View source for English-Dutch 53000.html

 '''Info''': 53,000 English-Dutch entries
 
 Can’t remember where I found this file. Author seems to be a translator called Eric Paroissien.

* -able : -baar
* -able : -waardig
* -er : -aar
* -er : -aard
* -er : -e
* -er : -er
* -er : -erd
* -er : -ist
* -et : -je
* -et : -ke
* -et : -pje
* -et : -tje
* -ever : dan ook
* -ever : ook maar
* -fold : -voud
* -ible : -baar
* -ible : -ieus
* -ible : -ig
* -ible : -lijk
* -ible : -waardig
* -in-law : aangetrouwd
* -in-law : behuwd
* -in-law : schoon-
* -ish : -achtig
* -ish : -ig
* -ish : rond
* -ism : -isme
* -ist : -aar
* -ist : -er
* -ist : -ist
* -ity : -heid
* -ity : -ie
* -ity : -iteit
* -ity : -schap
* -ity : -te
* -ity : -teit
* -ive : -ief
* -ive : -ieve
* -less : -loos
* -less : on-
* -lessness : -loosheid
* -like : -achtig
* -logy : -logie
* -ness : -heid
* -ness : -ie
* -ness : -schap
* -ness : -te
* -ness : -teit
* -oid : -achtige
* -or : -aar
* -or : -er
* -or : -ist
* -ship : -heid
* -ship : -ie
* -ship : -schap
* -ship : -te
* -ship : -teit
* -th : -de
* -th : -ste
* -tion : -tie
* -worthy : -waardig
* -y : -ij
* -y : -plaats
* ... ago : ... geleden
* ... ago : ... terug
* 1st : 1eere
* 1st : 1eers
* a : aan
* a : bij
* a : binnen
* a : een
* a : een of ander
* a : een zeker
* a : elk
* a : ieder
* a : iemand
* a : in
* a : per
* a : te
* a : telkens
* a : à
* a day : per dag
* a few : een paar
* a few : enige
* a few : enkele
* a few : sommige
* a few : sommigen
* a few : wat
* a few minutes : een moment
* a few minutes : even
* a few minutes : eventjes
* a little : een beetje
* a little : een klein beetje
* a little : een weinig
* a little : enigszins
* a little : ietwat
* a little : lichtelijk
* a little : nogal
* a little : tamelijk
* a little : wat
* a little : zier
* a long time : lang
* a lot : een heleboel
* a lot : terdege
* a lot : veel
* a lot : zeer
* a lot of : veel
* a major : a majeur
* a moment : een moment
* a moment : even
* a moment : eventjes
* a native of : afkomstig uit
* a thing that needs to be done : iets wat gedaan moet worden
* a while : even
* a while : eventjes
* a while : korte tijd
* a-bomb : atoombom
* a-flat major : as majeur
* a.k.a. : bba
* a.m. : 's morgens
* a.m. : in de morgen
* a.m. : voor de middag
* aachen : aken
* aalii : kleverige dodonea
* aardvark : aardvarken
* aardwolf : aardwolf
* abaca : manilla
* abaca : manillahennep
* aback : bij verrassing
* abactor : runderdief
* abacus : abacus
* abacus : dekplaat
* abacus : rekenbord
* abacus : telraam
* abalone : haliotis
* abandon : achterlaten
* abandon : afleggen
* abandon : afstand doen
* abandon : afstand doen van
* abandon : afwijzen
* abandon : afzien
* abandon : in de steek laten
* abandon : laten varen
* abandon : ongedwongenheid
* abandon : ongeremdheid
* abandon : opgeven
* abandon : prijsgeven
* abandon : terugnemen
* abandon : uitvallen
* abandon : verbannen
* abandon : verlaten
* abandon : verwerpen
* abandon oneself : zich overgeven
* abandoned : brutaal
* abandoned : driest
* abandoned : gemeen
* abandoned : immoreel
* abandoned : onbeschaamd
* abandoned : onzedelijk
* abandoned : schaamteloos
* abandoned : verlaten
* abandoned : zedeloos
* abandoned : zedenkwetsend
* abandonedly : immoreel
* abandonedly : schaamteloos
* abandonedly : zonder blikken of blozen
* abandonment : abandonnement
* abandonment : afstaan
* abandonment : afstand
* abandonment : cessie
* abandonment : concessie
* abandonment : eenzaamheid
* abandonment : losheid
* abandonment : natuurlijkheid
* abandonment : ongedwongenheid
* abandonment : ongegeneerdheid
* abandonment : ongekunsteldheid
* abandonment : toegeving
* abandonment : verlatenheid
* abandonment : verlating
* abandonment : vrijmoedigheid
* abandonment : woestheid
* abase : kleinmaken
* abase : vernederen
* abase : verootmoedigen
* abase oneself : zich verlagen
* abase oneself : zich vernederen
* abasement : vernedering
* abasement : verootmoediging
* abasement : zelfvernedering
* abash : beschamen
* abash : in verlegenheid brengen
* abash : ongelegen komen
* abash : ontrieven
* abash : overbluffen
* abash : overdonderen
* abashed : bedeesd
* abashed : beschaamd
* abashed : bevangen
* abashed : blo
* abashed : timide
* abashed : verlegen
* abashment : benardheid
* abashment : hinder
* abashment : knelpunt
* abashment : penarie
* abashment : verlegenheid
* abatable : verminderbaar
* abate : afnemen
* abate : bedaren
* abate : bekoelen
* abate : gaan liggen
* abate : inkorten
* abate : luwen
* abate : neerslaan
* abate : slinken
* abate : tanen
* abate : tot rust komen
* abate : uitrazen
* abate : uitwoeden
* abate : verflauwen
* abate : verminderen
* abate : verzwakken
* abatement : achteruitgang
* abatement : afname
* abatement : afslag
* abatement : besnoeiing
* abatement : korting
* abatement : rabat
* abatement : verflauwing
* abatement : vermindering
* abatement : verzwakking
* abattoir : slachthuis
* abbacy :
* abbacy : abtschap
* abbas : abbas
* abbatial :
* abbatial : abdij-
* abbess : abdis
* abbey : abdij
* abbot :
* abbot : abt
* abbotcy : abtschap
* abbotship : abtschap
* abbreviate : afkorten
* abbreviate : bekorten
* abbreviate : inkorten
* abbreviate : inkrimpen
* abbreviate : korten
* abbreviate : verkorten
* abbreviated : afgekort
* abbreviated : ingekort
* abbreviated : verkort
* abbreviation : afkorting
* abbreviation : bekorting
* abbreviation : inkorting
* abbreviation : verkorting
* abbreviatory : afkortend
* abbreviatory : verkortend
* abdicate : abdiceren
* abdicate : abdiqueren
* abdicate : afschuiven
* abdicate : afstand doen
* abdicate : afstand doen van
* abdicate : aftreden
* abdicate : afwijzen
* abdicate : onterven
* abdicate : troonsafstand doen
* abdicate : weigeren
* abdicate to : afschieten op
* abdication : afstand
* abdication : ontslagname
* abdication : ontslagneming
* abdication : troonsafstand
* abdomen : abdomen
* abdomen : achterlijf
* abdomen : buik
* abdomen : onderbuik
* abdomen : onderlijf
* abdominal : abdominaal
* abdominal : buik-
* abdominal : onderbuik-
* abdominal : onderbuiks-
* abduct : kidnappen
* abduct : ontvoeren
* abduction : ontvoering
* abductor : abductor
* abductor : ontvoerder
* abeam : dwars
* abeam : dwarsscheeps
* abed : in bed
* abed : op bed
* abed : te bed
* abele : abeel
* abele : witboom
* abele : witte abeel
* abele : zilverpopulier
* abelian : abels
* abelian : commutatief
* aberrance : afdwaling
* aberrance : afwijking
* aberrance : verdooldheid
* aberrant : afdwalend
* aberrant : afwijkend
* aberration : abuis
* aberration : afwijking
* aberration : dwaling
* aberration : fout
* aberration : misstap
* aberration : vergissing
* abet : aanstoken
* abet : agiteren
* abet : assisteren
* abet : bijstaan
* abet : bijstaan in
* abet : dragen
* abet : helpen
* abet : irriteren
* abet : ondersteunen
* abet : op stang jagen
* abet : ophitsen
* abet : opruien
* abet : opstoken
* abet : opwinden
* abet : prikkelen
* abet : ruggesteunen
* abet : sarren
* abet : schoren
* abet : schragen
* abet : schudden
* abet : steunen
* abet : ter zijde staan
* abetment : medeplichtigheid
* abetter : handlanger
* abetter : mededader
* abetter : medeplichtige
* abhor : een afschuw hebben van
* abhor : verafschuwen
* abhor : verfoeien
* abhor : walgen van
* abhorrence : afgrijzen
* abhorrence : afkeer
* abhorrence : afschrik
* abhorrence : afschuw
* abhorrence : gruwel
* abhorrence : gruweldaad
* abhorrence : verschrikking
* abhorrence : walging
* abhorrence : weerzin
* abhorrence : zielsangst
* abhorrent : afgrijselijk
* abhorrent : afschuwelijk
* abhorrent : ijselijk
* abhorrent : misselijk
* abhorrent : onsmakelijk
* abhorrent : stuitend
* abhorrent : verfoeilijk
* abhorrent : walgelijk
* abhorrent : weerzinwekkend
* abide : afhalen
* abide : afwachten
* abide : doorbijten
* abide : doorstaan
* abide : doorzetten
* abide : dragen
* abide : dulden
* abide : harden
* abide : lijden
* abide : naar buiten brengen
* abide : ondergaan
* abide : plakken
* abide : resideren
* abide : te wachten staan
* abide : toelaten
* abide : tolereren
* abide : uithouden
* abide : uitstaan
* abide : velen
* abide : verbeiden
* abide : verblijf houden
* abide : verblijven
* abide : verdragen
* abide : vertoeven
* abide : verwachten
* abide : verwijlen
* abide : voet bij stuk houden
* abide : volharden
* abide : volhouden
* abide : wachten
* abide : wijlen
* abide : wonen
* abide by : zich houden aan
* abide with : niet in de steek laten
* abide with : niet verlaten
* abiding : aanhoudend
* abiding : bestendig
* abiding : blijvend
* abiding : gedurig
* abiding : over
* abiding : resterend
* abiding : vast
* abiding : voortdurend
* ability : bekwaamheid
* ability : bevoegdheid
* ability : competentie
* ability : deskundigheid
* ability : geschiktheid
* ability : kredietwaardigheid
* ability : kundigheid
* ability : kwalificatie
* ability : macht
* ability : solvabiliteit
* ability : solventie
* ability : vaardigheid
* ability : vermogen
* abiogenesis : abiogenese
* abiogenesis : abiogenesis
* abiogenesis : spontane generatie
* abject : belabberd
* abject : ellendig
* abject : gemeen
* abject : infaam
* abject : laag
* abject : laaghartig
* abject : miserabel
* abject : nietswaardig
* abject : schamel
* abject : schunnig
* abject : stumperig
* abject : verachtelijk
* abject : vuig
* abjection : diepe vernedering
* abjection : gemeenheid
* abjection : laaghartigheid
* abjection : verachtelijkheid
* abjection : vuigheid
* abjuration : afzwering
* abjure : abjureren
* abjure : afgelasten
* abjure : afzweren
* abjure : annuleren
* abjure : hernemen
* abjure : herroepen
* abjure : ontbinden
* abjure : tenietdoen
* abjure : terughalen
* abjure : terugnemen
* abjure : verzaken
* abjure : verzaken aan een eed
* ablative : ablatief
* ablative case : ablatief
* ablaze : gloeiend
* ablaze : in lichterlaaie
* ablaze : verterend
* ablaze : verzendend
* ablaze : vlammend
* ablaze : vurig
* able : abel
* able : bedreven
* able : bekwaam
* able : bevoegd
* able : capabel
* able : competent
* able : de mogelijkheid hebben
* able : deskundig
* able : geschoold
* able : gezond
* able : handig
* able : in staat
* able : in staat stellen
* able : kundig
* able : vakbekwaam
* able : vakkundig
* able : zaakkundig
* able-bodied : gezond van lijf en leden
* abloom : bloeiend
* abloom : fleurig
* abloom : in bloei
* ablution : wassing
* ably : bekwaam
* ably : knap
* ably : kundig
* abnegate : abjureren
* abnegate : abnegeren
* abnegate : afzweren
* abnegate : zich verloochenen
* abnegate : zich versterven
* abnegation : abnegatie
* abnegation : zelfverloochening
* abnormal : abnormaal
* abnormal : ongeregeld
* abnormal : onregelmatig
* abnormal psychology : psychopathologie
* abnormality : abnormaliteit
* abnormality : afwijking
* abnormality : onregelmatigheid
* abnormity : abnormaliteit
* abnormity : afwijking
* abnormity : anomalie
* abnormity : onregelmatigheid
* aboard : aan boord
* aboard : aan boord van
* aboard : in de bus
* aboard : in de trein
* abode : domicilie
* abode : kwartier
* abode : logies
* abode : onderkomen
* abode : verblijf
* abode : verblijfplaats
* abode : woning
* abode : woonplaats
* abode : woonst
* abolish : afgelasten
* abolish : afschaffen
* abolish : annuleren
* abolish : ontbinden
* abolish : tenietdoen
* abolish : terugnemen
* abolish : vernietigen
* abolishment : afschaffing
* abolition : afschaffing
* abolition : annulering
* abolition : eliminatie
* abolition : ontbinding
* abolition : ruiming
* abolition : vernietiging
* abolition : verwijdering
* abolitionism : anti-slavernijbeweging
* abolitionist : tegenstander van slavernij
* abominable : abominabel
* abominable : afgrijselijk
* abominable : afschuwelijk
* abominable : afstotelijk
* abominable : ijselijk
* abominable : misselijk
* abominable : onsmakelijk
* abominable : stuitend
* abominable : verfoeilijk
* abominable : walgelijk
* abominable : weerzinwekkend
* abominable snowman : verschrikkelijke sneeuwman
* abominate : een afschuw hebben van
* abominate : verachten
* abominate : verafschuwen
* abominate : verfoeien
* abomination : afgrijzen
* abomination : afschrik
* abomination : afschuw
* abomination : afschuwelijk iets
* abomination : gruwel
* abomination : gruweldaad
* abomination : verschrikking
* abomination : walging
* abomination : weerzin
* aboriginal :
* aboriginal : Australische inboorling
* aboriginal : aboriginal
* aboriginal : binnenlands
* aboriginal : inboorling
* aboriginal : inboorlinge
* aboriginal : inboorlingen-
* aboriginal : inheems
* aboriginal : inlander
* aboriginal : inlands
* aboriginal : oorspronkelijk
* aboriginal : origineel
* aborigine :
* aborigine : Australische inboorling
* aborigine : aboriginal
* abort : aborteren
* abort : afwijzen
* abort : annuleren
* abort : beëindigen
* abort : de vrucht afdrijven
* abort : doen falen
* abort : doen mislukken
* abort : een miskraam krijgen
* abort : falen
* abort : floppen
* abort : in het water vallen
* abort : laten mislukken
* abort : misgaan
* abort : miskraam hebben
* abort : mislukken
* abort : ontijdig bevallen
* abort : schipbreuk leiden
* abort : sjezen
* abort : stoppen
* abort : stralen
* abort : stranden
* abort : verijdelen
* abort : verkwijnen
* abort : versmachten
* abort : voortijdig bevallen
* abort : wegkwijnen
* abort : zakken
* abortion : abortie
* abortion : abortus
* abortion : debâcle
* abortion : echec
* abortion : fiasco
* abortion : flop
* abortion : miskraam
* abortion : mislukking
* abortion : sof
* abortion : strop
* abortionist : aborteur
* abortive : ijdel
* abortive : mislukt
* abortive : nutteloos
* abortive : ondienstig
* abortive : onnuttig
* abortive : vergeefs
* abortive : vruchteloos
* abound : in overvloed aanwezig zijn
* abound : krielen
* abound : krioelen
* abound : overvloedig aanwezig zijn
* abound : wemelen
* abound : wriemelen
* abound : zwermen
* abound in : wemelen van
* abound with : wemelen van
* abounding : overvloedig
* abounding in water : waterrijk
* about : aan
* about : aangaande
* about : betreffende
* about : bij
* about : circa
* about : circulerend
* about : een stuk of
* about : in de buurt
* about : in omloop
* about : in omloop zijnd
* about : met
* about : om
* about : om ... heen
* about : om-
* about : omheen
* about : omtrent
* about : ongeveer
* about : op het punt staan
* about : over
* about : plusminus
* about : rond
* about : rond-
* about : rondom
* about : van
* about : wat betreft
* about : zowat
* about-face : keer
* about-face : omkeer
* about-face : verandering
* about-face : verzetting
* about-face : wijziging
* about-face : wisseling
* above : aan
* above : benoorden
* above : boven
* above : bovengenoemd
* above : bovenstaand
* above : daarboven
* above : hierboven
* above : meer dan
* above : naar boven
* above : omhoog
* above : op
* above : opwaarts
* above : over
* above : ruim
* above : ten noorden van
* above all : in de eerste plaats
* above all : in het bijzonder
* above all : inzonderheid
* above all : vooral
* above all : voornamelijk
* above-board : degelijk
* above-board : eerlijk
* above-board : eerzaam
* above-board : fatsoenlijk
* above-board : innig
* above-board : net
* above-board : ongeveinsd
* above-board : onomwonden
* above-board : onverbloemd
* above-board : open
* above-board : oprecht
* above-board : rondborstig
* above-board : trouwhartig
* above-board : zuiver
* above-mentioned : bovengenoemd
* abovesaid : bovenvermeld
* abracadabra : toverspreuk
* abracadabra : wartaal
* abrade : afschaven
* abrade : gladschuren
* abrade : schaven
* abrade : schuren
* abrasion : afschaving
* abrasion : ontvelling
* abrasion : schaafwond
* abrasion : schram
* abrasive : bits
* abrasive : schuur-
* abrasive : schuurmiddel
* abrasive : snibbig
* abreact : afreageren
* abreaction : afreageren
* abreast : bekend
* abreast : gelijke tred houdend
* abreast : goed ingelicht
* abreast : naast elkaar
* abreast : op de hoogte
* abreast : welingelicht
* abreast : zij aan zij
* abridge : afkorten
* abridge : begrenzen
* abridge : beknotten
* abridge : bekorten
* abridge : beperken
* abridge : beperkingen opleggen aan
* abridge : beroven
* abridge : inkorten
* abridge : inkrimpen
* abridge : korten
* abridge : verkorten
* abridge : verminderen
* abridgement : afkorting
* abridgement : excerpt
* abridgement : overzicht
* abridgement : resumé
* abridgement : samenvatting
* abridgement : uittreksel
* abridgement : verkorting
* abridgment : bekorting
* abridgment : korte inhoud.
* abridgment : uitreksel
* abridgment : verkorting. ingekorte versie
* abroad : buiten
* abroad : circulerend
* abroad : daarbuiten
* abroad : in het buitenland
* abroad : in omloop
* abroad : in omloop zijnd
* abroad : naar het buitenland
* abroad : uiterlijk
* abrogate : afgelasten
* abrogate : afschaffen
* abrogate : annuleren
* abrogate : ontbinden
* abrogate : tenietdoen
* abrogate : terugnemen
* abrogation : abrogatie
* abrogation : afschaffing
* abrogation : annulering
* abrogation : intrekking
* abrogation : ontbinding
* abrogation : vernietiging
* abrupt : abrupt
* abrupt : afgeknot
* abrupt : bars
* abrupt : bruusk
* abrupt : hortend
* abrupt : kortaangebonden
* abrupt : kortaf
* abrupt : onverhoeds
* abrupt : onverwacht
* abrupt : plots
* abrupt : plotseling
* abrupt : steil
* abruptly : abrupt
* abruptly : botweg
* abruptly : kortaf
* abruptly : plots
* abruptness : abruptheid
* abscess : abces
* abscess : etterbuil
* abscess : ettergezwel
* abscissa : abscis
* abscond : drossen
* abscond : heimelijk vertrekken
* abscond : weglopen
* abscond : wegrennen
* abscond : zich uit de voeten maken
* abseil : abseilen
* abseil : afdalen langs een dubbelbevestigd touw
* abseil : gezekerde afdaling
* abseil : het abseilen
* absence : absentie
* absence : afwezigheid
* absence : euvel
* absence : gebrek
* absence : gemis
* absence : mangel
* absence : tekort
* absence : tekortkoming
* absence : uitstedigheid
* absence : verstek
* absence : verzuim
* absence of mind : verstrooidheid
* absence of mind : verstrooiing
* absence of mind : verzet
* absent : absent
* absent : afwezig
* absent : afwezig zijn
* absent : ontbrekend
* absent : uitstedig
* absent : vermist
* absent : verstrooid
* absent : weg
* absent : zich verwijderen
* absent oneself : wegblijven
* absent onself : afgaan
* absent onself : vertrekken
* absent onself : weggaan
* absent onself : zich verwijderen
* absent-minded : afgetrokken
* absent-minded : afwezig
* absent-minded : verstrooid
* absent-minded : wezenloos
* absentee : afwezige
* absentee : wegblijver
* absenteeism : absenteïsme
* absinth : absint
* absinth : absintlikeur
* absinth : alsem
* absinthe : absint
* absolute : absolute
* absolute : absoluut
* absolute : beslist noodzakelijk
* absolute : compleet
* absolute : grenzeloos
* absolute : heel
* absolute : onafhankelijk
* absolute : onbegrensd
* absolute : onbeperkt
* absolute : ongelimiteerd
* absolute : onvermengd
* absolute : onvermijdelijk
* absolute : op zichzelf staand
* absolute : puur
* absolute : volkomen
* absolute : volledig
* absolute : volslagen
* absolute : volstrekt
* absolute : voltallig
* absolute : zuiver
* absolute power : alleenheerschappij
* absolute power : autocratie
* absolute rule : alleenheerschappij
* absolute rule : autocratie
* absolute ruler : alleenheerser
* absolute ruler : autocraat
* absolutely : absoluut
* absolutely : bepaald
* absolutely : beslist
* absolutely : echt
* absolutely : inderdaad
* absolutely : metterdaad
* absolutely : naar waarheid
* absolutely : per se
* absolutely : strikt
* absolutely : ten enenmale
* absolutely : volstrekt
* absolutely : vooral
* absolutely : waarachtig
* absolutely : waarlijk
* absolutely : warempel
* absolutely : werkelijk
* absolutely : zeker
* absolution : absolutie
* absolution : genade
* absolution : gratie
* absolution : vergeving
* absolution : vergiffenis
* absolutism : absolutisme
* absolutive case : absolutief
* absolve : absolutie geven
* absolve : absolveren
* absolve : kwijtschelden
* absolve : ontheffen
* absolve : vergeven
* absolve : vrijspreken
* absorb : absorberen
* absorb : beschikken over
* absorb : bezig houden
* absorb : consumeren
* absorb : disponeren
* absorb : ondergaan
* absorb : opgebruiken
* absorb : opnemen
* absorb : opslorpen
* absorb : opslurpen
* absorb : opzuigen
* absorb : resorberen
* absorb : slurpen
* absorb : verdiepen
* absorbed in : opgaand in
* absorbed in : verdiept in
* absorbed in : verzonken in
* absorbency : absorptie
* absorbent : absorberend
* absorbent : absorberend materiaal
* absorbent : vloei-
* absorbent : wateropnemend
* absorbing : betoverend
* absorbing : boeiend
* absorbing : fascinerend
* absorbing : grijpend
* absorption : absorptie
* absorption : opslorping
* abstain : verhinderen
* abstain : zich onthouden
* abstain from : zich onthouden van
* abstemious : bezadigd
* abstemious : matig
* abstemious : nuchter
* abstemious : sober
* abstemious : stemmig
* abstention : onthouding
* abstention : terughoudendheid
* abstersion : reiniging
* abstinence : onthouding
* abstinence : terughoudendheid
* abstract : abstract
* abstract : abstract iets
* abstract : abstract kunstwerk
* abstract : abstractie
* abstract : abstraheren
* abstract : afgetrokken
* abstract : afgezonderd
* abstract : afhouden
* abstract : afleiden
* abstract : afnemen
* abstract : afpakken
* abstract : afwezig
* abstract : afzonderen
* abstract : algemeen
* abstract : besluiten
* abstract : concluderen
* abstract : deduceren
* abstract : een gevolgtrekking maken
* abstract : excerperen
* abstract : excerpt
* abstract : gescheiden
* abstract : in de wacht slepen
* abstract : korte inhoud
* abstract : onthouden
* abstract : onttrekken
* abstract : onttrokken
* abstract : ontvreemden
* abstract : overzicht
* abstract : resumeren
* abstract : resumé
* abstract : samenvatten
* abstract : samenvatting
* abstract : terugtrekken
* abstract : theoretisch
* abstract : uittreksel
* abstract : vaag
* abstract : verstrooid
* abstract : weghalen
* abstract : weghouden
* abstract : wegnemen
* abstract : zich terugtrekken
* abstract : zich toeëigenen
* abstracted : afgetrokken
* abstracted : verstrooid
* abstraction : abstract begrip
* abstraction : abstractie
* abstraction : abstraheren
* abstraction : diefstal
* abstraction : extractie
* abstraction : onttrekking
* abstraction : ontvreemding
* abstraction : verstrooidheid
* abstractionism : abstractionisme
* abstractness : abstractheid
* abstruse : diepzinnig
* abstruse : geheimzinnig
* abstruse : mysterieus
* abstruse : raadselachtig
* abstruseness : traag van begrip
* absurd : absurd
* absurd : absurde
* absurd : dwaas
* absurd : ongerijmd
* absurd : onzinnig
* absurd : zinledig
* absurd : zinloos
* absurd : zinneloos
* absurd : zot
* absurdity : absurditeit
* absurdity : onding
* absurdity : ongerijmde
* absurdity : ongerijmdheid
* absurdity : zinloosheid
* abundance : abundantie
* abundance : onbekrompenheid
* abundance : overvloed
* abundance : rijkdom
* abundance : uitbundigheid
* abundance : weligheid
* abundant : abundant
* abundant : overvloedig
* abundant : rijk
* abundant : rijkelijk
* abundant : rijkelijk voorhanden
* abundant : uitbundig
* abundant : volop
* abundant : weelderig
* abundant : welig
* abundantly : in overvloed
* abundantly : overvloedig
* abundantly : rijkelijk
* abundantly : ruimschoots
* abundantly : volop
* aburst : op springen
* abuse : affront
* abuse : affronteren
* abuse : beledigen
* abuse : belediging
* abuse : beschimpen
* abuse : beschimpingen
* abuse : euvel
* abuse : gescheld
* abuse : grieven
* abuse : koeioneren
* abuse : krenken
* abuse : krenking
* abuse : kwaad
* abuse : kwellen
* abuse : martelen
* abuse : misbruik
* abuse : misbruik maken van
* abuse : misbruiken
* abuse : mishandelen
* abuse : mishandeling
* abuse : misstand
* abuse : ongemak
* abuse : onteren
* abuse : pesterij
* abuse : slecht behandelen
* abuse : smaad
* abuse : treiteren
* abuse : uitschelden
* abuse : verkeerd gebruik
* abuse : verkeerd gebruiken
* abuse : verkrachten
* abuse : verongelijken
* abuse of power : ambtsmisdrijf
* abusive : beledigend
* abusive : grievend
* abusive : krenkend
* abusive language : scheldwoorden
* abut : belenden
* abut : grenzen
* abut : grenzen aan
* abut on to : bijna ... zijn
* abut on to : grenzen aan
* abut on to : in de buurt komen van
* abut on to : zwemen naar
* abut to : bijna ... zijn
* abut to : grenzen aan
* abut to : in de buurt komen van
* abut to : zwemen naar
* abutment : beer
* abutment : schoor
* abutment : steunbeer
* abysm : afgrond
* abysm : ravijn
* abysmal : hopeloos
* abysmal : ijselijk
* abysmal : immens
* abysmal : ondoorgrondelijk
* abysmal : onmetelijk
* abysmal : onpeilbaar
* abysmal : schrikaanjagend
* abysmal : verschrikkelijk
* abysmal : vertwijfeld
* abysmal : vervaarlijk
* abysmal : vreselijk
* abysmal : wanhopig
* abyss : afgrond
* abyss : ravijn
* ac : wisselstroom
* acacia : acacia
* academian : academicus
* academic : academicus
* academic : academisch
* academic : akademisch
* academic : hoogleraar
* academic : student
* academic : universitair
* academician :
* academician : academicus
* academy : academie
* academy : genootschap
* academy : hogeschool
* academy of music : conservatorium
* acanthus : acanthus
* acanthus : bereklauw
* accede : aanvaarden
* accede : bestijgen
* accede : goedvinden
* accede : het eens zijn
* accede : inwilligen
* accede : lid worden
* accede : naderen
* accede : toegeven
* accede : toestemmen
* accede : toetreden
* accelerate : acceleren
* accelerate : accelereren
* accelerate : bespoedigen
* accelerate : optrekken
* accelerate : sneller gaan
* accelerate : terugzetten
* accelerate : verhaasten
* accelerate : versnellen
* accelerate : vervroegen
* acceleration : acceleratie
* acceleration : bevordering
* acceleration : spurt
* acceleration : verhaasting
* acceleration : versnelling
* accelerative : versnellend
* accelerator : accelerateur
* accelerator : gaspedaal
* accelerator : versneller
* accelerator pedal : accelerateur
* accelerator pedal : gaspedaal
* accelerator pedal : versneller
* accent : accent
* accent : accentteken
* accent : accentueren
* accent : beklemtonen
* accent : benadrukken
* accent : de klemtoon leggen op
* accent : klem
* accent : klemtoon
* accent : met nadruk zeggen
* accent : nadruk
* accent : nadruk leggen op
* accent : tongval
* accent : uitspraak
* accent mark : accent
* accent mark : accentteken
* accent mark : kapje
* accentuate : accentueren
* accentuate : beklemtonen
* accentuate : benadrukken
* accentuate : de klemtoon leggen op
* accentuate : met nadruk zeggen
* accentuate : nadruk leggen op
* accept : aannemen
* accept : aanvaarden
* accept : accepteren
* accept : erkennen
* accept : ondergaan
* accept : ontvangen
* acceptable : aannemelijk
* acceptable : aanvaardbaar
* acceptable : aanvaardbare
* acceptable : acceptabel
* acceptable : acceptabele
* acceptable : geldig
* acceptable : ontvankelijk
* acceptable : schikkelijk
* acceptance : aanneming
* acceptance : aanvaarding
* acceptance : onthaal
* acceptance : ontvangst
* acceptance : opname
* acceptance : toelating
* acceptation :
* accepted : aanvaard
* accepted : algemeen geaccepteerd
* accepted : erkend
* accepted : gangbaar
* accepted : geaccepteerd
* acceptor : acceptant
* access : aandrang
* access : aandrift
* access : aanval
* access : aanwinst
* access : benadering
* access : bereiken
* access : bezoekrecht
* access : binnengaan
* access : drang
* access : entree
* access : impuls
* access : instemming
* access : intrede
* access : offensief
* access : oprijlaan
* access : oprit
* access : opwelling
* access : passage
* access : stuwing
* access : toegang
* access : toegang hebben
* access : toegangsrecht
* access : toegangsweg
* access : toelating
* access : toeval
* access : toevoeging
* access : uitval
* access : verkrijgen
* access : vlaag
* access road : snelwegoprit
* access road : toegangsweg
* accessible : bereikbaar
* accessible : genaakbaar
* accessible : gevoelig
* accessible : ontvankelijk
* accessible : receptief
* accessible : toegankelijk
* accession : aanmelding
* accession : aanvaarding
* accession : aanwinst
* accession : acquest
* accession : acquisitie
* accession : ambtsaanvaarding
* accession : buit
* accession : prooi
* accession : toetreding
* accession : troonsbestijging
* accession : verkrijging
* accession : vermeerdering
