No edit summary
Replaced content with "{{File-DL|Test|pdf}}"
Tag: Replaced
Line 1: Line 1:
''' a., afk. Lat. anno ''' in het jaar.
{{File-DL|Test|pdf}}
 
''' a-, an- ''' voorvoegsel met de betekenis: niet, zonder.
 
''' Å ''' ångstrom: verouderde lengteeenheid; 1 millimeter is gelijk aan 10 miljoen ångstrom; v. nm, afk. van nanometer.
 
''' Aalwijn, Aalwee ZAfr. ''' Aloe spp.
 
''' Aaron's Beard ''' Opuntia leucotricha.
 
''' ABA ''' z. abscisic acid.
 
''' abaxial ''' aan de vd. as verwijderde zijde; syn. dorsal; ant. adaxial, ventral.
 
''' aberrant ''' niet normaal, ongewoon, afwijkend vh. type; syn. abnormal.
 
''' abiogenesis ''' ontwikkeling van levende organismen uit dood anorganisch materiaal.
 
''' abiotic ''' btr. factoren uit de niet-levende omgeving die het leven van planten en dieren beïnvloeden; bv. water, kooldioxide en licht; v. biotic.
 
''' abnormal ''' ongewoon, abnormaal, afwijkend; v. aberrant.
 
''' aboriginal ''' oorspronkelijk, inheems; betr. plant die van nature in een gebied thuis hoort; syn. native, indigeneous; ant. exotic.
 
''' aborted ''' defect, onvruchtbaar, onvolledig ontwikkeld.
 
''' abortion ''' het feit dat een orgaan of deel vd. plant zich niet ontwikkelt of in de volwassen plant niet meer aanwezig is.
 
''' abortive ''' al in een vroeg stadium onvolledig ontwikkeld.
 
''' Abrojo ''' Opuntia tunicata-
 
''' abrupt ''' plotseling veranderend, niet geleidelijk; bv. een blad is toegespitst ipv. spits.
 
''' abscisic acid, abscisinic acid, afk. ABA ''' abscisinezuur: phytohormoon dat het afvallen van vruchten en bladeren en de veroudering van organen in het algemeen stimuleert; remt de groei van jonge organen, zeer lage concentraties bewerken sluiten van huidmondjes; v. phytohormone.
 
''' abscising ''' afvallend.
 
''' abscission ''' abcissie, bladval &c.: afstoten van delen vd. plant langs een laag speciaal weefsel; bv. bij bladeren, bloemen en vruchten; -- layer z. abciss layer.
 
''' absciss layer ''' laag kurkweefsel aan de voet vd. bladsteel waarlangs bv. in de herfst bladeren afgestoten worden; een in de zomer geknakte tak sterft af, de bladeren verdrogen maar vallen niet af omdat er nog geen -- -- gevormd was.
 
''' absorb ''' absorberen: opnemen, opslorpen; een droge spons absorbeert water, vensterglas absorbeert deels het ultraviolette bestanddeel vd. zonnestraling;    v. adsorb.
 
''' absorbtion ''' absorbtie: opname, opslorping; v. adsorbtion.
 
''' acantha ''' doorn, stekel.
 
''' acanthaceous ''' 1) stekelig.  2) behorend tot de Acanthusfamilie, Acanthaceae; oa. Suzanne-met-de-mooie-ogen, Thunbergia alata en Acanthus spp.
 
''' acanthocarpous ''' met dorens bedekte vruchten dragend.
 
''' acaricide ''' mijtendodend middel.
 
''' acarpellous, acarpelous ''' zonder stampers.
 
''' acarpic, acarpous ''' zonder vruchten, onvruchtbaar.
 
''' acarus ''' mijt vh. genus Acarus of mijt in het algemeen.
 
''' acaulescent, acauline ''' stengelloos: (schijnbaar) zonder stam of stengel; bv. Paardebloem, Taraxacum officinale; syn. stemless.
 
''' accelerator ''' versneller: toevoeging bij bereiding van compost om de ontleding vh. organische materiaal sneller te doen verlopen. 
 
''' accepted, -- species ''' erkend, --e soort: soort die bij de revisie van bv. een genus door de auteur erkend wordt als voldoende onderscheiden van andere; ant. rejected.
 
''' accessory ''' toegevoegd, extra;  -- fruit = schijnvrucht: met vruchtbeginsel uitgegroeide andere delen vd. bloem maken het hoofdbestanddeel vd. vrucht uit; bv. een aardbei, Fragaria × ananassa,  bestaat uit de vlezig geworden bloembodem waarop de dopvruchtjes liggen; syn. pseudocarp.  X)
 
''' acclimation ''' gewenning aan andere klimaatsomstandigheden.
 
''' acclimatization ''' opzettelijke gewenning aan andere omstandigheden; v. hardening .
 
''' accressent ''' btr. kelk of bloemsteel: doorgroeiend na de bloei.
 
''' accumbent ''' met de voorzijden tegen elkaar liggend.  U)
 
''' -aceae ''' uitgang vd. de naam ve. familie.
 
''' -aceous ''' uitgang die gelijkenis aangeeft; bv. foliaceous = bladachtig.
 
''' acephalous ''' koploos, zonder hoofd: stijl niet op de top vh. vruchtbeginsel maar aan de basis ervan ingeplant.
 
''' aceraceous ''' met de vorm ve. esdoornblad.
 
''' acerose, acerous ''' naaldvormig; bv. dennenaald; syn. acicular, needle-form.
 
''' acetabuliform ''' ondiep komvormig: schotelvormig met iets naar binnen gebogen rand.
 
''' acetaldehyde ''' aceetaldehyde: ethanal, CH3.CHO; brandbare vloeistof, tussenproduct bij de oxidatie van alcohol tot azijnzuur; v. metaldehyde.
 
''' acetic acid ''' azijnzuur: ethaanzuur, CH3.COOH; ontstaat onder invloed van bacteriën bij bepaalde gistingsprocessen.
 
''' acetyl CoA ''' acetylcoënzym A: combinatie van  coenzyme A en azijnzuur; speelt een rol in de stofwisseling bij de afbraak van vetzuren, koolhydraten en sommige aminozuren.
 
''' acetylene ''' acetyleen: ethyn, 'carbidgas', CH  CH; gasvormige koolwaterstof met zwakke groeistofwerking; syn. ethyne; v. phytohormone.
 
''' achene ''' dopvrucht: kleine droge niet openspringende vrucht, de  vruchtwand dun en niet vergroeid met de zaadwand.  W, X, Y)
 
''' achenocarp ''' droge niet openspringende vrucht; bv. achene, samara.
 
''' achlamydeous ''' naakt: zonder bloembekleedsels, dus zonder kelk en kroon; ant. chlamydeous; v. dichlamydeous, monochlamydeous.
 
''' acicle ''' zeer dunne stekel of stijve borstel.
 
''' acicular ''' naaldvormig, btr. bladvorm: lang, smal en met ronde doorsnede, niet geleidelijk spits toelopend; syn. acerose; bv. dennenaald.  C); opm. incorrect syn. aciculate
 
''' aciculate ''' 1) vv. naaldvormige dorens of borstels.  2) zeer fijn gestreept, fijner dan  striate.
 
''' acid ''' 1) zuur: een zure bodem heeft een pH (veel) lager dan 7; ant. alkaline.  2) zuur: zuursmakend. 3) zuur: een stof met zure eigenschappen, bv. azijnzuur, salpeterzuur.
 
''' acidity ''' zuurgraad: z. pH.
 
''' acidophilic, acidophilous ''' bij voorkeur op zure bodem groeiend; syn. calcifuge; ant. basiphilic, basiphilous.
 
''' acid rain ''' zure regen: regen die zwavel- en stikstofoxiden, ontstaan door luchtvervuiling als gevolg van verbranding van kolen en olie, heeft opgenomen en waarbij zwaveligzuur en salpeterzuur worden gevormd.
 
''' aciform ''' naaldvormig.
 
''' acinaceous ''' zaden of pitten bevattend.
 
''' acinaciform ''' kromzwaardvormig, btr. bladvorm: gebogen, vlezig, bolle rand dik en dunne rand dun; syn. cultriform, scimitar-shaped.
 
''' aciniform ''' 1) druiventrosvormig.  2) vol pitten; bv. een druif.
 
''' acinus ''' 1) steenvruchtje; z. drupelet.  2) bes, ihb. druif.
 
''' acitron ''' Mexicaanse lekkernij: geconfijte Echinocactus spp.
 
''' acotyledonous ''' zonder kiemblaadjes.
 
''' acro- ''' betrekking hebbend op de top of het bovenste deel, voorvoegsel bij een term.
 
''' acrobryous ''' alleen aan de top groeiend.,
 
''' acrodrome, acrodomous ''' acrodroom; betr. nervatuur: nerven min of meer evenwijdig vd. voet naar de top vh. blad lopend, syn. parallel nerved, paralellodrome.
 
''' acrocarpous ''' 1) eindstandige vrucht dragend.  2) geslachtsorganen op top van takjes dragend, btr. mossen; v. pleurocarpous.
 
''' acropetal ''' acropetaal: 1) zich van beneden naar de top toe ontwikkelend; ihb. ve. bloeiwijze, middelpuntzoekend; z. centripetal.  2)  btr. bladeren: laag aan de stengel geplaatst; ant. basiprtal.
 
''' acrostichoid ''' sporenhoopjes niet in een speciaal orgaan maar aan de onderzijde ve. varenblad dragend; v. sorus.
 
''' acrotonic ''' betr. ontwikkelingsvolgorde van organen: nieuwe organen vormen zich op of bij de top van bestaande; bv. vertakkingen van Rhipsalis spp.; v. basitonic, mesotonic.
 
''' acrotonous ''' naar de top toe benadrukt.
 
''' actinodrome, actinodromous ''' actinodroom, btr. nervatuur ve. schildvormig blad: de nerven verlopen vd. aanhechting vd. bladsteel naar de bladrand.:
 
''' actinomorphic, actinomorphous ''' meerzijdig symmetrisch: door meer dan één vlak in twee spiegel-gelijke delen te verdelen; v. zygomorphic.
 
''' actinomorphy ''' meerzijdige symmetrie.
 
''' aculeate ''' vv. stekels.
 
''' acuminate ''' toegespitst, btr. bladvorm: top hoger liggend dan men volgens het verloop vd. bladrand zou verwachten; v. cuspidate. E)
 
''' acute ''' spits, btr. bladvorm: met een puntige top, de bladrand verloopt recht of slechts iets hol naar de top.  E)
 
''' acyclic ''' in spiralen, niet in kransen, geplaatst; syn. spiral; ant. cyclic.
 
''' ad- ''' Lat. voorvoegsel bij een term met de betekenis: naast, dichtbij.
 
''' adaptation ''' aanpassing ve. een soort aan de standplaats.
 
''' adaptive ''' in staat zich aan te passen.
 
''' adaxial ''' aan de zijde vd. as; syn. ventral; ant. abaxial,  dorsal.
 
''' adelphous ''' met vergroeide helmdraden; v. diadelphous, polyadelphous.
 
''' aden-, adeno- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: klier, betrekking hebbend op klieren.
 
''' adenine ''' adenine: 6-aminopurine, C5H5N5, stikstofbase die in plantaardig en dierlijk weefsel voorkomt, doorgaans gecombineerd met andere verbindingen.
 
''' adenophorous ''' klierdragend, met klieren.
 
''' adenotrichous ''' klierharig: vv. klierharen, haren vv. knopje dat vocht of olie afscheidt.
 
''' adenosine ''' adenosine: zg. nukleoside, een combinatie van adenine en ribose, C5H4N5.C5H9O4.
 
''' adenosine diphosphate, afk. ADP ''' adenosinedifosfaat; onder invloed van lichtenergie kan het nog een fosfaateenheid binden en overgaan in adenosine-trifosfaat.
 
''' adenosine monophosphate, afk. AMP ''' adenosinemonofosfaat.
 
''' adenosine triphosphate, afk. ATP ''' adenosinetrifosfaat: energierijke verbinding die een belangrijke rol speelt bij de stofwisselingsprocessen in de cel.
 
''' adherent ''' verkleefd: ongelijke delen in nauw contact maar niet vergroeid; v. coherent, conferruminate.
 
''' adhesion ''' verkleving van normaal vrije en ongelijke delen; bv. van meeldraden aan kroonbladen.
 
''' adjacent ''' aangrenzend, naburig, nabijgelegen.
 
''' adnate ''' 1) vergroeid: ongelijke delen samengegroeid; bv. meeldraden en kroonbladen.  2) vastgegroeid, btr. helmknop: over de hele lengte vastgehecht aan de helmdraad.
 
''' ADP ''' z. adenosine diphosphate.
 
''' adpressed ''' z. appressed.
 
''' adsorb ''' adsorberen: vastleggen ve. gas, damp of opgeloste stof op het oppervlak ve. vaste stof; vooral vaste stoffen met een groot oppervlak zoals klei, houtskool, norit vertonen dit verschijnsel; v. absorb.
 
''' adsorbtion ''' adsorbtie; v. absorbtion.
 
''' adult ''' volwassen; ant. juvenile.
 
''' adv., afk. Lat. advena ''' vreemd, van buitenlandse oorsprong; v. adventive.
 
''' adventitious ''' adventief, -- knoppen, slapende knoppen, op ongewone plaatsen zittend en pas uitlopend na verwondingen of als een tak afgesneden is; -- wortels ontstaan niet uit het worteltje vd. kiemplant of het hoofdwortelsysteem maar vormen zich elders, bv. aan een stek.
 
''' adventive ''' adventief, -- planten hebben zich door onopzettelijke menselijke actviteiten gevestigd op plaatsen waar ze niet inheems zijn zonder zich aanmerkelijk uit te breiden, zg. pothoofdplanten; bv. op wildvoederplaatsen, bij graanoverslagbedrijven &c.; v. escape, introduced, naturalized.
 
''' aeneous ''' bronskleurig.
 
''' aerenchyma ''' aërenchym: weefsel met vele grote luchtholtes tussen de cellen; komt voor in wortels en stengels van waterplanten, draagt bij aan de beluchting en het drijfvermogen.
 
''' aerial ''' zonder verbinding met de grond; -- root = luchtwortel: wortel die boven het grondoppervlak aan een stam of stengel gevormd wordt.
 
''' aerobe ''' organisme dat zuurstof nodig heeft voor de ademhaling; alle planten en dieren; ant. anaerobe.
 
''' aerobic ''' zuurstof uit de lucht nodig hebbend; ant. anaerobic.
 
''' aerobic respiration ''' normaal ademhalingsproces onder zuurstofopname; v. anaerobic --; z. respiration.
 
''' aerophore ''' z. pneumatophore.
 
''' aeruginose, aeruginous ''' kopergroenkleurig; syn. verdigrisgreen.
 
''' aestival ''' btr. de zomer, in de zomer verschijnend.
 
''' aestivation ''' ligging vd. kelk- en kroonbladen in de knop; v. vernation.
 
''' aetiology ''' z. etiology. 
 
''' aff., afk. Lat. affinis ''' overeenkomend met, verwant aan, grenzend aan.
 
''' affinity ''' relatie tussen planten, blijkend uit uiterlijke gelijkenis.
 
''' agamospermous ''' zaadvormend zonder bevruchting; v. apomixis.
 
''' agamospore ''' ongeslachtelijke spore.
 
''' aglet, aiglet ''' hangend katje; bv. Berk, Els; v. ament, catkin.
 
''' agriculture ''' landbouw.
 
''' agriculturist ''' landbouwkundige.
 
''' aggregate ''' verzameld, tesamen; species -- = groep nauwverwante en vaak moeilijk te onderscheiden soorten.
 
''' aggregate fruit ''' verzamelvrucht; bv. een braam, Rubus sp.  X).
 
''' aggregate generic name ''' naam ve. verzamelgeslacht, door sommige auteurs opgesplitst in meerdere kleinere genera.
 
''' aggregate name ''' naam ve. hybride gevormd uit naam vh. geslacht en een speciale soortaanduiding; bv. Sempervivum × barbulatum; z. epithet, collective --; v. nothomorph.
 
''' aggregated ''' tot groep gevormd; syn. clustered.
 
''' agglomerate ''' opeengehoopt, groepen vormend.
 
''' agrostologist ''' botanicus gespecialiseerd in de taxanomie vd. Grassen.
 
''' aiglet ''' z. aglet.
 
''' air-layering ''' z. marcottage.
 
''' air plant ''' epiphyt; z. epiphyte.
 
''' Air Plant ''' Kalanchoe pinnatum; syn. Bryophyllum pinnatum.
 
''' al., afk. Lat. alii ''' anderen; afk. Lat. aliorum = van anderen;  v. et al.                                                                                                                                     
 
''' ala, mv. alae ''' vleugel, zwaard: de zijdelingse kroonbladen ve. vlinderbloem.
 
''' alabastrum ''' bloemknop; syn. flower bud.
 
''' alar ''' vleugelvormig, vleugelachtig.
 
''' alate ''' gevleugeld: vv. dun en vlak uitgroeisel; 1) btr. vrucht, waar het de windverspreiding bevordert; z. samara; syn. winged; ant. exalate.  2) btr. bladsteel: plat en dun uitgegroeid, bv. blad ve. Primula.
 
''' albedo ''' witte sponzige laag in de vruchtwand van Citrus vruchten; z. hesperidium.
 
''' albescent ''' wittig, witachtig, wit wordend.
 
''' albiflorous ''' witte bloemen dragend.
 
''' albino ''' albino: organisme zonder de normale kleurstoffen; in een -- plant ontbreekt chlorophyl geheel, deze is alleen door enten in leven te houden; v. variegate.
 
''' albomaculate ''' witgevlekt.
 
''' albumen ''' kiemwit: de zetmeelachtige of andere voedingsstoffen bevattende massa die het kiempje in het zaad vergezelt; syn. endosperm.
 
''' albumin ''' albumine: in water en verdunde zoutoplossingen oplosbaar eiwit, bij verhitting onoplosbaar wordend.
 
''' albuminous ''' 1) betrekking hebbend op albumen.  2) eiwit bevattend.
 
''' alburnum ''' spint: het jonge zachte hout tussen kernhout en bast; syn. sapwood, splintwood; v. duramen.
 
''' aldose ''' groep suikers met een aldehydgroep, -CHO, aan het eind ve. keten van koolstofatomen, de bekendste is  glucose; v. ketose.
 
''' -ales ''' uitgang vd. naam ve. orde.
 
''' Algae ''' algen: planten zonder vaatbundels; kunnen hinderlijk optreden in zaaibakken bv.; tegengaan door stomen vd. grond voor het zaaien, afdekken vd. grond met fijn grind en tijdig verspenen.
 
''' algicide ''' algendodend middel.
 
''' alien ''' z. exotic.
 
''' Alicoche ''' Echinocereus enneacanthus (syn. E. dubius), ook E. pentalophus.
 
''' alkaline ''' basisch: met een pH (veel) hoger dan 7; ant. acid 1).
 
''' alkaloid ''' alkaloid: stikstofhoudende organische verbinding met een basisch karakter, heeft door giftige eigenschappen vaak beschermende werking voor de plant; bv. caffeïne uit Caffea  spp., kinine uit Cinchona spp.
 
''' allantoid ''' z. botuliform.
 
''' alliaceous ''' 1) naar knoflook geurend.  2) behorend tot of gelijkend op Allium spp.
 
''' alliance ''' verbond: in de plantensociologie de rang onder de orde en boven de associatie, omvat een groep verwante plantengemeenschappen, achtervoegsel -ion; z. phytosociology.
 
''' allogamy ''' kruisbestuiving; syn. crossing, cross-pollination, outbreeding, phytogamy; v. autogamy, inbreeding, orthogamy, selfing, hybridization.
 
''' allogamous ''' kruisbestuivend.
 
''' allopatric ''' niet in hetzelfde gebied voorkomend; ant. sympatric.
 
''' allotment garden ''' volkstuin.
 
''' allotrophic ''' z. heterotrophic.
 
''' aloin ''' aloien: laxerend werkend bestanddeel van Aloe spp.en andere Asphodelaceae; opm. soms foutief aloine gespeld.
 
''' alpine ''' 1) hooggebergte betreffend, in het hooggebergte groeiend.  2) plant uit het hooggebergte, zg. alpenplant.  3) rotsplant in het algemeen.
 
''' alpine house ''' koude kas voor rotsplanten.
 
''' alternate ''' verspreid: dwz. iedere bladstand die niet tegenoverstaand of in kransen is; syn. spiral. I)
 
''' alternative ''' afwisselend: kroonbladen in twee kransen, elk buitenste blad de helften van twee binnenste overlappend; btr. knopligging: v. superposed.
 
''' alutaceous ''' licht geelbruin, leerkleurig.
 
''' alveolate ''' honingraatachtig; syn. faveolate; v. favose.  Y)
 
''' alt.s.m., afk. Lat. altitudine supra mare ''' hoogte boven de zeespiegel.
 
''' ambiguous, -- name ''' onduidelijke, dubbelzinnige naam: naam die in verschillende betekenissen gebruikt is, bv. door verschillende auteurs voor verschillende taxa en die daarom volgens de  Code niet geaccepteerd kan worden.
 
''' ament ''' katje, bloeiwijze: aar met eenslachtige bloemen die na de bloei in zijn geheel afvalt; syn. catkin; bv. Wilg, Salix spp.
 
''' amentaceous ''' 1) gelijkend op of bestaand uit een katje.  2) katjesdragend; syn. amentiferous.
 
''' amentiferous ''' katjesdragend; syn. amentaceous 2).
 
''' amentiform ''' in de vorm ve. katje.
 
''' American Aloe ''' volksnaam voor Agave spp. (sic!).
 
''' amino acid ''' aminozuur: één ve. groep zuren met de algemene formule R.CH(NH2).COOH waarin verschillende groepen voorstelt; zij worden door planten opgebouwd en zijn de bouwstenen der eiwitten, z. protein; vele ervan zijn onontbeerlijk voor de menselijke en dierlijke voeding.
 
''' amino acid sequensing ''' bepaling vd. volgorde der aminozuren in een eiwit; gebruikt om een indruk te krijgen vd. mate van verwantschap tussen soorten.
 
''' ammonium ''' stikstofhoudende groep, NH4+; ontstaat bij bacteriële ontleding van organisch materiaal en is een belangrijk bestanddeel van vele kunstmeststoffen; het werkt sneller dan nitraatmeststoffen, v. nitrate, daarom wordt soms het gehalte aan stikstof in de ammonium en in de nitraatvorm apart opgegeven.
 
''' amorphous ''' vormloos.
 
''' AMP ''' z. adenosine monophosphate.
 
''' amphiapomict ''' z. apomict.
 
''' amphibious ''' zowel op land als in water levend.
 
''' amphicarpous ''' twee soorten vruchten producerend, verschillend in vorm of rijpingstijd.
 
''' amphicarpogeneous ''' vruchten vormend boven de grond, die evenwel ondergronds rijp worden; bv. Aardnoot, pinda, Arachis hypogea.
 
''' amphidiploid ''' kruisingsproduct van ouders met verschillend aantal chromosomen in de celkern; i.h.b.  indien het zich gedraagt als een normaale diploid en dus vruchtbaar zaad kan geven;  v. aneuploid, diploid, haploid, polyploid.
 
''' amphidiploidy ''' het vóórkomen ve. polyploide celkern die zich gedraagt als een diploide. 
 
''' amphigean ''' zowel in de Oude als in de Nieuwe Wereld voorkomend.
 
''' amphimixis ''' geslachtelijke vermenigvuldiging door versmelting ve. mannelijke met een vrouwelijke geslachtscel; v. apomixis.
 
''' amphitropous ''' amphitroop, half-omgekeerd: btr. stand vd. zaadknop waarbij deze in hoofdzaak recht is, maar onder een rechte hoek op de navelstreng zit en gedeeltelijk vergroeid is; v. anatropous, campylotropous, orthotropous.  U)
 
''' amplectant ''' omvattend.
 
''' amplexicaul ''' stengelomvattend, btr. ongesteeld blad: de bladvoet omgeeft de stengel min of meer; syn. stem-clasping; v. semi-amplexicaul.
 
''' ampulla ''' blaas.
 
''' amygdalaceous ''' amandelachtig.
 
''' amylase ''' amylase: enzym dat zetmeel splitst in suikers; syn. diastase.
 
''' amyloplast ''' zetmeelvormend celorgaan; v. leucoplast.
 
''' amylum ''' z. starch.
 
''' amylum ''' grain, -- granule z. starch grain.
 
''' an- ''' z. a-.
 
''' anabolism ''' anabolisme: het geheel van chemische opbouwprocessen in het levende organisme; v. metabolism, catabolism.
 
''' -aneae ''' uitgang vd. de naam ve. subtribe.
 
''' anaerobe ''' organisme dat geen zuurstof nodig heeft voor de ademhaling; bv. verschillende soorten bacteriën en gisten; ant. aerobe.
 
''' anaerobic ''' anaëroob: geen zuurstof uit de lucht nodig hebbend; ant. aerobic; -- respiration = ademhalingsproces bij organismen die geen luchtzuurstof nodig hebben; er ontstaan allerlei afbraakproducten zoals alcohol, melkzuur, aceton, boterzuur &c; dit proces levert veel minder energie dan volledige verbranding; v. respiration.
 
''' anagram ''' letterkeer: de vorming ve. naam door verwisseling vd. letters in een andere naam; bv. Lobivia en Bolivia, Mila en Lima, Tylecodon en Cotyledon.
 
''' analogous ''' overeenkomend, verwant in uiterlijk en functie, maar niet in oorsprong; v. homologous.
 
''' anastomosing ''' netaderig, btr. nervatuur: de fijnste adertjes ve. blad: met elkaar verbonden tot een netwerk, soms alleen aan de bladrand; v. netted, reticulate.
 
''' anatomy ''' anatomie: de microscopische opbouw vd. plant en de studie daarvan; v. morphology.
 
''' anatropous ''' anatroop, omgekeerd: btr. stand vd. zaadknop waarbij de zaadknopkern recht is, de navelstreng aangehecht is naast het poortje en het vaatmerk aan de tegenoverliggende zijde zit; het meest voorkomende geval; v. amphitropous, campylotropous, orthotropous.  U)
 
''' ancipital ''' tweezijdig; bv. de stengels van Euphorbia xylophyllloides.
 
''' andean ''' betrekking hebbend op het Andesgebergte.
 
''' androdiecious, androdioecious ''' tweehuizig met mannelijke bloemen op de ene plant en tweeslachtige op een andere; v. andromonecious, gyno-dioecious.
 
''' androdynamous ''' abnormaal ontwikkelde meeldraden dragend.
 
''' androecium ''' mannelijk voortplantingsorgaan ve. bloem, het geheel van meeldraden.
 
''' androgenesis ''' ontwikkeling ve. individu met alleen vd. mannelijke ouder afkomstige chromosomen; bv. door kunstmatige kweek van planten uit jonge cellen ve. helmknop, deze zijn dus  haploid; v. gynogenesis = ontwikkeling uit vrouwelijke eicel zonder bevruchting.
 
''' androgynophore ''' steel die stamper en meeldraden draagt boven het punt waar de bloembekleedsels zijn aangehecht; v. androphore.
 
''' androgynous, -- inflorescense ''' bloeiwijze met zowel mannelijke  als vrouwelijke bloemen.
 
''' andromonecious, andromonoecious ''' eenhuizig met mannelijke en tweeslachtige bloemen op dezelfde plant.
 
''' androphore ''' meeldraaddrager: 1) deel vd. bloembodem waar de meeldraden aangehecht zijn. 2) zuil gevormd door vergroeide eenbroederige meeldraden; v. monadelphous, androgynophore, gynophore.
 
''' anemochorous ''' door de wind verspreid wordend.
 
''' anemochory ''' anemochorie: windverspreiding van vruchten en zaden; bv. door middel van aangepaste zaden, z. samara.
 
''' anemogamous ''' z. anemophilous.
 
''' anemogamy ''' z. anemophily.
 
''' anemophile ''' plant die door wind bestoven wordt.
 
''' anemophilous ''' door wind bestoven wordend; syn. anemogamous.
 
''' anemophily ''' windbestuiving; syn. anemonphily.
 
''' aneuploid ''' met een afwijkend aantal chromosomen in de celkern, geen veelvoud vh.  haploid aantal; bv. de vezelleverende cultivar Agave sisalana met 138 chromosomen, het normale diploide aantal is 60; gevolg hiervan is dat er problemen ontstaan bij de vorming van haploide geslachtscellen, wordt er al zaad gevormd dan blijkt dat niet soortecht te zijn en kruising met andere Agave spp. levert geen kiemkrachtig zaad; opm. de sisalaanplantingen worden dan ook aangelegd met vegetatief vermeerderd materiaal.
 
''' aneuploidy ''' aneuploidie: vóórkomen ve. afwijkend aantal chromosomen; niet een veelvoud vh. haploide aantal; v. haploid, diploid. 
 
''' anfractuous ''' windend: spiraalvormig om een steun omhoog groeiend; syn. twining, voluble.
 
''' angiocarpic, angiocarpous ''' vruchten in een uitwendig omhulsel dragend, als een eikel in een napje.
 
''' angiospermal, angiospermatous, angiospermic, angiospermous ''' bedektzadig: de eicellen en zaden in een gesloten vruchtbeginsel dragend; v. gymnosperm.
 
''' angiosperms ''' Angiospermae, Bedektzadigen of Bloemplanten: plantengroep gekenmerkt door de in een vruchtbeginsel besloten eicellen; samen met de Gymnospermae, Bedektzadigen, de groep der Zaadplanten vormend.
 
''' angular ''' hoekig, btr. stengel: met uitstekende ribben.
 
''' anhalamine ''' stikstofhoudend bestanddeel, zg. alkaloid, uit Lophophora williamsii (vroeger ingedeeld in het voormalige geslacht Anhalonium), C11H15NO3, 7,8-dimethoxy-6-hydroxy-1,2,3,4-tetrahydro-iso-chinoline.
 
''' anhaline ''' z. hordenine.
 
''' anhalonidine ''' alkaloid uit Lophophora williamsii, C12H17NO3,  7,8-dimethoxy-6-hydroxy-1-methyl-1,2,3,4-tetrahydro-iso-chinoline.
 
''' anhalonine ''' alkaloid uit Lophophora williamsii, Ariocarpus spp., en Gymnocalycium gibbosum; C12H15NO3, 7,8-methyleendioxy-6-methoxyl-1-methyl-1,2,3,4-tetrahydro-iso-chinoline.
 
''' anion ''' anion: negatief geladen deeltje; in een oplossing, bv. in bodemvocht, splitsen zouten zich in positief en negatief geladen deeltjes, de wortelharen kunnen deze selectief opnemen; v. cation.
 
''' aniso- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: niet gelijk.
 
''' anisocarpous ''' met minder vruchtbladen dan meeldraden en kelk- en kroonbladen.
 
''' anisogamy ''' anisogamie: vorming of versmelting van beweeglijke geslachtscellen van verschillende afmeting; bv. bij sommige algen.
 
''' anisomerous ''' ongelijktallig; btr. bloemen met ongelijke basisaantallen kelk- en kroonbladen, meeldraden en stampers; ant. isomerous.
 
''' anisophyllous ''' scheefontwikkeld; ant. isophyllous.
 
''' anisophylly ''' anisophyllie: asymmetrische ontwikkeling ve. blad; bv. aan een scheut kunnen bladeren scheef zijn onder invloed ve. eenzijdige belichting; bv. gewoonlijk symmetrische rozetten van Sempervivum kunnen -- vertonen, bij een ongeveer horizontale stand vd. as groeien onder invloed van licht en zwaartekracht aan één zijde bladeren veel sterker uit dan aan de andere.
 
''' annual ''' annuël, eenjarige: plant die in één jaar van zaad tot groei, bloei, zaadvorming en afsterven komt; z. symbol; winter-annual = winterannuël: plant die in de herfst kiemt, overwintert en dan in de eerste helft vh. het volgende jaar groeit, bloeit, zaad vormt en afsterft, de totale levensduur bedraagt minder dan twaalf maanden; v. biennial, perennial.
 
''' annual growth ''' eenjarige spruit.
 
''' annual ring ''' jaarring: ring in het xyleem ve. houtige Tweezaadlobbige of Naaktzadige, komt overeen met de groei ve. één seizoen, z. xylem; false -- --; v. growth ring.
 
''' annular ''' ringvormig.
 
''' annulate ''' met een ring, getekend met ringen; bv. doorn met ringvormige ribbels.
 
''' annulus, mv. annuli ''' 1) ring; bv. op de bloem van sommige Huernia spp.  2) ring: restant vh. omhulsel op de steel van sommige paddestoelen; z. velum.
 
''' anomalous ''' afwijkend vd. regel, abnormaal, onregelmatig; -- secondary thickening = afwijkende secundaire diktegroei doordat het oorspronkelijke vaatcambium na een korte periode vervangen wordt door nieuwe cambia in het parenchym of de schors.
 
''' anomaly ''' afwijking, onregelmatigheid.
 
''' anomophile ''' liefhebber van afwijkende vormen, zoals cristaten en monstrueuze vormen.
 
''' anon., afk. anonymus, anonymous ''' anoniem: zonder naam; wordt bij een litteratuuropgave gebruikt wanneer de naam vd. schrijver niet bekend is.
 
''' ant ''' mier; in een kas kunnen mieren schadelijk zijn doordat ze onder in een pot hun nest maken en daarbij de grond er uit slepen; ook kunnen ze de verspreiding van luizen en virussen bevorderen en zaden uit rijpe vruchten halen.
 
''' antagonistic ''' antagonistisch, vijandig, tegenstrevend; btr. stoffen met tegengestelde werking.
 
''' antarctic ''' 1) voorkomend in de zuidelijke poolstreken; ant. arctic.  2) klimaatomstandigheden als in de -- --. 
 
''' ante ''' voor.
 
''' antemarginal ''' net binnen de rand liggend; bv. sporenhoopjes op een varenblad.
 
''' anterior ''' voorkant, voorzijde, ook vd. as vd. plant afgekeerde  zijde; bv. de onderzijde ve. blad.
 
''' antesepalous ''' ingeplant voor het punt van inplanting vd. kelkbladen.
 
''' anthecology ''' bloembiologie: het functioneren van bloemen in relatie tot de bestuiving, de aanpassing ve. bloem aan een specifieke bestuiver.
 
''' anthele ''' speer, bloeiwijze: onderste zijtakken langer dan de bovenste, zodat ze er ver boven uitsteken; bv. sommige Russen, Juncus spp.
 
''' anther ''' helmknop: het stuifmeelvormende deel vd. meeldraad.
 
''' anther culture ''' kweek van plantjes uit een enkele stuifmeelkorrel op een voedingsbodem; v. tissue culture.
 
''' antheridiophore ''' steel ve. antheridium.
 
''' antheridium ''' antheridium: bij Cryptogamen het mannelijk orgaan; v. archegonium.
 
''' antheriferous ''' helmknopdragend.
 
''' anther sac ''' helmhokje; z. theca.
 
''' anthesis ''' 1) ontluiken vd. bloemknop.  2) bloeiperiode, het bloeien: periode tussen het openen vd. bloem en de bevruchting.
 
''' anthocyanescence ''' vorming van rode kleurstoffen als gevolg ve. ziekte, bv. als gevolg ve. schimmelaantasting.
 
''' anthocarpous ''' schijnvrucht betreffend; v. multiple fruit.
 
''' anthocyanin ''' groep wijdverbreide oplosbare plantenkleurstoffen die roze, rode, violette en blauwe bloemkleuren veroorzaakt; v. betacyanin, betalain.
 
''' anthodium ''' hoofdje, ihb. korfje ve. Composiet; v. capitulum.
 
''' anthography ''' bloembeschrijving.
 
''' anthophore ''' bloemdrager: steel tussen kelk en kroon; bv. Nachtsilene, Silene nutans.
 
''' anthotaxy ''' bloeiwijze: stand vd. bloemen tov. elkaar, bloeiwijze in de abstracte betekenis, de wijze van bloeien; v. inflorescence.
 
''' anthoxanthin ''' groep wijdverbreide plantenkleurstoffen die gele kleuren veroorzaakt; v. betaxanthin.
 
''' anthropochory ''' anthropochorie: verspreiding van vruchten en zaden door menselijke activiteiten.
 
''' antibiotic ''' antibioticum: door micro-organismen afgescheiden stof die de groei van andere micro-organismen remt; sommige worden als geneesmiddel gebruikt, bv. pennicilline.
 
''' anticlinal ''' btr. celwanden: haaks op het oppervlak staand; v. periclinal.
 
''' antipetalous ''' btr. meeldraad: recht voor een kroonblad staand.
 
''' antisepalous ''' btr. meeldraad: recht voor een kelkblad staand.
 
''' antrorse ''' voorwaarts of naar boven gericht.
 
''' ap. ''' z. apomict.
 
''' aperient ''' licht laxerend.
 
''' aperturate ''' btr. stuifmeelkorrel: vv. openingen; ant. inaperturate; z. colpate, porate.
 
''' apetalous ''' zonder kroonbladen.
 
''' apex, mv. apices ''' top; bv. ve. blad, stengel of wortel.
 
''' aphid ''' bladluis, plantenluis: vele spp. vd. familie Aphidoidae, plantensap zuigende, kleine weinig beweeglijke insecten; vrouwtjes meest vleugelloos, mannetjes soms gevleugeld, ze kunnen zich zeer snel voortplanten en vormen zo snel grote kolonies op bv. knoppen van bladcactussen; virusziekten kunnen door luizen verspreid worden, ze scheiden een suikerhoudend vocht af waar mieren op afkomen en waar schimmels op kunnen groeien; syn. plantlouse, green fly voor groene soorten; v. honeydew.
 
''' aphyllous ''' zonder bladeren, bladloos; bv. een bolcactus.
 
''' apical ''' apicaal, topstandig: op de top, om de top.
 
''' apical dominance ''' remmende werking op de groei van zijknoppen, uitgaande vd. groeiende top; wordt veroorzaakt door de in de top gevormde groei-regulatoren; v. phytohormone.
 
''' apical ''' placentation z. placentation.
 
''' apices ''' z. apex.
 
''' apicula ''' z. apiculus.
 
''' apiculate ''' puntig, btr. bladvorm: eindigend in een klein scherp puntje.  E)
 
''' apiculus ''' scherp puntje op de top ve. blad bv.
 
''' apilary ''' bovenlip ve. tweelippige bloem ontbrekend.
 
''' apocarpous ''' vv. vrije, niet vergroeide, stampers of vruchtbladen; bv. Boterbloem, Ranunculus spp.; ant. syncarpous.
 
''' apogamy ''' z. apomixis.
 
''' apogeotropism ''' z. geotropism.
 
''' apomict ''' apomict: plant uit zaad dat ontstaan is uit een onbevruchte eicel, genetisch dus gelijk aan de moederplant; een soort die zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk zaad kan  vormen wordt een facultative apomict of amphiapomict genoemd, als alleen ongeslachtelijk zaad gevormd wordt spreekt men ve. obligative apomict; een taxon waarvan bewezen is dat het een apomict is kan aangeduid worden met het tussenvoegsel ap.
 
''' apomixis ''' apogamie: rijping van zaden zonder bevruchting; bv. bij de Paardebloem, Taraxacum officinale, ontstaan rijpe zaden ook als alle meeldraden en stampers zijn weggenomen; ook Vrouwemantel, Achemilla vulgaris, vertoont dit verschijnsel; syn. apogamy; v. amphimixis.
 
''' apomorphic ''' met hoger ontwikkelde kenmerken; v. pleisiomorphic.
 
''' apopetalous ''' losbladig: kroonbladen niet vergroeid; syn. polypetalous; ant. gamopetalous, sympetalous.
 
''' aposepalous ''' losbladig: kelkbladen niet vergroeid; syn. polysepalous; ant. gamosepalous, synsepalous.
 
''' apothecium, mv. apothecia ''' kom- of schotelvormig vruchtlichaam van sommige zwammen, ihb. kenmerkend voor korstmossen.
 
''' appendiculate ''' vv. aanhangsel of uitgroeisel; ant. inappendiculate. appendix = aanhangsel; bv. toegevoegde tabellen aan het einde ve. boek.
 
''' Appendix I ''' aanhangsel bij de CITES overeenkomst: geeft een lijst van met uitsterven bedreigde soorten die uitsluitend in de (internationale) handel mogen komen als zij kunstmatig vermenigvuldigd zijn (uit zaad, door stek, door weefselkultuur verkregen &c.), daarnaast is een vergunning voor zowel uitvoer als invoer vereist; een vergunning voor in- of export van wilde planten wordt uitsluitend voor wetenschappelijke doeleinden verstrekt.
 
''' Appendix II ''' aanhangsel bij de CITES overeenkomst: geeft een lijst van soorten, die hoewel niet direkt met uitsterven bedreigd, toch in gevaar verkeren, zij mogen als kunstmatig vermenigvuldigde en als wilde planten verhandeld worden indien vergezeld ve. vergunning.
 
''' Appendix III ''' aanhangsel bij de CITES overeenkomst; geeft een lijst van soorten die in bepaalde landen beschermd zijn.
 
''' applanate ''' afgeplat of horizontaal verbreed; v. depressed.
 
''' appressed ''' aangedrukt: dicht en platgedrukt tegen; syn. adpressed.
 
''' approximate ''' dicht bij elkaar maar niet vergroeid.
 
''' apterous ''' ongevleugeld.
 
''' apud ''' bij, in de publicatie van.
 
''' aquatic ''' in of bij water levend en groeiend; -- plant = waterplant; syn. hydrophyte; v. epiphytic, mesic, terrestial.
 
''' aqueous ''' waterig, waterachtig.
 
''' arachnoid, arachnose ''' bedekt met spinnewebachtige, verwarde, lange haren.
 
''' arbor, mv. arbores ''' boom: grote houtachtige plant met één stam; syn. tree; v. shrub.
 
''' arboraceous ''' boomachtig.
 
''' arboreal ''' 1) btr. of gelijkend op boom.  2) boombewonend.
 
''' arbored, arboured ''' vv. bomen, beplant met bomen.
 
''' arboreous ''' 1) bebost, bosrijk.  2) boomvormig, geen struik of kruidachtige plant.
 
''' arborescent ''' 1) boomvormig, boomvormend.  2) btr. plant tussen struik en boom in, met twee tot enkele stammen vanuit de basis, groter dan de meeste struiken en kleiner dan de meeste bomen.
 
''' arboretum ''' arboretum: park met verzameling levende bomen en struiken, ihb. loofbomen;  v. fruticetum, pinetum.
 
''' arboriculture ''' boomteelt.
 
''' arboriculturist ''' boomkweker.
 
''' arboured ''' z. arbored.
 
''' archegonium ''' archegonium: bij Cryptogamen het vrouwelijk orgaan dat de eicellen bevat; v. antheridium.
 
''' archegoniophore ''' steel ve. archegonium.
 
''' arctic ''' 1) voorkomend in de noordelijke poolstreken; ant.  antarctic.  2) klimaatomstandigheden als in de -- --. 
 
''' arcuate ''' boogvormig.
 
''' area ''' verspreidingsgebied: het gebied waar een taxon van nature voorkomt.
 
''' arenaceous ''' op zandige plaatsen groeiend; v. psammophilous.
 
''' areolate ''' 1) vv. areolen.  2) verdeeld in een aantal onregelmatig vierkantige of hoekige vakken; bv. btr. bladoppervlak.
 
''' areole ''' 1) areool: het viltachtige doornkussen ve. cactus, het orgaan kan wol, dorens, eventueel bladeren, zijscheuten en bloemen vertonen; het kan worden opgevat als een in elkaar geschoven zijtak waarin de dorens het rudiment vd. bladeren zijn. 2) de vakjes gevormd door de fijnste bladnerfjes.
 
''' argillaceous ''' 1) kleiig, kleiachtig.  2) op klei groeiend.
 
''' arid ''' droog, dor; ihb. btr. landstreken met onvoldoende regenval om landbouw zonder irrigatie mogelijk te maken; ant. humid.
 
''' aridarium ''' kas of deel daarvan waar een woestijnklimaat gehandhaafd wordt; ant. aquarium!
 
''' aril ''' zaadrok: omhulsel ve. zaad, soms vlezig, uitgroeisel vd. navelstreng; bv. de rode vrucht vd. Taxus, Taxus baccata, is een schijnbes, een nootachtig zaadje in een van boven open vlezige zaadrok; foelie is de zaadrok vd. muskaatnoot, Myristica fragrans.
 
''' ariled, arillate, arilled ''' vv. zaadrok.
 
''' ariliform ''' gevormd als een zaadrok.
 
''' arillode, arillodium ''' valse zaadrok: uitgroeisel vd. rand vh. poortje ve. zaad.
 
''' ariloid ''' op een zaadrok gelijkend.
 
''' aristate ''' 1) naaldvormig; bv. bladtop.  E).  2) vv. baard; bv. korenaar; syn. awned, bearded.
 
''' aristolochoid ''' btr. bloemvorm: gelijkend op een duitse pijp, 'moffenpijp'.
 
''' arithmetic ''' mean z. mean.
 
''' Arizona Beehive ''' Escobaria vivipara var. arizonica (syn. Coriphantha arizonica, C. vivipara var. a.).
 
''' Arizona Fishhook ''' Mammillaria  grahamii (syn. M. microcarpa ).
 
''' Arizona Rainbow Cactus, -- -- Hedgehog ''' Echinocereus rigidissimus.
 
''' Arizona Queen of the Night ''' Peniocereus greggii.
 
''' armature ''' wapening: dorens, stekels, haken; syn. ihb. bij Cactaceae spp. v. spination.
 
''' armed ''' gewapend: dorens, stekels of haken dragend; ant. inermous, unarmed.
 
''' army worm ''' larve vd. zwarte vlieg; z. sciara fly; opm. ook sciara army worm genoemd.
 
''' aromatic ''' aromatisch, geurend: btr. planten met een typische kruidachtige geur veroorzaakt door vluchtige bestanddelen van bladeren, bloemen, vruchten of wortels; syn. fragrant; v. odorous, scented.
 
''' arrect ''' rechtop, omhoogstaand; bv. zijtak onder hoek van minder dan 30° met de as; v. erect, strict.
 
''' arrested ''' in groei geremd, gebrekkig ontwikkeld.
 
''' Arrowhead ''' Sagittaria spp., Pijlkruid.
 
''' arrow-headed ''' pijlvormig z. sagiiate.
 
''' arroyo ''' geul, waterloop, droge bedding; Spaanse term in de oostelijke USA; v. barranca.
 
''' Art., art. ''' afk. article 2).
 
''' article ''' 1) artikel: afgeronde verhandeling in een tijdschrift.  2) artikel: de  Code is onderverdeeld in genummerde --en, deze kunnen verder verdeeld zijn in genummerde secties.
 
''' articulate ''' geleed: met knopen, gewrichten; plaatsen waar afbreken bij voorkeur plaats vindt; v. jointed; ant. inarticulate.
 
''' artificial ''' classification z. classification.
 
''' ascendent, ascending ''' opstijgend: omhooggericht, vrijwel rechtop; ve. blad, bloeiwijze of stengel. B)
 
''' ascidiform ''' kom- of bekervormig.
 
''' ascidium ''' kom- of bekervormig orgaan; bv. de blaasjes van Blaasjeskruid, Utricularis spp.; opm. bekervormig vergroeide bladeren komen een enkele maal voor bij Crassula spp.
 
''' asciferous, ascigerous ''' vv.  ascidium.
 
''' asclepiad ''' lid vd. Zijdeplantfamilie, Asclepiadacea.
 
''' ascorbic acid ''' ascorbinezuur, vitamien C, C6H8O6: in vruchten en bladgroenten voorkomende met suikers verwante stof; bv. in Citrus vruchten.
 
''' ascus, mv. asci ''' sporen bevattend rond of langwerpig zakachtig orgaan van bepaalde zwammen en korstmossen.
 
''' asexual ''' ongeslachtelijk; -- propagation = --e vermenigvuldiging, door uitlopers, stekken, enten; syn. vegetative reproduction; -- flower = --e bloem, zonder stampers en meeldraden.
 
''' asperous ''' ruw aanvoelend, ihb. als tegen de haren in gewreven wordt.
 
''' asperulous ''' enigszins ruw; v. asperous.
 
''' Asphodelaceae  ''' van de Lelieachtigen, Liliaceae, afgesplitste familie waartoe oa. Aloe, Gasteria,  Haworthia  en Astroloba behoren.
 
''' assimilation ''' assimilatie: verwerking vd. voedingsstoffen in de cel, opbouw van gecompliceerde stoffen uit eenvoudiger bestanddelen; ant. dissimilation,    v. metabolism; -- tissue = assimilatieweefsel; z. chlorenchyma.
 
''' association ''' associatie: in de plantensociologie de rang onder het verbond, een plantengemeenschap met een kenmerkende samenstelling van soorten, aangeduid met de (geslachts)naam vd. meest typische soort met het achtervoegsel -etum; soms nog onververdeeld in subassociaties, deze hebben het achtervoegsel -etosum; z. phytosociology.
 
''' assurgent ''' opstijgend, btr. stengel: vanuit een bijna horizontale stand gebogen omhoog gericht; syn. ascendent.
 
''' astringent ''' samntrekkend, wrang.
 
''' asymbiotic ''' btr. plant die een nadelige invloed op bepaalde andere planten heeft.
 
''' asymmetrical ''' asymmetrisch: niet door een lijn of vlak in twee of meer spiegelgelijke delen te verdelen; ant. symmetrical.
 
''' asymmetrical areole ''' areool waarvan de dorens geheel of gedeeltelijk aan één zijde staan; v. radial areole.
 
''' atavism ''' atavisme: terugslag naar een voorouderlijke vorm, vòòrkomen van kenmerken of eigenschappen bij een individu of soort, die bij de onmiddelijke voorouders niet voorkwamen, maar wel bij verre voorouders .
 
''' ATP ''' z. adenosine triphosphate.
 
''' atypic ''' niet typisch, afwijkend van het type.
 
''' atropous ''' z. orthotropous.
 
''' attenuate ''' btr. bladvoet: de bladschijf lang uitlopend langs de bladsteel die iets gevleugeld lijkt.  F)
 
''' attenuation ''' vermindering van dikte; bv. een zuilcactus die ten gevolge van lichtgebrek een veel dunnere top vertoont.
 
''' auct., auctt., afk. Lat. auctorum ''' van auteurs; auct.mult., auctorum multorum = van vele auteurs; auct.omn., auctorum omnium = van alle auteurs; auct. pl., auctorum plurimorum = vd. meeste auteurs.
 
''' aurantiaceous ''' betrekking hebbend of gelijkend op sinaasappel, Citrus aurantius en andere spp.
 
''' aurantium ''' citrusvrucht; syn. hesperidium.
 
''' aureate ''' goudkleurig.
 
''' auricle ''' oor: oorvormige slip of aanhangsel, bv. aan de voet ve. blad.
 
''' auriculate ''' geoord, btr. bladvorm: met slippen aan de voet; bv. Salvia officinalis.  F); ant. exauriculate.
 
''' austral ''' 1) zuidelijk; syn. meridional; v. boreal, septentrional.  2) zone in de USA en Mexico tussen de gematigde zone en de tropen.
 
''' australian ''' lady-bird z. lady-bird.
 
''' author ''' auteur: de persoon die als eerste een naam gepubliceerd heeft op zodanige wijze dat deze voldoet aan de eisen vd.  Code; -- citation = aanduiding vd. auteur(s) vd. naam, doorgaans in afgekorte vorm achter de wetenschappelijke naam geplaatst; opm. Kew Gardens heeft een boek gepubliceerd met standaardafkortingen van auteursnamen, Brummitt & Powell 1992.
 
''' authority ''' de auteur ve. wetenschappelijke naam, doorgaans daarachter in afgekorte vorm vermeld.
 
''' autoecious ''' 1) autoecisch, btr. roestzwammen: levend op één soort waardplant; ant. heteroecious.  2) vv. mannelijke en vrouwelijke bloemen in aparte bloeiwijzen op dezelfde plant; opm. in deze betekenis vaak autoicous gespeld.
 
''' autecology ''' studie vd. relatie tussen een bepaalde soort en zijn omgeving; v. synecology, ecology.
 
''' autochorous ''' zaden door de plant zelf verspreid wordend; bv. door openspringende vruchten; bv. Euphorbia spp., Springzaad, Balsemien, Impatiens spp.
 
''' autochory ''' zelfverspreiding van vruchten en zaden.
 
''' autogamic, autogamous ''' zelfbestuivend.
 
''' autogamy ''' zelfbestuiving: bevruchting ve. bloem door eigen stuifmeel of stuifmeel ve. bloem van de-zelfde plant; syn. inbreeding, orthogamy, selfing; v. allogamy, crossing, cross-pollination, outbreeding, phytogamy, hybridization.
 
''' autoicous ''' z. aautoecious.
 
''' autonym ''' autoniem: naam ve. ondergroep ve. taxon die de typesoort bevat; wordt gevormd door de onveranderde herhaling vd. naam van dat taxon zonder auteursvermelding; bv. het geslacht Echinocereus ENGELMANN heeft als sectie IV Echinocereus, omdat de typesoort E. viridiflorus daarin voorkomt.
 
''' autophyte ''' plant zich voedend met anorganische bestanddelen uit bodem en lucht, dwz. alle groene planten; v. saprophyte, parasite.
 
''' autotrophic ''' autotroof: niet parasitisch of saprophytisch maar zelf alle voedingsstoffen opnemend en producerend; ant. heterotrophic.
 
''' autumnal ''' najaars-, het najaar betreffende; v. vernal, hiemal, solstitial.
 
''' auxanometer ''' groeimeter: apparaat om de lengtegroei ve. plant te meten.
 
''' auxin ''' algemene naam voor een groep groeiregulatoren, dwz. natuurlijke en synthetische stoffen, die de groei van planten beïnvloeden, oa. de celstrekking;  z. phytohormone, ß-indoleacetic acid.
 
''' avellaneous ''' hazelnootkleurig.
 
''' awl-shaped ''' priemvormig, elsvormig; z. subulate.
 
''' awn ''' borstelvormig aanhangsel, bv. baard ve. korenaar.
 
''' awned ''' z. aristate 2).
 
''' axial ''' axiaal: evenwijdig aan de hoofdas, doorgaans dus vertikaal.
 
''' axil ''' axil, oksel: hoek tussen een stam en de zijtakken, tussen een tak en zijn bladeren, tussen de tepels ve. Mammillaria.
 
''' axile ''' tot de as (z. axis) behorend.
 
''' axile ''' placentation z. placentation.
 
''' axillary ''' okselstandig: in of groeiend uit een axil; -- bud = okselknop.
 
''' axis ''' as: de hoofdas ve. plant of bloem, de stam of stengel.
 
''' Ayrampo ''' Opuntia soehrensii, ook Opuntia microdisca.
 
''' Azotobacter ''' geslacht van stikstofbindende bacteriëm.
 
''' B ''' chemisch symbool vh. element borium; z. boron.
 
''' Baby Burro's Tail ''' Sedum burrito.
 
''' Baby Toes ''' Fenestraria spp.
 
''' baccate ''' 1) besachtig, pulpachtig, vlezig.  2) besdragend; syn. berried.
 
''' bacciferous ''' besdragend.
 
''' bacciform ''' besvormig.
 
''' Bacillus ''' bacil, groep van staafvormige bacteriën.
 
''' back cross ''' terugkruising: kruising ve. hybride met één vd. ouders.
 
''' bacterial ''' bacteriën betreffend.
 
''' bactericide ''' bactericide: bacteriëndodend middel.
 
''' bacterium, mv. bacteria ''' bacterie, eencellig organisme van microscopische afmetingen; er zijn zowel nuttige als ziekteverwekkende  soorten.
 
''' badious ''' donkerroodbruin, kastanjebruin, chocoladebruin.
 
''' Baja California Barrel ''' Ferocactus peninsulae.
 
''' bajada, Sp. ''' helling of glooiing ve. heuvel of berg, voorgebergte; term in de zuidwestelijke USA.
 
''' balsam ''' balsem: halfvast mengsel van hars en vluchtige oliën; v. resin.
 
''' balsamiferous ''' balsem voortbrengend.
 
''' Banana Yucca ''' Yucca baccata.
 
''' banded ''' 1) gemarkeerd door anders gekleurde ringen.  2) met insnoeringen die de jaarlijks groeistagnatie markeren; bv. bij zuilcactussen.
 
''' banner ''' vlag: het naar boven gekeerde kroonblad ve. vlinderbloem; syn. standard, vexillum.  R)
 
''' barb ''' 1) lange stijve haar.  2) baard.  3) weerhaak.
 
''' Barbed-wire Cactus ''' Acanthocereus tetragonus (syn. Cereus pentagonus, Acanthocereus  p.).
 
''' Baobab ''' Apenbroodboom, Adansonia digitata.
 
''' Barbados Aloe ''' Aloe vera, syn. Aloe barbadensis; door missionarissen geïntroduceerd op het westelijk halfrond.
 
''' Barbados aloes ''' Barbados aloë: het ingedikte sap van Aloe vera, vroeger als geneesmiddel gebruikt.
 
''' Barbados Gooseberry ''' Pereskia aculeata en dergelijke, ook de vrucht ervan.
 
''' Barbary Fig ''' Opuntia sp., O. compressa.
 
''' barbate ''' gebaard: baard met lange stijve haren dragend.
 
''' barbed ''' vv. weerhaken; -- wire = prikkeldraad.
 
''' barbellate ''' 1) vv. fijne weerhaken.  2) kort gebaard: met korte stijve haren; syn. barbulate.
 
''' barbulate ''' 1) vv. uiterst fijne weerhaken.  2) z. barbellate 2).
 
''' bark ''' bast, schors, schil: algemene term voor de buitenlaag ve. plant, hoofdzakelijk bestaand uit dode kurkcellen; v. periderm.
 
''' barranca, barranco ''' smal dal, kloof, Spaanse naam voor een canyon; v. arroyo.
 
''' barrel ''' 1) ton.  2) oude eenheid, ongeveer de inhoud van een ton, verschillend in waarde afhankelijk van het gemeten product en ook van het land waar het gebruikt werd.
 
''' barrel, -- cactus ''' algemene term voor zuilcactus met geribde enkelvoudige dikke stam en 0,5 tot 2 m hoog; v. columnar cactus, globular cactus.
 
''' Barrel Cactus ''' Ferocactus spp., ook Echinocactus spp. en Melocactus intortus; Golden -- --  = Echinocactus grusonii.
 
''' barrier ''' barrière, btr. plantengeografie: hindernis voor verspreiding; bv. een bergrug voor soorten uit vlaktes, ontbreken ve. specifieke bestuiver voor daarvan afhankelijke soorten.
 
''' basal ''' aan de basis ve. plant of orgaan; ant. apical;  -- cell = basiscel ve. haar of borstel, binnenste cel vlak op de opperhuid die door herhaalde deling de groei vh. haar bewerkt; -- leaf = wortelblad; z. radical leave.
 
''' basal ''' placentation z. placentation.
 
''' base ''' base: stof met basische eigenschappen; een -- kan met een zuur een zout vormen; v. alkaline, acid 3).
 
''' base number, basic number ''' basisaantal; z. genome; v. haploid, diploid.
 
''' basifixed ''' rechtop, btr. helmknop: basis vastgehecht aan de helmdraad; v. dorsifixed.
 
''' basilar ''' betrekking hebbend op of geplaatst aan de basis.
 
''' basionym ''' z. basonym.
 
''' basipetal ''' 1) zich vd. top naar beneden ontwikkelend; ihb. ve. bloeiwijze, middelpuntvliedend; z. centrifugal.  2)  btr. bladeren: laag aan de stengel geplaatst; ant. acropetal.       
 
''' basiphilic, basiphilous ''' bij voorkeur op alkalische bodem, met een pH hoger dan 7, groeiend;  v. calcicole; ant. acidiphilic, acidiphilous.
 
''' basiramified ''' vertakt vanuit de basis.
 
''' basis ''' btr. blad: bladvoet.
 
''' basitonic ''' zich ontwikkelend aan de basis; bv. nieuwe takken aan een struik; v. acrotonic, mesotonic.
 
''' basonym ''' basonym: de oudste geldige aanduiding ve. soort of lager taxon die gewoonlijk en zo mogelijk wordt aangehouden als bv. de soort naar een ander taxon wordt overgebracht; in dat geval is geen nieuwe beschrijving nodig, het citeren vh. -- is voldoende; bv. de vroegere Sempervivum haworthii werd bij de afsplitsing vd. canarische soorten Aeonium haworthii; opm. ook basionym gespeld.
 
''' bast ''' binnenste, gewoonlijk vezelige deel vd. schors.
 
''' bat-pollination ''' bestuiving door vleermuizen; syn. chiropterophily.
 
''' Bayonet plant ''' Yucca thompsonia.
 
''' beaked ''' z. rostrate.
 
''' beard ''' borstelachtig, vaak van weerhaken voorzien haar; bv. Gerst, Hordeum spp.
 
''' bearded ''' z. aristate 2).
 
''' Beargrass ''' Nolina parryi, Yucca filamentusa en Y. glauca, Dasylirion spp., ook de niet-succulente Xerophyllum tenax.
 
''' Beavertail Cactus, -- Prickly Pear ''' Opuntia basilaris.
 
''' Beehive Cactus ''' Coryphantha vivipara var. arizonica.
 
''' Beestong,  ZAfr. ''' Gasteria disticha; opm. deze volksnaam betekent ossentong.
 
''' benthos ''' gezamenlijke fauna en flora vd. zeebodem; v. plankton, phytobenthon.
 
''' berried ''' z. baccate.
 
''' berry ''' bes: vlezige vrucht met vrij in het vruchtvlees liggende zaden; bv. tomaat, druif.
 
''' betacyanin ''' stikstofhoudende rode kleurstof die in de ordo Caryophyllales (oa. Cactaceae, Didieraceae, Mesembryanthemaceae, Portulacaceae) de  anthocyanin vervangt.
 
''' betalain ''' groep kleurstoffen met oa. het rode betacyanin en het gele betaxanthin, wordt aangetroffen in sommige families vd. orde Caryophyllales; opm. de aanwezigheid van deze groep kleurstoffen in de Cactaceae is het argument om deze familie niet als afzonderlijke orde op te vatten; v. Cactales.
 
''' betaxanthin ''' z. betalain.
 
''' bi- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: twee, dubbel; z. het grondwoord; v. di-.
 
''' biacuminate ''' dubbeltoegespitst.
 
''' biannual ''' z. biennial.
 
''' biauriculate ''' vv. twee oorvomige aanhangsels.
 
''' bibracteate ''' vv. twee schutbladen.
 
''' bicalcarate ''' vv. twee sporen; v. calcarate.
 
''' bicarinate ''' vv. twee kielvormige uitsteeksels; v. carinate.
 
''' bicarpellate, bicarpellary ''' uit twee vruchtbladen bestaand.  S)
 
''' bicephalous ''' tweekoppig, met twee hoofdjes.
 
''' bicolor, bicolored, bicolorous, bicolour, bicoloured, bicolourous ''' tweekleurig.
 
''' biconjugate ''' dubbelgepaard: dwz. elke tak ve. gevorkte bladsteel draagt twee blaadjes; syn. bigeminate.
 
''' bicornuate ''' tweehoornig: vv. twee hoornachtige uitsteeksels; bv. vruchten van Stapelia.
 
''' bicuneate ''' dubbelwigvormig; v. cuneate
 
''' bidentate ''' tweetandig.
 
''' biennial ''' tweejarig, --e plant: het eerste jaar kiemt het zaad en groeit de plant, in het tweede jaar volgen bloei, zaadvorming en afsterven, de totale levensduur is meer dan twaalf maanden; z. symbol; v. annual; opm. biannual = halfjaarlijks: tweemaal per jaar, biennial = eenmaal per twee jaar!
 
''' bifacial leaf ''' blad waarvan boven- en onderzijde duidelijk verschillend zijn; ant. isobilateral leaf.
 
''' bifarious ''' tweerijig: naar twee zijden wijzend; bv. tegenoverstaande bladeren.
 
''' bifid ''' tweelobbig: met twee lobben; bv. de top ve. kroonblad.
 
''' biflorous ''' tweebloemig: twee bloemen dragend.
 
''' bifoliate ''' tweebladig: twee bladeren dragend.
 
''' bifoliolate ''' tweetallig, btr. samengesteld blad: met twee blaadjes.
 
''' bifurcate ''' gevorkt, Y-vormig.
 
''' Big-Hatchett ''' Snowball -. Escobaria orcuttii var. macraxina; opm. naar de standplaats Big Hatchet Mountains (N.Mex:).
 
''' Big Nipple Cactus ''' Coryphantha runyonii.
 
''' Big Sandy Prickly Pear ''' Opuntia phaeacantha var. superbospinai
 
''' bigeminate ''' z. biconjugate.
 
''' bigener ''' z. bigeneric hybrid.
 
''' bigeneric hybrid ''' hybride voortgekomen uit de geslachtelijke kruising van exemplaren die in verschillende genera thuis behoren; syn. bigener; een dergelijk hybridegenus kan met een speciale naam aangeduid worden, bv. × Echinobivia voor cultivars gewonnen uit de kruising Echinopsis × Lobivia; v. nothogenus.
 
''' bijugate ''' tweejukkig, btr. veervormig samengesteld blad: met twee paar blaadjes.; syn. conjugate.
 
''' bilabiate ''' tweelippig; bv. bloemen van Haworthia spp.
 
''' bilobate, bilobated ''' tweelobbig.
 
''' bilobe ''' tweelobbige plant; bv. bepaalde Conophytum spp.
 
''' bilocular, biloculate ''' tweehokkig, btr. vruchtbeginsel: in twee vakjes verdeeld; v. unilocular, trilocular, multilocular.
 
''' binary ''' epithet z. epithet, specific --.
 
''' binary ''' name z. binomial.
 
''' binate ''' dubbel, in paren groeiend.
 
''' bine ''' klimmende of windende stengel.
 
''' binomial ''' wetenschappelijke naam ve. soort, bestaande uit de naam vh. geslacht gevolgd door de soortaanduiding, het geheel is de soortnaam; v. epithet, specific --, polynomial.
 
''' binominal nomenclature ''' Linnaeus' systeem van naamgeving dat algemeen toegepast wordt, iedere plant heeft een tweedelige naam die het geslacht en de soort aanduidt.
 
''' biochemistry ''' biochemie: tak vd. scheikunde die de chemische stoffen in de levende cel en hun reacties bestudeert.
 
''' biogenesis ''' de theorie dat nieuw leven alleen uit een eerder bestaand levend organisme kan ontstaan; v. spontaneous generation.
 
''' biogeography ''' biogeografie: bestudeert de verspreiding van levende organismen in heden en verleden.
 
''' biological clock ''' biologische klok: inwendig mechanisme waardoor bv. de bloei begint bij het bereiken ve. bepaalde lengte vd. daglichtperiode; wordt vaak geregeld door groeistoffen; v. phytohormone.
 
''' biological control ''' biologische beheersing: bestrijding van ziekten en plagen door gebruik te maken van natuurlijke vijanden vd. veroorzaker; v. Cactoblastus cactorum.
 
''' biology ''' biologie: studie van levende wezens, planten en dieren, zowel nu levende als uitgestorven soorten.
 
''' biomass ''' totale massa of totaal volume ve. soort of van alle organismen op een bepaald tijdstip aanwezig in een bepaald gebied.
 
''' biome ''' z. formation.
 
''' biometrics, biometry ''' biometrie: tak vd. systematische plantkunde die taxa en hun relaties bestudeert met statistische methodes.
 
''' biosphere ''' biosfeer: zone vd. aarde waar leven mogelijk is, te weten aardoppervlak en oceanen, onderste lagen der atmosfeer en tot een bepaalde diepte in de bodem.
 
''' biosynthesis ''' productie van organische stoffen met behulp van levende organismen; bv. bepaalde antibiotica worden gemaakt met behulp van schimmelculturen.
 
''' biota ''' gezamenlijke flora en fauna ve. bepaald gebied of een bepaald geologisch tijdvak.
 
''' biotechnology ''' biotechnologie: toepassing van micro-organismen in industriele processen; bv. wijnbereiding, fabricage van pennicilline, compostbereiding &c.
 
''' biotic ''' btr. factoren uit de levende omgeving of van levende organismen afkomstig, die het leven van planten en dieren beïnvloeden; v. abiotic.
 
''' biovulate ''' vv. twee zaadknoppen.
 
''' biotope ''' biotoop: het gebied en de milieufactoren ve. standplaats.
 
''' biparipinnate ''' z. bipinnate.
 
''' bipartite ''' in tweeën gedeeld, bijna tot de basis.
 
''' bipetalous ''' met twee kroonbladen.
 
''' biphiletic ''' bifiletisch; een -- geslacht omvat soorten die van twee verschillende voorouders afstammen; v. monophiletic, paraphiletic, polyphiletic.
 
''' bipinnate ''' dubbelgeveerd, dubbelgevind; een samengesteld blad is geveerd of gevind als de blaadjes langs een algemene bladsteel, de bladspil, gerangschikt zijn, een -- blad heeft blaadjes die op hun beurt ook weer geveerd zijn; syn. biparipinnate; v. decompound, pinnule.  C)
 
''' bipinnatifid ''' dubbelveerspletig; z. pinnatifid.
 
''' bipollinium ''' z. pollinarium, pollinium.
 
''' biramose, biramous ''' vv. of bestaand uit twee takken.
 
''' bird ''' pollination z. ornithopily.
 
''' Bird's Nest Cactus ''' Thelocactus nidulans.
 
''' bisaccate ''' vv. twee zakvormige aanhangsels.
 
''' Bisbee Beehive ''' Escobaria vivipara var. bisbeeana, (syn. E. bisbeeana, Coryphantha vivipara var. b.).
 
''' biseriate ''' in twee kransen; bv. bloembekleedsels bestaand uit kelk en kroon, of meeldraden in twee kransen.
 
''' biserrate ''' dubbelgezaagd: tanden van gezaagde bladrand hebben zelf ook fijne zaagtandjes; syn. double-serrate.  G)
 
''' bisexual ''' tweeslachtig, btr. bloem met zowel meeldraden als stampers; syn. hermaphroditic, monoclinous, perfect, teleianthous; v. imperfect, unisexual.
 
''' Bishop's Cap, -- -- Cactus ''' Astrophytum myriostigma.
 
''' Bisnaga ''' Ferocactus spp., ihb. F. peninsulae; -- de Tuna = Ferocactus (Hamatoactus) hamatocanthus; -- Gigante = Echinocactus ingens; opm. ook Biznaga, Visnaga en Viznaga gespeld; het genus Bisnaga ORCUTT wordt als synoniem van Ferocactus beschouwd.
 
''' bispinose, bispinous ''' met twee stekels of dorens; bv. Euphorbia spp.
 
''' bisulcate ''' dubbelgegroefd, met twee groeven.
 
''' biternate ''' dubbeldrietallig: dwz. elk blaadje ve. een drietallig blad is zelf ook drietallig.
 
''' Biting Stonecrop ''' Muurpeper, Sedum acre.
 
''' Bitterroot ''' Lewisia rediviva.
 
''' Biznaga ''' z. Bisnaga.
 
''' black ''' fly z. sciara fly.
 
''' Black-spine Claret-cup Hedgehog ''' Echinocereus triglochidiatus var. melanacanthus.
 
''' Black-spine(d) Prickly Pear ''' Opuntia macrocentra (syn. O. violacea var. m.).
 
''' blade ''' 1) bladschijf: het brede platte deel ve. blad; syn. lamina, limb; v. petiole.  2) plaat: het brede platte bovenste deel ve. kroonblad; syn. lamina, plate; v. claw, unguis.  3) blad van Grassen, ook van Irissen en Gladiolen.
 
''' bleaching ''' bleken van groenten door aanaarden of inpakken, waardoor vorming van chlorophyl voorkomen wordt; bv. asperges, witlof, bleekselderie.
 
''' blastochorous ''' zich vermeerderend door uitlopers.
 
''' blastochory ''' vermeerdering door uitlopers.
 
''' blight ''' 1) algemene term voor elke ziekte of schade aan planten; bv. groeistoornis, afsterven van delen als stengel, bladeren, bloemen &c., zonder rotting; veroorzaakt door schimmels, bacteriën of insecten, klimaat- of bodeminvloeden.  2) organisme dat deze symptomen veroorzaakt.
 
''' Blind Prickly Pear, Blond Prickly Pear ''' Opuntia rufida.
 
''' blood-meal ''' bloedmeel: gedroogd en gemalen bloed van slachtdieren, gebruikt als langzaam werkende meststof; levert stikstof en een geringere hoeveelheid fosfor.
 
''' bloom ''' 1) bloesem, bloem.  2)  bloeien.  3) waas:witte, vaak wasachtige, fijnpoederige bedekking ve. oppervlak; bv. op een druif.  4) opvallende toename vh. aantal ve. soort, ihb. algen in het plankton, algenbloei.
 
''' blossom ''' 1) bloesem, bloem.  2) bloeien.
 
''' blotched ''' gevlekt, vv. onregelmatige vlekken.
 
''' Blue Barrel ''' Echinocactus horizonthalonius.
 
''' Blue Cereus ''' Cereus hexagonus.
 
''' Blue Century Plant ''' Agave palmeri.
 
''' bluish, blueish ''' blauwachtig.
 
''' blunt ''' stomp; syn. obtuse.
 
''' boat-shaped ''' bootvormig; syn. cymbiform, navicular, scaphoid.
 
''' bog ''' drassig laagveen, bestaand uit plantenresten en gekenmerkt door lage pH, moeras; v. marsh, swamp.
 
''' Bola de Indio ''' Tephrocactus alexanderi.
 
''' bole ''' onvertakte stam ve. boom; syn. trunk.
 
''' bolting ''' doorschieten: voortijdige bloei ve. tweejarig gewas; bv. Voederbieten, Sla.
 
''' bone-meal ''' beendermeel: gemalen ontvette beenderen van slachtdieren, gebruikt als langzaam werkende meststof; levert fosfor en kalk.
 
''' Bonker Hedgehog ''' Echinocereus bonkerae (syn, E. fendleri  var b.).
 
''' bonsai ''' Japanse kunst vh. kweken van dwergboompjes, aldus gekweekte miniatuurboompjes.
 
''' Bontaalwee, ZAfr. ''' Gasteria spp.
 
''' Boojum ''' Fouquieria columnaris (syn. Idria c.).
 
''' Bordeaux mixture ''' bouillie bordelaise, bordeauxse pap: waterig mengsel van kalk en kopersulfaat, toegepast als fungicide.
 
''' bordered ''' gerand: met rand van afwijkende kleur; v. lumbate, marginate.
 
''' bordered pit ''' hofstippel: porie in de wand ve. xyleemcel waardoor watertransport geregeld kan worden.
 
''' boreal ''' noordelijk; syn. septentrional; v. austral, meridional.
 
''' boron ''' borium, symbool B: element dat planten in uiterst geringe hoeveelheden nodig hebben; bv. boriumtekort kan bij suikerbieten, Beta vulgaris, hartrot veroorzaken; v. trace, -- element.
 
''' Bosaalwee, ZAfr. ''' Gasteria acinacifolia.
 
''' bostryx ''' schroef, bloeiwijze: gesteelde bloemen aan assen die telkens maar eenmaal vertakt zijn, de opeenvolgende vertakkingen staan kruiswijs tov. elkaar en steeds naar rechts of steeds naar links; v. cincinnus.
 
''' botanic, botanical ''' 1) botanisch: plantkunde betreffend.  2) plantaardig insecticide, bv. pyrethrum, derris.  3) botanische soort: in de tuinbouw een gekweekte wilde soort in tegenstelling tot kweekproducten; bv. botanische Tulpen.
 
''' botanic garden ''' plantentuin, hortus: tuin waar een collectie planten hoofdzakelijk voor wetenschappelijke doeleinden gekweekt wordt.
 
''' botanist ''' botanicus, plantkundige.
 
''' botanize ''' botaniseren: zoeken en verzamelen van planten voor studiedoeleinden of hobby.
 
''' botany ''' botanie, plantkunde.
 
''' botrytis ''' botrytis: schimmel vd. groep Botrytis, bv. B. cinerea, Grauwe schimmel; aantasting treedt vooral op als bij temperaturen onder 15 °C de luchtvochtigheid te hoog is door onvoldoende luchten; te voorkomen door alle afval en dood materiaal te verwijderen.
 
''' botuliform ''' worstvormig; syn. allantoid.
 
''' bough ''' tak ve. boom, ihb. de hoofdvertakkingen; syn. limb; v. branch, twig.
 
''' Boxing-glove Cholla ''' Opuntia mamillata f. monstrosa.
 
''' Boyce-Thompson  Hedgehog ''' Echinocereus boyce-thompsonii (syn. E. fendleri var. b.).
 
''' brachiate ''' kruisgewijs gevorkt: vv. kruisgewijs in paren geplaatste takken; soms met wijd uitgespreide op armen gelijkende takken.
 
''' brachy- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: kort.
 
''' brachysclereid ''' steencel; bv. in een peer; z. sclereid.
 
''' brackets, square -- ''' teksthaakjes, vierkante haken, [ ]: 1) bij auteursaanduiding achter een naam aangevend dat deze stamt van voor het startpunt der nomenclatuur (Linnaeus 1753); bv. het geslacht Lupine [TOURN.] L. kreeg zijn naam van Tournefort (1719) en deze naam werd door Linnaeus overgenomen.  2) in een lijst van synoniemen een foutieve identificatie aanduidend.
 
''' bract ''' schutblad: blad dat kleiner is of in vorm afwijkt vd. gewone bladeren, uit de oksel ervan komt de bloemsteel te voorschijn; syn. hypsophyll.
 
''' bracteate, bracted ''' vv. schutbladen; ant. ebracteate.
 
''' bracteiform ''' de vorm ve. schutblad hebbend.
 
''' bracteolate ''' vv. schutblaadjes; z. bracteole.
 
''' bracteole ''' 1) zeer klein schutblaadje.  2) steunblaadje, steelblaadje: schutblaadje vd. bloemsteeltjes in een bloeiwijze, één bij Monocotylen en twee bij Dicotylen; syn. bractlet, prophyll.
 
''' bracteose ''' vv. veel of opvallende schutbladen.
 
''' bractlet ''' z. bracteole.
 
''' bract scale ''' bij Naaktzadigen een schubje direkt onder de eiceldragende schub in de vrouwelijke bloeiwijze.
 
''' Brady Plains Cactus ''' Pediocactus bradyi.
 
''' bradytelic ''' gedurende millioenen jaren onveranderd gebleven; btr. soorten als Welwitschia, Ginkyo (Ginkgo); v. living fossil.
 
''' Brain Cactus ''' Pediocactus simpsonii.
 
''' branch ''' 1) tak, tussen hoofdtak en twijg in, v. bough, twig.  2) in het verenigingsleven: afdeling.
 
''' branched ''' vertakt.
 
''' Branching Beavertail Prickly Pear ''' Opuntia basilaris var. ramosa.
 
''' branchlet ''' uiterste twijg ve. tak.
 
''' Brazilian Cactus ''' Opuntia brasiliensis.
 
''' Brazilian Christmas Cactus ''' Schlumbergera  truncata (syn. Zygocactus truncatus).
 
''' Brazilian Edelweiss ''' Reichsteinia leucotricha.
 
''' breeding ''' z. plant breeding.
 
''' breeding true ''' zaadvast: uit zaad met de ouder(s) overeenkomende nakomelingen gevend; syn. truebreeding.
 
''' bridge ''' diagonale vaatbundel die de axiale, vertikale, vaatbundels in een gesloten vaatbundelsysteem verbindt.
 
''' bristle ''' borstel: stijve haar.
 
''' bristly ''' borstelig: met borstels of stijve haren.
 
''' Bristly Pear, -- -- Cactus ''' Opuntia aciculata.
 
''' broadcasting ''' breedwerpig zaaien.
 
''' broadleaf tree ''' loofboom; v. conifer = naaldboom.
 
''' broadleaved ''' breedbladig: (betrekkelijk) brede bladeren dragend; btr. ihb. loofbomen in tegenstelling tot naaldbomen.
 
''' brochidodrome, brochidodromous ''' brochidodroom, btr. nervatuur: de zijnerven verlopen naar de rand, maar buigen voor die te bereiken naar de top en verenigen zich met de volgende zijnerf; v. camptodrome,
 
''' Brojum ''' Fouquieria columnaris (syn. Idria c.).
 
''' Bromeliad ''' lid vd. Ananasfamilie, Bromeliaceae.
 
''' Brown Flowered Hedgehog ''' Hamatocactus uncinatus.
 
''' Brown-spine Hedge hog ''' Echinocereus chloranthus (syn. E. viridiflorus var. cylindricus).
 
''' Brownian motion, -- movement ''' brownse beweging: onregelmatige trillingen die fijne deeltjes ineen vloeistof, bv. stuifmeelkorrels, onder een microscoop vertonen als gevolg van botsingen met de moleculen van die vloeistof; in 1827 ontdekt door de botanicus Robert Brown ( 1773-1858).
 
''' bryophyte ''' mosplant, levermos of bladmos.
 
''' bryologist ''' deskundige op het gebied van mossen.
 
''' Buckhorn Cholla ''' Opuntia acanthocarpa.
 
''' bud ''' knop, blad- of bloemknop; v. gemma, alabastrum.
 
''' budding ''' 1) knopvorming.  2) oculatie: enting waarbij een knop met een schijfje bast, na verwijdering vh. houtige deel, in een insnijding onder de bast vd. onderstam gebracht wordt; syn. bud grafting.
 
''' budscar ''' knoplidteken: plaats waar een knop voortijdig afgevallen is.
 
''' bug ''' 1) een insect vd. orde Hemiptera, bv. kevers, sprinkhanen, luizen &c.  2) vooral in de USA wordt dit woord gebruikt voor vrijwel elk insect of kruipend beestje dat er op lijkt, zoals spinnen.
 
''' bulb ''' bol: doorgaans onderaards reservevoedsel bevattend orgaan, bladachtig op een verkorte as; opm. deze term wordt ook wel eens gebruikt voor knollen als van Dahlia, dan solid --, genoemd in tegenstelling tot tunicated -- voor de echte bol.  A)
 
''' bulbel ''' klister, bolknop: knop tussen de rokken ve. een bol die uitgroeit tot nieuwe bol voor een volgend jaar.
 
