiehuid = koeienhuid psychiatrie = psychopathologie ophalen = een webpagina herladen U-boot = duikboot = onderzeeboot = onderzeeër ijsregen = smeltende sneeuw = ijzel landzij = landzij(de) = landzijde afvalput = beerput = rioolput = kiepelton = kolk generaliseren = veralgemenen = veralgemeniseren = extrapoleren uitgewekene = ontheemde = vluchteling lavas = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht semester = halfjaar schoolmeisje = bakvis elf = gekkengetal = xi = geest = fee = kabouter inbraakbeveiliging = beveiligingsapparatuur eerzucht = aspiraties = ambitie = aspiratie = streven induratie = sclerose = verharding ophouder = kousophouder = jarretelle = jarretel = sokophouder = beugel = jarretel(le) front = slagveld = voorzijde = arena = frontlinie = strijdperk = veld = voorkant = frontlijn hardvochtigheid = scherpte cortisol = hydrocortison teevee = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast aardbol = aardkloot = ondermaanse = aarde = globe = wereld = wereldbol = Aarde = aardrijk = aardglobe banjeren = afstappen = stappen = stiefelen scheidswand = tussenwand skate-board = skateboard = rolschaatsplank wijf = mokkel = gleufdier = mens = gleuf = wijfie = vrouwspersoon = vrouwmens vena = ader = bloedader meeslepen = sjouwen = meesleuren = torsen = voorttrekken = meezeulen = zeulen = slepen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen = rondsjouwen = trekken moerbes = moerbei dossier = boekband = bindsel Baud = baud Ålborg = Aalborg tussenwerpen = tussenkomen plooiwesp = wesp kapoets = pots = ka(r)poets = kapoetsmuts appelsienlimonade = sinaasappellimonade = appelsiensap met spa bruis = ranja = orangeade cassettebandje = band = audiocassette = magneetband = tape = geluidsband = bandje = geluidscassette = cassetteband body-builder = bodybuilder lokaaltje = omnibus = boemeltrein = lokaaltrein = schoollokaal = klaslokaal = lokaal = klassenlokaal = klas = stoptrein = boemeltje = leslokaal kankerverwekkend = carcinogeen registratiebewijs = intake = register = registratie oplettendheid = aandachtigheid = attentie = concentratie = aandacht = opmerkzaamheid = applicatie = alertheid = acht = inzet = overgave = toewijding = ijver binnendringer = indringer alibi = zelfrechtvaardiging = flous = excuus sneeuwstorm = blizzard = sneeuwbui Joachim = Jochem hinterland = achterland = uithoek = platteland = binnenland weerbarstigheid = weerstand = weerspannigheid = eigenzinnigheid junk food = junkfood colon = karteldarm = dikke darm dina = dyne jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeeman = zeevaarder = janmaat = maat = matroos paardesprong = paardensprong = sprong = springen wagenvracht = karrevracht = karrenvracht grootsheid = grandeur = eergevoel = fierheid = praal = pracht = glans = heerlijkheid = luister = majesteit = schittering = trots aanbieden = presenteren = lenen = brengen = bieden = offreren meeuw = dwaas = sul = lobbes = sukkel = goedzak = idioot = achterlijke Izaak = Izaäk aula = auditorium = zaal = gehoorzaal milderen = kalmeren = verlichten = verzachten scheepsruim = hol = laadruim = ruim propaganda = propagandamateriaal gladheid = gladdigheid = slibberigheid dubbel = double = stand-in nuttigen = verbruiken = eten = maaltijden = tafelen = consumeren = nassen = bikken aftreden = afname = verstoten = terugtreden = afstand doen = weigeren = afneming = verlaging = daling = abdiceren = vermindering = reductie = mindering = abdiqueren = afwijzen tiener = adolescent = jongeling = puber = teenager = jongvolwassene toneeluitvoering = toneelvoorstelling = opvoering = toneelopvoering kuren = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bevlieging = caprice = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim kegelvormig = conisch = kegelsnede hevigheid = intensiteit = heftigheid = woestheid = felheid mannen = herentoilet onbetrouwbaarheid = wispelturigheid = onstandvastigheid = onevenwichtigheid paroxisme = hevige aanval lacetwerk = kantwerk uitvaren = opspelen = uitpakken = uitvallen = uithalen = afsteken = fulmineren = uitvliegen = afvaren = uitschieten stedebouw = stadsplanning = stedenbouw roestbruin = roest deeltjesfysica = microfysica veehouderij = veeteelt = ranch = farm = veefokkerij = landgoed = rancho betrekkelijkheid = relativiteit schandaalblad = boulevardblad = sensatieblad = roddelkrant = roddelblad = tabloid = boulevardkrant = sensatiekrant zender = zendpost = emitter = transmitter = televisiezender = TV-zender = kanaal = station = zendstation hofstee = boerenhofstede = hoeve = boerenbedrijf = landbouwbedrijf = hofstede = boerenhofstee = boerderij avenue = weg = laan = allee = lei = boulevard zuivelfabriek = melkfabriek = melkboer appeldrank = appelbrandewijn wissen = wegwissen = vegen = poetsen Sint-Pieter = Sint-Pieterskerk legercommandant = bevelhebber = commandant = overste = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = commandante = legeraanvoerder = bevelvoerder zuurdeeg = zuurdesem = desem Eden = paradijs masseuse = masseur interimregering = interim-regering = interregnum = tussenregering handdruk = poot = hand liedje = nummer = zang = lied vuistbijl = Kelt aanrecht = toonbank = counter verzamelbekken = stroomgebied ondraaglijkheid = ruwheid = ontbering = ellende toxine = giftige stof ontvreemding = verdonkeremaning = malversatie = verduistering mutileren = verminken = verscheuren Straßburg = Straatsburg muggengordijn = muggennet = klamboe stroomgebied = neerslaggebied = bekken = verzamelbekken = afwateringsgebied = bassin zuiveraar = waterzuiveringsinstallatie = drinkwatersysteem = filterinstallatie robbedoes = wildebras = wilde striptekenares = striptekenaar relevantie = belang = belangrijkheid worsteling = gevecht = kamp = slag = duel = tweekamp = treffen = tweegevecht status-quo = status quo romaniseren = transcriberen prikken = kriebelen = steken = prikkelen = priemen partizaan = guerrilla = vrijheidsstrijder = guerrillastrijder supplicatie = gebed = bede = smeekbede = voorbede = pleidooi reduplicatie = verdubbeling = herhaling pointe = tendens = strekking = onthulling = afloop = teneur = inslag = ontknoping = clou = tendentie veroorzaker = bewerker = motief = aanleiding = beweeggrond = oorzaak = reden = beweegreden sleutelfiguur = spil = middelpunt mausoleum = praalgraf ontkomen = ontsnappen = ontlopen grondsop = dik = droesem = wijndrab = depot = drab = wijndroesem = droes = moer verstandsmens = positivist = rationalist pietje = kanarie = luis = kanariepietje = piet = kanariepiet goedkeuring = eendracht = uniformiteit = instemming = eensgezindheid = conformiteit = akkoord = eenstemmigheid = harmonie = overeenstemming = jawoord = goedvinden = concordantie = overeenkomst = fiat = zegen = agreatie boekvink = vink productievermindering = produktievermindering = afremmen Republiek Ierland = Eire treinverbinding = lijn = aansluiting = verbinding = spoorverbinding wijkplaats = onderdak = schuilplaats = haven = vluchtplaats = vluchtoord = heiligdom = schoot = toevluchtsoord voyeur = pottekijker = gluurder = pottenkijker stemmen = kiezen = afstemmen aanvullend = complementair = complementaire kleuren baronesse = vrijheer = barones = baron vrijgevig = gulheid = grootmoedigheid archeologie = oudheidkunde = paleologie zwangerschap = zwangerschapstijd = drachttijd ontroering = gemoedsbeweging = emotie laudatie = laudatio = lofprijzing = éloge = panegyriek = lofzang = lofrede = lofspraak opknappen = opkikkeren kroezen = friseren = onduleren = unduleren = opkrullen = krullen weggaan = eclipseren = wijken = verzwinden = verdwijnen bouwen = timmeren = vertrouwen = pand = bouwwerk = perceel = geloven = steunen = constructie = verlaten = leunen = rekenen = huis = rekenen op = bouw = gebouw abiogenese = abiogenesis = zelfwording = autogenese hydrofobie = watervrees constatering = vaststelling beeldafstand = brandpuntsafstand metaalschaar = draadschaar klaar om aan te vallen = offensief programmeur = codeur = ontwikkelaar polyhistor = betweter = veelweter afzondering = isolement = teruggetrokkenheid = eenzaamheid = privacy = isolering = isolatie = afgrendeling weideboer = veeboer = veehouder beurskrach = knal = beurscrash = crash loodacetaat = loodsuiker smaak = nasmaak = smaakstof = bijsmaak = smaakje = het proeven = smaakzin aankloten = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = otteren = pielen = prutsen = klooien = wurmen grondbeginsel = grondstelling = hoofdregel = grondregel = maxime = oerprincipe = basisprincipe = beginsel = principe zelfontwikkeling = zelfonderricht = zelfstudie sijpelen = doorsijpelen kindertijd = jeugd = jeugdjaren anathema = verwensing = ban = banvloek = vervloeking = nemesis = vloek = maledictie = doem = verderf steendrukken = lithograferen dressuur = dressuursport stonde = h = tijd = ure = uur = poosje = moment = ogenblik = tijdstip = tel ontsmettend middel = desinfecteermiddel = ontsmettingsmiddel = antisepticum contusie = kneuswond = bloeding = kneuzing tweekamp = gevecht = kamp = slag = worsteling = duel = treffen = tweegevecht overbrengen = voeren = overzetten = doorgeven = communiceren luchtspiegeling = zeepbel = utopie = gezichtsbedrog = dagdromen = dagdroom = luchtkasteel = illusie = fata morgana lastbrief = mandaat = resolutie = bevelschrift = decreet = orde = beschikking huisraad = boedel = meubilering = inboedel = inventaris = meubilair auto = automobiel = wagen = kar etymon = stamwoord = basiswoord = grondwoord scheepvaart = vaart = navigatie patriciër = aristocraat werkloosheid = werkeloosheid weesmeisje = weesjongen = wees = weeskind kleinkrijgen = knechten = bedwingen = onderwerpen mores = formule = conventie = formaliteit = regel demo = demonstratie knolselder = knolselderie = raapselderij = raapselderie = knolselderij niemendalletje = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen = hebbeding naambord = naambordje = naamplaatje = naamplaat bedrogene = slachtoffer homepage = thuispagina = Startpagina knellen = nijpen = spannen = beklemmen = vreten = beknellen = benauwen = knagen = wringen = drukken dansen = dans voornemen = intentie = beslistheid = vastberadenheid = plan = idee = inzicht = bestek = ontwerp = bedoeling = opzet = zin dodenakker = dodenstad = begraafplaats = godsakker = kerkhof zelfgenoegzaamheid = ijdelheid = hovaardij = zelfingenomenheid = welbehagen = eigendunk = hooghartigheid = arrogantie = hoogmoed = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = zelftevredenheid = zelfvoldaanheid = verbeelding steekvlam = soldeerlamp = fakkel vorser = onderzoeker landbouwoverschot = overmaat = oververzadiging modegril = epidemie = gril = rage repetitieles = herhalingsles banketbakkerij = snoepwinkel indexatie = indexering = prijscompensatie pallet = toonladder koffiekrans = dameskransje = theekransje = kransje = koffiekransje kwartaal = hielstuk achterafstraatje = slop = doorgang = steeg = gang = achterafstraat ontuchtigheid = schunnigheid = hoererij = smerigheid = liederlijkheid = ontucht = vulgariteit = platheid = onzedelijkheid = bandeloosheid = zedeloosheid = onkuisheid = obsceniteit weswege = weshalve = reden = waarom = waarvoor = drijfveer uitmonden = leiden = uitpakken = uitvallen = uitdraaien = uitstromen = vallen = bekomen = uitlopen = resulteren rekenkunst = aritmetica = rekenkunde = rekenen achtergeplaatst voorzetsel = achterzetsel moergrond = veen = veenmoeras = turfveen = oer = moer = veengrond treksel = extract = aftreksel kettingreactie = lawinereactie verkleumen = blauwbekken = koukleumen = vernikkelen = kleumen gaspedaal = katalysator = promotor pakhuismeester = neringdoende = middenstander = wederverkoper = winkelier = detaillist genitief = genitivus gilde = club = ambachtslui = vereniging = sociëteit = stiel = vaklui = samenleving = gezelschap = ambacht = stielmannen = orde = toestel = handel gieterij = metaalfabriek vaarwater = vaarweg = waterweg kwartjesvinder = nepper = oplichter = flessentrekker emolumenten = neveninkomsten = bijverdienste mondorgel = mondharmonika = harmonica = mondharmonica kweker = hovenier = plantenkweker = tuinder = tuinman = bloemkweker = tuinier = boomkweker ratelabeel = klaterpeppel = trilpopulier = ratelpopulier = esp = ratelaar verzinnen = ontwerpen = uitdenken = uitstippelen = bedenken = concipiëren = plannen = vinden mandarijnenboom = mandarijn = Mandarijns tiet = memmen = vrouwenborst = tepel = mem = pram = tet = speen = borst koerswijziging = koersverandering lucifersdoosje = luciferdoosje Jechizkia = Hizkia kwakkelen = tobben = sukkelen werkezel = sjouwer = ploeteraar = zwoeger = sappelaar collageen = lijmstof keukengarnituur = kookgerei = keukengerei = keukengereedschap zangspel = musical = muzikaal = operette voorlichting = advies = advocaat = briefing = raadsman tik = klets = pets = pats = tikje = mep sexe = seks = geslacht = geslachtsgemeenschap pieken = uitstaan = uitspringen = springen = uitsteken vangst = struikelblok = opvangen = valstrik kelk = bloemkelk = miskelk hoofdakte = onderwijzersakte = lesbevoegdheid = onderwijsbevoegdheid dissociatie = ontbinding = scheiding knabbeltje = snack = versnapering = hap = hapje = tussendoortje inschrijven = rekruteren = aanmelden = lichten = aanwerven = opgeven aarzelen = weifelen = treuzelen = schromen = twijfelen = talmen = dralen rara avis = curiositeit = curiosum = zeldzaamheid = rariteit reetkever = gay = homoseksuele = homo = homofiel = Utrechtenaar = bruinwerker = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = mietje = poot = nicht = holtor cordialiteit = hartelijkheid = gemoedelijkheid flegmasie = kraambeen bekoren = verleiden = vangen = veroveren = versieren = boeien koolzaad = raapzaad door mekaar mengen = verwarren verjaardagscadeau = verjaarsgeschenk = verjaarscadeau slangengif = slangegif = gif = gal piepschuim = polystyreen = schuimplastic = tempex gezondmaking = sanering Quartair = Kwartair hertenleer = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck geldafpersing = afpersing = knevelarij = chantage brokstukken = brok = fragment = brokstuk = allegaartje = mengelmoes = mikmak motoriek = voortbeweging luchtacrobatiek = vliegkunst = stuntvliegen pruimensap = pruimesap tantaal = tantalium snot = snotaap = neusvocht laederen = vergrijpen = pakken = benadelen = duperen = schaden heitoestel = hei = heikraan regenworm = aardworm = pier bed op wieltjes = rolwieltje dubbelhartigheid = valsheid kater = teleurstelling = deceptie vijg = vijgeboom = vijgenboom wegmoffelen = doofpotaffaire veinzen = fingeren = simuleren = voorwenden = voorgeven twaalftalligstelsel = twaalfde doema = Doema onderbewustzijn = onderbewuste indispositie = aandoening = klacht = grieven = kwaal = beklag = affectie kiekeboe = BoPeep = Kiekeboe penwortel = pijlwortel = stamwortel duivelse streek = kattekwaad = baldadigheid draagstoel = nest = worp pentagonaal = vijfhoekig turbine = straalmotor onderwerping = verovering = onderschikking = submissie etsvocht = etswater muide = riviermonding = riviermond = uitmonding = uitloop = mond = monding ecliptica = schijnbaar wisselspoor = rangeerspoor = raccordement = rangeerlijn schroefsleutel = fietssleutel = Engelse sleutel = sleutel = moersleutel opwinding = opgewondenheid = plezier = commotie = verwarring = spanning = ongerustheid = opvrolijking = agitatie = opschudding lasapparaat = lasser droombeeld = ideaal = wensdroom = visioen = droom = geestesverschijning = ideaalbeeld wasdraad = waslijn archeologisch = oudheidkundig nitrieten = nitriet blikje = taartvorm = blik = bakvorm botanicus = plantenkenner gereutel = gerammel lijstwerk = latwerk = traliewerk = vakwerk Zuidoost-Azië = Zuid-Oost Azië kittelaar = knopje = clitoris excitatie = stimulering = aansporing = aanmoediging = stimulatie benadrukking = nadruk = accent = klemtoon = beklemtoning Pashtu = afghani = Pashto = Pasjtoe afrit = toegangsweg = oprit = invoegstrook Japans = Japanse erfdeel = erfgoed = nalatenschap = erfenis pietjesneuker = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter benzedrine = amfetamine = wekamine couplet = vers commissielid = bestuurslid meetlood = richtlood = lood = schietlood geschiedschrijving = historiografie omroeporganisatie = omroepvereniging = omroep = radio-omroep = televisieomroep weerzinwekkende vuiligheid = smerigheid versnellingsmachine = cyclotron = elektronenversneller = deeltjesversneller = versneller kaaskop = Hollander = Nederlander bedrijfspsychologie = arbeidspsychologie black jack = blackjack = eenentwintigen grimeersel = grime = schmink = maquillage bierviltje = onderzetter flaneren = rondslenteren = slenteren = wandelen = voortslenteren = kuieren windkracht = windenergie = windsterkte transportband = sorteerband = loopband = lopende band opvouwbaar = inklapbaar = demontabel sterven = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = krioelen = vergaan = verrekken = insluimeren = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = stikken = wemelen = expireren = doodgaan = ontslapen apostaseren = deserteren = drossen = afvallen = overlopen omduwen = omgooien = omknikkeren = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen elrits = ondermaatse vis = witvis = voorn in acht nemen = aanhangen = overwegen = zich houden aan = trouw blijven aan springplank = opstapje = aangrijpingspunt = opstap = tremplin = veerplank = kapstok = aanknopingspunt tewerkgestelde = werknemer = loontrekker = bediende = arbeider = arbeidskracht = personeelslid = kracht ankerplaats = aanlegplaats = ligplaats = rede trekken = reis = gelijken = meesleuren = voorttrekken = lijken op = reizen = meeslepen = neigen = fotograferen = slepen = kieken = kromtrekken = ruk = aantrekken = flitsen = aarden = lijken slow motion = slow-motion bezigen = gebruiken = pakken = benutten = nemen = toepassen = verwerken = utiliseren = aanwenden = hanteren Belgisch = Belg afkluiven = kluiven = knagen tussenpersoon = gevolmachtigde = aanspreekpunt = manager = trait-d'union = contactpersoon = intermedium = intermediair = makelaar = bemiddelaar = agent = onderhandelaar = contact = mediateur = middelaar weerstoestand = weersomstandigheden = weer = weder = weersomstandigheid = weersgesteldheid dulden = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = doorstaan = dragen = harden = velen = verduren = verdragen synthese = aperçu = samensmelting = samengroeien = resumé = coalitie = samenvatting = resumptie beker = bak = mok = kop = tas negligé = omslag = verpakking paardendeken = paardedeken grove schoen = kistje = stapper verdoemenis = hel = eeuwige = verdomme = verderf cliché = drukplaat = gemeenplaats = sjablone = graveerkunst = sjabloon = open deur = platitude = algemeenheid = banaliteit opperbestuur = hoofdbestuur = raad van bestuur = directorium = bestuurscollege = directoraat = directie = bestuurslichaam = bedrijfsleiding rekenvaardigheid = mathematica = wiskunde = mathesis moderniseren = renoveren = inhalen kleding = kleren = goed = kledij plooi = soufflé = rimpel = vouw = kreukel = huidplooi weglopen = ontvluchten = vlieden = spankeren = ontsnappen = vluchten = wegvluchten = knijpen ronde = toer = revolutie = draaiing = omloop = criterium = rondje = wielerkoers = wielerwedstrijd = wielerronde jenevermoed = dronkemansmoed autobus = dubbeldekker = omnibus = bus = klein busje = busbar schap = hoedenplank = hoedeplank = plank megahertz = mHz = MHz voorrede = proloog = voorbericht = voorwoord vlinderpop = pop accres = stijging = aanwas = vermeerdering = increment = toename confectie-atelier = naaiatelier bidsnoer = paternoster = rozenkrans antoniem = tegenovergestelde = tegengestelde = tegendeel religieus = devoot = monnik = pieus = kloosterling = zuster = godzalig = godsvruchtig = godvrezend = cenobiet = vroom = godsdienstig = religieuze = gelovig rechtspositie = rechtstoestand clochard = schooier = landloper = zwerver = zwerfkat = vagebond = dakloze = hobo = tramp = vagant bruinbrood = boerenbruin = kropbrood competitiewedstrijd = kamp = wedstrijd = slag = competitie = strijd = bevechten = betwisten bemerken = gewaarworden = opmerken = ontwaren = merken = kennen = bekennen = waarnemen = weten zeehaven = haven detectiveverhaal = whodunit oogwimper = wimper = pinkhaar = ooghaar gemeenschappelijk bestuurd gebied of eigendom = building waarbij iedere flat individuele eigendom is maar de gronden gemeenschappelijk = flatgebouw met koopflats alarminrichting = alarminstallatie = alarm = melder ratificeren = bekrachtigen = ondertekenen flikkeren = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = knikkeren = werpen = jenzen = lazeren = kegelen = plompen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen Eurodollar = eurodollar lijzij = lij = lijzijde zonnebloempit = zonnepit wagenmaker = carrosseriebouwer zwelgen = opschrokken = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = wentelen = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen horizont = horizon = skyline alopecie = haaruitval aanbeeld = aambeeld levenskracht = sappigheid = vitaliteit = levendigheid = levensbeginsel ontmoediger = ontmoediging beestje = nietsnut = insect = microbe = zaadkiem = insekt katheter = catheter opvolger = ambtsopvolger = troonopvolger = telg kunstwerk = object = artwork = kunstproduct = kunstvoorwerp = kunst = kunstuiting ragoût = ragout slurfdieren = slurfdier Sami = Saami = Saamen wielklem = fietsklem = fietsenrek = parkeerklem welsprekendheid = retorica = spreekvaardigheid = welbespraaktheid = eloquentie = voordrachtkunst = elocutie rijstbuik = buikje = buik = hangbuik = pens = embonpoint richtingscoëfficient = helling = schoot = steilte = glooiing rassenonlusten = rassenrelletjes overleggen = bepraten = bespreken leider = stamhoofd = meester = ouwe = baas = bestuurder = meesteres = chef = hoofd = directeur = dorpshoofd = chief = rector = opperhoofd Sranan = Surinaams = Negerengels = Suriname inkoper = aankoper = koper = afnemer slachtmaand = nevelmaand = november clavicula = sleutelbeen showbusiness = amusementsindustrie = amusementswereld = amusementsbedrijf = showbizz indenken = raden = inbeelden = nagaan = veronderstellen = verbeelden = imagineren = overwegen = fantaseren = voorstellen = speculeren taalschat = woordenschat deegwaren = pasta = noedels afkondigen = uitroepen = proclameren vastbinden = verbinden = aanbinden = binden = knevelen = aanhechten trektang = nijper = pincet = splintertangetje = nageltang = knijptang = nijptang = tang = spijkertang bruggehoofd = bruggenhoofd = landhoofd Pasen = Pesach plicht = bewijslast = zwaarte = verantwoordelijkheid = belasting = drang = druk = last kermistent = feesttent = paviljoen = legertent kruisgraatgewelf = kruisgewelf = puntgewelf symbolisch = iconisch verkoopsmarge = marge = opmaak schaken = schaak = schaakspel = ontvoeren mutsaard = rijs = bussel = takkenbos = rijsbos complementeren = complement = aanvulling watersnood = inundatie = hoogwater = vloed = overstroming = wateroverlast kokos = kokosvezel = kokosnoot voorgerecht = hors-d'oeuvre = voorafje = entree = aperitief werkkapitaal = bedrijfskapitaal spijsvertering = vertering = digestie renumereren = vergoeden = belonen = honoreren roggemik = roggebrood = rogge diafragma = lensopening = opening = middenrif = diafragmaopening = pupil duisternis = duister = donker = donkerheid = donkerte gebrek hebben = missen = ontbreken = schorten = mankeren binnenkomen = invallen = binnenlopen = binnenvaren precursor = voorloper Baal = Baäl astronomische eenheid = AE deskundologie = deskundigheid = expertise tiktakken = tikken = rikketikken keukenmachine = foodprocessor = keukenhulp lijntekening = schets = omlijning verweer = weer alfalfa = luzerne knapenschennis = knapenliefde vonk = vonkje suizen = spinnen = suizelen = snorren kerkvergadering = synode figaro = barbier = dameskapper = friseur = coiffeur = kapper = hairstylist = haarknipper ikzucht = egoïsme = egocentrisme = zelfzucht opgewarmd door wrijving = pijnlijke ruwe plek = ergernis = schaafwonde trucker = vrachtwagenchauffeur ondertekenaar = abonnee = donateur = geabonneerde computeren = computergebruik = informatica dameskransje = koffiekrans = theekransje = kransje = koffiekransje nummuliet = penningsteen toezending = zending dyspneu = aamborstigheid = kortademigheid uitzendkracht = noodhulp = hulpkracht löss = lössgrond ketterij = onrechtzinnigheid = heresie = dwaalleer = heterodoxie windtunnel = luchttunnel geldstraf = geldboete = boete ribfluweel = corduroy = koordfluweel = rips = tinneroy hoofdfilm = speelfilm zaadmantel = zaadrok darwinisme = ontwikkelingstheorie = evolutieleer = evolutionisme = evolutietheorie = ontwikkelingsleer te hulp komen = hagedis = hagedissen beddepan = beddenpan begeven = kapotgaan = optrekken = schiften = opgeven = verzaken = stukgaan = bezwijken struif = omelet paardenrennen = paardenkoers = rennen = harddraverij = draverij = paardenwedren vriendschapsband = vriendschap = vriendschappelijkheid = kameraadschap weigeren = verstoten = verdommen = refuseren = afstand doen = verrekken = abdiceren = verdraaien = abdiqueren = aftreden = afwijzen = vertikken krokodillenklem = krokodillebek = krokodilleklem = krokodillenbek gehoorweg = gehoorbuis = gehoorgang pennoen = spandoek = wimpel legerformatie = legereenheid = krijgsmachtonderdeel = legeronderdeel = legerafdeling drietal = drie = trio = trits noblesse = nobiliteit = adel = adeldom badineren = plagen gerecht = rechtscollege = rechtbank = gang = tribunaal = balie = vierschaar = taloor = hof = bord = schotel = assisenhof vliegverkeer = luchtverkeer = vliegerij = vliegtuigbouw = aviatiek = luchtvaart = luchtvaartverkeer wereldmacht = macht = supermacht = grootmacht = mogendheid achterdeur = zijingang = achterpoort lijkzang = klaagzang = grafzang = dodenmis = treurzang = jammerzang = nenia = lijkdicht = elegie = klaaglied = requiem zwetser = woordenkakker = babbelkous = zwammer = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar kuttenkop = tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = troela = reu = tut = totebel = trien = kuttekop naamloosheid = anonimiteit cover = couverture = band = boekband = stofomslag = kaft = boekomslag = omslag dialysator = kunstnier slecht = kwaad = boos = duivels spoorbiels = dwarsligger = spoorbalk = biel ontwerper = vormgever = bouwkundige = bouwmeester = promotor = ontwikkelaar = architect = projectontwikkelaar wespetaille = wespentaille tekenkunst = tekenwerk Nikè = Nike laxeermiddel = laxans = laxatief = purgeermiddel = purgans = purgatief = purgeerdrank bestemmen = aanwijzen = toebedenken = reserveren = uittrekken = toedenken herbouwen = reconstrueren = heropbouwen verneukerij = mystificatie = oplichterij = flessentrekkerij = zwendelarij = bedrog = kloterij = verlakkerij = veinzerij = bedriegerij = misleiding = beduvelarij kwaliteitsmerk = keurmerk koorafsluiting = koorhek vermenigvuldigingstafel = tabel plank = schap = houtboard = houtvezelplaat = hoedeplank = board = hoedenplank schuldbelijdenis = peccavi = geloofsbelijdenis = professie = biecht = bekentenis = belijdenis = aveu = schuldbekentenis = toelating profijt = baat = baten = gewin = winst = winstcijfers = winstcijfer traanolie = visolie = vistraan = walvisolie zuil = ante = pilaar = kolom = pijler vervaldatum = vervaldag = valutadag = valutadatum harttoon = hartfrequentie = pulsatie = hartritme = hartslag zuiveren = censureren = ontheffen = sublimeren = castigeren = vrijspreken = vrijpleiten = kuisen ruggesteunen = rugsteunen = bijstaan = ruggensteunen aquarel = waterverf = waterverfschilderij waterkering = binnendijk = kademuur = waterdam = dijk = dam = stuwdam = walmuur beleggingsfonds = beleggingsmaatschappij = investment-trust = fund Nepalese roepie = roepie stierengevecht = stieregevecht leukerd = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant schapenhoedster = schaapherderin = herderin verdichtsel = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = verzinsel = inventie = fictie = sprookje = fabel aanstellen = aanwijzen = designeren = benoemen = maken slijpapparaat = potloodslijper = puntenslijper = slijper grog = toddy beesten = vee = misdragen = rundvee = runderen = zich misdragen benzeen = benzine kompasroos = anemoon = windroos reconcilieren = verzoenen bumper = boord = stootkussen = stootrand = stootblok ontboezemen = uitstorten = reveleren = uitgieten = ontsluieren = onthullen = blootleggen = openbaren matrak = ploertendoder = wapenstok = gummiknuppel poppenkleren = poppekleren lasteren = vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = schandaliseren = belasteren = kwaadspreken = bezwadderen = roddelen = denigreren = smaden = uitsmeren = bekladden stoep = dorpel = trottoir = drempel kolendamp = koolmonoxide heupgewricht = heup stokbrood = Frans brood = baguette boekjaar = begrotingsjaar = belastingjaar = dienstjaar bezwijken = capituleren = overgeven = kapotgaan = cederen = platgaan = schiften = zwichten = stukgaan = begeven waterpomptang = probleem colostrum = biest = zucht recreatiegebied = recreatieoord = vakantieoord afzweren = afrekenen = ontkennen = intrekken = opgeven = verzaken aan een eed = herroepen edelman = landjonker = jonkheer = aristocraat = jonker Excellentie = minister = bewindsman anachoreet = kluizenaar = heremiet wippertje = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel rococostijl = rococo verbaasd = verwonderd = verrast voorafschaduwing = voorspook = prefiguratie = voorteken = voorbode kruitkamer = kamer traan = waterlanders = waterlander bijvoegende wijs = conjunctief lijden = verdriet = afzien = treurnis = triestheid = droefheid = pijn = wee = treurigheid = foltering = torment = tortuur = droefenis = kwelling = hebben = bedroefdheid = kommer = leed = krijgen = marteling artikel = lemma = document = rapport = handelsartikel = lidwoord = clausule = object = exemplaar = krantenartikel = bijzin vistuig = tuig = want = stek magneetkracht = magnetisme = magneetinductie alcoholicus = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek getikte = gek omdraaien = omzet = omkeren = zakencijfer godsakker = dodenstad = begraafplaats = dodenakker = kerkhof hoofdversiersel = hoofdtooi geven = blieven = lesgeven = inzetten = toewijzen = wijden = houden van = onderrichten = believen = gek zijn op = houden = mogen = hechten = moeten = doceren = onderwijzen voorbereiden = opmaken = opzetten = klaarmaken = bereiden = prepareren toonder = houdster = houder millibar = hectopascal monument = grafteken = grafmonument = herdenkingsplaats = keerpunt = mijlpaal kegelsnede = conisch = kegelvormig positivist = verstandsmens = rationalist jubelfeestje = jubileum = jubeljaar = jubelfeest weeromkomen = teruggaan = keren = retourneren = terugkomen = terugkeren Illyrië = Illyria psychofarmacologie = farmacopsychologie buikgriep = gastro-enteritis = maag-darmcatarre onderkaak = kaaksbeen = kaak mutatie = modificatie = aanpassing = heterogenesis darmkoliek = koliekpijn = koliek Volga = Wolga goochelen = toverkunst = toverkracht = oproepen = zwarte magie beoefenen = magie = tovenarij = toverij = toveren tegenhouden = versperren = blokkade = tegengaan = stilzetten = stoppen = bestrijden = houden = verstopping = bevechten = blokkeren = versperring toedracht = geluk wanbeheer = mismanagement = wanbeleid referte = consult = consultatie = verwijzing = samenspraak = referentie Ganesh = Ganesha vorsen = speuren = analyseren = naspeuren = keuren = aftasten = examineren = onderzoeken monnik = bedelmonnik = lekenbroeder = cenobiet = broeder = kloosterbroeder = kloosterling = convers = religieus = bedelbroeder = mendicant = zuster = ordebroeder = frater = religieuze aangrenzen = aanliggen = grenzen lokomotief = locomotief = loc hoogtekaart = reliëfkaart samenwerking = coöperatie = samenwerkingsverband = incivisme = collaboratie gepeupel = buitenwacht = volk = buitenwereld vijfde zenuw = trigeminus = nervus trigeminus = nervus V = drielingzenuw = vijfde hersenzenuw rafter = rachel = rachter beschot = afscheiding = verdeling = opdeling = plankenbeschot = beplanking = schot = betimmering = splitsing = beschieting gastenverblijf = hospitium = passantenhuis = Gasthuis gevangene = gearresteerde = gedetineerde = arrestant mosdiertje = mosdiertjes miskleun = dommigheid = flater = misslag = stommigheid = blunder = uitglijder = stupiditeit = ezelachtigheid = domheid = misser = enormiteit = zeperd = misgreep = brulaap = stommiteit donker maken = donkerder = eclipseren = donker worden = verduisteren = worden = donker aanwonenden = gebuur = nabuur = tafeldame = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw erythropoiësie = erythropoiësis = erytropoëse kleurstof = pigment = kleursel = verfstof vlaag = teug = bui = fithaak = zuchtje = fit = adem = windvlaag = regenbui = vleug staatsveiligheid = geheime dienst knapzak = rugzak = ransel tijd verdrijven = passeren = doorbrengen stratus = laagwolk banknoot = flap = bankbiljet = bankje = briefje = flapje = prent = brief = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier vergadertafel = conferentietafel duister = duisternis = donker = donkerheid = donkerte beleg = insluiting = omsingeling = belegering heldencultus = heldenverering Lets = Letlands bezuiniging = strengheid = bestedingsbeperking = ombuiging = ascese = versterving = ascetisme = besnoeiing = consumptiebeperking = inlevering = inkrimping = onthechting = uitsparing zakflacon = heupfles vrachtwagenchauffeur = trucker omlaaghalen = deemoedigen = kleineren = humiliëren = vernederen = neerhalen maledictie = vervloeking = anathema = doem = nemesis = vloek = verderf kroning = troonbestijging onderbeen = schenkel palmhout = buksboom = buxushout = bukshout fossiel = verstening = petrefact exportproduct = exportprodukt = uitvoer tekenwerk = tekenkunst acetabulum = heupkom heilsleer = evangelieleer = evangelie trottoirtegel = tegel = steen = plavuis = stoeptegel broodmachine = bakker bevolkingsonderzoek = selectieprocedure bevoorrechte positie = voordeel applicatie = gebruiksmogelijkheid = oplettendheid = gebruikmaking = alertheid = toepassing = computerprogramma = acht = programma = inzet = overgave = toepassingsprogramma = toewijding = ijver afzeiken = kraken = afbreken = afkammen = afkraken = veroordelen = afgeven = neerhalen woonvertrek = huiskamer = living = zitkamer = woonkamer beëindiging = einde = stopzetting = uitgang = het ophouden tegenslag = malheur = onheil = ongeluk = rampspoed = pech = tegenspoed = kanker = domper = kwaad = wanbof = euvel = strop afweren = voorkomen = frustreren = afwenden = dwarsbomen = bewaren = ontwijken = verijdelen = verhoeden = vermijden = torpederen promesse = toezegging = belofte kwelen = fluiten = zingen pottekijker = gluurder = pottenkijker = voyeur blog = weblog deltavliegtuig = deltavlieger = delta = windglijder = kielvlieger = zweefvlieger kelderen = duikelen weesjongen = wees = weeskind = weesmeisje Deadlight = poortdeksel diskette = floppy disk = flop = floppy(disk) = floppie = floppy = floppydisk duidelijk = verklaren = verduidelijken = begrijpelijk = helder = verstaanbaar = onderrichten zadeldek = het in klemmen vangen = sjabrak = zadelkleed absoluut nulpunt = absolute nulpunt coverband = remouldband schapesmeer = lanoline = schapensmeer = wolvet vreemdeling = buitenlander = buitenlandse = allochtoon = vreemde = vluchteling = onbekende partijprogramma = program = programma raadhuis = gemeentehuis = stadhuis = stadskantoor hoererij = liederlijkheid = ontucht = prostitutie = onzedelijkheid = bandeloosheid = zedeloosheid = onkuisheid = ontuchtigheid = losbandigheid lasnaad = las amfibie = amfibievliegtuig = amfibievoertuig = amfibieën snackbar = buffet = frietkot = stationsrestauratie kersepit = hoofd = hoofdje = bolletje = knikker = harses = kersenpit = kanis = kop = knar = test = kruin = bol lapsus = feil = abuis = verwarring = vergissing = afdwaling = onjuistheid = fout parakleet = Heilige Geest surfplank = zeilplank foefelen = knoeien = sjoemelen = foezelen vis = vissen verrekking = misvorming = vervorming = verwringing = deformatie stadsplanning = stedebouw = stedenbouw toneellaars = broos = cothurn in hoger sferen zijn = dagdromen = dromen biljartzak = hoekzak = zak hallucinogeen = hallucinogenen = psychedelicum = tripmiddel Filippino = Filipijn = Filippijn aanrekenen = inwrijven = beschuldigen = aantijgen = nadragen = imputeren = schelden = op het matje roepen = verwijten = aanwrijven = berispen gehijg = snik heelal = wereldruim = ruim = universum = al = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = macrocosmos = schepping = ruimte stipt = punctueel kogel = geweerkogel crèche = kinderkribbe = dagopvang = kinderdagverblijf = kinderbewaarplaats = kinderopvang executiepeloton = vuurpeloton = strafpeloton afhangen van = hangen = liggen = afhangen = aankomen = neerkomen geer = lans = werpspies = speer = spies = spiets salubriteit = gezondheidstoestand = gezondheid = welzijn NATO = Noord-Atlantische Verdragsorganisatie = Navo = NAVO ftisis = tb = tbc = tering = tuberculose opraken = opkomen = opgaan flauw idee = vermoeden zwarte kraai = monniksgier base = vertrekpunt = alkali = basis gerechtszaal = rechtszaal optutten = opschikken = toiletteren = opkalefateren suggestie = protest = voorstel = tegenspraak = verzet calumet = vredespijp stuifmeelkorrel = spermatozoïde heidendom = paganisme feit = realiteit = actualiteit = werkelijkheid = waarheid = feitelijkheid opzicht = dimensie = facet = aspect koptelefoon met microfoon = hoofdtelefoon = oortelefoon = koptelefoon = headset = hoofdtelefoon met microfoon slof = muil = pantoffel = slipper verstandhouding = overeenkomst = begrip dank u = dank u wel = bedankt = merci jaarboek = jaaroverzicht = annalen = kroniek = almanak uitbetalen = uitkeren = betalen tochtgenoot = reisgenoot = metgezel = medereiziger opruiing = opstand veraangenamen = verzoeten Hebreeërs = Hebreeuwse = Jood = jood = jodin haardos = kuif = haar = hoofdhaar = beharing = pruik aggregaat = generator = twaalftonenreeks = chromatische toonladder = complex voorbijtrekken = overdrijven = passeren = voorbijkomen = langskomen = overtrekken = voorbijgaan superieur = meerdere pardonneren = vergeven varenblad = veer examinandus = kandidaat = geëxamineerde = examenkandidaat eetcafé = bistro wrikken = loswrikken = loswroeten amateurisme = liefhebberij stijgen = klimmen = oplopen knuffel = kroelen = aanhalen = knuffelen Baku = Bakoe victualiën = leeftocht = mondvoorraad = mondkost = proviand = foerage = voedselvoorraad appreciëren = waarderen omdoen = omhangen = omgooien eclipseren = weggaan = donkerder = donker maken = donker worden = wijken = verzwinden = verduisteren = worden = verdwijnen = donker bloedserum = serum = bloedwei herrijzen = herleven = doen herleven = opbloeien = opleven = hergebruiken tijdsduur = tijdsafstand = tijd swastika = hakenkruis tafellinnen = tafelgoed mantel = pardessus = aardmantel = overjas = jas luchtactie = luchtaanval pennenstreek = pennestreek profilax = profylacticum scheen = scheenbeen huurakte = huurcontract = huurovereenkomst = pacht stratenmaker = stratemaker = kantonnier = straatmaker kust = zeekust = zeebad = zeekant = kustlijn = badplaats = oever acceptatie = bijval = weerklank = aanvaarding stroboscoop = stroboscooplamp kudde = kerkvolk = congregatie inschrijving = aanmelding = subscriptie = notificatie brandend maagzuur = maagzuur rekening houden = verwerken = verdisconteren wederrechtelijkheid = onrechtmatigheid middengedeelte = midden = centrum = middenstuk = middelpunt = middelstuk gouvernement = regering = beleid = bestuur = politiek afscheuring = splijten = deling = avulsie handbril = pince-nez = knijpbril = face-à-main = lorgnon = lorgnet = neusknijper hagedissen = hagedis = te hulp komen optillen = opgetogen = heffen = opheffen = tillen kaarde = kaardebol = distel perfectioneren = verbeteren = optimaliseren wijnkan = wijnkaraf = waterkan = karaf replay = return = returnmatch = returnwedstrijd = terugmatch bruidsnacht = huwelijksnacht aversie = hekel = afschuw = walging = afgrijzen = weerstand = tegenzin = onwil = degout = afkeer = onwilligheid = gruwel = afschrik = balorigheid = weerzin spreektaal = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = volkstaal = Bargoens = kunsttaal = vaktaal = kringtaal = jargon = groepstaal = volksmond = argot = slang = vakjargon speelmakkertje = maatje = speelkameraad = vrindje = vriendje regulatie = normalisatie bestuurder = leider = stuurprogramma = ouwe = chef = hoofd = rector = chauffeur = directeur zerpte = onaangenaamheid vochtweger = gravimeter = areometer = hydrometer grootvader = bompa = opa = grootouder = grootouders = grootpapa posterieur = krent = zitvlak = bips = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches acaciahout = sprinkhaan bespuiten = sproeien = besproeien brak = snuffelaar = beagle zangbundel = zangboek = liedboek = kerkgezangen = kerkhymnen aardverschuiving = grondverschuiving = modderstroom = lawine = turbulentie = landverschuiving laxatief = laxans = purgeermiddel = purgans = purgatief = purgeerdrank = laxeermiddel schuttersput = schuttersputje pief = man = baas = mens = mannetje = jongen = manspersoon = heer = kerel = meneer = vent = broger = heerschap = klant = basserool = knaap = gast = pik ziekenzaal = ziekenhuis = hospitaal = gasthuis = verpleeginrichting = kliniek vervolgen = staande houden = continueren = voortbouwen = voortzetten = blijven = doorgaan = voortgaan = overgaan assembleerprogramma = assembler afkukelen = afmieteren = afdonderen = afgooien stamwortel = penwortel = pijlwortel niet-lid = buitenstaander = outsider syndroom van Asperger = Nieuw-Zeeland accompagnement = ondersteuning = steun = begeleiding puikje = fine fleur = keur = bloem = crème de la crème = vlaggenschip toebedeling = lot = allocatie = verdeling = rendez-vous = perceel = toekenning = toewijzing doorstroming = doorlaatbaarheid = doorstroombaarheid = doordringbaarheid = doorlatendheid = stroming = stroom bovenkleding = overkleed = draaitol = tol = deksel goedpraten = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen amoebe = slijmdiertje hulde = eerbetoon = eer = huldebetoon = hommage kofferruimte = kofferbak = achterbak = bagageruim boodschap = aanschaf = mededeling = missie = koop = aankoop = mare = tijding = verwerving = boodschappen = bericht = inkopen = zending hooggeleerde = geleerde = opinieleider verzekering = verzekeringsgever = verzekeringsmaatschappij = verzekeraar = verzekeringsbedrijf = zekerheid = assuradeur = garantie = waarborg = borg luchtvaartkunde = aeronautiek = luchtvaart = ruimtevaartkunde = astronautiek = aeronautica kapsel = haarstijl = coiffure = frisuur = haardracht = coupe krik = dommekracht = autokrik = vijzel vingerhoed = druppelglas = kous = bekertje = glaasje Republiek Mali = Mali schooljaren = schooltijd knijpen = ontvluchten = weglopen = vlieden = dwingen = forceren = spankeren = ontsnappen = wegvluchten = vluchten program = partijprogramma = programma duurzaamheid = bestendigheid overladen = bestormen = doodgooien = overstromen = overstelpen = overspoelen = bedelven annexeren = overnemen = toe-eigenen = aanmatigen financiële bijdrage = bijdrage fluistergewelf = echogewelf loonstrook = loonstrookje leidekker = pissebed nummerplaat = kentekenplaat beiden = afwachten = lijmen = neutelen = dralen = talmen = treuzelen = dreutelen = tutten = teuten = lijntrekken spuitje = injectie = inspuiting = spuit wangen = bil stinken = stank onwetende = naïeveling wijnmaand = oktober dal = Glen = vallei scheercrème = scheerzeep SU = Unie van Socialistische Sovjetrepublieken = USSR = Sovjet-Unie onstuimigheid = onbevangenheid = manie = spontaniteit = impulsiviteit = hartstochtelijkheid = speelsheid = infatuatie = luchtigheid stralen = glimmen = afstralen = glunderen = schijnen synergie = synergisme holocaust = Holocaust = Sjoa hartfrequentie = pulsatie = hartritme = harttoon = hartslag bagage = perceptie = wetenschap = passagiersgoed = cognitie = medeweten = kennis = weten bevelschrift = decreet = lastbrief = dwangbevel = mandaat = edict = resolutie = gerechterlijke opdracht = orde = dagvaarding = beschikking overhangen = uitwijken = leunen = overhellen leb = stremstof = kaasstremsel = stremsel = lebmaag preservatief = anticonceptiemiddel = contraceptiemiddel = contraceptivum = contraceptief = voorbehoedmiddel = anticonceptivum op het matje roepen = inwrijven = aanrekenen = aantijgen = nadragen = imputeren = schelden = verwijten = aanwrijven = berispen komediespeler = aansteller = kwast = toneelspeler = komediant = poseur antroponiem = voornaam = persoonsnaam corroderen = uitbijten = inbijten = aanvreten = bijten = uitvreten = oxideren = oxyderen = roesten = verroesten = invreten binnenwerk = binnenkant = inwendige = binnenste hulpstuk = toebehoren cello = violoncello evenaar = linie = evennachtslijn = equator Koninkrijk Lesotho = Lesotho bewijs = blijk = getuigenis = contra-expertise = getuige = bewijsstuk = proef = verificatie = proeve = proefje klink = pal = kruisboog = deurklink = deurknop = deurknip doorhangen = verslappen = doorzakken kaakchirurgie = mondheelkunde UV-licht = ultraviolette straling = ultraviolet licht Heilige Graal = heilige graal crimen laesae majestatis = majesteitsschennis = hoogverraad = landverraad compromis = afruil = plooien = dading = tussenoplossing = vergelijk = schikking transistor = transsistorradio = transistorradio hemelsblauw = azuurblauw = azuur = lazuur = blauw uitlijnen = op één lijn brengen = verantwoorden = Aline = op één lijn zetten = opeisen blaaspijp = blaaspijpje schatbewaarder = penningmeester = thesaurier = schatmeester = quaestor = quaestrix hengelroede = roede = hengel aanjager = compressor = perspomp voorspoed = welvarendheid = prosperiteit = welstand = welvaren rondwentelen = ronddraaien gelei = jam = confituur krijgsmachtonderdeel = legereenheid = legeronderdeel = legerformatie = legerafdeling strafgevangenis = gevang = nor = strafinrichting = petoet = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot meren = verankeren = aanleggen = aanmeren = afmeren veen = veenmoeras = turfgrond = turfveen = oer = moergrond = moer = veengrond cannabis = hennep = hennepgras tepel = tet = speen = tiet achtergrondgeluid = bijklank = bijgeluid arena = veld = slagveld = arena voor stierengevechten = front = strijdperk rouwcentrum = uitvaartcentrum = lijkenhuis = mortuarium album = poesiealbum = boekje = plaat = boek = boekwerk = plakboek = poëziealbum hobby = liefhebberij = tijdvulling = vrijetijdsbesteding = tijdpassering = afleiding = tijdverdrijf stropen = afhalen = stroperij = wildstropen trimtoestel = sporter kwispelen = spijbelen gelaatskleur = huidskleur = huidkleur = kleurtje = teint = kleur duivenkot = duiventil minne = schat = min = liefde neerslachtigheid = droefgeestigheid = moedeloosheid = somberheid = gedeprimeerdheid = depressiviteit = zwaarmoedigheid = verslagenheid = misnoegdheid = zwartgalligheid = bedruktheid = dysforie = treurnis = triestheid = depressie = dofheid = somberte jageres = jagerin jersey = tricot kaag = kits houtvlot = rubberboot = vlot hebberigheid = hebzucht = inhaligheid = schraapzuchtigheid = hebzuchtigheid = schraapzucht Chloorfluorkoolstofverbinding = cfk = chloorfluorkoolstof = chloorfluorkoolwaterstof beroepsopleiding = vakonderwijs = beroepsonderwijs = vakopleiding kobold = hobgoblin = aardmannetje indicatie = aanwijzing = aanduiding = indicie = symptoom = vingerwijzing omzetting = translocatie = transformatie = omvorming = transmissie = verplaatsing = overbrenging = transpositie aanbod = voorstel = poging = bod = presentatie = aanbieding belasteren = vals beschuldigen = zwartmaken = kwaadspreken = verguizen = lasteren = bezwadderen = kleineren = schandaliseren = beschimpen = roddelen = denigreren = smaden = bekladden commerce = commercie = handelsverkeer = business = negotie = handel = zaak jodenhaat = antisemitisme = anti-semitisme binnenzool = zool ontstaan = aanvang = begin = wordingsproces = wording = geboorte = genese = worden westerstorm = westenwind slaapmiddel = soporatief = hypnoticum verbindingsweg = gang = traverse = travers beknotten = knotten = ketenen = binden = knevelen = kortwieken = breidelen kroost = grut = kinderzegen drilboor = luchtdrukhamer = luchthamer = boor omhoogduwen = opduwen = opschuiven smart = verdriet = treurnis = triestheid = pijn = droefheid = wee = treurigheid = pijniging = droefenis = bedroefdheid = kommer = leed korreligheid = granulariteit neppil = namaakpil zoutoplossing = zoutafzetting bazielkruid = basiliekruid = basilicum rondneuzen = snuffelen = snuffen = grasduinen = neuzen carrière = loopbaan welvaart = rijkdom sacharide = suiker = koolhydraat = saccharide modezaak = boetiek = modemagazijn = kledingzaak = winkel = kledingmagazijn = confectiezaak scheidsrechteren = fluiten = scheidsrechter = arbitreren stadsbode = drost = deurwaarder = baljuw = drossaard vrouwtje = wijfje = wijfjesdier laurier = laurierblad grafsteen = zerk regeringsperiode = regeerperiode = regering = bestuur = troon = heerschap = bewind = heerschappij = regeringstijd episode = gebeurtenis = incident = voorval = gebeuren revelatie = onthulling = openbaring = openbaarmaking = bekendmaking = verkondiging casino = speelhol = gokpaleis = speelhuis = gokhol = speelbank = goktent ossenwagen = ossewagen = ossekar = ossenkar rundvee = beesten = runderen = vee buitenkansje = buitenkans = explosie = godsgeschenk = kaan splintergroep = splinter = splintergroepering zandheuvel = duin = zandduin = duinenrij oogklep = richtingaanwijzer confiseur = banketbakker = patissier rumble = gerommel = geknor = gemekker suspensie = suspensoir = schorsing trouw zijn aan = trouw = aanhankelijkheid = adhesie = steun = toewijding grijpers = grijpvinger = grijpvingers = grijper excuberantie = uitbundigheid gevechtsterrein = slagveld = krijgstoneel = strijdtoneel = strijdgebied omarming = omhelzing goalkeeper = kiep = goalie = sluitpost = doelwachter = doelman = keeper snoes = uitverkorene = lieveling = troetelkind = scheet = liefje = favoriet = vlam insteekkamertje = entresol = tussenverdieping berichten = coveren = mededelen = bekendmaken = melden = boodschappen = verwittigen zwerven = rondlopen = slingeren = rondslingeren = rondreizend = rondzwerven = rondwandelen = dolen = rondtrekken = dwalen = wandelen = ronddolen octrooi = patent hoornvliesontsteking = keratitis onderuithalen = vernederen = behandelen = neerhalen condoleantie = innige deelneming = compassie = condoléance = rouwbeklag = medeleven = deelneming rijkssubsidie = overheidssubsidie = subsidie = betoelaging = staatssteun = rijksbijdrage = overheidssteun verdorren = indrogen = schrompelen = verschrompelen = ineenschrompelen landgenoot = compatriot verdeeldheid = onmin = tweedracht = verscheurdheid = onenigheid = disharmonie = tweespalt = partijschap antecedenten = precedent = antecedent = jurisprudentie keerzijde = schaduwzijde = keerzij = min = minpunt = schaduwkant = opdonder = tegenvaller = nadeel arekanoot = betelnoot ereboog = zegeboog = erepoort = triomfboog broekriem = gordelriem = draagband = ceintuur = riem = buikriem = gordel confrontatie = botsing = collisie = aanvaring bevreemding = verbluffing = verwondering = stomme verbazing = verbazing = verbijstering = verrassing Zwarte Dood = pest watervlo = watervlooien = waterluis tuinbouwkunde = tuinieren = hovenieren = tuinbouw drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = broek = zomp = dras = moeras partijdigheid = partijgeest = vooroordeel = partijschap = bevooroordelen = neiging versmelting = samenvloeiing = convergentie = vermenging = samensmelting = amalgamatie symbool = teken askam = nok wijnhandelaar = drankslijter = slijter = wijnkoper ontwikkelingsleer = ontwikkelingstheorie = darwinisme = evolutieleer = evolutionisme = evolutietheorie vaststelling = besluit = constatering = determinatie honingdauw = mierenhoning lusteloosheid = hypnolepsie = indolentie = apathie = slaapzucht = landerigheid = verveling = matheid = lamlendigheid = futloosheid = lethargie PLO = Palestijnse Bevrijdingsorganisatie dronkeman = dronkaard = zatladder = zatlap = dronkelap = beschonkene = dweil knokker = doorbijter = aanhouder = vechter = doorzetter = volhouder = doordouwer = blijver circus = toneel = poppenkasterij = toneelspel = komedie = kunstenmakerij = aanstellerij = komediespel = theater = aanstelleritis fasciste = fascist = zwarthemd = zwarthemden koppelteken = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken chaperonne = chaperon cabriolet = cabrio schijntje = fooi = bagatel = habbekrats = hongerloontje = hongerloon = kleinigheid stijfkramp = wondkramp = tetanus passagiersboot = passagiersschip waaghals = snoever vriezen = bevriezen = verstijven = invriezen salarisverlaging = loonsverlaging boorkop = boor = spiraalboor cyste = urineblaas = blaasje = blaas = vesikel Levi = Thijs = Matthijs stroomstoot = puls = impuls natuursteen = rots = gesteente overheersen = domineren = leiden = heersen = prevaleren = bepalen = controleren = tiranniseren = onderwerpen = beheersen = gebieden = regelen = regeren hockeyteam = hockeyelftal = hockey-elftal taloor = gerecht = bord smederij = smelterij = hoefsmederij = smidse parkinsonisme = parkinson antimilitarisme = pacifisme alternatief = keuze = keuzemogelijkeheid lied = nummer = deun = spreekkoor = zang = vogelzang = liedje = vogelgezang mijden = ontwijken = schuwen = vermijden bestuurskamer = raadzaal = raadszaal = directiekamer uitrollen = openrollen = afrollen = ontrollen = loswikkelen = afwikkelen = afwinden Roemeen = Roemeense vereffenen = afrekenen = afbetalen = schikken = voldoen = afdoen = verrekenen huisbel = klingel = zoemer = deurbel = bel = ding-dong koeltechniek = koeling potgrond = potaarde verpakken = inpakken = tas = zak vergetelput = kerker met valluik samenvatting = kort overzicht = aperçu = verkorting = synthese = extract = korte inhoud = resumé = hoofdlijn = uittreksel = epitome = abstractie = resumptie = grondtrek = excerpt overwinningslied = paean = zegezang zwoeger = sjouwer = sappelaar = werkezel = ploeteraar lanceren = verbreiden = pousseren verhoorkamer = zweetkamertje econoom = economist zweefvliegtuig = glider = zweeftoestel toeter = lul = prik = slurf = pik schortje = schort = overgooier uitflappen = er uit flappen valutakoers = omrekeningskoers = wissel = wisselkoers = geldkoers handdoekrekje = handdoek(en)rekje gegadigde = adressant = werkzoekende = aanvrager = reflectant = verzoeker = kandidaat = rekwestrant = rekestrant = sollicitant handgemeen = gevecht = kloppartij = knokpartij = schermutseling = vechtpartij grasmaaier = grasmaaimachine = maaier zeer productief zijn = overvloedig aanwezig zijn = wemelen = in grote aantallen voorkomen = overvloedig voortbrengen componeren = assembleren = construeren = in elkaar zetten = samenkomen = toonzetten = neerschrijven = samenstellen = monteren = opbouwen haarvatenstelsel = haarvatennet valkenjacht = valkendressuur = valkerij pantalon = jeans = slacks titanium = titaan bescherming = schild = aegis jachthond = jager samensmelting = vermenging = synthese = samengroeien = coalitie = versmelting = amalgamatie pyromanie = vuurzucht donderjagen = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien onvolwassenheid = minderjarigheid bovenzijde = bovenkant = kopstuk = bovenstuk = bovenste = bovendeel = bovengedeelte verziendheid = hypermetropie Westoever = Westelijke Jordaanoever kransslagader = hartkransslagader = kransader = coronairarterie = kroonslagader klaphek = tourniquet = draaihek leuning = balustrade = baluster rucola = raketsla loser = mislukkeling = kneus = wanboffer = schlemiel = kneusje = verliezer = pechvogel bark = zeilboot = zeilbootje diepvriesprodukt = diepvriesproduct zielsverhuizing = hergeboorte = metempsychose = transmigratie = palingenese = wedergeboorte lendenstuk = entrecôte = entrecote = zadelstuk = zadel bezighouden = ophouden = huren = inhuren = consumeren = in beslag nemen = absorberen = zijn = occuperen ingeven = invoer = invoeren gewonde = gelaedeerde = oorlogsslachtoffer = slachtoffer vagant = schooier = zwerver = clochard = zwerfkat = dakloze = hobo = tramp tuinkers = bitterkers florentine = taf = tafzijde grotbewoner = troglodiet = holenmens = holbewoner zendstation = zendpost = transmitter = zender = station homp = bal = klomp genius = engelbewaarder = beschermengel = bewaarengel = schutsengel ontluisteren = bederven = ontsieren bewapening = wapentuig = krijgsmaterieel = oorlogsmaterieel = oorlogsmateriaal = oorlogstuig = wapening koopvaart = handelsvloot = koopvaardij = koopvaardijvloot penning = cent = penny = dollarcent dead-heat = dead heat bief = steak = biefstuk = runderlapje treuren om = beklagen = bejammeren = betreuren = lamenteren = bewenen = jammer vinden telg = lot = troonopvolger = uitloper = opvolger = nakomeling = descendent = scheut = nazaat = schoot = zoon = rank = spruit = loot = afstammeling = afzetsel = poot = groei transept = dwarsbeuk = dwarsschip = dwarsvleugel = kruisbeuk terugontvangen = terugkrijgen wijnkoper = drankslijter = slijter = wijnhandelaar halsopening = hals poema = bergleeuw rouwdouwen = raudauwen voorlezen = leesvoer = lezing = lectuur = horen = lezen defloreren = ontmaagden onderhouden = bijhouden = amuseren = verstrooien = vermaken = diverteren = entertainen = converseren bevochtigen = natmaken = hydrateren = bedrukken limousin = limo = limousine steekproef = keuring = staalkaart = aanstellingskeuring lippenstift = lippenrood individualist = einzelgänger = solist trip = tocht = reis = tochtje = gang = plezierreis = tour = uitstapje = trektocht = uitje = pleziertocht = vakantiereis epifenomeen = epiphenomena = bijverschijnsel holspaat = spaat hanegekraai = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad vrouwelijk = femininum aanmelding = subscriptie = notificatie = inschrijving hemel = hemelboog = luifel = luchtruim = firmament = hemelrijk = paradijs = hemeldak = baldakijn = hemelblauw = hoogte = nirwana = zwerk = lucht = uitspansel ezelachtigheid = domheid = dommigheid = flater = enormiteit = misser = misslag = stommigheid = zeperd = blunder = uitglijder = stupiditeit = misgreep = stommiteit = miskleun cipres = cipresseboom = cipressenboom lapis lazuli = lazuriet = lazuur = lazuursteen = blauwsteen = azuursteen schelpdieren = schelpdier cardiochirurg = cardioloog verkeerslicht = stoplicht = stopsein = stopsignaal vocht = vloeistof = nattigheid = vochtigheid = nat = zweet lobben = overgooien chantage = afpersing = geldafpersing = knevelarij engageren = verloven doelman = kiep = goalie = sluitpost = doelwachter = keeper = goalkeeper eettent = eethuis = eetgelegenheid = eetcafe = restaurant druïde = Druïde suïcidant = zelfdoding = zelfmoordenaar = zelfmoord vormsel = bevestiging kan = bak = lampetkan = kruik luchtschip = zeppelin trainee = stagiair incriminatie = klacht = beschuldiging = aanklacht = accusatie = tenlastelegging = telastlegging climax = culminatiepunt = orgasme = hoogtepunt = moment suprème = klaarkomen versturen = afzenden = verzenden = insturen = opsturen = expediëren = wegsturen linkshellend handschrift = back-hand = backhand bleekheid = lijkkleur = doodskleur liederlijkheid = hoererij = orgie = ontucht = saturnaliën = onzedelijkheid = bandeloosheid = lichtzinnigheid = zedeloosheid = bacchanaal = tuchtloosheid = onkuisheid = ontuchtigheid = losbandigheid = frivoliteit hypnose = trance = droomtoestand optrekladder = inschuifladder = opsteekladder = schuifladder = uitschuifladder verdoven = verblinden = narcotiseren bomma = opoe = grootje = oma = grootmoeder = omoe = grootmama jagerstas = weitas grafkelder = krocht = crypte = grafgewelf composiet = komposiet oefening = oefenen = patroon = vraag = zich oefenen = exercitie = stramien = gebruik = work out = uitoefening = praktijk = opdracht = opgaaf = opgave drinkfontein = drinkenfontein kostentoename = prijsstijging rogge = roggemik = roggebrood voegen = lassen = accommoderen = schikken = aaneensluiten = conformeren = plooien = knopen = liëren = passen = assimileren = aansluiten = verbinden = richten = schakelen = aanpassen medeplichtige = toebehoren = accessoire = handlanger = uitrustingsstuk opstakel = opstructie = belemmering = obstakel molensteen = maalsteen toereikend = voldoend betekenis = significantie = aanduiding = importantie = denotatie = gewicht = belang = beschrijving = bedoeling = waarde = zwaarte = gewichtigheid = inhoud = significatie = zin zuigen = sarren = tergen = narren = mienen = aanzuigen = opzuigen = klote zijn = hekelen = treiteren = martelen naaiatelier = confectie-atelier rechte haak = bijbelhaak = haak = haakje = blokhaak = teksthaak pietluttigheid = benepenheid = kruideniersmentaliteit = bekrompenheid = kleingeestigheid = dorpsmentaliteit herscheppen = variëren = wijzigen = veranderen = converteren = altereren = modificeren = changeren = omzetten vloerbalk = steunbalk = legger = stutbalk = schoor = dwarsbalk = rib vleeswoekering = blastoom = gezwel = neoplasma = tumor snater = snavel = waffel = tater = kwek = muil = wafel knipoogje = knipogen = knipoog schuimbekken = zieden = woelen = razen = briesen = koken = agiteren plaat = bank = blad = plaatje = etsplaat = draaischijf = single = lemmer = dienblad = album = grammofoonplaat = lemmet = bord = kling = schol genoffel = anjelier = anjer sophisme = sofisme = drogreden onderzoeksassistent = assistent = lector insectenkundige = entomoloog = insectenkenner in elkaar persen = verpletteren = persen = verbrokkelen = pletten = brokkelen bloedstolling = stolling = stremming sluipmoordenaar = moordenaar = huurmoordenaar gemeentehuis = raadhuis = stadhuis = stadskantoor plantengroei = vegetatie = plantenleven = gewas = botanica zegezang = paean = overwinningslied casseren = vernietigen = oblitereren kerkverlater = geloofsverzaker = dissident = afvallige = deserteur = afgevallene = overloper = outlaw = apostaat boekwaarde = balanswaarde adem = teug = ademhaling = zuchtje = pauze = ademteug = asem = vlaag = adempauze = vleug Hubbleconstante = wet van Hubble distilleren = destilleren = stoken lipoïde = lipide hekel = weerzin = walging = afschuw = vlaskam = afgrijzen = afgunst = tegenzin = repel = vlashekel = degout = gruwel = afkeer = afschrik = aversie = haat = wrok = vijandschap = haatgevoel = haatgevoelens wil = laatste wilsbeschikking = testament = wilskracht Ladin = Ladinisch gitariste = gitaarspeler = gitarist inscherpen = inranselen = doordringen = inprenten = inpeperen = instampen videorecorder = video = VCR = videocassetterecorder claviatuur = klaviatuur = klavier = speeltafel tasjeskruid = moedertasjes bakkersgist = gist signalement = uitbeelding = persoonsbeschrijving = afbakening wijfje = vrouwtje = roddeltante = hen = wijfjesdier doordenken = afwegen = uitkienen = uitknobbelen = knobbelen = wegen = uitmikken abolitionisme = anti-slavernijbeweging theodoliet = doorvoer = transitogoederen ruimtetuig = ruimteschip = ruimtevaartuig = ruimtevaartuigen zuiderkruis = Zuiderkruis snoepwinkel = banketbakkerij blaadje = lover = blad = vel = velletje = papier = gebladerte bandrecorder = bandopnameapparaat = taperecorder = bandopnemer duikvlucht = duik = sliding krachtig protesteren = schelden afhankelijks = afhankelijkheid = onzelfstandigheid = gebondenheid horlogier = uurwerkmaker = klokkenmaker = horlogemaker deactiveren = onbruikbaar maken = uitschakelen = ongeschikt maken = onklaar maken = onmogelijk maken hardliner = extremist = ultra vredesoperatie = handhaving van de vrede = vredehandhaving indijken = afdammen = bedijken kristalrooster = rooster = tralie Eire = Republiek Ierland primusbrander = primus hexagonaal = zeshoekig barsten = kraken = uiteenspringen = uitspatten = knallen = bulken = bersten = kloven = uiteenspatten voorvoegsel = prefix landheer = meester = opperheer = overste = grondbezitter = Lord = grootgrondbezitter zwaarte = bewijslast = significantie = plicht = importantie = belasting = gewicht = massa = waarde = drang = druk = betekenis = belang = gewichtigheid = last biljet = flap = bankbiljet = bankje = briefje = flapje = prent = brief = handelspapier = bankbriefje = papier = banknoot kuiperij = complot = collusie = conjuratie = samenzwering = komplot = conspiratie = intrige nazien = controleren = nakijken = checken = nagaan = nalopen = natrekken auto-ongeluk = botsing = computercrash richel = zijde = platstuk = wandschroot = flens = lat = lijn = ertslaag = grens = ader = regel = kant oppressie = onderdrukking = bedruktheid binding = affiniteit = welgezindheid stamboom = parenteel = kwartierstaat koperbruin = koper samenspanning = samenzwering onverdraaglijk = onaanvaardbaar = onuitstaanbaar = ondraaglijk elan = enthousiasme = begeestering = vuur = geestdrift = gloed = levendigheid = ijver goddelijkheid = verhevenheid vesikel = cyste = blaasje = blaas Mariafeest = Maria-Lichtmis = Lichtmis dofheid = treurnis = triestheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = depressiviteit = gedeprimeerdheid = zwaarmoedigheid = somberte = bedruktheid = dysforie = zwartgalligheid raggen = rollebollen = dollen = steigeren = stoeien = rondhuppelen = robbedoezen = ravotten = rondspringen = dartelen kramp = convulsie = stuip = spierkramp = spasme = krimping = stuiptrekking steiger = zeedijk = paalhoofd = zeehoofd = zeewering = landing = golfbreker = pier = havendam = aanlegplaats = stelling = aanlegsteiger = landingsbrug = zeebreker = breekwater = krib = landhoofd abstinentie = onthouding stadhuis = raadhuis = gemeentehuis = stadskantoor raadscollege = raad = bestuur = directie = beheerraad = board klaveren = club = knuppel aankomst = meet = aankomstlijn = overkomst = finish = eindstreep = komst = krijtstreep = eindmeet handelwijze = handelwijs = systematiek = methodiek = optreden = systeem = methode gezoem = gebrom achtersteek = stiksteek waterdier = waterzoogdier psychrometer = hygrometer = vochtmeter = vochtigheidsmeter koffertje = aktetas = aktentas bloeitijd = zomer = hoogtijdagen = bloeiperiode borst = ribbenkast = memmen = thorax = vrouwenborst = torso = boezem = mem = pram = tiet = borstkas = borststreek leproos = melaatse steekpenningen = omkoopsom = smeergeld = steekpenning wereldburgerschap = kosmopolitisme Lebensraum = levensruimte = leefruimte ambacht = ambachtslui = handvaardigheid = stiel = gilde = vaklui = stielmannen = toestel = handel muis = kut = muisje = computermuis = vagina = pruim = doos = schaamspleet = trut = schede = poes = vulva = mossel = spleet zegepraal = zege = triomf = victorie vraatzucht = gulzigheid hovercraft = luchtvoertuig = luchtkussenvoertuig = luchtboot hengelaar = visser = sportvisser een eed afleggen = zweren toegrijpen = pakken = nemen = vastnemen = vastgrijpen = vatten = grijpen = graaien = grissen = beetpakken derby = garibaldihoed = dop = bolhoed = pothoed = garibaldi zede = zeden = moraal = moralisme = moraliteit tarwe = tarwebrood kiosk = krantenkiosk = hokje = stand = krantenstalletje scatologie = coprologie korte inhoud = abstractie = grondtrek = hoofdlijn = samenvatting = uittreksel treknagel = deuvel = paspen regeneratie = revitalisering = opleving = opbloei = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = revival = herleving = oprisping = herstel = wedergeboorte mixer = blender = menger = mengbeker C-groot = C-majeur sappelaar = sjouwer = werkezel = ploeteraar = zwoeger kabinet = bureau = ministersploeg = regeringsploeg = ministerie dispensatie = vrijdom = vrijheid = absolutie = ontheffing = vergiffenis = decharge = vrijstelling = kwijtschelding = ontslag = relevatie denunciatie = veroordeling = aanklacht bovennatuurlijk = supernaturalistisch bevruchting = conceptie = fertilisatie = impregnatie = inseminatie frame = framework = skelet = gestel = draagstel = geraamte = kader versnippering = verbrokkeling bedrijfsleider = manager = uitbater = beheerder = exploitant = dirk = directeur trouw = trouw zijn aan = natuurgetrouwheid = getrouwheid = loyaal = aanhankelijkheid = adhesie = loyaliteit = steun = toewijding halskwabbe = halskwab = wam = kossem unificatie = eenwording amerikaniseren = veramerikaniseren thesaurier = schatbewaarder = penningmeester = schatmeester = quaestor = quaestrix gelijktijdigheid = synchronie = synchroniciteit = synchroon kapotmaken = moeren = mollen = ombrengen = doden = doodmaken = vermoorden = dooddoen neersteken = overhoopsteken = doodsteken sportschool = gymnastieklokaal = fitnessruimte = sporthal = gymnastiekzaal = gymlokaal schietpartij = schot = vuurgevechten = vuurgevecht projectieapparaat = projectietoestel = projector blimp = worst afpakken = afpikken = afnemen = afjatten = benemen = ontstelen = ontnemen tres = wrong = haarvlecht = lok = haarlok = toet = vlecht = haarstreng = haarwrong = rotatie strelen = kozen = aaien = strijken = behagen = liefkozen = minnekozen = wrijven = vrijen = bevallen camembert = Camembert percussiehamer = reflexhamer = peeshamer levensstijl = levenswijze = leefwijze = leefstijl = levenswandel = leefvorm = way of life = leven biogeen = biogenetisch verzakelijking = commercialisering = vercommercialisering rijkskas = rijksschatkist = staatsruif = schatkist = staatskas opkweken = aankweken turks = Turks beginnelinge = beginneling oliefilm = olievlek = drijvende olielaag = olieplak schilderwerk = plaatje = verven = schilderen = schilderij = doek = schilderstuk ondervoeding = uithongering = malnutritie = hypotrofie = inanitie concierge = huisbewaarder = portier = conciërge van mening zijn = opiniëren lycheeboom = litsjiboom = lychee burgervader = burgemeester = provoost mnemotechnisch = mnemonisch kandidaat = examinandus = adressant = geëxamineerde = werkzoekende = aanvrager = reflectant = benoemde = verzoeker = veteraan = kandidate = gegadigde = rekwestrant = examenkandidaat = rekestrant = sollicitant autobaan = autoweg = A-weg = autostrade = rijksweg = snelweg = autosnelweg breekbaarheid = fragiliteit = broosheid = kwetsbaarheid arbitratie = arbitrage corridor = hal = gang = doorgang stekeligheid = steek = speldenprik = hatelijkheid kleine = bébé = infant = zuigeling = kleintje = baby = kindje behaaglijkheid = gezelligheid = intimiteit koren = graan = graansoort geelhout = citroenhout wijnboerderij = wijnberg = wijngaard seinpaal = semafoor = seintoren hoofdstel = breidel = teugel = toom overeten = te veel eten = schrokken = schransen = toegeeflijk = brassen spalk = ik ben homo gallen = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien zoöloog = dierkundige boos = slecht = kwaad = duivels strafblad = strafregister redacteur = krantenredacteur = redactrice = schrijver = bewerker = editor reservoir = brandstoftank = stortbak = opslagtank = tank lijkstijfheid = rigor mortis parodontitis = gingivitis = tandvleesontsteking ogendienaar = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd samenzijn = samenscholing = samenkomst = bijeenkomst = bijeenzijn representeren = vertegenwoordigen = vorm geven = voorstellen = verpersoonlijken = belichamen beethebben = beethouden = vasthouden = houden spoorbaan = spoorlijn = rail = spoorweg = spoor wangebruik = beschimpingen = mishandeling = misbruik stelling = steiger = bewijsvoering = plechtige verzekering = hypothese = opstelling = bewering = stellage = formatie = onderstelling bijhouden = houden = gereedhouden = onderhouden = aanhouden Verenigde Staten van Amerika = Verenigde Staten = VS = Amerika = USA dichtslaan = toeslaan reuk = parfum = neus = odeur = geur = reukvermogen = reukzin = geurtje = lucht waterzucht = zwelling = oedeem = zucht = hydropsie amaril = Emery toonzetter = componist = toondichter beplanking = betimmering = beschieting = plankenbeschot = beschot autonome zenuwstelsel = vegetatieve zenuwstelsel = viscerale zenuwstelsel semanticus = semioticus involveren = betrekken = moeien = mengen = wikkelen kantoorpand = kantoorgebouw verklappen = aangeven = verklikken = bedriegen = verraden = verlullen = misleiden onecht kind = onwettig kind = liefdeskind = buitenechtelijk kind = bastaard omkeilen = omgooien = omduwen = omknikkeren = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen schatting = impost = belasting = offerte = taks = prijsopgave = gissing = prijsopgaaf = rijksbelasting = census = taxatie = raming kwaal = aandoening = indispositie = klacht = grieven = beklag = affectie feilen = falen = tekortschieten = onderuitgaan naleving = eerbiediging = observantie afwinden = openrollen = afrollen = ontrollen = loswikkelen = uitrollen = afwikkelen terugzenden = terugsturen = retourneren op één lijn brengen = op één lijn zetten = uitlijnen = Aline autostrade = hoofdweg = A-weg = rijksweg = autosnelweg = autoweg = autobaan = verkeersweg = Hoofdweg = snelweg onstandvastigheid = onevenwichtigheid = instabiliteit = onbetrouwbaarheid nevelbank = mistbank schuimkraag = kraag = manchet zouten = keukenzout = inzouten = metaalzout = inpekelen = zout = pekelen in grote aantallen voorkomen = overvloedig aanwezig zijn = zeer productief zijn = wemelen = overvloedig voortbrengen meet = aankomstlijn = finish = aankomst = eindstreep = krijtstreep = eindmeet schrijfster = schrijver = auteur alarmstemming = ontsteltenis = consternatie = verwarring = commotie = verbijstering = opschudding = beroering = ontzetting winter-radijs = Daikon = witte rammenas mengsel = mixage = mixture = mengproduct = mix vernevelaar = verstuiver = bloemenspuit = flitspuit = plantenspuit poesiealbum = album = plakboek = poëziealbum teveel = overschot = surplus = exces = plus = overmaat faciliteit = inrichting = voorzienining = voorziening = gemak losbreken = uitbreken = losbarsten carcinogeen = kankerverwekkend totaalbedrag = totaal zijzwaard = zwaard afknippen = wegknippen schlemiel = mislukkeling = kneus = wanboffer = kneusje = verliezer = loser = pechvogel schaak = mat = schaakmat = schaken = schaakspel octaangetal = octaanwaarde rijpad = ruiterpad ketchup = tomatenketchup = ketch-up volksvertegenwoordiging = parlement = Huis van Afgevaardigden = praatbarak botje = gehoorbeentje = bot = boontje = knok = beenweefsel = graat = been = knook = gehoorbeen keelpijn = faryngitis = keelontsteking rondworm = aaltjes = nematoda wei = hui = weidegrond = graasweide = kaaswei = melkwei = weiland = melkserum = weide = portel trachee = luchtpijp = trachea kruidenthee = kruidendrank kennen als z'n broekzak = peuterklas buks = hagelgeweer = jachtgeweer frontispice = titelprent = titelplaat = frontispies sarren = zuigen = tergen = narren = mienen = hekelen = treiteren = martelen arbeidscontract = arbeidsovereenkomst = tewerkstellingsakkoord = werkovereenkomst strijden = kampen = knokken = matten = vechten = worstelen wise guy = betweter = wijsneus = schoolmeester = weetal violet = paars tijdvers = getalvers = jaartalvers = jaardicht herautenmantel = tabberd = tabbaard tekenaar = opsteller = la kloven = kraken = bersten = barsten persman = journalist = reporter = verslaggever = berichtgever = krantenjongen = nieuwsgaarder = persjongen luikopening = laadhoofd antioxidans = antioxydans sneeuwruimer = sneeuwschuiver = sneeuwploeg maanzee = zee schietboog = boog = pijl en boog sediment = sedimentair gesteente = aanslag = voegmortel = sedimentgesteente = aanzetting = afzettingsgesteente = grout = afzetting = voegspecie fluctueren = variëren = wisselen squashbaan = squashhal energiedrager = fossiele brandstof start = startlijn = vertrekpunt = sprong = aanvang = begin = schrikken = saltatie = opschrikken buslichting = lichting triplexglas = veiligheidsglas = hardglas slaschotel = sla = salade = slaatje suffix = achtervoegsel ligatuur = LOGO = logo troubles = moeilijkheid concluderen = afleiden = besluiten = opmaken trappenhal = trappenhuis = trap vochtafscheiding = afscheiding = exsudaat uitputtend = slopend herentoilet = wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = schijthuis = retirade = mannen = gemak = bestekamer = toilet spet = spetter = lik = spat onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = kelderverdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping = souterrain landengte = istmus alleenheerser = autocraat = onderdrukker = monocraat = despoot = dictator = dwingeland = tiran verkering = balts = baltsgedrag geheugenverlies = amnesie hoofdgerecht = hoofdschotel suikerpatiënt = diabetisch = diabeticus = suikerzieke hortus botanicus = arboretum = plantentuin = heemtuin = botanische tuin = hortus = heempark huldiging = eerbetoon = leenhulde = hommage = manschap overheidsinstelling = bureau = kantoor = dienst Ase = Asen heersende stroming = hoofdstroom oftalmoloog = oogarts = oogheelkundige = oculist = optometrist springzaad = balsemien waterstofperoxide = superoxyde = peroxide stempelinkt = merkinkt sterretje = asterisk = juweel = ster = zon panache = pluimbos = pluim = vederbos = vederdos gekkengetal = elf = xi schoteldoek = vod = wisdoek = schotelvod = vaatdoek gewetensbezwaar = scrupules stick = marihuanasigaret = stok = stickie = reefer = joint onvolwassen = infantiel = kinderachtig = juveniel werken = arbeiden = gisten = stoken = functioneren = verrichten = doen = fermenteren wangedrag = ambtsmisdrijf = misdaad voldoen = zich neerleggen bij = afrekenen = afbetalen = zich schikken naar = vergenoegen = beantwoorden = luisteren = eerbiedigen = berusten = vervullen = houden = tevredenstellen = vereffenen = respecteren = bevredigen = afdoen = verrekenen = gehoorzamen verzegeling = lak = zegelafdruk = zegel = zegellak = zeehond recyclen = recycleren = herwinnen = hergebruik = recupereren = terugwinnen = hergebruiken biline-urine = choline zuivering = purgatie = vrijstelling = verfijning = zuiveringsactie = rechtvaardiging onverdraagzaamheid = intolerantie inhalator = inhalatietoestel = inhaler uitlaatgassen = benzinedamp = uitlaatgas montuur = schuine kant = vatting gitzwart = aardedonker = pikdonker keuring = steekproef = staalkaart = aanstellingskeuring krantebericht = krantenbericht borrelen = vertrouwelijk omgaan = drinken zaadrok = zaadmantel utensiliën = gereedschap = werktuig = gerei sparen = besparen = uitsparen dag des oordeels = laatste oordeel = dies irae = doemsdag = oordeelsdag = doemdag breipen = pen = breinaald navullen = aanvullen = bijvullen longen = long admiraalschap = admiraliteit konijnenvoer = konijnevoer chemokuur = chemotherapie weetgierigheid = leergierigheid ossedrijver = ploegman = ossendrijver = ploeger gezinsplanning = contraceptie = geboortebeperking onze-lieve-vrouwebedstro = lievevrouwebedstro toponiem = plaatsnaam verdelging = extirpatie = het uitroeien = uitwissing = het ontwortelen = uitroeiing = eliminatie sprokkelhout = vulhout klimatologie = climatologie optornen = concurreren = rivaliseren = touwtrekken = vechten = opboksen = meedingen = wedijveren = meten = mededingen DNZ = erfelijkheidsmateriaal = desoxyribonucleïnezuur = deoxyribonucleïnezuur = DNA achterafstraat = slop = doorgang = steeg = gang = achterafstraatje play off = beslissingswedstrijd perceptievermogen = waarnemingsvermogen kwab = kwabbe = lob spraakgebrek = dysartrie = spraakstoornis brigadier = korporaal voorronde = kwalificatiewedstrijd = selectiewedstrijd = kwalificatieduel haatobject = haten = verafschuwen = verfoeien mictie = urineren perfectie = idealiteit = volmaaktheid = onfeilbaarheid oftalmoscoop = oogspiegel ziener = helderziende = waarzegger = profeet = ooggetuige = visionair = voorspeller anti-semitisme = jodenhaat = antisemitisme achterbuurt = slum = gribus = bidonville = krottenwijk = sloppenwijk = krottenbuurt = slums verschieten = verbleken lichtloep = vergrootglas sierteelt = bloementeelt aritmetisch = rekenkundig sneeuwballetje = sneeuwbal iglo = sneeuwhut = eskimohut = ijshut reassurantie = herverzekering = herassurantie verzachtend middel = gel = zalf = crème bloemenzaak = bloemenwinkel = bloemist = bloemisterij geëmmer = gezanik = gezemel = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur wordingsproces = aanvang = begin = ontstaan = wording = geboorte = genese landingsstrip = landingsbaan = landingsstrook = startbaan missie = gezantschap = afvaardiging = deputatie = vertegenwoordiging = legatie = boodschap = klassieker = delegatie = zending wegstoppen = benevelen = camoufleren = verhelen = verhullen = verbloemen = maskeren = versluieren = verdoezelen = verbergen belangrijkheid = relevantie = belang strekken = uitstrekken = valideren = uitrekken = oprekken = rekken = kloppen = opgaan = uitkomen = vigeren = gelden plantenvoedsel = mest = kunstmest = meststof plantenmelk = plantemelk alcoholmisbruik = drankmisbruik wit = wittebrood = witheid = zilver = blankheid = witbrood beginselverklaring = manifest = intentieverklaring = beginselprogramma geweld = gewelddadigheid = bruutheid jaargetijde = seizoen = jaargetij pinkstertijd = pinkstervakantie = Pinksteren = pinksteren prijzen = roemen = loven = labelen = eren = bewieroken = verheffen = ophemelen = zegenen = etiketteren = vragen = verheerlijken vooruitgang = rechtsgang = vordering = vorderingen = continuïteit = procesgang = progressie = verslag = voortgang poltergeist = klopgeest neerslachtig maken = deprimeren = demotiveren = ontmoedigen nalatenschap = erflating = versterving = legaat = boedel = erfdeel = successie = versterf = erfenis = erfgoed = vermaking vuilnis = vuil = tennef = huisafval = huisvuil = brol = rotzooi = brandhout = shit = vullis = prutsding = rommel = troep = afval = tinnef libel = libellen toeschrijving = attributie = toekenning jodenbuurt = getto danstheater = balletgroep = dansgroep rijmwoord = rijm uitkeringstrekker = steuntrekker = klaploper jammerzang = klaagzang = lijkzang = dodenmis = treurzang = elegie = klaaglied = requiem rotatie = toer = tres = slag = lok = haarlok = aswenteling = evolutie spiritus = hydroxyethaan = ethanol = alcohol = ethylalcohol brandalcohol = houtgeest = hydroxymethaan = methanol = houtalcohol = methylalcohol uithongering = ondervoeding weerwolf = Wolf Man pastorij = pastorie vulmiddel = vulpasta = plamuur = plamuursel vertaalwerk = vertaling raamakkoord = eensgezindheid = overeenstemming = unanimiteit = consensus smeersel = olie = smeer = vet = smeermiddel = strijksel = smeervet neerhangen = hangen = uithangen = ophangen = volhangen elitaire = elitair tekenleer = semiotiek woestenij = rimboe egoïstisch = egocentrisch rancho = veefokkerij = veehouderij = landgoed = ranch = farm haarborstel = kam symbolisme = symboliek nabuur = gebuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw eigenheid = persoonlijke eigenaardigheid = eigenaardigheid = jargon misconceptie = bedrieglijkheid = drogreden vijgenboom = vijgeboom = vijg tonnenband = ring = ringetje = hoepel geheugeneenheid = opslagmedium = geheugen chemische reactie = reactie hoereren = hoeren tuig = want = vehikel = voertuig = vistuig = schuimsel = stek verdikkingsmiddel = temper = bindmiddel epsilon = kleinigheid lijfwacht = lijfgarde = bewaker = persoonsbeveiliger afwachting = perspectief = vooruitzicht = verwachting missioneren = werven = bekeren vossegat = vossengat = vossehol fantaseren = raden = inbeelden = nagaan = veronderstellen = verbeelden = ratelen = imagineren = overwegen = indenken = voorstellen = speculeren match = sportwedstrijd = wedkamp = wedstrijd = ontmoeting = treffen scabiës = baardschurft = schurft = baardschimmel argot = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = slang = vakjargon = Bargoens = kunsttaal tot ziens = vaarwel = dag = goedendag = doei = doeg slijm = stroperigheid = planteslijm = sputum = smurrie = gom = blubber = geil = plantenslijm = brij epicycloïde = cycloïde conférencier = conferencier = cabaretier = kleinkunstenaar kinderbed = veldbed = campingbedje = wieg necrose = afsterving = gangreen bankwerker = installateur adolescent = tiener = jongeling = puber = teenager = jongvolwassene oorlogvoering = krijg = oorlog = krijgsvoering = krijgsbedrijf rode bosbes = vossenbes eurodollar = Eurodollar stuiteren = kaatsen = ketsen = stuiten scheurmand = prullenmand = papiermand = prullenbak kyfose = bochel twaalfvingerige darm = duodenum spotter = spotvogel machtsverheffen = machtsverheffing eed = gelofte fermentatie = herrie = zymose = drukte = consternatie = gisting = commotie = sensatie = keet = onrust = deining = opschudding = beroering = tumult sluiper = duiker = stiekemerd = gluiper = geheimschrijver = gluiperd vossebont = vos = vossenbont heffen = rekwireren = opheffen = vorderen = tillen = optillen slurf = brandslang = koffer = kofferbak = lul = prik = laadruimte = slang = pik = toeter wolkenkrabber = skyscraper geitekaas = geitenkaas pa = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pappa = pater handelsnaam = merknaam = brandmerk = merk verdrijving = uitwijzing = verbanning = wegjaging = verwijdering = uitzetting = uitdrijving zomerpunt = zonnestilstand = solstitium = zonnewende beursmarkt = aandelenbeurs = effectenbeurs = aandelenmarkt = beurs poëtaster = rijmelaar = pruldichter acne = jeugdpuistjes = jeugdpuistje terpentijn = terpentijnolie legitimatie = legitimatiekaart = legitimatiepapier = identiteitsbewijs = persoonsbewijs = legitimatiebewijs = identiteitskaart streepjescode = zebra = zebracode concubinaat = buitenechtelijk samenwonen zwaaideur = klapdeur = tochtdeur = pendeldeur runderen = beesten = vee = rundvee koelmiddel = koelvloeistof = koortsmiddel schuilhoek = schuilplaats = gat psychedelicum = hallucinogenen = tripmiddel = hallucinogeen papaver = klaproos = slaapbol cartouche = huls = patroonhuls contrasteren = tegenstelling = contrast = afsteken sigaret = shagje = peuk = saffie = kankerstok = sjekkie administratienummer = registratienummer aanprijzen = recommanderen = aanraden = aanbevelen medeweten = perceptie = wetenschap = cognitie = bagage = kennis = weten bijverdienste = broodschrijverij = emolumenten = maakwerk = neveninkomsten bedrieglijkheid = misconceptie = drogreden lahar = modderstroom tuinbouw = tuinieren = tuinbouwkunde = hovenieren = tuinderij = horticultuur coördineren = coördinaat schuldenaar = lener = debiteur = gedelegeerde armsgat = mouwgat blameren = schandvlekken = afgaan luier = slag volgboot = sloep = rubberboot = opblaasboot = roeiboot uitdijen = uitzetten = opzwellen = opzetten = zwellen toverij = toverkunst = toverkracht = magie = goochelen = tovenarij = toveren parool = leuze = erewoord = password = consigne = paswoord = sjibbolet = wachtwoord = woord = sleutel = woord van eer padding = schoudervulling röntgenstralen = röntgenstraal = x-straal = x-stralen = röntgenstraling spermacide = zaaddodend uitvogelen = er achter komen = oplossen barsheid = norsheid = abruptheid = bruuskheid = onbehouwenheid conductie = geleidingsvermogen = conductiviteit = geleiding = soortelijke geleidbaarheid = elektrische geleidbaarheid turner = gymnast chiasma = chiasme = kruisstelling wadjang = wadjan = wokken = wok bouwboer = landbouwer = teler = akkerbouwer Jurriaan = Joris ba = drek = faecaliën = excrementen = excrement = uitwerpselen = schijt = ontlasting = kak = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = uitwerpsel = afgang = beer = stront = feces herschrijven = omschrijven kenschets = karakterschets = karakteristiek = karakterisering = typering loper = krombek = hardloper = moedersleutel versimpeling = vereenvoudiging = reductionisme opbrengst = rendement = emissie = oogst = vrucht waarzegger = toekomstvoorspeller = waarzegster = helderziende = wichelaarster = ziener = wichelaar = augur = profeet = kaartlegger = voorspeller = auguren = kaartlegster = koffiedikkijker doorzakfeestje = nicht = poot = zuippartij Nieuwjaar = nieuwjaar verzetten = weren = kanten = keren = verweren = vechten = roeren = herschikken terechtkomen = belanden ribkarbonade = ribkotelet arseen = arsenicum estheticienne = visagist = esthéticienne = schoonheidsspecialiste excerpt = kort overzicht = extract = verkorting = fragment = passage = samenvatting = epitome = uittreksel scherpslijper = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter Openbaring = openbaring lid maken van = aannemen = affiliëren omverduwen = omgooien = omknikkeren = omkeilen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omkegelen = omvergooien = omduwen = drummen = omverwerpen = bruuskeren = omtrekken = omverkegelen versierder = scharrelaar = rokkenjager = vrouwenversierder = flirt = vrouwenloper vuursteentje = steentje = vuursteen = keisteen ijskast = koelkast vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = schandaliseren = belasteren = kwaadspreken = lasteren = bezwadderen = roddelen = denigreren = smaden = bekladden vaan = vlag pegasus = Pegasus snelheidswedstrijd = wedren = race orkaan = tyfoon = cycloon = wervelstorm bekvechten = kiften = twisten = ruziën = redetwisten = overhoopliggen usantie = manieren = gebruiken = gewoonte = mos = geplogenheid = usus = gebruik = praktijk zandweg = sintelbaan = aardeweg loopkraan = Spaanse ras van kleine paarden somatotropine = groeihormoon = somatotrofine ontkenningswoord = negatie inkrassen = inkerven = kerven = krassen respireren = ademen = ademhalen = inademen = asemen schittering = grandeur = grootsheid = praal = pracht = glans = heerlijkheid = schijn = schijnsel = flonkering = glinstering = luister = fonkeling = majesteit = gloed = vlam pi-meson = pion rechtsgeleerdheid = recht = rechtswetenschap = jurisprudentie tijdeenheid = tijdseenheid limitatie = inperking = terugdringing = beperktheid = begrenzing = beperking = restrictie = beknotting aandrijven = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = drijven = opjagen = zetten = activeren = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = inschakelen = aanmanen = instigeren = pramen veestapel = levende have = landbouwhuisdier = vee = stal klit = klissekruid = klis radioastronomie = Volksrepubliek Loegansk onbezonnen = onverstandig slaplant = sla = salade opvoeden = leiden = vormen = opleiden = trainen = onderrichten = oprichten = scholen = onderwijzen = kweken = grootbrengen verzinnebeelden = voorstellen = staan = typeren = symboliseren kunstenares = kunstenaar meerderheid = majoriteit = absolute meerderheid = hoofdmoot = overmacht = merendeel = volstrekte meerderheid wetenschapsfilosofie = kennistheorie = wetenschapsleer = epistemologie = wetenschapstheorie toog = bar = buffet = tapkast = priesterkleed = toga = soutane = priestergewaad = tap verinnerlijken = internaliseren immobilia = vastgoed = immobiliën = onroerend goed boetiek = modemagazijn = kledingzaak = winkel = kledingmagazijn = confectiezaak = modezaak handlichting = meerderjarigverklaring