* accession : verwerving
* accessorie : aanhangsel
* accessories : accessoires
* accessories : toebehoren
* accessory : aanbehorend
* accessory : aanhangsel
* accessory : accessoire
* accessory : bijbehorend
* accessory : bijkomend
* accessory : bijkomstig
* accessory : bijkomstigheid
* accessory : bijwerk
* accessory : bijzaak
* accessory : erbij horend
* accessory : handlanger
* accessory : mededader
* accessory : medeplichtig
* accessory : medeplichtige
* accessory : medeschuldig
* accessory : meegeleverd
* accessory : secundair
* accessory : toebehoren
* accessory : toegevoegd
* accessory matter : bijzaak
* accidence : morfologie
* accidence : toeval
* accidence : toevalligheid
* accidence : vormleer
* accident : accident
* accident : ongeluk
* accident : ongeval
* accident risk : ongevallenrisico
* accident-prone :
* accidental : accidenteel
* accidental : bijkomend
* accidental : incidenteel
* accidental : meer
* accidental : toevallig
* accidental : verder
* accidentally : per ongeluk
* accidentally : toevallig
* acclaim : acclamatie
* acclaim : adhesie betuigen
* acclaim : applaudiseren
* acclaim : applaudisseren
* acclaim : applaus
* acclaim : bij acclamatie benoemen
* acclaim : bijval
* acclaim : bijvalsbetuiging
* acclaim : fiat
* acclaim : goedkeuring
* acclaim : juichen
* acclaim : loven
* acclaim : prijzen
* acclaim : toejuichen
* acclaim : toejuiching
* acclaim : uitroepen
* acclaim : zijn bijval betuigen
* acclamation : acclamatie
* acclamation : applaus
* acclamation : bijval
* acclamation : bijvalsbetuiging
* acclamation : gejuich
* acclamation : met algemene instemming
* acclamation : toejuiching
* acclamation : toejuichingen
* acclamation : zonder hoofdelijke stemming
* acclimate : acclimatiseren
* acclimatization : aanpassing
* acclimatization : acclimatisatie
* acclimatization : acclimatisering
* acclimatize : acclimatiseren
* acclivity : glooiing
* acclivity : helling
* acclivity : schuinte
* accolade : accolade
* accolade : eerbetoon
* accolade : eerbetuiging
* accommodate : huisvesten
* accommodate oneself : aanpassing
* accommodating : behulpzaam
* accommodating : coulant
* accommodating : goedig
* accommodating : handelbaar
* accommodating : hulpvaardig
* accommodating : inschikkelijk
* accommodating : meegaand
* accommodating : toegevend
* accommodating ladder : valreep
* accommodation : aanpassing
* accommodation : accommodatie
* accommodation : afspraak
* accommodation : akkoord
* accommodation : compromis
* accommodation : faciliteiten
* accommodation : goedigheid
* accommodation : handelbaarheid
* accommodation : huisvesting
* accommodation : inkwartiering
* accommodation : inrichting
* accommodation : inschikkelijkheid
* accommodation : kwartier
* accommodation : logies
* accommodation : maatregel
* accommodation : meegaandheid
* accommodation : middenweg
* accommodation : nachtverblijf
* accommodation : onderkomen
* accommodation : regeling
* accommodation : schikking
* accommodation : toegevendheid
* accommodation : tussenvoorstel
* accommodation : verbintenis
* accommodation : vergelijk
* accommodation : willigheid
* accommodation : woning
* accommodation : zetting
* accomodate : aanpassen
* accomodate : accommoderen
* accomodate : afmaken
* accomodate : afsluiten
* accomodate : baten
* accomodate : besluiten
* accomodate : beëindigen
* accomodate : bijstaan
* accomodate : een dienst bewijzen
* accomodate : gastvrijheid verlenen aan
* accomodate : helpen
* accomodate : onder dak brengen
* accomodate : onderdak bieden
* accomodate : ter zijde staan
* accomodate : uitmaken
* accomodate : voleindigen
* accomodate oneself : zich aanpassen
* accomodate oneself : zich schikken
* accomodate with : voorzien van
* accomodation : compromis
* accompaniment : accompagnement
* accompaniment : begeleiding
* accompanist : begeleider
* accompanist : metgezel
* accompany : accompagneren
* accompany : begeleiden
* accompany : meelopen met
* accompany : vergezellen
* accompanying : bijgaand
* accompanying : ingesloten
* accomplice : handlanger
* accomplice : mededader
* accomplice : medeplichtige
* accomplish : behalen
* accomplish : bereiken
* accomplish : bewerkstelligen
* accomplish : doorvoeren
* accomplish : geheel maken
* accomplish : inhalen
* accomplish : klaren
* accomplish : nakomen
* accomplish : naleven
* accomplish : reiken tot
* accomplish : tot stand brengen
* accomplish : treffen
* accomplish : uitvoeren
* accomplish : verrichten
* accomplish : vervullen
* accomplish : verwezenlijken
* accomplish : volbrengen
* accomplish : voltooien
* accomplish : voltrekken
* accomplishable : haalbaar
* accomplished : beschaafd
* accomplished : bevoegd
* accomplished : competent
* accomplished : deskundig
* accomplished : ervaren
* accomplished : geoefend
* accomplished : getalenteerd
* accomplished : talentvol
* accomplished : uitgemaakt
* accomplished : vakkundig
* accomplished : voldaan
* accomplished : voldane
* accomplished : voldongen
* accomplished : volleerd
* accomplished : voltrokken
* accomplished : welopgevoed
* accomplished : zaakkundig
* accomplisher : presteerder
* accomplisher : presteerster
* accomplishment : beëindiging
* accomplishment : daad
* accomplishment : handeling
* accomplishment : inlossing
* accomplishment : naleving
* accomplishment : prestatie
* accomplishment : uitvoering
* accomplishment : verrichting
* accomplishment : vervulling
* accomplishment : voltooiing
* accomplishment : voltrekking
* accord : afspraak
* accord : akkoord
* accord : bijeenpassen
* accord : gedogen
* accord : harmoniëren
* accord : het eens zijn
* accord : overeenkomst
* accord : overeenstemmen
* accord : overeenstemming
* accord : samengaan
* accord : samenklinken
* accord : schikking
* accord : toelaten
* accord : toestaan
* accord : verbintenis
* accord : vergunnen
* accord : veroorloven
* accord with : harmoniëren met
* accordance : akkoord
* accordance : overeenkomst
* accordance : overeenstemming
* according as : blijkens
* according as : ingevolge
* according as : langs
* according as : naar
* according as : volgens
* according to : blijkens
* according to : ingevolge
* according to : langs
* according to : naar
* according to : naargelang
* according to : overeenkomstig
* according to : volgens
* accordingly : bijgevolg
* accordingly : derhalve
* accordingly : dienovereenkomstig
* accordingly : dus
* accordingly : zodoende
* accordion : accordeon
* accordion : harmonica
* accordion : trekharmonika
* accordionist : accordeonist
* accordionist : harmonikaspeler
* accost : aanklampen
* accost : aanspreken
* accost : toespreken
* account : achten
* account : afdoening
* account : afrekening
* account : bericht
* account : beschouwen
* account : beschrijving
* account : beweegreden
* account : conto
* account : drijfveer
* account : explicatie
* account : factuur
* account : geloven
* account : houden voor
* account : informatie
* account : inlichting
* account : mededeling
* account : menen
* account : motief
* account : nagaan
* account : nota
* account : overwegen
* account : reden
* account : rekening
* account : rekening (bank)
* account : rekening houden met
* account : rekenschap
* account : schildering
* account : tafereel
* account : terechtwijzing
* account : term
* account : tijding
* account : toelichting
* account : uitduiding
* account : uiteenzetting
* account : uitleg
* account : van mening zijn
* account : verklaring
* account : verslag
* account : verwittiging
* account : vinden
* account : warenlijst
* account book : huishoudboek
* account book : register
* account book : rol
* account for : aansprakelijk zijn
* account for : beduiden
* account for : duidelijk maken
* account for : rekenschap afleggen
* account for : toelichten
* account for : uiteenzetten
* account for : uitleggen
* account for : uitmaken
* account for : verantwoordelijk zijn
* account for : verantwoorden
* account for : verhelderen
* account for : verklaren
* account for : voor zijn rekening nemen
* account for : vormen
* account sales : verkooprekening
* accountable : aansprakelijk
* accountable : toerekenbaar
* accountable : verantwoordelijk
* accountable : verklaarbaar
* accountancy : accountancy
* accountancy : boekhouden
* accountant : accountant
* accountant : boekhouder
* accounting : accountancy
* accounting : boekhouden
* accounting : boekhouding
* accouter : uitdossen
* accouter : voorzien
* accoutrement : accommodatie
* accoutrement : inrichting
* accoutrement : uitrusting
* accoutrement : uitrustingsstuk
* accoutrements : accommodatie
* accoutrements : inrichting
* accoutrements : uitrusting
* accoutrements : uitrustingsstuk
* accredit : accrediteren
* accredit : geloven
* accredit : houden voor
* accredit : menen
* accredit : toedichten
* accredit : toekennen
* accredit : toeschrijven
* accretion : aangroei
* accretion : aanslibbing
* accretion : aanwas
* accretion : gestalte
* accretion : groei
* accretion : ontwikkeling
* accretion : toename
* accrue : aangroeien
* accrue : aanwassen
* accrue : afstammen
* accrue : gedijen
* accrue : groeien
* accrue : het gevolg zijn van
* accrue : ontspruiten
* accrue : oplopen
* accrue : rijzen
* accrue : stijgen
* accrue : toenemen
* accrue : verhogen
* accrue : voortkomen
* accrue : wassen
* accrue from : afkomstig zijn van
* accrue from : stammen uit
* accrue from : stammen van
* accrue to : ten deel vallen
* accrue to : toevallen
* accumulate : accumuleren
* accumulate : kruien
* accumulate : opeenhopen
* accumulate : opeenstapelen
* accumulate : ophopen
* accumulate : opstapelen
* accumulate : samenrotten
* accumulate : samenscholen
* accumulate : stapelen
* accumulate : tassen
* accumulate : te hoop lopen
* accumulate : vermeerderen
* accumulate : zich opeenhopen
* accumulate : zich ophopen
* accumulate : zich opstapelen
* accumulation : accumulatie
* accumulation : boel
* accumulation : drom
* accumulation : hoop
* accumulation : massa
* accumulation : menigte
* accumulation : opeenhoping
* accumulation : opeenstapeling
* accumulation : opstapeling
* accumulation : samenscholing
* accumulation : schare
* accumulation : stapel
* accumulation : tas
* accumulation : troep
* accumulative : aangroeiend
* accumulative : zich opeenhopend
* accumulative : zich ophopend
* accumulator : accu
* accumulator : accumulator
* accumulator : verzamelaar
* accuracy : accuratesse
* accuracy : nauwgezetheid
* accuracy : nauwkeurigheid
* accuracy : precisie
* accuracy : stiptheid
* accuracy : zorgvuldigheid
* accurate : accuraat
* accurate : angstvallig
* accurate : exact
* accurate : juist
* accurate : minutieus
* accurate : nauwgezet
* accurate : nauwkeurig
* accurate : precies
* accurate : prompt
* accurate : scherp
* accurate : scrupuleus
* accurate : secuur
* accurate : stipt
* accurate : zorgvuldig
* accursed : gehaat
* accursed : verdoemd
* accurst : gehaat
* accurst : verdoemd
* accusal : aanklacht
* accusal : beschuldiging
* accusal : telastlegging
* accusal : tenlastelegging
* accusation : aangifte
* accusation : aanklacht
* accusation : aanklagen
* accusation : beschuldigen
* accusation : beschuldiging
* accusation : telastlegging
* accusation : tenlastelegging
* accusative : accusatief
* accusative : beschuldigend
* accusative : lijdend voorwerp
* accusative : vierde naamval
* accusative case : accusatief
* accusative case : lijdend voorwerp
* accusative case : vierde naamval
* accusatory : beschuldigend
* accuse (of) : beschuldigen (van)
* accuse : aanbrengen
* accuse : aangeven
* accuse : aanklagen
* accuse : beschuldigen
* accuse : betichten
* accuse : klikken
* accuse : verklikken
* accuse of : beschuldigen van
* accused : aangeklaagde
* accused : beklaagde
* accused : beschuldigde
* accused : verweerder
* accuser : aanklager
* accuser : beschuldiger
* accuser : klager
* accuser : klikspaan
* accuser : verklikker
* accustom : aanwennen
* accustom : gewend zijn
* accustom : gewennen
* accustom : gewoon maken
* accustom : gewoon zijn
* accustom : plegen
* accustom : wennen
* accustom oneself : aarden
* accustom oneself : gewend raken
* accustom oneself : wennen
* accustomed : gebruikelijk
* accustomed : gewoon
* accustomed to : gewend aan
* ace : aas
* ace : crack
* ace : uitblinker
* acephalans : koplozen
* acephalous : koploos
* acerbic : bitter
* acerbic : doordringend
* acerbic : schel
* acerbic : scherp
* acerbic : wrang
* acerbity : bitterheid
* acerbity : felheid
* acerbity : guurheid
* acerbity : schelheid
* acerbity : scherpheid
* acerbity : scherpte
* acerbity : schrilheid
* acerbity : verbittering
* acerbity : wrangheid
* acetate : acetaat
* acetate : azijnzuur zout
* acetic acid : azijnzuur
* acetone : aceton
* acetous : zuur
* acetyl- : acetyl-
* acetylene : acetyleen
* ache : haken naar
* ache : hunkeren
* ache : pijn
* ache : pijn doen
* ache : pijn hebben
* ache : pijn lijden
* ache : reikhalzen
* ache : smachten
* ache : smachten naar
* ache : snakken naar
* ache : verlangen
* ache : wee
* ache : zeer
* ache : zeer doen
* ache : zuchten
* ache : zuchten naar
* ache for : haken naar
* ache for : verlangen naar
* achievable : doenlijk
* achievable : haalbaar
* achievable : haalbare
* achievable : maakbaar
* achievable : te doen
* achievable : uitvoerbaar
* achieve : aanmaken
* achieve : bedrijven
* achieve : behalen
* achieve : bereiken
* achieve : bewerkstelligen
* achieve : buit maken
* achieve : doen
* achieve : doorvoeren
* achieve : geheel maken
* achieve : inhalen
* achieve : klaren
* achieve : maken
* achieve : nakomen
* achieve : naleven
* achieve : reiken tot
* achieve : tot stand brengen
* achieve : treffen
* achieve : uitbrengen
* achieve : uitrichten
* achieve : uitvoeren
* achieve : verkrijgen
* achieve : verrichten
* achieve : vervullen
* achieve : verwerven
* achieve : verwezenlijken
* achieve : volbrengen
* achieve : voltooien
* achieve : voltrekken
* achievement : actie
* achievement : daad
* achievement : handeling
* achievement : prestatie
* achievement : prestatie f
* achievement : succes
* achievement : verrichting
* achievement : welslagen
* achievement : werking
* achievement : zet
* achilles heel : achilleshiel
* achromatic : kleurloos
* achrostic : acrostichon
* achrostic : letterdicht
* achrostic : naamdicht
* acid : LSD
* acid : doordringend
* acid : sarcastisch
* acid : schel
* acid : scherp
* acid : wrang
* acid : zuur
* acid drop : zuurtje
* acid rain : zure regen
* acid test : vuurproef
* acidify : verzuren
* acidify : zuren
* acidify : zuur maken
* acidify : zuur worden
* acidity : zurigheid
* acidity : zuurgraad
* acidity : zuurheid
* acidness : sarcasme
* acidness : zurigheid
* acidness : zuurheid
* ack-ack : luchtafweergeschut
* ack-ack : luchtdoelgeschut
* acknowledge : agnosceren
* acknowledge : als waarheid aannemen
* acknowledge : bedanken voor
* acknowledge : bekennen
* acknowledge : bekrachtigen
* acknowledge : bevestigen
* acknowledge : danken voor
* acknowledge : erkennen
* acknowledge : honoreren
* acknowledge : staven
* acknowledge : toegeven
* acknowledge : vormen
* acknowledgement : bekentenis
* acknowledgement : bewijs van erkentelijkheid
* acknowledgement : erkenning
* acknowledgement : herkenning
* acknowledgement : kwitantie
* acknowledgement : ontvangbewijs
* acknowledgement : reçu
* acme : apogeum
* acme : hoogtepunt
* acme : summum
* acme : toppunt
* acne : acne
* acne : dauwworm
* acne : eczeem
* acne : meeëter
* acne : vetpuistje
* acolyte : aanhanger
* acolyte : acoliet
* acolyte : adept
* acolyte : altaardienaar
* acolyte : lid
* acolyte : lidmaat
* acolyte : volgeling
* aconite : akoniet
* aconite : monnikskap
* acorn : eikel
* acorn-shell : zeepok
* acoustic : akoestisch
* acoustics : akoestiek
* acoustics : geluidsleer
* acoustics : klankleer
* acquaint : aankondigen
* acquaint : berichten
* acquaint : in kennis stellen
* acquaint : informeren
* acquaint : inlichten
* acquaint : mededelen
* acquaint : meedelen
* acquaint : verwittigen
* acquaint : voorlichten
* acquaint oneself : zich bekend maken
* acquaint onself with : zich op de hoogte stellen van
* acquaintance : bekende
* acquaintance : bekendheid
* acquaintance : kennis
* acquaintance : kennismaking
* acquaintance : kunde
* acquaintance : relatie
* acquiesce : berusten
* acquiesce : stilzwijgend instemmen
* acquiesce : stilzwijgend toestemmen
* acquiescence : berusting
* acquiescence : gelatenheid
* acquiescence : stilzwijgende instemming
* acquiescence : stilzwijgende toestemming
* acquire : aankopen
* acquire : behalen
* acquire : buit maken
* acquire : kopen
* acquire : verkrijgen
* acquire : verwerven
* acquire : zich eigen maken
* acquired : aangeleerd
* acquirement : acquisitie
* acquirement : prestatie
* acquirement : verworvenheid
* acquisition : aankoop
* acquisition : aanschaf
* acquisition : aanwinst
* acquisition : acquest
* acquisition : acquisitie
* acquisition : buit
* acquisition : gekochte
* acquisition : inkoop
* acquisition : koop
* acquisition : prooi
* acquisition : verkrijging
* acquisition : verwerving
* acquisitive : begerig
* acquisitive : belust
* acquisitive : gretig
* acquisitive : happig
* acquisitive : hebberig
* acquisitive : hebzuchtig
* acquisitive : verlekkerd
* acquit : absolveren
* acquit : ontslaan van verantwoordelijkheid
* acquit : vrijspreken
* acquittal : afbetaling
* acquittal : effening
* acquittal : inlossing
* acquittal : kwijting
* acquittal : kwijtschelding
* acquittal : lossing
* acquittal : naleving
* acquittal : uitvoering
* acquittal : vereffening
* acquittal : vervulling
* acquittal : voltrekking
* acre : acre
* acreage :
* acrid : bits
* acrid : doordringend
* acrid : schel
* acrid : scherp
* acrid : snibbig
* acrid : wrang
* acrimonious : bits
* acrimonious : snibbig
* acrimony : bitsheid
* acrimony : felheid
* acrimony : guurheid
* acrimony : schelheid
* acrimony : scherpheid
* acrimony : scherpte
* acrimony : schrilheid
* acrimony : snibbigheid
* acrobat : acrobaat
* acrobat : kunstenmaker
* acrobatic : acrobatisch
* acrobatics : acrobatiek
* acronym : acroniem
* acronym : letterwoord
* acrophobia : acrofobie
* acrophobia : hoogtevrees
* across : aan de overkant
* across : aan de overkant van
* across : dwars door
* across : horizontaal
* across : in horizontale richting
* across : kruiselings
* across : naar de andere kant
* across : naar de overkant
* across : over
* across : over ... heen
* across : overheen
* across from : jegens
* across from : met
* across from : tegen
* across from : tegenaan
* across from : tegenover
* across from : versus
* act : aanmaken
* act : act
* act : acteren
* act : actie
* act : ageren
* act : akte
* act : bedrijf
* act : bedrijven
* act : bezig zijn
* act : beïnvloeden
* act : daad
* act : doen
* act : effect sorteren
* act : handelen
* act : handeling
* act : invloed hebben op
* act : maken
* act : nummer
* act : optreden
* act : prestatie
* act : spelen
* act : te werk gaan
* act : uitbrengen
* act : uitrichten
* act : uitvoeren
* act : uitwerken
* act : uitwerking hebben
* act : verrichting
* act : werken
* act : werking
* act : wet
* act : zet
* act as : optreden als
* act as a middleman : makelen
* act as agent : bemiddelen
* act as patron : beschermen
* act as patron : sponsoren
* act crazy : krankzinnig zijn
* act for : vertegenwoordigen
* act of God : natuurramp
* act of grace : amnestie
* act of grace : begenadiging
* act of grace : kwijtschelding van straf
* act on : handelen volgens
* act on : opvolgen
* act out : bewerkstelligen
* act out : doorvoeren
* act out : tot stand brengen
* act out : verwezenlijken
* act up : nukken vertonen
* act upon : handelen volgens
* act upon : opvolgen
* act wise : haarkloven
* actable : speelbaar
* acting : plaatsvervangend
* acting : subsidiair
* acting : toneelspel
* acting : vervangend
* acting : waarnemend
* actinium : actinium
* action : actie
* action : beweging
* action : daad
* action : geding
* action : gedoe
* action : gerechtszaak
* action : gevecht
* action : handeling
* action : invloed
* action : inwerking
* action : kamp
* action : machinerie
* action : mechanisme
* action : optreden
* action : prestatie
* action : proces
* action : rechtsgeding
* action : slag
* action : strijd
* action : toedoen
* action : treffen
* action : veldslag
* action : verloop
* action : verrichting
* action : werk
* action : werking
* action : zet
* action committee : actiecomité
* action group : actiecomité
* action replay : action replay
* actionable : vervolgbaar
* activate : aandoen
* activate : aanrichten
* activate : aanzetten
* activate : aanzetten tot
* activate : activeren
* activate : radioactief maken
* activate : stichten
* activate : teweegbrengen
* activate : veroorzaken
* active : actief
* active : arbeidzaam
* active : bedrijvend
* active : bedrijvig
* active : bedrijving
* active : functionerend
* active : ijverig
* active : nijver
* active : vlijtig
* active : werkdadig
* active : werkend
* active : werkzaam
* active voice : actief
* active voice : activum
* active voice : bedrijvende vorm
* activism : activisme
* activist : activist
* activist : agitator
* activist : onruststoker
* activist : ophitser
* activist : twiststoker
* activity : actie
* activity : activiteit
* activity : animo
* activity : arbeidzaamheid
* activity : bedrijvigheid
* activity : bezigheid
* activity : drukte
* activity : emplooi
* activity : gedoe
* activity : handeling
* activity : opgewektheid
* activity : optreden
* activity : tierigheid
* activity : toedoen
* activity : vertier
* activity : werkdadigheid
* activity : werking
* activity : werklust
* activity : werkzaamheid
* actor : acteur
* actor : komediant
* actor : speler
* actor : toneelspeler
* actress : actrice
* actress : toneelspeelster
* actual : daadwerkelijk
* actual : effectief
* actual : feitelijk
* actual : hedendaags
* actual : huidig
* actual : reëel
* actual : van vandaag
* actual : werkelijk
* actual : wezenlijk
* actuality : realiteit
* actuality : werkelijkheid
* actuality : wezenheid
* actuality : wezenlijkheid
* actually : eigenlijk
* actually : feitelijk
* actually : in werkelijkheid
* actually : inderdaad
* actually : metterdaad
* actually : waarachtig
* actually : waarlijk
* actually : warempel
* actually : werkelijk
* actuarial table : actuariële tabel
* actuary : actuaris
* actuary : archiefmedewerker
* actuate : aandrijven
* actuate : bewegen
* actuate : verroeren
* acuity : aandacht
* acuity : acht
* acuity : attentie
* acuity : felheid
* acuity : guurheid
* acuity : oplettendheid
* acuity : pienterheid
* acuity : schelheid
* acuity : scherpheid
* acuity : scherpte
* acuity : scherpzinnigheid
* acuity : schranderheid
* acuity : schrilheid
* acuity : snuggerheid
* acumen : pienterheid
* acumen : scherpzinnigheid
* acumen : schranderheid
* acumen : snuggerheid
* acupuncture : acupunctuur
* acupuncturist : acupuncteur
* acute : acuut
* acute : fel
* acute : helder
* acute : intens
* acute : intensief
* acute : pienter
* acute : scherp
* acute : scherpzinnig
* acute : schrander
* acute : snugger
* acute : spits
* acute : sterk
* acute : vernuftig
* acute : voorbijgaand
* ad : aankondiging
* ad : advertentie
* ad : bericht
* ad : n.chr
* ad : reclame
* ad hoc : ad hoc
* ad infinitum : in oneindigheid
* ad infinitum : tot in het oneindige
* ad infinitum : voor altijd
* ad interim : plaatsvervangend
* ad interim : subsidiair
* ad interim : vervangend
* ad interim : waarnemend
* ad-lib : improviseren
* adage : spreekwoord
* adagio : adagio
* adagio : langzaam
* adam's apple : adamsappel
* adamant : keihard
* adamant : onbuigzaam
* adamant : onvermurwbaar
* adamant : spijkerhard
* adapt (to) : zich aanpassen (aan)
* adapt : aanbrengen
* adapt : aanpassen
* adapt : adapteren
* adapt : afstemmen
* adapt : bewerken
* adapt : monteren
* adapt : zich aanpassen
* adapt : zich schikken
* adapt oneself : aanpassing
* adapt oneself : zich aanpassen
* adapt oneself : zich schikken
* adaptability : aanpassingsvermogen
* adaptable : aanpasbaar
* adaptable : adaptabel
* adaptation : aanpassing
* adaptation : adaptatie
* adaptation : adaptie
* adaptation : bewerking
* adaptation : modificatie
* adaptation : omschakeling
* adapted : aangepast
* adapted : bewerkt
* adaption : bewerking
* adaptor : bewerker
* add : aanbouwen
* add : achtervoegen
* add : bijdoen
* add : bijmengen
* add : bijtellen
* add : bijvoegen
* add : optellen
* add : toegeven
* add : toevoegen
* add together : totaliseren
* add up : optellen
* addendum : extraatje
* addendum : toegift
* adder : adder
* adder : slang
* addict : verslaafde
* addicted (to) : verslaafd (aan)
* addicted : verslaafd
* addiction : manie
* addiction : rage
* addiction : verslaafdheid
* addiction : verslaving
* addictive : verslavend
* addition : aanhangsel
* addition : appendix
* addition : bijlage
* addition : extraatje
* addition : optelling
* addition : sommering
* addition : supplementie
* addition : toegift
* addition : toeslag
* addition : toevoeging
* additional : aanvullend
* additional : additioneel
* additional : bijkomend
* additional : extra
* additional : meer
* additional : nog een
* additional : overig
* additional : supplementair
* additional : verder
* additionally : extra
* additionally : op de koop toe
* additive : extraatje
* additive : toegift
* additive : toevoeging
* addled : bedorven
* addled : bot
* addled : dom
* addled : onbenullig
* addled : rot
* addled : schaapachtig
* addled : stom
* addled : verrot
* addled : zwakhoofdig
* address : aanklampen
* address : aanpakken
* address : aanspreken
* address : adres
* address : adresseren
* address : toespraak
* address : toespreken
* address book : adresboek
* address list : adresboek
* addressee : geadresseerde
* addressing machine : adresseermachine
* addressograph : adresseermachine
* adept : adept
* adept : beoefenaar
* adept : deskundig
* adept : ervaren
* adept : geoefend
* adept : grootmeester
* adept : maëstro
* adept : meester
* adept : zaakkundig
* adequacy : deugdelijkheid
* adequate : adequaat
* adequate : bijbehorend
* adequate : deugdelijk
* adequate : voldoende
* adhere : rijmen
* adhere : zich aanpassen
* adhere to : aanhangen
* adherence : aanhankelijkheid
* adherence : gehechtheid
* adherence : getrouwheid
* adherence : loyaliteit
* adherence : toegenegenheid
* adherence : trouw
* adherence : trouwhartigheid
* adherence : verkleefdheid
* adherence : verknochtheid
* adherent : aanhanger
* adherent : adept
* adherent : volgeling
* adherents : aanhang
* adherents : achterban
* adherents : gevolg
* adherents : leden
* adhesion : adhesie
* adhesion : grip
* adhesive : aanklevend
* adhesive : klevend
* adhesive : plakmiddel
* adhesive plaster : diachylon
* adhesive plaster : hechtpleister
* adhesive tape : plakband
* adiabatic : adiabatisch
* adieu : adieu
* adieu : vaarwel
* adipose : adipositas
* adipose : vetzucht
* adjacent : aangrenzend
* adjacent : aanliggend
* adjacent : aanpalend
* adjacent : belendend
* adjacent : dichtbijgelegen
* adjacent : dichtbijzijnd
* adjacent : er naast liggend
* adjacent : naburig
* adjectival : bijvoeglijk
* adjective : adjectief
* adjective : adjectivisch
* adjective : bijvoeglijk
* adjective : bijvoeglijk naamwoord
* adjective : formeel
* adjoin : belenden
* adjoin : grenzen aan
* adjoining : aangrenzend
* adjoining : aanliggend
* adjoining : belendend
* adjourn : aanhouden
* adjourn : uitstellen
* adjourn : verdagen
* adjourn : verschuiven
* adjournment : oponthoud
* adjournment : opschorting
* adjournment : uitstel
* adjournment : verdaging
* adjournment : verlating
* adjournment : verlet
* adjudge : gunnen
* adjudge : toekennen
* adjudge : toeslaan
* adjudge : toewijzen
* adjudicate : rechtspreken
* adjudicate : uitspraak doen
* adjudicate : vonnissen
* adjudication : berechting
* adjudication : judicium
* adjudication : sententie
* adjudication : toekenning
* adjudication : toeslag
* adjudication : toewijzing
* adjudication : uitspraak
* adjudication : vonnis
* adjunct : aanhangsel
* adjunct : appendix
* adjunct : bepaling
* adjunct : bijlage
* adjunct : bijvoegsel
* adjunct : complement
* adjunct : supplement
* adjunct : supplementie
* adjunct : toeslag
* adjunct : toevoeging
* adjunct : toevoegsel
* adjure : bezweren
* adjust : aanbrengen
* adjust : aanpassen
* adjust : adapteren
* adjust : afstellen
* adjust : afstemmen
* adjust : bewerken
* adjust : bijstellen
* adjust : fitten
* adjust : gelijkzetten
* adjust : goed zetten
* adjust : monteren
* adjust : passend maken