''' bulbiferous ''' boldragend: vv. een bol.
 
''' bulbiform ''' bolvormig, in de vorm ve. bol.
 
''' bulbil ''' broedknolletje: okselknolletje, dat in de bladoksel ontstaat of ipv. bloemen, er kan een nieuwe plant uit ontstaan; bv. bij bepaalde Lelies, oa. Lilium bulbiferum.
 
''' bulblet ''' bolletje, kleine bol of klister; z. bulbel.
 
''' bulbose, bulbous ''' vv. van bollen, bolachtig, opgezwollen.
 
''' bullate, bulliform ''' gebobbeld, opgebold, bobbelig, btr. bladoppervlak: met gedeelten tussen de nerven naar boven uitpuilend; bv. sommige koolsoorten; v. rugose; ant. lacunose 2).  M)
 
''' Bull Sucker ''' Opuntia antillana en schijfcactussen in het algemeen.
 
''' Bundle Hedgehog ''' Echinocereus fasciculatus.
 
''' Bunnies' Ears ''' Kalanchoe tomentosa.
 
''' Bunny Ears, -- -- Cactus ''' Opuntia microdasys.
 
''' buoyancy ''' drijfvermogen.
 
''' buoyant ''' drijfvermogen bezittend.
 
''' bur, burr ''' 1) ruw of stekelig omhulsel ve. vrucht.  2) zulke vruchten dragende plant.  3) vrucht van Kleefkruid, Galium aparine; opm. deze vruchten hechten zich aan passerende dieren en worden zo verspreid.
 
''' Burrito ''' Sedum burrito.
 
''' Burro's Tail ''' Sedum morganianum.
 
''' bush ''' 1) struik, heester.  2) min of meer spottend: wildernis. opm. in de ogen van sommige grotestadsbewoners: alles, behalve hun woonplaats.
 
''' Bush Pencil Cholla ''' Opuntia arbuscula.
 
''' Bushman's Candle, Torch ''' Sarcocaulon rigidum.
 
''' butt ''' dik ondereinde ve. boomstam vlak boven de grond.
 
''' Button Cactus ''' Epithelantha micromeris, ook E. bokei.
 
''' buttres root ''' plankwortel: vertikaal plaatvormig uitgegroeide adventiefwortel van tropische bomen in het moeras- en laagland bos, geeft extra steun.
 
''' C ''' chemisch symbool voor het element koolstof; z. carbon.
 
''' °C, ''' z. centigrade.
 
''' c., ca., afk. Lat. circa ''' ongeveer.
 
''' C3 plant ''' plant waarbij als eerste stap in de fotosynthese fosfoglycerinezuur, een verbinding met drie koolstofatomen, gevormd wordt; opm. hiertoe behoren de meeste planten vd. gematigde streken; v. phosphoglyceric acid, photosynthesis.
 
''' C4 plant ''' plant waarbij als eerste stap in de fotosynthese oxalo-azijnzuur, een verbinding met vier koolstofatomen, gevormd wordt; opm. hiertoe behoren voor zover bekend een aantal tropische en woestijnplanten; v. oxaloacetic acid, photosynthesis.
 
''' Ca ''' chemisch symbool vh. element calcium; z. calcium.
 
''' caatinga ''' droog gebied met in de droge tijd grotendeels bladverliezend bos en struikgewas in Bahia, noordelijk Brazilië; opm. ook catinga gespeld; de naam vh. hier voorkomende geslacht Tacinga (subfamilia Opuntioidae) is hiervan een anagram.
 
''' Cactales WETTSTEIN ''' in het systeem van Wettstein de monotypische orde waarin de Cactaceae ondergebracht zijn; v. Opuntiales.
 
''' Cactaceae LINDLEY (1836) ''' Cactusfamilie, geconserveerde naam over Opuntiaceae H.B.K. (1823); gebaseerd op het voormalige geslacht Cactus L.; omvat ongeveer 90 geslachten en 2000 soorten; opm. in de classificatie van splitters meer dan 300 geslachten.
 
''' cactaceous ''' cactusachtig, op cactus betrekking hebbend.
 
''' cactiform ''' 1) het algemene uiterlijk ve. bolcactus hebbend; syn. cactoid; v. cereiform.  2) cactusvormig: met het uiterlijk ve. cactus zonder tot de Cactaceae te behoren; bv. bepaalde succulente Euphorbia spp.
 
''' Cactoblastus cactorum ''' cactusmot: mot waarvan de larven zich uitsluitend voeden met Opuntia schijven, gebruikt bij de biologische bestrijding vd. opuntiaplaag in Australië waar de als sierplant geïntroduceerde exemplaren verwilderden en een gebied van 1" miljoen vierkante kilometer landbouwgrond overwoekerden.
 
''' cactoid ''' z. cactiform.
 
''' cactologist ''' specialist op het gebied der Cactaceae.
 
''' cactophile ''' cactofiel: fervente cactusliefhebber, ook succulentenliefhebber in het algemeen.
 
''' 'cactophilatelist' ''' postzegelverzamelaar die zich op het thema Cactussen & Vetplanten specialiseert.
 
''' cactophobe ''' cactushater.
 
''' Cactus L. ''' naam vh. geslacht waarin Linnaeus alle toen bekende cactussen onderbracht; door o.a. Britton & Rose gebruikt voor Melocactus maar tegenwoordig als synoniem daarvan beschouwd; ook synoniem vd. naam Mammillaria HAWORTH.
 
''' cactus, mv. cacti ''' lid vd. familia Cactaceae; opm. mv. cactuses is ongebruikelijk.
 
''' cactus apple, -- fig ''' cactusvijg, vrucht van Opuntia ficus-indica.
 
''' cactus ''' root eelworm z. nematode.
 
''' caducous ''' zeer vroeg afvallend; bv. de kelk ve. Papaverbloem; v. deciduous, persistent.
 
''' caeruleous ''' hemelsblauw; ook coeruleous gespeld.
 
''' caesius ''' lichtgrijs, grijsblauw, blauwachtig lichtgroen.
 
''' caespitose ''' kussenvormend, zodevormend; ook cespitose gespeld.
 
''' caespitulose ''' enigszins kussenvormend; ook cespitulose gespeld.
 
''' calathiform ''' bekervormig.
 
''' calcarate ''' gespoord: sommige zygomorfe bloemen hebben een cylinder-of zakvormig aanhangsel dat honing bevat, de spoor; syn. spurred.  R)
 
''' calcareous ''' 1) kalkhoudend: btr. bodem die calciumcarbonaat, CaCO3, bevat; --e grond kan aangetoond worden door overgieten met sterke azijn, opbruisen wijst op kalk.  2) kalkwit van kleur.  3) in kalkhoudende grond groeiend; syn. calcicole.
 
''' calceiform, calceolate ''' pantoffelvormig, bv. bloem van vele Orchideeënsoorten; syn. soleiform.
 
''' calcicole ''' kalkbewonende, kalkminnende plant: groeit bij voorkeur of uitsluitend op kalkhoudende bodem; syn. calciphile; ant. calcifuge.
 
''' calciferous ''' kalkhoudend.
 
''' calcifuge ''' kalkmijdende plant: groeit bij voorkeur niet op kalkhoudende bodem; ant. calcicole, calciphile.
 
''' calciphile ''' z. calcicole.
 
''' calciphilic ''' kalkminnend: bij voorkeur op graniethoudende bodem groeiend.
 
''' calcium ''' calcium, metallisch element, symbool Ca; noodzakelijk voor de plant, kan eventueel in de vorm van kalk, mergel of gips aan de bodem toegevoegd worden.
 
''' caliciform ''' komvormig; v. calyciform.
 
''' California Barrel Cactus ''' Ferocactus cylindraceus (syn. F. acanthodes).
 
''' callose ''' callose: celluloseachtig polysacharide dat zich op zeefplaten in zeefvaten afzet en deze tenslotte verstopt; v. sieve plate.
 
''' callous ''' 1) wondweefselachtig of daar betrekking op hebbend.  2) eeltachtig, verhard.
 
''' callosity ''' verhard en/of verdikt gedeelte op de opperhuid of bast ve. plant.
 
''' callus ''' wondweefsel: kurkachtig weefsel dat ontstaat op een verwonde plaats vd. plant.
 
''' calvous ''' zonder vruchtpluis; v. pappus.
 
''' calycanthemous ''' op kroon gelijkende kelk hebbend.
 
''' calyciferous ''' kelkdragend.
 
''' calyciform ''' kelkvormig, vorm ve. kelk hebbend; opm. de spelling caliciform is minder juist.
 
''' calycine ''' kelk btr., of daartoe behorend.
 
''' calycle ''' bijkelk: krans van groene steunblaadjes onder de kelk; syn. calycle, epicalyx.
 
''' calycled ''' bijkek(en) hebbend.
 
''' calycoid ''' bijkelkachtg.
 
''' calycular ''' op een bijkelk gelijkend of daartoe behorend.
 
''' calyculate, --d ''' vv. bijkelk, met steunblaadjes onder de kelk.
 
''' calyculus ''' z. calycle.
 
''' calyphyomy ''' verkleving van de kelk- en kroonbladen.
 
''' calyptra ''' wortelmutsje: laagje afgestorven cellen dat de top ve. wortel beschermt; syn. rootcap.
 
''' calyptrogen ''' laag celvormend weefsel aan de top ve. wortel dat steeds nieuwe cellen vormt om de afslijtende cellen vh. wortelmutsje te vervangen.
 
''' calyx, mv. calices ''' kelk: buitenste krans van bloembekleedsels, bestaand uit kelkbladen, sepalen, die losbladig of vergroeidbladig kunnen zijn.
 
''' CAM, afk. Crassulacean Acid Metabolism ''' C.A.M.: afwijkend opbouw- en afbraakproces, ontdekt in de familie Crassulaceae maar ook in andere succulenten voorkomend; overdag zijn de huidmondjes gesloten om de verdamping te beperken, bij opening 's nachts kan er lucht binnenstromen en wordt de kooldioxide daarvan gebonden aan organische zuren, overdag vallen die dan uiteen in water en kooldioxide; dit laatste wordt door fotosynthese omgezet in suikerachtige stoffen zoals bij de normale koolzuurassimilatie; v. chlorophyll.
 
''' cambial ''' cambium betreffend.
 
''' cambium ''' cambium, teeltweefsel: dunne laag cellen die in de vaatbundels van tweezaadlobbigen naar binnen houtcellen vormen en naar buiten bastcellen; v. phellogen.
 
''' campanular, campanulate, campanulated, campanulous ''' klokvormig, btr. bloemvorm: vergroeidbladige kroon met wijde buis en afstaande zoom; v. poculiform.  Q)
 
''' camptodrome, camptodromous ''' camptodroom: betr. nervatuur: de zijnerven verlopen naar de rand, maar buigen voor die te bereiken naar boven zonder zich te verenigen met de volgende zijnerf: v. brochododrome.
 
''' campylodrome, ''' campylodromous z. curvinervate.
 
''' campylotropous ''' campylotroop, gekromd: btr. stand vd. zaadknop waarbij de zaadknopkern gekromd is zodat navel, vaatmerk en poortje alle drie naast elkaar liggen; v. amphitropous, anatropous, orthotropous.  U)
 
''' canaliculate ''' gootvormig, gevoord: vv. geul of groef in de lengterichting; bv. bladsteel van sommige palmbladen; syn. channelled
 
''' cancellate ''' tralieachtig: op tralies, latwerk, gelijkend; syn. clathrate, latticed.
 
''' candelabriform ''' kandelaarvormig: in de vorm ve. grote vertakte kandelaar; bv. Carnegiea gigantea.
 
''' Candelabrum Cactus ''' Opuntia imbricata.
 
''' Candelilla ''' Euphorbia antisyphyllitica, ook Pedilanthus macrocarpus.
 
''' Candlemas Cactus ''' Kerstcactus; z. Christmas Cactus; opm. Candlemas is Maria Lichtmis, dat op 2 februari valt ; beide namen wijzen erop dat deze cactus een winterbloeier is.
 
''' Candle Plant ''' Senecio articulatus.
 
''' Candlewood ''' Fouquieria spp.; -- Family = Fouquieriaceae.
 
''' Candy Barrel ''' Ferocactus wislizenii; -- Cactus = Sclerocactus texensis (syn. Homalocephala t.).
 
''' Candy Cactus ''' Sclerocactus texensis (syn. Homalocephala t.)..
 
''' Cane Cactus, -- Cholla ''' Opuntia imbricata, ook O. spinosior en cylindrische Opuntia spp. in het algemeen.
 
''' canescent ''' fijn grijswit behaard; syn. hoary.
 
''' canker ''' kanker: plantenziekte bij houtachtige en soms bij kruidachtige gewassen, afstervend weefsel omringd door wondweefsel als gevolg van schimmel- of bacterieaantasting.
 
''' canopy ''' bladerdak: bebladerd deel ve. boom of struik, ihb. in een plantengemeenschap als een regenwoud.
 
''' Canyonlands Eagle-Claw Cactus ''' Sclerocactus parviflorus var. terrae-canyonae.
 
''' capillary ''' 1) haarvormig.  2) capillair = buis met zeer geringe doorsnede, ahw. haarachtig.
 
''' capitate ''' met hoofdjes, in hoofdjes, gevormd als of gelijkend op een hoofdje.
 
''' capitellate, capitulate ''' vv. een klein knopvormig uiteinde.
 
''' capitulum, mv. capitula ''' hoofdje: bloeiwijze, meest ongesteelde bloempjes op een verdikte gemeenschappelijke steel bij Samengesteldbloemigen, Asteraceae (Compositae); indien vv. omwindsel doorgaans korfje genoemd; v. anthodium, head.
 
''' capreolate ''' ranken dragend.
 
''' capsular ''' doosvruchtachtig, vv. doosvruchten.
 
''' capsulate, capsulated ''' ingesloten in een doosvrucht.
 
''' capsule ''' doosvrucht: echte doosvrucht opgebouwd uit meer dan één vruchtblad; circumscissile -- =  -- openspringend langs een lijn rond het midden; loculicidal -- = hokverdelende --, opensplijtend langs de middelnerven der vruchtbladen, kleppen bestaand uit de helften van twee vruchtbladen; porocidal -- = met poriën openspringende --, bv. Papaverbol; septicidal -- = schotverdelende --, opensplijtend langs de tussenschotten, kleppen bestaan uit één vruchtblad.  W)
 
''' carbohydrate ''' koolhydraat: algemene naam voor een grote groep suikerachtige stoffen; de naam slaat op de algemene samenstelling, die opgevat zou kunnen worden als een combinatie van koolstof en water; v. glycose, fructose, cellulose, inulin, saccharose, starch.
 
''' carbon ''' koolstof, vast chemisch element, symbool C; essentieel onderdeel van alle levende organismen; wordt door planten opgenomen in de vorm van kooldioxide, CO2; z. photosynthesis.
 
''' carbon cycle ''' koolstofkringloop: kooldioxide uit de atmosfeer wordt bij de fotosynthese door groene planten omgezet in koolhydraten die door dieren als voedsel gebruikt worden; door de ademhaling van planten en dieren en het verbranden van fossiele energiedragers als kolen, aardolie en turf keert kooldioxide in de atmosfeer terug; opm. het grote verbruik van deze brandstoffen draagt bij tot het zg. broeikaseffect.
 
''' carbondioxide ''' kooldioxide,  CO2, 'koolzuur'; z. carbon, photosynthesis.
 
''' carboxylic acid ''' carbonzuur: organisch zuur gekenmerkt door de groep -COOH; z. acetic acid, citric acid, malic acid, oxalic acid &c.
 
''' Cardon, -- Cactus ''' Pachycereus pringlei, ook Lemairocereus weberi; -- Grande = Trichocereus terscheckii.
 
''' Cardones ''' op de Canarische Eilanden naam van Euphorbia spp. als E. canariensis ea.
 
''' carina ''' kiel: onderste twee vergroeide kroonbladen ve. vlinderbloem; syn. keel.
 
''' carinal ''' gekield, ihb. als de kiel andere bloemdelen bevat.
 
''' carinate ''' gekield, vv. midden in de lengterichting uitstekende lijn of rand.
 
''' carmine ''' 1) karmijnrood, karmijnlak: aluminiumverbinding vd. kleurstof uit de cochenille; z. carminic acid.  2) karmijnrood: een intense maar vrij doffe rode kleur, intenser maar minder blauwachtig dan kersrood.
 
''' carminic acid ''' karmijnzuur: wateroplosbare kleurstof uit de cochenille; z. cochineal; hieruit wordt door behandeling met soda en aluin de karmijnlak bereid, een onoplosbare kleurstof voor levensmiddelen en kosmetika.
 
''' carneous ''' vleesachtig, vleeskleurig.
 
''' carnivorous ''' vleesetend; z. insectivorous.
 
''' carnose ''' vlezig: stevig, sappig; bv. blad van Aloe spp.; syn.  fleshy.
 
''' carotene ''' caroteen: gele plantenkleurstof, voorloper van vitamien A; in vele planten voorkomend in zeer geringe hoeveelheden,  meer in bv. peentjes en palmolie.
 
''' carotenoid ''' carotenoid: één ve. groep gele, oranje en rode aan carotene verwante kleurstoffen; vooral voorkomend in plantaardige oliën.
 
''' carpel ''' vruchtblad: onderdeel nan de stamper, gemodificeerd blad dat het vruchtbeginsel vormt en langs de randen de zaadknoppen draagt; als er meer dan  één -- voorkomt kunnen deze vrij zijn of vergroeid; opm. ook gebruikt in de betekenis: stamper.  S, T)
 
''' carpellate ''' vv. of bestaand uit stampers.
 
''' Carrion Flower ''' Aasbloem, Stapelia spp. en dergelijke.
 
''' carrion-fly ''' aasvlieg: vliegen waarvan de larven in rottende stoffen leven, ze worden aangetrokken door de specifieke geur van Stapelia-achtigen om eieren te leggen en zorgen zo voor de bestuiving daarvan.
 
''' cartilaginous ''' kraakbeenachtig.
 
''' caruncle ''' kiemwratje: rond knobbeltje bij de navel ve. zaad, vaak lichter van kleur dan de zaadhuid; v. strophiole.
 
''' carunculate ''' vv. kiemwratje.
 
''' caryopsis ''' graanvrucht: eenzadige vrucht met vergroeide vruchtwand en zaadhuid.
 
''' caryophyllaceous ''' btr. bloem met vijf kroonbladen die met een lange nagel in een buisvormige kelk staan; bv. Tuinanjer, Dianthus caryophyllus.
 
''' cassideous ''' helmvormig.
 
''' castaneous ''' donkerbruin, kastanjebruin.
 
''' castration ''' z. emasculation.
 
''' catabolism ''' katabolisme: het geheel van chemische afbraakprocessen in het levende organisme; opm. ook katabolism gespeld; v. anabolism, metabolism.
 
''' cataphyll ''' laagteblad: rudimentair schubachtig blad doorgaans laag aan een stengel of tak als voorloper vd. echte bladeren; bv. schubben ve. bladknop.
 
''' Cat Claw Cactus ''' Sclerocactus uncinatus (Hamatocactus uncinatus).
 
''' caterpillar ''' rups: larve van vlinder of mot; v. larva.
 
''' catinga ''' z. caatinga.
 
''' cation ''' kation: positief geladen deeltje; v. anion.
 
''' catkin ''' katje; z. ament.
 
''' caudate ''' gestaart: staartvormig toegespitst.  E)
 
''' caudex, mv. caudices ''' 1) stengelvoet: ondergronds kort stengeldeel.  2) houtige stam van boomvarens en eenzaadlobbigen, bv. Kokospalm, Cocos nucifera; v. stipe.  3) caudex: gezwollen stengelvoet of wortel (of beide) op of in het bodemoppervlak als vocht- en voedselopslag bij knolsucculenten.
 
''' caudiciform ''' vv. een caudex; -- succulent = plant die door middel ve. opgezwollen caudex als opslagplaats van water en voedingsstoffen de droge tijd kan doorstaan en waaruit na de inval vd. regen dan snel een rank met bladeren en bloemen groeit.
 
''' caudicle ''' slank steelachtig aanhangsel vd. stuifmeelklompjes bij Orchideeën en Aasbloemen.
 
''' caudiform ''' staartachtig, staartvormig.
 
''' caulescent ''' vv. duidelijke bovengrondse stengel; v. rosular.
 
''' caulicle ''' stengeltje ve. embryo of jonge zaailing; v. radicle.
 
''' caulicolous ''' op de stam van andere planten groeiend.
 
''' caulid ''' stengelachtig deel ve. mos of levermos.
 
''' cauliflorous ''' caulifloor: bloeiend op oud hout, bloemen verschijnend op de stam; komt voor bij tropische bomen, bv. Cacao, Theobroma cacao; opm. in sommige gevallen wijst dit op bestuiving door vleermuizen; z. chiropterophily.
 
''' cauliflory ''' cauliflorie: het verschijnsel dat de stam ve. boom bloemen draagt.
 
''' cauliform ''' stengelvormig, vorm ve. stengel hebbend.
 
''' cauline ''' stengelstandig: op een stengel groeiend, ihb. op het bovenste gedeelte; -- leaf = stengelblad: v. basal, radical.  I)
 
''' caulis, mv. caules ''' stengel.
 
''' caulocarpic, caulocarpous ''' bloemen en vruchten dragend op de stam.
 
''' caulotaxis, caulotaxy ''' verdeling en stand van takken op een stam; z. anthotaxy, phyllotaxy.
 
''' cavernous ''' vol holtes.
 
''' CaVX ''' z. CVX.
 
''' cc., ccm. ''' verouderde afk. van cubic centimeter, kubieke centimeter; tegenwoordig cm³, als inhoudsmaat voor vloeistoffen gebruikt men ml = milliliter.
 
''' c.descr., afk. Lat. cum descriptione ''' met beschrijving.
 
''' cell ''' cel: de basisbouwsteen ve. plant, bestaande uit de celwand en de celinhoud: de celkern en het cytoplasma, alsmede verschillende soorten lichaampjes, waarvan de chloroplasten als drager vh. bladgroen de bekendste zijn.
 
''' cell division ''' celdeling: deling vd. celkern gevolgd door de verdeling vh. cytoplasma waardoor twee dochtercellen ontstaan.
 
''' cell extension ''' celstrekking: toename van lengte en inhoud ve. cel na de celdeling als gevolg van opname van water en vorming van nieuw protoplasma en celwandbestanddelen.
 
''' cellulase ''' enzym van bacteriën dat cellulose kan hydrolyseren en oplosbaar maken; opm. de aanwezigheid van deze bacteriën in een koeiemaag maakt dat runderen wel van stro kunnen leven en mensen niet, zodat cellulose ons lichaam onveranderd verlaat.
 
''' cellulose ''' cellulose: celstof, (C6H10O5)n, uit vele glucose-eenheden opgebouwd inert materiaal; hoofdbestanddeel vd. celwanden; opm. oa. toegepast voor de fabrikage van papier.
 
''' cell wall ''' celwand: niet levend, hoofdzakelijk uit cellulose bestaand omhulsel vd. levende plantencel.
 
''' Celsius ''' z. centigrade.
 
''' centre of origin ''' gebied waar een taxon waarschijnlijk is ontstaan; opm. ook center gespeld.
 
''' centigrade ''' graad Celsius, afk. °C; in meer wetenschappelijke engelstalige litteratuur tegenwoordig gebruikelijker dan graden Fahrenheit; z. Temperatuur Tabel achterin..
 
''' centipede ''' honderdpoot: op duizendpoot gelijkend diertje, geel of lichtbruin van kleur en nuttig omdat het zich voeden met allerlei kleine beestjes; v. millepede.
 
''' central spine ''' middendoorn: middelste vaak sterker ontwikkelde doorn of dorens ve. areool bij cactussen;  v. areole.
 
''' centrals ''' verkorte vorm van central spines.
 
''' centre ''' middelpunt, centrum; ook  center gespeld.
 
''' centrifugal ''' 1) middelpuntvliedend, btr. bloeiwijze: de bloemen ontluiken in volgorde vh. midden af naar buiten; syn. basipetal, determinate; v. acropetal, centripetal, indeterminate.  2) zich van binnen naar buiten ontwikkelend; bv. het hout ve. boomstam, de oudste houtcellen bevinden zich in het centrum, de jongste aan de buitenzijde.
 
''' centripetal ''' middelpuntzoekend, btr. bloeiwijze: de bloemen ontluiken van buiten naar binnen; syn. acropetal, indeterminate; v. basipetal, centrifugal, determinate.
 
''' centrosperm ''' algemene naam ve. plant vd. orde Caryophyllales, veelal Chenopodiales genoemd in amerikaanse litteratuur; syn. Centrospermae.
 
''' centrospermous ''' centrosperms betreffend.
 
''' Century Plant ''' 'Honderdjarige Aloë', in feite een Agave sp.
 
''' cephaloid ''' cefaliumachtig, op een cefalium gelijkend.
 
''' cephalium ''' cefalium: speciale zone met wol of borstels waarin bij bepaalde cactussen de bloemen ontstaan.; true -- = echt --, komt voor bij Melocactus en Discocactus spp., ontstaat pas op de kop vd. plant nadat de groei vh. lichaam voltooid is; pseudo -- = pseudo --, alle andere, bv.  1) ring -- = doorgroeid --, op de top ve. lid, het volgende lid groeit er doorheen en vormt een nieuw, bv. Arrojadoa spp.  2) lateral -- = zijdelings --, als bv. bij Coleocephalocereus spp.
 
''' ceraceous ''' wasachtig van kleur of uiterlijk.
 
''' cereal ''' graan, eetbaar graanproduct.
 
''' cereiform ''' met het algemene uiterlijk ve. zuilcactus: succulent, geribd, zuilvormig; syn. cereoid;  v. cactiform, cactoid.
 
''' cereoid ''' z. cereiform.
 
''' ceriferous ''' met was bedekt; v. ceraceous.
 
''' cernuous ''' z. drooping.
 
''' cespitose ''' z. caespitose.
 
''' cespitulose ''' z. caespitulose.
 
''' cf., cfr., afk. Lat. confer ''' vergelijk (met).
 
''' c.fr., afk. Lat. cum fructibus ''' met vruchten.
 
''' chaff ''' kafje: klein, dun, droog, vliesachtig schut- of steunblaadje.
 
''' chaffy ''' kafachtig.
 
''' Chain Fruit Cholla ''' Opuntia fulgida, zo genoemd naar de prolifererende vruchten: z. proliferation.
 
''' chalaza ''' vaatmerk: onderste deel vd. zaadknop waar deze met de navelstreng is verbonden.  U)
 
''' chalazogamy ''' bevruchtingsproces waarbij de stuifmeelbuis door het vaatmerkweefsel groeiend de eicel bereikt; v. porogamy.
 
''' chamae- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: laag, kruipend, klein, op de bodem.
 
''' chamaephyte ''' plant waarvan de knoppen in de winter of droge tijd op of vlak boven het bodemoppervlak zitten; bv. Sedum spectabile; opm. in gematigde streken struikjes of overblijvende planten waarvan de knoppen door sneeuw tegen de felste koude beschermd worden.; v. cryptophyte, hemicryptophyte, phanerophyte, therophyte.
 
''' channelled ''' z. canaliculate.
 
''' chaparral ''' vegetatie vh. zuidwesten der Verenigde Staten, gekenmerkt door dicht, vaak doornig, kreupelhout, afgewisseld met grof gras, snel regenererend na brand; overeenkomend met de Franse maquis.
 
''' character ''' kenmerk, eigenschap ihb. -- gebruikt on een taxon van andere te onderscheiden.
 
''' chartaceous ''' papierachtig en doorgaans niet groen gekleurd.
 
''' chartreuse ''' groenig geel, licht appelgroen.
 
''' chasmogamous ''' chasmogaam: met normaal openende bloemen; v. cleistogamous.
 
''' chasmogamy ''' chasmogamie: openen vd. bloembekleedsels teneinde bestuiving mogelijk te maken; v. cleistogamy.
 
''' chasmophyte ''' in rotsspleten groeiende plant.
 
''' chat ''' kleine ondermaatse aardappel, krieltje.
 
''' chemoautotroph ''' energiewinnend door de oxidatie van anorganische stoffen; v. autotroph, chemoheterotroph.
 
''' chemoheterotroph ''' energiewinnend door de oxidatie van organische stoffen; v. chemoautotroph, heterotroph.
 
''' chemotropism ''' beïnvloeding vd. groeirichting door chemische stoffen.
 
''' chiasma, mv. chiasmata ''' kruiselingse ligging ve. chromosomenpaar voorafgaand aan de celdeling; v. crossing over.
 
''' chimaera, chimera ''' entbastaard: plant ontstaan uit knop op de grens van onderstam en entling, met weefsels afkomstig van beide, geen echte hybride; bv. Adams Goudenregen, ontstaan uit een ent van Goudenregen, Laburnum vulgare, op een Purperenregen, Cytisis purpureus, onderstam, heeft  vleeskleurige bloemen (soms naast gele en roodachtige); een -- kan aangeduid worden met het symbool + voor de naam, zoals een hybride met × gekenmerkt wordt, in dit geval is dat + Laburnocytisis adamii; syn. graft-hybrid.
 
''' chin ''' kin: meer of minder opvallende knobbel op de ribben van Gymnocalycium spp.
 
''' Chin Cactus ''' Gymnocalycium spp.; ihb. G. cardenesianum; v. Dwarf -- -- en Giant -- --. opm. Van Laren gebruikte Kincactus als Nederlandse naam voor het genus.
 
''' chinese ''' layering z. marcottage.
 
''' chiotilla ''' eetbare vrucht van Escobaria chiotilla.
 
''' chiropterophilous ''' door vleermuizen bestoven wordend.
 
''' chiropterophily ''' bestuiving door vleermuizen; bv. bij de Baobab, Adansonia digitata en bij Carne-giea gigantea, Agave americana; syn. bat-pollination.
 
''' chlamydeous ''' vv. bloembekleedsels; ant. achlamydeous.
 
''' chlorenchyma ''' chlorenchym, bladmoes: bladgroen bevattend weefsel van blad of stengel; syn. mesophyll, assimilation tissue; v. chlorophyll.
 
''' chlorophyll ''' chlorophyl, bladgroen: de in de cel in de chloroplasten gelegen groene kleurstof van planten; speelt een grote rol bij de koolzuurassimilatie, z. photosynthesis;; men onderscheidt chlorophyll a en chlorophyll b, respectievelijk C55H72MgN4O5 en C55H70MgN4O6.
 
''' chloroplast ''' bladgroenkorrel: chlorophyl bevattend lensvormig lichaampje in het cytoplasma.
 
''' chlorosis ''' chlorose, vergeling of verbleking van groene planten door te weinig of geen bladgroen: veroorzaakt door gebrek aan licht of mineralen (ijzer of borium) of door parasieten of virusinfecties; v. variegation.
 
''' chlorotic ''' vergeeld door chlorose; ook: zonder bladgroen.
 
''' Cholla ''' Opuntia spp. ihb. de soorten met cylindrische leden; aan het Spaans ontleend, vandaar de uitspraak, ongeveer als 'cholja', 'chojja'.
 
''' choripetalous ''' losbladig: kroonbladen niet vergroeid; syn. apopetalous, diapetalous, polypetalous; ant. gamopetalous, sympetalous.
 
''' chorisepalous ''' losbladig: kelkbladen niet vergroeid; syn. aposepalous, polysepalous; ant. gamosepalous, symsepalous.
 
''' chorology ''' leer vd. geografische verbreiding der taxa.
 
''' Christmas Cactus ''' Kerstcactus, Schlumbergera (syn. Zygocactus) × buckleyi, ook Candlemas Cactus of Crab Cactus genoemd; opm. van deze natuurlijke en ook kunstmatig verkrgen hybride S. russelliana × truncata bestaan talrijke cultivars met een eigen naam; Desert -- -- = Opuntia leptocaulis.
 
''' chromoplast ''' chromoplast: carotenoiden bevattende plastide; v. carotenoid, plastid.
 
''' chromosome ''' chromosoom: draadvormige structuur in de celkern waarin de genen, de dragers vd. erfelijke eigenschappen, als kralen aan een snoer liggen; het aantal is constant voor een bepaalde soort, doch in de voortplantingscellen is het de helft vh. normale aantal in gewone cellen; v. chromosome number; v. diploid, haploid.
 
''' chromosome number ''' chromosoomgetal: het aantal chromosomen in een celkern, wordt opgegeven als n in een geslachtscel of  2 n in een gewone cel; v. diploid, haploid.
 
''' chrysalis ''' z. pupa.
 
''' chrysocarpous ''' met gele vruchten.
 
''' c.i., afk. Lat. cum icone ''' met afbeelding.
 
''' cicatricose, cicatrisate, cicatrizate ''' gemerkt met lidtekens; bv. van afgevallen bladeren.
 
''' cicatrix. mv. cicatrices ''' lidteken; bv. van afgevallen blad, navel ve. zaad; z. leaf scar, hilum.
 
''' cilia ''' z. cilium.
 
''' ciliate ''' gewimperd: met een rij fijne haren langs de rand.  G)
 
''' ciliolate ''' zeer fijn gewimperd.
 
''' cilium, mv. cilia ''' wimper, randhaar.
 
''' cincinnus ''' schicht, bloeiwijze: gesteelde bloemen aan een as die zich telkens maar eenmaal vertakt, de opeenvolgende vertakkingen staan kruisgewijs en afwisselend links en rechts; syn. scorpioid cyme; v. bostryx.  N)
 
''' cineraceous, cinereous ''' asgrauw, lichtgrijs.
 
''' cion ''' z. scion.
 
''' circa ''' circa, ongeveer; afk. c., ca.
 
''' circadian rythm ''' dagritme: het verschijnsel dat bepaalde verschijnselen, bv. het openen en sluiten vd. huidmondjes, het openen en sluiten van bloemen, veranderingen in de bladstand, zich voordoen volgens een 24-uurs cyclus; syn. diurnal rythm.
 
''' circinate ''' opgerold van boven naar beneden met de top in het midden; bv. een jong varenblad.
 
''' circular ''' cirkelvormig; v. orbicular.
 
''' circumnutation ''' de cirkel- of ellipsvormige bewegingen van bv. een groeiende rank.
 
''' circumscissile, -- capsule ''' doosvrucht openspringend langs een lijn rond het midden; syn. pyxis.  W)
 
''' circumscribe ''' omschrijven: de grenzen ve. soort vastleggen.
 
''' circumscription ''' omschrijving.
 
''' Cirio ''' Fouquieria columnaris (Idria columnaris).
 
''' cirrhous, cirrhose ''' draadvormig, rankachtig; bv. btr. bladtop  E); ook cirrous, cirrose gespeld.
 
''' cirrhus ''' z. cirrus.
 
''' cirriferous ''' (hecht)ranken dragend.
 
''' cirriform ''' gerankt: eindigend in een rankachtig aanhangsel.
 
''' cirrose. ''' cirrous z. cirrhous.
 
''' cirrus, cirrhus ''' rank; z. tendril.
 
''' cisalpine ''' btr. of afkomstig vd. zuidflank vd. Alpen; ant. transalpine.
 
''' CITES, Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora ''' Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten; (ook bekend als de Conventie van Washington), regelt de handel in wilde planten, dat is im- en export alsmede doorvoer ; deze planten zijn in drie groepen verdeeld; z. Appendix I, II, III; bij de 9e conferentie vd. partijen in deze overeenkomst (waar oa. over de plaatsing van soorten op de lijsten beslist wordt) in Fort Lauderdale waren 120 landen als partij aangesloten.
 
''' citric acid ''' citroenzuur: 2-hydroxi-1,2,3-propaantricarbonzuur,
 
''' COOH.CH2.C(OH)(COOH).CH2.COOH, ''' plantenzuur dat oa. in Citrus-vruchten in grotere hoeveelheden voorkomt; het speelt een grote rol bij de ademhaling in de levende cel.
 
''' citric ''' acid cycle z. TCA cycle.
 
''' citrine ''' citroengeel; syn. lemon-co(u)lered, lemon-yellow.
 
''' clade ''' groep organismen afstammend ve. gemeenschappelijke voorouder, vertakking ve. afstammingsboom; v. monophiletic
 
''' cladiform ''' afgeplatte bladachtige stengels dragend.
 
''' cladist ''' botanicus die voor de classificatie grote waarde hecht aan de veronderstelde afstamming vd. soorten.
 
''' cladistic ''' vrij recent gemeenschappelijke voorouders hebbend.
 
''' cladistics ''' classificatiemethode gebaseerd op gemeenschappelijke kenmerken, die verondersteld worden ve. gemeenschappelijke voorouder afkomstig te zijn.
 
''' cladocarpous ''' z. pleurocarpous.
 
''' cladode, cladophyll ''' cladodium: stengel met het uiterlijk en de functie ve. blad, maar verschijnend uit de oksel ve. zeer klein maar vroeg afvallend echt blaadje, zij verraden zich door blaadjes of bloemen op de rand of zelfs het midden vh. 'blad;' de 'bladeren' ve. lidcactus vallen hier niet onder, omdat het weliswaar afgeplatte stengels zijn, maar in vorm en nervatuur niet echt op bladeren gelijken; v. phylloclade, phyllode.
 
''' cladogram ''' boomvormig diagram vd. veronderstelde ontwikkelingsgeschiedenis; v. phenetic tree.
 
''' cladophyll ''' z. cladode.
 
''' clambering ''' klimmend; syn. climbing.
 
''' clammy ''' kleverig.
 
''' Claret-cup Cactus ''' Echinocereus triglochiadatus var. gonacanthus, ook E.  neomexicanus.
 
''' Claret-cup Hedgehog ''' roodbloeiende Echinocereus spp.; opm. claret = bordeauxwijn en ook de kleur bordeauxrood.
 
''' clasping ''' geheel of gedeeltelijk stengelomvattend.
 
''' class, Lat. classis, mv. classes ''' 1) klasse: in de plantensystematiek taxon onder de rang van phylum, bestaand uit één of meer orden, achtervoegsel -atea; bv. Magnoliatea, de Tweezaadlobbigen; syn. Dicotyledones.  2) klasse: hoogste rang in de plantensociologie, uitgang -etea, z. phytosociology.
 
''' classification ''' classificatie: de indeling der planten in groepen, families, geslachten, soorten &c.; artificial -- = kunstmatige --, indeling gebaseerd op uiterlijke kenmerken; natural -- = natuurlijke --,  indeling gebaseerd op de afstamming vd. plant.
 
''' clathrate ''' z. cancellate.
 
''' clavate, claviform ''' knots- of knuppelvormig: als een honkbalknuppel.  L)
 
''' clavellate ''' fijn knuppelvormig.
 
''' claw ''' nagel: het smalle onderste deel ve. losbladig kroonblad; syn. unguis; v. plate.
 
''' clawed ''' genageld: vv. nagel; z. unguiculate.
 
''' clay ''' klei: bodembestanddeel met deeltjes kleiner dan 2 µm; z. micrometre.
 
''' Cleaver ''' Kleefkruid, Galium aparine en andere Galium spp.
 
''' cleft ''' gedeeld, btr. bladrand: met insnijdingen tot iets meer dan halverwege de zijnerf.
 
''' cleft graft ''' spleetent.
 
''' cleft grafting ''' spleetenting.
 
''' cleistocarpous ''' btr. vrucht: onregelmatig openend, niet met kleppen of dekseltjes.
 
''' cleistogamous ''' cleistogaam: met gesloten blijvende zelffertiele bloemen, bv. vele Frailea spp.; v. chasmogamous.
 
''' cleistogamy ''' cleistogamie: zelfbestuiving zonder dat de bloemen zich geopend hebben;  v. chasmogamy.
 
''' cleistogene ''' 1) plant met cleistogame bloemen.  2) cleistogame bloem.
 
''' cleistogenous ''' cleistogame bloemen dragend.
 
''' click ''' beetle z. wire worm.
 
''' cliff ''' dwelling z. cremnophilous.
 
''' Cliff Prickly Pear ''' Opuntia erinicea var. utahensis
 
''' climax ''' eindstadium vd. ontwikkeling ve. plantengemeenschap zonder storende factoren als bv. begrazing; een heideveld zou zonder menselijk ingrijpen door opslag van bomen en struiken overgaan in bos.
 
''' climber ''' klimplant: syn. vine.
 
''' climbing ''' klimmend; syn. clambering; --  root = hechtwortel: korte adventief wortel op de stengelvan sommige klimplanten, bv. Klimop, Hedera helix, ze groeien van het licht af en hechten zich aan een boom of muur.
 
''' clinanthium ''' bloembodem vh. hoofdje van Samengesteldbloemigen.
 
''' cline ''' reeks van geleidelijk toenemende verschillen binnen een soort; bv. de overgang van weinig naar sterk bedoornde vormen kan in een reeks geplaatst worden; v. ecocline, topocline.
 
''' Clock-face Prickly Pear ''' Opuntia chlorotica.
 
''' clock-wise ''' z. dextrorse.
 
''' clone ''' kloon: groep planten die alle door ongeslachteljke vermenigvuldiging voortgekomen zijn uit één exemplaar en volkomen gelijk daaraan; bv. een Dahlia cultivar wordt door kruising uit zaad gewonnen en door scheuring vd. wortelknollen vermenigvuldigd.
 
''' clonotype ''' planten die vegetatief vermeerderd zijn vd. type-plant.
 
''' closed vascular system ''' vaatbundelsysteem waarin de vertikale vaatbundels door diagonale bundels verbonden zijn; ant. open vascular system; v. bridge.
 
''' Cloth Button ''' Conophytum fibuliforme.
 
''' cloud ''' forest z. forest.
 
''' clove ''' 1) kruidnagel: gedroogde bloemknop van Syzygium aromaticum, syn. Eugenia caryophyllata.  2) teentje, bolletje: onderdeel ve. samengestelde bol; bv. Knoflook, Allium sativum.
 
''' Clover Pincushion ''' Escobaria missouriensis var. marstonii (syn. Coryphantha missouriensis var. marstonii, C. marstonii CLOVER).
 
''' Club Cholla ''' Opuntia clavata; ook algemene naam van de zg. Corynopuntia-groep..
 
''' clumb, cluster ''' groep dicht bijeengroeiende planten.
 
''' clustered ''' z. aggregated.
 
''' Clustered Fishhook ''' Mammillaria thornberi.
 
''' Clustered Pincushion ''' Mammillaria tetrancistra.
 
''' clypeate, clypeiform ''' schildvormig; z. peltate; syn. scutate.
 
''' Co ''' chemisch symbool vh. element kobalt; z. cobalt.
 
''' co- (com-, col-, con-, cor-) ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: samen, met.
 
''' Coachwhip, -- Cactus ''' Fouquieria splendens (sic !).
 
''' coalescence ''' gedeeltelijke vergroeiing van gelijke delen, bv. de kroonbladen.
 
''' coalescent ''' samengegroeid.
 
''' coarctate ''' samengedrongen, opeengehoopt; v. conglomerate.
 
''' Coastal Cholla ''' Opuntia prolifera.
 
''' cobalt ''' kobalt: metallisch element, symbool Co; het maakt deel uit van vitaminen vh. B12 complex.
 
''' Cob Cactus ''' Escobaria tuberculosa.
 
''' Cobweb Plant ''' Sempervivum arachnoideum.
 
''' Cochal ''' Myrtillocactus cochal, ook de eetbare vrucht daarvan.
 
''' cochineal ''' cochenille: kleurstof bereid uit de gedroogde en gemalen wijfjes van Dactylopsis coccus (syn. Coccus cacti), een oa. op Opuntia cochenillifera (syn. Nopalea c.) levende en gekweekte soort luis; v. carmine 1).
 
''' Cochineal, -- Cactus, -- Fig, --  Plant ''' Opuntia cochenillifera (syn. Nopalea c.).
 
''' Cochineal Scale Insect ''' cochenille luis, Dactylopsis coccus.
 
''' cochleariform ''' lepelvormig; syn. spoon-shaped.
 
''' cochleate ''' slakkehuisvormig: spiraalvormig als een slakkehuis.
 
''' cockscombed ''' z. crest, crested.
 
''' Code, International -- of Botanical Nomenclature ''' officiële regels voor de naamgeving van wilde planten; International -- of Nomenclature of Cultivated Plants = officiële regels voor de naamgeving van kultuurplanten, het begrip cultivar is hieruit afkomstig.
 
''' codling ''' onrijpe appel.
 
''' coelosperm ''' zaad of zaadachtige vrucht die aan één zijde uitgehold is; bv. Koriander, Coriandrum sativum.
 
''' coelospermous ''' holzadig.
 
''' coenodioecism ''' het vóórkomen op verschillende exemplaren van dezelfde soort van respectievelijk mannelijke, vrouwelijke en tweeslachtige bloemen; syn. trioecism.
 
''' coenomonoecism ''' het vóórkomen op hetzelfde exemplaar van zowel mannelijke als vrouwelijke en tweeslachtige bloemen. (opm. er zijn in totaal zeven mogelijke combinaties, bij bv. de Kardinaalsmuts, Euonimus europaeus, worden ze alle aangetroffen: planten met mannelijke bloemen, met vrouwelijke, met tweeslachtige, met mannelijke en tweeslachtige, met vrouwelijke en tweeslachtige, met mannelijke en vrouwelijke, met mannelijke, vrouwelijke en tweeslachtige bloemen; dit laatste geval is hier bedoeld).
 
''' coenzyme ''' coënzym: niet uit eiwitten bestaand vrij gemakkelijk afsplitsbaar deel ve. enzym.
 
''' coenzyme A ''' coënzym A: onderdeel van enzymen die een rol spelen bij vele opbouw- en afbraakreacties in de levende cel.
 
''' coeruleous ''' z. caeruleous.
 
''' cognate ''' verwant, van gelijke afstamming.
 
''' coherent ''' verkleefd: overeenkomstige delen, bv. meeldraden, in nauw contact maar niet vergroeid; v. adherent, adnate.
 
''' cohort ''' jaargroep: planten van eenzelfde soort en leeftijd; het vóórkomen ervan is het gevolg van slechts periodiek optreden van voor zaadkieming en ontwikkeling vd. zaailing gunstige klimatologische omstandigheden.
 
''' Cola de Burro ''' Sedum morganianum.
 
''' colchicine ''' colchicine: alkaloid uit de Herfsttijloos, Colchicum autumnale, belangrijk voor genetisch onderzoek doordat het de reductiedeling bij de vorming van geslachtscellen zodanig beïnvloedt dat verdubbeling vh. chromosomenaantal optreedt; v. mutation, genome --, polyploidy.
 
''' cold-decidious ''' btr. planten uit gematigde streken die in de winter hun bladeren laten vallen; v. drought-decidious.
 
''' cold frame ''' koude bak; platte bak zonder verwarming, geschikt om koudebestendige maar vochtgevoelige planten te overwinteren.
 
''' cold house ''' koude kas: niet verwarmde kas.
 
''' coleoptile, coleoptilum ''' kiemschede: het eerste blad vd. kiemplant ve. Eenzaadlobbige.
 
''' coll., afk. Lat. collegit ''' hij verzamelde.
 
''' collateral ''' zijdelings, niet direkt; -- bud = knop naast de normaleokselknop.
 
''' collection ''' 1) inzameling.  2) verzameling, collectie.
 
''' collective ''' fruit z. multiple.
 
''' collective ''' epithet z. epithet.
 
''' collector ''' verzamelaar.
 
''' collenchyma ''' collenchym: verstevigingsweefsel, opgebouwd uit levende, doorgaans langwerpige cellen die plaatselijk verdikte wanden hebben en zo voor stevigheid zorgen; v. sclerenchyma.
 
''' colonial ''' kolonievormend: groepenvormend, doorgaans door ondergrondse delen zoals wortelstokken.
 
''' Colorado Desert Cholla ''' Opuntia acanthcarpa var. coloradensis.
 
''' colpate ''' btr. stuifmeelkorrel: vv. colpus; v. porate.
 
''' colpus, mv. colpi ''' kiemvoor: langwerpige tot ovale gleuf waardoor de stuifmeelbuis uit de stuifmeelkorrel naar de stempel groeit; syn. germ pore; v. aperturate.
 
''' columella ''' kleine zuil: 1) het centrale deel vh. wortelmutsje bij sommige wortels waar de cellen in de lengterichting liggen.  2) staafachtig onderdeel vd. wand ve. stuifmeelkorrel of spore.
 
''' column ''' z. gynandrium.
 
''' columnar ''' zuilvormig; bv. Cereus spp.
 
''' coma ''' 1) haarkuif: bosje haren op de top ve. zaad, bv. op een Stapelia zaad.  2)  bosje bladeren op de top ve. bloeiwijze; bv. Ananas.  3) bladerkroon; ihb. ve. palmboom.
 
''' Comaron Pincushion ''' Coryphantha vivipara var. aggregata.
 
''' Comb Cactus ''' Echinocereus reichenbachii.
 
''' Comb Hedgehog ''' Echinocereus pectinatus.
 
''' combination ''' combinatie: 1) de naam ve. soort of variëteit, geslachtsnaam plus soortaanduiding en eventueel variëteitaanduiding.  2) z. comb.nov.
 
''' comb.nov., afk. Lat. combinatio nova ''' nieuwe combinatie van geslachtsnaam en soortaanduiding, bij publicatie vermeld achter een nieuwe naam, als bv. een soort met handhaving vd. soortaanduiding naar een ander genus overgebracht wordt; kenbaar doordat de auteursaanduiding vd. opsteller vd. oorspronkelijke naam tussen haakjes voorafgaat aan die van degene die de wijziging aanbracht.
 
''' commensalism ''' samenleving tussen twee soorten waarbij de een voordeel heeft, terwijl de andere voor- noch nadelen ondervindt; bv. een epiphyt bovenin een boom profiteert vh. meerdere licht, de boom ondervindt er geen nadeel van; v. epiphyte, symbiosis.
 
''' commiscuum ''' z. comparium.
 
''' commissure ''' vergroeiingsnaad van twee vruchtbladen.
 
''' Common Pincushion ''' Escobaria vivipara (syn. Coryphantha v.).
 
''' comose ''' gekuifd: vv. een bosje haren of daarop gelijkend.
 
''' compact ''' dicht, compact: met een dichte massa takken en twijgen; syn. crowded; ant. lax, distant.
 
''' comparium, mv. comparia ''' het totaal van alle taxa die onderling kunnen kruisen of gekruist worden; syn. commiscuum, syngameon.
 
''' compatible ''' in staat door kruisbestuiving vruchtbaar zaad te vormen; ant. incompatible; v. self-compatible, self-incompatible.
 
''' Compass Barrel ''' Ferocactus acanthodes; -- Cactus, -- Plant = Ferocactus wislizenii.
 
''' competition ''' concurrentie: de onderlinge beïnvloeding van planten (en dieren) in de strijd om groeiruimte, licht, water en voeding.
 
''' complanate ''' afgeplat, tot een vlak uitgebreid; bv. stengels van b,adcactussen.
 
''' complete ''' volkomen, btr. bloem: vv. kelk, kroon, stamper en meeldraden.
 
''' complex ''' groep veel op elkaar gelijkende en moeilijk te onderscheiden soorten.
 
''' complicate ''' gevouwen.
 
''' composite ''' composiet: lid vd. Composietenfamilie, Asteraceae (Compositae).
 
''' composite, compound ''' samengesteld: bestaand uit twee of meer gelijke delen.
 
''' compost ''' compost: 1) door bacterie-inwerking ontleed plantaardig materiaal, tuin- en keukenafval; toegepast ter verbetering vd. bodemstructuur en in potgrondmengsels.  2) potgrond; in Groot Brittannië gebruikelijke term; v. mixture.
 
''' compound ''' 1) samengesteld: uit meerdere delen bestaand.  2) verbinding: chemische stof die opgebouwd is uit meerdere elementen in een vaste verhouding.
 
''' compound leaf ''' samengesteld blad; v. ternate, palmate, pinnate.
 
''' compound ovary ''' vruchtbeginsel ontstaan door vergroeiing van twee of meer vruchtbladen; v. multi-carpellate.
 
''' compressed ''' samengedrukt, in de lengterichting platgedrukt; bv. peul van erwt &c.; v. obcompressed.
 
''' concave ''' ondiep uitgehold, schotelvormig; ant. convex.
 
''' concentric ''' concentrisch: hetzelfde middelpunt hebbend; bv. jaarringen ve. boom.
 
''' conception ''' opvatting; v. misconception.
 
''' conchate, conchiform ''' schelpvormig.
 
''' concolorous, concolourous ''' eenkleurig, van één kleur; syn. homochromous; ant. heterochromous.
 
''' condensed ''' formula z. formula.
 
''' conduplicate ''' gevouwen: in de lengterichting samengevouwen; bv. twee zaadlobben in het zaad over het worteltje gevouwen en jonge bladeren van sommige Grassen.
 
''' cone ''' kegel, vrucht van Coniferen: katje met leer- of houtachtig geworden schutblaadjes en dopvruchtjes of nootjes in de oksel; -- axis = centrale spil vd. kegel waarop de schubben en de zaden bevestigd zijn; -- scale = kegelschub: vlakke houtige schub ve. dennekegel, de eicellen en later de zaden liggen op het bovenvlak.
 
''' conferruminate ''' nauw verkleefd; z. adherent.
 
''' confluent ''' samenvloeiend: geleidelijk in elkaar overgaand.
 
''' congener ''' andere soort(en) vh. zelfde geslacht.
 
''' congeneric ''' tot hetzelfde geslacht behorend.
 
''' congested ''' samengedrongen, dicht op elkaar; syn. dense; v. crowded.
 
''' conglomerate ''' dicht op elkaar, dichte groepen vormend.
 
''' conic, conical ''' zuiver kegelvormig, conisch; v. conoidal.
 
''' conjugate ''' z. bijugate.
 
''' conjunct ''' tesamen, verenigd.
 
''' conic-capitate ''' vv. een conisch hoofdje.
 
''' conifer ''' Conifeer, Naaldboom.
 
''' coniferous ''' 1) kegeldragend; bv. Spar, Cipres.  2) Coniferen betreffend.
 
''' connate ''' vergroeid, ihb. als twee of meer gelijke delen verenigd zijn, bv. kroonbladen in een vergroeidbladige kroon.
 
''' connate-perfoliate ''' vergroeid-doorgroeid: twee tegenoverstaande zittende bladeren aan de bladvoeten met elkaar vergroeid; bv. de bladeren onder de bloeiwijze van Winterpostelein, Claytonia perfoliata; v. perfoliate.
 
''' connective ''' helmbindsel: de voortzetting vd. helmdraad tussen de beide helmhokjes, soms sterk in de breedte uitgegroeid.
 
''' connivent ''' zelden gebruikt syn. van coherent.
 
''' conoidal ''' kegelachtig, bijna kegelvormig, op kegel gelijkend; v. conic.
 
''' conophile ''' liefhebber van Conophytum spp.
 
''' cons., afk. Lat. conservandus ''' moet bewaard worden; z. conserved.
 
''' conservation ''' 1) conservering z. conserved.  2) natuurbescherming; ook in de succulentenwereld worden vele soorten met uitsterven bedreigd of zijn reeds geheel vd. standplaatsen verdwenen door stadsuitbreiding, door de zich uitbreidende landbouw, door het kappen vh. tropisch regenwoud, door onoordeelkundig massaal verzamelen en zelfs als gevolg van pure plantenrooftochten; het vermeerderen door zaad en stek ve. importplant en het verspreiden daarvan met alle relevante gegevens is van groot belang en het enige excuus voor het bezit, niet de aanschaf, ervan.
 
''' conservative ''' opvatting ve. botanicus die bij voorkeur classificeert in grotere, ruim omschreven taxa, geslachten of soorten, op grond van meerdere overeenstemmende kenmerken; ant. liberal; v. lumper, splitter.
 
''' conservatory ''' 1) glazen uitbouw of veranda aan een huis, serre; opm. gewoonlijk met tuinmeubilair en enkele planten ingericht.  2) in oude boeken: warme kas.
 
''' conserved ''' 1) geconserveerd, btr. nomenclatuur; -- name = naam die volgens de regels vd. Code niet geldig zou zijn maar toch gehandhaafd wordt, nomen conservandum; -- generic name = één vd. nomina generica conservandum, een bij de regels voor de nomenclatuur gevoegde lijst van namen van geslachten die gehandhaafd zijn vanwege hun grote bekendheid en algemeen gebruik, ofschoon ze eigenlijk in strijd zijn met die regels, ihb. met het prioriteitsprincipe; komt ook bij families voor, bv. Cactaceae LIND. (Lindley 1836) is de geconserveerde naam ipv. Opuntiaceae H.B.K. (Von Humboldt, Bonpland & Kunth 1823); voor taxa boven de familie geldt het prioriteitsbeginsel niet.  2) geconserveerd: btr. plant (of deel ervan) die tot herbariumexemplaar gemaakt is, bv. door droging of bewaren in alcohol.
 
''' conspecific ''' tot dezelfde soort behorend.
 
''' conspectus ''' beknopt overzicht ve. geslacht, familie of de flora ve. bepaald gebied; v. synopsis.
 
''' conspicuous ''' opvallend.
 
''' constricted ''' ingesnoerd; z. moniliform.
 
''' contact, -- insecticide, -- herbicide ''' bestrijdingsmiddel dat zijn werking heeft door direkt contact met het insect of onkruid dat bestreden wordt; v. systemic, stomach --.
 
''' container plant ''' in pot of iets dergelijks geteelde plant.
 
''' contiguous ''' elkaar rakend.
 
''' continuous ''' uit één cel bestaand; bv. sommige sporen.
 
''' contorted ''' verdraaid, verwrongen; ihb. btr. knopligging; v. convolute.
 
''' contracted ''' verkort, btr. stengel met zeer korte leden tussen de knopen.
 
''' contractile ''' samentrekbaar, samentrekkend; -- cell = cel in de wand vd. helmknop die het openspringen veroorzaakt; -- root = gespecialiseerde wortel die door samentrekken bv. een bol, knol of wortelstok naar beneden trekt tot de passende diepte.
 
''' contypic ''' op hetzelfde type gebaseerd.
 
''' convariety ''' groep van cultivars.
 
''' convergence ''' convergentie, samenloop: het verschijnsel dat geheel niet verwante soorten een overeenkomstig uiterlijk hebben als gevolg van natuurlijke selectie onder overeenkomstige omstandigheden; bv. Astrophytum asterias en Euphorbia obesa, v. parallelism..
 
''' convergent ''' samenlopend, convergent; z. convergence.
 
''' convex ''' gewelfd, vrij vlak bolvormig; ant. concave.
 
''' convolute ''' gedraaid, opgerold: btr. kelk- of kroonbladen in de knop: de rand vh. ene blad de volgende overlappend terwijl de andere rand overlapt wordt door een voorgaand blad; v. contorted.
 
''' copper ''' koper, sporenelement, symbool Cu: speelt een rol in sommige enzymen; hogere concentraties werken schimmelbestrijdend; v. trace, Bordeaux mixture.
 
''' coppice ''' hakhout: struikgewas ontstaan door periodiek omhakken vd. stammetjes waardoor de stronken opnieuw gaan uitlopen; syn. copse.
 
''' coprophilous ''' op mest groeiend; bv. Champignons.
 
''' copse ''' z. coppice.
 
''' coralliform ''' koraalvormig; bv. sommige monstrueuze cactussen.
 
''' cordate ''' hartvormig, btr. bladvorm: spitse top en stompe lobben aan de voet; v. obcordate.  F)
 
''' cordiform ''' hartvormig; bv. de bloemkroon van Gebroken Hartjes, Dicentra spectabilis.
 
''' core ''' klokhuis, ve. appel bv.
 
''' coriaceous ''' leerachtig.
 
''' cork ''' kurk; z. phellem; -- cambium z. phellogen.
 
''' corky ''' kurkachtig; syn. suberose.
 
''' Corky-seed Fishhook, -- -- Pincushion ''' Mammillaria tetrancistra.
 
''' corm ''' knol: zeer korte, dikvlezige onderaardse stengel, vaak breder dan hoog; bv. Krokus, Crocus, Gladiool, Gladiolus; v. bulb, rhizome.  A)
 
''' cormel ''' knolletje, zoals jaarlijks groeit in de bladoksel aan de top ve. volwassen knol; bv. Krokus, Crocus.
 
''' cormophyte ''' plant met stengel of stam en wortels; v. thallophyte.
 
''' corn ''' korrel: klein hard zaad; graankorrel, peperkorrel.  2) graan: algemene term voor de graansoorten.  3) hoofdgraangewas in een streek: tarwe in Engeland, haver in Schotland en Ierland, mais in de USA.
 
''' corneous ''' hoornachtig.
 
''' cornet-shaped ''' peperhuisvormig: met de vorm ve. papier puntzakje; syn. paper-bag shaped.
 
''' corniculate ''' gehoornd: met een klein op een hoorn gelijkend uitsteeksel.
 
''' cornute ''' gehoornd: met een hoornvormig aanhangsel.
 
''' corolla ''' bloemkroon: de binnenste krans van bloembekleedsels, kan losbladig of vergroeidbladig zijn; v. polypetalous, gamopetalous; -- tube z. tube.
 
''' corollaceous ''' kroonachtig, op een kroon gelijkend; btr. bloemdek met gekleurde dekbladen, bv. Tulp.
 
''' corolliferous ''' een bloemkroon dragend.
 
''' corolliform ''' op een kroon gelijkend, bv. van gekleurde kelkbladen.
 
''' corona ''' bijkroon: cylindervormige voortzetting vd. bloembuis boven de zoom; bv. Narcis; syn. crown; v. paracorolla.
 
''' corpuscle, corpusculum ''' 1) klein piramidevormig puntje op de verbindingsbrug midden tussen een paar stuifmeelklompjes van Aasbloemen en dergelijke: door een spleetje in het corpusculum hecht het zich aan een haar ve. vliegepoot, het geheel kan worden losgescheurd en door de vlieg naar een andere bloem getransporteerd; syn. gland.  2) lichaampjes die deel uitmaken vd. celinhoud.  3) lichaam: samengegroeid bladpaar; betr. Lithops, Conophytum ed.
 
''' corr., afk. Lat. correxit ''' hij verbeterde, hij corrigeerde; aanduiding ve. een verbeterde spelling ve. naam; de afk. staat tussen de aanduiding vd. oorspronkelijke auteur en die van degene die de verbetering aanbracht.
 
''' correct ''' correct, juist, btr. naam: de oudste wettige naam ve. taxon, v. legitimate.
 
''' correlation ''' correlatie: onderling verband tussen twee verschijnselen, ihb. als deze wiskundig-statistisch vastgelegd is.
 
''' corrugate, corrugated ''' gekreukeld, ineengefrommeld, onregelmatig gegolfd, gevouwen of gegroefd; opm. corrugated paper = golfkarton.
 
''' cortex ''' 1) schors.  2) bij korstmos: de buitenste laag.
 
''' cortical ''' op schors betrekking hebbend.
 
''' corticate, corticose ''' met schors bedekt.
 
''' cortication ''' schorsvorming.
 
''' cortiform ''' schorsachtig, op schors gelijkend.
 
''' cortina ''' gordijn: spinnewebachtige sluier aan de hoed van sommige paddestoelen; bv. Gordijnzwammen, Cortinarius spp.
 
''' corymb ''' tuil: schermvormige tros: vlakke of zwak bolvormige bloeiwijze waarin de bloemsteeltjes ongelijke lengte hebben, hoe dichter bij de top hoe korter.  N)
 
''' corymbose, corymbous ''' tuilachtig, tuil betreffende.
 
''' cosmopolitan, cosmopolitic ''' cosmopolitisch: zeer wijd, vrijwel over de gehele wereld, verspreid; ant. endemic; v. widespread.
 
''' costa, mv. costae ''' 1) hoofdnerf of middennerf ve. blad, syn. midrib.  2) rib ve. cactus.
 
''' costate ''' geribd: met vrij brede verheven ribben of lijsten; bv. Melocactus spp.; ant. ecostate.
 
''' costula ''' middennerf vd. blaadjes ve. varenblad.
 
''' counter-clockwise ''' z. sinistrorse.
 
''' Counter-clockwise Fishhook ''' Mammillaria mainiae.
 
''' Coville Barrel Cactus, Coville's Barrel ''' Ferocactus emoryi (syn. F. covillei).
 
''' cotyledon ''' zaadlob: eerste blad of bladpaar ve. kiemplant.  U)
 
''' cotyledonary, cotyledonous ''' zaadlobben hebbend of daarop gelijkend.
 
''' cotyloform ''' btr. bloemvorm: radvormig maar met een opstaande rand; v. rotate.
 
''' cotyloid ''' schotel- of komvormig; syn. crateriform.
 
''' cotype ''' isotype: tweede herbariumexemplaar van dezelfde plant als waarvan het holotype verzameld was; v. type, holotype.
 
''' Cow's Tongue Prickly Pear ''' Opuntia linguiformis (syn. O. lindheimeri  var. linguiformis).
 
''' Crab Cactus ''' Schlumbergere (syn. Zygocactus) × buckleyi; z. Christmas Cactus.
 
''' crane fly ''' langpootmug; z. leatherjacket.
 
''' craspedodrome, craspedodromous, craspedrome ''' craspedodroom, btr. nervatuur: de zijnerven verlopen evenwijdig en zonder te vertakken tot aan de bladrand; v. penni-parallel.
 
''' Crassulacean ''' Acid Metabolism z. C.A.M.
 
''' crateriform ''' schotel- of komvormig; syn. cotyloid.
 
''' crawler ''' jonge, nog beweeglijke schildluis.
 
''' Cream Cactus, -- -- Pincushion ''' Mammillaria macdougalii (syn. M. heyderi var. m., M. gummifera var. h.).
 
''' Cream of Tartar Tree ''' Adansonia digitata.
 
''' creationism ''' opvatting dat alle levende organismen en fossielen door een schepper in de huidige vorm ontworpen zijn; ant. evolutionism; v. Darwinism, neo-Darwinism, Lamarckism.
 
''' creeper ''' 1) kruipende zijstengel, een liggende stengel, wortelend op de knopen.  Be).  2) kruiper: plant die over de bodem of tegen een muur of boom opkruipt.
 
''' creeping ''' kruipend; z. repent.
 
''' Creeping Devil ''' Stenocereus eruca (syn. Machaerocereus e.).
 
''' cremnophilous ''' op steile rotsen en klippen groeiend.; syn. cliff dwelling.
 
''' cremnophhyte ''' plant die op steile rotsen en klippen groeit.
 
''' cremocarp ''' dubbele splitvrucht: dubbele dopvrucht, in twee eenzadige hokjes uiteenvallende vrucht.
 
''' crenate ''' gekarteld, btr. bladrand: insnijdingen scherp, uitsteeksels stomp; syn. scalloped.  G)
 
''' crenulate ''' fijn gekarteld.
 
''' Creosote Bush ''' Larrea tridentata; syn. Greasewood.
 
''' crescent-shaped ''' maansikkelvormig; v. lunate.
 
''' crest ''' kamvorm, cristaat: waaiervormige groei die ontstaat als het groeipunt overgaat in een groeilijn; syn. cristate.
 
''' crested ''' kamvormig; syn. cockscombed, cristate.
 
''' cretaceous ''' krijtachtig, kalkachtig, kalkrijk.
 
''' cribriform, cribrose ''' zeefvormig, zeefachtig: vv. vele fijne gaatjes.
 
''' crispate, crisped ''' gekroesd, gekruld, btr. bladrand: extreem golvend; bv. Krulpeterselie; v. undulate, sinuate.  H)
 
''' cristate ''' 1) kamvorm, cristaat; z. crest.  2) kamvormig; syn. cockscombed, crested, cristiform.
 
''' cristiform ''' z. cristate 2).
 
''' cristulate ''' fijn kamvormig; z. crest.
 
''' critical day length ''' kritische daglengte: periode van daglicht die een bepaalde langedag-plant nodig heeft om de bloei te doen beginnen, respectievelijk die bij een kortedag-plant de bloei tegenhoudt.
 
''' crock, crocking ''' potscherf, stukjes ve. gebroken aardewerk pot, onderin de pot gelegd ter verbetering vd. waterafvoer; syn. shard, sherd (gebruikelijk in de USA).
 
''' croceous ''' saffraangeel.
 
''' crop ''' 1) gewas; staple -- = hoofdgewas.  2)  oogst: de opbrengst ve. gewas; syn. harvest.
 
''' cropper ''' plant die een rijke opbrengst geeft.
 
''' crosier ''' opgerolde top ve. varenblad.
 
''' crossing ''' kruisbestuiving, overdracht van stuifmeel tussen twee (erfelijk verschillende) individuen van dezelfde soort; syn. allogamy, cross-pollination, outbreeding, phytogamy; v. autogamy, inbreeding, orthogamy, selfing, hybridization.
 
''' crossing over ''' crossing over, overkruising: een bij de celdeling kruiselings gelegen chromosomenpaar wordt bij de reductiedeling uit elkaar getrokken, zodanig dat van twee oorspronkelijk op één chromosoom gelegen genen elk op een ander chromosoom terecht komt; v. chiasma, meiosis.
 
''' cross-pollination ''' z. crossing.
 
''' cross section ''' dwarsdoorsnede, haaks op de lengterichting.
 
''' crosswise ''' kruisgewijs; z. decussate.
 
''' crowded ''' opeengedrongen, compact van bouw; syn. compact; ant. lax, distant.
 
''' crown ''' bijkroon; z. corona.
 
''' Crown of Thorns ''' Euphorbia millii (syn. E. splendens).
 
''' cruciate ''' kruisvormig: bladeren of kroonbladen in kruisvorm staand; syn. cruciform.
 
''' crucifer ''' lid vd. Kruisbloemenfamilie , Brassicaceae, (syn. Cruciferae).
 
''' cruciferous ''' btr. of behorend tot de Kruisbloemigen.
 
''' cricigerous ''' btr. dorens: in kruisvorm staand.
 
''' cruciform ''' z. cruciate.
 
''' crustaceous, crustose ''' korstvormend: btr. Korstmos, dunne laag vormend, vastgehecht aan de ondergrond.
 
''' crypsis ''' vorm van mimicry waarbij een organisme door vorm en kleur niet opvalt tegen de achter- of ondergrond; z. mimesis.
 
''' cryptic, cryptical ''' onopvallend door gelijkenis met de achter- of ondergrond, of met een andere er sterk op gelijkende soort.
 
''' cryptogam ''' Cryptogaam: sporeplant; bv. Varens, Mossen, Schimmels.
 
''' cryptogamic, cryptogamous ''' cryptogaam: sporeplanten betreffend.
 
''' cryptophyte ''' plant die overwintert door in de bodem of onder water verborgen knoppen; komt voornamelijk voor in koude en gematigde streken: v. chamaephyte, hemicryptophyte, phanerophyte, therophyte.
 
''' ctenoid ''' kamvormig; syn. pectinate.
 
''' Cu ''' chemisch symbool vh. element koper; z. copper.
 
''' cubical, cubiform ''' kubusvormig of bijna zo.
 
''' cuckoo-spit ''' schuimachtige afscheiding ve. schuimbeestje; z. froghopper.
 
''' cucurbit ''' plant vd. Komkommerfamilie, Cucurbitaceae.
 
''' cucullate ''' kapvormig, btr. bladtop: met naar binnen gebogen randen, zodat de top niet vlak is.
 
''' cucumiform ''' komkommervormig.
 
''' culm ''' halm: de stengel van Grassen en Bamboe, hol behalve op de knopen.
 
''' cult., afk. Lat. cultus ''' gekweekt.
 
''' cultigen ''' kultuurplant: plant of groep planten die alleen in kultuur bekend is; bv. de diverse koolrassen: v. indigen.
 
''' cultivar, afk. cv. ''' is verkorting van cultivarietas of cultivated variety: kultuurvariëteit, cultivar: een variëteit of ras dat zijn oorsprong en handhaving vond in de kultuur; de naam wordt met een hoofdletter, niet kursief en tussen enkele aanhalingstekens geschreven; bv. Aeonium arborescens cv. 'Zwartkop'.
 
''' cultivated ''' geteeld, gekweekt.
 
''' cultivation ''' kultuur: het telen van gewassen.
 
''' cultrate ''' mesvormig: puntig en scherpgerand.
 
''' cultriform ''' kromzwaardvormig;  btr. bladvorm:.met de vorm van een kromme sabel; v. acinaciform, scimitar-shaped.
 
''' culture medium ''' voedingsbodem: oplossing van voedingsstoffen, sporenelementen en eventueel vitaminen of phytohormonen, doorgaans met agar in vaste vorm, gel, gebracht; toegepast voor kweek van micro-organismen en voor weefselkweek.
 
''' cuneate, cuneiform ''' omgekeerd-driehoekig, wigvormig, btr. bladvorm: grootste breedte bij de top, geleidelijk smaller naar de basis; syn. wedge-shaped.  F)
 
''' cupola ''' koepel.
 
''' cup-shaped ''' z. cupulate.
 
''' cupulate ''' btr. bloemvorm: komvormig, bekervormig; syn. cup-shaped.
 
''' cupule ''' napje: komvormig opgezwollen en verhard omwindsel; bv. eikel.
 
''' cupuliform ''' napvormig, komvormig.
 
''' Curved-spine Prickly Pear ''' Opuntia curvospina.
 
''' curvilinear ''' kromlijnig; ant. rectilenear.
 
''' curvinervate, curvinerved ''' kromnervig: vorm van evenwijdige nervatuur waarbij alleen de middennerf recht is, de andere verlopen min of meer krom van basis naar top, syn. campilodrome; v. parallel nerved.
 
''' cuspidate ''' sterk toegespitst, btr. bladtop: zeer veel hoger liggend dan volgens het verloop vd. bladrand te verwachten zou zijn; v. acuminate.  E)
 
''' cuticle ''' cuticula: ondoorlatende laag over de cellen vd. opperhuid.
 
''' cutin ''' cutien, cutine: hoofdbestanddeel vd. cuticula, bestaand uit een waterafstotend mengsel van wassen, vetzuren en zouten daarvan, hogere alcoholen en harsachtige stoffen; v. suberin.
 
''' cuticular ''' de buitenste laag vd. opperhuid betreffend.
 
''' cutting ''' stek: afgesneden deel ve. plant dat al of niet na indrogen vd. snijwond tot wortelen gebracht wordt om een nieuw exemplaar op te leveren; v. leaf cutting.
 
''' cutworm ''' aardrups: rups van bepaalde nachtvlinders die overdag in de bodem verblijft en 's nachts omhoog kruipt en gewassen aanvreet.
 
''' cv. ''' afk., z. cultivar.
 
''' CV2, afk. Cactus Virus 2 ''' een in Cactussen aangetroffen virus waar verder nog niet veel over bekend is.
 
''' CVX, CaVX, afk. van Cactus Virus X ''' in meerdere Cactussen aangetroffen virus; bij Ferocactus acanthodes veroorzaakt het een gevlekt uiterlijk, necrotische plekjes en misvormde dorens.
 
''' cyathium, mv. cyathia ''' cyathium: karakteristieke bloeiwijze van meeste Euphorbia spp. waarin een vrouwelijke bloem bestaand uit een driehokkig vruchtbeginsel omringd wordt door verscheidene sterk gereduceerde mannelijke bloemen, het geheel gehuld in schutbladen en op een bloem gelijkend.
 
''' cyathophyll ''' schutblad ve. cyathium, vaak ook gewoon  bract genoemd.
 
''' cyclic ''' in kransen; v. spiral, spiralled, acyclic.
 
''' cyclosis ''' plasmastroming: bij microscopische waarneming zichtbare stromende beweging vh. protoplasma in een levende cel.
 
''' cylindric, cylindrical ''' cylindrisch, vrijwel zuivere cylindervorm.
 
''' Cylindropuntia ''' Opuntia spp. met rolronde leden; v. Platyopuntia.
 
''' cymbiform ''' bootvormig; syn. boat-shaped, navicular, scaphoid.
 
''' cyme ''' gevorkt bijscherm: middelpuntvliedende of bepaalde bloeiwijze, de oudste bloem zit aan de top in het midden, daaronder twee takken op gelijke hoogte die elk in een bloem eindigen; minder juist ook wel  dichasium genoemd; v. raceme.  N)
 
''' cymose ''' 1) btr. bloeiwijze: middelpuntvliedend, bepaald; syn. centrifugal, definitive, determinate.  2) btr. of vv. middelpuntvliedende bloeiwijze.
 
''' cymule ''' middelpuntvliedende bloeiwijze, doorgaans met weinig bloemen en onderdeel ve. samengestelde bloeiwijze.
 
''' cymulose ''' betrekking hebbend of gelijkend op een  cymule.
 
''' cypsela ''' dopvrucht met aangehechte kelk.
 
''' cystholith ''' een afscheiding van kalk, calciumcarbonaat, in bepaalde cellen ve. plant; bv. Brandnetel.
 
''' cytokinesis ''' cytokinese: de veranderingen in het cytoplasma vd. cel ten tijde vd. celdeling; onderscheiden van karyokinesis,  de veranderingen in de celkern.
 
''' cytokinin ''' cytokinine: groep phytohormonen, gevormd in de worteltopjes; de celdeling en het beëindigen vd. rusttoestand van zaden en knoppen stimulerend en verouderingsprocessen remmend; bv. kinetin, zeatin; v. phytohormone.
 
''' cytology ''' cytologie: de studie vd. structuur en functie van cellen en celdeling, ihb. chromosomen.
 
''' cytoplasm ''' cytoplasma: de vloeibare inhoud ve. cel, zonder de celkern; v. protoplasm.
 
''' cytotaxonomy ''' toepassing van studie vd. chromosomen bij de classificatie; vooral het aantal chromosomen is bij een moderne beschrijving van belang.
 
''' 2,4-D ''' z. (2,4-dichlorophenoxy)acetic acid.
 
''' dacryoid ''' traan- of peervormig.
 
''' dactyloid, dactylose ''' vingervormig.
 
''' daddy-longlegs ''' langpootmug; z. leatherjacket.
 
''' Dagger, -- Plant ''' Yucca spp.; z. Giant --, Spanish --.
 
''' Dagger-spine Hedgehog ''' Echinocereus engelmannii var. chrysocentrus.
 
''' Dahlia Cactus ''' Echinocereus poselgeri (syn. Wilcoxia p.).
 
''' Dahliarooted Cereus ''' Peniocereus (Neoevansia, Wilcoxia) diguettii, ook Peniocereus (Neoevansia, Wilcoxia) striata.
 
''' damping down ''' sproeien van gangpaden &c. in een kas om bij warm weer de relatieve vochtigheid te verhogen en de temperatuur te verlagen.
 
''' damping off ''' wegvallen van zaailingen ten gevolge van schimmelaantasting.
 
''' Darwinism ''' darwinisme, door Charles Darwin in 1858 gepubliceerde theorie, omvattend de afstammingsleer: hogere organismen hebben zich ontwikkeld uit primitievere voorouders, en de selectietheorie: omdat een individu veel meer nakomelingen heeft dan noodzakelijk is voor de instandhouding der soort, komen alleen diegene tot wasdom die het best aangepast zijn aan de omstandigheden, natuurlijke selectie; opm. bekend als survival of the fittist; v. creationism, evolutionism, Lamarckism, neo-Darwinism.
 
''' Datil ''' verschillende vezelleverende planten, oa. Yucca australis en diverse Mexicaanse Agave spp.; datil = vezel daarvan, gebruikt voor vlechtwerk en hoeden.
 
''' daughter cell ''' dochtercel: een vd. twee bij een celdeling ontstane cellen.
 
''' day-neutral plant ''' plant die onafhankelijk vd. ontvangen hoeveelheid licht kan bloeien; v. long-day plant, short-day plant.
 
''' de ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: zonder, ont-
 
''' deadhead ''' verwelkte bloem; deadheading = verwijderen van -- --en.
 
''' deca- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: tien, z. het grondwoord.
 
''' decem- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: tien, z. het grondwoord.
 
''' deciduous ''' afvallend aan het einde vh. groeiseizoen, dus vóór de winter of de droge tijd; bv. bladeren van loofbomen; ant. persistent; v. caducous, evergreen, persistent.
 
''' declinate, declined ''' naar beneden of voren gebogen, de top vaak teruggebogen; van takken: overhangend.
 
''' decomposition ''' ontleding, verrotting.
 
''' decompound ''' dubbelsamengesteld, btr. samengesteld blad: blaadjes op hun beurt weer samengesteld; v. bipinnate.  C)
 
''' decumbent ''' opstijgend; een --e stengel ligt op de bodem maar de top staat rechtop.  B)
 
''' decurrent ''' aflopend, btr. blad: de voet zet zich met een vleugel of rand langs de stengel naar beneden voort.
 
''' decurved ''' naar beneden gebogen.
 
''' decussate ''' kruisgewijs tegenoverstaand, btr. bladstand: bladeren tegenover elkaar op een knoop, elk paar loodrecht op het vorige. I); syn. crosswise.
 
''' Deer Horn Cactus ''' Peniocereus greggii.
 
''' deficiency disease ''' gebreksziekte: ziekte veroorzaakt door gebrek aan een bepaalde voedingsstof of een sporenelement.
 
''' deflexed ''' neergebogen.
 
''' defoliate ''' bladerloos; bv. loofbomen in de winter.
 
''' defoliation ''' bladval, ontbladering.
 
''' deforestation ''' ontbossing.
 
''' deforested ''' ontbost: van bos ontdaan.
 
''' deformation ''' misvorming.
 
''' deformed ''' misvormd.
 
''' degrafting ''' letterlijk 'ont-enten': de ent verwijderen vd. onderstam om deze als stek te behandelen en op eigen wortel verder te laten groeien.
 
''' dehiscence ''' 1) ontluiking: de wijze of het proces van openen ve. bloem.  2) openspringen, btr. meeldraad of vrucht.
 
''' dehiscent ''' 1) ontluikend, btr. bloem;  2) openspringend, btr. meeldraad of vrucht; ant. indehiscent.
 
''' dehydration ''' waterverlies, uitdroging.
 
''' del.,  afk. Lat. delineatus ''' getekend; a chter de naam vd. artist = door. ... getekend.
 
''' delicate ''' sierlijk.
 
''' delimitate ''' begrenzen; bv. een soort scherp onderscheiden ve. nauwverwante soort.
 
''' delimitation ''' begrenzing.
 