Bargoens = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = vakjargon = kunsttaal body-building = bodybuilding totstandkoming = totstandbrenging = tenuitvoerlegging = effectuering = verwezenlijking = verwerkelijking = realisatie = concretisering = uitvoer = implementatie = uitvoering = volbrenging = realisering = implementering friemelen = peuteren = frommelen = frutselen = futselen = frunniken = morrelen = wriemelen pms-centrum = PMS = PMS-centrum instigatie = aanmoediging knobbelzwijn = wrattenzwijn tondel = tondeldoos nitraat = nitraatmeststof manubrium = manubrium sterni labyrint = wirwar = warwinkel = dwaaltuin = doolhof = warnet = gangenstelsel = kluwen schrede = trede = voetstap = stap = pas = pasje seductie = verlokking = verzoeking = lokroep = bekoring = verleiding ijs = consumptie-ijs = waterijs = ijsje = ijsco = roomijs aflopen = afhellen = hellen = overtrekken taalcompetentie = competentie videocassette = beeldband = video = videoband slijten = verkopen = besteden = verhandelen = doorkomen kanarie = pietje = kanariepiet = kanariepietje = piet glittering = glans = afstraling loonvloer = minimumloon serenade = zanghulde = divertimento verstoppen = schuilgaan = schuilen boekverkoper = boekhandelaar legeraanvoerder = bevelhebber = commandant = overste = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = legercommandant = commandante = bevelvoerder winstgevendheid = rentabiliteit = rendabiliteit beroepsorganisatie = syndicaat = vakcentrale = vakfederatie = vakbond = vakverbond = vakorganisatie = vakvereniging = bond toestaan = toedelen = admitteren = toelaten = verlenen = toegeven speelterrein = speelplaats = speeltuin = speelerf = kinderspeelplaats = speelplein tegengestelde = tegenovergestelde = antipode = pool = antoniem = tegenvoeter = omgekeerde = tegendeel ed. = erectiestoornis = red. beplanting = plantage fris = limonade = gazeuse = frisdrank = priklimonade = softdrink = prik uithoek = platteland = negorij = binnenland = hinterland = achterland = gehucht medemenselijkheid = menselijkheid = menslievendheid gejammer = verzuchting = geweeklaag = jammerklacht = weeklagen = weeklacht = gekerm goudzoeker = fortuinzoeker = gelukzoeker = ontdekker = ontdekkingsreiziger = avonturier = vrijbuiter Mars- = van Mars zwaluwnest = epaulet uitzonderlijkheid = abnormaliteit = afwijking = onregelmatigheid mengeling = assortiment = gemengde berichten nacijferen = herberekenen = narekenen vertrekken = drossen = zijn biezen pakken = wegrennen = zich stilletjes uit de voeten maken = verwijderen = woongedeelte = zich terugtrekken klier = lastpost = klojo = ettertje = lastpak = stoorzender = lomperd alcohol = hydroxyethaan = ethanol = spraakwater = drank = ethylalcohol = spiritus klaagstem = pruilstem machinevertaling = computervertaling armband = bandjes = mouwband macrofaag = macrofagen radiolamp = lamp = kathodestraalbuis = vacuümbuis = elektronenbuis = radiobuis landenwedstrijd = interlandwedstrijd = interland voortplanten = reproduceren = vermenigvuldigen = voortpanten schuttingtaal = Frans aanmerken = zien = beschouwen = bevinden = houden = oordelen = schatten = achten suppletie = bijvoegsel = supplement = aanvulling = toevoegsel thuisreis = terugtocht = terugweg = terugreis windsterkte = windenergie = windkracht spaargeld = renegaat = spaarcenten = potje = besparing = appeltje voor de dorst = spaardeposito = spaarpot pep = energie = slagkracht = pit = kloekheid = arbeidsvermogen = fut = puf = daadkracht = geestkracht cardiogram = elektrocardiogram = e.c.g. = ecg barakken = kazerne = barrak schakelsysteem = elektriciteitsnet = schakelschema = bedrading = schakelingen = elektrische installatie ruit = interval = keelpastille = ruitje = vensterglas = vensterruit dithyrambos = dithyrambe prediken = preken = verkondigen revalueren = revaloriseren = opwaarderen radial = Radian = radiaal agorafobie = pleinvrees gangwissel = bak = versnellingsbak grossier = groothandelaar = tussenhandelaar = stalhouder abolitie = opheffing = afschaffing = suppressie endosperm = kiemwit hoeder = herder = veedrijver = ossendrijver = herderin glooien = hellen zorginstelling = gezondheidszorginstelling student = studiehoofd = studente = studerende = leerling = studiebol top = overtreffende trap = bergtop = piek = kroon = spits = hoogtepunt = kerktoren = punttoren = apex = torenspits = kruin = punt = toppunt vijgenmat = vijgenmand ignorantie = onkunde = onwetendheid = agnosie specimen = voorbeeld = model schnorkel = snorkel niet = agrafe = kram duplicaat = afschrift = kopie onderhoudswerkzaamheden = onderhoud = zorgen voor = voorzichtig = verpleging = onderhoudswerk = zorg patrimonium = patrimonie LTTE = Tamil tijgers bloeien = floreren = opbloeien = Burgeon contamineren = bevuilen = verontreinigen meetellen = uitmaken = incalculeren = verrotten = meespreken = begrijpen = spelen = schelen = tellen = verrekken = rekenen = rangschikken = gelden = meerekenen gehoorbuis = gehoorweg = gehoorgang felser = felsmachine feut = eerstejaars = eerstejaarsstudent impressie = notie = gevoel = besef = uitbeelding = conjectuur = vermoeden = indruk = verbeelding beschermeling = protégé mesenterium = scheil = darmvlies inspuiten = injecteren = spuiten voor zich uitschuiven = uitstellen garve = korenschoof = schoof = garf betalingsbewijs = kwitantie = bon = inkomsten ruggordel = schaal = omhulsel = rugschelp = rugschild conversie = bekering heuvel = veld muurtegel = tegel = pan = tapijttegel = vloertegel ijveren = onderneming = probeersel = poging = wagen = inspanning pauwhaan = pauw toebedenken = aanwijzen = reserveren = uittrekken = toedenken = bestemmen praalgraf = mausoleum vergelding = vindicatie = wraak = repercussie = revanche = retorsie = wraakneming = vendetta levering = aflevering = bestelling = geboorte = bezorging = bevalling = toevoer = leverantie = afgifte = aanvoer = verlossing vendutie = openbare verkoop = vendu = veiling sedimentatie = afzetting = precipitatie bruto nationaal product = BNP dankbetuiging = dankzegging = toekenning = erkenning geringschatting = dédain = laatdunkendheid = depreciatie = minachting = verachting tonsillitis = amandelontsteking psychopathologie = psychiatrie zeewier = alg = wier = algen = wieren = alge arrestatie = arrest = vastgrijpen = stilstand = grijpen = aanhouding uitvinden = vernemen = leren = horen belonen = renumereren = vergoeden = honoreren = vergelden berlijns-zilver = Berlijns-zilver levenswerk = levenstaak split = sluiting = kiezel = gravel = grind = steenslag boomschors = schors = cortex reactie = responsie = chemische reactie warme choco = cacao = chocolademelk = chocolade = chocola = chocomel foef = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = kunstje = kunst-en-vliegwerk aanlappen = opdringen = opsolferen = aanpraten = aansmeren steenboor = steenbeitel magerheid = schraalheid oorschelp = schelp = gehoorschelp wet = kit = natuurrecht = wetmatigheid = spelregel = prinsemarij = politiemacht = politie = hermandad = politieapparaat ervaren = ontmoeten = beleven = gevoelen = ondervinden = gewaarworden tuit = schenkrand = schenktuit = spruit vluchtplaats = onderdak = schuilplaats = haven = vluchtoord = schoot = toevluchtsoord = wijkplaats samenscholing = samenzijn = bijeenkomst = samenkomst = bijeenzijn kunstmest = mest = plantenvoedsel = meststof koorhemd = superplie zelfinductie = invloed = elektromagnetische inductie = inductie pijn = verdriet = hunkeren naar = lastpost = smart = zeer = wee = lijden = treurigheid = pijn doen = droefenis = bedroefdheid = treurnis = triestheid = droefheid = verlangen = kommer = leed nachtkeers = middelste teunisbloem = avondster = vesper wegkruising = kruispunt = aansluiting = knooppunt = kruising = snijding verblijf = oponthoud = séjour = onderkomen = verblijfplaats afvalproduct = afvalprodukt verkoopwaarde = marktwaarde lithograferen = steendrukken allocatie = lot = verdeling = rendez-vous = perceel = toekenning = toewijzing = toebedeling ingraven = zich = graven pauperisme = nooddruft = nood = behoeftigheid = armoede = armoedigheid = armoe = armzaligheid Volkenbond = volkenbond = coalitie zomer = zomertijd = zomerseizoen = bloeitijd Walkure = walkure diplomatie = fijngevoeligheid = kiesheid = CD = discretie = tact = corps diplomatique vloeistof = nat = nattigheid = zweet = vocht = vloeiklank kwatten = spugen = tuffen = spuug = spuwen = speeksel = kwalsteren rom = ROM = zigeuner kerkdienst = viering = godsdienstplechtigheid = liturgie = eredienst = dienst = godsdienstoefening = kerk automatiseringssector = automatisering = mechanisering = mechanisatie negeren = ignoreren = afwimpelen = opzijzetten = wegcijferen maatschappijleer = staatsinrichting haarzakje = haarfollikel windrichting = windhoek = streek = hemelstreek = kompasstreek = windstreek = kompasrichting gemekker = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = geteem = gezever = gekanker = gerommel = geouwehoer = gemaal = rumble = gezeur = geknor slavernij = slavendienst = lijfeigenschap = knechtschap verantwoordelijkheidsgevoel = verantwoordelijkheidsbesef overloper = geloofsverzaker = dissident = afvallige = deserteur = afgevallene = outlaw = kerkverlater = apostaat elektrische lading = lading zetmachine = letterzetmachine = typograaf vakantieganger = toerist = toeriste steendoorn = hagedoorn = meidoorn = hagendoorn annulatie = tenietdoening = annulering verzenlijmer = bard = poëet = woordkunstenaar = zanger = dichter polyeder = veelvlak onaangenaam = onprettig = onplezierig schrompelen = indrogen = verschrompelen = verdorren = ineenschrompelen waterpartij = vijver adelaar = arend Naomi = Noemi verklarende woordenlijst = woordenlijst = glos = glossarium ophitsen = aansporen = opruien = provoceren = aanhitsen = opjutten = aanzetten = opzetten = porren = opstoken = aanstoken taboeret = barkruk = stoelgang = kruk nachtmerrie = angstdroom = oneirodynie = juk = last = incubus benadrukken = betonen = onderstrepen = beklemtonen = accentueren biel = spoorbiels = dwarsligger = spoorbalk infectie = ontsteking = besmetting omleiden = omrijden kleurentelevisietoestel = kleurentelevisie peso = Chileense peso = Cubaanse peso natmaken = bevochtigen = hydrateren zoekmotor = zoekmachine nylon = nylonkous = nylons ontzetting = ontsteltenis = bezorgdheid = consternatie = ontzet = ontwrichting = verwarring = commotie = verdwaasdheid = alarmstemming = luxatie = verbijstering = opschudding = beroering schraper = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraapbeitel = schraapijzer pronkjuweel = prachtstuk = kleinood = pracht = juweel = pronkstuk = prachtexemplaar = pronksieraad = paradepaard = paradepaardje escapade = ervaring = avontuur = belevenis stalling = paardenstal = stal openzetten = opendoen = uitwerken = vergroten = opentrekken = ontgrendelen = ontsluiten = uitbreiden = openen = openmaken uitroeiing = extirpatie = het uitroeien = verdelging = uitwissing = het ontwortelen = eliminatie wurmen = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = otteren = pielen = prutsen = klooien transformeren = omvormen = doodskop baden = badderen = zwemmen nasporing = vraag = onderzoek = navraag = verzoek non-fiction = non-fictie weerstation = meetstation stafrijm = Germaanse rijm = alliteratie = letterrijm raam = invloedssfeer = raampje = doel = etalageraam = licht = mikpunt = vitrine = draagwijdte = scope = omvang = domein = venster = reikwijdte = doelwit = vensterraam = bereik range = pluriformiteit = heterogeniteit = variabiliteit = diversiteit = verscheidenheid = pluraliteit luchtkussenvoertuig = luchtvoertuig = luchtboot = hovercraft afdruipen = druppen aspect = dimensie = facet = opzicht amoxicilline = Augmentin pitten = snurken = meuren = rusten = slapen = maffen = bronzen = keveren = knorren ministersploeg = regeringsploeg = ministerie = kabinet manillahennep = abaca sopraanstem = sopraan allochtoon = vreemdeling = vluchteling minoriteit = minderheid redding = reiniging = behoudenis = behoud = zaligmaking = verlossing = heil = afkoping = heiliging = bevrijding = vrijkoping hoofdtelefoon met microfoon = hoofdtelefoon = oortelefoon = koptelefoon met microfoon = koptelefoon = headset nattevingerwerk = giswerk = gissing = gegist bestek breidelen = knotten = ketenen = binden = knevelen = kortwieken = beknotten handboeien omdoen = boeien aanbotsen = caramboleren = bonken = stoten = botsen bevordering = promotie alkali = vertrekpunt = basis = base vingervlugheid = goocheltoer paraffine = alkaan = alkeen = parafine onderverdeling = tussenkop au pair = vakantiehulp = vakantiekracht coherentie = samenhang = cohesie = eenheid keukenprinses = kokkin = keukenmeid = cuisinier = kok steenzout = klipzout = rotszout = bergzout galligheid = leverbotziekte industrieterrein = industriezone = bedrijvenpark = industriegebied = industriepark paruur = verfraaiing = ornament = aankleding = siersel = versiersel = versiering kookketel = ketel streng = buis = buisje = knot = kanaal = vendel = kluwen beschuldigde = aangeklaagde = gerekwireerde = gedaagde = verweerder = beklaagde = verdachte slijter = drankslijter = wijnkoper = wijnhandelaar zoogmoeder = min = zoogster ruw spel = onderbroekenlol = onderbroekelol span = bespanning = cluster = bos = ploeg = gespan = unit = stelletje = duo = troep = tros = tweespan = stel presumeren = voor lief nemen = ervan uitgaan = assumeren = veronderstellen = postuleren = supponeren = gissen = stellen = onderstellen = aannemen speelhuis = gokhol = speelhol = gokpaleis = speelbank = goktent = casino bezienswaardigheid = onderzoek = beeld = trekker = attractie = inspectie = trekpleister = zicht xanthoom = xanthoma heiligen = sacreren = sanctifiëren = consecreren = sanctificeren = wijden = consacreren = sacraliseren = zegenen = verheiligen beschermen = protegeren = vrijwaren = bewaren = preserveren = beschutten dieplood = stift = interlinie = blij geselroede = staafje tafeltennis = pingpong jaartien = decennium = tiental stier = bul = Stier revolverspuit = spuitpistool koekeloeren = gluren schakelen = lassen = koppelen = aaneensluiten = knopen = liëren = passen = aansluiten = verbinden = voegen courage = flinkheid = onverschrokken = onversaagdheid = durf = branie = moed = guts = lef = koenheid = dapperheid rijkdom = zeelde = opulentie = welvaart = luxe = weelde = vermogen routebeschrijving = weg = rijschema = wegbeschrijving kastanje = tamme kastanje = kastanjeboom Unie van Socialistische Sovjetrepublieken = SU = USSR = Sovjet-Unie saamhorigheidsgevoel = lotsverbondenheid = solidariteit het in klemmen vangen = sjabrak = zadelkleed = zadeldek hap = part = afbijten = brok = happen = snack = versnapering = gedeelte = knabbeltje = bijten = hapje = tussendoortje = stuk = beet = deel = stukje watervogels = drijfsijssie = watervogel lolbroek = geinponem = spuiter = joker = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant difterie = difteritis omzetpremie = remissie = franchise = aftrek = discount = rabat = vermindering = reductie industriezone = bedrijvenpark = industriegebied = industriepark = industrieterrein schatten = zien = waarderen = taxeren = aanmerken = beschouwen = bevinden = koersen = houden = ramen = oordelen = achten moederstad = stad saffie = shagje = sigaret = peuk = kankerstok = sjekkie kantoorartikelen = schrijfbehoeften = papierwaren gelezen worden = nemen = veronderstellen = lezen hanenpoten = kriebelpootje = kladschrift = gekriebel = hanepoten = krabbelschrift = krabbelpootje gezondheid = salubriteit = welzijn = gezondheidstoestand = uitkering ampersand = et-teken bitsheid = boosheid = bitterheid tafereel = toneeltje = schouwspel = toneel = kijkspel = tableau rimpelen = fronsen = plooien = verkreukelen = kreuken = kreukelen = verkreuken zwempak = badkostuum = badmode = zwemkostuum = badpak aanslepen = treuzelen spanningzoeker = testapparaat capitatie = hoofdgeld vergrotingsapparaat = vergroter Evangelie naar Johannes = Johannes = Joh voorsteven = boeg = voorschip respiratietoestel = beademingstoestel = beademingsmachine = ademhalingsapparaat = zuurstofapparaat terugdringing = inperking = limitatie = beperking = restrictie = beknotting erewoord = woordenwisseling = woord = woord van eer = parool cellulose = celstof sanctificeren = sacreren = heiligen = sanctifiëren = consecreren = wijden = consacreren = sacraliseren = zegenen = verheiligen mastitis = borstklierontsteking steenkoolteer = koolteer = steenkolenteer New York City = New York tendentie = tendens = strekking = teneur = pointe = inslag maltose = moutsuiker dubben = betwijfelen = wankelen = twijfelen beuken = hameren = rammeien = timmeren = hengsten = rammen = bonzen opbouwend = verheerlijkt = onverstaanbaar gedenkteken = herinneringsteken catecheet = godsdienstonderwijzer gravimeter = vochtweger = areometer = hydrometer zakenleven = zaken = klandizie = businessclass = bedrijf = privé-sector = zaak = onderneming = vak = bedrijfsleven = privésector karbonade = kotelet = varkenskarbonade = varkenskotelet afwijzing = verwerping = laking = veroordeling = berisping = ontkenning = afschrijving = negatie = afkeuring = verloochening briefomslag = envelop = couvert = enveloppe = omslag scheepstimmerwerf = werf = scheepswerf bekroning = prijs = beloning = accolade = voleinding = afronding = completering = afwerking = voltooiing klip = klif secretie = afscheiding = uitscheiding = daarmee uit bluffen = grootspreken = pochen = patsen = snoeven = opscheppen = ophakken = opsnijden deelhebber = participant = deelnemer respiratie = ademhaling vergoddelijking = vergoding = apotheose snik = gehijg hydroxymethaan = houtgeest = brandalcohol = methanol = houtalcohol = methylalcohol gevoelen = denkbeeld = opvatting = gewaarworden = inzien = stellingname = gezindheid = ervaren = ontmoeten = oordeel = overtuiging = ondervinden = gedachte = inzicht = beleven = convictie = opinie = zin = standpunt = mening sacrificeren = offeren = sacrifiëren stabiliteit = evenwicht = volhardendheid = bestendigheid = volharding = vasthoudendheid = standvastigheid rentenier = nietsnut = luiaard loodgieter = waterfitter drogman = tolk zweet = transpireren = vloeistof = bezweten = transpiratie = transpiratievocht = nat = nattigheid = bloedvergieten = bloed = vocht = Sudor = zweten berbertapijt = berber krijgsman = militair schoonheidskoningin = miss stut = steun = steunbeer = beer oceaan = wereldzee = oceaanfront = plas teleobjectief = zoomlens = telelens spierkramp = krimping = convulsie = stuiptrekking = kramp = stuip = spasme accreditief = certificaat = getuige = attestatie = verklaring = geloofsbrief = attest = getuigschrift = akte modiste = hoedenmaker = hoekenmaker anticonceptiemiddel = anticonceptie = contraceptiemiddel = preservatief = contraceptivum = contraceptief = contraceptie = geboortebeperking = geboortecontrole = voorbehoedmiddel = anticonceptivum plunderen = roven = uitschudden = ontvreemden = beroven = brandschatten = plundering = buit rechtzaak = rechtsgeding = rechtszaak = proces beknibbelen = ombuigen = snoeien = bezuinigen wapenkamer = wapenarsenaal = wapenmagazijn = arsenaal = wapenopslagplaats = wapenhuis = wapendepot = tuighuis gay = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = mietje = homoseksuele = poot = reetkever = homo = nicht = homofiel = holtor = bruinwerker balletgroep = danstheater = dansgroep uitzwermen = verspreiden = uitwaaieren vastsjorren = aansjorren gewilligheid = gedweeheid = enthousiasme = volgzaamheid = toegeeflijkheid = meegaandheid = bereidheid = dociliteit = hulpvaardigheid = vlugheid = gehoorzaamheid = behulpzaamheid = bereidwilligheid hydrogenium = hydrogeen = waterstof sluitpost = doelwachter = doelman = keeper = goalkeeper = kiep = goalie farmacognosie = farmacologie = acognosie = geneesmiddelenleer veeziekte = runderpest = veepest velen = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = doorstaan = dragen = harden = verduren = dulden = verdragen herassurantie = reassurantie = herverzekering waarborg = pandgoed = pand = securiteit = onderpand = zekerheid = garantie = verzekering = borg snor = knevel = snorbaard = baardhaar = bakkebaarden = snorrenbaard = gezichtshaar = baard schouder = schouders = schoudergordel = berm = vluchtstrook verkleuring = kleurverandering verheugenis = blijdschap = vreugde = blijheid diepvriesproduct = diepvriesprodukt doorzetter = ganger = doorbijter = slimmerd = knokker = aanhouder = vechter = goochemerd = gaander = slimmerik = -ganger = volhouder = doordouwer = slimmeling = wonderkind = blijver Aline = op één lijn brengen = op één lijn zetten = uitlijnen Bulgaars = Bulgaarse station = spoorwegstation = zender = werkstation = post = treinstation = stationsgebouw = transmitter = wachtpost = halte = zendpost = zendstation leiriem = lei = leidsel = breidel = teugel vennoot = handelsgenoot = associé = partner = deelgenoot = compagnon encanailleren = tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = inmengen = bemoeien = zich inmengen met = afgeven = inlaten = tornen transport = vracht = overlading = vervoermiddel = lading = transportmiddel = overslag = last = vervoer sprokkelmaand = februari = schrikkelmaand = snoeimaand beuzelaar = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter zedenprediker = strenge meester = zedenmeester = fatsoensrakker = moralist beklimmming = klim = beklimming ondervraagtaal = opvraagtaal = querytaal = zoektaal = vraagtaal ondermaatse vis = elrits = witvis = voorn inning = slagbeurt beargumenteren = gronden = baseren = funderen = onderbouwen = argumenteren zijlijn = baseline = achterlijn miljoenpoot = duizendpoot steunbeer = beer = steun = stut gnoom = dwerg = aardmannetje = kabouter geestesgesteldheid = bui = dispositie = humeur = luim = karakter = stemming = gemoed beetje = vlek = tikkeltje = tikje = ietsepietsje = pietsie = ietsepietsie = pietsje = vleugje Tsjechisch = tsjechisch vergister = digestief geëxamineerde = examinandus = kandidaat = examenkandidaat gunsteling = hielenlikker = ondergeschikte = slaafs volgeling tandglazuur = glazuur toemeten = toewijzen = toebedelen = toekennen ontdooien = dooien hydrometer = gravimeter = fluviometer = vochtweger = stroommeter = watermeter = areometer zeilen = drijven = te water laten = zweven klont = klonter = klets = klodder = kluit = kwak = kledder malaise = gedonder = beroerdigheid = misère = treurigheid = ellende = miserie = trammelant = gelazer = narigheid = rottigheid subscriptie = aanmelding = notificatie = inschrijving klapper = kokospalm = kokosboom = klapperboom = topper = knaller = kokosnoot = succes net = maaswerk = raderwerk = omroep = omroepwereld = omroepland = val = netwerk = web = raster = valstrik = elektriciteitsnet hinkspel = hinkelspel = hinkelen struikelblok = hindernis = hobbel = drempel = beletsel = struikelsteen = valstrik = rem = belemmering = opvangen = obstakel = handicap = verhindering = barrière = hinderpaal = vangst aanporren = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = manen = aanmanen = instigeren = pramen bestiering = leiding = regie chintz = sits grol = paskwil = grap = streek = mop = scherts = gekheid = poets tenderen = neigen stoeprand = beteugelen palm = palmboom = handpalm ranggetal = Nee. = rangtelwoord = ordinale artsenij = geneesmiddel = geneeskunde = medicijn conurbatie = stadsuitbreiding = stadsgewest = agglomeratie smelten = krimpen = achteruitgaan = vloeibaar maken = verdwijnen lymfevatenstelsel = lymfvatenstelsel = lymfatisch systeem schooldirecteur = rector = schoolhoofd commemoratie = herdenking wand = muur stilzwijgen = zwijgen = stilvallen zonnescherm = markies = zonnetent = luifel = zonwering monstertje = wangedrocht = misbaksel = wanproduct magazijngoederen = magazijnvoorraad dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = niemendalletje = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen = hebbeding konijnevoer = konijnenvoer gomhars = gom = harsgom geboortedatum = jaardag = verjaardag = jaarfeest = geboortedag rem = belemmering = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = struikelsteen = verhindering = remmen = barrière = struikelblok = hinderpaal halsketen = halsboord wandluis = bedwants willekeur = onrecht downtime = uitvaltijd = downtijd driewaardig = trivalent vaatwasmachine = vaatwasser = afwasmachine = afwasautomaat smeken = suppliëren = bezweren = bidden = afsmeken lofprijzing = laudatio = laudatie = éloge = panegyriek = lofzang = lofrede = lofspraak factoor = handelsagent = factor = vertegenwoordiger = handelsreiziger = agent schroevendraaier = schroevedraaier Victoriameer = Victoria naijver = nijd = ijverzucht = jaloezie = jaloersheid = kinnesinne = afgunst voorbijkomen = voorbijtrekken = overdrijven = passeren = langskomen = overtrekken = voorbijgaan kakkerlak = sissende kakkerlak ene = men = een zekere onwelvoeglijkheid = ongepastheid = onbetamelijkheid = onbehoorlijkheid = onfatsoenlijkheid bedieningshendel = stuurknuppel zonnesteek = zonneslag = heliosis diabeticus = diabetisch = suikerpatiënt = suikerzieke gegevensbestand = computerbestand = databestand = bestand = file rekenschap = rapport = uiteenzetting = exposé = expositie = verantwoording slede = ar = arrenslede = arrenslee = slee braadslede = slee T.L.-buis = TL-buis = tl-buis = fluorescentielamp ciborie = hostiekelk verkortingsteken = apostrof = afkortingsteken = komma = weglatingsteken gruwelen van = verafschuwen = afkeer hebben = verfoeien = haten = walgen = gruwen van = walgen van = gruwen = verwerpen afwisselen = rouleren = wisselend = verwisselen = afwisselend = verwisselend = alterneren = beurtelings feliciteren = feliciteren met = gelukwensen broodmand = broodkorf epiphenomena = bijverschijnsel = epifenomeen getuige = blijk = getuigenis = bewijs = certificaat = attestatie = toekijker = proef = verklaring = toeschouwer = geloofsbrief = attest = accreditief = kijker = proeve = proefje = getuigschrift = akte calorie = gramcalorie Tarn = bergmeertje benauwen = knellen = nijpen = beklemmen = vreten = beknellen = knagen = drukken manege = rijschool draaispil = winch = ankerspil = lier = windas = windspil gezelschap = club = vereniging = sociëteit = gilde = compagnie = samenleving = ensemble = troep = orde voortgaan = staande houden = continueren = voortbouwen = voortzetten = blijven = doorgaan = vervolgen = overgaan staalproductie = staalproduktie faillisement = bankroet mensenziel = ziel = soul = animus = geest = psyche weed = kif = thee = shit = stuff = marihuana = kief = wiet = pot stiptheid = nauwgezetheid omboordsel = boord = rand estheet = estheticus = kunstminnaar = schoonheidsminnaar = kunstliefhebber stortbad = zich douchen = douche malnutritie = hypotrofie = inanitie = ondervoeding leeuw = Leo = coryfee = Leeuw koffielepeltje = theelepel = roerijzer = theelepeltje aan = elementen = ligging = belichting token = munt = jeton beroemdheid = grootheid = ster = superstar plechtanker = noodanker vlooienmarkt = rommelmarkt = prondelmarkt urne = lijkvaas = grafurn = grafvaas = urn = asurn uitzakken = verzakken = schranken witte bloedcel = leukocyt rekenkunde = aritmetica = rekenkunst = rekenen Jerry = mof = Hun winkelcentrum = winkelgalerij = galerij verwennen = vertroetelen vruchtenhagel = confetti persoonlijkheid = personage = identiteit = aard = geest = karakter = identiteiten oorveeg = oorvijg goulash = goelasj landbouweconoom = landbouwkundige = agronoom = landbouwdeskundige staalbeton = gewapend beton straatverlichting = straatlantaarn = lantaarn wildwestfilm = western = cowboyfilm gigabit = Gbit stoomschip = stoomboot dichtregel = versregel = vers vereren = adoreren = aanbidden taks = weekdienst = impost = schatting = belasting = dienst = van dienst = hoofdafdeling = teckel = rijksbelasting = dashond = deel = census arachideolie = aardnotenolie appeltje voor de dorst = spaargeld = spaarpot = potje = spaarcenten voorbijrijden = langsrijden afgoderij = Baälsdienst = afgodendienst = idolatrie knopje = bel = kittelaar = oorbel = knop = oorknop = clitoris = oorring celibatair = vrijgezel schaakbord = dambord decaloog = Tien geboden = tien geboden effluent = afvalwater highbrow = intellectueel = egghead schoenleer = schoenleder balorigheid = weerzin = onwil = afkeer = onwilligheid = aversie = tegenzin kruiskopschroevedraaier = kruiskopschroevendraaier = kruisschroevedraaier = kruiskop-schroevedraaier ik ben bang van niet = schoonmoeder benaming = identificatie zomerkleren = zomergoed = zomerkleding blaaspijpje = blaaspijp onrecht = willekeur insluiper = overtreder = indringer opentrekken = openzetten = uitbreiden = uitwerken = vergroten = lostrekken bedroefdheid = verdriet = pijn = smart = lijden = wee = treurigheid = verslagenheid = mistroostigheid = droefenis = eenzaamheid = treurnis = triestheid = droefheid = kommer = leed = desolaatheid darmspoeling = enema = klysma = klisteer = lavement antiek = oudje graaf = grafiek benutting = gebruik = nut lekkers = liflafje = lekkernij = heerlijkheid = traktatie zinswending = formulering = woordkeus = woordkeuze = bewoording rassenprobleem = rassenkwestie = rassenvraagstuk afperken = afbakenen = bebakenen = afgrenzen = afpalen = omschrijven = demarqueren = traceren paalhoofd = steiger = zeedijk = zeehoofd = zeewering = golfbreker = pier = havendam = zeebreker = breekwater = krib = landhoofd bovenlaag = elite radiobaken = koersbaken = consolbaken = baken pastoor = priester = pater pretmaker = boemelaar = zwelger = fuifnummer = feestnummer = feestvierder = lolmaker = feestneus studeren = overpeinzen = studie = stilstaan bij = bestuderen = overwegen = contempleren = oost west, thuis best = mediteren = overdenken = bestudering nauwkeurigheid = echtheid = precisie = nauwgezetheid = preciesheid = promptheid = correctheid = exactheid = waarheid = accuratesse = zorgvuldigheid inventaris = boedel = meubilering = cataloog = inboedel = meubilair = catalogus = huisraad = beschrijving eerzaamheid = zedelijkheid = zedigheid = deugdzaamheid = kuisheid = eer = onschuld = eerbaarheid saisie = beslag = arrest = beslaglegging = beslagname = inbeslagneming luchtboot = luchtvoertuig = luchtkussenvoertuig = hovercraft zwaarlijvigheid = obesitas = vetzucht = vettigheid muze = verskunst = dichtkunst = dichtwerk = vers = poëzie kwartaalrapport = rapport landadel = grootgrondbezit = grondbezit = latifundium = grondeigendom inschrijfgeld = prijs = gage = vacatie = inschrijvingsgeld = honorarium = vacatiegeld proces = rechtzaak = rij = strafgeding = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = fysische processen = gerechtszaak = pleitzaak = geding = pleit = rechtshandel = verloop = procedure denk = vermoeden = giswerk = speculatie zonnetje = zonlicht = zon = zonneschijn = koperen ploert = Zon = zonnelicht = daglicht introduceren = implementeren = initiëren = invoeren = overschakelen = doorvoeren = instellen = inleiden = presenteren = innoveren = voorstellen = overgaan vuurvliegje = glimworm = gloeiworm = vuurvlieg molmgrond = bladgrond = humus = humusgrond = tuingrond = plantaarde = teelaarde = bladaarde = tuinaarde vergoelijking = rechtvaardiging vereiste = voorwaarde = benodigdheden = eis = behoeften koud maken = ombrengen = omleggen = mollen = doden = om zeep helpen = killen = om het leven brengen = vermoorden = liquideren = afmaken pleurodelinae = salamander = watersalamander godsdienstijver = geloofsijver maandstonden = maandbloeding = menstruatie = ongesteldheid roekeloosheid = durf = stoutmoedigheid = moed = lef = onbezonnenheid = koenheid = vermetelheid ridderen = tot ridder slaan urethra = urinebuis = pisweg = pisbuis belangstelling = rente = interesse = belang herder = veedrijver = schaapherder = hoeder = schaapsherder = herderin = ossendrijver ijslolly = lolly versperring = obstructie = belemmering = versperren = blokkade = verstopping = barrière = blokkeren = tegenhouden brandverzekering = brandassurantie atoomwapen = kernwapen = A-wapen optiek = zienswijze = blik = oogpunt = beschouwing = gezichtshoek = visie = gezichtspunt = invalshoek = standpunt = zienswijs = kijk hotpants = hot-pants = hot pants = geilheid afhalen = stropen = terugtrekken = terugnemen bezingen = doorslaan = roddelen peuk = kont = shagje = sigaret = saffie = kankerstok = staartzijde = sjekkie straalvliegtuig = jet griep = influenza = zo vader, zo zoon Islamitische Republiek Iran = Iran reserve = noodvoorraad = reservespeler = bufferfonds = terughoudendheid = zwijgzaamheid = gereserveerdheid = reservefonds = bankzitter = backup = bankspeler = reservekopie = geslotenheid raccordement = rangeerspoor = rangeerlijn = wisselspoor karaktereigenschap = karaktertrek = trek tenietdoen = opheffen = ongedaan maken = abrogeren keerboei = boei = ton honing = bijenhoning = honig = schatje navorsing = kritisch onderzoek = nauwkeurig onderzoek touwtjespringen = springtouw onheil = tragedie = drama = ramp = rampspoed = ongeluk = pech = catastrofe = tegenslag = kanker = calamiteit = kwaad = euvel afdingen = pingelen = knibbelen = dingen = marchanderen = afpingelen beenderhuis = knekelhuis = ossuarium reabsorptie = botresorptie = resorptie schepping = wereldruim = werkstuk = ruim = oeuvre = universum = al = idee = werk = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = geestesproduct = compositie = geesteskind = ruimte kastanjeboom = kastanje magenta = fuchsine = fuchsia rolbaan = taxibaan soortnaam = zaaknaam ontspannen = verslappen = afzwakken = tanen = verflauwen = relaxen = verwijven = verweken = kwijnen = verbleken = verzwakken spiraalboor = boorijzer = boorkop = boor limiteren = inkrimpen = volstaan = terugdringen = indammen = begrenzen = bepalen = beperken = inperken pronksieraad = pronkjuweel = paradepaardje = pronkstuk = paradepaard nieuwjaar = Nieuwjaar = nieuwjaarsdag bestekamer = wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = toilet onveiligheid = perikel = dreiging = gevaar = onraad bult = extrusie = buik = botsing = hobbel neutronenster = pulsar vlaktemaat = oppervlaktemaat vermaken = vermeien = verstrooien = entertainen = verlustigen = amuseren = diverteren = onderhouden accentuering = accentuatie = beklemtoning vormlijkheid = plechtigheid = ceremonie vitrine = inpakken = etalageraam = venster = etalage = uitstalkast = uitstalraam = raam contraceptie = anticonceptie = anticonceptiemiddel = geboortebeperking = geboortecontrole = gezinsplanning verwarmingsketel = stoomketel = ketel = warmwaterketel = cv-ketel sporttas = tas = zak = rugzak = boodschappentas bedrijfspand = bedrijfsgebouw onthalen = behandelen = vergasten = gastvrij ontvangen = fuiven = inhalen = opvangen = trakteren = gastvrij onthalen = recipiëren = amuseren = ontvangen = verwelkomen herpes simplex = herpes labialis = koortsuitslag = herpes febrilis houtteelt = bosbouw legerbevelhebber = bevelhebber = commandant = overste = veldheer = legerleider = legercommandant = commandante = legeraanvoerder = bevelvoerder hoefkanker = noma = straalkanker halvezool = mafketel = druif = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke instumentenpaneel = dashboard = instrumentenpaneel buitenbaarmoederlijke zwangerschap = extra-uteriene graviditeit politieke partij = partij weerspreken = logenstraffen = tegenspreken oksel = axilla nahollen = achteraanrennen = narennen = naijlen burgerkleding = burgerkloffie beeldhouwen = beeldhouwkunst = sculptuur = plastiek = glyptiek = beeldsnijkunst speld = broche = speldje = borstspeld = sierspeld = badge = pin = pen steenkolenmijn = kolenmijn = koolmijn woestheid = intensiteit = heftigheid = hevigheid = felheid ontgaan = ontglippen = onderbreken = ontsnappen aan = ontsnappen = voorbijgaan opportuniteit = gelegenheid = toeval = kans = geluk = mogelijkheid cement = cementspecie = specie = mortel vogellijm = maretak = mistletoe = mistel muziekstuk = toonzetting = compositie vakantieoord = chillen = geliefkoosde plaats = recreatiegebied = recreatieoord flater = dommigheid = misslag = stommigheid = blunder = uitglijder = stupiditeit = vergissing = miskleun = ezelachtigheid = domheid = misser = enormiteit = zeperd = taalfout = misgreep = stommiteit solist = individualist = einzelgänger = obligatist = solozanger = obligaat amice = vriendin = vriend = kornuit = gabber = gezel = makker = vrind = deelgenoot = maat = compagnon = kameraad = kompaan usurpator = overwinnaar = veroveraar = overweldiger aanstelling = afspraak stuipen = huiveren schutsluis = sas = kolksluis viskunde = ichtyologie houdster = houder = toonder eigennaam = naam tikken = overtikken = aantikken = uittikken = rikketikken = overtypen = uittypen = machineschrijven = tiktakken = typen statuut = voorschrift = verordening = status = ordonnantie = statuten = prescriptie = reglement Moskovitsch = Moscoviet hybride = halfbloed = kruis = bastaard = kruising veest = een scheet laten = scheet = flatus = prot = buikwind = wind = windje = een wind laten niet-ontvankelijk = ontoelaatbaar barjuffrouw = buffetjuffrouw = barmeisje bomen = discussiëren = parlementeren = redetwisten = discuteren = disputeren = redekavelen = twisten impulsturbine = actieturbine = gelijke-drukturbine spa = spade panda = reuzenpanda = pandabeer zuidwester = zuidwestenwind bestuurslichaam = hoofdbestuur = raad van bestuur = directorium = bestuurscollege = opperbestuur = directoraat = directie = administratie = bedrijfsleiding protagonist = tenor = voorstander = heldin = voorvechter = hoofdpersoon = held = hoofdrolspeler = romanheld = hoofdfiguur brandblusser = annihilator = brandblusapparaat = blusapparaat = extincteur = nevelblusser onschadelijk = onschadelijk maken = ongevaarlijk = ontmantelen bevechten = kamp = tegengaan = wedstrijd = slag = competitie = strijd = bestrijden = competitiewedstrijd = betwisten = tegenhouden alvleesklier = pancreas spoorwegstation = stationsgebouw = treinstation = station vrijlaten = loslaten = ontketenen rijgveter = veter = kant droger = droogtrommel = wasdroger = trommeldroger = droogkap = droogautomaat = haardroger = haardroogkap wijndroesem = dik = droesem = wijndrab = depot = drab = grondsop = droes = moer sluikwaar = smokkelwaar = contrabande lijfsgemeenschap = coïtus = seks = wip = copulatie = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel mnemotechniek = mnemoniek = ezelsbrug = reminder = geheugensteuntje = ezelsbruggetje Zuidnederlands = Vlaams ouder = bron = moederplant = stamplant cachou = cashew damesondergoed = ondergoed iepeboom = iep = olm = iepenboom pensionering = pensioen rechterzijde = rechtervleugel = rechterzij = rechterkant = rechterhand krachtloosheid = slapte = zwakte = kwetsbaarheid = slapheid = zwakheid = afgeleefdheid heling = genezing = convalescentie = genezingsproces = recuperatie = beterschap = rehabilitatie = herstel entreegeld = toegangsgeld = inkomgeld generatiegenoot = jaargenoot = tijdgenoot holster = revolvertas vertrouwd = oriëntatie dementie = zwakzinnigheid ontlokken = oproepen = wekken = evoceren = bovenhalen = evoqueren verwenhuis = hoerenkot = hoerenhuis = massagesalon = bordeel = Venustempel = eroscentrum zaaknaam = soortnaam rangeerspoor = raccordement = rangeerlijn = wisselspoor conversatie = gesprek = samenspraak = betoog = discussie = uiting röntgenapparaat = radioscoop = fluoroscoop straatlantaarn = lantaarn = straatverlichting aftuigen = afdrogen = aframmelen = aftroeven = afranselen = inpeperen = afrossen buikpijn = maagpijn blaf = geblaf = gekef jubeljaar = jubelfeestje = jubileum = jubelfeest entreebiljet = kaartje = passagebiljet = toegangsbewijs = kaart = entreebewijs = entreekaart = ticket langbeen = ooievaar spoed = onderwerp = topic = haast = gehaast = gejakker herleving = revitalisering = opleving = opbloei = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = revival = oprisping = wedergeboorte verhalen = oververtellen = vertellen = navertellen = zeggen aflossen = inlossen walmuur = binnendijk = waterkering = kademuur = dijk anticonceptie = anticonceptiemiddel = geboortebeperking = geboortecontrole = contraceptie sniffen = grienen = snotteren uithakken = hakken = houwen = uithouwen toverkol = tovenares = heks = toverheks = kol voetreis = wandeling = loopje = ommetje = voettocht oor = gehoororgaan = handel = kruk gids = repertorium = leidraad = wegwijzer = adresboek hoefsmid = smid Minotaurus = minotauros = minotaurus schuifknoop = strikknoop = slipsteek marter = marterbont = sabel sollicitant = adressant = werkzoekende = aanvrager = reflectant = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekwestrant = rekestrant populierehout = populierenhout = klompehout = klompenhout tracering = traceerwerk tijdgenoot = jaargenoot = generatiegenoot rolling = deining = golfslag = zeedeining versterkend = verkwikkend instelling = instituut = afstelling = inrichting = genootschap = afstemming upgrade = opwaarderen trekgat = tochtgat = gietgal praatshow = praatprogramma = discussieprogramma = talkshow pianostemmer = stemmer = intoneur synoniem = evenwoord ovaal = ellips onplezierig = onprettig = onaangenaam Ajax = AJAX maansomloop = maan = lunatie uitstorting = bloeduitstorting = extravasaat = hematoom verkorting = breviatuur = wee = afko = samenvatting = uittreksel = abbreviatuur = afkorting = abbreviatie = excerpt tafelheer = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw ontschepen = van boord gaan dociliteit = gedweeheid = volgzaamheid = toegeeflijkheid = gehoorzaamheid = meegaandheid = gewilligheid arbeidsvolume = arbeidskracht = personeelsbestand = mankracht = personeel sacrum = heiligbeen vraaggesprek = interview = ruggespraak = sollicitatiegesprek maatlat = meetlat = maat = scepter torsie = koppel aanvlijen = knuffelen zonne-energie = zonne energie slagzin = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk telekinese = voorwerpbeweging van het afstand = psychokinese bol = hoofdje = knikker = wereldbol = harses = frommel = kersenpit = noviteit = kruin = prop = kersepit = hoofd = bolletje = kanis = kop = knar = test = bal = sfeer schrijfbureau = bureau = schrijftafel dashboard = instrumentenpaneel = regeltafel = instumentenpaneel = schakelbord = schakelpaneel = schakeltafel = paneel = bord = bedieningspaneel = controlebord ademhalen = respireren = ademen = inademen = asemen derde macht = regelmatig zesvlak = kubus = hexaëder pastille = zuigtablet = tablet schoffel = hak = houw zijspiegel = buitenspiegel adembuis = luchtbuis schandpaal = kaak amulet = mascotte = fylacterion = talisman = fylakterion wintermaand = december uitdeling = opdeling = distributie = verspreiding = verdeling = spreiding radio-antenne = radioantenne abecedarium = leesplankje = eerste leesboek = abc-boek rondstralen = uitzenden tienkamp = decatlon krachtverspilling = energieverspilling weglaten = skippen = overslaan = overspringen = verwaarlozen opdienen = voorschotelen = dissen = voorzetten = opdoen = dienen = opdissen = serveren verstuiken = verrekken = verstuiking = zwikken = omslaan = verzwikken begeerte = enthousiasme = gretigheid = impatience = wellust = lustgevoel = lust = koorts = zinnelijkheid = sensualiteit = geilheid = honger = zucht = drift = dorst voedster = moerhaas = moer producentenprijs = fabrieksprijs luchtverbinding = vliegverbinding = luchtvaartmaatschappij = luchtlijn welvaren = opbloeien = prospereren = gedijen = prosperiteit = welvarendheid = welstand = voorspoed = floreren = tieren bugel = messing = flügelhorn = koper = geelkoper wrok koesteren = zich storen aan speeltje = speelbal doorvoeren = introduceren = implementeren = initiëren = invoeren = overschakelen = instellen = innoveren = overgaan huistaak = huiswerk = taak = voorbereiding = schoolwerk = huisarbeid = thuiswerk uitvoeren = weggeven = sjouwen = volbrengen = kwijten = uitrichten = vertolken = presteren = spelen = afleggen = verrichten = doen = executeren = treffen algebra = stelkunde luchtmeter = aërometer Turks = turks quotatie = citaat = aanhaling = allegatie = quote mijnarbeid = mijnontginning = mijnbouw kaartprojectie = projectie kacheltje = haard = verwarmingstoestel = kachel concurreren = rivaliseren = touwtrekken = vechten = opboksen = meedingen = wedijveren = optornen = meten = mededingen hoeden = waken = uitkijken = letten = oppassen = wachten = opletten paniekzaaier = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper kluister = boei = boeien Republiek Hongarije = Hongarije sikkel = croissant = sikkelvormige rij huizen = zicht = maansikkel steriliteit = onvruchtbaarheid = kaalheid vlugschrift = pamflet = boekje = brochure = map doorsnijding = kruispunt = kruisproduct = cartesisch product omgekeerd = tegenovergesteld bespeuren = beluisteren = proeven = voelen investment-trust = beleggingsfonds = beleggingsmaatschappij = fund geringheid = gering aantal = schaarste minnezanger = minstreel = troubadour = trouvère disambiguatie = desambiguatie = ondubbelzinnig graafmachine = graafwerktuig = graver flikker = gay = homoseksuele = homo = reetkever = homofiel = Utrechtenaar = bruinwerker = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = mietje = poot = nicht = holtor mars = marcia geschiedenis = vertelling = gebeurtenis = kroniek = gebeurde = story = ontwikkeling = Kronieken = verhaal = historie (het) gegrom = grom pandbelener = pandnemer = pandhouder koffiemelk = gecondenseerde melk traveller cheque = reischeque = travellerscheque = travellercheque Sfinx = sphynx = sfinx vriesvak = diepvrieskast = diepvriezer = diepvrieskist = vrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vrieskast = vriezer concretiseren = invullen bekapping = overdekking = overkapping = overspanning badstof = lussenweefsel = luierstof trekkebekkerij = facturering vibrato = trilling = beving aars = poeperd = aarsopening = aarsgat = anus = schijtgat = poeper = poepgat homoseksueel = sodemieter = sodemiet = geïnverteerde = flikker = gay = mietje = homoseksuele = poot = reetkever = homo = nicht = homofiel = holtor = bruinwerker zeerover = piraat = vrijbuiter = boekanier uitbrieven = rondstrooien = rondbazuinen = uitdragen = verspreiden = rondbrieven verbrokkelen = verpletteren = persen = in elkaar persen = pletten = brokkelen breedsprakerig verhaal = donderpreek parentage = bloedverwantschap = bloedband = familiebetrekking = verwantschap = verwantschapsbetrekking noordnoordwesten = NNW moerasland = drasland = broekland = moerasgebied = donk = waterrijk gebied = slijkland = moerasgrond = waterland = broek = laagveen = ven = laagveengebied = zomp = dras = moeras bindtouw = garen = bindgaren = paktouw = pees = touw rijkswacht = Rijkswacht vibratie = trilling = beving foton = lichtquantum PTT = posterijen = postbedrijf = post = postkantoor resorptie = reabsorptie = botresorptie demotiveren = deprimeren = neerslachtig maken = ontmoedigen vleesvork = trancheervork examineren = speuren = analyseren = ondervragen = naspeuren = keuren = aftasten = onderzoeken = vorsen pleitzaak = strafgeding = proces = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = gerechtszaak = geding = pleit = rechtshandel = procedure nematoda = aaltjes = rondworm wriemelen = draaien = vervormen = peuteren = wiebelen = frommelen = frutselen = friemelen = futselen = jeuken = frunniken = kronkelen = morrelen = spartelen = ontwijken = wringen onervarenheid = onbedrevenheid prolaps = verzakking verwerkelijken = implementeren = realiseren = effectueren = verwezenlijken voordrachtkunstenaar = voordrachtskunstenaar = voordrager = declamator recreatie = afleidingsmanoeuvre = speelduur = verpozing = speeltijd = relaxatie = verstrooien = ontspanning = vrijetijdsbesteding = afleiding = vrije tijd = dolce far niente = verstrooiing = vermaak = verzet = verzetje = verstrooiïng ertslaag = ertsader = ader = mijnader = richel joule = wattseconde westenwind = westerstorm achterliggen = achterstaan conjunctuur = crisis = coïncidentie = samenloop opmeting = maat = afmeting = meting toewijding = trouw zijn aan = trouw = oplettendheid = genegenheid = godsdienstzin = aanhankelijkheid = applicatie = adhesie = alertheid = godsvrucht = steun = piëteit = devotie = gehechtheid = acht = inzet = overgave = godvruchtigheid = ijver adstringens = scheersteentje = samentrekkend middel limoniet = bruinijzersteen TV-zender = televisiezender = zender rubber = gomelastiek = gummi = caoutchouc Pruisisch zuur = amandelzuur = blauwzuur mariakroon = Mariakroon verkleiningsfactor = verkleining flitspuit = vernevelaar = verstuiver = bloemenspuit = plantenspuit boekhandel = boekwinkel = boekenwinkel veelmannerij = polyandrie jodin = Jood = Hebreeërs = jood = Hebreeuwse trainer = trainster = coach = manager = oefenmeester haarklover = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = pezewever = muggenzifter = pietepeuter hoofdgeld = capitatie inschrijvingsbedrag = toelatingsexamen openhouden = vrijhouden vloerkleed = karpet = tapijt pioenroos = pioen pegels = pieterman = piek = florijn = pegel = pop = gulden reduceren = verlagen = verminderen = verkleinen = luwen = besnoeien = bedaren = afnemen = humiliëren = korting = terugbrengen = vermindering = minderen = neerslaan = vernederen = verlichten = verzwakken schatmeester = schatbewaarder = penningmeester = thesaurier = quaestor = quaestrix lichaamsslagader = aorta = hoofdslagader huidskleur = huidkleur = kleurtje = teint = tint = kleur = gelaatskleur zangvogel = zanger dieetleer = diëtetiek = voedingsleer = diëtiek Hawaï = Hawaii koersverandering = totale ommekeer = ommezwaai = koerswijziging = rechtsomkeert pancreas = alvleesklier landbouwhuisdier = levende have = vee = stal = veestapel grompot = brombeer = nijdas = brompot = mopperaar = zuurpruim = nurk = knorrepot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor straatorgel = draaiorgel = draailier = pierement kerkgebouw = kerk = godshuis plavuis = hardsteen = tichel = vloertegel = stoeptegel = steen = trottoirtegel = tegel schist = schilfersteen familiebetrekking = bloedverwantschap = bloedband = parentage = verwantschap = verwantschapsbetrekking poolzee = Antarctische Oceaan = Noordelijke IJszee = Arctische Oceaan = ijszee kruipen voor = een voetval maken = buigen = knielen typist = tikker wangetje = wang = bil = koon doeltrap = doelschop Hottentots = Hottentot schadevergoeding = regres = indemnisatie = smartengeld = compensatie = bonificatie = indemniteit = schadepenningen = schadeloosstelling = vergoeding = smartegeld = verhaal verpozen = recreëren bijenkoningin = moer laatste oordeel = dies irae = doemsdag = oordeelsdag = doemdag = dag des oordeels luchtvaartuig = toestel = kist = vliegmachine = vliegtuig juffrouw = juffer = mejuffrouw = vrijster = dame = schooljuffrouw = schoolvos = schoolfrik = vrouw = onderwijzer = misser = juf = maagd = frik = jonkvrouw = mevrouw = schooljuf = tante = jongedame = meisje jachtliefhebber = sportman = nimrod = sportvrouw petroleumindustrie = olie-industrie Norge = Noorwegen = Koninkrijk Noorwegen kopstem = falset lijkschouwing = sectie = obductie = nabespreking = autopsie = dissectie = lijkopening = necropsie boekformaat = format = lay-out eugenese = eugenetiek = eugenetica welzijnswerk = agogie = maatschappelijk werk regen = regenval = hemelwater = neerslag = regenbui = regenwater vagina = flamoes = muis = pruim = doos = schaamspleet = schede = snede = poes = spleet = kut = snee = gleuf = trut = vulva = mossel landvoogd = stadhouder = landvoogdes = onderkoning = ruwaard = gouverneur = regent zuigkap = afzuigkap = dampkap vergunning = admissie = toekennen = licentie = consent = dwanglicentie kristallens = linze = lens = ooglens omvormen = transformeren = doodskop = omzetten = converteren Franse selder = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = bergselder = lavas = sermontaine = processieplant = leverstok = manskracht cokes = cola overkomen = voorkomen = voordoen = voorvallen = optreden = geworden = gebeuren = geschieden = plaatsvinden uitzaaien = metastaseren gruyère = gruyèrekaas liefelijkheid = lieflijkheid dutten = doezelen = luimen = dommelen = tukken = soezen = sluimeren = suffen empathie = het zich inleven = inlevingsvermogen dinges = prul = dingetje verbintenis = verplichting = engagement = aanhankelijkheid beheersen = intomen = heersen = overheersen = prevaleren = controleren = inhouden = onderwerpen = belasten = moeilijkheid = domineren = betomen luchthamer = luchtdrukhamer = drilboor aanwinst = acquisitie = activa = pluspunt machtgever = opdrachtgever = klant = committent = cliënt = mandant = lastgever = principaal = mandator hekkesluiter = afsluiter = heksluiter = hekkensluiter convertiet = bekeerling hoek = hoekje = richting = landpunt = kaap = haak = angel = vishaak = invalshoek = kant conjunctivitis = bindvliesontsteking topman = hotemetoot = kanon = hotemetotem = kopstuk = prominent = bons = bobo = VIP pikantheid = hitte majoraan = oregano = marjolein jaartalvers = tijdvers = getalvers = jaardicht nevelmaand = november = slachtmaand vrije tijd = recreatie = vrijetijdsbesteding overvloedig voortbrengen = overvloedig aanwezig zijn = zeer productief zijn = wemelen = in grote aantallen voorkomen link = toevoegen = schalm = verbinding = verenigen = linken = bijtellen = optellen = tussenschakel = schakel = verbinden = relatie = hyperlink = samenvoegen categorie = aard = klas = soort = rubriek = ras = laag = genre = klasse = type mierenzuur = mierezuur = methaanzuur vrijbuiterij = beroving = plundering stripteasedanseres = stripteaseuse = stripper syndroom = ziektebeeld verzetje = afleidingsmanoeuvre = verpozing = relaxatie = verstrooien = ontspanning = recreatie = vrijetijdsbesteding = afleiding = dolce far niente = verstrooiing = vermaak = verzet = verstrooiïng letterzetmachine = typograaf = zetmachine doopmoeder = peetmoeder = meter = peettante = petemoei schoudermantel = cape = bontcape onrechtvaardig = zondig extramuraal = extra perzik = perzikeboom = perzikenboom = perzikboom kweepeer = kwee = kweeappel scheepsmast = mast ribgewelf = kruisribgewelf voldongen feit = fait accompli middag = middaguren = noen = namiddag = middaguur pluralis = meervoud ziekenverzorgster = ziekenverzorger groothertog = douairière = groothertogin = douairiëre trombus = bloedstolsel = trombose aaneenschakeling = opeenvolging = aaneensluiting = aaneenrijging = keten ontrading = afschrikking flesopener = flessenopener cipier = gevangenbewaarder aanschaf = koop = aankoop = boodschap = besteding = verwerving = aanschaffing = boodschappen = inkopen fysiotherapie = bewegingstherapie = kinesiatrie = heilgymnastiek eloquentie = welsprekendheid = spreekvaardigheid = welbespraaktheid schuurmiddel = vim = schuurwerktuig = schuurpoeder = schuurmachine wrijven = verstrijken = uitwrijven = uitsmeren = strelen = smeren = aaien = strijken = uitstrijken kruiskopschroevendraaier = kruiskopschroevedraaier = kruisschroevedraaier = kruiskop-schroevedraaier explicatie = verklaring = toelichting = uitleg = motivering manuscript = getypte tekst gluiper = duiker = stiekemerd = geheimschrijver = gluiperd = sluiper vissersvrouw = visser groot zeegras = zeegras toegangsbewijs = entreebiljet = kaartje = passagebiljet = kaart = entreebewijs = entreekaart = ticket stuf = gom = vlakgom = gum barmeisje = barjuffrouw = buffetjuffrouw brutowinst = marge misnoegd = ontevreden babbel = babbeltje = praatje = klap = kout magneetveld = magnetisch veld intimideren = inschuchteren = ontmoedigen = bang maken werkdag = weekdag kanteel = kantelen stroperigheid = slijm = blubber = smurrie = brij vogelspin = tarantula smaken = ophebben = genieten elektrische geleidbaarheid = geleidingsvermogen = conductiviteit = geleiding = soortelijke geleidbaarheid = conductie bond = confederatie = syndicaat = vakcentrale = bondgenootschap = bondsstaat = vakfederatie = statenbond = alliantie = vakbond = vakverbond = vakorganisatie = entente = unie = beroepsorganisatie = vakvereniging anti = tegenstrever = wederpartij = tegenstemmer = antagonist = tegenstander = tegenpartij = opponent rassehaat = racisme = rassenongelijkheid = rassenhaat = rassendiscriminatie blaten = geblaat = blèren hebbedingetje = dingsigheidje = wat niet = gadget = niemendalletje = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen = hebbeding nihilist = anarchist favoriet = snoes = uitverkorene = lieveling = troetelkind = scheet = liefje = vlam Albanees = Albaans lichtstraal = straal rondborstigheid = directheid = openheid = oprechtheid = vrijmoedigheid = openhartigheid mat = deurmat = turnmat = schaakmat = onderlegger = placemat = schaak troon = regeerperiode = regering = regeringsperiode = bestuur = heerschap = bewind = heerschappij = regeringstijd = gemak ombrometer = pluviometer = regenmeter = udometer = hyetometer hoerapattriotisme = nationaliteitsgevoel = nationalisme = chauvinisme huif = immenhuif = bijennest = immenkorf voegwoord = koppelwoord = conjunctie quiz = ondervraging couverture = band = boekband = stofomslag = kaft = boekomslag = omslag = cover papegaaiduiker = alk encefalitis = hersenontsteking oké = in orde penthouse = dakappartement broodje = knot vaderland = patria = geboortegrond = moederland = grond = land van herkomst = land = geboorteland = land van oorsprong = thuisland karakterreeks = keten = snaarinstrumenten kerkvorst = hogepriester = opperpriester = prelaat = primaat oneer = schenden = onteren = schande = afgang = te schande maken = blamage = smaad = bezoedelen wielerronde = ronde = omloop = criterium = wielerkoers = wielerwedstrijd glasvezel = fiberglas = glasdraad hydroxyethaan = spiritus = ethylalcohol = ethanol = alcohol massaspectrometer = spectrometer traanbuis = traankanaal kleefpleister = plakpleister = hechtpleister = plakker = pleister hydride = waterstofverbinding klok = stolp = schel = bel = uurwerk = klokje = polshorloge = stulp = horloge = teller = meter tumult = herrie = drukte = consternatie = fermentatie = commotie = sensatie = keet = onrust = deining = opschudding = beroering pessimisme = moedeloosheid = defaitisme scène = toneel letterslot = cijferslot = nummerslot = combinatieslot lekenbroeder = kloosterbroeder = monnik = kloosterling = convers = bedelbroeder = mendicant = bedelmonnik = ordebroeder = cenobiet = frater = broeder gewetenswroeging = gewetensnood = zelfbeschuldiging = zelfverwijt = gewetensangst = wroeging = spijt = berouw = schuldbesef zedeloosheid = hoererij = liederlijkheid = orgie = ontucht = saturnaliën = onzedelijkheid = bandeloosheid = lichtzinnigheid = bacchanaal = tuchtloosheid = onkuisheid = ontuchtigheid = losbandigheid = frivoliteit gareel = halsband = halsketting = haam markt = afzetgebied = marktkoers = marktplaats = achterland = marktplein = marktprijs huisdokter = huisarts = omnipracticus hydrotechniek = vloeistofmechanica = hydromechanica = hydraulica vruchtenmoes = compote onbevlekt = smetteloos temper = verdikkingsmiddel = bindmiddel promoting = verkoopbevordering = reclame = promotie = salespromotion = advertentie = sales-promotion broederlijkheid = gemeenschap = saamhorigheid = broederschap = verbondenheid mierenneuken = muggenziften banaan = bananenplant helleveeg = heks = moervos = furie = oud wijf = lelijk wijf = tovenaar = kol = besje = tovenares = taart lichaamsgeur = zweetlucht = transpiratiegeur debiet = doorvoer = doorstroom = stroom omverhalen = refuteren = wegredeneren = omverwerpen = ontzenuwen = wegpraten = weerleggen tijding = boodschap = bericht = mededeling = mare klikken = klikklakken oceanoloog = oceanograaf body-mass index = queteletindex najade = stroomnimf = nereïde = undine = watergodin = waternimf laarzentrekker = laarzenstrop Republiek Irak = Irak doctoraat = licentie = doctorsgraad steunen = bouwen = vertrouwen = ondersteunen = klagen = geloven = onderschragen = stenen = onderschoren = schoren = kreunen = onderstutten = verlaten = leunen = rekenen = stutten = rekenen op = schragen = zuchten bukskin = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = nubuck Zuid-Oost Azië = Zuidoost-Azië luchtledig = vacuüm sententie = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = wapenspreuk = credo = zinspreuk luidspreker = speaker = spreker = loudspeaker = box predikaat = gezegde sectio = hysterotomie = sectio caesarea = c-sectie = keizersnede telencephalon = grote hersenen responsie = reactie alfawetenschap = alfawetenschappen = geesteswetenschap = humaniora = kunst = geesteswetenschappen goed = manufacturen = boeltje = kleding = dimensie = zate = roerend goed = possessie = kleren = eigendom = textiel = bezit = have = propriëteit = kledij = landgoed = goedheid = eigenschap ontruimingsactie = evacuatie = lediging = ontruiming kriebelpootje = hanenpoten = kladschrift = gekriebel = hanepoten = krabbelschrift = krabbelpootje ongenade = ongunst ochtendstond = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = dageraad pince-nez = lorgnon = neusknijper = knijpbril = lorgnet = face-à-main = handbril koolhydraat = suiker = saccharide = sacharide kantoorknecht = kantoorklerk = inktkoelie = klerk afmatten = afjakkeren = slopen = uitputten = aftobben advocaat voor de verdediging = verdediger uiteenspatten = uiteenspringen = uitspatten = knallen = barsten riviergrondel = riviergronde = grondel sproet = zomersproet = zomersproeten = efelide radioactieve neerslag = fall-out = neerslag klimmer = slingerplant = beklimmer = alpinist = klimplant = bergbeklimmer = kletteraar hapering = storing = stoornis = stuk zijn steward = hofmeester opscheppen = grootspreken = bluffen = pochen = patsen = snoeven = ophakken = opsnijden fabrikant = industrieel ongetrouwd = ongehuwd rijkaard = geldtas onwel = ziekte sportclub = sportvereniging dichtdoen = dichtmaken = dichten = sluiten = toedoen vervuiling = milieuvervuiling = verontreiniging = pollutie = milieuverontreiniging flikflooien = tortelen schaamheuvel = venusberg = venusheuvel = pubis draaihek = tourniquet = stijl = klaphek opinieonderzoek = ondervraging = poll = onderzoek = studie = enquete = opiniepeiling = demoscopie = enquête ruwe vechtersbaas = Simson = mannetjesputter glazuurlaag = glazuursel = suikerglazuur = glazuur voortslepen = slepen = lanterfanten = rondhangen = treuzelen = afwachten = talmen plichtsverzaker = lijntrekker = minimumlijder = hongerlijder theorie = leerstelsel = leer = evangelie verkreuken = plooien = rimpelen = verkreukelen = fronsen = kreuken = kreukelen eerloosheid = schanddaad = berucht = infamie autogenese = abiogenese = abiogenesis = zelfwording machinekamer = ingenieurswetenschap wreedheid = wreedte = barbarisme = beestachtigheid = onmenselijkheid = gruweldaad = brutaliteit = gruwel = wandaad = gruwelijkheid billijkheid = redelijkheid = gelijk klankleer = foniek = fonologie danser = karakterdanser graeciseren = helleniseren leermeester = onderwijzer = lerares = schoolmeester = schoolvos = frik = docent = schoolfrik = instructeur = leraar hernieuwen = vernieuwen doen toenemen = vergroten = aanvullen = verhogen = toenemen petrificatie = verstening aanplant = aanplanting = plantage hypofyse = hersenaanhangsel = epifyse = pijnappelklier = pituïtrine = hersenklier infanticide = kindermoord eindproduct = eindprodukt speler = muziekbeoefenaar = muzikant = deelnemer = instrumentist = anemograaf = musicienne = musicus = instrumentalist = toonkunstenaar geloofsbrief = certificaat = getuige = attestatie = verklaring = attest = accreditief = getuigschrift = akte moutsuiker = maltose verruiling = ruil = valutaswap = ruiling = valuta-swap = swap ober = kelner salonwagen = woonwagen = pipowagen = salonrijtuig kookgerei = keukengerei = keukengarnituur = keukengereedschap waterwerper = waterkanon molecule = molecuul votometer = votomachine = stemmachine zelfkwelling = zelf-marteling diftong = tweeklank betuttelaar = moeial = steekneus = bemoeial = regelneef notehout = notenhout = notebomehout = notenbomenhout barkruk = stoelgang = taboeret = kruk actievoerder = activist zaakje = handeltje = zwik = zwikkie ondergrond = voet = grondslag = onderlaag = substantie = grond = fundament = pijler = initia = vak = hoeksteen = substraat boorzuur = boraxzuur poteling = kleerkast = flinkerd = kiemplantje = zaailing = kneibel = kiemplant avocadoboom = avocado dichtstoppen = afsluiten = stremmen = stoppen kromsabel = Turkse kromme sabel = kromzwaard blinde darm = blindedarm = appendix code = manieren = omgangsvorm = cryptografie = vormen = erecode = geheimschrift = gedragscode = omgangsvormen = manier = vorm = steganografie = cijferschrift = codificatie = wetboek broeder = verpleger = bedelmonnik = broer = lekenbroeder = cenobiet = ziekenbroeder = kloosterbroeder = monnik = kloosterling = convers = bedelbroeder = mendicant = ordebroeder = frater visblaas = zwemblaas gemauw = gemiauw jet = straalvliegtuig scheidingslijn = haarscheiding = scheiding = streep schuren = irriteren = malen = klauwen = vervelen = krabben = krauwen = krabbelen laklaag = lak = vernis = vernislaag hypostase = hoofdpunt = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = essentialia = bijzonderheid icterus = geelzucht onderpand = pandgoed = pand = beveiliging = securiteit = veiligheidsdienst = zekerheid = garantie = waarborg = borg transpositie = translocatie = omzetting = transformatie = omvorming = transmissie = verplaatsing = overbrenging notenpapier = muziekpapier aanpoten = doorzwoegen = aanpezen = doorwerken salmoniak = salmiakzout = salmiak connotatie = bijbetekenis = gevoelswaarde oorheelkunde = otologie chargeren = overdrijven = opblazen = opkloppen = oppijpen = overtrekken = hyperboliseren = kleuren landsdienaar = rijksambtenaar ego = hooghartigheid = ik bacteriocide = bactericide macrocosmos = wereldruim = ruim = universum = al = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = heelal = schepping = ruimte oxaalzuur = dicarbonzuur deemoedigen = kleineren = humiliëren = vernederen = omlaaghalen = neerhalen anorak = windjack = parka = windjak schrobzaag = stootzaag openbaarmaking = onthulling = openbaring = bekendmaking = verkondiging = revelatie perenboom = peer = pereboom = perelaar boordsel = bies pelswerker = bontwerker velo = rijwiel = stalen ros = fiets coronair = vasculair grasveld = graszode = plag = gazon = zode = grasperk = grasmat = grastapijt kooldioxide = koolzuur = koolstofdioxide = koolzuurgas bedienen = behandelen = wacht = wachten = zich bezighouden met = afwachten = omgaan watergetij = getijde = tij venijnboom = taxus = taxusboom xyleem = houtweefsel snuiftabak = snuiven alsem = benenwagen letterspecie = specie chaos = roerigheid = vernieling = pandemonium = desorganisatie = ordeloosheid = wanordelijkheid = wanorde = gekkenhuis = puinhoop = verwoesting been = bot = onderdanen = onderdaan = knok = botje = poot = beenweefsel = graat = stelt = knook vrachtlijst = manifest uittrekken = excerperen = samenvatten = ontkleden = uitpakken = toebedenken = toedenken = extraheren = bestemmen = aanwijzen = resumeren = uitkleden = reserveren = opsommen = recapituleren misdrijf = wanbedrijf = inbreuk = wetsdelict = vergrijp = delict = overtreding = misdaad = wetsovertreding = wandaad = misstap = euveldaad tippen = inseinen gelukwensen = feliciteren met = feliciteren interpreet = vertolker = woordvoerder = voorlichter Ragnarok = Gotterdammerung = godenschemering = ragnarok overschrijden = schenden = overtreden = zondigen profylacticum = profilax drankzaak = drankwinkel = slijterij beoordelen = oordelen = arbitreren = kritiseren = jureren = bekritiseren woning = huurhuis = huurwoning = honk = home = woongelegenheid = woonruimte = huis = verpachting = heem = tehuis = thuis = behuizing dolleman = gek = maniak jagerin = jageres confrérie = broederschap = confrèrie textielnijverheid = textielindustrie = textiel opofferen = offeren stuurprogramma = bestuurder = chauffeur rivaliseren = concurreren = touwtrekken = vechten = opboksen = meedingen = wedijveren = optornen = meten = mededingen mug = watje = bloemzak = zwakkeling = slappeling = knutten = lapzwans = lichtgewicht collabo = collaborateur = landverrader = quisling dilettantisme = hobbyisme gehuil = gebrul = huilen achterdek = halfdek afleidingsmanoeuvre = overstapje = schijnstoot = verpozing = relaxatie = verstrooien = ontspanning = recreatie = vrijetijdsbesteding = schaar = schijnmanoeuvre = afleiding = schaarbeweging = dolce far niente = verstrooiing = schijnbeweging = vermaak = verzet = verzetje = verstrooiïng catechisant = catechumeen = doopleerling kleinood = pronkjuweel = prachtstuk = sieraad = pracht = juweel = prularia = prachtexemplaar = snuisterij narennen = achteraanrennen = nahollen = naijlen wijnroemer = roemer = romer = wijnbeker Oriya = Oriya schrift suïcide = zelfvernietiging = zelfdoding = zelfmoord geslachtsdelen = kruis = geslachtsapparaat = genitaliën = voortplantingsorganen = geslacht = geslachtsdeel = geslachtsorgaan abnormaliteit = uitzonderlijkheid = ecart = deviatie = onregelmatigheid = anomalie = afwijking = aberratie handstoffer = handborstel denkwijze = denkwijs = denktrant schipbrug = pontonbrug = vlotbrug schrabben = schrappen = schrapen commandoregel = opdrachtregel zuiger = aspirator = dompelaar = ontstopper = piston = plopper = aspirateur cruiseschip = motorjacht = kruiser egocentrisme = egoïsme = zelfzucht = ikzucht december = wintermaand hoeren = hoereren vindicatie = revanche = vergelding = wraak = wraakneming = repercussie Zwarthemden = zwarte = zwarthemden wittebroodsweken = huwelijksreis karteldarm = dikke darm = colon molecuulgewicht = moleculegewicht = moleculairgewicht soortelijk gewicht = soortelijke massa = dichtheid = densiteit trendsetter = belhamel = haantje de voorste werktuig = gebruiksvoorwerp = utensiliën = gerei = gereedschap bruidschat = bruidsschat = weduwgift huurmoord = moord = sluipmoord = attentaat = aanslag switch = overgang = overloop = overschakeling spijbelen = kwispelen pram = mem = memmen = vrouwenborst = tiet = borst beurt = go = gebeurtenis apotheek = drogisterij = drogist hartschelp = kokhaan = kokkel schutbril = sneeuwbril = motorbril = stofbril = veiligheidsbril = uilenbril verdietsen = toelichten = verduidelijken = expliciteren = preciseren = verhelderen = aanscherpen kopieermachine = kopieerapparaat = fotokopieerapparaat vijftal = kwintet = vijf = quintool ontplooien = ontwikkelen = uitgroeien = rijpen duiveluitbanning = duiveluitdrijving = exorcisme = uitdrijving = bezwering = geestenbezwering vrijpostigheid = stoutheid = onbesuisdheid = gotspe = vermetelheid = driestheid = brutaliteit hakmes = machete = slagersmes = mes = kapmes = junglemes pils = pilsener wakker worden = ontwaken = wekken = zich opwekken onoverkomelijk = onoverbrugbaar nomen = zelfstandig naamwoord = naamwoord = substantief bearnaisesaus = béarnaisesaus cataforese = elektroforese koninginnenbrood = koninginnenbrij plaveisel = wegdek steenbeitel = steenboor zangbodem = resonantiebodem = klankbord = klankbodem = resonansbodem directie = hoofdbestuur = raad van bestuur = raad = bestuur = directorium = management = raadscollege = leiding = bestuurscollege = opperbestuur = directoraat = administratie = bestuurslichaam = beheerraad = board = bedrijfsleiding Indogermaans = Indo-Europees = Indo-germaans gebieden = voorschrijven = leiden = commanderen = prescriberen = bevelen = heersen = overheersen = gelasten = verordonneren = ordonneren = bepalen = dicteren = regelen = regeren belroos = roos = erysipelas = wondroos klacht = verzuchting = indispositie = aandoening = klagen = incriminatie = beschuldiging = kwaal = aanklacht = grieven = accusatie = tenlastelegging = zucht = telastlegging = beklag = affectie fabrikaat = maaksel = makelij kers = kersenboom = kerselaar kofferbak = achterbak = koffer = bagageruim = slurf = laadruimte = kofferruimte prijsopgaaf = prijsopgave = offerte = schatting = taxatie beter maken = corrigeren = beter worden = wijzigen = amenderen = beteren = op een hoger plan brengen = emenderen = verbeteren = aanpassen frites = frietje = frieten = patat = friet = patates frites = patatje polo = waterpolo cursor = aanwijzer geotropie = geotropisme carrièrejager = carrièremaker = promotiejager afvalwater = riolering = rioolwater = effluent tussenwand = scheidswand aanraden = raden = pleiten = informeren = coachen = aanprijzen = aanbevelen = recommanderen = adviseren = advies geven = begeleiden = raadgeven zonnepit = zonnebloempit kameraad = vriendin = amice = vriend = kornuit = gabber = gezel = makker = vrind = deelgenoot = gezelschapsdame = maat = compagnon = kompaan genrestuk = genreschilderij reageermiddel = reagens vaarskalf = koekalf = vaars Big Bangtheorie = oerknaltheorie geslachtsorgaan = geslachtsdelen = kruis = geslachtsapparaat = genitaliën = voortplantingsorganen = geslacht = geslachtsdeel achteruitmarcheren = achteruithobbelen = afglijden = achteruitgaan paganisme = heidendom wasinrichting = wasserij persuaderen = overtuigen = verzekeren otium = rust serif = schreef font = lettertype = lettersoort = schrift = type fikken = klavier = hand = fik = klavieren = klauwen = tengels = vlerken = klauw = poot = kluif = knijper = branden vaartje = vaart = gracht = kanaal = gang = snelheid = gangetje = tempo informatie = gegeven = gegevens = data gezeur = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal responsabiliteit = verantwoording = verantwoordelijkheid Israëliet = Israëlitische vrijheidsstrijder = oproerling = guerrillastrijder = partizaan = verzetsstrijder = opstandeling = guerrilla = rebel bevoogden = betuttelen = bedillen = ringeloren spiraaltje = spoel = spiraal voedselgewas = rijzweepje = bros = krop = zak = voedselplant = keelzak hoogwater = hoog water = watersnood = vloed = hoog tij = overstroming Samoaans = Samoaan romantiseren = poëtiseren = idealiseren straffen = tuchtigen = afstraffen = kastijden = bestraffen schouders = schouder Centraal-Afrika = Centafrika = Centraal-Afrikaanse Republiek acryl = acrylvezel mixture = mixage = mengproduct = mengsel = mix zoen = kukkel = smak = smok = kus = lik eetstokje = eetstokjes nieuwsdienst = persbureau = nieuwsagentschap = persagentschap leraarskamer = docentenkamer = groepsruimte = gemeenschappelijke kamer = lerarenkamer motief = onderwerp = bewerker = considerans = grond = afweging = aanleiding = beweeggrond = overweging = oorzaak = reden = consideratie = motivatie = ratio = veroorzaker = beweegreden = drijfveer oven = ketel = pottenbakkersoven = bakoven aftoppen = toppen snuisterij = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = sieraad = gadget = kleinood = niemendalletje = frutseltje = prularia = bric-à-brac = frutsel = snuisterijen = hebbeding schaduw = subtiliteit = schakering = jaloezie = schaduwbeeld = lommer = schim = afschaduwing sterrenwichelaar = sterrenkijker = astroloog schoonfamilie = aangetrouwd familielid selderiezout = selderijzout adresseren = richten manager = bedrijfsleider = exploitant = oefenmeester = dirk = directeur = coach = agent = uitbater = tussenpersoon = beheerder = trainer landloper = vagebond = dakloze = zwerver = clochard = bedelaar effectenhandelaar = broker droom = ideaal = ideaalbeeld = wensdroom = droombeeld = dromen bijdrage = weggeven = inzending = aandeel = inbreng = delen = financiële bijdrage hartenleed = harteleed luchtlijn = vliegverbinding = luchtroute = luchtverbinding = luchtvaartmaatschappij = vliegroute opvrolijken = aanmoedigen = juichen = toejuichen andromeda = Andromeda clericus = eerwaarde = geestelijke = zielenherder wijfjesdier = vrouwtje = wijfje kweken = oprichten = opvoeden = grootbrengen omloop = parcours = criterium = rondgang = ronde = circulatie = baan = cyclus = wielerkoers = wielerwedstrijd = omloopsbaan = kringloopproces = wielerronde = roulatie = kringloop onvastheid = instabiliteit handboogschutter = boogschutter wortel = kwadraatswortel = worteltje = oerbron = vierkantswortel = origine = begin = oorsprong = wortelgetal = bron = kiem = radix ketoembar = coander = wantsenkruid = koriander comprimeren = samendrukken = persen wapening = wapentuig = krijgsmaterieel = bewapening = oorlogsmaterieel = oorlogsmateriaal = oorlogstuig windjekker = windjak = windbreker = windjack badkleding = badgoed = zwemkleren = zwemkleding = strandkleding egocentrisch = egoïstisch = egoïst wraak nemen = vergelden = wreken injectiespuitje = injectiespuit = spuit convenant = verdrag = deal = overeenkomst = akkoord = afspraak kerstkaart = ik ben vol afbeulen = afpeigeren = afsloven defecatie = ontlasting = stoelgang ablutie = rituele wassing = wassing eensgezindheid = raamakkoord = akkoord = unanimiteit = eendracht = uniformiteit = conformiteit = eenstemmigheid = harmonie = overeenstemming = concordantie = goedkeuring = overeenkomst = consensus hertepad = hertenpad waarnemen = zien = gadeslaan = beschouwen = ontwaren = opmerken = registreren = merken = aanschouwen = bemerken = percipiëren loven = roemen = eren = prijzen = bewieroken = ophemelen = verheffen = zegenen = verheerlijken televisiebuis = beeldbuis deelnemer = speler = anemograaf = participant = deelhebber vaas = bloemenvaas = pul uitgesproken = openlijk opgetogen = optillen hertenjong = reebruin = hertejong = hindekalf slokken = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen privé-bezit = privébezit = roerend goed kattenbak = kattebak levensmiddelen = grutterswaren = kruidenierswaren = voedsel bloeden = boeten voor = boeten registratiecomputer = black box = zwarte doos = vluchtcomputer = vluchtrecorder = vluchtregistrator overschot = rest = resten = overblijfsel = restant = teveel = exces = tamp = surplus = restje = plus = overmaat indexering = indexatie = prijscompensatie zeshoekig = hexagonaal lensklep = oogschelp = lenskap monotonie = eentonigheid = uniformiteit = eenheidsworst geluidsniveau = geluidssterkte = achtergrondniveau = volume = geluidsvolume bijzetting = teraardebestelling = begrafenis = uitvaart uitnodiging = invitatie = uitnodigen = inviteren getuigenverklaring = getuigenis = testimonium = depositie gewervelde dieren = vertebraat = werveldier belemmeren = hinderen = stuiten = remmen = impediëren = verhinderen = bemoeilijken gaasje = gaasvlieg tien = tientje zuigzoen = zuigplek = ding = zuigvlek zo vader, zo zoon = griep = influenza herkenbaar = aantoonbaar = aanwijsbaar aanmelden = rekruteren = lichten = aandienen = aanwerven = inloggen = declareren = inschrijven = opgeven Betelgeuse = Betelgeuze analecten = bloemlezing = analecta = chrestomathie eierkolen = eivorm mulch = strooisellaag = strobed = muls floppy drive = diskettestation = diskdrive = harde schijf = floppydrive lof = loftuiting = gelukwens = gefeliciteerd = aureool = proficiat = panegyriek = roem = krediet = nimbus = lofrede = lofspraak = felicitatie = aura schromen = weifelen = treuzelen = aarzelen = twijfelen = talmen = dralen tukje = slaapje = doezel = sluimering = siësta = hazenslaapje = dutje skyline = horizont = horizon frieten = frietje = patat = friet = frites = patates frites = patatje stamboekdier = volbloed = pur_sang = raspaard baron = baronesse = magnaat = barones = vrijheer = -baron knevel = snor = snorbaard = baardhaar = gezichtshaar = snorrenbaard = baard over het hoofd zien = verzuimen = nalaten makaron = bitterkoekje = makroon = makron botanie = botanica = fytologie = plantenleer = plantkunde in godsnaam = pas = paspoort stijfhoofd = stijfkop = keikop = koppigaard = kopstuk tranentrekker = draak = tearjerker = smartlap toezien = overschouwen = bewaren = overzien = gaan = beheren = bekijken = in de gaten houden = toekijken downloaden = binnenladen = binnenhalen wapperen = zwenken = zwaaien vooruitbetaling = frankering delegatie = gezantschap = afvaardiging = deputatie = missie = vertegenwoordiging = legatie = zending spel kaarten = dek = kaartspel Urdu = Oerdoe lichaamsdeel = lid isobaar = Isobar overjas = pardessus = mantel kiep = goalie = sluitpost = doelwachter = doelman = keeper = goalkeeper badplaats = zeebad = kust = kustlijn Blauwe Rivier = Jangtsekiang eigenzinnigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = rariteit = weerbarstigheid = vreemd geval = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = hebbelijkheid = halsstarrigheid = eigenaardigheid paardenbreedten = intertropische convergentiezone = stiltegordel ondulatie-theorie = ondulatietheorie = golftheorie embarkeren = inschepen beeldelement = beeldpunt = pixel uiten = openbaren = manifesteren = aantonen overpeinzing = contemplatie = berekening = reflectie = beschouwing = bespiegeling = overweging Goudse kaas = Gouda lonen = renderen werkovereenkomst = arbeidsovereenkomst = arbeidscontract = tewerkstellingsakkoord pastoraat = zielzorg = zielenzorg onderwijsgevende = onderwijskracht = leerkracht paraplegie = dwarslaesie stapelwolk = cumulus = schaduwwolk dienen = voorschotelen = opdienen = dissen = fungeren = voorzetten = figureren = functioneren = zullen = opdoen = willen = opdissen = hebben = moeten = serveren in 't klein verkopen = detailhandel verfoeien = haatobject = verafschuwen = afkeer hebben = haten = walgen = gruwen van = gruwelen van = walgen van = gruwen = kotsen = verwerpen troonopvolger = opvolger = telg wreef = wreefgedeelte witglas = melkglas = opaalglas = matglas oorlogsveteraan = oud-strijder = oudgediende = veteraan glas-in-loodraam = glasraam stemvork = diapason = stemsleutel bronsttijd = paartijd wegmaaien = maaien RAM = ram = werkgeheugen = RAM-geheugen lommer = schakering = jaloezie = schaduw merendeel = majoriteit = absolute meerderheid = hoofdmoot = overmacht = meerderheid = volstrekte meerderheid gekrioel = gewriemel absolute toonhoogte = absoluut gehoor = volmaakt gehoor gehaktbrood = gehakt credens = aanbeveling intimiteit = behaaglijkheid = gezelligheid printen = uitdraaien = afdrukken = uitprinten azijnzuur = zuur hekserij = heksernij trappenhuis = trap = trappenhal blizzard = sneeuwbui = sneeuwstorm sollicitatiebrief = begeleidbrief mateloos = overmatig namaken = kopiëren uitbreidingskaart = kaart = insteekkaart timmerhout = hout = ruw hout = kaphout schildwacht = uitkijk = wacht = verkenner hands = handsbal = handbal kuststreek = kustgebied = litoraal = getijdenzone = zandgebied gebroed = broedsel = nest = broed = legsel = nageslacht kantelen = kapseizen = omverwerpen = omslaan = wentelen = kanteel vergelijken = tegenover stellen = checken = toetsen = Liken drossaard = drost = deurwaarder = baljuw = stadsbode gunstkoopje = meenemer = meenemertje = gelegenheidskoopje = gelegenheidsaanbieding = aanbieding = koopje closetpot = toilet = wc = toiletpot drie = drietal = trio = trits blokkeren = versperren = verstopping = blokkade = versperring = tegenhouden digniteit = eerbiedwaardigheid = zelfrespect = waardigheid voer = lokaas = veevoeder = voeder = aas = lokmiddel = vreten = foerage = lokspijs overdekking = bekapping = overkapping = overspanning deerne = hoer = prostituée = lichtekooi = temeier = kalle = cocotte = straatprostituee = hip = straatmadelief = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster klaarkomen = aan zijn gerief komen = orgasme = komen = een orgasme hebben = climax satinet = satijn vredeskus = vredekus kruisoffer = kruisdood = kruisiging staf = herdersstaf = stafmuziek voetknecht = zandstuiver = lansknecht = piekenier = fuselier = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas rekest = verzoek = petitie = vraag = aanvraag = petitionnement = smeekschrift = verzoekschrift detentie = opsluiting = gevangenschap omkegelen = omgooien = omduwen = omknikkeren = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkiepen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen Olympiade = olympiade = Olympische Spelen soldaat = soldate = heilsoldate = heilsoldaat antenne = voeldraad = spriet = voelhoorn = voelspriet hulpstelling = lemma criticus = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter zomermaand = juni = rozenmaand voorspraak = advocate = jurist = verdediger = raadsman = advocaat = advocatuur = pleiter collega = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = confrater = gildenbroeder nachthemd = pon = nachtgewaad = nachtjapon = nachtpon aanlokkelijkheid = affiniteit = bevalligheid = aantrekkingskracht = zuigkracht = attractie = begeerlijkheid = sex-appeal = aantrekkelijkheid = bekoorlijkheid in brand steken = aansteken pijler = voet = ante = grondslag = pilaar = substantie = kolom = grond = zuil = fundament = ondergrond = initia = hoeksteen Klotho = Clotho wemelen = krioelen = stikken = overvloedig voortbrengen = sterven = overvloedig aanwezig zijn = zeer productief zijn = in grote aantallen voorkomen elektriciteit = stroom insluiting = beleg = omsingeling = belegering non = zuster = zus = kloosterzuster = religieuze tijdsruimte = tijdsverloop = tijdsspanne = tijdruimte = tijdspanne = tijdsbestek trait-d'union = gedachtestreep = trait d'union = aandachtstreep = bemiddelaar = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = tussenpersoon = onderhandelaar = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = mediateur = middelaar = verbindingsteken denkwereld = gedachtenwereld = gedachtewereld = manier van denken nonkel = pandjesbaas = suikeroom = ome = oom = oompje fascist = fasciste = zwarthemd = zwarthemden stuwstof = drijfgas maskeren = benevelen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = verhullen = verbloemen = versluieren = verdoezelen = verbergen welvoegelijkheid = gemanierdheid = fatsoenlijkheid = fatsoen = gepastheid = welgemanierdheid ziekteverzuim = absenteïsme = (arbeids)verzuim = arbeidsverzuim viking = Noorman = wiking = Noorse = Noor pretzel = zoute krakeling draaggolf = zendgolf = drager gelasten = ordonneren = commanderen = prescriberen = bevelen = verordonneren = dicteren = gebieden = voorschrijven onderschatting = bagatelliseren galanterie = ridderschap = hoofsheid wind = koelte = blaasinstrument = een wind laten = een scheet laten = scheet = flatus = prot = buikwind = veest = windje = een wind laten souterrain = kelderverdieping = onderhuis haten = haatobject = verafschuwen = afkeer hebben = verfoeien = walgen = gruwen van = gruwelen van = walgen van = gruwen = verwerpen politieonderzoek = detectie oom = nonkel = ome rendabiliteit = winstgevendheid = rentabiliteit aanraking = contact = beroering zondigheid = zonde = kwaad gapperij = kruimeldiefstal = diefstal kaping = gijzelingsactie = gijzeling hongerloontje = fooi = bagatel = schijntje = habbekrats = hongerloon = kleinigheid bekokstoven = bekonkelen mauwen = zemelknopen = zeuren = reutelen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken trait d'union = gedachtestreep = trait-d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken herkenning = erkenning formaline = formol dolce far niente = afleidingsmanoeuvre = verpozing = relaxatie = verstrooien = ontspanning = recreatie = vrijetijdsbesteding = afleiding = verstrooiing = vermaak = verzet = verzetje = verstrooiïng lijfje = kledingstuk = hemd = lijf = keurslijf = onderhemd bewerking = manipulatie = berekening = verwerking = regeling = arrangement kringtaal = omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = vakjargon = Bargoens = kunsttaal mismanagement = wanbeheer = wanbeleid wijnrank = tamtam = geruchtenmolen = mond-tot-mond kelderkast = voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = voorraadkast = provisiekamer = spinde = schapraai = office parochiepriester = voorganger = pastor = kapelaan = zielzorger = onderpastoor = hulppredikant = rector = dominee valsspelerij = fopperij = trucage = chicanes = chikane = list = drogreden catechumeen = catechisant = doopleerling doezel = siësta = slaapje = hazenslaapje = dutje = tukje = sluimering prijzenslag = tarievenoorlog = prijzenoorlog drijfwerk = transmissie = aandrijfmechanisme = aandrijving nopen = noodzaken = samendrijven bewaarplaats = berghok = bergruimte = magazijn = opbergplaats = berging = opslagruimte = opslagplaats = opslag = bergplaats knuffelen = omvatten = aanvlijen = aan de borst(en) drukken = knuffel = kroelen = omhelzen = omvangen = omarmen = aanhalen = in de armen nemen ouderdom = tijdperk = tijd = era = epoch = leeftijd = levensavond Saamen = Sami = Saami teller = deeltal = klok = meter zonwering = zonnescherm hardlopen = draven = hollen = rennen = galopperen fopperij = trucage = chicanes = chikane = list = valsspelerij = drogreden donateur = ondertekenaar = abonnee = geabonneerde = donatrice beschonkene = dronkaard = zatladder = zatlap = dronkelap = dronkeman = dweil zoomsteek = bandsteek vervanging = substitutie = uitwisseling = beurs rabat = remissie = franchise = aftrek = discount = korting = vermindering = reductie = omzetpremie zeevaarder = jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeeman = janmaat = maat = matroos wonder = mirakel = wonderkind morsealfabet = morseschrift = morse = morsecode hoge bloeddruk = hypertensie machtsverhouding = machtsevenwicht knelpunt = flessenhals = bottleneck bloeiwijze = bloemgestel drieëenheid = drie-eenheid = triniteit onpartijdigheid = gereserveerdheid = detachering = detachement nederdalen = afstappen = afdalen = afgaan in gebreke blijven = wanbetaling = niet-nakoming pur_sang = stamboekdier = volbloed = raspaard semiotiek = tekenleer toon = hele toon = geluid = klankkleur = gevoel = toonhoogte = timbre = noot = accent verblijfplaats = onderkomen = verblijf portel = kaaswei = hui = wei = melkwei = melkserum afkorten = verkorten = abbreviëren wegjaging = uitwijzing = verbanning = verwijdering = uitdrijving = uitzetting = verdrijving macrofagen = macrofaag zieden = bruisen van aktiviteit = razen = briesen = schuimen = agiteren = koken = woelen = schuimbekken om iets heen draaien = rond de pot draaien = draaien = dubbelzinnig spreken = liegen = terugkrabbelen = afwijken = om de hete brei dansen clubgebouw = clubhuis parallellisatie = diversificatie vogelnest = nest = broedplaats = kraamkamer ecologist = milieufreak = ecoloog rochelen = reutelen = hoesten = kuchen druif = mafketel = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke kandeel = sabayon aftrekpost = aftrekbaar spandoek = pennoen = wimpel valblok = beer = heiblok stieregevecht = stierengevecht kruis = geslachtsdelen = halfbloed = hybride = geslachtsapparaat = kruising = genitaliën = voortplantingsorganen = kruisteken = munt = geslacht = geslachtsdeel = geslachtsorgaan keukenmeid = keukenprinses = kokkin = cuisinier = kok rissole = bal-gehakt armoe = nooddruft = nood = behoeftigheid = armoede = armoedigheid = pauperisme = armzaligheid = verarming = kommer kattekop = katje = kattenkop = kat snuffen = rondneuzen = grasduinen = snuffelen = neuzen dealer = drugdealer = gever = drugsdealer = autodealer sperweruil = valkuil behoeven = hoeven tyfoïd = buiktyfus = paratyfus