* adjust : rechtzetten
* adjust : rectificeren
* adjust : stellen
* adjust : verbeteren
* adjust : verstellen
* adjust : zich aanpassen
* adjustable : instelbaar
* adjustable : regelbaar
* adjustable : verstelbaar
* adjustable wrench : moersleutel
* adjustable wrench : schroefsleutel
* adjusted : afgepast
* adjustment : aanpassing
* adjustment : adaptatie
* adjustment : afstelling
* adjustment : akkoord
* adjustment : bewerking
* adjustment : bijregeling
* adjustment : inrichting
* adjustment : instelling
* adjustment : maatregel
* adjustment : modificatie
* adjustment : omschakeling
* adjustment : regeling
* adjustment : schikking
* adjustment : zetting
* adjutant : adjudant
* adjutant : ordonnansofficier
* administer : administreren
* administer : beheren
* administer : besturen
* administer : toedienen
* administer the last sacraments : bedienen
* administer the last sacraments : zalven
* administration (ae) : regering
* administration : administratie
* administration : beheer
* administration : bestuur
* administration : directie
* administration : gouvernement
* administration : overheid
* administration : regering
* administration : toediening
* administration of the last sacraments : bediening
* administration of the last sacraments : zalving
* administrative : administratief
* administrative : bestuurlijk
* administrative expenses : administratiekosten
* administrative expenses : leges
* administrator : administrateur
* administrator : beheerder
* administrator : bestuurder
* admirable : bewonderenswaardig
* admiral : admiraal
* admiral : vlaggeschip
* admiral : vlootvoogd
* admirality : admiraliteit
* admiralship : admiraalschap
* admiration : bewondering
* admire : aanbidden
* admire : bewonderen
* admirer : bewonderaar
* admirer : bewonderaarster
* admirer : vereerster
* admiring : bewonderend
* admissible : toelaatbaar
* admission : aanneming
* admission : aanvaarding
* admission : admissie
* admission : bekentenis
* admission : binnengaan
* admission : entree
* admission : erkenning
* admission : intrede
* admission : onthaal
* admission : ontvangst
* admission : opname
* admission : toegang
* admission : toegangsprijs
* admission : toelating
* admission fee : toegangsprijs
* admission ticket : entreebiljet
* admission ticket : toegangsbewijs
* admission ticket : toegangskaartje
* admit : bekennen
* admit : binnenlaten
* admit : erkennen
* admit : gedogen
* admit : laten binnenkomen
* admit : toegeven
* admit : toelaten
* admit : toestaan
* admit : vergunnen
* admit : veroorloven
* admittance : admissie
* admittance : admittantie
* admittance : binnengaan
* admittance : entree
* admittance : intrede
* admittance : reciproke impedantie
* admittance : toegang
* admittance : toelating
* admittedly : toegegeven
* admittedly : weliswaar
* admixture : mengeling
* admixture : mengelmoes
* admixture : menging
* admixture : mengsel
* admixture : tempering
* admixture : vermenging
* admonish : aanmanen
* admonish : aansporen
* admonish : manen
* admonish : vermanen
* admonish : waarschuwen
* admonition : aanmaning
* admonition : aansporing
* admonition : vermaan
* admonition : vermaning
* admonition : waarschuwing
* ado : herrie
* ado : lawaai
* ado : leven
* ado : ophef
* ado : rumoer
* adobe :
* adolescence : puberteit
* adolescent : opgeschoten
* adolescent : puber
* adolescent : pubermeisje
* adopt : aannemen
* adopt : adopteren
* adopt : goed keuren
* adopt : zich eigen maken
* adopted : aangenomen
* adopted : geadopteerd
* adoption : aanneming
* adoption : adoptie
* adoptive : aangenomen
* adoptive : adoptie-
* adoptive : geadopteerd
* adoptive child : aangenomen kind
* adoptive child : pleegkind
* adoptive father : adoptie vader
* adorable : aanbiddelijk
* adorable : aanbiddenswaardig
* adoration : aanbidding
* adoration : adoratie
* adore : aanbidden
* adore : adoreren
* adore : erg veel houden van
* adore : verafgoden
* adore : vereren
* adored one : aangebedene
* adorer : aanbidder
* adorer : aanbidster
* adorer : vereerder
* adorer : vereerster
* adorn : decoreren
* adorn : opsieren
* adorn : sieren
* adorn : tooien
* adorn : uitdossen
* adorn : versieren
* adorned : opgesmukt
* adornment : decoratie
* adornment : opsmuk
* adornment : ornament
* adornment : sieraad
* adornment : tooi
* adornment : tooisel
* adornment : versiering
* adornment : versiersel
* adrenal gland : bijnier
* adrenaline : adrenaline
* adress : aanpakken
* adriatic sea : adriatische zee
* adroit : bedreven
* adroit : behendig
* adroit : bekwaam
* adroit : bijdehand
* adroit : druk
* adroit : handig
* adroit : kras
* adroit : kwiek
* adroit : levendig
* adroit : opgewekt
* adroit : rap
* adroit : tierig
* adroit : vaardig
* adroit : vief
* adroit : wakker
* adstringent : stopmiddel
* adulation : pluimstrijkerij
* adulation : strooplikkerij
* adult : groot
* adult : meerderjarig
* adult : mondig
* adult : volgroeid
* adult : volwassen
* adult : volwassene
* adult film : pornofilm
* adult film : pornografische film
* adulterate : verdunnen
* adulterate : versnijden
* adulterate : vervalsen
* adulterate : verwateren
* adulterer : adulter
* adulterer : echtbreker
* adulteress : echtbreekster
* adulterous : echtbrekend
* adulterous : overspelig
* adultery : echtbreuk
* adultery : overspel
* adulthood : volwassenheid
* adumbration : afschaduwing
* advance : aanpakken
* advance : aanrukken
* advance : attenderen op
* advance : attent maken op
* advance : bespoedigen
* advance : bevorderen
* advance : bijschuiven
* advance : gaan naar
* advance : genaken
* advance : in aantocht zijn
* advance : naar voren brengen
* advance : naderen
* advance : opdrijven
* advance : ophogen
* advance : oplopen
* advance : opmarcheren
* advance : opmars
* advance : opschieten
* advance : rijzen
* advance : stijgen
* advance : terugzetten
* advance : veld winnen
* advance : verhaasten
* advance : verheffen
* advance : verhogen
* advance : versnellen
* advance : vervroegen
* advance : vlotten
* advance : voor-
* advance : vooruitgaan
* advance : vooruitgang
* advance : voorwaarts gaan
* advance : vorderen
* advance : vordering
* advanced : geavanceerd
* advanced : gevorderd
* advanced : ultramodern
* advancement : bevordering
* advancement : voortgang
* advancement : vooruitgang
* advancement : vordering
* advantage : baat
* advantage : belang
* advantage : nut
* advantage : pré
* advantage : voordeel
* advantageous : bevorderlijk
* advantageous : dienstig
* advantageous : goedgezind
* advantageous : gunstig
* advantageous : nuttig
* advantageous : toegenegen
* advantageous : voordelig
* advantageous : welgezind
* advent : advent
* adventitious : bijbehorend
* adventitious : bijkomend
* adventitious : bijkomstig
* adventitious : erbij horend
* adventitious : incidenteel
* adventitious : secundair
* adventitious : toevallig
* adventure : avontuur
* adventure : lotgeval
* adventure : perikel
* adventure : risico
* adventure : riskeren
* adventure : wagen
* adventure : wederwaardigheid
* adventurer : avonturier
* adventurer : avonturierster
* adventurous : avontuurlijk
* adventurous : bedenkelijk
* adventurous : gewaagd
* adventurous : op avontuur belust
* adventurous : riskant
* adventurous : waaghalzerig
* adverb : adverbium
* adverb : bijwoord
* adverbial : bijwoordelijk
* adverbial clause : bijwoordelijke bepaling
* adversary : tegenspeler
* adversary : tegenstander
* adversary : vijand
* adverse : nadelig
* adverse : schadelijk
* adverse : strijdig
* adverse : tegengesteld
* adverse : tegenliggend
* adverse : tegenstaand
* adverse : tegenstrijdig
* adverse : vijandelijk
* adverse : vijandig
* adversity : rampspoed
* adversity : tegenspoed
* adversity : verval
* advert : acht slaan op
* advert : advertentie
* advert : letten op
* advert : opletten
* advert : oppassen
* advert : passen op
* advert : reclame
* advertence : aandacht
* advertence : acht
* advertence : attentie
* advertence : oplettendheid
* advertency : aandacht
* advertency : acht
* advertency : attentie
* advertency : oplettendheid
* advertise : aandienen
* advertise : aankondigen
* advertise : adverteren
* advertise : melden
* advertise : propaganda maken voor
* advertise : propageren
* advertise : reclame maken
* advertise : reclame maken voor
* advertise : uitdragen
* advertise : verkondigen
* advertise : verspreiden
* advertisement : aankondiging
* advertisement : advertentie
* advertisement : bericht
* advertisement : reclame
* advertiser : adverteerder
* advertiser : advertentieblad
* advertiser : verkondiger
* advertising : reclame
* advertising agency : reclamebureau
* advertising pillar : aanplakzuil
* advice : advies
* advice : bekendmaking
* advice : bericht
* advice : kennisgeving
* advice : mare
* advice : raad
* advice : raadgeving
* advice : tijding
* advice : verwittiging
* advisable : raadzaam
* advise : aankondigen
* advise : aanraden
* advise : adviseren
* advise : bekendmaken
* advise : raden
* advise against : afraden
* advise against : ontraadselen
* advocate : advocaat
* advocate : advocate
* advocate : bepleiten
* advocate : een voorstander zijn van
* advocate : opkomen voor
* advocate : pleitbezorger
* advocate : verdediger
* advocate : voorspreker
* advocate : voorstander
* adze : dissel
* aegean sea : egeïsche zee
* aegis : aegide
* aegis : aegis
* aeon : eeuwigheid
* aerate : frisse lucht toewaaien
* aerate : luchten
* aerate : spuien
* aerate : uitluchten
* aerate : ventileren
* aerate : waaien
* aerate : wannen
* aerial : antenne
* aerial : bovengronds
* aerial : lucht-
* aerial : met lucht gevuld
* aerial : ra
* aerial : spriet
* aerial : voelhoorn
* aerial : voelhoren
* aerial : voelspriet
* aerobatics : luchtacrobatiek
* aerobic : aëroob
* aerobic : in lucht levend
* aerodrome : vlieghaven
* aerodrome : vliegveld
* aerodynamic : aërodynamisch
* aerodynamics : aërodynamica
* aerogramme : luchtpostblad
* aerogramme : luchtpostbrief
* aerolite : aëroliet
* aerolite : meteoorsteen
* aerolite : meteoriet
* aeronaut : aëronaut
* aeronaut : luchtschipper
* aeronaut : luchtvaarder
* aeronaut : vliegenier
* aeronautics : aviatiek
* aeronautics : luchtvaartkunde
* aeronautics : luchvaart
* aeronautics : vliegwezen
* aeroplane : vliegmachine
* aeroplane : vliegtuig
* aerosol : aërosol
* aerosol : spuitbus
* aesthete : estheet
* aesthetic : esthetisch
* aesthetics : esthetica
* aesthetics : schoonheidsleer
* aetiology : studie van ziekteoorzaken
* afar : achteraf
* afar : afgelegen
* afar : ver
* affable : aardig
* affable : lief
* affable : voorkomend
* affable : vriendelijk
* affable : zoet
* affair : aangelegenheid
* affair : affaire
* affair : ding
* affair : geval
* affair : zaak
* affect : aandoen
* affect : aangrijpen
* affect : bewegen
* affect : beïnvloeden
* affect : invloed hebben op
* affect : ontroeren
* affect : treffen
* affectation : aanstellerij
* affectation : gemaaktheid
* affectation : maniertje
* affectation : onnatuurlijkheid
* affected : aangedaan
* affected : aangegrepen
* affected : aanstellerig
* affected : gekunsteld
* affected : gemaakt
* affected : geveinsd
* affected : gewrongen
* affected : onecht
* affected : onnatuurlijk
* affected : onwaar
* affected with : behept met
* affected with : lijdend aan
* affecting : aandoenlijk
* affecting : aangrijpend
* affecting : emotioneel
* affecting : ontroerend
* affecting : roerend
* affecting : treffend
* affection : aandoening
* affection : aanhankelijkheid
* affection : affect
* affection : affectie
* affection : emotie
* affection : gemoedsbeweging
* affection : genegenheid
* affection : goodwill
* affection : liefde
* affection : min
* affection : toegenegenheid
* affection : welwillendheid
* affectionate : aanhalig
* affectionate : aanhankelijk
* affectionate : gehecht
* affectionate : liefhebbend
* affectionate : opofferingsgezind
* affectionate : toegenegen
* affidavit : affidavit
* affidavit : beëdigde verklaring
* affiliate : aangenomen worden
* affiliate : aannemen
* affiliate : affiliëren
* affiliate : depot
* affiliate : filiaal
* affiliate : lid worden
* affiliation : depot
* affiliation : familiebetrekking
* affiliation : filiaal
* affiliation : verwantschap
* affined : aanverwant
* affined : verwant
* affinity : affiniteit
* affinity : familiebetrekking
* affinity : verwantschap
* affirm : beamen
* affirm : betuigen
* affirm : bevestigen
* affirm : ja zeggen
* affirm : toestemmen
* affirm : verzekeren
* affirmation : belofte
* affirmation : betuiging
* affirmation : bevestiging
* affirmation : toezegging
* affirmation : uitloving
* affirmation : verzekering
* affirmative : bevestigend
* affirmative : bevestigende zin
* affirmative : toestemmend
* affirmative sentence : bevestigende zin
* affix : aanhangen
* affix : aanhangsel
* affix : aanhechten
* affix : aanhechtsel
* affix : achtervoegen
* affix : affix
* affix : bepalen
* affix : bevestigen
* affix : fixeren
* affix : tuigeren
* affix : vastmaken
* affix : vastmaken aan
* affix : vaststellen
* affix : vastzetten
* affix : verstevigen
* afflict : bedroeven
* afflict : beproeven
* afflict : droevig stemmen
* afflict : grieven
* afflict : plagen
* afflict : smarten
* afflict : verdriet doen
* afflict : verdrieten
* afflicted with : behept met
* afflicted with : lijdend aan
* affliction : beproeving
* affliction : droefheid
* affliction : hartzeer
* affliction : verdriet
* affluence : rijkdom
* affluent : gefortuneerd
* affluent : rijk
* affluent : vermogend
* affluent : zijrivier
* afford : afwerpen
* afford : gedogen
* afford : opbrengen
* afford : opleveren
* afford : toelaten
* afford : toestaan
* afford : vergunnen
* afford : veroorloven
* afford : voortbrengen
* afford : zich veroorloven
* afforest : bebossen
* affray : handgemeen
* affray : oploop
* affray : strijdgewoel
* affray : vechtpartij
* affray : volksoploop
* affronted : beledigd
* affronted : gebelgd
* afire : brandend
* afire : gloeiend
* afire : verterend
* afire : verzendend
* afire : vurig
* aflame : gloeiend
* aflame : verterend
* aflame : verzendend
* aflame : vurig
* afoot : te voet
* aforementioned : eerdergenoemd
* aforementioned : voorgemeld
* aforementioned : voorgenoemd
* aforementioned : voormeld
* aforementioned : voornoemd
* aforesaid : eerdergenoemd
* aforesaid : voorgemeld
* aforesaid : voorgenoemd
* aforesaid : voormeld
* aforesaid : voornoemd
* afraid (of) : bang (voor)
* afraid : angstig
* afraid : bang
* afraid : beangst
* afraid : beducht
* afraid : benepen
* afraid : beschroomd
* afraid : bevreesd
* afraid : kopschuw
* afraid : laf
* afraid : lafhartig
* afraid : schroomvallig
* afraid : schuw
* afraid : vervaard
* afraid : vreesachtig
* afresh : alweer
* afresh : nogmaals
* afresh : opnieuw
* afresh : van voren af aan
* afresh : weder
* afresh : wederom
* afresh : weer
* after : aan
* after : achter
* after : achter aan
* after : door
* after : na
* after : na verloop van
* after : naar
* after : nadat
* after : ondanks
* after : over
* after : vanwege
* after dark : na het donker
* after dark : na het vallen van de avond
* after dark : nadat de nacht gevallen is
* after-care : nazorg
* after-care : reclassering
* after-deck : achterdek
* after-effect : nawerking
* after-treatment : nabehandeling
* afterbirth : moederkoek
* afterbirth : nageboorte
* afterbirth : placenta
* afterburner : nabrander
* afterglow : avondrood
* afterglow : nagenieten
* afterglow : naglans
* afterlife : leven in het hiernamaals
* aftermath : nasleep
* afternoon : middag
* afternoon : namiddag
* aftershave : aftershave
* aftertaste : nasmaak
* afterthought : nakomertje
* afterwards : achteraf
* afterwards : daarna
* afterwards : dan
* afterwards : naderhand
* afterwards : nadien
* afterwards : vervolgens
* again : alweer
* again : nogmaals
* again : opnieuw
* again : van voren af aan
* again : weder
* again : wederom
* again : weer
* against : jegens
* against : met
* against : tegen
* against : tegenaan
* against : tegenover
* against : versus
* against one's will : gedwongen
* against one's will : met tegenzin
* against one's will : node
* against one's will : onvrijwillig
* agape : agape
* agape : liefdemaal
* agar : agar-agar
* agar-agar : agar-agar
* agate : agaat
* agate : agaten
* agave : agave
* age : doen verouderen
* age : eeuw
* age : epoch
* age : era
* age : generatie
* age : leeftijd
* age : oud doen worden
* age : oud worden
* age : ouderdom
* age : tijd
* age : tijdperk
* age : tijdsgewricht
* age : verouderen
* age group : leeftijdsgroep
* age limit : leeftijdsgrens
* age range : leeftijdsgroep
* age-bracket : leeftijdsgroep
* age-old : eeuwenoud
* aged : oud
* ageing : veroudering
* agency : agentschap
* agency : agentschapsbureau
* agency : agentuur
* agenda : agenda
* agenda : dagorde
* agenda : dagorder
* agenda : zakalmanak
* agent : agent
* agent : bemiddelaar
* agent : dealer
* agent : intendant
* agent : intermediair
* agent : meier
* agent : middel
* agent : opzichter
* agent : rentmeester
* agent : tussenpersoon
* agent : vertegenwoordiger
* agent : werktuig
* agent : zaakbezorger
* agent : zaakwaarnemer
* agent : zaalchef
* agglomerate : agglomeraat
* agglomerate : agglomeren
* agglomerate : doen samenklonteren
* agglomerate : samenballing
* agglomerate : samenklontering
* agglomerate : samenvoegsel
* agglomerate : tot een geheel verenigen
* agglomeration : agglomeraat
* agglomeration : agglomeratie
* agglomeration : agglomereren
* agglomeration : samenballing
* agglomeration : samenklonteren
* agglomeration : samenklontering
* agglomeration : samenvoegsel
* agglutinate : aan elkaar lijmen
* agglutinate : agglutineren
* agglutinate : doen samenkleven
* agglutinate : lijmen
* agglutinate : samenplakken
* agglutinate : verbinden
* agglutinative : agglutinerend
* aggrandize : uitbouwen
* aggrandize : uitbreiden
* aggrandize : vergroten
* aggrandizement : uitbouwing
* aggrandizement : vergroting
* aggravate : ergeren
* aggravate : tergen
* aggravate : verergeren
* aggravate : verontwaardigen
* aggravate : verslechteren
* aggravate : verzwaren
* aggravating : aanstotelijk
* aggravating : ergerlijk
* aggravating : verzwarend
* aggregate : aggregaat
* aggregate : aggregatie
* aggression : aanval
* aggression : agressie
* aggression : offensief
* aggression : vlaag
* aggressive : aanvallend
* aggressive : agressief
* aggressive : katterig
* aggressive : offensief
* aggressor : aanvaller
* aggressor : agressor
* aggrieved : beledigd
* aggrieved : gebelgd
* aggro : agressie
* aghast : geschrokken
* aghast : ontdaan
* aghast : onthutst
* aghast : ontzet
* aghast : verbluft
* aghast : verslagen
* aghast : verstomd
* agile : druk
* agile : kras
* agile : kwiek
* agile : lenig
* agile : levendig
* agile : opgewekt
* agile : rap
* agile : tierig
* agile : vief
* agile : wakker
* agility : beweeglijkheid
* agility : roerigheid
* agility : woeligheid
* agitate : aandoen
* agitate : aangrijpen
* agitate : aanwakkeren
* agitate : agiteren
* agitate : benauwen
* agitate : bewegen
* agitate : ontroeren
* agitate : ophitsen
* agitate : opruien
* agitate : opschudden
* agitate : opstoken
* agitate : opwinden
* agitate : prikkelen
* agitate : schokken
* agitate : schudden
* agitate : treffen
* agitate : verhitten
* agitate : verontrusten
* agitate : werken op
* agitate : wrikken
* agitated : bang
* agitated : beducht
* agitated : bezorgd
* agitated : gejaagd
* agitated : nerveus
* agitated : ongerust
* agitated : opgewonden
* agitated : zenuw-
* agitated : zenuwachtig
* agitation : agitatie
* agitation : beroering
* agitation : beweging
* agitation : gejaagdheid
* agitation : getier
* agitation : gisting
* agitation : herrie
* agitation : hetze
* agitation : onrust
* agitation : opgewondenheid
* agitation : opschudding
* agitation : opwinding
* agitation : rel
* agitation : roerigheid
* agitation : rusteloosheid
* agitation : rustverstoring
* agitation : spektakel
* agitation : stokerij
* agitation : troebelen
* agitation : tumult
* agitation : woeligheid
* agitation : woeling
* agitator : activist
* agitator : agitator
* agitator : onruststoker
* agitator : ophitser
* agitator : stokebrand
* agitator : twiststoker
* aglow : gloeiend
* aglow : verterend
* aglow : verzendend
* aglow : vurig
* agnostic : agnosticus
* agnostic : agnostisch
* ago : geleden
* agog : benieuwd
* agog : nieuwsgierig
* agog : weetgierig
* agonize : folteren
* agonize : koeioneren
* agonize : kwellen
* agonize : martelen
* agonize : mishandelen
* agonize : op sterven liggen
* agonize : pijnigen
* agonize : treiteren
* agonize : zieltogen
* agonizing : afgrijselijk
* agonizing : afschuwelijk
* agony : agonie
* agony : angst
* agony : beklemming
* agony : benauwdheid
* agony : bezoeking
* agony : doodsangst
* agony : doodsstrijd
* agony : grote angst
* agony : ondraaglijke pijn
* agony : slag
* agony : stervensnood
* agony : zielsangst
* agony : zieltoging
* agoraphobia : agorafobie
* agoraphobia : pleinvrees
* agoraphobia : ruimtevrees
* agouti : agoeti
* agrarian : agrarisch
* agrarian : agrariër
* agrarian : boer
* agrarian : landbouwer
* agree (with) : het eens zijn (met)
* agree : afspreken
* agree : een schikking treffen
* agree : goedvinden
* agree : het eens zijn
* agree : overeenkomen
* agree : overeenstemmen
* agree : samengaan
* agree : toegeven
* agree : toestemmen
* agree to : akkoord gaan met
* agree with : bijvallen
* agree with : het eens zijn met
* agreeable : aangenaam
* agreeable : behaaglijk
* agreeable : genoeglijk
* agreeable : heerlijk
* agreeable : plezierig
* agreeably : aangenaam
* agreed : OK
* agreed : afgesproken
* agreed : akkoord
* agreed : goed
* agreed : in orde
* agreed : okee
* agreed : top
* agreement : afspraak
* agreement : akkoord
* agreement : fiat
* agreement : goedvinden
* agreement : overeenkomst
* agreement : overeenstemming
* agreement : samenklank
* agreement : schikking
* agreement : toestemming
* agreement : verbintenis
* agricultural : agrarisch
* agricultural : landbouw-
* agricultural : landbouwkundig
* agricultural exhibition : landbouwtentoonstelling
* agricultural instruction : landbouwonderwijs
* agricultural labourer : landarbeider
* agricultural product : landbouwproduct
* agricultural school : landbouwschool
* agricultural worker : landarbeider
* agriculture : agricultuur
* agriculture : agronomie
* agriculture : akkerbouw
* agriculture : landbouw
* agriculture : landbouw-
* agriculture : landbouwkunde
* agriculturist : agronoom
* agriculturist : landbouwkundige
* agrimony : agrimonie
* agronomics : agronomie
* agronomics : landbouwkunde
* ague : koorts
* ah : ach
* ah : ah
* ah : ha
* ah : och
* ah : oh
* aha : ach
* aha : ah
* aha : aha
* aha : ha
* aha : och
* aha : oh
* ahead : daarvoor
* ahead : eerder
* ahead : indertijd
* ahead : naar voren
* ahead : vooraan
* ahead : voorheen
* ahead : voorover
* ahead : voort
* ahead : vooruit
* ahead : voorwaarts
* ahead : vroeger
* ahead : weleer
* ahead of one's time : zijn tijd ver vooruit
* ahead of one's time : zijn tijd vooruit
* ahoy : ahoi
* ahoy : heiho
* ai : aai
* ai : ai
* ai : drietenige luiaard
* ai : luiaard
* aid : adjudant
* aid : aide-de-camp
* aid : assistent
* aid : assistentie
* aid : assisteren
* aid : baten
* aid : bijstaan
* aid : bijstand
* aid : famulus
* aid : helpen
* aid : helper
* aid : helpster
* aid : heul
* aid : hulp
* aid : hulpje
* aid : hulpmiddel
* aid : ter zijde staan
* aid : toedoen
* aid : toeverlaat
* aide-de-camp : adjudant
* aide-de-camp : ordonnansofficier
* aids : aids
* ail : iets mankeren
* ail : mankeren
* ail : schelen
* ail : schorten
* ail : sukkelen
* ail : ziek zijn
* aileron : aileron
* aileron : rolroer
* aileron : stuurvlak
* aileron : vleugelklep
* ailing : sukkelachtig
* ailing : sukkelend
* ailing : ziekelijk
* ailment : aandoening
* ailment : kwaal
* ailment : ziekte
* aim : aanleggen
* aim : bedoelen
* aim : beogen
* aim : doel
* aim : doel(wit)
* aim : doelstelling
* aim : doelwit
* aim : honk
* aim : mikken
* aim : mikken op
* aim : moeite doen
* aim : pogen
* aim : richten
* aim : rooien
* aim : streven
* aim : ten doel hebben
* aim : trachten
* aim : wit
* aim : zich beijveren
* aim : zich inspannen
* aim : zoeken
* aimless : doelloos
* air : aria
* air : lucht
* air : luchten
* air : wijsje
* air base : luchtmachtbasis
* air brake : luchtdrukrem
* air bridge : luchtbrug
* air conditioned : air-conditioned
* air conditioning : air-conditioning
* air conditioning : airco
* air crash : vliegramp
* air cushion : luchtkussen
* air cushion : windkussen
* air force : luchtmacht
* air force : luchtstrijdkrachten
* air gun : luchtbuks
* air gun : luchtdrukgeweer
* air gun : luchtgeweer
* air hostess : stewardess
* air letter : luchtpostblad
* air letter : luchtpostbrief
* air liner : lijntoestel
* air liner : lijnvliegtuig
* air mattress : luchtbed
* air out : luchten
* air out : spuien
* air out : uitluchten
* air out : ventileren
* air pocket : luchtzak
* air pocket : tochtgat
* air pocket : trekgat
* air pump : luchtpomp
* air raid : luchtaanval
* air rifle : luchtbuks
* air rifle : windbuks
* air supremacy : heerschappij in de lucht
* air ticket : ticket
* air ticket : vliegticket
* air time : radiozendtijd
* air view : luchtfoto
* air-balloon : ballon
* air-balloon : luchtballon
* air-cooled : luchtgekoeld
* air-defence : luchtafweer
* air-defence : luchtverdediging
* air-filter : luchtfilter
* air-fleet : luchtvloot
* air-freight : luchtvracht
* air-grid : luchtrooster
* air-gun : luchtdrukgeweer
* air-mail stamp : luchtpostzegel
* air-pollution : luchtverontreiniging
* air-pressure : luchtdruk
* air-resistance : luchtweerstand
* air-squadron : luchteskader
* air-squadron : vliegeskader
* air-traffic control : luchtverkeersleiding
* air-traffic controller : luchtverkeersleider
* air-valve : luchtklep
* air-valve : ventiel
* airbed : luchtbed
* airbrush : verfspuit
* airbus : luchtbus
* aircraft : toestel
* aircraft : vliegmachine
* aircraft : vliegtuig
* aircraft carrier : vliegdekschip
* aircraft-carrier : carrier
* aircraft-carrier : moederschip
* aircraft-carrier : vliegdekschip
* aircraft-carrier : vliegkampschip
* aircrew : vliegtuigbemanning
* airdrome : vlieghaven
* airdrome : vliegveld
* airfield : vlieghaven
* airfield : vliegveld
* airgun : luchtbuks
* airgun : windbuks
* airily : luchthartig
* airily : luchtig
* airiness : fleur
* airiness : frisheid
* airing cupboard : droogkast
* airless : bedompt
* airless : benauwd
* airless : bladstil
* airless : broeierig
* airless : drukkend
* airless : luchtledig
* airless : verstikkend
* airless : windstil
* airless : zwoel
* airlift : luchtbrug
* airlift : per luchtbrug vervoeren
* airline : luchtlijn
* airline-pilot : lijnpiloot
* airlock : luchtsluis
* airmail : luchtpost
* airman : aviateur
* airman : vliegenier
* airman : vlieger
* airplane : vliegmachine
* airplane : vliegtuig
* airport : luchthaven
* airport : vlieghaven
* airport : vliegveld
* airport tax : luchthavenbelasting
* airs : allure
* airscrew : luchtschroef
* airship : luchtschip
* airsick : luchtziek
* airsickness : luchtziekte
* airspace : luchtruim
* airspeed : luchtsnelheid
* airstrike : luchtaanval
* airstrip : landingsstrook
* airthreads : herfstdraad
* airtight : hermetisch
* airtight : luchtdicht
* airwaves : ethergolven
* airwaves : radiogolven
* airway : ademhalingsweg
* airway : luchtlijn
* airway : luchtweg
* airwoman : pilote
* airworthy : luchtwaardig
* airy : dun
* airy : dungezaaid
* airy : iel
* airy : ijl
* airy : luchtig
* airy-fairy : dartel
* airy-fairy : lichtzinnig
* airy-fairy : luchtig
* airy-fairy : olijk
* airy-fairy : ondeugend
* airy-fairy : schalks
* airy-fairy : schelms
* airy-fairy : wuft
* aisle : gangpad
* aisle : zijbeuk
* ajar : op een kier staand
* aka : alias
* akin : aanverwant
* akin : verwant
* al-qaeda : al qaida
* alabaster : albast
* alabaster : albasten
* alacrity : begeerte
* alacrity : begerigheid
* alacrity : enthousiasme
* alacrity : geestdrift
* alacrity : graagte
* alacrity : uitbundigheid
* alarm : aanslaan
* alarm : alarm
* alarm : alarm slaan
* alarm : alarmeren
* alarm : alarmsein
* alarm : bang maken
* alarm : beangstigen
* alarm : bel
* alarm : benauwen
* alarm : consternatie
* alarm : gejaagdheid
* alarm : noodsein
* alarm : onraad
* alarm : onrust
* alarm : onthutsen
* alarm : ontstellen
* alarm : ontsteltenis
* alarm : ontzetten
* alarm : ontzetting
* alarm : rusteloosheid
* alarm : schel
* alarm : schrik
* alarm : schrikkelijkheid
* alarm : verbijsteren