''' deliquescent ''' 1) zich verdelend in vele takken; ant. excurrent.  2) snel verwelkend, btr. bloem.  3) vervloeiend van weefsel door een enzymatisch proces; bv. bij Inktzwammen, Coprinus spp.; na het rijp worden vd. sporen verandert de hoed in een zwarte vloeistof. 4) vervloeiend door vochtaantrekking uit de lucht; bv. sommige soorten kunstmest.
 
''' deltoid ''' deltavormig, btr. bladvorm: met de vorm ve. gelijkzijdige driehoek, spits aan de top.  D)
 
''' dendritic ''' boomachtig.
 
''' dendrochronology ''' datering door middel vd. jaarringen ve. boom.
 
''' dendrogram ''' boomdiagram: weergave vd. afstamming en verwantschap van taxa als een herhaald vertakkende boom, hoe verder de uiteinden der takken van elkaar verwijderd zijn des te geringer is de verwantschap.
 
''' dendroid, dendroidal ''' boomvormig; syn. arborescent 1).
 
''' dendrologist ''' dendroloog, bomenkundige.
 
''' dendrology ''' dendrologie, studie van bomen.
 
''' dene ''' klein sterk bebost dal.
 
''' denitrification ''' denitrificatie: bacteriële omzetting van nitraten in stikstofoxiden of vrije stikstof; ant. nitrification.
 
''' denizen ''' ingeburgerde plant; v. naturalized.
 
''' dense ''' gedrongen, dicht opeen; syn. congested.
 
''' Densely Spined Prickly Pear ''' Opuntia superbospina (syn. O. phaecantha var. s.).
 
''' denudate ''' onbedekt, kaal,  kaal wordend.
 
''' denuded ''' onbedekt, kaal, kaalgeslagen .
 
''' dentate ''' getand, btr. bladrand: insnijdingen stomp, uitsteeksels scherp; syn. toothed.  G)
 
''' denticle ''' fijn tandje.
 
''' denticulate ''' fijn getand.  G)
 
''' dentition ''' tanding.
 
''' depauperate ''' achterblijvend in grootte en ontwikkeling.
 
''' dependant ''' hangend, loodrecht afhangend; bv. de stengels ve. in een hangpot gekweekte Sedum morganianum.
 
''' depressed ''' min of meer zijdelings afgeplat, naar beneden gedrukt; v. appressed.
 
''' dermatogen ''' dun meristeem aan het oppervlak ve. groeiende wortel dat de opperhuid vormt.
 
''' derris ''' plantaardig insecticide, gemalen wortel van Derris elliptica of D. malaccensis, het werkzame bestanddeel is rotenon.
 
''' descending ''' neerwaarts gebogen.
 
''' descr., ''' afk. Lat. descriptio z. description.
 
''' description ''' beschrijving: opsomming van alle eigenschappen en bijzonderheden ve. exemplaar of taxon; een nieuw-- moet om geldig te zijn bij eerste publicatie in het Latijn gesteld zijn en er moet een holotype aangewezen en in een herbarium gedeponeerd worden; v. diagnosis, publication.
 
''' desert ''' woestijn, gebied met minder dan 25 cm regenval per jaar; opm. men moet zich een woestijn in de cactusgebieden der Verenigde Staten niet als een plantenloze zandvlakte zoals de Sahara voorstellen!
 
''' Desert Barrel Cactus ''' Ferocactus acanthodes.
 
''' Desert Beehive ''' Escobaria deserti (syn. Coryphantha d., C. vivipara var. d.); opm. soms wordt aangetroffen 'desertii' sphalm.
 
''' Desert Christmas Cactus ''' Opuntia leptocaulis.
 
''' Desert Nightblooming Cereus ''' Peniocereus greggii var. transmontana.
 
''' Desert ''' Prickly Pear =Opuntia discata (syn. O. phaeacantha var.d.).
 
''' Desert Rat-Tail Cactus ''' Mammillaria pottsii.
 
''' deserticolous ''' woestijnbewonend.
 
''' desoxyribose ''' deoxyribose, C5H10O4, CH2OH.CHOH.CHOH.CH2.CHO; suikerachtige verbinding, maakt deel uit van DNA; v. ribose.
 
''' det. ''' afk. Lat. determinavit: hij determineerde, hij identificeerde; aantekening op een herbariumblad met de naam van degene die de naam vaststelde.
 
''' determinate ''' bepaald, middelpuntvliedend, btr. bloeiwijze: de middelste bloem aan de top vd. bloeiwijze gaat het eerst open; syn. centrifugal; v. indeterminate, centripetal; syn. cymose, definitive.
 
''' detritus ''' fijn rotspuin door verwering uit rotsen ontstaan; syn. debris.
 
''' deviation ''' afwijking: verschil tussen een enkele meting uit een serie waarnemingen en het gemiddelde van die serie; v. standard deviation.
 
''' Devil Cactus ''' Opuntia schottii.
 
''' Devil Cholla ''' Opuntia stanlyi.
 
''' Devil Claw ''' Sclerocactus intermedius.
 
''' Devil's Claw Barrel ''' Sclerocactus whiplei.
 
''' Devil's Finger ''' Echinocereus berlandieri.
 
''' Devil's Head ''' Echinocactus texensis (syn. Homalocephala t.), ook E. horizonthalonius.
 
''' Devil's Tongue ''' Opuntia compressa.
 
''' Devil's Walking-stick ''' Fouquiera splendens; syn. Ocotillo.
 
''' dewpoint ''' dauwpunt: temperatuur waarbij de waterdamp uit de lucht begint te condenseren.
 
''' dextrorse ''' rechtsom, rechtsdraaiend: in de richting vd. wijzers vd. klok; syn. clock-wise; ant. sinistrorse.
 
''' dextrose ''' z. glucose.
 
''' di- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: twee, dubbel; v. bi-.
 
''' diadelphous ''' tweebroederig, btr. meeldraden: helmdraden tot twee ongelijke bundels vergroeid; v. isadelphous, monadelphous, polyadelphous, triadelphous.
 
''' diageotropism ''' de neiging van takken, wortelstokken &c. om te groeien loodrecht op de richting vd. zwaartekracht; v. geotropism.
 
''' diagnosis ''' diagnose: beknopte opsomming vd. kenmerken die een nieuwe soort onderscheiden van de naaste verwanten, onderdeel vd. beschrijving; v. description.
 
''' diagnostic characters ''' onderscheidende kenmerken: kenmerkende eigenschappen die een soort van andere soorten onderscheiden.
 
''' dialy- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: vrij, gescheiden, niet vergroeid.
 
''' Diamond Cholla, ''' Opuntia ramosissima.
 
''' diandrous ''' tweehelmig: met twee meeldraden.
 
''' diapetalous ''' losbladig, btr. bloemkroon; syn. apopetalous, choripetalous, polypetalous; ant. gamopetalous, sympetalous.
 
''' diaphragm, diaphragma ''' 1) dwarschotje op de knopen in de halm van Grassen en in de stengel van Paardestaarten; z. opm. bij sphenopsid.  2) vliesachtig uitsteeksel in de bloembuis van bv. sommige cactussen, de nectar min of meer beschermend.
 
''' diaphanous ''' doorschijnend.
 
''' diastase ''' verouderde naam voor het enzym dat zetmeel omzet in suikers; z. amylase.
 
''' diatropism ''' neiging ve. deel ve. plant om onder een rechte hoek te groeien tov. een prikkel; bv. blad groeit onder een rechte hoek tov. het invallende licht; v. diageotropism, tropism.
 
''' dichasium ''' samengesteld gevorkt bijscherm: middelpuntvliedende bloeiwijze, als een gevorkt bijscherm, z. cyme, evenwel elke tak de vertakking voortzettend; syn. compound --; v. monochasium, polychasium; opm. dichasium wordt wel gebruikt als eigenlijk een cyme bedoeld wordt.
 
''' dichlamydeous ''' met twee kransen van bloembekleedsels; v. achlamydeous, monochlamydeous.
 
''' (2,4-dichlorophenoxy)acetic acid, afk. 2,4-D ''' 2,4-dichloorfenoxy-azijnzuur, C6H3(OCH2.COOH)Cl2, synthetisch phytohormoon; vooral gebruikt als onkruid-bestrijdingsmiddel voor gazons dat grassen vrijwel ongemoeid laat; v. phytohormone.
 
''' dichogamic, dichogamous ''' btr. dichogamy of deze vertonend.
 
''' dichogamy ''' dichogamie, temporele scheiding: meeldraden en stamper ve. bloem op een verschillend tijdstip rijpend; gaat zelfbestuiving tegen; v. homogamy 2), hercogamy.
 
''' dichotomous ''' 1) gevorkt: aan de top in tweeën gedeeld, in één of meer paren.  2) dichotoom: een dichotome sleutel  geeft bij elke stap de keuze uit twee mogelijkheden: v. key..
 
''' dichotomy ''' tweedeling.
 
''' diclesium ''' dopvrucht binnen een blijvend omhulsel.
 
''' diclinous ''' eenslachtig: een --e bloem heeft òf meeldraden òf stampers; v. monoclinous.
 
''' dicliny ''' voorkomen van òf mannelijke, òf vrouwelijke geslachtsorganen in een bloem.
 
''' dicots ''' veel gebruikte verkorting van Dicotyledones.
 
''' Dicotyledon ''' lid vd. klasse Tweezaadlobbigen
 
''' Dicotyledones ''' Tweezaadlobbigen; v. Monocotyledones.
 
''' dictyosome ''' dictyosome: uit vlakke plaatjes bestaande plasmastructuur waarin oa. pectien en slijmstoffen worden geproduceerd.
 
''' diddiphile ''' liefhebber van Didieraceae.
 
''' Diddies ''' liefhebbersnaam voor Didieraceae.
 
''' didymous ''' gepaard: in paren opgroeiend.
 
''' didynamous ''' tweemachtig: met vier meeldraden, twee lange en twee korte; bv. sommige Lipbloemigen, Lamiaceae (syn. Labiatae); v. tetradynamous.
 
''' differentiation ''' differentiatie: groeistadium waarin de door het celdelingsweefsel gevormde cellen zich ontwikkelen tot cellen met onderling verschillende functies.
 
''' diffuse ''' weinig vertakt, met open groeiwijze; syn. effuse.
 
''' digitate ''' handvormig; z. palmate.
 
''' digitate ''' venation z. palmate --.
 
''' digitato-pinnate ''' gemengd-samengesteld, btr. samengesteld blad: handvormig met geveerde blaadjes; bv. Kruidje-roer-me-niet, Mimosa pudica.
 
''' dilate, dilated ''' vlak, breed uitgespreid.
 
''' Dildo Cactus ''' Pilocereus royenii.
 
''' dimerous, 2-merous ''' met twee bloemen in elke krans; v. -merous.
 
''' dimidiate ''' slechts één helft ve. orgaan goed ontwikkeld.
 
''' dimorphic ''' in twee vormen optredend; bv. de gewone bladeren en die aan de bloeistengel van Klimop, Hedera helix; ook bij sommige waterplanten, bv. Pijlkruid, Sagittaria sagittifolia, met 1 m lange lijnvormige onderwaterbladeren en 10 cm lange pijlvormige bovenwaterbladeren; v. isomorphic; z. heterogony.
 
''' dimorphism ''' tweevormigheid z. dimorphic.
 
''' dioecious ''' tweehuizig: mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende exemplaren; v. coenomonoecism, monoecious.
 
''' diploid ''' met het dubbele vh. basisaantal chromosomen (2 n) in de celkern vd. cellen van normaal weefsel; v. haploid.
 
''' Diplopoda ''' z. millepede.
 
''' diplostemonous ''' diplostemoon: tweemaal zoveel meeldraden als kroonbladen, in twee kransen staand, de buitenste alternerend met de kroonbladen, dus ertussen, en de binnenste er recht tegenover; v. haplostemonous, obdiplostemonous.
 
''' dipterous ''' tweevleugelig.
 
''' disaccharide ''' disacharide: koolhydraat opgebouwd uit twee enkelvoudige suikers; z. sucrose.
 
''' disc ''' schijf: 1) enigszins kussenvormige verdikking vd. bloembodem, vaak met honingklieren.  2) bloembodem vh. hoofdje ve. Samengesteldbloemige; opm. in deze betekenis vaak disk gespeld; -- floret, -- flower = buisbloempje in het hart van sommige Samengesteldbloemigen.  R)
 
''' disciform ''' schijfvormig.
 
''' discoid ''' 1) op een schijf gelijkend, zoals het hoofdje ve. Composiet dat geen lintbloemen heeft; bv. Blauwe Knoop, Succisa pratensis.  2) schijfvormig, btr. stempel.
 
''' discolorous, discolourous ''' verschillend gekleurd, bv. boven- en onderzijde ve. blad, ook gevariëgeerd.
 
''' discontinuous ''' btr. verspreiding ve. soort: voorkomend in twee of meer geheel afgescheiden gebieden; v. disjunct.
 
''' discrete ''' afzonderlijk van gelijke delen, losstaand van elkaar; syn. distinct; v. adherent, connate.
 
''' disease ''' ziekte: alle kwalen ve. plant behalve door vraat &c. veroorzaakt; aantasting door bacteriën, virussen, schimmels en zelfs gebreksverschijnselen vallen onder deze noemer.
 
''' disjunct ''' afgescheiden, gescheiden, voorkomend in verschillende streken; v. discontinuous.
 
''' disjunction ''' disjunctie: onderbreking in het verspreidingsgebied ve. taxon; twee of meer nauw verwante groepen zijn door een grote afstand gescheiden.
 
''' disk ''' z. disc.
 
''' dissected ''' verdeeld in vele slanke segmenten.
 
''' dissepiment ''' tussenschot: btr. meerhokkige vruchtbeginsels, ontstaan door vergroeiing der randen vd. toegevouwen vruchtbladen; syn. septum.
 
''' dissimilaton ''' dissimilatie: afbraak van stoffen in de cel om energie vrij te maken; ant. assimilatie.
 
''' distant ''' met duidelijke onderlinge afstand; syn. lax; ant. compact, crowded.
 
''' distal ''' ver vh. punt van aanhechting, doorgaans dus bij de top; ant. proximal.
 
''' distichous ''' afwisselend,  tweerijig; btr. bladstand: opeenvolgende bladeren aan de tegenoverliggende zijde vd. tak, het derde blad dus recht boven het eerste.  I)
 
''' distinct ''' 1) z. discrete.  2) btr. taxon: duidelijk onderscheiden; ant. indistinct.
 
''' distinguish ''' onderscheiden: verschil constateren met andere.
 
''' distorted ''' misvormd, in ongewone verwrongen vormen groeiend, veelal als gevolg van virusziekte of vraat.
 
''' dithecal, dithecous ''' dithecisch, btr. helmknop: met twee helmhokjes; v. theca.
 
''' dithiocarbamate fungicides ''' groep schimmelbestrijdingsmiddelen, bestaand uit verbindingen van dithiocarbaminezuur, NH2.CS.SH.
 
''' diurnal ''' overdag plaatsvindend; btr. bloemen: overdag geopend, in de nacht gesloten; ant. nocturnal.
 
''' diurnal ''' rhythm z. circadian rhythm.
 
''' divaricate ''' uitgespreid: zeer sterk spreidend; bv. takken ve. boom.
 
''' divergent ''' sterk spreidend, bv. takken ve. boom.
 
''' divided ''' gedeeld, btr. bladrand: ingesneden tot aan de voet of tot aan de middennerf.
 
''' division ''' (hoofd)afdeling; z. phylum.
 
''' DNA, desoxyribonucleic acid ''' deoxyribonucleïnezuur, verbinding van deoxyribose, fosforzuur en organische basen.
 
''' Dog Cholla ''' Opuntia schottii.
 
''' Dog's Chap, Dog's Chop ''' Carruanthus caninum.
 
''' dolabriform ''' bijl- of houweelvormig; bv. blad van bepaalde Adromischus spp.
 
''' dominant ''' dominant: 1) in de erfelijkheidsleer een eigenschap van één der ouders die bij de nakomelingen de tegengestelde eigenschap vd. andere ouder overheerst.  2) meest voorkomende soort in een plantengemeenschap.  3) in de bosbouw een boom waarvan de kroon grotendeels direkte belichting ontvangt en dus het licht wegvangt voor de onderbegroeiing.
 
''' Donkey's Tail ''' Sedum morganianum.
 
''' dormancy ''' rusttoestand, staat van rust; doorgaans gevolg van lage temperaturen of watergebrek bij hoge temperaturen; syn. resting period.
 
''' dormant ''' rustend, btr. bladknoppen in herfst en winter, zaden die nog moeten narijpen voor ze kunnen kiemen.
 
''' dorsal ''' betrekking hebbend of geplaatst op de rug, de vd. as verwijderde zijde ve. orgaan, de onderzijde ve. blad; syn. abaxial; ant. ventral, adaxial.
 
''' dorsifixed ''' aangehecht aan de rugzijde, bv. een helmdraad aan een helmknop; v. basifixed.
 
''' dorsiventral ''' plat en met een duidelijke rug- en buikzijde; een blad is -- in tegenstelling tot een sinaasappel.
 
''' double ''' dubbel; -- flower = --e bloem: bloem met meer dan het normale aantal kroonbladen, gewoonlijk doordat meeldraden zich tot kroonbladen omgevormd hebben; v. semi-double.
 
''' double helix ''' --e spiraal; z. helix.
 
''' double-serrate ''' z. biserrate.
 
''' downy ''' donsachtig: bedekt met zeer korte en zwakke, zachte haren; v. pilose, puberulent.
 
''' downy ''' mildew z. mildew.
 
''' Dragon Blood Cactus ''' Lobivia oligotricha.
 
''' Dragon Tree ''' Dracaena draco.
 
''' drepanium ''' sikkel, btr. bloeiwijze: gesteelde bloemen aan telkens eenmaal vertakte as, de vertakkingen in één vlak alle aan dezelfde zijde.
 
''' drip-tip ''' druppeltop: verlengde smalle bladtop waarlangs regenwater gemakkelijk afvloeit; komt veel voor bij bomen in het tropisch regenwoud, de neerwaarts gerichte dorens van sommige cactussen werken als --.
 
''' drooping ''' knikkend, btr. bloeiwijze: top naar beneden gebogen, overhangend; syn. cernuous, nutant.
 
''' drought-decidious ''' btr. tropische planten die in de droge tijd hun bladeren laten vallen, bv. Hevea-boom, het zg. 'winteren'; v. cold-decidious.
 
''' drought-evader ''' droogtemijder: plant die het droge seizoen overleeft als zaad of door onderaardse delen.
 
''' drupaceous ''' op een steenvrucht gelijkend of deze dragend.
 
''' drupe ''' steenvrucht: vlezige, niet openspringende vrucht met één zaad in een steenhard omhulsel; bv. pruim.
 
''' drupelet ''' steenvruchtje: een samengestelde steenvrucht zoals een framboos is een verzameling van --s; syn. acinus.
 
''' drupiferous ''' steenvruchten dragend; z. drupe.
 
''' druse ''' bolvormige groep kristallen van bv. calciumoxalaat in een cel.
 
''' dry rot ''' droogrot z. fusarium rot.
 
''' dry wall ''' losgestapelde muur, bv. onderdeel ve. rotstuin.
 
''' Dry Whiskey ''' Lophophora williamsii.
 
''' duct ''' buis of kanaal voor transport van melksap, hars of olie.
 
''' dumetose, dumose ''' doornbosachtig.
 
''' Dumpling Cactus ''' Coryphantha runyonii.
 
''' Duncan Snowball ''' Escobaria dancanii.
 
''' durable ''' duurzaam; syn. persistant; ant. perishable.
 
''' duramen ''' kernhout: harde kern vd. stam ve. tweezaadlobbige boom, donkerder van kleur door opslag van gomachtige stoffen in de vaten die niet meer voor watertransport dienen; syn. heartwood; v. alburnum.
 
''' Dwarf Agave ''' Agave lophantha var. poselgeri.
 
''' Dwarf Chin Cactus ''' Gymnocalycium quehlianum.
 
''' Dwarf Cholla ''' Opuntia pulchella.
 
''' dwarf form ''' dwergvorm, veel kleiner dan de normale.
 
''' dwarf habit ''' dwergachtige habitus.
 
''' Dwarf Houseleek ''' Sedum rupestre (S. reflexum sensu PRAEGER en EVANS); (sic !).
 
''' e- ''' z. ex-.
 
''' Eagle Claw Cactus ''' Sclerocactus whipplei (syn. S. parviflorus'). 
 
''' Eagle's Claw ''' Echinocactus horizonthalonius, ook Sclerocactus texensis; syn. Homalocephala texensis
 
''' ear ''' korenaar.
 
''' Early Bloomer ''' Echinomastus intertextus.
 
''' Easter Cactus ''' Paascactus, Rhipsalidopsis gaertneri en R. rosea en hybriden daarvan; opm. de naam wijst erop dat deze cactussen in kultuur voorjaars-bloeiers zijn; er zijn meer dan 200 cultivarnamen bekend.
 
''' Easter Lily Cactus ''' Echinocereus oxygona (syn. E. multiplex). ook Echinopsis mamillosa (syn. E. kermesina)..
 
''' Eastern Prickly Pear ''' Opuntia humifusa.
 
''' ebeneous ''' ebben: zwart als ebbehout.
 
''' ebracteate ''' zonder schutbladen; ant. bracteate.
 
''' ebracteolate ''' zonder steunblaadjes; z. bracteole.
 
''' eburnate ''' ivoorhard.
 
''' eburneous ''' ivoorachtig, ivoorkleurig, roomwit.
 
''' ecalcarate ''' ongespoord; v. calcarate.
 
''' ecarunculate ''' zonder kiemwratje; v. caruncle.
 
''' eccentric ''' excentrisch, uitmiddelpuntig, niet in het midden geplaatst.
 
''' echinate ''' stekelig, doornig; bv. de vrucht vd. Kastanje, Aesculus hippocastanum.
 
''' echinulate ''' fijnstekelig, fijndoornig.
 
''' × Echinobivia ''' hybridegeslacht: Echinopsis × Lobivia; v. Paramount Hybrids, -- Grex, Glenroy Hybrids.
 
''' eciliate ''' ongewimperd: zonder randharen.
 
''' ecirrhose ''' zonder ranken.
 
''' ecocline ''' reeks geleidelijk toenemende verschillen binnen een soort tengevolge van geleidelijk veranderende omgevingsfactoren; bv. onder invloed vd. bodemsamenstelling; v. cline, topocline.
 
''' ecology ''' ecologie, ook oecologie gespeld: de studie vd. relatie van planten en dieren met hun omgeving en elkaar.
 
''' ecospecies ''' z. ecotype.
 
''' ecostate ''' zonder ribben; ant. costate.
 
''' ecosystem ''' gemeenschap van levende organismen en hun omgeving.
 
''' ecotype ''' iets afwijkende vorm ve. soort door aanpassing aan zeer lokale omstandigheden; door splitters soms ten onrechte als aparte species of variëteit beschreven, zg. ecospecies.
 
''' ectotrophic ''' z. mycorhiza.
 
''' edentate ''' ongetand; v. dentate.
 
''' edaphic ''' betreffend of beinvloed door bodemomstandigheden, meer dan door klimaatfactoren.
 
''' edaphology ''' bodemkunde: studie vd. vorming en samenstelling vd. grond.
 
''' edible ''' eetbaar; syn. esculent; ant. inedible.
 
''' eelworm ''' z. nematode.
 
''' effective ''' doeltreffend, effectief, btr. naam: gepubliceerd in gedrukte vorm (niet bv. als aantekening op een herbariumblad) en ruim verspreid, sedert 1935 gelden publicatie in niet-wetenschappelijke tijdschriften, zaadlijsten ed. niet meer als doeltreffend.
 
''' efflorescence ''' openbarsten ve. bloemknop, ook bloeiperiode; syn. anthesis.
 
''' effuse ''' z. diffuse.
 
''' e.g., afk. Lat. exempli gratia ''' bijvoorbeeld; wordt gelezen als 'for example', 'for instance'.
 
''' egg cell ''' eicel: de vrouwelijke gameet die na bevruchting een zaad vormt.
 
''' eglandular ''' zonder klieren, ant. glandular.
 
''' ejusd., afk. Lat. ejusdem ''' van dezelfde auteur.
 
''' el., afk. Lat. elaboravit ''' hij herzag, hij verzorgde de revisie.
 
''' electron microcraph ''' met electronenmicroscoop gemaakte foto.
 
''' electron ''' microscope z. microscope, electron --.
 
''' Elephant's Foot ''' Testidunaria (Dioscorea) elephantipes.
 
''' elfin ''' dwergvormige en krom vergroeide bomen uit het gebergte in de zone vlak beneden de boom-grens; opm. soms aangeduid met de Duitse term krumholz; v. timber line, tree line.
 
''' elfin-wood ''' dwergbos, subalpien bos.
 
''' ellipsoid ''' ellipsoïde: lichaam in de vorm ve. om de lange as gewentelde ellips.
 
''' ellipsoidal ''' de vorm ve. ellipsoïde hebbend.
 
''' elliptic, elliptical ''' elliptisch, ovaal: de vorm ve. ellips hebbend; z. oval.
 
''' elongate, elongated ''' verlengd.
 
''' Elongated Beavertail Prickly Pear ''' Opuntia longiareolata (syn. O. basilaris var. l)..
 
''' elucidate ''' 1) duidelijk, helder.  2) verduidelijken, verhelderen.
 
''' elucidation ''' verduidelijking.
 
''' em., ''' afk. Lat. emendatus, emendavit z. emend.
 
''' emarginate ''' uitgeschulpt,  1) btr. bladtop: met een kleine inbochting aan de top, tussen uitgerand  retuse en omgekeerd-hartvormig; z. obcordate.  2) btr. bladvoet:  met een kleine inbochting aan de voet, veelal bij zittende bladeren die min of meer stengelomvattend zijn.
 
''' emasculation ''' castratie: verwijdering vd. meeldraden uit een bloem om zelfbestuiving of bestuiving van andere bloemen te voorkomen; syn. castration.
 
''' embryo ''' kiempje: het nog onontwikkelde jonge plantje in een zaad.
 
''' embryo sac ''' embryozak, kiemzak: grote ovale cel in de zaadknop waarin de bevruchting plaats vindt; bevat naast de eicel ook de kiemzak-kern welke het  endosperm vormt.
 
''' emend., afk. Lat. emendatus ''' veranderd (door); afk. Lat. emendavit = hij veranderde: duidt een verbetering van of een aanvulling op de beschrijving ve. taxon aan; de afk. staat tussen de naam vd. oorspronkelijke auteur en die van degene die de verandering aanbracht.
 
''' emendation ''' aanvullingen of correcties op een beschrijving; v. emend.
 
''' emeraldgreen ''' smaragdgroen: vrij lichte, groenachtig geelgroene  tint.
 
''' emersed ''' boven water uitstekend, bv. bladeren van Waterlelie; v. immersed.
 
''' enation ''' uitgroei vd. opperhuid, meestal één cel dik.
 
''' endemic ''' endemisch, btr. een soort: op natuurlijke wijze beperkt tot een bepaald, doorgaans klein gebied, vaak restant van vroegere veel wijdere verspreiding; ant. cosmopolitic; v. neoendemic, palaeoendemic.
 
''' endo- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: binnen, aan de binnenzijde.
 
''' endocarp ''' binnenste laag vd. vruchtwand; v. exocarp, mesocarp.
 
''' endoderm, endodermis ''' endodermis: cellaag tussen bast en centrale cylinder.
 
''' Endophyllum sempervivi ''' roestzwam die de sempervivumroest veroorzaakt; de rozetbladen groeien lang en smal uit, vergelen en vertonen pukkeltjes van waaruit de sporen zich verspreiden; bestrijding door aangetaste planten te verwijderen en te verbranden.
 
''' endosperm ''' kiemwit: zetmeel, eiwit en/of olie bevattend weefsel van zaden vd. meeste Bedektzadigen, ontstaat uit de bevruchte embryozak-kern; syn. albumen; v. embryo sac, perisperm.
 
''' endothecium ''' binnenste laag ve. helmhokje; v. theca.
 
''' endotrophic ''' z. mycorhiza.
 
''' endozoochorous ''' zaden verspreid wordend via het spijsverteringskanaal van dieren; bv. vogels eten vruchten, de zaden worden met de uitwerpselen verspreid zonder dat deze vd. darmpassage te lijden hebben gehad; v. epizoochorous, zoochorous.
 
''' Engelmann Prickly Pear, --'s -- -- ''' Opuntia engelmannii (volgens Benson O. phaecantha var. discata).
 
''' Engelmann's Strawberry Hedgehog ''' Echinocereus engelmannii.
 
''' ennea- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: negen; z. het grondwoord.
 
''' enneandrous ''' negenhelmig: met negen meeldraden.
 
''' ensate, ensiform ''' zwaardvormig, btr. bladvorm: met sterk verdikte middennerf, dus ruitvormig op doorsnede; bv. Gele lis, Iris acorus; syn. gladiate.
 
''' entire ''' gaaf, gaafrandig, btr. bladrand: niet ingesneden; syn. integer.
 
''' entomogamous ''' door insecten bestoven wordend; syn. entomophilous
 
''' entomogamy ''' bestuiving door insecten; syn. entomophily
 
''' entomology ''' entomologie: studie van insecten.
 
''' entomophilous ''' entomogamous.
 
''' entomophily ''' z. entomogamy.
 
''' enucleate ''' zonder celkern; v. nucleate.
 
''' enumerate ''' opsommen.
 
''' enumeration ''' opsomming.
 
''' enzyme ''' enzym: organische verbinding die zowel in als buiten de levende cel bepaalde chemische omzettingen versnelt.
 
''' e.p., afk. Lat. ex parte ''' gedeeltelijk.
 
''' ephemeral ''' ephemeer, 1) btr. bloemen: slechts één dag of korter geopend; v. evanescent.  2) btr. orgaan dat slechts korte tijd actief is; bv. de spoedig afvallende blaadjes van bepaalde Opuntia spp.  3) btr. eenjarige plant: zeer kort (enkele weken) levend.
 
''' epi- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: boven, op, aan de buitenzijde.
 
''' epibiotic ''' soort die overblijfsel is ve. vroegere begroeiing, bijna een  endemic.
 
''' Epicactus ''' hybride afgeleid van epiphytische bladcactussoorten; gebruikelijk maar minder juist syn. Epiphyllum (opm. niet het genus Epiphyllum); syn. Phyllocactus, Orchid Cactus.
 
''' epicalyx ''' bijkelk: krans van groene blaadjes onder de kelk; bv. Kaasjeskruid, Malva spp.; syn. calyculus.
 
''' epicarp ''' z. exocarp.
 
''' epichil, ''' epichilium z. hypochil.
 
''' epicotyl ''' eerste lid vh. stengeltje ve. kiemplantje, vlak boven de zaadlobben; v. hypocotyl.
 
''' epicuticular ''' zich op de buitenzijde vd.  cuticula bevindend; bv. was, kristallen.
 
''' epidermal ''' de opperhuid betreffende; z. epidermis.
 
''' epidermis ''' opperhuid: buitenste laag cellen ve. plant.
 
''' epigeal, epigeous ''' op of dicht boven de grond groeiend; v. hypogeal, hypogeous, subterraneous.
 
''' epigenous ''' op bladeren groeiend; bv. een schimmel.
 
''' epigynous ''' epigynisch: een --e bloem heeft een stamper die vergroeid is met de schotel- of buisvormig uitgegroeide bloembodem, zodat de bloem-bekleedsels schijnbaar op het vruchtbeginsel ingeplant zijn; het vruchtbeginsel is onderstandig.; bv. Fuchsia spp.; v. hypogynous, perigynous.  V)
 
''' epigyny ''' onderstandigheid; z. epigynous.
 
''' epilithic ''' op stenen of rotsen groeiend.
 
''' epinasty ''' epinastie: benedenwaartse kromming van bv. bladeren ten gevolge van sterkere groei, celstrekking, aan de bovenzijde; ant. hyponasty; v. photonasty, thermonasty.
 
''' epipeltate ''' schildvormig en aangehecht bij de top.
 
''' epipetalous ''' epipetaal: op de kroon of kroonbladen geplaatst, ihb. meeldraden die recht voor of op de kroonbladen ingeplant zijn; v. episepalous.
 
''' Epiphyllum ''' z. Epicactus.
 
''' epiphyte ''' epiphyt, epifyt: plant die op een andere plant groeit, alleen voor de steun zonder te parasiteren; syn. air plant; v. parasite, symbiosis.
 
''' epiphytic ''' epiphytisch, epifytisch: op andere planten groeiend zonder te parasiteren; v. parasitic, aquatic, terrestrial.
 
''' epiphytotic ''' epidemisch voorkomend bij planten; bv. wijdverbreide schimmelinfectie.
 
''' episepalous ''' episepaal: op kelk of kelkbladen geplaatst, ihb. meeldraden die recht voor of op de kelkbladen ingeplant zijn; v. epipetalous.
 
''' epiterranean, epiterraneous ''' bovenaards: boven het bodemoppervlak; ant. subterranean, subterraneous.
 
''' epithelium ''' epiteel, klierepiteel: laag cellen die een met vluchtige olie gevulde holte of harskanaal inwendig bekleedt, vaak met een olie- of harsafscheidende functie.
 
''' epithet, specific -- ''' soortaanduiding: het tweede deel vd. wetenschappelijke naam ve. plant, altijd met een kleine letter geschreven; syn. binary --; opm. de soortaanduiding wordt vaak foutief 'soortnaam' genoemd; collective -- = soortaanduiding ve. hybride, bv. Sempervivum arachnoideum × S. montanum, alle producten van deze kruising kunnen worden aangeduid met het    -- -- Sempervivum × barbulatum, bepaalde vormen daarvan kunnen een naam krijgen als  notomorph, ofwel met een cultivarnaam aangeduid worden; varietal -- = variëteitaanduiding; de naam ve. variëteit bestaat uit drie delen, de tweedelige naam vd. soort gevolgd door de ---, bv. Echinocereus rigidissimus var. rubispinus, volgens Taylor (1984) de juiste benaming van Lau 88; het weglaten vd. rangaanduiding var. is niet toegelaten volgens de Code.
 
''' epitrophy ''' versterkte groei aan de bovenzijde ve. orgaan; ant. hypotrophy.
 
''' epizoochorous ''' verspreid wordend doordat de vruchten of zaden met haakjes aan de huid, haren of veren van dieren blijven hangen; v. endozoochorous, zoochorous.
 
''' equate ''' gelijkstellen, tot een gemeenschappelijke standaard terugbrengen, als synoniem beschouwen.
 
''' equatorial dehiscence ''' openspringen langs een lijn rond het midden; v. circumscissile, -- capsule.
 
''' equidistant ''' op gelijke afstand.
 
''' equilateral ''' in alle richtingen gelijk verspreid; bv. bladeren langs een stengel; v. unilateral, secund.
 
''' equitant ''' omvattend, rijdend, btr. bladstand: omhooggroeiend en elk blad aan de voet overlangs dubbelgevouwen om het volgende, jongere blad; bv. Iris spp.  I)
 
''' erect ''' rechtop ve. stengel: loodrecht omhoog; v. prostrate, arrect, strict.
 
''' ergastic matter ''' stoffen die in het protoplasma vd. cel voorkomen als bijproduct vd. levensprocessen; bv. kristallen, oliedruppeltjes, zetmeelkorrels.
 
''' ergot ''' moederkoren: schimmelziekte van granen waarbij de graankorrel vervangen wordt door een donkerpaarse zwamdradenmassa; v. sclerotium.
 
''' ericoid ''' gelijkend op Erica spp.: klein sterk vertakt struikje met naaldachtige bladeren.
 
''' erose ''' uitgebeten, aangevreten, btr. bladrand: onregelmatig ingesneden alsof er aan geknaagd is.
 
''' erosion ''' erosie: aantasting vd. bodem door stromend water, golven, wind, temperatuurinvloeden &c.
 
''' erostrate ''' ongesnaveld; v. rostrate.
 
''' errata ''' lijst van schrijf- of drukfouten bij een boek, soms als losse bijlage.
 
''' erratum, mv. errata ''' schrijf- of drukfout.
 
''' erroneous ''' onjuist, onwaar.
 
''' error ''' 1) fout: vergissing.  2) fout, afwijking: verschil tussen een waargenomen waarde en de juiste waarde ve. grootheid; bv. een waargenomen temperatuur zal afwijken vd. werkelijke juiste temperatuur als gevolg van afleesfoutjes bv. bij het schatten vd. onderdelen van graden tussen de streepjes, deze kunnen hoger of lager uitvallen, en ook tengevolge van aan het meetinstrument gebonden constante fouten, bv. doordat de schaalverdeling onjuist is aangebracht.
 
''' err.typogr., afk. Lat. errore typographico ''' drukfout, door een drukfout.
 
''' erubescent ''' z. rubescent.
 
''' escape ''' verwilderde soort: door verspreiding van zaden of langs vegetatieve weg ontsnapt uit tuinen of kwekerijen in een gebied waar hij niet inheems is.
 
''' esculent ''' eetbaar; syn. edible.
 
''' essential ''' 1)  vluchtig, etherisch: -- oil = --e olie; bv. rozenolie; opm. geeft op papier een voorbijgaande vetvlek; vele droogteplanten vormen -- -- om de verdamping te verminderen; v. fatty oil.  2) onmisbaar; -- element z. macronutrient.
 
''' established ''' 1) ingeburgerd, inheems geworden, z. naturalized.  2) aangeslagen; btr. overgeplant gewas.
 
''' estivation ''' knopligging; de ligging vd. bloemdelen in een knop.
 
''' estipulate ''' zonder steunblaadjes; syn. exstipulate; z. stipule.
 
''' et al., afk. Lat. et allii ''' en anderen; gebruikt bij het citeren ve. artikel van meerdere auteurs als alleen de eerste met name genoemd wordt.
 
''' -etalia ''' z. order 2).
 
''' -etea ''' z. class 2).
 
''' ethylene ''' etheen, ethyleen, CH2:CH2: gasvormige koolwaterstof met groeistofwerking, stimuleert bloei en rijping van vruchten, ook het afvallen van vruchten en bladeren; opm. bekend is dat rijpe appels dit gas afgeven en niet in dezelfde ruimte als bloemen bewaard moeten worden, omdat dan het verwelken ervan versneld wordt; er worden ook stoffen toegepast waarvan de werking berust op het vrijkomen van -- nadat ze in de plant opgenomen zijn; v. acetylene, phytohormone.
 
''' ethylene chlorohydrin ''' ethyleenchloorhydrien, CH2Cl.CH2OH; toegepast om rustende knoppen te activeren.
 
''' etiolate ''' etioleren: door lichtgebrek lang en dun uitgroeien, vaak met weinig of geen bladgroen; bv. succulenten als zij in de winterperiode te weinig licht krijgen en door te veel water toch aan de groei blijven.
 
''' etiolated ''' geetioleerd.
 
''' etiology ''' studie van ziekteverwekkers; opm. ook aetiology gespeld.
 
''' -etosum ''' z. association.
 
''' et ''' seqq., afk. Lat. et sequentes z. seq.
 
''' -etum ''' z. association.
 
''' eu- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: goed, origineel, ware; opm. vroeger veel gebruikt bij de naamgeving van ondergeslachten of soorten die het type vd. naam omvatten, volgens de  Code niet meer geoorloofd, z. autoniem.
 
''' eukaryotic ''' celkern bezittend; ant. prokaryotic.
 
''' euphorbon ''' giftige stof uit het melksap van Euphorbia spp.
 
''' euploidy ''' het vóórkomen ve. exact veelvoud vh. haploide aantal chromosomen; v. aneuploidy, polyploidy.
 
''' eutrophic ''' eutrofisch: in geëutrofieerde staat zijn; z. eutrophication. 
 
''' eutrophication ''' eutrofiëring: overmatige voedselrijkdom, vervuiling van oppervlaktewater door geleidelijke toename van voedingsstoffen als gevolg van afgevallen bladeren &c., of door menselijke activiteiten zoals bemesting in de landbouw; opm. een gevolg is overmatige algengroei en daardoor zuurstoftekort met nadelige invloed op andere organismen.
 
''' eutrophy ''' eutrofie: geëutrofieerde toestand; z. eutrophication.
 
''' evanescent ''' snel verwelkend; v. ephemeral.
 
''' evaporation ''' verdamping: overgang vd. vloeistof- naar de gasvormige toestand; planten kunnen grote hoeveelheden water verliezen door -- aan de oppervlakken, ihb. de bladeren.
 
''' even-pinnate ''' even-geveerd, even-gevind: samengesteld geveerd blad zonder topblaadje; syn. paripinnate; ant. imparipinnate, odd-pinnate. C)
 
''' evergreen ''' groenblijvende houtige plant, ook in de rustperiode vv. bladeren doordat voortdurend slechts enkele bladeren afvallen en door nieuwe vervangen worden; in gematigde streken verliezen veel planten hun blad in de winterperiode, sommige tropische planten verliezen hun blad in de droge tijd; v. deciduous, semi-evergreen.
 
''' evittate ''' ongestriemd: z. vittate.
 
''' evolution ''' evolutie: het proces waarbij alle levensvormen zich ontwikkeld hebben uit primitievere vormen.
 
''' evolutionism ''' evolutietheorie: opvatting dat in het verloop van miljoenen jaren nieuwe soorten zijn ontstaan door aanpassing aan veranderende omstandigheden; v. creationism, Darwinism, neo-Darwinism, Lamarckism.
 
''' evolved ''' geëvolueerd, hoger ontwikkeld dan het organisme waarmee vergeleken wordt.
 
''' ex ''' van, volgens; in de vorm 'A ex B' geeft deze auteursaanduiding aan dat de naam weliswaar door A het eerst werd gebruikt, maar pas door B op de juiste wijze werd gepubliceerd.
 
''' ex-, soms e- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: on-, zonder.
 
''' exalate ''' ongevleugeld; ant. alate.
 
''' exalbuminose, exalbuminous ''' zonder kiemwit; v. albumen.
 
''' exasperate ''' ruw van oppervlak, door papillen met een zeer klein  uitstekend puntje.
 
''' exauriculate ''' ongeoord; v. auriculate.
 
''' exc., afk. Lat. exceptus ''' uitgezonderd.
 
''' excavated ''' hol, uitgehold.
 
''' excrescence ''' uitsteeksel, uitgroei, wratachtig aanhangsel.
 
''' excl., afk. Lat. exclusus ''' exclusief, uitgesloten: duidt een deel ve. taxon aan dat door vroegere auteurs erin opgenomen werd, maar dat er volgens de schrijver niet toe behoort.
 
''' excurrent ''' 1) voorbij de rand of top uìtstekend, zoals een middennerf bij een blad met priemvormige top; v. percurrent.  2) btr. boom met een rechte, niet vertakkende stam; bv. Den of Spar; v. delisquent 1).
 
''' exfoliate ''' afpellend in strips, dunne laagjes of plaatjes; bv. bast van Berk, Plataan.
 
''' exindusiate ''' zonder dekvliesje; z. indusium.
 
''' exine ''' exine: vliezige buitenlaag vd. wand ve. stuifmeelkorrel of spore met een karakteristiek oppervlakteprofiel; bestaat uit twee lagen zeer bestendig materiaal, de sexine aan de buiten- en de nexine aan de binnenzijde; v. intine, nexine, sexine.
 
''' exinvolucrate ''' zonder omwindsel; ant. involucrate.
 
''' exo- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: uit, buiten, aan de buitenzijde; ant. endo-.
 
''' exocarp ''' de buitenste laag vd. vruchtwand; v. endocarp, mesocarp.
 
''' exodermis ''' exodermis: cellaag direkt onder de buitenste cellaag.
 
''' exotic ''' 1) vreemd, niet inheems, uit een ander gebied afkomstig; syn. alien; v. aboriginal, indigeneous, native.  2) vaak gebruikt voor gekweekte planten uit subtropische en tropische streken.
 
''' expanded ''' geopend; -- flower = --e bloem.
 
''' expanding ''' keel z. keel 3).
 
''' explanate ''' vlak, geëffend, uitgespreid.
 
''' explant ''' stukje plantweefsel dat in de weefselkultuur gebruikt wordt om een nieuwe plant te kweken.
 
''' exponential growth ''' exponentiële groei: stadium in de groei van bv. een populatie van micro-organismen waar de groei evenredig is met het reeds aanwezige aantal, hoe meer er zijn, hoe sneller het aantal toeneemt.
 
''' exposed ''' onbeschut: blootgesteld aan klimaatsinvloeden.
 
''' exs., afk. Lat. exsiccatus ''' gedroogd.
 
''' exserted ''' uìtstekend; bv. meeldraden buiten de kroon; ant. included; v. pin-eyed, thrum-eyed.
 
''' exsiccatum mv. exsiccata ''' gedroogd herbariumexemplaar.
 
''' exsiccatae ''' verzameling gedroogde herbariumexemplaren.
 
''' exsiccated ''' gedroogd.
 
''' extant ''' bestaand, nu nog levend; syn. recent; ant. extinct.
 
''' extinct ''' uitgestorven; ant. extant, recent.
 
''' exstipulate ''' z. estipulate.
 
''' external ''' uitwendig; ant. internal.
 
''' extra- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: aan de buitenzijde, toegevoegd.
 
''' extra-axillar ''' op de stam geplaatst, buiten de oksel.
 
''' extracellular ''' buiten de cel.
 
''' extrafloral ''' buiten de bloem; -- nectary = extraflorale honingklier: sommige planten hebben honingklieren die buiten de bloem geplaatst zijn, bv. op de bladstelen vd. Kers, Prunus serratus, en oa. op de tuberkels in de genera Ferocactus, Sclerocactus, Coryphantha en enkele Thelocactus spp.; syn. extranuptial.
 
''' extranuptial ''' z. extrafloral.
 
''' extrastaminal ''' buiten de meeldraden liggend.
 
''' extrorse ''' naar buiten, aan de buitenzijde; bv. openspringen vd. helmknoppen met een overlangse spleet aan de buitenzijde; v. introrse, lateral.
 
''' exudate ''' 1) uitzweten: afscheiden van sap of gom door poriën of wondjes.  2) datgene wat uitgezweet wordt.
 
''' exudation ''' 1) het uitzweten.  2) exudate 2).
 
''' exude ''' exudate 1)
 
''' exunguiculate ''' ongenageld: zonder nagel: z. unguis.
 
''' eye ''' oog, 1) het duidelijk getekende hart ve. bloem; bv. Susanna-met-de-mooie-ogen, Thunbergia alata.  2) knop op een knol; bv. aardappel.  3) enkele knop die als ent gebruikt wordt, bv. bij het oculeren van rozen.
 
''' f.  afk. Lat. fide ''' volgens; bv. f. Ritter = volgens R. 
 
''' f., fig., afk. Lat. figura ''' afbeelding.
 
''' f., fil., afk. Lat. filius ''' zoon; bv. de auteursaanduiding L.f.: Carl von Linné Jr 1742-1783, de zoon van Carolus Linnaeus (Carl von Linné 1707-1778).
 
''' f., afk. Lat. forma ''' vorm; z. form.
 
''' °F ''' graad Fahrenheit; z. Fahrenheit.
 
''' F1-generation ''' F1-generatie: nakomelingen ontstaan door kruising tussen ouders die in één of enkele eigenschappen verschillen.
 
''' F2-generation ''' F2-generatie: nakomelingen ontstaan door zelfbestuiving van F1-planten of door kruising van F1-planten onderling.
 
''' F1-hybrid ''' 1) F1-bastaard, de eerste generatie ve. kruising; F2 is de tweede generatie ontstaan na onderlinge kruisbestuiving van F1 planten, &c.  2) kultuurplant met gewenste combinatie van eigenschappen der ouders; omdat daaruit gewonnen zaad volgens de wetten der erfelijkheid naast planten met de gewenste combinatie ook planten oplevert met de eigenschappen der afzonderlijke ouders, moet zaaizaad elk jaar gewonnen worden door de desbetreffende kruising opnieuw uit te voeren.
 
''' fabiform ''' boonvormig.
 
''' facies ''' 1) het algemeen voorkomen, de habitus, ve. soort of ander taxon.  2) kleinste gemeenschap in de plantensociologie, een onderverdeling ve. subassociatie; z. association, phytosociology.
 
''' facultative ''' in staat onder verschillende omstandigheden te leven.
 
''' facultative ''' apomict z. apomict.
 
''' facultative parasite ''' parasiet die ook zelf kan assimileren en dus niet noodzakelijk op een waardplant behoeft te leven; v. obligative parasite.
 
''' Fahrenheit ''' vooral in oudere of populaire engelstalige boeken worden temperaturen nog vaak opgegeven in graden Fahrenheit, afk. °F; voor de omrekening tot graden Celsius wordt de opgegeven waarde verminderd met 32, daarna gedeeld door 9 en het resultaat vermenigvuldigd met 5; v. centigrade; z. Temperatuur Tabel achterin.
 
''' fairy ring ''' heksenkring: ring van paddestoelen, soms tot vele meters in doorsnede.
 
''' falcate, falciform ''' sikkelvormig: vlak en gebogen met evenwijdige randen.
 
''' fall ''' één der buitenste drie slippen ve. Irisbloem, doorgaans hangend.
 
''' fallow ''' braakliggend: betr. geploegd land dat een seizoen onbewerkt wordt gelaten.
 
''' False Agave ''' Hechtia scariosa, Hechtia texensis.
 
''' false ''' annual ring z. growth ring.
 
''' false ''' mildew z. mildew, downy --.
 
''' Fameflower ''' Talinum en Phemeranthus spp.; ook Flameflower.
 
''' family, Lat. familia ''' familie: taxon gevormd uit verwante geslachten, soms slechts één geslacht omvattend; de naam is die vh. type-geslacht met de uitgang -aceae.
 
''' family tree ''' vruchtboom, bv. appel, waarop verschillende rassen geënt zijn.
 
''' fan-shaped ''' waaiervormig; syn. flabellate.
 
''' farctate ''' opgevuld: niet hol of buisvormig.
 
''' farinaceous ''' 1) zetmeel of --achtige stoffen bevattend.  2) melig, btr. een meelachtig, met een poederige laag bedekt oppervlak.
 
''' farinose ''' meelachtig, bedekt met een op meel gelijkend, wasachtig poeder; syn. farinaceous 2);    v. pulverulent.
 
''' farinulent ''' fijn meelachtig.
 
''' fasciate ''' 1) bandvormig: afwijkende vlakke en brede groei vd. stengel; komt bv. voor bij Paardebloem en Wilg.  2) bladeren in bundels dragend; syn. fasciculate.  3) met dwarsstrepen in een afwijkende kleur; bv. Aloe variegata.
 
''' fasciation ''' bandvorming; z. fasciate 1).
 
''' fascicle ''' 1) bundel, bv. dennenaalden.  2) bundel, bv. herbariumbladen: samengebonden tussen platen karton.  3) aflevering ve. in onderdelen verschijnend boek.
 
''' fasciculate ''' met bladeren in bundels; bv. Den.  I)
 
''' fascicular ''' z. scopiform.
 
''' fastidious ''' kieskeurig wat betreft de grondsoort waarop de plant groeit.
 
''' fastigate ''' puntig.
 
''' fastigiate ''' vv. rechtopstaande takken; bv. Euphorbia trigona en Italiaanse Populier, Populus nigra var. italica.
 
''' fat ''' vet: bij kamertemperatuur vaste verbinding van glycerol en vetzuren; palmitinezuur is het meest voorkomende vetzuur in plantaardige vetten; v. fatty oil.
 
''' fatty acid ''' vetzuur: carbonzuur met keten van koolstofatomen met de algemene formule CH3.(CH2)n.COOH; belangrijk bestanddeel van plantaardige en dierlijke vetten en oliën.
 
''' fatty oil ''' vette olie: bij kamertemperatuur vloeibare verbinding van glycerol en vetzuren; oliezuur is het kenmerkende vetzuur in plantaardige oliën; opm. geeft op papier een blijvende vetvlek; v. essential oil, fat.
 
''' faucal ''' btr. de keel ve. kroon: z. throat.
 
''' faveolate ''' honingraatachtig of daarop gelijkend door regelmatigheid; syn. alveolate.; v. favose.
 
''' favose ''' oppervlak ondiepe hoekige putjes vertonend, als een honingraat.
 
''' favulariate ''' fijn ribbelig, min of meer in zigzagvorm.
 
''' Fe ''' chemisch symbool voor het element ijzer; z. iron.
 
''' feet ''' z. foot.
 
''' felted ''' viltig: bedekt met dichte, korte, verwarde haren; v. pannose, tomentose, tomentulose.
 
''' feather-veined ''' veernervig, vinnervig; syn. penninervate, penni-nerved.
 
''' fecund ''' vruchtbaar; syn. fertile; ant. unfecund, sterile.
 
''' female ''' vrouwelijk; z. symbol; ant. male; -- flower = stamperbloem.
 
''' fence ''' omheining, schutting, haag, heg; v. hedge. 
 
''' Fendler Needle-pine Hedgehog ''' Echinocereus fendleri.
 
''' fenestrate ''' met ronde vensterachtige openingen of doorschijnende vlekken; syn. windowed.
 
''' fermentation ''' gisting: anaerobe afbraak van glucose en andere stoffen onder invloed van microorganismen.
 
''' ferruginous, ferrugineous ''' roestkleurig, roestrood, roestbruin; syn. rubiginose.
 
''' ferrugo ''' roest: ziekte veroorzaakt door Roestzwammen, zo genoemd naar de roestkleurige vlekken die door sporen veroorzaakt worden.
 
''' fertile ''' vruchtbaar: 1) in staat tot voortplanting; syn. fecund; ant. unfecund; sterile.  2) btr. grond met geschikte structuur en hoeveelheid voedingsstoffen om goede groei te waarborgen; ant. infertile.
 
''' fertilization ''' bevruchting: vereniging ve. mannelijke met een vrouwelijke geslachtscel, volgt of kan volgen op de bestuiving; v. pollination.
 
''' fertilize ''' 1) bemesten: toedienen van natuurlijke of kunstmeststof om de bodemvruchtbaarheid te verhogen.  2) bevruchten: eicel tot ontwikkeling brengen door versmelting met mannelijke geslachtscel; opm. ook fertilise gespeld.
 
''' fertilizer ''' kunstmeststof: stof die aan de grond toegevoegd wordt om de hoeveelheid voedingsstoffen te verhogen en de gewassen zodoende beter te laten groeien; v. manure; compound -- = samengestelde kunstmeststof, bevat stikstof, fosfor en kalium en soms sporenelementen; vaak wordt de samenstelling in de volgorde NPK opgegeven; bv. 12 - 10 - 18, dus 12 % stikstof, 10 % kaliumoxide en 18 % fosforoxide; opm. voor cactussen wordt een samenstelling met een lager stikstofgehalte aanbevolen, bv. 6 - 16 - 38; v. nitrogen, phosphorus, potassium.
 
''' fetid ''' met een onaangename geur, stinkend; opm. ook foetid gespeld.
 
''' ff., afk. Lat. folios ''' (en) volgend(e bladzijden).
 
''' fiber, fibre ''' vezel: langwerpige, tot enkele cm grote, dikwandige cel.
 
''' Fibonacci, -- numbers, -- sequence ''' reeks getallen, waarin elke term de som is vd. twee voorafgaande: 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34 &c.; een dergelijke reeks breuken vindt men bij de bladstand en bij de spiralen van areolen bij een bolcactus bv. 1/2, 1/3, 2/5, 3/8, 5/13, 8/21, 13/34 &c.;  z. phyllotaxis.
 
''' fibre ''' z. fiber.
 
''' fibriform ''' vezelachtig, vezelvormig.
 
''' fibril, fibrilla mv. fibrillae ''' 1) wortelhaar; syn. root hair.  2) vezeltje.
 
''' fibrillose ''' vv. wortelharen.
 
''' fibrose, fibrous ''' vezelig, draderig; bv. wortels van grassen; -- root system = vezelachtig wortelstelsel: typisch wortelstelsel der Eenzaadlobbigen; de primaire wortel vh. kiemplantje sterft af en wordt vervangen door talrijke aan de voet vd. stengel gevormde secundaire wortels.
 
''' fibrovascular ''' vv. of bestaand uit vezels en vaatbundels; bv. het skelet vd. stam ve. zuilcactus.
 
''' ficiform ''' vijgvormig.
 
''' Fickeisen Plains Cactus ''' Pediocactus peeblesianus var. fickeiseniae (BACKEBERG) L. BENSON (syn. Navajoa fickeisenii, Pediocactus f, Toumeya f.; opm. dit zijn nomina nuda omdat de oorspronkelijke auteur geen holotype aangewezen had, de mannelijke uitgang -ii is gewijzigd in -iae omdat de plant naar een van de ontdekkers, mevrouw  Florence Fickeisen vernoemd is).
 
''' ficoid ''' vijgachtig.
 
''' fictitious ''' fictief, verzonnen, denkbeeldig.
 
''' fide, Lat. ''' volgens; z. f.
 
''' field collection number ''' veldnummer: nummer door een onderzoeker in het veld gegeven aan iedere plant waarvan zaden, stekken, herbariummateriaal &c. meegenomen zijn en waarbij alle gegevens over de standplaats genoteerd worden; nieuwe taxa worden onder dit nummer verspreid tot het beschreven is.
 
''' field-notes ''' aantekeningen tijdens een botanische expeditie met zoveel mogelijk gegevens over de verzamelde planten en hun standplaatsen.
 
''' fig., afk. Lat. figura ''' afbeelding; v. ill.
 
''' Fig Marigold ''' Mesembryanthemaceae spp.
 
''' fil., afk. Lat. filius ''' zoon; z. f.
 
''' filament ''' 1) helmdraad, samen met de helmknop de meeldraad vormend.  2) draad in het algemeen.
 
''' filamentaceous ''' helmdraadachtig.
 
''' filamentose, filamentous ''' draderig, vol draden, samengesteld uit draadachtige bundels.
 
''' filiation ''' vorming van takken of zijscheuten.
 
''' filicauline ''' stam met vele draden hebbend.
 
''' filiciform ''' varenvormig, varenbladachtig.
 
''' filiferous ''' draadachtige aanhangsels dragend.
 
''' filiform ''' draadvormig; bv. helmdraad; v. capillary.
 
''' fimbriate ''' met franje, franjeachtig gewimperd; v. fringed.
 
''' fimbrillate ''' met fijne franje.
 
''' Finger Mound Cactus ''' Mammillaria longimamma.
 
''' fireblight ''' perevuur: bacterieziekte vd. Peer, Pyrus communis, en andere Rosaceae soorten.
 
''' Fishhook Barrel, -- -- Cactus ''' Ferocactus wislizenii.
 
''' Fishhook Cactus ''' Ancistrocactus scheeri, ook Ferocactus wislizenii en Mammillaria grahamii (syn. M. microcarpa)..
 
''' fission ''' splijting: ongeslachtelijke voortplanting van bacteriën en gisten, waarbij de celkern en het cytoplasma zich in twee gelijke delen splitsen zodat twee dochtercellen ontstaan.
 
''' fissurate ''' gespleten, met oppervlakkige spleten.
 
''' fissure ''' spleet; bv. bij Conophytum spp.
 
''' fistula ''' buis, hol en cylindrisch.
 
''' fistular, fistuliform, fistulose, fistulous ''' cylindrisch, hol en aan beide zijden gesloten; bv. leden ve. rietstengel.
 
''' fixation ''' fixatie: eerste stap bij het maken ve. microscopisch preparaat, het doden en conserveren vh. materiaal met een fixeermiddel, zodat het niet  meer kan verkleuren of ontleden; bv. door middel van alcohol, pikrinezuur, formaldehyde &c.
 
''' fixative ''' fixeermiddel z. fixation.
 
''' fl.pl. ''' z. flore pleno.
 
''' flabellate, flabelliform ''' waaiervormig; bv. blad van sommige palmen; syn. fan-shaped.
 
''' flaccid ''' slap, verwelkt; syn. wilted.
 
''' flagellate, flagelliform, flagriform ''' zweepvormig.
 
''' flagellum ''' draadvormig aanhangsel van bacteriën, eencellige algen en sporen &c.
 
''' flagriform ''' z. flagelliform.
 
''' flamed ''' : btr. kroonblad: met gekleurde vlek langs de middennerf die veerachtig verloopt naar de achtergrondkleur.
 
''' Flameflower ''' z. Fameflower
 
''' flavescence ''' vergeling; bv. tengevolge ve. virusziekte.
 
''' flavescent ''' vergelend, gelig, geelachtig.
 
''' flavid ''' goudgeel.
 
''' flavo- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: geel.
 
''' flavonoids ''' groep kleurloze of gele in de plantenwereld wijdverbreide stoffen, gekenmerkt door 2-fenylbenzopyraanverbindingen en meestal aan suikers gebonden; komen in vele vormen voor, soms kenmerkend voor bepaalde plantengroepen. 
 
''' flected, flexed ''' gebogen.
 
''' fleshy ''' z. carnose.
 
''' flexed ''' z. flected.
 
''' flexible ''' flexibel: buigbaar.
 
''' flexuose, flexuous ''' bochtig, min of meer zigzagvormig. 
 
''' floccose ''' vlokkig behaard, vv. vlokken zachte wollige haren.
 
''' flocculose ''' vv. kleine vlokjes zachte wollige haren.
 
''' flora ''' 1) plantenwereld.  2) plantengroei ve. bepaald gebied.  3) handleiding om planten van een land of streek te determineren, op naam te brengen.
 
''' floral ''' de bloem betreffende; -- cup z. hypanthium; -- diagram = bloemdiagram: schematische voorstelling vd. bloembouw; -- envelope z. perianth; -- tube = bloembuis: buisvormig deel vd. kroon bestaand uit vergroeide kroonbladen.
 
''' Flor de Cuerno ''' gedroogde bloemen van Aporocactus flagelliformis, gebruikt als volksgeneesmiddel.
 
''' flore pleno ''' gevulde bloemen, dubbele --: bloemen met abnormaal veel kroonbladen.
 
''' floret ''' bloempje: 1) ihb. een lint- of buisbloempje ve. Composiet.  2) bloempje in het aartje van Grassen.
 
''' floricane ''' bloem- en vruchtdragende tak, doorgaans twee jaar oud; bv. Braam, Rubus spp.; syn. novirame; v. primocane.
 
''' floriferous ''' bloemdragend; soms: rijkbloeiend.
 
''' florification ''' de bloei, het bloeien; syn. anthesis.
 
''' florilegium ''' verzameling afbeeldingen van bloemen.
 
''' floristical ''' floristisch.
 
''' floristics ''' floristiek: de studie vd. flora in een bepaald gebied, determinatie, aanleggen van plantenlijsten, noteren vd. frequentie van voorkomen &c.
 
''' flower ''' bloem: gemodificeerde tak, geslachtsapparaat van hogere planten; -- bud = bloemknop;  v. leaf bud.
 
''' Flowering Stone ''' Levend Steentje, Lithops spp. en dergelijke.
 
''' flowers of sulphur ''' bloem van zwavel; fijnpoederige zwavel; opm. ook sulfur gespeld.
 
''' fluctuation ''' niet-erfelijke verandering, veroorzaakt door voedings- en andere omgevingsfactoren.
 
''' fluid ounce, afk. fl oz ''' inhoudsmaat voor vloeistoffen gelijk aan 1/20 pint (UK) en 1/16 pint (USA); 1 fluid ounce (UK) = 28,4 milliliter; 1 fluid ounce (USA) = 29,6 milliliter.
 
''' flushing ''' aanvoer van oplosbare stoffen uit diepere bodemlagen door opwellend grondwater;  v. leaching; opm. Flushing = Vlissingen.
 
''' flute ''' rib z. rib 2)
 
''' fluted ''' geribd; v. costate.
 
''' foetid ''' z. fetid.
 
''' fog-desert ''' woestijn of halfwoestijn waar de meeste neerslag uit nevel of mist afkomstig is; bv. kustwoestijn in Namibië.
 
''' foliaceous ''' 1) bladachtig: gelijkend op een blad; syn. phylloid.  2) bladdragend, of uit bladeren bestaand.
 
''' foliage ''' gebladerte, lover.
 
''' foliate ''' bebladerd, met bladeren.
 
''' foliation ''' het in blad komen, het in blad staan.
 
''' folic acid ''' folinezuur: behoort tot het vitamien B complex; opm. kreeg zijn naam, 'bladzuur', omdat de stof uit spinazieblaadjes geisoleerd werd.
 
''' foliicolous ''' op blad groeiend; bv. sommige schimmels.
 
''' foliiferous ''' bladeren vormend.
 
''' foliiform ''' bladvormig.
 
''' foliolate ''' btr. samengesteld blad: vv. blaadjes, betreffend of bestaand uit blaadjes; syn. foliolose.
 
''' foliole ''' blaadje ve. samengesteld blad.
 
''' folioliferous ''' blaadjes dragend.
 
''' foliolose ''' z. foliolate.
 
''' foliose ''' 1) bladrijk: veel bladeren dragend.  2) bladachtig, bv. sommige Korstmossen.
 
''' follicle ''' kokervrucht, uit één vruchtblad gevormd en langs één naad openspringend.
 
''' foot, mv. feet, afk. ft ''' voet: lengtemaat, gelijk aan 12 inch en 1/3 yard; 1 foot = 30,48 cm.
 
''' Foothill Basket Grass ''' Nolina erumpens.
 
''' foothills ''' voorgebergte: heuvels aan de voet ve. hoger gebergte.
 
''' foot rot ''' voetrot: plantenziekte, rotting vh. wortelstelsel en het onderste deel vd. stengel; bij bv. Tomaat veroorzaakt door Phytophthora spp.
 
''' foramen ''' poortje;  syn. micropyle.
 
''' foraminate ''' geperforeerd, vv. kleine gaatjes.
 
''' forceps ''' tang; speciale -- om pot uit een tablet te nemen.
 
''' forcing ''' trekken: door kunstmatige beïnvloeding van temperatuur en lichthoeveelheid tot vroegere groei en/of bloei brengen.
 
''' forcipate, forcipated ''' tangachtig gevorkt; v. dichotomous, furcate.
 
''' forest ''' woud: uitgestrekt en dicht bos, plantengemeenschap waarin bomen overheersend zijn; cloud -- = nevelwoud: tropisch bos op grotere hoogte, vochtig door de regelmatig voorkomende mist, zeer rijk aan epiphyten; primary -- = oerbos; rain -- = regenwoud: tropische plantengemeenschap met grote soortenrijkdom in warm en vochtig klimaat.
 
''' forestry ''' bosbeheer; v. silviculture.
 
''' form, ''' Lat. forma, mv. formae: vorm, taxon in rang onder variëteit; de laagste rang waarvoor nog  een wetenschappelijke naam gebruikt wordt; afk. f.
 
''' forma ''' z. form.
 
''' formaldehyde ''' methanal: gasvormige verbinding met de formule HCHO, in de handel als ± 37 % oplossing in water onder de naam formalin of formol; verdunde oplossingen daarvan worden toegepast om bv. potten te ontsmetten.
 
''' formalin ''' z. formaldehyde.
 
''' forma specialis, mv. formae speciales ''' fysiologisch ras: vorm ve. parasitische of in symbiose levende soort die zich onderscheidt door zijn aanpassing aan een bepaalde waardplant; afk. f.sp.; syn. physiological race, special form.
 
''' formation ''' formatie: plantengemeenschap bestaande uit groep associaties met overeenkomstig uiterlijk en klimaateisen; succulenten behoren tot de droogteplanten, de xerophytische formatie; syn. biome..
 
''' form genus ''' geslacht dat om praktische redenen opgesteld is op grond van overeenkomsten in verschijningsvorm; komt vooral voor bij uitgestorven soorten waarvan alleen fossielen bekend zijn, vaak niet meer dan een stuk stam of een bladafdruk.
 
''' formicide ''' mierendodend middel.
 
''' formol ''' z. formaldehyde.
 
''' formula ''' aanduiding ve. hybride of groep hybriden door de naam der ouders te verbinden met het teken ×; bv. Echeveria agavoides × Graptopetalum paraguense; condensed -- = aanduiding ve. hybridegeslacht, product ve. kruising tussen soorten van twee verschillende geslachten, door samentrekking vd. geslachtsnamen; bv. voor bovengenoemde kruising × Graptoveria haworthioides.
 
''' fornix ''' één vd. boogvormige schubjes in de keel van sommige bloemen, bv. Myosotis spp.
 
''' fossil ''' fossiel: in sedimentgesteenten aangetroffen resten van vroegere organismen zoals versteende stammen, afdrukken van bladeren &c.; v. living fossil.
 
''' fossulate, fossulated ''' fijn gegroefd; v. sulcate.
 
''' foveate ''' btr. oppervlak: met putjes of kuiltjes.
 
''' foveolate ''' btr. oppervlak: met kleine putjes of kuiltjes; v. scrobiculate.
 
''' Fox's Tail, -- -- Beehive ''' Escobaria vivipara var. alversonii (syn. Coryphanta  a.,  Coryphanta vivipara var. a.).
 
''' fragile ''' breekbaar, fragiel: gemakkelijk in stukken brekend; bv. Mammillaria gracilis waarvan de zijscheuten gemakkelijk afvallen; v. friable.
 
''' Fragile Prickly Pear ''' Opuntia fragilis.
 
''' fragrant ''' z. aromatic.
 
''' fragmentation ''' ongeslachtelijke voortplanting doordat de moederplant in stukjes breekt die elk tot een nieuwe plant kunnen uitgroeien; bv. sommige Draadwieren, Waterpest, Elodea canadensis.
 
''' frame ''' platte bak: lage rechthoekige bak, afgedekt met met een ruit van glas of kunststof; onverwarmd als koude bak, met verwarmingskabel of gevuld met een laag broeiende paardenmest als bodemverwarming gebruikt om vroeg in het seizoen plantmateriaal voor de tuin beschikbaar te hebben.
 
''' free ''' afzonderlijk: niet vergroeid of verkleefd; btr. ongelijke delen; bv. de meeldraden -- vd. kroonbladen.
 
''' free-central ''' placentation z. placentation.
 
''' free-flowering ''' bloeiwillig.
 
''' friable ''' bros, brokkelig, verkruimelend, gemakkelijk breekbaar tot poederachtige deeltjes, bv. goede potgrond; v. fragile.
 
''' fringed ''' vv. van rand met haarachtige aanhangsels; v. fimbriate.
 
''' fringing forest ''' galerijbos: bos langs een waterloop in een overigens boomloos gebied; syn. gallery forest.
 
''' froghopper ''' schuimbeestje: insect waarvan de larven zich op planten met een schuimachtige afscheiding bedekken; syn. froth fly, spittlebug, spittle insect.
 
''' frond ''' 1) varenblad.  2) gebladerte, ihb. van palmen.  3) 'blad' van sommige Korstmossen of Algen.
 
''' frondescent ''' ontvouwend, ihb. btr. jonge bladeren.
 
''' frondose ''' met varenbladen, op een varenblad gelijkend.
 
''' froth ''' fly z. froghopper.
 
''' fructescent ''' rijpend, btr. vrucht.
 
''' fructiculture ''' fruitteelt.
 
''' fructiferous ''' vruchtdragend: syn. fructuous.
 
''' fructification ''' 1) vruchtzetting.  2) vrucht.  3) z. sporophore.
 
''' fructose ''' fructose, vruchtensuiker, C6H12O6; komt in vele vruchten voor; syn. laevulose, levulose.
 
''' fructuous ''' z. fructiferous.
 
''' frugivorous ''' vruchtenetend.
 
''' fruit ''' vrucht: het gerijpte vruchtbeginsel met zijn omhulsels. W)
 
''' fruit drop ''' vruchtval: afstoting van vruchten voordat ze rijp zijn onder invloed van phytohormonen; boomgaarden worden daarom bespoten om -- tegen te gaan; z. ß-indoleacetic acid.
 
''' fruit fly ''' fruitvliegje, bananenvlieg, Drosophila melanogaster; opm. bekend geworden door gebruik voor erfelijkheidsonderzoek.
 
''' fruitlet ''' kleine of onrijpe vrucht.
 
''' frutescent ''' met het uiterlijk ve. struik, rechtopstaand en vlak boven de grond vertakkend, v. suffrutescent.
 
''' fruticetum ''' verzameling levende struiken; v. arboretum, pinetum.
 
''' fruticose ''' op een struik gelijkend; bv. sommige Korstmossen.
 
''' fruticulose ''' op een klein struikje gelijkend.
 
''' f.sp. ''' z. forma specialis.
 
''' ft ''' z. foot.
 
''' fucaceous, fucoid ''' zeewier betreffend of daarop gelijkend.
 
''' fugacious ''' snel afvallend, betr. kroonbladen ve. bloem; v. ephemeral 2).
 
''' fuliginous ''' dofzwart, roetzwart.
 
''' fulvous, fulvus ''' geelbruin, bruingeel.
 
''' fumaric acid ''' fumaarzuur: plantenzuur, trans-buteendizuur-1,4,  COOH.CH:CH.COOH; speelt een rol bij de suikerstofwisseling; opm. de formule is gelijk aan die van maleinezuur, maar de ruimtelijke bouw is verschillend; komt bv. voor in Duivekervel, Fumaria officinalis, waarnaar het genoemd werd; v. maleic acid.
 
''' fumigant ''' fumigant: giftige vluchtige chemische verbinding die in gasvorm toegepast wordt om ziekteverwekkers in de bodem of in de kas te bestrijden; bv. zwavelkoolstof, methylbromide.
 
''' fumigation ''' toepassing van bestrijdingsmiddelen in de vorm van gas of rook.
 
''' fungi ''' z. fungus.
 
''' fungicide ''' schimmeldodend middel; toegepast ter voorkoming of bestrijding van infecties; onderscheiden in anorganische, zoals zwavelpoeder en koperverbindingen, en de modernere organische schimmelbestrijdingsmiddelen.
 
''' fungiform, fungiliform ''' paddestoelvormig.
 
''' fungistatic ''' groei van schimmels verhinderend zonder ze te doden.
 
''' fungus mv. fungi ''' zwam, zwammen: groep  planten die zich voortplanten door sporen en geen bladgroen bezitten (onderscheid van varens, mossen en wieren); vele soorten gist, roest, schimmel en paddestoelen; opm. er zijn ongeveer 5000 geslachten en 50000 soorten beschreven, het werkelijke aantal soorten is wellicht enige malen groter.
 
''' fungus ''' gnat z sciara fly.
 
''' funicle, funiculus, mv. funiculi ''' navelstreng, het steeltje waarmee de zaadknop aan de zaaddrager bevestigd is.
 
''' funicular ''' navelstreng betreffend.
 
''' funiculus ''' z. funicle.
 
''' funnelform ''' btr. bloemvorm: trechtervormig, bloembuis geleidelijk verwijdend en overgaand in de zoom; syn. infundibular.  Q)
 
''' furcate ''' gevorkt: vorkachtig vertakt.
 
''' furcation ''' vorkachtige vertakking.
 
''' furfuraceous ''' bedekt met op zemelen gelijkende schubben.
 
''' furrowed ''' gegroefd, met groeven in de lengterichting; z. sulcate.
 
''' fusarium rot ''' fusarium rot, koprot: plantenziekte veroorzaakt door de schimmel Fusarium oxysporum; deze veroorzaakt enkele millimeters grote lichtbruine, soms ook oranjegele, ingezonken vlekken met een lichter gekleurde rand aan de basis vd. plant of op de plek ve. verwonding; jonge planten zijn het gevoeligst voor besmetting; opm. een speciale vorm op cactussen voorkomend is beschreven, Fusarium oxysporum f.sp. opuntiarum.
 
''' fuscous ''' donkerbruingrijs.
 
''' fusiform ''' spoelvormig, het midden dikker dan de beide einden.
 
''' fynbos, ZAfr. ''' fijnbos: landschapstype van de zuidelijke en de zuidwestelijke Kaapprovincie met struikbegroeiing, de arme bodem is zanderig en steenachtig, de regen valt in de winter en bedraagt minstens 250 mm per jaar, standplaats van vele endemische soorten.
 
''' g., gen., afk. genus ''' geslacht.
 
''' GA ''' z. gibberellin.
 
''' gal ''' z. gallon.
 
''' galactan ''' galactaan: een hoofdzakelijk uit galactose opgebouwde polysacharide die deel uitmaakt van pectienachtige stoffen in de celwand.
 
''' galactose ''' galactose, monosacharide, C6H12O6; komt voor in vruchten en andere delen vd. plant.
 
''' galbulus ''' kegelbes: gesloten ronde vlezige coniferenkegel; bv. Cipres.
 
''' galea ''' helm: helmvormig uitsteeksel van kelk of kroon; bv. Monnikskap, Aconitum spp.
 
''' galeate ''' gehelmd, vv. helm, helmvormig.
 
''' gall ''' gal: abnormaal plaatselijk gezwel ontstaan als reactie op een parasiet, bv. een bacterie, schimmel, insect &c.
 
''' gallery ''' forest z. fringed forest.
 
''' gallon, afk. gal ''' inhoudsmaat voor vloeistoffen, gelijk aan 4 quart en aan 8 pint; 1 gallon (USA) = 3,7854 liter; 1 gallon (UK) = 4,5461 l.
 
''' gamete ''' gameet: geslachtscel, de kern bevat de helft vh. aantal chromosomen in een gewobe cel;.  v. haploid.
 
''' gametangium, mv. gametangia ''' gametangium, mv. gametangiën: cel of orgaan waarin gameten gevormd worden; ihb. bij bepaalde Algen en Schimmels.
 
''' gametogenesis ''' algemene term voor de vorming van gameten; v. androgenesis en gynogenesis.
 
''' gamodesmic ''' met vergroeide vaatbundels in de centrale cylinder; z. stele.
 
''' gamopetalous ''' vergroeidbladig: kroonbladen langs de randen vergroeid; syn. sympetalous; v. apopetalous, choripetalous, diapetalous, polypetalous.   
 
''' gamophyllous ''' met aan de rand vergroeide bladeren.
 
''' gamosepalous ''' vergroeidbladig: kelkbladen langs de randen vergroeid; syn. synsepalous; v. aposepalous, polysepalous.
 
''' Gander Cholla ''' Opuntia  acanthocarpa var. ganderi.
 
''' gaping ''' z. ringent.
 
''' Garambullas ''' de eetbare bosbesachtige vruchten van Myrtillocactus geometrizans.
 
''' Garua ''' zeemist in de kustwoestijnen van Chili.
 
''' Gauss curve ''' Gausskromme, z. normal distribution.
 
''' gasteriform ''' buikvormig; bv. bloemen van Gasteria spp.
 
''' gelatinous ''' geleiachtig.
 
''' geminate ''' in paren, gepaard.
 
''' gemma, mv. gemmae ''' knop, ihb. bladknop.
 
''' gemmacious ''' btr. bladknoppen.
 
''' gemmation ''' knopvorming.
 
''' gemmiferous ''' bladknoppenvormend, -- dragend.
 
''' gen., afk. genus ''' geslacht.
 
''' gen.nov., afk. genus novus ''' nieuw geslacht: aanduiding bij de naam ve. nieuwbeschreven geslacht.
 
''' gene, mv. genes ''' gen, mv. genen: drager ve. erfeljke eigenschap; v. chromosome.
 
''' gene bank ''' genenbank: instelling voor het instandhouden van waardevolle rassen van kultuurgewassen die verloren dreigen te gaan en van met uitsterven bedreigde wilde planten met mogelijk voor later waardevolle eigenschappen; opm. onder gunstige omstandigheden kunnen zaden enkele tientallen jaren bewaard worden alvorens ze weer uit te zaaien, ook weefselkultuur kan toegepast worden om problemen met ruimtegebrek te voorkomen.
 
''' gene centre ''' gebied waar een grote variatie aan vormen van kultuurplanten en hun wilde verwanten voorkomt; verondersteld wordt dat in een dergelijk gebied de kultuur haar oorsprong vond; opm.voor veredelingsdoeleinden wordt  in deze streken wel gezocht naar tegen bepaalde ziekten  resistente vormen; ook center gespeld..
 
''' genera ''' mv. van genus: geslachten.
 
''' generative ''' generatief, geslachtelijk.; -- growth = generatieve groei: de vorming van bloemen of bloeiwijzen; v. vegetative  growth; -- reproduction  = generatieve, geslachtelijke vermeerdering: vermeerdering door zaad; v. vegatative reproduction.
 
''' generic ''' een geslacht betreffend; -- name = geslachtsnaam.
 
''' genetics ''' genetica, erfelijkheidsleer.
 
''' geniculate ''' knievormig, geknikt: scherp gebogen als een knie.
 
''' genom, genome ''' genoom: één haploide set chromosomen met de genen; v. haploid.
 
''' genomical ''' genoom betreffend.
 
''' genotype ''' het geheel vd. erfelijke eigenschappen ve. plant; v. phenotype.
 
''' genus, mv. genera ''' geslacht, genus.
 
''' geo- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: aarde, grond, bodem.
 
''' geobotany ''' z. phytogeography.
 
''' geocarpic ''' onderaards vruchtvormend, onderaards rijpend.
 
''' geology ''' geologie, aardwetenschappen.
 
''' geophilous ''' ondergronds groeiend, wortelend of vruchten vormend.
 
''' geophyte ''' 1) in grond groeiende plant; v. epiphyte, hydrophyte. 2) plant die overwintert door ondergrondse organen als knollen, bollen, wortelstokken, terwijl bovengrondse delen afsterven.
 
''' geotaxis ''' beweging van vrij beweeglijke kleine organismen onder invloed vd. zwaartekracht.
 
''' geotropism ''' neiging van wortels om te groeien in de richting vd. zwaartekracht; syn. gravitropism; negative -- = neiging van stengels om tegengesteld aan de richting vd. zwaartekracht te groeien; syn. apogeotropism, v. tropism, diageotropism, phototropism.
 
''' germinate ''' 1) ontkiemen.  2) doen kiemen, tot kieming brengen.
 
''' germination ''' kieming, ontkieming: het begin vd. groei ve. zaad, spore of stuifmeelkorrel.
 
''' germ ''' pore z. colpus.
 
''' Ghost Tree ''' Senecio johnstonii.
 
''' Giant Cactus ''' Carnegiea gigantea.
 
''' Giant Claret-cup Hedgehog ''' Echinocereus coccineus var. arizonicus (syn. E. arizonicus, E. triglochidiatus  var. a.).
 
''' Giant Dagger ''' Yucca carnerosana.
 
