No edit summary
No edit summary
Line 9: Line 9:


* ril (verhoging, rug)
* ril (verhoging, rug)
* '''(lange, smalle opstaande rand/verhevenheid)''' ribbel, stootrand, rug (tussen twee ploegvoren)
* '''(in tuin)''' bed
* richel
* richel
* ribbel
* ribbel
* rib
* rib
* '''(meteorologie)''' rug (uitloper van hogedrukgebied)
* golftop
* ophoging van aarde
* ophoging van aarde
* langsrug
* langsrug
* kam (bergkam)
* bergkam, kam, richel, rug
* golf (in karton, metaal)
* bergketen
* '''(in karton, metaal)''' golf
* vorst (van dak)
* vorst (van dak)
* nokconstructie (van een dak)
* nokconstructie (van een dak)
* nok (van dak)
* '''(van dak)''' nok, vorst
* dakvorst
* dakvorst
* [GEOL.] kim
* [GEOL.] kim

Revision as of 14:40, 2 February 2024

English

  • ridge

Dutch

Noun

  • ril (verhoging, rug)
  • (lange, smalle opstaande rand/verhevenheid) ribbel, stootrand, rug (tussen twee ploegvoren)
  • (in tuin) bed
  • richel
  • ribbel
  • rib
  • (meteorologie) rug (uitloper van hogedrukgebied)
  • golftop
  • ophoging van aarde
  • langsrug
  • bergkam, kam, richel, rug
  • bergketen
  • (in karton, metaal) golf
  • vorst (van dak)
  • nokconstructie (van een dak)
  • (van dak) nok, vorst
  • dakvorst
  • [GEOL.] kim

Verb

  • ophogen
  • [AGRIC.] aanaarden (ruggen vormen/tot ruggen ploegen)