jumbo = dikhuid = olifant oppervlaktespanning = grensvlakspanning waterstofbom = H-bom vuurbuis = vlampijp tab = tabulator zandgebak = sprits berichtgeving = rapportage = verslaggeving cesium = caesium schoonmaakmiddel = poetsmiddel = reinigingsmiddel aaneengroeien = breien = samenbreien = aaneenbreien ensemble = set = gezelschap = troep = compagnie refractie = straalbreking bijzijn = aanwezigheid = tegenwoordigheid = presentie foerage = voeder = voer = leeftocht = mondvoorraad = mondkost = vreten = victualiën = proviand = voedselvoorraad pallieter = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist piek = pieterman = bergtop = florijn = spits = pegel = pop = gulden = apex = bergspits = bergpiek = kruin = pegels = top taptemelk = afgeroomde melk = magere melk = schepmelk = ondermelk het eens zijn = ondersteunen = onderschrijven = concorderen = instemmen = accorderen = bijvallen = aansluiten = goedkeuren = schragen = toestemmen = overeenstemmen partikel = deeltje = vuiltje = splinter besluiten = uitmaken = afsluiten = resolveren = termineren = opmaken = beschikken = opzeggen = concluderen = sluiten = stoppen = beëindigen = afleiden = bedanken = decideren = beslissen = eindigen docentenkamer = groepsruimte = leraarskamer = gemeenschappelijke kamer = lerarenkamer volière = vogelreservaat = vogelhuis ontgoocheling = overdrijving = deceptie = afknapper = teleurstelling = misrekening = fiasco = overdrijver = flop = ontnuchtering = onttovering = desillusie = tegenvaller luiwagen = rolbezem hervinden = herkrijgen = achterhalen = terugkrijgen = terugvinden = weervinden zegging = dictie = uitspraak bestuursvergadering = afdelingsvergadering = fractievergadering = directievergadering berghok = bergruimte = bewaarplaats = magazijn = berging = opslagruimte = opslagplaats = kot = opslag = box = bergplaats koeienhuid = koeiehuid sybariet = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = vrijbuiter = hedonist = epicurist bengelen = bungelen wereldwijde opwarming = opwarming van de aarde hoosbui = stortbui = regenstorm = plensbui = wolkbreuk overstijgen = overtreffen = voorbijstreven = overvleugelen = ontstijgen = overstralen = verbeteren = uitstijgen = uitsteken hulpverlening = hulp = bijstand = hulpbetoon = medewerking = assistent = steun = assistentie vermaledijen = verwensen = vervloeking = vervloeken = verdoemen = vloek wervelwind = cycloon = windhoos = tornado = wervelstorm = dwarrelwind = rol struikrover = rover = schurk = gauwdief = picaro = kaper = bandiet planteslijm = gom = slijm = plantenslijm mitigeren = verdunnen = verminderen = verzachten tas = handtas = beker = zak = hoofdje = tasje = rugzak = verpakken = boodschappentas = bak = sporttas = kop = opschrift bruggenhoofd = landhoofd = bruggehoofd bloeddrinker = bloedzuiger = vampier schapenrib = schaperib redres = herziening = lapwerk = stopwerk = revisie = herstellingswerk = reparatie = herstel duet = duo = quatre-mains familiezaak = familiebedrijf = gezinsbedrijf onderstelling = voorwaarde = hypothese = stelling = gissing = giswerk = conjectuur = vermoeden = gis = veronderstelling = aanname = voorgevoel maatanalyse = volumetrie romer = roemer = wijnroemer = wijnbeker naam = bijnaam = eigennaam = alias plu = parasol = paraplu apograaf = nabootsing = afschrift = kopie karwijzaad = karwij = kummel = komijn = komijnzaad versperringsvuur = geschutvuur = spervuur = artillerievuur = kanonvuur = kanonnade het uitroeien = uitwissing = het ontwortelen = uitroeiing = verdelging = eliminatie pothoed = derby = garibaldihoed = dop = bolhoed = garibaldi telescoop = kijker brandscherm = brandgordijn Indië = India turnmat = mat = deurmat zeilwerk = tuigage boomschaar = tuinschaar = snoeischaar = snoeitang expertise = examen = proefwerk = deskundologie = deskundigheid = tentamen = inschatting gekibbel = gekrakeel ontgrendelen = openzetten = openen = opendoen = openmaken = ontsluiten tour de force = krachtdaad = krachttoer assonantie = halfrijm = klinkerrijm gejaagdheid = ongedurigheid = roerigheid = rustloosheid = bezorgdheid = onrust = beroering = gewoel cederhout = ceder koningszoon = prins cineast = filmer = filmmaker strafgeding = proces = zaak = rechtsgeding = rechtszaak = gerechtszaak = pleitzaak = geding = pleit = rechtshandel = procedure comfort = gerief = gemak = gerieflijkheid = geriefelijkheid kletsmeier = woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletskous = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar zich vergissen = vergissing = in de fout gaan = vergissen = dwalen = een fout maken = maken = fout bodemschat = bodemschatten barnsteenkleur = barnsteengeel = amber = barnsteen gegist bestek = giswerk = gissing = nattevingerwerk plakzegel = reductiebon = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart diepvriezer = diepvrieskast = vriesvak = diepvrieskist = vrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vrieskast = vriezer divertimento = serenade = zanghulde artsenijbereider = apotheker = pillendraaier = farmaceut = drogist teweegbrengen = leiden = veroorzaken bestelen = roven = beroven = ontnemen onevenwichtigheid = onstandvastigheid = onbetrouwbaarheid voorbode = prefiguratie = voorafschaduwing = voorspook = voorteken = voorloper groentekwekerij = groenbedrijf = kwekerij = tuinderij draagband = gordelriem = broekriem = ceintuur = riem = buikriem = gordel taartdeeg = roldeeg = taartedeeg opschieten = jagen = haasten = vlotten = voortmaken = voortjagen = jachten = verhaasten = bespoedigen = zich haasten komediespel = toneel = poppenkasterij = toneelspel = komedie = circus = kunstenmakerij = aanstellerij = theater = aanstelleritis interland = interlandwedstrijd = landenwedstrijd roervogel = lokvogel = roepvogel memoires = gedenkschrift prutsen = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = otteren = pielen = klooien = wurmen teruggooien = terugwerpen woordelijke vertaling = leenvertaling elektrische batterij = fysieke mishandeling = cel = batterij inlijven = incorporeren expediëren = afzenden = verzenden = insturen = opsturen = versturen = wegsturen besturingsorgaan = centrale verwerkingseenheid = processor = CPU = CVE = besturingseenheid = mainframe rekenen op = bouwen = vertrouwen = geloven = vertrouwen op = steunen = verlaten = leunen = rekenen titelblad = titelplaat = titelpagina oppervlaktemaat = vlaktemaat hydrateren = natmaken = bevochtigen depot = dik = droesem = wijndrab = pakhuis = drab = opslagruimte = opslagplaats = grondsop = wijndroesem = droes = moer = opslag boekdrukkerij = drukkerij = drukpers onverwachte aanval = overval = holdup = roofoverval = hold-up misbruiken = abuseren kruisweg = bezoeking = beproeving = marteling = tegenspoed sportman = sportvrouw = jachtliefhebber = nimrod weerschalken = galmen = naijlen = weergalmen = naklinken = weerklinken = nagalmen = resoneren = echoën = doorklinken kosten-baten analyse = kosten-batenanalyse roesten = verroesten = oxideren = oxyderen = corroderen fantoom = geest = spook tewaterlating = introductie = invoering pas getrouwd stel = pasgetrouwde dvd = DVD rijden = verrijden verzorgen = letten = oppassen = behartigen = naar omkijken = achten staljongen = stalknecht in herberg wisent = oeros = Europese bizon = bizon keukenhanddoek = theedoek = handdoek = keukendoek = afdroogdoek permeabel = doordringbaar straftijd = tijd bijschaven = retoucheren contouren = omtrek wadjan = wokken = wadjang = wok boekrol = krul artwork = kunstwerk asfyxie = verstikking inktkoelie = kantoorklerk = klerk = kantoorknecht hangbrug = kettingbrug groene weduwe = gescheiden vrouw = onbestorven weduwe ontwateren = draineren = verdrogen = uitdrogen herinnering = souvenir = relikwie = memorabilia = herinneren = aandenken = herinneringsvermogen = memorie = reminiscentie = geheugen haagbos = bosje = kreupelbosje = bosschage = bosage = struikgewas = hakhoutbosje = struweel kardinaliteit = cardinaliteit boekenverzameling = boekerij = bibliotheek extremist = hardliner = ultra salonrijtuig = salonwagen verlokken = verleiden = aanlokken = lokken = meelokken = aantrekken = tronen lesbo = lesbi = tribade = schuurmeid = lesbienne = pot weerspiegeling = spiegelbeeld = terugkaatsing = reflex = weerglans = afspiegeling = weerkaatsing = reflectie = weerschijn = weerschijnsel overtreding = inbreuk = vergrijp = delict = misdaad = wetsovertreding = wandaad = misstap = misdrijf ijszee = Antarctische Oceaan = poolzee = Noordelijke IJszee = Arctische Oceaan geheim agent = verspieder = dwarskijker = spion zweetkamertje = verhoorkamer lis = lus = strik = strop transsistorradio = transistor = transistorradio sintel = slak = as = kolenslak = gloeiende sintel = hete kolen = gloeiend kooltje rondo = rondeel puntspeler = centrumspits = spits = spitsspeler = voorhoedespeler = midvoor = voorspeler = aanvaller peuterklas = kennen als z'n broekzak cumulonimbus = onweerswolk = stapelwolken vigeren = uitstrekken = strekken = valideren = kloppen = opgaan = uitkomen = gelden computerprogramma = applicatie = programma = toepassingsprogramma bestijgen = beklauteren = klimmen = beklimmen = omhoogklimmen = opstijgen zeventigtal = zeventig kwalificatieduel = kwalificatiewedstrijd = voorronde = selectiewedstrijd wijten = toerekenen = toeschrijven karigheid = zuinigheid = spaarzaamheid pijpenstelen regenen = gieten acroniem = initiaalwoord = letterwoord gala = galakleding = galakostuum = full-dress tractor = trekker = wieltrekker = motortrekker chef de cuisine = butler = huishoudkundige slib = aanslibbing = modder = slobber = slik = bagger = slijk = silt = smurrie = blubber = moeras = prut renoveren = inhalen = moderniseren = vernieuwen kamerolifant = bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = papzak = dikkerd = vetzak = vleesklomp = fats dreunen = denderen = daveren = grommelen = donderen lampenkatoen = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet oningewijde = leek samenblijven = samen blijven cimbaal = bekken = klankbekken voortkomen = teruggaan = wortelen = voortvloeien = komen = ontspruiten = ontspringen = verdergaan = volgen = ontspinnen = stammen = voortspruiten Maagd Maria = Maria weggooiartikel = disposable = wegwerpartikel = wegwerpbaar doelmatigheidsleer = teleologie afbeelden = konterfeiten verluchten = illustreren platpraten = bewegen = overreden = bewerken = omturnen = omverpraten = overtuigen = ompraten = bepraten = meekrijgen = overhalen makker = kameraad = kompaan = teamgenoot = vriendin = amice = kornuit = gabber = gezel = ploegmakker = vriend = vrind = maatje = partner = deelgenoot = medespeler = maat = ploegmaat = compagnon vishaak = haak = hoek = angel inbraak = kraak = braak sterrenschip = ruimteschip fingeren = simuleren = voorwenden = veinzen = voorgeven Gouda = Goudse kaas prominent = hotemetoot = kanon = topman = hotemetotem = kopstuk = bons = bobo = VIP onraad = gevaar = perikel = onveiligheid = dreiging brandsingel = brandweg = brandlaan = brandgang = tra doctrine = leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = geloofsartikel = dogma = belijdenis = prolepse = wijsbegeerte = isme vannacht = vanavond zeepbes = zeepboom landzijde = landzij(de) = landzij sumo = sumoworstelen Ãœbermensch = halfgod folterkamer = martelkamer verdacht = betwijfelen = verdenken = twijfelen varkensfilet = varkenshaas kakement = kaak garnaal = steurgarnaal tunica = gympakje = gymnastiekpakje = tuniek zuignapje = zuignap arbitrage = arbitratie rugschild = schaal = omhulsel = ruggordel = rugschelp overheidstekort = begrotingstekort = financieringstekort staketsel = palissade = staket = stek defect = mankement = fout = gebrek dwaaltocht = plotse stijging = zwerftocht = omzwervingen = wandelen = omzwerving = wandeling = peregrinatie wachttoren = uitkijktoren heelmeester = geneeskundige = arts = esculaap = dokter = geneesheer = pil = medicus hotemetotem = hotemetoot = kanon = topman = kopstuk = prominent = bons = bobo = VIP kluiven = afkluiven = knagen bewegingsoorlog = blitzkrieg = bliksemoorlog bevlekken = bezoedelen = vervagen = onteren = schenden Leningrad = Sint-Petersburg schnitzel = kalfsschnitzel landingsstrook = landingsbaan = startbaan = landingsstrip grote klaproos = gewone klaproos het ontsmetten = ontsmetting bedsprei = beddensprei = sprei = beddesprei methaanzuur = mierezuur = mierenzuur opzetting = opzwelling = dikte = zwelling kwartslamp = hoogtezon tovenarij = toverkunst = toverkracht = magie = goochelen = toverij = toveren karakterdanser = danser aangezichtszenuw = schoonheidsbehandeling spieken = smokkelen = afkijken eclips = Eclipse = immersie = verduistering luchtfilter = luchtzuiveringsinstallatie dodenmis = klaagzang = lijkzang = treurzang = jammerzang = elegie = klaaglied = requiem geweldenaar = despoot = dwingeland = potentaat cm = centimeter klapbes = stekelbes = kruisbes Mauritanie = Mauretanië schaapsleder = herteleder = nubuckleer = nappa = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = schaapsleer = nubuck = schapenleer = hertsleder = herteleer = hertenleder = daim = bukskin amourette = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = relatie = vrijage = verhouding ontsnapping = vlucht = uitbraak = evasie = ontwijking = uitvlucht cyaan = cyanogeen kredietkaart = creditcard stanniool = bladtin = aluminium folie = tinfoelie = zilverpapier = foelie = tinfolie = staniol = folie soldeerlamp = steekvlam = fakkel wederopbloei = revitalisering = opleving = opbloei = renaissance = hernieuwing = regeneratie = revival = herleving = oprisping = wedergeboorte behulpzaam = nuttig spinde = voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = voorraadkast = provisiekamer = schapraai = kelderkast = office kreukel = soufflé = plooi = rimpel = vouw = kreuk multiple sclerose = M.S. = MS voetpunt = nadir klavechord(ium) = klavechord tekort = onvolkomenheid = ontoereikendheid = feil = zwakte = gat = verzuim = zwak = deficiëntie = verstek = vermissing = deficit = ontbreken = afwezigheid = tekortkoming = zwakheid = gemis = krapte = fout = gebrek nut = gebruik = benutting = uitkering = subsidie nep = vervalsing = namaak = bedrog = namaaksel = falsificatie = naäperij = na-aperij = imitatie = kunst turnbroekje = sportbroek ongeriefelijkheid = ongerief = ongerieflijkheid = ongemak schoolblijven = langer blijven dan = nablijven huwelijksontbinding = echtscheiding = scheiding = scheidenheid mini- = dwerg = lilliputter = dwerg- kluif = klavier = hand = fik = klavieren = klauwen = tengels = vlerken = klauw = poot = fikken = knijper lippijp = rookvang = labiaalpijp ambtsgenoot = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = confrater = collega = gildenbroeder cupcake = koekje binnenste = hart = binnenkant = inwendige = binnenwerk onaanvaardbaar = onuitstaanbaar = onverdraaglijk = ondraaglijk trope = troop = figuurlijke uitdrukking = manier van spreken = stijlfiguur = beeldspraak uiting = gesprek = gezegde = vuiligheid = discussie = taaluiting = conversatie = betoog openbaarheid = publiek wijnoogst = wijnjaar fanaat = fanaticus = onverdraagzame = dweper = onverdraaglijke = gedrevene = fanatiekeling = zeloot = freak basilisk = koningshagedis = slangdraak = boomhagedis in elkaar zetten = assembleren = construeren = samenkomen = samenstellen = monteren = opbouwen = componeren kluwen = labyrint = wirwar = warwinkel = doolhof = knot = warnet = streng nakomeling = jong = kind = afstammeling = jonkie = kleintje = nakomelingschap = nakroost = descendent = nazaat = zoon = telg = nageslacht colbertjas = colbert = colbert(jas) infanterist = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas losheid = ongekunsteldheid = natuurlijkheid = schwung = flair = gemak smeltpunt = vriespunt kleurentelevisie = kleurentelevisietoestel weetal = betweter = schoolmeester = wijsneus = boekenwurm = wise guy komiekeling = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = potsenmaker = grappenmaker = comediant vergroter = vergrotingsapparaat Krimland = Krim bungelen = bengelen pictogram = icoon welgemanierdheid = gemanierdheid = fatsoenlijkheid = fatsoen = welvoegelijkheid = gepastheid spoor = aanwijzing = overblijfsel = voetstap = trede = rijspoor = rail = spoorweg = spoorlijn = spoorbaan = voetafdruk = teken = pad gesjoemel = oplichterij = geknoei = fraude = gerommel = knoeierij = hocus-pocus = hoax keten = opeenvolging = karakterreeks = ketting = aaneenrijging = aaneenschakeling = concern = snaarinstrumenten leukemie = bloedkanker del = slak = slakken = metaalslak valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet volksstam = stam = soortgenoten = sibbe = clan Thijs = Levi = Matthijs drukplaat = cliché = graveerkunst verdunningsmiddel = verdunner hydrotherapie = watergeneeskunde = hydropathie = waterkuur favoritisme = vriendjespolitiek = nepotisme vererven = overerven distributiebon = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart zelf-marteling = zelfkwelling knots = knuppel = baas = reus = kanjer = knoeper = knaap = joekel = knoert = lel = slagschip = kokkerd grafheuvel = tumulus = grafterp (arbeids)verzuim = ziekteverzuim = absenteïsme = arbeidsverzuim vastnieten = nieten straatmaker = stratemaker = kantonnier = stratenmaker lee = laak = waterloop = wetering = watering ambrosia = ambrozijn = godenspijs entente = confederatie = bondgenootschap = bondsstaat = statenbond = alliantie = unie = bond uitsparing = nis = ombuiging = bezuiniging polijsten = likken = verfijnen = politoeren grammaticaal = ongrammaticaal verbieden = vernietigen = afraden = verbannen = niet toestaan = niet toestaan = afkeuren altviool = alt = viola da braccia = viola computercrash = auto-ongeluk = botsing ongebruikelijk = atypisch dictatuur = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = monocratie = tirannie = autocratie prosodie = kinderspel middelhand = middenhand confectiezaak = boetiek = modemagazijn = kledingzaak = winkel = kledingmagazijn = modezaak kloosterzuster = zuster = zus = non huichelen = kwezelen = femelen gemoedsbeweging = ontroering = affect = gevoel = emotie bedrijfsvoering = management = administratie = bedrijfspolitiek = beheer = bedrijfsleiding festiviteit = viering = vreugde = feest = feestelijkheid New Yorker = New Yorkse ruitenwisser = ruitewisser = rakel = aftrekker gemenebest = staat = land geplogenheid = manieren = gebruiken = gewoonte = mos = usus = gebruik = praktijk = usantie inklappen = doordraaien = instorten = inzakken = doldraaien schelp = hoorn = neusschelp = zeeschelp = gehoorschelp = oorschelp robbenvel = robbevel hoestsiroop = hoestdrank = hoestmiddel egoïsme = egocentrisme = zelfzucht = ikzucht sikkelvormige rij huizen = croissant = maansikkel = sikkel mechanicus = mecanicien = monteur = machinist = mechanicien = automonteur = werktuigkundige = machinevoerder sinaasappellimonade = appelsiensap met spa bruis = ranja = orangeade = appelsienlimonade bedrag = schijf = som = geldsom = somma = beloop tochtdeur = klapdeur = zwaaideur = pendeldeur pasgetrouwde = pas getrouwd stel novelle = schets = kort verhaal = romannetje = damesroman MHz = megahertz = mHz slachtofferschap = uitbuiting vitamine E = E = tocoferol feminist = feministe = feministisch titratie = titrage patroonhuls = huls = cartouche purgeerolie = ricinusolie = wonderolie = castorolie benauwdheid = angst = beklemming = bangheid = angstgevoel = schrik = vrees kleed = jurk = stof = vod = textiel = doek = japon = weefsel = kledij = geweven stof volgeling = discipel = apostel = aanhanger = adherent = acoliet = adept = volger = zoon = leerling corporatie = onderneming = handelmaatschappij = firma = bedrijf = handelsmaatschappij opbergplaats = bergruimte = bewaarplaats = bergplaats flens = richel attraperen = betrappen = snorren = snappen toneelspeler = aansteller = pantomimespeler = komediespeler = kwast = komediant = poseur zeildoek = canvas = doek = zeil = schildersdoek convulsie = krimping = stuiptrekking = kramp = stuip = spierkramp = spasme hatelijkheid = steek = speldenprik = stekeligheid uittesten = toetsen = testen = proberen = uitproberen argument = bewijsgrond = motivering = motivatie sluitspier = sfincter ossewagen = ossekar = ossenkar = ossenwagen erbarmen = compassie = ontfermen = medeleven = medelijden foetor ex ore = halitose outcast = paria = verworpene = verschoppeling = verstotene = drop-out = verworpeling fouiller = aftasten = fouilleren artsenijleer = geneeskunde = medicijnen = medicijn mallemolen = carrousel = zwiermolen = draaimolen = zweef = paardenmolen = zweefmolen achterhandsbeentje = handwortelbeentje les = cursus = didactiek = opvoedkunde = opvoeding = onderwijs = instructie = onderricht gum = gom = vlakgom = stuf tafeldame = gebuur = nabuur = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw impulsiviteit = onbevangenheid = spontaniteit = onstuimigheid = speelsheid = luchtigheid unanimiteit = raamakkoord = eensgezindheid = eenstemmigheid = overeenstemming = consensus kanonvuur = geschutvuur = spervuur = artillerievuur = versperringsvuur = kanonnade omoe = opoe = grootje = oma = bomma = grootmoeder = grootmama Switchblade = springmes = stiletto intermedium = aanspreekpunt = tussenpersoon = contactpersoon = contact = intermediair verpleeghuis = verzorgingstehuis = bejaardencentrum = home = bejaardenoord = bejaardentehuis = bejaardenhuis = verpleeginrichting = verzorgingscentrum = verpleegtehuis goudverf = roodkoper = tombak Lord = meester = opperheer = landheer = overste service = opslaan = servies = dienstbetoon = dienstverlening = opslag meettoestel = meetapparaat = sonde = meetinstrument = meetapparatuur = meter paardenleer = paardeleer olie-en-azijnstelletje = oliestel = olie-en-azijnstel bewindvoerder = ontvanger = ontvangster fossiele brandstof = energiedrager isolering = isolatie = afgrendeling = afzondering zeevruchten = schelpdier = zeebanket priesterkleed = soutane = priestergewaad = toog = toga omvang = dimensie = invloedssfeer = afmeting = grootte = uitgebreidheid = draagwijdte = scope = domein = passer = reikwijdte = raam = bereik aandenken = souvenir = herinnering = relikwie = memorabilia astin = bismut jakhals = boer klein busje = omnibus = dubbeldekker = autobus = bus beleefdheid = wellevendheid = ridderlijkheid = courtoisie = hoffelijkheid nubuck = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin raad = advies = bestuur = concilie = raadscollege = aankondiging = sanhedrin = directie = raadgeving = beheerraad = board noodzaak = urgentie = nood = necessiteit = onvermijdelijkheid = noodzakelijkheid beïnvloeden = influenceren = doorwerken deze of gene = man = persoon = mens = figuur = iemand = individu mens-erger-je-niet = Mens erger je niet portee = reikwijdte = draagwijdte afmeren = verankeren = meren = aanleggen = aanmeren drijfsijssie = watervogels = watervogel riolering = afwatering = drainage = afvalwater = rioolwater = afvoer paringsdrift = geslachtsneiging = libido = geslachtsdrift poll = demoscopie = enquete = opinieonderzoek = opiniepeiling architectonisch = bouwkundig weersomstandigheden = weerstoestand = weer = weder = weersomstandigheid = weersgesteldheid weersvoorspelling = prognose = weersverwachting = waarzeggerij = voorspelling = weer = profetie saus = onbeleefde opmerkingen belangstellen = interesseren naald = schrijfstift = griffel = etsnaald = injectienaald = grammofoonnaald = pick-upnaald spoorwegen = sneltreinprocedure richten = concentreren = accommoderen = schikken = conformeren = plooien = assimileren = voegen = adresseren = aanpassen jurering = vonnis = toewijzing papisme = rooms-katholicisme ouweheer = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = pappie = pater familielid = verwant = bloedverwant = bloedverwante = maag privésector = privé-sector = bedrijfsleven = zakenleven ontleedkunde = anatomie lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = brutaaltje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster krassen = inkerven = inkrassen = kerven kotsmiddel = spuugmiddel = emeticum = braakmiddel lamenteren = beklagen = bejammeren = jammer vinden = betreuren = bewenen = treuren om leuningstoel = club = leunstoel = armstoel = zetel = fauteuil havervlokkenpap = havervlokken = havermoutpap = havermout taille = leest = middel afvalverwerking = vuilverwerking heftigheid = intensiteit = hevigheid = woestheid = felheid duizendste = promille unitaristisch = unitair reclamespot = reclamefilm = commercial = spotje = reclameboodschap = reclamefilmpje chocola = cacao = warme choco = chocolademelk = chocolade = chocomel rotskloof = afgrond = kloof = ravijn ongel = talg = kaarsvet liberalisering = versoepeling propellervliegtuig = pijpbeurt kippevel = spasmodermie = kippenvel landverhuizer = emigrant = uitwijkeling = migrant lokvogel = roervogel = roepvogel marktonderzoek = marketing = marktanalyse = marktverkenning toernooi = steekspel = wedijver = competitie = tornooi = concours = concurrentie = rivaliteit = mededinging = concurrentiestrijd abracadabra = wartaal atavisme = terugslag hartkransslagader = kransader = kransslagader = coronairarterie = kroonslagader linnen = linnengoed = lijnwaad = doek systeembouw = prefabricatie waagstuk = gok kinderbewaarplaats = kinderkribbe = dagopvang = crèche = kinderdagverblijf = kinderopvang doeltreffendheid = effectiviteit = doelmatigheid = functionaliteit = werkzaamheid = efficiëntie = economie rantsoen = quota = part = gemeen hebben = quote = aandeel = quotum = deel = portie vijfkant = pentagoon = vijfhoek verwelken = verslappen = aftakelen = moe worden = wegkwijnen blokkade = obstructie = belemmering = versperren = verstopping = blokkeren = versperring = tegenhouden mededingen = concurreren = rivaliseren = touwtrekken = vechten = opboksen = meedingen = wedijveren = optornen = meten edele = evenknie = gelijke = leeftijdgenoot wereldstekker = reisstekker = adapter = verloopstekker satellietschotel = schotelantenne = paraboolantenne = schotel infamie = schanddaad = eerloosheid = berucht snelfilter = filterzakje = koffiefilter ontcijferen = decoderen achternarijden = narijden planten = dekken = zetten = neerpoten = neerzetten = inplanten = poten veelwijverij = polygynie = polygamie uitspatten = uiteenspringen = knallen = barsten = uiteenspatten sketch = kladversie = parodie = wissel = trek Schotse herdershond = grond = bodem bijvrouw = prostituée = courtisane restaurant = eethuis = eetgelegenheid = eettent = eetcafe tornooi = toernooi = concours kabaal = herrie = tweedracht = kakofonie = onenigheid = lawaai = leven tegenovergesteld = omgekeerd contribueren = meehelpen = bijdragen paragnosie = helderziendheid = buitenzintuiglijke waarneming = clairvoyance Kishinev = Chisinau reflectant = adressant = werkzoekende = aanvrager = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekwestrant = rekestrant = sollicitant penumbra = halfschaduw gazon = graszode = plag = zode = grasveld = grasperk = grasmat = grastapijt cachot = strafgevangenis = gevang = nor = strafinrichting = petoet = kast = bak = rijkshotel = gevangenhuis = gevangenis = kot = bajes = lik = pot plechtige verzekering = stelling = bewering = bewijsvoering funderen = beargumenteren = grondvesten = gronden = baseren = onderbouwen = argumenteren salmiak = salmiakzout = salmoniak hertenleder = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck wapendepot = wapenarsenaal = wapenmagazijn = arsenaal = wapenopslagplaats = wapenkamer = wapenhuis = tuighuis brutosalaris = revenu = brutoloon = revenuen sprinkler = sproeier budgettering = miljardennota = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming hardhandig optreden = repressie laxeren = purgeren verstenen = petrificeren = fossiliseren beroving = plundering = vrijbuiterij wapenschild = sleutelschild mineraal = delfstof = mineraalwater uitschieten = kiemen = opspelen = punten = uitpakken = uitvaren = uitvallen = schieten = uithalen = ontkiemen = uitbotten = fulmineren = uitlopen = uitvliegen = botten essentiële olie = etherische olie gelijke-drukturbine = actieturbine = impulsturbine box = babybox = berghok = loge = kooi = doos = berging = luidspreker = spreker = kot = bergplaats = liftkooi autocratie = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = dictatuur = monocratie = tirannie doorslapen = verslapen = zich verslapen hoofdstuk = caput = chapiter televisieontvanger = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = t.v. = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = beeldbuis = kijkkast aansteker = schoen = vuurtje confusie = desoriëntatie = verwarring honig = bijenhoning = honing = schatje irradiatie = bestraling = eradiatie = uitstraling = radiotherapie slippedrager = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd stenograaf = schrijver op dictaat = kopïist = snelschrijver benutten = gebruiken = pakken = bezigen = nemen = toepassen = verwerken = utiliseren = aanwenden = hanteren kleurengamma = prismabeeld = spectrum = kleurenspectrum schoolklas = klas spectrometrie = spectroscopie toonkamer = show-room = toonzaal = showroom arm = aftakking = zijtak vergenoegdheid = voldoening = tevredenheid scheikundige = chemicus veenachtig = turfachtig schrijfsel = schrijven = schrift = geschrijf = geschrift luchtmacht = luchtstrijdkrachten indemniseren = schadeloosstellen = compenseren vermissing = ontbreken = afwezigheid = verzuim = verstek = tekort beestachtigheid = barbarisme = wreedheid = brutaliteit bloemenkrans = wrong = bloemkrans = krans = kroon = grafkrans = rouwkrans tankwagen = tankauto = olietankwagen = olietanker oculair = oculairlens bevredigen = masturberen = rukken = aftrekken = kalmeren = vergenoegen = nakomen = verzoenen = tevredenstellen = vervullen = voldoende = sussen = voldoen = klaarmaken = inlossen dronkaard = zatladder = zatlap = dronkelap = beschonkene = dronkeman = dweil reus = baas = knots = reuzin = kanjer = gigant = knoeper = knaap = joekel = knoert = titaan = lel = slagschip = kokkerd aritmie = hartritmestoornis = ritmestoornis koprol = salto waterrijk gebied = drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = slijkland = waterland = broek = zomp = dras = moeras gezag = bevoegdheid = overheid = autoriteit stekel = dorentje = rug = ruggengraat = doorn = aartjes = prikkel foodprocessor = keukenhulp = keukenmachine schadelijkheid = giftigheid = toxiciteit optimalisatie = optimalisering geelzucht = hepatitis = icterus studieboek = cursusboek = schoolboek klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = otteren = pielen = prutsen = klooien = wurmen poen = duiten = ping = gewin = centen = brood = pecunia = pegulanten = geld = pingping doopsel = doop elektrisch circuit = circuit bijenhouder = imker = iemker martelpaal = folterpaal = schavotpaal = geselpaal dader = overtreder = bedrijver = pleger = boosdoener = aanstichter = schuldige aandacht = oplettendheid = aandachtigheid = gehoor = attentie = concentratie = opmerkzaamheid omhoogkomen = optrekken = opkomen verstrooiingslens = verspreidingslens bijgeluid = achtergrondgeluid = bijklank atelier = studio Alphekka = bladknop ridderlijkheid = wellevendheid = beleefdheid = courtoisie = hoffelijkheid stoflong = pneumoconiose staartvin = vin roeistok = peilstok kloterij = mystificatie = oplichterij = flessentrekkerij = zwendelarij = verneukerij = bedrog = verlakkerij = veinzerij = bedriegerij = misleiding = beduvelarij vizier = zoeker = klep ontwaren = opmerken = merken = bemerken = waarnemen = gewaarworden orkest = orkestbak = orkestra Kwartair = Quartair contrast = tegenstelling = antithese = contrasteren = afsteken verraadster = verrader rond haakje = haakje margarine = boter inkleden = brengen zuster = monnik = zus = non = verpleegster = kloosterling = ziekenzuster = religieus = kloosterzuster = cenobiet = religieuze = verpleegkundige halsband = gareel = halsketting = haam arteriosclerose = atheromatose = aderverkalking = vaatverkalking offerdier = slachtoffer Germaanse = Germaan = mof = Duitser = Duitse lasagne = lasagna modificeren = variëren = wijzigen = veranderen = converteren = altereren = changeren = herscheppen = omzetten Mexicaan = mexicaans = Mexixaan = Mexicaanse afkeuren = afraden = diskwalificeren = verbannen = desapproberen = niet toestaan = niet toestaan = desavoueren = aanklagen = vernietigen = verbieden schaduwzijde = keerzij = min = minpunt = schaduwkant = opdonder = keerzijde = tegenvaller = nadeel tevredenheid = bevrediging = voldoening = genoegzaamheid = satisfactie = genoegen = vergenoegdheid dansschool = dansinstituut touwtrekken = concurreren = rivaliseren = vechten = opboksen = meedingen = wedijveren = optornen = meten = mededingen verzekeraar = verzekeringsmaatschappij = verzekeringsbedrijf = assuradeur = verzekering = verzekeringsgever spiegelen = volgen = nastreven = navolgen commanderen = ordonneren = prescriberen = bevelen = gelasten = verordonneren = dicteren = gebieden = voorschrijven mijnwerkerslamp = veiligheidslamp = mijnlamp steenkool = kolen = kool = steenkolen steenklei = schalie = adobe Verlichting = verlichting Berlijns-zilver = berlijns-zilver muilband = vuurmond borststuk = klapstuk verontreinigende stoffen = vervuiler twaalfde = twaalftalligstelsel petrochemisch = petrochemicaliën intensie = bijbetekenis business = commercie = handelsverkeer = commerce = negotie = handel = zaak jachtterrein = jachtgrond = jachtgebied petroglief = rotstekening raapselderie = knolselder = knolselderie = raapselderij = knolselderij grondel = riviergronde = riviergrondel benaderen = grenzen aan = naderen = aanpakken suède = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = daim = bukskin = nubuck koopje = meenemer = meenemertje = gelegenheidskoopje = gelegenheidsaanbieding = gunstkoopje = aanbieding vacature = opening = leegstand vest = ringgracht = gracht = slotgracht = vestinggracht papegaaieziekte = papegaaienziekte = psittacosis woede = gramschap = toorn = boosheid roofbuit = plundering platenbranche = platenindustrie balg = buikje = buik = pens = blaasbalg = vel = abdomen = maag = filmdroger terugkrabbelen = rond de pot draaien = draaien = dubbelzinnig spreken = liegen = achteruitkrabbelen = afwijken = om iets heen draaien = om de hete brei dansen degen = een tandje bijzetten = rapier = zwaard soldeer = soldeersel ik ben homo = spalk buur = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = nevenman = medemens = naaste = buurvrouw platteland = landerijen = open veld = landouwen = provincie = binnenland = uithoek = hinterland = land = achterland = grondgebied teerling = dobbelsteen in de vlucht genomen bal = salvo = vlucht = volley anorexia-nervosa = magerzucht = anorexia nervosa = anorexie knie = knietje kleur = huidkleur = tint = kleurtje = teint = pak = gelaatskleur = zaak = huidskleur = kostuum voetenbankje = voetenplank = voetbank = voetbankje energie toevoeren = voorzien van energie servies = aardewerk = dienstbetoon = dienstverlening = service = serviesgoed plexus = vlecht = zenuwvlecht zich schikken naar = zich neerleggen bij = luisteren = eerbiedigen = berusten = voldoen = respecteren = gehoorzamen idealisme = immaterialisme regeringsloosheid = wetteloosheid = anarchie gevoel voor humor = humor koningsmoord = koningsmoordenaar run = sprint godsdienstzin = godsvrucht = piëteit = devotie = toewijding = godvruchtigheid voorstudie = studie ontfermen = erbarmen kokhaan = hartschelp = kokkel dilemma = onzekerheid = besluiteloosheid = tweestrijd handleiding = vademecum = handboek gekijf = geruzie = gebakkelei = woordenwisseling = gehakketak = onenigheid = gekrakeel rechtstoestand = rechtspositie temporiseren = vertragen = verschuiven = uitstellen = opschuiven = aanhouden zetje = zet = duwtje = duw sigarenwinkel = sigarenmagazijn = tabakswinkel bob = bobslee kajuitspoort = schietgat bijgerecht = tussengerecht huwelijksbed = bruidsbed uitvaltijd = downtime = downtijd endocrinologie = hormonenleer schikken = resigneren = accommoderen = conformeren = plooien = passen = neerleggen = conveniëren = berusten = assimileren = verzoenen = vereffenen = uitkomen = stellen = voegen = richten = treffen = regelen = aanpassen scheidsrechter = arbiter = arbitreren = bemiddelaar = scheids = scheidsrechteren = kenner = fluiten = fluitist = rechter aankleden = kleden motiveren = begeesteren = enthousiasmeren = opwarmen metaallegering = legering = alliage = alligatie hemeralopie = nachtblindheid glimlach = grijns = lach introeven = aftroeven = troeven sleutel = muzieksleutel = fietssleutel = password = consigne = toets = parool = paswoord = pijpsleutel = Engelse sleutel = sjibbolet = wachtwoord = schroefsleutel = moersleutel wissel = sketch = kladversie = schakelaar = valutakoers = twijg = spitsroede = omrekeningskoers = wisselkoers = wisseling = geldkoers = trek zand = lef = zavel = zandstrand slaapwandelen = somnambulisme verzwijging = verborgenheid ijzel = smeltende sneeuw = ijsregen belastingjaar = boekjaar = begrotingsjaar = dienstjaar cyclus = omloop = rondgang = circulatie = programma = kringloopproces = roulatie = kringloop kosmologie = kosmogonie exodus = hedjra = uittocht = leegloop oprit = afrit = toegangsweg = inrit = invoegstrook privilegiëren = bevoorrechten letterdieverij = plagiaat = letterroof lidwoord = clausule = artikel = bijzin echolalie = echolalia ongenegen = geneigd drijfstang = zuigerstang kerven = inkerven = inkrassen = krassen runderpest = veeziekte wegrennen = vertrekken = drossen = zijn biezen pakken = zich stilletjes uit de voeten maken = zich terugtrekken harnas = kuras chroom = chromium wanbetaling = in gebreke blijven = niet-nakoming neusbeentje = neusbeen kerrie = kerrieschotel = kerriepoeder = curry woordenlijst = verklarende woordenlijst = lexicon = vocabularium = woordenschat = vocabulaire = glos = glossarium rozijn = krent spasme = convulsie = stuip = spierkramp = krimping = stuiptrekking = kramp dartelen = rollebollen = dollen = steigeren = raggen = stoeien = rondhuppelen = robbedoezen = ravotten = rondspringen komfoor = fornuis = kookfornuis = keukenfornuis kaartsysteem = cartotheek = kaartregister zuigvlek = zuigplek = ding = zuigzoen ventilatie = verluchting schaaldier = kreeftachtigen grondvest = grondslag = fundering = bedding = grondvesting = basis = fundament brutale meid = fatale vrouw = vamp = verleidster = femme fatale drukschakelaar = drukknop = drukker daaropvolgend = volgend coffeïne = theïne = cafeïne taxeren = koersen = ramen = waarderen = schatten bedelmonnik = monnik = kloosterbroeder = convers = bedelbroeder = mendicant = lekenbroeder = ordebroeder = frater = broeder appeljam = appelstroop platform = podium = kansel = erepodium = schavot = spreekgestoelte = ereschavot = estrade = platformschoen = preekstoel cyanide = nitril robbevel = robbenvel aanschaffen = verwerven bijvullen = aanvullen = navullen weekdag = werkdag lijdensweg = martelgang windglijder = deltavlieger = deltavliegtuig = delta = kielvlieger = zweefvlieger eetcafe = eethuis = eetgelegenheid = eettent = restaurant pension = hospies = herberg = huisvesting = cafe kunne = sekse = geslacht = geslachtsleven dienstmeisje = assepoes = assepoester = meid = maagd = Assepoester = werkmeid = dienstbode = dienstmeid = dienares = meisje azijnpisser = nijdas = zuurpruim = kribbenbijter = galbak = nurks = kribbebijter = kniezer = sacherijn = chagrijn = netenkop hulptaal = kunsttaal myriade = drom = mensenmassa = heir = massa = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = hele volksstammen = mensenzee = meute = sleep = schare buitenkant = periferie = buitenaf = omtrek sousmain = onderlegger = vloeimap = vloeipapier = vloeiblad evenwicht = evenwichtsgevoel = balans = stabiliteit = tegenwicht = chemisch evenwicht = equilibrium zeekraal = zeevenkel versmaden = verachten bidbank = bidstoel = knielbank = knielbankje faryngitis = keelpijn = keelontsteking landarbeider = provinciaal comediant = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker zelfverwerkelijking = zelfontplooiing overuren = overwerk adjunct = gecommitteerde = lasthebber = vervanger = gemachtigde = mandaathouder = plaatsvervanger = mandataris = zaakgelastigde = afgevaardigde ophaal = opstreek intrekken = afgelasting = terugdraaien = ontkennen = annuleren = afzweren = afschaffen = terugnemen = verzaken aan een eed = terugtrekken = herroepen = annulering = achteruitzetten voordracht = voorlezing = lezing = nominatie taxus = taxusboom = venijnboom kordiet = cordiet lier = winch = draaispil = Lier = draailier = ankerspil = windas = windspil bloedstolsel = trombus = trombose territorium = woongebied = biotoop = habitat = leefgebied = standplaats blauwzuur = amandelzuur = Pruisisch zuur deputatie = gezantschap = afvaardiging = missie = vertegenwoordiging = legatie = delegatie = zending rechterlijke macht = magistratuur = rechtsstelsel = justitie caverne = krocht = grot = spelonk vernikkelen = blauwbekken = kleumen = koukleumen = verkleumen gordeldier = pantserdier = schildvarken = armadillo verdelgen = uitgeroeid = ontwortelen = ontworteld chemisch reinigen = droogkuis pont = veer = ferryboot = ferry = veerboot = pontveer = veerpont = veerdienst plankenbeschot = betimmering = beschieting = beplanking = beschot dingetje = prul = dinges parlementsverkiezingen = algemene verkiezingen = parlementsverkiezing deurmat = mat = turnmat = vloermat = voetmat wijkbezorger = boodschappenjongen = rondbrenger = loopjongen = krullenjongen indignatie = verontwaardiging = gebelgdheid knekelhuisje = ossuarium pappa = papa = pa = pap priestergewaad = soutane = toog = priesterkleed = toga blijdschap = enthousiasme = opgetogenheid = vreugde = geestdrift = blijheid = verheugenis = extase = verrukking bezinken = verlagen = zakken nuntius = legaat actief = activiteit hoofdzaak = hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = kernpunt = essentialia = bijzonderheid valstrik = net = fuik = fuiknet = opvangen = val = hinderlaag = strik = struikelblok = vangst = maaswerk paardmens = kentaur = centaur meteoor = meteoriet = vallende ster heksendans = lycopodium = hertshoorn = wolfsklauw nereïde = stroomnimf = najade = undine = watergodin = waternimf balanswaarde = boekwaarde frats = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bevlieging = caprice = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = capriool = aandrift = gril = luim nathals = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = zuiper = spons = natnek donker = donkerder = eclipseren = duister = donkerheid = donkerte = donker maken = donker worden = verduisteren = worden = duisternis eenvoudigheid = eenvoud = simpliciteit televisieserie = televisiefeuilleton = tv-feuilleton = tv-serie = vervolgserie = serie consortium = syndicaat diamant = uur = ruiten institueren = stichten = instellen = oprichten computerfreak = straatartiest haringkoning = lintvis doorroeren = roeren genietroepen = genie selectie = keuze = keus = schifting een scheet laten = scheet = flatus = prot = buikwind = veest = wind = windje = een wind laten mazzelen = boffen = zwijnen uitkafferen = uitveteren = inhakken = aftroeven = uitfoeteren = uitketteren = uitschelden = uitjouwen = stijfvloeken bêtawetenschappen = bètawetenschappen losgaan = loskomen = loslaten = losraken lieftalligheid = aanminnigheid = aanvalligheid = beminnelijkheid = bekoorlijkheid = bekoring = charme cassatie = nietig verklaring = afschaffing = intrekking thriller = horror badpak = badkostuum = badmode = zwemkostuum = zwempak tij = watergetij = getijde riviermonding = uitmonding = mond = monding = trechtermonding = muide = riviermond = estuarium = uitloop = trechtermond puzzelrit = puzzeltocht = speurtocht recommanderen = aanraden = aanbevelen = aanprijzen gezelschapsspel = spelletje tuinhuisje = zomerhuis = theehuisje = prieel luchtbuis = adembuis schijnheilige = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = hypocriet legster = laag = legger ongewervelde = ongewerveld tegenspoed = kruisweg = malheur = beproeving = pech = bezoeking = tegenslag = wanbof = marteling phaëthon = toerfiets morbiditeit = ziektecijfer = ziekelijkheid familie = huishouden = maagschap = gezin = huishouding = tak = stam = huisgezin = huis = geslacht = staak wasbaar = afwasbaar boom = paal = staak = polsstok maand = maan = kalendermaand = wachter berber = berbertapijt moedercomplex = oedipuscomplex Marrakech = Marrakesh resumé = aperçu = synthese = samenvatting = resumptie vlaskam = hekel = repel = vlashekel kreukelen = verfomfaaien = rimpelen = verkreukelen = kreuken = fronsen = plooien = verkreuken truck = camion = vrachtwagen = transportwagen = vrachtauto committeren = vergunnen = volmachtigen = machtigen = mandateren = autoriseren roulatie = omloop = rondgang = circulatie = cyclus = kringloopproces = kringloop Belarussisch = Wit-Russisch = Witrussisch zwaar misdrijf = euveldaad = felonie = zware misdaad = misdaad schalmei = herdersfluit raapselderij = knolselder = knolselderie = raapselderie = knolselderij baaldag = off-day = offday vaarwel = tot ziens = dag = goedendag = doei = doeg grondtrek = abstractie = korte inhoud = hoofdlijn = samenvatting = uittreksel ruzie = heibel = onmin = herrie = kwestie = kift = mot = onaangenaamheden = onenigheid = onvrede = disharmonie = trammelant = dispuut = kif = bonje = bespreking = onaangenaamheid = twist epigram = hekelrijm = puntdicht lezing = leesvoer = voorlezing = voorlezen = lectuur = voordracht jachtopzichter = jachtopziener = koddebeier = wildschut ruilen = omruilen = omwisselen = inwisselen = verwisselen witte rammenas = winter-radijs = Daikon er achter komen = oplossen = uitvogelen bedrijfsoppervlakte = oppervlakte schuldeloosheid = onschuld kruidenier = groenteboer = groenteman Oezbeek = Oezbeeks militair = krijgsman vlechtwerk = netwerk = bastonnade = flitswerk opstanding = verrijzenis = herrijzenis = wederopstanding vla = pudding = vlaai = pens = bloedworst halfbloed = mulattin = kleurling = hybride = kruis = mulat = kruising overval = onverwachte aanval = holdup = roofoverval = hold-up letterhaak = zethaak antiutopie = dystopie ziekenwagen = ambulance raadgeven = informeren = coachen = aanraden = aanbevelen = adviseren = advies geven = begeleiden verbrokkeling = versnippering kout = babbeltje = babbel = praatje = klap om het leven brengen = ombrengen = omleggen = mollen = doden = om zeep helpen = killen = vermoorden = koud maken = liquideren = afmaken ebtij = laagtij = laagwater = eb sclerose = induratie = verharding knietje = knie hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = essentialia = bijzonderheid rijstrook = weggedeelte bode = renbode = ijlbode = koerier = boodschapper = gezant = heraut das = stropdas = strop witte abeel = abeel stemmer = intoneur = kiezer = pianostemmer nucleonica = atoomfysica = kernfysica = kernwetenschap pollutie = milieuvervuiling = vervuiling = verontreiniging = milieuverontreiniging ongrammaticaal = grammaticaal felsmachine = felser laevulose = vruchtensuiker = vruchtesuiker = fructose staatsruif = rijksschatkist = rijkskas = schatkist = staatskas boekensteun = boekenstut verdiepen = duiken = op = intensiveren = buigen sigarettenautomaat = gokautomaat = gokkast = speelautomaat verhogen = vervallen = versterken = aanvullen = toenemen = doen toenemen = vergroten verstomd doen staan = verlegenheid = verbluffen galerie = kunstgalerij = galerij strottenhoofd = larynx = strottehoofd hoofddek = bovendek = opperdek snel toenemen = exploderen embargo = uitvoerverbod gele narcis = botergeel = narcis = anatto waterkanon = waterwerper remplaceren = verdringen = vervangen blamage = oneer = schande = afgang gelijkmaken = aplaneren = nivelleren = slechten = effenen = egaliseren = vlakken = afvlakken banvloek = verwensing = ban = anathema = vervloeking hulp = knecht = waterdrager = hulpverlening = bijstand = hulpbetoon = assistentie = bediende = medewerking = hulpmiddel = helper = assistent = steun = dienstknecht = utiliteit = hulpje oudje = zestigplusser = oudere = antiek = bejaarde afremmen = modereren = matigen = remmen = productievermindering = produktievermindering tinten = kleuren jukbeen = wangbeen vinoloog = wijnboer = wijnbouwer handelscentrum = marktplaats = stapelplaats = grootwinkelbedrijf = warenhuis gastronoom = lucullus = fijnproever = Bourgondiër = lekkerbek = gastronome leren = uitvinden = vernemen = verkrijgen = aanleren = lesgeven = ondervinden = horen = bijbrengen = onderrichten = opsteken = meenemen = doceren = onderwijzen = constateren stroming = vloed = stroom = doorstroming scharlaken = scharlakenrood tafelgerei = tafelgarnituur = eetgerei = bestek kiesrecht = stemrecht dextrose = druivesuiker = glucose = druivensuiker film = filmvoorstelling = televisieshow = luchtlaag = rolprent = videofilm = verfilmen = vlies = laag = televisie = bioscoopvoorstelling = filmindustrie = sfeer gehoorapparaat = gehoorprothese = hoortoestel = hoorapparaat gladiator = zwaardvechter schoolbord = lei = leisteen = krijtbord keratine = hoornstof veelgestelde vragen = FAQ boogschieten = schuttersgilde Ido = ik wil kalmte = bedaardheid = gelijkmoedigheid = beheersing = rust = gelatenheid = gemak = zelfbeheersing sachet = zakje paardevlees = paardenvlees voltrekken = plaatsgrijpen = plaatshebben = plaatsvinden = spelen spraakstoornis = dysartrie = spraakgebrek gashouder = gasketel schuimplastic = tempex = piepschuim waarde = significantie = importantie = betekenis = gewicht = belang = zwaarte = gewichtigheid arsenicum = arseen zevende hemel = gelukzaligheid = heerlijkheid = zaligheid trommel = trom = drum = kalfsvel vertellen = verhalend = mistellen = navertellen = vertelde = oververtellen = verhalen = verhaal = zeggen = verrekenen vleermuizen = vleermuis gasthuis = ziekenzaal = ziekenhuis = hospitaal = verpleeginrichting = kliniek ongelijkvormigheid = ongelijkheid lapkous = labskous opdoemen = tevoorschijn komen = optreden = zijn opwachting maken = komen = verschijnen = haar opwachting maken = vertonen niet-schuldig verklaren = vergeven = kwijtschelden = vrijspreken = ontheffen = uitleggen = ontslaan van een verplichting iepenboom = iep = iepeboom = olm inlegger = spaarder correspondentie = overeenstemming = analogie = overeenkomst = briefwisseling duizendvoud = duizendtal = duizend = chiliade steunbetuiging = bijval = strafmaatregel beddenpan = beddepan stortbui = plensbui = regenstorm = hoosbui = wolkbreuk verbreiding = distributie = verspreiding leefeenheid = etagewoning = woongroep = etage = leefgemeenschap = appartement = flat = flatje = leefgroep = woongemeenschap = commune = wooneenheid knokkelkoorts = dengue surrealisme = Surrealisme songtekst = tekst taalbeheersing = taalvaardigheid landbouwdeskundige = landbouwkundige = agronoom = landbouweconoom rijmen = overeenkomen = dichten = afstemmen = sluiten = stroken = toesnijden = rijmelen = berijmen = poëtiseren = kortsluiten = overeenstemmen stormram = ram = rammei epifyse = hersenaanhangsel = hypofyse = pijnappelklier = hersenklier fonograaf = platenspeler wegduiken = schuilen = wegschuilen = verbergen leurder = straathandelaar = marskramer = straatventer = venter batterij = krent = elektrische batterij = zitvlak = cel = bips = reet = hol = achterste = kont = fysieke mishandeling = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = derrière = tooches = posterieur moralisme = ethiek = moraal = moraliteit = zeden = zede halsuitsnijding = decolleté doorzakken = verslappen = doorhangen toesnijden = afstemmen = kortsluiten = rijmen rek = herstellingsvermogen = elasticiteit = spankracht = veerkracht = pijnbank vleesvergiftiging = voedselvergiftiging graafwerktuig = graafmachine schuimsel = tuig oudheidkundige = archeoloog stopbalk = stopping schenklokaal = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = drankhol = pub = dranklokaal = kroeg EHBO = eerste hulp = eerste-hulpverlening = eerstehulpverlening = E.H.B.O. uitwasemen = dampen = wasemen = transpireren = uitademen = perspireren = uitdampen lectuurlijst = leeslijst = literatuuropgave = bibliografie = boekenlijst = literatuuroverzicht = literatuurlijst dertig = dertigtal zomersproeten = sproet = zomersproet = efelide boraxzuur = boorzuur diwaterstofsulfaat = vitriool = vitrioololie = zwavelzuur afstappen = afdalen = banjeren = stiefelen = stappen = nederdalen = afgaan doen bol staan = zwellen toebrengen = aantasten = berokkenen = aandoen petrefact = fossiel = verstening Estlands = Estisch = Ests wegblokkade = wegversperring = barricade waterverf = aquarel voorgaan = prioriteren = voorlopen generaliteit = universaliteit = algemeenheid ruiterpad = rijpad presenteren = inleiden = lenen = aanbieden = brengen = bieden = introduceren = voorstellen = offreren procent = honderdste = percent = percentage liflafje = lekkernij = lekkers = heerlijkheid = traktatie iep = iepeboom = olm = iepenboom meetkunde = geometrie pixel = beeldpunt = beeldelement Chunnel = Kanaaltunnel vertaalster = vertolker = tolk kroket = croquet onbegrip = wanbegrip fysieke mishandeling = cel = batterij = elektrische batterij bekladderen = bekliederen = besmeuren = bekladden backing = ruggensteun rekenkundig = aritmetisch idealiseren = romantiseren = poëtiseren gelijkberechtiging = gelijkheid beseffen = realiseren = inzien = weten substituant = plaatsvervanger = interimaris = plaatsbekleder = reservist = substituut decimaal = tientallig talstelsel = decimaalstelsel magnesia = magnesiumoxyde babe = meid = brok = poppetje = spetter = kanjer = pop = griet = stoeipoes = stuk = poes etiketteren = prijzen = labelen improductiviteit = improduktiviteit moederkoek = baarmoederkoek = placenta inspectrice = controleur = inspecteur wetenschap = perceptie = cognitie = medeweten = ervaring = bagage = kennis = weten ohmse weerstand = impedantie = weerstand = weerstandsvermogen = elektrishe weerstand toeristenindustrie = toerisme dekkleed = bâche = matroos = dekzeil progressie = vordering = vorderingen = continuïteit = vooruitgang = voortgang bommen = beieren = luiden = gaan alterneren = rouleren = afwisselen = verwisselen kernfusie = kernsmelting = fusie = meltdown spotje = reclamefilm = reclamespot = commercial = reclameboodschap = reclamefilmpje China = Volksrepubliek China ontvouwen = uitvouwen = expliqueren = uitleggen = openvouwen = verklaren = expliceren fotocamera = camera = fototoestel jicht = pootje = podagra lijnvliegtuig = passagiersvliegtuig = lijntoestel kriekenboom = kriek ontwrichting = luxatie = ontzetting huisschilder = schilder afkoopsom = uitkoop blastoom = vleeswoekering = gezwel = neoplasma = tumor aantrekken = ter harte nemen = bijtrekken = meelokken = tronen = werven = verleiden = aanhalen = aanlokken = lokken = trekken = opleven = verlokken roer = roerganger = stuurman precisie = echtheid = nauwgezetheid = preciesheid = promptheid = correctheid = exactheid = nauwkeurigheid = waarheid = accuratesse = zorgvuldigheid treurdicht = klaagzang = lamento = klaagdicht = treurzang = treurlied = elegie = klaaglied vredespijp = calumet demologie = demografie genoegzaamheid = bevrediging = genoegen = tevredenheid = satisfactie godsgeschenk = buitenkans = explosie = buitenkansje = kaan kruiskop-schroevedraaier = kruiskopschroevendraaier = kruiskopschroevedraaier = kruisschroevedraaier chanteur = oplichter = afperser vulcanologie = vulkanologie omgangsvorm = manieren = vormen = erecode = code = gedragscode = omgangsvormen = manier = vorm vitalisme = levensheid perceptie = gezicht = wetenschap = cognitie = gewaarwording = medeweten = beleving = bagage = kennis = weten schedelleer = frenologie bergbeek = wenk = bergstroom afstoten = vervreemden = terugdrijven = terugdringen = terugslaan = terugduwen heiden = paganist = christenhond = goddeloze = ongelovige fotocel = fotovoltaïsche cel watervloed = overvloeiing = zondvloed = overstroming kantoor = komode = bureau = overheidsinstelling = torso = dienst bh = bustehouder = b.h. = beha pioneer = pionierster opsturen = afzenden = sturen = verzenden = insturen = afsturen = versturen = expediëren = zenden = wegsturen oorlogswet = krijgswet meerpaal = bolder = amsterdammertje = meerbolder in vaart brengen = versnellen fuselier = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = heihaas = piot = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas baksel = gebak verkorrelen = korrelen harten = hart = hartenjagen berispen = inwrijven = aanrekenen = aantijgen = nadragen = imputeren = schelden = op het matje roepen = verwijten = aanwrijven schim = geest = schaduwbeeld = afschaduwing = schaduw = spook bloeduitstorting = uitstorting = extravasaat = hematoom walgen = walging = verafschuwen = afkeer hebben = verfoeien = doen walgen = haten = gruwen van = gruwelen van = walgen van = tegenstaan = gruwen = verwerpen trap = touwladder = ontwikkelingsstadium = interval = opstapje = ladder = leer = optrede = trapleer = trapgans = opstap = stadium = trappenhal = fase = trapladder = trappen = trappenhuis = schop = afstapje nakomelingen = nageslacht budget = miljardennota = budgettering = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = staatsbegroting = begroting = raming Adriatisch = Adriatische Zee platbranden = verbranden anjer = anjelier = genoffel chocolademelk = cacao = warme choco = chocolade = chocola = chocomel heide = hei = heidegrond = heideveld doorstroom = doorvoer = debiet rechte = verbinding = lijn = grens = streep = regel kraantjeswater = kraanwater = gemeentepils = leidingwater ijdeltuiterij = ijdelheid intertropische convergentiezone = stiltegordel = paardenbreedten Koninkrijk Cambodja = Cambodja = Kampuchea ambtsmisdrijf = wangedrag cohabitation = samenwoning = hokken = samenwonen = samenleving titelpagina = titelplaat = titelblad collisie = botsing = confrontatie = aanvaring onkunde = onwetendheid = ignorantie = agnosie uitrusting = toerusting = apparatuur = outillage verplichten = een plezier doen = opnemen = op zich nemen = aannemen = belasten = aanvaarden ontwarren = rafelen = uiteenrafelen = ontraadselen = uitrafelen = ontrafelen = ontknopen = loswerken = bevrijden = pluizen beweeggrond = bewerker = considerans = motief = grond = afweging = aanleiding = oorzaak = overweging = reden = consideratie = motivatie = veroorzaker = ratio = beweegreden = drijfveer eigengereidheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = starheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid indemniteit = regres = indemnisatie = compensatie = bonificatie = schadeloosstelling = schadevergoeding = vergoeding = verhaal kinnebak = kin ondernemer = entrepreneur inwijdingsfeest = instuif = huiswarming oudroest = schroot kernwapen = atoomwapen = A-bom = kernbom = A-wapen = atoombom eucharistie = Eucharistie = eucharistieviering zaniken = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken partijbons = partijbonze blaas = urineblaas = cyste = blaasje = vesikel geldstuk = munt = muntstuk folder = map = directory = telefoongids pedofilie = knapenliefde linze = kristallens = lens = ooglens boter, kaas en eieren = kruisje-rondje = boter-kaas-en-eieren glosse = glans = glos beerput = afvalput = septische put = kiepelton = rioolput = kolk versnellingsbak = bak = gangwissel vuurwapen = kanon = pistool = stuk = geweer formaliteit = conventie = beleefdheidsvorm = plichtpleging = formule = mores = regel dollen = dol zijn op = rollebollen = steigeren = versimpelen = raggen = stoeien = rondhuppelen = robbedoezen = ravotten = rondspringen = dartelen Graveerstift = Caelum wanbetaler = beatnik = beatniks = Deadbeat fuchsine = magenta = fuchsia parafernalia = onderdelen = toebehoren = spulletjes = spullen grote mast = hoofdmast uitdraaien = leiden = uitmonden = uitpakken = uitvallen = printen = vallen = bekomen = uitprinten = uitlopen = resulteren aftakken = gevorkt = afsplitsen = vertakken pijp = pijpbeen = broekspijp = pijpleiding = koker = leiding = orgelpijp = buis = slang = kanaal = pijpje inwilligen = berusten = bewilligen = toegeven = instemmen = toestemmen bordeelhouder = hoerenwaard = bordeelhoudster mopperaar = brombeer = nijdas = brompot = zuurpruim = nurk = grompot = knorrepot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor janhen = lafbek = papkind = onzekere wankelmoedige man = papkindje ossenstaartsoep = ossestaartsoep is = are = zijn leugendetector = leugenverklikker heil = reiniging = behoudenis = behoud = geluk = zaligmaking = verlossing = afkoping = heiliging = bevrijding = blijheid = vrijkoping = redding = zegen beraping = ruwe pleisterkalk zwendelarij = mystificatie = oplichterij = verneukerij = bedrog = kloterij = verlakkerij = veinzerij = beduvelarij = bedriegerij = misleiding sublimatie = vervluchtigen verkleinwoord = diminutief niet-bestaand = onbestaand verenigen = samendoen = toevoegen = toetreden = samenkomen = link = associëren = verenen = aaneensluiten = linken = bijtellen = synthetiseren = optellen = verbinden = aansluiten = bijeenkomen = scharen = verzamelen = samenvoegen = groeperen snit = pasvorm = coupe bijl = houthakkersbijl = akst = aks(t) = aks = hakbijl = strijdbijl onroerend goed = vastgoed = immobilia = immobiliën bezoldigen = salariëren sneeuwploeg = sneeuwruimer = sneeuwschuiver klokkenmaker = horlogier = uurwerkmaker = klokkengieter = horlogemaker meetapparaat = meettoestel = sonde = meetinstrument = meetapparatuur = meter bedektzadigen = zaadplanten staartmolen = weerhaan = windwijzer = haan = windhaan hebbelijkheid = eigenaardigheid = eigenzinnigheid = rariteit = vreemd geval losgeld = losprijs = vrijkopen = losgeld betalen splitsen = nucleaire fusie = scheiden = verdelen = kernsplitsing = splitsing = ontbinden = delen eeuw = tijd = era = eeuwigheid = tijdvak = tijdperk = centurie = centennium dank u wel = dank u = bedankt = merci activeren = aandrijven = inschakelen = aanzetten zwijnenhok = zwijnenstal = varkensstal = varkenskot = varkenshok plaatskaart = plaatsbiljet = plaatsbewijs joch = jong = knul = knaap = gozer = jongen grafkrans = bloemenkrans = wrong = bloemkrans = krans = kroon = rouwkrans Jerevan = Erevan zigzaggen = zigzaggensgewijs = Zigzag = zigzag droogbloem = immortelle = strobloem observantie = eerbiediging = naleving lezerspubliek = gehoor = publiek passagebiljet = entreebiljet = kaartje = toegangsbewijs = kaart = entreebewijs = entreekaart = ticket knechtschap = slavendienst = lijfeigenschap = slavernij leeghalen = verbranden = verbruiken = leegmaken = uitputten = opruimen den = dennenboom gebeurtenis = gebeurde = incident = happening = episode = ontwikkeling = gebeuren = geschiedenis = moment = beurt = voorval = evenement tv-feuilleton = televisieserie = televisiefeuilleton = tv-serie = vervolgserie = serie kentekenplaat = nummerplaat groeten = tegemoet komen = begroeten = ontvangen notebomehout = notenhout = notehout = notenbomenhout inertie = inactiviteit = passivisme = traagheid = daadloosheid = passiviteit gestiek = vingerspraak = dactylologie = gebarentaal = vingertaal tabelleren = tabellariseren back-hand = linkshellend handschrift = backhand uitleggen = vergeven = kwijtschelden = vertalen = ontheffen = expliqueren = nemen = opvatten = verklaren = vrijspreken = ontvouwen = opnemen = expliceren = tolken = ontslaan van een verplichting = niet-schuldig verklaren kolbak = beremuts = huzarenmuts = berenmuts mefisto = Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = demoon = Satan = duivel = droes = hellevorst = satan = lucifer = morgenster babbeltje = babbel = praatje = klap = kout Oriya schrift = Oriya oppervlakkigheid = vluchtigheid gijzeling = gijzelingsactie = kaping = ontvoering geloofsverzaker = dissident = afvallige = deserteur = afgevallene = overloper = outlaw = kerkverlater = apostaat IQ = intelligentiequotiënt hemelwater = regenval = regen = regenwater deren = hinderen = derangeren gaping = leemte = leegte = vacuüm = hiaat = lacune = manco verloofde = verloofd = bruid-to-be mechanisering = automatisering = automatiseringssector = mechanisatie binder = boekbinder rinkelbom = tamboerijn handarbeider = werkman = arbeider = loonarbeider peacenik = pacifist = antimilitarist aardglobe = globe = aardbol = wereldbol basisch = alkalisch = basisvoedsel trombose = trombus = bloedstolsel klakken = gekakel octogoon = achthoek = achtkant pieus = devoot = religieus = godzalig = godsvruchtig = godvrezend = vroom = godsdienstig = gelovig rode bloedcel = erytrocyten = erytrocyt dansgelegenheid = ballroom = dancing = danstent = balzaal = discotheek = discobar = danszaal = disco Aalborg = Ålborg afgrond = rotskloof = kloof = ravijn multiple = meerder regenboogkleurigheid = opaalglans piot = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = infanterist = landsknecht = voetsoldaat = zandhaas fabricagekosten = aanmaakkosten = produktiekosten = productiekosten voorkeur geven = voortrekken burqa = burka = boerka waterijs = sorbet = ijs = roomijs megafoon = scheepsroeper aardmannetje = dwerg = kobold = gnoom = hobgoblin = kabouter disjunctie = kloof veredelen = verrijken schietlap = versterking kreeftachtigen = schaaldier paard = zaagbok = viervoeter = ros = bok = peerd = ridder vooronderstelling = presuppositie = postulaat = suppositie = veronderstelling = hypothese = basisbegrip = aanname = premisse = grondbegrip = assumptie = presumptie klavecinist = klavecimbelspeler = clavecinist relict = erfenis = overblijfsel hummel = dreumes = krummel = kleuter = wurm = puk = kabouter = kruimel = dreutel = keutel = peuter = ukkepuk transporteren = doordraaien = dragen = vervoeren smoren = sudderen achterklap = belediging = gesmoes = kletspraat = roddel = kletspraatje = konkelarij = geroddel = gerucht = vuilspuiterij = smaad = laster = diffamatie = roddelpraat = kwatongerij = belastering = roddelpraatje = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geklets palissander = rozenhout = rozehout voorhoedespeler = centrumspits = puntspeler = spits = spitsspeler = midvoor = voorspeler = aanvaller wolfraam = wolframiet schoolmakker = schoolvriend = schoolkameraad kwakzalveren = kwakzalver meelbloem = bloem = meel opnoemen = rangschikken = uittellen = opsommen polystyreen = piepschuim bloedplaatjes = bloedplaatje = plaatje gelijkstroommotor = District of Columbia ziekenbroeder = verpleger = broeder slijpen = wetten = oppoetsen = poetsen hoofdbestanddeel = grondstof = basis leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = geloofsartikel = dogma = dogmatiek = belijdenis = prolepse = wijsbegeerte = isme = doctrine lijkvaas = urne = grafurn = grafvaas = urn = asurn liervis = doedelzakblazer = pitvis = doedelzakspeler = schelvisduivel popmuziek = pop keelklepje = strotklep = epiglottis = strotklepje leuze = devies = kernspreuk = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = parool = wapenspreuk = credo = zinspreuk passage = flard = extract = doorgang = fragment = epitome = uittreksel = doortocht = doorvoer = transitogoederen = doorvaart = excerpt = loop gabber = vriendin = amice = vriend = kornuit = gezel = makker = vrind = deelgenoot = maat = compagnon = kameraad = kompaan onzeewaardig = zeewaardig schaduwkant = schaduwzijde = keerzij = min = minpunt = opdonder = keerzijde = tegenvaller = nadeel verhandelen = verkopen = slijten lucifer = Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = demoon = Satan = mefisto = duivel = droes = hellevorst = satan = morgenster hanekam = hanenkam hoogtepunt = overtreffende trap = spits = moment suprème = climax = culminatiepunt = punt = toppunt = top venten = uitventen = dealen = aan de deur verkopen = leuren = colporteren boorijzer = spiraalboor ontheemde = displaced person = apatride = staatloze = uitgewekene = vluchteling fanaticus = fanaat = onverdraagzame = dweper = onverdraaglijke = gedrevene = fanatiekeling = zeloot = freak vakfederatie = syndicaat = vakcentrale = vakbond = vakverbond = vakorganisatie = beroepsorganisatie = vakvereniging = bond galoche = overschoen kabouter = hummel = dreumes = krummel = wurm = aardmannetje = keutel = ukkepuk = dwerg = kleuter = puk = kruimel = dreutel = elf = gnoom = peuter betonen = uithangen = betuigen = voordoen = bewijzen = beklemtonen = houden = benadrukken = onderstrepen = accentueren clairvoyance = paragnosie = helderziendheid = buitenzintuiglijke waarneming applaus = gejuich = handgeklap = acclamatie = geklap burgerzin = nationaliteitsgevoel = vaderlandsliefde = chauvinisme = civisme = nationalisme = patriottisme onderwerp = garen = item = issue = motief = materie = stof = topic = thema = subject = spoed = motivatie = rode draad = punt = gegeven = thematiek rekwirant = eiser = aanklager = dager vooroordeel = partijschap = bevooroordelen = neiging = partijdigheid verharden = bestraten = ten goede komen = plaveien = harden decoderen = ontcijferen bouwwereld = bouwbedrijf = bouw = bouwnijverheid = bouwsector berucht = schanddaad = eerloosheid = infamie dikkop = kikkervisje = donderkop = dikkopje = donderpad = domkop = kwakbol = idioot = fuckhoofd travestiet = tootsie = transvestiet christenhond = paganist = goddeloze = heiden = ongelovige zinsvervoering = geestvervoering = opgetogenheid = vervoering = euforie = exaltatie = extase = verrukking = hallelujastemming = trance tonen = voorleggen = tentoonspreiden = dunken = zien = voorkomen = eruitzien = getuigen = ogen = lijken = schijnen donderstenen = lazerstralen = ergeren = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien oorarts = oorheelkundige = oorspecialist = otoloog = keel-, neus- en oorarts jurylid = gezworene smook = walm verbeuren = inboeten = verspelen = vergokken = opgeven heiliging = afkoping = heil = reiniging = behoudenis = behoud = vrijkoping = redding = zaligmaking = verlossing ketel = warmwaterketel = kookketel = cv-ketel = stoomketel = keteldal = theeketel = oven = waterketel = verwarmingsketel = soepkip terugtreden = aftreden filmmaker = filmer = filmproducent = cineast overschenken = overgieten verpleegster = zuster = verpleegkundige = ziekenzuster opzet = intentie = bedoeling = voornemen = zin = inzicht industrialisatie = industrializatie bottleneck = flessenhals = knelpunt Goede Week = lijdensweek = paasweek = passieweek = paastijd croissant = sikkelvormige rij huizen = maansikkel = sikkel misstap = inbreuk = vergrijp = delict = overtreding = misdaad = wetsovertreding = wandaad = misdrijf kort verhaal = novelle = schets halte = wachtpost = opstap = stopplaats = post = station toezegging = promesse = belofte wensdenken = wishful thinking epistaxis = neusbloeding = bloedneus tafzijde = florentine = taf cerebellum = kleine hersenen aderverkalking = atherosclerose = atheromatose = arteriosclerose = vaatverkalking alpinist = klimmer = bergbeklimmer = kletteraar bestuursvorm = staatsbestel slaapmuts = slaapmutsje sommering = bevel = order = gebod = commando = sommeren = optellen = toevoeging = adjunctie morgengebed = dagopening = morgenwijding = metten = ochtendwijding wrijfpaal = pispaal = risee verstikken = wurgen = stikken hovaardij = ijdelheid = zelfingenomenheid = eigendunk = hooghartigheid = arrogantie = hoogmoed = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = verbeelding geneugte = genoegen = plezier = vreugde = zin = genot Haspengouws = leemachtig een voetval maken = kruipen voor = buigen = knielen verdienen = behalen = opbrengen = betalen = verwerven = doen tussenhandelaar = groothandelaar = grossier = stalhouder inboeken = kladblok = boeken paralyse = paralysie = verlamming startbaan = landingsbaan = landingsstrook = landingsstrip zedenspel = moraliteit = zinnenspel = zinnespel Abessinië = Ethiopië incorporatie = inlijving = annexatie diapason = stemsleutel = stemvork luchtdruk = kwikdruk = pressie = barometerstand = benedendek acetyleen = ethyn = alkyn sportvereniging = sportclub mijten = mijt manen = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = maan = aanmanen = instigeren = pramen sociodrama = rollenspel = psychodrama gezichtsuitdrukking = gelaatsuitdrukking = blik = gezicht = gelaatsexpressie = fysiognomie = fysionomie zwangerschapstijd = drachttijd = zwangerschap snee = flamoes = kut = gleuf = vagina = pruim = trut = schede = snede = snijwond = jaap = poes = spleet mineraalwater = mineraal = delfstof = bronwater = sprengwater portofoon = walkie-talkie gehoororgaan = oor eicel = eitje = ei strik = lus = fuik = fuiknet = lis = valstrik = strop break = rustpauze = onderbreking = pauze = janplezier = wagon = brik = rijtuig landmeetkunde = aardmeetkunde = geodesie cantharel = hanenkam goalie = kiep = sluitpost = doelwachter = doelman = keeper = goalkeeper onechtheid = affectatie = gemaaktheid = onnatuurlijkheid belegging = geldbelegging = certificaat veefokkerij = veehouderij = landgoed = ranch = farm = rancho muziekacademie = conservatorium eerbetoon = hommage = manschap = huldiging = huldebetoon = hulde = leenhulde = eer legator = erflater raketsla = rucola smeermiddel = gel = smeerolie = smeersel = vet = strijksel = glijmiddel = smeervet = olie = smeer volley = salvo = in de vlucht genomen bal = vlucht verschil = tegenstelling = onevenredigheid = onenigheid = ongelijkwaardigheid = onderscheid = ongelijkheid = twistgesprek = divergentie = geschil = meningsverschil = dispuut censor = censureren burgertenue = moefti neurocranium = doodshoofd = doodskop = dodenkop = hersenpan = schedel voorhamer = smeedhamer = vuisthamer = schroothamer = moker = kloofbijl = vuist = smidshamer verspreidingslens = verstrooiingslens schaafwonde = opgewarmd door wrijving = schram = pijnlijke ruwe plek = ergernis hoeveelheid = tal = nummer = aantal = getal = mis = misdienst = kwantiteit = massa ontkerkelijking = secularisatie = verwereldlijking Jehovah's Getuige = operette lyserginezuurdiëthylamide = LSD = acid = lsd middenberm = Parkway = mediaan = zwaartelijn houthakkersbijl = bijl = akst = aks(t) = aks = hakbijl = strijdbijl paus = pope = pontifex maximus = hogepriester = pontifex astmatisch = astmaticus = astmapatiënt vrijheidsbeeld = Vrijheidsbeeld diadeem = tiara = krans waterzuiveringsinstallatie = zuiveraar = drinkwatersysteem = filterinstallatie hedonist = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = epicurist rattestaart = rattenstaart inst = kasseisteen = straatsteen cowboyfilm = western = wildwestfilm relaas = sterk verhaal weerstandmeter = ohmmeter weeklagen = verzuchting = gejammer = treuren = geweeklaag = klagen = gekerm = rouwen = jammerklacht = weeklacht met = trouwen = confligeren = omhelzen = conflicteren = omarmen verrijken = veredelen contemplatie = berekening = reflectie = beschouwing = bespiegeling = overpeinzing = overweging studie = ondervraging = rapport = onderzoek = opstel = essay = schoolopleiding = studeren = bestuderen = voorstudie = enquête = bestudering = opinieonderzoek kaft = couverture = band = boekband = stofomslag = boekomslag = omslag = cover counterpart = complement = tegenhanger = pendant klauw = abrasie = klauwen = fikken = kluif = knijper = klavier = hand = fik = klavieren = tengels = vlerken = poot = krauw = krab = schaafwond flatus = een scheet laten = scheet = prot = buikwind = veest = wind = windje = een wind laten speelpop = pop schotelantenne = paraboolantenne = schotel = satellietschotel tuighuis = wapenarsenaal = wapenmagazijn = arsenaal = wapenopslagplaats = wapenkamer = wapenhuis = wapendepot KVV'er = KVV-er silicose = antracose = stoflongen distantiëren = scheiden = zich Octans = Octant = octant witloof = witlof contant geld = geld = cash = kasgeld = contanten natrekken = controleren = nazien = nakijken = checken = nagaan = nalopen vermalen = malen kruit = pulver = buskruit uitzonderingsgeval = exceptie = afwijking = uitzondering gereedschap = gebruiksvoorwerp = utensiliën = werktuig = gerei orde = club = vereniging = sociëteit = volgorde = decreet = lastbrief = gilde = mandaat = resolutie = samenleving = bevelschrift = gezelschap = regelmaat = beschikking kokkerd = baas = knots = reus = kanjer = knoeper = knaap = joekel = knoert = lel = slagschip snoever = waaghals = bedrieger = vervalser = fraudeur sterkte = lichaamskracht = intensiteit = kracht = spierkracht = wilskracht kloof = rotskloof = disjunctie = ravijn = afgrond keveren = snurken = meuren = rusten = slapen = maffen = bronzen = knorren = pitten kootje = falanx = kootbeen = gelidbeentje fietser = wielrenner = wielrijder = peddelaar omhakken = omkappen = kappen = omhouwen = vellen bloedspiegel = spiegel burgerzaal = feestzaal klampen = klitten = pakken = klemmen = kleven = vasthouden = plakken profeet = paragnost = helderziende = waarzegger = ziener = telepaat = clairvoyant = ooggetuige = profete = voorspeller vervoerbewijs = kaartje miljonair = rijke hugenoot = Huguenot = refugié ster = grootheid = sterretje = superstar = beroemdheid = zon udometer = pluviometer = regenmeter = ombrometer = hyetometer takel = goederenlift = dienstlift vulkanologie = vulcanologie schrokken = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = bunkeren = overeten = verslinden = vreten = schransen = metselen = slokken = brassen = te veel eten = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen = toegeeflijk pijn doen = hunkeren naar = verlangen = pijn stortplaats = vuilnishoop = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = afvalstortplaats = deponie = stort = ashoop = afvalhoop = afvalstort = asvaalt annalen = jaarboek = kroniek = jaarboeken = almanak = jaaroverzicht Sudor = transpiratievocht = zweet = transpiratie lintmeter = centimeter = snoer = rolmaat = maatlint wurgen = worgen = kelen = verstikken vervoering = geestvervoering = zinsvervoering = opgetogenheid = euforie = exaltatie = extase = verrukking = hallelujastemming = trance poker = pook = pookster kopiist = schrijver = kopiïst theehuis = espressobar = coffeeshop = koffiebar = koffiehuis informatiedrager = gegevensdrager zeebanket = zeevruchten snorkel = schnorkel indeling = afsplitsing = groepering = scheiding = deling kaneelkleur = kaneel onderzijde = onderkant = onderzij heftoestel = gewichtheffer maretak = vogellijm = mistletoe = mistel afwatering = riolering = drainage = afvoer oppercommando = opperbevel afdracht = overschrijving = remise loontrekker = werknemer = tewerkgestelde = bediende = arbeider = werkkracht = arbeidskracht = personeelslid = kracht gekscheren = railleren = gekken = schertsen karbouw = waterbuffel = karbauw loskrijgen = ontrafelen = losmaken = losdoen = losnemen potas = kaliumchloride = kaliloog doorgaande weg = doorgangsweg = doorgang geslachtkunde = familiekunde = genealogie optimalisering = optimalisatie waakdienst = nachtdienst toneelspelen = acteren = spelen detectie = politieonderzoek bevoegdheid = competentie = kundigheid = bekwaamheid = gezag = kunde = autoriteit netheid = fatsoenlijkheid = ordentelijkheid = fatsoen = gevoeglijkheid = welvoeglijkheid = conveniëntie keel = gorgel = farynx = hals = rood = strot aan zijn gerief komen = komen = een orgasme hebben = klaarkomen bedrijfspolitiek = management = administratie = beheer = bedrijfsvoering = bedrijfsleiding roosvenster = catharinavenster = radvenster pronkkamer = dictum = uitspraak vlaggestok = vlaggenstok sollicitatie = toepassing = aanbrengen = softwarepakket aftakelen = wegkwijnen = verwelken spotbeeld = schertsbeeld = karikatuur pluviometer = regenmeter = udometer = ombrometer = hyetometer clique = incrowd = coterie veeg = smet = vervagen = vaag flesselikker = schrapmes = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer tippelzone = rosse buurt = gedoogzone tientallen = dozijn = twaalf bouwkundige = vormgever = architect = ontwerper = bouwmeester kunstenmaker = acrobaat = jongleur grondgebied = landerijen = open veld = landouwen = gebied = werkgebied = platteland = district = provincie = rayon = land = regio fakier = derwisj = fakir ontslapen = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = in slaap vallen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = expireren = doodgaan uitmuntendheid = eminentie = voortreffelijkheid = superioriteit afko = verkorting = breviatuur = afkorting = abbreviatie = abbreviatuur middenstuk = middengedeelte = midden = centrum = middelpunt = middelstuk duiksprong = duiken = onderwaterzwemmen = duiksport = duik = onderwatersport gokkast = eenarmige bandiet = speelautomaat = sigarettenautomaat = gokautomaat plee = wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = bestekamer = toilet afbouwen = afronden uiteenrafelen = ontraadselen = ontknopen = ontwarren hijskraan = hefkraan = kraanvogel = kraan harden = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = schrikken = verduren = dulden = verdragen = ten goede komen = verharden = doorstaan = dragen = velen magazine = magazijn grondgedachte = basisidee zelfmoord = suïcidant = zelfvernietiging = zelfmoordenaar = zelfdoding = suïcide intercederen = bemiddelen = beslechten = tussenbeide komen = contacten confirmatie = homologatie = bekrachtiging = bezegeling = bevestiging = ratificatie kunst-en-vliegwerk = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = kunstje = foef notenbomenhout = notenhout = notebomehout = notehout database = informatiebank = databank snakken = reikhalzen = dorsten = hunkeren = verlangen = hongeren = smachten = haken = zuchten minimumlijder = lijntrekker = hongerlijder = plichtsverzaker arbeidsovereenkomst = arbeidscontract = tewerkstellingsakkoord = werkovereenkomst coup = staatsgreep = putsch boeddhiste = boeddhist zaakwaarnemer = vertrouwens- = curator vervaardiging = productie = produktie Letzeburger = Luxemburger = Luxemburgse pluche = teddy morgenstond = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad angel = vishaak = gifangel = haak = hoek provoost = burgervader = burgemeester kopwind = tegenwind frikadel = gehaktbal verwijl = respijt = verschuiving = opschorting = temporisatie = verdaging = verlet = uitstel = schorsing = prorogatie elocutie = welbespraaktheid = welsprekendheid = voordrachtkunst slachting = slachten = slacht gelegenheidsaanbieding = meenemer = meenemertje = gelegenheidskoopje = gunstkoopje = aanbieding = koopje web = netwerk = raderwerk = net schaamdeel = schaamdelen = onderlijf = pubes = pudenda = schaamstreek kernhout = harthout sukkelgangetje = sukkeldrafje vuistvechter = pugilist = bokser = boxer openlijk = uitgesproken renbaan = hippodroom = drafbaan = atletiekbaan = paardenrenbaan Turkse = Turk linguïst = talenkenner = taalgeleerde = taalkundige schadepost = verlies = verliespost peuleschil = makkie = kinderspel zweef = carrousel = zwiermolen = draaimolen = mallemolen = paardenmolen = zweefmolen fleer = opflikker = peer = muilpeer = klap = haal basserool = man = baas = mens = mannetje = jongen = manspersoon = heer = kerel = meneer = vent = broger = heerschap = klant = pief = knaap = gast = pik beginner = beginneling = debutant = nieuwkomer = groentje = nieuweling = starter gebeneficieerde = begunstigde schijnbaar = ecliptica pleisterkalk = stuc = kalk = muurkalk = witsel = witkalk = pleistermortel = pleister schaafbank = draaibank = schaafmachine = schaaf vermenigvuldigingsfactor = multiplier = factor = multiplicator = vermenigvuldiger terroristische = terrorist = terroristisch = terreurpleger macht = potentie = geschiktheid = talent = bureau = bekwaamheid = grootmacht = mogendheid = ingang = begaafdheid = kunnen = kracht = supermacht = wereldmacht = vaardigheid = power = vermogen rottigheid = malaise = gedonder = beroerdigheid = misère = treurigheid = ellende = miserie = trammelant = gelazer = narigheid aanranding = verkrachting = violatie = verkrachten Oerdoe = Urdu rustloosheid = ongedurigheid = roerigheid = bezorgdheid = onrust = gejaagdheid = beroering = gewoel vriendschap = vriendschapsband = vriendschappelijkheid = kameraadschap overlappen = dekken = bedekken overwinteren = een winterslaap houden = verwinteren = laten overwinteren bindgaren = garen = paktouw = bindtouw = pees = touw dooier = eierdooier = geel = eigeel raspaard = stamboekdier = volbloed = pur_sang uitgaan = doven = uitdoven verkeerscontrole = verkeersleiding desbetreffende = relevant lanthaan = lanthanium zakencijfer = omdraaien = omzet herhaling = iteratie = reduplicatie = da capo = routine = doublure = sleur = verdubbeling = herscholing = van buiten leren = omscholing Mauretanië = Mauritanie schuurmeid = lesbo = lesbi = tribade = lesbienne = pot schilling = shilling boeket = bouquet = bos = corsage = geur = zoetheid = ruiker = bloemetje morseschrift = morse = morsealfabet = morsecode thuispagina = homepage = Startpagina gegrinnik = luidruchtig grinnikken, verkneukelen cartograaf = kartograaf fust = vat = vaatje = ton havendam = steiger = zeedijk = paalhoofd = zeehoofd = zeewering = golfbreker = pier = zeebreker = breekwater = krib = landhoofd queteletindex = body-mass index adresseermachine = adressograaf knipoog = knipogen = knipoogje mulat = mulattin = halfbloed bestedingsbeperking = besnoeiing = bezuiniging = consumptiebeperking = inkrimping peperboom = peperstruik = peperplant = peper houtsoort = hout mimiek = gebarenkunst Caspian = Kaspische Zee schijf = bedrag = tariefschijf = belastingschijf = somma = katrolblok = som = harde schijf = plak = disc = magneetschijf = geldsom = disk = beloop = katrol speen = fopspeen = aambeien = tepel = aambei = tiet = tet nervus trigeminus = trigeminus = nervus V = drielingzenuw = vijfde hersenzenuw = vijfde zenuw sociëteit = club = vereniging = samenleving = gezelschap = soos = orde = gilde pantsering = pantser = blindering schraapzuchtigheid = hebzucht = inhaligheid = hebzuchtigheid = hebberigheid = schraapzucht etiket = plakker = platenlabel = platenmaatschappij = label annexatie = incorporatie = inlijving Delfi = Delphi fistel = pijpzweer kunststof = plastic fata morgana = luchtspiegeling = gezichtsbedrog casanova = don juan paralysie = paralyse = verlamming bakspel = triktrak = backgammon vogeltjeszaad = vogelzaad makkie = peuleschil = kinderspel simpele ziel = plattelander = boerenkinkel = hufter = boerenpummel = boerenlul krenken = belediging = steken = dissen = grieven = vernederen = affronteren = uitschelden = affront = kwetsen = beledigen = smaad mutagene stof = mutageen koalabeer = koala = koalabeertje gespuis = meute = menigte = massa valkerij = valkendressuur = valkenjacht elegantie = bevalligheid = gratie = zwier = uitstel van betaling = élégance = sierlijkheid = genade = klasse = stijl stopcontact = Power Point = uitgang bemoeien = bekommeren = tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = inmengen = bekreunen = encanailleren = zich inmengen met = omzien = afgeven = inlaten = tornen jakobsschelp = sint-jacobsschelp = sint-jakobsschelp propositie = voorstel borreluur = borreltijd uitdrukkingskracht = overtuigingskracht = overredingskracht syndicaat = consortium = vakcentrale = vakfederatie = vakbond = vakverbond = vakorganisatie = beroepsorganisatie = vakvereniging = bond naamlijst = rooster = rol = nomenclatuur gelijkspel = gelijkspelen = puntendeling = draw onreinheid = onzuiverheid wildebras = robbedoes = wilde draaibeweging = wending = wenteling = winding = zwenk = toer = draaiing = gang = draai = twist links = course = golfveld = golfterrein = golf-course = golfbaan kopek = kopeke hoeven = behoeven hangaar = vliegtuigloods = hangar pikken = jatten = nemen = accepteren = vreten = roven = gappen = ontvreemden = slikken = stelen = aanvaarden bosje = hoop = bos = haagbos = schoof = kreupelbosje = bosschage = foreest = bosage = woud = struikgewas = hakhoutbosje = struweel = bundel slip of the tongue = verspreking domme gans = ganzenjong = gansje gewrichtsontsteking = gewrichtsziekte = artritis = synovitis boekband = couverture = band = stofomslag = kaft = dossier = boekomslag = omslag = cover = bindsel grafeem = karakter = teken = letter omkering = reversie = inversie = interversie vergroting = uitstraling = uitzetting = uitdijing = ontwikkeling = verruiming = extensie = proliferatie = uitbreiding = groei = verhoging = expansie = toename wiegeliedje = slaapliedje = slaapdeuntje missionaris = zendeling oudewijvenknoop = boerenknoop = ouwewijvenknoop nabestaanden = nabestaande toejuichen = bejubelen = aanmoedigen = opvrolijken = juichen serge = saai punk = punkmuziek jachtsneeuw = stuifsneeuw = sneeuwbui = werveling schooljuf = onderwijzer = juf = juffrouw = schooljuffrouw = schoolvos = frik = schoolfrik wedden = er op kunnen rekenen steenverband = metselverband opteren = blieven = schiften = uitverkiezen = believen = kiezen = uitzoeken = uitkiezen = selecteren arrest = saisie = beslag = beslaglegging = stilstand = bewaring = aanhouding = hechtenis = vastgrijpen = beslagname = grijpen = arrestatie = inbeslagneming stellingname = mening = denkbeeld = oordeel = overtuiging = gevoelen = opvatting = gedachte = inzicht = inzien = convictie = gezindheid = zin = opinie = standpunt wc-rol = pleerol = toiletrol = closetrol rijbewijs = volgen = achtervolgen vertakking = branch = bedrijfstak = tak = splitsing = tweedeling vroege vogel = leeuwerik aardnoot = pinda = apenoot ring = ringetje = tonnenband = sluipweg = hoepel wig = opsluiting = wielblok beschimpen = kleineren = belasteren = verguizen = ridiculiseren = bespotten = honen talkshow = praatprogramma = discussieprogramma = praatshow zevenvoudige = zeven kookkunst = keuken = gastronomie verzamelpunt = trefpunt = ontmoetingspunt = ontmoetingsplaats jongere = kind = minderjarige = jeugd = junior = ding = junioren = jongeling flatgebouw met koopflats = gemeenschappelijk bestuurd gebied of eigendom = building waarbij iedere flat individuele eigendom is maar de gronden gemeenschappelijk voorbeeld = toonvoorbeeld = productiemodel = toonbeeld = belichaming = specimen = paradigma = prototype = voorval = model legkast = plankenkast bos = hoop = bouquet = cluster = bosje = unit = schoof = corsage = span = foreest = woud = boeket = troep = tros = stel = ruiker = bloemetje = bundel bovenbeen = dij cicaden = cicade zothuis = dolhuis = inrichting = gesticht = krankzinnigengesticht = gekkenhuis kant van de weg = berm wegdoen = pinnen = verwijderen = weghalen = wegnemen Republiek Guatemala = Guatemala jeneverglas = borrelglas schutblad = respectblad = bractee houwitser = mortier = mortel wambuis = tweelingwoord = doublet vrijgevigheid = gulheid = genereusheid impediëren = hinderen = stuiten = belemmeren = remmen = verhinderen = bemoeilijken berghelling = bergwand Isobar = isobaar bestiarium = middeleeuws dierenboek uitstel van betaling = gratie = elegantie = genade openhartigheid = rondborstigheid = directheid = ernst = openheid = oprechtheid = vrijmoedigheid = waarachtigheid = waarheidsgetrouwheid = eerlijkheid = rechtschapenheid = braafheid compactheid = dichtheid = densiteit = consistentie = dikte ronddolen = dolen = rondlopen = dwalen = wandelen = zwerven = rondwandelen dictaatschrift = cahier = schrift = optekenboekje = dictaat = notitieboekje = dictaatcahier = schrijfschrift begraven = opgeven print = kopie = printplaat kreupelrijm = jingle = rijmelarij = rinkel hemdjurk = flodderjurk = soepjurk blakeren = versmachten = verschroeien = schroeien = zengen = roosteren = verzengen staatsman = politieker = politicus primaatschap = voorang = voorrang laagwater = laagtij = eb = ebtij dagschool = externaat exploit = prestatie = heldendaad = daad = wapenfeit cantor = dirigent = voorzanger beeldbuis = treurbuis = kijkbuis = televisiebuis = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = televisietoestel = kastje = televisie = teeveetoestel = t.v. = tv = buis = televisieontvanger = kijkkast Romeinse cijfer = Romeins cijfer directrice = rectrix = matrone Shoat = big lichtgeraaktheid = susceptibiliteit = dispositie = aanleg = gevoeligheid = vatbaarheid = ontvankelijkheid = predispositie apoloog = fabel = parabel = gelijkenis zoöfilie = bestialiteit = homoseksualiteit = homofilie gehoorvlies = trommelvlies antithese = tegenstelling = contrast groet = begroeting cavalerie = ruiterij boekentas = schooltas axiologie = waardeleer ouwewijvenknoop = boerenknoop = oudewijvenknoop kits = kaag Republiek El Salvador = Salvador (El) = El Salvador urbaniseren = verstedelijken boterham = sandwich bètadeeltje = bêtadeeltje verkoudheid = kou = neusverkoudheid = rinitis einde = uiteinde = slot = end = afloop = finale = beëindiging = stopzetting = eind uitbreken = losbreken = losbarsten pedagogiek = pedagogie = opvoedkunde = didactiek vervangingsinkomen = stempelgeld = dop = uitkering = steun inruiler = inruilobject = ruilobject halfproduct = halffabrikaat = halfprodukt mainframe = centrale verwerkingseenheid = CPU = CVE = processor = besturingsorgaan = besturingseenheid oplebberen = opslurpen = opslobberen = oplikken = opslorpen input = invoer = invoering = invoer_bestand ganzelever = ganzenlever handelswaar = product = handelsgoederen = waar = waren = koopwaar = negotie = spul = handel podium = platform = etappe = diligence = objecttafel = verhoog = platformschoen = rit antiekwinkel = uitdragerij afbeelding = plaatje = afschildering = illustratie = uitbeelding = prent = functie = figuur = portret spelregel = wet = natuurrecht konterfeiten = afbeelden pepsase = pepsine Ladinisch = Ladin contract = overeenkomst = aanbesteding = verband neuzelen = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = zemelen = zeveren = mekken horizon = horizont = skyline kokosnootmelk = kokosmelk aktetas = aktentas = koffertje streber = arrivist bemerking = verklaring grasvlakte = prairie overtrekpapier = calqueerpapier bijzonderheid = hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = particulariteit = kernpunt = hoofdzaak = essentialia = detail = ins en outs = kleinigheid gummen = uitvlakken = gommen = wegvagen = uitvagen = wegvegen = stuffen doodshoofd = dodenkop = hersenpan = schedel = doodskop = broncode = neurocranium majoriteit = meerderheid = hoofdmoot = overmacht = merendeel antigeen = antigen opdondertje = vuistvuurwapen = blaffer = pistool taalfout = vergissing = flater = blunder wad = slik zwezerik = zoet brood = thymus vrede = vredigheid = pax = rust hobgoblin = aardmannetje = kobold schollentektoniek = tektoniek = platentektoniek = plaattektoniek verzuipen = verdrinken = stikken diatomeeën = kiezelwier omkoperij = omkoping = corruptie zenboeddhisme = Zenboeddhisme decaëder = tienvlak snijwond = snee = snede = jaap zeeduivel = zee-engel verenkleed = veer = pluimage = gevederte = veder = pluim dysergie = dysfunctie zonlicht = zon = zonnetje = zonneschijn = zonnelicht = daglicht valutadatum = vervaldag = valutadag = vervaldatum ik ben ... = maniërisme = aanstellerij considerans = motief = grond = afweging = beweeggrond = overweging = reden = consideratie = motivatie = ratio = beweegreden = drijfveer Jamaica = Jamaïca zwak = feil = zwakte = tekort = neiging = preferentie = tekortkoming = voorliefde = zwakheid = fout = voorkeur nevel = troebeling = melkweg = stofwolk = damp = waar gehakt wordt vallen spaanders = nevelvlek = gaswolk = melkwegstelsel = mist = sterrenstelsel = waas elektrolytische condensator = elektrolytisch straatprostituee = hoer = prostituée = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hip = straatmadelief = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster plaatsvervanger = gecommitteerde = vervanger = adjunct = reservist = substituant = zaakgelastigde = lasthebber = interimaris = gemachtigde = mandaathouder = mandataris = plaatsbekleder = afgevaardigde = substituut wie niet waagt, wie niet wint = spionage bekomen = leiden = verkrijgen = uitmonden = behoren = uitpakken = uitvallen = uitdraaien = vallen = uitlopen = beërven = ontvangen = krijgen = resulteren krantenredacteur = redactrice = schrijver = bewerker = editor = redacteur ballroom = dansgelegenheid = dancing = danstent = balzaal = discotheek = discobar = danszaal = disco kalmeringsmiddel = sedativum = tranquillizer = kalmerend middel = sedatief importgoederen = invoer föhn = haardroger postament = sokkel = voetstuk = piëdestal = stander = standaard = basement bestudeerd = gestudeerd ruin = Onzevader botresorptie = reabsorptie = resorptie immersie = Eclipse = eclips = verduistering inpluggen = aansluiten doodshemd = lijkwa = lijkwade = wade = rouwkleed = doodskleed = lijkkleed veiligheidsdienst = onderpand = beveiliging = zekerheid bokkebaard = bokkenbaard bon = reductiebon = inkomsten = betalingsbewijs = plakzegel = cadeaubon = reçu = leisteen = kandidatenlijst = kwitantie = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = lei = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart closet = wc = kakdoos = poepdoos = doos = toiletpot = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = bestekamer = toilet beschutten = protegeren = vrijwaren = bewaren = beschermen = preserveren detector = sensor = verklikker = voeler Dubbin = leervet aardmantel = mantel roddeltante = wijfje = hen Germaanse rijm = alliteratie = stafrijm = letterrijm aanstoot geven = angstig zijn uitvaart = uitvaartplechtigheid = bijzetting = rouwdienst = graflegging = uitvaartdienst = begrafenis = teraardebestelling klaarliggen = verbeiden = afwachten = opwachten = verwachten = liggen = wachten beheersing = bedaardheid = gelijkmoedigheid = gelatenheid = kalmte = zelfbeheersing buikriem = gordelriem = broekriem = draagband = ceintuur = riem = gordel wishful thinking = wensdenken demoon = Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = Satan = mefisto = duivel = droes = hellevorst = satan = lucifer = morgenster roldeur = schuifdeur moerhaas = moer = voedster smeltoven = smidsvuur onduleren = friseren = unduleren = opkrullen = kroezen = krullen leegmaken = leeghalen = legen = verbranden = verbruiken = ledigen = uitputten = uithalen = opruimen dignitaris = hoogwaardigheidsbekleder = waardigheidsbekleder = hoge = piet opflikker = peer = muilpeer = klap = haal = fleer komaf = kraamkamer = wieg = geboorte = origine = haard = afkomst = bakermat = oorsprong = afstamming = descendentie = herkomst honingbij = bij avondkledij = avondjapon = evening-dress = avondtoilet = avondjurk = uitgaanskleding = avondkleding blunder = flater = dommigheid = misslag = stommigheid = uitglijder = stupiditeit = vergissing = miskleun = ezelachtigheid = domheid = misser = enormiteit = zeperd = taalfout = misgreep = brulaap = stommiteit sterveling = homo sapiens = mens = ziel = mensachtige = mensenkind zaadbol = fruit = vrucht = ooft brandweerwagen = brandweerauto = waterspuit = brandspuit epigastrium = overbuikheid luchtpost = airmail rampspoed = tragedie = drama = ramp = onheil = ongeluk = pech = catastrofe = tegenslag = kanker = calamiteit = kwaad = euvel gin = wie verre reizen doet, kan veel verhalen opstijgen = beklimming = beklauteren = stijging = klimmen = beklimmen = omhoogklimmen = opklimming = opkomst = Hemelvaart = bestijgen = hemelvaart = bestijging gedachtenwereld = gedachtewereld = manier van denken = denkwereld kamerling = castraat = eunuch = haremwachter ME = middeleeuwen = Middeleeuwen neokolonialisme = neocolonianisme pilsener = pils acid = acidhouse = LSD = lyserginezuurdiëthylamide = acid-house = lsd grondverschuiving = aardverschuiving = modderstroom = lawine = landverschuiving meegaan = bewegen = toegeven sektarisme = verzuiling = zuilenbestel noodvoorraad = reserve meten = concurreren = rivaliseren = touwtrekken = vechten = opboksen = meedingen = wedijveren = optornen = maat = mededingen asemen = respireren = ademen = ademhalen = inademen waterfitter = loodgieter recommandatie = advies = aanrader = aanprijzing = aanbeveling = referentie = nominatie brongas = slikgas = moerasgas = moerasdamp fotograferen = flitsen = kieken = trekken synchroon = synchronie = synchroniciteit = gelijktijdigheid acceleratie = versnelling legioensoldaat = legionair neerslag = droesem = regenval = radioactieve neerslag = regen = regenbui = fall-out = bezinksel brandy = brandewijn = aqua vitae diepte = diep bidden = hangen = suppliëren = smeken = zweven = afsmeken spiegelbeeld = afspiegeling = weerspiegeling leegte = gaping = air = leemte = vacuüm = hiaat = lacune = lucht = manco = gemis kosmopoliet = wereldburger schroefbout = bout soortement = soort Ku-Klux-Klan = Ku Klux Klan graadmeter = maatstaf = criterium = toetssteen = normering = standaard = norm verzuchting = gejammer = klacht = zucht = geweeklaag = jammerklacht = weeklagen = weeklacht = gekerm afstelling = afstemming = instelling leus = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk beheersbaarheid = handelbaarheid stoottand = scheermes = mes = slagtand in orde = oké uitkiezen = blieven = schiften = uitverkiezen = opteren = believen = kiezen = uitzoeken = selecteren stokbeitel = beitel aangenaamheid = geriefelijkheid literatuurlijst = leeslijst = literatuuropgave = bibliografie = boekenlijst = literatuuroverzicht = lectuurlijst Plejaden = Pléiade = Plejade = Zevenster = Pleiaden tocht = reis = gang = tour = zucht = zuiging = trip = trektocht = trek voetgangerstunnel = verkeerstunnel = onderdoorgang = metro manke = kreupele medeminnaar = rivaal vanadiniet = Vanadiniet machinegeweer = mitrailleur onweer = onweersbui tweetal = paar = twee = koppel = stel dranklokaal = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = pub = kroeg degradatie = demotie hazewind = windhond = hazewindhond ceder = cederhout Republiek Guinea-Bissau = Guinee-Bissau lokaas = voer = aas = lokspijs = lokkertje = lokmiddel metaalgeld = muntgeld = specie = geldspecie = muntspecie nederzetting = kolonie = kern = vestiging robot = automaat uitvinding = vinding = vondst = creatie kopie = nabootsing = afschrift = xerox = replica = apograaf = fotokopie = duplicaat = print portierraampje = autoruit vrouwenvertrek = thalamus = boudoir draaibank = schaafbank partijbonze = partijbons teckel = dashond = taks estheticus = kunstminnaar = estheet = kunstliefhebber = schoonheidsminnaar atoombom = kernwapen = kernbom = A-bom hulsel = huis = vat = omkleedsel = omhulsel = behuizing = kas bladgrond = humus = humusgrond = molmgrond = tuingrond = plantaarde = teelaarde = bladaarde = tuinaarde staatsschuld = overheidsschuld voetstap = trede = stap = pas = schrede = voetafdruk = pasje = spoor tramontane = leidster = noordster = Poolster = Polaris toekenning = lot = toeschrijving = allocatie = verdeling = rendez-vous = perceel = attributie = dankbetuiging = dankzegging = toewijzing = toebedeling = erkenning memo = memorandum lostrekken = opentrekken abrogeren = opheffen = tenietdoen chilipeper = chili con carne = Spaanse peper = chili parallelepipedum = blok = parallellepipedum zuigerveer = zuigerring overblijven = handhaven = overleven = resten = trotseren = voortleven = resteren = overschieten = voortduren = voortbestaan = leven brainwashen = hersenspoelen hoekzak = biljartzak = zak tekst = songtekst interrogeren = ondervragen = verhoren doezelen = luimen = dommelen = tukken = soezen = sluimeren = vervagen = suffen = dutten verstellen = lappen = redresseren = herstellen = lijmen = repareren = maken = verbeteren ekster = zwartrugfluitvogel bewijsstuk = getuigenis = bewijs linken = toevoegen = link = verenigen = bijtellen = optellen = verbinden = samenvoegen kweekplant = cultuurplant data = informatie = gegeven = gegevens bof = lot = struma = fortuin = mazzel = krop = zwijn = dikoor = zwijntje = de bof = geluk = klierziekte overgevoeligheid = sensitiviteit = hyperesthesie radiotelefoon = zend-ontvangapparaat = mobilofoon arrivist = streber smeren = verstrijken = uitwrijven = uitsmeren = wrijven = uitstrijken met wellust bekijken = verkneukelen = verkneuteren landbouwer = teler = boer = boerin = farmer = bouwboer = akkerbouwer = veehouder schrikkelmaand = februari = sprokkelmaand = snoeimaand hobbyisme = dilettantisme toef = plok = pluk = tip = dot = pol vermenging = versmelting = samensmelting = amalgamatie = promiscuïteit = rassenvermenging = kruising uitmergelen = uithongeren opoffering = offer Kaapverdische Eilanden = Kaap-Verdische Eilanden = Kaapverdië = Kaap-Verdische eilanden barometer = weerglas geilheid = hot pants = wellust = hot-pants = begeerte = hotpants = zinnelijkheid = sensualiteit = drift Lao Democratische Volksrepubliek = Laos galjoen = galei = kombuis gehakt = biefburger = gehaktbrood = Hamburger halskwab = wam = halskwabbe = kossem soldate = heilsoldate = soldaat = heilsoldaat gelach = lach = lachen oliepijpleiding = olieleiding gemeente = plaats ontstekingsmechanisme = ontsteker = slaghoedje = dop = ontstekingsmiddel = detonator wapenbeperking = wapenbeheersing polysacharide = polysaccharide flitskaart = geheugenkaart overproduktie = overproductie dongle = dongel briefopener = vouwbeen = papiermes adobe = steenklei springkop = kernkop zekerheid = zelfbewustheid = beveiliging = zelfverzekerdheid = veiligheidsdienst = aplomb = zelfvertrouwen = vastigheid = onderpand = garantie = veiligheid = waarborg = verzekering = borg patriottisme = nationaliteitsgevoel = vaderlandsliefde = burgerzin = chauvinisme = civisme = nationalisme overwinning = winst = triomf = victorie = zege = succes kabelnetwerk = kabel speaker = prater = taalgebruiker = luidspreker = spreker = loudspeaker connector = koppeling = verbinding = verbindingsstuk eerste hulp = eerste-hulpverlening = EHBO = eerstehulpverlening = E.H.B.O. nawerk = nageboorte Fidji = Fiji = Republiek der Fiji Eilanden femininum = vrouwelijk celmembraam = celmembraan = plasmalemma = plasmamembraam sissende kakkerlak = kakkerlak voorzegger = souffleur grootste gemene deler = g.g.d. anale seks = sodomie eerste verdieping = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping vogelzaad = vogeltjeszaad numismatiek = muntkunde dwarsligger = spoorbiels = spoorbalk = biel ontvoeren = kidnappen = schaken bordeelhoudster = bordeelhouder = hoerenwaard amylopectine = stijfsel walkie-talkie = portofoon infinitief = onbepaalde wijs loochenen = ontkennen = tegenspreken = logenstraffen = weerleggen propagandamateriaal = propaganda luchtstreek = klimaatzone = hemelstreek = klimaatgordel = zone sluikhandel = smokkelhandel = sluikinvoer = smokkel vos = vossenbont = vossebont = gewone vos = vospaard = rode vos beetwortel = suikerbiet controletoren = verkeerstoren vergrootglas = lichtloep rekruteren = aanmelden = lichten = aanwerven = inschrijven = opgeven tiebreak = tie-break schoenklomp = holsblok = klomp = klompschoen hallux valgus = eeltknobbel onder grote teen het proeven = smaak = smaakzin partijgeest = partijdigheid kinderkleding = kindergoed = kinderkleren naderen = grenzen aan = benaderen spatiebalk = spatietoets evenwichtskunstenaar = koorddanser overdrijver = overdrijving = ontgoocheling synode = kerkvergadering federatie = bondstaat flip-over = flipover trapezium = vierhoek voorzingen = uitzingen kanariepiet = pietje = kanarie = kanariepietje = piet welzijn = salubriteit = gezondheid = gezondheidstoestand = uitkering rietvoorn = ruis = ruisvoorn beschadigen = havenen = schenden = ontsieren epi = episiotomie cassière = kassier = bankbediende telefoongids = directory = folder = map = telefoonboek magneetschijf = schijf = harde schijf = disk = disc ja = bevestiging = affirmatie service-afdeling = servicedienst = serviceafdeling hebzuchtigheid = hebzucht = inhaligheid = schraapzuchtigheid = hebberigheid = schraapzucht pezewever = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = muggenzifter = pietepeuter affectatie = gemaaktheid = onechtheid = onnatuurlijkheid gedaagde = aangeklaagde = gerekwireerde = verweerder = beschuldigde = beklaagde = verdachte zeilvissen = geep = snoek jack = jas coördinatiestelsel = raster strooplikker = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd schietgeweer = karabijn = proppenschieter = geweer = schietijzer = spuit oordelen = zien = aanmerken = arbitreren = beoordelen = beschouwen = jureren = bevinden = houden = voor = schatten = achten geitebok = bok = geitenbok omsluiten = omringen = omleggen = omcirkelen = omgeven = insluiten = omtrekken gehucht = buurt = vlek = gat = negorij = stadsgebied = woonstad = uithoek = buurtschap remissie = franchise = aftrek = gratie = discount = gratieverlening = rabat = korting = begenadiging = vermindering = reductie = omzetpremie = amnestie Caplin = lodde onpasselijkheid = misselijkheid schaapherderin = schapenhoedster = herderin metempsychose = zielsverhuizing = hergeboorte = transmigratie = palingenese = wedergeboorte boodschappen = aanschaf = mededelen = berichten = koop = aankoop = boodschap = verwerving = inkopen = verwittigen vraagbaak = encyclopedie homecomputer = micro = hobbycomputer = huiscomputer = personal computer = pc = microcomputer pluizen = rafelen = ontrafelen = uitrafelen = ontwarren hoofdfiguur = hoofdpersoon = protagonist = tenor oxideren = verroesten = oxyderen = roesten = corroderen laryngitis = keelontsteking reddingsgordel = zwemgordel = veiligheidsgordel judicium = wijzing = oordeel = uitspraak = vonnis hellevorst = Boze = demon = Beëlzebub = Mefisto = demoon = Satan = mefisto = duivel = droes = satan = lucifer = morgenster handleeskunst = chiromantie = chirologie = handlijnkunde inconsistentie = incoherentie = tegenstrijdigheid = discordantie = antilogie = inconsequentie = contradictie = strijdigheid = onsamenhangendheid afzwenken = zwenken = uitzwenken = zwaaien = evolueren afdammen = indijken = bedijken melkchocola = melkchocolade slaafs = vazal = leenheer = soeverein vloeken = onderscheiden = ketteren = opvallen vuilstortplaats = asbelt = vuilnisbelt = deponie = stort = ashoop = stortplaats = afvalhoop = afvalstort = asvaalt afrastering = planket = hek = omheining = afsluiting = schermen = schutting = hekwerk onroerendgoedbelasting = grondlasten = onroerend-goedbelasting = grondbelasting racen = reppen = ijlen = snellen = spoeden = vliegen commando = bevel = order = gebod = sommering = aanvoering = opdracht = beschikking wapenen = bewapenen moedwil = baldadigheid examen = proef = proefwerk = repetitie = tentamen = expertise zielzorger = voorganger = pastor = kapelaan = onderpastoor = parochiepriester = hulppredikant = rector = dominee pakker = verpakker krimpen = verschrompelen = inkrimpen = samendrukken = achteruitgaan = smelten = verdwijnen = verdichten afbrokkeling = scherfwerking sleeplijn = trol kopbal = kop optekenboekje = cahier = schrift = dictaat = notitieboekje = dictaatcahier = dictaatschrift = schrijfschrift importantie = significantie = betekenis = gewicht = belang = waarde = zwaarte = gewichtigheid vergaan = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = expireren = doodgaan = ontslapen geheimzinnigheid = discretie = geheimhouding ontwennen = spenen = afleren = afwennen vaatdoek = vod = wisdoek = schoteldoek = schotelvod bed and breakfast = logies en ontbijt ontvankelijkheid = susceptibiliteit = dispositie = aanleg = openheid = gevoeligheid = lichtgeraaktheid = vatbaarheid = predispositie wc-papier = toiletpapier = pleepapier folie = bladtin = aluminium folie = tinfoelie = Aluminiumfolie = stanniool = zilverpapier = floret = foelie = tinfolie = staniol slang = omgangstaal = koine = adder = boeventaal = dieventaal = brandslang = spreektaal = volkstaal = slurf = Bargoens = pijp = kunsttaal = serpent = vaktaal = kringtaal = jargon = groepstaal = argot = vakjargon balsem = smeerseltje = zalf = pommade dorentje = doorn = aartjes = stekel = prikkel munsterkerk = dom = hoofdkerk = domkerk = kathedraal = munster koketterie = coquetterie = behaagzucht zich = distantiëren = ingraven = resolveren = oplossen = onderbreken = graven = beslissen klassenlokaal = lokaaltje = schoollokaal = klaslokaal = lokaal = klas = leslokaal ome = nonkel = oom coupe = kapsel = coiffure = schaal = snit = kom = haarstijl = frisuur = haardracht = pasvorm Servo-Kroatisch = servokroatisch overmacht = overheersing = majoriteit = force majeure = hoofdmoot = heerschappij = merendeel = suprematie = meerderheid = dominantie ochtendwijding = dagopening = morgengebed = morgenwijding = metten schone = schoonheid = seksbom = prachtexemplaar = beauty = bout = juweeltje voetballen = voetbal Wega = Vega goederenwagen = goederenwagon instructeur = onderwijzer = lerares = instructrice = schoolmeester = schoolvos = leermeester = frik = docent = schoolfrik = leraar dashond = taks = teckel bompa = grootvader = opa = grootpapa blokfluit = bekfluit uitademing = expiratie noest = kwast = knoop = kwar = knoest verstaanbaar = verklaren = verduidelijken = begrijpelijk = duidelijk = helder = onderrichten huisbewaarder = portier = superintendent = concierge = conciërge kleinhandelaar = neringdoende = middenstander = wederverkoper = winkelier = detaillist moffel = moffeloven voortgang = vordering = vorderingen = continuïteit = vooruitgang = progressie inranselen = inscherpen = doordringen = inprenten = inpeperen = instampen hefbrug = ophaalbrug = klepbrug = klapbrug = wipbrug = basculebrug = valbrug = hameibrug middaguren = namiddag = middag inflatie = opblazen Vorstendom Liechtenstein = Liechtenstein abseilen = abseil = rappel commercialisering = vercommercialisering = verzakelijking arrivé = nieuwkomeling = parvenu rooster = naamlijst = kristalrooster = tralie = rol = nomenclatuur dichtgaan = sluiten dwingen = forceren = knijpen stierenvechter = matador = torero Cd-rom = cd-rom adressograaf = adresseermachine computertaal = programmeertaal = rekentaal = machinetaal Steentijd = steentijd = stenen tijdperk afstemmer = afstemeenheid = receiver = tuner = tuner-versterker = radio = radiotoestel Indiase rupee = roepie opslagterrein = veekamp grijper = grijpers = grijpvinger = grijpvingers pennenzak = etui selderie = bleekselderij = selder = selderij oerbeginsel = rudiment hemelboog = luchtruim = firmament = hemeldak = hemelblauw = hoogte = hemel = zwerk = lucht = uitspansel notenschrift = muziekschrift traliewerk = latwerk = lijstwerk = vakwerk afwateringsgebied = neerslaggebied = stroomgebied = bekken = bassin tak = sectie = branch = maagschap = vertakking = stam = subafdeling = bedrijfstak = huis = departement = geslacht = staak = afdeling = vakgebied = familie = onderafdeling recirculatie = hercirculatie = recycling = recuperatie = hergebruik = recyclage verwisselend = afwisselen = wisselend = beurtelings = afwisselend gappen = roven = jatten = ontvreemden = stelen = pikken matten = kampen = knokken = vechten = worstelen = strijden Vlaams = Zuidnederlands verrast = verbaasd = verwonderd aplaneren = gelijkmaken = nivelleren = slechten = effenen = egaliseren = vlakken = afvlakken taartrand = matje = onderleggertje = doily slaapplaats = rustplaats = huisvesting = slaapgelegenheid alkeen = alkaan = paraffine = parafine omvliegen = vliegen = voorbijvliegen teenager = adolescent = tiener = jongeling = puber = jongvolwassene blokhaak = bijbelhaak = rechte haak = haak = haakje = teksthaak solipsisme = planpapier = zelfingenomenheid cyanogeen = cyaan gegevensstructuur = datastructuur toewensen = wensen wolkendek = wolkenlaag = bewolking fotokopieerapparaat = kopieermachine = kopieerapparaat natuurkenner = natuurvorser = naturalist bloes = blouse meegaandheid = gedweeheid = plooibaarheid = volgzaamheid = souplesse = coulance = gehoorzaamheid = toegeeflijkheid = gewilligheid = conveniëntie = dociliteit = inschikkelijkheid = flexibiliteit = conniventie meedogenloosheid = genadeloosheid vislijm = glimmer = mica Weersatelliet = meteosatelliet = weersatelliet departement = sectie = tak = gewest = ministerie = afdeling wielrennerij = wielersport sigarenbandje = banderol = bandje = belastingbandje partituur = sound-track = muziek = filmmuziek = bladmuziek = soundtrack evacuatie = ontruiming = ontruimingsactie pijl en boog = schietboog = boog manifestant = betoger = demonstrant pull-over = stoppen = pull = pullover zet = zetje = duw slagersmes = hakmes taart = heks = pastei = furie = cake = oud wijf = lelijk wijf = tovenaar = gebak = kol = besje = helleveeg = tovenares lenitief = palliatief = pijnstiller = analgeticum blower = hasjroker = walvisachtigen echo = resonantie = weerklank = galm = weerkaatsing = weergalm = naklank sheik = sjeik altruïsme = onzelfzuchtigheid = edelmoedigheid = groothartigheid = grootmoedigheid = onbaatzuchtigheid Kallisto = Callisto prikkertje = vork = punt = prikker = tand knuppelen = afdwingen madame = mevrouw = dame = lady = jonkvrouw stoom = stomen = damp vijfling = vijfkaart carboniseren = koolzuur = carbonatie file = computerbestand = rij = databestand = bestand = gegevensbestand depreciatie = ontwaarding = minachting = devaluatie = dédain = geringschatting = laatdunkendheid = waardevermindering = verachting onderwijzersakte = lesbevoegdheid = onderwijsbevoegdheid = hoofdakte pathos = bombast = lyrisme = gezwollenheid = Holle frasen = retoriek tomatenketchup = ketch-up = ketchup toeslaan = dichtslaan vertroetelen = verwennen vrouwenhating = misogynie zuigerring = zuigerveer kampioenschap = titel krioelen = sterven = stikken = wemelen slijkland = drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = waterrijk gebied = waterland = broek = zomp = dras = moeras doorbreken = breken = stukmaken = overtreden = perforeren = kapotgaan = stukgaan vuurgevechten = schietpartij = vuurgevecht tandprothese = kunstgebit = gebitsprothese = gebit sacreren = heiligen = sanctifiëren = consecreren = sanctificeren = wijden = consacreren = sacraliseren = zegenen = verheiligen hot line = hotline Aardbewoner = aardbewoner zich bemoeien met = tussenkomen = mengen = inmengen = bemoeien = encanailleren = zich inmengen met = afgeven = inlaten = tornen aftakeling = degraderen = achteruitgang = verval = verslechtering soepterrine = terrine windas = draaispil = winch = ankerspil = lier = windspil speuren = analyseren = naspeuren = keuren = aftasten = examineren = onderzoeken = vorsen ontheffen = vergeven = kwijtschelden = uitleggen = zuiveren = vrijspreken = vrijpleiten = ontslaan van een verplichting = niet-schuldig verklaren omzeiling = preventie = voorkoming = voorzorg absorptievermogen = absorbeerbaarheid = absorptie = opnemingsvermogen lamleggen = afsluiten = platgooien = platliggen = stilliggen = uitzetten = platleggen = stilleggen meetapparatuur = meettoestel = meetapparaat = sonde = meetinstrument = meter appelblauwzeegroen = taling straatschender = vernielal = vernieler = vandaal hygiëne = gezondheidskunde = gezondheidsleer = continentie planeetnevel = planetaire nevel borduursel = borduurwerk Towner = stadbewoner = stedeling plafond = plafonnering = plafon loudspeaker = speaker = luidspreker nabericht = addendum = bijvoegsel = bijlage = nawoord = epiloog = narede heiligdag = heiligedag = heiligendag waterstand = waterhoogte = waterpeil diskwalificatie = ongeschiktverklaring = uitsluiting Witrussisch = Belarussisch = Wit-Russisch vergissing = flater = feil = lapsus = ramp = taalfout = abuis = blunder = verwarring = in de fout gaan = afdwaling = zich vergissen = vergissen = dwalen = een fout maken = maken = onjuistheid = fout tegenvoeter = tegenovergestelde = tegengestelde = antipode = pool = wrekende gerechtigheid = Nemesis = omgekeerde = tegendeel jurk = kleed = kledij = japon klonteren = stremmen = coaguleren = uitvlokken afgietsel = namaak = replica = imitatie = gietsel kerktoren = torenspits = spits = punttoren = toppunt = top determinator = aanwijzer zielkunde = psychologie = mensenkennis collaborateur = collabo = landverrader = quisling ongeopend = voorverpakt huwelijkskandidaat = minnaar olietankwagen = tankauto = tankwagen = olietanker Saoedi-Arabië = Saudi-Arabië junioren = jongere = junior brullen = bulderen = gebrul = loeien = schreeuwen Rok = rok boekweit = beuktarwe vergoeden = renumereren = goedmaken = belonen = compenseren = honoreren oorlogsmateriaal = bewapening = oorlogsmaterieel = wapentuig = oorlogstuig = wapening = krijgsmaterieel gezantschap = afvaardiging = deputatie = missie = vertegenwoordiging = legatie = delegatie = zending opheffen = optillen = tillen = heffen = tenietdoen = afschaffen = abrogeren = opdoeken accident = malheur = ongeluk = voorval = zaak = ongeval klodderaar = kladschilder speelerf = speelplaats = speelterrein = speeltuin = kinderspeelplaats = speelplein salamanders = salamander cabine = kabeltram = kabelbaan beschieting = beschot = bestoking = plankenbeschot = vuur = beplanking = betimmering tremplin = springplank = veerplank carburateur = carburator = vergasser boekengeleerdheid = waanwijsheid = pedanterie aanhouding = hechtenis = arrest = vastgrijpen = stilstand = bewaring = grijpen = arrestatie scepter = meetlat = maat = maatlat huisorgel = orgel = kamerorgel = harmonium rederij = scheepvaartmaatschappij babbelen = chatten = chat = kletsen = pruttelen = zwetsen zeppelin = luchtschip hokken = samenwoning = samenleving = cohabitation = samenwonen aanstoten = toosten = toasten = klinken = proosten brochure = map = vlugschrift = pamflet = boekje Grote Socialistische Lybische Arabische Volksjamahiriya = Libië reparatie = stopwerk = lapwerk = herstellingswerk = redres = herstel watergodin = stroomnimf = najade = nereïde = undine = waternimf giller = wow lammetje = lamsvlees = lam orde van advocaten = taveerne = ban consecreren = sacreren = heiligen = sanctifiëren = sanctificeren = wijden = consacreren = sacraliseren = zegenen = verheiligen exposé = rapport = rekenschap = uiteenzetting = expositie = verantwoording schroom = terughoudendheid = Verlegenheid medestrijder = medestrever ebbenhout = ebbehout = ebben verstikking = wurging = suffocatie = asfyxiatie = asfyxie = worging bergziekte = hoogteziekte wapenhuis = wapenarsenaal = wapenmagazijn = arsenaal = wapenopslagplaats = wapenkamer = wapendepot = tuighuis inbijten = uitvreten = corroderen = uitbijten = aanvreten = bijten = invreten spuisluis = uitwateringssluis = spui = zijl = verlaat = sluisdeur = sluis oorlogsmaterieel = bewapening = wapentuig = oorlogsmateriaal = oorlogstuig = wapening = krijgsmaterieel vendumeester = veilingmeester = roeper = afslager ploegbaas = meesterknecht = onderbaas = opzichter = voorman bedriegerij = mystificatie = oplichterij = flessentrekkerij = ontrouw = zwendelarij = verneukerij = bedrog = kloterij = oneerlijkheid = verlakkerij = veinzerij = misleiding = schelmenstreek = valsheid = beduvelarij = corruptie aperçu = resumé = synthese = samenvatting = resumptie krommen = buigen = doorbuigen agronomie = landbouwkunde flesje = fiool = ampul = medicijnflesje wegwerpbaar = disposable = wegwerpartikel = weggooiartikel job = professie = beroep = post = positie = vak = betrekking = werkplaats = karwei = werkgebied = werkplek = stiel = werk = klus = functie = baan = dienstverband = métier barrière = rem = belemmering = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = struikelsteen = verhindering = struikelblok = hinderpaal = versperring schandaal = aanfluiting = schande = afgang = schaamte pizzavreter = macaronivreter = spaghettivreter verluchtigen = belichten = verlichten = illumineren koliek = darmkoliek = koliekpijn doorsturen = doorzenden = bijsturen = doorgeven = verwijzen = nazenden padvinderij = scouting = verkennerij = Scouting afwezendheid = afwezigheid = absenteïsme = absentie huishoudelijk reglement = gemeenteverordening = verordening = politieverordening = politievoorschrift grout = voegmortel = sediment = voegspecie indescretie = loslippigheid Groot-Brittannië = V.K. = Britannië = Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland = Verenigd Koninkrijk klasse = bevalligheid = klas = gratie = elegantie = zwier = geleding = rubriek = categorie = élégance = sierlijkheid = laag = stijl driestheid = stoutheid = overmoed = onbeschoftheid = onvervaardheid = gotspe = vrijpostigheid = onversaagdheid = ongegeneerdheid = brutaliteit = onbesuisdheid = stoutmoedigheid = vermetelheid astaat = astatium metaalklank = geschal = gerinkel = gekletter vrijmacht = alvermogen = almacht = omnipotentie prondelmarkt = rommelmarkt = vlooienmarkt indachtig = bedachtzaam toevertrouwen = in vertrouwen = vertrouwen = lossen = uitladen = betrouwen vleug = teug = zuchtje = vlaag = adem dorpel = stoep = drempel uitpakken = leiden = opspelen = uitvaren = uitvallen = uithalen = pronken = uitdraaien = prijken = uittrekken = uitvliegen = uitlopen = resulteren = uitmonden = ontkleden = vallen = bekomen = fulmineren = uitkleden = uitschieten noodgeval = nood deserteur = geloofsverzaker = dissident = afvallige = afgevallene = overloper = outlaw = kerkverlater = apostaat femelarij = farizeïsme = huichelarij = bigotterie = gefemel = schijnheiligheid = veinzerij = kwezelarij = hypocrisie halfdonker = schemer = schemerlicht = schemering = schemerdonker = schemerduister = halfduister = deemstering orgelpijp = buis = pijp kreeftengang = kreeftegang = decadentie zaakgelastigde = gecommitteerde = lasthebber = vervanger = adjunct = gemachtigde = mandaathouder = plaatsvervanger = mandataris = afgevaardigde lepel = lepelvol profetie = prognose = waarzeggerij = voorspelling = predictie = weersvoorspelling koalabeertje = koalabeer = koala saxofoonspeler = saxofonist bekreunen = bemoeien = bekommeren = omzien luchtlaag = film = laag = sfeer alk = papegaaiduiker veiligheidsgordel = zwemgordel = ceintuur = riem = dreun = gordel = reddingsgordel iemand = man = persoon = deze of gene = mens = figuur = individu spoorwegovergang = overweg self-government = zelfbestuur = selfgovernment = zelfbeschikking onderstutten = onderschoren = schoren = steunen = stutten = schragen = onderschragen draaipunt = steunpunt windvlaag = vlaag beleggen = samenkomen = samenroepen = uitschrijven wenk = geste = bergbeek = bergstroom = teken = gebaar prijspeil = prijsindex = prijsniveau = prijsindexcijfer vertelster = verteller kapseizen = omvallen = wentelen = kantelen = omverwerpen = kenteren = omslaan moskee = mesigit = missigit erfelijkheidsdrager = erffactor = gen feestvierder = feestganger = boemelaar = pretmaker = zwelger = fuifnummer = feestnummer = lolmaker = feestneus viola da braccia = alt = altviool = viola PG = procureur-generaal voorschrijven = ordonneren = commanderen = verordineren = verordenen = prescriberen = bevelen = gelasten = decreteren = verordonneren = dicteren = gebieden wagon = treinwagon = break = bestelwagen = janplezier = brik = spoorrijtuig = voorhoede = rijtuig maatschappelijk werk = agogie = welzijnswerk uiteten = opsnoepen = leegeten = vreten zeveren = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = mekken codeur = programmeur butler = chef de cuisine = huishoudkundige RNA = ribonucleïnezuur levenslot = lot = voorzienigheid = lotsbeschikking = voorbestemming = bestemming = providentie = voorbeschikking = lotsbestemming laagvlakte = veld = vlak = vlakte overtroeven = overtreffen = overklassen vergiffenis = mildheid = dispensatie = gratie = absolutie = genade = kwijtschelding = clementie kaarsenpit = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet Venustempel = hoerenkot = massagesalon = verwenhuis = bordeel = hoerenhuis = eroscentrum luilak = luierik autarchie = autonomie = onafhankelijkheid tobbe = teil = badkuip = bad = wastobbe = wasteil vergissen = vergissing = in de fout gaan = zich vergissen = dwalen = een fout maken = maken = fout proficiat = loftuiting = gefeliciteerd = roem = krediet = lof = felicitatie = gelukwens goochelarij = gegoochel = illusionisme = hocus-pocus = goochelkunst offergave = oblaat = offer = hecatombe = wijgeschenk = offerande nattigheid = vloeistof = vochtigheid = nat = zweet = vocht de puntjes op de i zetten = vrijheid van meningsuiting lampionplant = goudbes vragensteller = vraagsteller = ondervrager buddy-seat = buddyseat = duozadel = duozitting corps diplomatique = CD = diplomatie Vlaamse gemeenschap = Frans-Vlaanderen = Vlaanderen = Vlaanders slot = besluit = end = burg = finale = steen = einde = burcht = slotstuk = kasteel = fort = eind zuivelboerderij = zuivel = zuivelhandel = melkveehouderij organisme = bestel = stelsel = wezen = systeem = organisatie = organismen = inrichting weerspiegelen = reflecteren schadeloosstelling = regres = indemnisatie = compensatie = Compensatie = bonificatie = indemniteit = schadevergoeding = vergoeding = verhaal doorzagen met een figuurzaag = vreten = zich zorgen maken = piekeren aartsbisdom = aartsdiocees = metropool lsd = LSD = lyserginezuurdiëthylamide = acid rebelleren = opstaan = revolteren grondmonster = bodemmonster hyena = woekeraar = gier = uitzuiger = uitbuiter voedingskabel = stroomkabel luchtruim = hemelboog = firmament = zendruimte = hemeldak = hemelblauw = hoogte = hemel = zwerk = lucht = uitspansel = bandbreedte loot = lot = kind = uitloper = rank = spruit = afzetsel = koter = poot = groei = scheut = schoot = telg opslagplaats = berghok = depot = bergruimte = bewaarplaats = magazijn = pakhuis = berging = opslagruimte = opslag slechter worden = verslechteren = verergeren geslepen = machiavellistisch vijfhoekig = pentagonaal natuurgetrouwheid = trouw = getrouwheid = loyaliteit beramer = planner tumescentie = opzwelling = gezwel = intumescentie = zwelling gluurder = pottekijker = pottenkijker = voyeur hartstocht = geestdrift = passie = begeestering = bezieling = ijver diligence = karos = podium = postkoets = koets oogvocht = traanvocht scheldwoorden = gescheld = afkeuring inspectie = inspectiedienst = onderzoek = beeld = monstering = revue = bezienswaardigheid = zicht lostornen = tornen vleugje = vlek = beetje = tikkeltje = tikje = ietsepietsje = pietsie = ietsepietsie = pietsje spanningsmeter = tensiemeter achterhoedespeler = verdediger = back = achterspeler Maltezen = Maltees aandachtigheid = opmerkzaamheid = oplettendheid = attentie = concentratie = aandacht burg = slot = steen = burcht = kasteel = fort verlakken = bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen agoog = hulpverlener = welzijnswerker tijdperk = eeuw = tijd = era = ouderdom = periode = tijdvak = epoch = leeftijd = tijdrekening aankondiger = verkondiger kruipbraam = gele bosbraam betjah = fietstaxi = riksja geëngageerdheid = participatie = deelname = engagement = betrokkenheid = deelneming Wolf Man = weerwolf forte-piano = pianoforte slaapzucht = hypnolepsie = narcolepsie = lethargie = futloosheid = lusteloosheid metriek = meter pyramidesysteem = piramidespel rechtmatigheid = legitimiteit zeuren = zemelknopen = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet ziektekiem = pathogeen = ziekteverwekker = ziektestof vakwerk = latwerk = lijstwerk = traliewerk voorzorg = precautie = voorzorgsmaatregel = preventie = omzeiling = voorkoming daklicht = vallicht = dakraam = lichtkoepel = koepel = zonnedak = schijnlicht pandemonium = roerigheid = chaos = desorganisatie = ordeloosheid = wanordelijkheid = wanorde = gekkenhuis = puinhoop beschrijven = vermelden = bepalen = omschrijven = definiëren = overschrijven = melden = gewagen = rapporteren redupliceren = verdubbelen = doubleren muurpijler = wandpijler = pilaster = halfzuil perikel = dreiging = gevaar = onraad = perikelen = risico = onveiligheid een hele tijd = tijdje = poos = wijl = momentje = periode = poosje armadillo = gordeldier = pantserdier = schildvarken levenstaak = levenswerk frenologie = schedelleer starheid = rigiditeit = fanatisme = onbuigzaamheid = dweperij = bigotterie = hardnekkigheid = kwezelarij = eigenzinnigheid = dogmatisme = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = stijfkoppigheid = stijfheid = eigengereidheid = halsstarrigheid = onbuigbaarheid afvinken = aankruisen = vink = aanstrepen persoonsbewijs = legitimatiekaart = legitimatie = legitimatiepapier = legitimatiebewijs = identiteitskaart = identiteitsbewijs onsamenhangendheid = incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = discordantie = antilogie = inconsequentie = contradictie = strijdigheid houtkrullen = schaafkrullen = houtwol = houtkrul = pakstro uitzwenken = zwenken = afzwenken = zwaaien = evolueren etsnaald = schrijfstift = naald = griffel liquidatie-uitverkoop = opheffingsuitverkoop = liquidatieuitverkoop = uitverkoop = leegverkoop = opruimingsuitverkoop = opruiming weg rijden = verjagen schemering = schemer = tweelicht = avondschemering = schemerlicht = halfdonker = schemerdonker = schemerduister = halfduister = deemstering regent = stadhouder = landvoogdes = landvoogd = ruwaard = gouverneur = goeverneur neervallen = neerzakken = zakken = zinken = neerzinken = dalen = neerploffen pitstop = oponthoud = tankpauze = tussenstop = tussenstation = pitsstop verlopen = verstrijken = lopen = gaan = vlieden = ik spreek geen Engels = verglijden = marcheren = expireren = vervlieden = voorbijgaan = omgaan achterstel = achterdeel = achtereind = achterwerk = achterlijf tomaat = tomatenplant achterham = hesp = ham = schink uitscheiden = stoppen = nokken = stilleggen = afscheiden = eindigen = ophouden aquaduct = waterleiding goudsmid = edelsmid ordonneren = commanderen = prescriberen = bevelen = gelasten = verordonneren = dicteren = gebieden = voorschrijven voordringen = springen = opspringen = opschrikken borgsom = obligatie = schuldbekentenis = borg glimmer = mica = vislijm wurger = worger krantekop = kop = krantenkop ietsepietsie = vlek = beetje = tikkeltje = tikje = ietsepietsje = pietsie = pietsje = vleugje koude oorlog = Koude Oorlog nadir = voetpunt galappel = gal jezuïet = valsaard = Januskop = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet waardebepaler = schatter = taxateur vrek = iezegrim = kankeraar = gierigaard gamma = toonladder = ladder = schakering = spectrum = schaal = prisma = regenboog = scala = toonschaal mangoest = mangoeste spooksel = waanidee = waan = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma geldschieter = lener = financier = kapitaalverschaffer pretpark = lunapark = warande = attractiepark schijnheiligheid = farizeïsme = huichelarij = bigotterie = femelarij = gefemel = veinzerij = kwezelarij = hypocrisie vochtgehalte = vochtigheid = vochtigheidsgraad = luchtvochtigheid motorkap = pij = kap = capuchon = beschermingskap spermacel = sperma = spermatozoön Republiek Ecuador = Ecuador vuurwater = sterkedrank = gedistilleerd = neurie = spiritualiën = spiritualia slagveld = krijgstoneel = strijdgebied = front = arena = strijdperk = veld = strijdtoneel = gevechtsterrein kademuur = binnendijk = waterkering = dijk = walmuur aankleven = adhereren perk = bed = tuinbed aster = asparagus projectontwikkelaar = aannemer = promotor = constructeur = ontwikkelaar = bouwer = ontwerper rosmarijn = rozemarijn opstructie = belemmering = opstakel = obstakel schoonheidsmasker = gezichtsmasker = masker schakelingen = elektriciteitsnet = schakelschema = bedrading = schakelsysteem = elektrische installatie terughoudendheid = reserve = Verlegenheid = gereserveerdheid = zwijgzaamheid = schroom = geslotenheid baksteen = klinker = metselsteen standaard = maatstaf = piëdestal = criterium = vaandel = toetssteen = normering = norm = sokkel = voetstuk = stander = postament = basement = standaardmaat = graadmeter tempex = schuimplastic = piepschuim alleenverdiener = broodwinner = kostwinner inkomsten = kwitantie = bon = betalingsbewijs cryptografie = geheimschrift = code = steganografie = cijferschrift kippensoep = kippesoep mooiprater = pluimstrijker = vleier hazejacht = hazenjacht begrijpen = incalculeren = snappen = bezien = meetellen = inzien = doorzien = aanschouwen = bekijken = verstaan = meerekenen = oppakken = volgen = doorhebben = rekenen = rangschikken = vatten = bevatten = weten arbeidersklasse = werkende klasse = proletariaat lantaarnpaal = lichtmast continuering = vervolg = voortzetting = vervolging = hervatting rusiemaken = twisten = kibelen = harrewarren abaca = manillahennep noodklok = stormklok chiliade = duizendtal = duizendvoud = duizend veldfles = flap woef = waf = breedtedraad = inslag kwijtraken = ontdoen = kwijt raken = afmaken = verliezen = afkomen = afvallen ruitje = ruitjesstof = Schotse ruit = vensterglas = ruit = tartan = vensterruit = schotse ruit afvalstortplaats = vuilnisbelt = vuilnishoop = stortplaats krijger = vechter = strijder pipa = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater actieturbine = gelijke-drukturbine = impulsturbine rigor mortis = lijkstijfheid verkwister = verbrasser = verspiller schrijfwijze = orthografie = spelling binnenstad = city = stadskern = centrum = stadscentrum leergeld = schoolgeld = lesgeld aanmaakblokje = vuurmakers Greenwood = groenhout participatie = geëngageerdheid = deelname = engagement = betrokkenheid = deelneming hijswerktuig = bok = hijs = hijstoestel slijterij = drankwinkel = drankzaak stromingsleer = dynamica = kinetica = krachtenleer quota = part = gemeen hebben = quote = aandeel = quotum = rantsoen = deel = portie viezigheid = vuil = vuiligheid = derrie = smurrie = afval xeres = sherry = xereswijn onderschatten = onderwaarderen = verslikken irrigeren = bevloeien ahorn = esdoorn naäperij = vervalsing = namaak = namaaksel = falsificatie = na-aperij = nep = imitatie = kunst procesvoering = rechtsgeschil abseil = rappel = abseilen frietje = frieten = patat = fiche = frites = patates frites = friet = patatje vloeistofdynamica = hydrodynamica = waterwerktuigkunde non-fictie = non-fiction lacune = leegte = gaping = leemte = vacuüm = hiaat = manco = gemis verzoekschrift = verzoek = petitie = rekest = vraag = aanvraag = petitionnement = smeekschrift lagertransporteren = vervoerder kraak = octopus = inbraak theaterseizoen = toneelseizoen coërcitie = compulsie = dwang = pressie zolderkamer = zolder = vliering sperma = zaad = spermatozoön = teelvocht = stijfsel = spermacel = geil sectio caesarea = hysterotomie = c-sectie = sectio = keizersnede Azerbeidzjaans = Azeri schoonheidsspecialiste = visagist = estheticienne = esthéticienne = schoonheidsspecialist nummerschijf = draaischijf = kiesschijf lapwerk = stopwerk = herstellingswerk = reparatie = redres = herstel ampas = vaderschapsverlof naamwoord = nomen voortand = snijtand cirkelzaag = rondzaag traktement = arbeidsloon = salaris = wedde = honorarium = bezoldiging = gage = arbeidsinkomen = loon = remuneratie deurklink = klink = deurknop galmen = naijlen = weergalmen = naklinken = weerklinken = weerschalken = nagalmen = resoneren = echoën = doorklinken leemachtig = Haspengouws vigilante = burgerwacht agrologie = agrogeologie soortelijke geleidbaarheid = geleidingsvermogen = conductiviteit = geleiding = elektrische geleidbaarheid = conductie Afrodite = Aphrodite = Cytherea afwijken = kleineren = rond de pot draaien = draaien = uitwijden = dubbelzinnig spreken = liegen = terugkrabbelen = afdwalen = denigreren = verlaten = om iets heen draaien = bagatelliseren = om de hete brei dansen gemoedstoestand = gemoedsgesteldheid poorter = stadsburger = staatsburger = burger fonteintje = fontein design = vormgeving = dessin jodendom = judaïsme haremwachter = castraat = kamerling = eunuch machinezetter = letterzetter = zetter = typograaf brigadegeneraal = commodore roddel = belediging = gesmoes = kletspraat = achterklap = kletspraatje = konkelarij = geroddel = gerucht = vuilspuiterij = smaad = laster = diffamatie = roddelpraat = kwatongerij = belastering = roddelpraatje = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geklets lipide = lipoïde invertsuiker = honingsuiker teneur = tendens = strekking = pointe = inslag = tendentie hunkeren naar = verlangen = pijn doen = pijn steenpuist = pukkel = furunkel monnikenklooster = communiteit = convent = abdij = communauteit = kloostergemeenschap = klooster tanen = verslappen = afzwakken = ontspannen = verflauwen = verwijven = verweken = kwijnen = verbleken = verzwakken patria = geboortegrond = moederland = land van herkomst = geboorteland = land van oorsprong = vaderland = thuisland esdoorn = ahorn identiteitsfraude = identiteitsdiefstal = identiteits diefstal pers = drukwerk = drukpers koebeest = koe = koetjeboe = koetje-boe sudderlap = stooflap schijnmiddel = fopmiddel = placebo truc = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = foefje = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = truuk = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef = sluwheid raap = knolraap tinteldoos = telefoonbotje = weduwnaarsbotje abuis = feil = lapsus = verwarring = vergissing = afdwaling = onjuistheid = fout knechten = kleinkrijgen = bedwingen = onderwerpen gauwdief = rover = schurk = struikrover = boef = picaro = bandiet onbeweegbaarheid = onbeweeglijkheid kraanwater = gemeentepils = kraantjeswater = leidingwater keukengerei = kookgerei = keukengarnituur = keukengereedschap gunstbewijs = gunst = genade gebruiksvoorwerp = werktuig = gereedschap = gerei kerndeling = mitose potje = spaarcenten = appeltje voor de dorst = spaargeld = spelletje = spel = spaarpot agreatie = goedkeuring = fiat = goedvinden = zegen airconditioning = airco = air-conditioning = klimaatregelaar = klimaatregeling = luchtverversing = klimaatbeheersing = airconditioner bit = mondstuk = boortje = gebit aardbeiplant = aardbei bekoorlijkheid = affiniteit = bevalligheid = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = zuigkracht = attractie = aanminnigheid = bekoring = lieftalligheid = aanvalligheid = beminnelijkheid = aantrekkelijkheid = charme sleepvaart = slepen = trekkabel schuurpoeder = vim = schuurmiddel rechtsgeschil = procesvoering vroegrijpheid = voorlijkheid Koreaans = Koreaan tuimeling = buiteling legende = mythe = volksoverlevering = overlevering ante = pilaar = kolom = zuil = pijler office = voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = voorraadkast = confiserie = provisiekamer = spinde = banketbakkerswinkel = schapraai = kelderkast = banketwinkel Siam = Thailand Koude Oorlog = koude oorlog blaasontsteking = cystitis dramaturg = toneelschrijver compensatie = regres = indemnisatie = Compensatie = bonificatie = indemniteit = schadeloosstelling = schadevergoeding = vergoeding = verhaal opdiepen = opduiken = stoten = opduikelen = tegenkomen = stuiten = aanlopen = aantreffen aardbewoner = Aardbewoner ebbehout = ebbenhout = ebben achterwerk = krent = zitvlak = achterstel = bips = achterlijf = reet = achterdeel = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur = achtereind holsblok = klomp = klompschoen = schoenklomp weekdier = schaal-en schelpdieren = schelpvis = mollusk brandgans = praam = neusknijper plantenolie = aardolie = olie = plantaardige olie paradepaardje = pronkjuweel = pronksieraad = pronkstuk = paradepaard eliminatie = uitwissing = het ontwortelen = het uitroeien = uitroeiing = verdelging = verwijdering lotuseter = Lotuseter huisvader = mijnheer = aartsvader = pater familias pelsmuts = bontmuts vrijspreken = vergeven = kwijtschelden = ontheffen = uitleggen = zuiveren = vrijpleiten = blaam zuiveren = ontslaan van een verplichting = niet-schuldig verklaren Zeta = zèta overdrukpapier = carbonpapier = doorslag = carbon = doorschrijfpapier bleus = blues sponsoring = sponsorschap sterk verhaal = relaas lui = volk = personen = mensen reisjournaal = dagregister = journaal = logboek onderdelen = toebehoren = spulletjes = spullen = parafernalia foetus = vrucht = embryo toekijken = in de gaten houden = toezien = bewaren smeerder = nozem flambouw = toorts = fakkel Camembert = camembert eetstokjes = eetstokje afstandelijkheid = stroefheid = vorst = onpersoonlijkheid = stijfheid werkonderbreking = staking kwaad maken = ergeren = storen terugduwen = afstoten = terugdrijven = terugdringen = terugslaan legbuis = legboor praatjesmaker = lawaaimaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = branieschopper = herriemaker = pronken = uitslover = lawaaischopper = breedbekkikker = herrieschopper lijger = Liger wok = wadjan = wokken = wadjang toonhoogte = toon = geluid = klankkleur = timbre gebochelde = bochel = bultenaar controlebeurt = onderhoudsbeurt = servicebeurt ordebroeder = kloosterbroeder = monnik = kloosterling = convers = bedelbroeder = mendicant = bedelmonnik = lekenbroeder = cenobiet = frater = broeder kledingzaak = boetiek = modemagazijn = winkel = kledingmagazijn = confectiezaak = modezaak schending = infractie = schennis = violatie aanbreken van de dag = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = ochtendstond = dageraad ouwe vrouw = oude vrouw = oud wijf bijenkorf = bijenvolk aardworm = pier = regenworm rukken = bevredigen = masturberen = aftrekken ham = achterham = hesp = schink endodontoloog = tandarts gespecialiseerd in wortelkanaalbehandeling breviarium = brevier = getijdenboek hoe gaat het? = telefoontoestel = telefoon paskwil = grol = grap = streek = mop = scherts = gekheid = poets conveniëren = schikken = uitkomen = treffen = passen twistappel = parisappel = strijdpunt = twistvraag = verschilpunt = twistpunt = geschilpunt sneltreinprocedure = spoorwegen kippesoep = kippensoep pikzuiger = kankerlijer vijandschap = rancune = vijandigheid = afgunst = tegenzin = hostiliteit = animositeit = afkeer = haat = wrok = haatgevoel = haatgevoelens = hekel schuldbekentenis = obligatie = borgsom = bekentenis = aveu = borg = schuldbelijdenis = toelating metselverband = steenverband luchthart-treurniet = zonneklopper = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist rechterzij = rechtervleugel = rechterkant = rechterhand = rechterzijde subsistentie = kost = onderhoud = onderhoudsbedrijven = levensonderhoud = bestaan postbode = postbezorger = brievenbesteller = postauto runderachtigen = rund pleister = plakker = kalk = stuc = muurkalk = witsel = plakpleister = gaaspleisterverband = pleisterkalk = witkalk = pleistermortel = wondpleister = kleefpleister = hechtpleister schadeloosstellen = compenseren = indemniseren onderste = onderkant = bil = bodem baai = inham = laken = golf lignine = houtstof foelie = macis = bladtin = aluminium folie = tinfoelie = stanniool = zilverpapier = tinfolie = staniol = folie Nigeriaans = Nigeriaan = Nicaraguaans mikmak = brokstukken = allegaartje = mengelmoes kustgebied = kuststreek = litoraal = getijdenzone = zandgebied Pens = maag = pens zavelboom = zevenboom = cederolie inzending = bijdrage plakkaat = affiche = poster = aanplakbiljet filteren = percoleren gewaad = misgewaad = mishemd = miskleed hoogmoedswaan = hoogmoedswaanzin poëzie = verskunst = muze = dichtkunst = dichtwerk = vers schuier = kleerborstel IED = bermbom regeltafel = dashboard = schakelbord = schakelpaneel = schakeltafel = paneel = bord = bedieningspaneel = controlebord teling = kweek = fokken = verbouw = bouw = teelt tred = gang oud versleten auto = wrak dorsten = reikhalzen = snakken = hunkeren = verlangen = hongeren = smachten = haken = zuchten kleinkunstenaar = conferencier = cabaretier = conférencier aanslibben = aanspoelen = verzanden = dichtslibben heraldiek = wapenkunde = wapenleer theaterstuk = drama = toneelstuk = stuk = toneelspel = theateropvoering = spel locomotief = aandrijving = lokomotief = motor = loc spoorweg = spoorlijn = rail = spoor = spoorbaan krottenwijk = slum = gribus = bidonville = achterbuurt = sloppenwijk = krottenbuurt = slums deuntje = deun = mopje schande = schaamtegevoel = schandaal = berisping = schenden = schaamte = aanfluiting = onteren = afgang = gêne = oneer = te schande maken = blamage = smaad = bezoedelen incrowd = clique = coterie nieuwsgaarder = journalist = persman = reporter = verslaggever = berichtgever = krantenjongen = persjongen dikzak = bollie = pafzak = bolle = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vetzak = vleesklomp = fats schooljuffrouw = onderwijzer = juf = juffrouw = schoolvos = frik = schoolfrik = schooljuf ontwikkelingsniveau = beschaving = civilisatie = cultuur purgeermiddel = laxans = laxatief = purgans = purgatief = purgeerdrank = laxeermiddel klokje = polshorloge = uurwerk = horloge = klok beslommering = gezwets = beslommeringen = besogne = rompslomp = rimram = besognes zwiepen = kwakken = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = plompen = kieperen = kukelen = gooien = mikken = lazeren = kegelen = veren = keilen = kogelen prediking = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = predikatie = homilie doorboren = spietsen grammaire = spraakkunst = grammatica = spraakkunstboek pope = hogepriester = paus = pontifex = pontifex maximus schipperssteek = schippersknoop = mastworp ongeluk = malheur = onheil = rampspoed = accident = pech = tegenslag = kanker = kwaad = euvel = ongeval Pacifische Oceaan = Stille Oceaan = Grote Oceaan toevlucht = uitweg treiler = sleepboot = sleper = duwboot vaarweg = waterweg = vaarwater stuurknuppel = joystick = bedieningshendel aanstelleritis = toneel = poppenkasterij = toneelspel = komedie = circus = kunstenmakerij = aanstellerij = komediespel = theater spraakkunst = grammaire = grammatica = spraakkunstboek brandlaan = brandsingel = brandweg = brandgang = tra stuurhuis = stuurhut harmonie = eensgezindheid = akkoord = eendracht = gelijkvormigheid = uniformiteit = conformiteit = eenstemmigheid = overeenstemming = concordantie = goedkeuring = overeenkomst = consistentie verslepen = versjouwen landbouwkunde = agronomie zich zorgen maken = piekeren = zorg = bezorgd zijn = vreten = doorzagen met een figuurzaag verzamelaar = accumulator = collectant = collectioneur = hamsteraar = accu verwelkoming = onthaal = begroeting = ontvangst = welkom spinnewebsvlies = spinnewebvlies nachtje = nacht = overnachting = avondje steilte = schoot = glooiing = richtingscoëfficient = helling handelsonderneming = onderneming = handelszaak = maatschappij = handel = zaak zakrekenmachientje = zakjapanner voetwortelbeentje = voetbeentje welwillendheid = hartelijkheid = vriendelijkheid = jovialiteit = innemendheid = beminnelijkheid = minzaamheid activa = aanwinst = pluspunt tochtlatten = bakkebaard élégance = bevalligheid = gratie = elegantie = zwier = sierlijkheid = klasse = stijl beroerte = attaque = apoplexie = hersenbloeding stormdepressie = depressie = lagedrukgebied = depressiegebied vluchtcomputer = black box = zwarte doos = registratiecomputer = vluchtrecorder = vluchtregistrator logenstraffen = loochenen = ontkennen = weerleggen = weerspreken = tegenspreken speelklok = speeldoos = muziekdoos koolmijn = kolenmijn = steenkolenmijn term = voet = trimester = blok overwicht = machtsoverwicht = overhand = hegemonie = heerschappij = predominantie = suprematie = dominantie = preponderantie ontmoedigen = deprimeren = afschrikken = overweldigen = demotiveren = moedeloos maken = intimideren = afstompen = demoraliseren = neerslachtig maken = verhinderen = bang maken aanwezige = genodigde kapelaan = voorganger = pastor = zielzorger = onderpastoor = parochiepriester = hulppredikant = rector = dominee afgelasten = annuleren = cancelen flegmatiek = slijmachtig rez-de-chaussée = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping castigeren = zuiveren = censureren = kuisen hofhouding = gevolg = hofstoet = begeleiding Zep = hoofdrolspeler avondmens = nachtbraker = nachtmens gerammel = gereutel lino = linoleumsnede liefkozen = kozen = minnekozen = aaien = strelen = vrijen schenkblad = serveerblad = presenteerblad = plateau = blad = dienblad = theeblad doofstommenalfabet = vingeralfabet zadel = lendenstuk = pas = entrecôte = zadelstuk = bergpas = kam dwarsschip = dwarsbeuk = dwarsvleugel = transept = kruisbeuk kruisje-rondje = boter, kaas en eieren = boter-kaas-en-eieren strijdtoneel = slagveld = krijgstoneel = gevechtsterrein = strijdgebied toorts = flambouw = koningskaars = fakkel schriftteken = glief opnieuw bijeen = herenen = herenigen kruiswoordraadsel = kruiswoordpuzzel afsplitsen = gevorkt = aftakken = vertakken Europese Unie = EU = Europese Gemeenschappen = EEG mastaka = mastiek afgunst = nijd = jaloezie = jaloersheid = naijver = afgunstig = kinnesinne = haat = wrok = haatgevoel = tegenzin = ijverzucht = afkeer = vijandschap = haatgevoelens = hekel vlaai = vla geweldpleging = molest = gewelddadigheid = molestatie uitgeverij = uitgeversmaatschappij = uitgever = uitgeversbedrijf valutaswap = ruil = verruiling = ruiling = valuta-swap = swap iets = nul = entiteit = wezen = niets = wezenlijkheid = het wezen = niks opkrassen = wegwezen opinie = denkbeeld = opvatting = inzien = stellingname = gezindheid = houding = oordeel = overtuiging = gevoelen = gedachte = inzicht = standpunt = zin = convictie = mening professor = hoogleraar = ordinarius titrage = titratie chalcedon = chalcedoon nudist = naturisten = naturist = naaktloper vasculair = coronair koudslachter = vilder plastic folie = huishoudfolie ontmoeting = sportwedstrijd = bespreking = wedkamp = wedstrijd = onderhandeling = match = pourparlers = dialoog = palaver = treffen complot = kuiperij = collusie = conjuratie = samenzwering = komplot = conspiratie = intrige reclamefilm = reclamespot = commercial = spotje = reclameboodschap = reclamefilmpje handtekening = signatuur = krabbel = poot = ondertekening consternatie = herrie = ontsteltenis = drukte = fermentatie = verwarring = commotie = sensatie = alarmstemming = keet = onrust = verbijstering = deining = opschudding = beroering = ontzetting = tumult voorkennis = voorwetenschap schoenleder = schoenleer beschermheer = sponsor = schutsheer = voogd = verdediger = wachter = steun = beschermer = voogdes = behoeder = bewaker = mecenas hele volksstammen = legioen = drom = myriade = massa = horde = menigte = meute = leger = schare zaadkorrel = graankorrel = korrel tolken = vertalen = opnemen = uitleggen = nemen = opvatten bevolkingsregister = persoonsregister monarch = hoogheid = koning = landsvorst = vorst = landsheer = vorstin = heer = dynast kleermaker = snijder = coupeur = kleermaakster = tailleur tikje = vlek = beetje = klets = pets = tik = pats = tikkeltje = ietsepietsje = pietsie = mep = ietsepietsie = pietsje = vleugje griend = meerboei = rijs = rijshout = rotan = griendhout kweeappel = kwee = kweepeer veldmuis = woelmuizen oplichten = zwendelen luciferdoosje = lucifersdoosje Compensatie = schadeloosstelling = vergoeding = compensatie bloeddorst = bloedlust wanbof = malheur = tegenslag = pech = tegenspoed vergassing = gasvorming = gasontwikkeling boeltje = bezit = have = goed = propriëteit = possessie ontlenen = overnemen = lenen = aannemen toverkracht = toverkunst = magie = goochelen = tovenarij = toverij = toveren kijkspel = toneeltje = schouwspel = toneel = tafereel = tableau laxans = laxatief = purgeermiddel = purgans = purgatief = purgeerdrank = laxeermiddel eis = claim = benodigdheden = voorwaarde = vordering = behoeften = vraag = eigendom = vereiste = eigendomsrecht lijzijde = lij = lijzij schrijfschrift = cahier = schrift = optekenboekje = dictaat = notitieboekje = dictaatcahier = dictaatschrift hydromechanica = vloeistofmechanica = hydraulica = hydrotechniek budgetteren = begroten afbakenen = bebakenen = afgrenzen = omschrijven = afperken = afpalen = demarqueren = traceren = markeren voeldraad = antenne = voelhoorn = voelspriet = spriet moeder = moe = moederlief = mam = moesje = mama = mammie = moes = ma opboksen = concurreren = rivaliseren = touwtrekken = vechten = meedingen = wedijveren = optornen = meten = mededingen marchanderen = pingelen = knibbelen = dingen = afdingen = afpingelen binnenspelen = opschrokken = zwelgen = bunkeren = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen inbreuk = vergrijp = delict = overtreding = misdaad = wetsovertreding = wandaad = misstap = misdrijf poetsen = wissen = vegen = wegwissen = oppoetsen = slijpen Nederlander = Hollander = kaaskop voeden = voeren = invoeren = voederen = voedsel geven = zorgen voor = eten geven = voorzien = voorzien van = toeleveren geringschatten = minachten = neerkijken = depreciëren = belachelijk maken = verachten = onteren = neerzien totalisator = pool = toto soberheid = frugaliteit hoofddoek = sjaal = halsdoek plugger = promotor gekwetter = gebabbel = gezwets = gekwebbel = geleuter = gezwam = gelul = geklets patsen = grootspreken = bluffen = pochen = snoeven = opscheppen = ophakken = opsnijden isolatiemateriaal = isolator apex = kruin = bergtop = piek = top mnemonisch = mnemotechnisch lichtflits = flits = lichtschijnsel corsage = bouquet = knoopsgat = boutonnière = bos = boeket = ruiker = bloemetje lijmpers = lijmknecht = lijmklem = lijmschroef = lijmtang = sergeant springlat = lat verhanging = wandkleed = behang lenswater = ruimwater huishoudkundige = butler = chef de cuisine metamorfose = gedaanteverandering = gedaanteverwisseling = Gedaanteverwisseling = Transfiguratie = herschepping snellekweekreactor = kweekreactor chemisch product = chemicaliënindustrie = chemische substantie = chemicaliën = chemische stof asparagus = aster floppydisk = diskette = floppy disk = flop = floppy(disk) = floppie = floppy niacine = nicotinezuur geldbelegging = belegging droesem = dik = neerslag = wijndrab = depot = bezinksel = drab = grondsop = wijndroesem = droes = moer betuigen = betonen = bewijzen bloedlust = bloeddorst televisie = treurbuis = kijkbuis = film = televisie-ontvanger = videofilm = kijkdoos = teevee = televisietoestel = kastje = beeldbuis = televisieshow = teeveetoestel = video = t.v. = tv = buis = televisieontvanger = kijkkast voldoend = toereikend tandzijde = floszijde = floss kinderverlamming = poliomyelitis = polio longblaasje = alveole = blaasje toekijker = getuige = toeschouwer = kijker toeval = samenloop = geval = coïncidentie = gelegenheid = opportuniteit = kans = geluk = mogelijkheid rozenkrans = bidsnoer = paternoster slobberen = slorpen = slurpen wetten = slijpen refuteren = wegredeneren = omverhalen = wegpraten = weerleggen = omverwerpen = ontzenuwen onbenulligheid = domheid = bagatelle = gekheid = sulligheid daarmee uit = afscheiding = uitscheiding = secretie deprimeren = neerslachtig maken = demotiveren = ontmoedigen ernstig = serieus controle = betaalcheque = cheque diergaarde = zoo = dierenpark = dierentuin omkoping = corruptie = omkoperij brutoloon = revenu = revenuen = brutosalaris adviseur = counselor = mentor = raadsvrouw = raadsman = consulent = raadgever kwijtschelden = vergeven = vrijspreken = ontheffen = uitleggen = ontslaan van een verplichting = niet-schuldig verklaren kandidate = kandidaat = benoemde = veteraan metaalzout = zout = keukenzout = zouten lijkschouwer = patholoog-anatoom = keuringsarts = sociaal-geneeskundige matinee = matinée = middagvoorstelling liefdesdrank = minnedrank mediateur = tussenpersoon = trait-d'union = onderhandelaar = bemiddelaar = middelaar aasdier = straatveger = jutter = aaseter puzzel = legpuzzel = raadsel aanwezigheidslijst = presentielijst concert = optreden = schnabbel = muziekuitvoering hengel = hengelroede groenbedrijf = groentekwekerij = kwekerij = tuinderij sik = kinbaardje = kinbaard binnenbrengen = binnenhalen tinneroy = ribfluweel = corduroy = koordfluweel = rips dameskapper = barbier = figaro = friseur = coiffeur = kapper = hairstylist = haarknipper metaalzaag = beugelzaag troonswisseling = opeenvolging vrederechter = kantonrechter Officieel Aramees = Aramees pastelkrijt = pasteltint = pastel = pastelkleur vlot = rubberboot = reddingsboot = houtvlot waardering = respect = krediet = eerbied = appreciatie = aanzien = achting = ontzag tourniquet = klaphek = draaihek fascineren = pakken = begeesteren = boeien = in verrukking brengen = charmeren = in vervoering brengen = betoveren = biologeren = intrigeren fructivoor = fytofaag = herbivoor = planteneter krimping = convulsie = stuiptrekking = kramp = stuip = spierkramp = spasme godvrezend = devoot = pieus = religieus = godzalig = godsvruchtig = vroom = godsdienstig = gelovig kanttekeningen maken = aantekeningen maken = annoteren trilling = vibrato = oscillatie = vibratie = beving leunstoel = club = armstoel = leuningstoel = zetel = fauteuil ragnarok = Gotterdammerung = godenschemering = Ragnarok haag = heg toedenken = aanwijzen = vooronderstellen = toebedenken = reserveren = uittrekken = aannemen = veronderstellen = bestemmen herwerken = verbeteren = emenderen egyptoloog = Egyptoloog = egyptologe wiek = vlerk = vleugel wandschoor = muurstut krombek = loper oriëntatievermogen = oriënteringsvermogen schurft = baardschurft = scabiës = baardschimmel gipsy = Roma = zigeunerin = zigeuner hokjes = compartimenteren noodsituatie = crisis = crisissituatie = noodtoestand alliantie = confederatie = bondgenootschap = bondsstaat = statenbond = entente = unie = bond theïne = coffeïne = cafeïne levensbeëindiging = euthanasie zinspelen = alluderen = preluderen aansteken = besmetten = in brand steken = ontsteken = aanmaken martelarij = marteling = foltering = kruisiging gelegenheidskleding = uitdossing gesteente = rots = natuursteen = steen straatmadelief = hoer = prostituée = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster staartbeentje = stuitje = staartbeen = stuit = stuitbeen schijnbeweging = afleidingsmanoeuvre = overstapje = schaar = schijnstoot = schijnmanoeuvre = schaarbeweging romannetje = novelle = damesroman fonologie = foniek = klankleer rikketik = hart = tikkertje = tikker kontlikker = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd dithyrambe = dithyrambos herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck roofbouw = overexploitatie kopieerapparaat = kopieermachine = fotokopieerapparaat vertegenwoordigen = representeren viscerale zenuwstelsel = vegetatieve zenuwstelsel = autonome zenuwstelsel rivier oever = rivieroever = oever gehoorgang = opening = buis = gang = gehoorbuis = gehoorweg berst = barst = kier = scheur = reet = fissuur = spleet = breuk apostaat = geloofsverzaker = dissident = afvallige = deserteur = afgevallene = overloper = outlaw = kerkverlater natuurbehoud = conserveren = behoud = natuurbescherming rechtsgang = verslag = vooruitgang = procesgang voorspellen = beloven = voorbeduiden = waarzeggen = wichelen = voorzeggen = profeteren = orakelen = beduiden = aankondigen rimram = gezwets = beslommeringen = besogne = rompslomp = besognes = beslommering stilvallen = zwijgen = stilzwijgen mastworp = schippersknoop = schipperssteek wraakgevoelens = wraakgevoel = wraakzucht = wraaklust verdoezelen = benevelen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = verhullen = verbloemen = maskeren = versluieren = verbergen zanger = bard = poëet = woordkunstenaar = zangeres = dichter = zangvogel = verzenlijmer staatsbegroting = miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = bestedingspakket = begroting = raming veinzer = valsaard = Januskop = jezuïet = huichelaar = valserik = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet grondwoord = stamwoord = basiswoord = etymon gejaag = motorcross polyglot = meertalige = polyglotte = talenkenner = veeltalige weeghaak = ponder = ponterstok = unster zeegras = groot zeegras pin = wasspeld = speld = speldje = knijper = vlag = wasknijper = pen gravel = split = kiezel = grind = steenslag halfrijm = assonantie = klinkerrijm stremstof = leb = kaasstremsel = stremsel inside information = inside-information modernist = nieuwlichter interveniëren = hinderen = ingrijpen = interfereren = verstoren = storen = tussenbeide komen afwijking = overlijden = anomaly = vertrek = uitzonderlijkheid = exceptie = abnormaliteit = ecart = uitzondering = deviatie = onregelmatigheid = uitzonderingsgeval = afreis = anomalie = fout = aberratie digestie = vertering = spijsvertering scheelheid = scheelzien = strabisme editor = krantenredacteur = redactrice = schrijver = bewerker = redacteur misvormen = deformeren = vervormen = verdraaien = verwringen paludisme = malaria = polderkoorts = moeraskoorts hengelen = vissen taal = taaluiting = taaleigen = idioom algerijns = Algerijn = Algerijnse Israël = Staat Israël schrijfstift = naald = griffel = etsnaald ijzertijd = IJzertijd watten = katoenvezels = katoen wellust = lustgevoel = lust = begeerte = zinnelijkheid = sensualiteit = geilheid = drift contragewicht = tegenwicht zich opfrissen = zich wassen morfologie = vormleer = geomorfologie tremel = molentrechter oorlogzoeken = oorlogsstoker wal = bastion = muur = kaai = verschansing = pier = bolwerk = kade = burgwal = werf = schans = vestingwal flatgebouw = blokkendoos = appartementsgebouw = flat operator = computeroperator kap = afbreken = habijt = afsnijden = capuchon = mantelkap = beschermingskap = monnikengewaad = motorkap = pij = monnikspij = ordekleed = pet = klak vervrachting = verscheping cola = cokes gif = gift = toxicum = slangegif = slangengif = vergift = vergif = gal vaderstad = geboortestad bedruktheid = treurnis = onderdrukking = triestheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = dofheid = depressiviteit = gedeprimeerdheid = zwaarmoedigheid = oppressie = somberte = dysforie = zwartgalligheid rariteit = curiositeit = curiosum = hebbelijkheid = rara avis = eigenaardigheid = eigenzinnigheid = vreemd geval = zeldzaamheid blussen = doven = uitblussen = uitblazen = uitdoven boerenknoop = ouwewijvenknoop = oudewijvenknoop slimmigheidje = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef waken = hoeden = wake = uitkijken = letten = controleren = oppassen = wachten = opletten = surveilleren platenhoes = hoes = mouw somberheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = moedeloosheid = gedeprimeerdheid = depressiviteit = zwaarmoedigheid = verslagenheid = misnoegdheid = zwartgalligheid = bedruktheid = dysforie = treurnis = triestheid = depressie = dofheid = somberte ruwvoer = langvoer afdraven = afrossen kriebelziekte = ergotisme theemeubel = theekast = theetafel dennenuil = denne-uil primeur = eersteling druppelen = dribbelen = kwijlen vertillen = verkijken verfstof = kleurstof plakpleister = hechtpleister = plakker = kleefpleister = pleister ongerief = ongeriefelijkheid = ongerieflijkheid = ongemak knobbelen = afwegen = doordenken = uitkienen = uitknobbelen = wegen = uitmikken spelersbank = dug-out Serviër = Servische = Servisch = servisch legerkledij = kaki arbeid = werk = baan = corvee = taak = werklast = karwei = opgave wielrijden = wielrennen toiletpapier = pleepapier = wc-papier verslapen = doorslapen = zich verslapen uitlaat = uitlaatklep verontschuldiging = excuus = spijtbetuiging = justificatie = disculpatie spitten = omspitten = overgeven telelens = zoomlens = teleobjectief deïst = vrije denker zinspeling = toespeling = allusie equaliser = equalizer wild = natuur poëtiseren = romantiseren = dichten = rijmelen = berijmen = idealiseren = rijmen veldartillerie = veldgeschut leefgroep = woongroep = leefgemeenschap = woongemeenschap = commune = leefeenheid convict = bajesklant vertrekpunt = start = alkali = basis = base bergzout = klipzout = steenzout = rotszout kever = tor dodendans = danse macabre medewerker = gildebroeder = vakbroeder = vakgenoot = partner = compagnon = lid uitslagenbord = scorebord schets = synopsis = omlijning = lijntekening = kort verhaal = novelle = overzicht uitwaaieren = verspreiden = uitzwermen hefschroefvliegtuig = wentelwiek = helikopter beginperiode = aanvang = inval = begin = intrede = opmaat = show Time interpunctieteken = leesteken ware liefde = meisje = honneponnie = geliefde = sweetie = honnepon knijpbril = pince-nez = lorgnon = neusknijper = lorgnet = face-à-main = handbril sjoemelen = knoeien = foefelen = foezelen expliceren = verklaren = expliqueren = uitleggen = ontvouwen programmeertaal = computertaal = rekentaal = machinetaal ontwerpen = scheppen = projecteren = uitdenken = verzinnen = uitstippelen = bedenken = concipiëren = maken = plannen = vinden weerkundige = weerprofeet = meteoroloog = weerman = weervrouw drogeren = drug = medicament = medicijn PMS-centrum = PMS = pms-centrum typen = overtikken = overtypen = uittypen = tikken = uittikken = machineschrijven zetelen = zitten = neerzitten o-benen = hoepelbenen deklijst = kroonlijst verticaal = normaal = loodlijn een dutje doen = dutje klaagdicht = klaagzang = lamento = treurdicht = treurzang = treurlied = elegie = klaaglied platina = witgoud besognes = gezwets = beslommeringen = besogne = rompslomp = rimram = beslommering behoedzaamheid = bezonnenheid = omzichtigheid = bedachtzaamheid = voorzichtigheid tuner = afstemeenheid = receiver = tuner-versterker = afstemmer = radio = radiotoestel relikwie = aandenken = souvenir = herinnering = memorabilia ertsader = ertslaag = mijnader = ader brulaap = miskleun = blunder vragen = prijzen = uitnodigen = laden = inviteren = nodigen = noden equilibrium = balans = evenwicht confisqueren = in beslag nemen spankeren = ontvluchten = weglopen = vlieden = ontsnappen = wegvluchten = knijpen = vluchten bijslag = toelage kopregel = hoofdregel bijhuis = filiaal = depotwinkel = verkooppunt = vestiging fricatief = spirant kokosnoot = kokosboom = kokospalm = klapperboom = kokos = klapper gedicht = vers = poëma schroot = oudroest Yangon = Rangoon bespreking = gesprek = debat = forum = kritiek = boeking = reservering = plaatsbespreking = onderhandeling = recentie = recensie = pourparlers = discussie = dialoog = ruzie = ontmoeting = palaver ressource = hulpbron honorarium = arbeidsloon = salaris = prijs = inschrijfgeld = wedde = inschrijvingsgeld = bezoldiging = traktement = gage = vacatie = arbeidsinkomen = loon = remuneratie = vacatiegeld inperking = terugdringing = limitatie = beperking = restrictie = beknotting trouwmars = bruidsmars = bruiloftsmars = huwelijksmars boekhouding = accountancy = boekhouden = comptabiliteit = boek = boekhoudsysteem doelmond = doelvlak certificaat = belegging = getuige = attestatie = verklaring = geloofsbrief = attest = accreditief = getuigschrift = akte zielenzorg = pastoraat = zielzorg rendez-vous = lot = afspraakje = allocatie = verdeling = perceel = toekenning = toewijzing = toebedeling = afspraak houtzagerij = zagerij gloeiworm = glimworm = vuurvliegje = vuurvlieg plaatsbespreking = reservering = bespreking = boeking ruziën = bekvechten = kiften = twisten = redetwisten = overhoopliggen smeltende sneeuw = ijsregen = ijzel klitband = klittenband = velcro = kleefband pijnigen = martelen = kwellen = teisteren = tormenteren = plagen = folteren = geselen = afknijpen commissaris = gevolmachtigde riksja = fietstaxi = betjah analyseren = speuren = naspeuren = uitspitten = bestuderen = keuren = aftasten = examineren = ontleden = analyse = onderzoeken = vorsen beweren = verklaren = pretenderen = bezweren = stellen = aanvoeren rechtvaardiging = vergoelijking = vrijstelling = zuivering ethiek = moraal = moraaltheologie = zedenleer = moralisme = moraalfilosofie = zedenkunde = moraalwetenschap drafbaan = hippodroom = renbaan = paardenrenbaan uitrustingsstuk = toebehoren = medeplichtige = accessoire verbrandingsoven = vuilverbrandingsoven = verbrandingsinstallatie = lijkoven = vuilverbranding = crematieoven abstineren = onthouden = zich onthouden = laten = inhouden = nalaten = verhinderen afwerking = competentie = vakmanschap = voleinding = afronding = bekroning = vakbekwaamheid = completering = voltooiing initia = voet = grondslag = substantie = grond = fundament = ondergrond = pijler = hoeksteen behoeftigheid = nooddruft = nood = armoede = armoedigheid = armoe = pauperisme = armzaligheid = verarming = kommer lichtbaken = vuurbaken = kustlicht = vuurbaak = vuurtoren kruisribgewelf = ribgewelf dichter = bard = poëet = woordkunstenaar = zanger = verzenlijmer travellerscheque = reischeque = traveller cheque = travellercheque bijproduct = bijprodukt = nevenprodukt = nevenproduct van zijn stuk = epateren meesleuren = sjouwen = torsen = voorttrekken = meeslepen = meezeulen = zeulen = slepen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen = rondsjouwen = trekken bisdom = diocees verkoper = verkoopster = marketeer = handelaar = winkelbediende doorlopen = continueren = lopen = doorgaan = voortduren = duren = aanhouden privilege = voorrecht accumulatie = verzameling = verdichting = cumulatie = arsenaal = concentratie = opeenhoping = ophoping = opbouwpercentage = agglomeratie = collectie = opeenstapeling autobom = bomauto liefhebber = aanbidder = minnaar = beminnaar = hobbyist = amateur = dilettant regenmeter = pluviometer = udometer = ombrometer = hyetometer oxymoron = beeldspraak heel wat = belasting = vermogen wandaad = inbreuk = vergrijp = delict = gruweldaad = overtreding = misdaad = gruwel = wetsovertreding = misstap = misdrijf = gruwelijkheid = wreedheid volstrekte meerderheid = meerderheid = absolute meerderheid = merendeel x-straal = röntgenstraal = röntgenstralen = x-stralen = röntgenstraling autoruit = portierraampje uitstapje = vakantiereis = trip = tochtje = uitje = pleziertocht = plezierreis scheppen = winnen = ontwerpen = verkrijgen = komen = nemen = verwerven = schoppen = produceren = creëren = trappen = maken kraaienpootjes = kraaiepootje = kraaiepootjes = kraaienpootje moederland = patria = geboortegrond = land van herkomst = geboorteland = land van oorsprong = vaderland = thuisland gelagkamer = Cubby betogen = demonstreren = manifesteren ons aardse huis = donder = lichaam = corpus = lijf = bast = body rodium = rhodium wanbedrijf = misdaad = wetsdelict = vergrijp = delict = euveldaad = misdrijf contour = rand = kant archiveren = archief spons = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = sponzen = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = natnek bestuiven = kruisbestuiving melk wikke = hokjespeul revue = onderzoek = vaudeville = inspectie = monstering = variété absolute waarde = modulus technicus = onderhoudstechnicus = techneut = technoloog = ingenieur barnsteen = barnsteengeel = amber = barnsteenkleur tien geboden = Tien geboden = decaloog versnellen = verhaasten = bespoedigen = in vaart brengen Illyria = Illyrië fall-out = neerslag = radioactieve neerslag ambachtslui = stiel = gilde = vaklui = ambacht = stielmannen = toestel = handel toonladder = pallet = ladder = gamma = schaal = scala = toonschaal gibbon = langarmapen = langarmaap jachtluipaard = cheetah betekenisloos = zinloos meubelwas = was = wrijfwas = boenwas doorgangsweg = doorgaande weg = doorgang varkenskot = zwijnenhok = zwijnenstal = varkensstal = varkenshok exactheid = nauwkeurigheid = precisie = nauwgezetheid = accuratesse = zorgvuldigheid = promptheid inrichting = dolhuis = bestel = zothuis = instituut = instelling = stelsel = organisme = systeem = organisatie = gesticht = krankzinnigengesticht = voorzienining = genootschap = gekkenhuis = voorziening = gemak = faciliteit moerasgas = moerasdamp = slikgas = brongas = methaan kokken = coccus bezwering = duiveluitdrijving = oproep = spreuk = exorcisme = uitdrijving = evocatie = duiveluitbanning = geestenbezwering schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer diffuus = doordringen voet = trimester = grondslag = grond = ondergrond = initia = pootje = term = Engelse voet = substantie = voeten = fundament = pijler = versvoet = poot = hoeksteen = blok slaapzaal = villa = studentenhuis Hominidae = hominidae = mensachtigen ossuarium = knekelhuisje = knekelhuis = beenderhuis denker = filosoof = wijsgeer Indo-Europees = Indogermaans = Indo-germaans inscriptie = opschrift stuc = kalk = muurkalk = witsel = pleisterkalk = witkalk = pleistermortel = pleister carbonatie = koolzuur = carboniseren bestrijden = ingaan = aanvallen = tegengaan = redetwisten = contesteren = weerleggen = bevechten = betwisten = aanvechten = tegenhouden course = golfveld = links = golfterrein = golf-course = golfbaan braamstruik = bosbraam = braam = braambes ontkoppelen = loskoppelen zeden = moraal = zede = moralisme = moraliteit loeren = piepen = spieden dwaalleer = onrechtzinnigheid = ketterij = heterodoxie uitsluiten = buiten beschouwing laten = niet meetellen = niet toelaten comprimering = compressie verbeelding = ijdelheid = hovaardij = zelfingenomenheid = eigendunk = hooghartigheid = zinsbegoocheling = arrogantie = hoogmoed = zelfgenoegzaamheid = uitbeelding = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = fantasy = indruk = impressie = illusie mafkees = mafketel = druif = halvezool = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke sim = dobber bromfietshelm = motorhelm = valhelm Zuid-Afrika = Republiek Zuid-Afrika kontkruiper = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd bidkapel = kapel rectrix = directrice beroeren = raken = ontmoeten = toucheren = afspreken = aanraken verraden = verklikken = bedriegen = verklappen = aangeven = verlinken = verlullen = misleiden blues = bleus dartspel = darts = vogelpik rijsmiddel = gistmiddel bismut = astin prikkelen = kriebelen = opwinden = stimuleren = prikken = opgeilen = opvrijen omroepvereniging = omroeporganisatie = omroep = radio-omroep = televisieomroep grijns = glimlach = lach steker = opstrijkmes = pleisterspatel = spatel sierspeld = speld = broche = borstspeld landsvorst = monarch = hoogheid = koning = vorst = landsheer = vorstin = heer = dynast verkenning = exploratie = scouting sjokken = sloffen = sukkelen weerkomen = wederkeren = weerkeren = wederkomen = terugkeren = herhalen deksel = draaitol = tol = bovenkleding = lid verzoeten = veraangenamen trouwen = zich in de echt verbinden = met = in de echt verbinden = huwen = omhelzen = omarmen gray = grijs = grijze FBI = opsporingsdienst = recherche = rijksrecherche lens = ooglens = contactlens = lenzenstelsel = linze = kristallens keelamandel = tonsill protozoön = protozoa Zarathoestra = Zarathustra = Zoroaster instructie = voorschrift = cursus = didactiek = opvoedkunde = les = opvoeding = onderwijs = directief = richtlijn = onderricht computervertaling = machinevertaling Overzicht = overzicht bondsstaat = confederatie = bondgenootschap = statenbond = alliantie = entente = unie = bond cacaoboom = cacaoboon Frederik = Frederick deugd = deugdzaamheid = kuisheid opzuigen = zuigen = aanzuigen dekschild = schildvleugel oog om oog, tand om tand = Kroatië mango = mangoboom hei = heitoestel = heidegrond = heikraan = heide = heideveld malaria = paludisme = polderkoorts = moeraskoorts struweel = haagbos = bosje = kreupelbosje = bosschage = bosage = struikgewas = hakhoutbosje strubbeling = weerstand = tegenwerking = protest = strubbelingen = tegenstand = oppositie = weerwerk verdwaasdheid = bezorgdheid = verbijstering = ontzetting = ontsteltenis bergselder = maggi = bastaardselder = maggiplant = lubbestok = lavas = sermontaine = Franse selder = processieplant = leverstok = manskracht stofbril = schutbril = sneeuwbril = motorbril = veiligheidsbril = uilenbril maag-darmstelsel = digestieve systeem = spijsverteringskanaal = spijsverteringsstelsel gnuiven = kakelen = gniffelen wonen = huizen = verblijven winding = gang = toer = draaibeweging = draai volwassenenonderwijs = andragogiek = volwasseneneducatie = tweedekansonderwijs = andragogie = tweede-kansonderwijs veroordelen = kraken = afbreken = berechten = rechtspreken = afkammen = afzeiken = afkraken = vonnissen = afgeven = neerhalen zwaveldioxide = zwaveldioxyde = zwaveldamp sympathiseren = herkennen ongerieflijkheid = ongerief = ongeriefelijkheid = ongemak non plus ultra = vierde petit achterhouden = reserveren kaardebol = kaarde = distel administrator = beheerder = administrateur zwendelen = oplichten wielrijder = fietser = wielrenner = peddelaar puist = pukkel = ettergezwel = etterbuil = etterblaasje = zweer = puistje = abces aanbidden = adoreren = vereren compenseren = goedmaken = vergoeden = indemniseren = schadeloosstellen lavasteen = oergesteente = stollingsgesteente triumviraat = driemanschap schranken = uitzakken = verzakken weide = wei = weidegrond = weiland = graasweide oorsuizen = tinnitus staal = sample = monster = proefstuk = proef schavotpaal = folterpaal = geselpaal = martelpaal Druïde = druïde penningmeester = schatbewaarder = thesaurier = schatmeester = quaestor = quaestrix schapeleer = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck klompehout = populierenhout = klompenhout = populierehout gondellift = gondola melanoom = pigmentkanker ijzerwaren = hardware hoortoestel = gehoorprothese = gehoorapparaat = hoorapparaat dading = vergelijk = schikking = compromis kostwinner = alleenverdiener = broodwinner = verdiener aanvang = inval = wordingsproces = startlijn = geboorte = genese = beginperiode = sprong = intrede = show Time = start = begin = schrikken = ontstaan = wording = opmaat = saltatie = opschrikken taxvrije zone = vrijhaven profaneren = schenden = desacraliseren = ontheiligen = ontwijden gletsjerspleet = spleet monteren = assembleren = construeren = in elkaar zetten = samenkomen = samenstellen = opbouwen = componeren gelijkenis = vergelijking = parabel = fabel = apoloog beoordelingsfout = misvatting = malentendu = misverstand koopvaardij = koopvaart = handelsvloot = koopvaardijvloot waarachtigheid = ernst = openheid = oprechtheid = openhartigheid = waarheidsgetrouwheid = eerlijkheid = rechtschapenheid = braafheid Makelaar = makelaar gelding = overtuigingskracht = overredingskracht = validiteit = geldigheid meting = afmeting = opmeting = toezicht houden = monitoring = volgen = controleren = maat kurketrekker = kurkentrekker = trekker echt = huwelijksband = echtvereniging = huwelijk = matrimonium = echtverbintenis boerenhofstee = boerenhofstede = hofstee = hoeve = boerenbedrijf = landbouwbedrijf = hofstede = boerderij bouwer = projectontwikkelaar = aannemer = constructeur pourparlers = onderhandeling = bespreking = dialoog = ontmoeting = palaver belastingplichtige = belastingbetaler doorn = stekel = rug = ruggengraat = aartjes = dorentje = prikkel adherent = aanhanger = leerling = volgeling = adept opbouw = bouw = samenstelling = structuur ven = moerasland = laagveen = laagveengebied = moerasgrond = moeras de bal in de 'scrimmage' plaatsen = oefenwedstrijd harmonikadeur = harmonicadeur = vouwdeur werkbij = werkster microfysica = deeltjesfysica produktievermindering = productievermindering = afremmen adviseren = raden = pleiten = informeren = coachen = aanraden = aanbevelen = advies geven = begeleiden = raadgeven hoorbaarheid = verstaanbaarheid ratelpopulier = klaterpeppel = trilpopulier = ratelabeel = esp = ratelaar stofstorm = zandstorm = sirocco nakijken = controleren = nazien = checken = nagaan = nalopen = natrekken omschrijven = afperken = translitereren = afbakenen = bebakenen = afgrenzen = beschrijven = herschrijven = vermelden = afpalen = demarqueren = traceren = bepalen = definiëren = melden = gewagen = rapporteren losgeld betalen = vrijkopen = losgeld Wrocław = Breslau gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur achterblijver = afwijkeling verblinden = verdoven verbranding = afvalverbrandingsinstallatie = stofwisseling = ontbranding = vuilverbranding = metabolisme = commotie = brand politicus = politieker = staatsman onwilligheid = weerzin = onwil = afkeer = aversie = balorigheid = tegenzin worden = donkerder = eclipseren = belopen = komen = wezen = kosten = zijn = bestaan = donker maken = donker worden = ontstaan = verduisteren = maken = donker = plaatsvinden = bedragen stijfvloeken = uitveteren = uitkafferen = uitfoeteren = uitketteren = uitschelden = uitjouwen gereedmaken = klaarmaken = opmaken = aangorden marterbont = marter = sabel schoonmoeder = ik ben bang van niet ergerlijk = vervelend = hinderlijk alexie = dyslexie = woordblindheid = leesblindheid preut = preuts = puritein klingel = zoemer = huisbel = deurbel = bel = ding-dong rugschelp = schaal = omhulsel = ruggordel = rugschild magazijnvoorraad = magazijngoederen buskruit = pulver = kruit draaitafel = platenspeler = pick-up = grammofoon aanhangen = in acht nemen = zich houden aan = trouw blijven aan krachtdaad = krachttoer = tour de force strategie = plan = beleid = politiek = schema = aanpak = wiskunde rekentuig = rekenautomaat = rekenmachine = zakrekenmachine noga = nougat herroepen = terugdraaien = ontkennen = annuleren = afzweren = afschaffen = intrekken = verzaken aan een eed = terugtrekken = verzaken = achteruitzetten carré = vierkant spectroscopie = spectrometrie insluiten = omringen = omvatten = omleggen = omcirkelen = behelzen = herbergen = omgeven = beslaan = omsluiten = omsingelen = omtrekken = includeren parasol = paraplu = plu = koepel = koepelorganisatie aftrekken = masturberen = rukken = aftrekking = bevredigen koala = koalabeer = koalabeertje verluchting = ventilatie vaandelvlucht = afvalligheid = ontrouw = desertie hertsleer = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = suède = daim = bukskin = nubuck spaarcenten = spaargeld = spaarpot = potje = appeltje voor de dorst hyperaldosteronisme = aldosteronisme kolenschep = kolenschop harlekijn = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant kaarsensnuiter = kaarsesnuiter = snuiter droomgezicht = visioen onderscheiding = versierselen = gedenkpenning = medaille = distinctie = discriminatie = eremetaal = insigne = ereteken = erepenning = distinctief = plak carte blanche = blancovolmacht formaldehyde = spaanplaatgas Glen = dal postuleren = voor lief nemen = ervan uitgaan = assumeren = veronderstellen = presumeren = supponeren = stellen = onderstellen = aannemen metallurg = metaalkundige woongebied = territorium = woonerf = woonwijk = biotoop = habitat = leefgebied = standplaats achteraanrennen = nahollen = narennen = naijlen thuisbasis = basis recrement = uitwerpselen = excreten krul = helix = boekrol = schroef = schroeflijn = haarkrul = spiraallijn = spiraal vertoeven = uithangen = verkeren = zitten = wezen = verwijlen = bevinden = zijn = pozen = ophouden = toeven mirakel = wonder arrogantie = ijdelheid = verwaandheid = hovaardij = zelfingenomenheid = eigendunk = hooghartigheid = pretentie = hoogmoed = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = verbeelding grasmaand = april Rome is niet op één dag gebouwd = doel = taak = werklast doormaken = getroosten = kampen = incasseren = gedogen = doorstaan = dragen = harden = velen = verduren = dulden = verdragen fungeren = figureren = functioneren = dienen acoliet = discipel = apostel = aanhanger = volger = volgeling = adept stenogram = steno verlijden = passeren = wetten maken schoolkennis = klasgenoot = belezenheid = eruditie = jaargenoot = geleerdheid = schoolkameraad = kennis wieg = komaf = kraamkamer = origine = haard = afkomst = kinderbed = bakermat = oorsprong = herkomst herpes febrilis = herpes labialis = koortsuitslag = herpes simplex vissnoer = snoer = hengelsnoer = vislijn hekelrijm = puntdicht = epigram pekbroek = jantje = dekzwabber = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeeman = zeevaarder = janmaat = maat = matroos barnsteengeel = amber = barnsteen = barnsteenkleur nazetten = nazitten = achternazetten = achternazitten éénhonderd = honderd lustgevoel = wellust = lust = begeerte zichtbaar maken = uitstallen = exhiberen = aantonen = demonstreren = etaleren polymorfisme = polymorfie toxiciteit = giftigheid = schadelijkheid academie = college = genootschap = universiteit = maatschappij geestenbezwering = duiveluitdrijving = exorcisme = uitdrijving = bezwering = duiveluitbanning volgend = daaropvolgend koeienstal = koestal = stal = veestal roeiriem = riem = roeispaan thee-ei = theeëi internationaal recht = volkenrecht surveilleren = waken = controleren dienstlift = goederenlift = takel omnivoor = alleseter salariëren = bezoldigen retina = netvlies kenteken = kenmerk = feature straatgoot = goot = dakgoot luchtdrukhamer = drilboor = luchthamer manifesteren = openbaren = uiten = demonstreren = betogen oorkussen = peluw = kussen = hoofdkussen inzakking = ineenstorting = zenuwinstorting = inzinking = dip zijbeuk = vleugel gelatine = gel voorstaan = verdedigen vierkant = carré kurk = stopsel = stop loswerken = ontwarren = bevrijden eikenboom = eikeboom = eik bong = waterpijp opklaring = opheldering = verduidelijking luieren = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen betoelaging = overheidssubsidie = subsidie = rijkssubsidie = staatssteun = rijksbijdrage = overheidssteun constantheid = beslistheid = vastberadenheid = standvastigheid = bestendigheid = volharding = vasthoudendheid conformiteit = eendracht = gelijkvormigheid = uniformiteit = eensgezindheid = akkoord = eenstemmigheid = harmonie = overeenstemming = concordantie = goedkeuring = overeenkomst uitdijing = uitstraling = uitzetting = ontwikkeling = verruiming = extensie = proliferatie = uitbreiding = vergroting = groei = expansie = toename bewenen = beklagen = bejammeren = treuren = spijten = lamenteren = jammer vinden = betreuren = berouw hebben = treuren om park = gewoon = parklandschap = normaal = reservaat = erf = werf Januskop = valsaard = jezuïet = huichelaar = valserik = veinzer = smoelentrekker = januskop = veinzaard = draaikont = farizeeër = schijnheilige = hypocriet riool = rioolbuis pikhouweel = houweel meubilair = meubelstuk = meubilering = huisraad = boedel = inboedel = inventaris = meubel opendoen = openzetten = openen = ontgrendelen = openmaken = ontsluiten container = laadbak = houder = laadkist werkster = werkbij = hulp in de huishouding = schoonmaakster = poetsvrouw inkepen = insnijden harsgom = gom = gomhars leeslijst = literatuuropgave = bibliografie = boekenlijst = literatuuroverzicht = literatuurlijst = lectuurlijst letterzetter = machinezetter = zetter = typograaf mistachterlicht = mistlicht = mistlamp arbitreren = scheidsrechter = beoordelen = jureren = scheidsrechteren = oordelen = fluiten hersenbreker = woordraadsel = raadselachtige zaak = enigma = raadsel snoeimaand = februari = schrikkelmaand = sprokkelmaand zich terugtrekken = vertrekken = drossen = zijn biezen pakken = wegrennen = zich stilletjes uit de voeten maken = optrekken waarschijnlijkheid = schijnwaarheid = kans Emmental = emmentaler beletselteken = doorlooppuntjes = ellips hoela-hoela = hoela diabetes = suiker = suikerziekte geflirt = tijdverlies = flirt = flirtation = verspilling mortaliteitscoëfficiënt = mortaliteit = sterftecijfer = sterfte eb = laagtij = laagwater = ebtij achterdochtig = wantrouwend bulken = barsten juli = hooimaand necessiteit = urgentie = nood = onvermijdelijkheid = noodzakelijkheid = noodzaak taveerne = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = bierhuis = schenklokaal = drankhol = pub = kroeg = orde van advocaten = café = dranklokaal = ban invriezen = bevriezen = vriezen = diepvriezen = verstijven cilinder = rol = bus smaden = vals beschuldigen = zwartmaken = belasteren = kwaadspreken = lasteren = bezwadderen = affronteren = insulteren = beledigen = kleineren = schandaliseren = froisseren = roddelen = denigreren = bekladden lijnrechter = grensrechter = linesman geestvervoering = zinsvervoering = opgetogenheid = vervoering = euforie = exaltatie = extase = verrukking = hallelujastemming = trance prelude = introductie = intro = entree = voorspel = preludium = preambule horigheid = leenverhouding = afhankelijkheid = lijfeigenschap verwarring = fout = feil = lapsus = ontsteltenis = opwinding = abuis = consternatie = commotie = ongerustheid = vergissing = desoriëntatie = alarmstemming = afdwaling = verbijstering = confusie = opschudding = beroering = ontzetting = onjuistheid honen = bespotten = verguizen = beschimpen = ridiculiseren luchttunnel = windtunnel omslaan = kapseizen = verstuiken = wentelen = kantelen = verrekken = omverwerpen = zwikken = kenteren = verzwikken uitvaardigen = Democratische Volksrepubliek Korea bewonderaar = vereerder = aanbidder in moeilijkheden brengen = beschamen = verlegen maken = in verlegenheid brengen ontuchtige = overspelige man = overspelige = echtbreker verbanning = uitwijzing = wegjaging = verwijdering = ballingschap = uitzetting = deportatie = banneling = uitdrijving = verdrijving eetgerei = tafelgerei opstel = studie = essay Kelt = vuistbijl doodskist = grafkist = kist = lijkkist zadelkleed = het in klemmen vangen = sjabrak = zadeldek heft = steel = gevest saxofoon = sax economisch systeem = economie onderonsje = apartje = tête-à-tête stempelgeld = vervangingsinkomen = dop = uitkering = steun anticycloon = hogedrukgebied lijdensweek = paasweek = passieweek = Goede Week = paastijd verkondiging = onthulling = openbaring = openbaarmaking = bekendmaking = revelatie vrijstelling = vrijdom = dispensatie = vrijheid = rechtvaardiging = ontheffing = zuivering = decharge = ontslag = relevatie practical-joker = schavuit = practical joker = Tricker krans = wrong = bloemkrans = kroon = grafkrans = bloemenkrans = diadeem = rouwkrans intakegesprek = inname roofdier = predator podoloog = pedicure = chiropodist affiniteit = bevalligheid = aantrekkingskracht = aanlokkelijkheid = zuigkracht = attractie = verwantschap = begeerlijkheid = sex-appeal = binding = welgezindheid = overeenkomst = aantrekkelijkheid = bekoorlijkheid belofte = toezegging = promesse afstandsbediening = onwaarschijnlijk = afgelegen = afstandsbesturing vrachtwagen = camion = truck = transportwagen = vrachtauto spuwbakje = kwispedoor = spuugbak boter = roomboter = natuurboter = margarine schedel = doodshoofd = dodenkop = hersenpan = doodskop = neurocranium taboesfeer = taboe geschiedkundige = geschiedschrijver = historiograaf = historicus rover = picaro = schurk = struikrover = bandiet = gauwdief sluitspeld = toespeld = veiligheidsspeld hostiekelk = ciborie christenheid = Christenheid mestgier = hoop = aal = drol = aalt = bout = dreutel = gier = hoopje = druk erepodium = kansel = platform = schavot = spreekgestoelte = ereschavot = estrade = preekstoel hoogland = hoogvlakte = plateau vestiging = installatie = bestel = depotwinkel = verkooppunt = kolonie = kern = bijhuis = organisatie = filiaal = nederzetting = bevestiging uitvouwen = openvouwen = ontvouwen generatie = geslacht = mensenleeftijd pul = bloemenvaas = vaas binnenhalen = downloaden = binnenladen = binnenbrengen varkenshaas = varkensfilet wielblok = wig = opsluiting grenzen = aanliggen = aangrenzen jammerklacht = verzuchting = gejammer = geweeklaag = weeklagen = weeklacht = gekerm hobbycomputer = homecomputer = micro = huiscomputer = personal computer = pc = microcomputer troepen = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep bikker = hoerenbaas = pooier = souteneur sloop = afbraak Wereldgezondheidsorganisatie = WGO mathematica = rekenvaardigheid = wiskunde = mathesis beter worden = beter maken = corrigeren = wijzigen = amenderen = beteren = op een hoger plan brengen = emenderen = verbeteren = aanpassen berenmuts = beremuts = huzarenmuts = kolbak module = modulus opperbevel = oppercommando houtkrul = houtkrullen = schaafkrullen = houtwol = pakstro teugel = hoofdstel = breidel = leiriem = leidsel = toom = lei krill = kril parasiet = uitvreter = bietser = parasietplant = epifyt = gastplant = klaploper = woekerplant preferentie = voorkeur = zwak = neiging = voorliefde lettersoort = lettertype = schrift = font = type modulus = absolute waarde = module vallende ziekte = epilepsie neerzakken = neerploffen = neervallen = neerzinken beangstigen = bang geïnverteerde = homoseksueel = sodemieter = sodemiet = flikker = gay = mietje = homoseksuele = poot = reetkever = homo = nicht = homofiel = holtor = bruinwerker meemaken = doorleven = beleven croquet = kroket ruggengraat = perseveratie = vastberadenheid = ruggestreng = ruggegraat = doortastenheid = persistentie = volhardingsvermogen = stekel = rug = lef = doorn = karakter = tenaciteit = wervelkolom marine = zeegezicht = zeemacht = waterzicht wielerbaan = velodroom Slaaf = Slavische alge = alg = zeewier = wier = algen = wieren Verlegenheid = schroom = terughoudendheid afvaardiging = gezantschap = deputatie = missie = vertegenwoordiging = legatie = delegatie = zending boodschappenjongen = loopjongen = wijkbezorger = krullenjongen geitenbok = bok = geitebok blancheren = verbleken = witten ionosfeer = thermosfeer ossestaartsoep = ossenstaartsoep substitutie = vervanging = uitwisseling = beurs beschamen = in moeilijkheden brengen = flippen = verlegen maken = afknappen = teleurstellen = in verlegenheid brengen padvinder = scout = verkenner Frans-Vlaanderen = Vlaanderen = Vlaanders = Vlaamse gemeenschap tombak = roodkoper = goudverf handhaving = conservering = verduurzaming = consolidatie = onderhoud = gebruik = toepassing = behoud = instandhouding kolenlaag = kolenader ooghaar = wimper = pinkhaar = oogwimper zomergoed = zomerkleding = zomerkleren schoolvriend = schoolkameraad = schoolmakker mossel = kut = muis = vagina = pruim = doos = schaamspleet = trut = schede = poes = vulva = spleet dubbeltje = duppie = hondje = witje driehoek = Driehoek homologatie = bekrachtiging = bezegeling = confirmatie = bevestiging = ratificatie psych = zielknijper = zielenknijper = psychiater tripmiddel = hallucinogenen = psychedelicum = hallucinogeen operatiekamer = heelkunde = operatie = spreekkamer = chirurgie kade = wal = kaai = werf = pier ontmaskeren = demaskeren = doorprikken chef = stamhoofd = ouwe = bestuurder = hoofd = directeur = leider = dorpshoofd = chief = rector = opperhoofd klapbrug = ophaalbrug = klepbrug = hefbrug = wipbrug = basculebrug = valbrug = hameibrug tentoonstellingsterrein = paviljoen welgezindheid = affiniteit = binding monocratie = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = dictatuur = tirannie = autocratie waf = breedtedraad = inslag = woef drup = drop = druppel = parel kina = kinaboom veiligheidspal = veiligheid vrijheer = baronesse = barones = baron crapaud = stoel sigarenschaartje = sigareschaartje = sigarenknipper = sigareknipper zich in de echt verbinden = in de echt verbinden = huwen = trouwen aaneenrijging = aaneenschakeling = keten = opeenvolging ziekenverpleging = verpleging dwerg = dwerg- = aardmannetje = kabouter = mini- = pygmee = lilliputter = gnoom Republiek Peru = Peru aanvulling = complement = addendum = toevoegsel = appendix = suppletie = bijvoegsel = supplement = aanhangsel = addenda = onderschikkend voegwoord = complementeren tarievenoorlog = prijzenoorlog = prijzenslag vertolken = weggeven = uitvoeren = spelen = verbaliseren = vervatten = formuleren = uitspreken = verwoorden zilverpapier = bladtin = aluminium folie = tinfoelie = stanniool = foelie = tinfolie = staniol = folie noorderling = noordeling klinkerrijm = assonantie = halfrijm navigeren = laveren = varen = transigeren = schipperen kalk = stuc = muurkalk = calciumoxide = witsel = calciumoxyde = pleisterkalk = witkalk = pleistermortel = pleister doolhof = labyrint = wirwar = warwinkel = dwaaltuin = warnet = gangenstelsel = kluwen ravengekras = ravegekras percussionist = slagwerker staalnijverheid = staalindustrie bewaker = voogd = verdediger = gevangenbewaarder = beschermheer = wachter = bewaarder = voogdes = beschermer = behoeder = lijfwacht = opzichter katern = boek aardbeving = aardschok = aardbeweging rustpauze = pauze = break = onderbreking Tsjechoslowakije = Tsjecho-Slowakije drugsgebruiker = druggebruiker absolute meerderheid = meerderheid = volstrekte meerderheid = merendeel pedaal = trapper = voetpedaal platgooien = afsluiten = platliggen = stilliggen = uitzetten = platleggen = lamleggen = stilleggen dissertatie = proefschrift = thesis = doctoraalscriptie integriteit = eerlijkheid = rechtschapenheid haring = piketpaal = tentharing koebel = tour = toer = koeienbel smid = hoefsmid = metaalbewerker gedweeheid = dociliteit = volgzaamheid = toegeeflijkheid = gehoorzaamheid = meegaandheid = gewilligheid vrijpleiten = zuiveren = vrijspreken = ontheffen toemaatje = extraatje = toegift = gratificatie = dessert = nagerecht = toetje = douceurtje = bonus = toespijs toenemend = crescendo = aanzwellend sociaaldemocratie = sociaal-democratie regentijd = regenseizoen stamplant = moederplant = ouder oorsprong = komaf = kraamkamer = wieg = oerbron = origine = haard = afkomst = wortel = begin = bakermat = bron = kiem = herkomst airport = vliegveld = aërodroom = luchthaven wereldbeker = wereldkampioenschap uitvlokken = coaguleren = klonteren eeuwige = hel = verdoemenis = verderf taaleigen = taal = idioom gemiauw = gemauw weersverwachting = weersvoorspelling = weer epiloog = addendum = naschrift = bijlage = nawoord = narede = bijvoegsel = slotrede = slotwoord = nabericht tegenhanger = complement = counterpart = duplikaat = pendant demonteren = ontmantelen soft-ijs = softijs quisling = collabo = collaborateur = landverrader geestdriftig = enthousiasme = enthousiast = geestdrift kweekvijver = broederij tor = kever zieltogen = wegteren = verkommeren = verkwijnen = verpieteren = wegkwijnen echtheid = authenticiteit = precisie = preciesheid = correctheid = nauwkeurigheid = waarheid = accuratesse = originaliteit hommage = eerbetoon = manschap = huldiging = huldebetoon = hulde = leenhulde = eer eenentwintigen = black jack = blackjack ezelsbruggetje = geheugensteuntje = ezelsbrug = reminder = mnemotechniek levenspeil = welvaartspeil = levensstandaard badkuip = tobbe = teil = wasgelegenheid = bad = wastobbe = wasteil = badkamer cardanoverbrenging = cardankoppeling exegese = tekstverklaring = bijbelverklaring = uitlegging kenspreuk = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk brassen = te veel eten = overeten = schrokken = schransen = toegeeflijk grondlegger = grondvester = oprichter = vader = stichter tovenaar = verukken = heks = furie = heksenmeester = magiër = duivelskunstenaar = charmeren = oud wijf = lelijk wijf = kol = besje = helleveeg = tovenares = taart zweetdruppel = zweetpareltje publiek = gehoor = lezerspubliek = openbaarheid maalsteen = molensteen fund = beleggingsfonds = beleggingsmaatschappij = investment-trust lofzang = laudatio = tussenzang = ode = lofprijzing = laudatie = éloge = panegyriek = kerkgezang = kerkzang = hymne = loflied = gezang = lofrede = lofspraak = lofdicht = cantus herkenningswoord = sjibbolet = wachtwoord = schibbolet sprei = bedsprei = beddensprei = beddesprei punttoren = torenspits = spits = kerktoren = toppunt = top keren = draaien = zich omkleden = kanten = verweren = vechten = roeren = teruggaan = veranderen = retourneren = verzetten = weeromkomen = terugkeren = weren = wenden = terugkomen = kenteren = afslaan rooktopaas = Cairngorm = rookkwarts ontwikkeling = gebeurde = uitbreiding = verruiming = proliferatie = vergroting = expansie = ontwikkelingsfysiologie = ontogenie = uitstraling = gebeurtenis = uitzetting = uitdijing = extensie = ontogenese = geschiedenis = groei = wasdom = rijping = toename maffia = mafia columbarium = nestkastje = vogelhuisje = vogelkastje ledigen = uithalen = legen = leegmaken klaproos = papaver dorpshoofd = stamhoofd = leider = chef = hoofd = chief = opperhoofd advocatuur = voorspraak maas = steek = gaas afstoffen = stof = stoffen = gruis stuur = stuurwiel = rad = wiel vergokken = verbeuren = wagen = riskeren = opgeven = inboeten = verspelen = risico nemen standplaats = territorium = biotoop = stek = habitat = stekkie = plaats = plek = leefgebied = woongebied ganglion = zenuwknoop blinden = jaloezie gouw = landstreek = streek = land = gewest = regio = graafschap weerkunde = meteorologie schijnsel = schijn = flonkering = schittering = glinstering = fonkeling = gloed lossnijden = scheiding = los kristalliseren = uitkristalliseren keurvorstendom = kiezersvolk cardiograaf = elektrocardiogram meiske = meid = griet = meisje natuurbeschermer = ecoloog = milieuactivist = milieudeskundige = milieubeschermer pedagoog = onderwijzer = opvoedkundige = onderwijsdeskundige = opvoeder kwel = lekkage = kwelwater cunnilingus = beffen nieuwsgierigheid = curiositeit doorlaatbaarheid = doorlatendheid = doorstroombaarheid = doorstroming = doordringbaarheid bleekmiddel = witmaker verjaarscadeau = verjaardagscadeau = verjaarsgeschenk tamboer = trommelslager = drumspeler = drummer = slagwerker = trommelaar bruiloftsmaal = receptie = trouwreceptie hunkeren = reikhalzen = dorsten = snakken = verlangen = hongeren = smachten = haken = zuchten = begeren drankje = zuipen = drank = drinken escalatie = stijging = uitbreiding = verheviging airco = airconditioning = air-conditioning = klimaatregelaar = klimaatregeling = luchtverversing = klimaatbeheersing = airconditioner vuurbaak = vuurbaken = kustlicht = vuurtoren = lichtbaken ksi = xi divalent = tweewaardig civisme = nationaliteitsgevoel = vaderlandsliefde = burgerzin = chauvinisme = nationalisme = patriottisme compartimenteren = hokjes slangdraak = basilisk bosgebied = bosgrond klaarmaken = brouwen = gereedmaken = opmaken = aangorden = bereiden = voorbereiden = toebereiden = prepareren = opzetten = koken = bevredigen wrok = rancune = misnoegen = ressentiment = afgunst = tegenzin = haatdragendheid = afkeer = haat = vijandschap = verbittering = haatgevoel = haatgevoelens = hekel ampèremeter = stroommeter kinderverzorging = kinderbescherming = kinderopvang bouillon = vleesextract Seoel = Seoul = seoel viool = vedel = fiedel verlegen maken = beschamen = in moeilijkheden brengen = in verlegenheid brengen mislukking = sof = wanprestatie = deconfiture = echec = zeper = fiasco = flop overkleed = bovenkleding treurzang = klaagzang = lamento = treurdicht = lijkzang = dodenmis = klaagdicht = jammerzang = treurlied = elegie = klaaglied = requiem pluritonaliteit = polytonaliteit hydrocultuur = watercultuur = aquacultuur teksthaak = bijbelhaak = rechte haak = haak = haakje = blokhaak meeroever = Lakeside = oever afsloven = afpeigeren = afbeulen standhouder = exposant = bioscoopexploitant pijpbeurt = propellervliegtuig zemelen = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zeveren = mekken incus = aambeeldsbeentje = aambeeld vergrendelen = afgrendelen meewarigheid = deernis = mededogen = meelij = compassie = barmhartigheid = medegevoel = meedogendheid = medelijden desintegreren = ontbinden geronk = gesnork = snurken = gesnurk inluiden = annonceren = inleiden = aankondigen burka = boerka = burqa instemmen = ondersteunen = toegeven = onderschrijven = aansluiten = bewilligen = goedkeuren = toestemmen = aanvaarden = inwilligen = accepteren = concorderen = het eens zijn = accorderen = goedvinden = bijvallen = berusten = schragen = overeenstemmen matigen = tevreden stellen = kalmeren = bedaren = afremmen = modereren = verzoenen = sussen = remmen proloog = voorrede = voorspel = voorbericht = voorwoord putdeksel = keldergat = riooldeksel = mangat bacteriecultuur = bacteriekweek = kweek = cultuur trekpleister = attractie = bezienswaardigheid = trekker Tsjechoslovaak = Tsjechoslowaak = Tsjech verantwoordelijkheidsbesef = verantwoordelijkheidsgevoel stadsmuur = stadswal nasmaak = smaak = smaakstof = bijsmaak = smaakje vertrouwelijk omgaan = borrelen = drinken middagmaal = lunch = noenmaal = twaalfuurtje = (licht) middagmaal = middageten hoogtemeter = altimeter = hypsometer veder = veer = pluimage = gevederte = verenkleed = stoffer = pluim = plumeau aaneenschakelen = aaneenrijgen blazoen = wapen experimenteren = proefneming = toets = toetssteen = proef = onderzoeking = test = experiment meg = megabyte hameren = timmeren = rammen = rammeien = beuken = hengsten = bonzen heldenmoed = onverschrokkenheid = krijgshaftigheid = leeuwenmoed = heroïek = kloekmoedigheid = heldhaftigheid = manhaftigheid = manmoedigheid = dapperheid doodsstrijd = ondragelijke pijn = tortuur = kwelling = torment klep = sifon = ventiel = ventielklep = vizier vederbos = panache = pluimbos = pluim = vederdos slee = arrenslee = ar = arrenslede = braadslede = slede Athene = Pallas Athene stroopbal = toffee componist = toondichter = toonzetter souples = wendbaarheid = lenigheid = behendigheid = soepelheid zijdevlinder = moerbeivlinder verbruik = consumptie toiletpot = wc = WC = kakdoos = poepdoos = closet = doos = wc-pot = plee = privaat = herentoilet = schijthuis = retirade = closetpot = gemak = bestekamer = toilet uitpuilen = specialiteit = ding onbesuisdheid = stoutheid = gotspe = vrijpostigheid = vermetelheid = driestheid = brutaliteit trassant = trekker belegering = beleg = insluiting = omsingeling kazerne = barakken = barrak USMC = marinier broederschap = saamhorigheid = broederlijkheid = gemeenschap = confrérie = confrèrie = verbondenheid acteren = toneelspelen = spelen werkzaamheden = activiteit = bezigheid = werkzaamheid klaarheid = verstaanbaarheid = duidelijkheid = begrijpelijkheid = helderheid dief = dievegge factor = factoor = multiplicator = agent = multiplier = handelsagent = vertegenwoordiger = vermenigvuldigingsfactor = handelsreiziger = vermenigvuldiger strijdgewoel = schermutseling = wapengeweld = krijgsgewoel winstpercentage = winstmarge kunstwol = scheurwol Australisch = Australiër reisstekker = adapter = verloopstekker = wereldstekker relevatie = vrijdom = dispensatie = vrijheid = ontheffing = decharge = vrijstelling = ontslag rafelen = pluizen = ontrafelen = uitrafelen = ontwarren vindingskracht = scheppingskracht = vindingrijkheid = creativiteit = inventiviteit nul = niemand = iets = niks = schertsfiguur = niets betekenaar = vorm = woordvorm nalever = observator = waarnemer = observant thymus = zwezerik oger = boeman aan de deur verkopen = uitventen = dealen = venten = leuren = colporteren zaadje = zaad valg = braakland = valgeland = dries stimulans = opwekking = aanmoediging = prikkel haalde door = haalden door = uitwissen = treffen na-aper = nabootser = imitator = namaker oefenwedstrijd = de bal in de 'scrimmage' plaatsen opsteller = tekenaar machinery = machinerie flap = appelflap = bankbiljet = bankje = veldfles = briefje = flapje = prent = brief = boekomslag = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier = banknoot filosofie = redenatie = leerstelling = levensbeschouwing = leer = leerstuk = gedachtegang = geloofsartikel = dogma = redenering = levensfilosofie = wereldbeschouwing = belijdenis = prolepse = wijsbegeerte = levensvisie = isme = doctrine palliatief = lenitief = pijnstiller = analgeticum ontsmetting = asepsie = desinfectie = aseptie = het ontsmetten = asepsis Thor = Donar overdragen = afleveren = leveren = overhandigen = deponeren = legateren = bezorgen = nalaten etagewoning = wooneenheid = etage = appartement = flat = flatje = leefeenheid omhoogklimmen = beklauteren = klimmen = beklimmen = bestijgen = opstijgen zend-ontvangapparaat = radiotelefoon = mobilofoon Salmonellae = salmonella slachtoffer = gelaedeerde = oorlogsslachtoffer = bedrogene = gewonde = offerdier wegkwijning = vuil = verspilling = verkwisting = verspillen = rommel = verval = afval vastklinken = samenklinken ondulatietheorie = ondulatie-theorie = golftheorie fraude = oplichterij = geknoei = gesjoemel = gerommel = knoeierij = hoax huisarts = huisdokter = omnipracticus ingetogenheid = bescheidenheid vangrail = geleidingshek = schamprail besparing = spaardeposito = renegaat = spaargeld meesterstuk = hoofdwerk = gildeproef = proefstuk = meesterwerk = chef-d'oeuvre Oranje Vrijstaat = vrijstaat autoriseren = vergunnen = volmachtigen = machtigen = committeren = mandateren pateen = glans = patina = kopergroen donderpreek = preek = breedsprakerig verhaal eenzame = kluizenaar = solitair = eenzaat computerisering = computerisatie = informatisering scarlatina = scharlakenkoorts = roodvonk = vlekkoorts jaarrente = annuïteit = lijfrente = jaargeld analecta = bloemlezing = analecten = chrestomathie gashaard = gaskachel kreun = gekreun openmaken = openzetten = openen = opendoen = ontgrendelen = ontsluiten bestendigheid = constantheid = beslistheid = volhardendheid = vastberadenheid = duurzaamheid = volharding = vasthoudendheid = standvastigheid = stabiliteit levensgenieter = zonneklopper = luchthart-treurniet = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist komeet = staartster bergspits = bergpiek = bergtop = piek schrijver op dictaat = kopïist = snelschrijver = stenograaf slaafs volgeling = hielenlikker = ondergeschikte = gunsteling stuurinrichting = besturing verzekeren = overtuigen = assureren = persuaderen = indekken bolle = bollie = pafzak = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vetzak = vleesklomp = fats sportbroek = turnbroekje voorwerp = object = lijdend voorwerp = ding plunderaar = vrijbuiter = gewelddadige plunderaar = boekanier ik ben hetero = besturingssysteem = o.s. = operating system tweelings- = tweeling balpen = kogelpen = ballpoint smaakzin = het proeven = smaak ballerina = balletdanseres bitterkers = tuinkers viltstift = viltpen = stift = kleurstift elektroconvulsietherapie = electroshock valwind = luchtzak wijze = trant = gedrag = mode = modus = manier = aanpak = stijl = wijs abdij = communiteit = convent = communauteit = kloostergemeenschap = monnikenklooster = klooster Octant = Octans = octant bleekneus = bleekgezicht = bleekscheet = bleekschijter Europese Gemeenschappen = Europese Unie = EU = EEG instituut = inrichting = genootschap = instelling sulfonamiden = sulfa = sulfonamide = sulfamide monoxyde = monoxide woordschikking = woordvolgorde zwaluwstaart = jacquet talisman = mascotte = fylacterion = amulet portfolio = portefeuille verslonzen = verzuimen = verwaarlozen = versloffen straatkind = straatjongen = schoffie kaatsen = ketsen = stuiten = stuiteren straatkei = kinderhoofdje = kassei = kinderkopje genereusheid = gulheid = vrijgevigheid metonymie = metonymia = naamwisseling rhodium = rodium kleinigheid = bijzonderheid = fooi = persoonsgegevens = bagatel = particulariteit = epsilon = schijntje = habbekrats = hongerloontje = hongerloon = detail = ins en outs bajesklant = convict onderdane = proefkonijn = onderdaan = cavia bouwtekening = schema = bouwplan = plan = bestek staatsblad = nieuwsblad = dagblad = krant = gazet = courant dictum = pronkkamer = uitspraak lijk = aas = kreng = lichaam = kadaver = stoffelijk overschot verrijzenis = herrijzenis = opstanding = wederopstanding straatbeeld = vergezicht = uitzicht = vooruitzicht zout = keukenzout = tafelzout = metaalzout = chloornatrium = zouten rededeel = woordsoort zwemster = watersporter veergeld = passagier = veerloon = vervoersprijs halfrond = hemisfeer gomelastiek = gummi = caoutchouc = rubber Gaea = Gaia slaatje = sla = salade = slaschotel kersttijd = Joelfeest = Kerstmis galbak = nijdas = zuurpruim = kribbenbijter = azijnpisser = nurks = kribbebijter = kniezer = sacherijn = chagrijn = netenkop kruispunt = wegkruising = cartesisch product = aansluiting = kruising = snijding = zijweg = doorsnijding = knooppunt = kruisproduct raad van bestuur = hoofdbestuur = directorium = bestuurscollege = opperbestuur = directoraat = directie = bestuurslichaam = bedrijfsleiding moddermolen = baggermolen = baggermachine = baggerschip differentiatie = variëteit = keuze = afwisseling = verscheidenheid = keur = variatie = diversiteit inlaten = binnenlaten = toelaten = tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = inmengen = bemoeien = encanailleren = zich inmengen met = toegang verlenen = afgeven = tornen deo = anti-transpiratiemiddel = deodorant kunstgalerij = galerie = galerij strooisel = afdekstro gedoogzone = tippelzone = rosse buurt fortuin = lot = mazzel = kapitaal = zwijn = bof = zwijntje = geluk voetmat = deurmat = vloermat rakel = ruitenwisser = aftrekker chemisch evenwicht = evenwicht violist = speelman = vedelaar actiegroep = actiecomité universitair diploma = graad = diploma Bombay = Mumbai mechanicien = monteur = automonteur = mechanicus chevron = mouwstreep = streep aanspreektitel = titel raden = pleiten = inbeelden = nagaan = veronderstellen = verbeelden = aanraden = imagineren = overwegen = indenken = fantaseren = adviseren = gissen = voorstellen = speculeren bijstand = hulpverlening = hulp = assistentie = hulpbetoon = medewerking = helper = assistent = RWW = steun = uitkering = hulpje volkerenmoord = volkenmoord = genocide = rassenmoord clubhuis = clubgebouw er uit flappen = uitflappen uithongeren = uitmergelen roldeeg = taartdeeg = taartedeeg vlotbrug = pontonbrug = schipbrug aanschouwen = zien = bekijken = beschouwen = bezien = gadeslaan = begrijpen = waarnemen koningsmoordenaar = koningsmoord Zigzag = zigzaggensgewijs = zigzaggen = zigzag heilige = engel = sint = Sint onverzettelijke = standvastige zesde naamval = ablatief Cairngorm = rookkwarts = rooktopaas hoedendoos = hoededoos astrolabium = sextant = spiegelboog poos = tijdje = wijl = momentje = periode = poosje = een hele tijd vereenvoudigen = versimpelen = vergemakkelijken = versoberen roddelpraat = belediging = gesmoes = kletspraat = achterklap = roddel = kletspraatje = konkelarij = geroddel = gerucht = vuilspuiterij = smaad = laster = diffamatie = kwatongerij = belastering = roddelpraatje = kwaadsprekerij = zwartmakerij = geklets dwarsvleugel = dwarsbeuk = dwarsschip = transept = kruisbeuk Ontariomeer = Ontario amputatie = afzetting = ablatie rioolslib = puin = afval overschatten = overwaarderen vierschaar = rechtscollege = rechtbank = tribunaal = balie = gerecht = hof = assisenhof matroos = jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = varensman = pikbroek = zeeman = dekkleed = zeevaarder = bâche = janmaat = maat = dekzeil tegendeel = tegenovergestelde = tegengestelde = antipode = pool = antoniem = tegenvoeter = omgekeerde papegaaien = napraten vervallen = verpauperen = verarmen = verloederen = raken = verhogen = geraken = terugvallen hart en bloedvaten = cardiovasculair systeem = bloedvatenstelsel defaitist = negativist biowetenschap = biowetenschappen = levenswetenschappen servicedienst = service-afdeling = serviceafdeling herhalingsteken = kopietje vloeiklank = vloeistof boemeltje = omnibus = boemeltrein = lokaaltrein = lokaaltje = stoptrein godloochenaar = goddeloze = atheïste = atheïst Ranee = echtgenote van radja verbouwen = herdoen = verspijkeren = vertimmeren conservatieveling = rechts = liberaal = conservatief bed = hol = rivierbedding = rivierbed = schuilplaats = bedding = stroombedding = sponde = perk = ledikant = bedstede = nest = rustplaats = leger = legerstede = tuinbed doelschop = doeltrap badderen = baden deciliter = maatje priorschap = prioraat huwelijksovereenkomst = huwelijkscontract sedatief = sedativum = tranquillizer = kalmerend middel = kalmeringsmiddel begane grond = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping kunstdruk = kunstdrukpapier rekwestrant = adressant = werkzoekende = aanvrager = reflectant = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekestrant = sollicitant boeddhist = boeddhiste ontwatering = dehydratie = drainering flard = passage = fragment zenuwinstorting = ineenstorting = inzakking = inzinking = dip bot = knok = botje = laars = beenweefsel = graat = been = knook = laarsje bezuinigen = ombuigen = beknibbelen = snoeien vorstpan = nokpan exploreren = verkennen legger = legster = stutbalk = dwarsbalk = rib = steunbalk = zandbank = vloerbalk = laag = schoor zeer veel = in grote getale procreatie = propagatie = reproductie = vermenigvuldiging = reproduktie = voortplanting agentuur = agentschap mond = riviermonding = hol = gat = opening = uitmonding = muil = monding = holletje = muide = riviermond = uitloop = gaatje begrafenisondernemer = uitvaartleider = lijkbezorger uitbraak = explosie = ontsnapping = het uitbreken = uitbarsting verliefd worden = verlieven aanvrager = adressant = werkzoekende = reflectant = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekwestrant = rekestrant = sollicitant pestkoorts = builenpest = pest = pestilentie = pestepidemie kaarslemmet = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje kaai = werf = pier = wal = kade temeier = lichtekooi = deerne = kalle = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster knibbelen = pingelen = dingen = marchanderen = afdingen = afpingelen beslissing = decisie = besluit = conclusie = eindoordeel = slotsom = gevolgtrekking = bevinding inktwisser = inktuitwisser = inktgum = inktgom schutspatroon = beschermheilige = patrones = patroon = patroonheilige = schutsheilige = kerkpatroon geneesmiddelenleer = farmacologie = acognosie = farmacognosie toneelvoorstelling = opvoering = toneeluitvoering = toneelopvoering drinkenfontein = drinkfontein bekerwedstrijd = cupwedstrijd trekkabel = slepen = sleepvaart landouwen = landerijen = open veld = platteland = land = provincie = grondgebied misnoegdheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = depressie = somberheid = moedeloosheid = verslagenheid = zwaarmoedigheid = gedeprimeerdheid gerenommeerd = achtenswaardig plag = graszode = gazon = grasveld = zode heengaan = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = expireren = dood = verdwijnen = doodgaan = ontslapen bijgebouw = zijvleugel = uitbouw = aanhangsel = vleugel papegaaienkooi = papegaaiekooi leek = oningewijde achterdeel = kont = achterstel = achterwerk = achterlijf = achtereind = achterstuk heemst = marshmallow schaamstreek = schaamdelen = schaamdeel = onderlijf = pubes = pudenda anafora = anafoor zijvleugel = bijgebouw = uitbouw = aanhangsel = vleugel aandrijving = drijfwerk = voortstuwing = locomotief = transmissie = aandrijfmechanisme = motor = vliegtuigvoortstuwing preserveren = protegeren = vrijwaren = bewaren = beschermen = beschutten surrogaat = vervangingsmiddel = namaak = vervanger = remplaçant = ersatz = substituut flat = etagewoning = etage = flatgebouw = appartement = flatje = appartementsgebouw = blokkendoos = leefeenheid = wooneenheid golf = vloedgolf = baai downtijd = downtime = uitvaltijd smeekgebed = smeekbede = oproep geflikflooi = getortel = liefdesspel = liefdespel = gevrij = vrijpartij effeminatie = verwijfd = verwijfdheid loensen = scheelkijken walkure = Walkure ingebruikneming = bezetting koosnaampje = koosnaam tandwiel = tandwieltand = kamwiel = rondsel = tandrad = kamrad = rad ervaring = belevenis = wetenschap = escapade = beleving = ondervinding = avontuur = kennis = weten domineren = heersen = overheersen = prevaleren = controleren = onderwerpen = beheersen New Yorkse = New Yorker leslokaal = lokaaltje = schoollokaal = klaslokaal = lokaal = klassenlokaal = klas produceren = scheppen = voortbrengen = opwekken = opleveren = dragen = uitvoer = creëren = opbrengen = maken mijnwerker = houwer = kompel = koempel raadszaal = bestuurskamer = raadzaal = directiekamer financieringsbank = handelsbank verdienste = merites = merite afpikken = afnemen = afjatten = benemen = ontstelen = ontnemen = afpakken puppy = hondejong = pup = hondenjong tafelzout = chloornatrium = zout = keukenzout derivaat = derivatie omruilen = omwisselen = ruilen = inwisselen = verwisselen bestendigen = stabiliseren = consolideren = vereeuwigen = blijven Kopten = Kopt bezorging = aflevering = bestelling = toevoer = levering = leverantie = afgifte = aanvoer sponsorschap = sponsoring uitknijpen = uitzuigen = uitpersen = exploiteren = uitbuiten duiten = pegulanten = poen = geld = ping = centen = pingping = pecunia danstent = ballroom = dansgelegenheid = dancing = balzaal = discotheek = discobar = danszaal = disco sales-promotion = verkoopbevordering = reclame = promotie = salespromotion = advertentie = promoting vertakken = gevorkt = afsplitsen = aftakken uitsmeren = verstrijken = uitwrijven = wrijven = smeren = lasteren = uitstrijken aardkunde = aardwetenschappen = geowetenschappen promoten = adverteren = promoveren = annonceren = promotie maken = bevorderen = aankondigen = pushen vlashekel = hekel = repel = vlaskam aanwijzend voornaamwoord = demonstratief linie = evenaar = evennachtslijn = equator vakorganisatie = syndicaat = vakcentrale = vakfederatie = vakbond = vakverbond = beroepsorganisatie = vakvereniging = bond plaspil = urineafdrijvend = diureticum gramcalorie = calorie hexagoon = zeshoek = zeskant puttingwant = puttings schicht = bliksemschicht = pijl = bliksemflits = bliksemstraal = bout = grendel = bliksem smokkelwaar = contrabande = sluikwaar teddybeer = knuffelbeer duizend = duizendtal = duizendvoud = chiliade erfdienstbaarheid = gebruiksrecht = servituut = dienstbaarheid coupeur = snijder = kleermaakster = kleermaker = tailleur zeevenkel = zeekraal trilpopulier = klaterpeppel = ratelpopulier = ratelabeel = esp = ratelaar productie = product = voortbrengsel = produktie = vervaardiging dooien = ontdooien huldigen = fêteren sneeuwen = sneeuw = sneeuwwit = sneeuwval Adelheid = Adelaide toepassing = gebruik = applicatie = gebruiksmogelijkheid = sollicitatie = softwarepakket = gebruikmaking = aanbrengen = handhaving mandateren = vergunnen = volmachtigen = machtigen = committeren = autoriseren spindokter = spindoctor oefenmeester = trainster = coach = manager = trainer beweeglijkheid = levendigheid = mobiliteit bevragen = betwijfelen = informeren = in vraag stellen = queryen aanhalen = citeren = knuffel = aantrekken = kroelen = knuffelen brandhout = vuil = vuilnis = brol = rotzooi = shit = prutsding = troep = afval = tinnef = tennef vuiltje = ongerechtigheid = stofdeeltje = stofje = partikel = deeltje = splinter hartzenuwen = peesdraden huishouding = huishouden = gezin = huisgezin = familie vruchtvlees = vleessoort = vlees doemdenker = zwartdenker = zuurkijker = zwartkijker = pessimist slagader = arterie springconcours = concours hippique radeloosheid = moedeloosheid = mismoedigheid = wanhoop = verslagenheid = demoralisatie weerprofeet = meteoroloog = weerman = weerkundige = weervrouw verfrissing = verademing middenschip = kerkschip = schip = hoofdbeuk = middenbeuk zevenhoek = heptagoon geschenkbon = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart desktop = bureaublad vlaggelijn = vlaggenlijn = val peilstok = roeistok onderwaterzwemmen = duik = duiksprong = duiken = duiksport = onderwatersport plakboek = album = poesiealbum = poëziealbum in de gaten houden = toekijken = toezien = bewaren portie = quota = part = gemeen hebben = quote = aandeel = quotum = geleding = rantsoen = deel terugspringen = terugstuiten nagerecht = dessert = toetje = toemaatje = toespijs schietijzer = schietgeweer = karabijn = proppenschieter = geweer = spuit interim-regering = interimregering = interregnum = tussenregering troela = tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = kuttenkop = reu = tut = totebel = trien = kuttekop buitensporigheid = uitwas = buitenissigheid = exces = extravagantie voegmortel = sediment = voegspecie = grout papaja = papajaboom flessentrekkerij = oplichterij = charlatanerie = verneukerij = kloterij = verlakkerij = bedriegerij = geldklopperij = oplichterspraktijk = oplichting = oplichterspraktijken = bedotterij = beduvelarij = afzetterij polsgewricht = pols driemanschap = triumviraat hazelnoot = hazelaar convexiteit = bolheid bekken = klankbekken = stroomgebied = cimbaal = afwateringsgebied = pelvis = bassin = neerslaggebied = holte = plas = vijver = bekkengordel ostensorium = monstrans verzachting = leniging = ontlasting = opbeuring = verlichting aneurysma = slagaderbreuk ontbijtkoek = taai = gemberkoek = taaitaai = peperkoek = snijkoek plastiek = beeldhouwkunst = sculptuur = glyptiek = beeldsnijkunst = beeldhouwen merites = verdienste = merite heikraan = hei = heitoestel grootbrengen = kweken = oprichten = opvoeden weglatingsteken = apostrof = afkortingsteken = komma = verkortingsteken epilepsie = vallende ziekte kustland = kuststaat binoculair = veldkijker = kijker = binocle = toneelkijker = verrekijker tot gevolg hebben = omvatten = opleveren = behelzen = veroorzaken = betekenen = inhouden = leiden tot = beduiden = met zich meebrengen = zeggen = neerkomen invaliditeitsverzekering = arbeidsongeschiktheidsverzekering kookgelegenheid = keuken koddigheid = geestigheid = plaisanterie = joke = witz = gebbetje = bak = grap = mop detonator = ontsteker = slaghoedje = dop = ontstekingsmechanisme roemer = wijnroemer = romer = wijnbeker afkloppen = afslaan enteritis = darmontsteking gecondenseerde melk = koffiemelk kraambeen = flegmasie machine = automobiel = motorrijwiel = motorfiets = automaat = motor bokswedstrijd = bokspartij rekenmachine = rekenautomaat = rekentuig = zakrekenmachine overdosis = overdoseren schakelaar = twijg = spitsroede = wissel = contact = schakelknop neerschieten = neermaaien Baälsdienst = afgoderij = afgodendienst = idolatrie duodenum = twaalfvingerige darm deining = rolling = herrie = drukte = consternatie = golfslag = fermentatie = commotie = zeedeining = sensatie = keet = onrust = opschudding = beroering = tumult chemicaliën = chemische stof = chemische substantie = chemisch product = chemicaliënindustrie in grote getale = zeer veel sapje = vruchtesap = fruitsap = vruchtensap aanstaan = zinnen = aanspreken = behagen = appeleren = liggen = lijken = bevallen paneel = forum = regeltafel = dashboard = schild = schakelbord = schakelpaneel = schakeltafel = panel = bord = bedieningspaneel = controlebord herevalueren = herwaarderen taalhandeling = taaldaad referent = arbiter karrenspoor = sleur onderlinge afhankelijkheid = correlatie = interdependentie stalactiet = druipsteen = druipsteenpegel descriptie = omschrijving = tekening = beschrijving bevelhebber = commandant = overste = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = legercommandant = commandante = legeraanvoerder = bevelvoerder hoest = kuch drankhol = bar = stammenee = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = pub = dranklokaal = kroeg historiograaf = geschiedkundige = geschiedschrijver = historicus prater = speaker = spreker = taalgebruiker wederhalen = overdoen = itereren = herhalen octopus = kraak achterkwab = neurohypofyse krijgsbedrijf = krijg = oorlog = krijgsvoering = oorlogvoering strengheid = ernst = ascese = versterving = ascetisme = inlevering = gestrengheid = bezuiniging = onthechting Markovketen = Markov-keten zitting = sessie = zitmeubel sector = kwadrant = wezen = bedrijf = branche = werklust = produktieproces = cirkelsector = industrie = -wezen = nijverheid = productieproces bel = knopje = klingel = borrel = schel = deurbel = oorbel = knop = zoemer = huisbel = oorknop = klok = oorring = ding-dong gezelle = gazelle druipsteenpegel = druipsteen = stalactiet pestilentie = builenpest = pest = pestkoorts = pestepidemie verwekker = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater promptheid = nauwkeurigheid = precisie = nauwgezetheid = accuratesse = zorgvuldigheid = exactheid vin = staartvin loop = ontwikkelingsgang = doorgang = passage = doortocht = koers = baan = vat = verloop prullenbak = prullenmand = papiermand = scheurmand druivennat = wijn = druivenat woonerf = woonwijk = woongebied de schouders ophalen = schouderophalen uiteenlopen = verschillen = schelen = ontlopen opstreek = ophaal standaardmaat = standaard siersteen = halfedelsteen afkappen = afhakken zegening = voordeel = zegenwens = zegenbede = weldadigheid = weldaad = benedictie = zegen = heilwens vertragen = temporiseren = verschuiven = opschorten = uitstellen = opschuiven = talmen = oponthoud = rekken = verdagen = aanhouden boerenverstand = gezond verstand = gewaarwording = common sense abbreviatie = verkorting = breviatuur = afkorting = afko = abbreviatuur hectogram = ons schakering = kleurschakering = jaloezie = tint = spectrum = Hué = scala = gamma = lommer = nuance = schaduw warmwatertoestel = warmwaterreservoir = heetwaterketel = gasboiler = boiler vermeten = durven = verstouten = wagen = riskeren = bestaan gesel = hel = zweepdraad = inferno = pest = plaag = verschrikking = schrik wenen = huilen = schreien sluitsteen = slotstuk = sluitstuk = roos de bof = bof = dikoor restauranthouder = herbergier = waardin = waard = restaurateur hovenieren = tuinieren = tuinbouwkunde = tuinbouw begrafenis = uitvaartplechtigheid = bijzetting = rouwdienst = graflegging = uitvaartdienst = teraardebestelling = uitvaart agnosie = onkunde = onwetendheid = ignorantie Batman = oppasser onordelijk = vlotjes redestrijd = dispuut = debat = onenigheid = woordenstrijd = pennestrijd = betwisting = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = twistpunt = polemiek = geschil = meningsverschil = controverse voorafgaan = antecederen = precederen = vooraf gaan = antedateren autorit = rondrit = toer = sightseeing = lift = rit hoofdmoot = meerderheid = majoriteit = overmacht = merendeel mentor = counselor = raadsvrouw = raadsman = privé-leraar = huisonderwijzer = consulent = raadgever = adviseur buis van Eustachius = eustachiusbuis voortjagen = opschieten = jagen = haasten = vlotten = voortmaken = jachten = voortdrijven = opdrijven = verhaasten = bespoedigen vertalen = opnemen = uitleggen = nemen = opvatten = tolken converteren = variëren = wijzigen = veranderen = altereren = omvormen = modificeren = changeren = herscheppen = omzetten strafbank = beklaagdenbank = verdachtenbank tillen = opheffen = heffen = optillen in doodsangst verkeren = gekweld worden Assamthee = Assam-thee = Assam agressor = belager = aanvaller bekrachtiging = homologatie = ratificatie = bezegeling = confirmatie = bevestiging groot = gort drainage = afwatering = riolering = afvoer gereedhouden = bijhouden nestel = veter = rijgsnoer = schoenveter omkoopsom = steekpenningen = smeergeld = steekpenning opsieren = optuigen = decoreren = tooien = versieren = sieren = optooien = verfraaien = opsmukken faecaliën = ba = drek = excrementen = excrement = uitwerpselen = schijt = ontlasting = kak = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = drol = derrie = uitwerpsel = afgang = beer = stront = feces waar gehakt wordt vallen spaanders = nevel = gaswolk = sterrenstelsel schild = pantser = bescherming = paneel = bord archetype = oervorm = oerbeeld = prototype = grondvorm = type kin = kinnebak achtertuin = achtererf kringloop = omloop = rondgang = circulatie = cyclus = kringloopproces = roulatie terugkijken = terugzien = terugblikken paardeleer = paardenleer krantenbericht = krantebericht ballerino = balletdanser amfibrachys = amfibrache bruuskeren = omverduwen = drummen slingerarm = slingerblijde solitair = kluizenaar = eenzaat = eenzame buffer = stootkussen = stootblok caravanterrein = camping = kampeerterrein = woonwagenkamp diesel = dieselmotor = dieselolie opvoeder = pedagoog geldbuidel = geldzak = geldtas = beurs = zak = knip = portemonnee haarlok = wrong = tres = haarvlecht = lok = toet = vlecht = haarstreng = haarwrong = rotatie ophakken = grootspreken = bluffen = pochen = patsen = snoeven = opscheppen = opsnijden aanvoerlijn = toevoerlijn = aanvoerroute = aanvoerweg herunterladen = veelomvattend = alles zwavelverbinding = sulfide wegvluchten = ontvluchten = weglopen = vlieden = spankeren = ontsnappen = knijpen = vluchten biljart = tafelbiljart toffee = stroopbal lijkkoets = lijkwagen = lijkauto kasteelvrouwe = kasteelheer kasteelheer = kasteelvrouwe macis = foelie leninisme = bolsjewisme = collectivisme = marxisme = marxisme-leninisme vloerplank = deel = vloerdeel soortelijke massa = dichtheid = densiteit = soortelijk gewicht vliegtuigromp = romp = casco litsjiboom = lycheeboom = lychee verwantschap = affiniteit = aantrekkingskracht = familiebetrekking = parentage = verwantschapsbetrekking = bloedverwantschap = bloedband = familieband = overeenkomst Pegasus = pegasus vriezer = diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = diepvrieskist = vrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vrieskast vrouwenhaar = venushaar oogst = rendement = oogstlied = opbrengst = gewas = oogsttijd = vrucht = oogsten pens = balg = buikje = buik = pudding = rijstbuik = abdomen = vla = hangbuik = maag = ingewanden = bloedworst = embonpoint = Pens inborst = natuur = gestel = aard = wezen = karakter = geaardheid bijklank = achtergrondgeluid = bijgeluid kip = poulet verkwijnen = wegteren = verkommeren = zieltogen = verpieteren = wegkwijnen geslepenheid = scherpzinnigheid = sluwheid toedelen = toestaan = verlenen zware metalen = metal diversificatie = parallellisatie waswater = was = spoelwater = wasbeurt = lotie prorogatie = respijt = verschuiving = opschorting = temporisatie = verdaging = verlet = uitstel = verwijl = schorsing prut = modder = slobber = slik = bagger = slijk = koffiedras = koffieprut = smurrie = koffiedik = blubber = koffiedrab = slib belangengroep = belangenvereniging = belangenorganisatie tegenmaat = tegenmaatregel kaliber = allooi = gehalte reprimande = verwijt = berisping = terechtwijzing kring = milieu = groep = scene = wereld = leefwereld = cirkel = omgeving = leven palpatie = het betasten springlading = lading grootspreken = bluffen = pochen = patsen = snoeven = opscheppen = ophakken = opsnijden wegdek = plaveisel = trottoir leidingwater = kraanwater = gemeentepils = kraantjeswater intuïtie = feeling = instinct longontsteking = pneumonie panel = paneel = forum misantropie = mensenhaat wandpijler = pilaster = muurpijler = halfzuil printer = drukker maagzuur = brandend maagzuur = zuur aanmeren = verankeren = meren = aanleggen = afmeren transigeren = laveren = schipperen = navigeren rode draad = garen = onderwerp grès = gres = zandsteen besnoeien = verminderen = verkleinen = korting = terugbrengen = vermindering = minderen = reduceren Vulcanus = Vulcaan onveranderlijk = onveranderbaar bakvis = schoolmeisje exposant = standhouder = bioscoopexploitant betrouwbaarheid = degelijkheid = soliditeit optioneel = facultatief doper = doopsgezinde = menist = mennoniet geldhark = hark discotheek = ballroom = dansgelegenheid = dancing = danstent = balzaal = discobar = danszaal = disco inoculeren = vaccineren = inenten beklimmen = beklauteren = klimmen = omhoogklimmen = bestijgen = opstijgen collusie = complot = kuiperij = conjuratie = samenzwering = komplot = conspiratie = intrige eruitzien = tonen = dunken = zien = voorkomen = ogen = lijken = schijnen synergisme = synergie zijdedoek = zijde = rag windturbine = windgenerator = windmolen = winddynamo reïnterpreteren = herinterpreteren malloot = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = dwaas = piechem = nar = lijp = kwibus = idioot = achterlijke kliederen = kledderen = overhoophalen = klodderen project = plan Republiek Equatoriaal-Guinea = Equatoriaal-Guinea klimaatregeling = airco = airconditioning = air-conditioning = klimaatregelaar = luchtverversing = klimaatbeheersing = airconditioner orgasme = climax = klaarkomen hoofdstroom = heersende stroming verlenging = verlengstuk = vereeuwiging = uitbreiding = toestel Josef = Jozef bodybuilder = body-builder trouw blijven aan = aanhangen = in acht nemen = zich houden aan godsgezant = engel = godsbode aanwakkeren = vermeerderen = opzetten = toenemen alleenrecht = alleenverkoop = voorrecht = exclusief recht = monopolie suikerzieke = diabetisch = diabeticus = suikerpatiënt experiment = proefneming = toets = toetssteen = proef = onderzoeking = test = experimenteren crematie = lijkverbranding schraapbeitel = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapijzer koop = aanschaf = aankoop = kaveling = boodschap = besteding = kavel = verwerving = aanschaffing = boodschappen = inkopen = zootje prisma = gamma = regenboog = omkeerprisma aandoen = voorkomen = dragen = aantasten = toelijken = berokkenen = opzetten = toeschijnen = lijken = toebrengen = schijnen = uitdossen rekenblad = spreadsheet wegcijferen = negeren = opzijzetten = ignoreren = afwimpelen binocle = veldkijker = binoculair = kijker = toneelkijker = verrekijker handgeklap = applaus = geklap onomatopee = klanknabootsing krokodilleklem = krokodillebek = krokodillenbek = krokodillenklem erfgoed = legaat = erfdeel = erfenis = nalatenschap glasraam = glas-in-loodraam bindvlies = conjunctiva erflater = legator myopie = kortzichtigheid = kippigheid = bijziendheid overrompelen = overlopen = overweldigen = overvallen = overmannen = overvloeien = verpletteren = overstromen = overmeesteren praktijk = oefening = oefenen = patroon = manieren = gebruiken = gewoonte = conventie = zich oefenen = mos = stramien = geplogenheid = usus = gebruik = uitoefening = overeenkomst = usantie excursie = reis = toer = rondleiding = rondgang onkuisheid = hoererij = liederlijkheid = ontucht = onzedelijkheid = bandeloosheid = zedeloosheid = ontuchtigheid operette = muzikaal = zangspel = Jehovah's Getuige = musical onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper kievit = plevier zeebreker = steiger = zeedijk = paalhoofd = zeehoofd = zeewering = golfbreker = pier = havendam = breekwater = krib = landhoofd slimmeling = slimmerd = goochemerd = doorzetter = wonderkind = slimmerik exorcist = duivelbanner = duivelbezweerder peettante = peetmoeder = meter = doopmoeder = petemoei roemen = loven = zegenen = eren = prijzen Volksrepubliek Loegansk = radioastronomie undine = stroomnimf = najade = nereïde = watergodin = waternimf elektriciteitsdraad = stroomdraad = ader = kabel = snoer = geleiding = elektriciteitskabel jeton = munt = token warmteleer = thermodynamica hondenteek = hondeteek strijdvlegel = dorsvlegel = vlegel ongerechtigheid = vuiltje = stofdeeltje = stofje ridderstoet = ruiterstoet = carnavalsoptocht = cavalcade kool = steenkool = kolen = kooltje = steenkolen afscheids = klas eerste = de student die spreekt tijdens de afsluitceremonie inruil = tegenwaarde aveu = bekentenis = schuldbekentenis = schuldbelijdenis = toelating gevangenhuis = strafgevangenis = gevang = nor = strafinrichting = petoet = kast = bak = cachot = rijkshotel = gevangenis = kot = bajes = lik = pot kaliumchloride = potas = kaliloog implementeren = introduceren = initiëren = invoeren = overschakelen = doorvoeren = instellen = verwerkelijken = realiseren = effectueren = verwezenlijken = innoveren = overgaan quotiënt = quotum holte = bekken vrijwaren = protegeren = bewaren = beschermen = preserveren = beschutten jank = geloei = gedonder melkkoe = goudmijntje = goudmijn boekenlijst = leeslijst = literatuuropgave = bibliografie = literatuuroverzicht = literatuurlijst = lectuurlijst bovenloop = brongebieden lounge = lobby verdubbeling = herhaling = reduplicatie dekstier = fokstier herpes labialis = koortsuitslag = herpes febrilis = herpes simplex corduroy = ribfluweel = koordfluweel = rips = tinneroy balletje = propje vervelend = hinderlijk = ergerlijk sjansen = flirten = koketteren landsknecht = zandstuiver = lansknecht = piekenier = voetknecht = fuselier = heihaas = piot = infanterist = voetsoldaat = zandhaas knot = kluwen = broodje = streng ongeluksbrengster = ongeluksbrenger = pechvogel = ongeluksvogel roepie = Nepalese roepie = Indiase rupee verbijsterd = perplex ordening = structurering = regeling = afspraak = rangschikking ambiguïteit = dubbelzinnigheid tapen = opnemen krummel = hummel = dreumes = kleuter = wurm = puk = kabouter = kruimel = dreutel = keutel = peuter = ukkepuk oetsen = bedonderen = bedriegen = naaien = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen oriënteringsvermogen = oriëntatie = oriëntatievermogen Republiek IJsland = IJsland steenkolenteer = koolteer = steenkoolteer vervangen = substitueren = verdringen = remplaceren consent = admissie = licentie = vergunning = dwanglicentie dreutelen = beiden = lijmen = neutelen = dralen = talmen = treuzelen = tutten = teuten = lijntrekken kukelen = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = mieteren = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = lazeren = kegelen = plompen = vallen = kieperen = donderen = duvelen = keilen = kogelen kleinste gemene veelvoud = k.g.v. Cancer = kreeft = Kreeft trance = geestvervoering = zinsvervoering = toverspreuk = opgetogenheid = vervoering = hypnose = euforie = exaltatie = extase = verrukking = betovering = hallelujastemming = droomtoestand = ban geldnood = geldgebrek = geldzorgen = liquiditeitsproblemen terugdraaien = annuleren = afschaffen = intrekken = terugtrekken = herroepen = terugkomen = achteruitzetten laagtepunt = nulpunt = dieptepunt = laagterecord rinkel = jingle = kreupelrijm = rijmelarij katheteriseren = kateterizeren sodemieteren = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien Buiten-Mongolië = Mongolië onwaarachtigheid = onoprechtheid = ontrouw wetenschappelijk onderzoek = onderzoeksproject geleidingshek = vangrail ingewekene = inwijkeling = immigrant carnavalsoptocht = ruiterstoet = ridderstoet = cavalcade luis = piet = pietje directiekamer = bestuurskamer = raadzaal = raadszaal drain = gootpijp = draineerbuis = regenpijp loofhout = hardhout onvoorspelbaarheid = contingentie drankprobleem = alcoholprobleem = drankzucht = alcoholisme verstuiking = verstuiken tijdverlies = flirtation = geflirt = flirt = verspilling meimaand = bloeimaand = mei = bloemmaand hydrologie = waterkunde Sumpter = lastdier cancelen = annuleren = afgelasten niet meetellen = uitsluiten = buiten beschouwing laten = niet toelaten rijsbos = mutsaard = rijs = bussel = takkenbos bedding = rivierbedding = grondslag = ballastbed = rivierbed = vaargeul = zee-engte = stroombedding = fundament = slenk = grondvest = geul = ballast = bed = fundering = kanaal = grondvesting = basis accumulator = verzamelaar = accu charmeren = verukken = begeesteren = fascineren = in verrukking brengen = boeien = in vervoering brengen = tovenaar = betoveren belasten = zadelen = rusten = intomen = op zich nemen = opzadelen = verplichten = beladen = opgeven = opnemen = inhouden = opdragen = drukken = aannemen = beheersen = aanvaarden = moeilijkheid = betomen leveren = afleveren = overhandigen = bezorgen = overdragen kleurtje = huidskleur = huidkleur = teint = kleur = gelaatskleur wijnvlek = moedervlek schrikbeeld = spookbeeld = spook re = d parasailing = parapente = para-sailing hielenlikkerij = vleierij = pluimstrijkerij = ophemeling = mooipraterij possessie = boeltje = bezit = have = goed = propriëteit gymnastiekzaal = gymnastieklokaal = fitnessruimte = sporthal = gymlokaal = sportschool jarretelle = kousophouder = ophouder = kouseband = jarretel = kousenband = sokophouder = beugel = jarretel(le) mis = hoeveelheid = eucharistieviering = misdienst = massa zich herinneren = terughalen = eraan denken = herinneren = doen denken = reproduceren = gedenken = te binnen schieten = onthouden lichtmast = lantaarnpaal koolraap = Zweed = Zweedse eersteling = primeur limiet = grens = kaap woordvorm = betekenaar = vorm kol = heks = furie = toverkol = oud wijf = lelijk wijf = tovenaar = toverheks = besje = tovenares = helleveeg = taart opzwelling = gezwel = intumescentie = opzetting = dikte = tumescentie = zwelling veterinair = dierenarts = veearts snipperwerk = technisch karakter = aalmoes varensman = jantje = pekbroek = dekzwabber = bemanninslid = pikbroek = zeeman = zeevaarder = janmaat = maat = matroos tijdsspanne = tijdsverloop = tijdsruimte = tijdruimte = tijdspanne = tijdsbestek tweehoofdige armbuigspier = spierballen = armbuigspier omzwerving = plotse stijging = zwerftocht = dwaaltocht = omzwervingen = wandelen = wandeling = peregrinatie bibs = krent = zitvlak = bips = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur spinner = spinster = ongehuwde vrouw = oude vrijster familieleven = gezinsleven narcisme = zelfvergoding cavia = proefkonijn = onderdane = onderdaan voorbijlopen = overstromen = inhalen = overschijden poepgat = poeperd = aars = aarsopening = aarsgat = anus = schijtgat = poeper kunstrubber = condoom omgangstaal = koine = boeventaal = dieventaal = vaktaal = kringtaal = jargon = spreektaal = groepstaal = volkstaal = argot = slang = volksmond = vakjargon = Bargoens = kunsttaal aborteur = engeltjesmaker = engeltjesmaakster verachten = minachten = neerkijken = depreciëren = versmaden = geringschatten = neerzien bepaling = proviso = voorwaarde = beding = verordening = mits = clausule = modaliteit = stipulatie = vinding = voorbeding sinopel = groen = Groenen = heerlijkheid balletdanser = ballerino werkplek = job = werkgebied = werkplaats visite = bezoek = doktersvisite reisboek = reisgids halsdoek = hoofddoek astraallichaam = aura krukas = trapas = pedaalas inktgom = inktuitwisser = inktwisser = inktgum lussenweefsel = badstof = luierstof baileybrug = hulpbrug = noodbrug aanwendbaar = werkbaar = bruikbaar = inzetbaar helpster = weldoener = helper = begunstiger vereenvoudiging = reductionisme = versimpeling coterie = clique = incrowd open deur = cliché = gemeenplaats = sjablone = sjabloon = platitude = algemeenheid = banaliteit relevant = desbetreffende toets = proefneming = badge = toetssteen = proef = knop = onderzoeking = sleutel = test = toetsen = experimenteren = experiment oerbron = wortel = begin = oorsprong = bron = kiem = origine hersenen = brein = zenuwcentrum = hersens romance = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = scharrel = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding agitatie = opgewondenheid = opwinding = commotie = spanning substituut = vervangingsmiddel = vervanger = interimaris = remplaçant = reservist = substituant = surrogaat = plaatsvervanger = plaatsbekleder luchtstromingsleer = aërodynamica plaisanterie = geestigheid = joke = koddigheid = witz = gebbetje = bak = grap = mop wurmpje = vetspuitje levenswandel = levenswijze = leefwijze = leefstijl = levensstijl = leefvorm = way of life = leven verlakkerij = mystificatie = oplichterij = flessentrekkerij = zwendelarij = verneukerij = bedrog = kloterij = veinzerij = bedriegerij = misleiding = beduvelarij lemmer = plaat = blad = lemmet = kling rondslepen = sjouwen = meesleuren = torsen = meeslepen = meezeulen = zeulen = meetrekken = meesjouwen = rondsjouwen hersenbloeding = attaque = apoplexie = beroerte heteluchtkachel = convector fonds = boekenfonds = uitgeversfonds = een rol bankbiljetten afweermechanisme = immuniteitsysteem = immuunsysteem nimbus = regenwolk = lof = aureool = halo = aura loterij = lottrekking = lotto = loting slagtand = scheermes = stoottand = mes wildernis = wildernisgebied concern = keten planetaire nevel = planeetnevel onvolledigheid = onvoltooidheid = onafheid orangist = Oranjeklant = Oranjegezinde = oranjeklant tropen = keerkring kiezer = stemmer video-apparatuur = videoapparatuur gekken = railleren = gekscheren = schertsen monopolie = alleenverkoop = voorrecht = exclusief recht = alleenrecht = monopoly = alleenbezit percipiëren = registreren = waarnemen spierweefsel = spier voorgebergte = uitloper omelet = struif cupriet = roodkopererts ijking = calibratie riskeren = durven = risico nemen = verstouten = wagen = vermeten = vergokken = bestaan herdenkingsplaats = monument = grafteken = grafmonument parkeerruimte = parkeerplaats compote = vruchtenmoes stammenee = bar = cafeetje = tapperij = staminee = taveerne = bierhuis = café = schenklokaal = drankhol = pub = dranklokaal = kroeg draaimolen = carrousel = zwiermolen = mallemolen = zweef = paardenmolen = zweefmolen biceps = elleboogbuiger = armbuigspier dalen = zakken = zinken = afdalen = neervallen rechtswetenschap = rechtsgeleerdheid amandelontsteking = tonsillitis getal = tal = nummer = hoeveelheid = telefoonnummer = aantal = cijfer gigant = Goliath = reus = kolos = titaan vruchtensap = sapje = fruitsap = vruchtesap = uitpersen = sap vierbaansweg = tweebaansweg wedijver = toernooi = concurrentie = rivaliteit = mededinging = competitie = concurrentiestrijd verduidelijken = begrijpelijk = duidelijk = verdietsen = helder = verhelderen = aanscherpen = onderrichten = verklaren = toelichten = expliciteren = preciseren = verstaanbaar daltonisme = kleurenblindheid = achromatopsie = achromasie gaffelbok = reebok doding = mortificatie te voorschijn komen = opduiken zèta = Zeta kotsen = spugen = verafschuwen = leegstromen = overgeven = verfoeien = vomeren = spuwen = braken getijdenzone = kustgebied = kuststreek = litoraal = zandgebied heenwedstrijd = uitwedstrijd = uitduel terp = heuveltje = wierde fertilisatie = bevruchting = impregnatie = inseminatie = conceptie alliteratie = Germaanse rijm = stafrijm = letterrijm rijkunst = paardrijden = ruitersport = paardesport = paardensport vissersschip = vissersboot = visserman levenskunstenaar = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist octaanwaarde = octaangetal verwijderen = pinnen = vertrekken = wegdoen = weghalen = wegnemen = uitwissen collideren = clashen = botsen tossen = opgooien ros = gemberwortel = viervoeter = paard = bok = peerd = gember Antarctische Oceaan = poolzee = ijszee arterie = slagader afstand = opgave = abandonnement = distantie = overlating = overgave = verwijdering = in de steek laten = verlating antipsychoticum = antipsychotische giraffe = giraf = giraf(fe) aanstichter = schuldige = dader harthout = kernhout garf = garve = korenschoof = schoof Republiek Zuid-Afrika = Zuid-Afrika honnepon = meisje = honneponnie = geliefde = sweetie = ware liefde made = worm formaliseren = institutionaliseren Engelse voet = voet Chungking = Tsjoengking bevrijding = heil = verademing = vrijlating = leniging = behoudenis = behoud = opluchting = redding = ontlasting = verlichting = verlossing planket = hek = afrastering = omheining = afsluiting = schutting = hekwerk aspirateur = aspirator = zuiger waffel = snavel = tater = kwek = muil = snater = wafel perseveratie = vastberadenheid = doortastenheid = ruggegraat = persistentie = volhardingsvermogen = ruggengraat = lef = karakter = tenaciteit pesticide = bestrijdingsmiddel kiemwit = endosperm terugverwijzen = aangeven = verwijzen = refereren = noemen = terugwijzen hageljacht = hagelstorm = hagelbui onderstel = onderwerk = wagenstel gymnast = turner fiets = rijwiel = velo = stalen ros sukade = cederappel beweging = uurwerk = sociale beweging associatie = verbinding = vereniging = bijgedachte = maatschap buitenwacht = buitenwereld = gepeupel zesvlak = hexaëder geestvermogen = hersens = denkvermogen = verstand = rede legerstede = bedstede = nest = bed = sponde = ledikant Noorman = Scandinaviër = wiking = Noorse = viking = Noor besmetten = aansteken selderij = bleekselderij = selder = selderie zebra = voetgangersoversteekplaats = zebracode = oversteekplaats = streepjescode = zebrapad motorjacht = cruiseschip = kruiser gesnork = geronk = snurken = gesnurk contributie = lidmaatschapsgeld berm = schouder = kant van de weg = vluchtstrook procrastinatie = uitstel = getalm ontnemen = bestelen = afpikken = afnemen = afjatten = benemen = ontstelen = afpakken = beroven ineenstorting = inzakking = zenuwinstorting = inzinking = dip accommoderen = schikken = conformeren = plooien = assimileren = voegen = richten = aanpassen Zuiderkruis = zuiderkruis Dekhengst = stoeterij rui = ecdysis = ruitijd ader = mijnader = richel = verkeersader = bloedader = elektriciteitsdraad = ertslaag = ertsader = snoer = vena triptiek = drieluik waardigheidsbekleder = hoogwaardigheidsbekleder = hoge = piet = dignitaris slagen = lukken = gaan = gelukken mouw = hoes = platenhoes confederatie = bondgenootschap = bondsstaat = statenbond = alliantie = entente = unie = bond stembuiging = modulatie = intonatie = buiging bruutheid = gewelddadigheid = geweld bloedverwantschap = bloedband = familiebetrekking = parentage = verwantschap = verwantschapsbetrekking platenlabel = platenmaatschappij = etiket = label hanepoten = hanenpoten = kriebelpootje = kladschrift = gekriebel = krabbelschrift = krabbelpootje simileder = kunstleder = imitatieleer = kunstleer = namaakleer = skai sabotage = saboteren streektaal = dialect = mondaard = patois = accent toom = hoofdstel = breidel = teugel stichter = grondlegger = oprichter = vader = grondvester spietsen = doorboren dreiging = gevaar = onraad = onheilsdreiging = perikel = kans = risico = onveiligheid verwinteren = laten overwinteren = overwinteren schrijfbehoeften = papierwaren = kantoorartikelen Tetri = Tetris terugkaatsing = reflex = weerglans = weerkaatsing = reflectie = weerschijn = weerschijnsel = weerspiegeling denim = jeans kernpunt = hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = hoofdzaak = essentialia = bijzonderheid besparen = uitsparen = sparen desolaatheid = mistroostigheid = bedroefdheid = verslagenheid = eenzaamheid chemische verbinding = verbinding snack = versnapering = hap = knabbeltje = hapje = tussendoortje morgen is er nog een dag = stoppen met iets = op rente gaan bergstroom = wenk = bergbeek kustvaartuig = kustschip = kuster = coaster = kustvaarder karwei = werk = arbeid = klus = baan = corvee = taak = werklast = job = opgave haarstijl = kapsel = coiffure = frisuur = haardracht = coupe dwingeland = potentaat = alleenheerser = autocraat = onderdrukker = geweldenaar = monocraat = despoot = dictator = tiran bomgat = bomkrater = bomtrechter bankconto = bankrekening = rekeninguittreksel ophef = gedoe boerenhofstede = hofstee = hoeve = boerenbedrijf = landbouwbedrijf = hofstede = boerenhofstee = boerderij moesje = moe = moederlief = mam = moeder = mama = mammie = moes = ma meningitis = hersenvliesontsteking = nekkramp verdragen = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = harden = verduren = dulden = doorstaan = dragen = velen = staan = rechtstaan = samengaan bladmuziek = muziek = partituur toewijzen = geven = toemeten = toebedelen = opdracht = toekennen = delegeren = deputeren = afvaardigen wichelaar = toekomstvoorspeller = waarzegger = wichelaarster = augur = kaartlegger = auguren = kaartlegster karrevracht = karrenvracht = wagenvracht oorhanger = oorbel frictie = wrijvingsweerstand = wrijving aurora = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad opvarende = passagier gebaren = gesticuleren toepasselijkheid = passendheid = opportunisme = doelmatigheid = gepastheid = toepasbaarheid psychotherapeut = therapeut geluk = lot = heil = fortuin = mazzel = zwijn = toeval = toedracht = gelegenheid = blijheid = opportuniteit = bof = zwijntje = kans = zegen = mogelijkheid petitfour = petit-four vierde = kwart luminantie = glans = helderheid spijskaart = menu = kaart = menukaart mortificatie = doding = vernedering voettekst = voetnoot dyspepsie = indigestie meepikken = meenemen scharrel = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = liefdesaffaire = liefdesverhouding = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding provisiekast = voorraadkamer = broodkeuken = voorraadkast = provisiekamer = spinde = schapraai = kelderkast = office begeestering = enthousiasme = elan = bezieling = hartstocht = vuur = geestdrift = gloed = levendigheid = ijver avondmaal = diner = avondeten = communie = eten = etentje = avondmaaltijd ping = pegulanten = poen = duiten = geld = centen = pingping = pecunia halfvocaal = halfklinker koffiekransje = dameskransje = koffiekrans = theekransje = kransje concurrent = uitdager = concurrentie = mededinger = tegenstander = rivaal secundaire school = lyceum = school voor voortgezet onderwijs = middenschool doordouwen = volharden = volhouden = doorbijten = blijven = persisteren = standhouden = uitzingen = persevereren = doorzetten bezoedelen = schenden = bevlekken = onteren = schande = bevuilen = oneer = te schande maken = smaad gemberwortel = ros = gember omroep = net = omroepwereld = omroepland = omroepvereniging = omroeporganisatie = radio-omroep = televisieomroep ruimtevaartkunde = aeronautiek = luchtvaart = astronautiek = luchtvaartkunde = aeronautica vruchtgebruik = vervulling schepemmer = aker = putemmer puttings = puttingwant bont = vacht = pels = bontje sneeuwval = sneeuw = sneeuwen = sneeuwwit slippertje = avontuurtje = pekelzonde verontschuldigen = vergeven = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen beeldstorm = iconoclasme = beeldenstorm geblaf = blaf = gekef ongediertebestrijder = verdelger erfpachtcanon = grondpacht = grondrente grenslinie = grenslijn = grens kwintet = vijftal slakkehuis = slak = slakkenhuis opscheplepel = juslepel = eetlepel = soeplepel = sauslepel toespraak = redevoering = oratie = rede = prevelement = speech sedimentgesteente = sedimentair gesteente = sediment = afzettingsgesteente weifeling = aarzeling = twijfel = onzekerheid stalkaars = dwaallicht fictie = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = verzinsel = inventie = sprookje = fabel = verdichtsel actinograaf = actinometer fauteuil = club = leunstoel = armstoel = leuningstoel = zetel bedevaarder = bedevaartganger = bedevaartsganger = pelgrim dhr. = meneer = Dhr. combattant = vechter = strijder afkeuring = verwerping = misprijzen = gescheld = laking = veroordeling = berisping = afwijzing = reprobatie = scheldwoorden codificatie = code = wetboek afgevaardige = afgezant = gezant nazoeken = sporen = opsporen pedaalas = krukas = trapas aarsopening = poeperd = aars = aarsgat = anus = schijtgat = poeper = poepgat een orgasme hebben = komen = aan zijn gerief komen = klaarkomen zegeboog = erepoort = ereboog = triomfboog verstandig = voorzichtig lijfgarde = lijfwacht = persoonsbeveiliger cantorij = koor = kerkkoor reorganizeren = afslanken soeverein = slaafs = vazal = leenheer textielindustrie = textiel = textielnijverheid onthulling = openbaarmaking = afloop = revelatie = openbaring = bekendmaking = verkondiging = pointe = ontknoping kraamverzorgster = kraamhulp = baker litteken = littekenweefsel drieluik = triptiek jeans = spijkerbroek = denim = slacks = pantalon = blue jeans = jeansbroek benoemen = aanwijzen = designeren = aanstellen = nomineren = maken enquêteformulier = vragenlijst CS-gas = traangas strijkgoed = strijkijzer = strijken productiviteit = arbeidsproductiviteit = arbeidsproduktiviteit = produktiviteit aplomb = zelfbewustheid = zelfverzekerdheid = zekerheid = zelfvertrouwen hoofdrolspeler = Zep = romanheld = heldin = protagonist = held plopper = dompelaar = ontstopper = piston = zuiger kreupele = manke kluis = ermitage = Hermitage = kluizenaarswoning = hermitage = kluizenaarshut thalamus = boudoir = vrouwenvertrek verlangen = hunkeren naar = impliceren = reikhalzen = pijn = bezorgdheid = dorsten = snakken = betrekken = pijn doen = willen = hunkeren = dromen = hongeren = smachten = begeren = zuchten = haken = talen ankerspil = draaispil = winch = lier = windas = windspil jaargeld = annuïteit = lijfrente = jaarrente rondrit = toer = sightseeing = autorit = lift = rit terugbezorgen = terugvoeren = terugbrengen cloacadier = cloacadieren plantentuin = arboretum = heemtuin = botanische tuin = hortus = heempark = hortus botanicus welslagen = verwezenlijking = prestatie = realisatie = voltooiing = succes noviteit = nieuwigheid = snufje = nieuwtje = nouveauté = novum = bol scheerling = hemlockspar voorplecht = voordek spreekkamer = heelkunde = operatiekamer = operatie = chirurgie renderen = lonen duikersziekte = decompressieziekte = caissonziekte vernielal = straatschender = vernieler = vandaal bloedarmoede = anemie = chlorose = bleekzucht editie = uitgave = variatie = druk = variant golfbaan = course = golfveld = links = golfterrein = golf-course doodgaan = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = expireren = ontslapen beugelzaag = metaalzaag midzomerdag = midzomer inwijden = opdragen = inhuldigen = initiëren hamsteraar = eekhoorn = verzamelaar lofdicht = lofzang = ode advies geven = informeren = coachen = aanraden = aanbevelen = adviseren = begeleiden = raadgeven hersenschim = waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = drogbeeld = illusie = fantasma volhangen = hangen = ophangen = uithangen = neerhangen verwikkeling = complicatie = plot = perceel = intrige mononucleosis = klierkoorts predictie = prognose = voorspelling = profetie wapentuig = bewapening = oorlogsmaterieel = oorlogsmateriaal = oorlogstuig = wapening = krijgsmaterieel eiderdons = dekbed overheidsinkomsten = staatsinkomsten = rijksbelasting nitril = cyanide levensduur = leven = afspraakje = levensverwachting = levenslang = leeftijd woonschip = woonark = ark = woonboot = woonschuit kerkhymnen = kerkgezangen = zangboek = zangbundel = liedboek startlijn = sprong = aanvang = start = begin = schrikken = saltatie = opschrikken issue = item = onderwerp = materie = stof = thema = punt = gegeven common sense = gezond verstand = boerenverstand = gewaarwording moerasdamp = brongas = slikgas = moerasgas zijrivier = vazalstaat troonbestijging = kroning schelvisduivel = doedelzakblazer = pitvis = liervis = doedelzakspeler afnemer = inkoper = aankoper = koper helleniseren = graeciseren tuinman = hovenier = kweker = plantenkweker = tuinder = bloemkweker = tuinier = boomkweker jongedame = juffer = juf = maagd = juffrouw = vrijster = jongejuffrouw = jonkvrouw = meisje = juffie aanvoerder = gezagvoerder = ploegleider = commandant = lokartikel stormladder = brandladder = touwladder kinderkopje = kinderhoofdje = kassei = straatkei kunstliefhebber = estheticus = kunstminnaar = estheet = schoonheidsminnaar drukte = activiteit = herrie = consternatie = fermentatie = commotie = sensatie = keet = onrust = bedrijvigheid = deining = opschudding = beroering = tumult drogist = drogisterij = artsenijbereider = farmaceut = apotheek = apotheker = pillendraaier tegenzang = antifoon volkenrecht = internationaal recht onderkomen = verblijfplaats = verblijf opletten = waken = hoeden = zorgen = uitkijken = letten = oppassen = wachten rondwandelen = rondlopen = zwerven = dolen = rondzwalken = dwalen = wandelen = ronddarren = ronddolen hobbyist = liefhebber = amateur = dilettant gebruiksmogelijkheid = applicatie = toepassing = gebruikmaking klinkbout = klinknagel taalkundige = talenkenner = taalgeleerde = linguïst tafelschikking = locatie = placement = plaatsing indekken = verzekeren letterverwisseling = metathese = metathesis = letteromzetting slachthuis = abattoir = slachterij exploiteren = uitbaten = uitzuigen = uitpersen = uitknijpen = uitbuiten staken = afbreken = doorstrepen = stoppen = ophouden scheepsbeschuit = beschuit deformatie = verrekking = misvorming = vervorming = verwringing publicistiek = perswetenschap schuttersputje = schuttersput troosten = tevredenstellen = vergenoegen = vertroosten avulsie = splijten = deling = afscheuring beschermengel = engelbewaarder = schutsengel = bewaarengel = genius metabolisme = stofwisseling = verbranding kussentje = band = kussen robbedoezen = rollebollen = dollen = steigeren = raggen = stoeien = rondhuppelen = ravotten = rondspringen = dartelen versliegeraar = judas = verrader lijf = donder = keurslijf = bast = body = kledingstuk = lichaam = corpus = ons aardse huis = lijfje lussenmaker = landmeter privé-sector = privésector = bedrijfsleven = zakenleven privatisering = denationalisatie interesse = interessegebied = rente = belangstelling = belang hub = knooppunt = een kikker in de keel hebben initiatief = ondernemingsdrang = handelingsdrang = ondernemingszin = ondernemingsgeest = aanstichting luchtaanval = luchtactie Lotuseter = lotuseter bediende = hulp = werknemer = loontrekker = tewerkgestelde = arbeider = arbeidskracht = personeelslid = kracht = hulpje oplegsel = fineer uitdagen = tarten = het hoofd bieden locatie = oord = tafelschikking = plaats = plek = placement = plaatsing huur = pachtsom = landhuur = pacht = pachtgeld panter = jaguar = Jaguar teerhheid = tact = fijnzinnigheid = fijngevoeligheid = gevoeligheid kauwen = het kauwen = kauwbeweging = malen = fijnkauwen afstellen = stellen = afstemmen = instellen = gelijkzetten spaarder = inlegger dwingelandij = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = stalinisme = dictatuur = monocratie = tirannie = autocratie vrouwenversierder = scharrelaar = rokkenjager = flirt = vrouwenloper = versierder voltooien = afronden = volbrengen = voleinden = voleindigen = klaarkrijgen = afkrijgen = gereedkomen = afmaken = afkomen worsteling om de bal = scrum vlag = vaan = signaalvlag = vlaggen = pin bloemkweker = hovenier = kweker = plantenkweker = tuinder = tuinman = tuinier = boomkweker petit-four = petitfour Sri Lanka = Sri-Lanka vasteland = land schermmeester = schermer = zwaardvechter paniekeren = panieken = panikeren = in paniek raken toebedelen = toemeten = toewijzen = toekennen ramen = taxeren = koersen = schatten = waarderen fietsenrek = fietsklem = wielklem = parkeerklem patrijs = hoen = sneeuwhoen = hoentje koran = Koran linguïstiek = taalbeschouwing = taalkunde = taalwetenschap kerker met valluik = vergetelput vochtigheidsgraad = vochtigheid = vochtgehalte = luchtvochtigheid plattegrond = kaart ingenieurswetenschap = machinekamer weefsel = kleed = stof = keukenpapier = tetra = zijdepapier = gaas = vod = textiel = doek = celweefsel = geweven stof enema = klysma = klisteer = lavement = darmspoeling medegevoel = deernis = mededogen = meelij = compassie = meewarigheid = barmhartigheid = meedogendheid = medelijden te veel eten = overeten = schrokken = schransen = toegeeflijk = brassen gescheiden vrouw = groene weduwe = onbestorven weduwe huzarenstukje = stuntwerk = bravourestuk = stunt aanschaffing = aanschaf = besteding = aankoop = koop kariboe = Caribou = rendier verbittering = rancune = haatdragendheid = ressentiment = wrok motie = twijfel Tideway = zwin beurtzang = beurtgezang stenen tijdperk = Steentijd = steentijd douwen = duwen draaikolk = werveling = kolk = maalstroom = neer spelprogramma = spelshow = weggevertje kamertje = cel = hok misstoot = misser = ketsstoot = schuiver midzwaard = kielzwaard vechtpartij = gevecht = kloppartij = knokpartij = handgemeen bustehouder = b.h. = beha = bh goudbes = lampionplant trachea = trachee = luchtpijp uitzicht = vooruitzicht = perspectief = vergezicht = straatbeeld = mogelijkheid laking = verwerping = veroordeling = berisping = afwijzing = afkeuring draineerbuis = gootpijp = regenpijp = drain akst = bijl = houthakkersbijl = aks(t) = aks = hakbijl = strijdbijl rangschikken = incalculeren = begrijpen = meetellen = rekenen = uittellen = opsommen = opnoemen = meerekenen golfslag = rolling = deining = zeedeining concorderen = ondersteunen = onderschrijven = instemmen = het eens zijn = accorderen = bijvallen = aansluiten = goedkeuren = schragen = toestemmen = overeenstemmen spiegelboog = sextant = astrolabium boender = schuurborstel = schrobber bijnierschorshormoon = corticotrofine d = re jaargetij = jaargetijde = seizoen bevel = order = dictaat = gebod = commando = sommering = aanvoering = opdracht = beschikking moeraskoorts = malaria = paludisme = polderkoorts fragment = extract = brok = brokstuk = passage = epitome = uittreksel = brokstukken = excerpt = flard builenpest = pest = pestkoorts = pestilentie peddelaar = fietser = wielrenner = wielrijder polichinel = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant adeldom = nobiliteit = adel = noblesse thematiek = onderwerp kijk = zienswijze = blik = optiek = oogpunt = beschouwing = gezichtshoek = visie = gezichtspunt = invalshoek = standpunt = zienswijs inenten = inoculeren = vaccineren modificatie = aanpassing = accommodatie = mutatie = assimilatie = adaptatie wippertoestel = broek = reddingsbroek sofisme = sophisme = schijnreden = drogreden soezen = doezelen = luimen = dommelen = tukken = sluimeren = suffen = dutten schoonheidsspecialist = schoonheidsspecialiste tijdje = poos = wijl = momentje = periode = poosje = een hele tijd samenbreien = breien = aaneenbreien = aaneengroeien vouwdeur = harmonikadeur = harmonicadeur verwerping = rejectie = laking = veroordeling = berisping = afwijzing = verklaring van afstand, vrijstelling = afkeuring = afstemming verordening = voorschrift = statuut = huishoudelijk reglement = politievoorschrift = gemeenteverordening = bepaling = politieverordening = ordonnantie = prescriptie = reglement levensgeschiedenis = levensverhaal = biografie ambassadeurspost = ambassadeurschap telefoonnummer = getal ritualisme = puseyisme opwaardering = revaluatie = herijking = revalorisatie = herwaardering = herbeoordeling woonsilo = torenflat tentoonspreiden = tonen = getuigen cd-rom = Cd-rom aanspraak = claim = recht op = uitkering leerjongen = leermeisje = gezel antistollingsmiddel = anticoagulant = anticoagulans galakleding = gala = galakostuum = full-dress offerte = prijsopgave = schatting = prijsopgaaf = taxatie afwisseling = alternatie = variëteit = alternering = keuze = differentiatie = verscheidenheid = alternantie = keur = verandering = variatie = diversiteit zaaien = paaien = zeug heremiet = kluizenaar = heremietkreeft = anachoreet mishagen = onbehaaglijkheid = ontstemmen = pesten = kwellen = ergeren = onvrede = plagen = onbehagen = koeioneren = verzuren = jennen = tergen = ontevredenheid = irriteren = ongenoegen = veronaangenamen = misnoegen vleier = pluimstrijker = mooiprater ingewande = ingewanden = darm = buik medereiziger = reisgenoot = tochtgenoot = metgezel epitome = kort overzicht = extract = fragment = passage = uittreksel = samenvatting = excerpt verbloemen = benevelen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = verhullen = maskeren = versluieren = verdoezelen = verbergen biefburger = Hamburger = gehakt chiropodist = pedicure = podoloog nozem = smeerder liftkooi = kooi = box vertonen = tevoorschijn komen = zien = aantonen = demonstreren = bewijzen = optreden = zijn opwachting maken = komen = verschijnen = haar opwachting maken = opdoemen barst = kier = scheur = reet = berst = fissuur = spleet = breuk krentenpikker = profiteur = zakkenvuller intenderen = bedoelen = willen = menen = van plan zijn = beogen fytofaag = herbivoor = fructivoor = planteneter oneffenheid = rimpel = onregelmatigheid zendgolf = draaggolf = drager pollenkoorts = hooikoorts = pollinose = pollinosis besteding = aanschaf = aankoop = koop = uitgaaf = uitgave = aanschaffing = uitgaven poetsdoek = poetslap bestialiteit = homoseksualiteit = zoöfilie = homofilie doceren = aanleren = lesgeven = onderrichten = bijbrengen = geven = leren = onderwijzen vedel = viola da gamba = fiedel = viool toverspreuk = betovering = toverformule = trance = ban aminobenzeen = aniline aanvaarder = ontvanger = acceptant discipline = onderdeel = tucht wereldkampioenschap = wereldbeker obligaatstem = solopartij = solo = obligaat pandnemer = pandhouder = pandbelener lub = ruche hechtkram = agrafe = kram = wondhaakje bokspartij = bokswedstrijd werkvloer = fabriekshal beletsel = rem = belemmering = hindernis = hobbel = obstakel = drempel = handicap = struikelsteen = verhindering = barrière = struikelblok = hinderpaal symbiose = mutualisme psoriasis = schubhuid saaiheid = dufheid visvrouw = visboer = vishandelaar castreren = snijden = steriliseren = ontmannen = castreert = lubben uitblinken = onderscheiden = uitmunten antecederen = voorafgaan = precederen = vooraf gaan = antedateren Lot = lot zeemijl = knoop straalmotor = turbine vlieger = luchtvaarder = aviateur = ballonvaarder = aëronaut = piloot = vliegenier lychee = lycheeboom = litsjiboom slop = doorgang = steeg = gang = achterafstraat = achterafstraatje donderstralen = lazerstralen = ergeren = donderstenen = klieren = kloten = gallen = rotzooien = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien kunstrijden = kunstschaatsen boordschutter = schutterskoning = kanonnier = artillerist = konstabel adoreren = aanbidden = vereren spatje = tittel = zier = vonkje = sprankje viervlak = regelmatig viervlak staatloze = ontheemde = apatride = displaced person Moscoviet = Moskovitsch grafmonument = monument = grafteken = herdenkingsplaats louteringsberg = vagevuur = purgatorium tikker = hart = tikkertje = rikketik = typist pechvogel = mislukkeling = kneus = wanboffer = ongeluksbrengster = schlemiel = kneusje = ongeluksbrenger = verliezer = loser = ongeluksvogel aankopen = kopen hartzeer = zielenleed = hartenpijn = zielenpijn = rouw plantgoed = zaaigoed Christuskop = ereprijs hemeldak = hemelboog = luchtruim = firmament = hemelblauw = hoogte = hemel = zwerk = lucht = uitspansel tramp = schooier = zwerver = clochard = zwerfkat = dakloze = hobo = vagant slachtafval = afval = orgaanvlees skeet = kleiduivenschieten zoete aardappel = bataat afgrenzing = afpaling = demarcatie = afbakening = begrenzing = afperking rijst = nasi oprapen = oppikken = inzamelen = sprokkelen = verzamelen = oogsten structurering = ordening lammetjespap = havermoutpap = bloempap = meelpap = pap opvatten = vertalen = uitleggen = instellen = aanvangen = openen = opnemen = entameren = opstarten = starten = inzetten = nemen = aanvatten = beginnen = tolken verontwaardiging = indignatie = gebelgdheid derivatie = derivaat = afleiding vanille = vanilleplant = vanille-orchidee uitwisseling = vervanging = substitutie = beurs eenzelvigheid = eenzaamheid tearjerker = draak = tranentrekker = smartlap metastase = uitzaaiing ritselaar = regelaar welvoeglijkheid = fatsoenlijkheid = netheid = ordentelijkheid = fatsoen = gevoeglijkheid = conveniëntie dissectie = sectie = obductie = nabespreking = autopsie = lijkschouwing = lijkopening = necropsie dromen = verlangen = in hoger sferen zijn = dagdromen = begeren = zuchten = talen = droom biografie = levensverhaal = levensgeschiedenis conservatief = liberaal = rechts = conservatieveling pluraliteit = pluriformiteit = heterogeniteit = range = variabiliteit = diversiteit = verscheidenheid pastei = gebak = taart Talmoed = talmoed = talmud hoogspanningsnet = lichtnet = elektriciteitsnet = lichtleiding = stroomnet koppijn = hoofdpijn onoverwinnelijkheid = onverslaagbaarheid synovitis = gewrichtsziekte = artritis = gewrichtsontsteking neteldier = neteldieren incasseren = getroosten = kampen = doormaken = toucheren = gedogen = harden = vangen = verduren = opstrijken = dulden = verdragen = doorstaan = dragen = beuren = velen = innen bedelaar = armoedzaaier = bedelman = landloper onderschragen = onderschoren = schoren = steunen = onderstutten = stutten = schragen dienstbetoon = servies = service = dienstverlening Colombië = Colombia = Columbia schietlood = meetlood = richtlood = lood hoer = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = brutaaltje = straatmadelief = slons = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster poppentheater = marionettenspel = marionettentheater = poppenkast = poppenspel aanhechten = vastmaken = verbinden = aanbinden = binden = knevelen = vastbinden = bijvoegen uitgeversfonds = fonds = boekenfonds kinkhoorn = ruishoorn walm = smook voorbijvliegen = vliegen = omvliegen sporenelement = sporenelementen vaargeul = slenk = geul = kanaal = bedding = zee-engte lange vinger = vingerkoek schoolfrik = onderwijzer = lerares = juf = schoolmeester = juffrouw = schoolvos = leermeester = schooljuffrouw = frik = docent = instructeur = schooljuf = leraar oppoetsen = slijpen = poetsen havermoutpap = havervlokkenpap = lammetjespap = bloempap = havermout = havervlokken = meelpap = pap verspiller = verbrasser = verkwister opsnijden = grootspreken = bluffen = pochen = patsen = snoeven = opscheppen = ophakken wedren = race = snelheidswedstrijd ogenblik = minuut = tijd = stonde = ure = poosje = seconde = moment = uur = tijdstip = punt = tel massief = berggroep ongeschikt maken = onbruikbaar maken = uitschakelen = deactiveren = onklaar maken = onmogelijk maken Simson = ruwe vechtersbaas = mannetjesputter junior = jongere = junioren stewardess = gastvrouw polenta = maïsmeel tweedracht = onmin = verscheurdheid = kabaal = kakofonie = onenigheid = disharmonie = tweespalt = verdeeldheid = partijschap werpspies = speer = geer = spiets = lans = spies weduwnaarsbotje = tinteldoos = telefoonbotje harmonium = orgel = kamerorgel = huisorgel rabdomant = wichelroedeloper = pendelaar = roedeloper = radiësthesist negro-spiritual = gospel = negrospiritual additief = voedseladditief = smaakje botten = kiemen = punten = schieten = ontkiemen = uitbotten = uitlopen = uitschieten objectie = vertoog = tegenwerping = tegenspraak ophijsen = opsjorren = hijsen houtblok = blok = boomstam = blokje = boomstronk stralingsmeter = dosismeter = monitor scrotum = balzak wegbeschrijving = weg = rijschema = routebeschrijving ragout = ragoût entrepreneur = ondernemer bulletin = nieuwsblad = nieuwsbrief hopen = hoop Ku Klux Klan = Ku-Klux-Klan ontknoping = onthulling = pointe = afloop klanken = klank sabelsprinkhaan = sprinkhaan Nicolaas = Nicholas Katholicisme = katholicisme = Katholizism proosten = toosten = toasten = aanstoten = klinken momentje = tijdje = poos = wijl = periode = poosje = een hele tijd begoochelen = misleiden = bedriegen = bedotten = mystificeren bankbediende = cassière = kassier optooien = optuigen = decoreren = opsieren = tooien = versieren = sieren = verfraaien = opsmukken suikerglazuur = glazuursel = glazuurlaag = glazuur lusten = mogen = aangetrokken voelen tot = smachten = leuk vinden = een sterk verlangen hebben = houden van = graag hebben adhereren = aankleven elektromagnetische inductie = invloed = zelfinductie = inductie garen = onderwerp = paktouw = bindtouw = pees = touw = bindgaren = draad = rode draad stuifsneeuw = jachtsneeuw = sneeuwbui = werveling hervestiging = verplaatsing geestesverschijning = visioen = droombeeld doorlatendheid = doorlaatbaarheid = doorstroming = doordringbaarheid = doorstroombaarheid alles = geheel = algemeen = gemeen = herunterladen = veelomvattend = totaliteit kak = drek = excrementen = excrement = ontlasting = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = stront = ba = faecaliën = uitwerpselen = schijt = drol = uitwerpsel = afgang = beer = feces foezelolie = foezel rite = ceremonie = ritueel nabespreking = sectie = obductie = autopsie = dissectie = lijkschouwing = lijkopening = necropsie oortelefoon = koptelefoon met microfoon = koptelefoon = hoofdtelefoon = headset = hoofdtelefoon met microfoon = oormicrofoon roeisport = haal wild dier = beest = dier iemker = bijenhouder = imker pc = homecomputer = micro = hobbycomputer = huiscomputer = personal computer = microcomputer gauss = Gauss tentenkamp = camping = bivak = kampeerterrein hemelrijk = hemel = nirwana = paradijs = firmament trouwjurk = bruidsjapon = trouwkleed = bruidsjurk smeulen = schuilen = broeien = sluimeren uitgelatenheid = enthousiasme = uitbundigheid afscheiding = vochtafscheiding = verdeling = beschot = exsudaat = opdeling = uitscheiding = secretie = schot = splitsing = daarmee uit zekering = smeltstop = smeltdraad = stop Verenigde Mexicaanse Staten = Mexico ziektebeeld = syndroom ontketenen = loslaten = vrijlaten aks = bijl = houthakkersbijl = akst = aks(t) = hakbijl = strijdbijl skai = kunstleder = imitatieleer = kunstleer = namaakleer = simileder aankruisen = vink = aanstrepen = afvinken actualiseren = realiseren uitloop = riviermonding = uitmonding = mond = monding = muide = riviermond = vertraging krabbelen = klauwen = schuren = krabben = krauwen havanna = Havana schaatsbaan = ijsbaan = kunstijsbaan ophemeling = pluimstrijkerij = mooipraterij = hielenlikkerij = vleierij invoer = toegang = importeren = invoeren = invoering = invoer_bestand = intrede = importgoederen = import = ingang = input = binnenkomst = intocht = entree = ingeven optrekje = buitenhuis = semi-bungalow = bungalow = huisje = arbeiderswoning verrader = verraadster = judas = versliegeraar alcoholica = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek klankkleur = geluid = toonhoogte = timbre = toon moefti = burgertenue springtouw = touwtjespringen bekommeren om = aandacht besteden aan = behandelen = zorgen grondbezit = latifundium = grondeigendom = grootgrondbezit = landadel afpalen = afperken = afbakenen = bebakenen = afgrenzen = omschrijven = demarqueren = traceren ondergaan = accepteren = zetten = opdragen = ontvangen = aannemen = aanvaarden nabestaande = nabestaanden kant = zijde = border = richting = contour = rijgveter = zangwijs = richel = hoek = lijn = melodie = rand = grens = veter = kantje fiberglas = glasvezel = glasdraad schraapijzer = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel voeren = leiden = doorgeven = invoeren = lopen = voederen = overbrengen = voedsel geven = uitgeven = houden = eten geven = hebben = uitkomen = voeden afsmelten = versmelten = wegsmelten gewoonte = manieren = gebruiken = mos = geplogenheid = usus = gebruik = praktijk = usantie = ritueel betelnoot = arekanoot ragfijn weefsel = delikaat gekookt ei = gekookte ei spinnen = spin = draaien = snorren = suizelen = spinnetje = suizen dwangmiddel = drukmiddel = pressiemiddel elektriciteitsnet = stroomnet = net = schakelschema = hoogspanningsnet = lichtnet = schakelingen = schakelsysteem = netwerk = elektrische installatie = raster = bedrading = lichtleiding godsdienst = religie = geloof = geloofsovertuiging verafschuwen = haatobject = afkeer hebben = verfoeien = haten = walgen = gruwen van = gruwelen van = walgen van = gruwen = kotsen = verwerpen heerschaar = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep tape = band = cassettebandje = audiocassette = magneetband = geluidsband = bandje = geluidscassette = cassetteband presidium = voorzitterschap basement = sokkel = voetstuk = piëdestal = stander = postament = standaard onbetamelijkheid = ongepastheid = onwelvoeglijkheid = onbehoorlijkheid = onfatsoenlijkheid subsidiëren = betoelagen vrijlating = bevrijding = verlossing tijdwaarneming = tijdopneming Republiek Zimbabwe = Rhodesië = Zimbabwe chaperon = chaperonne flodderjurk = hemdjurk = soepjurk pastor = voorganger = kapelaan = zielzorger = onderpastoor = parochiepriester = hulppredikant = rector = dominee miauw = kattengejank = kattegejank oomzegger = neef propeller = schroef dekken = bespringen = planten = inplanten = overlappen verticuteerhark = beluchter ontvlammen = vlamvatten = ontbranden damesdubbelspel = damesdubbel voor de billen = billenkoek kennisneming = notie = benul = onderkenning = besef = begrip gelijkmaking = equatie comic = stripboek = stripverhaal = beeldverhaal = strip november = nevelmaand = slachtmaand uitventen = dealen = aan de deur verkopen = venten = leuren = colporteren terugval = afname = verlaging = daling = korting = vermindering = reductie = inkrimping = afslag reisorganisatie = reisbureau = reisagentschap = reisorganisator = touroperator teelbal = testikel = kloot = bal = testis = geslachtsklier = zaadbal tumulus = grafheuvel = grafterp geowetenschappen = aardwetenschappen = aardkunde mopje = deuntje = deun omhulsel = ruggordel = verpakking = rugschild = schaal = omkleedsel = rugschelp = huis = behuizing = hulsel = kas wijnjaar = wijnoogst vervatten = verbaliseren = vertolken = formuleren = uitspreken = verwoorden werkwoordsvorm = persoon inschrijvingsgeld = prijs = inschrijfgeld = gage = vacatie = honorarium = vacatiegeld conifeer = naaldbomen = naaldboom paragon = toonbeeld bijdragen = meehelpen = contribueren kreeftegang = decadentie = kreeftengang onaangenaamheid = heibel = onmin = herrie = kwestie = kift = mot = onaangenaamheden = onenigheid = onvrede = disharmonie = trammelant = dispuut = kif = bonje = zerpte = ruzie = twist Emery = amaril emmeren = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren = mekken saucijs = worst behoren bij = bewegen = toehoren = behoren = gaan = aankomen = slaan = toebehoren = raken = behoren tot = behoren aan = handelen = gelden = betreffen = treffen aanmanen = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = dringen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = aanporren = manen = instigeren = pramen vereffenaar = moordenaar = liquidator baseline = zijlijn = achterlijn voorraad = opslaan = stock = violier = magazijn inboeten = verspelen = verbeuren = vergokken = opgeven berouw hebben = spijten = bewenen = betreuren = treuren belangenorganisatie = belangengroep = belangenvereniging vondst = aantreffen = ontdekking = vinding = doorbraak = uitvinding = vinden beslissingsbevoegdheid = inspraak = medezeggenschap voorpost = buitenpost gesticuleren = gebaren nakomen = vervullen = voldoende = inlossen = bevredigen convergentie = samenvloeiing = versmelting huisonderwijzer = privé-leraar = mentor strijdbijl = bijl = houthakkersbijl = akst = aks(t) = aks = hakbijl volksmennerij = demagogie rechtscollege = rechtbank = tribunaal = balie = vierschaar = gerecht = hof = assisenhof stem = verkiezing = stemgeluid = ballotage = spraakvermogen = votum = spraak = stemming = zangpartij blond = blondine vlamverdeler = sudderplaatje = warmhoudplaatje = sudderplaat koper = messing = koperbruin = afnemer = inkoper = bugel = aankoper = geelkoper katalysator = gaspedaal = promotor misogaam = vrouwenhater = misogijn = misogyn hagelsteen = hagelbol = hagelkorrel revolte = oproer = opstand = rebellie belastingstelsel = fiscaliteit = belastingsysteem beethouden = vasthouden = houden = beethebben wijzen = aanwijzen = duiden = wijzen op = aanduiden poseur = aansteller = komediespeler = kwast = toneelspeler = komediant steno = stenogram oriëntatie = oriënteringsvermogen = richting = gerichtheid = oriëntering = vertrouwd = kerkbouwrichting = plaatsbepaling ploegen = ploeteren = inspannen = sloven = beulen = sappelen Italiaan = Italiaanse reisagentschap = reisbureau = reisorganisatie = reisorganisator = touroperator matinée = matinee = middagvoorstelling verbijstering = verbluffing = ontsteltenis = bezorgdheid = verwondering = consternatie = stomme verbazing = verwarring = commotie = verdwaasdheid = alarmstemming = verbazing = bevreemding = verrassing = opschudding = beroering = ontzetting shoarmabroodje = pittabroodje = pitabroodje Christenheid = christenheid linksheid = lompheid = onbeholpenheid = onhandigheid schertsbeeld = spotbeeld = karikatuur ontoegankelijkheid = ongenaakbaarheid = onbeschikbaarheid darmontsteking = enteritis zijdecultuur = zijdeteelt algemeenheid = generaliteit = cliché = gemeenplaats = sjablone = universaliteit = sjabloon = open deur = platitude = banaliteit stofferen = polsteren inwrijven = beschuldigen = aanrekenen = aantijgen = nadragen = imputeren = schelden = op het matje roepen = verwijten = aanwrijven = berispen werkwoord = verbum schoof = hoop = garve = bos = bosje = korenschoof = garf = bundel vingerwijzing = aanwijzing = aanduiding = indicie = indicatie = symptoom onafheid = onvolledigheid = onvoltooidheid schotse ruit = ruitjesstof = ruitje = Schotse ruit = tartan regelkamer = schakelkamer = controlekamer kwadraatswortel = wortel = vierkantswortel anker = muuranker binnenzijde = binnenkant boiler = warmwaterreservoir = warmwatertoestel = heetwaterketel = gasboiler trits = ris = rist = slier = trio = sliert = drie = drietal = rits = serie stortvloed = stroom = overvloed valk = torenvalk namaakpil = neppil cassave = cassavebrood = maniok pandgoed = onderpand = garantie = pand = waarborg = securiteit = borg knikker = kersepit = hoofd = hoofdje = bolletje = harses = kersenpit = kanis = kop = knar = test = kruin = bol vastliggen = stokken = horten = haperen spiegelkijker = reflector = spiegeltelescoop schepmelk = afgeroomde melk = magere melk = taptemelk = ondermelk softdrink = fris = prik = frisdrank kruisdood = kruisoffer = kruisiging ietsepietsje = vlek = beetje = tikkeltje = tikje = pietsie = ietsepietsie = pietsje = vleugje buurtschap = buurt = vlek = gehucht = gat schrift = cahier = schrijfsel = optekenboekje = dictaat = lettertype = notitieboekje = dictaatcahier = font = lettersoort = geschrijf = geschrift = schrijven = dictaatschrift = schrijfschrift = type breinaald = breipen = pen kapper = barbier = herenkapper = figaro = dameskapper = friseur = coiffeur = haarkapper = hairstylist = haarknipper constructeur = bouwer = projectontwikkelaar = aannemer displaced person = ontheemde = apatride = staatloze kneuzen = verpletteren = platdrukken = samenpersen = pletten wielrenner = fietser = wielrijder = peddelaar stelt = poot = onderdanen = been = onderdaan ondragelijke pijn = tortuur = doodsstrijd = kwelling = torment schoren = onderschoren = steunen = onderstutten = stutten = schragen = onderschragen verleiding = verlokking = seductie = verzoeking = lokroep = bekoring verpletteren = platdrukken = samenpersen = overweldigen = persen = overvallen = verbrokkelen = overmannen = overrompelen = kneuzen = in elkaar persen = pletten = brokkelen = overmeesteren hoofdhuid = kruin = scalp = schedelhuid plankenkast = legkast borstelhaar = stoppelhaar arbeidsproductiviteit = productiviteit = arbeidsproduktiviteit = produktiviteit zenuwgestel = zenuwstelsel treklijn = tros filterinstallatie = waterzuiveringsinstallatie = zuiveraar = drinkwatersysteem grondstelling = hoofdregel = grondregel = postulaat = maxime = oerprincipe = basisprincipe = grondbeginsel = grondwaarheid = axioma = beginsel = principe straal = radius = straaltje = biels = dissel = bundel = lichtstraal mos = manieren = gebruiken = gewoonte = geplogenheid = usus = gebruik = praktijk = usantie brugleuning = borstwering intypen = intikken = intoetsen krantenkiosk = kiosk = stand = krantenstalletje vijf = quaternion = vijftal = vier = quintool praatprogramma = discussieprogramma = talkshow = praatshow schieten = kiemen = afschieten = punten = ontkiemen = uitbotten = uitlopen = flitsen = uitschieten = botten zevenboom = zavelboom = cederolie niet toestaan = vernietigen = afraden = verbieden = verbannen = niet toestaan = afkeuren freatisch water = grondwater = grondwaterspiegel = grondwaterstand afwasmiddel = wasmiddel werkkleding = bedrijfskleding = beroepskleding = vakkleding = werkplunje interview = ruggespraak = vraaggesprek = sollicitatiegesprek woordenkeus = woordkeus = terminologie = woordkeuze = jargon labelen = prijzen = etiketteren chicaneur = pietlut = peuteraar = miereneuker = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter spullen = bullen = parafernalia = toebehoren = spulletjes = onderdelen = spul nijverheid = sector = werklust = produktieproces = industrie = industrietak = productieproces castorolie = ricinusolie = wonderolie = purgeerolie beginpunt = startpunt = aanvangspunt = uitgangspunt productiestraat = lijn = montageband = productielijn = lopende band = straat = machinestraat firewall = vuurmuur dwaaltuin = labyrint = doolhof = gangenstelsel concurrentiestrijd = toernooi = concurrentie = rivaliteit = mededinging = wedijver = competitie houtsingel = windsingel = windscherm asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = deponie = stort = ashoop = stortplaats = afvalhoop = afvalstort = asvaalt kraakbeen = knorbeen bankrekening = bankconto = rekeninguittreksel verbeiden = opwachten = verwachten = liggen = wachten = afwachten = klaarliggen pulken = Massachusetts watervlooien = waterluis = watervlo machiavellistisch = geslepen rassenrelletjes = rassenonlusten allittereren = allitereren verering = adoratie = verheerlijking = glorificatie = aanbidding doorstrepen = staken tegenstemmen = van mening verschillen waterweg = vaarweg = vaarwater congestie = conglomeraat = opeenhoping = ophoping = verstopping = concentratie poelsnip = bokje = watersnip mobiel = mobile zuurstofapparaat = beademingstoestel = beademingsmachine = ademhalingsapparaat = respiratietoestel balzaal = ballroom = dansgelegenheid = dancing = danstent = discotheek = discobar = danszaal = disco kikvors = kikker = pad zeedijk = steiger = paalhoofd = zeehoofd = zeewering = golfbreker = pier = havendam = zeebreker = breekwater = krib = landhoofd monteur = mechanicien = automonteur = mechanicus gemeenschappelijke kamer = docentenkamer = groepsruimte = leraarskamer = lerarenkamer klapperboom = kokosboom = kokospalm = klapper = kokosnoot tuinderij = groenbedrijf = tuinbouw = horticultuur = groentekwekerij = kwekerij pak voor de broek = billenkoek uitoefenen = inspannen = oefenen albumine = eiwit doorstaan = getroosten = kampen = incasseren = doormaken = gedogen = harden = verduren = dulden = verdragen = dragen = velen = staan = rechtstaan irreversibel = onomkeerbaar helderheid = begrijpelijkheid = luminantie = verstaanbaarheid = klaarheid = glans = duidelijkheid inbakeren = schuilgaan = bakeren dialoog = gesprek = debat = forum = bespreking = onderhandeling = pourparlers = discussie = dialoogvenster = ontmoeting = palaver uitvoerbaarheid = haalbaarheid de student die spreekt tijdens de afsluitceremonie = klas eerste = afscheids helikopter = hefschroefvliegtuig = wentelwiek nekrol = rolkussen hodometer = wegmeter = kilometerteller agnaat = agnaten = stamhouder handelbaarheid = beheersbaarheid echtvereniging = echt = huwelijksband = huwelijk = matrimonium = echtverbintenis commerciële bank = handelsbank landbouwproduct = landbouwprodukten = landbouwproducten = landbouwprodukt aritmetica = rekenkunde = rekenkunst = rekenen natuurbeschermingsgebied = landschapspark = nationaal park = natuurgebied klodderen = kliederen = kledderen = overhoophalen behartigen = letten = verzorgen = naar omkijken = achten opdissen = voorschotelen = opdienen = dissen = voorzetten = opdoen = dienen = serveren begunstiger = weldoener = helper = helpster dieselolie = diesel ardennen = Ardennes monnikenwerk = slavenarbeid = koeliewerk zouterij = looierij = leerlooierij schovenbinder = map = snoer boemelaar = pretmaker = zwelger = fuifnummer = feestnummer = feestvierder = lolmaker = feestneus redresseren = lappen = verstellen = herstellen = lijmen = repareren = maken = verbeteren beschuit = scheepsbeschuit parameters = parameter balletrokje = tutu waarneming = observatie = ontdekking = opsporing = speurwerk klooster = convent = monnikenklooster = communiteit = communauteit = abdij = kloostergemeenschap molentje = molen geweldige tante = oudtante knevelarij = afpersing = geldafpersing = chantage opruiming = opheffingsuitverkoop = liquidatieuitverkoop = uitverkoop = leegverkoop = opruimingsuitverkoop = liquidatie-uitverkoop ontwenden = ontvreemden = stelen = verdonkeremanen biënnale = tweejarig harteleed = hartenleed boerderij = boerenhofstede = hofstee = hoeve = boerenbedrijf = landbouwbedrijf = hofstede = boerenhofstee hervatten = hernemen exsudaat = afscheiding = vochtafscheiding doorslaan = roddelen = doordraven = bezingen tekortschieten = falen = onderuitgaan = feilen vogelwereld = vogelstand = avifauna vriespunt = smeltpunt golfgebied = band = frequentie gietstaal = kroezenstaal smidse = smelterij = hoefsmederij = smederij voeder = voer = vreten = kanonnenvoer = weiland = foerage = veevoer verordineren = decreteren = voorschrijven = verordenen courant = staatsblad = nieuwsblad = dagblad = krant = gazet vakopleiding = beroepsopleiding = vakonderwijs = beroepsonderwijs woelgeest = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = opruier = herrieschopper enkel = enkelgewricht Republiek Bulgarije = bulgarije = Bulgarije verpakking = emballage = pakmateriaal = verpakkingsmateriaal = negligé = omslag = omhulsel werkmeid = meid = maagd = dienstmeisje = dienstbode = dienstmeid = dienares = meisje uilenbril = schutbril = sneeuwbril = motorbril = stofbril = veiligheidsbril Doyen = oudste = deken = doyen plaatkoek = drie-in-de-pan hartaandoening = hartkwaal = hartziekte duivelbanner = exorcist = duivelbezweerder gewetensnood = gewetensangst = gewetenswroeging = wroeging = berouw = zelfbeschuldiging = zelfverwijt fijne meneer = hoge piet = banjer = fijne mijnheer borreltijd = borreluur Transylvania = Transsylvanië machtswellusteling = potentaat = dictator = commandant = tiran godsvrucht = piëteit = devotie = toewijding = godsdienstzin = godvruchtigheid koopprijs = inkoopprijs = nieuwprijs trouwdienst = bruiloft = huwelijk krottenbuurt = slum = gribus = bidonville = krottenwijk = achterbuurt = sloppenwijk = slums mecanicien = machinist = werktuigkundige = machinevoerder = mechanicus gebabbel = gezwets = gekwebbel = gekakel = gekwetter = geleuter = gezwam = gelul = geklets bomaanslag = bombardement ticket = entreebiljet = kaartje = passagebiljet = toegangsbewijs = kaart = entreebewijs = entreekaart verhullen = benevelen = camoufleren = verhelen = wegstoppen = verbloemen = maskeren = versluieren = verdoezelen = verbergen kwezelaar = femelaar = kwezel uiteen drijven = scheiden = uiteendrukken kampement = kamp wasdom = groei = ontwikkelingsfysiologie = ontogenie = ontwikkeling = rijping = ontogenese offday = off-day = baaldag warmwaterreservoir = warmwatertoestel = heetwaterketel = gasboiler = boiler sleutelkoord = houwtouw supprimeren = onderdrukken = afschaffen = bedwingen = beteugelen losraken = loskomen = loslaten = losgaan pot-au-feu = stoofpot = estouffade = stoofschotel koopmansgeest = zakengeest = mercantilisme = handelsgeest verfkrabber = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer zedenmeester = strenge meester = fatsoensrakker = moralist = zedenprediker Sovjet-Unie = Unie van Socialistische Sovjetrepublieken = SU = USSR mollusk = schaal-en schelpdieren = schelpvis = weekdier haasten = opschieten = jagen = vlotten = voortmaken = overhaasten = voortjagen = jachten = verhaasten = bespoedigen = zich haasten evenaren = opwegen aanpezen = aanpoten = doorzwoegen = doorwerken imam = kalief zoet water = zoetwater wegmeter = hodometer = kilometerteller almacht = alvermogen = omnipotentie = vrijmacht boekbinden = inbinden = binden stroom = beek = stroompje = elektrische spanning = potentiaal = zee = waterloop = spanning = schat = rivier = voltage = vloed = stroming = elektriciteit = stortvloed = debiet = doorstroming geil = slijm = zaad = teelvocht = stijfsel = sperma damask = damast bolderkar = wagen = bolderwagen animositeit = rancune = haat = vijandschap = vijandigheid = haatgevoel = haatgevoelens = hostiliteit verkeer = verkeersdrukte = zwarte handel = handel ansichtkaart = prentbriefkaart = ansicht = kaart = briefkaart = prentkaart terugsturen = retourneren = terugzenden oneindigheid = eeuwigheid = infiniteit petitionnement = verzoek = petitie = rekest = vraag = aanvraag = smeekschrift = verzoekschrift koopwaar = product = handelsgoederen = waar = waren = handelswaar = negotie = spul = handel geurtje = odeur = geur = lucht = reuk laptop = notebook = schootcomputer matigheid = maat vlotten = opschieten = jagen = haasten = voortmaken = drijven = voortjagen = jachten = verhaasten = bespoedigen renium = rhenium toetsen = checken = toets = uittesten = vergelijken = proberen = uitproberen = testen diëtetiek = dieetleer = voedingsleer = diëtiek faling = fout veroorzaking = oorzakelijkheid quotum = quota = part = gemeen hebben = quotiënt = quote = aandeel = rantsoen = deel = portie bladgroen = chlorofyl = chlorophyl beeldscherpte = resolutie = beeldkwaliteit oplaaien = opvlammen bandje = groep = band = cassettebandje = sigarenbandje = banderol = audiocassette = magneetband = belastingbandje = tape = geluidsband = geluidscassette = cassetteband bedenksel = hersenspinsel = verdichting = fabeltje = verzinsel = inventie = fictie = sprookje = fabel = verdichtsel een rol bankbiljetten = fonds personen = volk = lui = mensen toiletrol = wc-rol = pleerol = closetrol aanwezigheid = toegankelijkheid = bijzijn = voorhanden zijn = tegenwoordigheid = begeleiding = bruikbaarheid = beschikbaarheid = presentie telefoonhoorn = hoorn slorpen = slurpen = slobberen stoorzender = klojo = lastpost = klier = ettertje = lastpak = lomperd ruimtependel = ruimteveer = shuttle = space-shuttle koptelefoon = koptelefoon met microfoon = hoofdtelefoon = oortelefoon = headset = hoofdtelefoon met microfoon = oormicrofoon opsteekladder = optrekladder = inschuifladder = schuifladder = uitschuifladder cirkel = kring uterus = moederschoot = schoot = baarmoeder regering = regeerperiode = regeringsperiode = staatsapparaat = bestuur = troon = heerschap = beleid = politiek = bewind = gouvernement = heerschappij = overheidsapparaat = regeringstijd humus = bladgrond = humusgrond = molmgrond = tuingrond = plantaarde = teelaarde = bladaarde = tuinaarde graven = ingraven = zich = blokken = drillen = boren = delven dodecaëder = twaalfvlak sessie = zitting arbeidsongeschiktheid = invaliditeit = onbekwaamheid = lichaamsgebrek = handicap = gebrek hexaëder = regelmatig zesvlak = zesvlak = kubus = derde macht jachttijd = jacht = jachtseizoen negende = negenste vloermat = deurmat = voetmat diskwalificeren = desapproberen = desavoueren = afkeuren metaal walsen = beslag drupregen = gemiezer = miezer = motregen huidschilfer = velletje = vel misstelling = drukfeil = drukfout = erratum = typefout wiskunde = mathematica = strategie = mathesis = plan = schema = rekenvaardigheid oxidatie-reductie = redoxreactie chemische formule = formule dialectgeografie = taalgeografie = woordgeografie zich drukken = zijn plicht ontlopen vingerkoek = lange vinger getortel = geflikflooi = liefdesspel = liefdespel = gevrij = vrijpartij dochter = dochterlief gozer = jong = knul = joch = knaap = oude = jongen violier = voorraad gespan = bespanning = span = ploeg chlorer = chloreren gebelgdheid = verontwaardiging = indignatie citaat = quote = bestek = prijsopgave = quotatie = aanhalingsteken = aanhaling = allegatie aartsdiocees = aartsbisdom = metropool schoonmaker = kuiser bekentenis = aveu = schuldbekentenis = schuldbelijdenis = toelating ongeloof = ongelovigheid = scepticisme = twijfelzucht feeling = instinct = intuïtie bobbeltjesstof = gestreept cloqué = cloqué = seersucker aantekenboekje = zakboekje infiniteit = eeuwigheid = oneindigheid materniteit = moederschap toekennen = toemeten = toebedelen = vergunning = toewijzen kletskous = woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kwebbel = keuvelaar = kletsmajoor = leuteraar oftalmiatrie = oogheelkunde tegenpartij = tegenstrever = anti = wederpartij = tegenstemmer = antagonist = oppositie = tegenstander = opponent = oppositiepartij Scythië = Scythia cycloon = windhoos = wervelwind = wervelstorm = tornado = dwarrelwind = orkaan = tyfoon karaf = wijnkan = wijnkaraf = waterkan kanarieneuker = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter nazitten = nazetten = achternazetten = achternazitten consistentie = gelijkvormigheid = harmonie = overeenstemming = compactheid = dikte = dichtheid = densiteit streling = aai trimester = voet = term = blok palatum = verhemelte = gehemelte roddelkrant = schandaalblad = boulevardblad = sensatieblad = roddelblad = tabloid = boulevardkrant = sensatiekrant knolselderie = knolselder = raapselderij = raapselderie = knolselderij sjibbolet = password = consigne = parool = paswoord = schibbolet = wachtwoord = herkenningswoord = sleutel vrekkigheid = zuinigheid risico nemen = wagen = riskeren = vergokken heupkom = acetabulum meekrijgen = bewegen = overreden = bewerken = omturnen = platpraten = omverpraten = overtuigen = ompraten = bepraten = overhalen hoefsmederij = smederij = smidse = smelterij maaltijden = verbruiken = vreten = eten = tafelen = consumeren = nassen = nuttigen = bikken aperitief = hors-d'oeuvre = voorafje = voorgerecht = entree cameraman = cinematograaf = operateur = filmoperateur Republiek Kiribati = Kiribatisch = Kiribati chimère = waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = drogbeeld = hersenschim = illusie = fantasma aanraken = raken = ontmoeten = beroeren = toucheren = afspreken trainster = oefenmeester = trainer casten = gooien = neergooien falanx = kootbeen = kootje = gelidbeentje plegen = wennen = zwemen = gewennen = begaan sjouwen = meesleuren = torsen = uitvoeren = meezeulen = zeulen = afleggen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen = volbrengen = kwijten = meeslepen = rondsjouwen = treffen = uitrichten bedoelen = intenderen = willen = menen = van plan zijn = beogen blaaspoot = donderbeestje ontbering = ruwheid = ondraaglijkheid = ellende = derving = ontneming = gemis gym = gymnasium = gymnastiek volkenkundige = ethnoloog = etnoloog guerrillastrijder = guerrilla = partizaan = vrijheidsstrijder krediethypotheek = hypotheek contradictie = incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = discordantie = antilogie = inconsequentie = strijdigheid = onsamenhangendheid disconto = rentestandaard = rentestand = rentepercentage = rentevoet tbc = tb = ftisis = tering = tuberculose liftkoker = liftschacht rits = sliert = ritssluiting = trits = ris = rist = slier = serie huisbaas = kastelein = herbergier calciet = kalkspaat overdreven vleien = hielenlikken glee = vrolijkheid = hilariteit historiografie = geschiedschrijving tankauto = tankwagen = olietankwagen = olietanker marktverkenning = marktonderzoek = marketing = marktanalyse enquête = ondervraging = onderzoek = navraag = getuigenverhoor = studie = inquisitie = opinieonderzoek = geloofsonderzoek Groenen = groen = sinopel = heerlijkheid optekenen = boekstaven = opschrijven stugheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = stijfheid hinderlijk = vervelend = ergerlijk redactielid = staflid = kaderlid = personeelslid zwemvest = reddingsvest meisje = dienares = jongedame = meid = maagd = vriendin = honneponnie = geliefde = dienstmeisje = werkmeid = juffrouw = ware liefde = griet = dienstbode = vrijster = meiske = dienstmeid = sweetie = honnepon vallende ster = meteoriet = meteoor onderdrukt = beheerst spijsverteringskanaal = maag-darmstelsel Andrew = André = Andries = Andreas wegkwijnen = wegteren = verkommeren = verkwijnen = aftakelen = verwelken = zieltogen = verpieteren grafteken = monument = grafmonument = herdenkingsplaats retrospectieve = retrospectief sneb = bek = snavel = bekje = snebbe = nebbe veerdienst = veer = ferryboot = pont = ferry = veerboot = pontveer = veerpont mikken = kwakken = aanleggen = knikkeren = werpen = flikkeren = jenzen = ogen = plompen = kieperen = kukelen = gooien = zwiepen = dingen = nastreven = streven = lazeren = kegelen = keilen = kogelen antwerpen = Antwerpen pelgrimsreis = hadj = pelgrimage = pelgrimstocht = bedevaart twijg = schakelaar = rijs = wis = spitsroede = wissel = teen voetpedaal = trapper = pedaal koeling = koeltechniek neus-keelholte = nasofarynx klankbodem = resonantiebodem = klankbord = resonansbodem = zangbodem caoutchouc = gomelastiek = gummi = rubber horst = roofvogelnest = arendsnest anorexia = anorexia nervosa = anorexie bijwerking = spin-off = bijeffect = bijverschijnsel = neveneffect kleedkamer = kleedruimte waterbekken = waterbassin = stuwmeer = waterreservoir = spaarbekken apostel = discipel = aanhanger = acoliet = adept = volger = volgeling lampekap = lampenkap lexicon = woordenlijst = vocabularium = vertaalwoordenboek = woordenschat = vocabulaire = dictionaire = woordenboek bezorgdheid = ongedurigheid = roerigheid = verontrusting = zorg = ontsteltenis = rustloosheid = ongerustheid = verdwaasdheid = verlangen = tobberij = onrust = gejaagdheid = verbijstering = beroering = ontzetting = gewoel bakpoeder = gistpoeder histologie = weefselleer elektrolytisch = elektrolytische condensator Antarctis = zuidpool gewrichtsziekte = artritis = gewrichtsontsteking = synovitis huidaandoening = huidziekte gezondheidskunde = hygiëne = gezondheidsleer = continentie abandonnement = opgave = overlating = overgave = in de steek laten = verlating = afstand borstvoeding = zog = moedermelk = ablactatie concours = tornooi = toernooi bevreemden = verrassen optimaliseren = verbeteren = perfectioneren zich opwekken = ontwaken = wakker worden = wekken flikflooier = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd hoofdweg = autostrade = verkeersweg = Hoofdweg = snelweg = autosnelweg witheid = wit = zilver = blankheid wensdroom = ideaal = ideaalbeeld = droom = droombeeld affirmatie = bevestiging = ja spontaniteit = onbevangenheid = impulsiviteit = onstuimigheid = speelsheid = spontaneïteit = luchtigheid zaadbank = spermabank kunstje = handigheid = maniertje = trick = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = kunst-en-vliegwerk = foef echoën = galmen = naijlen = weergalmen = naklinken = weerklinken = weerschalken = herhalen = nagalmen = resoneren = nazeggen = doorklinken stamhouder = agnaten = agnaat nitrogeen = azotum = stikstof huwelijksmars = trouwmars = bruidsmars = bruiloftsmars bloeddrukmeter = tensiemeter = sfygmomanometer impost = schatting = rijksbelasting = belasting = taks = census vluggertje = haastwerk = Quicky opwelling = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bevlieging = caprice = kuren = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim gal = galvocht = slangegif = gif = slangengif = galappel vacatie = prijs = inschrijfgeld = gage = inschrijvingsgeld = honorarium = vacatiegeld witvis = elrits = ondermaatse vis = voorn verflauwen = verslappen = afzwakken = tanen = ontspannen = verwijven = verweken = kwijnen = verbleken = verzwakken aanvechten = contesteren = aanvallen = betwisten = bestrijden = weerleggen uitvallen = leiden = opspelen = uitmonden = de handdoek in de ring werpen = uitpakken = uitvaren = uithalen = uitdraaien = vallen = bekomen = fulmineren = uitlopen = zich overgeven = uitvliegen = resulteren = uitschieten afstraffing = boetedoening = straf = repressie = bestraffing bandage = verband boswachter = boomkweker handvol = handbreed = greep = handbreedte = handjevol kunstschilder = schilder afgeven = kraken = afbreken = tussenkomen = mengen = afkammen = zich bemoeien met = afzeiken = inmengen = bemoeien = encanailleren = afkraken = veroordelen = zich inmengen met = inlaten = tornen = neerhalen uitdelen = verdelen = toedienen = dealen hysterotomie = sectio caesarea = c-sectie = sectio = keizersnede bedrijf = zaken = handelmaatschappij = klandizie = zakenleven = corporatie = werking = businessclass = sector = wezen = branche = zaak = compagnie = onderneming = vak = firma = -wezen = handelsmaatschappij = akte meelpap = havermoutpap = lammetjespap = bloempap = pap papkind = lafbek = onzekere wankelmoedige man = papkindje = janhen in de schijnwerpers staan = belichting = spotlight deken = oudste = Doyen = doyen = dek = beddedeken = beddendeken navelsteng = navelstreng = navelsnoer meristeem = deelweefsel chlorofyl = chlorophyl = bladgroen kaliloog = kaliumchloride = potas hermitage = ermitage = Hermitage = kluizenaarswoning = kluis = kluizenaarshut ermitage = Hermitage = kluizenaarswoning = kluis = hermitage = kluizenaarshut aaneenbreien = breien = samenbreien = aaneengroeien krijsen = kreet = schreeuw = schreeuwen = roep = gillen uitdampen = dampen = wasemen = transpireren = uitademen = perspireren = uitwasemen ivoor = elpenbeen kapoetsmuts = pots = ka(r)poets = kapoets eigendomsrecht = vastbenoemd zijn = oorkonde = claim = eigendom = vordering = eis = beschikkingsrecht = akte eetkamer = eetzaal afsluitdop = sluitdop = dop in het land der blinden is eenoog koning = ellende eucharistieviering = Eucharistie = eucharistie = mis Maria-Hemelvaart = Maria-ten-hemel-Opneming = hemelvaart watturenmeter = elektriciteitsmeter keep = kerf = ril = inkeep = inkeping = groef raudauwen = rouwdouwen aantasten = berokkenen = toebrengen = aandoen perforeren = doorbreken GMT = Greenwich-tijd = Greenwichtijd keikop = stijfhoofd = stijfkop = koppigaard = kopstuk awoert = boe = uitjouwen = snuiven bladtin = aluminium folie = tinfoelie = stanniool = zilverpapier = foelie = tinfolie = staniol = folie Schots-Gaelisch = Schots-Gallisch dorpsmentaliteit = pietluttigheid = benepenheid = kruideniersmentaliteit = bekrompenheid = kleingeestigheid nageltang = nijper = pincet = splintertangetje = knijptang = trektang = nijptang = tang = spijkertang wipwap = wip heiblok = beer = valblok diafragmaopening = lensopening = diafragma = pupil risee = pispaal = wrijfpaal cirium = curium klinken = inklinken = nagelen = proosten = uitklinken = aanstoten = vastspijkeren = toosten = toasten = vastnagelen = spijkeren acclimatisering = acclimatisatie = aanpassing looderts = cerussief aanscherpen = verduidelijken = verdietsen = verhelderen = toelichten = expliciteren = preciseren complicatie = verwikkeling Saami = Sami = Saamen stiksteek = achtersteek het is te duur = ijzerwinkel = ijzerhandel opus = oeuvre = werk druivensap = druivesap honk = behuizing = home = woongelegenheid = woonruimte = woning = huis = basis = heem = tehuis = thuis hofmeester = steward import = invoer = importeren = invoeren bedevaart = hadj = pelgrimage = pelgrimsreis = pelgrimstocht opzijzetten = negeren = ignoreren = afwimpelen = wegcijferen slagveer = stuurpen = slagpen = slagpin = staartveer = drijfveer onderdak = schuilplaats = haven = vluchtplaats = vluchtoord = schoot = toevluchtsoord = wijkplaats oppositiepartij = oppositie = tegenpartij = opponent buiten beschouwing laten = uitsluiten = niet meetellen = niet toelaten cohort = leeftijdsgroep = leeftijdsklasse karakteristiek = hoedanigheid = karakterisering = typering = kenmerkend = propriëteit = karakterschets = kenschets = eigenschap sedativum = tranquillizer = kalmeringsmiddel = sedatief haarscheiding = scheidingslijn = scheiding = streep jaagpad = trekpad pascontrole = paspoortcontrole = inwijking controverse = dispuut = debat = redestrijd = onenigheid = woordenstrijd = pennestrijd = betwisting = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = twistpunt = polemiek = geschil = meningsverschil Arabische cijfers = Arabisch cijfer gebruikersinterface = interface avocadopeer = avocado raadslid = gemeenteraadslid visgrond = visserij = visindustrie spookbeeld = schrikbeeld = spook oscillatie = trilling buikloop = diarree = kakkerij = afgang tarwebrood = tarwe zoetelaar = proviandschip geleedpotigen = geleedpotige wegversperring = wegblokkade = barricade geldzak = geldbuidel = geldtas = beurs = zak = knip = portemonnee vredigheid = vrede = pax = rust middelvinger = middenvinger tuingrond = bladgrond = humus = humusgrond = molmgrond = plantaarde = teelaarde = bladaarde = tuinaarde abonnee = intekenaar = donateur = ondertekenaar = geabonneerde piesbak = pisbak = waterplaats = urinoir = urinaal = waterbak gekerm = verzuchting = gejammer = geweeklaag = jammerklacht = weeklagen = weeklacht initiëren = introduceren = implementeren = invoeren = overschakelen = inwijden = doorvoeren = instellen = inhuldigen = innoveren = overgaan opstoppen = volgooien = opvullen = vullen Bedoeïen = bedoeïen schrobnet = kornet = kor = wade stamelen = stotteren krijt = kleurkrijt = boerenkrijt = schrijfkrijt = krijtgesteente = krijtje assumeren = voor lief nemen = ervan uitgaan = veronderstellen = presumeren = postuleren = supponeren = gissen = stellen = onderstellen = aannemen zeehond = lak = verzegeling = rob = zegellak plaatsen = zetten = brengen = neerzetten = stellen = kwalificeren = doen = klasseren dij = dijbeen = femur = bovenbeen zonnedak = vallicht = dakraam = daklicht = lichtkoepel = koepel = open dak = schijnlicht relaxen = ontspannen koortsvrij = afebriel decisie = besluit = conclusie = eindoordeel = slotsom = gevolgtrekking = beslissing = bevinding asse = as = resten revenu = brutoloon = revenuen = brutosalaris giro = postcheck = postcheque- en girodienst = postcheque-en-girodienst venusheuvel = venusberg = schaamheuvel = pubis werking = actie = bedrijf weerleggen = loochenen = ontkennen = wegredeneren = aanvallen = bestrijden = omverhalen = refuteren = contesteren = wegpraten = omverwerpen = tegenspreken = logenstraffen = ontzenuwen = betwisten = aanvechten Frans = schuttingtaal = Fransen gebakkelei = geruzie = woordenwisseling = gehakketak = onenigheid = gekrakeel = gekijf doily = matje = onderleggertje = taartrand huilen = wenen = schreien = gebrul = janken = gehuil schuifladder = optrekladder = inschuifladder = opsteekladder = uitschuifladder wapenkunde = heraldiek = wapenleer hemellichaam = hemelbol magnetische weerstand = tegenzin giftige stof = toxine gezichtsscherpte = scherpte netel = irritant = brandnetel volhardendheid = standvastigheid = bestendigheid = stabiliteit = volharding = vasthoudendheid kokosboom = kokospalm = klapper = kokosnoot = klapperboom tremulant = tremolo schakeling = verbinding = aansluiting = connectie = telefoonaansluiting damesverband = maandverband verbijsteren = ontzetten = choqueren = verwonderen = verwarren = verbazen = ontstellen = doen twijfelen = in de war brengen = dooreenhalen = verbluffen = shockeren leefgebied = woongebied = territorium = biotoop = habitat = standplaats handelsvloot = koopvaart = koopvaardij = koopvaardijvloot neerzitten = zitten = zetelen voorbestemming = lot = voorzienigheid = lotsbeschikking = bestemming = providentie = voorbeschikking = lotsbestemming = levenslot floret = bloem = Aluminiumfolie = folie opmerken = gewaarworden = ontwaren = merken = bemerken = bekennen = waarnemen vastlopen = falen = stranden chronologie = tijdrekenkunde croque-monsieur = croque monsieur = tosti-ijzer = tostiijzer halswervel = nekwervels revolutie = wending = keer = toer = draaiing = kentering = ronde = ommezwaai = omslag = ommekeer bromium = broom accentteken = klemtoon = accent hulpmiddel = handigheid = hulp = utiliteit = instrument = medium = middel = hulpje oxydatiemiddel = oxiderende = oxydans dies irae = laatste oordeel = doemsdag = oordeelsdag = doemdag = dag des oordeels geschilpunt = parisappel = strijdpunt = twistvraag = verschilpunt = twistappel = twistpunt mekken = zemelknopen = zeuren = reutelen = mauwen = emmeren = zagen = mieren = malen = mekkeren = zaniken = zieken = meieren = griepen = zeiken = lazeren = piepen = neuzelen = zemelen = zeveren brie = Brie verfomfaaien = verkreukelen = kreuken = kreukelen = ragebol neutelen = beiden = lijmen = dralen = talmen = treuzelen = dreutelen = tutten = teuten = lijntrekken leenheer = vazal = leenman = slaafs = soeverein = grootgrondbezitter herziening = revisie = redres alcoholisme = alcoholprobleem = drankprobleem = drankzucht scheikunde = chemie = alchemie = alchimie coöpereren = samenwerken = samendoen geldklopperij = charlatanerie = flessentrekkerij = oplichterij = oplichting = oplichterspraktijken = bedotterij = afzetterij = oplichterspraktijk versvoet = voet duur = lengte = looptijd zijdeteelt = zijdecultuur hazelaar = hazelnoot schaal-en schelpdieren = schelpvis = weekdier = mollusk bottel = rozenbottel = rozebottel twaalfuurtje = lunch = noenmaal = middagmaal = (licht) middagmaal = middageten plantenzijde = plantezijde onderkant = onderzijde = onderste = bodem = bil = onderzij amnestie = begenadiging = remissie = gratie = gratieverlening overheidsapparaat = regering = staatsapparaat Rooms = paaps snellen = reppen = ijlen = racen = spoeden = vliegen toeschouwer = getuige = kijker = toekijker = randfiguur anijszaad = anijs twaalf = tientallen = dozijn toorn = woede = gramschap epoch = tijdperk = tijd = era = leeftijd = ouderdom genezen = helen orgaan = orgel toestemmen = ondersteunen = toegeven = onderschrijven = aansluiten = bewilligen = goedkeuren = aanvaarden = inwilligen = accepteren = instemmen = concorderen = het eens zijn = accorderen = goedvinden = bijvallen = berusten = schragen = overeenstemmen opsporingsdienst = FBI = recherche = rijksrecherche lethargie = hypnolepsie = slaapzucht = narcolepsie = futloosheid = lusteloosheid drooghekje = droogrek wasserette = wassalon gedragsregel = regel kwaadspreken = vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = schandaliseren = belasteren = lasteren = bezwadderen = roddelen = denigreren = smaden = bekladden deun = deuntje = lied = spreekkoor = mopje benzinedamp = uitlaatgas = uitlaatgassen schubhuid = psoriasis cretin = kretijn = waanzinnige = gestoorde = mogool = gek = geesteszieke = mongool = debiel = krankzinnige = idioot = imbeciel ondertekenen = bekrachtigen = ratificeren Purim = Poerim = Lotenfeest woord = woordenwisseling = erewoord = woord van eer = parool preventie = omzeiling = voorkoming = voorzorg clitoris = knopje = kittelaar peppel = populier uitbaten = exploiteren reuzenkerel = reuzekerel toelaten = vergeven = binnenlaten = toegeven = vergoelijken = admitteren = toegang verlenen = inlaten = toestaan slangenbeet = beet van een slang Tien geboden = tien geboden = decaloog vliegsnelheid = luchtsnelheid adapter = reisstekker = verloopstekker = wereldstekker gezinsbijstand = sociale verzekering handbreedte = handbreed = greep = handvol vingerzetting = applicatuur = greep gesjilp = gepiep = getjilp pantoffel = muil = slof = slipper geloofsbelijdenis = confessie = peccavi = belijdenis = credo = professie = schuldbelijdenis = biecht tegenkomen = opdiepen = opduiken = stoten = ontmoeten = samenkomen = opduikelen = stuiten = aanlopen = treffen = aantreffen onderpastoor = voorganger = pastor = kapelaan = zielzorger = parochiepriester = hulppredikant = rector = dominee prijzenoorlog = tarievenoorlog = prijzenslag laagterecord = nulpunt = dieptepunt = laagtepunt acht = oplettendheid = applicatie = alertheid = inzet = overgave = toewijding = ijver entozoön = endoparasiet afficheren = aanplakken refereren = aangeven = terugverwijzen = verwijzen = noemen = terugwijzen aangetrokken voelen tot = lusten = mogen = leuk vinden = houden van = graag hebben mem = memmen = pram = vrouwenborst = tiet = borst wimper = pinkhaar = ooghaar = oogwimper mierenhoning = honingdauw nadoen = imiteren = nabootsen = kopiëren uraan = uranium brandewijn = aqua vitae = brandy fotokopie = xerox = xerografie = kopie ovarium = eierstok = vruchtbeginsel pump = pumpschoen beklemtoning = accent = accentuering = emfase = klemtoon = benadrukking = nadruk notificeren = publiceren = bekendmaken = notifiëren = betekenen = aankondigen = aanduiden graniet = granietsteen unster = ponder = ponterstok = weeghaak pleisteraar = stucwerker = pleisterwerker = stukadoor = raper gehoorbeentje = botje = boontje = gehoorbeen omkiepen = omgooien = omduwen = omknikkeren = omkeilen = omverduwen = omhalen = omkieperen = omkegelen = omvergooien = omverwerpen = omtrekken = omverkegelen kraagstuk = kraagsteen beeldband = video = videocassette = videoband rondzwerven = slingeren = rondslingeren = zwerven bloemlezing = analecten = analecta = chrestomathie hoofdbestuur = raad van bestuur = directorium = bestuurscollege = opperbestuur = directoraat = directie = bestuurslichaam = bedrijfsleiding interen = opdoen = opgebruiken = opmaken Litouws = litouws pandhouder = pandnemer = pandbelener kankerstok = shagje = sigaret = peuk = saffie = sjekkie Noor = Noorse = viking = Noorman opvoering = toneeluitvoering = verhoging = toneelopvoering = toneelvoorstelling cementmolen = betonmolen = speciemolen = stortmolen entrecote = lendenstuk = entrecôte artillerist = schutterskoning = boordschutter = kanonnier = konstabel terdoodbrenging = terechtstelling = executie = doodstraf Atlantisch = Atlantische Oceaan graanvruchten = graanvrucht helikopterhaven = heliport warmen = verwarmen voetvolk = infanterie paardedek = paardendek = rugkleed vetweefsel = vet = smeer drossen = vertrekken = zijn biezen pakken = wegrennen = overlopen = zich terugtrekken = deserteren = zich stilletjes uit de voeten maken = apostaseren = afvallen intersectie = snijpunt havenarbeider = dokwerker = bootwerker = stuwadoor weersatelliet = Weersatelliet = meteosatelliet oervorm = archetype = oerbeeld = prototype = grondvorm = type bergruimte = berghok = bewaarplaats = magazijn = opbergplaats = berging = opslagruimte = opslagplaats = opslag = bergplaats omwisselen = ruilen = omruilen = inwisselen = verwisselen = switchen vliegreis = vlucht drukknop = drukker = drukschakelaar bekritiseren = kritiseren = beoordelen petrificeren = verstenen = fossiliseren grenslijn = grens = grenslinie expectoratie = het spuwen = het fluimen janplezier = wagon = brik = rijtuig = break kruller = krulspeld = papillot = krulpen = haarroller = roller privaat = wc = kakdoos = poepdoos = closet = doos = toiletpot = wc-pot = plee = herentoilet = schijthuis = retirade = gemak = bestekamer = toilet vakverbond = syndicaat = vakcentrale = vakfederatie = vakbond = vakorganisatie = beroepsorganisatie = vakvereniging = bond wenden = wending = draaien = keren = rol = afslaan = rollen minotauros = Minotaurus = minotaurus levensvisie = levensbeschouwing = filosofie = levensfilosofie = wereldbeschouwing geloofspunt = dogma = dogmatiek duo = quatre-mains = stelletje = span = duet = tweespan = stel wegspelen = overspelen dienstplichtige = milicien = rekruut neetoor = brombeer = nijdas = brompot = mopperaar = zuurpruim = nurk = grompot = knorrepot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar prijsniveau = prijsindex = prijsindexcijfer = prijspeil gelovig = devoot = pieus = religieus = godzalig = godsvruchtig = godvrezend = vroom = godsdienstig mondharmonica = mondharmonika = harmonica = mondorgel biscuit = koek = koekje autoweg = A-weg = autostrade = rijksweg = autobaan = snelweg = autosnelweg tuinier = hovenier = kweker = plantenkweker = tuinder = tuinman = bloemkweker = boomkweker studentenhuis = villa = slaapzaal nous = brein = denkvermogen = rede = geest = psyche fontenel = fontanel ruim = wereldruim = hol = scheepsruim = universum = al = laadruim = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte duw = zetje = zet hyperesthesie = sensitiviteit = overgevoeligheid keutel = hummel = dreumes = krummel = kleuter = wurm = puk = kabouter = kruimel = dreutel = peuter = ukkepuk floorshow = kleinkunst = cabaret = floor-show = cabaretprogramma reling = potdeksel = hakkebord = dolboord = verschansing donk = drasland = broekland = moerasgebied = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = broek = zomp = dras = moeras vervoerbiljet = carga = vrachtcedel = laadbrief = vrachtbrief kidnapper = gijzelaar = ontvoerder = gijzelnemer = gijzelhouder oogheelkunde = oftalmiatrie organel = cellichaam bijwagen = aanhangwagen = achterligger = aanhanger = trailer = oplegger = bakkie belastingontduiking = belastingfraude = belasting ontduiking omlijning = schets = lijntekening gerimpeld = kreukelig = rimpelig sinaasappelboom = appelsienenboom = sinaasappel = appelsien eten geven = voeren = invoeren = voeden = voederen = voedsel geven hechtpleister = plakpleister = plakker = kleefpleister = pleister verfijnen = polijsten amnion = lamsvlies = weivlies apologetiek = apologetica opschik = smuk = uitmonstering = tooi = opsmuk puntboog = spitsboog chilisaus = chilipoeder = chili = peper beroven = roven = plunderen = uitschudden = ontvreemden = bestelen = brandschatten = ontnemen oogmerk = einddoel = doel = doelwit = doeleinde = streven equalizer = equaliser conspiratie = complot = kuiperij = collusie = conjuratie = samenzwering = komplot = intrige standbeeld = beeld fluctuatie = golfbeweging = wankeling = schommeling = slingering = slingerbeweging cijns = verbruiksbelasting = accijns haantje de voorste = belhamel = trendsetter wegwerpartikel = disposable = wegwerpbaar = weggooiartikel voederbak = voerbak = krib = kribbe = trog attitude = habitus = gedragslijn = opstelling = gedraging = houding lettervreter = boekworm = boekenvreter = boekenworm = boekenwurm derrière = krent = zitvlak = bips = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = tooches = posterieur behoeder = voogd = verdediger = beschermheer = wachter = voogdes = beschermer = bewaker GEB = energiebedrijf lantaarn = straatlantaarn = straatverlichting snijpunt = intersectie souvenir = aandenken = herinnering = memorabilia = relikwie bliksemoorlog = blitzkrieg = bewegingsoorlog koekenpan = bakpan = braadpan = hapjespan sluitersnelheid = vaart = snelheid = speed nachtwacht = hondenwacht = hondewacht smeltdraad = smeltstop = zekering = stop aardtrilling = aardschok leerlooierij = looierij = zouterij diëtist = voedingsdeskundige betrappen = attraperen = snorren = snappen buitenwipper = portier = uitsmijter kinderarts = pediater belegger = kapitaalsverschaffer = investeerder hartziekte = hartaandoening = hartkwaal bronstijd = Bronstijd dichotomie = tweedeling jongelui = jongelieden zwijgzaamheid = gereserveerdheid = terughoudendheid = geslotenheid = reserve feministe = feministisch = feminist scharnierpen = fits tolvlucht = vrille becijferen = calculeren = uitrekenen = rekenen = uitwerken = berekenen = plannen metselsteen = klinker = baksteen Donar = Thor centrale spoedopvang = SEH = CSO = spoedeisende hulp taaldaad = taalhandeling auditorium = aula = zaal = gehoorzaal purist = taalzuiveraar theelichtje = kookplaat = kookplaatje = lichtje speelhal = automatenhal = speellokaal = amusementshal vliegmachine = luchtvaartuig = kist = vliegtuig = toestel kamrad = kamwiel = rondsel = tandwiel = tandrad = rad overheidssteun = overheidssubsidie = subsidie = betoelaging = rijkssubsidie = staatssteun = rijksbijdrage amfibievliegtuig = amfibievoertuig = amfibie keelgat = farynx = keelholte spoelen = wassen provoceren = opjutten = uitlokken = aansporen = ophitsen = porren = opruien incubus = juk = last = nachtmerrie sproutje = taugé gootsteen = pompsteen Hallo = Hullo wondhaakje = agrafe = kram = hechtkram rassenvermenging = verbastering = vermenging = rassenvermening = kruising horzel = hoornaar opgewekt = optimistisch krieuwel = kriebel = jeuk volgooien = opvullen = opstoppen = vullen boekhandelaar = boekverkoper salto = koprol elfmeter = pingel = penalty = strafschop pleitbezorger = verdediger = fakkeldrager = strijder = patroon = voorstander = bepleiter = pleiter entiteit = iets = wezenlijkheid = wezen = het wezen Onzevader = ruin zebrapad = voetgangersoversteekplaats = zebra = oversteekplaats rosarium = rozentuin puzzeltocht = puzzelrit = speurtocht brevier = breviarium = getijden = getijdenboek = getijde vriendinnetje = bekendheid = vriendin = vriend = vriendje = maatje = bekende = kennis bast = donder = zwoerd = lijf = spekrand = body = spekzwoerd = lichaam = corpus = ons aardse huis = schors = schil vooronder = voorkasteel baltsen = balderen afdroogdoek = theedoek = handdoek = keukendoek = keukenhanddoek insolventie = onvermogen Sloveen = Sloveens rijmelarij = jingle = kreupelrijm = rinkel edelsmid = zilversmid = goudsmid consultatie = consult = verwijzing = referte = samenspraak = referentie baten = winst = helpen = winstcijfers = baat = profijt = winstcijfer = goeddoen = gewin schuldige = overtreder = bedrijver = pleger = boosdoener = aanstichter = dader uitvoerverbod = embargo dorpsstraat = hoofdstraat adhesief = kleefstof = kleefmiddel = lijm pannelap = pannenlap schakelschema = elektriciteitsnet = bedrading = schakelingen = schakelsysteem = elektrische installatie reizen = reis = trekken toebereiden = brouwen = inrichten = klaarmaken = koken = bereiden kettingbrug = hangbrug lotbestemming = kismet rachel = rafter = rachter pret = amusement = lol = ontspanning = plezier = vermaak steengroeve = groeve belasting = vermogen = belastingdienst = bewijslast = impost = schatting = plicht = taks = zwaarte = fiscus = rijksbelasting = heel wat = IRS = drang = druk = last = census geldkistje = moppentrommel koffiepauze = theepauze = middagschaft fokkemast = fokkenmast felicitatie = loftuiting = gefeliciteerd = proficiat = roem = krediet = lof = gelukwens omspitten = doorwroeten = overgeven = spitten verhelen = benevelen = camoufleren = wegstoppen = verhullen = verbloemen = maskeren = versluieren = verdoezelen = verbergen vorkheftruck = heftruck mondheelkunde = kaakchirurgie = tandheelkunde bejubelen = toejuichen industrializatie = industrialisatie tonometer = manometer verdedigingswerken = verschansing = fortificatie = verdedigingswerk = versterking brandweerauto = brandweerwagen = waterspuit = brandspuit volstrektheid = onbeperktheid confronteren = ontmoeten = treffen = vinden TL-buis = T.L.-buis = tl-buis = fluorescentielamp tweede-hand_store = kringloopwinkel lady = dame = damestoilet = madame = jonkvrouw = mevrouw kornet = kor = trompet = wade = cornet = schrobnet paardenstaart = paardestaart stofzuigen = stofzuiger naamwaarde = nominale waarde verpozing = afleidingsmanoeuvre = relaxatie = verstrooien = ontspanning = recreatie = vrijetijdsbesteding = afleiding = dolce far niente = verstrooiing = vermaak = verzet = verzetje = verstrooiïng drukmiddel = dwangmiddel = pressiemiddel haast = spoed = gehaast = gejakker afstraling = glans = glittering overspoelen = bestormen = doodgooien = overstromen = overstelpen = overladen = bedelven geografie = aardrijkskunde methodiek = optreden = systeem = methode = handelwijs = systematiek = handelwijze chocolaatje = chocolade = chocoladebonbon uitkoop = afkoopsom dengue = knokkelkoorts nieuwsanker = nieuwslezer beamen = affirmeren = erkennen = bevestigen = bekrachtigen = confirmeren destillatie = distillatie Noach = Noë lijkbezorger = begrafenisondernemer = uitvaartleider klokketoren = klokkentoren luiden = opgeven = gaan = staan = opzeggen = beieren = bommen = zeggen = luien lijnkoek = veekoek = oliekoek backup = reservekopie = reserve biet = kroot beha = bustehouder = b.h. = bh stofwisselingsproduct = metaboliet inrit = oprit ontucht = hoererij = liederlijkheid = onzedelijkheid = bandeloosheid = zedeloosheid = onkuisheid = ontuchtigheid kaderlid = kader = staflid = personeelslid = redactielid hoedeplank = schap = hoedenplank = plank modegek = vent = sjeik watervliegtuig = hydroplaan plint = sokkel = voetstuk wielas = as = draagas grondvester = grondlegger = oprichter = vader = stichter drugsdealer = dealer = drugdealer geheimschrijver = duiker = stiekemerd = gluiper = gluiperd = sluiper Lichtmis = Mariafeest = Maria-Lichtmis vogelgezang = vogelzang = lied katoen = watten = katoenplant = katoenvezels dodenlijst = dodenregister duinpan = pan advocate = jurist = verdediger = advocaat = raadsman = pleiter = voorspraak hindernis = rem = belemmering = hobbel = obstakel = drempel = handicap = beletsel = struikelsteen = verhindering = barrière = struikelblok = hinderpaal = moeilijkheid Kameleon = kameleon achromatopsie = daltonisme = kleurenblindheid = achromasie Greaseball = macaronivreter = spaghettivreter polygamie = veelwijverij = polygynie hartelijkheid = cordialiteit = vriendelijkheid = jovialiteit = innemendheid = beminnelijkheid = gemoedelijkheid = minzaamheid = welwillendheid martelkamer = folterkamer meegaand = toegevend = inschikkelijk = gedwee levensonderhoud = kost = onderhoud = onderhoudsbedrijven = subsistentie = bestaan dioxide = dioxyde eigeel = eierdooier = dooier = geel Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland = Britannië = Groot-Brittannië = Verenigd Koninkrijk = V.K. ondersecretaris = onderminister admissie = vergunning = licentie = toelatingsexamen = consent = dwanglicentie plaatsnaam = toponiem erlang = Erlang planetoïde = asteroïde letterkunde = literatuurwetenschap = bellettrie = literatuur = schrijfkunst = letteren semi-bungalow = buitenhuis = bungalow = huisje = optrekje = arbeiderswoning Laser Printer = laserprinter kroonsieraden = kroonsieraad stoephoer = slet dodenstad = begraafplaats = kerkhof = dodenakker = godsakker tinkelen = tingelen opwarmen = enthousiasmeren = begeesteren = motiveren = verontrusten zenuwenoorlog = psychologische oorlogsvoering = zenuwoorlog conservatisme = behoudzucht postscriptum = nota bene volharden = volhouden = doorbijten = blijven = persisteren = standhouden = uitzingen = persevereren = doorzetten = doordouwen pikker = specht wasteil = teil = tobbe = badkuip = bad = wastobbe geloof = religie = godsdienst = geloofsovertuiging handelshuis = handelsfirma board = raad = bestuur = houtboard = raadscollege = houtvezelplaat = directie = beheerraad = plank samenwoning = hokken = cohabitation = samenwonen = samenleving hoeklijn = diagonaal apatride = ontheemde = staatloze = displaced person renbode = ijlbode = koerier = boodschapper = gezant = bode = heraut Tricker = schavuit = practical joker = practical-joker verdelger = ongediertebestrijder roux = béchamelsaus onderzetter = bierviltje halveringstijd = halfwaardetijd = halve leven concentreren = richten droogmaken = droogleggen = drogen = dehydreren beukennootje = beukenootje speldeprik = speldenprik pubes = schaamdelen = schaamdeel = onderlijf = pudenda = schaamstreek koningin = wijfjeskat = prinses = koning = vorstin = dame = heer = poes = vrouw opzwellen = aanzwellen = opzetten = zwellen = uitzetten = uitdijen verkillen = bekoelen = luwen = verkoelen excommunicatie = banvonnis lade = schuif = schuifla = la = schuiflade nakroost = nakomeling = nakomelingschap = nageslacht roeren = bewegen = kanten = keren = verweren = vechten = verzetten = weren = ontroeren = doorroeren slaghoedje = ontsteker = dop = ontstekingsmechanisme = detonator plafon = plafond = plafonnering schreien = wenen = huilen onderkoeling = hypothermie veevoer = voeder = veevoeder = kanonnenvoer kleerkast = kledingkast = poteling = flinkerd = kast = hangkast = kneibel bungalow = buitenhuis = semi-bungalow = huisje = optrekje = arbeiderswoning vrachtbrief = carga = vrachtcedel = laadbrief = vervoerbiljet sociaal-democratie = sociaaldemocratie wijnkunde = oenologie zich vrijblijvend opstellen = schrijlings zitten op begeren = hunkeren = verlangen = dromen = zuchten = talen zeskant = zeshoek = hexagoon definitie = omschrijving = scherpte = begripsbepaling = definiëring = woordverklaring poederchocola = cacao = cacaopoeder witsel = kalk = stuc = muurkalk = pleisterkalk = witkalk = pleistermortel = pleister duivelstoejager = duvelstoejager = factotum = duizendpoot = manusje-van-alles numero = nummer = rugnummer = startnummer borderel = agenda koerier = renbode = ijlbode = boodschapper = gezant = bode = heraut selfgovernment = zelfbestuur = zelfbeschikking = self-government toepassingsprogramma = applicatie = computerprogramma = programma teloorgaan = verdwijnen = tenietgaan schrik hebben van = bang zijn = schrik hebben = vrezen = aanhikken = opkijken = duchten = opzien planeetjaar = jaar imperfectie = gebrekkigheid = onvolmaaktheid = onvolkomenheid tussenverdieping = entresol = insteekkamertje dilettant = liefhebber = hobbyist = amateur oud-leerling = abituriënt = afgestudeerde bloedbaan = bloedsomloop taalbeschouwing = linguïstiek = taalkunde = taalwetenschap deuropening = entree = ingang = toegang houtweefsel = xyleem pastelkleur = pastelkrijt = pasteltint = pastel liefdadigheid = liefdadigheidsinstelling = liefdadigheidsorganisatie verheffing = verbetering = verhevenheid metgezel = reisgenoot = tochtgenoot = medereiziger pijnappelklier = hersenaanhangsel = epifyse = hypofyse = hersenklier oregano = marjolein = majoraan plantaardige olie = plantenolie = aardolie = olie havengeld = havenrecht sproeien = bespuiten = besproeien samenstromen = samenvloeien = samendringen = samendrommen = opeendringen slaapliedje = slaapdeuntje = wiegeliedje neusvocht = snot = snotaap Nederland = kikkerland = Koninkrijk der Nederlanden = Holland voorbede = gebed = bede = supplicatie = smeekbede portaalsite = portal tafellaken = tafelkleed begeleiden = escorteren = informeren = coachen = aanraden = aanbevelen = adviseren = advies geven = escorte = raadgeven rugby voetbalspel = rugby gewrichtsholte = fitting = kom = gewrichtskom machinatie = manoeuvre schenktuit = schenkrand = tuit = spruit allegaartje = brokstukken = mengelmoes = mikmak blitzkrieg = bewegingsoorlog = bliksemoorlog hoogte = hemelboog = niveau = luchtruim = firmament = hemeldak = terreinverheffing = hemelblauw = hemel = zwerk = lucht = uitspansel contreie = buurt = milieu = contreien = kader = omstreek = wijk = nabijheid = omgeving = omstreken = omtrek glasdraad = fiberglas = glasvezel kameraadschap = vriendschap = vriendschapsband = vriendschappelijkheid descendentie = komaf = afkomst = afstamming = geboorte = herkomst holenmens = grotbewoner = troglodiet = holbewoner gynaecoloog = verloskundige = accoucheur = vroedvrouw draagbaar = baar = berrie = brancard = burrie staatsinkomsten = overheidsinkomsten = rijksbelasting kus = kukkel = smak = smok = zoen = lik turfveen = veen = veenmoeras = oer = moer = moergrond = veengrond prulding = franje = prul = barrel = tierlantijntjes = prulletje = vod = pruts = tierelantijntjes = prullaria = lor schaakspel = schaken = schaak kortheid = beknoptheid = bondigheid lichaamsopening = opening expanderen = uitbreiden = verruimen ontdekking = speurwerk = doorbraak = vondst = waarneming = opsporing = vinding intrekking = nietig verklaring = cassatie = afschaffing beschrijving = omschrijving = inventaris = aanduiding = betekenis = denotatie = tekening = descriptie bruggenbouwer = bruggebouwer melkmuil = schacht = broekje = beginneling = vlasbaard = nieuwkomer = nieuweling = groentje = groene eunuch = castraat = kamerling = haremwachter quintool = vijftal = vijf tuchtigen = afstraffen = kastijden = straffen = bestraffen reservefonds = bufferfonds = reserve aanklager = officier van justitie = dager = rekwirant = eiser bovenkant = kopstuk = bovenstuk = bovenste = bovendeel = bovengedeelte = bovenzijde zifter = sorteerzeef burgermannetje = buma = burgerman restverschijnsel = sekwel rolwieltje = bed op wieltjes speelgoedpistool = proppenschieter = pistooltje = kinderpistooltje voedsel = grutterswaren = kruidenierswaren = levensmiddelen logboek = dagregister = journaal = reisjournaal natuur = gestel = aard = wezen = inborst = karakter = wild = geaardheid assepoester = knecht = assepoes = meid = dienstmeisje = Assepoester monarchist = royalist paswoord = sjibbolet = wachtwoord = password = consigne = parool = sleutel schoorsteenplaat = haardplaat melkpoeder = poedermelk = koffiecreamer rijping = groei = wasdom = ontwikkelingsfysiologie = ontogenie = ontwikkeling = ontogenese declareren = aanmelden = aandienen complement = pendant = duplikaat = aanvulling = tegenhanger = counterpart = complementeren bosbouwkunde = bomenteelt = bosbedrijf = bosbouw hamerbout = soldeerbout = soldeerijzer = bout schreeuwen = roepen = krijsen = gillen = schreeuw = brullen buitenvrouw = mevrouw = minnares bouwbedrijf = bouw = bouwnijverheid = bouwsector = bouwwereld bloemdieren = bloemdier stiekemerd = duiker = gluiper = geheimschrijver = gluiperd = sluiper wispelturigheid = gril = onbetrouwbaarheid redoxreactie = oxidatie-reductie naïveteit = argeloosheid = naïviteit = onschuld = onbedorvenheid pipowagen = woonwagen = salonwagen ceel = cedel = tabel = dienstregeling = programma = planning = tafel liefdesverhouding = avontuurtje = liaison = liefdesrelatie = romance = scharrel = liefdesaffaire = liefdesgeschiedenis = liefdesbetrekking = affaire = amourette = relatie = vrijage = verhouding zaklamp = fakkel hongerlijder = lijntrekker = minimumlijder = plichtsverzaker gebrul = huilen = loeien = gehuil = brullen = bulderen basis = alkali = grondslag = honk = grondstof = bedding = vertrekpunt = fundament = base = grondvest = onderstuk = fundering = grondvesting = thuisbasis = hoofdbestanddeel heg = haag terugreis = terugtocht = thuisreis = terugweg dichtheid = soortelijke massa = compactheid = dikte = soortelijk gewicht = densiteit = consistentie zweten = zweet = bezweten = transpireren consumptie = verbruik = nuttiging = vertering waterreservoir = waterbassin = stuwmeer = stortbak = spaarbekken = waterbekken limo = limousin = limousine helper = knecht = hulp = waterdrager = bijstand = helpster = misdienaar = assistent = weldoener = begunstiger = dienstknecht = hulpje gebogen = gekromd karbonkel = antrax = negenoog zwemen = plegen aftekening = werkje = patroon = tekening = dessin kloffie = plunje muzikant = muziekbeoefenaar = instrumentist = hoempa = speler = straatmuzikant = musicienne = musicus = instrumentalist = toonkunstenaar slangemens = slangenmens naklinken = galmen = naijlen = weergalmen = weerklinken = weerschalken = nagalmen = resoneren = echoën = doorklinken Goot = gothic aankondiging = advies = raad = notificatie = raadgeving wrak = flop = oud versleten auto = vlam = bom Hoofdweg = hoofdweg = autostrade = verkeersweg = snelweg = autosnelweg alternatie = alternering = alternantie = afwisseling = verandering = variatie verweerder = aangeklaagde = gerekwireerde = gedaagde = beschuldigde = beklaagde = verdachte preciesheid = echtheid = nauwkeurigheid = precisie = waarheid = accuratesse = correctheid vrijuit gaan = lopen = wandelen alleenbezit = monopolie lazaret = veldhospitaal = barak hypermetropie = verziendheid richtingaanwijzer = oogklep postcheque- en girodienst = postcheck = postcheque-en-girodienst = giro weefster = wever straffeloos = straffeloosheid elektrocutie = elektrokutie = electrocutie verbranden = leeghalen = verbruiken = platbranden = opruimen = brandblaar = leegmaken = uitputten = branden = kwetsen = beledigen pianoforte = klavier = tingeltangel = piano = klavierinstrument = forte-piano dracunculiasis = guineaworm beslissen = uitmaken = resolveren = oplossen = overeenkomen = beschikken = bepalen = beslechten = decideren = zich = besluiten conniventie = plooibaarheid = souplesse = coulance = meegaandheid = conveniëntie = inschikkelijkheid = flexibiliteit godenschemering = Gotterdammerung = ragnarok = Ragnarok zorgwekkend = alarmerend stadscentrum = city = stadskern = binnenstad = centrum proberen = zien = pogen = uittesten = uitproberen = beproeven = toetsen = trachten = testen affirmeren = erkennen = bevestigen = bekrachtigen = beamen mammie = moe = moederlief = mam = moeder = moesje = mama = moes = ma platenspeler = grammofoon = draaitafel = pick-up = fonograaf zuidooster = zuidoosten = zuidoostenwind onbelangrijkheid = onbeduidendheid fatale vrouw = vamp = brutale meid = verleidster = femme fatale bibliografie = leeslijst = literatuuropgave = boekenlijst = literatuuroverzicht = literatuurlijst = lectuurlijst kilogram = kilo zonneschijn = zonlicht = zon = zonnetje = zonnelicht = daglicht Katholizism = katholicisme = Katholicisme bezorgen = afleveren = leveren = overhandigen = overdragen koppelwerkwoord = copula = koppelwoord aanslibbing = slik = moeras = slib zus = zuster = non = kloosterzuster dakraam = vallicht = daklicht = lichtkoepel = koepel = zonnedak = schijnlicht kopstuk = hotemetoot = kanon = topman = hotemetotem = bovenstuk = bovenste = koppigaard = prominent = bovenzijde = bovenkant = stijfkop = bons = keikop = bobo = stijfhoofd = VIP = bovendeel = bovengedeelte duimspijker = punaise spelling = orthografie = schrijfwijze metaalkunde = metallurgie deurknip = klink = kruisboog aanmaken = aansteken petrolie = ruwe olie = petroleum = ruwe aardolie = aardolie kruidenkenner = kruidendokter = herbarist = herborist potroker = mariuhanaroker grensvlakspanning = oppervlaktespanning kaveling = koop = kavel = zootje ondermelk = afgeroomde melk = magere melk = taptemelk = schepmelk lijntoestel = passagiersvliegtuig = lijnvliegtuig moraaltheologie = ethiek = moraal = zedenleer = moraalfilosofie = zedenkunde = moraalwetenschap ashoop = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = deponie = stort = stortplaats = afvalhoop = afvalstort = asvaalt homilie = leerrede = boetpredikatie = boetepreek = preek = geloofsverkondiging = kanselrede = sermoen = prediking = predikatie unipolair = eenpolig geletterd persoon = essayschrijver = essayist bijzin = lidwoord = clausule = artikel schminken = grimeren = maquilleren ontwikkelingsstadium = trap = stadium = fase helmplant = helmbloem heffing = vordering vaatvlies = choroidea = chorion analgeticum = lenitief = palliatief = pijnstiller verkwanselen = vermorsen = verspillen = doordraaien = verkwisten mismoedigheid = moedeloosheid = radeloosheid = wanhoop = verslagenheid = demoralisatie ambachtsman = handwerksman = gezel = vakman tra = brandsingel = brandweg = brandlaan = brandgang bobben = bobsleeën riem = veiligheidsgordel = band = buikriem = broeksband = gordelriem = broekriem = roeiriem = draagband = ceintuur = rokband = dreun = roeispaan = gordel verloop = ontwikkelingsgang = teruggang = rij = afloop = omzet = proces = neergang = achteruitgang = expiratie = loop serendipiteit = toevalstreffer vijandigheid = animositeit = agressiviteit = agressie = vijandschap = hostiliteit houwdegen = slagzwaard geweerkogel = kogel franciscaans = franciscaner gordijn = voorhangsel = doek = lijkkleed objecttafel = podium middellands = mediterraan duplikaat = complement = tegenhanger = pendant redenatie = gedachtegang = filosofie = redenering belijder = biechtvader schunnigheid = obsceniteit = smerigheid = ontuchtigheid = vulgariteit = platheid ruiling = ruil = valutaswap = verruiling = valuta-swap = swap wesp = plooiwesp desinfecteermiddel = ontsmettend middel = ontsmettingsmiddel = antisepticum doorzetten = verhevigen = volharden = volhouden = doorbijten = blijven = persisteren = standhouden = uitzingen = persevereren = doordouwen broederij = kweekvijver kentaur = paardmens = centaur staatsmanschap = staatkundig beleid pluimbal = shuttle leguaan = iguana steentijd = Steentijd = stenen tijdperk thermoelement = thermo-element eivorm = eierkolen merci = dank u wel = dank u = bedankt kromzwaard = kromsabel = sabel = Turkse kromme sabel melaatse = leproos overdoseren = overdosis lelijk wijf = heks = furie = oud wijf = tovenaar = kol = besje = helleveeg = tovenares = taart meevoelen = meeleven = delen = deelnemen onbehagen = onbehaaglijkheid = onmin = ontevredenheid = onvrede = irritatie = ergernis = wrevel = mishagen = ongenoegen = misnoegen bedieningspaneel = regeltafel = dashboard = schakelbord = schakelpaneel = schakeltafel = paneel = bord = controlebord inseminatie = bevruchting = impregnatie = conceptie = fertilisatie omhelzing = omarming loonstop = loonpauze evenwoord = synoniem daghandelaar = gokker domino = dominosteen kabeltram = cabine = kabelbaan gegoochel = illusionisme = goochelarij = hocus-pocus = goochelkunst kunstproduct = kunst = kunstwerk = object = kunstuiting vooraf waarschuwen = waarschuwen kenteren = kapseizen = zich omkleden = keren = omslaan = veranderen duin = zandheuvel = zandduin = duinenrij houding = attitude = stand = opstelling = gedraging = habitus = positie = gedrag = gedragswijze = pose = gedragslijn = standpunt = opinie = gedragingen vuilverwerking = afvalverwerking kwets = damastruim zweetkoorts = gierstkoorts serveren = voorschotelen = opdienen = dissen = voorzetten = opdoen = dienen = opdissen oorontsteking = otitis remmen = rem = hinderen = belemmeren = afremmen = modereren = matigen = stuiten = impediëren = verhinderen = bemoeilijken tekenonderwijs = tekenles tandenknarsen = verbijten = knarsetanden suppressie = opheffing = abolitie = afschaffing bleekscheet = bleekneus = bleekgezicht = bleekschijter opperheer = meester = Lord = landheer = overste nouveauté = nieuwigheid = snufje = noviteit = nieuwtje = novum munster = dom = hoofdkerk = domkerk = kathedraal = munsterkerk glazuursel = glazuurlaag = suikerglazuur = glazuur boekje = vlugschrift = pamflet = brochure = boek = album = map = boekwerk sluitmand = pakmand = korf nauwgezetheid = precisie = promptheid = exactheid = nauwkeurigheid = accuratesse = stiptheid = zorgvuldigheid rietstok = rietstengel = roe = riet stopsel = kurk = stop kerkbouwrichting = oriëntatie pispaal = risee = wrijfpaal tapkast = bar = buffet = toog = tap = café = blok duwbak = praam = aak klikspaan = aanbrenger = klikker = tipgever = verlinker = aangever = sycofant = informant epidemisch = epidemie aartsmoeder = matriarch mokkel = gleufdier = mens = gleuf = wijf = wijfie = vrouwspersoon = vrouwmens schippersknoop = schipperssteek = mastworp pudding = pens = bloedworst = vla leegverkoop = opheffingsuitverkoop = liquidatieuitverkoop = uitverkoop = opruimingsuitverkoop = liquidatie-uitverkoop = opruiming landbouwprodukt = landbouwprodukten = landbouwproducten = landbouwproduct raket = pijl = vuurpijl = racket = projectiel neuron = zenuwcel onderzoeken = speuren = analyseren = naspeuren = uitspitten = bestuderen = keuren = aftasten = examineren = vorsen tostiijzer = croque monsieur = croque-monsieur = tosti-ijzer vakantiereis = tochtje = plezierreis = uitstapje = trip = uitje = pleziertocht kalendermaand = maand hittegolf = hondsdagen stijfkoppigheid = rigiditeit = onbuigzaamheid = koppigheid = nukkigheid = eigengerechtigheid = rebellie = starheid = eigengereidheid = hardnekkigheid = halsstarrigheid = eigenzinnigheid tijdschrift = blad enscenering = mise en scène = mise-en-scène = scenerie vervoersprijs = passagier = veerloon = veergeld prul = franje = barrel = tierlantijntjes = prulletje = prulding = vod = dinges = dingetje = pruts = tierelantijntjes = prullaria = lor mannetjeseend = woerd = waard achtergrondniveau = geluidsniveau afspeellijst = playlist steengraver = steenhouwer magie = toverkunst = toverkracht = goochelen = tovenarij = toverij = toveren verhoeden = voorkomen = bewaren = afweren = afwenden = verijdelen = vermijden erecode = manieren = omgangsvorm = vormen = code = gedragscode = omgangsvormen = manier = vorm engeltjesmaker = aborteur = engeltjesmaakster holtedier = holtedieren nadragen = inwrijven = beschuldigen = aanrekenen = aantijgen = imputeren = schelden = op het matje roepen = verwijten = aanwrijven = berispen mededinger = concurrent = uitdager = concurrentie = tegenstander = rivaal revalidatie = reconvalescentie = recuperatie = herstel beraadslaging = beraadslagingen = convent = overleg = conventie = vergadering taugé = sproutje bondgenote = vrind = zakenvriend = bondgenoot = vriend = compagnon interessegebied = interesse hoekenmaker = hoedenmaker = modiste voorwenden = fingeren = simuleren = veinzen = voorgeven verdommen = verrekken = verdraaien = refuseren = weigeren = vertikken apparitie = verschijning = visioen filmprojector = cinematograaf = cassetteprojector bravourestuk = stuntwerk = huzarenstukje = stunt ons = hectogram reclamefilmpje = reclamefilm = reclamespot = commercial = spotje = reclameboodschap legionair = legioensoldaat ondersteuning = steunpilaar = support = begeleiding = accompagnement = steun = bemoediging roomboter = natuurboter = boter wegen = afwegen = doordenken = uitkienen = uitknobbelen = knobbelen = uitmikken gaander = -ganger = ganger = doorzetter Frans Polynesië = Frans-Polynesië kalven = afkalven nachtgewaad = pon = nachtjapon = nachthemd = nachtpon zijdevlinderrups = zijderups gelovige = kerkganger = aanbidder reglement = voorschrift = statuut = ordonnantie = verordening = prescriptie doorhakken = hakken = versnijden ecloge = ekloge = idylle intensiveren = op = verdiepen toneelnaam = artiestennaam nabeschouwing = beoordeling = evaluatie = afweging = inschatting = gezond oordeel stoeterij = paardenstoeterij = paardenfokkerij = Dekhengst geteisem = schorremorrie brilstand = stel toegangshek = hek = poort mennoniet = doopsgezinde = menist = doper primitieven = primitief bezettingsgraad = inhoud rechtszaal = gerechtszaal amfora = amfoor parmezaankaas = parmezaan = Parmezaan automatisme = routinehandeling = tic = pij modulatie = intonatie = stembuiging = buiging balsemien = springzaad crêpe = flensje koesteren = bakeren sightseeing = rondrit = toer = autorit = lift = rit ongewerveld = ongewervelde loophek = looprek semioticus = semanticus businessclass = zaken = klandizie = zakenleven = bedrijf = zaak = onderneming = vak chorus = keerzang = refrein = keervers advocaat = advies = advocate = jurist = verdediger = voorlichting = raadsman = pleiter = voorspraak vaderen = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater lastdier = Sumpter militie = landstorm cacaopoeder = poederchocola = cacao ontwikkelen = uitgroeien = ontplooien = rijpen = evolueren begeleidbrief = sollicitatiebrief bloesem = blom = bloei = bloempje = bloem = bloemetje pottenbakker = pottenbakster burgerrechten = burgerrecht gewennen = wennen = plegen vrijhouden = openhouden astma-aanval = astma het kauwen = kauwbeweging = kauwen vrachtauto = camion = truck = transportwagen = vrachtwagen boter-kaas-en-eieren = kruisje-rondje = boter, kaas en eieren paragraaf = alinea graan = graanproduct = koren = graansoort carrousel = zwiermolen = draaimolen = mallemolen = zweef = rotonde = zweefmolen = paardenmolen = ruiterfeest antisemitisme = jodenhaat = anti-semitisme moederlief = moe = mam = moeder = moesje = mama = mammie = moes = ma smeekbede = gebed = smeekgebed = bede = supplicatie = zaak = voorbede = rechtszaak = pleidooi = oproep perzikeboom = perzik = perzikenboom wijken = eclipseren = weggaan = achteruitwijken = verzwinden = verdwijnen schilderijenkabinet = pinacotheek adressant = werkzoekende = aanvrager = reflectant = verzoeker = gegadigde = kandidaat = rekwestrant = rekestrant = sollicitant ziel = homo sapiens = mensenziel = mens = mensenkind = sterveling = soul = animus = geest = mensachtige = psyche verbreken = schenden = breken = misdoen opknopen = hangen = ophangen papiermand = prullenmand = prullenbak = scheurmand halssieraad = halssnoer = ketting = halsketting embonpoint = buikje = buik = hangbuik = rijstbuik = pens whiplash = zweepslag kleren = kleding = goed = kledij tortuur = doodsstrijd = lijden = foltering = torment = kwelling = ondragelijke pijn = marteling gewrichtskom = gewrichtsholte = fitting = kom in de war brengen = verwarren = ontnuchteren = dooreenhalen = verbijsteren lamsvlies = amnion = weivlies aanhaling = quotatie = citaat = allegatie = quote tribade = lesbo = lesbi = schuurmeid = lesbienne = pot push = impuls = injectie zeezalm = koolvis Liger = lijger gelijke = evenknie = edele = leeftijdgenoot wapen = munitie = blazoen = strijdmiddel = ammunitie Gaia = Gaea proeve = blijk = getuigenis = bewijs = getuige = proefje = proef west = westen inhuldiging = inwijding = doop dokterspraktijk = huispraktijk al = wereldruim = ruim = universum = wereldruimte = macrokosmos = kosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte ammoniakgas = ammoniak onderdek = benedendek legitimiteit = rechtmatigheid luisteren = zich neerleggen bij = aanhoren = toehoren = zich schikken naar = eerbiedigen = berusten = voldoen = respecteren = ten einde horen = gehoorzamen beeldenstorm = iconoclasme = beeldstorm opkikker = opkikkertje = oppepper = opsteker keeper = doelwachter = doelman = goalkeeper = kiep = goalie = sluitpost bombardement = bomaanslag intrigant = samenzweerder observatie = observeren = waarneming = respect zwerfkei = zwerfblok = rotsblok = kei = keisteen piano = pianoforte = klavier = tingeltangel = klavierinstrument werkelijkheidszin = realisme = pragmatisme = realiteitszin fluweel = manchester = velvet plunje = kloffie aëroliet = aeroliet beukenootje = beukennootje spartelen = draaien = vervormen = wiebelen = kronkelen = ontwijken = wringen = wriemelen axioma = grondstelling = grondregel = postulaat = grondwaarheid in verrukking brengen = in vervoering brengen = betoveren = begeesteren = fascineren = boeien = charmeren woordvolgorde = woordschikking hypotrofie = malnutritie = inanitie = ondervoeding coulisse = toneelscherm = decorstuk I.A.O. = ILO = IAO recycling = hercirculatie = recuperatie = hergebruik = recirculatie = recyclage beëindigen = afbreken = afsluiten = termineren = opzeggen = sluiten = stoppen = halthouden = bedanken = stilstaan = besluiten = eindigen = ophouden = aanhouden peeshamer = reflexhamer = percussiehamer karaats = karaat optrede = trap = opstap = afstapje = opstapje tuberculoselijder = teringlijder = tbc-patiënt = longpatiënt = tuberculosepatiënt beremuts = huzarenmuts = kolbak = berenmuts hecatombe = oblaat = offer = wijgeschenk = offergave = offerande gelegenheidskoopje = meenemer = meenemertje = gelegenheidsaanbieding = gunstkoopje = aanbieding = koopje verhelpen = herstellen pijpekop = kom = pijpenkop spanning = opgewondenheid = overspanning = elektrische spanning = vervormen = potentiaal = stress = opwinding = spankracht = overspannenheid = commotie = voltage = stroom = nervositeit = agitatie Turkmeens = Turkmeen Egeïsche zee = Egeïsche Zee grafkamer = graf afstammeling = nakomeling = descendent = nazaat = zoon = telg majem = water = zoetwater sporenelementen = sporenelement osteoporose = botontkalking = ontkalking koffiedik = koffiedras = koffieprut = koffiedrab = prut verpakker = pakker jachtgrond = jachtterrein = jachtgebied eindresultaat = eindscore = eindstand = eindtotaal nevenman = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = medemens = naaste = buurvrouw troop = trope = figuurlijke uitdrukking = manier van spreken = stijlfiguur = beeldspraak voetnoot = voettekst = commentaar campagne = veldtocht uitstalling = expo = expositie = wereldtentoonstelling denigreren = vals beschuldigen = kleineren = zwartmaken = schandaliseren = belasteren = kwaadspreken = sponsoren = lasteren = bezwadderen = roddelen = smaden = afwijken = bekladden = bagatelliseren avondklok = uitgangsverbod karmozijnrood = karmozijn = karmijnrood = karmijn olie-en-azijnstel = oliestel = olie-en-azijnstelletje camera = fotocamera = fototoestel volmacht = procuratie = empowerment ' = machtiging schipperen = laveren = navigeren = transigeren inklinken = klinken = nagelen = vastspijkeren = vastnagelen = spijkeren schoolgebouw = school kam = golfkam = hanenkam = schilderskam = zadel = golftop = haarborstel = kammen therapeut = genezer = psychotherapeut = heler = arts aframmelen = afdrogen = afraggen = afraffelen = afroffelen = afrossen = aftroeven = afranselen = afjakkeren = inpeperen = aftuigen = zich haasten marathon = marathonloop = schaatsmarathon reveleren = uitstorten = uitgieten = ontsluieren = onthullen = ontboezemen = blootleggen = openbaren externaat = dagschool straaltje = straal deltagebied = rivierdelta = delta paraffinepapier = waspapier hypothermie = onderkoeling omissie = nalatigheid = deletie = verzuim = weglating gierstuitslag = miliaria inhalatie = aspiratie = inademing kleintje = jong = kind = klein bier = bébé = kleine = baby = jonkie = trivia = kindje = nakomeling = infant = zuigeling habitus = voorkomen = attitude = uiterlijk = opstelling = gedraging = aanzien = aanzicht = gedragslijn = aanblik = houding nar = kwakzalver = mafketel = druif = halvezool = mafkees = charlatan = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = lijp = kwibus = idioot = achterlijke alruin = alruinwortel luchtvloot = vloot bevorderen = promotie maken = promoten toegooien = toewerpen halve leven = halveringstijd = halfwaardetijd waaier = ventilator prairie = grasvlakte adjunctie = sommeren = optellen = sommering = toevoeging zuiplap = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons = natnek pierewiet = geinponem = spuiter = joker = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant breidel = hoofdstel = teugel = leiriem = leidsel = toom = lei annuïteit = lijfrente = jaarrente = jaargeld gedachtenstreepje = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = verbindingsteken wegzenden = verdrijven = wegjagen = ontslaan = onttronen = afzetten = uitstoten = verjagen uitmikken = afwegen = doordenken = uitkienen = uitknobbelen = knobbelen = wegen schaamlip = schaamlippen klierkoorts = mononucleosis volstaan = inkrimpen = terugdringen = indammen = limiteren = begrenzen = bepalen = beperken = inperken = het ermee doen zenuwknoop = ganglion hirsuties = hirsutisme excrementen = ba = drek = faecaliën = excrement = uitwerpselen = schijt = ontlasting = kak = faeces = fecaliën = poep = vuiligheid = derrie = uitwerpsel = afgang = beer = stront = feces beurtgezang = beurtzang moederplant = stamplant = ouder duwtje = zetje pan = tapijttegel = duinpan = vloertegel = dakpan = tegel = muurtegel boottocht = rondvaart = cruise = kruisvaart = zeiltocht paraplu = plu = parasol eierwekker = timer aswenteling = slag = toer = evolutie = rotatie stimuleren = aanmoedigen = opwinden = prikkelen = proveceren = maken uitzien = uitkijken = zoeken = overzien = omkijken format = lay-out = boekformaat rugkleed = paardendek = paardedek expectorans = slijmoplossend middel presteren = verrichten = uitvoeren herwaarderen = herevalueren gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = ambtgenoot = medewerker = confrater = collega = gildenbroeder kolenschop = kolenschep verdrukten = underdog = verdrukte archeoloog = oudheidkundige ploeteren = inspannen = ploegen = sloven = beulen = sappelen keukenfornuis = fornuis = kookfornuis = komfoor porrei = prei parmenides = toekomende tijd bepleistering = stucwerk = pleisterwerk bedonderen = bedriegen = naaien = oetsen = kloten = vernachelen = belazeren = rollen = verlakken = beduvelen = besodemieteren = verneuken = verneuriën = wijsmaken = besjoemelen stelsel = bestel = organisme = systeem = organisatie = inrichting = kanaal acrylvezel = acryl gierigaard = vrek chauffeur = stuurprogramma = bestuurder huig = uvula kwetsuur = trauma = wond = laesie = verwonding = schade = blessure = letsel = wonde insulteren = froisseren = affronteren = beledigen = smaden vloertegel = pan = hardsteen = tichel = muurtegel = tapijttegel = steen = tegel = plavuis driezitsbank = bankje = ligbank voortplantingsorgaan = voortplantingsorganen bon-vivant = zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist rook = damp veerplank = tremplin = springplank toespeling = zinspeling = allusie weekblad = wekelijks technisch karakter = aalmoes = snipperwerk minister = Excellentie = bewindsman knolselderij = knolselder = knolselderie = raapselderij = raapselderie committent = opdrachtgever = machtgever = klant = cliënt = mandant = lastgever = principaal = mandator strijdperk = veld = slagveld = front = arena vermijden = vermijding = voorkomen = afwenden = bewaren = ontwijken = afweren = verijdelen = verhoeden = schuwen = mijden wegvegen = gummen = uitvlakken = uitvagen = gommen = wegvagen = stuffen beding = proviso = voorwaarde = bepaling = mits = modaliteit = stipulatie = voorbeding pressiemiddel = drukmiddel = dwangmiddel slijmbeursontsteking = bursitis verwestersen = verwesteren velg = wieldop gewetensangst = gewetenswroeging = wroeging = berouw = gewetensnood = zelfbeschuldiging = zelfverwijt colbert = colbert(jas) = colbertjas stamkapitaal = startkapitaal = beginkapitaal = grondkapitaal = aanloopkrediet substantief = nomen = zelfstandig naamwoord koebrug = loopbrug = loopplank = gangboord hazewindhond = windhond = hazewind keelpastille = ruit anatto = botergeel = narcis = gele narcis afjakkeren = afraggen = afraffelen = afroffelen = slopen = aframmelen = uitputten = zich haasten = afmatten = aftobben hagelgeweer = buks = jachtgeweer revanche = vergelding = vindicatie = wraak = wraakneming = repercussie Japanse keizer = mikado handpalm = palm prevelement = redevoering = oratie = rede = toespraak = speech lawine = landverschuiving = aardverschuiving = grondverschuiving schermen = afrastering zicht = blik = onderzoek = gezicht = beeld = sikkel = gezichtsvermogen = bezienswaardigheid = inspectie = aanblik uitroepen = uitroepen tot = toejuiching = applaudiseren = afkondigen = juichen = applaudisseren = proclameren = klappen kreunen = steunen = dreinen = klagen = zuchten = stenen rechtvaardigen = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justifiëren = justificeren = rechtigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen samowar = samovaar = samowaar lichtbron = lichtend voorbeeld = uitblinker motorblok = blok belagen = opwachten = belegeren rekrutering = werving = recrutering laat = halfvrije = horige = lijfeigene = heloot polemiek = dispuut = debat = redestrijd = onenigheid = woordenstrijd = pennestrijd = betwisting = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = twistpunt = geschil = meningsverschil = controverse Nicaraguaans = Nigeriaans toppen = aftoppen ablatie = amputatie goederenwagon = goederenwagen absolutisme = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = dwingelandij = monocratie = stalinisme = dictatuur = tirannie = autocratie opvoedkunde = cursus = didactiek = pedagogiek = les = opvoeding = onderwijs = pedagogie = instructie = onderricht FAQ = veelgestelde vragen instemmen met = goedkeuren krulpen = krulspeld = papillot = haarroller = kruller = roller faun = bosgod finale = eindronde = slot = besluit = end = einde = eindstrijd = slotstuk = eindwedstrijd = eind = eindexamen tand = vork = zaagtand = prikker = gebitselement = tanden = punt = prikkertje wegredeneren = refuteren = omverwerpen = ontzenuwen = omverhalen = wegpraten = weerleggen barenswee = wee terugwinnen = recyclen = hergebruik = recupereren = recycleren = herwinnen = hergebruiken oceanologie = zeekunde = oceanografie kloom = genet hunebed = dolmen proponent = leviet geleedpotige = geleedpotigen verteller = vertelster schram = schaafwonde = schrab consulteren = raadplegen juweeltje = schoonheid = schone = prachtexemplaar = beauty felheid = intensiteit = heftigheid = hevigheid = woestheid avond = avondpartij = soiree = avondje = Eveens = avondstond assepoes = knecht = meid = assepoester = dienstmeisje = Assepoester cartesisch product = kruispunt = doorsnijding = kruisproduct vetzucht = obesitas = zwaarlijvigheid = vettigheid jammer vinden = beklagen = bejammeren = betreuren = lamenteren = bewenen = treuren om kolksluis = schutsluis = sas winterseizoen = wintertijd = winter steunmuur = draagmuur radix = wortel = wortelgetal verbluffen = verwonderen = verbazen = verlegenheid = verstomd doen staan = verbijsteren kor = kornet = wade = schrobnet superplie = koorhemd troetelkind = snoes = uitverkorene = lieveling = scheet = liefje = favoriet = vlam kiesbriefje = stembiljet = stembriefje vuilverbrandingsoven = verbrandingsinstallatie = lijkoven = vuilverbranding = crematieoven = verbrandingsoven zuurkijker = zwartdenker = zwartkijker = pessimist = doemdenker cacteeën = cactusachtigen vervlakken = afstompen = vervliegen suiker = diabetes = koolhydraat = saccharose = sacharide = sacharose = suikerziekte = saccharide gevader = een ongeluk komt zelden alleen = peetvader = peter mondharmonika = harmonica = mondharmonica = mondorgel kwikdruk = pressie = benedendek = luchtdruk ratelen = fantaseren eerste persoon = ik-vorm hobbelpaard = schommelpaard kinderjuffrouw = gouvernante = kindermeisje breken = stukmaken = verbreken = kapotgaan = doorbreken = oppakken = overtreden = sneuvelen = stukgaan = springen plooibaarheid = souplesse = coulance = meegaandheid = conveniëntie = buigbaarheid = inschikkelijkheid = flexibiliteit = buigen = conniventie slakkenhuis = slak = slakkehuis animo = enthousiasme = lust = zin lamskarbonade = lamskotelet punthoed = steek seminarie = priesteropleiding oplichter = nepper = chanteur = flessentrekker = afperser = kwartjesvinder Huis van Afgevaardigden = volksvertegenwoordiging = parlement = praatbarak luxatie = ontwrichting = ontzetting ontmoetingspunt = trefpunt = ontmoetingsplaats = verzamelpunt slingerklok = slingeruurwerk anemoon = kompasroos = windroos peluw = oorkussen = kussen = hoofdkussen dom = hoofdkerk = domkerk = kathedraal = munsterkerk = munster loyaliteit = natuurgetrouwheid = trouw = getrouwheid voorhoede = wagon = aanval = avant-garde = bestelwagen = rijtuig herdruk = heruitgave smoel = facie = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk collectioneur = collectant = verzamelaar lotsbestemming = lot = voorzienigheid = lotsbeschikking = voorbestemming = bestemming = providentie = voorbeschikking = levenslot raamstijl = verticale raamstijl = raampost = middenstijl schaapsherder = schaapherder = herder vlugzout = reukzout la = schuif = lade = a = schuifla = schuiflade = tekenaar = A akkoord = verdrag = eendracht = afspraakje = uniformiteit = deal = eensgezindheid = conformiteit = eenstemmigheid = harmonie = overeenstemming = concordantie = convenant = goedkeuring = overeenkomst = afspraak ledikant = bedstede = nest = bed = onderbed = sponde = legerstede bevlieging = luimen = fratsen = nuk = kunsten = caprice = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim terugwijzen = aangeven = terugverwijzen = verwijzen = refereren = noemen furunkel = steenpuist = pukkel kindertaal = kinderpraat hoogwaardigheidsbekleder = waardigheidsbekleder = hoge = piet = dignitaris dieren in het wild = wildleven bedrijfsgebouw = bedrijfspand Columbia = Colombia = Colombië onbeholpenheid = lompheid = linksheid = onhandigheid Tibetaans = Tibetaanse eindronde = eindstrijd = finale = eindwedstrijd scriptie = proefschrift = these gedwee = toegevend = inschikkelijk = meegaand normaalziendheid = emmetropie slangenkruid = dragon idealiteit = perfectie = volmaaktheid = onfeilbaarheid martelares = martelaar ergometer = ergograaf borsalino = gleufhoed = Stetson = deukhoed debat = gesprek = forum = onenigheid = woordenstrijd = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = meningsverschil = dispuut = redestrijd = bespreking = pennestrijd = betwisting = twistpunt = polemiek = discussie = dialoog = geschil = controverse suizebollen = duizelen minpunt = schaduwzijde = keerzij = min = schaduwkant = opdonder = keerzijde = tegenvaller = nadeel zich misdragen = beesten = misdragen invasie = raid stoomlocomotief = stoommachine glottis = stemspleet pijpje = koker = buis = kanaal = bierfles = pijp pijpenplank = pijpenrek domkerk = dom = hoofdkerk = kathedraal = munsterkerk = munster tijdvulling = tijdverdrijf = tijdpassering = hobby distinctief = versierselen = gedenkpenning = medaille = eremetaal = insigne = ereteken = erepenning = onderscheiding = plak bloemenman = bloemenhandelaar = bloemenverkoper = bloemist marteltuig = foltertuig = folterwerktuig antipyrine = koortsmiddel kopietje = herhalingsteken uitdrukkingsvermogen = expressiviteit = zeggingskracht egoïst = egotripper = egocentrisch = egotist overtypen = overtikken = uittypen = tikken = uittikken = machineschrijven = typen Kirgizische Republiek = Kirgizië kiezersvolk = keurvorstendom bevallen = zinnen = aanspreken = strelen = behagen = appeleren = aanstaan = liggen = baren = lijken enigma = woordraadsel = hersenbreker = raadselachtige zaak = raadsel zesstuiverstuk = schelling boekenkast = boekenplank = gereedschapskist = bibliotheek motorboot = motorschip aanliggen = grenzen = aangrenzen = liggen toewijzing = lot = allocatie = verdeling = vonnis = jurering = rendez-vous = perceel = toekenning = toebedeling eigenbelang = berekening = eigenbaat garibaldi = derby = garibaldihoed = dop = bolhoed = pothoed hoopje = hoop = aal = drol = aalt = mestgier = bout = dreutel = gier = druk projectie = kaartprojectie lediging = ontruiming = ontruimingsactie inkomgeld = toegangsgeld = entreegeld ontwikkelingsgang = verloop = loop Roma = gipsy = zigeunerin = zigeuner gezeik = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gejengel = gemekker = geteem = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur mistletoe = maretak = vogellijm = mistel overschrijding = aantasting = afslijting toespeld = sluitspeld = veiligheidsspeld beeldkwaliteit = resolutie = beeldscherpte berisping = verwerping = laking = veroordeling = afwijzing = reprimande = schande = verwijt = afkeuring = terechtwijzing wederverkopen = doorverkopen = dooverkopen vragenlijst = enquêteformulier geboortegolf = Babyboom = babyboom = geboortengolf ondergrondse = verzetsbeweging = metrostel = verzetsorganisatie = verzet = metro vallicht = dakraam = daklicht = lichtkoepel = koepel = zonnedak = schijnlicht tekenles = tekenonderwijs pathogeen = ziekteverwekker = ziektekiem = ziektestof Oud-Grieks = Oudgrieks psychokinese = voorwerpbeweging van het afstand = telekinese nieuwtjesjager = nieuwsjager = roddelaar = roddelaarster betrekken = impliceren = versomberen = bewolken = involveren = mengen = wikkelen = verlangen = moeien geloven = bouwen = vertrouwen = snappen = steunen = verlaten = leunen = rekenen = rekenen op = aannemen = verstaan Montreal = Montréal furlong = Furlong voedselvergiftiging = vleesvergiftiging decharge = vrijdom = dispensatie = vrijheid = ontheffing = vrijstelling = ontslag = relevatie oceanograaf = oceanoloog gekletter = geschal = gerinkel = metaalklank wijsneus = betweter = schoolmeester = weetal = boekenwurm = wise guy stafmuziek = staf woongroep = leefgroep = leefgemeenschap = woongemeenschap = commune = leefeenheid gangpad = gangboord hoestdrank = hoestmiddel = hoestsiroop grootheidswaanzin = grootheidswaan = megalomanie Kinyarwanda = Rwanda vergiet = gortemetiel = zeef = gatenmetiel pathologie = ziekteleer fabeltje = bedenksel = hersenspinsel = verdichting = verzinsel = inventie = fictie = sprookje = fabel = verdichtsel slagaderlijk = arterieel putemmer = schepemmer = aker geld doen circuleren = kanaliseren buidel = draagzak = beurs = zak vleesklomp = bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vetzak = fats official = vakbondsvertegenwoordiger onrechtszekerheid = heterodoxie diploma = vakdiploma = universitair diploma = schooldiploma = graad = einddiploma puntenslijper = slijper = potloodslijper = slijpapparaat hulpverlener = agoog = welzijnswerker gebruis = geborrel voorkeur = preferentie = zwak = voorliefde = neiging epistemologie = kennistheorie = wetenschapsleer = wetenschapstheorie = wetenschapsfilosofie beetnemen = bedotten = in verwarring brengen = verwarren = inlappen = foppen schatter = expert = taxateur = waardebepaler trippelen = sluipen = treuzelen merite = merites = verdienste prioraat = priorschap opgraven = opdelven hazenvlees = hazevlees lijp = mafketel = druif = halvezool = mafkees = gek = zot = debiel = lijpo = imbeciel = mafkikker = malloot = dwaas = piechem = nar = kwibus = idioot = achterlijke nietigheid = invaliditeit = ongeldigheid vakgebied = specialisme = subafdeling = tak = onderafdeling linesman = lijnrechter = grensrechter kernwetenschap = nucleonica = atoomfysica = kernfysica darwinistisch = darwiniaans buitenspiegel = zijspiegel polio = kinderverlamming = poliomyelitis bijval = weerklank = aanvaarding = strafmaatregel = acceptatie = steunbetuiging partijleus = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk zee-egel = zeeëgel glazuur = glazuursel = glazuurlaag = tandglazuur = fondant = suikerglazuur = fondantje afspeuren = afzoeken autopark = vloot = wagenpark sint-jacobsschelp = sint-jakobsschelp = jakobsschelp voorzichtig = zorg = onderhoudswerkzaamheden = onderhoud = verstandig = zorgen voor = verpleging = onderhoudswerk overwinnen, verslaan = overwinnen autarkie = gesloten staatshuishouding = zelfvoorziening = zelfvertrouwen doorsne(d)e = doorsnede = middellijn = doorsnee = diameter nieuwsagentschap = nieuwsdienst = persbureau = persagentschap driehoeksmeting = trigonometrie = goniometrie plantenkweker = hovenier = kweker = tuinder = tuinman = bloemkweker = tuinier = boomkweker Grindle = Bowfin overslaan = weglaten = skippen = overspringen = verwaarlozen gothic = Goot kistje = grove schoen = stapper crayon = potlood = penseel = kwastje eugenetica = eugenese = eugenetiek bladgoud = dukatengoud = goudblad beroepskracht = professional = beroeps grootmama = opoe = grootje = oma = bomma = grootmoeder = omoe onverstandig = onbezonnen kroonluchter = luster Schots-Gallisch = Schots-Gaelisch zwiermolen = carrousel = draaimolen = mallemolen = zweef = paardenmolen = zweefmolen anarchist = nihilist bewijzen = zien = staven = betuigen = hardmaken = aantonen = demonstreren = uitwijzen = betonen = klacht neerleggen = protesteren = vertonen grijpvingers = grijpers = grijpvinger = grijper schrijverschap = auteurschap overgang = overloop = omschakeling = ommezwaai = switch = overschakeling liga = verbond = unie Nemesis = tegenvoeter = wrekende gerechtigheid nauwkeurig onderzoek = navorsing = kritisch onderzoek tutu = balletrokje golven = unduleren = deinen hardhout = loofhout wat niet = dingsigheidje = hebbedingetje = gadget = niemendalletje = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = snuisterijen = hebbeding realisme = werkelijkheidszin = pragmatisme = realiteitszin pand = bouwen = pandgoed = bouwwerk = perceel = securiteit = constructie = onderpand = garantie = jaspand = huis = waarborg = bouw = gebouw = borg legerplaats = legerkamp aanduiden = notificeren = notifiëren = wijzen = duiden = betekenen = wijzen op = publiceren = aanwijzen = bekendmaken = aankondigen radiowagen = geluidswagen voorproefje = voorproef fulmineren = opspelen = uitpakken = uitvaren = uitvallen = uithalen = uitvliegen = uitschieten hapjespan = bakpan = braadpan = koekenpan behoren aan = behoren bij = toehoren = behoren tot = behoren aalt = hoop = aal = drol = mestgier = bout = dreutel = gier = hoopje = druk wanbegrip = onbegrip dwarsbeuk = dwarsschip = dwarsvleugel = transept = kruisbeuk eerbiediging = observantie = naleving sonometer = audiometer = gehoormeter kapmes = machete = hakmes = junglemes aanplanting = plantage = aanplant lariks = lork = lorkenboom knak = knauw = klap = deuk = schok = slag verkeerde interpretatie = misverstand onkostenrekening = onkostennota eg = egge hall = hal = entreehal = antichambre = vestibule = inkomhal kousje = kaarsepit = pit = katoentje = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kaarslemmet machtsevenwicht = machtsverhouding opsporen = ontdekken = vinden = sporen = nazoeken = detecteren driftkikker = driftkop = heethoofd = agressieveling = gifkikker halster = hoofdijzer = oorijzer = halstouw mee omgaan = rondkomen = toekunnen = uitkomen = genoegen nemen = toekomen duiventil = duivenhok = slag = til = duivenkot ontvangtoestel = ontvanger belachelijk maken = geringschatten = onteren leeftijdsgroep = leeftijdsklasse = cohort afkoping = heil = heiliging = reiniging = behoudenis = behoud = vrijkoping = redding = zaligmaking = verlossing fauna = dierenrijk = dierenwereld paardebeslag = hoefbeslag = paardenbeslag oogheelkundige = oogarts = oculist = optometrist = oftalmoloog plemp = plomp = plons = plens overspannenheid = spanning = nervositeit = overspanning = stress landstreek = streek = land = gewest = gouw = regio Pesach = Pasen aan het sudderen brengen = pruttelen klusjesman = doe-het-zelver = klusser = manusje-van-alles benedictie = zegening praten = spreken = hebben = converseren = klappen eigenschap = dimensie = trek = hoofdartikel = hoedanigheid = goed = gelaatstrek = karakteristiek = attribuut = kenmerkend = propriëteit = verslag loodmenie = menie aandachtstreep = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje = verbindingsteken denktrant = denkwijs = denkwijze instructrice = instructeur toelage = bijslag databestand = computerbestand = bestand = file = gegevensbestand telepaat = helderziende = profeet = paragnost = clairvoyant vrijstaat = Oranje Vrijstaat uitlaatpijp = knalpijp instandhouding = conservering = handhaving = behoud = verduurzaming = consolidatie spoelstelsel = rioolstelsel toxicologie = vergiftenleer brandgang = brandsingel = brandweg = brandlaan = tra karton = bordpapier = inpakken = pakken buiteling = tuimeling legatie = gezantschap = afvaardiging = deputatie = missie = vertegenwoordiging = delegatie = zending paardensprong = paardesprong = sprong = springen mop = geestigheid = paskwil = plaisanterie = joke = grol = koddigheid = witz = gebbetje = bak = grap = streek = scherts = gekheid = poets wetsovertreding = inbreuk = vergrijp = delict = overtreding = misdaad = wandaad = misstap = misdrijf plakker = plakpleister = etiket = kleefpleister = hechtpleister = label = pleister spel = drama = toneelstuk = toneelspel = partij = potje = stuk = spelletje = theateropvoering = theaterstuk spil = as = middelpunt = spindel = sleutelfiguur afdrogen = afrossen = aframmelen = aftroeven = afranselen = inpeperen = aftuigen taxusboom = taxus = venijnboom naaldhout = zachthout aanklacht = klacht = veroordeling = incriminatie = beschuldiging = denunciatie = accusatie = tenlastelegging = telastlegging dijbeen = dij = femur litoraal = kustgebied = kuststreek = getijdenzone = zandgebied onzijdig = neutrum = het-woord esplanade = promenade = boulevard = strandboulevard voorbehoud = restrictie = waarschuwing = borg Valentijn = Valentinus voedsel geven = voeren = eten geven = invoeren = voeden = voederen bloedsomloop = bloedbaan bui = fithaak = dispositie = geestesgesteldheid = humeur = fit = vlaag = regenbui = luim = karakter = stemming = storm = gemoed loonlijst = payroll schemerlicht = schemer = tweelicht = schemering = halfdonker = schemerdonker = schemerduister = halfduister = deemstering eclectisch = eclecticisme zich neerleggen bij = zich schikken naar = luisteren = eerbiedigen = berusten = voldoen = respecteren = gehoorzamen Fin = Finse zonneklopper = luchthart-treurniet = levensgenieter = genotzoeker = levenskunstenaar = pallieter = sensualist = bon-vivant = sybariet = vrijbuiter = hedonist = epicurist kneder = vormer domkop = dikkop = idioot = fuckhoofd besje = heks = furie = oud wijf = lelijk wijf = tovenaar = pruimedant = kol = helleveeg = tovenares = taart bovenblijven = drijven deviatie = abnormaliteit = afwijking = anomalie = ecart = aberratie uitkomst = voortvloeisel = uitvloeisel = consequentie = uitwerking = gevolg = effect voortleven = handhaven = overleven = trotseren = overblijven = voortduren = voortbestaan = leven opzadelen = zadelen = opdragen = beladen = belasten = opgeven aanvaring = aanrijding = botsing = collisie = confrontatie mondwater = gorgelen = mondspoelmiddel merk = brandmerk = merkteken = merknaam = handelsnaam promotor = gaspedaal = ontwikkelaar = projectontwikkelaar = ontwerper = plugger = katalysator adelaarsjong = jonge arend ontrollen = openrollen = afrollen = uitrollen = loswikkelen = afwikkelen = afwinden witkalk = kalk = stuc = muurkalk = witsel = pleisterkalk = pleistermortel = pleister uitbarsten = exploderen = losbarsten zelfsuggestie = autosuggestie tronen = verleiden = aanlokken = lokken = meelokken = aantrekken = verlokken bemiddelen = beslechten = tussenbeide komen = contacten = intercederen divan = divanbed = couch woelen = zieden = razen = briesen = koken = agiteren = schuimbekken borststreek = borst proefneming = toets = toetssteen = proef = onderzoeking = test = experimenteren = experiment knul = jong = kerel = joch = knaap = gozer = maat = jongen luzerne = alfalfa beginkapitaal = grondkapitaal = stamkapitaal = aanloopkrediet = startkapitaal onruststoker = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper afwijkeling = afvallige = achterblijver = dégeneré = perverseling = gedegenereerde som = bedrag = totaal = somma = schijf = geldsom = beloop morrelen = peuteren = frommelen = frutselen = friemelen = futselen = frunniken = wriemelen kinderhoofdje = kassei = kinderkopje = straatkei maatschap = associatie trapauto = skelter = handwagen huisje = buitenhuis = semi-bungalow = bungalow = optrekje = woonhuis = huis = arbeiderswoning vampier = bloeddrinker = vrouwelijk monster = vampirella = bloedzuiger = lamia bloedkoraal = koraalrif afdwalen = afwijken = uitwijden leidsel = leiriem = lei = breidel = teugel discriminatie = onderscheiding = distinctie papierpap = pulp = papierbrij zwemkleding = badgoed = zwemkleren = badkleding = strandkleding meetstation = weerstation tjap tjoi = tjaptjoi rolmaat = centimeter = snoer = maatlint = lintmeter gereedkomen = afronden = volbrengen = voleinden = voleindigen = klaarkrijgen = afkrijgen = voltooien = afmaken = afkomen representatie = vertegenwoordiging geliefkoosde plaats = chillen = vakantieoord slungelen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen apoplexie = attaque = beroerte = hersenbloeding luchtvaarder = ballonvaarder = aëronaut = piloot = vliegenier = vlieger = aviateur koketteren = sjansen = flirten winstcijfers = winst = baat = profijt = baten = winstcijfer = gewin galvaniseren = verzinken stoutmoedigheid = overmoed = roekeloosheid = onversaagdheid = durf = moed = lef = onbezonnenheid = koenheid = vermetelheid = driestheid witje = duppie = dubbeltje = hondje validiteit = gelding = overtuigingskracht = overredingskracht = geldigheid herenakkoord = postzegel = gentlemen's agreement handboek = vademecum = handleiding getrommel = gehamer klas eerste = de student die spreekt tijdens de afsluitceremonie = afscheids smeerolie = smeermiddel = gel = glijmiddel heloot = laat = halfvrije = horige = slaaf = lijfeigene = slavin planpapier = solipsisme generalisatie = inductie schommeling = fluctuatie = golfbeweging = wankeling = slingering = slingerbeweging bosgrond = bosgebied pingpong = tafeltennis pennestrijd = dispuut = debat = redestrijd = onenigheid = woordenstrijd = betwisting = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = twistpunt = polemiek = geschil = meningsverschil = controverse aanloopkrediet = startkapitaal = beginkapitaal = grondkapitaal = stamkapitaal omhangen = omdoen = omgooien kwalificeren = plaatsen = klasseren ontkenning = afwijzing = neen = negatie = nee = verloochening leverancier = toeleveringsbedrijf snoer = centimeter = schovenbinder = hengelsnoer = maatlint = map = elektriciteitsdraad = koord = rolmaat = vislijn = ader = vissnoer = lintmeter kosmogonie = kosmologie informant = zegsman = aanbrenger = klikspaan = klikker = tipgever = verlinker = aangever = sycofant kanten = weren = keren = verweren = vechten = roeren = verzetten afwasteil = afwasbak bloeding = hemorragie = contusie = kneuzing = kneuswond lintworm = draak = dragonder rij = verloop = proces = file sternum = borstbeen dwangbevel = bevelschrift = straatverbod = gerechterlijke opdracht = sommatie = dagvaarding baarmoederhals = cervix opruier = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = stokebrand = provocateur = woelgeest = herrieschopper veronaangenamen = verzuren = mishagen druppeltje = druppel abrasie = klauw = krauw = krab = schaafwond behagen = zinnen = aanspreken = strelen = appeleren = aanstaan = liggen = lijken = bevallen soortgenoten = volksstam = stam = sibbe = clan kruisbalk = dwarshout = kalf = dwarsbalk proefje = blijk = getuigenis = bewijs = getuige = proef = proeve achterstuk = kont = achterdeel droomtoestand = trance = hypnose darmvlies = scheil = mesenterium ontleden = anatomiseren = analyseren = opensnijden paardenrenbaan = hippodroom = renbaan = drafbaan losbandigheid = hoererij = liederlijkheid = orgie = saturnaliën = prostitutie = lichtzinnigheid = bandeloosheid = bacchanaal = zedeloosheid = uitspatting = tuchtloosheid = frivoliteit rookvang = labiaalpijp = lippijp de handdoek in de ring werpen = zich overgeven = uitvallen inflecteren = verbuigen = flecteren PVC = pvc = polyvinylchloride podometer = pedometer gekweld worden = in doodsangst verkeren rimpelig = kreukelig = gerimpeld playlist = afspeellijst bevloeien = irrigeren gezelligheid = behaaglijkheid = intimiteit officier = staatsdienaar = overheidsdienaar = ambtenaar = magistraat herwaardering = revaluatie = herijking = opwaardering = revalorisatie = herbeoordeling grom = (het) gegrom rusticiteit = landelijkheid kinbaard = kinbaardje = sik pandabeer = panda zagerij = houtzagerij falsificeren = faken = vervalsen stimulering = aansporing = excitatie = aanmoediging = stimulatie geteem = gezanik = gezemel = geëmmer = gemier = gezeik = gejengel = gemekker = gezever = gekanker = geouwehoer = gemaal = gezeur reclameren = beklagen = kankeren kennismaking = introductie = presentatie trawl = kuil = trawlnet = treilnet = treknet = treil = sleepnet optrekken = omhoogkomen = opkomen = begeven = zich terugtrekken belichaming = paradigma = incarnatie = productiemodel = personificatie = toonbeeld = prototype = voorbeeld = verpersoonlijking trommelduif = trompettist toezicht houden = volgen = controleren = meting = monitoring overpennen = overschrijven reagens = reageermiddel ontvoerder = gijzelaar = kidnapper = gijzelnemer = gijzelhouder ruimwater = lenswater internalisering = opname spul = product = bullen = spullen = handelsgoederen = stof = waar = waren = spulletjes = materiaal = handelswaar = koopwaar = negotie = handel eerbiedigen = zich neerleggen bij = zich schikken naar = luisteren = berusten = voldoen = respecteren = gehoorzamen dynamica = stromingsleer = kinetica = krachtenleer machogedrag = machismo = haantjesgedrag gummiknuppel = ploertendoder = matrak = wapenstok portretkunst = portret rijksschatkist = staatsruif = rijkskas = schatkist = staatskas sulfonamide = sulfa = sulfamide = sulfonamiden broos = cothurn = toneellaars gestalte = lijn = postuur = figuur = statuur = bouw = lichaamsbouw steeple-chase = hindernisloop aantijging = beschuldiging = bewering = stellen uitvloeisel = gevolgtrekking = voortvloeisel = uitkomst = consequentie = uitwerking = gevolg = effect inleggeld = mise = inlage = inbreng = inleg magnesiumoxyde = magnesia kielvlieger = deltavlieger = deltavliegtuig = delta = windglijder = zweefvlieger beroerdigheid = malaise = gedonder = misère = treurigheid = ellende = miserie = trammelant = gelazer = narigheid = rottigheid inwendige = binnenkant = binnenwerk = binnenste komplot = complot = kuiperij = collusie = conjuratie = samenzwering = conspiratie = intrige boutonnière = knoopsgat = corsage stortmolen = betonmolen = cementmolen = speciemolen pachtgeld = landhuur = huur = pachtsom = pacht bikkelen = schoffelen cycloïde = epicycloïde chauvinisme = burgerzin = civisme = hoerapattriotisme = patriottisme = nationaliteitsgevoel = vaderlandsliefde = nationalisme machinerie = machinery kiemplantje = zaailing = kiemplant = poteling spreekwoord = proverbium = uitdrukking = zegswijze = spreuk = gezegde = expressie = leenspreuk = spreekwijze luchtverversing = airco = airconditioning = air-conditioning = klimaatregelaar = klimaatregeling = klimaatbeheersing = airconditioner gescheld = scheldwoorden = afkeuring tuberculose = tb = ftisis = tbc = tering oudedagvoorziening = lijfrente = ouderdomspensioen = pensioen pakhuis = depot = stapelhuis = veem = opslagruimte = opslagplaats = opslag revitalisering = opleving = opbloei = renaissance = wederopbloei = hernieuwing = regeneratie = revival = herleving = oprisping = wedergeboorte sappigheid = levendigheid = levenskracht = vitaliteit zakelijkheid = objectiviteit appelbrandewijn = appeldrank bijten = afbijten = happen = corroderen = uitbijten = hap = inbijten = aanvreten = uitvreten = invreten bassin = neerslaggebied = stroomgebied = bekken = afwateringsgebied stopwerk = lapwerk = herstellingswerk = reparatie = redres = herstel existeren = leven = wezen = zijn = bestaan = voortbestaan = verderleven = overleven petroleumlamp = olielamp = olielampje huiscomputer = homecomputer = micro = hobbycomputer = personal computer = pc = microcomputer laarzeknecht = laarzenknecht publiceren = notificeren = notifiëren = betekenen = postdienst = aanduiden = uitgeven = bekendmaken = paal = posten = aankondigen leerstelsel = leer = evangelie = theorie bidstoel = bidbank = knielbank = knielbankje counselor = mentor = raadsvrouw = raadsman = consulent = raadgever = adviseur bereidheid = enthousiasme = bereidwilligheid = paraatheid = hulpvaardigheid = vlugheid = gewilligheid = behulpzaamheid buigen = plooibaarheid = corrigeren = verdiepen = gaan = kruipen voor = krommen = kromlopen = doorbuigen = plooien = knielen = buigbaarheid = een voetval maken = duiken = flexibiliteit vereenzelviging = identificatie vestinggracht = ringgracht = vest = gracht = slotgracht verletten = letten = verhinderen = voorkomen = beletten socialist = socialiste aggregatie = vereniging = junctie = samenvoeging = conjunctie zwartrugfluitvogel = ekster bezieling = geestdrift = begeestering = hartstocht = ijver rechtvaardigheid = recht = DoJ = gerechtigheid schaden = vergrijpen = pakken = benadelen = duperen = laederen hoofdkwartier = hoofdzetel = pretorium = hoofdkantoor = hoofdbureau min = schaduwzijde = keerzij = zoogster = minpunt = schat = schaduwkant = liefde = zoogmoeder = opdonder = keerzijde = tegenvaller = nadeel = minne rozenhout = palissander = rozehout benedenhuis = onderhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping dwarsbalk = legger = stutbalk = dwarshout = rib = steunbalk = kalf = vloerbalk = kruisbalk = schoor pericardium = hartzakje = pericard booreiland = boorinstallatie = boortoren polshorloge = klokje = uurwerk = horloge = klok hormonenleer = endocrinologie dysartrie = spraakgebrek = spraakstoornis flashlight = zaklantaarn balhoofd = kogelgewricht machtiging = volmacht = empowerment ' pedo = kinderlokker = pedofiel = pederast burrie = berrie = draagbaar lenzenstelsel = lens oppositie = weerstand = tegenwerking = strubbeling = protest = strubbelingen = tegenstand = weerwerk = tegenpartij = opponent = oppositiepartij echolalia = echolalie ondergist = biergist maning = waarschuwing = aanmaning = sommatie ondergoed = onderkleren = lingerie = onderkleding = damesondergoed gedeelte = part = stuk = hap = deel = stukje interversie = omkering = reversie = inversie queryen = betwijfelen = informeren = bevragen = in vraag stellen honingsuiker = invertsuiker caprice = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bevlieging = kuren = opwelling = kuur = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim douanier = douanebeambte = grensbewaker = douane = grenswachter = grenswacht onthoudingsverschijnsel = abstinentieverschijnsel = ontwenningsverschijnsel zwemblaas = visblaas inpakken = omvatten = pakken = verpakken = vitrine = omhullen = inkapselen = karton = omsluieren = uitstalkast = inwikkelen kosmos = wereldruim = ruim = universum = al = wereldruimte = macrokosmos = heelal = macrocosmos = schepping = ruimte grafterp = tumulus = grafheuvel kroonblad = bloemblad conjunctief = bijvoegende wijs kroeshaar = afrolook = afrostijl onbezonnenheid = roekeloosheid = durf = stoutmoedigheid = moed = lef = koenheid = vermetelheid genet = kloom ruw maken = ruwen meeloper = jaknikker = weerhaan = conformist = paladijn = jabroer specie = metaalgeld = meststof = mortel = letterspecie = geldspecie = cementspecie = mest = cement = muntgeld = muntspecie receptuur = bereidingswijze = procedure kenner = connoisseur = deskundoloog = scheidsrechter = deskundige = rot = fijnproever = connaisseur = expert = autoriteit = specialist = rechter wisselstroomdynamo = alternator = wisselstroomgenerator mensenzee = drom = mensenmassa = heir = massa = myriade = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = meute = sleep = schare betaalcheque = cheque = controle aambeeld = aanbeeld = aambeeldsbeentje = incus overhellen = uitwijken = overhangen = leunen = neigen = hellen heldin = hoofdrolspeler = heroïne = romanheld = protagonist = held zwaaien = zwenken = uitzwenken = wuiven = slingeren = wapperen = afzwenken = evolueren vijfde hersenzenuw = trigeminus = nervus trigeminus = nervus V = drielingzenuw = vijfde zenuw lanthanium = lanthaan luchtballon = ballon klote zijn = zuigen bistro = eetcafé stengel = stam = stok broeien = smeulen = schuilen = sluimeren rechercheur = opsporingsambtenaar = detective = speurder veldkijker = binoculair = kijker = binocle = toneelkijker = verrekijker krant = staatsblad = nieuwsblad = dagblad = gazet = courant retrospectief = retrospectieve polyether = schuimrubber kindje = bébé = infant = zuigeling = kleine = kleintje = baby teddy = pluche polygynie = veelwijverij = polygamie verglazer = glazenmaker hyper(a)emie = hyperemie hocus-pocus = gegoochel = goochelarij = gesjoemel = illusionisme = goochelkunst commodore = brigadegeneraal el = ellepijp aanlegsteiger = aanlegplaats = steiger = landing = landingsbrug omrekeningskoers = valutakoers = wissel = wisselkoers = geldkoers zonnewende = zonnestilstand = solstitium = zomerpunt gobelin = wandtapijt stroomregelaar = spanningsregelaar antioxydans = antioxidans dievegge = dief maagschap = tak = huis = geslacht = stam = staak = familie bewerken = platpraten = toetakelen = verwerken = ompraten = bepraten = meekrijgen = overhalen = mishandelen = bewegen = overreden = maltraiteren = omturnen = omverpraten = overtuigen = aanpassen volbloed = stamboekdier = pur_sang = raspaard vertraging = oponthoud = uitstel = uitloop loon = arbeidsloon = salaris = prijs = beloning = wedde = honorarium = bezoldiging = traktement = gage = arbeidsinkomen = remuneratie pyroscoop = pyrometer traagheid = inertie = gemakzucht = daadloosheid = luiheid kauwbeweging = het kauwen = kauwen indexeren = indiceren dis = maal = eten = maaltijd toegangscode = toegang netelige positie = toestand = benarde toestand = hachelijke situatie de-stalinisatie = destalinisatie aetiologie = etiologie suspensoir = suspensie kruisbeeld = roede = crucifix draagstel = framework = skelet = gestel = geraamte = kader = frame heiligverklaring = canonisatie verhoog = podium skiër = wintersporter sulfa = sulfonamide = sulfamide = sulfonamiden he-man = haantje = bink = haan = macho = mannetjesputter schakelknop = contact = schakelaar volksstem = publieke opinie = communis opinio bang maken = intimideren = ontmoedigen Bhutan = Bhoetan combinatie = verbinding = compositie gemeen = geheel = alles = algemeen = totaliteit leeftijdgenoot = evenknie = gelijke = edele atoomenergie = kernenergie houtcellulose = houtpulp zeggen = omvatten = vertellen = luiden = behelzen = opzeggen = veroorzaken = navertellen = betekenen = opgeven = oververtellen = inhouden = beduiden = met zich meebrengen = staan = verhalen = tot gevolg hebben = neerkomen gedegenereerde = dégeneré = afwijkeling = afvallige = perverseling uitknobbelen = afwegen = doordenken = uitkienen = knobbelen = wegen = uitmikken tentoonstellen = exposeren hoogmoed = ijdelheid = verwaandheid = hovaardij = zelfingenomenheid = eigenwaan = eigendunk = hooghartigheid = pretentie = arrogantie = zelfgenoegzaamheid = inbeelding = hovaardigheid = verwatenheid = verbeelding tomatenplant = tomaat aantonen = zien = staven = hardmaken = demonstreren = bewijzen = uitwijzen = zichtbaar maken = uitstallen = exhiberen = uiten = vertonen = etaleren ka(r)poets = pots = kapoetsmuts = kapoets elektronentheorie = elektronica geloofsgetuige = martelaar getuigen = tonen = tentoonspreiden forceren = kraken = overdrijven = knijpen = openbreken = uitsloven = dwingen kippenboutje = kippeboutje = drumstick nabijheid = buurt = milieu = contreien = kader = omstreek = wijk = contreie = omgeving = omstreken = omtrek intimidatie = afschrikking = bangmakerij pruim = flamoes = muis = doos = schaamspleet = pruimenboom = schede = snede = poes = tabakspruim = spleet = kut = snee = gleuf = vagina = pruimelaar = trut = vulva = mossel kamer = vertrek = college = kruitkamer = plaats = comité = commissie = ruimte = cie maatschappijvorm = sociaal systeem = sociale structuur aantekening = nota = annotatie = notitie = notatie = noot wrevel = onbehaaglijkheid = onmin = ontevredenheid = onvrede = irritatie = ergernis = ongenoegen = onbehagen = misnoegen alveole = longblaasje = blaasje mortuarium = rouwcentrum = uitvaartcentrum = lijkenhuis nalatigheid = omissie = verzuim = achteloosheid = verwaarlozing standvastigheid = constantheid = beslistheid = volhardendheid = vastberadenheid = bestendigheid = volharding = vasthoudendheid = stabiliteit slagwerker = trommelslager = drumspeler = drummer = percussionist = tamboer = trommelaar mantelkap = kap = capuchon transitogoederen = doorvoer = passage = doorvaart = theodoliet libido = geslachtsneiging = geslachtsdrift = paringsdrift spierstelsel = musculatuur vlecht = zenuwvlecht = plexus = wrong = tres = haarvlecht = haarlok = toet = haarstreng = haarwrong extincteur = brandblusser = annihilator = brandblusapparaat = blusapparaat = nevelblusser poppenkast = marionettenspel = poppentheater = marionettentheater = poppenspel prenten = beboeten = verbaliseren = bekeuren constitutie = samenstelling vrijzinnigheid = liberalisme jacht = achtervolgen = najagen = jachtpartij = achterna zitten = plezierjacht = jachtseizoen = jachttijd = weispel = achtervolging = weidspel = zeiljacht onderschrift = ondertitel = ondertiteling tensiemeter = bloeddrukmeter = sfygmomanometer = spanningsmeter nadenken = overpeinzen = dunken = bespiegelen = peinzen = denken = overwegen = de hersens inspannen = reflecteren = de hersens laten werken = het hoofd gebruiken = overdenken grootgrondbezitter = grondbezitter = leenheer = landheer = leenman kladblok = inboeken = boeken medestrever = medestrijder Edam = Edammer = edammer haal = opflikker = klap = schrab = hijs = slag = fleer = peer = roeisport = muilpeer = streep = schrap = trek nihilisme = Nihilisme dokter = geneeskundige = arts = esculaap = geneesheer = heelmeester = pil = medicus bedrijvenpark = industriezone = industriegebied = industriepark = industrieterrein samenhang = cohesie = verband = consequentie = context = coherentie = eenheid zuchten = reikhalzen = dorsten = klagen = snakken = stenen = steunen = hunkeren = verlangen = hongeren = smachten = dromen = kreunen = haken = begeren = talen ambitie = aspiraties = aspiratie = eerzucht = streven bronwater = putwater = mineraalwater = grondwater = welwater = sprengwater stremming = stolling = stagnatie = bloedstolling inzetbaar = werkbaar = aanwendbaar = bruikbaar scharnierband = scharnier = hengsel = knier abortus = miskraam = misgeboorte = misdracht = doodgeboorte = monstrum atrofie = verkwisting = verspilling justifiëren = vergeven = verontschuldigen = verantwoorden = goedpraten = zich verontschuldigen = justificeren = rechtigen = rechtvaardigen = billijken = vergoelijken = excuseren = wettigen zweer = ettergezwel = etterbuil = abces = puist brief = flap = schrijven = bankbiljet = bankje = briefje = flapje = prent = epistel = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier = banknoot verkwikken = verfrissen = opfrissen Amerikaans Samoa = Amerikaans-Samoa ondervraging = quiz = onderzoek = vraag = studie = enquête = opinieonderzoek afzien = prijsgeven = vaarwelzeggen = lijden = loslaten = opgeven = hangen = verlaten = abandonneren fysicus = natuurkundige dam = waterkering = dijk = stuwdam = waterdam Farao = farao katje = kattenkop = kat = kattekop = kitten = kattenjong doorvaart = doorvoer = passage = transitogoederen Madras = Chennai inhaler = inhalatietoestel = inhalator privé-leraar = mentor = huisonderwijzer lesbienne = lesbo = lesbi = tribade = schuurmeid = pot woord van eer = woord = erewoord = parool pij = habijt = tic = kap = capuchon = monnikengewaad = motorkap = automatisme = monnikspij = ordekleed minnespel = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap spatietoets = spatiebalk shuttle = ruimteveer = space-shuttle = ruimtependel = pluimbal Xaverius = Xavier golfspeler = golfer toedienen = uitdelen scheelkijken = loensen kunstnier = dialysator conservatorium = muziekacademie slaapbol = papaver dolmen = hunebed boedel = meubilering = erflating = versterving = legaat = huisraad = successie = versterf = inboedel = inventaris = meubilair = erfenis = vermaking = nalatenschap benul = notie = kennisneming = onderkenning = besef = verstajem = begrip daadkracht = energie = pep = slagkracht = pit = kloekheid = arbeidsvermogen = fut = puf = geestkracht deelgenoot = vriendin = amice = vriend = kornuit = gabber = gezel = makker = vrind = vennoot = partner = maat = compagnon = kameraad = kompaan wierookvat = reukvat doedel = doedelzak stormaanval = agressie = aanval = bestorming = aanslag onzelfstandigheid = afhankelijks = afhankelijkheid = gebondenheid lommerdhouder = pandjesbaas buttler = conciërge verderleven = bestaan = voortbestaan = leven = existeren = overleven compagnie = onderneming = zaak = firma = ensemble = gezelschap = troep = bedrijf = vennootschap graanschuur = korenschuur = graanzolder = korenzolder armee = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep bestedingspakket = miljardennota = budgettering = budget = rijksbegroting = bestedingsnota = beraming = miljoenennota = staatsbegroting = begroting = raming geesteskind = idee = schepping = geestesproduct offreren = lenen = aanbieden = brengen = presenteren = bieden inademing = aspiratie = inhalatie tamme kastanje = kastanje = tamme kastanjeboom uitsplitsen = groeperen = ordenen = sorteren = klasseren moraalwetenschap = ethiek = moraal = moraaltheologie = zedenleer = moraalfilosofie = zedenkunde manie = luimen = fratsen = hartstochtelijkheid = nuk = kunsten = bevlieging = caprice = onstuimigheid = infatuatie = kuren = opwelling = kuur = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim pyrometer = pyroscoop rotonde = carrousel aantasting = huisvredebreuk = overschrijding = afslijting roedeloper = wichelroedeloper = pendelaar = rabdomant = radiësthesist sudderplaatje = vlamverdeler = warmhoudplaatje = sudderplaat detachering = gereserveerdheid = onpartijdigheid = detachement plesbisciet = volksreferendum = referendum = volksraadpleging = plebisciet = volksstemming proces-verbaal = notulen beitel = stokbeitel heiligschennis = krachtterm = kerkroof = blasfemie definiëren = bepalen = omschrijven = beschrijven nuchtere darm = darm afpeigeren = afsloven = afbeulen geep = snoek = zeilvissen boekenfonds = fonds = uitgeversfonds protestant = hervormde t.v. = treurbuis = kijkbuis = teeveetoestel = tv = televisie-ontvanger = kijkdoos = teevee = buis = televisietoestel = kastje = televisie = televisieontvanger = beeldbuis = kijkkast gootpijp = draineerbuis = regenpijp = drain schutsheilige = beschermheilige = patrones = patroon = patroonheilige = schutspatroon = kerkpatroon afknapper = deceptie = teleurstelling = misrekening = fiasco = flop = ontgoocheling = ontnuchtering = onttovering = desillusie = tegenvaller neuropsychologie = psychofysiologie uitademen = dampen = transpireren = perspireren = uitdampen = uitwasemen = wasemen maag-darmcatarre = gastro-enteritis = buikgriep motivering = bewijsgrond = explicatie = argument = verklaring = toelichting = uitleg = motivatie = ratio = beginsel = principe chiasme = chiasma = kruisstelling compatriot = landgenoot disciplineren = oefenen = trainen cardialgie = angina pectoris = hartkramp inkerven = inkrassen = kerven = krassen tortelen = flikflooien Liken = vergelijken haagschaar = heggeschaar = heggenschaar opdrijven = voortjagen = voortdrijven besmetting = infectie vleesboom = myoom geschutvuur = spervuur = artillerievuur = kanonvuur = versperringsvuur = kanonnade compositiefoto = compositietekening er is een = Trees honderdste = procent = percent traktatie = liflafje = lekkernij = lekkers = heerlijkheid calciumoxide = kalk = calciumoxyde limaboon = limabonen weerschijnsel = terugkaatsing = reflex = weerglans = weerkaatsing = reflectie = weerschijn = weerspiegeling hesp = achterham = ham = schink komijn = karwij = kummel = karwijzaad = komijnzaad minimalisering = kleineren = verkleining koelkast = ijskast terugzien = terugblikken = terugkijken Hollands = Nederlands moleculegewicht = molecuulgewicht = moleculairgewicht bedachtzaamheid = bezonnenheid = behoedzaamheid = omzichtigheid = voorzichtigheid pullover = pull-over = stoppen = pull dégeneré = afwijkeling = afvallige = perverseling = gedegenereerde kruimel = hummel = dreumes = krummel = kleuter = wurm = puk = kabouter = kruim = broodkruimel = dreutel = keutel = morzel = peuter = ukkepuk = broodkruim Kronieken = geschiedenis = vertelling = kroniek = story = verhaal = historie voortvluchtige = vluchteling nurk = brombeer = nijdas = brompot = mopperaar = zuurpruim = grompot = knorrepot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor vergenoegen = tevredenstellen = voldoen = bevredigen = troosten welwater = grondwater = putwater = bronwater uur = diamant = h = tijd = stonde = ure = poosje = moment = ruiten = ogenblik = tijdstip = tel placenta = moederkoek = baarmoederkoek = zaadlijst amplificeren = opvoeren = vergroten vore = voor = groef automaat = automobiel = verkoopautomaat = robot = machine graszode = gazon = grasveld = plag = zode bevalling = afkomst = levering = baring = geboorte = verlossing amen = zo zij het gratis = tolvrij labiaalpijp = rookvang = lippijp huis van bewaring = gevangenis = penitentiaire inrichting nobiliteit = adel = noblesse = adeldom devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = telefooncentrale = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = centrale = deviezen = wapenspreuk = credo = zinspreuk trommeldroger = droogtrommel = wasdroger = droogkap = droger = droogautomaat = haardroger = haardroogkap opdrogen = drogen blauwsteen = lazuriet = lazuur = lapis lazuli = lazuursteen = azuursteen geneeskunde = artsenijleer = medicijnen = geneesmiddel = medicijn = artsenij precederen = voorafgaan = antecederen = vooraf gaan = antedateren entameren = inzetten = opvatten = instellen = aanvangen = aanvatten = openen = beginnen = opstarten = starten langeafstandloper = marathonloper = langeafstandsloper huisarbeid = huiswerk = taak = voorbereiding = schoolwerk = huistaak = thuiswerk aanmaning = maning = waarschuwing = sommatie = maanbrief schrijfwerk = klerkenwerk = papierwerk inteelt = endogamie waarzeggen = voorspellen = wichelen = beduiden = voorbeduiden = aankondigen lans = werpspies = speer = geer = spies = spiets ontmoetingsplaats = trefpunt = ontmoetingspunt = verzamelpunt kapen = hijacken middelaar = tussenpersoon = trait-d'union = onderhandelaar = mediateur = bemiddelaar brokkelen = verpletteren = persen = in elkaar persen = verbrokkelen = pletten spuitgast = pompier = brandweerman werkje = patroon = aftekening = tekening = dessin Caïro = Cairo ruw hout = hout = timmerhout = kaphout spitsspeler = centrumspits = puntspeler = spits = voorhoedespeler = midvoor = voorspeler = aanvaller dol zijn op = versimpelen = dollen zadelstuk = lendenstuk = entrecôte = zadel knoflookteentje = teen aanstichting = initiatief drachttijd = zwangerschapstijd = zwangerschap vertier = amusement = verstrooiing = entertainment = vermaak = kijkgenot = vermakelijkheid nu = heden clashen = collideren = botsen klojo = lastpost = klier = ettertje = lastpak = stoorzender = lomperd lemmet = lemmer = plaat = blad = kling aantoonbaar = herkenbaar = aanwijsbaar paladijn = jaknikker = weerhaan = meeloper = conformist = jabroer basterdsuiker = cocaïne = sneeuw = coke cultuurplant = kweekplant hegemonie = machtsoverwicht = overhand = heerschappij = predominantie = suprematie = overwicht = dominantie = preponderantie ontheiligen = schenden = desacraliseren = profaneren = ontwijden gesteldheid = staat = conditie draad = garen = schroefdraad = vezel nieuwsbrief = nieuwsblad = bulletin Kampuchea = Cambodja = Koninkrijk Cambodja alcoholprobleem = drankprobleem = drankzucht = alcoholisme metaalbewerker = smid = metaalarbeider thuiskomst = terugkeer = wederkeer = terugkomst = wederkomst banderol = sigarenbandje = bandje = belastingbandje uitvliegen = opspelen = uitpakken = uitvaren = uitvallen = uithalen = fulmineren = uitschieten kwijtschelding = dispensatie = vergiffenis = absolutie meetlat = maat = maatlat = scepter doorgronden = doorheen zien verkreukelen = verfomfaaien = rimpelen = kreuken = kreukelen = fronsen = plooien = verkreuken bevrediging = verzoeningspolitiek = genoegen = vredespolitiek = genoegzaamheid = satisfactie = tevredenheid molentrechter = tremel Nike = Nikè silt = slib prins = koningszoon ontkrachten = afzwakken = temperen = verdunnen = verzwakken = verzachten bijles = gouverneurschap kavel = verkavelen = perceel = partij = kaveling = koop = zootje doedelzakspeler = doedelzakblazer = liervis = schelvisduivel fakkellicht = fakkeltocht = toortslicht electie = keuze = verkiezing = stemming = verkiezingen exponent = vertegenwoordiger = representant terugkomst = terugkeer = thuiskomst = wederkeer = wederkomst spreekgestoelte = kansel = platform = erepodium = schavot = ereschavot = estrade = preekstoel verscheiden = peigeren = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = de pijp aan Maarten geven = omkomen = heengaan = expireren = dood = doodgaan = ontslapen zwavelzuur = diwaterstofsulfaat = vitriool = vitrioololie souplesse = plooibaarheid = coulance = meegaandheid = conveniëntie = inschikkelijkheid = flexibiliteit = conniventie ontsnappen aan = ontsnappen = ontgaan = onderbreken centen = pegulanten = poen = duiten = geld = ping = pingping = pecunia black box = zwarte doos = vluchtcomputer = registratiecomputer = vluchtrecorder = vluchtregistrator uithouding = uithoudingsvermogen = weerstandsvermogen onweren = donderen Verenigde Naties = UNO = VN doel = einddoel = kruistocht = goal = mikpunt = kooi = aanleiding = streven = hok = taak = reden = Rome is niet op één dag gebouwd = werklast = doelwit = raam = doeleinde = oogmerk gaasvlieg = gaasje bloemperk = bloembed gluren = koekeloeren oorzaak = bewerker = motief = aanleiding = beweeggrond = reden = veroorzaker = beweegreden wake = waken = waak spat = spet = spetter = lik natuurvorser = natuurkenner = naturalist oorlelletje = oorlel losstaan = vrijstaan = schommelen lek = lekkage = wan = lekken scholengemeenschap = college = faculteit toegeven = bewegen = bevestigen = toelaten = inwilligen = instemmen = meegaan = berusten = erkennen = zwichten (voor de verleiding) = admitteren = bewilligen = toestemmen = bekennen = toestaan corrosie = erosie = roest = bodemerosie = metaaloxyde ijskegel = ijspegel = pegel bliek = blei testen = toetsen = uittesten = proberen = uitproberen preëxistentie = voorbestaan daim = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = hertsleder = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = bukskin = nubuck staatsdienst = rijksdienst rubriek = column = categorie = kolom = klasse verlaat = uitwateringssluis = spuisluis = spui = zijl = sluisdeur = sluis Chennai = Madras wanprestatie = sof = deconfiture = echec = zeper = fiasco = mislukking = flop afweer = defensie = verdediging psyche = ziel = denkvermogen = mensenziel = rede = brein = soul = animus = geest = nous plantenslijm = gom = planteslijm = slijm falen = misgaan = onderuitgaan = floppen = mislopen = scheeflopen = tekortschieten = stranden = vastlopen = feilen = knallen = mislukken denkbeeld = idee = opvatting = inzien = stellingname = gezindheid = oordeel = overtuiging = gevoelen = gedachte = inzicht = begrip = convictie = opinie = zin = standpunt = mening stofwolk = nevel schoorsteen = lampenkap = schouw = buis = schouwmantel = schoorsteenmantel toonbeeld = toonvoorbeeld = productiemodel = belichaming = paragon = paradigma = prototype = voorbeeld = model ambtsgebied = rechtskring = gezagsgebied = jurisdictie = rechtsgebied = ressort = rechtssfeer = dienstkring verdiener = kostwinner Nihilisme = nihilisme relmuis = hazelmuis = slaapmuis jeugdjaren = jeugd = kindertijd achteruitsteken = achteruitrijden spierkracht = wilskracht = sterkte hasjiesj = hasj vasten = vastentijd misère = malaise = gedonder = beroerdigheid = treurigheid = ellende = miserie = trammelant = gelazer = narigheid = rottigheid afstand doen = verstoten = abdiceren = abdiqueren = aftreden = weigeren = afwijzen flessengas = flessegas heetwaterketel = warmwaterreservoir = warmwatertoestel = gasboiler = boiler getijde = getijden = watergetij = brevier = tij aardnotenolie = arachideolie zondig = onrechtvaardig slotsom = decisie = besluit = conclusie = eindoordeel = gevolgtrekking = afgeleid gegeven = beslissing = bevinding ettertje = klojo = lastpost = klier = lastpak = stoorzender = lomperd vergrotende trap = comperatief = trappen van vergelijking ava = avatar air = leemte = lucht = leegte doublet = tweelingwoord = wambuis onderhoudsbedrijven = kost = onderhoud = levensonderhoud = subsistentie = bestaan nee = ontkenning = neen = negatie mitose = kerndeling slenteren = flaneren = drentelen = kuieren = rondslenteren = wandelen = voortslenteren zonnecel = zonnebatterij = foto-element sepsis = bloedvergiftiging tafelbiljart = biljart stalinisme = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = dictatuur = monocratie = tirannie = autocratie nosologie = diagnostiek soldeersel = soldeer vermoeidheid = moeheid = vermoeienis prefabricatie = systeembouw labskous = lapkous gericht = recht = berechting = rechtspraak = judicatuur = justitie bezetting = ingebruikneming voortmaken = opschieten = jagen = haasten = vlotten = voortjagen = jachten = verhaasten = bespoedigen bedenker = peetvader zweetlucht = lichaamsgeur = transpiratiegeur kukelekuën = kraaien huidplooi = plooi aanzwellend = toenemend = crescendo ris = sliert = trits = rist = slier = rits = serie ministerie = ministersploeg = regeringsploeg = departement = kabinet eenheid = cohesie = samenhang = coherentie = zelfstandigheid = unit = maat liquiditeitsproblemen = geldgebrek = geldzorgen = geldnood innen = beuren = vangen = incasseren = opstrijken = toucheren breuklijn = breuk kosmonaut = ruimtevaarder = ruimtereiziger = astronaut gospel = negro-spiritual = negrospiritual toespreken = aanklampen onderbroek = broekje tijdpassering = tijdverdrijf = tijdvulling = hobby identiteits diefstal = identiteitsdiefstal = identiteitsfraude envelop = couvert = omslag = enveloppe = briefomslag drieling = triool welbehagen = zelftevredenheid = zelfgenoegzaamheid = zelfvoldaanheid schede = flamoes = muis = pruim = doos = schaamspleet = snede = poes = spleet = kut = snee = gleuf = vagina = trut = huls = vulva = mossel stotteren = stamelen belastinginner = fiscus natnek = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = zuiper = spons opkomen voor = laten gelden = doen gelden inktuitwisser = inktwisser = inktgum = inktgom welving = gewelf nachtspiegel = pot = piespot = po = pispot chirologie = chiromantie = handleeskunst = handlijnkunde vertoog = objectie = tegenwerping = tegenspraak zuipen = drank = drankje = drinken huisvredebreuk = aantasting ritmesectie = drums = slagwerk = percussie voorzienigheid = lot = lotsbeschikking = voorbestemming = bestemming = providentie = voorbeschikking = lotsbestemming = levenslot batje = paddel = bat waterbak = pisbak = piesbak = waterplaats = urinoir = urinaal refuseren = verrekken = verdommen = verdraaien = weigeren = vertikken uitvaartleider = begrafenisondernemer = lijkbezorger taai = gemberkoek = taaitaai = peperkoek = ontbijtkoek = snijkoek ondervraagster = ondervrager scout = padvinder = verkenner milieubeschermer = natuurbeschermer = ecoloog = milieuactivist = milieudeskundige pinnen = verwijderen = wegdoen = weghalen = wegnemen influenceren = beïnvloeden = doorwerken verzaken aan een eed = afzweren = ontkennen = intrekken = herroepen reprint = bijdruk jutter = stranddief = aasdier = aaseter = straatveger = strandjutter zevenklapper = voetzoeker = kanonslag = rotje plaza = plein = plaats identiteitskaart = legitimatiekaart = legitimatie = persoonsbewijs = legitimatiepapier = legitimatiebewijs = identiteitsbewijs spook = fantoom = spookbeeld = geest = schim = schrikbeeld afjatten = afpikken = afnemen = benemen = ontstelen = ontnemen = afpakken justitie = magistratuur = rechtsstelsel = berechting = rechtspraak = rechterlijke macht = judicatuur = recht = gericht fineerzaag = decoupeerzaag = fretzaag = figuurzaag achterschip = achtersteven = steven prolongeren = schetsen = rekken = uitbreiden = verlengen = op schaal tekenen = aanhouden honderd = éénhonderd dragon = slangenkruid nitriet = nitrieten voordragen = oreren = opzeggen = declameren = aanbevelen onvoltooidheid = onvolledigheid = onafheid nagalmen = galmen = naijlen = weergalmen = naklinken = weerklinken = weerschalken = resoneren = echoën = doorklinken sibbe = volksstam = stam = soortgenoten = clan omsingelen = omringen = omvatten = insluiten = omcirkelen = beslaan = omgeven fithaak = bui = vlaag = fit midden = kroon = middelstuk = centrum = middenstuk = middelpunt = middengedeelte potdeksel = reling = dolboord verdolen = verdwalen conserveren = natuurbehoud = behoud = bewaren = natuurbescherming = verduurzamen = goedhouden aandrang = geneigdheid = aandrift = inclinatie = neiging langer duren dan = overleven centurie = centennium = eeuw nudisme = naturisme = naaktrecreatie domheid = dommigheid = flater = enormiteit = misser = misslag = stommigheid = zeperd = blunder = uitglijder = stupiditeit = misgreep = stommiteit = miskleun = ezelachtigheid = gekheid = sulligheid = onbenulligheid wijsvinger = index = likkepot belichamen = incarneren = verpersoonlijken = representeren = vorm geven = personifiëren pietsje = vlek = beetje = tikkeltje = tikje = ietsepietsje = pietsie = ietsepietsie = vleugje verloftijd = verlof sjabloon = patroon = mal = malplaatje = cliché = gemeenplaats = sjablone = open deur = platitude = algemeenheid = banaliteit vim = schuurmiddel = schuurpoeder decreteren = verordineren = voorschrijven = verordenen tirannie = tyrannie = totalitarisme = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = dictatuur = monocratie = autocratie agrafe = hechtkram = wondhaakje = niet = kram krantenkop = krantekop = kop volhardingsvermogen = perseveratie = vastberadenheid = doortastenheid = ruggegraat = persistentie = ruggengraat = lef = karakter = tenaciteit commandante = bevelhebber = commandant = overste = legerbevelhebber = veldheer = legerleider = legercommandant = legeraanvoerder = bevelvoerder herkomst = komaf = kraamkamer = wieg = geboorte = origine = haard = afkomst = bakermat = oorsprong = afstamming = descendentie geesteswetenschappen = alfawetenschap = alfawetenschappen = geesteswetenschap = humaniora = kunst opstapje = optrede = aangrijpingspunt = opstap = springplank = trap = kapstok = afstapje = aanknopingspunt pegulanten = poen = duiten = geld = ping = centen = pingping = pecunia borstwering = brugleuning wetsverkrachting = anomie kornuit = vriendin = amice = vriend = gabber = gezel = makker = vrind = deelgenoot = maat = compagnon = kameraad = kompaan onschendbaarheid = onaantastbaarheid = immuniteit boeien = bekoren = pakken = kluister = begeesteren = fascineren = in verrukking brengen = boei = charmeren = in vervoering brengen = vangen = betoveren = biologeren = intrigeren = handboeien omdoen pachter = bewoner = huurder zwarte magie beoefenen = goochelen = toveren = oproepen geluid = toon = personificatie = klankkleur = toonhoogte = timbre marketeer = verkoopster = verkoper = handelaar kiesstelsel = kiessysteem baseren = beargumenteren = gronden = funderen = onderbouwen = argumenteren achterspeler = achterhoedespeler = verdediger = back gewone klaproos = grote klaproos duizendblad = gerw frutselen = peuteren = frommelen = friemelen = futselen = frunniken = morrelen = wriemelen tut = tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = totebel = trien = kuttekop gekruld = krullend vermelden = omschrijven = melden = gewagen = rapporteren = beschrijven hoogspanningsmast = mast = pyloon mededogen = deernis = meelij = compassie = meewarigheid = barmhartigheid = medegevoel = meedogendheid = medelijden verstaanbaarheid = begrijpelijkheid = hoorbaarheid = klaarheid = duidelijkheid = helderheid lazuursteen = lazuriet = lazuur = lapis lazuli = blauwsteen = azuursteen spijkerbroek = blue jeans = jeans = jeansbroek fase = ontwikkelingsstadium = schijngestalte = stap = stadium = trap = maatregel epiglottis = strotklep = keelklepje = strotklepje koker = beschermhuls = sluis = sluiskolk = buis = huls = kanaal = pijpje = kolk = pijlkoker = pijp verantwoordelijkheid = aansprakelijkheid = plicht = verantwoording = responsabiliteit = rekenplichtigheid ontdarmen = ontweiden betoelagen = subsidiëren naaktzadige = naaktzadigen dagopening = morgengebed = morgenwijding = metten = ochtendwijding zielenleed = hartenpijn = hartzeer = zielenpijn = rouw gissing = gegist bestek = voorwaarde = schatting = gis = veronderstelling = aanname = giswerk = conjectuur = vermoeden = voorgevoel = nattevingerwerk = onderstelling = raming spijt = zelfverwijt = gewetenswroeging = wroeging = boetvaardigheid = berouw = inkeer = schuldbesef allooi = gehalte = kaliber tennisschoen = sneaker hersens = brein = denkvermogen = hersenen = rede = zenuwcentrum = geestvermogen = verstand roest = corrosie = metaaloxyde = roestbruin kontzak = achterzak onderbewuste = onderbewustzijn stofdeeltje = vuiltje = ongerechtigheid = stofje cederen = capituleren = overgeven = platgaan = zwichten = bezwijken eilandje = eiland louwmaand = januari crimineel = vogelvrije = boosdoener = misdadiger = strafrechtelijk bacteriën = bacterie kommapunt = puntkomma teug = zuchtje = vlaag = vleug = adem gootwater = slobber = varkensvoer = bocht = drab afkammen = kraken = afbreken = afzeiken = afkraken = veroordelen = afgeven = neerhalen tse = trichloorethyleen kleven = pakken = vasthouden = klampen = klitten = klemmen = plakken amfoor = amfora dressuursport = dressuur hypothese = presuppositie = postulaat = suppositie = basisbegrip = premisse = stelling = grondbegrip = assumptie = presumptie = onderstelling = vooronderstelling herdenkingsdag = gedenkdag het schone geslacht = vrouw = gemalin = echtgenote Jochem = Joachim seizoenkaart = knipkaart = jaarkaart sjorren = een ruk geven coltrui = col = rolkraag whist = wiezen kostganger = disgenoot = huurder = tafelgenoot smidsvuur = smeltoven attestatie = certificaat = getuige = verklaring = geloofsbrief = attest = accreditief = getuigschrift = akte overvaller = straatrover gemartel = folteren = marteling = martelen verwezenlijken = implementeren = realiseren = effectueren = verwerkelijken drogbeeld = waanidee = waan = spooksel = hallucinatie = hersenspinsel = chimère = zinsbegoocheling = waandenkbeeld = waanvoorstelling = hersenschim = illusie = fantasma hijstoestel = bok = hijs = hijswerktuig lesbevoegdheid = onderwijzersakte = onderwijsbevoegdheid = hoofdakte distributiebonnen = reductiebon = plakzegel = cadeaubon = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = vrijkaart gedenkzuil = pyloon wijndrab = dik = droesem = depot = drab = grondsop = wijndroesem = droes = moer bevuilen = contamineren = verontreinigen = bezoedelen rammei = ram = stormram toneel = scène = poppenkasterij = toneelspel = achtergrond = komedie = circus = kunstenmakerij = aanstellerij = tableau = toneeltje = schouwspel = komediespel = theater = kijkspel = tafereel = aanstelleritis = background laden = nodigen = uitnodigen = vragen onverslaagbaarheid = onoverwinnelijkheid demarcatie = afpaling = demarkatie = afbakening = afgrenzing = begrenzing = afperking lasthebber = gecommitteerde = vervanger = adjunct = gemachtigde = mandaathouder = plaatsvervanger = mandataris = zaakgelastigde = afgevaardigde afvalstort = asbelt = vuilstortplaats = vuilnisbelt = deponie = stort = ashoop = stortplaats = afvalhoop = asvaalt surveillance = bewaking = toezicht rat = bruine rat neerkomen = omvatten = afhangen = behelzen = veroorzaken = betekenen = inhouden = liggen = met zich meebrengen = zeggen = aankomen = afhangen van = hangen = beduiden = tot gevolg hebben tegenwerping = vertoog = objectie = tegenspraak coöperatie = samenwerking = CV = samenwerkingsverband versimpelen = dol zijn op = dollen = samentrekken = verkorten = vergemakkelijken = bekorten = vereenvoudigen = versoberen kathodestraalbuis = lamp = vacuümbuis = radiolamp = elektronenbuis = radiobuis demarkatie = demarcatie = afbakening lezer = lector = leeseenheid ontvangst = onthaal = ontvangen = begroeting = welkom = verwelkoming = receptie faculteit = college = scholengemeenschap discrimineren = afleiden = onderscheiden = differentiëren scheprad = gepeddel gecombineerd = gelijktijdig gezond verstand = boerenverstand = gewaarwording = common sense kaaslinnen = kaasdoek pessarium = membraan drom = mensenmassa = heir = myriade = massa = heer = horde = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = hele volksstammen = mensenzee = meute = sleep = schare knisperen = knisteren dorheid = droogheid veelterm = polynoom burgerrecht = burgerrechten verborgenheid = verzwijging = geheim = mysterie graankorrel = korrel = zaadkorrel stijfkop = stijfhoofd = keikop = koppigaard = kopstuk bijvoegen = aanhechten = vastmaken monding = riviermonding = uitmonding = muil = mond = muide = riviermond = uitloop potmeter = potentiometer scheren = afschuiven tienvlak = decaëder kogelbaan = baan = vlucht cowboy = veedrijver lam = lammetje = lamsvlees berechting = recht = gericht = rechtspraak = judicatuur = justitie bar mitswa = bat mitswa fylacterion = mascotte = talisman = amulet schatje = bijenhoning = honing = honig verwringing = deformatie = verrekking = misvorming = vervorming gemakzucht = luiheid = traagheid zangpartij = stem zijde = blad = zij = zijkant = richel = bladzijde = lijn = pagina = grens = rag = zijdedoek = kant enkelkettinkje = enkelband aandrukken = pletten = aanduwen oudtante = geweldige tante voltage = elektrische spanning = stroom = potentiaal = spanning schoenenzaak = schoenenwinkel botulisme = worstvergiftiging granaatscherf = granaatscherven = schrapnel nazeggen = echoën = herhalen behangsel = behangpapier = behangselpapier = behang veinzerij = mystificatie = oplichterij = zwendelarij = huichelarij = verneukerij = bigotterie = femelarij = bedrog = kloterij = gefemel = verlakkerij = schijnheiligheid = kwezelarij = bedriegerij = misleiding = farizeïsme = beduvelarij = hypocrisie gastro-enteritis = buikgriep = maag-darmcatarre liefdeskind = onwettig kind = onecht kind = buitenechtelijk kind = bastaard maniertje = handigheid = trick = toer = kunstgreep = foefje = truc = list = kneep = slimmigheid = slimmigheidje = kunstje = kunst-en-vliegwerk = foef geodesie = landmeetkunde = aardmeetkunde beheerder = bedrijfsleider = conservator = manager = exploitant = custos = dirk = directeur = uitbater = bewaarder = oppasser = mandataris = administrator = curator = roeper = trustee = administrateur compascuum = meent musculatuur = spierstelsel totalitarisme = tyrannie = alleenheerschappij = despotisme = absolutisme = dwingelandij = stalinisme = dictatuur = monocratie = tirannie = autocratie brombeer = nijdas = brompot = mopperaar = zuurpruim = nurk = grompot = knorrepot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor doelvlak = doelmond fabrieksprijs = producentenprijs moker = voorhamer = smeedhamer = vuisthamer = schroothamer = kloofbijl = vuist = smidshamer consideratie = considerans = grond = afweging = achting = gehoorzaamheid = ratio = buigzaamheid = motief = beweeggrond = overweging = bewondering = inschikkelijkheid = reden = motivatie = beweegreden = drijfveer steedsheid = stadsleven jaknikker = weerhaan = meeloper = conformist = paladijn = jabroer huismiddel = huismiddeltje = panacee = wondermiddel André = Andries = Andrew = Andreas inworp = lijnworp = ingooi schooldiploma = vakdiploma = einddiploma = diploma stremsel = leb = kaasstremsel = stremstof nutsbedrijf = overheidsbedrijf rokkenjager = scharrelaar = vrouwenversierder = flirt = vrouwenloper = versierder gaan liggen = neervlijen onderbreken = ontzetten = ontsnappen aan = stopzetten = ontsnappen = ontgaan = ontwrichten = verdagen = zich = storen indemnisatie = regres = compensatie = bonificatie = indemniteit = schadeloosstelling = schadevergoeding = vergoeding = verhaal taalkloof = taalbarrière kaartlegger = toekomstvoorspeller = wichelaarster = waarzegger = wichelaar = kaartlegster samenspraak = gesprek = conversatie = consult = consultatie = verwijzing = referte = referentie vastpakken = vastgrijpen = beetkrijgen = vatten = grijpen = beetpakken knielbankje = bidstoel = bidbank = knielbank fenotype = verschijningsvorm plezierreis = vakantiereis = uitstapje = trip = tochtje = uitje = pleziertocht grenzen aan = naderen = benaderen heiligedag = heiligendag = heiligdag schoendop = nop wrijfwas = was = meubelwas = boenwas basiliekruid = basilicum = bazielkruid LOGO = ligatuur = logo een opduvel geven = raken = kloppen = kletsen = slaan = uithalen = treffen surprise = verrassing frequentie = band = golfgebied = regelmaat ravotten = rollebollen = dollen = steigeren = raggen = stoeien = rondhuppelen = robbedoezen = rondspringen = dartelen waterketel = ketel = soepkip = theeketel kattenkruid = Nepeta boete = penitentie = berouw = geldboete = geldstraf quote = quota = part = gemeen hebben = portie = aandeel = quotum = rantsoen = quotatie = deel = aanhaling = citaat = allegatie mijn = groeve Koninkrijk der Nederlanden = kikkerland = Nederland = Holland facturering = trekkebekkerij Amerika = Verenigde Staten = VS = USA = Verenigde Staten van Amerika wielrennen = wielrijden hagelbui = hagelstorm = hageljacht waterscheiding = keerpunt bestuursorgaan = bestuur bastaardhond = bastaard = straathond brochette = spies stadsgewest = conurbatie = stadsuitbreiding = agglomeratie do = fuif = boerenkermis bladaarde = bladgrond = humus = humusgrond = molmgrond = tuingrond = plantaarde = teelaarde = tuinaarde integratie = inburgering angina pectoris = cardialgie = hartkramp uitwerking = voortvloeisel = uitkomst = uitvloeisel = consequentie = gevolg = effect klerkenwerk = papierwerk = schrijfwerk leerling = studerende = aanhanger = adherent = adept = zoon = volgeling = student drukken = knellen = rusten = nijpen = beklemmen = afdrukken = vreten = beknellen = benauwen = knagen = omzeilen = belasten geheimpje = geheim botermelk = karnemelk houwen = hakken = kappen = uithouwen = vormen = uithakken = bikken = modelleren appelboom = appelhout = appel één = een = twee = i aanplakken = afficheren immuunsuppressivum = immunosuppressivum geotropisme = geotropie stopsignaal = verkeerslicht = stoplicht = stopsein sterrenkunde = astronomie dolhuis = inrichting = gesticht = zothuis = krankzinnigengesticht = gekkenhuis jaap = snee = snede = snijwond vogelkunde = ornitologie zijkant = zij = zijde vitamine C = ascorbinezuur landmijn = boobytrap kwabbe = lob = kwab ombuigen = krombuigen = beknibbelen = snoeien = bezuinigen bijeenzijn = samenscholing = samenkomst = bijeenkomst = samenzijn gemeen hebben = quota = part = quote = aandeel = quotum = rantsoen = deel = portie akoestiek = acustica = geluidsleer sterrenstelsel = nevel = waar gehakt wordt vallen spaanders = gaswolk slopen = aftobben = afbreken = slechten = vernielen = verwoesten = vernietigen = afjakkeren = uitputten = afmatten = neerhalen kwartierstaat = parenteel = stamboom slotstuk = roos = besluit = slot = sluitsteen = finale = sluitstuk bactericide = bacteriocide synoniemenboek = synoniemenlijst = thesaurus tafelgarnituur = tafelgerei = bestek conformist = jaknikker = meeloper = weerhaan = paladijn = jabroer pinakel = toppunt keervers = chorus = keerzang = refrein hydropathie = watergeneeskunde = waterkuur = hydrotherapie deurkozijn = deurlijst zuidoosten = zuidooster = zuidoostenwind telastlegging = klacht = incriminatie = beschuldiging = aanklacht = accusatie = tenlastelegging Afrikaans = Zuidafrikaans = Afrikaner stroefheid = afstandelijkheid = stijfheid uitwijking = landverhuizing = emigratie kauwgum = kauwgom tekstverwerking = wordprocessing omzien = bekreunen = bemoeien = bekommeren = zoeken tyfoon = cycloon = orkaan = taifoen = wervelstorm misgaan = falen = scheeflopen = floppen = knallen = mislopen = mislukken appendix = addendum = aanvulling = blinde darm = supplement = aanhangsel = blindedarm = bijvoegsel = addenda collectivisme = marxisme = bolsjewisme = leninisme zwaard = degen = zijzwaard eenarmige bandiet = gokautomaat = gokkast lijkoven = vuilverbrandingsoven = verbrandingsinstallatie = vuilverbranding = crematieoven = verbrandingsoven plant = gewas = groente meningsverschil = onenigheid = woordenstrijd = onderscheid = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = dispuut = debat = verschil = redestrijd = pennestrijd = betwisting = twistpunt = polemiek = discussie = geschil = controverse bugelspeler = hoornblazer supermarktketen = supermarkt spantrib = dakspar = spar = dakspant slangenmens = slangemens schakelpaneel = regeltafel = dashboard = schakelbord = schakeltafel = paneel = bord = bedieningspaneel = controlebord gitarist = gitariste = gitaarspeler personeelsbestand = arbeidsvolume = arbeidskracht = mankracht = personeel weerwoord = scherp antwoord = antwoord = repliek kaartlegster = toekomstvoorspeller = kaartlegger = wichelaarster = waarzegger = wichelaar halfzuil = wandpijler = pilaster = muurpijler lamento = klaagzang = treurdicht = klaagdicht = treurzang = treurlied = elegie = klaaglied stoornis = storing = verstoring = hapering = stuk zijn wasserij = wasinrichting afzuigkap = zuigkap = dampkap kliermaag = voormaag = spiermaag beduvelarij = mystificatie = oplichterij = flessentrekkerij = zwendelarij = verneukerij = bedrog = kloterij = verlakkerij = veinzerij = bedriegerij = misleiding drijfveer = considerans = slagpin = grond = afweging = weshalve = ratio = slagveer = weswege = slagpen = motief = waarvoor = beweeggrond = overweging = reden = waarom = consideratie = motivatie = beweegreden curiositeit = curiosum = rariteit = zeldzaamheid = vreemdheid = rara avis = nieuwsgierigheid naamgenoot = gelijknamig botsing = aanrijding = aanvaring = auto-ongeluk = computercrash = collisie = confrontatie = bult oliekoek = veekoek = lijnkoek openvouwen = ontvouwen = uitvouwen oogstmaand = augustus huppelen = hippelen = hippen = huppen cake = taart graver = graafmachine vleesextract = bouillon neuzen = rondneuzen = snuffelen = snuffen = grasduinen dankbaarheid = erkentelijkheid zich wassen = zich opfrissen lichtbuis = tl-buis = fluorescentielamp = neonbuis symboliek = symbolisme gelduitgifteautomaat = bankautomaat = giromaat = geldautomaat insigne = versierselen = gedenkpenning = medaille = eremetaal = ereteken = erepenning = distinctief = onderscheiding = plak subfamilie = onderfamilie hiernamaals = eeuwigheid = onderwereld = het hiernamaals zienswijze = blik = optiek = oogpunt = beschouwing = gezichtshoek = visie = gezichtspunt = invalshoek = standpunt = zienswijs = kijk serveerblad = presenteerblad = plateau = blad = schenkblad = dienblad = theeblad beroepen = appelleren = inroepen = aanroepen postuur = lijn = figuur = statuur = bouw = gestalte = lichaamsbouw blunderaar = beunhaas = klungel = kluns = knoeier = prutser = stumper = stoethaspel = sukkel = klungelaar = roffelaar hausmacher = leverworst = smeerleverworst horde = drom = mensenmassa = heir = myriade = massa = heer = stoet = leger = mensenmenigte = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = hele volksstammen = mensenzee = meute = sleep = schare familieband = verwantschap matse = paasbrood disinformatie = desinformatie cystische fibrose = mucoviscidose = taaislijmziekte cinematograaf = cameraman = filmprojector = operateur = cassetteprojector = filmoperateur presentielijst = aanwezigheidslijst hout = houtblazer = kaphout = houtsoort = ruw hout = timmerhout gevechtsleer = tactiek manufacturen = goed = textiel school = schoolgebouw zinvol = kloppen jam = confituur = opstopping = repareren = yam = gelei = yamswortel = gaatje gewichtheffer = heftoestel helderziendheid = paragnosie = buitenzintuiglijke waarneming = clairvoyance ontglippen = ontgaan = ontsnappen = voorbijgaan communiteit = convent = monnikenklooster = communauteit = abdij = kloostergemeenschap = klooster subafdeling = vakgebied = tak = onderafdeling vergift = gift = toxicum = vergif = gif revisie = herziening = redres schijnstoot = afleidingsmanoeuvre = overstapje = schaar = schijnmanoeuvre = schaarbeweging = schijnbeweging verkooppunt = filiaal = bijhuis = depotwinkel = vestiging lyricus = tekstdichter = tekstschrijver neoplasma = vleeswoekering = blastoom = gezwel = tumor illumineren = verluchtigen = belichten = verlichten soepjurk = flodderjurk = hemdjurk weermacht = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = manschappen = legerschaar = landmacht = troep bukshout = buksboom = buxushout = palmhout muilezel = muildier kettingzaag = motorzaag = bandzaag = motorkettingzaag = boomzaag = lintzaag hoefijzer = hoef = hoefijzerboog macromolecule = reuzenmolecule gelukzaligheid = zevende hemel = heerlijkheid = zaligheid leefwereld = milieu = scene = kring = wereld = omgeving = leven Britannië = Groot-Brittannië = Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland = Verenigd Koninkrijk = V.K. lijkopening = sectie = obductie = nabespreking = autopsie = dissectie = lijkschouwing = necropsie doodsbed = sterfbed het zich inleven = empathie = inlevingsvermogen meehelpen = bijdragen = contribueren uiteendrukken = scheiden = uiteen drijven heterogeniteit = ongelijksoortigheid = range = verscheidenheid = pluriformiteit = variabiliteit = diversiteit = pluraliteit luiwammesen = luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen universiteit = academie = universiteitsgebouw regulator = regelaar weeklacht = verzuchting = gejammer = geweeklaag = jammerklacht = weeklagen = gekerm huizenblok = blok = woonblok = bouwblok = woningblok zelfwaarneming = zelf-contemplatie = zelfreflectie = introspectie isolement = teruggetrokkenheid = eenzaamheid = afzondering benchmark = maatstaf = referentiepunt = criterium messteek = steek Scythia = Scythië snelheid = vaart = vaartje = sluitersnelheid = gang = tempo = vlugheid = gangetje = speed kledingstuk = keurslijf = lijfje = lijf habbekrats = fooi = bagatel = schijntje = hongerloontje = hongerloon = kleinigheid afvragen = betwijfelen = twijfelen verbastering = rassenvermening = rassenvermenging amfibieën = amfibie notatie = annotatie = noot = aantekening leenspreuk = proverbium = uitdrukking = zegswijze = spreekwoord = gezegde = expressie = spreekwijze doordenkertje = doordenker = denkertje roeiboot = sloep = volgboot = rubberboot = opblaasboot ondertiteling = onderschrift = ondertitel scouting = exploratie = verkenning = verkennerij = Scouting = padvinderij cadeaubon = reductiebon = plakzegel = reçu = bon = distributiebon = (tegoed)bon = geschenkbon = vrijkaartje = distributiebonnen = vrijkaart zaagbok = paard gondel = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = snol = tippelaarster pantserdier = gordeldier = schildvarken = armadillo namaker = nabootser = imitator = na-aper verbindingsteken = gedachtestreep = trait-d'union = trait d'union = aandachtstreep = afbrekingsteken = afbreekteken = aandachtsstreep = koppelteken = verbindingsstreepje = divisie = gedachtenstreepje burgerman = buma = burgermannetje sparrehout = sparrenhout = spar garenspoel = spoel = klos = bobijn pisbuis = urinebuis = urineleider = pisleider = pisweg = urethra = ureter Boerenoorlog = boerenoorlog dralen = beiden = lijmen = neutelen = schromen = talmen = weifelen = treuzelen = dreutelen = tutten = teuten = aarzelen = lijntrekken = twijfelen cursusboek = studieboek = schoolboek watering = lee = laak = waterloop = wetering intrest = interest = rente = belang graag hebben = lusten = mogen = aangetrokken voelen tot = leuk vinden = houden van tergen = martelen = zuigen = sarren = ontstemmen = pesten = kwellen = jennen = ergeren = narren = irriteren = mienen = plagen = mishagen = koeioneren = misnoegen = hekelen = treiteren Arctica = noordpool = noordpoolgebied blaasjes wijsmaken = misleiden psychologische oorlogsvoering = zenuwenoorlog = zenuwoorlog decimaalstelsel = tientallig talstelsel = decimaal doorbuigen = krommen = buigen blikconserven = conserven onderdanen = poot = been = onderdaan = stelt broddelen = klungelen = kloten = mieren = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = modderen = aanmodderen = aanrommelen = otteren = pielen = prutsen = klooien = wurmen ochtendglorie = dagbloem Dubrovnik = Ragusa studio = atelier umlaut = trema = deelteken uitstrijken = verstrijken = uitwrijven = uitsmeren = wrijven = smeren slingerbeweging = fluctuatie = golfbeweging = wankeling = schommeling = slingering stroboscooplamp = stroboscoop kamp = gevecht = bastion = legerkamp = wedstrijd = slag = competitie = strijd = bolwerk = worsteling = competitiewedstrijd = bivak = duel = bevechten = kampement = tweekamp = betwisten = treffen = tweegevecht dierenpark = zoo = diergaarde = dierentuin teleplasma = ectoplasma schilderstuk = schilderwerk = plaatje = doek = schilderij Eucharistie = eucharistie = eucharistieviering zelfvernedering = boetedoening kaartje = entreebiljet = passagebiljet = vervoerbewijs = toegangsbewijs = kaart = entreebewijs = entreekaart = ticket boekwerk = boek = album = boekje pleisterspaan = sabel = troffel = truweel = tuinschep ondubbelzinnig = desambiguatie = disambiguatie getuigenis = blijk = bewijs = getuigenverklaring = getuige = bewijsstuk = proef = depositie = proeve = proefje = testimonium trekkershut = hut perspectivisme = prognostiek = prognostica = futurologie kuur = luimen = fratsen = nuk = kunsten = bevlieging = caprice = kuren = opwelling = manie = impuls = capriolen = frats = capriool = aandrift = gril = luim aandeel = weggeven = quota = part = gemeen hebben = quote = quotum = partitie = bijdrage = opdeling = rantsoen = inbreng = deel = delen = portie mensenkennis = psychologie = zielkunde geboorteakte = geboortebewijs valbrug = ophaalbrug = klepbrug = klapbrug = hefbrug = wipbrug = basculebrug = hameibrug rijmpje = rijm = vers roodlof = radicchio rosso anticoagulans = antistollingsmiddel = anticoagulant staatsapparaat = regering = overheidsapparaat korporaal = brigadier ondertitel = onderschrift = ondertiteling haarkleed = vacht = pels race = wedren = snelheidswedstrijd repel = hekel = vlashekel = vlaskam paps = papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pater kardinaal getal = kardinaal = bepaald telwoord = hoofdtelwoord afperking = afpaling = demarcatie = afbakening = afgrenzing = begrenzing nirwana = paradijs = hemel = firmament = hemelrijk specerij = kruid friseerijzer = friseertang = haarkruller = krultang komedie = toneel = poppenkasterij = toneelspel = circus = kunstenmakerij = aanstellerij = komediespel = theater = blijspel = schouwburg = aanstelleritis wegsmelten = afsmelten = versmelten verjaarsgeschenk = verjaardagscadeau = verjaarscadeau nucleolus = kernlichaampje toetsenbord = klavier = keyboard veevoeder = voer = veevoer opdoffen = kledij = opdirken = kleden vertelde = verhalend = vertellen = verhaal studente = studerende = student woekeraarster = woekeraar samendringen = opeendringen = samendrommen = samenstromen overvloedig aanwezig zijn = zeer productief zijn = wemelen = in grote aantallen voorkomen = overvloedig voortbrengen blind = rolluik = luik = vensterluik = raamluik voorraadkamer = provisiekast = broodkeuken = voorraadkast = provisiekamer = spinde = schapraai = kelderkast = office gondola = gondellift schaapskooi = schapenstal = schaapsstal = schapestal convector = heteluchtkachel klikker = aanbrenger = klikspaan = tipgever = verlinker = aangever = sycofant = informant brandnetel = irritant = netel leenverhouding = horigheid = afhankelijkheid = lijfeigenschap vuurgevecht = vuurgevechten = schietpartij troeven = introeven = aftroeven veldheer = bevelhebber = commandant = overste = legerbevelhebber = legerleider = legercommandant = commandante = legeraanvoerder = bevelvoerder limousine = limousin = limo parasietplant = woekerplant = epifyt = gastplant = parasiet zwanenhals = klem = val logeerkamer = gastenkamer observatiepost = waarnemingspost windbuil = gaai = verwaand heerschap = kwastl patroontas = bandelier familiekunde = geslachtkunde = genealogie piekeraar = tobber krabbel = signatuur = poot = handtekening = ondertekening rivier = stroom grutterswaren = kruidenierswaren = voedsel = levensmiddelen staartzijde = peuk mobilofoon = radiotelefoon = zend-ontvangapparaat kelner = ober reuzin = reus binnenweg = binnenpad = kortere weg acetylsalicylzuur = aspirientje = aspirine memorandum = memo opruimen = leeghalen = verbranden = verbruiken = leegmaken = uitputten dompelaar = plopper = ontstopper = piston = zuiger Noemi = Naomi hondenbrokken = hondenbrood = hondebrokken = hondebrood Dracula = Vlad Dracula pederast = kinderlokker = pedo = pedofiel zielenknijper = zielknijper = psych = psychiater zweefbaan = automobiel = kabelbaan schans = bastion = wal = muur = verschansing = bolwerk = burgwal = vestingwal stemband = stembanden luchtwortel = steunwortel = steltwortel aanduwen = aandrukken ruggespraak = sollicitatiegesprek = vraaggesprek = interview tl-buis = T.L.