''' Giant Fishhook Cactus ''' Ferocactus hamatocanthus (Hamatocactus hamatocanthus).
 
''' Giant Saguaro ''' Carnegiea gigantea.
 
''' gibberellic acid ''' gibberellinezuur; z. gibberellin.
 
''' gibberellin ''' groep van in de schimmel Gibberella fujikuroi ontdekte en in alle planten voorkomende stoffen en synthetische varianten daarvan; met groeistofwerking en vooral op de celstrekking en bloemvorming werkend, ook kunnen ze de rustperiode van knoppen en zaden onderbreken; bv. gibberellic acid, afk. GA = gibberellinezuur; v. phytohormone.
 
''' gibbose ''' 1) gebocheld; syn. gibbous.  2) gezwollen; bv. blad van Sedum spp.
 
''' gibbosity ''' bult, bochel, zwelling, uitsteeksel; bv. de spoor van sommige bloemen.
 
''' gibbous ''' z. gibbose.
 
''' gill ''' plaatje; bv. aan de onderzijde vd. hoed van sommige paddestoelen; syn. lamella, plica.
 
''' girth ''' omvang: omtrek van bv. de stam ve. boom.
 
''' glabrate ''' bijna kaal, later kaal wordend.
 
''' glabrous ''' kaal, onbehaard, niet harig; syn. smooth; v. pubescent.
 
''' gladiate ''' zwaardvormig, btr. bladvorm; kan krom of recht zijn; z. ensate.
 
''' gland ''' klier: afscheidingvormend deel, uitsteeksel of aanhangsel; ook het corpusculum bij Stapelia's wordt wel eens zo genoemd, ofschoon het geen afscheidingsorgaan is.
 
''' glandular ''' vv. klieren of afscheidingsorganen; syn. glandulose, ant. eglandular.
 
''' glandular hair ''' klierhaar: haar met een klier aan het eind.
 
''' glandular-pubescent ''' 1) vv. zowel klieren als haren.  2) vv. haren met een speldeknopvormige klier aan het eind; bv. blaadjes van Zonnedauw, Drosera spp.
 
''' glandular-punctate ''' opperhuid vv. kleine klieren, doorschijnend bij doorvallend licht.
 
''' glanduliferous ''' klierdragend, vv. klieren.
 
''' glandulose ''' z. glandular.
 
''' glareose, glareous ''' in grindige bodem groeiend.
 
''' Glasswort ''' Salicornia herbea.
 
''' glaucescent ''' 1) zeegroen wordend.  2) als glaucous 2), maar dan in lichtere mate.
 
''' glaucous ''' 1) helder lichtblauwgroen, zeegroen, ook grijsgroen.  2) fijn bepoederd, berijpt; v. bloom.
 
''' glebous ''' klonterig.
 
''' glebulate ''' btr. oppervlak: met hoopjes onregelmatig geplaatste korreltjes.
 
''' glen ''' beschutte, nauwe, vochtige bergvallei.
 
''' Glenroy Hybrids ''' × Echinobivia hybriden van Nieuwzeelandse oorsprong; v. Paramount Hybrids.
 
''' globose, globular ''' bolvormig.
 
''' globular cacti ''' bolcactussen.
 
''' glochid, mv. glochids, glochidia ''' glochide: gemakkelijk loslatende kleine stekel of borstel met weerhaakjes, vaak in bosjes als bij Opuntia spp.
 
''' glochidiate ''' 1) met weerhaakjes aan het uiteinde.  2) vv. glochiden.
 
''' glochidium ''' haarachtig uitsteeksel met een gehaakte top.
 
''' Gloeosporium ''' schimmels van dit geslacht veroorzaken brandvlekkenrot, te herkennen aan de ronde ingedroogde harde bruine vlekken; Opuntia's, zuilcactussen en Mammillaria's zijn nogal gevoelig.
 
''' glomerate ''' in dichte compacte kluwens.
 
''' glomerule ''' bloemkluwen, bloeiwijze: zittende bolvormige bloemhoopjes; komt bv. voor bij sommige Brandnetelachtigen als Glaskruid, Parieteria officinalis.
 
''' Glory of Texas ''' Thelocactus bicolor var. schottii.
 
''' glucose ''' glucose, druivensuiker, C6H12O6; komt voor in vruchten en andere delen vd. plant; syn. dextrose, glycose.
 
''' glucose phosphate ''' verbindingen van glucose en fosforzuur, belangrijke tussenprobukten bij de opbouw en afbraak van zetmeel en cellulose.
 
''' glucoside ''' z. glycoside.
 
''' glumaceous ''' op kelkkafje gelijkend.
 
''' glume ''' kelkkafje: steunblaadje aan de voet van aartje bij grassen.
 
''' gluten ''' gluten: eiwit uit de graankorrel; opm. de aanwezigheid ervan is de oorzaak dat van bv. tarwemeel wel deeg gemaakt kan worden, maar van aardappelmeel niet.
 
''' glutinose, glutinous ''' kleverig, bedekt met kleverige afscheiding.
 
''' glyceraldehyde ''' glyceraldehyde: eenvoudigste suiker met de formule CH2OH.CHOH.CHO; als fosforzuurverbinding is het een belangrijk tussenproduct bij de opbouw en afbraak van koolhydraten.
 
''' glycerol ''' glycerol: tot de alcoholen behorende verbinding, CH2OH.CHOH.CH2OH; glycerol is een bestanddeel van plantaardige oliën en vetten en sommige vetachtige stoffen; opm. de verouderde, meer bekende naam is glycerine.
 
''' glycolysis ''' glycolyse: proces waarbij glucose afgebroken wordt tot pyrodruivenzuur.
 
''' glycose ''' z. glucose.
 
''' glycoside ''' glycoside: verbinding ve. suiker met een niet-suiker; opm. dit is de naam vd. groep verbindingen, glucoside is een verbinding van glucose met een niet-suiker.
 
''' Goat-horn Cactus ''' Astrophytum capricorne.
 
''' Golden Barrel, -- -- Cactus ''' Echinocereus grusonii.
 
''' Golden Chested Beehine ''' Coryphantha recurvata.
 
''' Golden Cholla ''' Opuntia echinocarpa, ook Silver Cholla genoemd.
 
''' Golden Lily Cactus ''' Lobivia aurea.
 
''' Golden Rainbow Hedgehog ''' Echinocereus pectinatus var. neomexicana.
 
''' Golden Star Cactus ''' Mammillaria elongata.
 
''' Golf Ball Pincushion ''' Mammillaria lasiacantha.
 
''' gonidium ''' bladgroen bevattende cel ve. Korstmos, een eencellig wiertje; z. lichen.
 
''' graft ''' 1) geënte plant.  2) entstuk; z. scion.
 
''' grading ''' geleidelijk overgaand in.
 
''' grafted ''' geënt.
 
''' graft-hybrid ''' z. chimaera.
 
''' grafting ''' enten: het aanbrengen ve. entstuk op een onderstam; z. scion, stock; v. splice-grafting.
 
''' Graham Fishhook ''' Mammillaria grahamii.
 
''' grain ''' z. granule.
 
''' Grama Grass ''' Bouteloua gracilis.
 
''' Grama Grass Cactus ''' Sclerocactus papyracantha (syn. Toumeya p., Pediocactus p.).
 
''' graminaceous, gramineous ''' 1) tot de Grassen behorend.  2) grasachtig.
 
''' Grand Canyon Beavertail, -- -- -- Cactus ''' Opuntia longiareolata (syn. O. basilaris var. longiareolatus).
 
''' graniferous ''' graankorrels of graanachtige vruchten producerend.
 
''' granitophile ''' plant die uitsluitend of bij voorkeur op graniethoudende bodem groeit.
 
''' granitophilic ''' bij voorkeur op graniethoudende bodem groeiend.
 
''' granular, granulate, granulose ''' bedekt met zeer fijne korreltjes of daarop gelijkend.
 
''' granule ''' graankorrel; syn. grain.
 
''' granulose ''' z. granular.
 
''' grape-vine ''' z. vine 1).
 
''' grapery ''' z. vinery 1).
 
''' grassland ''' plantengemeenschap waarin Grassen de hoofdbegroeiing vormen, voorkomend bij matige regenval; bv. prairie in de USA, steppe in Rusland en Centraal Azië, llano en pampa in Zuid-Amerika, savanne in zuidelijker streken, veld in Zuid-Afrika; opm. niet onze weidegebieden, deze zijn kultuurgebonden en zouden, aan zichzelf overgelaten, overgaan in berken- en elzenbos.
 
''' graveolent ''' zeer sterk riekend.
 
''' gravitropism ''' z. geotropism.
 
''' Greasewood ''' Larrea tridentata; syn. Creosote Bush.
 
''' Green Fishhook ''' Mammillaria viridiflora (syn. M. wrightii var. v.).
 
''' Green Hedgehog ''' Echinocereus viridiflorus.
 
''' Green-flowered Pitaya, -- Torch Cactus ''' Echinocactus viridiflorus.
 
''' greenfly ''' groene bladluis; z. aphid.
 
''' greening ''' 1) groenwordend ihb. door vegetatie; v. verdure.  2) algengroei, bv. op het grondoppervlak van potplanten.
 
''' green manure ''' groenbemester: gewas dat tegen het eind vh. groeiseizoen ingezaaid wordt om later ondergeploegd te worden; bv. Klaver, Lupine; ter verbetering van het humus- en stikstofgehalte vd. bodem.
 
''' gregarious ''' groepsgewijs: groeiend in kolonies, in grote groepen.
 
''' grex ''' groep verwante cultivars onder één cultivarachtige naam; bv. × Echinobivia 'Paramount Hybrids', Lewisia 'Sunset Strain'; v. cultivar.
 
''' griseous ''' grijs, grijsachtig.
 
''' Grizzly Bear Cactus, -- -- Prickly Pear ''' Opuntia erinacea var. ursina.
 
''' Ground Cholla ''' Opuntia wiigginsii.
 
''' grove ''' boomgroep: afzonderlijke groep bomen, natuurlijk of aangelegd, zonder struikachtige ondergroei; v. spinney.
 
''' grow ''' 1) groeien;  2) telen; v. plant growing.
 
''' grower ''' teler; home --  = -- voor eigen gebruik.
 
''' growth-form ''' 1) groeivorm: groep planten of soorten met hetzelfde algemene uiterlijk, behoeft geen verwantschap te betekenen.  2) z. life-form.
 
''' growth hormone, growth regulater, growth substance ''' groeistof; z. phytohormone.
 
''' growth ring ''' groeiring: ring in het xyleem ve. houtige Tweezaadlobbige; veroorzaakt door verschillende grootte vd. cellen aan het begin en het einde ve. groeiperiode; opm. niet identiek met jaarring omdat in een seizoen meer groeiperioden kunnen voorkomen; syn. false annual ring; v. annual ring.
 
''' grub ''' zachte wormachtige larve ve. insect, ihb. larve ve. kever; v. larva.
 
''' guard cell ''' sluitcel: één vd. twee halvemaanvormige cellen gelegen aan weerszijden vd. opening ve. huidmondje die het openen en sluiten ervan regelen.
 
''' gum ''' gom: afscheiding van planten, spontaan of na verwonding; met water geven ze een gel of een kleverige oplossing; bestaan uit vertakte polysacharide structuren; bv. -- arabic = arabische gom.
 
''' gummiferous ''' gom vormend of dragend.
 
''' gummose ''' gomachtig, op gom gelijkend; ook gummous gespeld.
 
''' gummosis ''' overmatige gomafscheiding tengevolge van schimmelaantasting; bv. bij Komkommer.
 
''' gummous ''' z. gummose.
 
''' guttate ''' met druppelvormige vlekken.
 
''' guttation ''' guttatie, druppeling: behalve de afscheiding van waterdamp via de huidmondjes, komt het bij hoge relatieve vochtigheid ook voor dat planten een overmaat vocht in druppelvorm afscheiden; bv. aan de bladtoppen van gras.; z. hydathode.
 
''' guttiferous ''' gom of hars leverend.
 
''' guttula, guttule ''' kleine druppelvormige vlek.
 
''' guttulate ''' met druppelvormige vlekjes.
 
''' gymno- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: naakt, onbedekt.
 
''' gymnocarpous ''' naakte vruchten dragend.
 
''' gymnophile ''' op Gymnocalycium gespecialiseerde cactusliefhebber.
 
''' gymnosperms ''' Gymnospermae, Naaktzadigen: plantengroep gekenmerkt door de niet in een vruchtbeginsel liggende eicellen, bv. Coniferen; samen met de Angiospermae, Bedektzadigen, de groep der Spermatophyta, Zaadplanten, vormend.
 
''' gymnospermous ''' 1) zaden niet opgesloten in een vruchtbeginsel hebbend.  2) btr. of behorend tot de Naaktzadigen.
 
''' gynandrium ''' stempelzuil: lichaam ontstaan door vergroeiing van meeldraden en stamper, de bloem is dan helmstijlig; bv. Orchideaceae; syn. column, gynostemium.
 
''' gynandrous ''' helmstijlig: met vergroeide meeldraden en stampers.
 
''' gynantherous ''' met tot stampers vervormde meeldraden.
 
''' gynecandrous ''' mannelijke en vrouwelijke bloemen in dezelfde bloeiwijze dragend.
 
''' gynecium ''' z. gynoecium. 
 
''' gynobase ''' vergroting vd. basis waarop de stamper staat; v. gynophore.
 
''' gynodioecious ''' tweehuizig met enkele tweeslachtige bloemen op een plant met vrouwelijke bloemen.
 
''' gynoecium, gynecium ''' vrouwelijk deel ve. bloem, het geheel van stampers van één bloem.
 
''' gynogenesis ''' z. androgenesis.
 
''' gynomonecious, gynomonoecious ''' eenhuizig met tweeslachtige en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant.
 
''' gynophore ''' stamperdrager: een zuilvormige verhoging vd. bloembodem zodat de stamper boven het aanhechtingspunt vd. bloembekleedsels staat; syn. stype; v. gynobase, androphore.
 
''' gynostegium ''' 1) een bedekking vd. stampers.  2) de vergroeide stempels en helmknoppen bij sommige Asclepidiaceae.
 
''' gynostemium ''' z. gynandrium.
 
''' gypseous, gypsous ''' gipsachtig, gipshoudend: calciumsulfaat bevattend.
 
''' gypsophile ''' plant die uitsluitend of bij voorkeur op gipshoudende bodem groeit.
 
''' gypsophilic, gypsophilous ''' gipsminnend: uitsluitend of bij voorkeur op gipshoudende bodem groeiend.
 
''' gypsous ''' z. gypseous.
 
''' gypsym ''' gips: calciumsulfaat, CaSO4
 
''' Gypsum Cactus, Gypsum Plains Cactus ''' Pediocactus sileri (syn. Utahia s.).
 
''' H ''' chemisch symbool vh. element waterstof; z. hydrogen.
 
''' h., afk. Lat. hortus ''' tuin.
 
''' h., afk. Lat. nihil ''' niets; v. l.
 
''' habit ''' habitus: de totale uiterlijke verschijningsvorm ve. plant; bv. boom, struik, kruidachtige rozet, &c.
 
''' habitat ''' standplaats: de plaats waar de plant in de natuur groeit en de onmiddellijke omgeving daarvan.
 
''' hair ''' haar: meercellig, soms eencellig, lang, dun uitgroeisel vd. opperhuid; v. trichome.
 
''' Hair-spined Prickly Pear ''' Opuntia trichophora.
 
''' halbard-shaped ''' spiesvormig; z. hastate.
 
''' half-hardy ''' op een beschutte plaats bestand tegen een niet te strenge winter; v. hardy.
 
''' half-inferior ''' halfonderstandig, btr. vruchtbeginsel: slechts gedeeltelijk met de bloembodem vergroeid; syn. subinferior, v. inferior, superior.
 
''' half-shrub ''' meerjarige plant waarvan alleen het onderste deel verhout is; v. subshrub.
 
''' hallucinogen ''' verwekker van visioenen, bv. alkaloiden uit Lophophora williamsii.
 
''' hallucinogenic ''' visioenen verwekkend.
 
''' halophyte ''' zoutminnende of zoutverdragende plant, uiterlijk vaak met droogteplanten overeenkomend; bv. Zeekraal, Salicornia herbea.
 
''' halophytic ''' zoutminnend, in brak water groeiend; syn. salsuginose, salsuginous.
 
''' hamate, hamated ''' gehaakt; z. hooked.
 
''' hamulose, hamulous ''' fijn gehaakt.
 
''' hamiform ''' haakvormig.
 
''' hapaxanthic, hapaxanthous ''' meerjarig: bij een levensduur van meerdere jaren slechts één bloeiperiode hebbend, eenmaal bloeiend en vruchtzettend, daarna afstervend; bv. Agave spp.; syn. monocarpic; v. polycarpic, sychnocarpous.
 
''' haplo- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: enkel.
 
''' haplocaulescent ''' slechts één stengel bezittend, aan de top ervan staat de bloem; bv. Klaproos, Papaver spp.
 
''' haplochlamydeous ''' slechts rudimentaire bloembekleedselen ter bescherming vd. generatieve organen bezittend; bv. de mannelijke bloemen vd. Okkernootfamilie, Juglandaceae; v. heterochlamydeous, homochlamydeous.
 
''' haploid ''' met het basisaantal (de helft vh. gewone aantal) chromosomen in de celkern, zoals de meeste geslachtscellen; v. diploid.
 
''' haplostemonous ''' evenveel meeldraden als kroon- en kelkbladen bezittend; v. diplostemonous, obdiplostemonous.
 
''' haplotype ''' de enige soort ve. geslacht; v. monotypic.
 
''' hapteron ''' schijfvormig uitgroeisel vd. stengel waarmee bv. zeewier zich aan de rotsen hecht; syn. holdfast.
 
''' haptonasty ''' beweging ve. plant bij aanraking; bv. Kruidje-roer-me-niet; v. nasty, pulvinus.
 
''' haptotropism ''' beweging ve. plant bij aanraking als gevolg van eenzijdig groeiende cellen, onderscheid van haptonasty; bv. een groeiende rank, zodra een steunsel geraakt wordt groeit de rank daar omheen; v. tropism.
 
''' hardening ''' afharding: geleidelijk blootstellen ve. plant aan lagere temperaturen; in de kas gekweekte planten of zaailingen worden door geleidelijk toenemende ventilatie afgehard voordat ze in de buitenlucht uitgeplant worden.
 
''' hardwood ''' hardhout: hout van bepaalde loofbomen; v. softwood.
 
''' hardy ''' winterhard: bestand tegen temperaturen onder 0 °C.
 
''' harvest ''' oogst; z. crop 2).
 
''' hassock ''' z. tussock.
 
''' hastate ''' spiesvormig, btr. bladvorm: spitse top en horizontaal uitstaande slippen aan de voet; syn. halberd-shaped, v. sagittate. F)
 
''' hastula ''' einde vd. bladsteel op de bovenzijde vd. bladschijf ve. handvormig palmblad.
 
''' haustorium mv. haustoria ''' boor- en zuigwortel: orgaan waarmee parasitische planten de voedingsstoffen opnemen vd. waardplant; anatomisch meer stengel- dan wortelachtig; syn. sucker.
 
''' Haystack ''' Echinocereus stramineus.
 
''' head ''' 1) hoofdje, bloeiwijze: dicht opeengepakt met (bijna) zittende bloemen op een verdikte en verbrede, soms vlakke of schotelvormige steel; bv. Paardebloem, Taraxacum spp., bij Klaver, Trifolium spp. zijn de bloempjes kortgesteeld; syn. anthodium, capitulum.  2) krop; bv. Andijvie, Sla.  3) kop; bv. five-headed cactus = vijfkoppige --.
 
''' heartwood ''' z. duramen.
 
''' heath ''' hei, heide, heideveld: onbebouwde vrij vlakke (zand)gronden hoofdzakelijk begroeid met Calluma en Erica spp.
 
''' Heather ''' heide, heideplant: plant uit de Heidefamilie, Ericaceae, ihb. Calluma en Erica spp.             
 
''' hedge ''' heg, haag: rij dichte struiken, geplant als afscheiding of omheining; v. fence.
 
''' hedgehog ''' egel.
 
''' Hedgehog ''' volksnaam voor stekelige bolcactussen van diverse geslachten.
 
''' Hedgehog Aloe ''' Aloe humilis.
 
''' Hedgehog Cactus ''' Echinocereus spp., ihb. E. adustus, E. fendleri var. fasciculatus.
 
''' Hedgehog Prickly Pear ''' Opuntia erinacea.
 
''' helical, helicoid ''' schroefvormig: de vorm ve. spiraalveer.
 
''' helicoid cyme ''' boragoïd, middelpuntvliedende bloeiwijze: eenzijdig geplaatste gesteelde bloemen aan een zich telkens maar enkel vertakkende as; de opvallende zijtakken liggen in elkaars verlengde, waardoor het op een tros lijkt, te herkennen aan de opgerolde top; syn. bostryx, cincinnus (vaak beperkt tot bloeiwijze met dicht bij elkaar geplaatste vertakkingen); opm. veelal wordt hiervoor ten onrechte de term  scorpioid cyme gebruikt.  N)
 
''' heliophilous ''' heliofiel: aangetrokken door zonlicht.
 
''' heliophyte ''' zonneplant: plant die het volle zonlicht verkiest of verdraagt.
 
''' heliotrope ''' 1) matte roodviolette kleur.  2) Heliotropium spp., familie der Ruwbladigen, Boraginaceae.
 
''' heliotropic ''' naar het (zon)licht groeiend; syn. phototropic.
 
''' heliotropism ''' het verschijnsel dat een plant of bloem zich naar het (zon)licht wendt; syn. phototropism, v. tropism.
 
''' helix ''' helix: schroefvormige spiraal; v. spiral.
 
''' helophyte ''' moerasplant waarvan de overwinterende knoppen in de modder op de bodem van vijver of plas liggen.
 
''' Helminthosporium ''' deze met importzaad vd. standplaatsen ingevoerde schimmels veroorzaken een droogrot, vooral jonge zaailingen kunnen in korte tijd geheel verdrogen; kenmerkend is de olijfgroene kleur veroorzaakt door de sporen.
 
''' hemi- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: half; bv. hemicylindrical = halfcylindervormig; z. het grondwoord.
 
''' hemicellulose ''' celluloseachtige stof in de celwand, opgebouwd uit andere suikers dan glucose; onoplosbaaar in water maar gemakkelijk splitsbaar tot de eenvoudiger suikers, kan dus ook als reservevoedsel dienen; v. cellulose.
 
''' hemicryptophyte ''' plant waarvan de overwinterende knoppen zich op of juist onder het bodemoppervlak bevinden; v. chamaephyte, cryptophyte, phanerophyte, therophyte.
 
''' hemi-epiphyte ''' halfepiphyt: plant die in het jeugdstadium als epiphyt groeit, later wortels naar de bodem zendt en dan versterkt verder groeit; de wortels vertakken zich en vergroeien waardoor een schijnstam ontstaat; bv. sommige Ficus spp.
 
''' hemiparasite ''' halfparasiet: parasitisch levende plant die evenwel ook bladgroen bezit; bv. Maretak, Viscum album; v. holoparasite.
 
''' hemisaprophyte ''' halfsaprophyt: plant met chlorophyl die evenwel het hoofddeel van zijn voeding uit dood materiaal als humus verkrijgt; bv. sommige Orchideeën.
 
''' Hen and Chicken Cactus ''' Coryphantha vivipara.
 
''' Hen and Chicken Houseleek ''' Jovibarba sobolifera.
 
''' Henequen, Henequin ''' Agave fourcroydes, ook A. letonae.
 
''' henequen, henequin ''' sterke, geelachtige vezel daarvan.
 
''' hepta- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: zeven; z. het grondwoord.
 
''' heptamerous, 7-merous ''' zeventallig: btr. bloem met zeven of een veelvoud daarvan kelk- en kroonbladen, meeldraden en stampers.
 
''' herb ''' 1) kruid: niet-houtige plant waarvan bovengrondse delen in de rustperiode, winter of droge tijd, afsterven.  2) kruid: plant die verzameld of gekweekt wordt voor gebruik in keuken en/of volksgeneeskunst.
 
''' herbaceous ''' kruidachtig: btr. groene stengel die aan het eind vh. seizoen tot op de bodem afsterft, niet verhoutend.
 
''' herbage ''' 1) kruidachtige vegetatie.  2) het sappige deel van kruidachtige planten, ihb. bladeren en jonge stengels.
 
''' herbal ''' kruidboek: in vroeger eeuwen een boek met beschrijving, eigenschappen en nut van planten, ihb. de veronderstelde geneeskrachtige werking; vaak geïllustreerd met fraaie houtsneden.
 
''' herbalist ''' 1) plantkundige, plantenverzamelaar (in oudere teksten).  2) kruidendokter.
 
''' herbarium ''' herbarium: 1) verzameling van geconserveerde planten, hoofdzakelijk in gedroogde vorm; Lat. Hortus Siccus.  2) gebouw waar zo'n verzameling gehuisvest is;  -- specimen = geconserveerde en gedocumenteerde plant in een herbariumcollectie.
 
''' herbary ''' kruidentuin.
 
''' herbicide ''' herbicide, onkruidbestrijdingsmiddel: preparaat om ongewenste planten, zg. onkruid, te doden; syn. weedkiller; v. 2,4-D, 2,4,5-T.
 
''' herbicolous ''' op kruidachtige planten levend of groeiend.
 
''' herbivore ''' planteneter; dier dat zich met planten voedt; syn. phytophage.
 
''' herbivorous ''' plantenetend.
 
''' hereditary ''' erfelijk: overdraagbaar op de nakomelingen.
 
''' heredity ''' erfelijkheid: het verschijnsel dat organismen hun kenmerken overdragen aan hun nakomelingen en de wetten die dat beheersen.
 
''' hercogamous ''' btr. hercogamy of deze vertonend.
 
''' hercogamy ''' ruimtelijke scheiding: het verschijnsel dat zelfbestuiving onmogelijk gemaakt wordt door scheiding vd. mannelijke en vrouwelijke bloemdelen in de bloembouw; bv. bij Orchideeën en Aasbloemen; v. dichogamy.
 
''' hermaphroditic ''' tweeslachtig: btr. bloem met meeldraden en stampers; syn. bisexual, monoclinous, perfect, teleianthous; v. imperfect, unisexual.
 
''' Hermit Cactus ''' Sclerocactus polyancistrus.
 
''' hesperidium ''' citrusvrucht: bes waarvan de vruchtwand uit drie lagen bestaat, een leerachtige gekleurde buitenwand met holten die vluchtige olie bevatten, een sponzige witte middenlaag  (z. albedo) en een vlezige binnenlaag; typische vrucht van Citrus spp.; syn. aurantium.
 
''' heterandrous ''' vv. meeldraden of helmknoppen van verschillende vorm.
 
''' hetero- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: verschillend; ant. iso-, homo-.
 
''' heteroauxin ''' z.  ß-indoleacetic acid.
 
''' heterocarpous ''' twee verschillende soorten vruchten dragend; bv. normale in de lucht groeiend en ook ondergronds zich ontwikkelende; ant. homocarpous.
 
''' heterocephalous ''' btr. Samengesteldbloemigen: met mannelijke en vrouwelijke bloemen in aparte hoofdjes.
 
''' heterochlamydeous ''' kelk en kroon in kleur en vorm duidelijk onderscheiden; ant. homochlamydeous.
 
''' heterochromic, heterochromous ''' veelkleurig, met meerdere kleuren; ant. homochromic, homochromous.
 
''' heteroecious ''' heteroecisch, btr. Roestzwammen: afwisselend levend op vaak geheel niet verwante waardplanten; bv. stengelroest van granen maakt ook een stadium op Berberis spp. door; ant. autoecious.
 
''' heterogamic, heterogamous ''' met twee of meer soorten bloemen in één groep; bv. bij Composieten, tweeslachtige buisbloemen en mannelijke of steriele lintbloemen in één hoofdje; v. homogamic, homogamous.
 
''' heterogamy ''' ongelijkslachtigheid: verschijnsel dat in een samengestelde bloem meer dan één soort bloemen voorkomen; v. homogamy.
 
''' heterogeneous ''' heterogeen: niet gelijkmatig van samenstelling; syn. inhomogeneous; ant. homogeneous.
 
''' heterogonous ''' ongelijkstijlig: met stijlen van verschillende lengte; syn. heterostylous.
 
''' heterogony ''' heterostylie, ongelijkstijligheid: het verschijnsel, dat verschillende planten van dezelfde soort verschillende bloemen voortbrengen die zich onderscheiden door de onderlinge plaats van stempels en helmknoppen; heterodistylie: er zijn twee soorten bloemen, langstijlige met korte meeldraden en kortstijlige met lange meeldraden, bv. Slanke Sleutelbloem, Primula elatior; heterotristylie, er zijn drie soorten bloemen, kortstijlige met middel en lange meeldraden, middelstijlige met korte en lange meeldraden en langstijlige met middel en korte meeldraden, bv. Kattestaart, Lythrum salicaria; het vermindert de kans op zelfbestuiving; syn. heterostylism, heterostyly; ant. homogony; z. opm. bij sphenopsid.
 
''' heterologous ''' z. homologous.
 
''' heteromallous ''' z. homomallous.
 
''' heteromerous ''' gelaagd, btr. Korstmos.
 
''' heteromorphic ''' in verschillende vormen optredend; z. dimorphic.
 
''' heterophyllous ''' met verschillend gevormde bladeren; bv. Klimop, Hedera helix, de gewone bladeren en die aan een bloeitak; z. dimorphic; ant. isophyllous, homophyllous.
 
''' heterophylly ''' het vóórkomen van verschillend gevormde bladeren.
 
''' heterophyte ''' plant die van andere planten, levend of dood, afhankelijk is voor zijn voedingsstoffen,  v. parasite, saprophyte.
 
''' heterostyled ''' z. heterogonous.
 
''' heterostylism ''' z. heterogony.
 
''' heterostylous ''' z. heterogonous.
 
''' heterostyly ''' z. heterogony.
 
''' heterotactic, heterotactous ''' heterotactisch: met verschillende types in dezelfde bloeiwijze; z. mixed inflorescence.
 
''' heterotroph ''' heterotrofe plant, z. heterotrophic.
 
''' heterotrophic, heterotrophous ''' heterotroof: niet zelf in staat alle voedingsstoffen op te nemen en te produceren; bv. door gebrek aan bladgroen; bv. parasitische planten; syn. allotrophic; ant. autotrophic.
 
''' hexa- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: zes; z. het grondwoord.
 
''' hexagonal ''' hexagonaal: met zes gelijke hoeken en zijden.
 
''' hexamerous, 6-merous ''' zestallig: btr. bloem bestaand uit kransen van zes of veelvoud daarvan.
 
''' hexenbesen ''' z. witches' broom.
 
''' hexose ''' hexose: suiker met zes koolstofatomen.
 
''' hibernaculum ''' overwinterend deel ve. plant, zoals een ondergrondse stengel, een winterknop.
 
''' hiemal ''' op de winter betrekking hebbend; v. solstitial, autumnal, vernal.
 
''' hilum ''' 1) navel: plaats waar de zaadknop aan de navelstreng zit, op een rijp zaad het lidteken vd. afgeworpen navelstreng; bv. bij  bonen.  2) centraal punt in de gelaagde zetmeelkorrel; z. starch, -- grain.
 
''' hip ''' rozebottel: schijnvrucht bestaande uit de holle, vlezig uitgegroeide bloembodem met daarbinnen  de dopvruchtjes.
 
''' hippocrepiform ''' hoefijzervormig.
 
''' hirsute ''' ruwharig, borstelig behaard: bedekt met korte rechtopstaande stevige maar niet harde haren; v. strigose.  K)
 
''' hirsutulous ''' enigszins borstelig behaard; v. hirsute.
 
''' hirtellous ''' kort ruwharig, fijn borstelig behaard; v. hirsute.
 
''' hispid ''' borstelharig, ruig behaard: dicht bedekt met rechte rechtopstaande vrij stijve haren.  K)
 
''' hispidulous ''' bedekt met fijne ruige haren; v. hispid.
 
''' histology ''' weefselleer: studie vd. microscopische structuur vd. plantweefsels.
 
''' hoary ''' grijswit en fijnbehaard; syn. canescent.
 
''' holdfast ''' z. hapteron.
 
''' holo- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: geheel, compleet.
 
''' holoparasite ''' geheel parasitisch levende plant; v. hemiparasite.
 
''' holotype ''' holotype: exemplaar, gedroogd of op andere wijze geconserveerd en in een herbarium gedeponeerd, welk exemplaar door de auteur aangegeven is als type voor die naam; duplicaten ervan worden isotype genoemd.
 
''' homo- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: gelijk, overeenkomstig; syn. iso-; ant. hetero-.
 
''' homocarpous ''' één soort vruchten hebbend; ant. heterocarpous.
 
''' homochlamydeous ''' bloemdek hebbend, bloembekleedsels niet onderscheiden in kelk en kroon; ant. heterochlamydeous.
 
''' homochromic, homochromous ''' eenkleurig; syn. concolorous, concolourous; ant. heterochromic, heterochromous.
 
''' homogamic, homogamous ''' 1) vv. één soort bloemen in een groep; bv. hoofdje ve. Samengesteldbloemige dat alleen lintbloemen of alleen buisbloemen bevat; ant. heterogonic, heterogamous.  2) btr. homogamy 2) of deze vertonend.
 
''' homogamy ''' 1) gelijkslachtigheid: verschijnsel dat in een samengestelde bloem slechts één soort bloemen voorkomt; ant. heterogamic, heterochamous.  2) verschijnsel dat stampers en meeldraden ve. bloem gelijktijdig rijp worden; ant. dichogamy.
 
''' homogeneous ''' homogeen, gelijkmatig van samenstelling; ant. heterogeneous, inhomogeneous.
 
''' homogeny ''' overeenkomst tussen organen of delen van planten van verschillende taxa, tengevolge van afstamming van één gemeenschappelijke voorouder; v. homoplasy.
 
''' homogony ''' slechts één soort bloemen met meeldraden en stampers van gelijke relatieve lengte dragend; ant. heterogony.
 
''' homologous ''' overeenkomend, homoloog: van gelijke oorsprong maar verschillend in vorm en functie; opm. de definitie 'een bloem is een bebladerde tak' laat zien wat bedoeld wordt; bv. de bol ve. Mammillaria is homoloog met de tak ve. bladcactus; ant. heterologous = verschillend in vorm door ongelijke oorsprong.
 
''' homomallous ''' gelijkelijk naar dezelfde zijde gebogen; bv. blaadjes van sommige mossen; ant. heteromallous = blaadjes in verschillende richtingen gespreid.
 
''' homonym ''' naam ve. soort die achteraf blijkt reeds eerder voor een andere soort gebruikt te zijn; volgens de nomenclatuurregels heeft de eerst wettig gepubliceerde naam voorrang, prioriteit, en moet de latere naam gewijzigd worden.
 
''' homophyllous ''' z. isophyllous.
 
''' homoplasy ''' overeenkomst tussen organen of delen van planten van verschillende taxa, niet afkomstig ve. gemeenschappelijke voorouder, maar onafhankelijk ontwikkeld; v. homogeny.
 
''' homoplastic ''' homoplasy vertonend.
 
''' homostylous ''' gelijkstijlig: stijlen van gelijke lengte hebbend: ant. heterostylous.
 
''' honey ''' honing, het door de honingbij uit de nectar van bloemen als voedsel voor larven en wintervoorraad gevormde zoetige product; v. nectar; -- dew = honingdauw: suikerhoudende afscheiding van bladluizen, v. aphid; -- gland = honingklier; z. nectary; -- guide = honingmerk: anders gekleurde vlek of streep op de kroonbladen van sommige bloemen; v. nectarguide.
 
''' hooked ''' gehaakt; bv. ve. doorn: het onderste deel recht en de top boogvormig omgebogen; syn. hamate.
 
''' hordenine ''' stikstofhoudend bestanddeel, zg. alkaloid, uit Ariocarpus (Roseocactus) fisuratus en andere leden vh. voormalige geslacht Anhalonium; C10H15NO, p-(2-dimethylaminoethyl)fenol; syn. anhaline. opm. p- is de afkorting van para- en geeft in de organische chemie de aanhechtingsplaats vd. tussen haakjes genoemde groep aan de benzeenring aan: recht tegenover de OH-groep van fenol.
 
''' hormone ''' z. phytohormone.
 
''' Horse Crippler ''' Sclerocactus texensis (syn. Echinocactus t., Homalocephala t.).
 
''' Horse Latitudes ''' subtropen, gebied rond 30° Noorder en Zuider-Breedte, gekenmerkt door hoge luchtdruk, wisselende windrichtingen en windstiltes.
 
''' Hort., hort. ''' aanduiding achter de naam op de plaats vd. auteursnaam, afk. Lat. hortorum = vd. tuinen, of afk. Lat. hortulanorum = vd. tuinlieden; voor een soort die alleen uit de kultuur bekend is.
 
''' horticulture ''' tuinbouw.
 
''' hortus ''' plantentuin, ihb. met een wetenschappelijke collectie..
 
''' hose-in-hose ''' vv. bloem met binnen de kroon schijnbaar een tweede kroon; bv. sommige Azalea cultivars.
 
''' host ''' waardplant: plant die voedingsstoffen verschaft aan een parasiet; z. parasite.
 
''' Hottentot Bread ''' Testidunaria (Dioscorea) elephantipes.
 
''' Houseleek ''' Huislook, Sempervivum tectorum, ook Sempervivum en Jovibarba spp. in het algemeen.
 
''' Houserock Cactus ''' Pediocactus paradinei (syn. Pilocanthus p.).
 
''' Howe Hedgehog ''' Echinocereus engelmannii var. howei.
 
''' humid ''' vochtig; btr. klimaat: meer neerslag dan verdamping; ant. arid.
 
''' humidity ''' vochtigheid; relative -- = relatieve --: de verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp in de lucht en de hoeveelheid die met water verzadigde lucht bij dezelfde temperatuur bevat, v. hygrometer.
 
''' humifuse ''' liggend, btr. stengel: vlak over de bodem uitgestrekt.
 
''' humus ''' humus: donker gekleurd organisch materiaal afkomstig van door rotting gedeeltelijk verteerd plantaardig afval, afgestorven planten, afgevallen bladeren; v. mild --, mor, mull.
 
''' husbandman ''' landbouwer, agrarier, tuinbouwer.
 
''' husbandry ''' grondbewerking en verzorging van gewassen; animal -- = veeteelt.
 
''' husk ''' schil, kaf: gewoonlijk losse buitenbekleding ve. vrucht.
 
''' hyaline ''' dun en bijna geheel doorzichtig.
 
''' hybrid ''' bastaard, hybride: product ve. kruising tussen twee taxa, bv. twee soorten vh. zelfde geslacht; aangeduid met × voor de soortaanduiding indien het kruisingsproduct een wetenschappelijke naam gekregen heeft; -- sterility = verschijnsel dat --en vaak geen kiemkrachtig zaad leveren; doordat de ouders een verschillend aantal chromosomen hebben, konden geen chromosomenparen gevormd worden, v. aneuploidy.
 
''' hybridization ''' bastaardering, het kruisen; zowel in de natuur als in kultuur..
 
''' hybrid swarm ''' populatie op een standplaats waar twee verschillende taxa (soorten) voorkomen en talrijke overgangsvormen ontstaan zijn; opm. 'gefundenes Fressen' voor splitters om een stortvloed van namen in de litteratuur vast te leggen.
 
''' hybrid vigour ''' in sommige gevallen optredende verbetering van groeikracht ve. hybride vergeleken met de ouders.
 
''' hydathode ''' waterklier: speciale openingen of ook haren die een teveel aan water actief of passief druppelsgewijs uitscheiden; v. guttation.
 
''' hydrated ''' lime z. lime.
 
''' hydro- ''' Gr. voorvoegsels met de betekenis: water.
 
''' hydrochorous ''' door water verspreid wordend.
 
''' hydrochory ''' hydrochorie: verspreiding van vruchten en zaden door water; bv. Waterpest, Elodea spp., Kokospalm, Cocos nucifera.
 
''' hydroculture ''' z. hydroponics.
 
''' hydrogamous ''' bestoven wordend door stuifmeel dat door water vervoerd wordt; bv. Zeegras, Zostera spp.; syn. hydrophilous.
 
''' hydrogamy ''' bestuiving door middel van water;  syn. hydrophily.
 
''' hydrolase ''' hydrolase: enzym dat hydrolyse versnelt.
 
''' hydrolysis ''' hydrolyse: splitsing van ingewikkelde verbindingen in eenvoudigere onder opname van water; bv. amylase.
 
''' hydrophile ''' hydrofiel: wateraantrekkend
 
''' hydrophobe ''' hydrofoob: waterafstotend.
 
''' hydrophilous ''' z. hydrogamous.
 
''' hydrophily ''' z. hydrogamy.
 
''' hydrophyte ''' waterplant: plant die in het water of in doordrenkte bodem groeit; v. mesophyte, xerophyte.
 
''' hydroponics ''' hydrokultuur: teelt in een steriel inert medium, bv. zand, vermiculiet of steenwol, waaraan een uitgebalanceerde, zeer verdunde voedingsoplossing wordt toegevoegd; syn. hydro-culture.
 
''' hydrotropism ''' neiging van sommige organen om in de richting van water te groeien; bv. wortels groeien naar vochtige bodemlagen toe, v. tropism.
 
''' hygro- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: vocht, vochtigheid.
 
''' hygrochasium ''' regenvrucht: doosvrucht die bij droogte gesloten blijft maar zich bij regen opent, zodat de zaden uitgespoeld kunnen worden.
 
''' hygrochastic ''' btr. beweging door uitdrogen of het opnemen van vocht; bv. opening van vruchten van mesems bij bevochtigen.
 
''' hygrochasy ''' openingsbeweging van vruchten bij bevochtiging.
 
''' hygrometer ''' hygrometer: vochtigheidsmeter; z. humidity.
 
''' hygrophanous ''' doorschijnend in vochtige, ondoorzichtig in droge toestand.
 
''' hygroscopic ''' vochtaantrekkend, onderhevig aan vormverandering als gevolg van verschil in vochtgehalte.
 
''' hygrothermal ''' betrekking hebbend op vochtigheid en temperatuur.
 
''' hymenium, mv. hymenia ''' kiemvlies: sporendragend oppervlak van schimmels, bedekt de plaatjes ve. Plaatjeszwam.
 
''' Hymenoptera ''' orde van insecten met twee paar vliezige vleugels; bv. bijen, wespen.
 
''' hyp- ''' z. hypo-.
 
''' hypanthium ''' komvormig omhulsel vh. vruchtbeginsel waarop kelk- en kroonbladen en meeldraden staan, ontstaan door vergroeiing daarvan; bv. bij pruimebloesem; syn. floral cup.  V)
 
''' hypanthodium ''' bloemkoek, bloembed: vlezige verbrede of uitgeholde bloembodem; bv. bij Dorstenia spp.
 
''' hyper- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: boven, voorbij, meer; v. hypo-.
 
''' hyperboreal ''' ver noordelijk; v. boreal.
 
''' hyperplasia ''' abnormale groei als gevolg van toegenomen aantal cellen, reactie op een ziekteverwekker; bv. heksenbezem, gallen, bladkrul; ant. hypoplasia; v. hypertrophy.
 
''' hyperploidy ''' het voorkomen van enkele extra chromosomen in een celkern; ant. hypoploidy.
 
''' hypersensitivity ''' sterke gevoeligheid ve. plant voor een ziekteverwekker, zodat het weefsel op de plaats vd. infectie afsterft waardoor uitbreiding vd. ziekte voorkomen wordt; planten die op deze wijze reageren zijn zeer resistent. 
 
''' hypertrophy ''' hypertrofie: abnormale groei als gevolg van toegenomen grootte vd. cellen; bv. in de wortels van koolsoorten als gevolg ve. infectie, knolvoet of vingerziekte; v. hyperplasia.
 
''' hypertufa ''' kunstmatige rots: mengsel van 1 deel cement, 2 delen zand en 2 delen turfmolm aangemaakt met water, wordt gebruikt om in een rotstuin kunstmatige rotspartijen te vormen; uitgespaarde holten en ingebouwde potten en pannen bieden plaats aan rotsplanten, ook bruikbaar om plantenbakken &c. mee te bestrijken teneinde een wat natuurlijker uiterlijk te verkrijgen;  v. tufa.
 
''' hypha, mv. hyphae ''' zwamdraad: draadachtige ketens van cellen ve. zwam, vormen het mycelium.
 
''' hypo-, hyp- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: onder; ant. epi-, hyper-.
 
''' hypochil, hypochilium ''' hypochil: het onderste, het dichtst bij het aanhechtingspunt gelegen deel vd. lip van de soms vrij gecompliceerd gebouwde bloem ve. Orchidee; het middendeel is de mesochil, de top die vaak het meest opvallende deel is, is de epiphil; v. labellum 1).
 
''' hypocotyl ''' hypocotiel: stengel ve. kiemplant tussen wortel en zaadlobben; -- arch = boog in het stengeltje onder de zaadlobben, bij bv. een kiemende boon het eerste wat boven de grond komt.
 
''' hypocotyledonary, hypocotyledonous ''' onder de kiembladen.
 
''' hypocrateriform, hypocraterimorphous ''' trompetvormig, btr. bloemvorm: vergroeibladige kroon met slanke buis en vlakke zoom; syn. salverform, salver-shaped.  Q)
 
''' hypodermal ''' op de hypodermis betrekking hebbend.
 
''' hypodermis ''' hypodermis: laag of lagen cellen, vlak onder de opperhuid liggende.
 
''' hypogeal, hypogeous ''' 1) ondergronds groeiend; bv. kiemend zaad waarvan de hypocotiel zo kort is dat de zaadlobben niet boven de grond komen.  2) ondergronds rijpend; bv. Aardnoot, Arachis hypogea; v. epigeal, epigeous.
 
''' hypogynous ''' hypogynisch; een --e bloem heeft de kroonbladen en meeldraden beneden de stamper(s) geplaatst en niet daarmee vergroeid, het vruchtbeginsel is dus bovenstandig;  V)  -- scales  = verouderde term voor de honingkliertjes van bv. Sedum spp.; v. epigynous, perigynous.
 
''' hyponasty ''' hyponastie: naar boven gerichte kromming van bv. bladeren ten gevolge van sterkere groei, celstrekking, aan de onderzijde; ant. epinasty; v. photonasty, thermonasty.
 
''' hypophyllous ''' aan de onderzijde ve. blad.
 
''' hypoplasia ''' onderontwikkeling als gevolg van ziekte of gebrek aan voedingsstoffen resulterend in misvormde of dwergplanten; ant. hyperplasia.
 
''' hypoploidy ''' het ontbreken van enkele chromosomen in een celkern; ant. hyperploidy.
 
''' hypotrophy ''' versterkte groei aan de onderzijde ve. orgaan; ant. epitrophy.
 
''' hypsophyll ''' hoogteblad: vaak kleinere of afwijkend gevormde bladeren onder een bloeiwijze; ook wel schutblad; v. bract.
 
''' hysteranthous ''' bloei voorafgaand aan de ontwikkeling vd. bladeren; bv. Forsythia; v. protanthous, synantherous.
 
''' hysterogenic ''' later gevormd of ontwikkeld.
 
''' IAA ''' z. ß-indoleacetic acid.
 
''' -iae ''' uitgang ve. naar een vrouwelijke persoonsnaam gevormde soortaanduiding.
 
''' IAN ''' z. ß-indoleacetonitril
 
''' ib., ibid., afk. Lat. ibidem ''' aldaar, op dezelfde plaats of bladzijde; verwijst bij een litteratuuropgave naar een reeds eerder geciteerd boek of artikel; v. l.c., op.cit., tom.cit.
 
''' IBA ''' z. ß-indolebutyric acid.
 
''' ibid. ''' z. ib.
 
''' ic., afk. Lat. icon ''' afbeelding, illustratie; syn. fig.
 
''' I.C.B.N., ICBN ''' International Code of Botanical Nomenclature z. Code.
 
''' Ice-plant ''' IJsbloem, Mesembryanthemum cristallinum, ook Sedum spectabile; -- Family = IJsplantenfamilie, Mesembryanthemaceae.
 
''' I.C.N.C.P, ICNCP ''' International Code of Nomenclature of Cultivated Plants; z. Code.
 
''' iconotype ''' afbeelding die als type voor een naam aangewezen is, omdat herbariummateriaal vd. auteur niet aanwezig is of verloren is gegaan; syn. pictotype; opm. deze laatste term is lelijk omdat hij een combinatie van Lat. en Gr. is.
 
''' icosandrous ''' met twintig of meer meeldraden: meeldraden veel.
 
''' id., afk. Lat. idem ''' dezelfde, hetzelfde.
 
''' identification ''' determinatie: bepaling vd. naam ve. plant.
 
''' idioblast ''' cel die door vorm, inhoud of wandstructuur afwijkt vd. omringende cellen; bv. latexcellen van Euphorbia spp., steencellen in een peer.
 
''' i.e., afk. Lat. id est ''' dat is; wordt gelezen als 'that is'.
 
''' ign., afk. Lat. ignotus ''' onbekend.
 
''' -ii ''' uitgang ve. naar een mannelijke persoonsnaam gevormde soortaanduiding; indien die naam op een klinker of op -er uitgaat alleen -i.
 
''' il- ''' z. in-.
 
''' ill., afk. Lat. illustris ''' vermaard, beroemd; opm. de afk. die illustratie, afbeelding, aangeeft is fig, ic.
 
''' illeg., ''' illegit.,  afk. Lat. illegitimum z. illegitimate.
 
''' illegitimate ''' onwettig; btr. een naam die in strijd is met de nomenclatuurregels, bv. een nomen nudum, naam die zonder beschrijving gepubliceerd is: ant. legitimate.
 
''' im- ''' z. in-.
 
''' imago ''' eindstadium vd. gedaanteverwisseling ve. insect: bv. ei - rups - pop - vlinder, de vlinder is de volwassen vorm.
 
''' imbricate ''' dakpansgewijs: elkaar overlappend; bv. de schubben ve. knop; v. incubous.  I)
 
''' immaculate ''' zonder vlekken, ongevlekt.
 
''' immersed ''' ondergedompeld; bv. bladeren van waterplanten.
 
''' immobile ''' onbeweeglijk; ant. mobile.
 
''' immortelle ''' droogbloem.
 
''' immune ''' immuun: onvatbaar, bestand tegen een aanval van ziekteverwekkers.
 
''' Impala Lily ''' Adenium obesum ssp. multiflorum.
 
''' imparipinnate ''' oneven geveerd, oneven gevind: geveerd samengesteld blad met topblaadje; syn. odd-pinnate; ant. evenpinnate, paripinnate.
 
''' impenetrable ''' ondoordringbaar; syn. impervious.
 
''' imperfect ''' 1) eenslachtig; -- flower = --e bloem, met alleen meeldraden of alleen stampers; ant. bisexual, hermaphroditic, monoclinous, perfect, teleianthous.  2) -- fungi, Lat. Fungi Imperfecti = groep schimmels waarbij geen geslachtelijke voortplanting optreedt.
 
''' imperial ''' duidt het oude in Groot Brittannië gebruikte systeem van maten en gewichten aan; in oudere en meer populaire boeken en tijdschriften nog steeds aangetroffen.
 
''' impermeable ''' ondoorlatend, geen  vloeistof doorlatend.
 
''' impervious ''' z. impenetrable.
 
''' in ''' tussen twee auteursaanduidingen geeft aan dat de eerste (de auteur) de naam gepubliceerd heeft in een boek waarvan de tweede de redacteur was. 
 
''' in. ''' z. inch.
 
''' in- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: niet, on-; opm. il- voorafgaand aan de letter l in van Lat. afgeleide termen, im- voor b, p en m, ir- voor r.
 
''' inantherate ''' zonder helmknop.
 
''' inaperturate ''' btr. stuifmeelkorrel: zonder openingen; ant. aperturate.
 
''' in-arching ''' afzuigen: entmethode waarbij onderstam en entstuk in contact gebracht worden terwijl beide voorlopig nog op hun eigen wortel blijven groeien.
 
''' inarticulate ''' ongeleed: niet in leden verdeeld; ant. articulate.
 
''' inbreeding ''' inteelt, zelfbestuiving; syn. selfing; ant. outbreeding, crossing.
 
''' incarnate ''' vleeskleurig.
 
''' inch, afk. in of " ''' Engelse duim: lengtemaat, gelijk aan 1/12 foot; 1 inch = 2,54 cm.
 
''' incinerator ''' soort verbrandingsoven voor tuinafval; opm. niet aan te bevelen wegens de luchtvervuiling, gewoon afval hoort op de composthoop en door ziekte of infecties aangetast materiaal dat inderdaad verbrand moet worden kan beter naar de vuilverbranding waar de rook tenminste gefilterd wordt.
 
''' incised ''' btr. bladrand: ingesneden, met diepe onregelmatige scherpe insnijdingen en uitsteeksels.  H)
 
''' incl., afk. Lat. inclusus ''' inbegrepen; typo incl., afk. Lat. typo incluso = het type inbegrepen.
 
''' inclinated, inclined ''' hellend: afhangend beneden het horizontale vlak; v. pendant.
 
''' included ''' niet úitstekend; bv. meeldraden in de bloembuis; ant. exserted; v. pin-eyed, thrum-eyed.
 
''' incompatible ''' incompatibel: 1) niet in staat door kruisbestuiving vruchtbaar zaad te vormen.  2) bij enting, sommige onderstammen passen niet bij bepaalde entstukken.
 
''' incomplete, -- flower ''' bloem die kroon of kelk of beide mist; ant. complete.
 
''' inconspicuous ''' onopvallend.
 
''' incrassate, incrassated ''' verdikt; bv. rand ve. blad.
 
''' increment ''' toename, aanwas. 
 
''' incrustate ''' korstvormend; syn. crustaceous.
 
''' inc.sed., afk. Lat. incertae sedis ''' van onzekere positie.
 
''' incubous ''' de top vh. ene blad de voet vh. volgende overlappend, evenwel niet zo sterk dat van dakpansgewijs gesproken kan worden; v. imbricate, succubous.
 
''' incumbent ''' opliggend, leunend tegen, rustend op: 1) btr. kiembladen: in het zaad zo gevouwen liggend dat de rug van één ervan tegen het worteltje ligt.  U);  2) btr. meeldraad: helmknop naar de as vd. bloem opengaand.
 
''' incurved ''' geleidelijk naar binnen gebogen; v. inflexed.
 
''' indefinite ''' 1) z. indeterminate.  2) talrijk, ontelbaar.
 
''' indehiscent ''' 1) gesloten blijvend, btr. bloem.  2) niet openspringend bij rijpheid; btr. meeldraad of vrucht; ant. dehiscent.
 
''' indentation ''' insnijding.
 
''' indeterminable ''' ondetermineerbaar, niet te determineren.
 
''' indeterminate ''' onbepaald, middelpuntzoekend, btr. bloeiwijze: de middelste bloemen (de bloemen aan de top) het laatst opengaand; syn. centripetal, indefinite, racemose; ant. determinate, centrifugal, cymose.
 
''' Indian Fig ''' Opuntia spp., ihb. O. ficus-indica, O. compressa.
 
''' indicator ''' indicator: stof die door kleurverandering een indruk geeft vd. zuurgraad, de pH; -- species = soort welke door de aan- of afwezigheid een indruk geeft vd. milieuomstandigheden; bv. afwezigheid van Korstmossen wijst op luchtvervuiling.
 
''' indicaxanthin ''' gele kleurstof uit de vrucht van Opuntia ficus-indica ; v. betalain.
 
''' indigen, indigene ''' inheemse plant, van nature in een gebied voorkomend; v. adventive, cultigen.
 
''' indigenous ''' inheems in een land of streek; syn. aboriginal, native; ant. exotic.
 
''' indistinct ''' 1) onduidelijk.  2) niet afgescheiden, niet apart; ant. distinct, discrete.
 
''' ß-indoleacetic acid, beta-indoleacetic acid, afk. IAA ''' ß-indolylazijnzuur, C8H6N.CH2.COOH, bekendste phytohormoon, het wordt gevormd in jonge delen vd. plant en bevordert zowel de celstrekking als de celdelingsactiviteit en de wortelvorming, het remt de vorming van knoppen en het afvallen van bladeren en vruchten; v. phytohormone.
 
''' ß-indoleacetonitril, beta-indoleacetonitril, afk. IAN ''' ß-indolylacetonitril, C8H6N.CH2.CN, synthetisch groeihormoon; v. phytohormone.
 
''' ß-indolebutyric acid, beta-indolebutyric acid, afk. IBA ''' ß-indolylboterzuur, synthetisch auxine met de formule C8H6N.(CH2)3.COOH; bevordert wortelvorming en gaat oa. vruchtval tegen; v. phytohormone.
 
''' indumentum ''' dichte wollige, donzige beharing; ook gebruikt om harigheid in het algemeen aan te duiden in tegenstelling tot andere oppervlakte aanhangsels.
 
''' induplicate ''' vv. naar binnen gebogen randen; v. reduplicate.
 
''' indurate ''' hard, verhard; syn. scleroid.
 
''' indusiate ''' vv. dekvliesjes.
 
''' indusium ''' 1) dekvliesje: sporenhoopje overdekkend uitgroeisel ve. varenblad.  2) cocon: omhulsel vh. popstadium ve. insect.
 
''' induviate ''' bedekt met oude en vergane delen; bv. stam van Senecio johnsonii.
 
''' -ineae ''' uitgang vd. naam ve. onderorde.
 
''' ined., afk. Lat. ineditus ''' niet gepubliceerd.
 
''' inedible ''' oneetbaar; ant. edible.
 
''' inermous ''' ongewapend: zonder stekels of dorens; syn. unarmed; ant. armed.
 
''' in error ''' bij vergissing; syn. sphalm.
 
''' inferior ''' onderstandig; -- ovary = -- vruchtbeginsel: bloembodem schotel- of buisvormig uitgegroeid en vergroeid met de stamper, de bloembekleedsels lijken dus op het vruchtbeginsel ingeplant te zijn; v. subinferior, superior.
 
''' infertile ''' btr. bodem: onvruchtbaar; ant. fertile.
 
''' inflated ''' blaasachtig, opgeblazen; syn. bladdery.
 
''' inflexed ''' scherp naar binnen gevouwen; v. incurved, reflexed.
 
''' inflorescence ''' bloeiwijze in de concrete betekenis, soms bloeigestel genoemd: bijeen behorende groep bloemen met de stengeldelen waaraan ze groeien;      v. anthotaxy; z. cyme, raceme, mixed --. 
 
''' inflorescent ''' bloeiend; syn. blooming, flowering.
 
''' informal ''' 1) informeel; bv. btr. tuinarchitectuur: niet volgens meetkundige figuren aangelegd; -- hedge = ongesnoeide haag.  2) onregelmatig, btr. bloemen als die van chrysanthenrassen waarvan het hoofdje niet regelmatig gevormd is; v. irregular.
 
''' infra- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: onder, aan de onderzijde.
 
''' infrafoliar ''' beneden de bladeren; v. interfoliar.
 
''' infrageneric ''' onder de rang van genus: betrekking hebbend op taxa van lagere rang binnen een geslacht.
 
''' infraspecific ''' onder de rang van species, betrekking hebbend op taxa van lagere rang binnen een soort; v. interspecific.
 
''' infructescence, infrutescence ''' vruchtwijze: vruchtdragende bloeiwijze.
 
''' infructiferous, infructuous ''' geen vruchten dragend, onvruchtbaar.
 
''' infundibular, infundibuliform ''' trechtervormig, btr. bloemvorm: vergroeidbladige kroon en geleidelijk wijder wordende buis en zoom; syn. funnelform.  Q)
 
''' infusion ''' aftreksel: extract van plantendelen verkregen door weken in lauw water; bv. brandnetelgier.
 
''' inhomogeneous ''' z. heterogeneous.
 
''' initial ''' actief delende cel in een meristeem; bij de deling blijft één der dochtercellen achter en deelt zich verder, de andere ontwikkelt zich tot weefselcel; z. meristem.
 
''' innate ''' aangehecht aan de top vh. ondersteunende deel; -- anther = rechtopstaande helmknop, aan de onderzijde aangehecht aan de top vd. helmdraad.
 
''' Innes ''' z. John Innes Compost.
 
''' innovation ''' zijscheut of zijtak; opm. wordt alleen gebruikt voor een nieuwgroei bij een meerjarige plant.
 
''' inodorous ''' reukloos; ant. odorous.
 
''' inorganic ''' 1) anorganisch: niet van plantaardig of dierlijk materiaal afkomstig; syn. mineral, ant. organic.  2) betrekking hebbend op de scheikunde van alle elementen behalve koolstof, de anorganische chemie; ant. organic.
 
''' inositol ''' inositol: cyclische suikeralcohol, C6H12O6, de verbinding met fosforzuur, inositolhexafosfaat, is de vorm waarin fosfor in zaden wordt opgeslagen; v. phytic acid, phytin.
 
''' in sched., afk. Lat. in schedula ''' op een herbariumblad of -etiket; btr. naam die door de auteur alleen daar is genoteerd, is dus een naam zonder beschrijving, z. nom.nud.
 
''' insect ''' insect; behoort tot de grootste klasse vh. dierenrijk, meer dan een miljoen beschreven soorten, gekenmerkt door het gelede lichaam bestaand uit kop, borststuk en achterlijf, drie paar poten en twee paar vleugels; bij vliegen en muggen is één paar vleugels slechts rudimentair aanwezig,  bij kevers is het voorste paar vervormd tot dekschilden.
 
''' insecticide ''' insecticide: insectendodend middel.
 
''' insectivorous ''' insectenetend; bv. Zonnedauw, Drosera spp.; syn. carnivorous.
 
''' inserted ''' aangehecht door natuurlijke groei; bv. de delen ve. bloem.
 
''' insertion ''' wijze waarop de bloemdelen geplaatst zijn.
 
''' in situ, Lat. ''' op de oorspronkelijke plaats.
 
''' insolation ''' 1) blootstelling aan zonnestraling.  2) instraling: de hoeveelheid ontvangen zonlicht: v. insulation, isolation.
 
''' inspissate ''' indampen: door verdamping de resterende vloeistof indikken, tot een hogere concentratie brengen.
 
''' insulation ''' isolatie: bescherming tegen warmteverlies; v. insolation, isolation.
 
''' in syn., afk. Lat. in synonymia ''' in synonimie, tot de synoniemen behorend.
 
''' integer ''' z. entire.
 
''' integument ''' integument: een of twee vliezen die de zaadknop omgeven; v. testa.  V)
 
''' inter- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: tussen.
 
''' inter alia, Lat. ''' onder andere.
 
''' interbreeding ''' kruisbaar, vruchtbaar zaad leverend bij kruisbestuiving van verschillende taxa.
 
''' intercellular ''' tussen de cellen liggend of plaatsvindend; v. intracellular.
 
''' interfascicular cambium ''' cambium dat zich bij Tweezaadlobbigen vormt tussen de vaatbundels en zo het vaatbundelcambium verbindt tot een cambiumcylinder.
 
''' interfoliaceous ''' tussen twee tegenoverstaande bladeren staand; bv. steunblaadjes.
 
''' interfoliar ''' tussen de bladeren; v. intrafoliar.
 
''' intergeneric ''' tussen geslachten; bv. kruising: v. bigener.
 
''' intergradation ''' geleidelijke overgang via tussenvormen; opm. bemoeilijkt vaak de scheiding van soorten en/of variëteiten.
 
''' intergrade ''' 1) via tussenvormen geleidelijk in elkaar overgaand.  2) tussenvorm.
 
''' intermediate ''' tussenvorm: overgangsvorm tussen bv. twee variëteiten met kenmerken van beide.
 
''' International ''' Code of Botanical Nomenclature z. Code.
 
''' internode ''' lid: deel vd. stengel tussen twee knopen.
 
''' internodial ''' tussen twee knopen liggend.
 
''' interrupted ''' onderbroken, ihb. kleine blaadjes afwisselend met grotere; bv. aardappelloof.
 
''' interspecific ''' tussensoortelijk, v. infraspecific; -- hybrid = --e hybride, ontstaan door kruising van twee soorten vh. zelfde geslacht.
 
''' interstice ''' tussenruimte.
 
''' interstitial, interstitious ''' tussenruimte betreffend of daarin gelegen.
 
''' intine ''' intine: uit cellulose bestaande binnenste laag vd. huid ve. stuifmeelkorrel of spore; v. exine, nexine, sexine.
 
''' intracellular ''' binnenin de cel gelegen; v. intercellular.
 
''' intrafoliar ''' binnen in de bladeren gelegen; v. interfoliar.
 
''' intrastaminal ''' binnen de meeldraden gelegen.
 
''' introduced ''' aangevoerd, ingevoerd: niet van nature in een gebied voorkomend; v. adventive, naturalized, neophyte.
 
''' introduction ''' aangevoerde plant: door de mens of andere oorzaak terechtgekomen in een gebied waar deze oorspronkelijk niet thuis hoort; bv. Opuntia spp. rond de Middellandse Zee, Waterpest, Elodea canadensis en Amerikaanse Vogelkers, Prunus serotina in Nederland; v. neophyte.
 
''' introrse ''' naar binnen gekeerd, naar de as; -- dehiscense = openspringen vd. helmknoppen met een overlangse spleet aan de aszijde vd. bloem; ant. extrorse.
 
''' intumescent ''' opzwellend, opgezwollen.
 
''' inulin ''' inulien: zetmeelachtige stof, polysacharide opgebouwd uit enkele tientallen fructose eenheden; komt bv. voor in de knollen vd. Aardpeer, Helianthus tuberosus; v. polysaccharide.
 
''' inval., ''' afk. Lat. invalidum z. invalid.
 
''' invalid ''' ongeldig, btr. naam: niet op de volgens de nomenclatuurregels geldige wijze gepubliceerd en dus onwettig; z. nom.inval.
 
''' inverse, inverted ''' omgekeerd, ondersteboven.
 
''' invertase ''' invertase: enzym uit gist dat rietsuiker, sacharose, splitst in gelijke delen glucose en fructose, druivensuiker en vruchtensuiker; syn. saccharase.
 
''' invert sugar ''' invertsuiker, een mengsel van gelijke delen glucose en fructose; honing bestaat grotendeels uit --.
 
''' in vitro, Lat. ''' in glas; btr. proefnemingen of kweek in laboratoriumapparatuur, bv. kweek op voedingsbodem in reageerbuisje; v. in vivo.
 
''' in vivo, Lat. ''' in leven; btr. proefnemingen in een levend organisme; v. in vitro.
 
''' involucel ''' omwindseltje; bij een samengesteld scherm kan niet alleen het scherm een omwindsel hebben, maar de afzonderlijke schermpjes ook een --; v. involucre.
 
''' involucral ''' betrekking hebbend of gelijkend op omwindsel.
 
''' involucrate ''' vv. omwindsel, -- bezittend; ant. exinvolucrate.
 
''' involucre ''' omwindsel: een krans van vrije of vergroeide schutbladen die een bloeiwijze beschermen; bv. bij Paardebloem, Taraxacum spp. en Schermbloemigen, Apiaceae (Umbelliferae).
 
''' involute ''' ingerold: aan de randen naar de bovenzijde omgerold; bv. kroonbladen in een knop;  v. revolute, supervolute.
 
''' ion ''' ion: elektrisch geladen deeltje; v. anion, cation.
 
''' -ion ''' z. alliance.
 
''' IOS ''' IOS: The International Organisation for Succulent Plant Study, studiegroep die oa. tracht tot een algemeen aanvaarde indeling en naamgeving der Cactaceae te komen, Rapport 1986, 1990.
 
''' i.q., afk. Lat. idem quod ''' hetzelfde als.
 
''' ir- ''' z. in-.
 
''' iridescent ''' iriserend: met regenboogkleuren zoals bv. een zeepbel.
 
''' iron ''' ijzer: metallisch element, symbool Fe; belangrijke plantenvoedingsstof, speelt oa. een rol bij de vorming van chlorophyl; opm. ijzer komt in alle bodems voor, bij een hoge pH soms in onopneembare vorm; ijzergebrek kan aanleiding geven tot chlorose.
 
''' irregular ''' asymmetrisch; btr. bloem die op geen enkele wijze in twee spiegelgelijke delen te verdelen is; bv. Indisch Bloemriet, Canna indica.
 
''' isadelphous ''' gelijkbroederig, btr. meeldraden: helmdraden tot twee gelijke bundels vergroeid; v. diadelphous, monadelphous, polyadelphous, triadelphous.
 
''' iso- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: gelijk; syn. homo-.
 
''' isobilateral leaf ''' blad met vrijwel gelijke boven- en onderzijde; ant. bifacial leaf.
 
''' isodiametric ''' met in alle richtingen gelijke diameter; bv. cel die niet in één richting uitgegroeid is.
 
''' isolated ''' afgezonderd.
 
''' isolation ''' afzondering, btr. groep planten met een duidelijk afgescheiden standplaats, of een verschillende bloeitijd, zodat geen kruising met nauw verwante taxa mogelijk is; v. insolation, insulation.
 
''' isomerous ''' gelijktallig: opeenvolgende kransen ve. bloem vertonen het gelijke aantal, dus evenveel kelk- en kroonbladen, meeldraden en stampers; ant. anisomerous.
 
''' isomorphic ''' slechts in één vorm optredend; v. dimorphic, polymorphic.
 
''' isopetalous ''' met onderling gelijke kroonbladen.
 
''' isophyllous ''' btr. plant met onderling gelijke bladeren; komt bij de meeste planten voor; syn. homophyllous; ant. heterophyllous.
 
''' isoprene ''' =isopreen: methylbutadieen, CH2:C(CH3).CH:CH2, basiseenheid waaruit verschillende plantenkoolwaterstoffen en daarvan afgeleide verbindingen opgebouwd zijn; bv. terpenen.
 
''' isotype ''' duplicaat vh. holotype, herbariumexemplaar dat van dezelfde plant afkomstig of tegelijkertijd onder hetzelfde veldnummer is verzameld.
 
''' istle, ixtle ''' vezel van diverse Mexicaanse Agave spp.; v. pita.
 
''' jacket ''' schil ve. aardappel, de epidermis.
 
''' jardinière ''' jardinière: sierstandaard voor planten binnenshuis.
 
''' John Innes Compost ''' volgens standaardrecept samengestelde potgrond die in Groot Brittannië verhandeld wordt, er zijn verschillende samenstellingen verkrijgbaar.
 
''' Jerusalem Artichoke ''' Aardpeer, Helianthus tuberosus.
 
''' Johnson Pineapple Cactus, --'s -- -- ''' Sclerocactus johnsonii.(syn. Echinomastus jj, Neolloydia j.).
 
''' joint ''' lid; bv. de schijven ve. Opuntia sp.
 
''' jointed ''' geleed: in onderdelen te scheiden op een of meer plaatsen; bv. Paardestaart, Equisetum spp.; z. opm. bij sphenopsid; v. articulate.
 
''' jordanism ''' opvatting die leidt tot het splitsen ve. groep verwante planten in vele kleine soorten; genoemd naar de botanicus A. Jordan (1814-1897) uit Lyon, Frankrijk; v. liberal, splitter.
 
''' Joshua Tree ''' Yucca brevifolia.
 
''' jubate ''' met lange afhangende haren aan de rand, als de manen ve. paard.
 
''' jugate ''' gepaard: bladeren of blaadjes in tegenoverstaande  paren.
 
''' jugum ''' juk, blaadjespaar: tweetal  op gelijke hoogte staande blaadjes ve. geveerd samengesteld blad.
 
''' julaceous ''' 1) katjesdragend.  2) rond, cylindrisch en zacht, als bv. een wilgenkatje.
 
''' Jumping Cholla ''' Opuntia fulgida, ook O. bigelowii..
 
''' jungle ''' 1) woeste grond, onbebouwd land begroeid met struikgewas.  2) vrijwel ondoordringbaar tropisch oerwoud, dicht begroeid met struikgewas en bomen.  3) ieder moeilijk begaanbaar begroeid terrein; opm. 1) is de oorspronkelijke betekenis van deze uit het voormalig Brits India afkomstige term, 3) is de betekenis in populair taalgebruik.
 
''' Juniper ''' Jeneverbes, Juniperus spp.
 
''' Juniper Prickly Pear ''' Opubtia polyacantha var. juniperina.
 
''' juvenile ''' jong, jeugdvorm hebbend; bv. Gaspeldoorn, Ulex europea, heeft als kiemplant bladeren die als een klaverblad driebladig zijn, de volwassen plant heeft alleen stekels; syn. paedomorphic.
 
''' juxtaposed ''' naast elkaar geplaatst.
 
''' K ''' chemisch symbool voor het element kalium; z. potassium.
 
''' Kaibab Beehive ''' Coryphantha vivipara var. kaibabensis: opm. vermoedelijk overgeplaatst naar Escobaria.
 
''' karoid, -- area ''' gebied dat op de Karoo in zuidelijk Afrika gelijkt; -- plant = plant met de algemene kenmerken ve. xerophyt of succulent uit de Karoo; ook karroid en Karroo gespeld.
 
''' karyogram ''' tekening of foto vd. in paren gerangschikte chromosomen ve. organisme; v. karyotype.
 
''' karyokinesis ''' z. cytokinesis.
 
''' karyology ''' de studie en de leer vd. celkern.
 
''' karyomitosis ''' deling vd. celkern; v. mitosis.
 
''' karyotype ''' uiterlijke verschijning vd. set chromosomen die in de celkern ve. organisme aanwezig is op het ogenblik voor de kerndeling; behalve het aantal is ook de vorm en afmeting vd. afzonderlijke chromosomen belangrijk; in een karyogram zijn deze het best te bestuderen.
 
''' katabolism ''' z. catabolism.
 
''' keel ''' kiel: 1) úitstekende rand in de lengterichting, als de kiel ve. boot.  2) onderste twee kroonbladen ve. vlinderbloem, bootvormig vergroeid; syn. carina;    -- petal = één van beide kroonbladen die de kiel ve. Vlinderbloem vormen.  3) expanding -- = structuur in de vrucht van sommige Mesems die bij bevochtiging uitzet en zo het openen vd. vrucht veroorzaakt.
 
''' keeled ''' gekield: vv. kiel; z. keel; syn. carinate.
 
''' kelp ''' bruin zeewier.
 
''' kermesine ''' karmijnrood; z. carmine.
 
''' Kern Cactus ''' Opuntia treleasei (syn. O. basilaris var. t.): opm. soms '.treleasii' sphalm.
 
''' kernel ''' het zaad binnenin de harde pit ve. kers of pruim.
 
''' ketose ''' groep suikers met een ketongroep, =C:O, in een keten van koolstofatomen, de bekendste is  fructose.
 
''' key ''' sleutel: tabel om een plant of taxon te idetermineren, doorgaans door bij een serie vragen bij elke stap een keuze uit twee mogelijkheden te maken, dichotome --; v. flora 3).
 
''' kidney-shaped ''' niervormig; z. reniform.
 
''' kinetin ''' kinetine: een  cytokinin dat in combinatie met  auxin 1) celdeling stimuleert.
 
''' kingdom ''' rijk; syn. regnum; animal -- = dierenrijk; plant --, vegetable -- = plantenrijk.
 
''' King's Cup Cactus ''' Echinocereus triglochiadatus.
 
''' kitchen garden ''' moestuin.
 
''' Klein Cholla, Klein Pencil Cholla ''' Opuntia kleiniae.
 
''' knock-down effect ''' werking ve. snelwerkend insecticide, met bewelmend maar niet altijd dodelijk effect, daarom worden vaak combinaties van insecticiden toegepast.
 
''' Knowlton Cactus ''' Pediocactus knowltonii.
 
''' knosp ''' bloemknop; v. bud.
 
''' Koenig Snowball ''' Escobaria orcuttii var. koenigii.
 
''' koppie, ZAfr. ''' rotsige heuvel.
 
''' Krebs' ''' cycle z. TCA cycle.
 
''' krantz Z.Zfr. ''' steile rotswaand.
 
''' krumholz ''' z. elfin.
 
''' Kunze Cholla, Kunze Club Cholla ''' Opuntia  kunzei (syn. O. stanlyi var. k).
 
''' kyphocarpic, kyphocarpous ''' met gezwollen vruchten, bij rijpheid naar buiten buigend en spreidend; bv. Sedum soorten als S. acre; ant. orthocarpic,
 
''' l., afk. Lat. vel ''' of; opm. deze afkorting stamt vd. middeleeuwse kopiisten die niet altijd de beginletter gebruikten voor een afkorting; v. h.
 
''' label ''' 1) steeketiket: bij een plant gestoken bordje met gegevens zoals naam plant, auteur, herkomst, (zaad)leverancier, kultuuraanwijzingen; beter is slechts een kodenummer te vermelden en de gegevens bij te houden in een boekje, kaartsysteem of computerbestand.  2) ingebouwd radioactief atoom in een stof, waardoor men kan nagaan wat er met die stof in de levende plant gebeurt.
 
''' labella ''' z. labellum.
 
''' labellate ''' met lippen.
 
''' labellum, mv. labella ''' 1) lip: het grootste kroonblad vd. bloem ve. Orchidee.  2) lip: onderste kroonblad of vergroeide kroonbladen in een tweelippige bloem. 3) lipje: grootste van drie buitenste kroonbladachtige steriele meeldraden van Indisch Bloemriet, Canna spp.
 
''' labiate ''' 1) tweelippig; syn. bilabiate.  2) Lipbloemige: tot de Lipbloemenfamilie, Lamiaceae (Labiatae), behorend.
 
''' labiose ''' vv. losbladige kroon met duidelijke lippen.
 
''' labium ''' (onder)lip ve. tweelippige bloem.
 
''' laced ''' btr. bepaalde Anjers, Dianthus cultivars: vv. smalle rand in een afstekende kleur aan de kroonbladen.
 
''' lacerate ''' gespleten, btr. bladrand: onregelmatig ingesneden tot ongeveer het midden der zijnerven.  H)
 
''' Lace Cactus ''' Echinocereus reichenbachii.
 
''' Lace Spine Cactus ''' Mammillaria lasiacantha.
 
''' lachrimiform ''' traanvormig: als peervormig (z. pyriform) zonder de ingedeukte zijden.
 
''' lachrimose ''' hangend, als de takken ve. Treurwilg; v. weeping.
 
''' lacinia, mv. laciniae ''' smalle slip gevormd door insnijdingen in blad of bloembekleedsel.
 
''' laciniate, laciniose ''' btr. bladrand: veelvuldig ingesneden, zodat slippen of linten ontstaan; grover franjeachtig dan fimbriate. H)
 
''' lacinula, mv. lacinulae ''' fijne slip; v. lacinia.
 
''' lacinulate, lacinulose ''' fijn ingesneden; v. laciniate.
 
''' lactescence ''' rijkelijke vloeiing van melksap.
 
''' lactescent, lacticiferous, lactiferous ''' melksap bevattend of gevend.
 
''' lactic acid ''' melkzuur: organisch zuur, 2-hydroxypropaanzuur, CH3.CHOH.COOH; ontstaat door gisting onder invloed van melkzuurbacteriën; bv. bij de bereiding van zuurkool.
 
''' lacuna ''' 1) kamertje: holte in een weefsel, meestal tussen cellen, luchtruimte in een weefsel.  2) inzinking; z. lacunose 2).
 
''' lacunose ''' 1)  vele kleine holtes bevattend; z. lacuna 1).  2) vv. inzinkingen, btr. bladoppervlak: met gedeelten tussen de nerven verdiept; ant. bullate.
 
''' lacunulose ''' vele zeer kleine holtes bevattend.
 
''' lacustrine ''' behorend tot of voorkomend in meren.
 
''' lady-bird ''' lieveheersbeestje: halfbolvormig kevertje vd. Coccinellidae familie; zowel larve als volwassen kever vd. meeste spp. voeden zich met andere insecten; bv. het australisch --, Cryptolaevis sp., parasiteert op wolluis en wordt voor biologische bestrijding toegepast.
 
''' Lady Finger Cactus ''' Echinocereus pentalophus.
 
''' laevigiate, levigate ''' glad, alsof gepolijst.
 
''' laevulose ''' z. levulose.
 
''' lag phase ''' stadium in de ontwikkeling ve. microorganisme in een kultuurmedium, waarbij na de eerste snelle vermenigvuldiging het aantal microorganismen bij een grote activiteit vrijwel gelijk blijft; v. exponential phase, logarithmic phase.
 
''' lageniform ''' flesvormig.
 
''' Lamarckism ''' evolutietheorie van Lamarck (1809): een tijdens het leven verworven eigenschap kan door de nakomelingschap geërfd worden, zodat op die manier nieuwe soorten kunnen ontstaan; v. creationism, Darwinism, neo-Darwinism, evolutionism. 
 
''' lamella, mv. lamellae ''' plaatje, als in de hoed van sommige paddestoelen (Plaatzwammen); syn. gill, plica.
 
''' lamellar, lamellate ''' bestaand uit of gekarakteriseerd door plaatjes; syn. lamellose.
 
''' lamellate ''' placentation z. placentation.
 
''' lamelloid ''' op een plaatje gelijkend.
 
''' lamellose ''' z. lamellar.
 
''' lamellule ''' klein plaatje; z. lamella.
 
''' lamina ''' z. blade, limb.
 
''' laminal, laminar ''' bestaand uit of lijkend op bladschijven.
 
''' laminate ''' bladschijfachtig; -- placentation  z. placentation.
 
''' lanate ''' wollig: behaard met lange verwarde krullende haren; syn. lanose, woolly.  J)
 
''' lanceolate ''' lancetvormig, btr. bladvorm: grootste breedte in het midden, 3 tot 5 maal zo lang als breed.  D)
 
''' landrace ''' landras: primitive cultivar ve. kultuurplant; omdat het oorspronkelijk beschikbare zaai- of pootgoed vrij heterogeen van samenstelling was, konden daaruit in de loop der tijd de beste rassen geselecteerd worden.
 
''' laniferous ''' woldragend.
 
''' lanose ''' z. lanate.
 
''' lanuginose, lanuginous ''' kort wollig; v. lanate.
 
''' lanulose ''' zeer kort wollig.
 
''' lapidiform ''' (kei)steenvormig; bv. succulente bladeren van sommige Mesems.
 
''' lappaceous ''' stekelig.
 