* alarm : verbijstering
* alarm : verbluffen
* alarm : verbluftheid
* alarm : verontrusten
* alarm : verschrikken
* alarm : verslagenheid
* alarm : vrees aanjagen
* alarm : wekker
* alarm : woeligheid
* alarm-bell : alarmklok
* alarm-signal : alarmsein
* alarm-signal : noodsein
* alarmbell : alarmklok
* alarmbell : noodklok
* alarmclock : wekker
* alarmed : ontzettend
* alarmed : schrikbarend
* alarmed : schrikkelijk
* alarmed : verbluffend
* alarming : alarmerend
* alarming : angstig
* alarming : bang
* alarming : bedenkelijk
* alarming : gevaarlijk
* alarming : zorgbarend
* alarming : zorgwekkend
* alarmist : paniekzaaier
* alas : helaas
* alas : jammer
* alas : jammer genoeg
* alas : o wee
* alas : tot mijn spijt
* alb : albe
* alb : misgewaad
* albania : albanië
* albanian : albanees
* albatross : albatros
* albeit : alhoewel
* albino : albino
* album : album
* album : gedenkboek
* albumen : albumen
* albumen : eiwit
* albumen : kiemwit
* albuminous : eiwithoudend
* alburnum : alvenaar
* alburnum : alver
* alburnum : alvertje
* alburnum : panharing
* alchemist : alchemist
* alchemist : alchimist
* alchemist : goudmaker
* alchemy : alchemie
* alchemy : alchimie
* alcohol : alcohol
* alcohol : alcoholische drank
* alcohol : drank
* alcohol : sterke drank
* alcoholic : alcoholhoudend
* alcoholic : alcoholicus
* alcoholic : alcoholisch
* alcoholic : alcoholist
* alcoholic : alcoholiste
* alcoholic : drankzuchtige
* alcoholic : drinker
* alcoholic : geestrijk
* alcoholic : zatlap
* alcoholic : zuiper
* alcoholic : zuiplap
* alcoholic content : alcoholgehalte
* alcoholic drinks : alcoholica
* alcoholic drinks : gedistilleerd
* alcoholic drinks : spiritualiën
* alcoholism : alcoholisme
* alcoholism : drankmisbruik
* alcoholism : drankzucht
* alcove : alkoof
* aldehyde : aldehyde
* alder : els
* alder : elze-
* alder : elzeboom
* alder : elzen
* alder : elzen-
* alder- : elze-
* alder- : elzen
* alder- : elzen-
* alderman : schepen
* alderman : wethouder
* ale : aal
* ale : bier
* ale : donker bier
* alert : druk
* alert : kras
* alert : kwiek
* alert : levendig
* alert : opgewekt
* alert : rap
* alert : tierig
* alert : vief
* alert : wakker
* alexander the great : alexander de grote
* alexandrine : alexandrijn
* alga : alge
* alga : wier
* alga : zeewier
* algebra : algebra
* algebra : stelkunde
* algebraic : algebraïsch
* algeria : algerije
* algerian : algerijn
* algerian : algerijnse
* algorithm : algoritme
* alias : alias
* alibi : alibi
* alien : afgrijselijk
* alien : afschuwelijk
* alien : buitenaards wezen
* alien : buitenlander
* alien : buitenlands
* alien : ijselijk
* alien : misselijk
* alien : onsmakelijk
* alien : onwennig
* alien : strijdig
* alien : stuitend
* alien : tegengesteld
* alien : tegenliggend
* alien : tegenstaand
* alien : tegenstrijdig
* alien : uitheems
* alien : verfoeilijk
* alien : vreemd
* alien : walgelijk
* alien : weerzinwekkend
* alien to : in strijd met
* alien to : strijdig met
* alienate : vervreemden
* alienation : vervreemding
* alike : eender
* alike : even
* alike : evenzeer
* alike : gelijk
* alike : gelijkelijk
* alike : gelijkend
* alike : gelijksoortig
* alike : gelijkvormig
* alike : op dezelfde manier
* alike : soortgelijk
* alimony : alimentatie
* alimony : alimentatiegeld
* alimony : ondersteuningsgeld
* alimony : uitkering
* alive : levend
* alive : levendig
* alkali : alkali
* alkali : loogzout
* alkaline : alkalisch
* alkaline : loogachtig
* all : al
* all : al de
* all : alle
* all : allemaal
* all : allen
* all : allerhande
* all : allerlei
* all : alles
* all : de gehele hoeveelheid
* all : de hele ... door
* all : de hele hoeveelheid
* all : gans
* all : ganse
* all : heel
* all : hele
* all : helemaal
* all : totaal
* all : van elke soort
* all : zich helemaal
* all about : allerwegen
* all about : alom
* all about : overal
* all about : wijd en zijd
* all hands on deck : alle hens aan dek
* all of a sudden : ineens
* all of a sudden : opeens
* all of a sudden : plotseling
* all of it : al
* all of it : alles
* all of it : de gehele hoeveelheid
* all of it : de hele hoeveelheid
* all over again : alweer
* all over again : nogmaals
* all over again : opnieuw
* all over again : van voren af aan
* all over again : wederom
* all over again : weer
* all over the : in de hele
* all over the : in het hele
* all over the : overal in de
* all over the : overal in het
* all rounder : manusje van alles
* all saints day : allerheiligen
* all sorts : allerlei
* all sorts of : allerhande
* all sorts of : allerlei
* all the : al de
* all the : al het
* all the more : des te meer
* all the same : even
* all the same : evenzeer
* all the same : gelijk
* all the same : gelijkelijk
* all the time : achtereen
* all the time : aldoor
* all the time : daarentegen
* all the time : inmiddels
* all the time : intussen
* all the time : onophoudelijk
* all the time : vast
* all the time : voorlopig
* all the time : zolang
* all the while : inmiddels
* all the while : intussen
* all the while : ondertussen
* all-knowing : alwetend
* all-powerful : almachtig
* all-round : all-round-
* allative case : allatief
* allegation : bewering
* allege : beweren
* allegedly : naar men zegt
* allegiance : getrouwheid
* allegiance : loyaliteit
* allegiance : trouw
* allegiance : trouwhartigheid
* allegoric : allegorisch
* allegoric : zinnebeeldig
* allegory : allegorie
* allegory : gelijkenis
* allegory : zinnebeeld
* allergic : allergisch
* allergy : allergie
* alley : doorgang
* alley : steeg
* alliance : alliantie
* alliance : bondgenootschap
* alliance : verbond
* alligator : alligator
* alliteration : alliteratie
* alliteration : stafrijm
* allocate : toewijzen
* allot : loten
* allot : verloten
* allow : gedogen
* allow : laten
* allow : laten begaan
* allow : laten schieten
* allow : loslaten
* allow : toelaten
* allow : toestaan
* allow : vergunnen
* allow : veroorloven
* allowance : toelage
* allowance : toeslag
* alloy : alliage
* alloy : legeren
* alloy : legering
* alloy : metaalmengsel
* allude : zinspelen
* alluring : aanlokkelijk
* alluring : lekker
* allusion : toespeling
* allusion : zinspeling
* alluvial : alluviaal
* alluvion : alluvium
* alluvium : alluvium
* ally : bondgenoot
* almanac : almanak
* almighty : almachtig
* almond : amandel
* almond : amandelboom
* almond : amandelkleurig
* almond : amandelkleurige
* almond paste : amandelpers
* almond-eyed : amandelogig
* almonership : armenzorg
* almonry : aalmoezeniershuis
* almonry : armhuis
* almost : bijkans
* almost : bijna
* almost : haast
* almost : nagenoeg
* almost : schier
* almost : vrijwel
* almost : welhaast
* almost : zo goed als
* almost : zowat
* almound pastry : banket
* alms : aalmoes
* alms-box : armenkas
* almshouse : aalmoezeniershuis
* almshouse : armenhuis
* almshouse : armhuis
* aloe : aloë
* aloe juice : aloësap
* aloe juice collector : aloësaptapper
* aloetic : aloëachtig
* aloin : aloïne
* alone : alleen
* alone : enig
* alone : louter
* alone : verlaten
* along : langs
* alongside : behalve
* alongside : bezijden
* alongside : naast
* alp : alp
* alp : alpenweide
* alpaca : alpaca
* alpha : alfa
* alphabet : ABC
* alphabet : alfabet
* alphabetic : alfabetisch
* alphabetical : alfabetisch
* alphanumeric : alfanumeriek
* alpine : alpen-
* alpine : alpijns
* alpine : alpine
* alpine : alpinisch
* alpine chough : alpenkauw
* alpine pasture : alpenweide
* already : al
* already : alreeds
* already : alvast
* already : reeds
* also : eveneens
* also : evenzeer
* also : mede
* also : ook
* also : tevens
* alt : alt
* alt : altist
* alt : altzanger
* altar : altaar
* altarpiece : altaarstuk
* alter : anders worden
* alter : veranderen
* alter : wijzigen
* alteration : keer
* alteration : kentering
* alteration : omkeer
* alteration : verandering
* alteration : verloop
* alteration : verzetting
* alteration : wijziging
* alteration : wisseling
* alternate : afwisselend
* alternate : alterneren
* alternate : elkaar afwisselen
* alternately : afwisselend
* alternately : beurtelings
* alternately : om en om
* alternating : afwisselend
* alternating : wissel-
* alternation : afwisseling
* alternative : alternatief
* alternative : keus
* alternative : keuze
* although : al
* although : alhoewel
* although : hoewel
* although : ofschoon
* although : ondanks
* although : wel
* altitude : hoogte
* altitude : stand
* alto : alt
* alto : altzangeres
* altogether : allemaal
* altogether : alles
* altogether : alles wel beschouwd
* altogether : bij elkaar
* altogether : in totaal
* altogether : over het algemeen genomen
* altogether : totaliter
* altogether : überhaupt
* altruism : altruïsme
* altruism : onzelfzuchtigheid
* altruist : altruïst
* altruistic : altruïstisch
* altruistic : altruïstische
* altruistic : onbaatzuchtig
* altruistic : onzelfzuchtig
* alum : aluin
* alum earth : aluinaarde
* alum earth : potaarde
* alumina : aluinaarde
* alumina : potaarde
* aluminium : aluminium
* aluminum : aluminium
* always : altijd
* always : immer
* always : steeds
* alzheimer's disease : ziekte van alzheimer
* amalgamate : amalgameren
* amaranth : amarant
* amaranthus : amarant
* amaranthus : kattestaart
* amaretto : amaretto
* amaryllis : amaryllis
* amaryllis : goudlelie
* amass : opeenhopen
* amass : opeenstapelen
* amass : ophopen
* amass : opstapelen
* amass : stapelen
* amass : tassen
* amateur : amateur
* amateur : dilettant
* amateur : knutseaar
* amateur : liefhebber
* amateur : niet-professioneel
* amateurish : amateuristisch
* amaze : bevreemden
* amaze : verbazen
* amaze : verwonderen
* amazement : verbazing
* amazing : bevreemdend
* amazing : verbazingwekkend
* amazing : verwonderlijk
* amazing : wonderbaarlijk
* amazonian antshrike : amazone-mierklauwier
* ambassador : afgezant
* ambassador : ambassadeur
* ambassador : ambassadrice
* ambassador : bode
* ambassador : gezant
* amber : amber
* amber : amberkleur
* amber : amberkleurig
* amber : amberkleurige
* amber : barnsteen
* amber : barnsteen &
* amber : oranje
* ambidextrous : ambidexter
* ambiguous : ambigu
* ambiguous : dubbelslachtig
* ambiguous : dubbelzinnig
* ambiguous : onduidelijk
* ambiguous : tweeslachtig
* ambiguous : vaag
* ambition : ambitie
* ambition : aspiratie
* ambition : eerzucht
* ambition : sollicitatie
* ambitious : ambitieus
* ambitious : eerzuchtig
* ambivalence : ambivalentie
* ambivalent : ambivalent
* ambivalent : ambivalente
* ambrosia : ambrozijn
* ambrosia : godenspijs
* ambulance : ambulance
* ambulance : veldhospitaal
* ambulance : ziekenwagen
* ambulatory : ambulant
* ambulatory : ambulante
* ambush : een hinderlaag leggen
* ambush : hinderlaag
* ambush : in een hinderlaag liggen
* ameliorate : verbeteren
* amen : amen
* amen : het zij zo
* amen : zo zij het
* amend : amenderen
* amendment : amendement
* amenities : voorzieningen
* america : amerika
* americanize : amerikaniseren
* americium : americium
* amethyst : amethist
* amethyst : amethyst
* amidst : in het midden van
* amidst : medio
* amidst : midden
* amidst : middenin
* amidst : te midden van
* amino acid : aminozuur
* ammeter : ampèremeter
* ammeter : stroommeter
* ammonia : ammonia
* ammonia : ammoniak
* ammunition : ammunitie
* ammunition : munitie
* amnesty : amnestie
* amnesty : amnestie verlenen
* amnesty : begenadigen
* amnesty : begenadiging
* amnesty : kwijtschelding van straf
* amoeba : amoebe
* among : in het midden van
* among : medio
* among : midden
* among : middenin
* among : onder
* among : te midden van
* among : tussen
* amorphous : amorf
* amorphous : vormeloos
* amorphous : vormeloze
* amorphous : vormloos
* amortize : afbetalen
* amortize : aflossen
* amortize : afschrijven
* amortize : amortiseren
* amortize : delgen
* amortize : uitdelgen
* amount : aantal
* amount : bedrag
* amount : bedragen
* amount : getal
* amount : hoeveelheid
* amount : saldo
* amount : som
* amount : somma
* amount : summa
* amount : tal
* amount : totaal
* amount : totaalbedrag
* amount : totaalcijfer
* amount to : bedragen
* amount to : belopen
* amount to : neerkomen op
* ampersand : ampersand
* ampersand : apenstaartje
* ampersand : en-teken
* amphetamine : amfetamine
* amphetamine : wekamine
* amphibian : amfibie
* amphibious : amfibisch
* amphibious vehicle : amfibievoertuig
* amphitheatre : amfitheater
* amphora : amfora
* amphora : draagkruik
* amphora : kruik
* ample : omvangrijk
* ample : uitgebreid
* ample : veelomvattend
* amplitude : amplitude
* amplitude modulation : omvang modulatie
* ampoule : ampul
* amputate : afzetten
* amputate : amputeren
* amputate : wegsnijden
* amputation : afzetten
* amputation : afzetting
* amputation : amputatie
* amputation : amputeren
* amputation : wegneming
* ampère : ampère
* amuck : amok
* amuck : hevigheid
* amuck : razernij
* amuck : verwoedheid
* amuck : woestheid
* amulet : amulet
* amuse : amuseren
* amuse : onderhouden
* amuse : opvrolijken
* amuse : vermaken
* amusement : amusement
* amusement : schik
* amusement : vermaak
* amusement : vertier
* amusing : aardig
* amusing : amusant
* amusing : leuk
* amusing : vermakelijk
* an : een
* an hour and a half : anderhalf uur
* an hour's walk : een uur gaans
* anabaptism : anabaptisme
* anabaptism : wederdoperij
* anachronism : anachronisme
* anachronism : tijdrekeningsfout
* anachronistic : anachronistisch
* anaconda : anaconda
* anaemia : anemie
* anaemia : bloedarmoede
* anaemic : anemie
* anaemic : bloedarm
* anaemic : bloedarmoede
* anaesthesia : anesthesie
* anaesthesia : verdoving
* anaesthesist : anesthesist
* anagram : anagram
* anagram : letterkeer
* anal : aars-
* anal : anaal
* anal sex : Griekse sex
* anal sex : kontneuken
* anally : anaal
* analog : analoge
* analog : analoog
* analogous : analoge
* analogous : analoog
* analogous : gelijksoortig
* analogous : overeenkomend
* analogous : overeenkomstig
* analogue : analoge
* analogue : analoog
* analogy : analogie
* analogy : gelijksoortigheid
* analogy : overeenkomst
* analogy : overeenkomstigheid
* analyse : analyseren
* analyse : ontbinden
* analyse : ontleden
* analysis : analyse
* analysis : ontbinding
* analysis : ontleding
* analyst : analist
* analyst : analiste
* analyst : psycho-analist
* analyst : psycho-analiste
* analyst : systeemanalist
* analyst : systeemanaliste
* analytic : analytisch
* analytical : analytisch
* analytical chemist : analist
* anapaest : anapest
* anarchic : anarchistisch
* anarchic : regeringloos
* anarchical : anarchistisch
* anarchical : regeringloos
* anarchism : anarchisme
* anarchist : , m
* anarchist : anarchist
* anarchist : anarchistisch
* anarchist : regeringloos
* anarchy : anarchie
* anarchy : regeringloosheid
* anathema : anathema
* anathema : ban
* anathema : banvloek
* anathema : excommunicatie
* anatomical : anatomisch
* anatomical : ontleedkundig
* anatomist : anatoom
* anatomist : ontleedkundige
* anatomy : anatomie
* anatomy : ontleedkunde
* ancestor : voorouder
* ancestry : voorouderschap
* anchor : anker
* anchor : ankeren
* anchor : het anker uitwerpen
* anchor : verankeren
* anchorage : ankerplaats
* anchorage : ligplaats
* anchorage : rede
* anchovy : ansjovis
* ancient : (zeer) oud
* ancient : aloud
* ancient : antiek
* ancient : ouderwets
* ancient greece : griekse oudheid
* and ... as well : alsmede
* and ... as well : alsook
* and ... as well : daarenboven
* and ... as well : en ook
* and ... as well : op de koop toe
* and ... as well : voorts
* and : en
* and also : alsmede
* and also : alsook
* and also : daarenboven
* and also : en ook
* and also : op de koop toe
* and also : voorts
* and so on : enzovoort
* and so on : enzovoorts
* and then some : en nog wat
* andalusia : andalusië
* android : androïde
* anecdotal : anekdotisch
* anecdote : anekdote
* anemia : anemie
* anemone : anemoon
* anew : alweer
* anew : nogmaals
* anew : opnieuw
* anew : van voren af aan
* anew : wederom
* anew : weer
* angel : engel
* angel : vrouwelijke engel
* angelic : engelachtig
* angelica : engelwortel
* angelus : angelus
* anger : boosheid
* anger : woede
* angina : angina
* angina : keelontsteking
* angina pectoris : angina pectoris
* angle : hengelen
* angle : hoek
* angle : invalshoek
* angle : standpunt
* angler : hengelaar
* anglicism : anglicisme
* anglophone : engelssprekende
* angry : boos
* angry : boze
* angry : kwaad
* angry : kwade
* angry : nijdig
* angry : toornig
* angry : verstoord
* angry : vertoornd
* anguilliform : aalvormig
* anguish : agonie
* anguish : angst
* anguish : beklemming
* anguish : benauwdheid
* anguish : doodsangst
* anguish : doodsstrijd
* anguish : grote angst
* anguish : hevig lijden
* anguish : martelgang
* anguish : zielsangst
* angular : hoekig
* angular : kantig
* aniline : aniline
* animal : beest
* animal : dier
* animal : dierlijk
* animal : dierlijke
* animal smell : dierenlucht
* animal smell : dierlijke geur
* animate : bezielen
* animate : verlevendigen
* anise : anijs
* anise : anijsplant
* aniseed : anijszaad
* anker :
* anker : anker
* ankh : ankh
* ankle : enkel
* annals : annalen
* annals : jaarboeken
* annex :
* annex : annexeren
* annex : inlijven
* annexation : annexatie
* annexation : dependance
* annexation : inlijving
* annihilate : vernietigen
* anniversary : gedenkdag
* anniversary : herdenkingsdag
* anniversary : verjaardag
* anno domini : in het jaar des heren
* anno domini : na christus
* annotate : annoteren
* annotation : aantekening
* annotation : commentaar
* annotation : nota
* annotation : notitie
* annotation : tekstverklaring
* announce : aandienen
* announce : aankondigen
* announce : adverteren
* announce : bekendmaken
* announce : melden
* announce : verkondigen
* announcement : aankondiging
* announcement : bekendmaking
* announcement : bericht
* announcement : kennisgeving
* announcement : mare
* announcement : tijding
* announcement : verkondiging
* announcement : verwittiging
* announcer : omroeper
* announcer : omroepster
* annoy : bedroeven
* annoy : ergeren
* annoy : grieven
* annoy : irriteren
* annoy : verdriet doen
* annoy : verdrieten
* annoy : verontwaardigen
* annoy : vervelen
* annoyance : ergernis
* annoyance : irritatie
* annoyance : leed
* annoyance : smart
* annoyance : verdriet
* annoyance : zorg
* annual : jaarlijks
* annual : jaarlijkse
* annually : jaarlijks
* annul : afgelasten
* annul : annuleren
* annul : ontbinden
* annul : tenietdoen
* annul : terugnemen
* annulment : annulatie
* annulment : herroeping
* annulment : tenietdoening
* anoa : anoa
* anode : anode
* anode : positieve pool
* anoint : besmeren
* anoint : doorsmeren
* anoint : sauzen
* anoint : smeren
* anomaly : afwijking
* anomaly : anomalie
* anomaly : onregelmatigheid
* anonymity : anonimiteit
* anonymity : naamloosheid
* anonymous : anoniem
* anonymous : naamloos
* anonymous : ongenoemd
* anonymous : ongetekend
* anonymous writer : anonymus
* anonymous writer : ongenoemde
* another : aanvullend
* another : ander
* another : extra
* another : iemand anders
* another : meer
* another : nog een
* another man : ander
* another man : iemand anders
* another man's : andermans
* another time : een andere keer
* answer : antwoord
* answer : antwoord geven
* answer : antwoorden
* answer : antwoorden op
* answer : beantwoorden
* answer : beantwoorden aan
* answer : bescheid
* answer : stroken met
* answer : verantwoorden
* answer : wederwoord
* answer phone : antwoordapparaat
* answer to : beantwoorden aan
* answer to : stroken met
* answering : beantwoording
* answering machine : antwoordapparaat
* ant : mier
* ant-eater : miereneter
* antarctic : antarctisch
* antarctic circle : zuidpoolcirkel
* antarctic ocean : antarctische oceaan
* anteater : miereneter
* antecedent : antecedent
* antecedent : voorgaande
* antecedent : voorpand
* antecedent : voorstuk
* antecedents : antecedenten
* antedate : antedateren
* antedate : antidateren
* antediluvian : antediluviaal
* antediluvian : antediluviaans
* antediluvian : zeer oud
* antelope : antilope
* antenna : antenne
* antenna : ra
* antenna : spriet
* antenna : voelhoorn
* antenna : voelhoren
* antenna : voelspriet
* anthem : hymne
* anthem : kerkgezang
* anthology : anthologie
* anthology : bloemlezing
* anthology : chrestomathie
* anthracite : antraciet
* anthracite : glanskool
* anthrax : miltvuur
* anthropologist : antropoloog
* anthropology : antropologie
* anthropology : mensenkunde
* anti-Semite : antisemiet
* anti-Semite : jodenhater
* anti-Semitic : antisemitisch
* anti-Semitism : antisemitisme
* anti-Semitism : jodenhaat
* anti-aircraft defence : luchtafweer
* anti-aircraft defence : luchtverdediging
* anti-aircraft defences : luchtafweer
* anti-aircraft defences : luchtverdediging
* anti-aircraft guns : luchtafweergeschut
* anti-aircraft guns : luchtdoelgeschut
* anti-semite : antisemiet
* anti-semitism : anti-semitisme
* anti-semitism : jodenhaat
* anti-tank gun : antitankgeweer
* anti-tank gun : bazooka
* antibiotic : antibioticum
* antibody : antideeltje
* antibody : antilichaam
* antibody : antistof
* anticarcinogenic : anticarcinogeen
* anticarcinogenic : anticarcinogene
* anticipate : anticiperen
* anticipate : prejudiciëren
* anticipate : verwachten
* anticipate : vooruitlopen
* anticipate : vooruitlopen op
* anticipation : anticipatie
* anticlockwise : tegen de klok in
* antidote : tegengif
* antifreeze : antivries
* antimony : antimonium
* antimony : antimoon
* antipathy : antipathie
* antipode : antipode
* antipode : tegenvoeter
* antique : aloud
* antique : antiek
* antique : ouderwets
* antique dealer : antiquair
* antiquity : de oudheid
* antiquity : oudheid
* antiseptic : antiseptisch
* antiseptic : antiseptisch middel
* antiseptic : bederfwerend
* antisocial : asociaal
* antisocial : onmaatschappelijk
* antitank : antitank-
* antitank artillery : antitankgeschut
* antithesis : antithese
* antithesis : tegenstelling
* antithesis : tegenstrijdigheid
* antler : gewei
* antonym : antoniem
* antonym : tegengestelde
* antwerp : antwerpen
* anus : aars
* anus : anus
* anvil : aambeeld
* anvil : aambeeldsbeentje
* anvil : aanbeeld
* anvil : aanbeeldbeentje
* anvil : aanbeeldsbeentje
* anvil : gehoorbeentje
* anxiety : angst
* anxiety : bezorgdheid
* anxiety : spanning
* anxious : bang
* anxious : beducht
* anxious : bekommerd
* anxious : bezorgd
* anxious : ongerust
* anxious : verlangend
* anxious : zorgelijk
* anxiously : bezorgd
* anxiously : ongerust
* any : een
* any : een of ander
* any : een paar
* any : een zeker
* any : enige
* any : enkele
* any : iemand
* any : onverschillig wie
* any : sommige
* any : wat
* any : wie dan ook
* any time : elk moment
* any time : elk ogenblik
* anybody : een
* anybody : een of ander
* anybody : een zeker
* anybody : iemand
* anything : iets
* anything but : allesbehalve
* anyway : op de een of andere manier
* anyway : op een of andere wijze
* anywhere : ergens
* anywhere : hier of daar
* anywhere : overal
* aorta : aorta
* aorta : levensslagader
* aorta : lichaamsslagader
* apache : apache
* apache : straatschuimer
* apart : afgezonderd
* apart : afzonderlijk
* apart : apart
* apart : bijzonder
* apart : gescheiden
* apart : los
* apart : terzijde
* apart : vaneen
* apart from : afgezien van
* apart from : behalve
* apart from : bij uitzondering
* apart from : buiten
* apart from : ongerekend
* apart from : op ... na
* apart from : uitgezonderd
* apartheid : apartheid
* apartheid : segregatie
* apartment : appartement
* apartment : flat
* apartment building : flat
* apartment building : flatgebouw
* apathetic : apathisch
* apathetic : lusteloos
* apathetic : melig
* apathetic : ongevoelig
* apathetic : wezenloos
* apathy : apathie
* apathy : dofheid
* apathy : lusteloosheid
* apathy : wezenloosheid
* ape : aap
* ape : apin
* ape : imiteren
* ape : mensaap
* ape : na-apen
* ape : nabootsen
* ape : nadoen
* ape-like : aapachtig
* aperture : gat
* aperture : mond
* aperture : opening
* aphasia : afasie
* aphasia : sprakeloosheid
* aphorism : aforisme
* aphorism : kernspreuk
* aphorism : spreuk
* aphrodisiac : afrodisiacum
* aphrodisiac : lustopwekkend middel
* apian : bijen-
* apiarist : bijenhouder
* apiarist : iemker
* apiarist : imker
* apiary : bijenschans
* apiary : bijenstal
* apish : aapachtig
* aplomb : aplomb
* aplomb : gewicht
* aplomb : zelfbewustheid
* aplomb : zelfverzekerdheid
* apocalypse : apocalyps
* apocalypse : openbaring
* apocalyptic : apocalyptisch
* apocalyptic : geheimzinnig
* apocryphal : apocrief
* apocryphal : twijfelachtig
* apodeictic : apodictisch
* apologetic : verontschuldigend
* apologise : zich verontschuldigen
* apologize : zich verontschuldigen
* apology : apologie
* apology : excuses
* apology : excuus
* apology : verdediging
* apology : verontschuldiging
* apology : verweerschrift
* apoplectic fit : beroerte
* apostasy : afval
* apostasy : afvalligheid
* apostasy : ontrouw
* apostasy : trouwbreuk
* apostate : afvallig
* apostate : afvallige
* apostate : geloofsverzaker
* apostatize : afvallen
* apostatize : afvallig worden
* apostatize : ontrouw worden
* apostle : apostel
* apostle : voorvechter
* apostleship : apostelschap
* apostleship : apostolaat
* apostolate : apostelschap
* apostolate : apostolaat
* apostolic : apostolisch
* apostrophe : afkappingsteken
* apostrophe : apostrof
* apostrophe : uitlatingsteken
* apostrophe : weglatingsteken
* apothecary : apotheek
* apothecary : apotheker
* apotheosis : apotheose
* apotheosis : slotstuk
* apotheosis : slottaffereel
* apotheosis : verheerlijking
* appal : onthutsen
* appal : ontstellen
* appal : ontzetten
* appal : verbijsteren
* appal : verbluffen
* apparatus : apparaat
* apparatus : hulpmiddelen
* apparatus : inrichting
* apparatus : toestel
* apparent : aanwijsbaar
* apparent : duidelijk
* apparent : vertoonbaar
* apparently : blijkbaar
* apparently : duidelijk
* apparently : in schijn
* apparently : klaarblijkelijk
* apparently : naar het schijnt
* apparently : ogenschijnlijk
* apparently : schijnbaar
* appeal : aantrekkingskracht
* appeal : appel
* appeal : appelleren
* appeal : appèl
* appeal : bede
* appeal : beroep
* appeal : een beroep doen op
* appeal : in appèl gaan
* appeal : in beroep gaan
* appeal : regres
* appeal : smeekbede
* appeal to : aanroepen
* appeal to : aantrekken
* appeal to : een beroep doen op
* appeal to : oproepen
* appeal to : praaien
* appear : blijken
* appear : er uitzien
* appear : het uiterlijk hebben van
* appear : lijken
* appear : opdagen
* appear : opdraven
* appear : overkomen
* appear : schijnen
* appear : te voorschijn komen
* appear : toeschijnen
* appear : uitkomen
* appear : verschijnen
* appear : voorkomen
* appear from : blijken uit
* appear to be : lijken
* appear to be : overkomen
* appear to be : schijnen
* appear to be : toeschijnen
* appear to be : voorkomen
* appearance : aanblik
* appearance : aanzien
* appearance : air
* appearance : schijn
* appearance : uiterlijk
* appearance : verschijnen
* appearance : verschijning
* appearance : voorkomen
* appease : bedaren
* appease : geruststellen
* appease : kalmeren
* appellant : appellant
* appellation : benaming
* appellation : naam
* appellation : naamwoord
* appendicitis : blindedarmontsteking
* appendix : aanhangsel
* appendix : appendix
* appendix : blinde darm
* appendix : wormvormig aanhangsel
* appetiser : bittergarnituur
* appetiser : borrelhapjes
* appetite : eetlust
* appetite : graagte
* appetite : hongerigheid
* appetite : trek
* appetizer : bittergarnituur
* appetizer : borrelhapjes
* appetizing : aantrekkelijk
* appetizing : appetijtelijk
* appetizing : eetlust opwekkend
* applaud : adhesie betuigen
* applaud : applaudisseren
* applaud : bij acclamatie benoemen
* applaud : toejuichen
* applaud : zijn bijval betuigen
* applause : applaus
* applause : handgeklap
* apple : appel
* apple blossom : appelbloesem
* apple brandy : appelbrandewijn
* apple brandy : calvados
* apple butter : appeljam
* apple core : klokhuis
* apple dumpling : appelbol
* apple fritter : appelbeignet
* apple juice : appelsap
* apple of love : tomaat
* apple of somebody's eye : oogappel
* apple pie : appeltaart
* apple sauce : appelcompote
* apple sauce : appelmoes
* apple tree : appelaar
* apple tree : appelboom
* apple turnover : appelflap
* apple wine : cider
* apple-cheeked : met appelwangen
* apple-sauce : appelmoes
* apple-tart : appeltaart
* apple-tree : appelboom
* applesauce : flauwekul
* applesauce : flauwekul!