-buis = TL-buis = lichtbuis = fluorescentielamp = neonbuis overwegen = raden = veronderstellen = imagineren = indenken = contempleren = nadenken = overpeinzen = inbeelden = nagaan = in acht nemen = verbeelden = stilstaan bij = studeren = fantaseren = voorstellen = mediteren = overdenken = speculeren dienares = meid = maagd = dienstmeisje = werkmeid = dienstbode = dienstmeid = meisje verkiezing = ballotage = keuze = electie = stem = votum = stemming = verkiezingen gebarenkunst = mimiek noordpool = Arctica = Noordpool = noordpoolgebied melkglas = opaalglas = matglas = witglas met opzet overdrijven = dramatiseren = overdrijven = overacteren hoge piet = fijne meneer = banjer = fijne mijnheer expressie = proverbium = uitdrukking = zegswijze = spreekwoord = gezegde = leenspreuk = spreekwijze gedetineerde = gearresteerde = gevangene = arrestant werkman = loonarbeider = handarbeider = werker = arbeider geslachtsdaad = coïtus = seks = sexuele betrekkingen = wip = paring = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = geslachtsverkeer = gemeenschap = geslachtsgemeenschap = minnespel lijnwaad = linnen = linnengoed = doek kenmerk = feature = kenteken email-lak = emaillak jochie = zoontje herkenningsteken = embleem schooieren = bietsen = schooien = bedelen bespringen = dekken tegenwoordigheid = bijzijn = aanwezigheid = presentie ambtgenoot = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtsbroeder = confrater = collega = gildenbroeder werf = wal = kaai = erf = pier = kade = scheepstimmerwerf = scheepswerf = park meeleven = meevoelen = delen = deelnemen tweelingwoord = doublet = wambuis woordvoerder = interpreet = voorlichter fouilleren = fouiller = aftasten tot de ontdekking komen = onthullen = ontdekken = blootleggen Urga = Ulan Bator = Ulaanbaatar weivlies = lamsvlies = amnion onderbroekenlol = onderbroekelol = ruw spel verkoopster = marketeer = verkoper = handelaar sofa = canapé = bank filmoperateur = cameraman = cinematograaf = operateur geroep = geschreeuw = uitroep = kreet = schreeuw = geblèr sociale wetenschappen = maatschappijwetenschap fleemkous = slippendrager = stroopsmeerder = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = flemer = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd drummer = trommelslager = drumspeler = slagwerker = tamboer = trommelaar deceptie = afknapper = teleurstelling = misrekening = fiasco = flop = ontgoocheling = desillusie = kater = tegenvaller preludium = prelude = introductie = intro = entree = voorspel = preambule wilskracht = sterkte = zelfbeheersing = wil = zelfcontrole = spierkracht sabbat = Sabbat = heksensabbat favoriseren = zegenen = begunstigen omgang = optocht = cortège = defilé = processie = stoet verstoren = hinderen = ingrijpen = verwarren = ontregelen = interveniëren = verslaan = interfereren = storen = tussenbeide komen portier = conciërge = buitenwipper = kruier = uitsmijter = deurwachter = huisbewaarder = concierge = deur plantenspuit = vernevelaar = verstuiver = bloemenspuit = flitspuit hereniging = reünie IRS = belasting = fiscus = belastingdienst tweebaansweg = vierbaansweg vakliteratuur = literatuur hoedenband = hoedenlint = hoedelint toxicum = gift = vergift = vergif = gif zenuwvlecht = vlecht = plexus olieverwarming = oliestookinrichting = oliestook poeder = poeier = pulver = stof vulstof = interieur bepraten = bewegen = overreden = bewerken = bespreken = omturnen = overleggen = platpraten = omverpraten = overtuigen = ompraten = meekrijgen = overhalen begroeten = tegemoet komen = ontvangen = groeten afspraakje = afspraak = rendez-vous = akkoord = levensduur curry = kerrieschotel = kerriepoeder = kerrie antropofaag = grote witte haai = kannibaal = menseneter dead heat = dead-heat geruststelling = verademing = opluchting grafgraver = grafdelver = doodgraver valkendressuur = valkerij = valkenjacht rekenraam = abacus = telraam grapefruit = pompelmoes augur = waarzegger = wichelaar = auguren aftrekking = aftrek = aftrekken garde = roede = gard = klopper = roe nominale waarde = naamwaarde uitstekend = uitspringend kousophouder = ophouder = kouseband = jarretel = kousenband = sokophouder = jarretelle = beugel = jarretel(le) armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = landleger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep geraas = lawaai = herrie = Ruckus = geschil = commotie = beroering schommelen = vrijstaan = losstaan kouseband = kousophouder = jarretelle = jarretel = kousenband = sokophouder = jarretel(le) gedachteflits = aha-erlebnis = idee = ingeving = inval jenzen = gooien = kwakken = mikken = zwiepen = knikkeren = werpen = flikkeren = lazeren = kegelen = plompen = kieperen = kukelen = keilen = kogelen hoofdtelwoord = kardinaal = bepaald telwoord = kardinaal getal urinaal = pisbak = piesbak = waterplaats = urinoir = waterbak kakadoris = kwakzalver zaagmeel = schaafsel = zaagsel = mot mond-tot-mond = tamtam = wijnrank = geruchtenmolen okerkleur = kleioker = oker temp = temperatuur voedseladditief = additief = smaakje femme fatale = fatale vrouw = vamp = brutale meid = verleidster rioolbuis = riool volumen = volume = deel = boekdeel geluidsscherm = klankbord = leiplaat tralie = kristalrooster = rooster kinaboom = kina obligatie = schuldbekentenis = borg = borgsom draaitol = deksel = tol = bovenkleding extrusie = hobbel = buik = bult omhullen = inpakken = omvatten = inkapselen = omsluieren = inwikkelen zetboord = kuiprand = luikhoofd musiceren = spelen party = feestje = feest rentestandaard = rentestand = disconto = rentepercentage = rentevoet kinderpistooltje = proppenschieter = pistooltje = speelgoedpistool herschikking = herstructurering borrelglas = jeneverglas gedragingen = gedrag = houding = gedragswijze commissie = college = provisie = comité = wat is je baan? = afsluitpremie = cie = kamer detaillist = pakhuismeester = middenstander = wederverkoper = winkelier = neringdoende = kleinhandelaar neurien = croonen = neuriën noodmaatregel = noodvoorziening = noodgreep = noodverband = provisorium = provisorisch afleveren = bezorgen = leveren = overdragen = overhandigen ankertouw = ankertros gerieflijkheid = comfort = gerief = gemak = geriefelijkheid kuieren = rondslenteren = flaneren = slenteren = wandelen = voortslenteren schraapmes = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraper = schraapbeitel = schraapijzer theekast = theemeubel = theetafel olie = smeersel = plantaardige olie = vet = smeermiddel = strijksel = smeervet = aardolie = smeer = plantenolie open dak = zonnedak naaldboom = conifeer = naaldbomen vestingwerk = vesting = fort = burcht pen = breipen = breinaald = speld = wasspeld = speldje = knijper = pin = wasknijper journalist = persman = reporter = verslaggever = berichtgever = krantenjongen = dagboekschrijver = nieuwsgaarder = persjongen oogspiegel = oftalmoscoop bloemenhandelaar = bloemenverkoper = bloemist = bloemenman boor = borium = boorkop = drilboor = spiraalboor hoax = oplichterij = geknoei = gesjoemel = fraude = gerommel = knoeierij spoliatie = plundering insultatie = kwetsing = belediging = schoffering = spot = affront = krenking spreekwijze = proverbium = uitdrukking = zegswijze = spreekwoord = gezegde = expressie = leenspreuk assimilatie = aanpassing = adaptatie = modificatie = accommodatie schutsheer = sponsor = beschermheer = steun = beschermer = mecenas oppervlakte = oppervlak = bedrijfsoppervlakte Pasjtoe = Pashtu = afghani = Pashto vers = dichtregel = muze = dichtkunst = rijmpje = rijm = poëzie = verskunst = dichtwerk = poëma = couplet = versregel = gedicht waterplaats = pisbak = piesbak = urinoir = urinaal = waterbak disc = magneetschijf = schijf = harde schijf = disk bestormen = doodgooien = stormlopen = overstromen = overstelpen = overladen = overspoelen = bedelven voorhoofdsholteontsteking = voorhoofdsholte-ontsteking = sinusitis = bijholteontsteking schootcomputer = laptop = notebook bod = aanbod = voorstel = aanbieding bakplaat = ovenplaat uitzending = programma ombrengen = omleggen = mollen = doden = om zeep helpen = killen = om het leven brengen = doodmaken = vermoorden = koud maken = kapotmaken = dooddoen = liquideren = afmaken schreefloos = Helvetica = sans serif mede-eigenaar = patroon = eigenaar = partner = drager = bezitter boekenwurm = boekworm = wijsneus = lettervreter = boekenworm = weetal = boekenvreter roquefort = Roquefort bewolken = nevelen = betrekken = misten pompstation = tankstation = benzinepomp = waterstation = watertoren = pomp = benzinestation zuidenwind = zuiderstorm = sterke zuidelijke wind helium = zonnegas gevechtskunst = gevechtssport = vechtsport afbraak = sloop freelancer = free-lancer chocolade = chocolaatje = cacao = warme choco = chocolademelk = chocoladebonbon = chocola = chocomel waren = product = handelsgoederen = waar = handelswaar = koopwaar = negotie = spul = handel irritant = netel = brandnetel Hades = schimmenrijk = onderwereld = Acheron = Tartarus transportweefsel = vaatweefsel vedelaar = speelman = violist slaapmuis = hazelmuis = relmuis hazenjacht = hazejacht expliqueren = verklaren = expliceren = uitleggen = ontvouwen aanleiding = kruistocht = doel = bewerker = motief = beweeggrond = oorzaak = reden = veroorzaker = beweegreden schutterskoning = boordschutter = kanonnier = artillerist = konstabel prijsopgave = schatting = offerte = bestek = prijsopgaaf = aanhalingsteken = taxatie = citaat zuiper = drankverslaafde = kannekijker = drankorgel = pimpelaar = alcoholica = zuipschuit = drankzuchtige = drinkebroer = alcoholicus = alcoholverslaafde = zuiplap = probleemdrinker = kannenkijker = alcoholiste = alcoholist = nathals = spons = natnek saillantie = karakteristieke = opmerkelijke = blikvanger distantie = verwijdering = afstand volksraadpleging = volksreferendum = referendum = plesbisciet = plebisciet = volksstemming glorificatie = adoratie = verheerlijking = verering = aanbidding nachtdienst = waakdienst tornen = tussenkomen = mengen = zich bemoeien met = inmengen = lostornen = bemoeien = encanailleren = zich inmengen met = afgeven = inlaten strontje = stijg = gierstkorrel onderwijsdeskundige = onderwijzer = pedagoog = opvoedkundige uitkijken = waken = uitzien = hoeden = overzien = omkijken = letten = oppassen = wachten = opletten = afkijken grasmat = gazon = voetbalveld = grasperk = grastapijt = grasveld diner = avondeten = avondmaal = etentje = eten = avondmaaltijd step = scootmobiel = autoped sluipschutter = scherpschutter bloedplaatje = bloedplaatjes = plaatje scheepsjongen = ketelbinkie = ketelbink = kajuitsjongen reisverhaal = reisbeschrijving = Travelog kerstlied = leis vliegtuigbouw = luchtverkeer = vliegerij = luchtvaart = vliegverkeer = aviatiek = luchtvaartverkeer hertsleder = herteleder = nubuckleer = schaapsleer = schapenleer = herteleer = schaapsleder = hertenleder = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = daim = bukskin = nubuck ontoelaatbaar = niet-ontvankelijk verstijving = verstarring systeem = bestel = stelsel = organisme = optreden = methode = organisatie = inrichting = handelwijs = systematiek = methodiek = handelwijze driewieler = kinderfiets melkklier = mam = borstklier = mamma armen en benen uitspreiden = verspreiden schragen = ondersteunen = onderschrijven = onderschoren = schoren = steunen = aansluiten = goedkeuren = toestemmen = concorderen = instemmen = onderschragen = het eens zijn = accorderen = bijvallen = onderstutten = stutten = overeenstemmen handtas = tasje = tas schoen = remschoen = aansteker = huls = hoge stopzetting = einde = beëindiging ectoplasma = teleplasma stoottroepen = stoottroep living = huiskamer = woonvertrek = zitkamer = woonkamer beheer = management = administratie = bedrijfspolitiek = bedrijfsvoering = bedrijfsleiding eerste verdieping = onderhuis = benedenhuis = parterre = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage kinderdagverblijf = kinderkribbe = dagopvang = crèche = kinderbewaarplaats = kinderopvang stroomdraad = kabel = geleiding = elektriciteitskabel = elektriciteitsdraad ebben = ebbehout = ebbenhout nageslacht = broedsel = broed = nakomelingschap = nakroost = nest = nakomeling = gebroed = nakomelingen = legsel oostenwind = bovenwind draailier = draaiorgel = pierement = lier = straatorgel solenoïde = solenoide bébé = infant = zuigeling = kleine = kleintje = baby = kindje hinder = last = overlast choline = biline-urine flemer = slippendrager = stroopsmeerder = fleemkous = ogendienaar = strooplikker = sycofant = flikflooier = kontkruiper = slippedrager = sijsjeslijmer = kontlikker = kruiper = gatlikker = slijmbal = hielenlikker = slijmerd identificeren = determineren knakken = knikken vegetatie = botanica = plantengroei = plantenleven = gewas koliekpijn = darmkoliek = koliek ontmannen = snijden = castreren = lubben straathandelaar = marskramer = leurder = straatventer = venter slok = dronk = de keel smeren = drinken bloedworst = pudding = pens = vla amber = barnsteengeel = barnsteen = barnsteenkleur pre = plus = voordeel = pluspunt = winstpunt personeelslid = staflid = werknemer = loontrekker = tewerkgestelde = redactielid = kaderlid = bediende = arbeider = arbeidskracht = kracht disposable = wegwerpartikel = wegwerpbaar = weggooiartikel hersenoperatie = leucotomie = lobotomie wolframiet = wolfraam benedenwoning = onderhuis = benedenhuis = parterre = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping kletskop = gemberkoekje tabakswinkel = sigarenmagazijn = sigarenwinkel pistool = vuistvuurwapen = blaffer = kanon = stuk = geweer = vuurwapen = opdondertje ontzenuwen = refuteren = afschrikken = wegredeneren = omverwerpen = omverhalen = wegpraten = weerleggen intonatie = modulatie = stembuiging = buiging adresboek = gids = repertorium volksstemming = volksreferendum = referendum = volksraadpleging = plesbisciet = plebisciet verkleinen = verminderen = besnoeien = korting = terugbrengen = vermindering = minderen = reduceren vergif = gift = toxicum = vergift = gif stokebrand = onrustzaaier = oproerkraaier = agitator = paniekzaaier = stoker = raddraaier = roervink = aanstoker = onruststoker = provocateur = woelgeest = opruier = herrieschopper trucage = fopperij = chicanes = chikane = list = valsspelerij = drogreden correctheid = echtheid = precisie = correct = preciesheid = juistheid = nauwkeurigheid = waarheid = accuratesse lichaamskracht = kracht = intensiteit = sterkte hete kolen = sintel = gloeiend kooltje = gloeiende sintel dakspar = spar = spantrib = dakspant verzamelnaam = collectivum paté = kroon etensresten = kliekjes Kalian = waterpijp = geborrel kenmerkend = propriëteit = karakteristiek = hoedanigheid = eigenschap veedrijver = hoeder = cowboy = herderin = herder = ossendrijver wasverzachter = ontharder postzegel = facie = smoel = tronie = snufferd = herenakkoord = aanschijn = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk herderin = schapenhoedster = schaapherderin = veedrijver = hoeder = herder = ossendrijver onbeschoftheid = onvervaardheid = gotspe = driestheid = ongegeneerdheid = brutaliteit essentialia = hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = kwintessens = primaat = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = bijzonderheid trigonometrie = driehoeksmeting = goniometrie neteldieren = neteldier handboeien = handboei = manchet leviet = proponent kinderbescherming = kinderverzorging = kinderopvang verheerlijken = prijzen = verheffen = ophemelen = loven = bewieroken billenkoek = pak voor de broek = voor de billen pronomen personale = persoonlijk voornaamwoord vulling = vulsel grondwater = grondwaterstand = welwater = bronwater = putwater = freatisch water = grondwaterspiegel kathedraal = dom = hoofdkerk = domkerk = munsterkerk = munster warmdraaien = warmlopen neurie = vuurwater = sterkedrank = gedistilleerd = spiritualiën = spiritualia omzeilen = drukken = ontwijken polynoom = veelterm kwartet = viertal hondejong = puppy = pup = hondenjong pannenkoek = pannekoek achthoek = octogoon = achtkant dochteronderneming = dochterbedrijf = dochtermaatschappij = werkmaatschappij terechtstelling = doodstraf = terdoodbrenging = executie reuzenmolecule = macromolecule prullaria = franje = prul = barrel = tierlantijntjes = prulletje = prulding = vod = pruts = tierelantijntjes = lor schorsing = respijt = verschuiving = onderbreking = opschorting = verdaging = temporisatie = verlet = suspensie = uitstel = verwijl = prorogatie ribstuk = riblap bollie = pafzak = bolle = dikzak = zwaargewicht = kamerolifant = papzak = dikkerd = vetzak = vleesklomp = fats variola = pokziekte = pok = kinderpokken = pokken conflagratie = wereldbrand botanische tuin = arboretum = plantentuin = heemtuin = hortus = heempark = hortus botanicus krijtstreep = meet = finish = eindmeet = aankomstlijn = aankomst = eindstreep toetasten = aanvallen wederkeer = terugkeer = thuiskomst = terugkomst = wederkomst zoutvat = zoutstrooier = zoutvaatje zelfzucht = egoïsme = egocentrisme = ikzucht bestraffen = tuchtigen = afstraffen = kastijden = straffen essayschrijver = geletterd persoon = essayist lompheid = onbeholpenheid = linksheid = onhandigheid carrier = vliegdekschip = vliegtuigmoederschip dienstbode = meid = maagd = dienstmeisje = werkmeid = dienstmeid = dienares = meisje emballage = verpakking = pakmateriaal = verpakkingsmateriaal metro = verkeerstunnel = ondergrondse = onderdoorgang = metrostel = voetgangerstunnel verkoopbevordering = reclame = promotie = salespromotion = advertentie = promoting = sales-promotion leeftocht = victualiën = mondvoorraad = mondkost = proviand = foerage = voedselvoorraad hartverlamming = hartfalen eierdop = eierschelp = eierdopje = eierschaal schrabber = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = pannenlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer scheepsrecht = zeerecht baljapon = baljurk calciumoxyde = calciumoxide = kalk votum = verkiezing = ballotage = stem = stemming aamborstigheid = dyspneu = kortademigheid enthousiast = enthousiasme = geestdriftig = geestdrift doen twijfelen = verbijsteren katoentje = kaarsepit = pit = kous = lampenkatoen = lampenkousje = lampekatoen = kaarsenpit = lampekousje = lampenpit = lampepit = kousje = kaarslemmet speelkameraad = speelmakkertje = maatje = vrindje = vriendje flessegas = flessengas waslap = washandje hartelap = lief = goodie-goodie = geliefde = hartedief = hartediefje = hartendiefje = beminde = hartendief = liefste = lieverdje = schat = engel = lieveling = hartenlap = hartje = liefje = lieverd = vlam = schattebout ossentong = ossetong spraak = stem = spraakvermogen loswikkelen = openrollen = afrollen = ontrollen = uitrollen = afwikkelen = afwinden nooduitgang = brandladder = brandtrap krent = zitvlak = rozijn = bips = reet = hol = achterste = kont = gat = achtersteven = bibs = achterwerk = fundament = batterij = derrière = tooches = posterieur censureren = castigeren = censor = kuisen = zuiveren usus = manieren = gebruiken = gewoonte = mos = geplogenheid = gebruik = praktijk = usantie beton = betoneren goud = geel onwettigheid = illegaliteit verdwalen = verdolen staatsinrichting = maatschappijleer bezegeling = homologatie = bekrachtiging = confirmatie = bevestiging = ratificatie astmaticus = astmatisch = astmapatiënt vastnagelen = klinken = inklinken = nagelen = vastspijkeren = spijkeren olielampje = petroleumlamp = olielamp biecht = peccavi = belijdenis = geloofsbelijdenis = professie = schuldbelijdenis lawaaischopper = lawaaimaker = praatjesmaker = aansteller = druktemaker = levenmaker = branieschopper = herriemaker = pronken = uitslover = breedbekkikker = herrieschopper glas = drinkglas = glaasje ruisvoorn = ruis = rietvoorn hoe ouder hoe zotter = Den Haag = 's Gravenhage modderen = klungelen = kloten = mieren = broddelen = rotzooien = aankloten = knoeien = rommelen = aanmodderen = aanrommelen = otteren = pielen = prutsen = klooien = wurmen leermiddel = leermiddelen zaadplant = fanerogaam = zichtbaar bloeiende planten hongerloon = fooi = bagatel = schijntje = habbekrats = hongerloontje = kleinigheid smeergeld = steekpenningen = omkoopsom = steekpenning floppy disk = diskette = flop = floppy(disk) = floppie = floppy = floppydisk overheidsschuld = staatsschuld klavierinstrument = piano = pianoforte = klavier = tingeltangel kracht = werknemer = loontrekker = tewerkgestelde = mogendheid = sterkte = arbeidskracht = personeelslid = degelijkheid = macht = soliditeit = bediende = lichaamskracht = arbeider = ingang = werkkracht = intensiteit = power uitdunnen = dunnen papa = ouwe = eerwaarde = Vader = pap = oudeheer = vake = vadertje = pipa = vaderen = verwekker = pa = vader = paps = mijnheer pastoor = ouweheer = pappie = pappa = pater raadselachtige zaak = woordraadsel = hersenbreker = enigma = raadsel merkinkt = stempelinkt thermosfeer = ionosfeer oog = kijker = kijkers = naaldoog verslikken = onderwaarderen = onderschatten aftrekbaar = aftrekpost ideogram = beeldteken onderdrukken = supprimeren = beteugelen = bedwingen megabyte = meg patatje = frieten = patat = fiche = frites = patates frites = frietje = friet endoparasiet = entozoön willen = bedoelen = dienen = hebben = van plan zijn = moeten = verlangen = intenderen = zullen gillen = krijsen = schreeuw = schreeuwen zich hoeden = oppassen loof = lover = gebladerte bevolkingsafname = ontvolking = bevolkingsdaling luilakken = rondbanjeren = rondhangen = lummelen = lanterfanten = luieren = luiwammesen = freewheelen = stilzitten = dagdieven = slungelen = slabakken = rondlummelen = straatslijpen = niksen = leeglopen = slampampen concaaf = holrond golfer = golfspeler redevoering = oratie = rede = prevelement = toespraak = speech puf = energie = pep = slagkracht = pit = kloekheid = arbeidsvermogen = fut = daadkracht = geestkracht kladschilder = klodderaar snaarinstrument = zich bescheuren spekzwoerd = zwoerd = spekrand = bast = schors = schil depreciëren = minachten = neerkijken = verachten = geringschatten = neerzien prijsje = prijs = prijskaartje steenkunde = lithologie schokbreker = schokdemper = kussen zelfvoldaanheid = eergevoel = fierheid = welbehagen = eigendunk = zelfgenoegzaamheid = zelftevredenheid = trots sibille = Sibyllen holrond = concaaf leraar = onderwijzer = lerares = schoolmeester = schoolvos = leermeester = frik = docent = schoolfrik = instructeur scherp maken = kalibreren hoedanigheid = eigenschap = situatie = toestand = capaciteit = boel = kwaliteit = bedoening = capaciteiten = karakteristiek = kenmerkend = propriëteit = vermogen rassenkunde = etnologie = volkskunde = volkenkunde hogedrukgebied = anticycloon geklooi = gehannes infatuatie = manie = hartstochtelijkheid = onstuimigheid kaarsesnuiter = kaarsensnuiter = snuiter reactieproduct = product pest = hel = builenpest = inferno = plaag = gesel = kwelgeest = pestkoorts = pestilentie = verschrikking = pestepidemie = Zwarte Dood waarheidsgetrouwheid = openheid = oprechtheid = openhartigheid = waarachtigheid = rechtschapenheid = eerlijkheid = braafheid pleisterwerk = stucwerk = bepleistering anafoor = anafora luikje = doorgeefluik = luik tbc-patiënt = teringlijder = tuberculoselijder = longpatiënt = tuberculosepatiënt kroonslagader = hartkransslagader = kransader = kransslagader = coronairarterie geslachtsnaam = achternaam = familienaam = van diameter = doorsne(d)e = doorsnede = middellijn = doorsnee IJslander = Ijslander pruimesap = pruimensap krijgen = verkrijgen = aankomen = lijden = bekomen = beërven = ontvangen = maken = doen lukken = gaan = slagen = gelukken erflating = versterving = legaat = boedel = successie = versterf = erfenis = vermaking = nalatenschap grommen = brommen = klagen = knorren = mopperen drillen = uitboren = temmen = blokken = graven = boren = dresseren = africhten leut = slobber = slemp = koffie tegenstoot = parade weervinden = herkrijgen = achterhalen = hervinden = terugkrijgen = terugvinden textielfabriek = fabriek = staalfabriek = papierfabriek koek = blok = stuk = biscuit vulhout = sprokkelhout ineenschrompelen = indrogen = schrompelen = verschrompelen = verdorren korting = afname = terugval = reduceren = remissie = verminderen = inkoken = verkleinen = besnoeien = discount = verlaging = daling = rabat = vermindering = reductie = terugbrengen = minderen = inkrimping = afslag grendel = pijl = bout = schicht boekenlegger = bladwijzer = leeswijzer ongeldigheid = invaliditeit = nietigheid afbetalen = afrekenen = vereffenen = voldoen = afdoen = verrekenen ontweiden = ontdarmen dikoor = bof = de bof kreupelbosje = haagbos = bosje = bosschage = bosage = struikgewas = hakhoutbosje = struweel kokkel = kokhaan = hartschelp werktuigbouwkunde = procestechnologie knotten = ketenen = binden = knevelen = kortwieken = beknotten = breidelen ontvangster = ontvanger = bewindvoerder achterhoede = defensie = verdediging kwik = mercurius = kwikzilver metastaseren = uitzaaien breien = samenbreien = aaneenbreien = aaneengroeien joker = geinponem = spuiter = lolbroek = hansworst = polichinel = leukerd = pias = humorist = paljas = pierewiet = grapjas = harlekijn = komiek = komiekeling = potsenmaker = grappenmaker = comediant montageband = lijn = productielijn = lopende band = straat = machinestraat = productiestraat bekijken = overzien = gaan = beschouwen = bezien = begrijpen = overschouwen = aanschouwen = beheren = toezien = kijken = vinden land van oorsprong = patria = geboortegrond = moederland = land van herkomst = geboorteland = vaderland = thuisland doofpotaffaire = wegmoffelen Martini = martini krantenartikel = artikel legenda = hoofding = kop = hoofd = titel = bijschrift = opschrift aanhitsen = aanzetten = opzetten = ophitsen = opstoken = opruien = aanstoken neologisme = munterij = nieuwvorming braden = bakken voor het gerecht dagen = aanklagen = beschuldigen increment = stijging = accres = aanwas = vermeerdering = toename varkensleer = pigskin tabellariseren = tabelleren tuttebel = boerentrien = troel = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = totebel = trien = kuttekop kattenjong = katje = kitten kaaswei = hui = wei = melkwei = melkserum = portel effectenbeurs = aandelenbeurs = aandelenmarkt = beursmarkt = beurs huppen = huppelen = hippelen = hippen moraliseren = preken krijgsgewoel = schermutseling = strijdgewoel = wapengeweld Republiek Madagaskar = Madagaskar ruggemerg = ruggenmerg nietsnut = luiaard = insect = rentenier = rukker = lijntrekker = beestje = insekt prestige = aanzien kozen = liefkozen = minnekozen = aaien = strelen = vrijen klinkerwisseling = ablaut borrelen (het) = mousseren (het) = bruisen (het) boarding pass = instapkaart rookbom = nevelbom beheksing = heks = betovering Democratische Volksrepubliek Korea = uitvaardigen middelstuk = middengedeelte = midden = centrum = middenstuk = middelpunt klipzout = steenzout = rotszout = bergzout lamantijn = zeekoe bouwplan = schema = bouwtekening = plan = bestek meekomen = bijblijven residentie = woonplaats = assistentschap anti-slavernijbeweging = abolitionisme mediaan = middenberm = zwaartelijn betalingstermijn = aflossing = aflevering = termijn schuifla = schuif = la = lade = schuiflade navorsen = naspeuren = rondsnuffelen = nawroeten = nasnuffelen sterrekijker = sterrenkijker uitspreken = verbaliseren = vervatten = vertolken = formuleren = verwoorden oplossend middel = oplosmiddel = medium lettertype = lettersoort = schrift = font = type invoegstrook = afrit = toegangsweg = oprit kruisboog = klink = deurknip toddy = grog eerstejaarsstudent = eerstejaars = feut alkaan = paraffine = alkeen = parafine speelfilm = hoofdfilm beschuldiging = klacht = incriminatie = aanklacht = aantijging = bewering = accusatie = tenlastelegging = stellen = telastlegging transportwagen = camion = truck = vrachtauto = vrachtwagen dubbelzinnig spreken = rond de pot draaien = draaien = liegen = terugkrabbelen = afwijken = om iets heen draaien = om de hete brei dansen veerboot = veer = ferryboot = pont = ferry = pontveer = veerpont = veerdienst Maria = Maagd Maria zwartgalligheid = treurnis = triestheid = neerslachtigheid = droefgeestigheid = somberheid = dofheid = depressiviteit = gedeprimeerdheid = zwaarmoedigheid = somberte = bedruktheid = dysforie handelspapier = flap = bankbiljet = bankje = briefje = flapje = prent = brief = biljet = bankbriefje = papier = banknoot sensatiekrant = schandaalblad = boulevardblad = sensatieblad = roddelkrant = roddelblad = tabloid = boulevardkrant afgod = god eindtotaal = eindscore = eindresultaat = eindstand veroveren = verleiden = bekoren = versieren = buitmaken divanbed = divan = couch afrolook = afrostijl = kroeshaar uitspatting = losbandigheid grondvorm = oervorm = archetype = oerbeeld = prototype = type bleekschijter = bleekneus = bleekgezicht = bleekscheet goedhouden = bewaren = conserveren = verduurzamen airconditioner = airco = airconditioning = air-conditioning = klimaatregelaar = klimaatregeling = luchtverversing = klimaatbeheersing paardrijdster = hippisch = ruiter = paardrijder gulheid = gift = vrijgevigheid = vrijgevig = grootmoedigheid = gul = genereusheid exercitie = oefening = oefenen = vraag = opdracht = opgaaf = opgave makelaar = Makelaar = tussenpersoon positie = situatie = ligging = professie = status = beroep = post = vak = betrekking = houding = stiel = stand = werk = aanzien = functie = baan = dienstverband = métier = job = pose sigarepeukje = sigarenpeuk = sigarenpeukje = sigarepeuk keerzij = schaduwzijde = min = minpunt = schaduwkant = opdonder = keerzijde = tegenvaller = nadeel breuk = barst = kier = doorbraak = fractie = scheur = breuklijn = botbreuk = hernia = herniatie = reet = berst = fissuur = spleet onrechtzinnigheid = dwaalleer = ketterij = heterodoxie molenaar = molenaarster heidegrond = hei = heide = heideveld hartedief = lief = goodie-goodie = geliefde = hartediefje = hartendiefje = beminde = hartendief = liefste = lieverdje = schat = engel = hartelap = lieveling = hartenlap = hartje = liefje = lieverd = vlam = schattebout schoenmaker = schoenmaakster = schoenlapper trappen van vergelijking = comperatief = vergrotende trap konijnehok = konijnenhok tactiek = gevechtsleer = politiek lafhartigheid = lafheid vergrijpen = pakken = benadelen = duperen = schaden = laederen contrabande = smokkelwaar = sluikwaar middenbeuk = kerkschip = middenschip = schip = hoofdbeuk sick-joke = sick joke manieren = omgangsvorm = gebruiken = vormen = gewoonte = mos = geplogenheid = usus = erecode = gebruik = code = gedragscode = omgangsvormen = manier = vorm = praktijk = usantie rikketikken = tikken = tiktakken schuilen = sluimeren = verstoppen = schuilgaan = smeulen = broeien = wegschuilen = verbergen = wegduiken Calcutta = Kolkata voorverpakt = ongeopend eindwedstrijd = eindronde = eindstrijd = finale in de war schoppen = verbazen = verslaan = verwarren lotsverbondenheid = saamhorigheidsgevoel = solidariteit gelaedeerde = gewonde = oorlogsslachtoffer = slachtoffer bathometer = dieptemeter personal computer = homecomputer = micro = hobbycomputer = huiscomputer = pc = microcomputer sterftecijfer = mortaliteit = mortaliteitscoëfficiënt = sterfte drankwinkel = slijterij = drankzaak terugkeren = teruggaan = weerkeren = keren = retourneren = wederkomen = weeromkomen = herhalen = wederkeren = weerkomen = terugkomen weerwerk = weerstand = tegenwerking = strubbeling = protest = strubbelingen = tegenstand = oppositie derangeren = hinderen = deren presideren = voorzitten aspiratie = aspiraties = ambitie = eerzucht = inhalatie = inademing = streven laarzenstrop = laarzentrekker bovenstuk = bovenkant = kopstuk = bovenste = bovendeel = bovengedeelte = bovenzijde reporter = journalist = persman = verslaggever = berichtgever = krantenjongen = nieuwsgaarder = persjongen oorbel = knopje = oorring = oorhanger = bel = oorknop = knop speeltuin = speelplaats = speelterrein = speelerf = kinderspeelplaats = speelplein stoflongen = silicose = antracose shandy = sneeuwwitje passagier = vervoersprijs = veerloon = opvarende = veergeld Eurasië = Eurazië zwanendons = zwanedons omzichtigheid = bezonnenheid = behoedzaamheid = bedachtzaamheid = voorzichtigheid jingle = kreupelrijm = rijmelarij = rinkel afweging = drijfveer = beoordeling = considerans = grond = evaluatie = gezond oordeel = ratio = motief = inschatting = beweeggrond = overweging = reden = consideratie = motivatie = nabeschouwing = beweegreden verzakking = grondverzakking = zakken = hoogteverschil = prolaps keuvelaar = woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = kletsmajoor = leuteraar piloot = ballonvaarder = loods = aëronaut = luchtvaarder = vliegenier = vlieger = pilot = aviateur verhaal = verhalend = regres = vertelling = indemnisatie = vertellen = kroniek = story = vertelde = compensatie = bonificatie = geschiedenis = indemniteit = Kronieken = schadeloosstelling = schadevergoeding = vergoeding = historie vlasvezel = vlas kleefmiddel = kleefpasta = plakspul = kleefstof = plaksel = plakmiddel = gom = hechtmiddel = adhesief = lijm troef = speelkaart = kaart friseren = onduleren = unduleren = opkrullen = kroezen = krullen arbeidsongeschiktheidsverzekering = invaliditeitsverzekering echte tijm = thijm = tijm uitmunten = onderscheiden = uitblinken levenswetenschappen = biowetenschappen = biowetenschap embryo = foetus = vrucht rollenblok = rollager = kogelkussen = kogellager mondigheid = meerderjarigheid = onafhankelijkheid molesteren = aanval = storten = attaqueren = aanvallen = attaque drempel = rem = belemmering = stoep = dorpel = hindernis = hobbel = obstakel = handicap = beletsel = struikelsteen = verhindering = barrière = struikelblok = hinderpaal binnengaan = binnendringen = ingaan = opstappen lambda = labda lijkdicht = nenia = grafzang = lijkzang smartegeld = schadepenningen = schadevergoeding = smartengeld loslippigheid = indescretie episiotomie = epi wintersporter = skiër ontroeren = bewegen = roeren reisduur = reistijd haakje = rond haakje = bijbelhaak = rechte haak = haak = blokhaak = teksthaak detachement = gereserveerdheid = detachering = onpartijdigheid sterrenbeeld = gesternte = constellatie alchemist = alchimist lymfe = weefselvocht = weefselvloeistof = lymf verzinken = galvaniseren moedersleutel = loper opkikkertje = oppepper = opsteker = opkikker plagen = ontstemmen = pesten = kwellen = ergeren = tormenteren = pijnigen = koeioneren = martelen = afknijpen = jennen = teisteren = tergen = irriteren = badineren = mishagen = geselen = misnoegen infractie = schending = schennis = violatie koets = karos = postkoets = diligence = wagen boxer = pugilist = vuistvechter = bokser buitenechtelijk samenwonen = concubinaat kletteraar = klimmer = alpinist = bergbeklimmer softwarepakket = toepassing = sollicitatie = aanbrengen invoering = introductie = input = tewaterlating = invoer_bestand = invoer adjusteren = ijken godsbode = engel = godsgezant doopkapel = doopvont = baptisterium = fontein = wijwaterbekken roten = rotten muilpeer = opflikker = peer = klap = haal = fleer blijspel = komedie verwelkomen = recipiëren = ontvangen = inhalen = opvangen = onthalen capuchon = motorkap = pij = kap = mantelkap reef = rif wanklank = dissonant = kakofonie schuurmachine = schuurwerktuig = slijpmachine = schuurmiddel = vlakschuurmachine = schuurder keel-, neus- en oorarts = oorarts = otoloog = oorheelkundige = oorspecialist krot = stulp = hut = kot = hok geestdrijverij = fanatisme korenaar = aar gistpoeder = bakpoeder dichtslibben = aanspoelen = aanslibben = verzanden vouw = soufflé = plooi = rimpel = kreukel plagiaris = letterdief = plagiator prostituée = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = bijvrouw = straatprostituee = hip = straatmeid = prostituee = gondel = snol = courtisane = tippelaarster tippel = wandeling kwintessens = hoofdpunt = hypostase = essentie = kerngedachte = kern = wezen = substantie = grond = primaat = zwaartepunt = kernpunt = hoofdzaak = essentialia = bijzonderheid bergwand = berghelling kompasrichting = windhoek = streek = windrichting = hemelstreek = kompasstreek = windstreek roddelaar = duiveltje, deugniet = nieuwtjesjager = roddelaarster = fratsenmaker, wispelturig iemand = nieuwsjager opnieuw = uitkomen = oplossen generator = aggregaat matriarch = aartsmoeder diagnosticus = patholoog groene = schacht = broekje = beginneling = vlasbaard = nieuwkomer = nieuweling = groentje = melkmuil paarlemoer = parelmoer kommaneuker = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter crisis = noodtoestand = conjunctuur = coïncidentie = samenloop = breekpunt = crisissituatie = keerpunt = noodsituatie vieren = celebreren = feestvieren = feesten = fuiven = rollen platdrukken = verpletteren = samenpersen = kneuzen = pletten reptielen = reptiel realiseren = bereiken = winnen = beseffen = komen = verwerkelijken = verwerven = inzien = volbrengen = implementeren = halen = actualiseren = effectueren = verwezenlijken = weten waarheid = echtheid = precisie = preciesheid = feit = feitelijkheid = correctheid = nauwkeurigheid = accuratesse verliefdheid = liefde regeling = arrangement = bewerking = ordening = oplossing = afspraak = rangschikking omkappen = kappen = omhakken = omhouwen = vellen wodka = vodka bestuurslid = commissielid strobloem = immortelle = droogbloem doorzien = snappen = doorbladeren = begrijpen = volgen = doorhebben = bevatten = vatten = doorkijken = verstaan = weten kromming = kromte = bocht = verbuiging = buiging = flexuur factuur = nota = beer = berekening = rekening badkamer = bad = wasgelegenheid = badkuip afstuderen = gradueren paasbrood = matse hielenlikken = overdreven vleien slemp = puree = slobber = koffie = leut woedeuitbarsting = driftbui = woedeaanval = hysterieaanval approach = benaderingswijze = aanval = benadering houtvlotter = vlotter pakje = pak = pakket = vrachtstuk fiedelen = vioolspelen zakje = sachet deduceren = afleiden fijnkauwen = malen = kauwen binnenpad = binnenweg ochtendkrieken = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = ochtendgloren = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad wonderolie = ricinusolie = castorolie = purgeerolie fierheid = grootsheid = eergevoel = eigendunk = trots = zelfvoldaanheid goochelaar = magiër = illusionist haalbaarheid = uitvoerbaarheid ranch = veefokkerij = veehouderij = landgoed = farm = rancho nawee = naweeën = staart = nasleep verschijnsel = symptoom = manifestatie Kharkov = Kharkiv smeervet = smeersel = olie = smeer = vet = smeermiddel = strijksel op elkaar inwerken = elkaar litouws = Litouws addendum = appendix = aanvulling = bijlage = nawoord = epiloog = narede = bijvoegsel = supplement = aanhangsel = addenda = nabericht vasthoudendheid = constantheid = beslistheid = volhardendheid = vastberadenheid = bestendigheid = volharding = standvastigheid = stabiliteit Wodan = Odin sluiskolk = sluis = koker = kolk reuzekerel = reuzenkerel klieren = lazerstralen = ergeren = donderstenen = kloten = gallen = rotzooien = donderstralen = vervelen = donderen = duvelen = duveljagen = kloothannesen = donderjagen = irriteren = sodemieteren = etteren = du(i)veljagen = storen = klooien feestje = feest = party bevoorraden = ravitailleren = provianderen haarkrul = krul habiliteit = handigheid = bedrevenheid = geschiktheid = competentie = aanleg = talent = vernuft = capaciteit = begaafdheid = kwalificatie = vaardigheid = vermogen = kundigheid = bekwaamheid = behendigheid = geoefendheid = gave = verworvenheid machinetaal = programmeertaal = computertaal = rekentaal ballon = rubbertje = luchtballon = condoom = kapotje = sok bekende = bekendheid = vriendin = vriend = vriendje = maatje = kennis = vriendinnetje Goliath = kolos = gigant opschorting = respijt = verschuiving = temporisatie = verdaging = verlet = uitstel = verwijl = schorsing = prorogatie Mevr. = codex = handschrift reflector = spiegelkijker = spiegeltelescoop pitabroodje = shoarmabroodje = pittabroodje Kroon = kroon verpleegkundige = zuster = verpleegster = ziekenverpleger = ziekenzuster bannen = verbannen bilspier = Glute patois = accent = dialect = streektaal = mondaard vastentijd = vasten beperktheid = begrenzing = beperking = limitatie sfincter = sluitspier mensenmenigte = drom = mensenmassa = heir = massa = myriade = heer = horde = stoet = leger = legioen = schaar = volk = menigte = legerschaar = mensenzee = meute = sleep = schare intekenaar = abonnee = geabonneerde Frans brood = stokbrood = baguette troel = tuttebel = boerentrien = truttebol = trut = troela = kuttenkop = reu = tut = totebel = trien = kuttekop sinaasappelsap = jus d'orange = jus kernenergie = atoomenergie suikerfabriek = suikerraffinaderij affectie = aandoening = indispositie = klacht = ongemak = kwaal = handicap = gebrekkigheid = grieven = beklag = gebrek bewegingstherapie = fysiotherapie = kinesiatrie = heilgymnastiek mandarijntje = mandarijn ontevredenheid = onbehaaglijkheid = onmin = onvrede = irritatie = ergernis = wrevel = mishagen = ongenoegen = onbehagen = misnoegen gymnasium = gym poging = ijveren = onderneming = probeersel = aanbod = wagen = inspanning artefact = mensenwerk zelfvernietiging = zelfdoding = suïcide = zelfmoord zeelde = opulentie = rijkdom = weelde zoo = dierenpark = diergaarde = dierentuin mondialisering = globalisering resteren = overschieten = resten = overblijven peignoir = kamerjas = badjas = ochtendjas = huisjas = sjamberloek bezitting = eigendom = bezit puritein = preuts = preut nylonkous = nylon = nylons koersbaken = consolbaken = radiobaken = baken achternazetten = nazetten = nazitten = achternazitten bagger = modder = slobber = slik = slijk = smurrie = blubber = slib = prut Gabon = Gaboen kreuken = verfomfaaien = rimpelen = verkreukelen = kreukelen = fronsen = plooien = verkreuken modelbouwer = modelleur verspijkeren = vertimmeren = verbouwen = herdoen yam = yamswortel = jam torpederen = frustreren = dwarsbomen = afweren toortslicht = fakkellicht = fakkeltocht afstapje = trap = opstap = opstapje = optrede ontsporen = dolen = zondigen = dwalen zaadbed = zaaibed brandschatten = roven = plunderen = uitschudden = ontvreemden = beroven vriendjespolitiek = favoritisme = nepotisme waardigheid = eerbiedwaardigheid = plechtigheid = digniteit = zelfrespect aanzetting = afzetting = sediment = aanslag kaphout = hout = ruw hout = timmerhout item = issue = onderwerp = materie = stof = thema = punt = gegeven bovenkaak = kaakbeen diefstal = kruimeldiefstal = dieverij = gapperij bruidsbed = huwelijksbed schaafwond = abrasie = klauw = krauw = krab horrelvoet = klompvoet alleenheerschappij = tyrannie = totalitarisme = despotisme = absolutisme = dwingelandij = monocratie = stalinisme = dictatuur = tirannie = autocratie strafkolonist = veroordeelde marktanalyse = marktonderzoek = marketing = marktverkenning verruiming = uitstraling = uitzetting = uitdijing = ontwikkeling = extensie = proliferatie = uitbreiding = vergroting = groei = expansie = toename bloedader = vena = ader adept = discipel = apostel = aanhanger = adherent = acoliet = volger = leerling = volgeling kwastje = crayon = potlood = penseel deukhoed = gleufhoed = Stetson = borsalino organismen = wezen = organisme leermethode = doceermethode = leerplan = onderwijsmethode bastaardwoord = lening = krediet = leenwoord loei = bourdon = dreun pissebed = leidekker subklasse = groep = onderklasse in verlegenheid brengen = beschamen = in moeilijkheden brengen = verlegen maken fabricatie = fabricage schapewol = wol = schapenvacht = schapenwol bovenzeil = marszeil kerkslavisch = Kerkslavisch = Oudkerkslavisch staar = grijze staar = cataract slogan = devies = kernspreuk = leuze = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = adagium = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk wijnstok = druivelaar = wingerd oorlel = oorlapje = oorlelletje loonbelasting = inkomstenbelasting afhankelijkheid = leenverhouding = nood = onzelfstandigheid = verslaafdheid = horigheid = lijfeigenschap = verslaving = afhankelijks = gewenning = gebondenheid mishandelen = maltraiteren = toetakelen = bewerken rijzweepje = voedselgewas = bros = krop = zak = voedselplant = keelzak bedrijfssector = bedrijfstak po = pot = piespot = nachtspiegel = pispot kolomnist = columnist vastzetten = vasthouden = houden = hechten koppositie = leiding cordiet = kordiet vliesvleugeligen = Hymenopteran goedendag = vaarwel = tot ziens = dag = doei = doeg vervoeging = declinatie = verbuiging staven = hardmaken = aantonen = uitwijzen = bewijzen simpliciteit = eenvoud = eenvoudigheid goal = doel = doelpunt = kooi = hok onderstellen = voor lief nemen = ervan uitgaan = assumeren = veronderstellen = presumeren = postuleren = supponeren = stellen = aannemen beminnelijkheid = hartelijkheid = vriendelijkheid = aanminnigheid = jovialiteit = bekoring = innemendheid = lieftalligheid = aanvalligheid = minzaamheid = bekoorlijkheid = charme = welwillendheid eroscentrum = hoerenkot = hoerenhuis = massagesalon = verwenhuis = bordeel = Venustempel Sint-Pieterskerk = Sint-Pieter opslaan = stock = magazijn = omhooggaan = opslag = service = voorraad de pijp aan Maarten geven = peigeren = verscheiden = kapotgaan = versmachten = inslapen = vergaan = verrekken = insluimeren = sterven = creperen = overlijden = omkomen = heengaan = expireren = doodgaan = ontslapen interlandwedstrijd = interland = landenwedstrijd overtikken = overtypen = uittypen = tikken = uittikken = machineschrijven = typen stomme verbazing = verbluffing = verwondering = verbazing = bevreemding = verbijstering = verrassing bepaald telwoord = kardinaal = kardinaal getal = hoofdtelwoord luiheid = gemakzucht = traagheid index = wijsvinger = inhoud = likkepot ontrouw = verraad = schelmenstreek = valsheid = bedrog = oneerlijkheid = desertie = onoprechtheid = onwaarachtigheid = vaandelvlucht = afvalligheid = bedriegerij = corruptie referentie = advies = aanprijzing = consultatie = aanbeveling = verwijzing = referte = samenspraak = nominatie = aanrader = recommandatie = consult naïeveling = onwetende marktwaarde = verkoopwaarde Bangladesh = Bangladesch tabakspruim = pruim doornstruik = duindoorn = brem = gaspeldoorn Cambodja = Koninkrijk Cambodja = Kampuchea havenen = schenden = beschadigen kogelkussen = rollager = kogellager = rollenblok route = weg ticheloven = steenoven tekenaap = pantograaf = stroomafnemer oppassen = waken = uitkijken = letten = hoeden = wachten = zich hoeden = opletten = verzorgen drijfnet = haringvleet = vleet = haringnet kustschip = kuster = coaster = kustvaarder = kustvaartuig marktkoers = markt = marktprijs somma = schijf = bedrag = som = geldsom = beloop facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = fieselefacie = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk admiraliteit = admiraalschap formatie = creatie = stichting = vorming = opstelling = inleiding = introductie = stelling = grondvesting gloeiende sintel = sintel = gloeiend kooltje = hete kolen dras = drasland = broekland = moerasgebied = donk = moerasland = waterrijk gebied = slijkland = waterland = broek = zomp = moeras krokodil = krokodillenleer = krokodilleleer kietelen = kriebelen = krieuwelen carillon = klokkenspel machete = kapmes = hakmes = junglemes slurpen = slorpen = slobberen pterygium = nagelvlies culminatiepunt = hoogtepunt = moment suprème = climax passendheid = gepastheid = doelmatigheid = toepasselijkheid = opportunisme lepelvol = lepel hyperhidrose = hyperhidrosis habijt = monnikengewaad = pij = kap = monnikspij = ordekleed bewijslast = zwaarte = plicht = belasting = drang = druk = last optakelen = tuigen = optuigen schilfer = part = stuk = vlok = deel = scherf hoefbeslag = paardebeslag = paardenbeslag sjabrak = het in klemmen vangen = zadelkleed = zadeldek geslachtsverkeer = coïtus = seks = wip = copulatie = lijfsgemeenschap = wippertje = liefdesdaad = neukpartij = sex = nummertje = bijslaap = cohabitatie = gemeenschap = geslachtsdaad = geslachtsgemeenschap = minnespel unitair = unitaristisch verfspuit = spuitpistool = luchtpenseel = aërograaf tekenpen = marker overwinnen = verwinnen = winnen = overwinnen, verslaan = hebben = pakken Virginië = Virginia vanille-orchidee = vanille = vanilleplant handelspolitiek = handelsbeleid microscoop = Microscoop allusie = zinspeling = toespeling nodig hebben = behoefte wijsbegeerte = leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = geloofsartikel = dogma = belijdenis = prolepse = isme = doctrine talenkenner = meertalige = veeltalige = polyglot = linguïst = taalgeleerde = taalkundige skateboard = skate-board = rolschaatsplank koopvrouw = handelaar = koopman rangtelwoord = ranggetal = Nee. = ordinale vrijpartij = geflikflooi = getortel = liefdesspel = liefdespel = gevrij duiken = verdiepen = eend = bukken = duik = duiksprong = onderwaterzwemmen = duiksport = bout = buigen = onderwatersport kledij = kleding = opdoffen = opdirken = kleden = jurk = kleed = goed = kleren = japon affronteren = belediging = krenken = uitschelden = insulteren = beledigen = smaad = dissen = froisseren = grieven = smaden = vernederen = affront = kwetsen achternaam = geslachtsnaam = familienaam = van parterre = onderhuis = benedenhuis = benedenwoning = eerste verdieping = rez-de-chaussée = begane grond = benedenverdieping = bel-etage = beletage = eerste verdieping oceaanfront = oceaan pannenlikker = schrapmes = flesselikker = pannelikker = krabber = schrabber = verfkrabber = verfschraper = panlikker = schrapper = schraapmes = schraper = schraapbeitel = schraapijzer waarnemingspost = observatiepost omzwervingen = plotse stijging = zwerftocht = dwaaltocht = wandelen = omzwerving = wandeling = peregrinatie statistiek = statistica adagium = devies = kernspreuk = leuze = slogan = lijfspreuk = leus = spreuk = slagzin = partijleus = kenspreuk = motto = riedel = sententie = wapenspreuk = credo = zinspreuk spoorlijn = rail = spoorweg = spoor = spoorbaan kosmetica = make-up bladderen = schilferen = verschilferen = afbladderen = afschilferen dragen = transporteren = getroosten = voortbrengen = kampen = incasseren = opwekken = doormaken = gedogen = doorstaan = harden = aandoen = vervoeren = velen = produceren = verduren = opzetten = dulden = verdragen = uitdossen hitte = pikantheid cijferwerk = rekenwerk blok = voet = bar = trimester = parallelepipedum = parallellepipedum = koek = houtblok = woonblok = motorblok = café = stuk = tapkast = term = huizenblok = bouwblok = blokje = woningblok tripel = Tripoli boulevard = weg = laan = allee = avenue = strandboulevard = lei = promenade = esplanade longitude = lengte prior = abt = vader-abt = kloostervader bevelen = ordonneren = commanderen = prescriberen = gelasten = verordonneren = dicteren = gebieden = voorschrijven inoculatie = inenting = vaccinatie kiemcel = geslachtscel chateaubriand = biefstuk van de haas luizenei = neet = luizeëi jongelieden = jongelui spraakwater = drank = alcohol Rijkswacht = rijkswacht pogrom = jodenvervolging controller = accountant = boekhouder = accountants-administratieconsulent = administrateur Mexixaan = Mexicaan = mexicaans = Mexicaanse deflatoir = deflationistisch pensioen = pensionering = oudedagvoorziening = lijfrente = ouderdomspensioen nervus V = trigeminus = nervus trigeminus = drielingzenuw = vijfde hersenzenuw = vijfde zenuw volksmenner = agitator = volksleider = demagoog volumetrie = maatanalyse imperium = rijk weerborstel = kuif koppelen = schakelen pericard = hartzakje = pericardium brommer = plof = bromfiets wankeling = fluctuatie = golfbeweging = schommeling = slingering = slingerbeweging afdeling = tak = departement = sectie hip = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = hoertje = straatmadelief = slons = hoer = prostituée = straatprostituee = straatmeid = prostituee = gondel = snol = tippelaarster aanvoerroute = aanvoerlijn = toevoerlijn = aanvoerweg communiste = communist zinken = onderdompelen = zakken = dalen = neervallen karrenwiel = karrewiel duikelen = kelderen compressor = aanjager = perspomp manier = manieren = omgangsvorm = trant = vormen = erecode = wijze = gedrag = code = gedragscode = omgangsvormen = vorm = mode = modus = aanpak = stijl = wijs buitenkans = explosie = godsgeschenk = buitenkansje = kaan fluviometer = stroommeter = watermeter = hydrometer koolzuur = kooldioxide = carbonatie = prik = koolzuurgas = carboniseren = koolstofdioxide exhiberen = uitstallen = aantonen = demonstreren = zichtbaar maken = etaleren aker = schepemmer = putemmer appelsiensap met spa bruis = sinaasappellimonade = ranja = orangeade = appelsienlimonade ligbank = bankje = driezitsbank verleidster = vamp = fatale vrouw = brutale meid = sirene = femme fatale lastpak = klojo = lastpost = klier = ettertje = stoorzender = lomperd origine = komaf = kraamkamer = wieg = oerbron = haard = afkomst = wortel = begin = bakermat = oorsprong = bron = kiem = herkomst onderwaarderen = verslikken = onderschatten klompschoen = holsblok = klomp = schoenklomp potentie = geschiktheid = talent = bekwaamheid = begaafdheid = kunnen = macht = vaardigheid = vermogen billijk = rechtvaardig cumuleren = accumuleren = opeenhopen postcheque-en-girodienst = postcheck = postcheque- en girodienst = giro schapenleer = herteleder = nubuckleer = schaapsleder = nappa = schapeleer = hertenleer = hertsleer = suède = schaapsleer = nubuck = hertsleder = herteleer = hertenleder = daim = bukskin synchroniciteit = synchronie = synchroon = gelijktijdigheid dierenwereld = fauna = dierenrijk herpes zoster = antoniusvuur = zona = gordelroos treurspel = drama = tragedie = tragiek stemsleutel = diapason = stemvork hulpvaardigheid = enthousiasme = bereidwilligheid = vlugheid = bereidheid = gewilligheid = behulpzaamheid pakmand = korf = sluitmand aëronaut = ballonvaarder = piloot = luchtvaarder = vliegenier = vlieger = aviateur Engelsman = Engelse fuik = fuiknet = strik = valstrik kanonslag = voetzoeker = rotje = zevenklapper erytrocyt = erytrocyten = rode bloedcel zeldzaamheid = curiositeit = curiosum = rariteit = rara avis lactose = melksuiker = galactose stander = piëdestal = standaard = sokkel = voetstuk = postament = paal = staander = basement tondeldoos = tondel altimeter = hoogtemeter = hypsometer grondvlak = bodem ondraaglijk = onaanvaardbaar = onuitstaanbaar = onverdraaglijk opziener = toezichthouder = voogd = tutor anarchie = regeringsloosheid = wetteloosheid overleven = handhaven = trotseren = overblijven = voortleven = bestaan = voortduren = voortbestaan = langer duren dan = verderleven = existeren = leven Griekse Republiek = Griekenland utiliseren = gebruiken = pakken = benutten = bezigen = nemen = toepassen = verwerken = aanwenden = hanteren paardekracht = paardenkracht = mechanische paardenkracht = pk = metrieke paardenkracht lössgrond = löss nachtzwaluw = ratelaar schrap = schrab = haal = streep pincet = nijper = splintertangetje = nageltang = knijptang = trektang = nijptang = tang = spijkertang wurging = suffocatie = asfyxiatie = verstikking = worging eenvoud = simpliciteit = eenvoudigheid orthografisch = autografisch klimaat = stemming = sfeer = atmosfeer scheiden = splitsen = distantiëren = uiteen drijven = ontbinden = delen = uiteendrukken ethanol = spiritus = ethylalcohol = hydroxyethaan = alcohol windhond = hazewind = hazewindhond mombakkes = mom = masker naaldoog = oog vergiftige paddestoel = giftige paddestoel geestesstoornis = tenderlocomotief jaarkaart = seizoenkaart = knipkaart stroompje = stroom neutronenvanger = schokdemper = absorptiemiddel rivierdelta = deltagebied = delta graaien = pakken = nemen = vastnemen = vastgrijpen = grabbelen = vatten = grijpen = grissen = beetpakken = toegrijpen Erato = ik ben verkracht hemelkaart = sterrenkaart sok = rubbertje = ballon = condoom = kapotje schoonzus = schoonzuster = schoonzus(ter) geluidsinstallatie = installatie = stereo = stereo-installatie = hifi-installatie tinfoelie = bladtin = aluminium folie = stanniool = zilverpapier = foelie = tinfolie = staniol = folie gebak = pastei = gebakje = taart = baksel detail = persoonsgegevens = particulariteit = ins en outs = kleinigheid = bijzonderheid orthopedist = ortopedist = orthopeed zonnejaar = keerkringsjaar grondslag = bedding = grond = ondergrond = initia = fundering = basis = voet = substantie = fundament = pijler = grondvest = hoeksteen = grondvesting gebeurde = geschiedenis = gebeurtenis = ontwikkeling gateway = poort jaloersheid = nijd = jaloezie = afgunst = ijverzucht = naijver = afgunstig = kinnesinne ratificatie = homologatie = bekrachtiging = bezegeling = confirmatie = bevestiging raderboot = vaarder = kanoër = kanovaarder muskaat = nootmuskaat xereswijn = sherry = xeres denkertje = doordenker = doordenkertje hek = planket = afrastering = toegangshek = omheining = afsluiting = schutting = poort = hekwerk terugkeer = wederkeer = terugkomst = teruggang = thuiskomst = wederkomst gommen = gummen = uitvlakken = wegvagen = uitvagen = wegvegen = stuffen regelmatig viervlak = viervlak bewegingloosheid = stilte melkchocolade = melkchocola animatiefilm = tekenfilm Airwave = uitzenden teraardebestelling = uitvaartplechtigheid = bijzetting = rouwdienst = graflegging = uitvaartdienst = begrafenis = uitvaart purgatief = laxans = laxatief = purgeermiddel = purgans = purgeerdrank = laxeermiddel Matthijs = Thijs = Levi oliepak = oliejas tros = span = treklijn = cluster = bos = troep = unit = stel demontabel = inklapbaar = opvouwbaar oorlapje = oorlel natuurboter = roomboter = boter licentiehouder = vergunninghouder cliënt = opdrachtgever = machtgever = client = klant = consultant = committent = mandant = lastgever = principaal = mandator kwarts = juweel = edelgesteente = edelsteen regeringsploeg = ministersploeg = ministerie = kabinet gever = schenker = dealer vingerknip = prikkel = knip lichten = rekruteren = aanmelden = inschrijven = opgeven = dagen = aanwerven = verlichten = schijnen verweven = vangen = strikken = verstrikken ballingschap = deportatie = exilium = verbanning sweatshirt = sweater = trui gedragspatroon = dispositie zog = borstvoeding = moedermelk opnieuw aanstellen = herstellen = terugzetten middenvoet = middelvoet agressieveling = driftkop = heethoofd = driftkikker = gifkikker wierde = terp = heuveltje dronkenschap = intoxicatie = zatheid vensterraam = raampje = venster = licht = raam steekneus = betuttelaar = moeial = bemoeial = regelneef moeien = betrekken = involveren = mengen = wikkelen schrab = schram = streep = haal = schrap kinderkribbe = dagopvang = crèche = kinderdagverblijf = kinderbewaarplaats = kinderopvang manicure = nagelstylist heldenepos = epos = heldendicht = heldengedicht Griek = Helleen = Griekse handelwijs = systematiek = methodiek = handelwijze = optreden = systeem = methode mandant = opdrachtgever = machtgever = klant = committent = cliënt = lastgever = principaal = mandator electrocutie = elektrokutie = elektrocutie schort = schoot = dienschort = overgooier = schortje uitspraak = wijzing = woordgroep = dictie = oordeel = veroordeling = frase = vonnis = pronkkamer = straf = judicium = zegging = dictum = zin = constituent waarvoor = weswege = weshalve = reden = waarom = drijfveer wikkel = doelwit oxide = oxiden = zuurstofverbinding = oxyde scenerie = enscenering = mise en scène = mise-en-scène spotvogel = spotter brillenhuis = brillenkoker feil = zwakte = zwak = lapsus = abuis = tekort = verwarring = vergissing = tekortkoming = afdwaling = zwakheid = onjuistheid = fout slik = aanslibbing = modder = slobber = bagger = slijk = smurrie = wad = blubber = moeras = slib = prut verwantschapsbetrekking = bloedverwantschap = bloedband = familiebetrekking = parentage = verwantschap oversteekplaats = voetgangersoversteekplaats = zebra = zebrapad basiskennis = alfabet = abc emenderen = beter maken = corrigeren = beter worden = wijzigen = amenderen = beteren = op een hoger plan brengen = herwerken = verbeteren = aanpassen bedelven = bestormen = doodgooien = overstromen = overstelpen = overladen = overspoelen naambordje = naambord = naamplaatje = naamplaat kwartier = buurt = sectie = stadsdeel = wijk = kwart gestel = framework = skelet = natuur = draagstel = geraamte = aard = wezen = kader = inborst = frame = karakter = geaardheid ribkotelet = ribkarbonade kraaienpootje = kraaiepootje = kraaienpootjes = kraaiepootjes harddraverij = paardenrennen = paardenkoers = rennen = draverij = paardenwedren simuleren = voorwenden = veinzen = fingeren = voorgeven miereneuker = pietlut = peuteraar = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter = pietepeuter planning = cedel = tabel = dienstregeling = ceel = tafel = tijdsindeling = programma ontstelen = afpikken = afnemen = afjatten = benemen = ontnemen = afpakken ponsmachine = ponser = perforator zilverling = zilverstuk anorexia nervosa = anorexia-nervosa = magerzucht = anorexie = anorexia strubbelingen = weerstand = tegenwerking = strubbeling = protest = tegenstand = oppositie = weerwerk kleefstof = kleefmiddel = adhesief = lijm draadschaar = metaalschaar lopende band = straat = lijn = montageband = loopband = productielijn = sorteerband = machinestraat = transportband = productiestraat Koninkrijk Noorwegen = Norge = Noorwegen grafschrift = epitafium = epitaaf knorren = snurken = meuren = rusten = klagen = grommen = slapen = mopperen = maffen = brommen = bronzen = keveren = pitten rugleuning = rug gard = roede = garde = klopper = roe zonsverduistering = zoneclips dringen = opjuinen = aanjagen = pressen = aansporen = aandrijven = drijven = opjagen = zetten = opporren = aanzetten = opjutten = schuiven = aanporren = manen = aanmanen = instigeren = verschuiven = pramen oer = veen = veenmoeras = turfveen = moer = moergrond = veengrond onderscheid = tegenstelling = verschil = onenigheid = twistgesprek = geschil = meningsverschil = dispuut coïncidentie = conjunctuur = samenloop = crisis = geval = toeval roeispaan = riem = roeiriem editen = redigeren proletariaat = werkende klasse = arbeidersklasse ontkiemen = kiemen = punten = schieten = uitbotten = uitlopen = uitschieten = botten voorzichtigheid = bezonnenheid = behoedzaamheid = omzichtigheid = bedachtzaamheid reidans = rei = rondedans = koordans kanis = kersepit = hoofd = hoofdje = bolletje = knikker = harses = kersenpit = kop = knar = test = kruin = bol rituele wassing = ablutie = wassing kieskeurigheid = veeleisendheid rivierbedding = bed = rivierbed = bedding = stroombedding hardloper = loper celleer = cytologie aan de gang gaan met = doorgaan splitsing = splitsen = afscheiding = deling = verdeling = vertakking = beschot = nucleaire fusie = opdeling = schot = kernsplitsing = vork kletsmajoor = woordenkakker = babbelkous = zwammer = zwetser = flapuit = kletsmeier = kletskous = kwebbel = keuvelaar = leuteraar doctorsgraad = licentie = doctoraat milieuactivist = natuurbeschermer = ecoloog = milieudeskundige = milieubeschermer hoogschatten = ophebben = hoogachten = waarderen = respecteren = verwaardigen = achten vrijwillig ontslag = afschuring zelfbestuur = selfgovernment = zelfbeschikking = self-government keramiek = aardewerk = vaatwerk = steengoed = gres = steenwerk boetvaardig = berouwvol rechtervleugel = rechterzij = rechterkant = rechterhand = rechterzijde grondeigenaar = grondbezitter vaars = koekalf = vaarskalf feesten = feestvieren = vieren = fuiven = rollen geslachtsapparaat = geslachtsdelen = kruis = genitaliën = voortplantingsorganen = geslacht = geslachtsdeel = geslachtsorgaan grammofoonnaald = naald = pick-upnaald kaartregister = kaartsysteem = cartotheek mantouxtest = krasjestest = Mantouxtest beroepskader = kader urineonderzoek = urinetest bankautomaat = gelduitgifteautomaat = giromaat = geldautomaat baarmoeder = moederschoot = schoot = uterus het laten afweten = overlijden = afspringen = afslaan natuurvoeding = reformvoeding opwaartse kracht = drijfvermogen korenschoof = garve = schoof = garf foltering = tortuur = kwelling = kruisiging = martelarij = lijden = marteling = torment kwadrateren = kwadreren verkeersleiding = verkeerscontrole cheeseburger = kaasburger anomalie = abnormaliteit = ecart = deviatie = onregelmatigheid = afwijking = aberratie doorsnede = doorsne(d)e = diameter = middellijn = doorsnee karakteristieke = opmerkelijke = saillantie = blikvanger eeuwigheid = onderwereld = eeuw = het hiernamaals = oneindigheid = infiniteit = tijdloosheid = hiernamaals marihuana = kif = thee = shit = stuff = weed = kief = wiet = pot landman = boer te water laten = drijven = zeilen = zweven replica = kopie = afgietsel = gietsel research = onderzoek actie = werking = gang = handeling = verrichting = verrichten = doen Munt = kruizemuntkruid = kruizemunt barrel = franje = prul = tierlantijntjes = prulletje = prulding = vod = pruts = tierelantijntjes = prullaria = lor hyperboliseren = overdrijven = opblazen = opkloppen = oppijpen = overtrekken = kleuren = chargeren oproer = opstand = rebellie = revolte scherprechter = beul verheffen = prijzen = ophemelen = multipliceren = loven = vermenigvuldigen = verheerlijken = bewieroken slopend = uitputtend jachtgebied = jachtterrein = jachtgrond bobsleeën = bobben aanstellerij = toneel = poppenkasterij = ik ben ... = toneelspel = maniërisme = komedie = circus = kunstenmakerij = komediespel = theater = aanstelleritis vlakken = aplaneren = gelijkmaken = nivelleren = slechten = effenen = egaliseren = afvlakken duiksport = duiksprong = duiken = onderwaterzwemmen = duik = onderwatersport letsel = kwetsuur = trauma = laesie = verwonding = schade = blessure klappen = uitroepen = toejuiching = praten = applaudiseren = juichen = applaudisseren = uitroepen tot bokser = pugilist = vuistvechter = boxer prijsverlaging = prijsdaling = afslag fusie = kernfusie = kernsmelting = meltdown etheen = ethyleen hoofdpijn = koppijn dar = drone catalepsie = katalepsie = spierstijfheid kassa = kasregister schrikken = angst = aanjagen = startlijn = sprong = harden = aanvang = start = begin = eggen = laten schrikken = saltatie = opschrikken eiwitmotief = domein precedent = antecedenten = antecedent = jurisprudentie plattekaas = wrongel = kaasstof tel = minuut = tijd = telling = stonde = ure = poosje = seconde = moment = uur = ogenblik = tijdstip = punt = opsommen = opsomming = telwerk denkvermogen = rede = brein = geest = nous = psyche = geestvermogen = verstand = hersens uitrafelen = rafelen = pluizen = ontrafelen = ontwarren beantwoorden = verklaren = vervullen = houden = voldoen = antwoord = reageren = rescriberen = antwoorden rail = roede = roe = spoorweg = spoorlijn = spoorbaan = spoor dogma = leerstelling = filosofie = leer = leerstuk = geloofsartikel = dogmatiek = belijdenis = prolepse = wijsbegeerte = isme = geloofspunt = doctrine tussenstuk = vulstuk vlotjes = onordelijk Zuidpool = zuidpool stuwkracht = drijfkracht = por = stoot = stuwing = impuls meent = compascuum zelfgesprek = monoloog = alleenspraak gift = toxicum = schenking = dotatie = gul = gulheid = vergift = gave = vergif = gif = dosis = donatie = cadeau = geschenk = dosering hondenvoer = hondevoer achteruitrijden = achteruitsteken vijlsel = splinter hooikoorts = pollenkoorts = pollinose = pollinosis mortaliteit = mortaliteitscoëfficiënt = sterftecijfer = sterfte pompier = spuitgast = brandweerman straatmeid = hoer = prostituée = lichtekooi = deerne = temeier = kalle = cocotte = straatprostituee = hip = straatmadelief = prostituee = gondel = snol = tippelaarster vervalsen = faken = falsificeren = manipuleren = kneden veldhospitaal = lazaret = barak egyptologie = Egyptologie animus = ziel = soul = mensenziel = geest = psyche waterkunde = hydrologie prospereren = opbloeien = welvaren = floreren = tieren = gedijen onderbaas = meesterknecht = ploegbaas = opzichter = voorman keer = wending = revolutie = kentering = maal = ommezwaai = omslag = ommekeer bekabeling = bedrading hersenpan = doodshoofd = dodenkop = schedel = doodskop = neurocranium betwisting = dispuut = debat = redestrijd = onenigheid = woordenstrijd = pennestrijd = redetwist = woordenwisseling = twistgesprek = twistpunt = polemiek = geschil = meningsverschil = controverse manna = hemelsbrood calibratie = ijking rescriberen = antwoorden = beantwoorden = antwoord = reageren cervix = baarmoederhals visolie = traanolie = vistraan assembleren = construeren = in elkaar zetten = samenkomen = samenstellen = monteren = opbouwen = componeren bladroller = bladrollers eendracht = uniformiteit = eensgezindheid = conformiteit = akkoord = harmonie = eenstemmigheid = overeenstemming = concordantie = goedkeuring = overeenkomst spaarzaamheid = zuinigheid = karigheid Schone Slaapster = Doornroosje blunderen = een steek laten vallen = miskleunen = vergalopperen demarqueren = afperken = afbakenen = bebakenen = afgrenzen = afpalen = omschrijven = traceren geslachtsdrift = geslachtsneiging = libido = paringsdrift Indonesië = Republiek Indonesië bontjas = bontmantel paardehoef = paardenhoef sensor = verklikker = detector = voeler studerende = studente = leerling = student spion = geheim agent = verspieder = dwarskijker binnenbad = zwembad koolstofcyclus = koolstofkringloop kookfornuis = fornuis = komfoor = keukenfornuis eerbaarheid = zedelijkheid = zedigheid = deugdzaamheid = kuisheid = eer = onschuld = eerzaamheid winddynamo = windgenerator = windmolen = windturbine conserveringsmiddel = conserveermiddel = bederfwerend middel verzuiling = sektarisme = zuilenbestel rondsel = kamwiel = tandwiel = tandrad = kamrad = rad tb = ftisis = tbc = tering = tuberculose temporisatie = respijt = verschuiving = opschorting = verdaging = verlet = uitstel = verwijl = schorsing = prorogatie huispraktijk = dokterspraktijk supermacht = macht = grootmacht = mogendheid = wereldmacht wielerwedstrijd = ronde = omloop = criterium = wielerkoers = wielerronde onbuigbaarheid = stijfheid = starheid Michiel = Michaël maaltand = molaar bezoldiging = arbeidsloon = salaris = wedde = honorarium = traktement = gage = arbeidsinkomen = loon = remuneratie armsteun = houder = armleuning onvermurwbaar = ontroostbaar inademen = respireren = ademen = ademhalen = asemen antropomorfisme = antropocentrisme zee-engte = slenk = geul = kanaal = bedding = vaargeul ketteren = vloeken macho = haantje = bink = haan = he-man = mannetjesputter contradictorisch = onverwacht = variantie = afwijkend beslechten = overeenkomen = contacten = bemiddelen = intercederen = beslissen = tussenbeide komen pietepeuter = pietlut = peuteraar = miereneuker = chicaneur = muggezifter = criticus = pietjesneuker = beuzelaar = krentenweger = scherpslijper = vitter = kommaneuker = pietepeuteraar = criticaster = kanarieneuker = haarklover = pezewever = muggenzifter naaste = gebuur = nabuur = tafeldame = aanwonenden = buuf = tafelheer = buurman = buur = nevenman = medemens = buurvrouw laten overwinteren = verwinteren = overwinteren Italië = Italiaanse Republiek vuursteen = steentje = keisteen = vuursteentje Zenboeddhisme = zenboeddhisme staalindustrie = staalnijverheid docent = onderwijzer = lerares = schoolmeester = schoolvos = leermeester = frik = schoolfrik = instructeur = leraar betoging = protestbetoging = manifestatie = protestmars = demonstratie harddisk = hard disk = vaste schijf montage = installatie = beeldmontage = verzameling = assemblage = zijn tijd ver vooruit = collage = collecte = collectie peroxide = superoxyde = waterstofperoxide gagel = storm rad = stuurwiel = corona = stuur = wiel = kamwiel = rondsel = tandwiel = tandrad = kamrad stutten = onderschoren = schoren = steunen = onderstutten = schragen = onderschragen drukpan = hogedrukpan = snelkoker = snelkookpan = pressurecooker genezingsproces = genezing = convalescentie = recuperatie = beterschap = rehabilitatie = herstel = heling onderuitgaan = falen = tekortschieten = feilen rommelmarkt = prondelmarkt = vlooienmarkt rugsteunen = bijstaan = ruggensteunen = ruggesteunen orangeade = sinaasappellimonade = appelsiensap met spa bruis = ranja = appelsienlimonade nekvel = achterkant van de nek = nek kruk = oor = barkruk = stoelgang = taboeret = handel twaalfvlak = dodecaëder plantenleer = botanica = fytologie = botanie = plantkunde druivesuiker = glucose = dextrose = druivensuiker gedaanteverwisseling = gedaanteverandering = Gedaanteverwisseling = Transfiguratie = metamorfose = herschepping knalpot = geluiddemper = demper voorvader = patriarch = voorzaat = stamvader = voorouder productielijn = lijn = montageband = lopende band = straat = machinestraat = productiestraat insektelarve = insectelarve drost = deurwaarder = baljuw = drossaard = stadsbode grensrechter = lijnrechter = linesman rondschrijven = circulaire candela = cd = kaars verstrammen = verstijven wichelen = waarzeggen = voorspellen = beduiden = voorbeduiden = aankondigen annotatie = notatie = noot = aantekening oorzakelijk verband = oorzakelijkheid = causaliteit techneut = technicus = onderhoudstechnicus = geleerde = technoloog = ingenieur citroenboom = citroen spikkel = stippel = tittel = puntje = stip = punt buzzwoord = modewoord damestoilet = dame = lady insectologie = entomologie = insectenkunde puntje = stippel = spikkel = tittel = stip = punt verkleining = kleineren = verkleiningsfactor = minimalisering escorteren = escorte = begeleiden vaatwasser = afwasmachine = vaatwasmachine = afwasautomaat objectiviteit = zakelijkheid rompwervel = lendewervel bouwkunst = architectuur walgen van = verafschuwen = afkeer hebben = verfoeien = haten = walgen = gruwen van = gruwelen van = gruwen = verwerpen gelazer = malaise = gedonder = beroerdigheid = misère = treurigheid = ellende = miserie = trammelant = narigheid = rottigheid peulvrucht = peul leugenverklikker = leugendetector achteruitwijken = wijken Republiek Litouwen = Litouwen vliegkunst = luchtvaart = luchtacrobatiek = stuntvliegen verduurzamen = goedhouden = bewaren = conserveren albast = alabaster waker = wacht = wachter = wachtpost hoornstof = keratine kleurkrijt = schrijfkrijt = boerenkrijt = krijt anniversarium = verjaardag = jaardag = jubileum = jaarfeest = geboortedag motortrekker = trekker = tractor = wieltrekker wraakgevoel = wraakzucht = wraaklust = wraakgevoelens paddenstoel = zwam = op het puntje van zijn tong trochee = trocheus = trochaeus vaderlandslievend = patriottisch spasmodermie = kippevel = kippenvel beademingsmachine = beademingstoestel = ademhalingsapparaat = zuurstofapparaat = respiratietoestel insectenkenner = entomoloog = insectenkundige zonnelicht = zonlicht = zon = zonnetje = zonneschijn = daglicht fieselefacie = facie = smoel = tronie = snufferd = aanschijn = postzegel = snuit = fieselemie = gezicht = gelaat = aangezicht = porem = toetje = snoet = bakkes = ponem = toet = smoelwerk luchtband = band rechtvaardig = billijk uitstallen = exhiberen = aantonen = demonstreren = zichtbaar maken = etaleren supervisie = toezicht verwijten = inwrijven = beschuldigen = aanrekenen = aantijgen = nadragen = imputeren = schelden = op het matje roepen = aanwrijven = berispen reserveren = toebedenken = bespreken = toedenken = achterhouden = bestemmen = aanwijzen = afschrijven = boeken = uittrekken toekomende tijd = parmenides overnachting = nacht = avondje = nachtje lij = lijzijde = lijzij diepte-onderzoek = onderzoek = detailonderzoek = beproeving = proef = diepteonderzoek = verificatie = test betekenisleer = semantiek illustreren = verluchten galm = resonantie = weerklank = echo = weergalm = naklank gradueren = afstuderen monstrum = miskraam = misgeboorte = abortus = misdracht = doodgeboorte opperhuid = hoornlaag tinnegieter = blikslager = tingieter spiegeltelescoop = reflector = spiegelkijker manhoer = gigolo zweving = ritme = beat straatrover = overvaller superintendent = supervisor = huisbewaarder = hoofdopzichter = opzichter = conciërge herbebossing = bosaanplanting klemtoon = beklemtoning = emfase = accentteken = benadrukking = nadruk = accent asterisk = sterretje rolverdeling = rolbezetting pijpleiding = pijplijn = pijp kennen = tellen = hebben = bezitten = bemerken = weten engerd = griezel = zombie schandvlekken = blameren lap = lompen = vod = klodde = lor = tod berrie = burrie = draagbaar distinctie = onderscheiding = discriminatie stuurkunde = cybernetika = cybernetica bandsteek = zoomsteek schilder = kunstschilder = huisschilder voorvallen = overkomen = voorkomen = voordoen = optreden = gebeuren = plaatsvinden beleidslijn = koers baljurk = baljapon menen = zien = bedoelen = intenderen = denken = inzien = beogen = vinden schoolkind = scholier goedzak = dwaas = sul = lobbes = meeuw = sukkel = idioot = achterlijke bemiddeling = middeling schedelhuid = hoofdhuid = kruin = scalp jachtmes = weidmes = weimes ijsco = ijsje = ijs = roomijs priklimonade = fris = limonade = prik = gazeuse = frisdrank radiobuis = lamp = kathodestraalbuis = vacuümbuis = radiolamp = elektronenbuis ademhalingsapparaat = beademingstoestel = beademingsmachine = zuurstofapparaat = respiratietoestel ambtsbroeder = gildebroeder = medebroeder = vakbroeder = ambtsgenoot = vakgenoot = confrère = ambtgenoot = confrater = collega = gildenbroeder achterlijf = achterstel = achterdeel = achtereind = achterwerk vrouwmens = mokkel = gleufdier = mens = gleuf = wijf = wijfie = vrouwspersoon onverschrokken = flinkheid = courage = onversaagdheid = durf = branie = moed = guts = lef = koenheid = dapperheid oeros = wisent inbeelden = raden = nagaan = veronderstellen = verbeelden = imagineren = overwegen = indenken = fantaseren = voorstellen = speculeren consorten = aanhang = konsoorten raadzaamheid = wenselijkheid hypoglycemie = hypoglykemie treil = kuil = trawl = trawlnet = treilnet = treknet = sleepnet nominatief = eerste naamval driftbui = woedeaanval = hysterieaanval = woedeuitbarsting melkveehouderij = zuivel = zuivelboerderij = zuivelhandel bisschoppelijk = episcopaal drukkunst = grafiek = boekdrukkunst uitbannen = verdrijven bijsturen = doorsturen = verwijzen wanhopen = versagen #NAME? geesteszieke = kretijn = waanzinnige = cretin = gestoorde = mogool = gek = mongool = debiel = krankzinnige = idioot = imbeciel halfjaar = semester vreetbui = zuippartij krijtgesteente = krijtje = krijt Eclipse = immersie = eclips = verduistering roddelen = vals beschuldigen = zwartmaken = belasteren = doorslaan = kwaadspreken = lasteren = bezwadderen = bezingen = kommentaar geven = kleineren = schandaliseren = denigreren = smaden = bekladden alchemie = alchimie = scheikunde woud = foreest = bosje = bos slijpmachine = vlakschuurmachine = schuurder = schuurmachine rondingen = kromme verzakken = uitzakken = schranken weeldeartikel = luxeartikel opslurpen = oplebberen = opslobberen = oplikken = opslorpen smeedijzer = kunstsmeedwerk beugel = kousophouder = ophouder = jarretel = sokophouder = jarretelle = jarretel(le) fort = slot = vesting = burg = bolwerk = steen = burcht = kasteel = vestingwerk fronsen = rimpelen = plooien = verkreukelen = kreuken = kreukelen = verkreuken ILO = I.A.O. = IAO verzegelen = zegelen lectuur = lezing = voorlezen = leesvoer decoreren = optuigen = opsieren = tooien = versieren = sieren = optooien = verfraaien = opsmukken ademen = respireren = inademen = ademhalen = asemen industrieel = fabrikant bierbrouwer = brouwer kleurling = halfbloed strabisme = scheelheid = scheelzien euveldaad = wanbedrijf = zwaar misdrijf = wetsdelict = zware misdaad = vergrijp = delict = misdaad = misdrijf = felonie pooier = bikker = hoerenbaas = souteneur kluizenaarshut = ermitage = Hermitage = kluizenaarswoning = kluis = hermitage crossmotor = scrambler = crossmotorfiets = spraakvervormer chloroplast = bladgroenkorrel doorleven = beleven = meemaken hors-d'oeuvre = entree = voorafje = aperitief = voorgerecht verskunst = muze = dichtkunst = dichtwerk = vers = poëzie onbeschikbaarheid = ontoegankelijkheid = ongenaakbaarheid Oranjegezinde = Oranjeklant = orangist = oranjeklant spotlicht = kalklicht plechtigheid = solemniteit = ceremonie = vormlijkheid = waardigheid bersten = kraken = kloven = barsten pletten = platdrukken = samenpersen = persen = aandrukken = verbrokkelen = verpletteren = kneuzen = in elkaar persen = brokkelen burger = poorter = stadsburger = staatsburger kloppen = zinvol = strekken = uithalen = raken = opgaan = bekloppen = vigeren = uitstrekken = kletsen = valideren = slaan = trillen = uitkomen = een opduvel geven = gelden = treffen = aankloppen kledderen = kliederen = overhoophalen = klodderen ovenschotel = eenpansmaaltijd brompot = brombeer = nijdas = mopperaar = zuurpruim = nurk = grompot = knorrepot = mopperkont = iezegrim = druiloor = kankeraar = neetoor hindekalf = hertenjong = reebruin = hertejong opstap = opstapje = optrede = aangrijpingspunt = stopplaats = springplank = trap = kapstok = halte = afstapje = aanknopingspunt afbakening = afpaling = afgrenzing = begrenzing = signalement = uitbeelding = demarcatie = demarkatie = afperking = persoonsbeschrijving vrieskist = diepvrieskast = diepvriezer = vriesvak = diepvrieskist = diepvries = diepvriesinstallatie = vrieskast = vriezer druivelaar = wingerd = wijnstok psychoanalyse = analyse aardeweg = sintelbaan = zandweg handborstel = handstoffer shorts = short desem = zuurdesem = zuurdeeg hifi-installatie = installatie = stereo = stereo-installatie = geluidsinstallatie grafiek = schema = diagram = figuur = graaf = drukkunst = boekdrukkunst oldtimer = old-timer = oudgediende = veteraan postcheck = postcheque- en girodienst = postcheque-en-girodienst = giro neonbuis = tl-buis = lichtbuis = fluorescentielamp keg = keil ontvangkamer = salon punctueel = stipt reumatiek = gewrichtsreumatiek = gewrichtsreuma = reuma hoorntje = hoorn = horen Nepeta = kattenkruid paardenkoers = paardenrennen = rennen = harddraverij = draverij = paardenwedren landleger = armée = krijgsmacht = strijdkrachten = heir = strijdmacht = heer = troepen = troepenmacht = armee = landstrijdkrachten = leger = heerschaar = weermacht = manschappen = legerschaar = landmacht = troep hypertensie = hoge bloeddruk tanden = gebitselement = tand snuisterijen = dingsigheidje = hebbedingetje = wat niet = gadget = niemendalletje = frutseltje = bric-à-brac = snuisterij = frutsel = hebbeding heilige graal = Heilige Graal vrijkopen = bevrijden = losgeld betalen = losgeld inklaren = klaren aardbodem = aarde = grond = bodem droogkap = droogtrommel = wasdroger = trommeldroger = droger = droogautomaat = haardroger = haardroogkap niet toelaten = uitsluiten = buiten beschouwing laten = niet meetellen verlating = opgave = abandonnement = overlating = overgave = in de steek laten = afstand aluminiumoxide = alumina = aluinaarde = aluminiumtrioxide binnendijk = waterkering = dijk = kademuur = walmuur in verwarring brengen = bedotten = verwarren = beetnemen chorion = vaatvlies videoapparatuur = video-apparatuur verzekeringsgever = verzekeringsmaatschappij = verzekeraar = verzekeringsbedrijf = assuradeur = verzekering omvangen = omarmen = omvatten = aan de borst(en) drukken = in de armen nemen = knuffelen = omhelzen straathond = bastaardhond = bastaard publiek domein = staatsdomein losprijs = losgeld notenbruin = hazelaarshout paperassen = document = papier = papieren liturgie = viering = godsdienstplechtigheid = eredienst = dienst = kerkdienst = godsdienstoefening = kerk lekstroom = lekstralen schuurvel = roestpapier = glaspapier = schuurpapier = polijstpapier = zandpapier dictaatcahier = cahier = schrift = optekenboekje = dictaat = notitieboekje = dictaatschrift = schrijfschrift sjablone = cliché = gemeenplaats = sjabloon = open deur = platitude = algemeenheid = banaliteit op een hoger plan brengen = beter maken = corrigeren = beter worden = wijzigen = amenderen = beteren = emenderen = verbeteren = aanpassen ochtendgloren = morgenrood = morgenlicht = ochtendlicht = morgenkrieken = aurora = hanegekraai = morgenstond = morgen = zonsopgang = ochtendkrieken = aanbreken van de dag = ochtendstond = dageraad pierement = draaiorgel = draailier = straatorgel posterijen = postbedrijf = PTT = post = postkantoor sociaal-geneeskundige = patholoog-anatoom = keuringsarts = lijkschouwer opsomming = tel = telling = enumeratie = opsommen = telwerk = opgave druggebruiker = drugsgebruiker behandelen = aandacht besteden aan = bejegenen = verdedigen = bekommeren om = pleiten = vergasten = bedienen = fuiven = zorgen = trakteren = te maken hebben met = onderuithalen = zich bezighouden met = vernederen = omspringen = onthalen = omgaan stenen = klagen = steunen = kreunen = zuchten Baltische zee = Oostzee plok = dot = pol = pluk = toef vertrouwd maken = informeren = kennis nemen zich bezighouden met = behandelen = bedienen = omgaan inspireren = inblazen = modelleren besproeiing = bevloeiing = irrigatie = beregening discretie = fijngevoeligheid = diplomatie = tact = geheimzinnigheid = kiesheid = geheimhouding dactylologie = vingerspraak = gestiek = gebarentaal = vingertaal pandemie = pandemisch lendewervel = rompwervel patrouillewagen = politieauto godin = god = godheid = God kroegtijger = stamgast kapel = bidkapel weefspoel = schietspoel = schieter = weversspoel = inslagspoel anatomie = ontleedkunde bunkeren = opschrokken = zwelgen = binnenspelen = verslinden = vreten = schrokken = schransen = metselen = slokken = opslokken = opschransen = verzwelgen = buffelen postbezorger = postbode = brievenbesteller = postauto rotzooi = vuil = tennef = brol = brandhout = oerwoud = jungle = shit = prutsding = troep = rommel = afval = tinnef = vuilnis motorvoertuig = motorrijtuig tablet = zuigtablet = pastille Iberiër = Spik = Spanjaard = Spanjool = Spaanse persoonlijke eigenaardigheid = eigenheid = eigenaardigheid = jargon droogautomaat = droogtrommel = wasdroger = trommeldroger = droogkap = droger = haardroger = haardroogkap vergoding = vergoddelijking = apotheose bankbiljet = flap = bankje = briefje = flapje = prent = brief = handelspapier = biljet = bankbriefje = papier = banknoot saai = serge afghani = Pashtu = Pashto = Pasjtoe huurovereenkomst = huurakte = huurcontract = pacht ongeval = ongeluk = malheur = accident slak = sintel = del = slakkenhuis = slakken = as = slakkehuis = kolenslak = metaalslak = huisjesslak oxydans = oxydatiemiddel = oxiderende doorschrijfpapier = carbonpapier = doorslag = carbon = overdrukpapier modelleren = stileren = houwen = vormen = inspireren zeulen = sjouwen = meesleuren = torsen = meeslepen = meezeulen = meetrekken = rondslepen = meesjouwen = rondsjouwen inval = beginperiode = gedachteflits = idee = intrede = show Time = aanvang = begin = aha-erlebnis = opmaat = ingeving stootblok = bumper = boord = stootkussen = stootrand = buffer kritisch onderzoek = navorsing = nauwkeurig onderzoek tot stand komen = plaatsvinden = plaatshebben = doorgaan = gebeuren = overstag gaan motor = motorrijwiel = motorfiets = aandrijving = locomotief = machine = elektromotor mistbank = nevelbank steigeren = rollebollen = dollen = raggen = stoeien = rondhuppelen = robbedoezen = protesteren = ravotten = rondspringen = dartelen = afwijzen oprollen = rollen = pletwalsen minotaurus = Minotaurus = minotauros kou = koude = verkoudheid = ondertemperatuur = koud = kilheid = kilte = frisheid = neusverkoudheid = rinitis scheut = lot = uitloper = kiemgroente = rank = spruit = loot = afzetsel = knop = poot = groei = schoot = telg gruwel = weerzin = afschuw = walging = afgrijzen = gruweldaad = degout = afkeer = aversie = afschrik = wandaad = gruwelijkheid = wreedheid = hekel noors = Noors urinebuis = urethra = pisweg = pisbuis vuurberg = vulkaan appelcompote = flauwekul = appelmoes mislukken = falen = misgaan = scheeflopen = floppen = knallen = mislopen scheepswerktuigkundige = scheepsbouwkundige Pruis = Pruisisch pentakel = pentagram moersleutel = schroefsleutel = fietssleutel = Engelse sleutel = sleutel lassen = aaneensluiten = knopen = liëren = passen = aansluiten = verbinden = wellen = voegen = schakelen afbladderen = bladderen = schilferen = verschilferen = afschilferen buisje = kanaal = buis = streng drukker = printer = drukknop = drukschakelaar = typograaf halfgod = Ãœbermensch zegeteken = trofee inconsequentie = incoherentie = inconsistentie = tegenstrijdigheid = discordantie = antilogie = contradictie = strijdigheid = onsamenhangendheid terugmatch = replay = return = returnmatch = returnwedstrijd fluiten = scheidsrechter = zingen = arbitreren = kwelen = scheidsrechteren gemis = ontoereikendheid = deficiëntie = tekort = ontbering = verlies = leemte = ontneming = derving = hiaat = lacune = gebrek = leegte = petit mal = krapte = onvolkomenheid varken = zwijn = krulstaart = smeerlap tuinschaar = snoeischaar = snoeitang = boomschaar accountant = boekhouder = accountants-administratieconsulent = controller = administrateur stiltegordel = intertropische convergentiezone = paardenbreedten wegpraten = refuteren = wegredeneren = omverwerpen = ontzenuwen = omverhalen = weerleggen Parkway = middenberm neurohypofyse = achterkwab kaantjes = kaantje = kaan hyposomnie = slapeloosheid = slaaploosheid masturbatie = onanie = zelfbevrediging honger = trek = begeerte = appetijt = koorts = zucht = eetlust = zin = dorst afspringen = overlijden = het laten afweten = afketsen = doorhalen = annuleren = afstuiten = afschampen = schrappen = afslaan Zoroaster = Zarathustra = Zarathoestra uitwissing = het ontwortelen = het uitroeien = uitroeiing = verdelging = eliminatie balsa = balsahout verwittigen = waarnen = inlichten = informeren = waarschuwen = mededelen = berichten = boodschappen = voorlichten uitsteken = overtreffen = voorbijstreven = overvleugelen = pieken = uitstaan = ontstijgen = overstijgen = overstralen = uitspringen = verbeteren = uitstijgen = springen klaterpeppel = trilpopulier = ratelpopulier = ratelabeel = esp = ratelaar mystificeren = misleiden = bedriegen = bedotten = begoochelen geestverwantschap = congenialiteit aviatiek = luchtverkeer = vliegerij = vliegtuigbouw = vliegverkeer = luchtvaart = luchtvaartverkeer bladgroente = groenten = vegetabiliën desoxyribonucleïnezuur = erfelijkheidsmateriaal = DNZ = deoxyribonucleïnezuur = DNA rioolstelsel = spoelstelsel