''' Large Barrel Cactus ''' Echinocactus platyacanthus (syn. E. ingens).
 
''' larva, mv. larvae ''' larve: tweede stadium in de ontwikkeling ve. insect, tussen ei en pop; vaak wordt in deze periode de meeste schade veroorzaakt; v. caterpillar, grub, maggot.
 
''' latent ''' laten: verborgen;  -- bud = latente knop: niet ontwikkelde knop die alleen onder bijzondere omstandigheden, bv. als een tak ingekort wordt, tot verdere ontwikkeling komt.
 
''' lateral ''' zijdelings: de zijkant betreffende of daarop geplaatst; -- bud = zijknop, gewoonlijk in de oksel ve. blad of boven een bladlidteken; -- cephalium z. cephalium; -- dehiscence = zijdelings openspringen met een overlangse spleet ve. helmknop; bv. bij bloemen van Begonia spp.; -- myristem = meristeem dat evenwijdig aan de zijden ve. orgaan ligt, bv. cambium, v. apical meristem; -- root = zijwortel.
 
''' laterite ''' lateriet: grondsoort, eindproduct van verwering van gesteenten in de tropen, kleiachtig en rood van kleur en met een hoog gehalte aan ijzer- en aluminiumoxide en een laag gehalte aan kwarts.
 
''' lateritious ''' steenrood gekleurd.
 
''' latex mv. latices ''' melksap: melkachtige vloeistof die bij verwonding van sommige planten uittreedt; dat van Euphorbia spp. is giftig; opm. met het Nederlandse woord latex, mv. latexen, wordt doorgaans het melksap bedoeld vd. tot de Euphorbiaceae behorende Rubberboom, Hevea brasiliensis, of synthethische vervangers daarvan.
 
''' laticifer ''' melksap bevattende cel of kanaal.
 
''' laticiferous ''' melksap bevattend of gevend; syn. lactescent &c.
 
''' laticostate ''' breedribbig; v. costate.
 
''' latticed ''' z. cancellate.
 
''' lax ''' ijl: los van bouw; ant. crowded.
 
''' layer ''' aflegger; z. layering.
 
''' layering ''' afleggen: methode van vegetatieve vermeerdering, een loot vd. moederplant wordt naar de grond gebogen en dicht bij de top met aarde bedekt waardoor zich wortels kunnen vormen en een nieuwe plant ontstaat die later vd. moederplant gescheiden wordt; chinese -- z. marcottage.
 
''' l.c., loc. cit., afk. Lat. loco citato ''' op de aangegeven plaats; gebruikt in litteratuuropgaven om herhaling van eerder reeds opgeven bibliografische gegevens te vermijden; v. ib., op.cit., tom.cit.
 
''' LDP ''' afk. z. long-day plant.
 
''' leaching ''' uitlogen, het uitwassen van oplosbare bestanddelen uit de bodem als de regenval groter is dan de verdamping; v. flushing.
 
''' leader ''' top vd. hoofdstam ve. boom
 
''' leaf ''' blad: geheel van bladschede, bladsteel met soms twee steunblaadjes en bladschijf; compound --  = samengesteld blad.
 
''' leaf base ''' bladvoet.
 
''' leaf beetle ''' aardvlo, geen vlo maar een enkele millimeters groot kevertje uit de familie Chrysomelidae, goudhaantjes; ze kunnen door hun sterke achterpoten enorme sprongen maken, vreten vooral zaailingen aan.
 
''' leaf bud ''' bladknop; v. flower bud.
 
''' leaf-bud cutting ''' stek bestaande uit blad, okselknop en een klein schijfe vd. bast.
 
''' leaf-cactus ''' bladcactus: Epiphyllum en verwante genera en hybriden.
 
''' leaf-cutter bee ''' behangersbij, Megachile centicularis, bijtje dat van stukjes blad een nest in de grond maakt waar een eitje in gelegd wordt, de larve voedt zich met de bladstukjes; in een pot zou het verwijderen van grond enige schade aan de plant kunnen berokkenen.
 
''' leaf cutting ''' bladstek; vermeerdering door een blad of een deel daarvan als stek te gebruiken; bv. Begonia, Sansevieria en Sedum kunnen op die manier vermenigvuldigd worden.
 
''' leaflet ''' blaadje ve. samengesteld blad; syn. pinna.
 
''' leaf margin ''' bladrand.
 
''' leaf miner ''' mineerrups: insectenlarve die bladgroen eet en zo gangen in de bladeren maakt.
 
''' leaf roller ''' bladroller: insectenlarve die een nest maakt door het oprollen en dichtspinnen van bladeren; v. tortricoid moth.
 
''' leaf scar ''' bladlidteken, v. cicatrix.
 
''' leaf stalk ''' bladsteel; syn. petiole.
 
''' leaf succulent ''' bladsucculent: plant met dikke vlezige bladeren, als opslagplaats voor vocht en voedingsstoffen dienend; bv. Aloe spp.; v. stem succulent.
 
''' leaf ''' trace z. trace.
 
''' leatherjacket ''' emelt: larve van langpootmug, cranefly of daddy-longlegs, Tipula spp.; opm. --en vreten aan de wortels van grassen en granen; op het platteland kunnen ze ook in onze potgrond komen; te bestrijden door het wegvangen vd. muggen en  afscherman vd. kas met horren, dit voorkomt bovendien ongewenst bestuiving.
 
''' Lechuguilla ''' Agave lophantha var. poselgeri; ook meer algemene naam voor Mexicaanse vezelleverende Agave spp.
 
''' lectotype ''' lectotype: vervanger voor het holotype als dat niet is aangegeven door de oorspronkelijke auteur vd. naam of als dat verloren is gegaan, bij voorkeur gekozen uit het oorspronkelijk verzamelde materiaal; ook een illustratie kan als -- aangewezen worden.
 
''' Leding Hedgehog ''' Echinocereus ledingii (syn. E. fendleri var. l.).
 
''' leekgreen ''' preigroen; syn. porraceous, prasine.
 
''' leg., afk. Lat. legit, ''' hij verzamelde, gebruikt op herbariumetiketten om aan te geven wie de verzamelaar van dat exemplaar was.
 
''' leggy ''' lang uitgegroeid, geëtioleerd; v. etiolate; opm. letterlijk: langbenig.
 
''' legitimate ''' wettig: btr. naam die effectief en geldig gepubliceerd is en niet in strijd met de regels vd. . Code; z. nom.legit., ant. illegitimate.
 
''' legume ''' peul: langs twee naden openspringende kokervrucht; bv. doperwt; v. pod.  W)
 
''' Leguminosae ''' oudere naam vd. Vlinderbloemigen, Fabaceae; tegenwoordig meest opgesplitst in de afzonderlijke, nauwverwante families Mimosaceae, Caesalpiniaceae en Papillionaceae.
 
''' leguminose, leguminous ''' Leguminosae betreffend.
 
''' lemma, mv. lemmata, lemmas ''' 1) onderste kroonkafje: het onderste van twee steunblaadjes die de bloem omsluiten in het aartje van grassen; syn. flowering glume, valve 3); v. palea.  2) trefwoord: woord waaronder een begrip in een encyclopedie, woordenboek of glossary is opgenomen..
 
''' Lemon Vine ''' Pereskia aculeata.
 
''' lemon-coloured, lemon-yellow ''' citroengeel; syn. citrine; opm.  ook lemon-colored gespeld.
 
''' lemon-scent ''' citroengeur; --ed = naar citroenen geurend.
 
''' lenticel ''' lenticel, schorsporie: lensvormige opening met verdikte rand in het kurklaagje van jonge bast, porie waardoor lucht naar binnen kan dringen.
 
''' lenticellate ''' vv. schorsporiën.
 
''' lenticular ''' lensvormig: de vorm ve. dubbelbolle lens hebbend.
 
''' lentiginous ''' met sproetachtige vlekken.
 
''' Lepidoptera ''' Schubvleugeligen: belangrijke bestuivers, orde die vlinders en motten omvat.
 
''' lepidote ''' geschubd.
 
''' leprous ''' schilferig, schubbig.
 
''' leptocaul ''' dunstammig, met dunne stam of stengel.
 
''' leucoplast ''' leukoplast: kleurloos celorgaan; ihb. in weefsels die geen licht ontvangen, wortels en knollen; v. amyloplast.
 
''' levigate ''' z. laevigate.
 
''' levulose ''' vruchtensuiker;  fructose; opm. deze spelling is gebruikelijker dan laevulose.
 
''' liana, liane ''' liaan: (tropische) plant met houtachtige, tot tientallen meters lange ranken die over andere planten kruipt of klimt.
 
''' liber ''' bast.
 
''' liberal ''' opvatting ve. botanicus die bij voorkeur in kleinere, eng omschreven taxa (geslachten of soorten en variëteiten) classificeert, op grond van verschillen in slechts enkele kenmerken; ant. conservative; v. lumper, splitter.
 
''' libriform ''' vezelachtig, op bastvezel gelijkend: langwerpige dikwandige cellen hebbend; v. liber, fiber.
 
''' lichen ''' Korstmos: als epiphyt op stammen, muren, rotsen of bodem levend korst-, lint- of struikvormig plantje, bestaande uit een samengroei van zwamdraden en eencellige wiertjes; z. symbiose;  v. mycobiont, phycobiont.
 
''' Lifebuoy Huernia ''' Huernia met geprononceerde  annulus; 'Reddingsboei Huernia'.
 
''' life-form ''' groep waarin een soort geplaatst is in de indeling van Raunkiaer; z. Raunkiaer classification.
 
''' lignescent ''' verhoutend, enigszins houtig.
 
''' ligneous ''' houtachtig, houtig; syn. lignose.
 
''' lignicolous ''' hout bewonend, btr. bepaalde schimmels.
 
''' lignivorous ''' houtetend; btr. bv. bepaalde kevers.
 
''' lignin ''' cellulosachtige stof, bestanddeel van houtweefsel.
 
''' lignose ''' z. ligneous.
 
''' ligulate ''' lintvormig, btr. bloemvorm: met weinig ontwikkelde bloembuis en sterk naar één zijde uitgegroeide zoom; syn. liguliform, semifloscular.
 
''' ligule ''' 1) lintvormige kroon, als bij de straalbloemen ve. Samengesteldbloemige, Asteraceae (Compositae).  2) tongetje: het vliesje op de grens van bladschede en bladschijf bij Grassen; syn. sheath.
 
''' liguliform ''' z. ligulate.
 
''' Likuri ''' Lophophora williamsii.
 
''' Lilac ''' Sering, Syringa vulgaris; lilac = lila, bleekviolet.
 
''' lilaceous ''' bleekpaars, lila-achtig.
 
''' liliaceous ''' 1) btr. bloem: klok- of trechtervormig met zes bloemdekbladen.  2) betrekking hebbend op de Lelieachtigen, Liliaceae.
 
''' limb ''' 1) zoom: het vlak uitgespreide gedeelte ve. vergroeidbladige kelk of kroon; v. tube.  2) bladschijf; syn. blade, lamina.  3) tak ve. boom, ihb. een hoofdvertakking; syn. bough.
 
''' limbate, limbiferous ''' gerand: met een anders gekleurde rand, breder dan marginate.
 
''' Lime ''' 1) Linde, Tilia spp.;  2) lemmetje: Citrus aurantifolia, ook de kleine ronde, groengele en sterk zure vrucht daarvan; opm. bekend uit de Indonesische keuken als Jeruk Nipis.
 
''' lime ''' 1) ongebluste kalk: calciumoxide, CaO, verkregen door het branden van kalksteen; syn. quicklime.  2) in ruimere zin ook: gebluste kalk, hydrated --, verkregen door 1) met de juiste hoeveelheid water te mengen, calciumhydroxide, Ca(OH)2.  3) kalk in het algemeen als bestanddeel vd. bodem.
 
''' lime green ''' lindegroen: helder geelachtig lichtgroen.
 
''' limicolous, limose ''' in modder groeiend.
 
''' liming ''' toevoegen van kalk aan de bodem ter verlaging vd. pH, ter verbetering vd. structuur van vooral kleigronden, of om een tekort aan calcium op te heffen.
 
''' limiting factor ''' beperkende factor: een omgevingsfactor die door zijn aan- of afwezigheid, door toe- of afname, de processen in een levend organisme beïnvloedt; het verloop vd. levensprocessen hangt van meerdere factoren af, de factor die het dichst bij de minimumwaarde is bepaalt het verloop; bv. in een plant zal op een warme, vochtige dag de mate van fotosynthese afhangen vh. koolzuurgehalte vd. lucht, dit is dan de -- --, tegen de avond evenwel wordt de lichthoeveelheid de -- --; vandaar dat bij kaskultuur om de groei te bevorderen overdag wel extra CO2 wordt toegevoegd, terwijl 's avonds de verlichting wordt ontstoken.
 
''' linear ''' lijnvormig, btr. bladvorm: lang en smal, de zijden evenwijdig en de doorsnede vlak; bv. blad van Grassen.
 
''' lineate ''' gestreept: gemarkeerd door in kleur afwijkende fijne lengtestrepen; syn. striate.
 
''' lineolate ''' fijn gestreept, met onderbroken lijntjes; v. lineate.
 
''' Lingua de Vaca ''' Opuntia linguiformis (syn. O. lindheimeri  var. l.).
 
''' linguiform, lingulate ''' tongvormig.
 
''' linoleic acid ''' linolzuur: onverzadigd vetzuur, C17H31.COOH; komt in vele plantaardige oliën, vooral lijnolie, voor.
 
''' linolenic acid ''' linoleenzuur: onverzadigd vetzuur, C17H29.COOH.
 
''' lip ''' lip: onder- of bovenlip ve. tweelippige bloem; syn. labellum; v. labium.
 
''' lipide ''' vet of vetachtige stof, oplosbaar in bv. chloroform en onoplosbaar in water; v. fat, lipoid.
 
''' lipoid ''' vetachtige stof, verbinding van vetzuur met een andere stof dan glycerol.
 
''' lithocyst ''' cel die cystolith bevat.
 
''' lithophilous ''' op gesteente groeiend.
 
''' lithophyll ''' fossiel blad of afdruk ve. blad; opm. ook lithophyl gespeld.
 
''' lithophyllous ''' met op gesteente lijkende bladeren: bv, .Lithops spp.
 
''' lithophyte ''' plant die op gesteente of in rotsspleten groeit; bv. Korstmos; syn. petrophyte.
 
''' lithophytic ''' op rotsen groeiend; syn. petrophyte.
 
''' Little Band Cactus, Little Barrel Cactus ''' Sclerocactus whiplpei.
 
''' Little Beavertail Cactus ''' Opuntia brachyclada (syn. O.basilaris var. b.).
 
''' Little Candles Cactus ''' Mammillaria prolifera.
 
''' Little Chilis ''' Mammillaria microcarpa.
 
''' Little Prickly Pear ''' Opuntia prolifera, ook O. fragilis.
 
''' littoral ''' 1) kustgebied.  2) op het strand groeiend.
 
''' Liverwort ''' Levermos, Hepaticae.
 
''' livid ''' loodgrijs, blauwachtig grijs.
 
''' living fossil ''' levend fossiel: hedendaagse soort met kenmerken die alleen van uitgestorven soorten uit vroegere geologische perioden bekend zijn; bv. Ginkyo (Ginkgo) biloba, z. Maidenhair Tree; syn. relict.
 
''' Living Granite ''' Pleiospilos spp.
 
''' Living Rock, -- -- Cactus ''' Ariocarpus fissuratus (syn. Roseocactus f.).
 
''' Living Stone ''' Lithops spp. en dergelijke, Levend Steentje.
 
''' Livingstone Daisy ''' Cleretum bellidiforme (syn. Dorotheanthus b.).
 
''' Living Telegraph Pole ''' Fouquieria columnaris (syn. Idria c.).
 
''' Lizard Catcher ''' Mammillaria microcarpa.
 
''' llano ''' savanneachtig grasland in Spaanssprekend Amerika; v. pampa, prairie, savannah, steppe, veld.
 
''' loam ''' leem: grondsoort bestaande uit kleiachtige en fijnzandige deeltjes; heeft door deze samenstelling een goede waterafvoer, maar droogt niet te snel uit.
 
''' loamy ''' leemachtig.
 
''' lobate, lobed ''' gelobd, btr. bladvorm: met insnijdingen tot minder dan de helft vd. zijnerven.
 
''' lobe ''' 1) lob: segment, bv. ve. stempel, ingesneden blad, vergroeidbladige kelk of kroon.  2) één vd. twee sterk succulente bladeren ve. Levend Steentje.
 
''' lobulate ''' fijn gelobd: verdeeld in fijne lobben; v. lobate.
 
''' lobule ''' lelletje: fijne lob.
 
''' loc. ''' cit. z. l.c.
 
''' loc. class., afk. Lat. locus classicus ''' typestandplaats; z. type, -- locality.
 
''' locellate ''' verdeeld in secundaire hokjes; z. locellus.
 
''' locellus, mv. locelli ''' secundair hokje: verdeling ve. eenhokkig vruchtbeginsel door een vals tussenschot.
 
''' locular, loculate, loculated ''' in hokjes verdeeld; btr. vruchtbeginsel; v. unilocular, bilocular, trilocular, multilocular.
 
''' locule ''' hokje: holte in het vruchtbeginsel die de zaadknoppen bevat; syn. loculus, mv. loculi.
 
''' loculicidal ''' hokverdelend; -- capsula = --e doosvrucht, langs de middennerven der vruchtbladen openspringend.  W)
 
''' loculus ''' z. locule.
 
''' locust ''' sprinkhaan
 
''' locusta ''' bloempakje: aartje in de bloeiwijze van Grassen; syn. spicule, spikelet.
 
''' lodicule ''' in de bloem van Grassen: één van beide schubjes aan de voet vd. meeldraden die mogelijk een gereduceerde vorm vd. bloembekleedsels zijn.
 
''' loess ''' l"ss: op het Noordelijk Halfrond wijdverspreid voorkomende leemachtige geelbruine grondsoort bestaand uit door de wind aangevoerde deeltjes.
 
''' logarithmic phase ''' stadium in de ontwikkeling ve. microorganisme in een kultuurmedium, waarbij de cellen zich snel delen en dus hun aantal snel toeneemt; opm. als in een grafiek de tijd tegen de logarithme vh. aantal uitgezet wordt ontstaat een rechte lijn; syn. exponential phase; v. lag phase.
 
''' loment, lomentum ''' gelede peul, tussen de zaden vernauwd en bij rijpheid uiteenvallend in eenzadige stukken.  W)
 
''' lomentaceous ''' betreffend of gelijkend op een gelede peul.
 
''' long-day plant, afk. LDP ''' langedag plant: plant waarvan de bloei afhankelijk is ve. periode met toenemende lengte vd. dag; in de kultuur kan de bloei ingeleid worden door met kunstmatige belichting de dag te verlengen; v. day-neutral plant, short-day plant, photoperiodism, photophile, photophobe.
 
''' longevity ''' levensduur.
 
''' longitudinal ''' in de lengterichting; ant. transverse.
 
''' Long Moss ''' Tillandsia usneoides.
 
''' long shoot ''' langlot: scheut met leden van normale lengte; v. short-shoot.
 
''' Loose Prickly Pear ''' Opuntia brachyarta (syn. O. fragilis var. b.).
 
''' lophophorine ''' stikstofhoudend bestanddeel, zg. alkaloid uit Lophophora williamsii; C13H17NO3, N-methylanhalonine, 7,8-methyleendioxy-6-methoxy-1,2-dimethyl-1,2,3,4-tetrahydro-iso-chinoline.
 
''' lorate ''' riemvormig, lintvormig, btr. bladvorm: lang en vrij smal, de top stomp of kort spits; bv. Amaryllus, Hippeastrum spp. D); v. ligulate, linear.
 
''' LSD Cactus ''' Lophophora williamsii; zogenoemd vanwege de roesverwekkende eigenschappen.
 
''' lumbriciform ''' wormvormig; syn. vermiform.
 
''' lumen ''' holte binnen de wanden ve. doorgaans dode cel; v. lacuna.
 
''' lumper ''' botanicus die bij voorkeur classificeert in grote ruim opgevatte taxa; ant. splitter; v. conservative, liberal.
 
''' lunate ''' halvemaanvormig; v. crescent-shaped.
 
''' lunulate ''' op een klein sikkeltje gelijkend, met sikkelvormige vlekken.
 
''' lupuline ''' op een hopbel, vrucht vd. Hop, gelijkend.
 
''' lupulus ''' hopbel, de bij de bierbereiding gebruikte vrucht vd. Hop, Humulus lupulus; syn. strobile 3).
 
''' lurid ''' lijkbleek, vaal bruingeel.
 
''' lusus ''' abnormale variant, mutatie.
 
''' luteolous ''' bleekgeel, gelig.
 
''' luteous ''' intens geel, boterbloemgeel.
 
''' lutescent ''' geelachtig.
 
''' luteofulvous ''' bruinig geel.
 
''' luteol ''' z. xanthophyll.
 
''' luxuriant ''' weelderig; -- growth = --e groei.
 
''' lycopsid ''' plant tot de Wolfsklauwenfamilie, Lycopodiaceae, behorend.
 
''' lyrate, lyriform ''' liervormig, btr. bladvorm: veerlobbig met de eindlob het grootst, de zijlobben afnemend  in grootte  naar de voet vh. blad.
 
''' lysigeny ''' vorming ve. holte door afbraak van cellen.
 
''' lysigenous ''' gevormd door afbraak van cellen.
 
''' m. ''' z. mile.
 
''' macerate ''' weken, opweken, drenken in vloeistof.
 
''' macro- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: groot, lang; ant. micro-.
 
''' macrobiotic ''' lang levend, ihb. btr. zaden die lang in rust kunnen blijven, totdat de omstandigheden gunstig voor kieming zijn.
 
''' macroclimate ''' macroklimaat: globale indeling van de klimaatomstandigheden, bv tropisch klimaat, steppen --, susubtropisch --, gematigd --, pool --; z. mesoclimate, microclimate.
 
''' macronutrient ''' voedingsstof die de plant in grotere hoeveelheden nodig heeft; bv. uit de lucht koolstof, waterstof, zuurstof en uit water, fosfor, kalium, zwavel, magnesium, calcium, ijzer; syn. essential element; v. micronutrient.
 
''' macrophyll ''' z. megaphyll.
 
''' macrotherm ''' z. megatherm.
 
''' macula ''' vlek.
 
''' maculate, maculiferous ''' gevlekt; ant. immaculate.
 
''' maculiform ''' vlekvormig.
 
''' maculose ''' vol vlekken.
 
''' magenta ''' fuchsiarood: blauwig rood.
 
''' maggot ''' made: larve van bv. vliegen, vaak aangetroffen in rottend materiaal; v. larva.
 
''' magnesium ''' metallisch element, symbool Mg; belangrijke voedingsstof voor de plant, maakt deel uit van chlorophyl.
 
''' magnification ''' vergroting; bv. btr. loupe: 3x = driemaal vergrotend.
 
''' magnitude ''' grootte, afmeting.
 
''' Maguey ''' Agave spp.
 
''' Maidenhair ''' diverse fijnbladerige Varen spp.
 
''' Maidenhair Tree ''' Japanse Notenboom, Ginkyo (Ginkgo) biloba.
 
''' Major Cholla ''' Opuntia acanthocarpa var. major.
 
''' Major Prickly Pear ''' Opuntia phaecantha var. major.
 
''' malacophilous ''' aangepast aan bestuiving door slakken; bv. bloemen van sommige Aronskelken, Arum spp.
 
''' malacophyllous ''' dikbladerig, vlezige dikke bladeren hebbend.
 
''' male z. masculine; -- flower ''' meeldraadbloem.
 
''' maleic acid ''' maleinezuur: door droge destillatie van appelzuur verkregen zuur, cis-buteendizuur-1,4, COOH.CH:CH.COOH; opm. de formule is gelijk aan die van fumaarzuur, maar de ruimtelijke bouw is verschillend; v. malic acid, fumaric acid.
 
''' malic acid ''' appelzuur, hydroxybarnsteenzuur, hydroxybutaandizuur, COOH(OH)CH.CH2.COOH; voorkomend in appels en vele vruchten; speelt een rol bij de afbraak van suikers tijdens de ademhaling.
 
''' malodorous ''' onaangenaam riekend; v. fetid.
 
''' malpighiaceous, -- hair ''' recht haar dat in het midden is vastgehecht, zoals voorkomend in de familie Malpighiaceae (tropische planten van Amerikaanse oorsprong) maar ook wel bij andere families.
 
''' Mamms ''' liefhebbersnaam voor van Mammillaria spp.
 
''' mamilla ''' tepel.
 
''' mamillate, mamillose ''' tepelachtige uitsteeksels dragend; opm. de spelling vd. naam vh. genus Mammillaria is grammaticaal onjuist, maar moet volgens de nomenclatuurregels gehandhaafd worden.
 
''' mamilliform ''' tepelvormig.
 
''' Mammoth Cactus ''' Carnegiea gigantea.
 
''' manganese ''' mangaan, metallisch element, symbool Mn; sporenelement, essentieel voor bepaalde stofwisselingsenzymen.
 
''' manicate ''' bedekt met een dichte vervilte beharing die als een handschoen afgestroopt kan worden.
 
''' manubrium ''' klauwvormig houtig schutblad rondom de bloeiwijze van sommige palmen.
 
''' manure ''' stalmest: dierlijke mest, bevat niet alleen voedingsstoffen voor de plant maar heeft vooral grote waarde voor verbetering vh. gehalte humus en de bewerkbaarheid vd. grond; bv. horse -- = paardenmest, ook waardevol omdat de bacteriële omzetting ervan de bodemtemperatuur verhoogt; v. fertilizer, green manure.
 
''' Many-spined Devil Claw ''' Sclerocactus polyancistrus.
 
''' maquis ''' dichte begroeiing met bomen en struiken (Frankrijk); v. chaparral.
 
''' Marble Canyon Cactus ''' Pediocactus bradyi.
 
''' marbled ''' gemarmerd: met onregelmatige strepen of vlekken in een afwijkende kleur; syn. marmorate.
 
''' marcescent ''' verwelkend maar niet afvallend; bv. bladeren ve. beukenhaag; v. caduceous, decideous, fugaceous.
 
''' marcottage ''' vorm van ongeslachtelijke vermenigvuldiging: een soms iets ingesneden tak wordt ingepakt in vochtig mos en omwikkeld met folie, pas na vorming van wortels wordt de stek vd. moederplant verwijderd en als zelfstandige plant voortgekweekt; syn. air-layering, chinese layering.
 
''' margaritaceous ''' paarlachtig.
 
''' margin ''' rand, ihb. van bladeren en kroonbladen.
 
''' marginal ''' marginaal: aan de rand geplaatst. 1) btr. vruchtbeginsel: wandstandig, zaadlijsten aan de randen der vruchtbladen.  S);  2) btr. nervatuur: met een langs de rand vh. blad lopende nerf; bv. bij Euphorbia spp.
 
''' marginate, margined ''' met een in kleur of structuur afwijkende smalle rand; v. limbate.
 
''' marginiform ''' randachtig.
 
''' Marigold ''' 1) Goudsbloem, Calendula officinalis.  2) Afrikaantje, Tagetes spp.; ihb. T. erecta en  T. patula.  3)  Fig -- z. Fig Marigold.
 
''' maritime ''' kustbewonend, aan zee groeiend; -- climate = zeeklimaat: zachte winters en koele zomers, veelal veel regen en wind.
 
''' marl ''' kruimelige afzetting van sterk kalkhoudende klei.
 
''' marmorate ''' z. marbled.
 
''' masculine ''' mannelijk; syn. male; v. female; z. symbol.
 
''' maroon ''' rossig geelbruin tot bruingeel, lichter dan kastanjebruin.
 
''' marsh ''' moeras, ihb. vochtig en periodiek overstroomd land begroeid met gras, riet en andere voornamelijk eenzaadlobbige waterplanten; v. bog, swamp.
 
''' m.a.s.l., afk. meters above sea level ''' meters boven zeeniveau.
 
''' mastic ''' entwas en dergelijke stoffen, voor het afdekken  van snoeiwonden en entingen..
 
''' matrix ''' substraat waarop een schimmel of korstmos groeit.
 
''' matroclinic, matroclinous ''' btr. (hoofdzakelijk) de erfelijke eigenschappen vd. moederplant; ant. patroclinic.
 
''' mature ''' volwassen, rijp.
 
''' maturescence ''' rijping.
 
''' maturescent, maturing ''' rijpend, bijna rijp.
 
''' maturity ''' volwassenheid, rijpheid
 
''' mealy ''' melig; syn. farinose.
 
''' mealy bug ''' wolluis: tot de groep Pseudococcidae behorend, op pissebed gelijkend 2 tot 3 mm groot diertje, roodachtig lichtbruin van kleur maar verborgen onder een wit wasachtig spinsel waarin ook de eitjes gelegd worden; ze zuigen het sap bij voorkeur uit wekere plekken vd. opperhuid, bij de areolen, in de axillen en rond het groeipunt; doordat de jonge dieren zich verplaatsen, kan een aantasting zich snel uitbreiden.
 
''' mean ''' gemiddelde; arithmetic -- = rekenkundig --: som ve. aantal waargenomen waarden gedeeld door het aantal; geometric -- = meetkundig --: nde-machtswortel uit het product van n waarnemingen; quadratic -- = kwadratisch --: uit de som vd. kwadraten ve. aantal waargenomen waarden gedeeld door het aantal wordt tenslotte de wortel getrokken.
 
''' meandrous ''' sterk bochtig: met veel bochten.
 
''' mechanical tissue ''' steunweefsel: weefsel opgebouwd uit cellen met verdikte wanden; v. collenchyma, sclerenchyma.
 
''' median ''' 1) middelste, in het midden.  2) middennerf ve. orgaan, van de basis naar de top verlopend;  3) middelste ve. reeks in opklimmende volgorde geplaatste waarnemingen.
 
''' medifixed ''' in het midden aangehecht.
 
''' mediocre ''' middelmatig, niet groot en niet klein.
 
''' mediterranean ''' 1) de Middellandse Zee betreffend, langs de kust daarvan voorkomend.  2) in het binnenland groeiend; ant. maritime.
 
''' medium, mv. media ''' de stof waarin een organisme leeft en groeit; bv. water, lucht, voedingsoplossing; growing -- = grondmengsel voor zaailingen, stekken, potplanten.
 
''' medium ''' gemiddeld; -- size = --e grootte.
 
''' medulla ''' merg, pit: het sponzige uit parenchymcellen bestaande centrale deel vd. meeste houtige stengels; syn. pith.
 
''' medullary ''' merg betreffend, of daaruit bestaand; -- ray = mergstraal: het merg tussen de kring van vaatbundels bij Tweezaadlobbigen en Naaktzadigen; syn. vascular ray.
 
''' medulose ''' mergachtig.
 
''' medusiform ''' als een medusahoofd: met een krans van slangvormige takken; bv. Euphorbia caput-medusae.
 
''' mega-, megalo- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: groot, zeer groot.
 
''' megalophyllous ''' grootbladig.
 
''' megaphyll ''' blad typisch voor varens en zaadplanten, doorgaans betrekkelijk groot; syn. macrophyll; v. microphyll.
 
''' megatherm ''' plant die veel warmte en vocht nodig heeft voor zijn ontwikkeling; syn. macrotherm;    v. mesotherm, microtherm.
 
''' meiosis ''' reductiedeling: stadium in de vorming vd. geslachtscellen waarbij de cel zich deelt en de chromosomen verdeeld worden zodat het aantal chromosomen in de beide gevormde cellen de helft is vh. oorspronkelijke; v. haploid, mitosis.
 
''' meiotic ''' op reductiedeling betrekking hebbend.
 
''' melliferous ''' honing-, nectardragend.
 
''' membrane ''' membraan: dun, zacht en buigbaar vlies, ihb. van organische oorsprong.  2) z. plasma -- .
 
''' membranaceous, membranous ''' vliezig, zeer dun, min of meer doorschijnend; bv. kroonbladen van vele bloemen.
 
''' mendelism ''' door Gregor Mendel reeds in 1866 opgestelde erfelijkheidstheorie, de wetten van Mendel, in 1900 door onder anderen Hugo de Vries herontdekt.
 
''' Mendel's Law ''' wetten van Mendel, z. mendelism.
 
''' meniscoid ''' horlogeglasvormig, meniscusvormig: dun met hol en bol vlak; v. patelliform.
 
''' mericarp ''' eenzadige dopvrucht waarin een dubbele splitvrucht (z. cremocarp) uiteenvalt.  W)
 
''' meridional ''' zuidelijk; syn. austral 1); v. boreal, septentrional.
 
''' meristem ''' meristeem, vormingsweefsel: celweefsel dat door deling nieuwe cellen vormt en zo nieuwgroei te weeg brengt; -- culture = kweek van jonge plantjes op een voedingsbodem uit meristeem ve. groeipunt; maakt een snelle vermeerdering mogelijk, ook van planten die geen zaad geven of van hybriden die uit zaad niet zuiver terugkomen; v. tissue culture.
 
''' meristematic ''' meristeem betreffend.
 
''' merosity ''' 'talligheid', het aantal eenheden in elke krans bloembekleedsels.
 
''' -merous ''' -tallig; v. dimerous.
 
''' 3-merous ''' z. trimerous.
 
''' 4-merous ''' z. tetramerous.
 
''' 5-merous ''' z. pentamerous.
 
''' 6-merous ''' z. hexamerous.
 
''' 7-merous ''' z. heptamerous.
 
''' 8-merous ''' z. octamerous.
 
''' mesa ''' tafelberg, vlaktoppige berg met steile zijden, kenmerkend voor de zuidwestelijke USA
 
''' Mesa Verde Cactus ''' Sclerocactus mesae-verdae (syn. Coloradoa m.); opm. soms onjuist S. 'mesae-verde' gespeld.
 
''' Mescal Button ''' Lophophora williamsii.
 
''' mescaline ''' stikstofhoudend bestanddeel, zg. alkaloid, uit Lophophora williamsii, C11H17NO3, 3,4,5-trimethoxyfenetylamine, reeds in 1896 geïsoleerd.
 
''' Mesem, mv. Mesems ''' liefhebbersnaam voor Mesembryanthemaceae spp.; opm. ook Mesemb, Mesembs gespeld.
 
''' mesic ''' betreffend of groeiend onder omstandigheden met een gemiddelde watervoorziening; v. aquatic, xerophytic.
 
''' meso- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: midden, middel.
 
''' mesocarp ''' middelste laag vd. vruchtwand; v. endocarp, exocarp.
 
''' mesochil, mesochilium ''' het middendeel vd. lip bij sommige Orchideeën; v. epichil, hypochil.
 
''' mesoslimate ''' mesoklimaat: regionale klimaatindaling, bv. in Nederland verschilt het klimaat vlak aan zee van dat in de Achterhoek; v. macroclimate, microclimate.
 
''' mesophile ''' organisme dat een gematigde temperatuur (30 - 40 °C) nodig heeft voor optimale groei; v. thermophile, psychrophile.
 
''' mesophilic ''' gematigde temperaturen vragend.
 
''' mesophyl, mesophyll, mesophyllum ''' bladmoes: laag cellen tussen de opperhuid aan boven- en onderzijde ve. blad; syn. chlorenchyma.
 
''' mesophyte ''' plant met een gemiddelde vocht- en lichtbehoefte; v. hydrophyte, xerophyte.
 
''' mesotherm ''' plant die matige warmte nodig heeft voor zijn ontwikkeling.; v. megatherm, microtherm.
 
''' mesotonic ''' betr. ontwikkelingsvolgorde van organen: nieuwe organen vormen zich niet op of bij de top of basis van bestaande; v. acrotonic, basitonic.
 
''' Mesquite ''' Prosopis juliflora, stekelige diepwortelende boom of struik vd. zuidwestelijke Verenigde Staten en Mexico, vaak de enige houtige begroeiing.
 
''' metabolic ''' de stofwisseling betreffend.
 
''' metabolite ''' metaboliet: normaal bestanddeel in de levende cel, deelnemend aan de stofwisselingsprocessen.
 
''' metabolism ''' metabolisme, stofwisseling: het totaal vd. chemische processen, opbouw en afbraak, in een levend organisme; v. anabolism, catabolism.
 
''' metaldehyde ''' metaldehyde, vaak afgekort tot meta: witte vaste vorm van aceetaldehyde, (CH3.CHO)4-6, toegepast als slakkenbestrijdingsmiddel.
 
''' metamorphosis ''' gedaanteverwisseling; v. imago.
 
''' metanym ''' geslachtsnaam, gebaseerd op een type dat tot hetzelfde geslacht behoort als het type ve. eerder gepubliceerd geslacht; die naam moet daarom verworpen worden.
 
''' methylated spirit ''' brandspiritus, alcohol door bijmenging van methylalcohol ondrinkbaar gemaakt; op kleine schaal bruikbaar voor bestrijding van wolluis, de pluizige witte vlokjes kunnen aangestipt worden met in -- gedoopt penseeltje.
 
''' Mexican Claret-cup Hedgehog ''' Echinocereus coccineus (syn. E. triglochidiatus var. neomexicanus).
 
''' Mexican Organ Pipe ''' Pachycereus (Marginatocereus, Stenocereus) marginatus.
 
''' Mg ''' chemisch symbool vh. element magnesium; z. magnesium.
 
''' mi. ''' z. mile.
 
''' micaceous ''' 1) glinsterend; bv. bladoppervlak.  2) groeiend in micarijke grond.
 
''' micro- ''' 1) Gr. voorvoegsel met de betekenis klein.  2)  in het metrieke systeem voorvoegsel dat een miljoenste van de eenheid aanduidt; afk. µ v. microgram, micrometre.
 
''' microbiology ''' microbiologie: studie vd. micro-organismen en hun gunstige en ongunstige invloed op mens, dier en plant.
 
''' microclimate ''' microklimaat: 1) kleine verschillen in omstandigheden kunnen de mogelijkheden voor plantengroei beïnvloeden, bv. een kiemplant in de woestijn staat gunsiger in de beschuting van een rotsblok of van een struik; ook in de tuin is het -- van belang, een druivenstok staat tegen een beschutte zonnige muur gunstiger dan in een winderige hoek vd. tuin.  2) het kunstmatige klimaat, temperatuur en vochtigheid, in een broeibak of kas; v. macroclimate, mesoclimate.
 
''' microgenus ''' klein geslacht: genus gebaseerd op kleine verschillen met andere genera; resultaat vd. opvatting ve. splitter.
 
''' microhabitat ''' de plaats en de omstandigheden waar een bepaalde plant groeit, deze kunnen afwijken  vd. habitat in het algemeen; een kiemplant in de schaduw ve. kei heeft een gunstiger  plek dan een exemplaar dat een meter verder staat.
 
''' microgram ''' microgram, afk. µg: duizendste milligram, 10-6 g.
 
''' micrograph ''' microfoto: foto ve. door een microscoop gevormd beeld.
 
''' micron ''' z. micrometre.
 
''' micronutrient ''' z. trace, -- element.
 
''' micrometer ''' micrometer: apparaatje om de afmetingen ve. preparaat onder een microscoop nauwkeurig te bepalen.
 
''' micrometre ''' micrometer, afk. µm: duizendste millimeter, 10-6 m; in oudere litteratuur micron genoemd, afk. µ.
 
''' micro-organism ''' organisme dat voor het blote oog onzichtbaar is, bv. bacteriën, gistcellen, sommige algen, virussen.
 
''' microphyll ''' typisch blad van lagere planten, doorgaans klein; bv. Wolfsklauwen; v. macrophyll.
 
''' microphyllous ''' kleinbladig.
 
''' microphyte ''' microscopische plant; bv. eencellige alg.
 
''' micropyle ''' poortje: 1) opening in de vliezen die de zaadknop omgeven, toegang gevend aan de stuifmeelbuis.  2) zeer klein lidteken dat (soms) op een zaad voorkomt op de plaats waar de stuifmeelbuis binnenkwam.  U)
 
''' microscope; dissecting -- ''' prepareermicroscoop: -- met langere brandpuntafstand waardoor het bv. mogelijk is bij sterke vergroting een zeer klein bloemetje uit elkaar te peuteren.
 
''' microscope, electron -- ''' electronenmicroscoop: door toepassing van gebundelde electronenstralen ipv. lichtstralen zijn door de nog kleinere golflengte daarvan veel sterkere vergrotingen te bereiken; v. microscope, light --.
 
''' microscope, light -- ''' microscoop, lichtmicroscoop: optisch instrument met meerdere lenzen om een object bij sterke vergroting waar te nemen; een vergroting van 1000 - 1500 × is bereikbaar; v. electron microscope.
 
''' microscope, scanning electron --, SEM ''' nieuwere uitvoering vd. electronenmicroscoop die het mogelijk maakt foto's met een grote scherptediepte te vervaardigen.
 
''' microscopic ''' 1) microscoop betreffend.  2) zeer klein, alleen door een microscoop waarneembaar; v. ultramicroscopic.
 
''' microspecies ''' kleine soort: soort gebaseerd op geringe verschillen met andere soorten; resultaat vd. opvatting ve. splitter.
 
''' microtherm ''' plant die lage gemiddelde temperaturen nodig heeft voor zijn ontwikkeling; v. megatherm, mesotherm.
 
''' microtome ''' microtoom: apparaat om zeer dunne plakjes, 3 - 5 µm, ve. materiaal te snijden voor microscopisch onderzoek.
 
''' Midnight Lady ''' Harrisia pomanensis (syn. Eriocereus bonplandii).
 
''' midrib ''' hoofd- of middennerf ve. blad, syn. costa.
 
''' mildew ''' meeldauw: plantenziekte veroorzaakt door schimmels vd. familie Erysiphaceae, die bv. op oppervlak van bladeren vd. waardplant parasiteren; bv. Oidium acrocladum; kan vooral bij Euphorbia spp. optreden; downy -- = dringen ook in het weefsel vd. waardplant door; syn. false  --.
 
''' mild ''' humus z. mull.
 
''' mile, afk. mi ''' mijl: lengtemaat gelijk aan 1760 yard; 1 mile = 1609,3 m; syn. statute mile;  v. nautical mile.
 
''' Milk Bush ''' Potloodplant, Euphorbia tirucalli.
 
''' Milkweed, -- Family ''' Zijdeplantfamilie, Asclepiadaceae.
 
''' millepede ''' miljoenpoot: tot de groep Diplopoda behorend, langwerpig cylindrisch diertje met vele segmenten, zwart of donkergrijs, bij verstoring rollen ze zich op; ze voeden zich met plantaardig materiaal, de larven vreten aan wortels; opm. ook milliped en millipede gespeld; v. centipede.
 
''' Miller's Pincushion ''' Mammillaria microcarpa var. milleri.
 
''' millimicron ''' z. nm
 
''' milliped, ''' millipede z. millepede.
 
''' mimesis, mimicry, mimosis ''' mimicry: natuurlijke camouflage, aanpassing aan de omgeving door kleur en/of vorm; syn. crypsis.
 
''' mineral ''' 1) niet plantaardig of dierlijk.  2) natuurlijk voorkomend chemisch element of anorganische verbinding.
 
''' miniate ''' menierood, oranjerood: de kleur van loodmenie.
 
''' minute ''' zeer klein.
 
''' misconception ''' verkeerde opvatting; v. conception.
 
''' Mission Cactus ''' Opuntia ficus-indica; Spiny -- -- = de bedoornde vorm van O. ficus-indica (syn. O. megacantha).
 
''' Mistletoe Cactus ''' Rhipsalis spp. met witte bessen.
 
''' mite ''' mijt: doorgaans zeer klein spinachtig diertje, behorend tot de orde Acarina; onderscheid van insecten zijn het ontbreken van voelsprieten en hun vier paar poten; v. acaricide, red spider mite.
 
''' mitochondrion, mv. mitochondria ''' mitochondriën: draad- of bolvormige structuren in het celprotoplasma die oa. de ademhalingsenzymen dragen.
 
''' mitosis ''' kerndeling: stadium in de deling van gewone cellen waarbij elke chromosoom gedupliceerd wordt en uit de celkern twee nieuwe ontstaan, zodat de beide nieuwe cellen weer evenveel chromosomen hebben; v. meiosis.
 
''' mitotic ''' op kerndeling betrekking hebbend.
 
''' mitre-shaped, mitriform ''' mijtervormig.
 
''' mixed bud ''' knop met aanleg voor bloemen en bladeren.
 
''' mixed inflorescence ''' gemengde bloeiwijze, heterotactische --: de zijassen zijn afwijkend vd. hoofdas, bv. de middelpuntzoekende hoofdas heeft middelpuntvliedende zijtakken; v. thyrsus, verticillaster.
 
''' mixture ''' potgrond, de Amerikaanse term; v. compost
 
''' MLO, afk. mycoplasma-like organism ''' bacterie-achtig organisme zonder celwand; mogelijk de veroorzaker van heksenbezemachtige misvormingen.
 
''' Mn ''' chemisch symbool vh. element mangaan; z. manganese.
 
''' Mo ''' chemisch symbool vh. element molybdeen; z. molybdenum.
 
''' mobile ''' beweeglijk; bv. helmknoppen aan helmdraad; syn. versatile ant. immobile.
 
''' mode ''' modus: meest voorkomende waarde in een serie waarnemingen.
 
''' moisture ''' vocht; -- meter = --meter: apparaat om een indruk te krijgen vd. vochtigheidsgraad vh. grondmengsel.
 
''' Mohave Claret-cup Hedgehog ''' Echinocereus mojavensis (syn. E. triglochidiatus var. m.).
 
''' Mojave Fishhook ''' Sclerocactus polyancistrus.
 
''' Mojave Prickly Pear ''' Opuntia erinacea var. erinacea.
 
''' mold ''' z. mould.
 
''' molybdenum ''' molybdeen, metallisch element, symbool Mo; sporenelement, essentieel voor stikstofbindende bacteriën.
 
''' monad ''' een afzonderlijke stuifmeelkorrel; v. tetrad.
 
''' monadelphous ''' eenbroederig, btr. meeldraden: helmdraden alle tot één buis of zuil vergroeid;  v. diadelphous, isadelphous, polyadelphous, triadelphous.
 
''' monandrous ''' eenhelmig: met één meeldraad; bv. sommige Orchideeën.
 
''' monanthous ''' eenbloemig: met één bloem.
 
''' Money Tree ''' Crassula arborescens, ook C. ovata (C. argentea, C. portulacea).
 
''' moniliform ''' halskettingvormig, rozenkransvormig; bv. een uit meerdere cellen bestaand haar met insnoeringen tussen de cellen; syn. constricted. L)
 
''' Monkey Bread Tree ''' Adansonia digitata.
 
''' Monkey Bush ''' Pedilanthus tithymaloides.
 
''' mono- ''' Gr. voorvoegel met de betekenis: één; z. het grondwoord.
 
''' monocarpic ''' monocarp: btr. planten, zowel een- als meerjarige, die na eenmaal bloeien en vruchtzetten afsterven; bv. alle een- en tweejarige planten, vele Bamboesoorten, Agave spp., Sempervivum spp.; syn. hapaxanthous; ant. pleiocarpic, sychnocarpous.
 
''' monocarpous ''' z. monogynous.
 
''' monocephalic, monocephalous ''' eenhoofdig: één hoofdje dragend.
 
''' monochasial ''' betrekking hebbend op z. monochasium.
 
''' monochasium ''' eentakkig bijscherm: middelpuntvliedende bloeiwijze, aan as met bloem aan de top staat een gewoonlijk weer vertakte zijtak; v. dichasium, polychasium, bostryx, cincinnus, drepanium, rhipidium.
 
''' monochlamydeous ''' slechts één krans bloembekleedsels dragend, òf kelk, òf kroon; v. dichlamydeous.
 
''' monoclinous ''' tweeslachtig: btr. bloem met zowel meeldraden als stampers; syn. bisexual, hermaphroditic, perfect, teleianthous; ant. imperfect, unisexual.
 
''' monocolpate ''' eengroevig: btr. stuifmeelkorrel met één groef, zoals die van vele Eenzaadlobbigen;  v. tricolpate.
 
''' monocormic ''' z. monopodial.
 
''' Monocots ''' veel gebruikte verkorting van Monocotyledones.
 
''' Monocotyledones ''' Eenzaadlobbigen, Monocotyledonae.
 
''' monoecious ''' eenhuizig: mannelijke meeldraadbloemen en vrouwelijke stamperbloemen op één plant; v. dioecious.
 
''' monogeneric ''' z. unigeneric.
 
''' monograph ''' monografie: wetenschappelijke verhandeling over een beperkt onderwerp; bv. over één genus, compleet met overzicht werk van eerdere auteurs, sleutel, beschrijving soorten, verspreiding en afbeeldingen; v. revision.
 
''' monogynous ''' eenstamperig: btr. bloem met één stamper; syn. monocarpous.
 
''' monohybrid ''' hybride tussen ouders die slechts in één eigenschap, één gen, verschillen; v. dihybrid, polyhybrid.
 
''' monopetalous ''' 1) vergroeidbladig: kroonbladen vergroeid; syn. gamopetalous, sympetalous; ant. apopetalous, choripetalous, diapetalous, polyptepalous.  2) met één kroonblad.
 
''' monophyletic ''' monophyletisch: een taxon is -- als alle leden ervan afstammen van één gemeenschappelijke voorouder; v. biphiletic, paraphiletic, polyphyletic.
 
''' monopodial ''' één hoofdas bezittend; betrekking hebbend op een monopodium; syn. monocormic; v. sympodial.
 
''' monopodium ''' hoofdas met zijtakken, ontstaan door doorgroeien vd. eindknop.; v. sympodium.
 
''' monosaccharide ''' monosacharide: enkelvoudige suiker met de algemene formule (CH2O)n; bv. glucose z. glucose; v. oligosaccharide, polysaccharide.
 
''' monosepalous ''' 1) vergroeidbladig: kelkbladen vergroeid; syn. gamosepalous, synsepalous; ant. aposepalous, chorisepalous.  2) met één kelkblad.
 
''' monosomic ''' één chromosoom ve. diploide set missend; v. aneuploidy.
 
''' monospermous ''' eenzadig: met één zaad.
 
''' monothecal ''' eenhokkig, btr. vruchtbeginsel; syn. unilocular.
 
''' monotypic ''' monotypisch; -- family = --e familie, omvat slechts één geslacht; v. unigeneric; -- genus = -- geslacht, omvat slechts één soort; bv. Leuchtenbergia principis.
 
''' monsoon ''' moeson: 1) in de loop vh. jaar periodiek afwisselende wind uit tegengestelde richting in de tropen.  2) ihb. de daardoor veroorzaakte regenperiode, natte moeson.
 
''' monstrous, monstrose ''' monstrueus; -- growth = monstrueuze groei: abnormale groei als gevolg vh. ontstaan van meerdere groeipunten; bv. rotscactus, bezemcactus; v. cristate, fasciate.
 
''' montane ''' bergbewonend, in het voorgebergte groeiend, beneden de subalpiene zone; v. alpine, subalpine.
 
''' mor ''' in zure omgeving gevormde humus, bv. in de bodem van moerassen, heidevelden en naaldboombossen; de ontleding verloopt vrij langzaam onder invloed van schimmels; v. mull.
 
''' morbid ''' ziek, ziekte veroorzakend.
 
''' moribund ''' afstervend, bijna dood.
 
''' morphology, plant -- ''' plantenmorfologie: vormleer, de studie vd. vorm en de ontwikkeling vd. delen vd. plant; ihb. de uitwendige delen; v. anatomy.
 
''' mosaic disease ''' mozaiekziekte: door virusinfectie veroorzaakte ziekte, kenmerkend zijn de
 
''' onregelmatige ''' licht- en donkergroene vlekken op de bladeren: bv. bij aardappelen, tabak, komkommer &c.
 
''' moss ''' mos: kan hinderlijk zijn in zaaibakken; te voorkomen door zaaien in gestoomde grond en bijtijds verspenen in niet te natte grond.
 
''' moth ''' mot, z. tortricoid moth.
 
''' Mother of Thousands ''' Broedblad, Kalanchoe daigremontianum.
 
''' motile ''' beweeglijk.
 
''' mould ''' schimmel: zwam welke een fluweelachtige gekleurde vlek op het oppervlak vh. substraat veroorzaakt; vooral voorkomend op plantaardig materiaal, rijpe vruchten, dood plantaardig materiaal; opm. ook mold gespeld.
 
''' mounted specimen ''' opgeplakt herbariumexemplaar.
 
''' mouse, mv. mice ''' muis; veldmuisjes die in de kas een schuilplaats zoeken kunnen planten beschadigen doordat ze zaadbessen opeten en de weg vrijmaken voor aantasting door schimmels of bacteriën.
 
''' MS., ms., afk. Lat. manuscriptum ''' handschrift, manuscript.
 
''' m.s.m., afk. Lat. metra supra mare ''' meters boven zeeniveau.
 
''' MSS., mss., afk. Lat. manuscripta ''' handschriften, manuscripten.
 
''' mucilage ''' 1) plantenslijmstof: polysachariden, suikerachtige stoffen die in sommige zaden voorkomen en bij oplossen in water een dikvloeibare kleverige oplossing geven.  2) gomoplossing.
 
''' mucilagineous, mucous ''' slijmachtig, bedekt met een slijmerige laag.
 
''' mucro ''' stekel: punt of spits ve. blad die zonder geleidelijke overgang te voorschijn komt.
 
''' mucronate ''' stekelpuntig, btr. bladvorm: met scherp afgescheiden korte rolronde spits, die het verlengde vd. hoofdas is.
 
''' mucronulate ''' fijn stekelpuntig.
 
''' mulch ''' strooisel: organisch materiaal dat in een laag over de bodem verspreid wordt om de grond tegen uitdroging te beschermen, onkruid te onderdrukken en voedingsstoffen toe te voegen; bv. turfstrooisel, stro, gehakseld snoeihout, afgevallen bladeren.
 
''' mull ''' humus gevormd in een weinig zure omgeving waar bacteriën en wormen voor een snelle ontleding zorgen; syn. mild humus; v. mor.
 
''' multi- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: veel; z. het grondwoord; v. pluri-, poly-.
 
''' multicarpellate ''' btr. stamper: uit meerdere vruchtbladen bestaand.
 
''' multicellular ''' veelcellig.
 
''' multicolorous, multicolourous ''' veelkleurig.
 
''' multicostate ''' veelribbig.
 
''' multifarious ''' sterk gevarieerd.
 
''' multifid ''' veeldelig; btr. gedeeld blad met vele insnijdingen.
 
''' multifoliolate ''' meer dan negentallig, btr. handvormig samengesteld blad.
 
''' multigeneric, -- hybrid ''' kruising waaraan drie of meer geslachten hebben bijgedragen.
 
''' multilocular, multiloculate ''' veelhokkig, btr. vruchtbeginsel: in vele vakjes verdeeld; v. unilocular, bilocular, trilocular.
 
''' multiparous ''' veel zijtakken vormend.
 
''' multipartite ''' veeldelig.
 
''' multiple ''' veeldelig: uit veel delen bestaand.
 
''' multiple factor ''' meerdere genen die een eigenschap beïnvloeden; opm. die eigenschap lijkt niet te gehoorzamen aan de wetten van Mendel; bv. grootte van maiskolven, lengte van bonen zijn van meerdere genen afhankelijk; ant. single factor; v. polygenes.
 
''' multiple fruit ''' schijnvrucht: samengestelde vrucht; bv. moerbei, de bloeiwijze met vrouwelijke bloemen is een katje, dat bij rijping steenvruchtjes geeft die door de vlezig geworden bloemdekblaadjes omsloten worden; ook bv. vijg, ananas; syn. collective fruit, sorosis,  syncarp.
 
''' multiplication ''' vermeerdering, vermenigvuldiging; v. propagation; generative --  = geslachtelijke --, door zaad; vegatative --  = ongeslachtelijke, vegetatieve --, door stekken, enten &c.
 
''' multiseriate ''' btr. bloem: bloemdelen in vele kransen.
 
''' multivittate ''' veelstriemig; v. vittate.
 
''' Munz cholla ''' Opuntia munzii.
 
''' mural ''' op muren groeiend.
 
''' muricate ''' ruw, door kleine stevige oneffenheden vd. opperhuid die nauwelijks haren of schubben genoemd kunnen worden.
 
''' muriform ''' gelijkend op een rij stenen in een gemetselde muur; beschrijft het microscopisch beeld van bepaald celweefsel.
 
''' muscose ''' mosachtig.
 
''' mushroom ''' paddestoel, ihb. de eetbare soorten; v. toadstool.
 
''' mutagen ''' mutageen: mutaties veroorzakend; bv. straling en bepaalde chemische stoffen.
 
''' mutant ''' resultaat ve. spontaan opgetreden mutatie; syn. sport.
 
''' mutation ''' mutatie: sprongsgewijze verandering vd. erfelijke eigenschappen; chromosome -- = chromosoom--: verandering in de bouw ve. chromosoom, bv. doordat een breuk in een chromosoom optreedt en de brokstukken zich weer op een andere wijze aan elkaar hechten, zodat er andere combinaties van genen kunnen optreden; gen  -- = gen--: verandering in de structuur ve. enkel gen, kan bv. optreden onder invloed van natuurlijke of kunstmatige straling,    v. gen; genome  -- = genoom--: verandering vh. aantal chromosomen in een set, meest opvallend als bij de vorming vd. geslachtscellen de reductiedeling achterwege blijft, zodat diploide gameten ontstaan; -- theory = -- theorie: opgesteld door Hugo de Vries in 1903, die stelt dat  --s optreden als gevolg van spontane veranderingen in de chromosomen en dat de evolutie plaats vindt door natuurlijke selectie onder deze nieuwe vormen; v. colchicine, haploid, gamete, genome, meiosis, tetraploidy.
 
''' muticous ''' stomp, zonder aanhangsel, zonder punt of priem.
 
''' mutualism ''' samenleving tussen twee soorten waar beide voordeel van hebben; syn. symbiosis 1); v. commensalism, parasitism.
 
''' mycelial ''' mycelium btr,
 
''' mycelium ''' mycelium, zwamvlok; onderaardse massa van zwamdraden ve. paddestoel, de eigenlijke plant, de paddestoel is het vruchtlichaam; opm. bij  parasitische schimmels zijn de zwamdraden in het weefsel voor het blote oog onzichtbaar, de sporenvormende organen breken door de opperhuid heen.
 
''' mycobiont ''' van Korstmos deel uitmakende schimmel; v. phytobiont, symbiont.
 
''' mycology ''' mycologie: wetenschap van schimmels en zwammen.
 
''' mycorhiza, mycorrhiza ''' zwamwortel: symbiose tussen een schimmel en de wortel ve. hogere plant; bv. bij Orchideeën, Els, Berk, Heideachtigen; ectotrophic -- = -- die een dicht net van zwamdraden om de wortel vormt; endotrophic -- = -- die in de bastcellen vd. wortel groeit.
 
''' mycotrophic ''' voedsel opnemend door samenleving met een schimmel; bv. sommige Orchideeën.
 
''' myriapod ''' honderdpoot of duizendpoot; v. centipede, millipede.
 
''' myrmecochorous ''' door mieren verspreid wordend.
 
''' myrmecochory ''' myrmecochorie: verspreiding van vruchten en zaden door mieren; v. elaiosome.
 
''' myrmecophile, myrmecophyte ''' mierenplant: plant die in symbiose met mieren leeft en door zijn bouw daar huisvesting aan verleent; bv. Dischidia spp., Hoya imbricata, Myrmecodia spp.
 
''' myrmecophilous ''' in symbiose met mieren levend.
 
''' myrmecophily ''' samenleving met mieren.
 
''' myxomycete ''' slijmzwam.
 
''' N ''' 1) chemisch symbool voor het element stikstof; z. nitrogen.  2) Newton: in de natuurkunde eenheid van kracht
 
''' n., afk. Lat. nomen ''' naam; z. nom.
 
''' NAA ''' z.    -naphthaleneacetic.
 
''' Naboom ''' Euphorbia ingens.
 
''' nacreous ''' parelmoerachtig, parelmoerglanzend.
 
''' naked ''' naakt; syn. nude; -- flower = --e bloem: zonder bloembekleedsels; -- bud = --e knop: zonder knopschubben; bv. zomerknoppen aan kruidachtige stengels.
 
''' nanometer ''' z. nm.
 
''' -naphthaleneacetic acid, alpha-naphthaleneacetic acid, afk. NAA '''   -naftylazijnzuur, C10H7CH2.COOH: synthetisch auxine, stimuleert wortelvorming en oa. de bloei bij Bromeliaceae; v. phytohormone.
 
''' napiform ''' radijsvormig, btr. wortel: sterk gezwollen met dunne top.
 
''' narcotic ''' 1) bedwelmend.  2) narcoticum: bedwelmende stof.
 
''' narrow ''' smal; -- -leaved = smalbladig.
 
''' nascent ''' in staat van wording.
 
''' nastic ''' nastisch: bewegend tengevolge van inwendige factoren onder invloed van uitwendige prikkels, zoals groeiverschil tussen beide zijden ve. as, of spanningsverlies van bepaalde cellen; v. haptonasty, photonasty.
 
''' nasty ''' nastie: beweging als reactie op een prikkel, onafhankelijk vd. richting vd. prikkel; v. tropism;  z. haptonasty, nyctinasty, photonasty, seismonasty.
 
''' natant ''' drijvend op of juist onder het wateroppervlak; bv. bladeren ve. waterlelie; v. submersed.
 
''' native ''' z. indigeneous.
 
''' naturalized ''' genaturaliseerd, ingeburgerd, inheems geworden: uit het buitenland aangevoerde planten die zich in de nieuwe omgeving gevestigd hebben en zich op natuurlijke wijze kunnen handhaven en verbreiden: syn. established; v. adventitious, introduction.
 
''' natural ''' classification z. classification.
 
''' natural selection ''' natuurlijke selectie: proces waarbij de omgevingsfactoren bepalen welke individuen het best aan de omgeving aangepast zijn en dus tot voortplanting komen; in de loop der tijden zou een geleidelijk veranderend milieu na vele generaties een aan dat specifieke milieu aangepaste vorm, misschien variëteit of soort, kunnen opleveren; opm. belangrijk onderdeel vd. evolutietheorie van Darwin, 'Survival of the fittest'.
 
''' nautical mile ''' zeemijl, lengtemaat; 1 zeemijl = 1852 meter; syn. sea mile; v. mile.
 
''' Navajo Bridge Prickly Pear ''' Opuntia polyacantha var. nicholii (syn. O. nicholii).
 
''' Navel ''' Pennywort z. Pennywort.
 
''' navicular ''' bootvormig; syn. boat-shaped, cymbiform, scaphoid.
 
''' nec, Lat. ''' en niet (van), noch (van); v. non ... nec ....
 
''' necrosis ''' necrose: plaatselijk afsterven van plantweefsel, als gevolg van koude, schimmelaantasting, &c.
 
''' necrotic ''' necrotisch: btr. dood weefsel, plaatselijk afstervend van weefsel.
 
''' nectar ''' nectar: suikerhoudende afscheiding vd. honingklier, lokmiddel voor bestuivers; wordt door bijen omgezet in honing; z. honey; -- chamber = honingkamer: ruimte in een bloem waar de nectar zich verzamelt en min of meer beschermd is tegen andere bezoekers dan de gebruikelijke bestuiver; -- guide = honingmerk: delen vd. kroon met afwijkende kleur als wegwijzer naar de nectar; syn. honeyguide.
 
''' nectariferous ''' een of meer honingklieren hebbend, nectar producerend.
 
''' nectary ''' honingklier, doorgaans in het onderste deel vd. bloem; syn. honey gland, squana; v. extrafloral,  -- nectary.
 
''' needle-form ''' naaldvormig; syn. acerose, acicular.
 
''' Needle-spine Hedgehog ''' Echinocereus engelmannii var. acicularis.
 
''' Needle-spine Pineapple Cactus ''' Sclerocactus erectocentrus (syn. Neolloydia erectocentra).
 
''' nematicide ''' aaltjesbestrijdingsmiddel.
 
''' nematode ''' aaltje: microscopische rondworm die plantenwortels aantast; opm. vergeling vd. plant, groeistoring en galvorming op de wortels verraden  hun aanwezigheid.; syn. nema, eelworm.
 
''' nemoral, nemorose ''' bosbewonend, in bossen groeiend.
 
''' neo- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: nieuw.
 
''' Neobux Tree (sic!) ''' Neobuxbaumia; opm. in de engelstalige editie van Rauh's 'Bromelien' wordt hiermee dit naar Franz Buxbaum (1900-1979) genoemde cactusgeslacht bedoeld; ook vertalen van Duits naar Engels kan moeilijk zijn!
 
''' neo-Darwinism ''' uitgebreide en aangepaste vorm vd. evolutietheorie waarin de natuurlijke selectie en de mutatietheorie zijn gecombineerd; v. creationism, Darwinism, evolutionism, Lamarckism.
 
''' neoendemic ''' endemische planten (z. endemic) die zich vrij recent ontwikkeld hebben en nog geen grotere verspreiding hebben kunnen vinden, mogelijk door hun vergaande aanpassing aan de lokale omgeving; v. paleoendemic.
 
''' neophyte ''' plant die zich recent gevestigd heeft in een gebied waar hij oorspronkelijk niet voorkwam; v. introduction.
 
''' neoteny ''' verschijnsel dat een jeugdvorm verlengd blijft tot in de volwassenheid; mogelijk zijn Turbinicarpus en Normanbokea een voorbeeld, zij gelijken op de jeugdvorm van Gymnocactus wat betreft afmeting en bedoorning; een bekend voorbeeld uit de dierenwereld is de axolotl.
 
''' neotropical ''' de tropen en subtropen vd. Nieuwe Wereld betreffend; ant. paleotropical; v. pan-tropical.
 
''' neotype ''' vervanger voor het holotype, aangewezen als alle materiaal waarop de naam was gebaseerd, het holotype en zijn duplicaten, ontbreekt of verloren is gegaan; deze moet zo goed mogelijk aan de oorspronkelijke beschrijving beantwoorden en bij voorkeur vd. typestandplaats afkomstig zijn.
 
''' nervate, nervated, nerved ''' generfd, vv. nerven.
 
''' nervation ''' nervatuur; z. venation.
 
''' nerve ''' nerf, één vd. vezelige vaatbundels die het geraamte ve. blad vormen; ihb. de  middennerf of opvallende fijnere nerven die beginnen aan de -- of aan de voet vh. blad; v. vein.
 
''' nerved ''' z. nervate.
 
''' netted ''' btr. adertjes in een blad: netvormig verbonden; v. anastomosing, reticulate.
 
''' net-veined ''' netvormige nervatuur hebbend: v. anastomosing, reticulate..
 
''' neuter ''' ongeslachtelijke bloem: zonder meeldraden en stampers.
 
''' neutral ''' 1) ongeslachtelijk; syn. sterile; -- flower = ongeslachtelijke bloem: zonder meeldraden en stampers; bv. de opvallende blauwe lintbloemen vd. Korenbloem, Centaurea cyanus.  2) neutraal, btr. zuurgraad: met pH 7 dus niet zuur en niet basisch.
 
''' nexine ''' binnenlaag vd. exine ve. stuifmeelkorrel; v. exine, intine, sexine.
 
''' niche ''' niche: de ecologische woonruimte ve. plant, het geheel van omgevingsfactoren als bodem, klimaat, microklimaat, watervoorziening, en relaties met andere planten en dieren; v. biotope.
 
''' Nichol Hedgehog ''' Echinocereus nicholii.
 
''' Nichol Prickly Pear ''' Opuntia polyacantha var. nicholii (syn. O. nicholii).
 
''' nicotinamide ''' nicotinamide: aan nicotinezuur verwante stof, C5H4N.CONH2, maakt deel uit van diverse enzymsystemen.
 
''' nicotine: ''' nicotine: giftig alkaloid uit de tabaksplant, Nicotiana tabacum en Nicotiana rustica,  1-methyl-2-(3-pyridyl)pyrrolidine; toegepast als insecticide; opm. kan in het menselijk lichaam niet tot nicotinezuur omgezet worden, roken helpt niet bij de vitaminenvoorziening!
 
''' nicotinic acid ''' nicotinezuur: organisch zuur, C5H4N.COOH, behoort tot de vitamien B-groep; wordt in vele planten gevormd; opm. niet te verwarren met nicotine, het kreeg zijn naam omdat het er  bij chemische oxidatie uit gevormd wordt.
 
''' nidulant ''' vrijliggend in een holte.
 
''' Night-blooming Cereus ''' Hylocereus undatus.
 
''' nigrescent ''' (bijna) zwart wordend, zwartachtig.
 
''' Nipple Beehive ''' Coryphantha macromeris.
 
''' Nipple Cactus ''' Coryphantha pycnacantha (syn. C. andreae).
 
''' nitid, nitidous ''' glanzend, glimmend, btr. bladoppervlak; v. opaque 1).
 
''' nitidulous ''' zwak glanzend, zwak glimmend.
 
''' nitrate ''' nitraat: verbinding van salpeterzuur, gekenmerkt door de (NO3)-groep; belangrijk bestanddeel van sommige kunstmeststoffen; opm. snelwerkende bron van stikstof voor de plant.
 
''' nitric acid ''' salpeterzuur, HNO3; opm. wordt oa. gebruikt bij fabrikage van kunstmest en om gietwater aan te zuren; geconcentreerd zuur is erg agressief voor de huid! 
 
''' nitrification ''' nitrificatie: bacteriële omzetting van ammoniumverbindingen in nitraten; ant. denitrification.
 
''' nitrogen ''' stikstof, symbool N: met fosfor en kalium een hoofdvoedingsstof vd. plant; symbool N; belangrijk bestanddeel van vele kunstmeststoffen, het gehalte wordt opgegeven als % N; ofschoon lucht voor 79 % uit -- bestaat kan de plant het alleen in opgeloste vorm en gebonden als ammonium of nitraat uit de bodem opnemen; meststoffen voor succulenten hebben meestal een lager stikstofgehalte dan die voor andere planten; v. nodule.
 
''' nitrogen fixation ''' stikstofbinding: vastlegging van stikstof uit de lucht in voor de plant opneembare verbindingen; ihb. de bacteriële binding van stikstof; v. nodule.
 
''' nival ''' in sneeuw groeiend.
 
''' niveous ''' sneeuwwit.
 
''' nm, afk. nanometer ''' nanometer, lengteeenheid: gelijk aan 1/1.000.000 millimeter; 1 nm = 10 Å; v. opm. de afk. nm heeft geen punt, onderscheid vd. afk. van nothomorph.
 
''' nm. ''' z. nothomorph.
 
''' nocturnal ''' nachtelijk, 's nachts openend; bv. de bloem van Selenicereus spp.; ant. diurnal.
 
''' nodding ''' knikkend, z. nutant.
 
''' node ''' knoop: de plaats ve. blad of knop op een stengel of tak.
 
''' nodiflorous ''' op de knopen bloeiend.
 
''' nodifrond ''' op een knoop staand bladachtig schutblad dat de bloeiwijze van palmen omhult.
 
''' nodose ''' 1) knopig, btr. stengel: met opgezwollen knopen.  2) knoestig: met talrijke knobbeltjes of uitsteeksels.
 
''' nodular ''' wortelknolletjes betreffend.
 
''' nodule ''' wortelknolletje bij sommige Vlinderbloemigen waarin bacteriën in symbiose stikstof uit de lucht vastleggen en voor de plant opneembaaar maken.
 
''' nodulose ''' fijn knoestig; v. nodose.
 
''' nom., afk. Lat. nomen ''' naam; z. nomen.
 
''' nom.ambig., afk. Lat. nomen ambiguum ''' onduidelijke, dubbelzinnige naam; bv. een naam die door verschillende auteurs voor verschillende taxa gebruikt is; onwettig.
 
''' nom.conf., afk. Lat. nomen confusum ''' verwarde naam; naam gebaseerd op een gemengd type; bv.op een herbariumexemplaar met bloemen of vruchten ve. andere soort; onwettig.
 
''' nom.cons., nom.conserv., afk. Lat. nomen conservandum ''' geconserveerde naam: naam voor een genus die, alhoewel van latere datum en dus in strijd met de prioriteitsregel, toch gehandhaafd is.
 
''' nom.dub., afk. Lat. nomen dubium ''' twijfelachtige naam: naam waarvan niet duidelijk is op welk taxon hij slaat omdat het type onbekend is en onvoldoende verdere gegevens bekend zijn;  onwettig.
 
''' nomen mv. nomina ''' naam; de naam ve. plant bestaat uit de naam vh. geslacht en de soortaanduiding; v. epithet.
 
''' nomenclature ''' nomenclatuur: tak vd. taxonomie die namen, naamgeving en de regels daarvoor behandelt.
 
''' nom.illegit., afk. Lat. nomen illegitimum ''' onwettige naam: naam die ofschoon geldig gepubliceerd, toch in strijd is met de regels vd. Code.
 
''' nomina ''' generica conservandum z. conserved.
 
''' nom.inval., afk. Lat. nomen invalidum ''' ongeldige naam: naam die ongeldig is om een andere reden dan het ontbreken ve. beschrijving; z. invalid; v. nom.nud.
 
''' nom.legit., afk. Lat. nomen legitimum ''' wettige naam: naam die geldig is gepubliceerd en in overeenstemming met de regels vd. Code,  zodat het alleen nog vd. prioriteit afhangt of het de juiste naam is.
 
''' nom.nov., afk. Lat. nomen novum ''' nieuwe naam: naam die opzettelijk voorgesteld en gepubliceerd wordt om een eerdere naam te vervangen.
 
''' nom.nud, n.n., afk. Lat. nomen nudum, mv. nomina nuda ''' naam zonder geldige beschrijving en dus ongeldig; bv. een naam zonder beschrijving in het latijn of een naam die alleen terloops in een plantenlijst of een reisbeschrijving is genoemd; heeft geen enkele status, kan evenwel door een latere beschrjving geldig gemaakt worden; z. ex.
 
''' nom.prov., afk. Lat. nomen provisorum ''' voorlopige naam: naam gegeven aan een waarschijnlijk nieuwe soort die nog niet geldig beschreven is; v. nom.nud.
 
''' nom.rejic., afk. Lat. nomen rejiciendum ''' verworpen of te verwerpen naam, doorgaans ten gunste ve. geconserveerde naam; v. nom.cons.
 
''' nom.superfl., afk. Lat. nomen superfluum ''' overbodige naam: naam die bij de geldige publicatie door de auteur werd toegepast op een taxon dat zodanig omschreven werd, dat daaronder het type ve. andere naam viel, zodat volgens de Code die naam toegepast had moeten worden.
 
''' nom.vernac., afk. Lat. nomen vernaculum ''' volksnaam, naam ve. plant in de lokale volkstaal; z. vernacular name.
 
''' non, Lat. ''' niet (van); in de vorm 'A non B' geeft deze auteursaanduiding aan dat de plant bedoeld wordt die A met deze naam bedoelde en niet de andere plant waar B, al of niet ten onrechte, dezelfde naam voor gebruikte.
 
''' non- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: on-, niet; z. het grondwoord.
 
''' non ... nec ..., Lat. ''' niet ... noch, noch ... noch ...
 
''' non-, nona- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: negen; z. het grondwoord.
 
''' nonpersistent ''' kort werkend, btr. bestrijdingsmiddelen die betrekkelijk snel ontleden en dan niet werkzaam meer zijn; voordeel daarvan is dat ze tot vrij kort voor de oogst gebruikt kunnen worden; ant. persistent.
 
''' nonvascular ''' geen vaatbundels bezittend; bv. schimmels, mossen.
 
''' Nopal ''' Opuntia engelmannii; -- Cardon = Opuntia streptacantha.
 
''' Nopaleta ''' Pereskiopsis velutina.
 
''' normal ''' normaal: groene ipv. bonte vorm, vorm met enkele ipv. dubbele bloemen.
 
''' normal distribution ''' normale verdeling: bij een grote serie metingen liggen de waarnemingen regelmatig verdeeld om het gemiddelde, er zijn ongeveer even veel hogere en lagere als het gemiddelde, kleine verschillen met het gemiddelde komen veel voor, hoe groter het verschil hoe minder waarnemingen er zijn; een grafiek van deze verdeling heeft een klokvorm, de zg. normale of Gausskromme.
 
''' no-soil ''' compost z. soilless compost.
 
''' notate ''' met vlekken of lijntjes.
 
''' nothogeneric ''' betrekking hebbend op een nothogenus.
 
''' nothogenus. mv. nothogenera ''' hybridegeslacht met eigen naam; z. bigeneric, -- hybrid.
 
''' nothomorph, afk. nm. ''' notomorf: onderverdeling ve. nothogenus, hybridesoort, overeenkomend met variëteit als onderverdeling ve. species; kan aangeduid    worden als nm.; bv. Mentha × niliaca nm. lamarckii is een vorm vd. veelvormige bastaard Mentha × niliaca = M. longifolia ×M. rotundifolia; als die vorm een wetebschappelijke naam heeft gekregen zullen de daaruit geselecteerde rassen  een cultivarnaam moeten krijgen.
 
''' nothospecific ''' betrekking hebbend op een  nothospecies.
 
''' nothospecies ''' hybridesoort, bastaardsoort: kruisingsproduct van twee soorten vh. zelfde geslacht, soms met een eigen soortnaam aangeduid.
 
''' nothotaxon ''' bastaardtaxon: taxon dat hybriden omvat.
 
''' nothus ''' vals, niet echt, hybride.
 
''' novemfoliolate ''' negentallig, btr. handvormig samengesteld blad.
 
''' novirame ''' bloeischeut ve. tweejarige tak ve. braamstruik; syn. floricane; v. primocane.
 
''' NPK ''' z. fertilizer.
 
''' n.sp., afk. new species ''' nieuwe soort: aanduiding bij een nieuwbeschrijving; gebruikelijker is z. sp.n.
 
''' nubile ''' btr. stamper: rijp, gereed om bestoven te worden.
 
''' nucellar ''' op de zaadknop betrekking hebbend.
 
''' nucellus ''' zaadknopkern: het inwendige vd. zaadknop.  U)
 
''' nuciferous ''' nootdragend.
 
''' nuciform ''' nootvormig.
 
''' nucleate ''' celkern bezittend; ant. enucleate.
 
''' nucleus ''' celkern, het bolvormige celbestanddeel dat tussen celdelingen de samengebalde chromosomen bevat.
 
''' nucule ''' z. nutlet.
 
''' nude ''' naakt; z. naked.
 
''' nudicaul, nudicaulous ''' bladloze stengel hebbend.
 
''' nudiflorous ''' naaktbloemig: met naakte bloemen; z. naked flower.
 
''' nudum, ''' nomen -- z. nom.nud.
 
''' numerous ''' btr. onderdelen ve. bloem: talrijk, meer dan tien.
 
''' nursery ''' kwekerij; --man = kweker, beroepskweker; v. plant breeding.
 
''' nurse plant ''' plant die een zaailing de microhabitat geeft die deze nodig heeft om de eerste kwetsbare periode te doorstaan.
 
''' nut ''' noot, nootje: vrucht ontstaan uit een een- of meerhokkig vruchtbeginsel, niet openspringend, vruchtwand houtig of leerachtig, vrucht en zaadwand vrij van elkaar; bv. hazelnoot, kastanje.  W)
 
''' nutant ''' knikkend, ve. stengel: rechtop en de top hangend; bv. Narcis, Knikkend Nagelkruid, Geum rivale; syn. cernuous, drooping, nodding.
 
''' nutlet ''' nootje; syn. nucule, v. nut.
 
''' nyctinasty, nyctitropism ''' slaapbeweging: neiging van sommige organen om 's nachts een slaapstand aan te nemen, doorgaans een samenvouwen van blaadjes; bv. sommige bloemen, klaverblaadjes; v. nasty, tropism.
 
''' nymph ''' onvolwassen insect: heeft nog geen vleugels maar is wel beweeglijk in tegenstelling tot een pop; bv. bij luizen en sprinkhanen.
 
''' O ''' chemisch symbool voor het element zuurstof; z. oxygen.
 
''' ob- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis omgekeerd.
 
''' obclavate ''' omgekeerd-knuppelvormig, aangehecht aan het dikke eind;; v. clavate.
 
''' obcompressed ''' vertikaal ipv. zijdelings platgedrukt; v. compressed.
 
''' obconic, obconical ''' omgekeerd-kegelvormig; syn. top-shaped, turbinate; v. conical.
 
''' obcordate ''' omgekeerd-hartvormig, btr. bladvorm: voet spits en top tweelobbig; bv. blaadjes van Klaverzuring, Oxalis acetosella; v. cordate.  E)
 
''' obcuneate ''' omgekeerd-wigvormig, driehoekig; v. cuneate.
 
''' obdeltoid ''' omgekeerd-deltavormig, bladvorm: als een gelijkzijdige driehoek, spits aan de voet; v. deltoid.
 
''' obdiplostemonous ''' obdiplostemoon: als er tweemaal zo veel meeldraden als kroonbladen zijn, staan deze in twee kransen, de binnenste afwisselend met de kroonbladen en de buitenste er recht tegenover; ant. haplostemonous; v. diplostemonous; bv. Sedum en Saxifraga spp.
 
''' oblanceolate ''' omgekeerd-lancetvormig, btr. bladvorm: het breedste deel boven het midden en vrij smal toelopend naar de voet; v. lanceolate.  D)
 
''' oblate ''' afgeplat bolvormig, bolvormig met afgeplatte polen; bv. mandarijn; v. spheroid.
 
''' obligate ''' verplicht, slechts onder één bepaalde omstandigheid leven kunnend; -- apomict  z. apomict; -- parasite = parasiet die zonder zijn waardplant niet leven kan; ant. facultative.
 
''' oblique ''' scheef; bv. bloem van Cleistocactus spp.; btr. bladvoet: de beide bladhelften zijn duidelijk ongelijk; bv. iepeblad.
 
''' oblong ''' langwerpig, bladvorm: grootste breedte op het midden, ca. 2" maal zolang als breed.  D)
 
''' obovate ''' omgekeerd-eirond, btr. bladvorm: eirond met het breedste deel boven het midden; v. ovate.
 
''' obovoid ''' omgekeerd-eivormig: met de vorm ve. ei en aangehecht aan het spitse eind; v. ovoid.
 
''' obpyriform ''' omgekeerd-peervormig; z. pyriform.
 
''' obsolescent ''' vrij onduidelijk; z. obsolete 1).
 