* applesauce : zever
* appliance : apparaat
* applicable : toepasbaar
* applicant : aanvrager
* applicant : adressant
* applicant : besteller
* applicant : sollicitant
* applicant : verzoeker
* application : aanvraag
* application : aanwending
* application : applicatie
* application : sollicitatie
* application : toepassing
* application form : aanmeldingsformulier
* application form : aanvraagformulier
* apply (for) : solliciteren (naar)
* apply (to) : gelden (voor)
* apply : aanwenden
* apply : doorvoeren
* apply : in toepassing brengen
* apply : toepassen
* apply for : aanvragen
* apply to : aankloppen bij
* apply to : zich vervoegen bij
* apply to : zich wenden tot
* apply to/to turn to : zich wenden tot
* appoint : aanstellen
* appoint : benoemen
* appointment : aanstelling
* appointment : afspraak
* appointment : benoeming
* appointment : rendez-vous
* appointment book : agenda
* appointment book : dagorde
* appointment book : zakalmanak
* appointment to office : aanstelling
* appointment to office : benoeming
* appraise : begroten
* appraise : schatten
* appraise : taxeren
* appraise : waarderen
* appraiser : taxateur
* appraiser : zetter
* appreciate : appreciëren
* appreciate : beseffen
* appreciate : hechten aan
* appreciate : houden van
* appreciate : in waarde stijgen
* appreciate : mogen
* appreciate : naar waarde schatten
* appreciate : waarderen
* appreciation : appreciatie
* appreciation : waardering
* apprehension : aanhouding
* apprehension : arrest
* apprehension : arrestatie
* apprehension : hechtenis
* apprehension : inhechtenisneming
* approach : aan komen lopen
* approach : aanpak
* approach : aanpakken
* approach : aanvliegen
* approach : beginnen met
* approach : benaderen
* approach : benadering
* approach : dichtbijkomen
* approach : gaan naar
* approach : genaken
* approach : nabij komen
* approach : nader treden
* approach : naderbij komen
* approach : naderbijkomen
* approach : naderen
* approach : nadering
* approach : oprijlaan
* approach : oprit
* approach : toetreden
* approach path : aanvliegroute
* approach route : aanvliegroute
* approachable : aanspreekbaar
* appropriate : aangewezen
* appropriate : aanpassen
* appropriate : betamelijk
* appropriate : gepast
* appropriate : geschikt
* appropriate : geschikte
* appropriate : passend
* appropriate : passende
* appropriate : toepasselijk
* appropriate : toewijzen
* appropriate : zich toeëigenen
* appropriately : gevoeglijk
* appropriately : op de juiste wijze
* approval : acclamatie
* approval : applaus
* approval : bijval
* approval : bijvalsbetuiging
* approval : fiat
* approval : goedkeuring
* approval : instemming goedkeuring
* approval : toejuiching
* approve : beamen
* approve : billijken
* approve : goedkeuren
* approve : toestemmen
* approve of : goedkeuren
* approved : beproefd
* approximate : benaderen
* approximate : benaderend
* approximate : globaal
* approximately : circa
* approximately : een stuk of
* approximately : ongeveer
* approximately : plusminus
* approximately : zowat
* approximation : benadering
* apricot : abrikoos
* apricot-tree : abrikozeboom
* april : april
* apron : boezelaar
* apron : schort
* apron : sloof
* apron : voorschoot
* apsis : abside
* apsis : apsis
* apsis : koornis
* apt : geneigd
* aptitude : aanleg
* aptitude : begaafdheid
* aptitude : gave
* aptitude : talent
* apuleius : apuleius
* aquamarine : aquamarijn
* aquarium : aquarium
* aquarius : waterman
* aquatic : aquatisch
* aquatic : aquatische
* aquatic : water-
* aquatic : waterhoudend
* aquatic : waterig
* aqueduct : aquaduct
* aquiline nose : adelaarsneus
* aquiline nose : arendsneus
* aquittal : vrijspraak
* arabesque : arabesk
* arabian oryx : arabische oryx
* arabian oryx : witte oryx
* arabian peninsula : arabisch schiereiland
* arabic : arabisch
* arable : bebouwbaar
* arable : bouw-
* araucaria : apestaartboom
* araucaria : apetreiter
* araucaria : araucaria
* araucaria : slangenden
* arbiter : arbiter
* arbiter : scheidsrechter
* arbiter : willekeur
* arbitrarily : naar willekeur
* arbitrary : arbitrair
* arbitrary : eigenmachtig
* arbitrary : willekeurig
* arbitration : arbitrage
* arbitration : arbitratie
* arbitration : scheidsgerecht
* arbitrator : arbiter
* arbitrator : scheidsrechter
* arbitrator : willekeur
* arbor : as
* arbor : drijfas
* arbor : prieel
* arboreal : boom-
* arbutus : aardbeiboom
* arbutus fruit : aardbeiboomvrucht
* arbutus fruit : haagappel
* arc : boog
* arc : toog
* arch : boog
* arch : boogvormig bouwsel
* arch : gewelf
* arch : ronding
* arch- : aarts-
* arch- : hoofd-
* arch- : opper-
* arch-enemy : aartsvijand
* arch-enemy : doodsvijand
* archaeological : archeologisch
* archaeological : oudheidkundig
* archaeologist : archeoloog
* archaeologist : oudheidkundige
* archaeology : archeologie
* archaeology : oudheidkunde
* archaic : archaïsch
* archaic : archaïsche
* archaic : verouderd
* archaism : archaïsme
* archangel : aartsengel
* archbishop : aartsbisschop
* archbishop : metropoliet
* archbishop : metropolitaan
* archbishopric : aartsbisdom
* archduchy : aartshertogdom
* archduke : aartshertog
* archenemy : aartsvijand
* archeopteryx : archeopteryx
* archery : boogschieten
* archimandrite : gardiaan
* archipelago : archipel
* archipelago : eilandengroep
* archipelago : eilandenzee
* architect : architect
* architect : bouwmeester
* architectonic : architectonisch
* architectonic : bouwkundig
* architectural : architectonisch
* architectural : bouwkundig
* architecture : architectuur
* architecture : bouwkunst
* architrave : architraaf
* architrave : gevellijst
* archive : archief
* archive : archiveren
* archives : archief
* archivist : archivaris
* arctic ocean : arctische oceaan
* arctic ocean : noordelijke ijszee
* ardent : gloeiend
* ardent : verterend
* ardent : verzendend
* ardent : vurig
* arduous : uitputtend
* arduous : zwaar
* are : are
* are : bent
* are : vierkante decameter
* are : zijn
* area : areaal
* area : gebied
* area : oppervlakte
* area : streek
* area : verspreidingsgebied
* area code : kengetal
* area code : netnummer
* arena : arena
* arena : kampplaats
* arena : krijt
* arena : piste
* arena : strijdperk
* argent : zilver
* argon : argon
* arguable : betwistbaar
* arguable : verdedigbaar
* argue : beredeneren
* argue : beweren
* argue : disputeren
* argue : krakelen
* argue : redetwisten
* argue : ruziemaken
* argue : strijden
* argue : twisten
* argument : argument
* argument : bewijsgrond
* argument : ruzie
* argumentation : argumentatie
* argumentation : betoog
* argumentation : vertoning
* aria : aria
* aria : wijsje
* arise : geboren worden
* arise : ontluiken
* arise : ontstaan
* arise : opgaan
* arise : opkomen
* arise : opstaan
* arise : rijzen
* arise : spruiten
* arise : stijgen
* arise : verrijzen
* arise : wassen
* arise : worden
* arisen : ontstaan
* arisen : opstaan
* aristocracy : aristocratie
* aristocracy : patriciaat
* aristocrat : aristocraat
* aristocratic : aanzienlijk
* aristocratic : aristocratisch
* aristocratic : deftig
* aristocratic : voornaam
* aristocratic : voornáám
* arithmetic : cijferen
* arithmetic : cijferkunst
* arithmetic : rekenen
* arithmetic : rekenkunde
* arithmetic : rekenkunst
* ark : ark
* arm : arm
* arm : arm-
* arm : armleuning
* arm : bewapenen
* arm : wapen
* arm : wapenen
* arm : wapenschild
* arm of the sea : zeearm
* arm- : arm-
* arm-rest : armleuning
* armadillo : armadillo
* armadillo : gordeldier
* armament : bewapening
* armature : anker
* armature : armatuur
* armband : bandjes
* armband : protestbandje
* armband : rouwbandje
* armband : zwembandjes
* armchair : armstoel
* armchair : fauteuil
* armchair : leuningstoel
* armchair : leunstoel
* armchair : zorgenstoel
* armchair : zorgstoel
* armed to the teeth : tot de tanden gewapend
* armful : armvol
* armistice : staakt-het-vuren
* armistice : wapenstilstand
* armor : pantser
* armour : bepantseren
* armour : bepantsering
* armour : harnas
* armour : kuras
* armour : pantser
* armour : pantseren
* armour : rusting
* armoury : arsenaal
* armoury : tuighuis
* armoury : wapenkamer
* armoury : wapenmagazijn
* armpit : oksel
* arms : wapens
* army : heer
* army : heerschaar
* army : leger
* army : legermacht
* army : strijdkrachten
* army : troepenmacht
* army : weermacht
* army chaplain : aalmoezenier
* arnica : arnica
* arnica : valkruid
* arnica : wolverlei
* arnica : wondkruid
* aroma : aroma
* aroma : geur
* aromatic : aromatisch
* aromatic : geurig
* arose : ontstond
* arose : stond op
* around : om
* around : om ... heen
* around : omtrent
* around : ongeveer
* around : rondom
* arouse : opwekken
* arouse : wakker maken
* arouse : wekken
* arrack : arak
* arrack : rijstbrandewijn
* arrange : aanrichten
* arrange : arrangeren
* arrange : inrichten
* arrange : opruimen
* arrange : ordenen
* arrange : regelen
* arrange : ruimen
* arrange : schikken
* arrange : terechtbrengen
* arrange flowers : bloemschikken
* arrangement : akkoord
* arrangement : inrichting
* arrangement : maatregel
* arrangement : regeling
* arrangement : schikking
* arrangement : zetting
* array : reeks
* arrears : achterstand
* arrest : aanhouden
* arrest : aanhouding
* arrest : arrest
* arrest : arrestatie
* arrest : arresteren
* arrest : hechtenis
* arrest : in verzekerde bewaring nemen
* arrest : inhechtenisneming
* arrest : inrekenen
* arrested person : arrestant
* arrival : aankomst
* arrival : aanvoer
* arrival : bevoorrading
* arrival : bezorging
* arrival : komst
* arrivals : aanvoer
* arrivals : bevoorrading
* arrivals : bezorging
* arrive : aankomen
* arrive : arriveren
* arrive afterwards : later komen
* arrive afterwards : nakomen
* arrogance : aanmatiging
* arrogance : arrogantie
* arrogance : onbescheidenheid
* arrogance : verbeelding
* arrogance : verwaandheid
* arrogance : verwatenheid
* arrogant : aanmatigend
* arrogant : arrogant
* arrogant : hautain
* arrogant : laatdunkend
* arrogant : onbescheiden
* arrogant : verwaand
* arrogant : verwaten
* arrogant : zelfbewust
* arrow : pijl
* arrow : scheut
* arrowroot : arrowroot
* arrowroot : pijlwortel
* arse : aars
* arse : anus
* arsehole : hondelul
* arsehole : klootzak
* arsehole : lul
* arsehole : zak
* arsenal : arsenaal
* arsenal : tuighuis
* arsenal : wapenkamer
* arsenal : wapenmagazijn
* arsenic : arsenicum
* arsenic : rattenkruid
* arsenic : rattenkruit
* arson : brandstichting
* arsonist : brandstichter
* art : kunst
* art gallery : kunstgalerie
* art history : kunstgeschiedenis
* arteriosclerosis : aderverkalking
* arteriosclerosis : arteriosclerose
* artery : arterie
* artery : slagader
* artesian : artesisch
* arthritis : gewrichtsontsteking
* arthritis : jicht
* artichoke : artisjok
* artichoke bottom : artisjokbodem
* artichokes : artisjokken
* article : artikel
* article : bijdrage
* article : ding
* article : handelsartikel
* article : lidwoord
* article : lijdend voorwerp
* article : mikpunt
* article : object
* article : onderwerp
* article : opstel
* article : stuk
* article : verhandeling
* article : voorwerp
* article of clothing : gewaad
* article of clothing : kleding
* article of clothing : kleed
* article of dress : gewaad
* article of dress : kledingstuk
* articulate :
* articulate : articuleren
* artifact : artefact
* artificial : artificieel
* artificial : artistiek
* artificial : gekunsteld
* artificial : gemaakt
* artificial : gewrongen
* artificial : gezocht
* artificial : kunst
* artificial : kunst(matig)
* artificial : kunstig
* artificial : kunstmatig
* artificial : nagemaakt
* artificial : onnatuurlijk
* artificial intelligence : kunstmatige intelligentie
* artificial respiration : beademing
* artillery : artillerie
* artillery : geschut
* artilleryman : artillerist
* artisan : ambachtsman
* artist : artiest
* artist : kunstenaar
* artist : kunstenares
* artistic : artistiek
* artistic : kunstig
* artistic : kunstmatig
* arum : aronskelk
* as ... as : even ... als
* as ... as : zo ... als
* as : aangezien
* as : als
* as : bij wijze van
* as : blijkens
* as : daar
* as : even
* as : ingevolge
* as : langs
* as : naar
* as : omdat
* as : op de manier van
* as : op de wijze van
* as : vermits
* as : volgens
* as : want
* as : wijl
* as : zo
* as : zoals
* as a consequence : dientengevolge
* as a gift : ten geschenke
* as a matter of fact : feitelijk
* as a matter of fact : inderdaad
* as a matter of fact : metterdaad
* as a result of : ingevolge
* as a result of : ten gevolge van
* as a whole : alles wel beschouwd
* as a whole : over het algemeen genomen
* as a whole : überhaupt
* as bold as brass : hondsbrutaal
* as bold as brass : onbeschoft
* as for the rest : overigens
* as for the rest : trouwens
* as for the rest : verder
* as for the rest : voor de rest
* as if : als
* as if : als het ware
* as if : of alsof
* as is being said : naar men zegt
* as one pleases : naar believen
* as one pleases : naar verkiezing
* as one pleases : naar welgevallen
* as one pleases : zoals men wil
* as regards : aangaande
* as regards : met betrekking tot
* as regards : ten opzichte van
* as soon as : zodra
* as soon as : zodra als
* as soon as : zohaast
* as stupid as an ass : aartsdom
* as stupid as an ass : oerdom
* as stupid as an ass : oliedom
* as though : als
* as though : als het ware
* as though : of alsof
* as to : aangaande
* as to : met betrekking tot
* as to : ten opzichte van
* as well as : alsmede
* as well as : alsook
* as well as : daarenboven
* as well as : en ook
* as well as : op de koop toe
* as well as : voorts
* as you wish : naar believen
* as you wish : naar wens
* as you wish : volgens zijn wil
* asafoetida : duivelsdrek
* asbestos : asbest
* ascend : beklimmen
* ascend : bestijgen
* ascend : klimmen
* ascend : naar boven gaan
* ascend : opgaan
* ascend : opkomen
* ascend : oplopen
* ascend : opstaan
* ascend : rijzen
* ascend : stijgen
* ascend : verrijzen
* ascend : wassen
* ascendancy : overhand
* ascendancy : overwicht
* ascension day : hemelvaartsdag
* ascent : beklimming
* ascertain : bevinden
* ascertain : constateren
* ascertain : vaststellen
* ascetic : ascetisch
* ascorbic acid : ascorbinezuur
* ascorbic acid : vitamine C
* ascribe : toeschrijven
* aseptic : antiseptisch
* aseptic : aseptisch
* aseptic : kiemvrij
* ash : as
* ash : asse
* ash : es
* ash : essenhout
* ash-blond : asblond
* ashamed : beschaamd
* ashen : asgrauw
* ashlar : arduin
* ashlar : hardsteen
* ashtray : asbak
* ashtray : asla
* asia : azië
* asian : aziaat
* asian : aziatisch
* asian : azische
* ask : aanvragen
* ask : inroepen
* ask : verzoeken
* ask : vragen
* ask for : aanvragen
* ask for : inroepen
* ask for : verzoeken
* ask for : vragen
* ask for it : erom vragen
* ask forgiveness : zich excuseren
* ask oneself : zich afvragen
* asking price : vraagprijs
* asparagus : asperge
* aspect : aanblik
* aspect : aanzien
* aspect : air
* aspect : schijn
* aspect : uiterlijk
* aspect : verschijning
* aspect : voorkomen
* aspen : esp
* aspen : ratelpopulier
* asphalt : aardpek
* asphalt : asfalt
* asphalt : asfalteren
* asphodel : affodil
* aspidistra : aspidistra
* aspiration : aspiratie
* aspiration : sollicitatie
* aspire : ambiëren
* aspire : dingen naar
* aspire : najagen
* aspire : nastreven
* aspire : streven naar
* aspire to : ambiëren
* aspire to : dingen naar
* aspire to : najagen
* aspire to : nastreven
* aspire to : streven naar
* aspirin : aspirientje
* aspirin : aspirine
* ass : ezel
* ass : kont
* ass : reet
* ass's : ezels-
* assailant : aanrander
* assailant : aanvaller
* assailant : agressor
* assassin : moordenaar
* assassinate : vermoorden
* assassinate : vermoorden
* assassination : moord
* assault : aangrijpen
* assault : aanranden
* assault : aanranding
* assault : aanslag
* assault : aantasten
* assault : aanvallen
* assault : bestormen
* assault : bestorming
* assault : charge
* assault : een aanslag plegen op
* assault : stormloop
* assault : tackelen
* assault : zich vergrijpen aan
* assaulter : aanrander
* assemblage : bijeenkomst
* assemblage : meeting
* assemblage : montage
* assemblage : samenkomst
* assemblage : vergadering
* assemblage : zetting
* assemble : assembleren
* assemble : bijeenkomen
* assemble : monteren
* assemble : samenkomen
* assemble : vergaderen
* assemble : zetten
* assembler : assembler
* assembler : monteur
* assembly : assemblee
* assembly : montage
* assembly : samenscholing
* assembly : vergadering
* assembly : zetting
* assembly hall : montagehal
* assembly line : lopende band
* assembly room : montagewerkplaats
* assembly shop : montagehal
* assent : beamen
* assent : bevestigen
* assent : bevestiging
* assent : ja zeggen
* assent : toestemmen
* assent : toestemming
* assert : beweren
* assert : verzekeren
* assert : waardevol bezit
* assertion : bewering
* assess : beoordelen
* assessment : aanslag
* assessment : belastingaanslag
* assessment : beoordeling
* asset : aanwinst
* asset : acquisitie
* asset : buit
* asset : prooi
* asset : verkrijging
* asset : verwerving
* asset : waardevol bezit
* assets : actief
* assets : activa
* assets : bedrijvende vorm
* assets : bezit
* assets : tegoed
* asshole : hufter
* asshole : klootzak
* asshole : kontgat
* asshole : lul
* asshole : reet
* assign : als taak opgeven
* assign : betekenen
* assign : dagen
* assign : dagvaarden
* assign : opdragen
* assign : toewijzen
* assign : voor het gerecht dagen
* assign a number : nummeren
* assigned job : karwei
* assigned job : klus
* assigned job : opgave
* assigned job : taak
* assignment : opdracht
* assimilate : assimileren
* assimilate : in zich opnemen
* assimilation : assimilatie
* assimilation : verwerking
* assist : assisteren
* assist : baten
* assist : bijstaan
* assist : een voorzet geven
* assist : helpen
* assist : ter zijde staan
* assist : voorzetten
* assistance : assistentie
* assistance : hulpbetoon
* assistant : adjunct
* assistant : assistent
* assistant : assistente
* assistant : famulus
* assistant : helper
* assistant : helpster
* assistant : hulp
* assistent : assistent
* assistent : helper
* assistent : hulp
* associate : aansluiten
* associate : associëren
* associate : in verband brengen
* associate : zich aaneensluiten
* associate : zich verenigen
* associate with : omgaan met
* association : associatie
* association : bond
* association : genootschap
* association : maatschappij
* association : vereniging
* assortment : assortiment
* assortment : sortering
* assume : aannemen
* assumingness : aanmatiging
* assumingness : arrogantie
* assumingness : onbescheidenheid
* assumingness : verbeelding
* assumingness : verwaandheid
* assumingness : verwatenheid
* assure : betuigen
* assure : verzekeren
* astatine : astaat
* astatine : astatium
* aster : aster
* asterisk : asterisk
* asterisk : sterretje
* asteroid : asteroïde
* asteroid : planetoïde
* asteroids : asteroïden
* asthma : aamborstigheid
* asthma : astma
* asthmatic : aamborstig
* asthmatic : astmalijder
* asthmatic : astmatisch
* asthmatic : kortademig
* asthmatic patient : astmalijder
* astonish : verbazen
* astonishing : bevreemdend
* astonishing : verbazingwekkend
* astonishing : verwonderlijk
* astonishing : wonderbaarlijk
* astonishment : bevreemding
* astonishment : verbaasdheid
* astonishment : verbazing
* astonishment : verwondering
* astringent : adstringerend
* astringent : samentrekkend
* astrologer : astroloog
* astrologer : sterrenwichelaar
* astrology : astrologie
* astrology : sterrenwichelarij
* astronaut : astronaut
* astronaut : ruimtevaarder
* astronomer : astronoom
* astronomer : sterrenkundige
* astronomic : astronomisch
* astronomical : astronomisch
* astronomy : astronomie
* astronomy : sterrenkunde
* astute : pienter
* astute : scherpzinnig
* astute : schrander
* astute : snugger
* astute : spits
* astute : vernuftig
* asylum : asiel
* asylum : toevluchtsoort
* asylum : vrijplaats
* asylum seeker : asielzoeker
* asymmetric : asymmetrisch
* asymmetrical : asymmetrisch
* asymptomatic : asymptomatisch
* asymptote : asymptoot
* at : aan
* at : apenstaartje
* at : bij
* at : dichtbij
* at : elk
* at : ieder
* at : jegens
* at : met
* at : naar
* at : naast
* at : nabij
* at : om
* at : op
* at : te
* at : tegen
* at : telkens
* at : ten huize van
* at : tot
* at : voor
* at : à
* at a strech : aan één stuk door
* at a strech : aaneen
* at a strech : achtereen
* at a strech : in één ruk
* at a strech : ononderbroken
* at a strech : onophoudelijk
* at all : dan ook
* at all : finaal
* at all : geheel
* at all : heel
* at all : helemaal
* at all : ook maar
* at all : totaal
* at all : volkomen
* at all : volledig
* at choice : naar verkiezing
* at daybreak : bij het aanbreken van de dag
* at first : aanvankelijk
* at first : in het begin
* at first glance : a prima vista
* at first glance : op het eerste gezicht
* at first sight : a prima vista
* at first sight : op het eerste gezicht
* at great length : gedurende lange tijd
* at great length : lang
* at great length : langdurig
* at great length : voor lange tijd
* at home : thuis
* at last : eindelijk
* at last : per saldo
* at last : ten slotte
* at least : althans
* at least : minimaal
* at least : minstens
* at least : ten minste
* at least : tenminste
* at long last : eindelijk
* at most : hoogstens
* at most : hooguit
* at most : maximaal
* at most : meestal
* at most : ten hoogste
* at night : 's nachts
* at night : bij nacht
* at once : aanstonds
* at once : dadelijk
* at once : direct
* at once : meteen
* at once : onmiddellijk
* at once : op staande voet
* at once : op stel en sprong
* at once : schielijk
* at once : subiet
* at once : tegelijkertijd
* at once : terstond
* at once : zo
* at once : zonder verwijl
* at par : pari
* at par : à pari
* at pleasure : naar verkiezing
* at present : nou
* at present : nu
* at present : tegenwoordig
* at present : thans
* at random : willekeurig
* at some time : eenmaal
* at some time : eens
* at some time : ooit
* at some time : wel eens
* at stake : in gevaar
* at stake : op het spel
* at that place : 'r
* at that place : aldaar
* at that place : d'r
* at that place : daar
* at that place : er
* at the back : aan de achterkant
* at the back : aan het einde
* at the back : achter
* at the back : achteraan
* at the expense of : ten koste van
* at the instance of : op aandrang van
* at the outset : aanvankelijk
* at the outset : in het begin
* at the right time : bijtijds
* at the right time : op tijd
* at the right time : tijdig
* at the same time : gelijk
* at the same time : gelijktijdig
* at the same time : tegelijk
* at the same time : tegelijkertijd
* at the same time : tevens
* at this moment : op dit moment
* at variance : oneens
* at will : naar believen
* at will : naar verkiezing
* at will : naar wens
* at will : volgens zijn wil
* atavism : atavisme
* ataxia : ataxie
* ate : at
* ate : aten
* atelier : atelier
* atheism : atheïsme
* atheism : godloochenarij
* atheism : godloochening
* atheist : atheïst
* atheist : godloochenaar
* athlete : atleet
* athletic : atletisch
* athletics : atletiek
* athletics : krachtsport
* atlantic ocean : atlantische oceaan
* atlas : atlas
* atlas : eerste halswervel
* atlas : kaartenboek
* atlas mountains : atlasgebergte
* atm : geldautomaat
* atmosphere : atmosfeer
* atmosphere : dampkring
* atmosphere : lucht
* atmosphere : sfeer
* atmosphere : stemming
* atmospheric : atmosferisch
* atmospheric : sfeervol
* atmospheric phenomenon : atmosferisch verschijnsel
* atmospheric phenomenon : meteoor
* atoll : atol
* atoll : koraaleiland
* atom : atoom
* atom bomb : atoombom
* atomic : atomair
* atomic : atoom-
* atomic energy : atoomenergie
* atomic fusion : atoomfusie
* atomic mass : atoommassa
* atomic nucleus : atoomkern
* atomic powerstation : atoomcentrale
* atomic theory : atoomtheorie
* atomic weight : atoomgewicht
* atomizer : flitspuit
* atomizer : verstuiver
* atonal : atonaal
* atpersand : apestaartje
* atrocity : gruwel
* atrocity : gruweldaad
* atrocity : verschrikking
* atrocity : wreedheid
* atrophy : atrofie
* atrophy : atrofie veroorzaken
* atrophy : atrofiëren
* atrophy : uitteren
* atrophy : verschrompeling
* attach : aanhechten
* attach : aanzetten
* attach : bepalen
* attach : bevestigen
* attach : fixeren
* attach : tuigeren
* attach : vastmaken
* attach : vaststellen
* attach : voordoen
* attachement : aanhankelijkheid
* attachment : aanhankelijkheid
* attachment : aanhechting
* attachment : beslag
* attachment : beslaglegging
* attachment : bijlage
* attachment : gehechtheid
* attachment : toegenegenheid
* attachment : toewijding
* attachment : verkleefdheid
* attachment : verknochtheid
* attaché : attaché
* attack : aangrijpen
* attack : aanmaning
* attack : aantasten
* attack : aanval
* attack : aanvallen
* attack : offensief