''' obsolete ''' 1) onduidelijk, btr. een overblijfsel ve. orgaan of eigenschap welke bij een verwante soort nog functioneel is.  2) verouderd, niet langer gebruikt.
 
''' obsubulate ''' omgekeerd-priemvormig; z. subulate.
 
''' obtriangular ''' omgekeerd driehoekig; z. triangular.
 
''' obtrullate ''' omgekeerd-troffelvormig; z. trullate.
 
''' obturbinate ''' omgekeerd-tolvormig; z. turbinate.
 
''' obtuse ''' stomp; btr. bladvoet of -top.  E, F)
 
''' obtusifolious ''' stompe bladeren hebbend.
 
''' obtusilobous ''' stompe lobben hebbend.
 
''' obtusipetalous ''' stompe kroonbladen hebbend.
 
''' obverse ''' breder naar de top dan naar de voet.
 
''' obvolute ''' in elkaar gevouwen; btr. knopligging.
 
''' occidental ''' westelijk; ant. oriental; v. austral, boreal, meridional, septentrional.
 
''' occluded ''' afgesloten, bv. snoeiwond ve. boom welke geheel overgroeid is.
 
''' ocellate ''' 1) oogvormig gevlekt: tweekleurig met het centrum vd. ene kleur omringd door een bredere anders gekleurde zone; syn. oculate.  2) btr. oppervlak: vv. oogvormige putjes, elk met een verhoogde cirkelvormige rand.
 
''' ochraceous, ochreous, ocherous ''' okerkleurig.
 
''' ochrea ''' z. ocrea.
 
''' Ocotillo ''' Fouquiera splendens; syn. Devil's Walking-stick.
 
''' ocrea ''' tuitje, kokertje: de stengel als een bladschede omgevend maar boven de inplanting daarvan te voorschijn komend, ontstaan door vergroeiing van steunblaadjes; kenmerkend voor de Duizendknoopfamilie, Polygonaceae; opm. ook ochrea gespeld.
 
''' octandrous ''' achthelmig: met acht meeldraden.
 
''' octamerous ''' achttallig, de bloemdelen in kransen van acht of veelvouden daarvan; syn. 8-merous. 
 
''' octo-, oct- ''' Gr. en Lat. voorvoegsel met de betekenis: acht; z. het  grondwoord.
 
''' oculate ''' z. ocellate.
 
''' odd-pinnate ''' onevengeveerd, onevengevind; btr. een geveerd samengesteld blad met topblaadje; syn. imparipinnate; ant. even-pinnate, paripinnate.  C)
 
''' odor ''' z. odour.
 
''' odoriferous ''' welriekend: v. aromatic.
 
''' odorous ''' riekend, geurend; syn. scented.
 
''' odour ''' reuk, geur, stank; ook odor gespeld; v. scent.
 
''' oeco- ''' z. eco-.
 
''' officinal ''' (veronderstelde) geneeskrachtige eigenschappen bezittend.
 
''' offset ''' uitloper: aan de top wortelende liggende zijtak die een nieuwe plant vormt; bruikbaar voor vermeerdering.
 
''' offshoot ''' zijscheut, op stengels of takken.
 
''' -oid, -oides ''' Gr. achtervoegsel met de betekenis: gelijkend op, overeenkomend met, gevormd als.
 
''' -oideae ''' achtervoegsel vd. naam ve. onderfamilie achter de naam vh. typegeslacht of een synoniem daarvan; bv. Pereskioideae, Opuntioideae en Cactoideae, de onderfamilies der Cactaceae.
 
''' oil ''' olie; z. essential oil, fatty oil.
 
''' Old Lady Cactus ''' Mammillaria hahniana, ook Espostoa lanata..
 
''' Old Man and Woman ''' Huislook, Sempervivum spp.
 
''' Old Man Cactus ''' Cephalocereus senilis.
 
''' Old Man of the Andes ''' Orocereus trollii, ook O. celsianus.
 
''' Old Man of the Mountains Cactus ''' Orocereus celsianus.
 
''' Old One ''' Lophocereus schottii.
 
''' oleaginous ''' olieachtig, olie bevattend; bv. vrucht vd. Oliepalm.
 
''' oleic acid ''' oliezuur: onverzadigd vetzuur, C17H33.COOH.
 
''' oleiferous ''' olie bevattend; -- seeds = oliehoudende zaden, bv. lijnzaad, raapzaad.
 
''' olig-, oligo- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: weinig.
 
''' oligandrous ''' weinig meeldraden dragend.
 
''' oligocarpous ''' weinig vruchten hebbend.
 
''' oligomeric, oligomerous ''' minder dan gelijktallig, een of meer bloemkransen kleiner in aantal dan de andere; ant. pleiomeric.
 
''' oligosaccharide ''' oligosacharide: suiker opgebouwd uit een beperkt aantal enkelvoudige suikers;  v. sucrose.
 
''' oligospermous ''' weinig zaden vormend.
 
''' oligotrophic ''' oligotroof: arm aan voedingsstoffen.
 
''' olivaceous ''' olijfkleurig, olijfgroen.
 
''' Olive Pincushion ''' Mammillaria olliviae (syn. M. grahammii var. o.).
 
''' ombrophile ''' plant die grote hoeveelheid regen kan verdragen.
 
''' ombrophilous ''' bestand tegen grote hoeveelheden regen, bv. tropische planten.
 
''' ombrophobe ''' plant die geen grote hoeveelheid regen kan verdragen.
 
''' ontogenesis, ontogeny ''' ontwikkeling vh. individu, levensloop; v. phylogeny.
 
''' opaque ''' 1) dof, niet glanzend, btr. bladoppervlak; v. nitid.  2) ondoorzichtig.
 
''' op.cit., afk. Lat. opera citato ''' in het (reeds) geciteerde werk; bij een litteratuuropgave gebruikt om herhaling vd. komplete gegevens te vermijden; v. ib., l.c., tom.cit.
 
''' operculate ''' vv. deksel.
 
''' operculum ''' deksel; een doosvrucht kan onder andere openspringen met een --.
 
''' Opogona subcervinella ''' bananenvlinder: nachtvlindertje waarvan de rupsen ook succulenten kunnen aantasten.
 
''' opposite ''' kruisgewijs tegenoverstaand, btr. bladstand: telkens twee bladeren tegenover elkaar, haaks op het vorige bladpaar.  I)
 
''' Opuntiaceae ''' z. Cactaceae.
 
''' Opuntiales ''' in het systeem van Engler een monotypische orde waarvan alleen de familie Cactaceae deel uitmaakt; in de meeste moderne systemen (Pulle, Heywood) valt deze onder de orde Caryophyllales, syn. Centrospermae; v. Cactales.
 
''' opuntioid ''' op een Opuntia gelijkend, opuntia-achtig.
 
''' Orange Lily ''' Lobivia aurea var. cylindrica.
 
''' Orange Tuna Cactus ''' Opuntia elata var. anacantha.
 
''' orbicular ''' 1) cirkelrond, btr. bladvorm: vrijwel cirkelvormig; syn. circular.  D).  2) bolvormig.
 
''' orbiculate ''' cirkelvormig.
 
''' Orchid ''' Cactus z. Epicactus.
 
''' order, Lat. ordo ''' orde: in de plantenssystematiek taxon dat in rang boven de familie staat, de naam wordt afgeleid vd. naam vd. type-familie met het achtervoegsel -ales.  2) orde: in de plantensociologie de rang onder klasse, achtervoegsel -etalia; z. phytosociology.
 
''' organ ''' orgaan, deel vd. plant met een speciale functie; bv. blad, wortel, meeldraad.
 
''' organelle ''' door vliesje omgeven structuur in het cytoplasma met een speciale functie; bv. chromoplast, chloroplast, mitochondrion.
 
''' organic ''' 1) organisch: van plantaardig of dierlijk materiaal afkomstig; v. mineral.  2) organisch: betrekking hebbend op de scheikunde vd. koolstofverbindingen, de organische chemie; v. inorganic.
 
''' organophosphorous insecticide ''' fosforbevattend synthetisch organisch bestrijdingsmiddel; bv. malathion, parathion; opm. zeer giftig en ongeschikt voor amateurgebruik.
 
''' Organ Pipe Cactus ''' Stenocereus thurberi (syn. (Lemairocereus th., Marshallocereus th.).
 
''' oriental ''' oostelijk; ant. occidental; v. austral, boreal, meridional, septentrional.
 
''' orifice ''' opening.
 
''' ornamental ''' sierplant; -- garden = siertuin.
 
''' ornithochorous ''' door vogels verspreid wordend.
 
''' ornithochory ''' ornithochorie: verspreiding van vruchten en zaden door vogels; bv. doordat vogels bessen eten en de zaden met de uitwerpselen verspreiden.
 
''' ornithogamous ''' z. ornithophilous.
 
''' ornithogamy ''' z. ornithophily.
 
''' ornithophilous ''' door vogels bestoven wordend; syn. ornithogamous.
 
''' ornithophily ''' bestuiving door vogels; syn. ornithogamy, bird pollination.
 
''' orophyte ''' in het hooggebergte groeiende plant, zg. alpenplant.
 
''' Orpine ''' Sedum telephium; -- Family = Vetplantenfamilie, Crassulaceae.
 
''' orth.mut., afk. Lat. orthographia mutata ''' met een gewijzigde spelling.
 
''' ortho- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: 1) juist, recht, correct.  2)  duidt in de organische chemie twee naast elkaar gelegen plaatsen aan een ring aan.
 
''' orthocarpic, orthocarpous ''' met rechte vruchten; bv. Sedum soorten als S. album; ant. kyphocarpic.
 
''' orthogamy ''' zelfbestuiving: bevruchting ve. bloem door eigen stuifmeel; syn. autogamy.
 
''' orthogamous ''' zelfbestuivend; syn. autogamous.
 
''' orthospermous ''' rechte zaden hebbend; bv. sommige Schermbloemigen; v. coelospermous.
 
''' orthostichous ''' rechtlijnig: plaatsing in vertikale rijen; btr. bladstand of areolen ve. bolcactus en dergelijke.
 
''' orthostichy ''' rechtlijnigheid: het voorkomen van bladeren, areolen of schubben in vertikale rijen;      v. parastichy, spirostichy.
 
''' orthotropal, orthotropous ''' 1) orthotroop, recht: btr. stand vd. zaadknop: navel en vaatmerk aan de onderzijde, poortje aan de top; syn. atropous, v. amphitropous, anatropous, campylotropous. U)  2) z. orthotropic.
 
''' orthotropic ''' rechtop groeiend; v. plagiotropic.
 
''' orthotropism ''' verticale groei, de neiging van stengels om recht omhoog te groeien; v. plagiotropism.
 
''' orthotropous ''' z. orthotropal.
 
''' osmosis ''' osmose: transport ve. oplosmiddel door een halfdoorlatende wand tegen een concentratieverschil in; een cel zwelt op doordat water door het halfdoorlatende cytoplasma migreert naar het opgeloste stoffen bevattende vacuolevocht; v. turgor, vacuole.
 
''' osmotic pressure ''' osmotische druk: de druk die veroorzaakt wordt door het oplosmiddel terwijl het door een halfdoorlatende wand naar een ruimte met een hogere concentratie aan opgeloste stoffen stroomt.
 
''' osseous ''' beenachtig, op been (bot) gelijkend.
 
''' ounce, afk. oz. ''' gewichtseenheid gelijk aan 1/16 pound; 1 oz (UK) = 28,3495 g; opm. voor edele metalen wordt de zg. troy ounce gebruikt die gelijk is aan 31,1035 gram.
 
''' outbreeding ''' kruisbestuiving: bestuiving tussen erfelijk onderscheiden exemplaren van dezelfde soort; syn. crossing; ant. inbreeding, selfing.
 
''' outspread ''' z. patent.
 
''' oval ''' ovaal, elliptisch, bladvorm: grootste breedte op het midden, ca. 1" × zo lang als breed; syn. elliptic.  D)
 
''' ovary ''' vruchtbeginsel: onderste deel vd. stamper waar zich in een of meer holten de zaadknoppen bevinden.
 
''' ovate ''' eirond, btr. bladvorm: grootste breedte onder het midden, doorgaans top en voet rond; v. ovoid; ant. obovate.
 
''' over-potting ''' plaatsing ve. plant in een te grote pot; het wordt aanbevolen om bij het verpotten ve. plant die te groot geworden is voor zijn pot, er een te kiezen die één of twee maten groter is; ant. under-potting; v. repotting.
 
''' ovicide ''' bestrijdingsmiddel dat ongedierte al in het ei-stadium doodt.
 
''' ovoid ''' eivormig: met de vorm ve. ei en aangehecht aan het stompe eind; v. ovate; ant. obovoid.
 
''' ovulate ''' zaadknopdragend; syn. ovuliferous.
 
''' ovule ''' zaadknop: de eicel bevattend en zich na de bevruchting tot zaad ontwikkelend.
 
''' ovuliferous ''' z. ovulate.
 
''' ovuliferous scales ''' houtige schubben ve. coniferenkegel, zij dragen de onbedekte zaadknoppen waaruit de gevleugelde zaden ontstaan.
 
''' ovum ''' eicel.
 
''' oxalic acid ''' oxaalzuur, zuringzuur, ethaandizuur, COOH.COOH: veel voorkomend plantenzuur, in Oxalis spp. en Rumex spp. in grotere hoeveelheden in de vorm vd. verbinding met kalium of calcium; opm. kan gebruikt worden om de pH van gietwater te verlagen of opgeloste kalk onschadelijk te maken als onoplosbaar calciumoxalaat; giftig.
 
''' oxaloacetic acid ''' oxaalazijnzuur, oxobutaandizuur, COOH.CH2.CO.COOH: plantenzuur dat een belangrijke rol speelt bij de koolhydraatstofwisseling; v. C4 plant.
 
''' oxidase ''' groepsnaam van enzymen die de oxidatieprocessen in de cel bevorderen.
 
''' oxygen ''' zuurstof, symbool O: gasvormig element dat ca. 20 % vd. lucht uitmaakt; symbool O; opm. bij de koolzuurassimilatie van planten komt zuurstof vrij, bij de ademhaling die ook 's nachts doorgaat wordt zuurstof  opgenomen.
 
''' oz. ''' z. ounce.
 
''' P ''' chemisch symbool voor het element fosfor; z. phosphorus.
 
''' p., afk. Lat. pagina ''' bladzijde.
 
''' pachycaul ''' 1) vv. een gezwollen voet aan de stam, overgang naar caudiciform; bv. Jatropha podagrica.  2) door sommige auteurs gebruikt in meer algemene betekenis: dikstammig, zodat ook sommige palm- en bamboesoorten, zelfs rhabarber er onder zouden vallen.
 
''' pachycladous ''' diktakkig: met dikke takken.
 
''' pachydermous ''' dikwandig; btr. bepaalde cellen.
 
''' pad ''' schijf, lid ve. schijfcactus; Opuntia spp.
 
''' paedogenesis, pedogenesis ''' abnormaal voortijdige bloei ve. kiemplant of zeer jonge plant.
 
''' paedomorphic, pedomorphic ''' jeugdvorm hebbend; syn. juvenile.
 
''' palaceous ''' spadevormig: btr. bladvorm: bladsteel aan de rand vd. bladschijf aangehecht; v. peltate.
 
''' palaeo- ''' z. paleo-.
 
''' palate ''' masker: uitsteeksel of plooitje in de onderlip ve. tweelippige bloem dat de bloembuis afsluit; opm. de normale vertaling buiten de plantkunde is 'gehemelte', in sommige in het Nederlands vertaalde plantenboeken treft men deze in dit verband onjuiste vertaling aan; v. personate, ringent.
 
''' palea, mv. paleae ''' 1) stroschub: schutblad op de bloembodem vh. hoofdje van sommige Composieten dat de schijfbloem beschermt. 2) bovenste kroonkafje: bovenste van twee schutblaadjes die het bloempje omsluiten in het aartje van Grassen; syn. palet; v. lemma 1), glume.  3) schubje, op varenbladen; syn. ramentum.
 
''' paleaceous ''' kafachtig, uit kaf bestaand.
 
''' paleo- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis oud; ook palaeo- gespeld.
 
''' paleobotany ''' studie van fossiele planten; syn. paleophytology.
 
''' paleoecology ''' studie van klimaat en plantengroei in vroegere geologische perioden op basis van fossielen.
 
''' paleoendemic ''' btr. endemische planten (z. endemic) die beschouwd worden als resten van vroeger door klimaatsveranderingen meer verspreide soorten of geslachten; v. neoendemic.
 
''' paleontology ''' studie van fossielen en van uitgestorven planten en dieren.
 
''' paleophytology ''' z. paleobotany.
 
''' paleotropical ''' de tropen en subtropen vd. Oude Wereld betreffend; v. neotropical, pantropical.
 
''' palet ''' z. palea 2).
 
''' palingenesis ''' voorkomen van kenmerken van voorouders tijdens het kiemstadium.
 
''' palisade, -- cell ''' palissadecel: zuilvormige cel direkt onder de opperhuid aan de bovenzijde ve. blad; -- parenchyma = palissadeweefsel, gevormd door de -- cellen; v. spongy mesophyll.
 
''' pallescence ''' verbleking.
 
''' pallescent ''' verblekend.
 
''' pallid ''' bleek.
 
''' palm-, palma- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis; handvormig.
 
''' palmaceous ''' palmachtig, palmen betreffend.
 
''' palman ''' palman: niet ingesneden deel ve. handvormig blad, ihb. bij palmbladeren.
 
''' palmate ''' handvormig: gelijkend op een hand met uitgespreide vingers; syn. palmatiform, palmiform.
 
''' palmately ''' op handvormige wijze; -- cleft z. palmatifid; -- compound = handvormig samengesteld, btr. blad; syn. --  divided, digitate divided z. pal-matisect; -- nerved = handnervig; -- parted  z. palmatipartite; -- veined = handnervig; z. palmate venation.
 
''' palmate venation ''' handvormige nervatuur: vv. drie of meer hoofdnerven die zich verspreiden vanuit de aanhechting vd. bladsteel; syn. digitate venation, pinnate --, radiate --; v. pedate --.
 
''' palmatifid ''' handspletig, btr. bladvorm: handvormig met insnijdingen tot halverwege de nerven; syn. palmately cleft.  H)
 
''' palmatiform ''' z. palmate.
 
''' palmatilobate, palmatilobed ''' handlobbig, btr. bladvorm: handvormig met insnijdingen die niet tot het midden vd. nerven reiken.
 
''' palmatiparted, palmatipartite ''' handdelig, btr. bladvorm: handvormig met insnijdingen tot voorbij het midden vd. nerven.
 
''' palmatisect, palmatisected ''' handvormig samengesteld, btr. bladvorm: insnijdingen gaan tot het aanhechtingspunt vd. bladsteel; syn. palmately compound.
 
''' palmiform ''' handvormig; syn. palmate, palmatiform.
 
''' palmilobate, palmilobated, palmilobed ''' handlobbig; z. palmatilobate.
 
''' palminervate, palmiveined ''' handnervig; z. palmate venation.
 
''' palmitic acid ''' palmitinezuur: belangrijkste vetzuur in planten, C15H31.COOH, het is een bestanddeel van plantaardige vetten en een tussenproduct bij de vorming van oliezuur en stearinezuur;          z. oleid acid, stearic acid.
 
''' paludal, paludic ''' op moerassen betrekking hebbend; syn. paludine, paludinous.
 
''' paludicolous, paludicole ''' moerasbewonend, in moeras groeiend; syn. paludose, paludous.
 
''' paludine, ''' paludinous z. paludal.
 
''' paludose, ''' paludous z. paludicolous.
 
''' palynology ''' stuifmeelkunde: de bestudering van stuifmeelkorrels, zowel fossiele als levende; bv. ter bepaling vd. plantensoorten die voorkwamen ten tijde vd. vorming van veenlagen.
 
''' pampa ''' grasland in Zuid-Amerika; v. llano, prairie, savannah, steppe, veld.
 
''' Pancake Pear, Pancake Prickly Pear ''' Opuntia chlorotica.
 
''' pandurate, panduriform ''' vioolvormig, btr. bladvorm: eirond met een uitholling in beide zijden; bv. Ficus lyrata, een synoniem hiervan is Ficus pandurata.  D)
 
''' panicle ''' pluim: middelpuntzoekende bloeiwijze, hoofdas meermalen vertakt en even lang als of langer dan de zijassen die op gelijke wijze vertakt zijn, de bloemen openen zich van buiten naar binnen en van onder naar boven.  O)
 
''' panicled, paniculate ''' gepluimd, op een pluim gelijkend.
 
''' pannose ''' bedekt met viltachtige laag wollige haren; v. felted, tomentose, tomentulose.
 
''' pantocolpate ''' meerdere kiemvoren hebbend, btr. stuifmeelkorrel; z. colpus.
 
''' pantothenic acid ''' pantoteenzuur, CH2OH.C(CH3)2.CHOH.CONH.CH2.CH2. COOH, in geringe hoeveelheden voorkomend in vele planten; behoort tot de vitamien B-groep.
 
''' pantropical ''' pantropisch: in de gehele tropen voorkomend; v. neotropical, paleotropical.
 
''' Paper-spine Plains Cactus ''' Sclerocactus papyracanthus (syn Pediocactus p.); opm. ook onder Mammillaria, Echinocactus en Toumeya ingedeeld geweest.
 
''' papery ''' z. papyraceous.
 
''' papilionaceous ''' 1) vlinderbloemig, vlindervormig, btr. bloemvorm: zygomorfe kroon als bij Vlinderbloemigen (bv. Erwt, Lathyrus) met vijf kroonbladen; twee zijdelings vergroeide: de kiel, twee opzij vd. kiel zittende: de zwaarden, en het naar boven gekeerde kroonblad: de vlag.  2) behorende tot de Vlinderbloemenfamilie, Fabeaceae (Papilionaceae).
 
''' papilla, mv. papillae ''' papil, klein rond uitsteeksel ve. opperhuidcel; v. papillate.
 
''' papillate, papillose ''' papilleus: bedekt met microscopisch kleine tepelvormige uitsteeksels, geeft een fluweelachtig oppervlak; bv. bloembladen.  M)
 
''' pappescent ''' vruchtpluis vormend.
 
''' pappose, pappous ''' vruchtpluis dragend, gelijkend op --.
 
''' pappus ''' vruchtpluis: harig aanhangsel op vruchtbeginsel of vrucht bij sommige planten, bv. bij Aasbloemen en Composieten (bij Paardebloem gesteeld), helpt bij windverspreiding vh. zaad.  Y)
 
''' papyraceous ''' papierachtig: dun maar vrij stevig; syn. papery.
 
''' PAR, afk. photosynthetically active radiation ''' dat deel vh. lichtspectrum dat door de bij de fotosynthese actieve pigmenten, chlorophyl en carotenoiden, geabsorbeerd kan worden; ongeveer de golflengten tussen 400 en 700 nm.
 
''' para- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: 1) naast elkaar; bij de scheikundige namen van organische stoffen doorgaans p- geschreven.  2) parasitisch. 3)  evenwijdig, parallel.
 
''' parabolical ''' bladvorm: tussen ovaal en eivormig.
 
''' paracorolla ''' aanhangsel vd. kroon, bv. bijkroon; v. corona.
 
''' paradichlorobenzene ''' p-dichloorbenzeen, paradichloorbenzeen, 1,4-dichloorbenzeen: sterk riekende, kristallijne witte vaste stof die gemakkelijk verdampt; toegepast als bestrijdingsmiddel om grond te ontsmetten.
 
''' Paradine Plains Cactus ''' Pediocactus paradinei.
 
''' Paraguay Ball Cactus ''' Parodia schumanniana (syn. P. grossei)
 
''' parallel ''' evenwijdig.
 
''' parallel nerved, -- veined, -- venation ''' --e nervatuur, nerven zijn min of meer evenwijdig met de bladrand en lopen vd. voet naar de top vh. blad, bv. Grassen, syn. parallelinervate, parallelinervous, parallelodrome, parallelodromous; v. net-veined, curvinervate, rectinervate.  C)
 
''' parallelism ''' de ontwikkeling van overenkomstige kenmerken bij verwante taxa, zonder dat deze ve. gemeenschappelijke voorouder afkomstig zijn; v. convergence.
 
''' paralellodrome ''' paralellodroom z. parallel nerved, syn. acrodrome..
 
''' paramo ''' grasvlakte boven de woudgrens in het hoogland vd. Andes; v. puna.
 
''' Paramount Hybrids, Paramount Grex ''' groepsnaam van Echinopsis sp. × Lobivia sp. hybriden;  v. Glenroy Hybrids, x Echinobivia.
 
''' paraphiletic ''' parafiletisch: niet alle van één gemeenschappelijke voorouder afstammende nakomelingen omvattend; bv. de Tweezaadlobbigen zijn -- omdat de Eenzaadlobbigen dezelfde verre voorouders hebben; ant. monophiletic; v. biphiletic, polyphiletic.
 
''' parasite ''' 1) woekerplant, parasiet: plant die leeft op en zijn voedingsstoffen onttrekt aan een andere plant (de waardplant of voedsterplant; z. host); bv. Bremraap, Orobanche spp.  2) parasiet, beestje met een dergelijke leefwijze; bv. wolluis, rode spintmijt; v. epiphyte, saprophyte, symbiosis.
 
''' parasitic ''' parasitisch: zich voedend ten koste van andere organismen.
 
''' parasitism ''' parasitisme: relatie tussen twee soorten waarbij de ene voeding verkrijgt ten koste vd. andere.
 
''' parastichy ''' btr. bladstand: denkbeeldige spiraal vh. ene blad of tuberkel naar een volgende gaande, ihb. bij compacte bouw als ve. dennekegel of een Mammillaria sp.; er kan zowel een linksom- als een rechtsomgaande spiraal in gezien worden; z. phyllotaxis; v. orthostichy, spirostichy.
 
''' paratype ''' herbariumexemplaar in de oorspronkelijke beschrijving genoemd maar niet als holotype aangewezen.
 
''' parenchyma ''' parenchym, grondweefsel: uit dunwandige vrij ronde cellen opgebouwd weefsel in merg, schors en bladmoes; tussen de cellen vaak met lucht gevulde holtes; v. prosenchyma, aerenchyma.
 
''' parental ''' de ouders betreffend.
 
''' parentheses ''' haakjes ( ): worden gebruikt bij dubbele auteurs aanduiding om zowel een veranderde indeling als de originele beschrijving aan te geven; bv. Echinocereus pentalophus (DC) LEM. werd beschreven door De Candolle als Cereus pentalophus in 1828 en door Lemaire in 1868 ingedeeld bij Echinocereus.
 
''' parietal ''' op een wand ingeplant; z. placentation, parietal --.
 
''' paripinnate ''' evengeveerd, evengevind: een geveerd samengesteld blad zonder topblaadje; dit laatste is kenmerkend, het kan voorkomen dat het aantal zijdelingse blaadjes niet even is; syn. even-pinnate; ant. imparipinnate, odd-pinnate.
 
''' Parish ''' Cholla, Parish Club Cholla= Opuntia  parishii (syn. O.stanlyi var. p-).
 
''' parsimony ''' het principe dat de eenvoudigste verklaring, met de minste tussenstappen en voorwaarden, de beste keuze is als men tussen twee of meer tegenstrijdige verklaringen moet kiezen.
 
''' parted, partite ''' gedeeld, btr. bladvorm: insnijdingen tot voorbij het midden vd. nerven.  H)
 
''' parthenocarpic, parthenocarpical, parthenocarpicous ''' vruchtvormend zonder bevruchting.
 
''' parthenocarpy ''' vruchtvorming zonder bevruchting, de vruchten bevatten dus geen kiemkrachtige zaden; bv. Banaan, Musa × paradisica.
 
''' parthenogenesis ''' ontwikkeling vd. eicel tot kiemplantje zonder bevruchting; vaak bevat de eicel tengevolge ve. abnormaal verlopende reductiedeling het normale aantal chromosomen.
 
''' particolored, particoloured ''' bont: met verschillende kleuren, met een gevariëgeerd kleurpatroon.
 
''' partite ''' z. parted.
 
''' Partridge Aloe, Partridge Breast Aloe ''' Patrijsveer, Aloe variegata.
 
''' pascal ''' eenheid van druk, gelijk aan één newton per vierkante meter, 1 P = 1 N/m²; opm. de gebruikelijke barometers geven naar gelang van hun ouderdom de luchtdruk aan in mm kwikdruk, millibar, hectopascal of atmosfeer (1 atm., de 'normale' luchtdruk = 760 mm Hg = 1013 mbar = 1013 hP).
 
''' patelliform ''' knieschijfvormig: de vorm ve. dikke schijf met dunnere randen, onderzijde enigszins hol, bovenzijde bol; v. meniscoid.
 
''' pateriform ''' schotelvormig.
 
''' patent ''' afstaand, spreidend: horizontaal tot schuin omhoogstaand tov. stengel of stam; bv. takken ve. boom, kroonbladen ve. bloem; syn. outspread, patulous, spreading; v. lax.
 
''' pathogen ''' ziekteverwekker.
 
''' pathogenic ''' ziekteverwekkend.
 
''' pathology ''' ziekteleer: behandelt de oorzaak en de aard van ziekten, de veroorzakers en de bestrijding daarvan; phyto-- = -- der planten, plantenziektekunde.
 
''' patristic ''' overeenkomstig, btr. overeenkomst tussen taxa die gemeenschappelijke voorouders hebben.
 
''' patroclinic, patroclinous ''' btr. (hoofdzakelijk) de erfelijke eigenschappen vd. vaderplant; ant. matroclinic:
 
''' patulous ''' z. patent.
 
''' pauci- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: weinig.
 
''' paucidentate ''' weinig getand.
 
''' pauciflorous ''' weinig bloemen dragend.
 
''' paucifoliate ''' weinig bladeren dragend.
 
''' paucijugate ''' weinig bladparen dragend.
 
''' paucilineate ''' schaars gestreept; v. lineate.
 
''' paucinervate ''' weinig generfd.
 
''' Peanut Cactus ''' Echinopsis (Lobivia, Chamaecereus) silvestrii.
 
''' peat ''' turf: gedeeltelijk verteerd plantaardig materiaal; opm. in Nederland vrijwel verdwenen, voor toepassing als strooisel en in potgrondmengsels geïmporteerd uit Oosteuropa en Ierland; als milieuvriendelijke vervanger wordt cocosvezelcompost geadviseerd; v. mull, mor.
 
''' Pebble Plant ''' Lithops spp.
 
''' pectin ''' pectien: bestanddeel van celwanden en vruchten als appel, peer en citrusvruchten; bestaat uit suikerachtige ketenvormige molekulen. opm. vormt met suiker en vruchtzuren een gelei, vandaar het gebruik als geleermiddel voor jam.
 
''' pectinate ''' 1) kamvormig, btr. bladvorm: veerspletige bladeren met veel insnijdingen en smalle uitsteeksels.  2) kamvormig, btr. areool ve. cactus: randdorens zijdelings in twee rijen op het areool geplaatst.; syn. ctenoid.
 
''' pedate ''' vogelpootvormig, voetvormig, btr. bladvorm: speciaal gebruikt voor een handlobbig of  -spletig blad waarvan de beide onderste lobben weer gelobd of gespleten zijn; soms gebruikt als syn. voor palmate = handvormig.
 
''' pedate venation ''' vogelpootvormige, voetvormige nervatuur; z.  pedate.
 
''' pedati- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: vogelpootvormig, voetvormig; v. pedate.
 
''' pedati-acrodrome, pedati-acrodromous ''' pedati-acrodroom, btr. nervatuur: nerven verlopen evenwijdig tot kromnervig, maar de beide dichtst bij de bladvoet gelegen nerven zijn vertakt.           
 
''' pedicel ''' bloemsteeltje: steeltje ve. enkele bloem in een bloeiwijze; v. peduncle.
 
''' pedicellate ''' gesteeld; btr. bloem in een bloeiwijze.
 
''' pedogenesis ''' z. paedogenesis.
 
''' pedology ''' bodemkunde: studie vd. samenstelling en eigenschappen vd. grond.
 
''' pedomorphic ''' z. paedomorphic.
 
''' pedregal, Sp. ''' oude lavastroom: naam gebruikt in Mexico en westelijke USA.
 
''' peduncle ''' hoofdsteel, algemene bloemsteel: de onbebladerde steel, vaak vertakt, die een bloeiwijze draagt; v. pedicel.
 
''' pedunculate ''' gesteeld: op een hoofdsteel groeiend.
 
''' Peebles Cholla ''' Opuntia stanlyi var. peeblesiana.
 
''' pelagic ''' pelagisch: btr. bovenste waterlagen ve. zee of oceaan.
 
''' peloria ''' het optreden van pelorische bloemen; z. peloric.
 
''' peloric ''' pelorisch: abnormaal regelmatig, btr. straalgewijs symmetrische bloem bij een plant die normaal tweezijdig symmetrische bloemen heeft; bv. bij kultuurplanten van Vingerhoedskruid, Digitalis purpurea.
 
''' pellotine ''' alkaloid uit Lophophora williamsii, C13H19NO3, N-methylanhalonidine, 8-hydroxy-6,7-dimethoxy-1,2-dimethyl-1,2,3,4-tetrahydro-iso-chinoline.
 
''' pellucid ''' doorschijnend tot doorzichtig; v. transparent.
 
''' peltate ''' schildvormig, btr. bladvorm: bladsteel in of bij het midden ve. meest cirkelronde bladschijf bevestigd; bv. Oostindische Kers, Tropaeoleum spp.; syn. clypeate, clypeiform, scutate; v. palaceous.  F)
 
''' Pencil Cactus ''' Echinocereus poselgeri (syn. Wilcoxia poselgeri).
 
''' Pencil Cholla ''' Opuntia arbuscula, ook O. kleinae en O. leptocaulis.
 
''' pendant, pendent, pendulous ''' hangend; syn. pensile; v. inclinated, weeping.
 
''' pendulous ''' placentation z. placentation;
 
''' penicillate ''' penseelvormig: vv. of eindigend in een bosje fijne haren; bv. de stempel van sommige Grassen.
 
''' pennate ''' geveerd, gevind; btr. samengesteld blad; syn. pinnate.
 
''' penniform ''' veervormig, veerachtig.
 
''' penninervate, penninerved ''' veernervig, vinnervig: met veervormige nervatuur; z. pinn...
 
''' penni-parallel ''' geveerd evenwijdig: -- venation = --e nervatuur: hoofdnerf met zijnerven die verder onderling evenwijdig verlopen; v. craspedodrome.  Ed)
 
''' pensile ''' z. pendant.
 
''' penta- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: vijf; z. het grondwoord.
 
''' pentamerous ''' vijftallig: de bloemdelen in kransen van vijf of een veelvoud daarvan; syn. 5-merous.
 
''' pentose ''' suiker met vijf koolstofatomen.
 
''' penultimate ''' één na laatste, voorlaatste.
 
''' pepo ''' vrucht van vele Komkommerachtigen, Cucurbitaceae: bes met stevige leerachtige buitenwand, vlezige middenlaag en vaak een inwendige holte; bv. meloen.
 
''' per- ''' voorvoegsel met de betekenis: door, over, geheel.
 
''' percurrent ''' btr. hoofdnerf ve. blad: van voet tot top vh. blad lopend; v. excurrent.
 
''' perennate ''' overblijvend; opm. een kruidachtige --e of vaste plant leeft verscheidene tot vele jaren, al kan 's winters of in een rustperiode het bovengrondse deel afsterven; bij bomen en struiken is ook het bovengrondse deel overblijvend.
 
''' perennial ''' 1) overblijvend; z. perennate.  2) vaste of meerjarige, overblijvende, plant; z. symbol;  v. annual, biennial.
 
''' perfect, -- flower ''' tweeslachtig, --e bloem met zowel meeldraden als stampers; syn. bisexual, monoclinous, hermaphroditic, teleianthous; ant. imperfect, unisexual.
 
''' perfoliate ''' doorgroeid, btr. bladvorm: de oren ve. zittend blad zijn rondom de stengel met elkaar vergroeid.  F)
 
''' perforate ''' met gat, gaatjes, poriën of doorschijnende vlekjes.
 
''' perforation ''' porie, gaatje; -- plate z. sieve plate.
 
''' pergamentaceous, pergameneous, pergamtaceous ''' perkamentachtig: dun en hard.
 
''' peri- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: rondom, rond.
 
''' perianth ''' 1) bloembekleedsels: naam voor kelk en kroon gezamenlijk; syn. floral envelope.  2) ihb. als er geen onderscheid is en het geheel een bloemdek genoemd wordt; syn. perigone.
 
''' pericarp ''' vruchtwand: de wand vd. rijpe vrucht, soms te onderscheiden in  endocarp, mesocarp en exocarp.
 
''' pericarpel ''' bloembodemweefsel dat om het vruchtbeginsel gegroeid is.
 
''' pericarpoidal ''' op vruchtwand gelijkend.
 
''' periclinal ''' evenwijdig met de omtrek; v. anticlinal.
 
''' pericycle ''' pericykel: buitenste laag vd. centrale cylinder; v. stele.
 
''' periderm ''' bastweefsel, bestaand uit kurk, phellogen en phelloderm.
 
''' perigone ''' z. perianth.
 
''' perigonium ''' bloembekleedsels, ihb. de blaadjes of schubben die de geslachtsorganen van mossen omgeven.
 
''' perigynous ''' perigynisch; een --e bloem heeft een schotel- of buisvormig uitgegroeide bloembodem, de bloembekleedsels hoger ingeplant dan de stamper, rond het vruchtbeginsel; dit is dus halfonderstandig, z. subinferior; v. epigynous, hypogynous.  V)
 
''' peripheral, peripheric ''' aan de rand geplaatst.
 
''' perisperm ''' voedingsweefsel ve. zaad, gevormd uit de dipoide cellen vd. zaadknopkern; v. endosperm.
 
''' perishable ''' niet duurzaam, onderhevig aan bederf; ant. durable.
 
''' Periwinkle, -- Family ''' Maagdepalmfamilie, Apocynaceae.
 
''' perpendicular ''' loodrecht op een oppervlak.
 
''' perpetual ''' langdurig, vrijwel het gehele seizoen, bloeiend.
 
''' persistent ''' blijvend, niet afvallend; bv. beukenblad in de winter; v. caducous, deciduous; -- insecticide = slechts zeer langzaam ontledend insecticide, ongeschikt voor toepassing kort voor de oogst; opm. kan milieuschadelijk zijn; v. durable.
 
''' personate ''' gemaskerd: btr. tweelippige bloem met een plooi in de onderlip die de bloembuis afsluit; ant. ringent; v. palate.  R)
 
''' pertuse ''' geperforeerd, met een gat of sleuf.
 
''' perula ''' knophulsel, knopschub.
 
''' perulate ''' geschubd; btr. knoppen.
 
''' Peruvian Hemp ''' Agave geminiflora.
 
''' pest ''' plaag: dierlijke vijand ve. plant.
 
''' pesticide ''' pesticide: bestrijdingsmiddel tegen dierplagen.
 
''' petal ''' kroonblad: de doorgaans gekleurde (niet groene) bladen vd. tweede krans bloembekleedsels; v. sepal, tepal.
 
''' petalody ''' vervorming van meeldraden tot kroonbladen.
 
''' petaloid ''' kroonbladachtig, op een kroonblad gelijkend of daarop betrekking hebbend.
 
''' petiolar ''' bladsteel betreffend; -- wing = bladsteelvleugel.
 
''' petiolate, petioled ''' gesteeld, vv. bladsteel; ant. sessile.
 
''' petiole ''' bladsteel.
 
''' petiolule ''' bladsteeltje: het steeltje ve. blaadje in een samengesteld blad.
 
''' petrophyte ''' z. lithophyte.
 
''' petrophytic ''' z. lithophytic.
 
''' Peyote, Peyotl ''' Lophophora williamsii.
 
''' pH (uitspraak: pie-eetsj) ''' pH (uitspraak: pee-haa): wiskundig-chemische notatie voor de zuurgraad; opm. het is de logaritme vh. omgekeerde vd. waterstofionenconcentratie in gramionen per liter; pH 7 is neutraal, pH 8 is zwak alkalisch en pH 5 is zwak zuur; voor de meeste succulenten is pH 6,5 van bodem en gietwater geschikt; opm:  de schrijfwijze PH of Ph en eigenlijk ook pH is foutief, de juiste is met een cursieve p !
 
''' phanerogam ''' verouderde term voor Zaadplant: plant die zich voortplant door zaad, in tegenstelling tot de Sporeplanten; de Zaadplanten worden verdeeld in Naaktzadigen en Bedektzadigen; syn. spermatophyte.
 
''' phanerophyte ''' phanerophyt: meerjarige kruid- of houtachtige plant met knoppen aan rechtopgaande stengels of takken met overwinterende knoppen op meer dan 25 cm boven het grondoppervlak; v. chamaephyte,  cryptophyte, geophyte 2), hemicryptophyte, therophyte.
 
''' phellem ''' kurk: dichte laag beschermend weefsel die na de secundaire diktegroei de epidermis vervangt, bestaat uit cellen met dikke wasachtige wand; opm. kurk in het dagelijks taalgebruik is de bast vd. Kurkeik, Quercus suber; syn. cork.
 
''' phelloderm ''' kurkschors: chlorophylhoudende laag cellen die aan de binnenzijde gevormd wordt door het kurkcambium; z. phellogen.
 
''' phellogen ''' kurkcambium: secundaire celvormende laag in de schors die naar buiten kurk en naar binnen  phelloderm vormt.
 
''' phenetic ''' overeenkomend in vorm, met overeenkomstige habitus; -- tree = boomvormig schema dat overeenkomsten tussen taxa toont, niet gebaseerd op veronderstelde afstamming; v. cladogram.
 
''' phenetics ''' studie vd. overeenkomst tussen organismen; v. phylogeny.
 
''' phenology ''' fenologie: studie vd. relatie tussen klimaat en periodieke biologische verschijnselen; bv. bloei van planten, trek van vogels.
 
''' phenols ''' fenolen: groep chemische verbindingen gekenmerkt door de hydroxylgroep, -OH, gebonden aan een zg. benzeenring; zeer verschillende soms zeer complexe tot deze groep behorende stoffen komen in planten voor; opm. de eenvoudigste is de uit koolteer gewonnen fenol, C6H5OH.
 
''' phenomenon, mv. phenomena ''' verschijnsel.
 
''' phenotype ''' fenotype: de totale waarneembare eigenschappen ve. plant; beïnvloed door de erfelijke eigenschappen en de omgevingsomstandigheden; v. genotype.
 
''' phloem ''' floëem: het naar de bastzijde gelegen deel vd. vaatbundel ve. tweezaadlobbige plant, transporteert water en daarin opgeloste suikers en andere stoffen.
 
''' phosphate ''' fosfaat: verbinding van fosforzuur, gekenmerkt door de groep PO4, z. phosphoric acid; belangrijk bestanddeel van sommige kunstmeststoffen, het gehalte wordt opgegeven als percentage fosforoxide, %  P2O5.
 
''' phosphoglyceric acid ''' 2-fosfoglycerinezuur, COOH.CH(PO3H2).CH2OH en 3-fosfoglycerinezuur, COOH.CHOH.CH2(PO3H2): tussenproducten bij de koolhydraatstofwisseling; v. C4 plant, photosynthesis.
 
''' phosphorus ''' fosfor, symbool P: met kalium en stikstof een belangrijke voedingsstof voor planten; fosforverbindingen spelen  een essentiële rol bij stofwisselingsprocessen.
 
''' phosphoric acid ''' fosforzuur, H3PO4, wordt bereid uit natuurlijke fosfaatgesteenten en gebruikt bij de kunstmestfabrikage en in de levensmiddelentechnologie, ook om gietwater aan te zuren.
 
''' photic zone ''' bovenste laag van meren, zeeën en oceanen waar het licht nog door dringt.
 
''' photonasty ''' fotonastie: neiging van sommige organen om zich in een bepaalde stand te plaatsen door groeiverschillen in boven- en onderzijde, onder invloed van verschillen in belichting; bv. openen en sluiten ve. bloem; v. epinasty, hyponasty, thermonasty.
 
''' photoperiodism ''' fotoperiodiciteit: de beïnvloeding vd. levensprocessen in de plant door de afwisseling van licht en donker, zowel de afwisseling van dag en nacht als de veranderende daglengte in de loop vh. jaar; v. photophile, photophobe.
 
''' photophile ''' btr. fase waarin licht tot bloei aanzet.
 
''' photophobe ''' btr. fase waarin licht de bloei remt.
 
''' photosynthesis ''' fotosynthese, koolzuurassimilatie: het proces waarbij uit kooldioxide en water onder invloed van licht en in aanwezigheid van chlorophyl suikerachtige stoffen opgebouwd worden en zuurstof wordt vrijgemaakt. 6 CO2 + 6 H2O + lichtenergie      C6H12O6 + O2.
 
''' photosynthetically ''' active radiation z. PAR.
 
''' phototaxis ''' beweging ve. eencellige of het protoplasma in een cel onder invloed van licht.
 
''' phototropic ''' naar het licht groeiend; syn. heliotropic.
 
''' phototropism ''' fototropisme: neiging van stengels, bladeren &c. om te reageren op de richting vd. lichtinval; syn. heliotropism; v. geotropism, tropism.
 
''' phrase-name ''' z. polynomial.
 
''' phycobiont ''' van Korstmos deel uitmakend wiertje; v. mycobiont, symbiont.
 
''' phycology ''' studie van Algen, Algae.
 
''' phyllary ''' schutblad dat deel uitmaakt ve. omwindsel om een bloeiwijze; bv. Zonnebloem.
 
''' Phyllocactus ''' z. Epicactus.
 
''' Phyllocactus ''' verouderde naam (nom.illeg.) voor Epiphyllum.
 
''' phylloclade ''' bladachtige tak, min of meer afgeplatte groene tak die als blad dienst doet; bv. Schlumbergera truncata (syn. Zygocactus truncatus; v. cladophyll, phyllode.             
 
''' phyllocladous ''' met bladachtige takken.
 
''' phyllode ''' verbrede gevleugelde bladsteel die de functie vd. vaak ontbrekende bladschijf vervult; bv. bij vele australische Acacia spp.; v. cladophyll, phylloclade.
 
''' phyllody ''' terugslag, omvorming van bloemdelen tot bladeren.
 
''' phylloid ''' bladachtig, op een blad gelijkend.
 
''' phyllomania ''' abnormale overmatige vorming van bladeren; v. pleiophylly.
 
''' phyllome ''' algemene term voor blad en bladachtige organen, zoals kroon- en kelkblad, meeldraad , stamper &c.
 
''' phyllophore ''' bladdragende as, ihb. de top ve. palmboom.
 
''' phyllophorous ''' bladeren dragend; -- voortbrengend.
 
''' phyllopodium, mv. phyllopodia ''' blijvende bladsteel; bv. bij Tylecodon wallichii (syn. Cotyledon w.).
 
''' phyllotaxis, phyllotaxy ''' bladstand: de rangschikking vd. bladeren tov. elkaar; opm. wordt vaak aangegeven met een breuk waarin de teller het aantal omwentelingen aangeeft als men in een spiraal langs de opeenvolgende bladeren omhoog gaat tot het blad dat loodrecht boven het eerste ligt, de noemer geeft dan het aantal bladeren dat men in de spiraal gepasseerd is, bv. 2/5: na twee omgangen staat het vijfde blad weer recht boven het eerste; z. Fibonacci; v. parastichy.
 
''' phylogenetics ''' studie van  phylogeny.
 
''' phylogeny ''' afstammingsgeschiedenis ve. organisme, studie vd. relatie tussen een voorouder en de afstammelingen die zich daaruit ontwikkeld hebben; v. ontogeny, phenetics.
 
''' phylum ''' (hoofd)afdeling: bij de classificatie vh. plantenrijk een der eerste taxa waarin dit verdeeld wordt; gekenmerkt door de uitgang -phyta, bv. Spermatophyta = Zaadplanten; syn. division.
 
''' physiognomy ''' het algemeen voorkomen, het uiterlijk, ve. plantengemeenschap.
 
''' physiology ''' fysiologie: wetenschap en studie vd. levensverrichtingen (opname van voedingsstoffen, ademhaling, voortplanting) bij planten en dieren.
 
''' physiological drought ''' fysiologische droogte: het verschijnsel dat planten niet kunnen beschikken over wel aanwezig water; bv. in zout water of bij lage temperatuur.
 
''' physiological ''' race z. forma specialis.
 
''' phyt- ''' z. phyto-.
 
''' -phyta ''' uitgang vd. naam ve. (hoofd)afdeling; z. phylum.
 
''' -phyte ''' Gr. achtervoegsel met de betekenis: plant, --en; in het Nederlands soms -fyt gespeld; bv. epiphyte, spermatophyte.
 
''' phytin ''' phytien: vorm waarin fosfor in een zaad wordt opgeslagen, calcium- en magnesiumzout van inositolhexafosfaat.
 
''' phyto-, phyt- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: plant, --en; in het Nederlands soms fyt-, fyto-  gespeld.
 
''' phytobenthon ''' totale plantengroei op de zeebodem.
 
''' phytochrome ''' phytochroom, plantenkleurstof die in geringe hoeveelheden in vele organen aanwezig is, bestaat uit twee vormen die in elkaar over kunnen gaan en vooral lichtrode en donkerode straling opnemen; heeft invloed op bv. kieming en bloei.
 
''' phytophage ''' z. herbivore.
 
''' phytogamy ''' kruisbestuiving; syn. crossing, cross-pollination, outbreeding; ant. autogamy, inbreeding, orthogamy, selfing.
 
''' phytogenesis ''' ontstaan en ontwikkelingsgeschiedenis der planten.
 
''' phytogeography ''' plantengeografie: studie vd. verspreidingspatronen der planten over de wereld; syn. geobotany.
 
''' phytography ''' plantbeschrijving, beschrijvende plantkunde.
 
''' phytohormone ''' phytohormoon, groeistof, groeiregulator: stoffen die in zeer lage concentraties bv. de lengtegroei van cellen, of de vorming van wortels bevorderen; opm. worden in de plant gevormd maar er zijn ook synthetische stoffen met overeenkomstige werking; worden onder andere in zg. stekpoeder gebruikt; hogere concentraties werken soms remmend, gebruikt in middelen om de spruitvorming bij bewaaraardappels tegen te gaan en de houdbaarheid van snijbloemen te verhogen; z. acetylene, auxin, cytokinin, (2,4-dichlorophenoxy)acetic acid, ethylene, gibberellin,    -indoleacetic acid, ß-indolebutyric acid,    -naphthaleneacetic acid; syn. plant  hormone.
 
''' phytomer, phyton ''' kleinste deel ve. plant dat afgescheiden tot een nieuwe plant uitgroeien kan, potentiële stek; opm. door de moderne weefselkweek is dit wel erg klein geworden.
 
''' phytopathology ''' z. pathology.
 
''' phytophagous ''' phytophaag, 'plantenetend': betr. ziekteverwekkende schimmels die parasitisch op of in levende planten voorkomen.
 
''' Phytophthera ''' schimmels van deze groep zijn parasitisch, vanuit besmette grond dringen ze wortels en stammen binnen en veroorzaken voetrot, een natrot; kenmerkend is dat de gehele plant ahw. vervloeit tot een zachte natte massa.
 
''' phytoplankton ''' totale in zee zwevende plantengroei; voornamelijk bestaand uit algen en wiertjes.
 
''' phytosociology ''' vegetatiekunde, plantensociologie: de studie en classificatie van plantengemeenschappen, waarom bepaalde soorten altijd samen voorkomen, de relatie van zulke gemeenschappen met omgevingsfactoren; v. syntaxonomy; z. class 2), order 2), alliance, association, facies 2).
 
''' phytotron ''' kweekkamer waarin alle omstandigheden, licht, vochtigheid, temperatuur &c. geregeld en geregistreerd kunnen worden.
 
''' picotee ''' bloemkleur: kroonbladen met lichtgekleurde ondergrond en donkere rand; ihb. btr. Anjer cultivars.
 
''' pictotype ''' z. iconotype.
 
''' pigment ''' pigment, gekleurde stof, ihb. indien onoplosbaar.
 
''' pileus ''' hoed ve. paddestoel.
 
''' piliferous ''' harig, vv. haren.
 
''' piliform ''' haarvormig.
 
''' pilose ''' harig: bedekt met zachte vrij lange haren; v. downy, puberulent.  J)
 
''' pilosulous ''' licht harig, weinig behaard.
 
''' Pinal Pincushion ''' Mammillaria wilcoxii.
 
''' Pincushion ''' Mammillaria spp.; -- Cactus = Mammillaria carnea, ook M. microcarpa.
 
''' Pineapple, -- family ''' Ananasfamilie, Bromeliaceae.
 
''' pinetum ''' park met verzameling levende coniferen; v. arboretum, fruticetum.
 
''' pin-eyed ''' stempellobben zichtbaar aan de keel ve. vergroeidbladige bloemkroon terwijl de meeldraden in de bloembuis verscholen blijven; bv. langstijlige bloem ve. Primula; ant. thrum-eyed,  z. heterogony.
 
''' Pink ''' Anjer, Dianthus spp.
 
''' pink ''' roze. 
 
''' pinna, mv. pinnae ''' blaadje, veer: onderdeel ve. geveerd samengesteld blad; syn. leaflet.
 
''' pinnate ''' geveerd, gevind; btr. samengesteld blad of nervatuur; syn. pennate.
 
''' pinnate ''' venation z. palmate --.
 
''' pinnately ''' op veervormige wijze; -- cleft = veerspletig; z. pinnatifid; -- compound = btr. blad: veervormig samengesteld, syn. -- divided; -- decompound = dubbelgeveerd; z. bipinnate; --  lobed = veerlobbig; z. pinnatilobate; -- nerved = veernervig; -- parted, -- partite = veerdelig;  z. pinnatisect; -- veined = veernervig.
 
''' pinnatifid ''' veerspletig, btr. bladvorm: bladrand ingesneden tot halverwege de zijnerven; syn. pinnately cleft.  H)
 
''' pinnatilobate, pinnatilobed ''' veerlobbig, btr. bladvorm: bladrand ingesneden tot op minder dan de helft vd. zijnerven; syn. pinnately lobed.  H)
 
''' pinnatisect, pinnatisected ''' veerdelig, btr. bladvorm: bladrand ingesneden tot voorbij het midden der zijnerven; syn. pinnately parted.  H)
 
''' pinnatulate ''' dubbelgeveerd: geveerd samengestelde blad heeft blaadjes die zelf ook weer geveerd zijn; syn. bipinnate (gebruikelijker).  C)
 
''' pinninervate, pinninerved, pinniveined ''' veernervig.
 
''' pinnule ''' secundair blaadje: de kleinste blaadjes ve. dubbelgeveerd blad; z. bipinnate.
 
''' pint, afk. pt. ''' inhoudsmaat voor vloeistoffen gelijk aan 1/8 gallon; 1 pint (UK) = 0,5683 liter; 1 pint (USA)  = 0,4732 liter; opm. 1 pint (USA) voor droge stoffen = 0,5506 liter.
 
''' pippin ''' appelzaailing, appelras uit zaailing gekweekt.
 
''' pistil ''' stamper: bestaande uit vruchtbeginsel met daarin de zaadknoppen, stijl en stempel, gevormd uit een of meer vruchtbladen; z. ovary, style, stigma; v. carpel.  S)
 
''' pistillar ''' op stamper betrekking hebbend.
 
''' pistillate ''' vv. stampers, vrouwelijk; -- flower = --e bloem, stamperbloem, dus geen (functionerende) meeldraden aanwezig; v. staminate.  P)
 
''' pistillode ''' gereduceerde onvruchtbare stamper in een mannelijke bloem.
 
''' pistillody ''' omvorming van bloemdelen tot stampers.
 
''' pit ''' stippel: uitholling in de verdikte secundaire celwand, vaak gepaard met -- in een aangrenzende cel, pit pair, zodat een stippelkanaal ontstaat en contact met plaatselijk alleen door de primaire wand gescheiden buurcellen mogelijk wordt; v. plasmodesm.
 
''' Pita ''' Spaanse naam voor Agave americana; pita = vezel van Agave spp. ihb. A. americana.
 
''' Pitahaya ''' Spaanse naam voor diverse cactussen, oa. Carnegiea gigantea, Stenocereus (Lemairocereus, Marshallocereus) thurberi, Acanthocereus pentagonus; pitahaya = eetbare vrucht van deze planten.
 
''' Pitaya ''' Echinocereus enneacantha, ook E. stramineus.
 
''' pitcher ''' beker, tot beker vervormd blad.
 
''' pitcherplant ''' bekerplant, plant met bekervormig vergroeide bladeren, soms insectivoor; bijv. Nepenthes spp.; v. ascidium.
 
''' pitcher-shaped ''' bekervormig.
 
''' pith ''' merg, z. medulla.
 
''' placenta ''' zaadlijst, zaaddrager: de delen vh. vruchtbeginsel waar de zaadknoppen aan bevestigd zijn.
 
''' placental, placentary ''' betrekking hebbend op de zaaddragers.
 
''' placentation ''' ligging vd. zaadknoppen in het vruchtbeginsel; apical -- = slechts één eicel, hangend in de top vh. vruchtbeginsel, syn. pendulous --, suspended --; axile -- = hoekstandig: in het midden ve. meerhokkig vruchtbeginsel; basal -- = weinig of één zaadknop(pen) in de basis vh. vruchtbeginsel; free central -- = een cylindervormige zaaddrager midden in een eenhokkig vruchtbeginsel; lamellate -- = op plaatjes in het vruchtbeginsel; marginal -- = wandstandig: aan de omtrek vd. holte, aan de randen vd. vergroeide vruchtbladen; parietal -- = wandstandig: aan de wand vd. holte geplaatst.  S,T)
 
''' plagiogeotropism ''' neiging van zijstengels en zijwortels om onder een scheve hoek met de richting vd. zwaartekracht te groeien; syn. plagiotropism; v. diageotropism.
 
''' plagiotropic ''' scheefgroeiend; syn. plagiotropous.
 
''' plagiotropism ''' scheefgroei, de neiging van zijtakken en -wortels om onder een hoek met de vertikale hoofdas te groeien; v. orthotropism.
 
''' plagiotropous ''' z. plagiotropic.
 
''' Plaid Cactus ''' Gymnacolycium mihanovichii.
 
''' Plains Cactus ''' Pediocactus simpsonii.
 
''' Plains Prickly Pear ''' Opuntia macrorhiza, ook O. polyacantha.
 
''' plaited ''' z. plicate.
 
''' plankton ''' plankton: gezamenlijke vrijzwevende organismen in de oppervlaktelaag ve. watermassa;  v. phytoplankton.
 
''' plano-concave ''' plathol: vlak aan een zijde, hol aan de andere.
 
''' plano-convex ''' platbol; vlak aan een zijde, bol aan de andere.
 
''' plano-spiral ''' platspiraalvormig: als een horlogeveer; v. helix.
 
''' Plantae ''' Plantenrijk, in vele classificaties omvat dit alle groene, dus chlorophyl bevattende planten; andere systemen rekenen ook de fungi en bacteriën daartoe.
 
''' plant breeding ''' plantenveredeling: het kweken van planten, kultuurgewassen of tuinplanten, met betere eigenschappen bv. hogere opbrengst, grotere en fraaiere bloemen, ziekteresistentie &c.; v. plant growing; opm. de term 'kweken' wordt vaak slordig gebruikt als 'telen' bedoeld wordt, de amateur teelt aardappels in zijn volkstuintje, aardappels kweken doet de specialist die probeert nieuwe betere rassen te ontwikkelen; de cactusliefhebber kweekt geen cactussen, hij teelt ze, afgezien vd. enkelingen die bv. proberen cultivars met grotere of andersgekleurde bloemen te ontwikkelen.
 
''' plant growing ''' plantenteelt; v. plant breeding.
 
''' plant ''' hormone z. phytohormone.
 
''' plantlet ''' 1) jong plantje, broedplantje, dat spontaan op een volwassen plant ontstaat; bv. Jovibarba sobolifera, op bladeren van Kalanchoe daigremontianum, in bloeiwijze van Agave spp.  2) klein plantje.
 
''' plant louse, mv. plant lice ''' vrij algemene term voor sapzuigende insecten; z. aphid.
 
''' plantule ''' kiemplant: jong plantje, nog terend op uit het zaad afkomstig reservevoedsel.
 
''' plasmalemma ''' tegen de celwand gelegen buitenste laag vh. protoplasma ; syn. plasma membrane.
 
''' plasma ''' membrane z. plasmalemma.
 
''' plasmodesm, mv. plasmodesmata ''' streng protoplasma die door een stippelkanaal met het protoplasma van naburige cellen in verbinding staat: v. pit.       
 
''' plasmolysis ''' plasmolyse: het loslaten vh. protoplasma vd. celwand tenveolge van sterk waterverlies ve. cel, de plant verliest zijn turgor en verwelkt.
 
''' plastid ''' plastide: korrelstructuur binnen de cel met een specifieke functie; bv.  chloroplast, chromoplast.
 
''' plate ''' 1) het vlak uitgespreide gedeelte ve. niet vergroeidbladig kelk- of kroonblad; syn. lamina;  v. claw, unguis.  2) afbeelding, plaat, z. tab.  3) zeefplaat      z. sieve plate.
 
''' Plateau Cholla ''' Opuntia whipplei.
 
''' platy- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: breed, plat.
 
''' Platyopuntia ''' schijfcactus, Opuntia spp. met schijfvormige leden; v. Cylindropuntia;  opm. 'Platyopuntia' is onwettig als naam voor een ondergroep van het geslacht Opuntia, omdat het type van het geslacht (O. vulgatis) ook in die groep valt, zodat deze vlg. de z. Code automatisch ook Opuntia heet.
 
''' pleio, pleo- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: meer.
 
''' pleiocarpic, pleiocarpous ''' meer dan eenmaal bloeiend; syn. sychnocarpous; v. hapaxanthous, monocarpic.
 
''' pleiochasium ''' z. polychasium.
 
''' pleiomeric, pleiomerous ''' meer dan gelijktallig: één der bloemkransen (veelal de kroonbladen) groter in aantal dan de andere; ant. oligomeric.
 
''' pleiophyllous ''' abnormaal veel bladeren hebbend.
 
''' pleiophylly ''' abnormale toename of overmaat van bladeren of blaadjes; v. phyllomania.
 
''' pleisiomorphic, plesiomorphic ''' met primitieve, van voorouders stammende, kenmerken; v. apomorphic.
 
''' pleo- ''' z. pleio-.
 
''' pleurocarpous ''' geslachtsorganen op korte zijtakjes dragend, btr. mossen; syn. cladocarpous;  v. acrocarpous.
 
''' plexus ''' netwerk, als vd. fijnste adertjes vd. bladnervatuur; v. anastomosing.
 
''' pliable ''' buigbaar, buigend.
 
''' plica ''' 1) z. gill, lamella.  2) plooi, vouw.
 
''' plicate ''' gevouwen, als een gesloten waaier; syn. plaited.
 
''' ploidy ''' algemene term voor het aantal malen dat het basisaantal chromosomen in de celkern voorkomt; v. diploid, haploid, polyploid, tetraploid.
 
''' plumose ''' 1) veerachtig, pluimharig: vv. van tweezijdig ingeplante haren; soms plumous gespeld.  Y)
 
''' plumule ''' pluimpje, btr. kiemplant: het stengeltje met blaadje(s) boven de zaadlobben.
 
''' pluri- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: meer; v. multi-, poly-.
 
''' pluricauline ''' meerstengelig.
 
''' pluricellular ''' meercellig.
 
''' pneumatophore ''' ademwortel: onderdeel vh. wortelsysteem van bepaalde bomen uit de mangrovebossen aan tropische kusten, omhooggroeiend tot boven het waterniveau en de luchtvoorziening vd. wortels verzorgend; syn. aerophore, respiratory root.
 
''' poculiform ''' komvormig: halfronde bodem met opstaande wanden; benadert klokvormig;  v. campanulate.
 
''' pod ''' droge openspringende vrucht, soms ihb. gebruikt voor een peul.
 
''' podarium, mv. podaria ''' verdikking ve. knoop, overeenkomend met de bladvoet.
 
''' poison ''' vergift.
 
''' poisonous ''' giftig, vergiftig.
 
''' pollard ''' gekandelaberde boom: extreem gesnoeid door alle zijtakken bijna tot op de stam af te zagen om een mooie compacte kruin te verkrijgen, of bij straatbomen om te grote schaduwvorming te voorkomen.
 
''' pollarding ''' kandelaberen; z. pollard.
 
''' pollen ''' stuifmeel; -- grain = stuifmeelkorrel; -- sac = afdeling: de helmknop bij de bedektzadigen bestaat uit vier afdelingen, twee in elke helft, waartussen bij de rijping de afscheiding verdwijnt, zodat de helmknop schijnbaar uit twee helmhokjes bestaat; -- tube = stuifmeelbuis: als de stuifmeelkorrel bij de bestuiving op de stempel vd. stamper gekomen is, groeit de -- door de stijl naar het vruchtbeginsel en kan de bevruchting vd. eicel in de zaadknop plaatsvinden.
 
''' pollen-mass ''' stuifmeelklompje; syn. pollinium.
 
''' pollinarium, mv. pollinaria ''' 1) stuifmeelklompje; opm. de term bipollinium zou grammaticaal juister zijn; z. pollinium.  2) geheel van meeldraden; z. androecium.
 
''' pollination ''' bestuiving: het overbrengen van stuifmeel vd. openspringende helmknop naar de rijpe stempel; v. fertilization.
 
''' pollinator ''' bestuiver: datgene dat de bestuiving verricht; bv. insect, wind, vogel, vleermuis of mens;  v. pollinizer.
 
''' polliniferous ''' stuifmeel dragend of vormend.
 
''' pollinium, mv. pollinia ''' stuifmeelklompje, het tot een vaak harde hoornachtige massa samengeklonterde stuifmeel uit één helmhokje; bv. bij Orchideeën, 2, 4, of 8 --s in een helmknop en bij Aasbloemigen waar de --s in paren verenigd zijn door een verbindingsbruggetje.
 
''' pollinizer ''' bestuiver: plant die het stuifmeel levert, ihb. bij kruisbestuiving de mannelijke ouderplant;  v. pollinator.
 
''' pollutant ''' verontreinigende stof in het algemeen.
 
''' pollution ''' vervuiling.
 
''' poly- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: veel; v. multi-,pluri-.
 
''' polyadelphous ''' veelbroederig, btr. meeldraden: helmdraden tot meer dan twee bundels vergroeid; v. diadelphous, isadelphous, monadelphous, triadelphous.
 
''' polyandric, polyandrous ''' onbepaald groot aantal niet vergroeide meeldraden dragend; opm. bij een plantbeschrijving betekent 'veel meeldraden' dat er meer dan twintig zijn.
 
''' polyandry ''' polyandrie: vorming van veel (meer dan twintig) meeldraden.
 
''' polycarpic, polycarpous ''' 1) vele malen vruchtdragend, ieder jaar; syn. sychnocarpous; ant. hapaxanthous, monocarpic.  2) twee of meer vruchtbeginsels dragend.
 
''' polycephalous ''' veelkoppig, met vele koppen; bv. een oudere Lithops.
 
''' polychasium ''' middelpuntvliedende bloeiwijze waarbij elke hoofdas drie of meer zijtakken in een krans heeft; syn. pleiochasium; v. dichasium; monochasium.
 
''' polychory ''' polychorie: verspreiding van vruchten en zaden op meerdere verschillende manieren.
 
''' polycotyl, polycotyledon ''' Meerzaadlobbige: plant met meer dan twee kiembladen; bv. Coniferen.
 
''' polygamodioecious ''' btr. soort die hoofdzakelijk tweehuizig is, maar tijdens de bloeiperiode ook enkele bloemen vh. andere geslacht of enkele tweeslachtige bloemen op alle planten heeft.
 
''' polygamous ''' vv. een- en tweeslachtige bloemen op dezelfde plant.
 
''' polygamy ''' voorkomen van mannelijke, vrouwelijke en tweeslachtige bloemen op dezefde plant of verschillende planten van dezelfde soort.
 
''' polygonal ''' veelhoekig, meer dan vier.
 
''' polygynous ''' vv. veel vruchtbeginsels, stijlen of stampers.
 
''' polyhedral ''' veelvlakkig.
 
''' polyhybrid ''' kruisingsproduct waarvan de ouders in meerdere erfelijke eigenschappen verschillen.
 
''' polymorphic, polymorphous ''' veelvormig: soort die in drie of meer variëteiten en vormen voorkomt; zeer variabel van habitus.
 
''' polynomial ''' wetenschappelijke naam uit de tijd voor Linnaeus (1753) toen de naam vaak uit een kortere of langere beschrijvende zin in het Latijn bestond; bv. in 1708 publiceerde Volckamer te Neurenberg Cereus Americanus serpens major articulatus, flore maximo, noctu sese aperiente & suavissimum odorem spirante, ongeveer: 'De Amerikaanse Cereus, een grote gelede slang met zeer grote bloem zich bij nacht openend en een zeer welriekende geur verspreidend'; de plant werd door Linnaeus onder zijn Cactus grandiflorus L. geplaatst, sedert 1909 kennen we hem als Selenicereus grandiflorus (L.) BR. & R.; v. binomial; syn. phrase-name..
 
''' polypetalous ''' losbladig: kroonbladen niet vergroeid; syn. apopetalous, choripetalous; ant. gamopetalous, sympetalous.
 
''' polyphiletic ''' polyfiletisch, van gemengde afstamming, een -- taxon omvat soorten die van meer dan twee verschillende voorouders afstammen; v. biphiletic, monophiletic, paraphiletic.
 
''' polyploid ''' in de celkern drie of meer malen het basisaantal chromosomen bezittend; v. diploid, haploid, tetraploid.
 
''' polyploidy ''' het vóórkomen van veelvouden vh. normale aantal chromosomen in de celkern; v. tetrapolyploidy.
 
''' polysaccharide ''' polysacharide: stof die uit meerdere tot vele eenvoudiger suikereenheden opgebouwd is; door inwerking van enzymen of langs chemische weg daar weer in te splitsen; bv. cellulose, inulin, starch.
 
''' polysepalous ''' losbladig: kelkbladen niet vergroeid; syn. aposepalous, chorisepalous; ant. gamosepalous, monosepalous, synsepalous.
 
''' polystylous ''' veel stijlen bezittend.
 
''' Pomato ''' tomatenplant geëent op een aardappelplant!
 
''' pome ''' pitvrucht: vlezige niet openspringende vrucht met zachte buitenzijde gevormd uit de opgezwollen bloembodem en daarbinnen leer- of kraakbeenachtige vruchtbladen om de zaden; bv. vrucht van sommige Roosachtigen, Rosaceae; bv. appel, peer.
 
''' pomiculture ''' fruitteelt, ihb. appels.
 
''' Pony-tail Plant ''' Nolina recurvata (syn. Beaucarnea r.).
 
''' population ''' populatie: plaatselijk voorkomende groep onderling kruisende planten.
 
''' Porcupine Cactus, Porcupine Prickly Pear ''' Opuntia erinacea var. hystricina.
 
''' porate ''' btr. stuifmeelkorrel: vv. poriën; v. aperturate, colpate.
 
''' pore ''' porie: kleine min of meer ronde opening.
 
''' pore fungus, pore mushroom ''' Buiszwam.
 
''' poricidal ''' openspringend met poriën; -- capsule = met poriën openspringde doosvrucht; bv. papaverbol  W); -- anther = met poriën aan de top openspringende helmknop, bv. sommige Heideachtigen, Ericaceae.
 
''' poriferous ''' poriën bezittend, vv. zeer kleine openingen.
 
''' porogamy ''' bevruchtingsproces waarbij de stuifmeelbuis door het poortje de eicel bereikt; z. micropyle; v. chalazogamy.
 
''' porophyllous ''' bladeren hebbend die bedekt zijn met transparante vlekken.
 
''' porose ''' poreus: vv. fijne gaatjes, poriën.
 
''' porraceous ''' preigroen; syn. leekgreen, prasine.
 
''' porrect ''' 1) horizontaal uitgestrekt, btr. takken ve. boom.  2) btr. middendoorn ve. cactus: loodrecht op het oppervlak.
 
''' posterior ''' op of naar de achterzijde gericht, naar de as gericht; btr. steunblad of okselstandige bloem.
 
''' potassium ''' kalium, symbool K: met stikstof en fosfor een hoofdvoedingsstof; opm. bestanddeel van bepaalde kunstmeststoffen, het gehalte wordt opgegeven als percentage kaliumoxide, % K2O.
 
''' pound, afk. lb., mv. lbs. ''' gewichtseenheid gelijk aan 16 ounce;  1 pond = 453,59243 gram; verouderd is het troy pound, gelijk aan 12 troy ounce; 1 troy pound = 373,2418 gram; z. troy ounce.
 
''' p.p., afk. Lat. pro parte ''' ten dele; door een auteur gebruikt om aan te duiden dat slechts een deel ve. taxon als beschreven door een vroegere auteur bedoeld wordt; bv. de toen nieuwe naam Aeonium WEBB & BERTH. voor de zg. Canarische Sempervivums heeft als synoniem Sempervivum L. p.p.
 
''' p.p.m., afk. parts per million ''' delen per miljoen, wordt gebruikt om lage gehaltes aan te geven; milligram per liter of kilogram.
 
''' p.p.maj., afk. Lat. pro parte majore ''' voor het grootste deel; v. p.p.
 
''' p.p.min., afk. Lat. pro parte minore ''' voor het kleinste deel; v. p.p.
 
''' praemorse ''' z. premorse.
 
''' prairie ''' Noordamerikaans vrijwel boomloos grasland met matige regenval; v. llano, pampa, savannah, steppe, veld.
 
''' prasine ''' preigroen; syn. leekgreen, porraceous.
 
''' precipitation ''' neerslag: verzamelterm voor regen, sneeuw en hagel.
 
''' precocious ''' zich zeer snel ontwikkelend, vroeger bloeiend of vruchtdragend dan normaal.
 
''' predator ''' organisme dat een ander organisme als voeding gebruikt, toegepast als biologisch bestrijdingsmiddel; v. lady-bird.
 
''' premorse ''' alsof het einde afgebeten of afgeknaagd is, grover dan erose; opm. ook praemorse gespeld.
 
''' prevailing ''' overheersend, de overhand hebbend; -- seawind = de overheersende wind vanuit zee.
 
''' prickle ''' stekel: sterk gepunt uitsteeksel op de bast of opperhuid ve. plant, in tegenstelling tot een doorn niet verbonden met het vaatbundelsysteem; bv. Roos, Rosa spp.  L); v. spine, thorn.
 
''' prickly ''' stekelig.
 
''' Prickly Pear ''' Opuntia spp., ihb. de soorten met schijfvormige leden.
 
''' Prickly Rose ''' Opuntia erinacea var. rhodantha.
 
''' primary growth ''' primaire groei: veroorzaakt door celdeling in het groeipunt en celstrekking in het daaronder gelegen deel; v. secondary growth.
 
''' primary ray ''' mergstraal; z. medullary, -- ray.
 
''' primary ''' root z. root.
 
''' primocane ''' eenjarige scheut; bv. ve. braamstruik; v. floricane.
 
''' primordial ''' primitief: oorspronkelijk, het eerst gevormd bij de groei ve. individu of orgaan; bv. ve. blad.
 
''' primordium, mv. primordia ''' eerste aanleg ve. orgaan, ihb. in het groeipunt; leaf -- = eerste aanleg ve. blad.
 
''' Princess of the Night ''' Selenicereus pteranthus.
 
''' priority ''' prioriteit: principe in de nomenclatuur dat de eerste geldig gepubliceerde naam voorrang heeft over alle later gegeven namen; v. conserved.
 
''' probability ''' waarschijnlijkheid: verwachting dat in een serie waarnemingen een bepaalde waarde regelmatig en in een bepaalde verhouding voor zal komen; bv. bij een groot aantal worpen met één zuivere dobbelsteen is de waarschijnlijkheid van zes ogen ongeveer 1/6.
 
''' procumbent ''' neerliggend: btr. stengel, liggend op de bodem maar niet wortelend. B); v. prostrate.
 
''' prodomus ''' voorlopige publicatie, inleidende publicatie.
 
''' progeny ''' nakomelingen, nageslacht; bv. -- ve. bepaalde kruising.
 
''' pro hyb., afk. Lat. pro hybrida ''' als hybride, oorspronkelijk beschreven als hybride.
 
''' proliferation ''' proliferatie: 1) snelle ontwikkeling en groei van knoppen die doorgaans in rust blijven; bv. op de vruchten van Opuntia spp.  2)  de zo geproducerde nieuwgroei.
 
''' proliferous ''' 1) scheuten vormend op bloemen of vruchten; bv. op de vruchten van Opuntia spp.  2) zich rijkelijk ongeslachtelijk voortplantend door uitlopers, knoppen, broedplantjes &c.
 
''' prolific ''' vruchtbaar, rijke opbrengst gevend, rijkelijk scheuten vormend .
 
''' propagate ''' vermeerderen.
 
''' propagation ''' vermeerdering; -- house = kas of deel daarvan, speciaal ingericht voor zaaien of stekken, vv. tabletten met bodemverwarming en benevelingsinstallatie; vegetative -- = ongeslachtelijke, vegetatieve --, door enten, stekken, broedplantjes, bollen, knollen, zijscheuten, scheuren &c.; syn. asexual --; v. multiplication, generative reproduction.
 
''' propagator ''' kistje of bakje met glasplaat of kunststof deksel om zaailingen of stekjes op te kweken.
 
''' propagule, propagulum ''' 1) z. plantlet 1).  2) knop, scheut, tak ed. welke als stekmateriaal gebruikt kan worden. 3) zijscheut die zich als de verbinding met de moederplant verbroken is spontaan tot nieuwe plant opgroeien kan.
 
''' pro ''' parte z. p.p.
 
''' property ''' eigenschap.
 
''' prophyll ''' z. bracteole.
 
''' prop root ''' bijwortel, steunwortel: adventiefwortel vanuit lagere knopen ve. stengel, bv. Mais; v. stilt root.
 
''' prosenchyma ''' weefsel opgebouwd uit in één richting uitgegroeide langwerpige en puntige cellen.
 
''' pro sp., afk. Lat. pro species ''' als soort, oorspronkelijk beschreven als soort.
 
''' prostrate ''' plat op de grond liggend (algemene term).
 
''' pro syn., afk. Lat. pro synonymum ''' als synoniem, oorspronkelijk als synoniem opgevoerd.
 
''' protandrous, proterandrous ''' btr. planten waarbij de meeldraden rijp zijn en het stuifmeel verspreid wordt, alvorens de stempels van dezelfde bloem rijp worden, gaat zelfbestuiving tegen; v. proterogynous.
 
''' protandry ''' rijping van mannelijke organen voor de vrouwelijke; ant. protogyny.
 
''' protantherous, protanthous ''' in blad staand alvorens de bloei begint; ant. hysteranthous, proteranthous; v. synantherous.
 
''' protease ''' protease: eiwitsplistend enzym; opm. zeer bekend is papaine, dat verkregen wordt uit onrijpe papayavruchten, Carica papaya, een wijdverspreide tropische vrucht, en toegepast wordt om vlees malser te maken.
 
''' protein ''' proteïne, eiwit: stikstofhoudende stof die opgebouwd is uit vele aminozuren; belangrijk celbestanddeel; opm. eiwit is de gebruikelijke term, proteïne heeft eigenlijk de voorkeur om verwarring met het wit ve. ei te voorkomen.
 
''' proteranthous ''' bloeiend voor de bladeren verschijnen; syn. hysteranthous, ant. protantherous;
 
''' proterogynous, protogynous ''' btr. planten waarbij de stempel rijp wordt en dus bevrucht kan worden, voordat de meeldraden van dezelfde bloem gaan rijpen en dus stuifmeel verspreiden, gaat zelfbestuiving tegen; opm. komt veel minder voor dan het omgekeerde geval; bv. Appel en Peer; v. protandrous.
 
''' protogyny ''' rijping van vrouwelijke organen voor de mannelijke; ant. protandry.
 
''' protolog, protologue ''' originele soortbeschrijving: het geheel van tekst en afbeeldingen in de oorspronkelijke publicatie.
 
''' protoplasm ''' protoplasma: celinhoud bestaand uit kleurloze geleiachtige vloeistof met daarin oa. de celkern; v. cytoplasm.
 
''' protoplast ''' levende inhoud van één cel, dus cytoplasma en celkern; v. cytoplasm, nucleus, organelle.
 
''' pro var., afk. Lat. pro varietas ''' oorspronkelijk als variëteit beschreven.
 
''' provenance, provenience ''' oorsprong, herkomst.
 
''' proximal ''' dicht bij het punt van aanhechting; ant. distal.
 
''' pruinose ''' berijpt: bedekt met een ondoorzichtig waslaagje.
 
''' prune, pruning ''' snoeien, het --: inkorten van bepaalde of alle takken ve. houtige plant, om een bepaalde vorm of meer jong hout te verkrijgen; v. pollarding, trim.
 
''' pruning shears ''' snoeischaar, in de USA zo genoemd; v. secateur.
 
''' psammophilous ''' zandminnend: v. arenaceous.
 
''' pseudanthium ''' schijnbloem, valse bloem: bloeiwijze die op een bloem gelijkt; bv. hoofdje bij Composieten en cyathium bij Euphorbia spp.
 
''' pseudaxis ''' schijnbare hoofdas; z. sympodium
 
''' pseudo- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: schijn-, vals, onecht; v. spurious.
 
''' pseudobulb ''' schijnbol, schijnknol: de verdikte en bolvormige stengel aan de voet van sommige Orchideeën, massief en bovengronds, dus duidelijk geen echte bol.
 
''' pseudocarp ''' schijnvrucht: vrucht, niet uitsluitend uit het gerijpte vruchtbeginsel bestaand; z. accessory fruit.
 
''' pseudocephalium ''' z. cephalium.
 
''' pseudogamy ''' vorm van apomixis: diploid embryo wordt gevormd zonder bevruchting, maar toch is een prikkel vd. mannelijke gameet nodig, zodat bestuiving noodzakelijk blijft.
 
''' pseudoterminal, -- bud ''' schijnbare eindknop: in feite een zijknop maar op het eind ve. takje staand; het takje waar de knop zijdelings aan zou komen te zitten is al in het knopstadium afgevallen, het lidteken daarvan zit ernaast en een bladlidteken eronder; v. sympodium.
 
''' pseudoumbel ''' schijnscherm: schermachtige bloeiwijze waar de bloemsteeltjes niet echt uit één punt komen.
 
''' Psilocybes ''' roesverwekkende paddestoel uit Mexico, vaak verward met Peyote, Lophophora williamsii.
 
''' psilophyte ''' plant vd. savannen.
 
''' psychrophile ''' organisme dat lagere temperaturen, beneden 20°C, nodig heeft; v. mesophile, thermophile.
 
''' psychrophilic ''' lagere temperaturen vragend.
 
''' pteridophyte ''' Vaatcryptogaam: sporeplant met wortels, stengels en bladeren; bv. Varens, Paardestaarten en Wolfsklauwen; z. opm. bij sphenopsid.
 
''' pteropsid ''' tot de groep der varenplanten behorend.
 
''' pterospermous ''' gevleugelde vruchten of zaden dragend.
 
''' puberulent, puberulous ''' kort zachtharig: bedekt met zeer korte rechtopstaande, zachte haren; slecht zichtbaar voor het blote oog; v. pilose.  J)
 
''' pubescent ''' behaard: vrij algemene term, soms ihb. met de betekenis donzig, zachtharig; ant. glabrous.
 
''' publication ''' publicatie: volgens de nomenclatuurregels moet een nieuwbeschrijving effectief gepubliceerd worden, dwz. in gedrukte en voor de weten-schappelijke wereld beschikbare vorm, bv. doordat het boek of tijdschrift ter beschikking gesteld is (door verkoop, ruil of schenking) van de belangrijkste herbaria en bibliotheken; v. Code, description.
 
''' pullulant ''' uitlopend, knoppen of scheuten vormend.
 
''' pulp ''' vruchtvlees: zacht parenchymweefsel in een vrucht.
 
''' pulse ''' eetbaar zaad van Vlinderbloemigen, bv. erwt, boon.
 
''' Pulse Family ''' Vlinderbloemigen, Fabaceae (Papillionaceae).
 
''' pulvereous, pulverulent ''' bepoederd: bedekt met een laagje zeer fijn wasachtig poeder; v. farinose.
 
''' pulvinar ''' betreffend of gelijkend op een  pulvinus.
 
''' pulvinate ''' kussenvormig.
 
''' pulviniform ''' kussenvormig, vorm ve. pulvinus hebbend.
 
''' pulvinus ''' kleine klier of opgezwollen voet ve. bladsteel(tje) die gevoelig is voor warmte, trillingen en dergelijke prikkels; bv. Kruidje-roer-me-niet, Mimosa pudica.
 
''' puna ''' rotsige vlakte op grote hoogte tussen de hoofdketens vd. Andes, droger dan de paramo.
 
''' punctate ''' gestippeld, gepuncteerd: bedekt met zeer fijne op speldeprikjes gelijkende putjes in het oppervlak.
 
''' punctiform ''' stipvormig.
 
''' punctulate, puncticulate ''' zeer fijn gestippeld, bijna glad.
 
''' pungent ''' 1) stekend:eindigend in een stijve scherpe punt; bv. blad van Agave spp.  2) scherp van smaak; bv. Muurpeper, Sedum acre, cayenne peper, oa. Capsicum annum .
 
''' pupa ''' pop; het voorlaatste ontwikkelingsstadium van bepaalde insecten, een rups verpopt zich voordat de volwassen vlinder te voorschijn komt; syn. chrysalis.
 
''' pure line, pure strain ''' zuivere lijn: steeds door zelfbestuiving verkregen nakomelingschap van één plant, is zaadvast; v. breeding true.
 
''' Purple Cactus ''' Opuntia macrocentra.
 
''' Purple Hedgehog , -- -- Cactus ''' Echinocereus fendleri var. bonkerae. 
 
''' Purple Pitaya ''' Echinocereus enneacanthus (syn. E. dubius).
 
''' Purple Prickly Pear ''' Opuntia santa-rita  ook O. violacea.
 
''' Purple-fruited Prickly Pear ''' Opuntia phaeecantha.
 
''' purpurous ''' purperrood.
 
''' purpurescent ''' purperachtig, purper verkleurend.
 
''' Purslane, -- family ''' Posteleinfamilie, Portulacaceae.
 
''' pustular, pustulate ''' beblaard: bedekt met kleine blaartjes of blaasjes.
 
''' pustule ''' blaartje, blaasje.
 
''' putative ''' vermeend, gewaand, verondersteld; -- hybrid = vermeend hybride: taxon waarvan nog niet (bv. door herhaling vd. veronderstelde kruising) bewezen is dat het inderdaad een hybride is.
 
''' pycnidium ''' flesvormig sporevormend orgaan in het 'blad' ve. Korstmos, met een porie in het oppervlak naar buiten geopend; gevormd door de  mycobiont.
 
''' pyramidal ''' pyramidevormig.
 
''' pyrene ''' steen: pit ve. steenvrucht waarin het zaad ligt en die ontstaan is uit de verharde binnenste laag vh. vruchtvlees; bv. kers, pruim.  X)
 
''' pyrethrum ''' pyrethrumpoeder: insectenpoeder, gemalen bloemhoofdjes van Chrysanthemum cineraraefolium (syn. Pyrethrum cineraraefolium); extracten ervan en daarop gelijkende synthetische stoffen worden gebruikt in insectenbestrijdingsmiddelen.
 
''' pyridoxine ''' tot de B6-groep behorend vitamien, 2-methyl-3-hydroxy-4,5-di(hydroxymethyl)-pyridine; komt voor in gist en het zilvervlies van rijst.
 
''' pyriform ''' peervormig.
 
''' pyruvic acid ''' pyrodruivenzuur: organisch zuur, CH3.CO.COOH; tussenproduct bij de afbraak van glucose.
 
''' pyxidium, pyxis ''' doosvrucht die openspringt langs een lijn rondom, waardoor de top als één geheel afvalt; syn. circumscissile capsule.
 
''' quadrangular ''' vierhoekig, vierzijdig, vierribbig.
 
''' quadri-, quadro-, quadr- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: vier; z. het grondwoord.
 
''' quadrigeneric ''' hybride met voorouders uit vier verschillende geslachten.
 
''' quadrinomial ''' naam opgebouwd uit geslachtsnaam, soortaanduiding, variëtietsaanduiding, forma-aanduiding; bv. Epithelantha micromeris var. pachyrhiza forma elongata H.BRAVO-H.; opm. zou men ook nog de rang ondersoort gebruiken, dan is ook nog een quinquenomial mogelijk.
 
''' qualitative ''' kwalitatief: btr. kwaliteit, eigenschappen, kenmerken.
 
''' quantitative ''' kwantitatief: btr. afmeting, hoeveelheid.
 
''' quart ''' inhoudsmaat, gelijk aan ¼ gallon; 1 quart (USA) voor vloeistoffen = 0,9463 liter; 1 quart (USA) voor droge stoffen = 1,1012 l; 1 quart (UK) = 1,1365 l.
 
''' quartziferous ''' (hoofdzakelijk) kwarts bevattend.
 
''' Queen of the Night ''' Koningin van de Nacht, Selenicereus grandiflorus; ook andere nachtbloeiers.
 
''' quercetum ''' park met verzameling levende eiken, eiken aanplant.
 
''' quicklime ''' z. lime 1).
 
''' quiescent ''' rustend; bv. in de winterperiode.
 
''' quill ''' rol gedroogde bast; bv. kaneelstokje, kinabast.
 
''' quilled ''' btr. kroonblad: grotendeels opgerold; bv. Cactus Dahlia.
 
''' quincuncial ''' quincunciaal: knopligging ve. vijftallige kroon, twee kroonbladen binnen, twee buiten en het vijfde met de ene rand buiten en de andere binnen.
 
''' quincunx ''' kruisverband: plantverband waarin op de hoeken en in het middelpunt ve. basisvierkant een plant staat.
 
''' quinqu-, quinque- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: vijf; z. het grondwoord.
 
''' quinquefoliolate ''' vijftallig, btr. handvormig samengesteld blad.
 
''' quinquenomial ''' z. quadrinomial.
 
''' Quiver Tree ''' Aloe dichotoma.
 
''' quoad, Lat. ''' zover als, voor zover, wat betreft.
 
''' quor., afk. Lat. quorundam ''' van sommige auteurs.
 
''' quotidian ''' dagelijks, iedere dag optredend.
 
''' q.v., afk. Lat. quod vide ''' zie ook, vergelijk.
 
''' race ''' ras: zaadvaste vorm ihb. van kultuurplanten; soms gebruikt voor forma, soms opgevat als nog lagere rang, ecotype, of cultivar.
 
''' raceme ''' 1) middelpuntzoekende bloeiwijze: de bloemen openen zich van buiten naar binnen en van onder naar boven, het bloempje aan de top gaat het laatst open; v. cyme.  2) tros: middelpuntzoekende bloeiwijze, aan een onvertakte lange as staan de kortgesteelde bloemen; doorgaans conisch in aanzicht.  O)
 
''' racemiferous ''' trosdragend, met een tros.
 
''' racemiform ''' bloemen dragend in een op een tros gelijkende bloeiwijze, al of niet een echte tros.
 
''' racemose ''' middelpuntzoekend; z. raceme 1).
 
''' rachilla, mv. rachillae ''' zijas, zijtak; ihb. ve. bloeiwijze; bij Grassen ihb. de bloemdragende as ve. aartje; ook rhachilla gespeld .
 
''' rachis, mv. rachida, rachisses ''' 1) bladspil: de verlengde bladsteel ve. samengesteld blad, het deel dat de blaadjes draagt.  2) verlengde bloemsteel bij een bloeiwijze; ook rhachis gespeld.
 
''' radial ''' 1) gelijkmatig gevormd rond een as; v. dorsiventral.  2) straalbloem betreffende; z. ray.  3) straalsgewijs.
 
''' radial areole ''' areool waarvan de dorens ve. centraal punt uitstralen, v. asymmetrical areole; -- spine = randdoorn ve. cactusareool; ant. central spine; -- symmetry = meerzijdig symmetrisch; v. actinomorphy dat ihb. voor bloemen gebruikt wordt.
 
''' radials ''' verkorting van radial spines: randdoornen.
 
''' radiate ''' 1) staand op en zich uitspreidend vanuit een gemeenschappelijk centrum.  2) btr. hoofdje: met lintbloemen; bv. sommige Composieten als Paardebloem.
 
''' radiate ''' venation z. palmate --.
 
''' radiatiform ''' btr. hoofdje: randbloemen groter dan de middelste, maar niet lintvormig.
 
''' radical ''' wortelstandig: uit de wortel of op het grondoppervlak te voorschijn komend; v. cauline; -- leave = wortelblad, vaak in vorm en grootte afwijkend vd. stengelbladeren, bij stengelloze planten samen een wortelrozet vormend; syn. basal leave.
 
''' radicant ''' wortelend vanuit de stengel; bv. Klimop, Hedera helix.
 
''' radicel ''' worteltje: een kleine wortel; v. rootlet.
 
''' radicle ''' kiemworteltje: de eerste wortel die zich uit een zaad ontwikkelt en al in de kiem aanwezig was; v. caulicle.
 
''' radicose ''' met veel wortels, met een grote wortel.
 
''' radiculose ''' rijkelijk wortels vormend.
 
''' radix, mv. radices ''' wortel; syn. root.
 
''' Rainbow Cactus ''' Echinocereus rigidissimus (syn. E. pectinatus var. r.), ook E. dasyacanthus en E. pectinatus..
 
''' rain forest ''' tropisch regenwoud, begroeiing in zeer warme, constant vochtige streken; bv. Amazonebekken, Indonesische archipel.
 
''' rain-root ''' fijne wortel die gevormd wordt nadat een rustende plant weer voldoende vocht ontvangen heeft.
 
''' ramal, rameal, rameous ''' tot een tak behorend, tak betreffend.
 
''' rambler ''' plant die met zijn lange scheuten en klimmende takken een vrij ongeregelde habitus vertoont; bv. Braamstruik, sommige Rozen.
 
''' rambling ''' groeiend als een rambler; v. struggling.
 
''' ramentaceous ''' bedekt met, gelijkend op of bestaand uit stroschubben.
 
''' ramentiferous ''' stroschubbendragend, vv. --.
 
''' ramentum, mv. ramenta ''' stroschub: bruine schubachtige platte haren op bladeren en jonge scheuten van varens; syn. palea 3)
 
''' rameous ''' z. ramal.
 
''' ramet ''' individueel exemplaar ve. kloon.
 
''' ramiferous ''' takkendragend.
 
''' ramification ''' 1) vertakking: het proces van vertakken.  2) vertakking: de plaatsing vd. takken tov. elkaar.
 
''' ramified ''' vertakt.
 
''' ramiform ''' z. ramose.
 
''' ramify ''' vertakken.
 
''' ramifying ''' vertakkend.
 
''' ramose, ramous ''' vertakt, veel vertakt; syn. ramiform.
 
''' ramulose, ramulous ''' veel kleine takken dragend.
 
''' ramulus ''' kleine tak.
 
''' ramus, mv. rami ''' tak.
 
''' rank ''' 1) rang: de plaats in de volgorde van taxonomische eenheden.  2) verticale rij; two--ed leaves = bladeren in twee verticale rijen, afwisselend dan wel tegenoverstaand.
 
''' raphe ''' zaadnerf: weefsel dat gelijk is aan de navelstreng en een eindweegs langs de zaadknop doorloopt; ook rhaphe gespeld.
 
''' raphide, raphis, mv. raphides ''' naaldvormige kristallen van calciumoxalaat, CaC2O4, die als bijproduct vd. levensprocessen in cellen kunnen voorkomen, ihb. in stengels, bladeren en wortels van kruidachtige planten en in de schors van bomen.
 
''' raphidiferous ''' kristallen van calciumoxalaat bevattend.
 
''' rapiform ''' knolvormig, peenvormig.
 
''' Rat-tail Cactus ''' Aporocactus flagelliformis, ook Mammillaria pottsii.
 
''' Raunkiaer classification ''' indeling in groepen gebaseerd op de plaats vd. overwinterende knoppen; z. chamaephyte, cryptophyte, hemicroptophyte, phanerophyte, therophyte.
 
''' ray ''' 1) straalbloem, lintbloem: bij Composieten bloempjes waarvan de kroon in één richting lintvormig ontwikkeld is; syn. semifloret, semifloscule.  2) schermpjes ve. Schermbloemige die aan de buitenzijde een sterker ontwikkelde kroon hebben.  3) bloemsteeltje ve. samengesteld scherm.  4) mergstraal z. medullary ray.
 
''' re ''' betreffende, inzake.
 
''' recalcitrant, -- seed ''' zaad dat ook onder voor bewaring gunstige omstandigheden, lage temperatuur en lage vochtigheid, snel zijn kiemkracht verliest; v. gene bank..
 
''' recaulescent ''' btr. blad of bladsteel: vergroeid met tak.
 
''' recent ''' nu nog bestaand, niet uitgestorven; syn. extant; ant. extinct.
 
''' receptacle ''' bloembodem: de top vd. bloemsteel die de bloemdelen draagt; syn. thalamus, torus.  V) 
 
''' receptacle tube ''' bloembodembuis: het doorgaans groene deel vd. bloem onder de bloemblaadjes, bovenin hol maar aan de basis het vruchtbeginsel omsluitend.
 
''' receptacular ''' bloembodem betreffend, op de -- groeiend.
 
''' reclinate, reclined, reclining ''' 1) neergebogen: de top ve. blad of tak lager dan het aanhechtingspunt.  2) achteroverhellend.
 
''' rectangled, rectangular, rectangulate ''' rechthoekig.
 
''' rectilinear ''' rechtlijnig; ant. curvilinear.
 
''' rectinervate, rectinerved ''' rechtnervig: met rechte nerven.
 
''' recumbent ''' vlak op de bodem liggend.
 
''' recurved ''' teruggebogen; v. reflexed.
 
''' Red (Flowered) Hedgehog Cactus ''' Echinocereus triglochidiatus var. melanacanthus.
 
''' Red Lollipop ''' Gymnocalycium mihanovitchii cv. 'Hibotan'.
 
''' Red Pineapple Cactus ''' Sclerocactus erectocentrus (syn. Echinomastus acunensis, Neolloydia a.).
 
''' red spider, -- -- mite ''' spint, rode spintmijt: zeer kleine, ongeveer een halve millimeter, roodachtig gekleurde webmakende mijten vh. geslacht Tetranychus; ze zuigen sap bij voorkeur uit de zachte weefsels rond het groeipunt en kunnen verdorde bruine vlekken doen ontstaan; het wijfje legt honderden bolronde doorschijnende eitjes die na twee weken uitkomen; regelmatig nevelen houdt de vermeerdering tegen maar geeft bij succulenten natuurlijk problemen in de rustperiode; er zijn proeven gedaan met biologische bestrijding door roofmijten, bv. Phytoseiulus persimilis; opm. de foutieve benaming spider = spin wijst op het spinnewebachtige vlies dat ze maken.
 
''' Red Spined Barrel ''' Ferocactus gracilis.
 
''' Reddish Purple Prickly Pear ''' Opuntia violacea var. violacea.
 
''' redolent ''' welriekend, geurend, sterke geur verspreidend.
 
''' reduced ''' 1) verminderd aantal.  2) eenvoudiger.
 
''' reduplicate ''' vv. naar buiten gebogen randen; v. induplicate.
 
''' reflexed ''' teruggeslagen: scherp neer- of omgebogen, doorgaans een richtingsverandering van (bijna) 180°; bv. kroonbladen in de bloem van Cyclamen spp.; v. recurved, inflexed.
 
''' regeneration ''' regeneratie: hergroei van verwond weefsel, of groei van vervangende organen.
 
''' regma ''' in drie of meer delen uiteenvallende splitvrucht.
 
''' regnum ''' rijk; syn. kingdom; --  vegetabile = plantenrijk; syn. plant kingdom.
 
''' regular ''' regelmatig: straalgewijs symmetrisch, actinomorf, door meer dan één vlak in twee spiegelbeeldgelijke helften te verdelen; syn. actinomorph, symmetrical.  P)
 
''' rehydration ''' heropnemen van water; v. dehydration.
 
''' rejected ''' verworpen; -- name = -- naam: 1) z. nom.rejic.  2) alle namen anders dan de juiste, dus: ongeldige, niet wettig gepubliceerde, niet ve. beschrijving en/of type voorziene namen en ook alle synoniemen; ant. accepted name.
 
''' relative humidity ''' relatieve vochtigheid: verhouding in procenten tussen de hoeveelheid waterdamp die de lucht bij een bepaalde temperatuur bevat en de hoeveelheid die deze maximaal bij die temperatuur kan bevatten; beïnvloedt de verdamping en de verspreiding van plantenziekten.
 
''' relict ''' 1) levend fossiel: een primitieve overlevende uit vroegere perioden; bv. Japanse Noteboom, Ginkyo (Ginkgo) biloba; syn. living fossil.  2) plant die uit een vroegere periode op een standplaats achtergebleven is; bv. een typisch Scandinavische soort die op een enkele plaats nog in ons land te vinden is, kan een relict uit de ijstijd zijn.
 
''' reniform ''' niervormig, btr. bladvorm: kort en breed, slippen aan de voet stomp.  D)
 
''' remontant ''' tweede of meerdere bloeiperiode(n) vertonend.
 
''' remote ''' afgezonderd, verder van elkaar verwijderd dan normaal.
 
''' repand ''' geschulpt, btr. bladrand: insnijdingen en uitsteeksels stomp, minder sterk dan gegolfd;  v. sinuate.
 
''' repellent ''' afweermiddel, afschrikmiddel: chemische stof die dierlijke vijanden op een afstand houdt.
 
''' repent ''' kruipend, btr. stengel: liggend en wortelend op de knopen. B); syn. creeping.
 
''' replicate ''' teruggevouwen; bv. de kroonbladen van Duvalia spp.
 
''' replum ''' tussenschot tussen de twee hokjes in de vruchten van Kruisbloemigen, Brassicaceae (Cruciferae).
 
''' repotting ''' verpotten: plant overbrengen naar een zonodig grotere pot met verse grond: v. over-potting, under-potting..
 
''' reproduction ''' voortplanting: geslachtelijke vermenigvuldiging; v. vegetative --.
 
''' resin ''' hars: afscheidingsproduct van bepaalde planten, ihb. bij verwonding; onoplosbaar in water, oplosbaar in alcohol; -- duct = harskanaal: netwerk van kanalen in hout van jonge coniferen, waarin hars wordt opgeslagen als bijproduct vd. stofwisseling; v. rosin.
 
''' resiniferous, resinous ''' hars bevattend, hars producerend; bv. de knopschubben vd. Kastanje.
 
''' resistent ''' resistent: weerstand biedend, bestand tegen.
 
''' resistance ''' resistentie: 1) vermogen ve. plant om de werking ve. ziekteverwekker tegen te gaan, zodat de groei niet nadelig beinvloed wordt; ant. susceptibility.  2) btr. ziekteverwekker of plaag: bestand tegen fungicide of insecticide.
 
''' respiration ''' ademhaling: het omgekeerde proces vd. fotosynthese, waarbij suikers via vele tussenproducten worden afgebroken tot water en kooldioxide, er komt energie vrij en zuurstof wordt opgenomen; v. assimilayion, photosynthesis.
 
''' respiratory ''' root z. pneumatophore.
 
''' resting ''' period z. dormancy.
 
''' resupinate ''' omgekeerd in stand, door een slag in de as ondersteboven staand; bv. de bloemen vd. meeste Orchideeën.
 
''' reticulate, reticulated, reticulose ''' netaderig: netvormig geaderd door zeer lichte groefjes of verkleuringen die de adertjes in een blad markeren: v. anastomosing, netted.
 
''' retinaculate ''' vv.  retinaculum.
 
''' retinaculum ''' verbindingsbrug tussen twee stuifmeelklompjes uit naast elkaar gelegen helmhokjes bij Stapelia spp. &c. met in het midden een pijlvormig puntje; z. corpusculum; v. pollinium.
 
''' retinerved ''' : netnervig; v. reticulate.
 
''' retroflexed ''' scherp achterovergebogen.
 
''' retrorse ''' achterover of omlaag gebogen.  L)
 
''' retroserrate ''' gezaagd, met de tanden naar de basis wijzend; v. serrate.
 
''' retuse ''' uitgerand, btr. bladtop: rond met een kleine inschulping aan het eind vd. middennerf;  v. emarginate.  E)
 
''' reversal ''' terugslag: opnieuw verschijnen ve. bij voorouders verloren gegaan kenmerk.
 
''' revision ''' revisie: wetenschappelijke bewerking ve. genus of familie waarbij op grond van nauwkeurige studie en vergelijking de indeling in soorten wordt herzien, bv. een variëteit ve. vroegere auteur wordt aanvaard als zelfstandige soort &c.; v. monograph.
 
''' revolute ''' teruggerold: naar beneden of achter omgerold; bv. de top van sommige bladeren;  v. involute, supervolute.
 
''' rhachilla ''' z. rachilla.
 
''' rhachis ''' z. rachis.
 
''' rhaphe ''' z. raphe.
 
''' rhipidium ''' waaier: bloeiwijze, middelpuntvliedend met gesteelde bloemen in één vlak beurtelings links en rechts vd. as; bv. sommige leden vd. Lissenfamilie, Iridaceae.
 
''' rhizoid ''' 1) orgaan met uiterlijk en functie ve. wortel, evenwel anatomisch geen wortel; bv. varens, mossen &c.  2) wortelachtig.
 
''' rhizomatous ''' wortelstok vormend of bezittend; op een -- gelijkend.
 
''' rhizome ''' wortelstok: langgerekt neestal horizontaal groeiend ondergronds stengeldeel; opm. uit de aanwezigheid van leden, knopen en soms bladeren blijkt dat het een stengel is; syn. rootstock. A)
 
''' rhizomorph ''' op een worteltje gelijkend strengetje myceliumdraden bij sommige paddestoelen.
 
''' rhizomorphoid, rhizomorphous ''' wortelvormig, wortelachtig.
 
''' rhizophore ''' bladloze aan de top wortels vormende stengel; bv. Engels Mos, Selaginella.
 
''' rhizosphere ''' kluit: het door het wortelstelsel doordrongen deel vh. substraat.
 
''' rhombate, rhomboid, rhomboidal ''' ruitvormig, btr. bladvorm: vierzijdig met spitse hoek aan de top en de voet, stompe hoeken aan de zijkanten.  D)
 
''' rib ''' 1) hoofdnerf: middennerf ve. blad of overeenkomstig orgaan.  2) rib; btr. cactus: doorgaans (vrijwel) verticale rij min of meer vergroeide tuberkels; syn. flute.
 
''' ribose ''' ribose: aldopentose, C5H10O5, CH2OH.CHOH.CHOH.CHOH.CHO; maakt deel uit van ribonucleïnezuur; v. RNA.
 
''' ribulose ''' ribulose: ketopentose, C5H10O5, CH2OH.CHOH.CHOH.CO.CH2OH; fosfaten van deze suiker zijn een belangrijk tussenproduct in het metabolisme van glucose.
 
''' ribulose-1,5-biphosphatecarboxylase/oxygenase ''' z. Rubisco
 
''' ridging ''' aanaarden: grond aanbrengen tegen de voet vd. stengel.
 
''' rigid ''' stijf, niet buigbaar.
 
''' ring-cephalium ''' z. cephalium.
 
''' ringent ''' gapend, btr. lipbloem: de lippen wijd geopend; syn, gaping; ant. personate; v. palate.
 
''' riparian ''' betrekking hebbend op, of levend op de oever ve. rivier of meer.
 
''' riverine ''' rivieroever, gebied grenzend aan een rivier.
 
''' RNA, ribonucleic acid ''' ribonucleïnezuur: verbinding van ribose, fosforzuur en organische basen.
 
''' Robbins Snowball ''' Escobaria robbinsorum (syn. Coryphantha r.).
 
''' Robust Claret-cup Hedgehog ''' Echinocereus triglochidiatus var. gonacanthus.
 
''' rockery, rockgarden ''' rotstuin: speciaal voor rotsplanten (alpenplanten), bv. Sempervivum, aangepast bed van rotsblokken, stenen ed. met grond ertussen; opm. in ons vlakke land moet men op een zonnige plek zorgen voor een zeer goede afwatering door niveauverschil en een zeer doorlatende ondergrond van bv. puin; v. scree 2).
 
''' rogue ''' toevallige variant, afwijking vh. normale; slaat doorgaans op een afwijking in ongunstige richting.
 
''' root ''' wortel; syn. radix; --cap z. calyptra; -- hair = wortelhaar: lang uitgegroeide cel uit de opperhuid ve. wortel die het vocht en de voedingszouten uit de bodem opneemt; syn. fibril; opm. niet te verwarren met haarwortel: de fijnste wortelvertakkingen; -- nodule z. nodule; primary -- = eerste wortel ve. plant, ontwikkelt zich uit het worteltje vd. kiemplant, v. radicle; --stock z. root-stock; -- succulent z. root succulent.
 
''' root bug ''' wortelluis, Rhizoecus cacticans: gelijkt sterk op de wolluis door het omhulsel van witte wol, maar de beestjes zijn wit van kleur; ze prefereren een droog milieu en kunnen zich in de rustperiode als de planten droog gehouden worden sterk uitbreiden.
 
''' rootcap ''' wortelmutsje; z. calyptra.
 
''' root ''' hair z. root; -- hair.
 
''' rooting ''' 1) wortelend: wortels vormend.  2)  beworteling: tot wortelvorming brengen.
 
''' rootlet ''' worteltje: 1) z. radicle.  2) z. rhizoid 1).
 
''' root ''' nodule z. nodule.
 
''' root rot ''' wortelrot: plantenziekte, veroorzaakt door verschillende soorten schimmels; bv. Fusarium, Phytophthora.
 
''' rootstock ''' wortelstok; v. rhizome.
 
''' root succulent ''' wortelsucculent: plant waar de vochtreserve hoofdzakelijk in de wortel is opgeslagen, bv. Peniocereus spp.
 
''' rosaceous ''' 1) tot de Rozenfamilie, Rosaceae behorend.  2) bloem met vijf kroonbladen hebbend, als Rosa spp.  3) roze van kleur.
 
''' rosarium ''' rozentuin.
 
''' rosary ''' bed met rozen, deel vd. tuin waar rozen groeien.
 
''' rose ''' 1) roze.  2) sproeikop ve. gieter of tuinslang.
 
''' Rose Beehive ''' Coryphantha vivipara var. rosea; opm. vermoedelijk overgeplaatst naar Escobaria.
 
''' Rose Root ''' Sedum roseum, naar de geur vd. wortels.
 
''' rosette ''' rozet: dicht geplaatste groep van bladeren; bv. Sempervivum, Aeonium; z. rosular.
 
''' rosin ''' hars; inb. het uit ruwe hars verkregen residu nadat de terpentijn eruit gedestilleerd is; v. resin.
 
''' rostellate ''' vv. klein snavelvormig aanhangsel.
 
''' rostrate ''' gesnaveld: met snavel of snavelvormig orgaan; syn. beaked.
 
''' rostrum ''' snavel: snavelvormig aanhangsel.
 
''' rosular, rosulate ''' rozetvormig: bladeren in een dicht opeengedrongen groep, naar alle zijden uitgespreid, vaak aan de stengelvoet; bv. Agave spp., Aeonium spp., Sempervivum spp.; v. caulescent.
 
''' rotate ''' radvormig, btr. bloemvorm: vergroeidbladige kroon met korte bloembuis en grote weinig ingesneden vlakke zoom; v. stellate Q)
 
''' rotenone ''' rotenon: werkzaam bestanddeel vh. insectenbestrijdingsmiddel derris, formule C23H22O6; v. derris.
 
''' rotund ''' rond, als een cirkelboog; v. orbicular.
 
''' rotundate, rounded ''' afgerond, ihb. van --e einden of hoeken.
 
''' rubescent ''' rood verkleurend, roodachtig; syn. erubescent.
 
''' rubicund ''' rood aangelopen.
 
''' rubiginose ''' roestkleurig, roestrood; syn. ferruginous.
 
''' Rubisco ''' verkorting van ribulose-1,5-biphosphatecarboxylase/oxygenase, enzym dat de binding van koolstofdioxide bij de fotosynthese katalyseert.
 
''' rubrication ''' rode lijnen en stippen op de vlakke top van bepaalde Lithops spp.
 
''' ruderal ''' ruderaal: groeiend op plaatsen die door menselijk ingrijpen verstoord zijn, bv. afgravingen, puinstort, pas opgehoogde grond.
 
''' rudiment ''' onvolledig ontwikkeld overblijfsel.
 
''' rudimentary ''' rudimentair: onvolledig ontwikkeld, een overblijfsel ve. orgaan dat in een eerder stadium of bij verre voorouders nog een functie had; v. suppressed, vestigial.
 
''' rufescent ''' dofrood verkleurend.
 
''' rufous ''' roodgeel, rossig, ook dofrood.
 
''' rugose ''' gerimpeld, rimpelig; btr. blad met (iets) verzonken adertjes en verheven tussenruimten; v. bullate  M)
 
''' rugulose ''' fijn gerimpeld, fijn rimpelig; z. rugose.
 
''' ruminate ''' gevlekt: weefsel met lichte en donkere plekken met onregelmatige grenzen; bv. muskaatnoot.
 
''' runcinate ''' zaagvormig, btr. bladvorm: omgekeerd-lancetvormig tot spatelvormig met grove onregelmatige insnijdingen en naar de bladvoet gerichte uitsteeksels; bv. Paardebloem.  D)
 
''' runner ''' uitloper: lange dunne al of niet ondergrondse stengel die aan de knopen en/of top bewortelt en aan de top jonge plantjes vormt; bv. Aardbei, Sempervivum spp.; syn. stolon, sarmentum;  v. repent.
 
''' rural ''' landelijk.
 
''' rushlike ''' rusachtig: op een Rus gelijkend; Russenfamilie, Juncaceae.
 
''' rust ''' roest: plantenziekte, roestkleurige vlekken veroorzaakt door schimmels.
 
''' rutilant ''' roodachtig glanzend.
 
''' S ''' chemisch symbool vh. element zwavel, z. sulfur.
 
''' sabuline, sabulose, sabulous ''' zandig, zandhoudend; syn. arenaceous, sandy.
 
''' Sacamatraca ''' Peniocereus spp.
 
''' Sacamecate ''' Calibanus hookeri.
 
''' Sacasil ''' Echinocereus poselgeri (syn. Wilcoxia p.).
 
''' saccate ''' zakvormig, vv. -- aanhangsel.
 
''' saccharase ''' z. invertase.
 
''' saccharose ''' z. sucrose.
 
''' Sagebrush ''' struikgewas vd. westelijke staten der USA, Artemisia spp., ihb. A. tridentata; -- State = Nevada.
 
''' sagittal ''' betr. doorsnede: evenwijdig aan de lengteas; v. radial 3).
 
''' sagittate ''' pijlvormig, btr. bladvorm: spitse top en slippen aan de bladvoet eveneens spits; v. hastate.  F)
 
''' Saguaro, Sahuaro ''' Carnegiea gigantea, ook Giant --.
 
''' Saguaro ''' Virus z. SV.
 
''' salicetum ''' verzameling levende wilgen.
 
''' saliferous ''' zouthoudend, zoutbevattend.
 
''' saline ''' zouten, ihb. keukenzout, NaCl, bevattend.
 
''' salsuginose, salsuginous ''' zoutminnend: in brak water of op door brak water overspoeld land groeiend; syn. halophytic.
 
''' salverform, salver-shaped ''' trompetvormig, btr. bloemvorm: lange bloembuis en ongeveer haaks daarop staande smallere zoom; syn. hypocrateriform.
 
''' samara ''' gevleugelde vrucht met één zaad; bv. Iep, Ulmus spp.  W)
 
''' Sammons' ''' Opuntia Virus z. SOV.
 
''' Sand Cholla ''' Opuntia pulchella (syn. Corynopuntia p.).
 
''' Sand Dollar ''' Astrophytum asterias.
 
''' San Pedro Cactus ''' Trichocereus pachanoi.
 
''' San Raphael Swell Cactus ''' Pediocactus despainii.
 
''' sap ''' sap: algemene naam voor waterig vocht in een plant.
 
''' sapling ''' jonge boom.
 
''' saponin ''' plantaardige glycosiden die met water een schuimende oplossing geven.
 
''' sapromyophilous ''' door aasvliegen bestoven wordend.
 
''' sapromyophily ''' bestuiving door aasvliegen.
 
''' saprophyte ''' saprophyt, afvalplant: plant, doorgaans zonder bladgroen, zich voedend met dood organisch materiaal; bv. sommige paddestoelen (andere paddestoelen leven parasitisch).
 
''' saprophitic ''' saprofitisch: zich voedend met dood organisch materiaal.
 
''' sapwood ''' z. alburnum.
 
''' sarment ''' lange, dunne, slappe twijg.
 
''' sarmentose, sarmentous ''' uitlopers vormend; syn. soboliferous, stolonate, stoloniferous.
 
''' sarmentum ''' lange slanke uitloper; z. runner; syn. stolon.
 
''' savanna, savannah ''' savanne: 1) boomloze vlakte met her en der doornachtige struiken in het zuiden der USA, ihb. Florida; v. llano, pampa, prairie, steppe, veld.  2) tropisch of subtropisch grasland met verspreide boomgroepen.
 
''' saxatile, saxicoline, saxicolous ''' op of tussen rotsen groeiend.
 
''' scab ''' schurft: groep plantenziekten, veroorzaakt door bacteriën en schimmels; kenmerkend zijn ruwe kurkachtige vlekken.
 
''' scaberulous ''' fijn ruw; v. scabrous; syn. scabrescent, scabridulous. scabrate = enigszins ruw; v. scabrous.
 
''' scabrescent ''' z. scaberulous.
 
''' scabrid ''' licht ruw; v. scabrous.
 
''' scabridulous ''' z. scaberulous.
 
''' scabrous ''' ruw, bedekt met verspreide haren, niet rechtopstaand, op doorgaans iets gezwollen basis; bv. Smeerwortel, Symphytum officinale.
 
''' scalariform ''' laddervormig: met dwarsmarkeringen; bv. de wand van sommige cellen.
 
''' scald, scalding ''' verbranding: aantasting van bladeren of stengels van kasplanten tengevolge van hoge temperatuur en niet afgeschermde zonnestraling; syn. scorch, scorching.
 
''' scale ''' 1) schub: ieder klein, vlak aanliggend, gewoonlijk droog blad of steunblad, vaak sterk gereduceerd.  2) houtige schub ve. coniferenkegel.  3) schaal: vergroting of verkleining ve. afbeelding.
 
''' scale insect ''' schildluis, dopluis: insecten vd. Coccidae familie; de jonge exemplaren bewegen zich vrij over de planten en moeten in dat stadium bestreden worden, v. crawler; de volwassen wijfjes zetten zich vast op bij voorkeur zachte delen vd. plant en zuigen het sap waarmee ze zich voeden, zich verschuilend onder het tot een dopje uitgegroeide rugschild, daaronder worden de eieren gelegd.
 
''' scaly ''' geschubd, met schubben.
 
''' scalloped ''' z. crenate.
 
''' scandent ''' klimmend: btr. stengel die geen eigen richting heeft maar ieder steunsel volgt waaraan op enige wijze houvast verkregen kan worden; bv. Klimop, Hedera helix, Oostindische Kers, Tropaeolum majus; v. anfractous, twining, voluble = windend.
 
''' scanning ''' electron microscope z. electron microscope.
 
''' scant ''' karig, schraal, gering.
 
''' scape ''' onbebladerde bloemsteel die slechts één bloem of hoofdje draagt; bv. Cyclamen spp.
 
''' scaphoid ''' bootvormig; syn. boat-shaped, cymbiform, navicular.
 
''' scapose ''' bloemdragend op een onbebladerde bloemsteel.  O)
 
''' scarify, scarification ''' afschuren of etsen met een chemisch middel vh. oppervlak ve. dikwandig hard zaad om wateropname en daarmee het kiemen te vergemakkelijken; opm. oa. toegepast bij het zaaien van Opuntia zaden.
 
''' scarious ''' vliesachtig, droogvliezig: dun en droog met verschrompeld uiterlijk; bv. omwindselblaadje van sommige Centaurea spp.
 
''' Scarlet Ball Cactus ''' Parodia haselbergii (syn. Brasilicactus h.).
 
''' scent ''' geur; v. odor.
 
''' scented ''' geurend.
 
''' schizocarp ''' splitvrucht: vrucht uiteenvallend in zich niet openende eenzadige hokjes; bv. Oost-Indische Kers heeft een drievoudige --. W)
 
''' sciara fly ''' zwarte vlieg, sciaravlieg, varenrouwmug: tot de familie Sciaridae behorend klein zwart mugje dat zich vooral op vochtige grond ophoudt; schadelijk zijn de tot 4 mm grote vraatzuchtige larven die bv. aan zaailingen grote schade kunnen toebrengen doordat ze de wortelpunten aanvreten en van daaruit de plant binnendringen en uithollen; syn. fungus gnat; v. army worm.
 
''' scientific name ''' wetenschappelijke naam; v. vernacular name; z. binomial, trinomial, quadrinomial.
 
''' schizogeny ''' vorming ve. holte tussen cellen door loslaten vd. celwanden. 
 
''' scimitar-shaped ''' z. acinaciform.
 
''' scion ''' entling, entstuk: bij een geënte plant het deel dat op de onderstam staat; opm. ook cion gespeld; syn. graft.
 
''' sciophilous ''' schaduwminnend.
 
''' sciophyte ''' schaduwplant: de volle zon mijdende plant.
 
''' sclereid ''' steencel: cel zonder levende inhoud met zeer dikke verhoute wanden, min of meer rond van vorm; vaak enkelvoudig of in kleine groepen in ander weefsel; bv. in het vruchtvlees van peren; syn. brachysclereid.
 
''' sclerenchyma ''' sclerenchym: weefsel bestaand uit dikwandige houtige cellen zonder levende celinhoud.
 
''' sclerify ''' verhouten: zich omzetten in sclerenchym.
 
''' sclerification ''' verhouting: omzetting in sclerenchym.
 
''' sclerocaulous ''' vv. harde houtige stengel.
 
''' sclerocauly ''' het vóórkomen van veel sclerenchym in de stengel; bv. bij sommige woestijnplanten.
 
''' scleroid ''' z. indurate.
 
''' sclerophyllous ''' hardbladig: vv. harde, stijve en droogteresistente bladeren.
 
''' sclerophylly ''' het vóórkomen van veel sclerenchym in de bladeren; bv. bij sommige woestijnplanten.
 
''' sclerotium ''' sclerotium: overblijvend orgaan van sommige schimmels, dicht netwerk van mycelium met hard donker omhulsel; bv. Moederkoren, het -- van Claviceps purpurea die woekert in de vruchtbeginsels van rogge; v. ergot.
 
''' scobicular, scobiform ''' met zaagselachtig uiterlijk.
 
''' scopiform ''' bezemvormig, in bundels; syn. fascicular.
 
''' scorch, ''' scorching z.  scald, scalding.
 
''' scorched ''' verbrand.
 
''' scorpioid ''' gekromd aan het eind; -- cyme = middelpuntvliedende bloeiwijze: schijnbaar eenzijdig geplaatste vertakkingen afwisselend tegenover elkaar staand langs de schijnas; v. helicoid cyme.
 
''' scree ''' 1) puinhelling: los, vrij fijn puin aan de voet ve. steile bergwand.  2) verhoogd bed met onderlaag van grind of scherven van stenen potten, dakpannen &c. voor (rots)planten die een goede afwatering nodig hebben; v. rockery.
 
''' scrobiculate ''' btr. oppervlak: met veel kleine langwerpige ondiepe putjes; v. foveolate.
 
''' scrub ''' vegetatie bestaand uit struiken en dwergvormen van bomen, vaak zeer dicht; bv. chaparral.
 
''' scutate ''' schildvormig; z. peltate; syn. clypeate.  F)
 
''' scutelliform ''' als patelliform maar ovaal.
 
''' scutillum ''' schildje: kiemblad ve. graskiempje.
 
''' SDP ''' z. short-day plant.
 
''' sea ''' mile z. nautical mile.
 
''' Sea Urchin Cactus ''' Zeeëgelcactus, Astrophytum asterias.
 
''' sebaceous ''' talkachtig, vetachtig.
 
''' sebiferous ''' wasdragend, vv. waslaag.
 
''' sec., afk. Lat. secundum ''' volgens; bv. sec. Ritter. = volgens Ritter.
 
''' secateur ''' snoeischaar; v. pruning shears.
 
''' secondary growth ''' secundaire diktegroei: toename vd. doorsnede van bv. een stengel door celdeling in het cambium.
 
''' sect. ''' afk. section 1).
 
''' section ''' 1) sectio, sectie: taxon dat in rang tussen ondergeslacht (subgenus) en reeks (series) ligt; afk. sect.  2) doorsnede; transverse -- = dwarsdoorsnede; longitudal -- = lengtedoorsnede.
 
''' secund ''' eenzijdig: slechts aan één zijde geplaatst, bv. bloemen in sommige bloeiwijzen; syn. unilateral; v. equilateral.
 
''' seed ''' zaad: de gerijpte bevruchte zaadknop met de kiem, het jonge plantje, als essentiëel onderdeel; syn. semen.
 
''' seed ''' coat z. testa.
 
''' seedling ''' zaailing: uit zaad gegroeid jong plantje.
 
''' segment ''' een der delen ve. blad, steunblad, kelk- of kroonblad dat ingesneden is, maar niet zo diep dat het samengesteld is.
 
''' segregate ''' afscheiding: taxon dat uit een groep verwijderd is en opgevat wordt als onderscheiden van, maar nauw verwant met, de oorspronkelijke groep.
 
''' segregated ''' afgescheiden.
 
''' seismonasty ''' beweging ve. plant als reactie op schok of trilling; v. haptonasty.
 
''' selection ''' selectie: veredelingsprocedure, na kruising worden uit de verkregen hybriden de beste uitgezocht; met het zaad daarvan wordt verder gekweekt, als dit jarenlang voortgezet wordt kan men een beter ras of cultivar verkrijgen v. natural selection.
 
''' selective weedkiller ''' herbicide dat alleen bepaalde groepen planten verdelgt; v. (2,4-dichlorophenoxy)acetic acid.
 
''' self-compatible ''' zelffertiel: in staat zaad te vormen na bestuiving met eigen stuifmeel; syn. self-fertile; ant. self-sterile; v. self-pollination.
 
''' self-fertile ''' z. self-compatible.
 
''' self-incompatible ''' zelfsteriel: niet in staat zaad te vormen na bestuiving met eigen stuifmeel, zodat kruisbestuiving met stuifmeel ve. ander exemplaar van dezelfde soort noodzakelijk is; syn. self-sterile; ant. self-fertile, self-compatible.
 
''' selfing ''' zelfbestuiving: kunstmatige bestuiving ve. bloem met eigen stuifmeel.
 
''' self-pollination ''' zelfbestuiving: natuurlijke stuifmeeloverdracht op stampers van dezelfde bloem, bloemen van dezelfde plant of ve. ander exemplaar van dezelfde kloon; syn. autogamy, inbreeding, orthogamy; v. allogamy, crossing, cross-pollination, outbreeding, phytogamy, selfing.
 
''' self-pruning ''' het afstoten van twijgjes of kleine takken bij bepaalde bomen, ihb. wilgen en populieren; v. abscission, pruning.
 
''' selliform ''' zadelvormig.
 
''' SEM ''' z. microscope; scanning electron --.
 
''' Semaphore Cactus ''' Opuntia spinosissima, ook O. leucotricha.
 
''' semen, mv. semina ''' zaad; z. seed.
 
''' semi- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: half; z. het grondwoord.
 
''' semi-amplexicaul ''' halfstengelomvattend, btr. ongesteeld blad: de bladvoet omgeeft de stengel slechts gedeeltelijk; v. amplexicaul.
 
''' semi-desert ''' halfwoestijn: schaars begroeid door geringe regenval, overgang tussen woestijn en droge graslanden.
 
''' semi-double ''' bloem met slechts een beperkt aantal extra kroonbladeren, niet echt een goed gevulde dubbele bloem; opm. merkwaardige term: 'half-dubbel' zou enkel zijn!
 
''' semi-evergreen ''' vaste plant met elk jaar afstervende stengels, die het volgende jaar vervangen worden door nieuwe scheuten; v. evergreen.
 
''' semifloret, semifloscule ''' lintbloem in Composieten; syn. ray 1).
 
''' semifloscular, semiflosculose, semiflosculous ''' lintvormig; syn. ligulate, liguliform.
 
''' semilocular ''' btr. vruchtbeginsel: met inkomplete tussenschotten.
 
''' seminal ''' zaad betreffend.
 
''' seminiferous ''' zaad voortbrengend, zaaddragend.
 
''' semi-parasite ''' halfparasiet: parasitische plant die zijn water en voedingsstoffen aan de waardplant onttrekt, maar dankzij groene bladeren wel zelf kan assimileren; bv. Maretak, Viscum album.
 
''' semipermeable ''' halfdoorlatend; bv. de laag cytoplasma om de vacuole in een cel laat wel water door maar geen, of slechts selectief, opgeloste stoffen.
 
''' semishrub ''' z. subshrub.
 
''' semiterete ''' halfrond, halfcylindrisch: vlak aan één zijde en cylindrisch aan de andere.
 
''' sempervivum ''' rust z. Endophyllum sempervivi.
 
''' Semps ''' liefhebbersnaam voor de groep Sempervivum, Jovibarba en Rosularia.
 
''' senescense ''' veroudering.
 
''' senescent ''' verouderend, bv. een moerplant waar zoveel stek van gesneden is dat hij beter vervangen kan worden.
 
''' Senita, (-- Cactus) ''' Pachycereus schottii (syn. Lophocereus s.).
 
''' sensitive ''' prikkelbaar; bv. Kruidje-roer-me-niet, Mimosa pudica.
 
''' sensu ''' zin, betekenis; -- RITTER = bv. achter de naam ve. genus: in de -- die R. er aan geeft;  -- auctt. = in de -- die vele auteurs er aan geven; -- auctt. omnium = in de -- die er algemeen door auteurs aan gegeven wordt; -- latiore = in uitgebreide --; -- lato = in ruime --; -- stricto = in engere --.
 
''' sepal ''' kelkblad: deel vd. buitenste krans bloembekleedsels, doorgaans groen en bladachtig; v. petal, tepal.
 
''' sepaloid ''' op een kelkblad gelijkend; bv. omwindselblad of kroonblad.
 
''' sept-, septem- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: zeven; z. het grondwoord.
 
''' septate ''' afgescheiden: in vakjes verdeeld door een tussenschot of scheidingswand; v. septum.
 
''' septemfoliolate ''' zeventallig, btr. handvormig samengesteld blad.
 
''' septentrional ''' noordelijk; syn. boreal; v. austral, meridional.
 
''' septicidal ''' schotverdelend; -- capsule = --e doosvrucht: de vruchtwand openspringend langs de lijn waar het inwendige tussenschot de wand raakt, vaak wordt het tussenschot overlangs gespleten; v. dissepiment.  W)
 
''' septifragal ''' schotverbrekend: -- capsule = --e doosvrucht: de vruchtwand openspringend langs de lijn waar het inwendige tussenschot de wand raakt, de kleppen raken los vh. tussenschot dat blijft zitten.
 
''' septitorose ''' ribbelig: cylindrisch met afwisselend verdikkingen en verengingen.
 
''' septum, mv. septa ''' tussenschot: scheidingswand in een vrucht(beginsel), ontstaan door vergroeiing vd. toegevouwen vruchtbladen; syn. dissepiment; spurious --  =  vals --, niet ontstaan uit de randen der toegevouwen en vergroeide vruchtbladen; syn. false dissepiment.
 
''' septulate ''' valse tussenschotten bevattend; z. septum, spurious --.
 
''' seq., afk. Lat. sequens ''' volgende; et seqq. afk. Lat. et sequentes = en de volgende.
 
''' seriaceous ''' z. sericeous.
 
''' serial, seriate ''' in series, gewoonlijk: in kransen of schijnkransen.
 
''' sericate ''' zijdeachtig behaard, bedekt met zijdeachtige haren.
 
''' sericeous ''' zijdeachtig; syn. silky.  K)
 
''' series, mv. series ''' reeks: taxon dat in rang tussen sectie en soort ligt.
 
''' serotinous ''' later verschijnend, bloeiend, vruchtzettend, zaadgevend dan verwante soorten.
 
''' serrate ''' gezaagd, btr. bladrand: insnijdingen en uitsteeksels scherp  G); v. retroserrate.
 
''' serrulate ''' fijn gezaagd; v. serrate.  G)
 
''' sessile ''' zittend: btr. een blad zonder bladsteel of een bloem zonder bloemsteel.  G)
 
''' seta, mv. setae ''' stekelhaar: stevige dunne harde haar.
 
''' setaceous ''' stekelharig: bedekt met stekelharen; syn. setose.
 
''' setiferous ''' vv. stekelharen.
 
''' setiform ''' stekelvormig: met de vorm ve. stekelhaar.
 
''' setose ''' z. setaceous.
 
''' setuligerous, setulose ''' fijn stekelharig: bedekt met fijne stekelharen; z. seta.
 
''' Seven Stars ''' Ariocarpus retusus.
 
''' sex- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: zes; z. het grondwoord.
 
''' sexine ''' buitenste laag vd. exine ve. stuifmeelkorrel; v. exine, intine, nexine.
 
''' sexual ''' geslachtelijk; ant. vegetative.
 
''' shard, ''' sherd z. crock.
 
''' sheath ''' 1) tongetje; z. syn. ligule.  2) huls: in meer algemene betekenis ieder min of meer buisachtig omhulsel ve. orgaan of deel daarvan.
 
''' Sheathes Cholla ''' Opuntia tunicata.
 
''' shoot ''' scheut, zijscheut: jonge tak vanuit de hoofdstengel of stam; pas boven de grond komende jonge stengel.
 
''' short-day plant, afk. SDP ''' korte-dag plant: plant bloeiend als reactie op het korter worden vd. daglichtperiode; opm. bij een dergelijke plant kan de bloei ingeleid worden door enige tijd lang kunstmatig de daglengte te verkorten; v. neutral-day plant, long-day plant, photoperiodism, photophile, photophobe.
 
''' short-shoot ''' z. spur 2).
 
''' shrub ''' struik, heester: meerjarige, houtige, vrij laag blijvende en aan de voet takken of stammetjes vormende plant, dus geen boom met een enkele stam; opm. meer een algemene dan een botanische term.
 
''' shrubbery ''' struikgewas, groep struiken.
 
''' shrublet ''' struikje, miniatuurstruik; syn. subshrub, halfshrub, undershrub.
 
''' Si ''' chemisch symbool van het element silicium; z. silicon.
 
''' sibling ''' z. sibs.
 
''' sibs ''' afk. van siblings: groep planten afkomstig van zelfbestuiving of van kruisbestuiving tussen genetisch overeenkomende planten.
 
''' sic ''' aldus, zo staat er woordelijk.
 
''' (sic!) ''' vestigt de aandacht op een afwijking, spelfout of vergissing in een oorspronkelijk citaat, dat dus juist geciteerd is.
 
''' sieve area ''' zeefveld: gebied in de wand tussen twee zeefcellen waar door oplossing van wandmateriaal poriën zijn ontstaan die verbinding tussen protoplasma van naburige cellen mogelijk maken.
 
''' sieve element ''' zeefcel: verticaal transportelement in het floeem, cel waarvan de dwarswanden en soms ook plaatselijk de andere wanden van poriën voorzien zijn.
 
''' sieve plate ''' zeefplaat: dwarswand van zeefcel die over het gehele oppervlak geperforeerd is; syn. perforation plate.
 
''' sigillate ''' ahw. gemerkt met afdrukken ve. lakstempel; bv. sommige wortelstokken. 
 
''' sigmoid ''' S-vormig.
 
''' silica ''' siliciumdioxide, kiezel; -- gel = silicagel: speciale vorm die als droogmiddel gebruikt wordt.
 
''' silicious ''' kiezelzuurdeeltjes bevattend.
 
''' silicle, silicula ''' hauwtje: korte vrucht van sommige Kruisbloemigen, Brassicaceae (Cruciferae), niet meer dan 2 ... 3 maal zo lang als breed; v. silique.
 
''' silicon ''' silicium, vast chemisch element, niet-metaal, symbool Si; siliciumverbindingen vormen het hoofdbestanddeel van vele gesteenten.
 
''' silique, siliqua ''' hauw: lange smalle vrucht van sommige Kruisbloemigen, Brassicaceae (Crucifera), meer dan 3 maal zo lang als breed; v. silicle; hauw en hauwtje zijn tweehokkige doosvruchten met een vals tussenschot, als de kleppen openspringen blijven deze aan de top vastzitten terwijl de zaden eerst nog aan het tussenschot blijven hangen.
 
''' silky ''' zijdeachtig; syn. sericeous.  K)
 
''' silt ''' stof: zeer fijn bodembestanddeel; deeltjesgrootte tussen klei en zand in, 0,002 - 0,05 mm.
 
''' Silver Cholla ''' Opuntia echinocarpa.
 
''' Silverskin ''' Argyroderma spp.
 
''' silviculture ''' bosbouw; v. forestry.
 
''' similar ''' oveneenkomstig.
 
''' similarity ''' oveneenkomst.
 
''' simple ''' enkelvoudig: btr. een blad dat niet samengesteld is of een niet vertakte bloeiwijze.
 
''' simulacrum ''' plant die een uiterlijke overeenkomst heeft met een andere, ahw. een bedrieglijke nabootsing; v. convergence.
 
''' sine Lat. ''' zonder.
 
''' sine comb., afk. Lat. sine combinatio ''' zonder combinatie: aanduiding dat bij indeling in een ander geslacht de nieuwe combinatie van geslachtsnaam en soortaanduiding nog niet geldig gepubliceerd is.
 
''' sine descr., afk. Lat. sine descriptio ''' zonder beschrijving.
 
''' sine num., afk. Lat. sine numero ''' zonder veld- of verzamelnummer; soms afgekort tot s.n.
 
''' singling ''' uitdunnen van zaailingen.
 
''' Singreen ''' Oud-Engelse naam voor Sempervivum tectorum.
 
''' sinistrorse ''' linksom, linksdraaiend: tegen de wijzers vd. klok in; syn. counter-clockwise; ant. dextrorse.
 
''' sinuate, sinuous ''' golvend, gegolfd, btr. bladrand: golvend in het vlak vd. bladschijf met stompe insnijdingen en uitsteeksels die niet diep genoeg zijn om gelobd genoemd te worden; v. crispate, repand, undulate.
 
''' sinus ''' insnijding: bij een gelobde of golvende bladrand de ruimte tussen twee uitsteeksels.
 
''' siphonaceous ''' buisvormig: betr. groeiwijze van sommige algen.
 
''' s.l., ''' sens. Lat. z. sensu latiore, -- lato.
 
''' Slipper Flower ''' Pedilanthus spp.
 
''' slug ''' naaktslak: slak zonder huisje, vooral bij een vochtige periode een gevaar voor in de buitenlucht geplaatste planten, met hun rasptong vreten ze bij voorkeur jonge sappige delen aan en kunnen flinke gaten veroorzaken; ze verschuilen zich overdag onder stenen en op andere vochtige plaatsen maar verraden zich door het achtergelaten slijmspoor; v. snail.
 
''' Small-spined Cream Pincushion ''' Mammillaria meiacantha (syn. M. gummifera var. m.).
 
''' smooth ''' glad, kaal, niet harig; syn. glabrous.
 
''' Smooth Prickly Pear ''' Opuntia laevis (syn. O. phaecantha var. l.). 
 
''' smut ''' brand; door parasitische schimmels uit de orde Ustilaginales veroorzaakte plantenziekte, gekenmerkt door de zwarte of bruine poederachtige sporenmassa; treedt vooral op bij granen waar het vruchtbeginsel overwoekerd wordt.
 
''' s.n. ''' z. sine num.
 
''' snail ''' huisjesslak; v. slug.
 
''' Snake Cactus ''' Pediocactus simpsonii, ook Pediocactus serpentinus (syn. Nyctocereus s.).
 
''' Snake Cholla ''' Opuntia parryi var. serpentinica.
 
''' snapping ''' beetle z. wire worm.
 
''' Snowball Beehive ''' Escobaria orcuttii (syn. Coryphantha o.).
 
''' Snowball Cactus ''' Mammillaria oliviae.
 
''' Snowy Cactus ''' Mammillaria nivosa.
 
''' Soap Tree ''' Yucca elata.
 
''' sobole ''' ondergrondse uitloper.
 
''' soboliferous ''' scheutenvormend door ondergrondse uitlopers of wortelstokken  A, B); syn. sarmentose, stolonate.
 
''' sod ''' graszode; syn. turf.
 
''' sodding ''' graszoden leggen om een gazon te maken.
 
''' softwood ''' zacht hout: hout van naaldbomen of bepaalde loofbomen; v. hardwood.
 
''' soil ''' teelaardelaag, teeltlaag, bouwvoor: bovenste laag vd. bodem die bewerkt wordt en waar planten groeien; bestaat uit minerale deeltjes van allerlei afmeting, organisch materiaal in allerlei stadia van ontleding, voedingsstoffen, dierlijke en plantaardige organismen; -- profile = bodemprofiel: ligging der bouwvoor en de lagen daaronder tot een diepte van bijna een meter zoals zichtbaar aan een rechtafgestoken wand ve. pas gegraven kuil; -- texture = bodemtextuur = samenstelling vd. bodem met betrekking tot de afmetingen vd. minerale deeltjes; heeft grote invloed op de beluchting en de vocht-voorziening ; v. clay, sand, silt, topsoil.
 
''' soilless compost ''' op turf of gecomposteerde cocosvezel gebaseerd grondmengsel.
 
''' soleiform ''' z. calceiform.
 
''' solitary ''' alleenstaand: met één hoofdas, niet spruitend of groepenvormend.
 
''' solstitial ''' op de zomer betrekking hebbend; v. autumnal, hiemal, vernal.
 
''' somatic ''' het vegetatieve deel vd. plant betreffend; -- cell = lichaamscel: alle cellen, behalve sporen of geslachtscellen.
 
''' sopoforic ''' slaapverwekkend.
 
''' sordid ''' btr. kleur: vuil; bv. -- yellow = vuilgeel.
 
''' soriferous ''' sporenhoopjes dragend.
 
''' soredium, mv. soredia ''' knopjes op een Korstmos, bestaand uit enkele cellen vh. wier omringd door zwamdraden; dienen voor de ongeslachtelijke voortplanting.
 
''' soriferous ''' sporenhoopjes dragend.
 
''' sorosis ''' z. multiple, -- fruit.
 
''' sorus, mv. sori ''' sporenhoopje ve. varenblad.
 
''' Sotol ''' Dasylirion wheeleri, ook D. leiophyllum &c.; sotol = alcoholische drank uit Dasylirion leiophyllum.
 
''' Southern Spineless Cactus, -- -- Prickly Pear ''' Opuntia stricta.
 
''' SOV, afk. Sammons' Opuntia Virus ''' in diverse Opuntia spp. aangetroffen virus; er zijn aanwijzingen dat het een gevlekt uiterlijk kan veroorzaken.
 
''' sp., afk. Lat. species, mv. species ''' soort; sp.dub., afk. Lat. species dubium, mv. species dubia = twijfelachtige soort(en), soort waarvan nog onvoldoende gegevens bekend zijn, bv. geen bloemen of vruchten; sp.n., sp.nov., afk. Lat. species nova = nieuwe soort; syn. n.sp.
 
''' spadix ''' bloeikolf: bloeiwijze, kleine bloemen dicht bijeen om een dikke spil, doorgaans omhuld door een opvallend schutblad z. spathe; bv. Aronskelkfamilie, Araceae, Kalmoes, Acorus calamus, Aronskelk, Richardia africana, Anthurium hybriden.
 
''' spaghetti watering ''' watergeefsysteen waarbij elke pot of bak water krijgt via een dun slangetje dat ve. dikkere slang afgetakt is, door openen/sluiten van één kraan kan alles tegelijk van water voorzien worden, ook een electronisch doseerapparaat kan tussengeschakeld worden.
 
''' span ''' oude lengtemaat: de afstand tussen top top van duim en pink bij een gespreide mannenhand, gelijk aan 9 inches of ca. 22 cm.
 
''' Spanish Bajonet ''' Yucca aloifolia.
 
''' Spanish Dagger ''' Yucca torryi, ook Y. gloriosa.
 
''' Spanish Dildo ''' Pachycereus hystrix syn.Lemairocereus hystrix.
 
''' Spanish Moss ''' Tillandsia usneoides.
 
''' spathaceous, spathal, spathed, spathous ''' vv. een bloemschede of daarop gelijkend; z. spathe.
 
''' spathe ''' bloemschede: schutblad om een bloemknop of een gehele bloeiwijze; bv. het gekleurde schutblad om de bloeikolf van    Aronskelkachtigen, Araceae; v. spadix.
 
''' spathulate, spatulate ''' spatelvormig, btr. bladvorm: omgekeerd-eivormig, bladschijf naar de voet toe in een lang en tenslotte zeer smal gedeelte uitlopend.  D)
 
''' spec. ''' afk. Lat. species; ook afgekort tot sp.
 
''' special ''' form z. forma specialis.
 
''' speciation ''' soortvorming: vorming van soorten gedurende het evolutieproces.
 
''' species, mv. species ''' soort: groep van onderling sterk overeenkomende planten die meer op elkaar gelijken dan op enige andere soort; opm. het schijnbare enkelvoud specie = muntgeld of mortel om te metselen!; enkel- en meervoud kunnen in de afkorting onderscheiden worden, respectievelijk sp. en spp.; ssp. = subspecies, ondersoort.
 
''' specific ''' op een soort betrekking hebbend.
 
''' specific epithet ''' soortaanduiding: het tweede deel ve. wetenschappelijke naam; syn. binary epithet; z. epithet.
 
''' specimen, mv. specimens ''' exemplaar; -- plant = tentoonstellingsexemplaar.
 
''' spec.nov., afk. species nova ''' nieuwe soort: vermelding achter de naam bij de nieuwbeschrijving ve. soort.
 
''' sperm ''' mannelijke gameet of voortplantingscel, heeft in de celkern de helft vh. aantal chromosomen in een gewone cel.
 
''' spermaphyte, spermatophyte ''' zaadplant; syn. phanerogam.
 
''' sphacelate ''' 1) verdroogd of verrot.  2) door rotting bruin of zwart gevlekt.
 
''' sphaeroid ''' z. spheroid.
 
''' sphaeroraphide ''' z. druse.
 
''' sphalm. ''' 1) afk. Gr. Lat. sphalma = fout, vergissing.  2) afk. sphalmate = bij vergissing; syn. in error.
 
''' sphenopsid ''' paardestaartachtige: tot de groep der Paardestaarten behorend, paardestaartachtige plant in het algemeen, fossiele soorten ihb.; opm. naar analogie van Paardebloem en Paddestoel is voor de spelling Paardestaart gekozen, ofschoon dat in het Groene Boekje niet voorkomt, zo ook Kattestaart.
 
''' spheroid ''' bolvormig overgaand naar ellipsoid; ook sphaeroid gespeld; v. oblate.
 
''' sphingophilous ''' door nachtvlinders bestoven wordend.
 
''' sphingophily ''' bestuiving door nachtvlinders.
 
''' spicate ''' aarvormig, op een aar gelijkend; v. spike.
 
''' spicule ''' 1) klein vlezig puntje of aanhangsel.  2) aartje; z. syn. spikelet.
 
''' spiculate ''' vv. aartjes; z. spicule 2), spikelet.
 
''' spider ''' spin: geen bedreiging voor planten al zijn hun webben geen sieraad voor de collectie, integendeel ze verdelgen veel insecten die wel schadelijk zouden kunnen zijn; dit feit is een argument tegen het spuiten van gif in de kas.
 
''' Spider Cactus ''' Gymnocalycium denudatum.
 
''' spike ''' aar: bloeiwijze, zittende bloemen langs een langgerekte hoofdas.  O)
 
''' spikelet ''' aartje: bloeiwijze, aar waarvan de bloemen (zonder bloembekleedsels) door droge harde schutblaadjes verborgen zijn; ihb. bij Grassen, Poaceae (Gramineae); syn. locusta, spicule.
 
''' spinate ''' 1) doorndragend; syn. spiniferous;  2) doornvormig; syn. spiniform.
 
''' spination ''' bedoorning; v. armature.
 
''' spindle ''' spoel: draadvormige structuur in het cytoplasma bij de celdeling.
 
''' spine ''' doorn, doren: stevige scherpgepunte houtige groei, vaak langs bladranden of gemodificeerd blad, steunblad of twijg; onderscheiden van prickle door de verbinding met het vaatbundelsysteem; syn. thorn (al is dit al vele jaren en nog steeds een punt van discussie); bv. Hulst, Ilex aquifolium, Agave spp.  L); central -- = middendoorn ve. cactusareool; leaf -- = tot doorn vervormd blad; prophyll -- = tot doorn vervormd steunblad; radial -- = randdoorn ve. cactusareool; v. prickle.
 
''' spineless ''' doornloos.
 
''' spinescent ''' 1) doorndragend.  2) eindigend in een doorn of vv. stekelige tanden; bv. Agave spp.
 
''' Spinier Devil Claw ''' Sclerocactus spinosior.
 
''' spiniferous ''' bedoornd, vv. dorens; syn. spinate 1).
 
''' spiniform ''' doornvormig; syn. spinate 2).
 
''' spinney ''' boomgroep met struikachtige ondergroei; v. grove.
 
''' spinose, spinous ''' doornig, vol met dorens, met dorens gewapend.
 
''' spinulation ''' bedoorning.
 
''' spinule ''' 1) dorentje, fijne doren.  2) klein doornachtig uitsteeksel op de buitenste laag ve. stuifmeelkorrel.
 
''' spinulescent ''' enigzins doornig, bedekt met fijne dorentjes.
 
''' spinulose, spinulous ''' bedekt met doorntjes.
 
''' spiny ''' doornig, stekelig.
 
''' Spiny Cholla ''' Opuntia spinosior.
 
''' spiral, spiralled ''' 1) z. alternate.  2) z. acyclic.  3) spiraalvormig: als een kurketrekker gedraaid.
 
''' Spiral Aloe ''' Aloe polyphylla.
 
''' Spiral Hedgehog ''' Thelocactus setispinus (syn. Hamatocactus s.).
 
''' spiraliform ''' - spiraalvormig; syn. spiralled 3).
 
''' spittlebug, ''' spittle insect z. froghopper.
 
''' splice-grafting ''' copuleren: entmethode waarbij entstuk en onderstam van gelijke doorsnede onder een schuine hoek afgesneden, op elkaar geplaatst en met raffia en entwas vast-gebonden worden; v. grafting.
 
''' splintwood ''' z. alburnum.
 
''' splitter ''' botanicus die de neiging heeft te classificeren in zeer kleine, eng begrensde taxa; ant. lumper; v. conservative, liberal.
 
''' spirit ''' z. methylated --.
 
''' spirostichy ''' btr. bladstand: bladeren, schubben, areolen in spiralen; v. orhostichy, parastichy.
 
''' spongiose, spongious, spongy ''' sponsachtig.
 
''' spongy mesophyll ''' sponsparenchym: laag cellen met tussenholtes die samen met het palissadeweefsel het bladmoes vormt; v. palisade; -- parenchyma.
 
''' sporangiophore ''' drager van  sporangia.
 
''' sporangium, mv. sporangia ''' sporenvormend orgaan, plaats waar de sporen ontstaan.
 
''' spore ''' spore: enkelvoudige cel bestaand uit kern en protoplasma met een dikke wand, welke tot een nieuw individu kan uitgroeien; ongeslachtelijke voortplanting bij varens en lagere planten, vaak ook de vorm waarin ongunstige omstandigheden overleefd worden.
 
''' sporeprint ''' sporee: afdruk die ontstaat als bv. de hoed ve. paddestoel op contrasterende ondergrond gelegd wordt.
 
''' sporogenous ''' sporenvormend.
 
''' sporogenesis ''' sporenvorming.
 
''' sporophore ''' sporendragend orgaan; ihb. indien dit duidelijk voor het blote oog zichtbaar is, bv. een paddestoel; v. fructification 3).
 
''' sporophyl, sporophyll ''' 1) de tot meeldraden of vruchtbladen vervormde bloembladen.  2) sporendragend blad, als bij varens.
 
''' sport ''' afwijkende plant of deel ve. plant, mutatie, ihb. knopmutatie; syn. mutant; z. mutation.
 
''' spp. ''' afk. species: soorten; v. sp., ssp.
 
''' sprawling ''' onregelmatig uitgespreid, verward groeiend; bv. een klimplant.
 
''' spreader ''' z. wetting agent.
 
''' spreading ''' z. patent.
 
''' springtail ''' springstaart: klein, ongeveer 1 mm lang, ongevleugeld insect uit de groep Collembola, gekenmerkt door een als veer gebruikte staart waardoor ze kunnen springen; ze leven op vochtige bodem en voeden zich hoofdzakelijk met rottend plantaardig materiaal, maar vreten ook zachte plantendelen aan.
 
''' spur ''' 1) spoor: hol cylinder- of zakvormig aanhangsel van kelk of kroon; bv. Ridderspoor, Delphinium spp.  2) spoor, kortloot, vruchthout: korte tak waarop de bloemknoppen staan, bv. bij Appelboom; syn. short-shoot.  3) meerjarige tak die door snoeien kort gehouden wordt, bv. bij een wijnstok.
 
''' spur shoot ''' doorgeschoten; v. spur 2).
 
''' Spurge, -- Family ''' Wolfsmelkfamilie, Euphorbiaceae.
 
''' spurious ''' vals: gelijkend op maar niet wezenlijk gelijk aan; z. septum, v. pseudo-.
 
''' spurred ''' gespoord; z. calcarate, spur 1).
 
''' squama, mv. squamae ''' schub, --achtig blad, --vormig aanhangsel.
 
''' squamate ''' met schubachtige bladeren of schutblaadjes; syn. squamose.
 
''' squamellate ''' met kleine schubachtige bladeren of schutblaadjes.
 
''' squamoid ''' schubachtig, bedekt met schubben.
 
''' squamose ''' z. squamate
 
''' squamulose ''' fijn geschubd.
 
''' squarrose, squarrous ''' rappig: bedekt met vele gelijksoortige en dicht opeen geplaatste delen; bv. bedekt met stijve uitstaande dicht op elkaar geplaatste steunblaadjes.
 
''' squarrulose ''' enigszins  squarrose.
 
''' s.s., ''' sens. str. z. sensu stricto.
 
''' ssp. ''' afk. subspecies: ondersoort; v. sp., spp.
 
''' st. ''' z. stat.
 
''' staghead ''' boom waarvan de hogere takken afgestorven zijn; opm. de letterlijk vertaling is: kop ve. hertebok, de vergelijking is duidelijk.
 
''' Staghorn Cholla ''' Opuntia versicolor.
 
''' staging ''' 1) tafels in een kas.  2) tijdelijk bouwsel waarop planten tentoongesteld worden.
 
''' stalk ''' steel, algemene term; v. petiole, peduncle, pedicel, filament, stipe.
 
''' stamen, mv. stamina ''' meeldraad: stuifmeel voortbrengend orgaan, bestaand uit helmdraad en helmknop.
 
''' staminate ''' vv. meeldraden, mannelijk; -- flower = --e bloem, meeldraadbloem, geen (functionerende) stamper aanwezig; v. pistillate.  P)
 
''' staminode ''' steriele meeldraad, brengt geen stuifmeel voort en heeft vaak zelfs geen helmknop.
 
''' standard ''' 1) vlag: het naar boven gekeerde kroonblad ve. vlinderbloem; syn. banner, vexillum.  R)  2) één vd. drie smalle opstaande kroonbladen ve. Iris-achtige bloem, in tegenstelling tot de drie doorgaans neerhangende; v. fall.  3) hoogstam: boom met echte stam.
 
''' standard deviation ''' standaardafwijking: maat voor de mate van variabiliteit in een serie metingen, symbool s of    ; wordt berekend door de wortel te trekken uit het gemiddelde vd. kwadraten vd. afwijkingen met het rekenkundig gemiddelde; z. deviation, error 2), mean.
 
''' Stanly Club Cholla ''' Opuntia emoryi (syn. O. stanlyi).
 
''' Star Cactus ''' Astrophytum asterias, ook A. myriostigma, A. ornatum..
 
''' Star of Capricorn ''' Astrophytum asterias.
 
''' Star Rock Cactus ''' Ariocactus fissuratus (syn. Roseocactus f.).
 
''' Starburst Cactus ''' Obregonia denegrii.
 
''' starch ''' zetmeel: uit veel glucose-eenheden opgebouwd polysacharide, (C6H10O5)n; de vorm waarin een plant de bij de fotosynthese gevormde glucose opslaat als reservevoedsel; vooral in zaden, knollen, bollen &c.; syn. amylum; v. polysaccharide; -- grain = zetmeelkorrel: de typisch gelaagde korrelige vorm waarin zetmeel in de cellen van zaden &c. voorkomt; aan het microscopische beeld ervan is vaak de oorsprong te herkennen; syn. amylum grain, -- granule.
 
''' Starfish Flower ''' Stapelia spp. en dergelijke.
 
''' Starvation Prickly Pear ''' Opuntia polyacantha.
 
''' stat. afk. Lat. status ''' rang; z. rank.
 
''' stat.nov. afk. Lat. status novus ''' nieuwe status: btr. een taxon dat in rang veranderd is, bv. van variëteit in de opvatting vd. auteur subspecies wordt; v. trans.nov.
 
''' statute ''' mile z. mile.
 
''' stelar ''' op de centrale cylinder betrekking hebbend.
 
''' stele ''' centrale cylinder: in de stengel van Bedektzadigen en Tweezaadlobbigen, bestaand uit de ring van vaatbundels en het parenchymweefsel en omgeven door de schors.
 
''' stellate ''' 1) stervormig, btr. bloemvorm: vergroeidbladige kroon met korte bloembuis en grote vlakke zoom met puntige kroonbladlobben; v. rotate.  2) sterharig: met vertakte haren.  K)
 
''' stellulate ''' fijn stervormig.
 
''' stem ''' stengel, stam.
 
''' stem-clasping ''' z. amplexicaul.
 
''' stemless ''' z. acaulescent.
 
''' stem-succulent ''' stamsucculent: plant met dikke vlezige, als vocht- en voedingsstofreservoir dienende stengel; bv. cactus.
 
''' stenophyllous ''' smalbladig: syn. narrow-leaved.
 
''' steppe ''' grasland in Centraal-Azië; v. llano, pampa, prairie, savannah, veld.
 
''' stercoral ''' levend op mest; bv. Champignon; syn. stercoricolous.
 
''' stercoraceous ''' drekachtig.
 
''' stercoricolous ''' z. stercoral.
 
''' stereotropism ''' z. thigmotropism.
 
''' sterile ''' steriel: onvruchtbaar,  1) btr. bloem: zonder functionerende stampers en meeldraden: syn. neutral.  2) btr. plant of tak: zonder bloemen.  3) btr. zaad: niet meer kiemkrachtig; syn. unfecund; ant. fecund.  4) btr. grondmengsels, voor een zaaibak bv.: vrij van ziektekiemen.
 
''' sticky ''' kleverig; syn. glutinose, viscous.
 
''' stigma ''' stempel: het bij rijpheid kleverige bovenste deel vd. stamper waar na de bestuiving de stuifmeelkorrels ontkiemen zodat de bevruchting plaats kan vinden; -- lobes = stempelslippen.
 
''' stigmatic ''' op de stempel betrekking hebbend.
 
''' stigmatiferous ''' stempeldragend.
 
''' stilt root ''' steltwortel: steunwortel van diverse boomsoorten; v. prop root.
 
''' stimulus, mv. stimuli ''' brandhaar; bv. Brandnetel; syn. sting.
 
''' sting ''' z. stimulus.
 
''' stipe ''' 1) steel ve. vruchtbeginsel.  2) bladsteel ve. enkelvoudig varenblad.  3) steel ve. paddestoel.    4) houtige caudex ve. boomvaren; v. caudex 2).
 
''' stipel ''' 1) steunblaadje; z. stipule.  2) steunblaadjes vd. blaadjes ve. samengesteld blad; bv. Boon, Phaseolus vulgaris.
 
''' stipellate ''' vv. steunblaadjes.
 
''' stipiform, stipitiform ''' steelachtig, op een stipe gelijkend.
 
''' stipitate ''' gesteeld: op een steel gedragen; ihb. vruchtbeginsel.
 
''' stipular ''' betreffend, gelijkend op of vv. steunblaadjes; -- prickles = tot stekels of dorens vervormde steunblaadjes; bv. Pereskia aculeata, Euphorbia spp.
 
''' stipulate ''' vv. steunblaadjes.
 
''' stipule ''' steunblaadje: één van beide blaadjes die aan weerszijden vd. bladsteel uit de stengel te voorschijn komen, soms met de bladsteel vergroeid, soms met de steunblaadjes ve. ander blad op gelijke hoogte; bij Euphorbia spp. omgevormd tot de stekelparen.
 
''' stipuliferous ''' vv. steunblaadjes, -- dragend.
 
''' stipuliform ''' de vorm hebbend ve. steunblaadje.
 
''' stock ''' onderstam: wortelsysteem dragend onderste deel ve. geënte plant.
 
''' stock plant ''' moerplant: plant waarvan stekken gesneden worden.
 
''' stolon ''' uitloper; zeer slanke tak vanuit de basis, onder eigen gewicht naar de grond buigend, soms ondergronds groeiend, en aan de top een knop dragend die tot een jong plantje kan uitgroeien;  v. runner, sarmentum, sucker.
 
''' stolonate, stoloniferous ''' uitlopers vormend, met --; syn. sarmentose, soboliferous.  A, B)
 
''' stoma, mv. stomata ''' huidmondje: porie in een bladoppervlak, doorgaans aan de onderzijde, als ventilatieopening dienend en gevormd door een tweetal halvemaanvormige sluitcellen; ook stomate gespeld.
 
''' stomach insecticide ''' maaggift: insecticide dat door de te bestrijden parasiet opgegeten moet worden om zijn werking te hebben; v. contact insecticide.
 
''' stomata ''' z. stoma.
 
''' stomatal ''' op huidmondje betrekking hebbend.
 
''' stomate ''' z. stoma.
 
''' stomatic cell ''' sluitcel ve. huidmondje.
 
''' stomatiferous ''' vv. huidmondjes, -- dragend.
 
''' stone ''' z. pyrene.
 
''' Stonecrop ''' Sedum spp.; Biting -- = Muurpeper, Sedum acre.
 
''' Stone Plant ''' Lithops spp.
 
''' stool ''' 1) stronk: tot op de grond gesnoeide boom of struik, vaak om nieuwgroei te verkrijgen, hakhout.  2) stoel: groep aan de basis vertakte stengels; bv. bamboe.
 
''' stooling ''' 1) tot op de grond afzagen of hakken ve. boom of struik om nieuwgroei te bevorderen.  2) uitstoelen: vorming van nieuwe scheuten aan de basis zodat een groep gelijkwaardige stengels ontstaat.
 
''' storage organs ''' organen als bollen, wortelstokken en knollen waarin planten reservevoedsel opslaan tijdens de rustperiode.
 
''' strain ''' ras: uitgeselecteerde vorm ve. soort, variëteit of hybride.
 
''' stramineous ''' strokleurig.
 
''' stratification ''' stratificatie: koudebehandeling van zaden om de kiemremming op te heffen door ze in vochtig zand of turf te plaatsen en aan koude bloot te stellen; kan in koel- of vrieskast of door het geheel buiten te laten overwinteren; v. vernalization.
 
''' Strawberry Cactus ''' Echinocereus engelmannii, ook E. enneacantus,.E. stramineus en Hylocereus trigonus.
 
''' Strawberry Hedgehog ''' Echinocereus engelmannii.
 
''' Straw-colored (-coloured) Hedgehog ''' Echinocereus stramineus.
 
''' stria, mv. striae ''' fijn lijntje, ihb. één uit een serie evenwijdige lijntjes.
 