* attack : tackelen
* attack : vlaag
* attacker : aanvaller
* attacker : aanvalsspits
* attacker : agressor
* attacker : belager
* attain : behalen
* attain : bereiken
* attain : buit maken
* attain : inhalen
* attain : reiken tot
* attain : treffen
* attain : verkrijgen
* attain : verwerven
* attempt : aanpassen
* attempt : beproeven
* attempt : beproeving
* attempt : moeite
* attempt : moeite doen
* attempt : passen
* attempt : pogen
* attempt : poging
* attempt : probeersel
* attempt : proberen
* attempt : proef
* attempt : streven
* attempt : test
* attempt : toets
* attempt : toetsen
* attempt : toetsing
* attempt : trachten
* attempt : uitproberen
* attempt : zich beijveren
* attempt : zich inspannen
* attempt : zoeken
* attend : aanwezig zijn
* attend : aanwezig zijn bij
* attend : afgaan
* attend : bezoeken
* attend : bijwonen
* attend : opzoeken
* attend : verplegen
* attend : verzorgen
* attend : zorgen voor
* attend a congress : congresseren
* attend to : helpen (in een winkel)
* attendance : aanwezigheid
* attendance : bediening
* attendance register : absentielijst
* attendant : steward
* attention : aandacht
* attention : acht
* attention : attentie
* attention : oplettendheid
* attentive : aandachtig
* attentive : attent
* attentive : oplettend
* attentively : aandachtig
* attentively : attent
* attentively : met aandacht
* attentively : oplettend
* attest : certificeren
* attest : getuigen
* attic : dakkamertje
* attic : zolder
* attic : zolderkamer
* attic : zolderkamertje
* attitude : = houding
* attitude : = instelling / attitude
* attitude : = opstelling
* attitude : houding
* attitude : opvatting
* attitudinize : zich aanstellen
* attitudinize : zich voordoen
* attitudinizer : aansteller
* attitudinizer : kwast
* attorney : advocaat
* attract : aanhalen
* attract : aanlokken
* attract : aantrekken
* attract : bekoren
* attract : lokken
* attract : toelachen
* attract : trekken
* attract : verlekkeren
* attraction : aantrekkelijkheid
* attraction : aantrekkingskracht
* attraction : attractie
* attraction : trekpleister
* attractive : aanlokkelijk
* attractive : aantrekkelijk
* attractive : lekker
* attractiveness : aantrekkelijkheid
* attribute : attribuut
* attribute : bijvoeglijke bepaling
* attribute : kenmerkende eigenschap
* attribute : toeschrijven
* attributive : attributief
* attune : aanpassen
* attune : afstemmen
* au contraire : integendeel
* aubade : aubade
* aubergine : aubergine
* aubergine : eierplant
* aubergine : eiervrucht
* aubretia : aubriëta
* aubretia : aubriëtia
* auction : afslag
* auction : auctie
* auction : mijn
* auction : veilen
* auction : veiling
* auction : vendu
* auction : vendutie
* auction : verkoping
* auctioneer : afslager
* auctioneer : veilingmeester
* auctioneer : vendumeester
* audacious : brutaal
* audacious : gedurfd
* audacious : stout
* audacious : stoutmoedig
* audacious : vermetel
* audacious : waaghalzerig
* audacity : durf
* audacity : gedurfdheid
* audacity : lef
* audacity : stoutheid
* audacity : stoutmoedigheid
* audacity : vermetelheid
* audience : auditorium
* audience : audiëntie
* audience : gehoor
* audience : hoorders
* audience : publiek
* audience : toehoorders
* audio tape : geluidsband
* audio-visual : audiovisueel
* audit : aflezen
* audit : checken
* audit : controleren
* audit : nakijken
* audit : surveilleren
* audit : toezien
* audition : auditie
* auditor : inspecteur
* auditor : revisor
* auditorium : aula
* auditorium : gehoorzaal
* auditory : auditorium
* auditory : aula
* auditory : gehoor
* auditory : gehoorzaal
* auditory : hoorders
* auditory : toehoorders
* augment : aangroeien
* augment : groeien
* augment : stijgen
* augment : toenemen
* augment : uitbouwen
* augment : uitbreiden
* augment : vergroten
* augment : verhogen
* auk : alk
* aum : aam
* aunt : tante
* aunt : tante van moederskant
* aunt : tante van vaderskant
* aura : aura
* aureole : aureool
* aureole : heiligenkrans
* aureole : nimbus
* aureole : stralenkrans
* aurochs : oeros
* aurora : aurora
* aurora : morgenlicht
* aurora : morgenrood
* auspices : auspiciën
* auspices : begunstiging
* auspices : bescherming
* australia : australië
* austria : oostenrijk
* autarky : autarchie
* autarky : zelfvoorziening
* authentic : authentiek
* authentic : echt
* authentic : onvervalst
* authentic : waar
* authenticity : authenticiteit
* authenticity : echtheid
* author : auteur
* author : bedenker
* author : opsteller
* author : schepper
* author : schrijver
* author : stilist
* authorative : autoritair
* authorative : gezaghebbend
* authoress : auteur
* authoress : schrijfster
* authoritative source : instantie
* authority : autoriteit
* authority : deskundige
* authority : gezag
* authority : gezaghebber
* authorization : bevoegdheid
* authorization : machtiging
* authorization : mandaat
* authorization : vergunning
* authorization : volmacht
* authorize : autoriseren
* authorize : machtigen
* authorize : volmachtigen
* autism : autisme
* autistic : autistisch
* autobiographical : autobiografisch
* autobiography : autobiografie
* autobus : autobus
* autobus : bus
* autocracy : alleenheerschappij
* autocracy : autocratie
* autocrat : alleenheerser
* autocrat : autocraat
* autocratic : autocratisch
* autodidact : autodidact
* autogenous : autogeen
* automate : automatiseren
* automatic : automatisch
* automatic : werktuiglijk
* automatic : zelfwerkend
* automatically : automatisch
* automation : automatisering
* automobile tyre : autoband
* automoton : automaat
* autonomic : autonoom
* autonomic : onafhankelijk
* autonomic : zelfbesturend
* autonomous : autonoom
* autonomous : onafhankelijk
* autonomous : zelfbesturend
* autonomy : autonomie
* autonomy : onafhankelijkheid
* autonomy : zelfbestuur
* autopsy : autopsie
* autopsy : een autopsie uitvoeren
* autopsy : lijkschouwing
* autumn : herfst
* autumn : herfst-
* autumn : najaar
* autumn : najaars-
* autumnal : herfstachtig
* auxilary : hulp-
* auxiliary verb : hulpwerkwoord
* avail : baten
* avail : helpen
* avail : van nut zijn
* availability : beschikbaarheid
* availability : voorhanden zijn
* available : beschikbaar
* available : disponibel
* available : liquide
* available : verkrijgbaar
* available : voorhanden
* avalanche : lawine
* avant-garde : aanvalsspits
* avant-garde : avant-garde
* avant-garde : avant-gardistisch
* avant-garde : voorhoede
* avarice : gierigheid
* avarice : inhaligheid
* avarice : schraperigheid
* avarice : vrekkigheid
* avaricious : gierig
* avaricious : hebzuchtig
* avaricious : inhalig
* avaricious : pinnig
* avaricious : schraperig
* avaricious : vrekkig
* avenge : wraak nemen
* avenge : wreken
* avenge oneself : wraak nemen
* avenge oneself : wreken
* avens : nagelkruid
* avenue : avenue
* avenue : dreef
* avenue : laan
* avenue : weg
* average : doorsnee
* average : gemiddeld
* average : gemiddelde
* average : middelbaar
* average : middelmaat
* average : midden
* average : midden-
* averse : afkerig
* aversion : afkeer
* aversion : antipathie
* aversion : hekel
* aversion : tegenzin
* aviary : volière
* aviate : vliegen
* aviation : aviatiek
* aviation : luchvaart
* aviation : vliegwezen
* aviator : aviateur
* aviator : vliegenier
* aviator : vlieger
* avidity : begeerte
* avidity : begerigheid
* avidity : graagte
* avocado : avocado
* avocado : avocadoboom
* avocet : kluut
* avoid : mijden
* avoid : ontwijken
* avoid : uit de weg gaan
* avoid : vermijden
* avowedly : volgens eigen bekentenis
* await : afhalen
* await : afwachten
* await : te wachten staan
* await : verbeiden
* await : verwachten
* await : wachten
* await : wachten op
* awake : ontwaakt
* awake : ontwaken
* awake : wakend
* awake : wakker
* awake : wekken
* awaken : opwekken
* awaken : wakker maken
* awaken : wekken
* award : prijs
* award : toekennen
* award a prize : bekronen
* award a prize : een prijs toekennen
* aware : bewust
* aware : welbewust
* aware of : zich bewust van
* awareness : besef
* awareness : bewustzijn
* awareness : bezinning
* away : heen
* away : over
* away : vandoor
* away : verwijderd
* away : voort
* away : weg
* away we go : aan de slag
* away we go : hup
* away we go : vooruit
* awful : afgrijselijk
* awful : afschuwelijk
* awful : ijselijk
* awful : verfoeilijk
* awful : vreselijk
* awfully : bar
* awfully : verschrikkelijk
* awkward : knullig
* awkward : log
* awkward : onbeholpen
* awkward : onhandig
* awkward : plomp
* awkward : schutterig
* awkward : stumperig
* awkward : sukkelig
* awl : els
* awn : geeuwen
* awoke : ontwaakt
* awoke : ontwaakte
* axe : bijl
* axe : hakbijl
* axe : strijdbijl
* axilla : axilla
* axilla : oksel
* axiom : axioma
* axiom : grondstelling
* axis : as
* axis : draaier
* axis : spil
* axis of evil : as van het kwaad
* axis of the earth : aardas
* axle : as
* axle : spil
* axolotl : axolotl
* ayatollah : ayatollah
* aye-aye : vingerdier
* azalea : azalea
* azimuth : azimut
* azure : azuur
* azure : azuurblauw
* azure : hemelsblauw
* azure : lapis lazuli
* babble : brabbelen
* babble : kabbelen
* babble : murmelen
* babe : baby
* babe : liefje
* babe : pasgeborene
* babe : schatje
* babe : stuk
* babe : zuigeling
* baboon : baviaan
* baby : baby
* baby : benjamin
* baby : jong
* baby : kindje
* baby : kleuter
* baby : liefje
* baby : pasgeborene or
* baby : schatje
* baby : stuk
* baby : zuigeling
* baby intercom : babyfoon
* baby phone : babyfoon
* baby's bottle : zuigfles
* baby's comforter : fopspeen
* baby's comforter : speen
* baby-sitter : babysitter
* babysitter : babyoppas
* babysitter : kinderoppas
* babysitter : oppas
* babysitter : wiegewacht
* bachelor : celibatair
* bachelor : jonggezel
* bachelor : vrijgezel
* back : achter
* back : achteraf
* back : achtereind
* back : achterhoedespeler
* back : achterkant
* back : achterstallig
* back : achteruit
* back : achteruit gaan
* back : achteruit rijden
* back : achteruitrijden
* back : achterzijde
* back : ommezijde
* back : onbetaald
* back : oude
* back : rug
* back : rugstuk
* back : rugzijde
* back : steunen
* back : terug
* back : verdediger
* back : weerom
* back and forth : heen en weer
* back and forth : vice versa
* back axle : achteras
* back door : achterdeur
* back down : bakzeil halen
* back of a bus : een gezicht om leer op te kloppen
* back of the head : achterhoofd
* back of the neck : nek
* back part : achtereind
* back seat : achterbank
* back street : achterbuurt
* back to front : achterstevoren
* back up : achteruit rijden
* back wheel : achterwiel
* back-door : achterdeur
* backbiting : achterklap
* backbiting : eerroof
* backbiting : laster
* backbone : ruggengraat
* backgammon : backgammon
* background : achtergrond
* backpack : knapzak
* backpack : ransel
* backside : achterste
* backside : bips
* backside : gat
* backside : kont
* backside : staartstuk
* backside : zitvlak
* backspace : backspace
* backup : backup
* backup : een backup maken
* backup : een backup maken van
* backup : reservekopie
* backward : achterlijk
* backward : achterover
* backward : achteruit
* backward : achterwaarts
* backward : rugwaarts
* backwardness : achterlijkheid
* backwards : achterover
* backwards : achteruit
* backwards : achterwaarts
* backwards : rugwaarts
* backwards : terug
* bacon : bacon
* bacon : spek
* bacteria : bacteriën
* bacterium : bacterie
* bad : bedorven
* bad : beroerd
* bad : kwaad
* bad : kwalijk
* bad : rot
* bad : slecht
* bad : verkeerd
* bad : verrot
* bad job : akkefietje
* bad job : akkevietje
* bad job : ongerief
* bad job : verdrietelijkheid
* bad luck : ongelukje
* bad luck : pech
* bad luck : tegenslag
* bad luck : tegenvaller
* bad luck : wanbof
* bad news : slecht nieuws
* bad-smelling : stinkend
* badge : blazoen
* badge : insigne
* badge : wapen
* badger : das
* badger : lastigvallen
* badger : plagen
* badly : slecht
* baffle : verbijsteren
* bag : colli
* bag : collo
* bag : in een zak steken
* bag : in een zak stoppen
* bag : tas
* bag : verpakken
* bag : zak
* bagasse : bagasse : doppen of pitten>
* bagel : ongezuurde broodje
* baggage : bagage
* baggage belt : bagageband
* baggie : boterhamzakje
* bags : colli
* bags : colli's
* bah : bah
* baht : baht
* bairn : kind
* bait : aantrekken
* bait : aas
* bait : lokaas
* bait : lokken
* bait : lokmiddel
* baize : baai
* baize : baaien
* bake : bakken
* baked goods : baksel
* baked goods : gebak
* bakelite : bakeliet
* baker : bakker
* baker's shop : bakkerswinkel
* bakery : bakkerij
* baking oven : bakoven
* baking powder : bakpoeder
* baklava : baklava
* balalaika : balalaika
* balance : balanceren
* balance : balans
* balance : banksaldo
* balance : evenwicht
* balance : hobbelen
* balance : onrust
* balance : overschot
* balance : saldo
* balance : schommelen
* balance : weegschaal
* balance : wiegelen
* balance : wiegen
* balance : wippen
* balance beam : evenwichtsbalk
* balance sheet : balans
* balance sheet : handelsbalans
* balance with a bank : banksaldo
* balata : balata
* balcony : balkon
* bald : kaal
* bald : kaalhoofdig
* baldachin : baldakijn
* baldachin : draaghemel
* baldachin : hemel
* baldachin : troonhemel
* baldness : kaalheid
* baldness : kaalhoofdigheid
* bale : baal
* bale : colli
* bale : collo
* balearic islands : de balearen
* baleen : balein
* bales : colli
* bales : colli's
* balkanize : balkaniseren
* ball : bal
* ball : ballen
* ball : bol
* ball : bolleke
* ball : bolletje
* ball : danspartij
* ball : gebied
* ball : kloot
* ball : kloten
* ball : kloten aan z’n lijf
* ball : kluwen
* ball : kogel
* ball : muis
* ball : muis van de hand
* ball : omgeving
* ball : sfeer
* ball : speelbal
* ball game : balspel
* ball game : handbal
* ball of the thumb : muis
* ball of the thumb : muis van de hand
* ball-bearing : bal
* ball-bearing : bol
* ball-bearing : kloot
* ball-bearing : kogel
* ball-frame : telraam
* ball-point pen : ballpoint
* ball-point pen : balpen
* ball-point pen : kogelpen
* ball-room : balzaal
* ballad : ballade
* ballade : ballade
* ballast : ballast
* ballerina : ballerina
* ballerina : balletdanseres
* ballet : ballet
* ballet dancer : ballerina
* ballet dancer : balletdanser
* ballet dancer : balletdanseres
* ballet girl : ballerina
* ballet girl : balletdanseres
* ballet master : balletmeester
* ballgame : balspel
* ballistics : ballistiek
* ballistics : werpkunde
* balloon : ballon
* balloon : luchtballon
* ballot : ballotage
* ballot : stemming
* ballot box : stembus
* ballot paper : stembriefje
* balloting : ballotage
* balloting : stemming
* ballpoint : ballpoint
* ballpoint : balpen
* ballpoint : kogelpen
* ballpoint pen : ballpoint
* ballpoint pen : balpen
* ballpoint pen : kogelpen
* balm : balsem
* balm : balsem-
* balminess : mildheid
* balminess : zachtaardigheid
* balminess : zachtheid
* balminess : zachtmoedigheid
* balminess : zoelheid
* balsam : balsamien
* balsam : balsamine
* balsam : balsem
* balsam : balsem-
* balsam : balsemien
* balsam : springzaad
* baltic sea : baltische zee
* baltic sea : oostzee
* balustrade : balie
* balustrade : balustrade
* balustrade : hekje
* balustrade : leuning
* bamboo : Indisch riet
* bamboo : bamboe
* bamboo : bamboe-
* bamboo shoots : bamboescheuten
* ban : anathema
* ban : ban
* ban : banvloek
* ban : excommunicatie
* ban : verbieden
* ban : verbod
* banal : banaal
* banality : alledaagsheid
* banality : banaliteit
* banality : gemeenplaats
* banana : banaan
* banana : bananen-
* banana : bananengeel
* banana : bananengele
* banana : bananenplant
* banana : pisang
* banana leaf : bananeblad
* banana plant : bananenplant
* banana republic : bananenrepubliek
* banana-plant : bananenplant
* band : band
* band : bende
* band : horde
* band : muziekgroep
* band : orkest
* band : schare
* band : troep
* band-tailed antshrike : bandstaart-mierklauwier
* bandage : baken
* bandage : inbakeren
* bandage : inzwachtelen
* bandage : omwikkelen
* bandage : verband
* bandage : zwachtel
* bandit : bandiet
* bandit : struikrover
* bandoleer : bandelier
* bandoleer : schouderriem
* bands : bef
* bandstand : muziektent
* bang : dichtslaan
* banish : verbannen
* banisters : balie
* banisters : balustrade
* banisters : hekje
* banisters : leuning
* banjo : banjo
* bank : -bank
* bank : bank
* bank : oever (van rivier)
* bank : plaat
* bank : zandbank
* bank : zandplaat
* bank account : bankrekening
* bank account : rekeninguittreksel
* bank card : bankpas
* bank clerk : bankbediende
* bank clerk : bankemployé
* bank discount : bankdisconto
* bank manager : bankdirecteur
* bank manager : bankier
* bank messenger : bankloper
* bank messenger : kasloper
* bank official : bankbediende
* bank official : bankemployé
* bank rate : bankdisconto
* bank robber : bankrover
* bank-note : bankbiljet
* bank-note : briefje
* banker : bankdirecteur
* banker : bankier
* banking : bankwezen
* banking account : bankrekening
* banking secret : bankgeheim
* bankrupt : bankroet
* bankrupt : bankroetier
* bankrupt : failliet
* bankrupt : in faling
* bankruptcy : bankroet
* bankruptcy : failliet
* bankruptcy : faillissement
* bankruptcy : faling
* bankruptcy : krach
* banner : banier
* banner : dundoek
* banner : standaard
* banner : vaan
* banner : vlag
* banquet : banket
* banquet : banketteren
* banquet : feestdis
* banquet : feestmaal
* banquet : festijn
* banquet : gelag
* banquet : smulpartij
* banquet room : banketzaal
* banquet-room : banketzaal
* banshee : banshee
* banyan : Indische vijgenboom
* banyan : waringin
* baobab : apebroodboom
* baptise : dopen
* baptism : doop
* baptism : doopsel
* baptismal font : doopvont
* baptist : baptist
* baptistery : doopkapel
* baptize : dopen
* baptizer : doper
* bar : afdammen
* bar : afsluiten
* bar : baar
* bar : bar
* bar : barreren
* bar : barrière
* bar : behoudens
* bar : belemmeren
* bar : beletten
* bar : blok
* bar : blokkeren
* bar : briket
* bar : café
* bar : doorkruisen
* bar : herberg
* bar : kroeg
* bar : maat
* bar : orde van advocaten
* bar : reep
* bar : scheidsmuur
* bar : staaf
* bar : stang
* bar : storen
* bar : stremmen
* bar : stuk
* bar : stuwen
* bar : tapkast
* bar : tapperij
* bar : taveerne
* bar : toog
* bar : verbieden
* bar : verbod
* bar : verhinderen
* bar : verhoeden
* bar : versperren
* bar : versperring
* bar keeper : barkeeper
* bar keeper : barman
* bar of chocolate : plak chocolade
* bar stool : barkruk
* bar-crested antshrike : streepkuif-mierklauwier
* barbarian : barbaar
* barbarian : barbaars
* barbarian : barbaarse
* barbarian : onmens
* barbarian : wreedaard
* barbaric : barbaars
* barbaric : onmenselijk
* barbarism : barbarisme
* barbarity : barbaarse daad
* barbarity : barbaarsheid
* barbarity : onmenselijke daad
* barbarity : onmenselijkheid
* barbarousness : barbaarsheid
* barbarousness : onmenselijkheid
* barbecue : barbecue
* barbecue : barbecuen
* barbed wire : pirkkeldraad
* barbed wire : prikkeldraad
* barbed-wire : prikkeldraad
* barbel : barbeel
* barber : barbier
* barber : coiffeur
* barber : haarkapper
* barber : haarknippen
* barber : haren knippen
* barber : kapper
* barber : scheren
* barberry : berberis
* barberry : zuurbes
* barbiturate : barbituraat
* barcode : streepjescode
* bard : bard
* bare : bloot
* bare : naakt
* bare : onbedekt
* bare : onopgesmukt
* barefoot : barrevoets
* barefoot : blootsvoets
* barefoot : op blote voeten
* barely : amper
* barely : kwalijk
* barely : nauwelijks
* barely : ternauwernood
* bargain : afdingen
* bargain : koopje
* bargain : marchanderen
* bargain : pingelen
* barge : aak
* barge : rijnaak
* barge : schuit
* bargemaster : aakschipper
* baritone : bariton
* barium : barium
* bark : aanslaan
* bark : bark
* bark : bassen
* bark : bast
* bark : beginnen te blaffen
* bark : blaffen
* bark : boomschors
* bark : boot
* bark : dop
* bark : geblaf
* bark : huilen
* bark : hulk
* bark : ontschorsen
* bark : pink
* bark : schaal
* bark : schil
* bark : schors
* bark : schrapen
* bark : schuit
* bark at : aanblaffen
* barking dear : blafhert
* barking dear : muntjak
* barley : gerst
* barman : barman
* barn : barak
* barn : huisje
* barn : keet
* barn : kraam
* barn : loods
* barn : schuur
* barn : stalletje
* barn : tent
* barn owl : kerkuil
* barometer : barometer
* barometer : drukmeter
* barometer reading : barometerstand
* baron : baron
* baroness : barones
* barony : baronie
* baroque : barok-
* baroque : barokstijl
* baroque : in barokstijl
* barque : bark
* barque : boot
* barque : hulk
* barque : pink
* barque : schuit
* barrack : barak
* barrack : keet
* barrack : loods
* barrack : schuur
* barracks : kazerne
* barred antshrike : gebandeerde mierklauwier
* barrel : buis
* barrel : colli
* barrel : collo
* barrel : fust
* barrel : kanaal
* barrel : loop
* barrel : pijp
* barrel : roer
* barrel : steel
* barrel : ton
* barrel : vat
* barrel-organ : draaiorgel
* barrel-organ : pierement
* barrels : colli
* barrels : colli's
* barren : bar
* barren : onvruchtbaar
* barren : schraal
* barren : steriel
* barren : vruchteloos
* barricade : barricade
* barricade : barricaderen
* barricade : versperren
* barricade : versperring
* barrier : afsluitboom
* barrier : afsluiting
* barrier : bar
* barrier : barrière
* barrier : belemmering
* barrier : heining
* barrier : hek
* barrier : scheidsmuur
* barrier : slagboom
* barrier : versperring
* barring : behoudens
* barrister : advocaat
* barrister : pleitbezorger
* barrister : verdediger
* barrister : voorspreker
* barrister : zaakbezorger
* barrister-at-law : advocaat
* barrister-at-law : pleitbezorger
* barrister-at-law : verdediger
* barrister-at-law : voorspreker
* barrister-at-law : zaakbezorger
* barrow : barg
* barrow : grafheuvel
* barrow : grafterp
* barrow : tumulus
* bartender : barman
* barter : ruil
* barter : ruilen
* barter : ruilhandel
* bas-relief : bas-reliëf
* basalt : basalt
* base : base
* base : baseren
* base : basis
* base : gemeen
* base : gronden
* base : hoofdkwartier
* base : infaam
* base : kazerne
* base : laag
* base : laaghartig
* base : schunnig
* base : vertrekpunt
* base : vuig
* base : zich baseren op
* baseball : baseball
* basement : kelder
* basement : souterrain
* bashfulness : bedeesdheid
* bashfulness : verlegenheid
* basic : basis-
* basic wage : basisloon
* basil : basilicum
* basil : basilicumblaadjes
* basil : basiliekruid
* basil : bazielkruid
* basil : koningskruid
* basilica : basiliek
* basin : bassin
* basin : bekken
* basin : kom
* basin : stroomgebied
* basin : vijver
* basin : vont
* bask : genieten
* bask : koesteren
* bask : zijn hartje ophalen
* basket : ben
* basket : gescoorde korf
* basket : korf
* basket : mand
* basket : mandje
* basket : ring
* basket : slof
* basket case : hopeloos geval
* basket case : zenuwpees
* basketball : basket-ball
* basketball : basketbal
* basketball : korfbal
* bass : baars
* bass : bas
* bass : bassist
* bass : basstem
* bass : baszanger
* bass guitar : basgitaar
* bass player : bassist
* bass voice : bas
* bass voice : basstem
* bass voice : baszanger
* bass-viol : basviool
* bassoon : fagot
* bast : bast
* bastard : bastaard
* bastard : basterd-
* bastard : hondelul
* bastard : klootzak
* bastard : lul
* bastard : onecht kind
* bastard : zak
* bastardy : bastaardij
* baste : bedruipen
* basterd sugar : basterdsuiker
* bastion : bastion
* bastion : bolwerk
* bastion : rondeel
* bat : slaghout
* bat : vleermuis
* bath : bad
* bath : badkamer
* bath : badkuip
* bath : badkuip or
* bath superintendant : badmeester
* bathe : baden
* bathe : een bad nemen
* bathe : in bad doen
* bathe : wassen
* bathing box : badhokje
* bathing suit : badpak
* bathing suit : zwemkostuum
* bathing-sponge : badspons
* bathing-suit : badpak
* bathing-suit : zwemkostuum
* bathroom : badhuis
* bathroom : badkamer
* bathroom : badplaats
* bathroom : toilet
* baths superintendant : badmeester
* batik : batikken
* batiste : batist
* baton : staf
* baton : stok
* battalion : bataljon
* battering ram : stormram
* battery : accu
* battery : accumulator
* battery : batterij
* battery : legbatterij
* battle : (veld)slag
* battle : gevecht
* battle : gevechts-
* battle : kamp
* battle : slag
* battle : strijd
* battle : treffen
* battle : veldslag
* battle- : gevechts-
* battlefront : front
* battlefront : gevel
* battlefront : voorkant
* battlefront : voorzijde
* baud : baud
* bauxite : bauxiet
* bavarois : bavarois
* bawdy : bordeel
* bawdy : hoerenkast
* bawdy : huis van plezier
* bay : baai
* bay : bassen
* bay : huilen
* bay : inham
* bay : kreek
* bay at : aanblaffen
* bayonet : bajonet
* bayonet catch : bajonetsluiting
* bayonet joint : bajonetsluiting
* bazaar : bazaar
* bazaar : fancyfair
* bazaar : markt
* bazaar : marktplaats
* bazaar : marktplein
* bazaar : warenhuis
* bazooka : antitankgeweer
* bazooka : bazooka
* bc : v. chr.