''' striate ''' (fijn)gestreept; z. lineate.
 
''' strict ''' recht en rechtopstaand, weinig of niet vertakt; btr. stengel of bloeiwijze; v. arrect, erect.
 
''' strig ''' hangend trosje bessen van bv. Zwarte Bes, Ribes nigrum en Aalbes, Ribes rubrum.
 
''' strigillose ''' in lichte mate z. strigose.
 
''' strigose ''' aangedrukt borstelharig, met stijve, rechte, korte en aangedrukte haren, bijna borstelig;  v. hirsute.  K)
 
''' strike ''' aanslaan, wortelen; btr. stek.
 
''' String-of-Beans ''' Koffieboontje, Sedum stahlii.
 
''' String-of-Beans Senecio ''' Erwtenplantje, Senecio rowleyanus.
 
''' strobilaceous ''' betreffend of gelijkend op een dennekegel.
 
''' strobile, strobilus, mv. strobili ''' 1) kegelachtige vrucht van Naaktzadigen, dennekegel.  2) sporenaar: kegelvormige verzameling sporendragers als bij Paardestaarten; bv. Heermoes,  Equisetum arvense; z. opm. bij sphenopsid.  3) de dennekegelachtige bloeiwijze vd. Hop, Humulus lupulus; syn. lupulus.
 
''' strobiliform ''' dennekegelvormig.
 
''' strombuliform ''' opgewonden tot een schroefvormige spiraal.
 
''' strophiolate ''' vv. navelpropje.
 
''' strophiole ''' navelpropje: kleine verhevenheid bij de navel ve. zaad, uitgroeisel vd. navelstreng;  v. caruncle.
 
''' struggling ''' met lange slappe uiteenwijkende stengels; v. rambling.
 
''' stunt ''' remmen in de groei, door snoeien en beperkte voorziening met voedingsstoffen; bv. bonsai.
 
''' stunted ''' dwergachtig, in groei geremd.
 
''' stylar ''' betrekking hebbend op de stijl.
 
''' style ''' stijl: langgerekt middendeel vd. stamper tussen vruchtbeginsel en stempel; een stamper kan meer dan één (soms) vergroeide --en hebben.
 
''' stylopodium ''' kegelvormige verdikking aan de voet vd. stijl, bv. bij sommige Schermbloemigen.
 
''' stylostegium ''' de binnenste kroon in bv. de bloem van Stapelia spp.
 
''' sub- ''' 1) onder, als voorvoegsel bij de naam ve. taxon voor een onderverdeling van deze groep; bv. subgenus, ondergeslacht.  2) als voorvoegsel bij een vakterm doorgaans met de betekenis: ongeveer, in mindere mate, bijna; z. het grondwoord.
 
''' subalpine ''' plant uit het gebied juist beneden de boomgrens; v. alpine, montane, elfin.
 
''' subapical ''' dicht onder de top staand.
 
''' subarborecent ''' z. arborescent 2).
 
''' subassociation ''' z. association.
 
''' subcylindric ''' bijna cylindrisch, ongeveer --.
 
''' subdecideous ''' met blijvende stengel en slechts enkele blijvende bladeren, doorgaans aan de top;  v. decideous.
 
''' suberin ''' suberien, suberine: mengsel van wasachtige stoffen in celwanden, ihb. van kurkcellen;  v. cutin.
 
''' suberisation ''' verkurking, afzetting van  suberin in celwanden.
 
''' suberose ''' in lichte mate aangevreten; v. erose; opm. uitspraak: sub-erose.
 
''' suberose, suberous ''' kurkachtig; opm. uitspraak: su-be-rose;  syn. corky.
 
''' subfamily ''' onderfamilie.
 
''' subgenus ''' ondergeslacht.
 
''' subglobose ''' bijna bolvormig, ongeveer --.
 
''' subherbaceous ''' half-kruidachtig: kruidachtig maar in de loop vh. seizoen verhoutend;  v. suffrutescent.
 
''' subinferior ''' halfonderstandig; -- ovary = -- vruchtbeginsel, slechts gedeeltelijk met de bloembodem vergroeid; v. inferior, superior; komt voor bij Steenbreek, Saxifraga spp.; syn. half-inferior; v. perigynous.
 
''' sublittoral ''' btr. of groeiend in zone tussen de laagwaterlijn en de rand vh. continentale plat;  v. littoral.
 
''' submerged ''' grotendeels onder het bodemoppervlak groeiend; ook syn. van submersed.
 
''' submersed ''' ondergedoken: geheel beneden het wateroppervlak groeiend; v. natant.
 
''' suborder ''' onderorde.
 
''' subparallel ''' bijna evenwijdig.
 
''' subpendulous ''' halfhangend.
 
''' subpetiolar ''' verborgen in de voet vd. bladsteel.
 
''' subsessile ''' bijna zittend: vrijwel zonder steel.
 
''' subshrub ''' struikje, miniatuurstruik; syn. semishrub, shrublet, suffrutex, undershrub.
 
''' subsidiary cell ''' nevencel, buurcel: bij de sluitcellen ve. huidmondje behorende cel vd. epidermis.
 
''' subsoil ''' ondergrond: laag onder de bovenste bodemlaag; v. topsoil.
 
''' subspecies, afk. ssp. ''' ondersoort: rang tussen soort en variëteit.
 
''' substrate ''' materiaal waarop of waarin iets groeit, grond, zand, steenwol, lavakorrels, rots, &c.
 
''' subtend ''' ondersteunend: staand onder en dichtbij, zoals een schutblad onder een bloem met de bloem in de oksel vh. schutblad.
 
''' subterranean, subterraneous ''' ondergronds; v. superterranean, superterraneous.
 
''' subtribe, Lat. subtribus ''' rang onder  tribe.
 
''' subtropics ''' subtropen: gebied ten noorden en zuiden vd. tropen, overgang naar de gematigde streken.
 
''' subtropical ''' subtropen betreffend.
 
''' subulate ''' priemvormig, bladvorm: breedte overal gelijk, cirkelronde bladdoorsnede, hard en met scherpe top; bv. Jeneverbes, Juniperus communis.  D)
 
''' subvar., ''' afk. Lat. subvarietas z. subvariety.
 
''' subvariety, Lat. subvarietas, afk. sv., subvar. ''' ondervariëteit, taxon in rang tussen variëteit en forma, soms gebruikt om nog geringere verschillen dan tussen variëteiten aan te duiden.
 
''' subventricose ''' in lichte mate opgezwollen; v. ventricose.
 
''' succession ''' successie: natuurlijke opeenvolging van plantengemeenschappen op een aan zichzelf overgelaten terrein, bv. braakliggend - kruidachtige begroeiing - grassen - struikgewas - bos.
 
''' successive ''' opeenvolgend.
 
''' succinic acid ''' barnsteenzuur, butaandizuur: plantenzuur, COOH.CH2. CH2.COOH; tussenproduct in de suikerstofwisseling.
 
''' succubous ''' top vh. ene blad bedekt door de voet vh. volgende; bv. sommige Levermossen.
 
''' succulence ''' succulentie: verschijnsel dat een plant het vermogen heeft een watervoorraad voor droge tijden op te slaan in speciaal weefsel.
 
''' succulent ''' 1) succulent als zelfstandig naamwoord: vetplant, plant met organen (stengel, blad, wortel) die als vocht- en voedingsstofreservoir dienen.  2) succulent als bijvoeglijk naamwoord: vlezig, sappig, zacht en dik.
 
''' sucker ''' 1) uitloper: zijscheut aan het onderste deel vd. stengel, vaak op enige afstand vd. moederplant boven de grond komend; syn. surculus.  2) diefje: zijscheut in de bladoksel die bij een kultuurplant verwijderd wordt om de hoofdas beter te doen doorgroeien; bv. tomatenplant.  3) stamloot: scheut op de stam ve. boom.  4) zuigwortel z. haustorium.  5) ook: sapzuigend insect.
 
''' sucrose ''' sacharose:  rietsuiker, C12H22O11, voorkomend in vele planten en in sommige soorten honing; gewonnen uit Suikerriet, Saccharum officinarum, en Suikerbiet, Beta vulgaris; opm. -- kan onder invloed vh. enzym invertase gesplitst worden in glucose en fructose; syn. saccharose.
 
''' suffrutescent, -- stem ''' aan de basis verhoutende overwinterende stengel, waarvan het hoger gelegen kruidachtige deel afsterft; v. subherbaceous.
 
''' suffrutex ''' halfheester: struikje met met slechts gedeeltelijk verhoute takken; z. syn. subshrub.
 
''' suffruticose, suffruticous, -- plant ''' plant met aan de basis verhoute stengel; z. suffrutescent.
 
''' suffruticulose ''' in lichte mate verhout; v. suffrutescent.
 
''' suffused (with) ''' overdekt (met).
 
''' sulcate ''' gegroefd, gesleufd, kantig: met talrijke groeven in de lengterichting en daartussen smalle verheven lijsten; bv. de stengel van sommige Schermbloemigen; syn. furrowed; v. fossulate.
 
''' sulfur, sulphur ''' zwavel, symbool S; brandende zwavel vormt zwaveldioxide, toepassing als zwavellint om kassen uit te roken en te ontsmetten; flowers of -- = zwavelbloem, een door sublimatie verkregen zeer fijnpoederige vorm van --; toegepast als insecticide, ihb. tegen mijten en schildluizen.
 
''' sulfuric acid, sulphuric acid ''' zwavelzuur, H2SO4; belangrijk zuur in de techniek, wordt gebruikt oa. bij de fabricage van kunstmest, als accuzuur en voor het aanzuren van gietwater; opm. als geconcentreerd zuur gebruikt wordt zeer voorzichtig zijn, het geeft brandwonden bij contact met de huid, bij verdunnen altijd het zuur in water gieten en nooit omgekeerd!
 
''' sulphurous acid ''' zwaveligzuur, H2SO3: wordt gevormd als zwaveldioxide oplost in water, verdere oxydatie geeft zwavelzuur; v. acid rain.
 
''' summerwood ''' 1)  tijdens de hoofdgroeiperiode afgezet hout ve. jaarring.  2) sintjanslot: scheut ve. boom of struik die in de periode juni tot augustus gegroeid is.
 
''' super-, supra- ''' Lat. voorvoegsel net de betekenis; boven, bovenop, extra.
 
''' superior ''' bovenstandig; -- ovary = -- vruchtbeginsel: staat boven het aanhechtingspunt vd. bloembekleedsels; v. inferior, subinferior.
 
''' superposed ''' voor of verticaal boven een ander orgaan geplaatst; v. alternative.
 
''' superterranean, superterraneous ''' bovengronds; v. subterranean, subterraneous.
 
''' supervolute ''' zijdelings opgerold: één rand naar binnen opgerold, binnen de andere rand die in tegengestelde richting opgerold is; btr. knopligging; bv. bloemknop van Ipomoea spp.; v. involute, revolute.
 
''' supinate, supine ''' vlakliggend met de voorzijde naar boven.
 
''' suppressed ''' onontwikkeld, btr. orgaan dat op het oog niet aanwezig is, maar waarvan de aanwezigheid bij verre voorouders vastgesteld kan worden door microscopische aanwijzingen in de anatomie; v. rudimentary, vestigial.
 
''' supra- ''' z. super.
 
''' supradecompound ''' meervoudig samengesteld, btr. samengesteld blad: de secundaire blaadjes zijn zelf weer samengesteld.
 
''' suprafoliar ''' boven de bladeren.
 
''' suprastomatal cavity ''' uitholling boven een verzonken huidmondje.
 
''' surculose, surculous ''' scheuten vanuit de wortels, uitlopers vormend.
 
''' Survival ''' of the Fittest z. Darwinism, natural selection.
 
''' susceptibility ''' gevoeligheid: beïnvloeding door ziekteverwekkers of andere nadelige factoren.
 
''' suspended ''' placentation z. placentation.
 
''' suspension ''' suspensie: fijnverdeelde onoplosbare stof (tijdelijk) zwevend in een vloeistof, stofdeeltjes of waterdruppeltjes zwevend in lucht.
 
''' suture ''' naad: lijn waarlangs een vrucht openspringt, gleuf die een natuurlijke indeling of vergroeiing aangeeft; de groef in een pruim of dergelijke vrucht.
 
''' SV, afk. Saguaro Virus ''' in Saguaro aangetroffen virus.
 
''' sv. ''' afk. Lat. subvarietas z. subvariety.
 
''' swamp ''' moeras; ihb. laagliggend sponzig land, verzadigd met niet-zuur water, soms overstroomd, begroeid met struiken en bomen; v. bog, marsh.
 
''' Sweet Potato Cactus ''' Peniocereus greggii
 
''' sychnocarpous ''' in staat meer malen vrucht te dragen; syn. polycarpic; v. hapaxanthous, monocarpic.
 
''' syconium, syconus ''' schijnvrucht vd. vijgeboom, Ficus carica.
 
''' sym- ''' z. syn-.
 
''' symbiont ''' in symbiose levend organisme; v. mycobiont, phycobiont.
 
''' symbiosis= ''' symbiose: samenleven van twee organismen tot wederzijds voordeel of van elkaar afhankelijk; bv. Korstmos, mierenplanten; v. epiphyte, mycorhiza, parasite.
 
''' symbiotic ''' op symbiose betrekking hebbend; ant. asymbiotic.
 
''' symbol ''' symbool; opm. diverse symbolen worden in de litteratuur aangetroffen, soms met wisselende betekenis; het is altijd raadzaam om bij een boek, een flora of een artikel na te gaan of er een lijst met verklaringen vd. gebruikte symbolen aanwezig is;
 
''' symmetrical ''' symmetrisch: door een lijn of vlak in twee of meer spiegelgelijke delen te verdelen; ant. asymmetrical.
 
''' symmetrical flower ''' actinomorfe, meerzijdig symmetrische bloem met gelijke aantallen in alle vier kransen, bv. vijf kelkbladen, vijf kroonbladen, vijf meeldraden en vijf stampers; syn. isomeric.
 
''' sympatric ''' gezamenlijk met andere soorten voorkomend in hetzelfde gebied; ant. allopatric.
 
''' sympetalous ''' vergroeidbladig: kroonbladen vergroeid; opm. soms synpetalous gespeld; syn. gamopetalous; ant. apopetalous, polypetalous.
 
''' symphysis ''' vergroeiing van gelijke delen vanaf de vorming in het groeipunt; bv. de kroonbladen in een vergroeidbladige kroon.
 
''' sympodial ''' btr. schijnbare hoofdas, als een -- --; z. sympodium.
 
''' sympodium ''' schijnbare hoofdas, niet ontstaan uit de eindknop maar door doorgroei van steeds één vd. zijtakken; syn. pseudaxis; v. monopodium.
 
''' syn. ''' 1) afk. synonymia z. synonymy.  2) afk. Gr. synonymon z. synonym.
 
''' syn- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: met, samen, overeenkomstig; opm. voor b, m en p sym-.
 
''' synandrium ''' de verkleefde helmknoppen van saamhelmige meeldraden; v. syngenesious.
 
''' synantherologist ''' botanicus die op Composieten gespecialiseerd is.
 
''' synantherous ''' met saamhelmige meeldraden; z. syngenesious.
 
''' synanthous ''' bloemen en bladeren gelijktijdig verschijnend; v. hysteranthous, protanthous.
 
''' syncarp ''' schijnvrucht, samengestelde vrucht: bv. vijg, ananas, moerbei; syn. collective fruit, multiple fruit.
 
''' syncarpous ''' 1) met vergroeide vruchtbladen; btr. vruchtbeginsel uit twee of meer vruchtbladen.  2) btr. meerdere stampers binnen één bloem, die gedeeltelijk vergroeid zijn; ant. apocarpous.  3) btr. schijnvrucht, karakteristiek daarvoor; z. multiple.
 
''' synecology ''' studie vd. relaties tussen alle organismen in een gemeenschap, bv. een bos, een meer, en de omgevingsfactoren; v. autecology, ecology.
 
''' synergism ''' synergisme: verschijnsel dat twee stoffen elkaars werking versterken; bv. twee insecticiden; opm. belangrijk omdat daardoor met lagere concentraties volstaan kan worden.
 
''' synflorescence ''' meervoudige bloeiwijze: met meer bloeiwijzen op één bloeistengel.
 
''' syngameon ''' z. comparium.
 
''' syngenesious ''' saamhelmig; -- stamens = --e meeldraden, met helmknoppen die vergroeid zijn en een cylinder om de stijl vormen.
 
''' synoecious ''' met mannelijke en vrouwelijke bloemen in één hoofdje, als bij vele Composieten.
 
''' synonym ''' 1) woord of term met gelijke betekenis.  2) btr. nomenclatuur: naam voor een taxon, anders dan de juiste.
 
''' synonymy ''' synonymie: 1) het bestaan van twee of meer namen voor hetzelfde taxon.  2) de relatie tussen twee zulke namen.  3) de namen die men opvat als betrekking hebbend op hetzelfde taxon, anders dan de juiste naam.  4) een lijst van zulke namen.
 
''' synopsis ''' samenvatting, overzicht, schema; v. conspectus
 
''' synoptic, synoptical ''' samenvattend, schematisch.
 
''' synoptical table ''' schematisch overzicht in tabelvorm vd. meest kenmerkende eigenschappen der soorten ve. geslacht; opm. wordt soms gegeven als de variabiliteit vd. soorten het opstellen ve. kloppende sleutel onmogelijk maakt.; v. key.
 
''' synpetalous ''' z. sympetalous.
 
''' synsepalous ''' vergroeidbladig: kelkbladen vergroeid; syn. gamosepalous, monosepalous; ant. aposepalous, polysepalous.
 
''' syntaxonomy ''' tak vd. plantensociologie die zich bezig houdt met de studie vd. classificatie en benaming van plantengemeenschappen en de regels daarvoor; v. phytosociology.
 
''' syntype ''' één van twee of meer exemplaren die door de auteur ve. naam gebruikt werden, terwijl geen  holotype aangewezen was; later kan hieruit een lectotype gekozen worden. 
 
''' systematics ''' systematiek, taxonomie: de studie vd. classificatie, determinatie en naamgeving der planten.
 
''' systemic ''' insecticide of fungicide dat door de plant opgenomen wordt, waardoor de weefsels en
 
''' sappen ''' zelf giftig worden voor de parasieten; v. contact, stomach.
 
''' 2,4,5-T ''' z. (2,4,5-trichlorophenoxy)acetic acid.
 
''' t. ''' z. tab.
 
''' t. ''' z. tom.
 
''' tab., afk. Lat. tabula ''' plaat: paginavullende afbeelding in een boek, vaak op speciaal papier gedrukt; opm. soms met aparte nummering naast die vd. tekstafbeeldingen.
 
''' table ''' tabel: overzichtelijke opstelling van gegevens in rijen en kolommen; -- of contents = inhoudsopgave.
 
''' tabular ''' 1) tabelvormig.  2) plaatvormig.
 
''' tactile ''' gevoelig voor aanraking.
 
''' tailed ''' gestaart, btr. helmknop: met een staartvormig aanhangsel.
 
''' tan ''' leerkleurig: roodachig geelbruim.
 
''' tangential ''' btr. lengtedoorsnede door een cylindrisch orgaan die niet door het centrum gaat, staat dus haaks op de straal.
 
''' tangerine ''' 1) Mandarijntje.  2)  oranje, de kleur van 1).
 
''' tannic acid ''' looizuur, C76H52O46; plantenzuur, komt voor in sommige vruchten en in schors van sommige bomen; bv. eikenschors.
 
''' tannin ''' tannien: looistof; in het algemeen stoffen die de eiwitten van dierlijke huid onoplosbaar maken, omzetten in leder.
 
''' tanniferous, tanniniferous ''' looizuur bevattend.
 
''' tantum Lat. ''' slechts; -- quod = slechts betreffende.
 
''' tapering ''' versmald: taps toelopend: geleidelijk afnemend in breedte of dikte.
 
''' tapetum ''' laag cellen die in de helmknop de zich ontwikkelende stuifmeelkorrels voeden.
 
''' taproot ''' penwortel: stevige verticaal de bodem ingaande hoofdwortel die zich ontwikkelt uit het worteltje vd. kiemplant.
 
''' tartareous ''' ruw kruimelig oppervlak hebbend; bv. sommige Korstmossen.
 
''' tartaric acid ''' wijnsteenzuur, dihydroxybarnsteenzuur, COOH.CH(OH). CH(OH).COOH, in zuivere vorm witte kristallen; plantenzuur, komt oa. in druiven voor.
 
''' Tasajo, Tasajillo ''' Opuntia leptocaulis en dergelijke; ook Tesajo gespeld.
 
''' tassel ''' bosje loshangende haren; bv. op zaden van sommige Bromelia-achtigen en Stapelia-achtigen, bevordert de verspreiding door de wind; ook de bos meeldraden ve. bloeiende maiskolf.
 
''' tautonym ''' volgens de Code niet toegestane naam waarbij de soortaanduiding gelijk is aan de naam vh. geslacht; opm. bij de nomenclatuur der dierenwereld geldt deze regel niet, zodat bv. de Grauwe Gans de volkomen juiste naam Anser anser kan dragen.
 
''' tawny ''' taankleurig, bruinachtig oranjegeel.
 
''' taxa ''' z. taxon.
 
''' taxis ''' beweging van vrijbeweeglijke kleine organismen onder invloed van uitwendige factoren, bv. licht, zwaartekracht.
 
''' taxon, mv. taxa ''' algemene naam voor een taxonomische groep, onafhankelijk vd. rang.
 
''' taxonomist ''' systematicus: plantkundige die op taxonomie gespecialiseerd is.
 
''' taxonomy ''' taxonomie, systematische plantkunde: de studie vd. classificatie, determinatie en de nomenclatuur vd. plantenwereld.
 
''' TCA cycle, tricarboxylic acid cycle, citric acid cycle ''' tricarbonzuur cyclus, citroenzuur cyclus: cyclische serie reacties in vrijwel alle aërobe organismen waarin via vele tussenproducten suikers, vetten en aminozuren worden afgebroken tot kooldioxide en water; naar de ontdekker ook Krebs' cyclus genoemd.
 
''' T.C.P.'s, afk. Turnips, Carrots and Parsnips ''' aanduiding voor caudexplanten, spottend gebruikt door liefhebbers met een andere specialisatie: 'Rapen, Penen en Pastinaken'!
 
''' Teddy Bear Cholla ''' Opuntia bigelovii.
 
''' teleianthous ''' met tweeslachtige bloemen: stampers en meeldraden in één bloem; syn. bisexual, hermaphrodite, monoclinous, perfect; v. imperfect, unisexual.
 
''' teleology ''' de veronderstelling dat alle organen en structuren daarvan een bedoeling en nut moeten hebben.
 
''' teleutospore ''' z. teliospore.
 
''' teliospore ''' dikwandige spore ve. roest- of brandschimmel, aan het eind vh. groeiseizoen gevormd als vorm waarin de schimmel overwintert; syn. teleutospore.
 
''' temperate ''' gematigd, btr. klimaat; v. tropical, subtropical.
 
''' tenacle ''' stengel.
 
''' tenacles ''' hechtwortels: luchtwortels die zich vasthechten aan een ruw oppervlak; bv. Klimop, Hedera helix; opm. dit mv. in deze betekenis alleen in oudere publicaties.
 
''' tender ''' teer: niet winterhard, niet vorstbestendig.
 
''' tendril ''' rank: uit zijscheut of blad ontstaan draadvormig orgaan, dat zich om een steun windt en zo een klimplant vasthecht; cauline -- = takrank; foliar --  = bladrank; syn. cirrus, cirrhus.
 
''' tentacle ''' prikkelbaar haartje; bv. de insectenvangende haren van Zonnedauw, Drosera spp.
 
''' tepal ''' bloemdekblad: blad dat het bloemdek vormt bij bloemen waar geen onderscheid is tussen kelk- en kroonbladen; bv. Tulp; v. petal, sepal.
 
''' tepid ''' gematigd warm, lauwwarm.
 
''' teratological ''' abnormaal ontwikkeld, misvormd, monstrueus.
 
''' teratology ''' leer der monstruositeiten, studie vd. misvormingen als cristaten en bandvorming;  v. cristate, fasciation.
 
''' teratoma ''' gezwel bij een plant, bestaand uit verschillende weefsels en met beginnende scheuten of wortels.
 
''' terete ''' rolrond: met een cirkelvormige dwarsdoorsnede; opm. niet noodzakelijk cylindrisch omdat een of beide einden taps toe kunnen lopen.
 
''' tergeminate ''' drievoudig gevorkt: btr. samengesteld blad, de bladsteel draagt twee  blaadjes met daartussen twee bladsteeltjes die elk ook twee blaadjes dragen, in totaal zijn er drie bladparen.
 
''' term ''' term: woord of uitdrukking met nauwkeurig omschreven betekenis in een bepaald vakgebied.
 
''' terminal ''' eindstandig: aan het eind vd. as; v. lateral; -- bud = eindknop.
 
''' terminology ''' terminologie: het geheel van termen die in een bepaald vakgebied gebruikt worden; de Engelse -- vd. plantkunde is het hoofdonderwerp van dit boekje.
 
''' termitarium, termitery ''' termietennest, termietenheuvel.
 
''' termite ''' termiet, witte mier.
 
''' ternate ''' drietallig, in drieën; v. tri-.
 
''' terpene ''' terpeen: stof uit een groep in planten gevormde koolwaterstoffen, opgebouwd uit isopreen-eenheden; algemeen in vluchtige oliën; v. essential oil, isoprene.
 
''' terpenoid ''' terpenoid: stof uit een grote groep in planten gevormde van terpenen afgeleide verbindingen, opgebouwd uit isopreen-eenheden, maar naast koolstof en waterstof ook zuurstof bevattend.
 
''' terrestrial ''' op of in de bodem levend; -- plant = landplant, in tegenstelling tot waterplanten en epiphyten; v. aquatic, epiphytic.
 
''' Tesajo ''' z. Tasajo.
 
''' tesselate ''' schaakbordachtig getekend, geblokt.
 
''' testa ''' zaadhuid: buitenste laag ve. zaad, ontstaan uit de integumenten en soms de zaadknopkern; syn. seed coat: v. integument, ovule.  U)
 
''' testaceous ''' dof steenrood, bruinig geel.
 
''' testiculate ''' vv. twee knolvormige lichamen naast elkaar; bv. sommige Orchideeën.
 
''' tetra- ''' Gr. voorvoegsel met de betekenis: vier; z. het grondwoord.
 
''' tetrad ''' groep van vier; ihb. verkleefde of vergroeide stuifmeelkorrels in zo'n groep.
 
''' tetradynamous ''' viermachtig: met zes meeldraden waarvan vier lange en twee korte; bv. bij Kruisbloemigen, Brassicaceae (Cruciferae); v. didynamous.
 
''' tetragonal, tetragonous ''' vierhoekig met vier scherpe hoeken en dus holle zijden.
 
''' tetramerous, 4-merous ''' viertallig: de bloemdelen in kransen van vier of veelvouden daarvan.
 
''' tetrandrous ''' met vier meeldraden.
 
''' tetraploid ''' met het dubbele vh. normale aantal chromosomen in de celkern, dus met het viervoudige vh. basisaantal; v. haploid, diploid.
 
''' tetraploidy ''' vóórkomen vh. dubbele vh. normale aantal chromosomen in de celkern.
 
''' Texas, Glory of -- ''' Thelocactus bicolor var. schottii.
 
''' Texas Prickly Pear ''' Opuntia lindheimeri
 
''' Texas Pride ''' Thelocactus bicolor var. schottii.
 
''' Texas Rainbow Cactus, -- -- Hedgehog ''' Echinocereus dasyacanthus (syn. E. pectinatus var. d.).
 
''' thalamifloral, thalamiflorous ''' met kroonbladen en meeldraden direkt op de bloembodem staand.
 
''' thalamus ''' bloembodem; syn. receptable, torus.
 
''' thalliform ''' vorm ve.  thallus hebbend.
 
''' thalline ''' bestaand uit of met de vorm ve.  thallus.
 
''' thalloid ''' betreffend, gelijkend op of met de vorm ve.  thallus.
 
''' thallophyte ''' loofplant: sporeplant zonder echte stengels, bladeren en wortels; bv. Wieren, Zwammen, Korstmossen; ; v. cormophyte.
 
''' thallus ''' vlak bladachtig orgaan bij Wieren en Korstmossen.
 
''' theca, mv. thecae ''' helmhokje: de helmknop ve. meeldraad bestaat uit twee --s waarin het stuifmeel gevormd wordt, ze worden verbonden door het helmbindsel, een voortzetting vd. helmdraad.
 
''' thermonasty ''' termonastie: neiging van sommige organen om zich in een bepaalde stand te plaatsen door groeiverschillen in boven- en onderzijde onder invloed van verschillen in temperatuur; bv. bladeren, openen en sluiten ve. bloem; v. epinasty, hyponasty, photonasty.
 
''' thermophile ''' organisme dat een hoge temperatuur (45 - 65 °C) nodig heeft voor optimale groei; bv. bepaalde micro-organismen die in warme bronnen leven; v. mesophile, psychrophile.
 
''' thermophilic ''' hoge temperatuur vragend.
 
''' therophyte ''' therophyt: overwinterende of onder andere ongunstige omstandigheden in de vorm van zaden overlevende plant; v. annual, ephemeral 3).
 
''' thigmotropism ''' beweging veroorzaakt door aanraking, bv. rank die zich om een steunsel windt; syn. sterotropism.
 
''' Thimble Plains Cactus ''' Pediocactus knowltonii.
 
''' thinning ''' 1) uitdunnen: verwijderen ve. deel der plantjes in een zaadbed om betere groei vd. resterende mogelijk te maken.  2) krenten: uitdunnen ve. druiventros.
 
''' thiourea ''' thioureum, CS(NH2)2; toegepast als stimulans voor zaden die licht nodig hebben om te kiemen.
 
''' Thompson Hedgehog ''' Echinocereus fendleri var. boyce-thompsonii.
 
''' thorn ''' doorn, doren: tot puntig scherp uitsteeksel vervormd orgaan, in het bezit van vaatbundelweefsel; bv. takje of twijgje, bladnerf, bloeisteel, &c.; v. prickle, spine.
 
''' thorny ''' gedoornd, doornig.
 
''' thrips mv. thrips ''' thrips: kleine tot zeer kleine insecten behorend tot de orde Thysanoptera, ze hebben vier gewimperde vleugels; de meeste spp. zuigen plantensappen uit groeipunten en knoppen; ze kunnen zeer schadelijk zijn.
 
''' throat ''' keel: plaats waar in een bloem met vergroeidbladige kroon de bloembuis overgaat in de zoom; z. faucal.
 
''' thrum-eyed ''' meeldraden zichtbaar aan de keel ve. vergroeidbladige kroon; bv. kortstijlige bloem ve. Primula; ant. pin-eyed; z. heterogony.
 
''' Thunderwort ''' Sempervivum tectorum.
 
''' thyrse ''' thyrsus: bloeiwijze met een middelpuntzoekende hoofdas, maar de zijassen met een geheel of gedeeltelijk middelpuntvliedend karakter; bv. een gevorkt bijscherm.  O)
 
''' thyrsoid ''' op een thyrsus gelijkend.
 
''' Tiger's Jaw ''' Faucaria spp. ihb. F. tigrina.
 
''' tillage ''' grondbewerking, bodembewerking: het door ploegen, cultiveren, eggen &c. gereedmaken vd. grond voor de volgende aanplant.
 
''' tiller ''' scheut uit knoppen aan stengel- of stambasis; bv. enkele rozet ve. kussenvormende plant.
 
''' timber line ''' woudgrens: lijn rond de poolstreken of in berggebieden waarboven geen normale boomgroei in grotere of kleinere dichte bossen meer voorkomt; v. elfin, tree line.
 
''' tissue ''' weefsel: verzameling cellen met overeenkomstige vorm en functie; -- culture = weefselkultuur: kweek van losse plantencellen of stukjes weefsel op steriele voedingsbodem onder nauwkeurig geregelde omstandigheden.
 
''' TMV, afk. Tobacco Mosaic Virus ''' groep virussen die mozaikziekte veroorzaakt in tabak en vele andere planten, is ook wel bij cactussen aangetroffen.
 
''' toadstool ''' paddestoel; ihb. oneetbare, giftige soorten; v. mushroom.
 
''' Toasted Coconut ''' Kalanchoe tomentosa.
 
''' Tobacco ''' Mosaic Virus z. TMV.
 
''' tom., t., a fk. Lat. tomus, tomo ''' deel, in deel (nº zoveel ve. meerdelig boekwerk).
 
''' tom. cit., afk. Lat. tomo citato ''' in het geciteerde deel; bij litteratuuropgaven als verwijzing naar een reeds eerder genoemd werk; v. ib., loc.cit., op.cit.
 
''' tomentose ''' viltig: met een dichte mat plat aangedrukte haren. J)
 
''' tomentulose ''' kort viltig, enigszins viltig; z. tomentose; v. felted, pannose.
 
''' tomentum ''' bedekking bestaand uit vervilte haren.
 
''' tonoplast ''' tonoplast: in cel de grenslaag tussen vacuole en protoplasma.
 
''' tooth, mv. teeth ''' tand: scherpgepunt uitsteeksel op de rand; bv. blad van Agave spp.
 
''' toothed ''' getand: z. dentate.
 
''' topocline ''' reeks geleidelijk toenemende verschillen binnen een soort tengevolge van geleidelijk veranderende omgevingsfactoren; bv. onder invloed vd. geografische standplaats; v. cline, ecocline.
 
''' topotype ''' exemplaar verzameld op de standplaats waar het originele holotype verzameld was.
 
''' top-shaped ''' tolvormig; syn. obconical, turbinate.
 
''' topsoil ''' teeltlaag, bouwvoor: de bovenste bodemlaag; v. subsoil.
 
''' tortricoid moth ''' mot vd. familie Tortricidae: kleine motjes met een vrij dik lichaam, langwerpige, lichtgewimperde vleugels en draadvormige voelsprieten; de larven van vele soorten zijn  bladrollers, andere leven in vruchten of gallen; syn. tortrix moth; v. leafroller.
 
''' tortuous ''' bochtig, gedraaid, gewrongen.
 
''' torulose ''' fijn ribbelig; z. torose.
 
''' torus ''' bloembodem; syn. receptable, thalamus.
 
''' Totempole Cactus ''' Lophocereus schottii f. monstruosus.
 
''' toxic ''' giftig.
 
''' toxin ''' plantaardig of dierlijk gif.
 
''' Townsend's Barrel ''' Ferocactus townsendianus.
 
''' trace ''' 1) spoor: stof die in uiterst geringe hoeveelheid aanwezig is; -- element = sporenelement: element dat de plant naast de hoofdvoedingsstoffen in zeer geringe hoeveelheden nodig heeft en dat dus ook in de bodem of de voeding aanwezig moet zijn; noodzakelijk omdat ze deel uitmaken van enzymen, kleurstoffen &c.; onder andere koper, mangaan, zink, molybdeen, kobalt, boor; syn. micronutrient.  2) vaatbundel die vanuit de centrale vaatbundelring bv. een tak of een blad daarmee verbindt, branch --, leaf --.
 
''' tracery ''' tekening met vervlochten en vertakkende lijntjes, zoals de adertjes in de vleugel ve. een insect of de ijsbloemen op een bevroren ruit.
 
''' tracheid ''' tracheïde: langwerpig spoelvormige water en voedingszouten transporterende cel met soms verdikte wanden in het xyleem, zonder levende celinhoud, onderscheiden van vaten door  de kleinere diameter en het ontbreken van geperforeerde eindplaten.
 
''' TRAFFIC, Trade Records Analysis of Fauna and Flora in Commerce ''' door natuurbeschermingsorganisaties opgezet netwerk met vertegenwoordigingen in verschillende landen; verzamelt en bestudeert gegevens over de internationale handel in beschermde dieren en planten en probeert de bevoegde instanties onder druk te zetten, oa. door daarover te publiceren.
 
''' train ''' leiden: in een gewenste vorm doen groeien; bv. een vruchtboom tegen een muur.
 
''' tramontane z. trans-montane. opm. tramontana It. ''' sterke koude noordenwind in het gebied vd. Adriatische Zee.
 
''' transalpine ''' btr. of afkomstig vd. noordflank vd. Alpen; ant. cisalpine; opm. deze termen illustreren het gezichtspunt der Romeinen.
 
''' transfer ''' overbrengen: een soort in een ander geslacht plaatsen; v. trans.nov.
 
''' transition ''' overgang; -- zone = overgangszone.
 
''' translator ''' klein piramidevormig puntje op de verbindingsbrug tussen twee stuifmeelklompjes bij Stapelia's; syn. corpusculum, gland.
 
''' translucent ''' doorschijnend.
 
''' trans-montane ''' btr. of afkomstig vd. andere zijde van de bergen, ook tramontane.
 
''' trans.nov., afk. Lat. translatio nova ''' geeft aan dat bv. een soortaanduiding met behoud van rang naar een ander taxon overgebracht is; v. stat.nov.
 
''' transparant ''' doorzichtig; v. pellucid.
 
''' transpiration ''' transpiratie: verdamping, vochtverlies via de huidmondjes.
 
''' transplant ''' 1) verplanten, overplanten.  2) op een andere plek gezette plant.
 
''' transverse ''' overdwars; v. longitudinal; -- dehiscence = openspringen vd. helmknop met een dwarse spleet; bv. Chinese roos, Kembang sepatu, Hibiscus rosa-sinensis.
 
''' trap crop ''' gewas dat rond een ander gewas geplant wordt om dierlijke belagers weg te lokken, ze worden zwaar met insecticiden bespoten of tenslotte verbrand of ondergeploegd.
 
''' traumatic acid ''' traumatinezuur, COOH.CH:CH.(CH2)8.COOH, phytohormoon dat bij verwondingen de vorming van wondweefsel, callus, stimuleert.
 
''' tree ''' boom: houtige plant met een duidelijke stam en doorgaans een duidelijke kroon.
 
''' Tree Cactus ''' Opuntia rubescens.
 
''' Tree Cholla ''' Opuntia imbricata.
 
''' Tree Houseleek ''' Aeonium spp.
 
''' tree line ''' boomgrens: de lijn waarboven geen bomen meer groeien; de hoogte ervan hangt af vd. breedtegraad, 4000 m in het Tibetaanse hooggebergte, 1800 m in de Alpen, 810 m in Schotland en 0 m in het hoge noorden; v. elfin, timber line.
 
''' tri- ''' Gr. en Lat. voorvoegsel met de betekenis: drie; z. het grondwoord.
 
''' triad ''' groep van drie.
 
''' triadelphous ''' driebroederig, btr. meeldraden: helmdraden tot drie bundels vergroeid; v. diadelphous, isadelphous, monadelphous, polyadelphous.
 
''' triandrous ''' driehelmig: drie meeldraden hebbend.
 
''' triangular ''' driehoekig, bladvorm: grootste breedte beneden het midden met de vorm ve. gelijkbenige driehoek; ant. obtriangular.
 
''' tribe, Lat. tribus ''' stam: taxon onder de rang van familie en onderfamilie.
 
''' tricarborxylic ''' acid cycle z. TCA cycle.
 
''' tricarpellate ''' uit drie vruchtbladen bestaand.  S)
 
''' (2,4,5-trichlorophenoxy)acetic acid, afk. 2,4,5-T ''' 2,4,5-trichloorfenoxyazijnzuur, C6H2(OCH2.COOH)Cl3; synthetisch phytohormoon dat als herbicide en defoliant toegepast wordt; v. (2,4-dichlorophenoxy)acetic acid.
 
''' trichome ''' haar of borstel, algemene term.  Y)
 
''' trichotomous ''' in drieën vertakt.
 
''' tricolpate ''' driegroevig; opm. de meeste stuifmeelkorrels van Tweezaadlobbigen vertonen drie groeven en worden -- genoemd; v. monocolpate.
 
''' tricolored, tricoloured ''' driekleurig.
 
''' tridynamous ''' driemachtig: met zes meeldraden, drie lange en drie korte.
 
''' trifariate ''' bladeren in drie verticale rijen geplaatst; bv. sommige Haworthia spp.; syn. trifarious.
 
''' trifarious ''' 1) in kransen van drie.  2) z. trifariate.
 
''' trifid ''' drielobbig.
 
''' trifoliate ''' driebladig.
 
''' trifoliolate ''' drietallig, btr. handvormig samengesteld blad: met drie blaadjes, bv. Klaver, Trifolium spp.  C)
 
''' trifurcate ''' drietakkig: zich in drie takken splitsend.
 
''' trifurcation ''' drievoudige vertakking.
 
''' triglyceride ''' triglyceride: verbinding van glycerol en drie hogere vetzuren, zoals palmitinezuur, stearinezuur, oleïnezuur en linoleenzuur; in vorm van oliën en vetten belangrijk reservevoedsel vd. plant, vooral in zaden; v. glycerol, palmitic acid, stearic acid, oleic acid, linolenic acid.
 
''' trigener ''' kruisingsproduct met chromosomen van drie ouders; ontstaat bv. als een soort gekruist wordt met een hybride van twee soorten uit twee andere geslachten.
 
''' trigonal ''' driehoekig, algemene term; v. deltoid, triangular.
 
''' trigonous ''' driekantig: op de doorsnede driehoekig met vlakke zijden; v. triquetrous.
 
''' trihybrid ''' kruisingsproduct met chromosomen van drie ouders; ontstaat bv. als een soort gekruist wordt met een hybride van twee andere soorten.
 
''' trijugate ''' driejukkig, btr. veervormig samengesteld blad: met drie paar blaadjes.
 
''' trilobal, trilobate ''' drielobbig: met drie lobben aan de top.
 
''' trilocular, triloculate ''' driehokkig, btr. vuchtbeginsel: in drie vakjes verdeeld; v. unilocular, bilocular, multilocular.
 
''' trim, trimming ''' snoeien, het --; bv. ve. haag; v. prune.
 
''' trimerous, 3-merous ''' drietallig, btr. bloem: bloemdelen in kransen van drie of een veelvoud daarvan.
 
''' trimorphic ''' in drie vormen optredend; z. heterogony.
 
''' trinomial ''' driedelige naam, bv. ve. variëteit.
 
''' trioecious ''' driehuizig; z. trioecism.
 
''' trioecism ''' het voorkomen van mannelijke, vrouwelijke en tweeslachtige bloemen op verschillende planten van dezelfde soort; syn. coenodioecism.
 
''' tripartite ''' driedelig.
 
''' tripinnate ''' drievoudig samengesteld: secundaire blaadjes ve. dubbelsamengesteld blad zijn op hun beurt ook weer samengesteld; bv. sommige varens.
 
''' triploid ''' triploid: met het drievoudige vh. basisaantal chromosomen; triploide planten zijn doorgaans steriel; v. haploid, diploid, tetraploid.
 
''' triquetrous ''' driekantig: op de doorsnede driehoekig met drie scherpe hoeken en holle zijden; bv. de stengel van vele Zeggen, Carex spp.; v. trigonous.
 
''' triseriate ''' in drie kransen, in drie rijen.
 
''' tristichous ''' bladstand 1/3, bladeren dus onder hoeken van 120° en in drie verticale rijen staand;  v. phyllotaxy.
 
''' triternate ''' drievoudig drietallig; v. biternate.
 
''' trivial character ''' onbelangrijk kenmerk.
 
''' trivial name ''' volksnaam ve. plant in tegenstelling tot de wetenschappelijke naam; z. vernacular name.
 
''' trochlear ''' katrolvormig: schijfvormig met een vernauwing in het midden vd. omtrek.
 
''' tropical ''' tropisch.
 
''' tropics ''' tropen: gebied tussen de keerkringen.
 
''' tropism ''' beweging als reactie op een prikkel, de richting vd. beweging hangt af vd. richting vd. prikkel; veroorzaakt door verschil in groei; bv. omgevallen stengel groeit aan de onderzijde sneller en buigt daardoor omhoog; v. nasty; z. diageotropism, geotropism, orthotropism, plagiogeotropism, thigmotropism.
 
''' tropophyte ''' tropophyt: tropenplant, aangepast aan de wisseling van droge en natte tijd; vele boomsoorten in de tropen 'winteren' dwz. laten in de droge moeson hun bladeren vallen; bv. een rubberplantage heeft dan een 'winters' uiterlijk.
 
''' true-breeding ''' z. breeding true.
 
''' trullate ''' troffelvormig, bladvorm: grootste breedte beneden het midden met naar de top twee lange rechte zijkanten en naar de basis twee korte rechte onderkanten. 
 
''' truncate, truncated ''' afgeknot, btr. bladvorm: alsof de top of voet afgesneden is loodrecht op de lengteas.  F)
 
''' trunk ''' onvertakte stam ve. boom; syn. bole.
 
''' truss ''' tros: groepje bloemen of vruchten op één steel; opm. algemene term, een tros bananen, een druiventros, een trosje bessen, niet tros als naam ve. bloeiwijze; v. raceme 2).
 
''' tube ''' 1) buis: het vergroeide smalle onderste deel vd. kelk en/of kroon van sommige bloemen;  v. limb. 2)
 
''' tuber ''' knol: doorgaans ondergronds opgezwollen wortelachtig stengeldeel dat dient voor opslag van reservevoedsel; bv. Aardappel, Solanum tuberosum; opm. een knol sterft af als het volgende seizoen een nieuwe plant is ontstaan, verschil met de 'knol' ve. knolsucculent.
 
''' tubercle ''' 1) knolletje: kleine knol.  2) wortelknolletje: de kleine knobbeltjes aan de wortels van sommige Vlinderbloemigen waar met behulp van in symbiose levende bacteriën luchtstikstof gebonden wordt. 3) tuberkel, tepel: conisch of cylindrisch uitsteeksel bij sommige cactussen zoals Mammillaria spp.
 
''' tuberculate ''' 1) tuberkels hebbend.  2) geknobbeld: met kleine knobbeltjes; v. verrucose.
 
''' tuberous ''' knollen hebbend of vormend, knolvormig, op een knol gelijkend.
 
''' Tuberous-rooted Prickly Pear ''' Opuntia macrorhiza.
 
''' tubular ''' buisvormig: 1) cylindrisch en hol;  2) btr. bloemvorm: vergroeidbladige kroon met grote ongeveer cylindrische bloembuis en naar verhouding kleine zoom; bv. de schijfbloempjes vd. Zonnebloem, Helianthus annuus; -- flower = buisbloem.
 
''' tubulous ''' vv. buisvormige bloemen; z. tubular.
 
''' tufa ''' poreuze kalksteen afgezet rond een kalkhoudende bron; materiaal voor rotstuin; v. hypertufa.
 
''' tuft ''' bundel, bosje; bv. haren.
 
''' tufted ''' in bundels, bosjes voorkomend.
 
''' Tulip Prickly Pear ''' Opuntia phaecantha.
 
''' tumbleweed ''' buitelkruid, tuimelkruid: plant die door de wind verspreid wordt nadat stekken vd. plant loslaten of zelfs de hele plant zijn wortels verloren heeft; bv. de Russische Distel vd. zuidwestelijke USA, Amaranthus sp., de gemakkelijk loslatende rozetjes aan de uitlopers van Jovibarba sobolifera.
 
''' Tumbu ''' Welwitschia mirabilis (syn. W. bainesii).
 
''' tumescence ''' zwelling.
 
''' tumescent ''' (op)zwellend, gezwollen.
 
''' tumid ''' opgezet, gezwollen; bv. het onderste deel vd. stam van sommige palmen.
 
''' Tuna ''' schijfcactus, Opuntia spp.; tuna = eetbare opuntiavruchten.
 
''' Tuna Cardona ''' Opuntia streptacantha.
 
''' tunica, tunic ''' 1) rok: buitenste dunne vliesachtige schil ve. tulpebol of ui.  2) dun stroachtig omhulsel ve. cactusdoorn; bv. Opuntia tunicata.
 
''' tunicate ''' 1) gerokt: geheel omgeven door een dunne vliesachtige schil.  2) vv. omhulsel, z. tunica 2).
 
''' turbinate ''' tolvormig: omgekeerd-kegelvormig; syn. obconical, top-shaped.
 
''' turf ''' 1) grasmat: vlak gebied met dichte grasbegroeiing.  2) graszode; syn. sod (in de USA); opm. niet te verwarren met Nederlands 'turf'.
 
''' turgescent, turgid ''' gespannen, vol sap; het tegengestelde ve. plant die door watergebrek slap hangt; ant. flaccid, wilted.
 
''' turgor ''' turgor: spanningstoestand veroorzaakt door wateropname vd. levende cel, zodat die ahw. als een luchtband opgepompt wordt.
 
''' turion ''' 1) knop op een onderaardse wortelstok.  2) geschubde zijscheut uit zo'n knop.  3) winterknop van bepaalde waterplanten.
 
''' turioniferous ''' zijscheuten vormend,  -- dragend; z. turion.
 
''' Turk's ''' Cap, -- -- Cactus z. Turk's Head.
 
''' Turk's Cap Lily ''' Lilium martagon, ook L. pyrenaicum of L. superbum.
 
''' Turk's Head ''' Turkse muts, Melocactus intortus, ook andere Melocactus spp.; syn. Turk's Cap Cactus; opm. ook Echinocactus horizonthalonius. en Ferocactus hamatacanthus.
 
''' tussock ''' dicht bosje; bv. polletje gras, of de pollen van sommige Russen, Juncaceae: syn. hassock.
 
''' twig ''' twijg: de kleinste takken, ihb. de groei vh. lopende seizoen.
 
''' twining ''' windend: in een spiraal om een steunsel groeiend; syn. anfractuous, voluble; v. scandent.
 
''' twisted ''' gedraaid.
 
''' tylosis, tylose ''' cellen die vanuit het omliggende parenchym een houtvat of tracheïde binnengroeien en tenslotte de waterdoorvoer blokkeren; opm. vandaar dat het watertransport alleen in het jongste hout plaats vindt.
 
''' type ''' type: doorgaans afk. van holotype; -- locality = typestandplaats, standplaats waar het holotype verzameld werd; -- method = moderne wijze van naamgeving waarbij de naam ve. taxon blijvend gekoppeld is aan een type; bv. de naam ve. soort aan een type-exemplaar in een herbarium (het holotype), de naam ve. geslacht aan een type-soort, de naam ve. familie aan een type-geslacht en de naam ve. orde aan een type-familie; deze namen zijn vast aan het type gekoppeld, wordt bv. een geslacht in tweeën gesplitst dan blijft de oorspronkelijke naam bij de groep die het type bevat; -- species = type-soort; -- specimen = type-exemplaar, de plant zelf die de auteur ve. naam in handen gehad heeft bij het opstellen van die naam, doorgaans als herbariumexemplaar bewaard.
 
''' typical ''' overeenstemmend met het type.
 
''' typo incl., afk. Lat. typo incluso ''' het type inbegrepen.
 
''' Uinta Basin Hookless Cactus ''' Sclerocactus glaucus.
 
''' uliginous ''' op modderige plaatsen groeiend, een moerasplant.
 
''' ultramicroscopic ''' uiterst klein, te klein om met een lichtmicroscoop waargenomen te worden; v. microscopic.
 
''' umbel ''' scherm: bloeiwijze, gesteelde bloemen aan een (schijnbaar) onvertakte as, de bloemsteeltjes zijn van gelijke lengte en schijnen uit één punt te komen; compound -- = samengesteld --: op ieder steeltje staat weer een schermpje, kenmerkend voor de Schermbloemenfamilie, Apiaceae (Umbelliferae), waar het scherm middelpuntzoekend is; schermen kunnen ook middelpuntvliedend zijn, bv. sommige soorten vd. Amaryllusfamilie, Amaryllydaceae.
 
''' umbellate ''' schermvormig, met schermen, schermen betreffend.
 
''' umbellet ''' schermpje: onderdeel ve. samengesteld scherm; v. umbel, compound --; syn. umbellule.
 
''' umbellifer ''' Schermbloemige.
 
''' umbelliferous ''' schermdragend.
 
''' umbellule ''' z. umbellet.
 
''' umbilicate ''' navelvormig: in het midden ingedrukt bv. hoed van sommige paddestoelen;  v. umbonate.
 
''' umbo ''' bobbel: stomp kegelvormige verhevenheid boven het oppervlak.
 
''' umbonate, umbonated ''' gebobbeld, met bobbel in het midden; bv. de hoed van sommige paddestoelen; umb. umbilicate.
 
''' umbraculate, umbraculiform ''' parapluvormig, parasolvormig.
 
''' umbrageous: ''' schaduwgevend, lommerrijk.
 
''' unarmed ''' ongewapend: zonder stekels of doornen; syn. inermous; ant. armed.
 
''' uncinate ''' haakvormig: met haren of dorens die aan de top rond omgebogen zijn.  L)
 
''' unctuous ''' vettig aanvoelend; bv. bladoppervlak.
 
''' undergrowth ''' ondergroei: lage begroeiing in een bos, zowel kruidachtig als struikachtig.
 
''' under-potting ''' plaatsing ve. plant in een te kleine pot, als gevolg zullen de wortels elkaar verdringen en kan de plant zich niet optimaal ontwikkelen; ant. over-potting; v. repotting.
 
''' undershrub ''' struikje; syn. semishrub, shrublet, subshrub, suffrutex.
 
''' undulate ''' gegolfd, golfsgewijs geplooid, btr. bladrand: golvend in een verticaal vlak tov. de bladschijf; v. crispate, sinuate. G)
 
''' unfecund ''' onvruchtbaar; z. sterile.
 
''' unguiculate ''' genageld, btr. kroonblad: vv. nagel, smal toelopend in een steelachtige voet; bv. sommige kroonbladen in een losbladige kroon; syn. clawed; ant. exunguiculate.
 
''' unguis ''' nagel: het smalle onderste deel ve. losbladig kroonblad; syn. claw; v. plate 1).
 
''' uni- ''' Lat. voorvoegsel met de betekenis: één; z. het grondwoord.
 
''' unicarpellate ''' uit één vruchtblad bestaand.  S)
 
''' unicellular ''' eencellig.
 
''' unifoliate ''' eentallig; btr. enkelvoudig blad.
 
''' unifoliolate ''' eentallig; btr. samengesteld blad waarvan alleen het topblaadje tot ontwikkeling is gekomen; te onderscheiden ve. enkelvoudig blad doordat het met een gewricht aan de bladsteel verbonden is; bv. blad ve. Sinaasappelboom, Citrus sinensis.
 
''' uniform ''' gelijkmatig, steeds op dezelfde manier.
 
''' unigeneric, -- family ''' familie die slechts uit één geslacht bestaat; bv. Ginkyoaceae (Ginkgoaceae), omvat alleen het monotypische genus Ginkyo (Ginkgo) met de soort Ginkyo biloba; syn. monogeneric; v. monotypic.
 
''' unijugate ''' eenjukkig; -- leaf = -- blad: evengeveerd blad met maar één paar blaadjes.
 
''' unilateral ''' eenzijdig, aan slechts één zijde groeiend of naar één zijde gericht; syn. secund;  v. equilateral.
 
''' unilocular ''' eenhokkig; btr. vruchtbeginsel met één vakje; v. bilocular, trilocular, multilocular; syn. monothecal.
 
''' uninomial ''' naam die slechts uit een woord bestaat, zoals de naam ve. geslacht en alle hogere taxa, bv. Mammillaria, Cactaceae, Dicotyledonae; syn. uninominal, unitary.
 
''' union ''' plaats waar ent en entstuk vergroeid zijn.
 
''' uniseriate ''' 1) met bloembekleedsels in één krans; v. biseriate. 2) met een laag die slechts één cel dik is.
 
''' unisexual ''' eenslachtig; -- flower = --e bloem, met alleen meeldraden of alleen stampers; syn. imperfect; ant. bisexual, hermaphrodite, monoclinous, perfect, teleianthous.  P)
 
''' urceolate ''' kroesvormig, urnvormig, btr. bloemvorm: bloembuis wat opgeblazen, zoom zeer smal; bv. Dopheide, Erica spp.
 
''' urea ''' ureum: witte vaste stof, CO(NH2)2, komt voor in urine als afbraakproduct van eiwitten;  synthetisch geproduceerd en oa. toegepast als meststof met een hoog stikstofgehalte.
 
''' Uredinales ''' orde der Roestzwammen.
 
''' uredinium ''' door de opperhuid ve, aangetaste plant gebarsten vruchtlichaam ve. roestzwam.
 
''' uredo ''' zomerstadium ve. roestzwam als deze uitwendig zichtbaar is.
 
''' utricle ''' 1) urntje: doorgaans kleine eenzadige niet openspringende vrucht met een dunne vliezige blaasachtige vruchtwand; bv. sommige Zeggen, Carex spp.  2) blaasje: eivormige, met gevoelige haren beklede holte waarin beestjes gevangen en verteerd worden; bv. Blaasjeskruid, Utricularia spp.
 
''' utricular, utriculate ''' blaasachtig, op een blaas gelijkend.
 
''' v., var., afk. Lat. varietas ''' variëteit; z. variety.
 
''' vacillate ''' heen en weer bewegen, niet stevig staan; btr. plant die steun nodig heeft.
 
''' vacuolated ''' vv. een of meer vacuolen.
 
''' vacuolation ''' vorming en ontwikkeling van vacuolen in een jonge cel.
 
''' vacuole ''' vacuole: met waterige oplossing gevulde holte in het celprotoplasma; meerdere in een groeiende cel, later samenvloeiend tot één centrale -- die het protoplasma naar de celmembraan dwingt.
 
''' vacuome ''' vacuoom: het geheel van vacuolen in een jonge cel.
 
''' vagina ''' bladschede, die de stengel omvat; bv. bij Grassen; v. sheath.
 
''' vaginate ''' vv. bladschede.
 
''' valid ''' geldig, btr. naam: effectief gepubliceerd is en niet in strijd met de nomenclatuurregels vd.  Code; z. effective.
 
''' validate ''' geldig maken; z. validation.
 
''' validation ''' validering: het geldig maken ve. ongeldige naam, bv. door het toevoegen ve. ontbrekende beschrijving in het Latijn, of het aanwijzen ve. type; z. ex.
 
''' vallecula ''' groef, kanaaltje; bv. op de stengel van Paardestaarten en op de vruchtjes van vele Schermbloemigen; z. opm. bij sphenopsid.
 
''' vallecular, valleculate ''' gegroefd: vv. groeven.
 
''' valvate  ''' 1) klepsgewijs: randen van kelk- of kroonbladen in de bloemknop elkaar rakend zonder te overlappen.  2) openend met een klep, zoals doosvruchten of sommige helmknoppen; bv. Zuurbes, Berberis vulgaris.
 
''' valve ''' klep: 1) één der delen waarin een doosvrucht openspringt.  2) dekseltje waarmee sommige helmknoppen openspringen.  3) onderste kroonkafje, z. lemma 1).
 
''' var., afk. Lat. varietas ''' variëteit; z. variety.
 
''' variability ''' variabiliteit: het verschijnsel dat de planten die tot één soort of variëteit behoren niet alle volkomen gelijk zijn, maar geringe verschillen vertonen; de oorzaak zijn kleine afwijkingen in de erfelijke aanleg en/of invloeden vd. omgeving, de bodem en de plaats waar de plant staat.
 
''' variance, afk. V, s²,  ² ''' variantie: gemiddelde vd. kwadraten vd. afwijkingen van waarnemingen tov. hun gemiddelde, kwadraat vd. standaardafwijking; z. standard deviation.
 
''' variant ''' afwijking: anders dan het type; v. variety.
 
''' variation ''' erfelijke afwijking vh. type.
 
''' varicoloured, varicolored ''' meerkleurig; soms syn. van variegated.
 
''' varicose ''' abnormaal vergroot; bv. de bladnerven of een draadvormig orgaan.
 
''' Varied-spine Hedgehog ''' Echinocereus engelmannii var. variegatus.
 
''' variegated ''' bont: met vlekken of strepen ontstaan door het plaatselijk ontbreken van bladgroen, het weefsel is op die plaatsen wit, ook wel geelachtig of roze als er naast het bladgroen ook nog andere kleurstoffen in normaal weefsel voorkomen.; opm. niet te verwarren met z. chlorotic.
 
''' variegation ''' voorkomen van anders gekleurde vlekken of strepen.
 
''' varietal ''' een variëteit betreffend.
 
''' variety, Lat. varietas ''' variëteit: taxon in rang onder de soort of ondersoort staand; toegepast op een taxon dat slechts in enkele kenmerken afwijkt vh. type vd. soort; afk. var.; z. epithet, varietal --; v. cultivar.
 
''' vascular ''' met gespecialiseerd weefsel voor het transport van sappen, de vaatbundels; de vaatbundels betreffend; -- bundle = vaatbundel; -- cambium = --cambium: zijdelings slechts één cel dik meristeem dat de secundaire diktegroei veroorzaakt, vormt xyleem aan de binnenzijde en floëem naar buiten toe; -- cylinder = cylinder van vaatbundels in een stengel, stam of wortel; -- cryptogam = Vaatcryptogaam: sporeplant met vaatbundels, bv. Paardestaart, Wolfsklauw, Varen; z. opm. bij sphenopsid; -- ray = mergstraal; z. medullary ray; -- plants = Vaatplanten: planten met vaatbundels; -- tissue = vaatweefsel.
 
''' vasiform ''' 1) vaatvormig.  2) lang trechtervormig.
 
''' vector ''' vector: datgene wat een ziekteverwekker of -veroorzaker transporteert, zoals wind, regen, besmet snoeigereedschap, maar ihb. insecten.
 
''' vegeculture ''' groententeelt.
 
''' vegetable ''' 1) plantaardig.  2) groente.
 
''' vegetable hair ''' Tillandsia usneoides, ihb. de gedroogde vorm die in de zuidelijke USA gebruikt werd als vulmateriaal bij meubelstoffering.
 
''' vegetation ''' natuurlijke begroeiing: gezamenlijke planten op een standplaats.
 
''' vegetative ''' vegetatief, ongeslachtelijk; -- growth = vegetatieve groei, vorming van bladeren en scheuten; v.  generative growth; -- parts, -- organs = wortel, stengel, bladeren, alle delen vd. plant die geen bloemen of vruchten zijn; v. reproductive parts; -- reproduction = vegetatieve, ongeslachtelijke, vermenigvuldiging door uitlopers, broedplantjes, broedknolletjes; -- propagation = vegetatieve vermeerdering, z. propagation.
 
''' veil ''' z. velum.
 
''' vein ''' ader: de fijnere vertakkingen vd, hoofd -en zijnerven.
 
''' veining ''' z. venation.
 
''' veinlet ''' adertje: de fijnste vertakking vd. nerven; v. vein.
 
''' velamen ''' 1) dun vlies of bedekking, doorgaans perkamentachtig.  2) dikke wit- of groenachtige kurkachtige opperhuid vd. luchtwortels van epifitische Orchideeën; kan vocht uit de lucht opnemen.
 
''' veld, ZAfr. ''' grasland in zuidelijk Afrika; z. savannah 2); v. llano, pampa, prairie, savannah, steppe.
 
''' velum ''' velum, omhulsel, sluier: vliesachtig weefsel dat sommige paddestoelen in het jeugdstadium beschermt; bv. Vliegezwam, Amanita muscaria; syn. veil; v. volva.
 
''' velutinous ''' fluwelig: zacht, zeer kort en dicht behaard.  K)
 
''' venation ''' adering, nervatuur: de verdeling vd. nerven en nerfjes in een blad; syn. nervation, veining.
 
''' ventral ''' 1) aan de voorzijde, aan de bovenzijde, aan de zijde vd. as; bij een blad de bovenzijde die in de knop naar de as gekeerd was; bij een bloem is de as het verlengde vd. bloemsteel; syn. adaxial; ant. abaxial, dorsal.  2) bij planten met een thallus de naar het substraat gekeerde zijde.
 
''' ventral ''' placentation z. placentation, marginal --.
 
''' ventricose ''' buikig, buikvormig: enigzins opgezwollen; bv. bloembuis van Gasteria spp.
 
''' verdigris green ''' kopergroenkleurig; syn. aeruginose.
 
''' verdure ''' frisse, groene vegatie: v. greening.
 
''' vermiculate ''' z. vermiform.
 
''' vermiculite ''' vermiculiet: licht poreus materiaal, gevormd door verhitten van mica-achtig mineraal en toegepast in grondmengsels om deze poreus te maken.
 
''' vermiform ''' wormachtig; syn. vermiculate.
 
''' vernacular name ''' volksnaam: plaatselijke naam voor een bepaalde plant; opm. moet voorzichtig gehanteerd worden omdat dezelfde volksnaam in andere streken geheel verschillende soorten kan aanduiden en ook één soort verschillende volksnamen kan hebben, verscheidene voorbeelden treft men in dit boekje aan; in Nederlandse bewerkingen van buitenlandse plantenboeken vindt men soms de letterlijk vertaalde lokale volksnamen, dit is zinloos!; syn. trivial name.
 
''' vernal ''' voorjaars-, het voorjaar betreffend; v. autumnal, hiemal, solstitial; -- flower = voorjaarsbloem.
 
''' vernalization ''' vernalisatie: koudebehandeling van geweekte zaden waardoor bv. wintergranen ook bij uitzaaien in het voorjaar tot bloei en vruchtzetting kunnen komen; ook bollen, zaailingen en gehele planten kunnen een koudebehandeling ondergaan; v. stratification.
 
''' vernation ''' knopligging: de ligging vd. jonge bladeren in de knop; syn. ptyxis.; v. aestivation.
 
''' verrucate; verrucose ''' wratachtig, wrattig, vol wratten; syn. warty; v. tuberculate.
 
''' verruculate; verruculose ''' fijn wratachtig, vol wratjes.
 
''' versatile ''' beweeglijk; de helmknop is vaak in het midden op één punt aan de helmdraad gehecht en daardoor zeer --; bv. bij Grassen; syn. mobile; v. basifixed, dorsifixed.
 
''' versicolour, versicolour ''' verschillende kleuren hebbend.
 
''' verticil ''' krans: drie of meer bladeren of bloemen op één knoop; syn. whorl.
 
''' verticillaster ''' schijnkrans: bloeiwijze, twee sterk verkorte vertakte gevorkte bijschermen in de oksels ve. paar tegenoverstaande bladeren; typisch voor Lipbloemen familie, Lamiaceae (Labiatae).
 
''' verticillate ''' kransgewijs: in kransen geplaatst of schijnbaar zo, ihb. bij Lipbloemigen; syn. whorled.
 
''' vesicle ''' blaartje, blaasje: kleine met lucht of vocht gevulde holte in een weefsel.
 
''' vesicular, vesiculate, vesiculose, vesiculous ''' vv. blaasjes, bedekt met --.
 
''' vesicular gland ''' afscheidingsorgaan van vluchtige olie onder de opperhuid; bv. in sinaasappelschil.
 
''' vespertine ''' avondbloeier.
 
''' vessel ''' vat: lange, uit vele cellen gevormde cylindrische en holle buis in het xyleem; transporteert water en voedingszouten; --element = lege dode cel met geperforeerde uiteinden.
 
''' vestige ''' onvolledig ontwikkeld orgaan; z. vestigial.
 
''' vestigial ''' onvolledig ontwikkeld, ve. orgaan of deel daarvan dat vroeger een functie had bij verre voorouders, maar nu nog slechts in restvorm aanwezig is; v. rudimentary, suppressed.
 
''' vestiture, vesture ''' bedekking; gebruikt om het oppervlak van plantendelen te beschrijven wat betreft de harigheid en andere aanhangsels.
 
''' vexillary ''' vlag btr.; z. vexillum.
 
''' vexillum ''' vlag: het grootste, bovenste kroonblad ve. vlinderbloem; syn. banner, standard.  R)
 
''' viability ''' kiemkracht: vermogen tot kiemen.
 
''' viable ''' kiemkrachtig, btr. zaden: levend en in staat zich tot een zaailing te ontwikkelen.
 
''' vibratile ''' in staat te trillen.
 
''' vicariance ''' verschijnsel dat twee nauwverwante taxa in geografisch gescheiden gebieden voorkomen, elkaar ahw. vervangend; bv. de ene in de vlakte en de andere in de heuvels.
 
''' vicariant ''' plaatsvervanger: plaatsvervangende soort; z. vicariate; -- species.
 
''' vicariate ''' plaatsvervangend; -- species = --e soort: soort die in een streek voorkomt ipv. een nauw verwante soort in een naburige streek.
 
''' villose, villous ''' langharig: bedekt met matig dichte, lange zachte vaak gekrulde haren.  J)
 
''' vimineous ''' lange buigzame twijgen vormend; bv. wilgentenen.
 
''' vinaceous ''' 1) druiven of wijn betreffend.  2) wijnrood: violetachtig rood; syn. vinose, vinous.
 
''' vine ''' 1) wijnstok, druivenplant; syn. grape-vine, vinestalk.  2) klimplant (in de USA); syn. climber.
 
''' Vine Cactus ''' Fouquieria splendens.
 
''' vinegar ''' fly z. fruit fly.
 
''' vinery ''' 1) druivenkas; syn. grapery.  2) wijngaard; syn. vineyard.
 
''' vinose, ''' vinous z. vinaceous.
 
''' vinestalk ''' wijnstok, Vitis vinifera; syn. grape-vine, vine.
 
''' vine weevil ''' taxuskever, lapsnuitkever, Otiorrhynchus sulcatus; de kever legt in de vroege herfst eieren in de bodem, de larven vreten zich in sappige wortels of in het hart ve. plant en verpoppen zich in het voorjaar om in de zomer als volwassen kever te voorschijn te komen; aantasting gaat ongemerkt, aangetaste Huislookrozetten bv. blijken opeens los op de grond te liggen, de hoofdwortel en het hart weggevreten, in de pot blijkt dan ergens de centimeter grote vette bleekgele larve te liggen.
 
''' vineyard ''' wijngaard, aanplant van wijnstokken.
 
''' viral ''' een virus betreffend; bv. -- infection = virusinfectie.
 
''' virent ''' groen.
 
''' virescence ''' groenkleuring, ihb. van normaal anders gekleurde organen, bv. kroonbladen.
 
''' virescent ''' vergroendend, groenwordend, enigszins groen, groenachtig.
 
''' virga, mv. virgae ''' twijg.
 
''' virgate ''' 1) als een stokje, lang, dun en slank.  2) vele twijgjes dragend.
 
''' virgulate ''' z. virgate 1).
 
''' virgultum ''' twijg, scheut, spruit.
 
''' viridescent ''' groenig, groenachtig.
 
''' virose ''' 1) giftig.  2) stinkend.
 
''' virosis ''' iedere door virussen veroorzaakte plantenziekte.
 
''' virulent ''' btr. plantenziekte: zeer besmettelijk en kwaadaardig.
 
''' virus ''' virus: ultramicroscopisch deeltje, bestaand uit eiwit en DNA; veel kleiner dan bacteriën; in een levende cel kunnen ze zich snel vermeerderen en ziekten veroorzaken; besmetting wordt doorgaans overgebracht door zuigende insecten.
 
''' viscid, viscous ''' 1) visceus: kleverig en dikvloeibaar.  2) bedekt met een kleverige laag.
 
''' viscidulous ''' enigszins kleverig.
 
''' viscose, viscous ''' viskeus: dikvloeibaar.
 
''' Visnaga ''' z. Bisnaga.
 
''' vitelline ''' oranjegeel, dooiergeel: de kleur van eidooier; opm. als dat ei tenminste ve. echte scharrelkip is.
 
''' viticulture ''' druiventeelt.
 
''' vitta, mv. vittae ''' oliestriem: oliekanaal in de groeven van vruchtjes van Schermbloemigen.
 
''' vittate ''' gestriemd, gestreept: met oliekanalen; ant. evittate.
 
''' viviparous ''' 1) vegetatieve scheuten of broedplantjes vormend; bv. op de bloeiwijze van Agave spp., op bladeren van Kalanchoe tubilflora of op vruchten van Opuntia spp.  2) zaad reeds kiemend als de vrucht nog op de plant zit.
 
''' vivipary ''' 1) vorming van vegetatieve scheuten of broedplantjes.  2) vroegtijdige kieming van zaad; z. viviparous.
 
''' viz., afk. Lat. videlicet ''' namelijk, wordt gelezen als 'namely'.
 
''' Viznaga ''' z. Bisnaga.
 
''' vol., afk. volume ''' 1) deel (ve. meerdelig boekwerk).  2) jaargang (ve. tijdschrift).
 
''' volva ''' vliezig omhulsel vd. steel ve. plaatjeszwam na het openbarsten vd. sluier; v. velum.
 
''' voluble ''' windend, slingerend; btr. stengel: in een spiraal om een steunsel gewonden; syn. anfractuous, twining; v. scandent.
 
''' vygie, ZAfr. ''' volksnaam voor Mesems.
 
''' Wall ''' Pennywort z. Pennywort.
 
''' Wall Pepper ''' Muurpeper, Sedum acre.
 
''' wart ''' wrat: vrij hard onregelmatig gevormd uitsteeksel op het oppervlak ve. plant.
 
''' warty ''' wrattig; syn. verrucose.
 
''' wax ''' was: verbinding ve. vetzuur (z. fatty acid) en een eenwaardige alcohol, beide met een lange koolstofketen, bv. bijenwas; was van plantaardige oorsprong vormt een dun laagje over de cuticula (z. cuticle), vaak in de vorm ve. poederige laag, z. bloom 1); opm. was vd. Carnaubapalm, Copernica prunifera, en Euphorbia antisypilitica wordt voor handelsdoeleinden verzameld.
 
''' Wax Plant ''' Euphorbia antisyphilitica.
 
''' wedge-shaped ''' z. cuneate.
 
''' weed ''' onkruid, elke plant die groeit op een plaats waar hij niet gewenst is, ihb. op akkers ed. waar andere gewassen geteeld worden; --killer z. herbicide.
 
''' weeping ''' hangend: btr. boom: met hangende takken; bv. Treurwilg: v. lachrimose..
 
''' West Indian Gooseberry ''' Pereskia aculeata.
 
''' West Indian Jasmine ''' Plumiera rubra.
 
''' Whipple Deil Claw ''' Sclerocactus whipplei.
 
''' Whipple Cholla ''' Opuntia whipplei.
 
''' Whiskey Barrel Cactus ''' Lophophora williamsii.
 
''' wetting agent ''' bevochtigingsmiddel: oppervlakteactieve stof die aan een sproeimiddel wordt toegevoegd om een gelijkmatige bevochtiging vd. planten te verkrijgen; syn. spreader.
 
''' white fly ''' witte vlieg: witbepoederd zeer klein vliegje dat ihb. bladplanten aantast, ze zuigen vooral aan de onderzijde der bladeren; biologisch met sluipwespjes te bestrijden.
 
''' whorl ''' krans: drie of meer bladeren of bloemen op één knoop; syn. verticil.
 
''' whorled ''' kransstandig, kransgewijs: in kransen; syn. verticillate.
 
''' widespread ''' wijd verbreid; v. cosmopolitic, endemic.
 
''' Wilcox Fishhook ''' Mammillaria  wilcoxii (syn. M. wrightii var. w.).
 
''' wilding ''' 1) wilde plant, ihb. wilde vorm ve. cultuurplant; bv. wilde roos.  2) spontaan opgekomen sier- of kultuurplant, bv. ontsnapt uit een tuin en verwilderd.
 
''' Wildings ''' Sedum spp.
 
''' wilted ''' verwelkt; syn. flaccid; ant. turgid.
 
''' wilting ''' verwelkend, het verwelken.
 
''' windowed ''' z. fenestrate.
 
''' wing ''' vleugel: dun, droog of vliesachtig aanhangsel ve. orgaan; -- petal = zwaard: een van beide zijdelings geplaatste kroonbladen ve. vlinderbloem.  R)
 
''' winged ''' gevleugeld, vv. vleugel; syn. alate; -- fruit z. samara.
 
''' Winkler Cactus ''' Pediocactus winkleri.
 
''' winterannual ''' z. annual.
 
''' wintergreen ''' 1) plant die groen blijft in de winter, ihb. Pyrola en Gaultheria spp.  2) -- oil = uit de bladeren van Gaultheria procumbens gewonnen etherische olie; syn. oil of --; v. essential 1).
 
''' wireworm ''' ritnaald: harde cylindrische wormachtige larve van kniptor soorten, snapping beetle, click beetle, Elateridae familie; ze vreten aan plantenwortels en kunnen wel vijf jaar in de grond verblijven.
 
''' wiry ''' draadvormig en taai.
 
''' witches' broom ''' heksenbezem, abnormale borstelachtige groei met vele verwarde takjes op bomen en struiken; mogelijk gevolg van virus- of andere parasitaire aantasting; syn. hexenbesen (de Duitse term!)
 
''' wood ''' 1) hout; v. xylem.  2) bos, minder uitgestrekt en dicht dan  forest.
 
''' wood louse, mv. -- lice ''' pissebed, keldermot, varkentje: tot de kreeftachtigen behorend, tot ongeveer 1,5 cm groot leigrijs diertje met zeven paar poten; ze verschuilen zich op vochtige plaatsen, onder potten en bakken, en komen 's nachts te voorschijn om zich te voeden met dood materiaal en sappige delen van succulenten, zaailingen en wortels; bestrijding door opruimen van alle rommel en afval in de kas en door lokken met uitgeholde halve aardappelen, ze verstoppen zich er onder en kunnen dan verzameld en vernietigd worden.
 
''' Wood Sorrell ''' Klaverzuring, Oxalis spp.; kan hinderlijk zijn in een succulentenverzameling en bijdragen aan de verspreiding van aaltjes die zich er graag op nestelen.
 
''' wool ''' wol: lange zachte haren.
 
''' woolly ''' wollig: dicht bedekt met lange zachte gekrulde en verwarde haren, niet vlak op het oppervlak gedrukt; syn. lanate.  J)
 
''' Woolly Torch Cactus ''' Pilosocereus purpusii.
 
''' Wooton Prickly Pear ''' Opuntia phaeacantha var. wootonii.
 
''' wort ''' plant, kruid; opm. oud-engels, komt nog voor in volksnamen.
 
''' Woven-spine Pineapple Cactus ''' Sclerocactus intertextus (syn. Neolloydia intertexta).
 
''' Wright Cholla ''' Opuntia stanlyi var. kunzei (syn. O. wrightii).
 
''' Wright Fishhook ''' Mammillaria wrightii.
 
''' Wright's Fishhook Cactus ''' Sclerocatus wrightiae.
 
''' wrinkle ''' rimprl.
 
''' wrinkled ''' rimpelig, gerimpeld; v. corrugated..
 
''' × ''' 1)  aanduiding voor een hybride, een kruisingsproduct, zowel voor een hybridegeslacht als een hybridesoort.  2) vergroting of verkleining; bv. 4×: viermaal vergroot.  3) bij:  bv. 7 × 2 cm: 7 bij 2 cm: 7 cm lang en 2 cm breed.
 
''' xanthophyll ''' xantophyl: wijdverspreide terpenoide gele plantenkleurstof, C40H56O2. komt voor in gele bloemen en samen met chlorophyl in groene bladeren en is verantwoordelijk voor de herfstkleuren; syn. luteol.
 
''' xeromorph ''' droogtevorm, droogteplant; z. xerophyte.
 
''' xeromorphic ''' vv. van droogteresistentie bevorderende aanpassingen.
 
''' xerophilous ''' droogte verdragend, droogtebestendig.
 
''' xerophyllous ''' vv. droogtebestendige bladeren, bv. doordat ze klein of leerachtig zijn.
 
''' xerophyte ''' droogteplant: plant met aanpassingen die het bestaan in een droge omgeving mogelijk maken; de term wordt niet alleen voor woestijnplanten gebruikt, maar ook voor halophyten die door hun milieu moeilijk vocht kunnen opnemen; opm. -- is niet gelijk aan succulent, succulentie is één vd. mogelijke aanpassingen, een Yucca is een -- maar heeft geen succulente eigenschappen.
 
''' xerophytic ''' betreffende of behorende tot de droogteplanten.
 
''' xylem ''' xyleem: binnenste houtachtige deel ve. vaatbundel bij Tweezaadlobbigen; dient voor watertransport; v. phloem.
 
''' yard, afk. yd. ''' lengtemaat, gelijk aan 3 foot; 1 yard = 91,44 cm.
 
''' yd. ''' z. yard.
 
''' Yellow Beavertail, -- -- Cactus ''' Opuntia basilaris var. aurea.
 
''' Yellow Hedgehog ''' Echinocereus subinermis.
 
''' Yellow-flowered Hedgehog Cactus ''' Echinocereus pectinatus var. dasyacantha.
 
''' Yellow Prickly Pear ''' Opuntia santa-rita. ook O. phaeacantha var. flavescens.
 
''' Yellow Spine Prickly Pear ''' Opuntia phaeacantha var. flavispina.
 
''' Yucca Cactus, -- Palm ''' boomvormige Yucca spp., ihb. Y. brevifolia, Joshua Tree.
 
''' yucca moth ''' vlindertje vh. genus Pronuba, ihb. P. yuccasella, dat de bestuiving van Yucca spp. verzorgt en gelijktijdig eieren legt in het vruchtbeginsel, de larven voeden zich met een deel vd. zich ontwikkelende zaden.
 
''' zeatin ''' een cytokinin uit jonge maiskorrels dat in combinatie met  auxin 1) celdeling stimuleert.
 
''' zinc ''' zink, metallisch element, symbool Zn;  het maakt als sporenelement deel uit van sommige enzymen.
 
''' Zn ''' z. zinc.
 
''' zonate ''' vv. ringvormige tekening; bv. tuingeranium, Pelargonium zonale hybriden.
 
''' zoochory ''' zo"chorie: verspreiding van vruchten, zaden of stekken door dieren; bv. bessen worden gegeten en de zaden met de uitwerpselen verspreid, zaden worden versleept door mieren, leden van Opuntia spp. blijven in de pels van zoogdieren haken en worden zo losgerukt en versleept.
 
''' zoophilous ''' bestoven door dieren (andere dan insecten); v. entomophilous.
 
''' zoophily ''' bestuiving door andere dieren dan insecten.
 
''' ZV, afk. Zygocactus Virus ''' in cactussen aangetroffen virus, verwant aan  TMV.
 
''' zygomorphic ''' zygomorf: tweezijdig symmetrisch, door slechts één vlak in twee spiegelgelijke helften te verdelen; v. actinomorphic.  P)
 
''' zygote ''' zygoot, bevruchte eicel

Revision as of 10:05, 18 March 2024