* be : wezen
* be : worden
* be : zijn
* be a guest of : logeren
* be a guest of : te gast zijn
* be a hit : een hoge vlucht nemen
* be a hit : furore maken
* be a hit : in trek zijn
* be a hit : opgang maken
* be able : in staat zijn
* be able : vermogen
* be able to : in staat zijn
* be able to : kunnen
* be able to : vermogen
* be able to cope with : aankunnen
* be able to cope with : afkunnen
* be able to cope with : kunnen doen
* be able to do : aankunnen
* be able to do : kunnen doen
* be able to handle : afkunnen
* be able to match with : aankunnen
* be about : circuleren
* be about : in omloop zijn
* be about : rondgaan
* be about : rouleren
* be absent : absent zijn
* be absent : afwezig zijn
* be absent : ontbreken
* be absent : verstek laten gaan
* be accepted : aanvaard worden
* be accepted : geaccepteerd worden
* be acid : zuur zijn
* be acquainted with : bekend zijn met
* be acquainted with : kennen
* be addicted : verslaafd zijn
* be adrift : afdrijven
* be adrift : drijven
* be adrift : op drift zijn
* be advised : informatie inwinnen
* be advised : informeren
* be advised : inlichtingen vragen
* be afraid of : bang zijn voor
* be afraid of : duchten
* be afraid of : schromen
* be afraid of : terugschrikken voor
* be afraid of : vrezen
* be ailing : ziek zijn
* be ajar : aanstaan
* be ajar : op een kier staan
* be alive : leven
* be all ears : eén en al oor zijn
* be allowed to : mogen
* be angry : boos zijn
* be angry : boos zijn op
* be angry : kwaad zijn
* be angry : kwaad zijn op
* be angry : toornen
* be answerable : aansprakelijk zijn
* be answerable : verantwoordelijk zijn
* be answerable : verantwoorden
* be appropriate : betamen
* be appropriate : gelegen komen
* be appropriate : passen
* be appropriate : schikken
* be appropriate : uitkomen
* be appropriate : voegen
* be ashamed : beschaamd staan
* be ashamed : zich generen
* be ashamed : zich schamen
* be asleep : maffen
* be asleep : slapen
* be at large : vrij rondlopen
* be at loggerheads : bakkeleien
* be at loggerheads : met elkaar vechten
* be at loggerheads : plukharen
* be at stake : op het spel staan
* be aware of : beseffen
* be aware of : zich bewust zijn
* be aware of : zich bewust zijn van
* be aware of : zich realiseren
* be balding : kalen
* be bankrupt : bankroet gaan
* be bankrupt : failleren
* be bankrupt : failliet gaan
* be bankrupt : mislukken
* be beaten : verliezen
* be beaten : verslagen worden
* be bold : bestaan
* be bold : durven
* be bold : wagen
* be bored : zich vervelen
* be born : geboren worden
* be born : ontluiken
* be born : spruiten
* be burnt down : afbranden
* be burnt down : verbranden
* be called : genoemd worden
* be called : heten
* be careful : oppassen
* be closed : dichtgaan
* be closed : sluiten
* be closed : toegaan
* be closed : toegroeien
* be closed : toevallen
* be closed : zich sluiten
* be conscious of : beseffen
* be conscious of : zich bewust zijn
* be conscious of : zich realiseren
* be considered : in aanmerking komen
* be considered : meetellen
* be correct : kloppen
* be correct : overeenkomen
* be correct : stroken
* be defeated : verliezen
* be defeated : verslagen worden
* be delayed : vertraging hebben
* be delirious : ijlen
* be delirious : kolderen
* be delirious : malen
* be delirious : raaskallen
* be dependent on : afhangen van
* be dependent on : afhankelijk zijn van
* be deposited : berusten
* be detained : achterblijven
* be detained : nablijven
* be detrimental to : afbreuk doen aan
* be different : schelen
* be different : uiteenlopen
* be different : verschillen
* be disappointed : teleurgesteld worden
* be discharged gradually : afvloeien
* be discouraged : ontmoedigd worden
* be eager for : verlangen naar
* be educated : opgeleid worden
* be effective : effect sorteren
* be effective : uitwerken
* be effective : uitwerking hebben
* be effective : werken
* be encamped : kamperen
* be encamped : legeren
* be entitled to : recht hebben op
* be faced with : geconfronteerd worden met
* be fed up with : het zat zijn
* be fitting : behoren
* be fitting : betamen
* be fitting : horen
* be fitting : passen
* be fitting : voegen
* be foiled by : afstuiten op
* be fond of : dol zijn op
* be fond of : gek zijn op
* be fond of : verzot zijn op
* be found : verkeren
* be found : voorkomen
* be found : zich bevinden
* be found : zich ophouden
* be frustrated by : afstuiten op
* be full : genoeg hebben
* be full : vol zitten
* be glad : blij zijn
* be glad : genieten van
* be glad : zich verblijden
* be glad : zich verheugen
* be grieved : bedroefd zijn
* be grieved : treuren
* be heard : gehoord worden
* be horrified : door schrik bevangen worden
* be hungry : honger hebben
* be hungry : honger lijden
* be in : een hoge vlucht nemen
* be in : furore maken
* be in : in trek zijn
* be in : opgang maken
* be in charge (of) : de leiding hebben (over)
* be in command : aanvoeren
* be in command : bevelen
* be in command : commanderen
* be in command : het bevel voeren
* be in easy circumstances : in goeden doen zijn
* be in labour : bevallen
* be in labour : ter wereld brengen
* be in opposition : oppositie voeren
* be in the habit of : gewend zijn
* be in the habit of : gewoon zijn
* be in the habit of : plegen
* be in the keeping : berusten
* be inclined : geneigd zijn
* be inclined : geneigd zijn tot
* be inclined : neigen
* be indignant : verontwaardigd zijn
* be indignant : zich ergeren
* be indignant : zich verontwaardigen
* be indignant with : zich ergeren aan
* be interested : zich interesseren
* be interested in : belang hebben bij
* be interested in : belang stellen in
* be jealous : jaloers zijn
* be kept in : achterblijven
* be kept in : nablijven
* be lacking : absent zijn
* be lacking : afwezig zijn
* be lacking : schelen
* be late : achter zijn
* be late : achterlopen
* be late : over tijd zijn
* be late : te laat zijn
* be lenient with : ontzien
* be lenient with : sparen
* be lenient with : toegeeflijk zijn voor
* be lenient with : zich laten vermurwen
* be liable : aansprakelijk zijn
* be liable : verantwoordelijk zijn
* be liable : verantwoorden
* be located : verkeren
* be located : voorkomen
* be located : zich bevinden
* be located : zich ophouden
* be lost : teloorgaan
* be lost : verloren gaan
* be lost : wegraken
* be lost : zoek raken
* be lucky : boffen
* be lucky : geluk hebben
* be lucky : het treffen
* be lucky : zwijnen
* be married : in het huwelijk treden
* be married : trouwen
* be master of : beheersen
* be master of : kennen
* be master of : machtig zijn
* be master over : de baas zijn
* be master over : meester zijn
* be missing : absent zijn
* be missing : afwezig zijn
* be missing : ontbreken
* be missing : schelen
* be missing : verstek laten gaan
* be nauseated : misselijk zijn
* be nauseated : walgen
* be near death : op sterven liggen
* be near death : zieltogen
* be next to : belenden
* be next to : grenzen aan
* be obstinate : koppig volhouden
* be obstinate : tegenstreven
* be obstinate : zich schrapzetten
* be on a visit : logeren
* be on duty : dienst hebben
* be on duty : op post staan
* be on duty : posten
* be on duty : wacht hebben
* be on the decline : aftakelen
* be on the decline : gebrekkig worden
* be on the decline : in verval raken
* be on the decline : vervallen
* be on the dole : een ww-uitkering hebben
* be on top of : liggen bovenop
* be one of : behoren tot
* be painful : pijn doen
* be painful : zeer doen
* be patient : geduld hebben
* be possible : mogelijk zijn
* be present : aanwezig zijn
* be present : aanwezig zijn bij
* be present : bijwonen
* be prevalent : veel voorkomen
* be proud : trots zijn
* be proud : zich verhovaardigen
* be proud of : bogen op
* be proud of : prat gaan op
* be proud of : zich beroemen op
* be proud of : zich verheffen op
* be quiet : stilzwijgen
* be quiet : zich stilhouden
* be quiet : zijn mond houden
* be quiet : zwijgen
* be related to : een familielid zijn van
* be related to : familie zijn van
* be released : afzwaaien
* be responsible : aansprakelijk zijn
* be responsible : verantwoordelijk zijn
* be responsible : verantwoorden
* be right : gelijk hebben
* be right : kloppen
* be right : overeenkomen
* be right : stroken
* be sad : bedroefd zijn
* be sad : treuren
* be similar : gelijken
* be similar : lijken
* be similar : lijken op
* be situated : gelegen zijn
* be situated : liggen
* be sorrowful : bedroefd zijn
* be sorrowful : treuren
* be sorry about : bejammeren
* be sorry about : betreuren
* be sorry about : spijt hebben van
* be sour : zuur zijn
* be stronger than : aankunnen
* be stubborn : koppig volhouden
* be stubborn : tegenstreven
* be stubborn : zich schrapzetten
* be stuck : vastzitten
* be succesful : bloeien
* be succesful : floreren
* be succesful : gedijen
* be succesful : tieren
* be succesful : vooruitkomen
* be succesful : welvaren
* be suitable : betamen
* be suitable : deugen
* be suitable : gelegen komen
* be suitable : geschikt zijn
* be suitable : passen
* be suitable : schikken
* be suitable : uitkomen
* be suitable : voegen
* be taken ill : ziek worden
* be thirsty : dorst hebben
* be thirsty : dorsten naar
* be tired of something : zich vervelen
* be treated as : behandeld worden als
* be unable : niet in staat zijn
* be unfaithful :
* be unfaithful : bedriegen
* be unfaithful to :
* be unfaithful to : bedriegen
* be used : gebruikt worden
* be vacant : openstaan
* be vacant : vacant zijn
* be vacant : vaceren
* be vacant : vakant zijn
* be valid : gelden
* be valid : geldig zijn
* be valid : opgaan
* be valid : valideren
* be valid : vigeren
* be washed ashore : aan wal gaan
* be washed ashore : aandrijven
* be washed ashore : aanspoelen
* be well : gezond zijn
* be well : het goed maken
* be well : zich goed voelen
* be well off : in goeden doen zijn
* be well-to-do : in goeden doen zijn
* be willing to : willen
* be worth : lonen
* be worth : waard zijn
* be worth : waardig zijn
* be worthy of : toekomen
* be worthy of : verdienen
* be worthy of : waard zijn
* be worthy of : waardig zijn
* be wrecked : vergaan
* be wrong : het mis hebben
* be wrong : ongelijk hebben
* beach : strand
* beach : stranden
* beach volleyball : beachvolleybal
* beach volleyball : strandvolleybal
* beachcomber : strandjutter
* beacon : baak
* beacon : baken
* beacon : bebakenen
* bead : kraal
* beak : bek
* beak : neb
* beak : snater
* beak : snavel
* beak : tuit
* beak : vogelbek
* beam : balk
* beam : onderlegger
* beam : ribbe
* beam : straal
* bean : boon
* bean : tuinboon
* bean : veldboon
* bear : afleggen
* bear : afwerpen
* bear : baissier
* bear : baren
* bear : beer
* bear : berin
* bear : bevallen
* bear : doorstaan
* bear : dragen
* bear : gelegen zijn
* bear : het leven schenken
* bear : lijden
* bear : naar buiten brengen
* bear : ondergaan
* bear : opbrengen
* bear : opleveren
* bear : speculant
* bear : teweegbrengen
* bear : torsen
* bear : uitgerust zijn met
* bear : uithouden
* bear : uitstaan
* bear : velen
* bear : verdragen
* bear : voortbrengen
* bear cub : berenjong
* bear cub : berenwelp
* bear down : afstevenen
* bear down : koersen
* bear down : stevenen
* bear fruit : vrucht dragen
* bear the cost of : bekostigen
* bear witness of : certificeren
* bear witness of : getuigen
* bear's ear : aurikel
* bear's ear : bereoor
* bear/to endure : verdragen/uithouden
* bearable : draaglijk
* beard : baard
* bearded : baardig
* bearded : gebaard
* beardless : baardeloos
* bearer share : aandeel aan toonder
* bearing : lager
* bearing : peiling
* bearskin : beremuts
* bearskin : kolbak
* bearskin cap : beremuts
* bearskin cap : kolbak
* beast : beest
* beast : beestachtig mens
* beast : dier
* beast : wild beest
* beast : wild dier
* beast of burden : lastdier
* beast of prey : roofdier
* beastly : beestachtig
* beastly : dieren-
* beastly : dierlijk
* beat (beat : verslaan
* beat : afranselen
* beat : houwen
* beat : klappen
* beat : kloppen
* beat : slaan
* beat : verslaan
* beat off : afslaan
* beat off : debatteren
* beat off : wegslaan
* beat up : afranselen
* beaten : geklopt
* beaten : geslagen
* beaten) : verslaan
* beater : drijvers
* beater : klopper
* beautiful : fijn
* beautiful : fraai
* beautiful : knap
* beautiful : mooi
* beautiful : net
* beautiful : schoon
* beautiful woman : schone
* beautiful woman : schone vrouw
* beautiful woman : schoonheid
* beautiful woman : stuk
* beautifully : mooi
* beautifully : net
* beauty : fraaiheid
* beauty : knapheid
* beauty : schone
* beauty : schone vrouw
* beauty : schoonheid
* beauty : stuk
* beaver : bever
* beaver : bever-
* because : aangezien
* because : daar
* because : doordat
* because : omdat
* because : vermits
* because : want
* because : wijl
* because of : door
* because of : in ruil voor
* because of : naar aanleiding van
* because of : op
* because of : op grond van
* because of : uit
* because of : vanwege
* because of : voor
* because of : wegens
* because of/on account of : vanwege
* become : gebeuren
* become : goed staan
* become : raken
* become : toegaan
* become : voortgang hebben
* become : worden
* become a Christian : christen worden
* become a Christian : zich tot het christendom bekeren
* become abusive : beginnen te schelden
* become accustomed : zich gewennen aan
* become bitter : bitter worden
* become complete : aangevuld worden
* become disillusioned : teleurgesteld worden
* become dull : afstompen
* become dull : verdierlijken
* become dull : verstompen
* become engaged : zich engageren
* become engaged : zich verloven
* become engaged with : zich verloven met
* become full : vollopen
* become full : volschieten
* become holy : heilig worden
* become steamy : beslaan
* become the fiacée of : zich verloven met
* become the fiancé of : zich verloven met
* become the husband of : de man worden van
* become the husband of : huwen
* become the husband of : trouwen met
* become the wife of : de vrouw worden van
* become the wife of : huwen
* become the wife of : trouwen met
* becoming : betamelijk
* becoming : gepast
* becoming : geschikt
* becoming : passend
* becoming : toepasselijk
* becquerel : becquerel
* bed : bed
* bed : bedding
* bed : bloembed
* bed : bloemperk
* bed : bodem
* bed : gaan slapen
* bed : laag
* bed : legerstede
* bed : naar bed gaan
* bed : naar bed gaan met
* bed : onderlaag
* bed : perk
* bed : slaapplaats
* bed : sponde
* bed : stroombedding
* bed : tuinbed
* bed : zich zetten
* bed-clothes : beddegoed
* bed-wetting : bedplassen
* bed-wetting : bedwateren
* bedbug : wandluis
* bedding : beddegoed
* bedridden : bedlegerig
* bedroom : slaapkamer
* bedspread : beddesprei
* bedspread : sprei
* bedstead : ledikant
* bedstraw : walstro
* bedtime : bedtijd
* bee : bij
* bee : honingbij
* bee-keeper : bijenhouder
* bee-keeper : iemker
* bee-keeper : imker
* bee-keeping : bijenteelt
* bee-master : bijenhouder
* bee-master : iemker
* bee-master : imker
* beech : beuk
* beef : klapstuk
* beef : rundvlees
* beefsteak : bief
* beefsteak : biefstuk
* beehive : bijenkorf
* beehive : bijenvolk
* been : geweest
* beer : bier
* beer : biertje
* beer belly : bierbuik
* beeswax : bijenwas
* beet : beetwortel
* beet : biet
* beet : bieten-
* beet : kroot
* beet : mangelwortel
* beet sugar : beetsuiker
* beet sugar : bietsuiker
* beet- : bieten-
* beetle : kever
* beetle : schildvleugelige
* beetle : tor
* beetroot sugar : beetsuiker
* beetroot sugar : bietsuiker
* befallen : ge
* befit : behoren
* befit : betamen
* befit : horen
* befit : passen
* befit : voegen
* befog : benevelen
* befog : verdoezelen
* before : aleer
* before : alvorens
* before : alvorens te
* before : eer
* before : eerder
* before : eerder dan
* before : op voorhand
* before : voor
* before : vooraleer
* before : voordien
* beforehand : vooraf
* beforehand : voorhand
* beg : aanvragen
* beg : bedelen
* beg : inroepen
* beg : schooien
* beg : smeken
* beg : verzoeken
* beg : vragen
* beget : verwekken
* beggar : bedelaar
* beggar : geus
* beggar : schooier
* beggar : sea beggar
* beggar : watergeus
* beggar-woman : bedelaarster
* beggar-woman : schooister
* begging : bedelarij
* begging : gebedel
* begging : schooierij
* begin : aanbinden
* begin : aanbreken
* begin : aanvangen
* begin : beginnen
* begin : een aanvang nemen
* begin : ingaan
* beginner : beginneling
* beginner : beginner
* beginning : aanhef
* beginning : aanvang
* beginning : begin
* beginning : intrede
* beginning : ontstaan
* begonia : begonia
* begrudge : bejammeren
* begrudge : betreuren
* begrudge : het jammer vinden van
* begrudge : ontzien
* begrudge : sparen
* beguinage : begijnhof
* beguine : begijn
* behave : zich gedragen
* behavior : gedrag
* behavior : gedragingen
* behavior : houding
* behavior : wandel
* behaviour : gedrag
* behaviour : gedragingen
* behaviour : houding
* behaviour : onfatsoenlijk
* behaviour : onjuist
* behaviour : wandel
* behead : het hoofd afslaan
* behead : onthoofden
* beheld : aanschouwd
* beheld : aanschouwde
* behind : aan
* behind : aan de achterkant
* behind : aan het einde
* behind : achter
* behind : achteraan
* behind : achterin
* behind : bips
* behind : kont
* behind : na
* behind : na verloop van
* behind : over
* behind : zitvlak
* behind one's back : achterbaks
* behind one's back : stiekem
* behind the scenes : achter de schermen
* behold : aanschouwen
* behold : alsjeblieft
* behold : alstublieft
* behold : hier
* behold : hierzo
* behold : kijk
* behold : ziedaar
* behold : ziezo
* beige : beige
* being : bestaan
* being : wezen
* bel : bel
* belarus : wit-rusland
* belarusian : witrussisch
* belch : boer
* belch : boeren
* belch : een boer laten
* belch : oprispen
* belfry : belfort
* belgian : belg
* belgian : belgische
* belgium : belgië
* belief : geloof
* belief : overtuiging
* believe : geloven
* believe : houden voor
* believe : menen
* believe in : geloven aan
* believe in : geloven in
* bell : bel
* bell : belletje
* bell : klok
* bell : klokje
* bell : rinkebel
* bell : schel
* bell buoy : belboei
* bell tower : belfort
* bell-button : belknop
* bell-push : belknop
* bell-wether : belhamel
* belladonna : belladonna
* belles-lettres : bellettrie
* belles-lettres : letterkunde
* belles-lettres : schone letteren
* bellflower : campanula
* bellflower : klokje
* bellows : balg
* belly : abdomen
* belly : buik
* belly : onderbuik
* belly : onderlijf
* belly dance : buikdans
* bellyache : buikpijn
* bellyache : flauw doen
* bellyache : zeuren
* belong : behoren tot
* belong : bij iemand zijn
* belong : horen bij
* belong : thuishoren
* belong : toebehoren aan
* belong : van iemand zijn
* belong : zich aanvaard voelen
* belong : zich thuisvoelen
* belong to : behoren
* belong to : behoren tot
* belong to : horen bij
* belong to : toebehoren
* beloved : bemind
* beloved : beminde
* beloved : geliefd
* beloved : geliefde
* beloved : lief
* beloved : liefje
* beloved : liefste
* beloved : zoetelief
* below : beneden
* below : daarbeneden
* below : daaronder
* below : eronder
* below : onder
* below the belt : onder de gordel
* below zero : onder nul
* belt : ceintuur
* belt : gordel
* belt : riem
* belt : riem/ceintuur
* belt : veiligheidsgordel
* bench : bank
* bench : bok
* bench : ezel
* bench : rek
* bench : schraag
* bench : stander
* bench : stellage
* bench : werkbank
* bench : zitbank
* benchhand : bankwerker
* bend : bocht
* bend : buigen
* bend : bukken
* bend : curve
* bend : doen overhellen
* bend : doorbuigen
* bend : krombuigen
* bend : kromme
* bend : krommen
* bend : kromtrekken
* bend : neigen
* bend : ombuigen
* bend : trekken
* bend : verbuigen
* bend : zich buigen
* bend : zich bukken
* bend : zich krommen
* bend over : vooroverbuigen
* bend over : vooroverhellen
* bend somebody's ear : iemand de oren van het hoofd kletsen
* beneath : beneden
* beneath : onder
* benefactive case : benefactief
* benefice : prebende
* benefice : predikantsplaats
* benefit : baat
* benefit : belang
* benefit : benefiet
* benefit : benefietconcert
* benefit : gewin
* benefit : goed doen
* benefit : idiomatic expression> ten voordele van
* benefit : nut
* benefit : profiteren
* benefit : pré
* benefit : subsidie
* benefit : uitkering
* benefit : verdienste
* benefit : voordeel
* benefit : winst
* benefit performance : beneficie
* benefit performance : benefiet
* benefit performance : benefietvoorstelling
* bengal-light : Bengaals vuur
* bengal-lights : Bengaals vuur
* benign : goedaardig
* benign : onschuldig
* bent : aanleg
* bent : gebogen
* bent : krom
* benzene : benzeen
* bepowder : bepoederen
* bepowder : poederen
* bequeath : nalaten
* bequeath : vermaken
* beret : alpino
* beret : alpinomuts
* beret : baret
* bergamot : bergamot
* bergamot : bergamotolie
* berkelium : berkelium
* berlin : berlijn
* berry : bes
* berth : kooi
* beryl : beril
* beryl : berilsteen
* beryllium : beryllium
* beseech : bezweren
* beseech : bidden
* beseech : smeken
* beset : belagen
* beside : aan
* beside : behalve
* beside : bezijden
* beside : bij
* beside : dichtbij
* beside : naast
* beside : nabij
* beside : ten huize van
* besides : behalve
* besides : bovendien
* besides : buiten
* besides : buitendien
* besides : daarbij
* besides : daarenboven
* besides : ongerekend
* besides : overigens
* besides : trouwens
* besides : verder
* besides : voor de rest
* besides : voorts
* besiege : belegeren
* besieger : belegeraar
* bespatter : bespatten
* bespatter : besprenkelen
* best : best
* best of all : allerbest
* best regards : met vriendelijke groeten
* best-before date : houdbaarheidsdatum
* best-seller : bestseller
* bestial : beestachtig
* bestial : dieren-
* bestial : dierlijk
* bet : er op kunnen rekenen
* bet : gokken
* bet : waarschijnlijkheid
* bet : wedden
* bet : weddenschap
* beta : bèta
* betony : betonie
* betray : bedriegen
* betray : in de steek laten
* betray : laten merken
* betray : onthullen
* betray : verraden
* betray : verspreken
* betrayal : verraad
* betrothal : engagement
* betrothal : verloving
* betted : gegokt
* betted : gokte
* better : beter
* between : onder
* between : onder ons gezegd en gezwegen
* between : tussen
* bevel : afsteken
* bevel : uitkomen
* beverage : brouwsel
* beverage : drank
* beverage : drankje
* bevy : bende
* bevy : drift
* bevy : groep
* bevy : hoop
* bevy : kudde
* bevy : schare
* bevy : school
* bevy : set
* bevy : stel
* bevy : troep
* bevy : zwerm
* beware (of) : pas op (voor)
* bewildered : stomverbaasd
* bewildered : verbijsterd
* bewilderment : verbijstering
* bewitch : begoochelen
* bewitch : beheksen
* bewitch : betoveren
* bewitch : heksen
* beyond : aan de overkant van
* beyond : achter
* beyond : daarop
* beyond : langs
* beyond : over
* beyond : over ... heen
* beyond : overheen
* beyond : verder
* beyond : verder dan
* beyond : verderop
* beyond : vervolgens
* beyond : voorbij
* bezel : vatting
* bias : derived from the adjective vooringenomen/biased
* bias : predisposed
* bias : vooringenomenheid
* bias : vooroordeel
* biased : bevooroordeeld
* biased : eenzijdig
* biased : partijdig
* biased : tendentieus
* biathlon : biathlon
* bib : slabbetje
* bible : bijbel
* biblical : bijbels
* bibliography : bibliografie
* bicarbonate of soda : zuiveringszout
* bicolour : tweekleurig
* bicoloured : tweekleurig
* bicuit : beschuit
* bicycle : fiets
* bicycle : rijwiel
* bicycle : tweewieler
* bicycle : zwijntje
* bid : aanbieden
* bid : aanvragen
* bid : bieden
* bid : bod
* bid : inroepen
* bid : te koop aanbieden
* bid : verzoeken
* bid : vragen
* bidding price : verkoopprijs
* bide : afwachten
* bidet : bidet
* bidirectional : bidirectioneel
* bidirectional : tweerichtings-
* biennial : tweejarig
* big : groot
* big : omvangrijk
* big : volwassen
* big toe : grote teen
* bighorn sheep : dikhoornschaap
* bike : fiets
* bike : rijwiel
* bike : tweewieler
* bike : velo
* bike : zwijntje
* bikini : bikini
* bile : gal
* bilingual : tweetalig
* bilinigual : tweetalig
* bilirubinuria : bilirubinurie
* bilk : bedotten
* bill : bek
* bill : biljet
* bill : factuur
* bill : kaartje
* bill : neb
* bill : nota
* bill : plaatsbewijs
* bill : plaatskaartje
* bill : rekening
* bill : rekenschap
* bill : snater
* bill : snavel
* bill : snoeimes
* bill : tuit
* bill : vogelbek
* bill : warenlijst
* bill : wetsontwerp
* bill and coo : koeren
* bill of exchange : cambio
* bill of exchange : wissel
* bill-board : aanplakbord
* billboard : reclamebord
* billiards : biljart
* billiards : biljartspel
* billion : biljoen
* billion : miljard
* billionaire : miljardair
* billow : golfslag
* billow : zee
* bin : afvalbak
* bin : dumpen
* bin : vuilnisbak
* bin : weggooien
* binary : binair
* binary : binaire
* binary : binary star
* binary : dubbel- ->
* binary : tweetallig
* binary : tweetallige
* binary : tweevoudig
* binary : tweevoudige
* bind : aansluiten
* bind : binden
* bind : inbinden
* bind : koppelen
* bind : vastbinden
* bind : vastmaken
* bind : verbinden
* binding : band
* binding : boekband
* binding : reep
* binding : strip
* binding : strook
* binding : windsel
* bindweed : winde
* binocular : kijker
* binocular : verrekijker
* binoculars : binocle
* binoculars : kijker
* binoculars : toneelkijker
* binoculars : verrekijker
* biochemist : biochemicus
* biochemistry : biochemie
* biodegradable : afbreekbaar
* biodestructible : afbreekbaar
* biodiversity : biodiversiteit
* biographer : biograaf
* biographer : levensbeschrijver
* biological : biologisch
* biological : biologische
* biologist : bioloog
* biosphere : biosfeer
* biped : tweevoeter
* birch : berk
* birch : berkeboom
* bird : griet
* bird : grootvaderlijk
* bird : vogel
* bird of prey : roofvogel
* bird's : grootvaderlijk
* bird- : grootvaderlijk
* birds : gevogelte
* birds : vogelstand
* birds : vogelwereld
* birdsong : vogelzang
* birth : afkomst
* birth : baren
* birth : geboorte
* birth certificate : geboorteakte
* birth pains : barensnood
* birth rate : geboortecijfer
* birthday : geboortedag
* birthday : geboortedatum
* birthday : verjaardag
* birthday : verjaring
* birthday cake : verjaardagstaart
* birthday card : verjaardagskaart
* birthday party : verjaardagsfeestje
* birthday present : verjaardagskado
* birthday suit : adamskostuum
* birthmark : moedervlek
* biscuit : biscuit
* biscuit : koekje
* biscuit tin : koekjestrommel
* biscuit tin : moppentrommel
* bisexual : biseksueel
* bisexual : biseksueel and
* bisexual : bisexueel
* bisexual : tweeslachtig
* bishop : bisschop
* bismuth : bismut
* bison : amerikaanse bizon
* bison : bizon
* bison : europese bizon
* bit : baard
* bit : beetje
* bit : beting
* bit : bit
* bit : bonk
* bit : brok
* bit : eindje
* bit : hapje
* bit : homp
* bit : kneepje
* bit : snufje
* bit : stukje
* bit-player : figurant
* bitch : teef
* bitchy : feeksachtig
* bite : beet
* bite : beitsen
* bite : bijten
* bite : hap
* bite : happen
* bite : knauw
* bite : knauwen
* bite : toebijten
* bite : toehappen
* bite off : afbijten
* bitmap : bitmap
* bitter : bitter
* bittern : roerdomp
* bitterness : bitterheid
* bitterness : verbittering
* bittersweet : bitterzoet
* bittersweet : zuurzoet
* bitumen : aardpek
* bitumen : asfalt
* bizarre : bizar
* black : donker
* black : zwart
* black : zwarte
* black and blue : bont en blauw
* black antshrike : zwarte mierklauwier
* black currant gin : aalbessenjenever
* black grouse : korhoen
* black hole : zwart gat
* black mulberry : moerbei
* black mulberry : moerbes
* black mulberry : zwarte moerbei
* black rhinoceros : zwarte neushoorn
* black sea : zwarte zee
* black vulture : monniksgier
* black widow : zwarte weduwe
* black woodpecker : zwarte specht
* black-arched moth : nonvlinder
* black-crested antshrike : zwartkuif-mierklauwier
* black-headed gull : kokmeeuw
* black-hooded antshrike : zwartkap-mierklauwier
* black-throated antshrike : zwartkeel-mierklauwier
* blackberry : braam
* blackberry : braam or
* blackberry : braambes or
* blackberry : braamstruik
* blackberry bush : braam
* blackberry bush : braamstruik
* blackbird : gieteling
* blackbird : merel
* blackish-gray antshrike : zwartgrijze mierklauwier
* blacklist : zwarte lijst
* blackmail : chanteren
* blackness : zwartheid
* blacksmith : hoefsmid
* blacksmith : smid
* bladder : blaas
* blade : blad
* blade : blad van een roeiriem
* blade : folie
* blade : halm
* blade : kling
* blade : lemmer
* blade : lemmet
* blade : plaat
* blade : schoep
* blade : spier
* blade : spriet
* blade : stengel
* blade of grass : grashalm
* blame : aanrekenen
* blame : beknorren
* blame : berispen
* blame : beschuldigen
* blame : betichten
* blame : de schuld geven
* blame : schuld
* blame : terechtwijzen
* blame : toedichten
* blame : toerekenen
* blame : toeschrijven
* blame : verwijten
* blame : wijten
* blameworthy : afkeurenswaardig
* blameworthy : laakbaar
* blameworthy : verwerpelijk
* blanch : bleken
* blanch : wit maken
* blanch : witten
* bland : poeslief
* blank : blanco
* blank : formulier
* blank : oningevuld
* blank cheque : blanco cheque
* blank cheque : blanco volmacht
* blank cheque : carte blanche
* blanket : dek
* blanket : deken
* blaspheme : godlasteren
* blaspheme : ketteren
* blaspheme : vervloeken
* blaspheme : vloeken
* blasphemer : godslasteraar
* blasphemy : godslastering
* blasphemy : vervloeking
* blasphemy : vloek
* bleach : bleekwater
* bleach : bleken
* bleach : javel
* bleak : akelig
* bleak : donker
* bleak : droefgeestig
* bleak : grimmig
* bleak : guur
* bleak : hard
* bleak : kaal
* bleak : kil
* bleak : koud
* bleak : melancholiek
* bleak : mistroostig
* bleak : naar
* bleak : naargeestig
* bleak : onaangenaam
* bleak : onbeschut
* bleak : scherp
* bleak : somber
* bleak : triestig
* bleak : verdrietelijk
* bleak : vervelend
* bleak : weemoedig
* bleak : zwaarmoedig
* bleat : blaten
* bleat : blè·ren
* bleat : geblaat
* bleed : aderlaten
* bleed : bloed aftappen
* bleed : bloeden
* bleeding : aderlating
* bleep censor : piepsignaal censor
* blend : doorlopen
* blend : mengen
* blend : mixen
* blend : temperen
* blend : vermengen
* blend : verwarren
* blend : wassen
* blend : zich vermengen
* bless : inzegenen
* bless : wijden
* bless : zegenen
* bless you : gezondheid!
* bless you : proost!
* blessed with : bedeeld met
* blessing : zegen
* blessing : zegening
* blew : blies
* blind : blind
* blind : blinde
* blind : luik
* blind : vensterblind
* blind alley : doodlopende weg
* blindness : blindheid
* blindworm : hazelworm
* blink : knipogen
* blink : knipperen
* blink : pinken
* blink : tintelogen
* blister : blaar
* blister : blaasje
* block : blok
* block : blokkeren
* block : dichten
* block : dichtmaken
* block : houtblok
* block : kop
* block : lul
* block : stoppen
* block : straat
* block : toestoppen
* block : vastzetten
* block : verstoppen
* block : verstopping
* block : volstoppen
* block of flats : flat
* block of flats : flatgebouw
* blockade : blokkade
* blockade : blokkeren
* blockade : vastzetten
* blond : blond
* blood : bloed
* blood : bloeden
* blood orange : bloedappelsien
* blood orange : bloedsinaasappel
* blood red : bloedrood
* blood sausage : bloedworst
* blood-letting : aderlating
* blood-red : bloedrood
* blood-relationship : familiebetrekking
* blood-relationship : verwantschap
* blood-stained : bebloed
* blood-stained : bloedbevlekt
* bloodbath : bloedbad
* bloodless : onbloedig
* bloodshed : bloedvergieten
* bloodthirstiness : moordlust
* bloodthirsty : bloeddorstig
* bloodthirsty : bloeddorstige
* bloodthirsty : bloederig
* bloodthirsty : bloederige
* bloodthirsty : moordlustig
* bloodthirsty : moordziek
* bloody : bloedend
* bloody : bloederig
* bloody : bloederige
* bloody : bloedig
* bloody : stomme
* bloody idiot : stomme idioot
* bloom : bloem
* bloom later : nabloeien
* blooming : bloeiend
* blooming : bloeiende
* blossom : bloesem
* blot : klad
* blot : klak
* blot : moet
* blot : mop
* blot : plek
* blot : smet
* blot : vlek
* blotter : vloeipapier
* blotting paper : vloeipapier
* blouse : bloes
* blouse : blouse
* blouse : boezeroen
* blouse : kiel
* blow : aanblazen
* blow : blazen
* blow : flap
* blow : houw
* blow : klap
* blow : mep
* blow : ontploffen
* blow : slag
* blow : springen
* blow : spuiten
* blow : tegenslag
* blow : waaien
* blow one's nose : zijn neus snuiten
* blow over : afdrijven
* blow up : aandikken
* blow up : laten ontploffen
* blow up : laten springen
* blow up : opblazen
* blow up : verergeren
* blowjob : pijpbeurt
* blowjob : pijpen
* blue : blauw
* blue : blauwe
* blue : depressief
* blue : depressieve
* blue : teneergeslagen
* blue screen of death : blauw scherm des dood
* blue tit : pimpelmees
* blueberry : blauwe bosbes
* blueberry : bosbes
* bluebottle : aasvlieg
* bluebottle : strontvlieg
* blueprint : blauwdruk
* bluish : blauwig
* blunt : afstompen
* blunt : bot
* blunt : bot maken
* blunt : stomp
* blur : vervagen
* blush : blozen
* blush : kleuren
* blush : rood worden
* blushing : blozend
* blushing : rood
* boa : boa
* boar : beer
* boar : everzwijn
* boar : mannetjesvarken
* board : aan boord gaan
* board : aanklampen
* board : beschieten
* board : betimmeren
* board : bord
* board : controlebord
* board : enteren
* board : instappen
* board : logement
* board : logeren
* board : opstappen
* board : paneel
* board : plank
* board : raad
* board : tablet
* board : zich vastklampen aan
* board game : bordspel
* board of directors : bestuur
* board of directors : raad van commissarissen
* boarding house : kosthuis
* boarding house : pension
* boarding school : kosthuis
* boarding school : kostschool
* boarding school : pension
* boardroom : raadzaal
* boast : bluffen
* boast : opscheppen
* boast : pochen
* boast : snoeven
* boast : snorken
* boast : stoffen
* boast : zwetsen
* boat : aak
* boat : boot
* boat : schip
* boat : schuit
* boat : sloep
* bobbin : bobijn
* bobbin : bobine
* bobbin : klos
* bobbin : spoel
* bodily : lichamelijk
* bodily : lijfelijk
* body : carrosserie
* body : corpus
* body : lichaam
* body : lichamelijk
* body : lijf
* body : lijfelijk
* body : massa
* body : romp
* body hair : beharing
* body hair : lichaamsbeharing
* body language : lichaamstaal
* body smell : lichaamsgeur
* body- : lichamelijk
* body- : lijfelijk
* bodybuilder : bodybuilder
* bodybuilding : bodybuilding
* bodyguard : lijfwacht
* bohrium : bohrium
* boil : afkoken
* boil : borrelen
* boil : doen koken
* boil : koken
* boil : op het kookpunt zijn
* boil : zieden
* boil down to : neerkomen op
* boiled egg : gebakken ei
* boiled egg : gekookte ei
* boiled egg : spiegelei
* boiler : ketel
* boiler : keteldal
* boiler : kookketel
* boiler : stoomketel
* boiler : waterketel
* boiling point : kookpunt
* bold : boud
* bold : brutaal
* bold : dapper
* bold : dik
* bold : ferm
* bold : gedurfd
* bold : lijvig
* bold : moedig
* bold : onvervaard
* bold : stout
* bold : stoutmoedig
* bold : vermetel
* bold : vet
* bold : vetgedrukt
* bold : vetjes
* bold : waaghalzerig
* boldness : durf
* boldness : gedurfdheid
* boldness : lef
* boldness : stoutheid
* boldness : stoutmoedigheid
* boldness : vermetelheid
* bolt : afgrendelen
* bolt : grendel
* bolt : grendelen
* bolt : knip
* bolt : schuif
* bolt : schuifslot
* bomb : bom
* bomb : bombarderen
* bombard : bekogelen
* bombard : beschieten
* bombard : bombarderen
* bon appétit : eet smakelijk
* bon appétit : smakelijk eten
* bon-bon : bonbon
* bonbon : bonbon
* bond : band
* bond : binding
* bond : obligatie
* bondwoman : slavin
* bone : been
* bone : bot
* bone : knok
* bone : schonk
* bone marrow : beenmerg
* bone-dust : beendermeel
* boner : stijve
* bongo : bongo
* bonnet : kap
* bonnet : kapotjas
* bonnet : kornet
* bonnet : motorkap
* bonnet : muts
* bonnet : wagenkap
* bonobo : bonobo
* bonus : bonus
* bony : benig
* bony : knokig
* bony : schonkig
* boo : boe
* booby : jan-van-gent
* book : aanvragen
* book : album
* book : beboeten
* book : bespreken
* book : bestellen
* book : boek
* book : boeken
* book : e-book
* book : noteren
* book : reserveren
* book : te boek stellen
* book : vlammen
* book collection : bibliotheek
* book collection : boekenverzameling
* book-keeper : boekhouder
* book-keeping : boekhouden
* book-keeping : boekhouding
* bookcase : boekenkast
* booking : bespreking
* booking : boeken
* booking : reservering
* booking-office : kaartjesloket
* booklet : boekje
* booklet : libretto
* booklet : operatekst
* booklet : tekstboekje
* bookmark : bladwijzer
* bookseller : boekhandelaar
* bookshop : boekenwinkel
* bookshop : boekhandel
* bookshop : boekwinkel
* bookstore : boekenwinkel
* bookstore : boekwinkel
* boom : boem
* boom : hausse
* boom : hoogconjunctuur
* boom : snel groeien
* boom : snelle groei
* boomerang : boemerang
* boon : zegen
* boon : zegening
* boor : vlegel
* boost : duwtje
* boost : duwtje in de rug
* boost : een duwtje geven
* boost : een duwtje in de rug geven
* boost : een zetje geven
* boost : jatten
* boost : ontvreemden
* boost : stelen
* boost : stimuleren
* boost : zetje
* boot : bot
* boot : hoge schoen
* boot : kofferbak
* boot : laars
* booty : buit
* booze : alcohol
* booze : alcoholische drank
* booze : drank
* booze : sterke drank
* boozer : alcoholist
* boozer : drankzuchtige
* boozer : drinker
* boozer : zatlap
* boozer : zuiper
* boozer : zuiplap
* borax : borax
* border : band
* border : boord
* border : border
* border : grens
* border : kant
* border : landsgrens
* border : rand
* border : zoom
* bore : aanboren
* bore : boor
* bore : boren
* bore : ergeren
* bore : tegenstaan
* bore : vermoeien
* bore : vervelen
* boredom : verveling
* boring : melig
* boring : saai
* boring : taai
* boring : vermoeiend
* boring : vervelend
* boring/dull/tedious : saai
* born : geboren
* boron : boor
* boron : borium
* borrow (from) : lenen (van)
* borrow : lenen
* borrow : ontlenen
* borrow from : lenen van
* borrow money on : belenen
* borrow money on : lenen tegen een onderpand
* borrow money on : verpanden
* borscht : borsjt
* borstch : borsjt
* bosom : boezem
* bosom : borst
* bosom : schoot
* boson : boson
* boss : aanvoerder
* boss : baas
* boss : bazin
* boss : chef
* boss : gebieder
* boss : heer
* boss : hoofd
* boss : meester
* boss : opperhoofd
* boss : patroon
* bossa nova : bossanova
* bossy : bazig
* botany : botanica
* botany : botanie
* botany : plantkunde
* botch : beunhazen
* botch : knoeien
* botch : modderen
* botch : verhaspelen
* botch : verknoeien
* botch : verprutsen
* both ... and : zowel ... als
* both : alle twee de
* both : allebei
* both : allebeide
* both : alletwee
* both : beide
* bother : belemmeren
* bother : dwarszitten
* bother : hinderen
* bother : lastigvallen
* bother : moeite doen
* bother : storen
* bother : verstoren
* bottle : aftappen
* bottle : bottelen
* bottle : fles
* bottle : opensteken
* bottle opener : flesopener
* bottle opener : flessenopener
* bottom : achtergrond
* bottom : bips
* bottom : bodem
* bottom : grond
* bottom : kont
* bottom : ondergrond
* bottom : onderkant
* bottom : zitvlak
* bottom of the sea : zeebodem
* bottomless : bodemloos
* bottomless : bodemloze
* bough : aftakking
* bough : tak
* bouillon : bouillon
* bouillon : vleesnat
* boulder : kei
* boulder : rotsblok
* boulevard : boulevard
* boulevard : hoofdweg
* boulevard : singel
* bound : begrenzen
* bound : bestemd
* bound : grens
* bound : grenzen
* bound : landpaal
* bound : limiet
* boundary : grens
* boundary : perk
* bouquet : boeket
* bouquet : bouquet
* bouquet : ruiker
* bouquet : tuil
* bourgeois : burgerlijk
* bourgeoisie : bourgeoisie
* bourgeoisie : burgerij
* boutique : winkel
* boutique : zaak
* bovine : rund
* bovine : runder-
* bovine animal : rund
* bovine spongiform encephalopathy : boviene spongiforme encefalopathie
* bovine spongiform encephalopathy : gekkekoeienziekte
* bow : boeg
* bow : boog
* bow : buigen
* bow : buiging
* bow : een buiging maken
* bow : nijgen
* bow : nijging
* bow : revérence
* bow : strijkage
* bow : strijken
* bow : strijkstok
* bow : toog
* bow : voorschip
* bow : voorsteven
* bowdlerize : kuisen
* bowel : ingewande
* bowl : bekken
* bowl : kom
* bowl : schaal
* bowl : vont
* bowleg : o-benen
* bowling : bowling
* bowsprit : boegspriet
* bowtie : vlinderdas
* box : bak
* box : boksen
* box : doos
* box : doosje
* box : etui
* box : foedraal
* box : inpakken
* box : kist
* box : koker
* box : korf
* box : pot
* box : schrijn
* box : slof
* box : vat
* box : verpakken
* box : vuistslag
* box : zak
* box office : kassa
* box-office bomb : bespreekbureaumislukking
* box-office bomb : niet succesvolle film
* box-room : bergplaats
* box-room : bergruimte
* box-room : bewaarplaats
* box-room : opslag
* box-room : opslagplaats
* box-tree : buksboom
* box-tree : buxus
* box-tree : palmboompje
* box-tree : palmstruik
* boxer : bokser
* boxer : boxer
* boxer : vuistvechter
* boxing : boksen
* boxing : bokssport
* boy : amai
* boy : bediende
* boy : dienaar
* boy : jongen
* boy : knaap
* boy : knecht
* boy scout : padvinder
* boy scout : verkenner
* boyfriend : lief
* boyfriend : vriend
* boyish : jongens-
* boyish : jongensachtig
* boyscout : padvinder
* boyscout : verkenner
* bra : b.h.
* bra : beha
* bra : bustehouder
* brace : accolade
* brace : anker
* brace : armatuur
* brace : haakje
* brace : klamp
* brace : kramp
* brace : muuranker
* brace : nietje
* brace : scheerlijn
* brace : stag
* brace : steundraad
* brace : tui
* bracelet : armband
* braces : bretels
* bracket : haakje
* bracket : klamp
* bracket : kramp
* bracket : nietje
* bracket : recht haakje
* bracket : vierkant haakje
* brackets : haakjes
* brag : bluffen
* brag : opscheppen
* brag : pochen
* brag : snoeven
* brag : snorken
* brag : stoffen
* brag : zwetsen
* braid : band
* braid : vlechten
* braille : blindenschrift
* braille : braille
* braille : brailleschrift
* brain : brein
* brain : hersenen
* brain : hersens
* brain : iemand de kop inslaan
* brain : iemand op z'n kop slaan
* brain : intellect
* brain : verstand
* brain cell : hersencel
* brain drain : braindrain
* brain drain : hersenvlucht
* brain-washing : hersenspoeling
* brainwash : hersenspoelen
* brainwash : hersenspoeling
* brake : afremmen
* brake : rem
* brake : remmen
* brakedown : bijdraaien
* brakedown : motorpech
* brakedown : panne
* brakedown : pech
* bramble : braam
* bramble : braamstruik
* bran : zemel
* branch : afdeling
* branch : aftakken
* branch : aftakking
* branch : branche
* branch : depot
* branch : filiaal
* branch : tak
* branch : vak
* branch off : afbuigen
* branch off : zich vertakken
* branching : aftakking
* brand : brandmerk
* brand : brandmerken
* brand : inbranden
* brand : merk
* brand new : gloednieuw
* brand new : gloednieuwe
* brand new : spiksplinternieuw
* brand new : spiksplinternieuwe
* brand of Cain : Kaïnsteken
* branding iron : schroeiijzer
* brandish : slingeren
* brandish : swingen
* brandish : zwaaien
* brandy : brandewijn
* brandy : brandy
* brandy : cognac
* brandy : vuurwater
* brass : brons
* brass : bronzen
* brass : geelkoper
* brass : geelkoperen
* brass : koperblazers
* brass : koperen
* brass : latoen
* brass : lef
* brass : messing
* brassiere : beha
* brassiere : bh
* brassiere : bustenhouder
* brat : jochie
* brat : kwajongen
* brat : nest
* brave : boud
* brave : braaf
* brave : dapper
* brave : eerlijk
* brave : ferm
* brave : flink
* brave : kloek
* brave : koen
* brave : kranig
* brave : manhaftig
* brave : moedig
* brave : vriendelijk
* bravery : moed
* brawn : spieren
* brawn : spierkracht
* brawny : gespierd
* bray : balken
* bray : gebalk
* brazil : brazilië
* brazil nut : paranoot
* breach : bres
* breach : een bres slaan
* breach : een bres slaan in
* breach : gaping
* breach : opening
* bread : brood
* bread : mik
* bread and butter : boterham
* breadth : breedte
* breadwinner : kostwinner
* break : afbreken
* break : afbrekingsstreepje
* break : afbrekingsteken
* break : africhten
* break : breken
* break : doorbreken
* break : dresseren
* break : kapotgaan
* break : kapotmaken
* break : knappen
* break : koppelteken
* break : losbreken
* break : overtreden
* break : pauze
* break : pauzeren
* break : rust
* break : schenden
* break : stopstreep
* break : stukbreken
* break : stukgaan
* break : tot gehoorzaamheid dwingen
* break : trait d'union
* break : uitraken
* break : verbreken
* break down : afbreken
* break down : afspringen
* break down : averij krijgen
* break down : averij oplopen
* break down : kapot gaan
* break down : neerhalen
* break down : onklaar raken
* break down : slopen
* break down : stukgaan
* break down upon : afstevenen op
* break into : aanbreken
* break into : aanspreken
* break it off : het uitmaken
* break of a habit : afleren
* break of a habit : afwennen
* break off : afbreken
* break off : losbreken
* break oneself of a habit : afleren
* break oneself of a habit : afwennen
* break oneself of a habit : met een gewoonte breken
* break up : scheiden
* break up : uiteengaan
* break up : vaneengaan
* break up : zich verspreiden
* break-down : bijdraaien
* break-down : panne hebben
* breakable : breekbaar
* breakable : broos
* breakaway : afscheiding
* breakaway : secessie
* breakdown : storing
* breakdown product : afbraakproduct
* breakdown product : residu
* breakfast : ontbijt
* breakfast : ontbijten
* breakfast cereal : ontbijtgranen
* breakwater : golfbreker
* bream : brasem
* breast : boezem
* breast : borst
* breast : mam
* breast : tiet
* breaststroke : schoolslag
* breath : adem
* breath test : ademtest
* breath-taking : adembenemend
* breathe : > ademen
* breathe : ademen
* breathe : ademhalen
* breathe : inademen
* breather : adempauze
* breathing space : adempauze
* breathless : ademloos
* breathless : amechtig
* breathless : buiten adem
* bred : broedde
* bred : gebroed
* bred) : fokken
* bred) : kweken
* breed (bred : fokken
* breed (bred : kweken
* breed : broeden
* breed : broedsel
* breed : dresseren
* breed : fokken
* breed : gebroed
* breed : grootbrengen
* breed : kweken
* breed : opfokken
* breed : opkweken
* breed : opleiden
* breed : opvoeden
* breed : ras
* breed : telen
* breed : variëteit
* breeze : bries
* breeze : trilgras
* brevity : beknoptheid
* brevity : bondigheid
* brew : bierbrouwen
* brew : brouwen
* brew : brouwsel
* bribe : bederven
* bribe : omkopen
* bribe : smeergeld
* bribe : verbasteren
* bribery : omkoperij
* brick : baksteen
* brick : bakstenen
* brick : bouwsteen
* brick : klinker
* brick : steen
* brick : stenen
* brick : stuk
* brick : tichel
* bride : bruid
* bride : jonggehuwde
* bride : meisje
* bride : verloofde
* bridegroom : bruidegom
* bridegroom : jonggehuwde
* bridge : bridge
* bridge : brug
* bridge : commandobrug
* bridle : bedwingen
* bridle : beteugelen
* bridle : betomen
* bridle : breidel
* bridle : in toom houden
* bridle : intomen
* bridle : teugel
* bridle : toom
* brief : bondig
* brief : kort
* brief : kortstondig
* brief case : aktentas
* brief editorial : redactioneel artikel
* briefcase : aktentas
* briefcase : boekentas
* briefcase : theca
* briefcase : verzameling
* briefness : beknoptheid
* briefness : bondigheid
* briefs : slip
* briefs : slipje
* brigade : brigade
* bright : briljant
* bright : glanzend
* bright : hel
* bright : helder
* bright : klaar
* bright : knap
* bright : licht
* bright : lichtend
* bright : lumineus
* bright : schitterend
* bright blue : helderblauw
* brilliant : briljant
* brilliant : geniaal
* brilliant : glanzend
* brilliant : lumineus
* brilliant : meesterlijk
* brilliant : schitterend
* brilliant : stralend
* brilliant : virtuoos
* brim : band
* brim : boord
* brim : kant
* brim : rand
* brim : zoom
* brimming : afgeladen
* brimming : boordevol
* brimming : mudvol
* brimming : stampvol
* brimming : tjokvol
* brimstone : zwavel
* brindled gnu : blauwe gnoe
* brine : pekel
* bring : aanbrengen
* bring : aandragen
* bring : aanvoeren
* bring : bezorgen
* bring : brengen
* bring : toevoeren
* bring about : ten gevolge hebben
* bring about : teweegbrengen
* bring about : tot gevolg hebben
* bring about : uitwerken
* bring along : bijeenbrengen
* bring along : meebrengen
* bring along : meenemen
* bring away : uitdragen
* bring away : wegbrengen
* bring away : wegdragen
* bring before : aanhangig maken
* bring close together : dicht bij elkaar brengen
* bring into agreement : in overeenstemming brengen
* bring into agreement : rijmen
* bring into agreement : tot overeenstemming brengen
* bring near to : naderbij brengen
* bring owls to athens : uilen naar athene brengen
* bring owls to athens : uilen naar athene dragen
* bring to the attention of : onder de aandacht brengen van
* bring up : aankaarten
* bring up : aansnijden
* bring up : dresseren
* bring up : entameren
* bring up : grootbrengen
* bring up : kweken
* bring up : opleiden
* bring up : opvoeden
* bring up/to raise : grootbrengen
* brinjal : aubergine
* brink : band
* brink : boord
* brink : kant
* brink : rand
* brink : zoom
* brisk : druk
* brisk : kras
* brisk : kwiek
* brisk : levendig
* brisk : opgewekt
* brisk : rap
* brisk : tierig
* brisk : vief
* brisk : wakker
* briskly : gezwind
* bristle : overeind gaan staan
* bristly : borstelig
* bristly : rechtopstaand
* bristly : ruigharig
* bristly : ruwharig
* british : brit
* british : britse
* brittle : breekbaar
* brittle : broos
* brittle : croquant
* brittle : knapperig
* broach : aanboren
* broach : aanbreken
* broad : breed
* broad : wijd
* broadcast : omroepen
* broadcast : uitzenden
* broadcast : uitzending
* broccoli : Italiaanse bloemkool
* broccoli : broccoli
* brochure : brochure
* broke : blut
* broken : defect
* broken : gebroken
* broken : gehavend
* broken : kaduuk
* broken : kapot
* broken : stuk
* broken down : defect
* broken stones : steenslag
* broker : makelaar
* broker : makelaardij
* brokerage : courtage
* bronchitis : bronchitis
* bronze : brons
* bronze : bronskleur
* bronze : bronskleurig
* bronze : bronzen
* bronze : tinbrons
* bronze age : bronstijd
* brooch : borstspeld
* brooch : broche
* brood : broeden
* brood : broedsel
* broodmare : fokmerrie
* brook : beek
* brooklet : beekje
* brooklet : stroompje
* broom : bezem
* broom : de bezem
* broom : veger
* broth : bouillon
* brothel : bordeel
* brothel : hoerenkast
* brothel : huis van plezier
* brother : broeder
* brother : broer
* brother-in-law : schoonbroer
* brother-in-law : zwager
* brothers and sisters : broers en zussen
* brow : wenkbrauw
* browbeat : intimideren
* brown : bruin
* brown : bruin worden
* brown : bruinbakken
* brown : bruinen
* brown dwarf : brauner zwerg
* browneyed : bruinogig
* brownie : aardmannetje
* brownie : gnoom
* browse : afgrazen
* browse : bladeren
* browse : doorbladeren
* browse : grasduinen
* browse : rondkijken
* bruges : brugge
* bruise : beurs
* bruise : blauwe plek
* bruise : blutsen
* bruise : kneuzen
* bruise : rotte plek
* bruise : slaan
* brunette : bruinharig
* brush : aanbrengen
* brush : afborstelen
* brush : borstel
* brush : borstelen
* brush : haarborstel
* brush : poetsen
* brush : schuieren
* brush : stoffer
* brush : tandenborstel
* brush : vegen
* brush : verfborstel
* brussels : brussel
* brussels sprout : spruit
* brussels sprout : spruiten
* brutal : bars
* brutal : beestachtig
* brutal : honds
* brutal : nors
* brutal : nurks
* brutal : onaardig
* brutal : onvriendelijk
* brutal : stuurs
* brutal : zuur
* brute : beest
* brute : beestachtig
* brute : beestachtig mens
* brute : bruut
* brute : dierlijk
* brute : ruw
* brute : wild beest
* brute : wild dier
* brutish : beestachtig
* bubble : blaas
* bubble : borrelen
* bubble : luchtbel
* buccaneer : boekanier
* buck : bok
* buck : mannetjeshaas
* buck : mannetjeskonijn
* buck : rammelaar
* buck-hare : mannetjeshaas
* buck-hare : rammelaar
* buck-rabbit : mannetjeskonijn
* buck-rabbit : rammelaar
* bucket : emmer
* bucket : plenzen
* bucket : rammelkar
* bucket : vlammen
* buckle : dichtgespen
* buckle : gesp
* buckle : gespen
* buckle : spang
* buckle : vastgespen
* buckwheat : beuktarwe
* buckwheat : boekweit
* bud : botten
* bud : knop
* bud : ontluiken
* bud : ontspruiten
* bud : spruiten
* bud : uitbotten
* bud : uitkomen
* bud : uitschieten
* bud : uitspruiten
* bud : uitspruitsel
* buddha : boeddha
* buddhism : boeddhisme
* buddhist : boeddhist
* buddhist : boeddhistisch
* buddhist : boeddhistische
* buddy : drinkebroer
* buddy : kameraad
* buddy : kornuit
* buddy : maat
* buddy : maatje
* buddy : makker
* budgerigar : grasparkiet
* budget : begroting
* budget : budget
* budgetary deficit : begrotingstekort
* buffalo : bizon
* buffalo : buffel
* buffalo : karbouw
* buffer : buffer
* buffer : bumper
* buffer : stootkussen
* buffet : bar
* buffet : buffet
* buffet : tapkast
* buffoon : clown
* buffoon : hansworst
* buffoon : harlekijn
* buffoon : zot
* bug : afluisteren
* bug : bug
* bug : insect
* bug : insekt
* bug : wandluis
* bugger : anaal neuken
* bugger : in de kont neuken
* build : aanleggen
* build : bouwen
* build : construeren
* build : metselen
* build : opbouwen
* build : timmeren
* build from wood : bouwen
* build from wood : opbouwen
* build from wood : timmeren
* builder : aannemer
* builder : bouwer
* builder : bouwondernemer
* builder : bouwvakker
* building : aanbouw
* building : bouw
* building : bouwen
* building : bouwwerk
* building : constructie
* building : gebouw
* building : perceel
* building contractor : aannemer
* building contractor : bouwondernemer
* building-plot : bouwterrein
* building-site : bouwterrein
* built : bouwde
* built : gebouwd
* built-up area : bebouwde kom
* bulb :
* bulb : ampul
* bulb : bol
* bulb : gloeilamp
* bulb : lamp
* bulb : lampje
* bulb : peer
* bulk : bestek
* bulk : grootte
* bulk : grote hoeveelheid
* bulk : omvang
* bulk : uitgebreidheid
* bulky : dik
* bulky : lijvig
* bulky : omvangrijk
* bulky : uitgebreid
* bulky : veelomvattend
* bull : beer
* bull : bul
* bull : flik
* bull : klinkklare onzin
* bull : kolos
* bull : mannetjes-
* bull : nonsens
* bull : onzin
* bull : stier
* bull : stieren-
* bull : zegel
* bulldog : buldog
* bulldozer : bulldozer
* bullet : kogel
* bulletin : bulletin
* bulletin : verenigingsorgaan
* bulletproof : kogelvrij
* bullfighting : stierenvechten
* bullring : arena voor stieregevechten
* bullshit : bullshit
* bullshit : gelul
* bullshit : onzin
* bully : pesten
* bully : pestkop
* bum : achterste
* bum : achterwerk
* bum : aftroggelen
* bum : anus
* bum : billen
* bum : bips
* bum : gat
* bum : kont
* bum : landloper
* bum : poep
* bum : reet
* bum : vagebond
* bumblebee : hommel
* bump : bochel
* bump : bult
* bump : hobbel
* bumper : buffer
* bumper : bumper
* bumper : stootkussen
* bumpy : hobbelig
* bumpy : oneffen
* bumpy : ongelijk
* bun : broodje
* bunch : bos
* bunch : bundel
* bunch : wis
* bundle : bos
* bundle : bundel
* bundle : bundelen
* bundle : wis
* bungalow : bungalow
* bungle : afraffelen
* bungle : beunhazen
* bungle : knoeien
* bungle : modderen
* bungle : verhaspelen
* bungle : verknoeien
* bungle : verprutsen
* bunkbed : stapelbed
* bunker : bunker
* bunker : kazemat
* buoy : baken
* buoy : boei
* buoy : ton
* burble : burble : kabbelen
* burble : klateren
* burble : murmelen
* burden : beladen
* burden : belasten
* burden : inladen
* burden : laden
* burden : lading
* burden : last
* burden : vracht
* burden : vulling
* burdensome : benauwend
* burdensome : drukkend
* burdensome : nijpend
* burdensome : zwaar
* bureau : agentschap
* bureau : bureau
* bureau : bureel
* bureau : kantoor
* bureaucracy : ambtenarij
* bureaucracy : bureaucratie
* bureaucrat : bureaucraat
* burglar : inbreker
* burglar alarm : inbrekersalarm
* burgomaster : burgemeester
* burgomaster : burgervader
* burgomaster : dorpsburgemeester
* burgundy : bourgogne
* burial : begrafenis
* burial : graflegging
* burial : teraardebestelling
* burial mound : grafheuvel
* burn : aan zijn
* burn : aanflitsen
* burn : aanfloepen
* burn : aangaan
* burn : branden
* burn : brandwond
* burn : ontbranden
* burn : schroeien
* burn : verbranden
* burn : zengen
* burn down : afbranden
* burn down : verbranden
* burned : verbrand
* burned : verbrandde
* burning : brandend
* burnt : aangebrand
* burnt : verbrand
* burnt : verbrandde
* burp : boer
* burp : boeren
* burp : oprispen
* burp : oprisping
* burr : klis
* burr : klit
* burry : begraven
* burst : barst
* burst : barsten
* burst : breken
* burst : doen barsten
* burst : openbarsten
* burst : scheur
* burst : scheuren
* burst : splijten
* burst : springen
* burst : stukspringen
* burst into flames : in vlammen uitbarsten
* bury : begraven
* bury : ingraven
* bury : inkuilen
* bury : kuilen
* bury : ter aarde bestellen
* bus : autobus
* bus : bus
* bus lane : rijvak voorbehouden aan bussen
* bus station : busstation
* bus stop : bushalte
* bus trap : bussluis
* bush : boompje
* bush : heester
* bush : struik
* bush dog : boshond
* bushbody :
* bushbody : bemoeial
* bushbuck : bosbok
* business : aangelegenheid
* business : affaire
* business : ding
* business : handel
* business : koopmanschap
* business : nering
* business : zaak
* business deal : aangelegenheid
* business deal : affaire
* business deal : ding
* business deal : zaak
* business friend : zakenvriend
* business relation : zakenrelatie
* businessman : handelaar
* businessman : koopman
* businessman : zakenman
* businesswoman : zakenvrouw
* busk : balein
* busstop : bushalte
* bust : barsten
* bustard : trap
* busted : barstte
* busted : gebarsten
* busy : bezet
* busy : bezig
* busy : druk
* busy : in gesprek
* busy : volhandig
* busy oneself : zich bezighouden met
* busybody : bemoeial
* but : behalve
* but : bij uitzondering
* but : buiten
* but : doch
* but : echter
* but : maar
* but : niettemin
* but : op ... na
* but : toch
* but : uitgezonderd
* butcher : afslachten
* butcher : beenhouwer
* butcher : slachten
* butcher : slachter
* butcher : slager
* butcher : vleeshouwer
* butcher's shop : slagerij
* butcher's shop : slagerswinkel
* butter : beboteren
* butter : boter
* butter : inboteren
* butter : met boter besmeren
* butter up : vleien
* buttercup : boterbloem
* butterfly : kapel
* butterfly : vlinder
* butterfly : vlinderslag
* buttermilk : botermelk
* buttock : achterwerk
* buttock : bil
* buttocks : bips
* buttocks : kont
* buttocks : zitvlak
* button : badge
* button : dichtknopen
* button : drukknop
* button : knoop
* button : knop
* button : toeknopen
* buttonhole : knoopsgat
* buttress : onderbouwen
* buttress : ondersteunen
* buttress : steun
* buttress : stut
* buttress : stutten
* buy : aankopen
* buy : aanschaffen
* buy : afnemen
* buy : inkopen
* buy : koop
* buy : kopen
* buy : overnemen
* buy : zich voorzien van
* buy at a public sale : mijnen
* buy at a public sale : op een veiling kopen
* buyer : aankoper
* buyer : afnemer
* buyer : inkoper
* buyer : klant
* buyer : koper
* buzz : brommen
* buzz : gonzen
* buzz : razen
* buzz : snorren
* buzz : suizelen
* buzz : suizen
* buzz : tuiten
* buzz : zoemen
* buzzard : buizerd
* buzzer : zoemer
* buzzword : buzzwoord
* by : aan
* by : bij
* by : blijkens
* by : dichtbij
* by : door
* by : ingevolge
* by : jegens
* by : langs
* by : met
* by : naar
* by : naast
* by : nabij
* by : om
* by : op
* by : per
* by : te
* by : tegen
* by : tot
* by : vanwege
* by : volgens
* by : voorbij
* by accidence : per ongeluk
* by accidence : zonder opzet
* by accident : bij toeval
* by accident : toevallig
* by accident : toevalligerwijze
* by acclamation : bij acclamatie
* by all accounts : naar men beweert
* by analogy with : naar analogie van
* by chance : bij gelegenheid
* by chance : bij toeval
* by chance : toevallig
* by chance : toevalligerwijze
* by day : overdag
* by force : met geweld
* by fours : met zijn vieren
* by heart : uit het hoofd
* by heart : van buiten
* by his own account : volgens hemzelf
* by marriage : aangetrouwd
* by marriage : behuwd
* by marriage : schoon-
* by means of : aan
* by means of : door
* by means of : door middel van
* by means of : met
* by means of : per
* by mistake : abusievelijk
* by mistake : bij vergissing
* by mistake : per abuis
* by mistake : verkeerd
* by night : 's nachts
* by no means : geenszins
* by no means : in geen geval
* by no means : op geen enkele wijze
* by now : al
* by now : alreeds
* by now : alvast
* by now : reeds
* by ship : per schip
* by sight : op het gezicht
* by tens : met zijn tienen
* by the way : apropos
* by the way : trouwens
* by the way : tussen haakjes
* by twos : getweeën
* by twos : met zijn tweeën
* by twos : onder vier ogen
* by-laws : statuut
* by-product : afvalproduct
* by-product : bijproduct
* by-product : bijverschijnsel
* by-product : neveneffect
* by-product : nevenproduct
* by-way : afslag
* by-way : zijweg
* bye : adieu
* bye : dag
* bye : doei
* bye : tot weerziens
* bye : tot ziens
* bye : vaarwel
* byname : bijnaam
* byproduct : bijproduct
* byre : koestal
* byte : byte
* byzantine empire : byzantijnse keizerrijk
* béchamel sauce : bechamelsaus
* cab : aapje
* cab : huurrijtuig
* cab : taxi
* cab : vigilante
* cab-stand : taxistandplaats
* cabaret : cabaret
* cabbage : kool
* cabbage : plant
* caber : passen
* cabin : cabine
* cabin : cockpit
* cabin : hut
* cabin : kajuit
* cabin : stulp
* cabinet : etagère
* cabinet : kabinet
* cabinet : kast
* cabinet : ladenkast
* cabinet : ministerie
* cabinet : rek
* cabinet : studeerkamer
* cable : kabel
* cable : tros
* cable television : kabeltelevisie
* cablegram : kabeltelegram
* cablegram : telegram
* cabriolet : cabrio
* cabriolet : cabriolet
* cachalot : cachelot
* cachalot : potvis
* cactus : cactus
* cadaver : kadaver
* cadaver : kreng
* cadaver : lijk
* cadger : klaploper
* cadmium : cadmium
* cadre : kader
* cadre : lijst
* cadre : omlijsting
* cadre : raam
* caesium : cesium
* cafetaria : cafetaria
* caftan : kaftan
* café : bistro
* café : café
* café : eethuisje zonder drankvergunning
* café : koffiehuis
* cage : kooi
* caiman : kaaiman
* cake : cake
* cake : koek
* calabash : kalebas
* calamity : plaag
* calamity : ramp
* calamus : kalmoes
* calcium : calcium
* calculate : berekenen
* calculate : calculeren
* calculate : plannen
* calculate : rekenen
* calculate : tellen
* calculate : uitrekenen
* calculate : uitwerken
* calculation : becijfering
* calculation : berekening
* calculation : gecijfer
* calculation : rekening
* calculation : rekenschap
* calculator : berekenaar
* calculator : calculator
* calculator : planner
* calculator : rekenmachine
* calculator : zakrekenmachine
* calendar : kalender
* calendar : schema
* calf : kalf
* calf : kuit
* calibre : boring
* calibre : kaliber
* calibre : mal
* california : californië
* californium : californium
* calk : breeuwen
* calk : kalefateren
* calk : kalfateren
* call : benoemen
* call : bezoeken
* call : heten
* call : noemen
* call : opbellen
* call : roepen
* call : schreeuwen
* call : uitmaken voor
* call at ...'s house : aangaan bij
* call at : aandoen
* call at : langsgaan
* call at : stoppen in
* call box : telefooncel
* call center : callcenter
* call off : afgelasten
* call off : aflasten
* call on : aangaan bij
* call on : afgaan
* call on : bezoeken
* call on : opzoeken
* call out : een kreet slaken
* call out : uitkermen
* call out : uitkraaien
* call out : uitroepen
* call over : afroepen
* call to account : ter verantwoording roepen
* caller : bezoeker
* calligraphy : kalligrafie
* callsign : roepletter
* callus : eelt
* calm : afkoelen
* calm : bedaard
* calm : bedaren
* calm : gerust
* calm : gerust stellen
* calm : geruststellen
* calm : kalm
* calm : kalmeren
* calm : kalmte
* calm : rust
* calm : rustig
* calm : rustigheid
* calm : stil
* calm : stilte
* calm : vredig
* calm down : bedaren
* calm down : kalmeren
* calmness : bedaardheid
* calmness : gerustheid
* calmness : kalmte
* calmness : rust
* calmness : rustigheid
* calorie : calorie
* calyx : kelk
* cambric : batist
* camel : kameel
* camel : kemel
* camera : camera
* camera : filmcamera
* camera : fotoapparaat
* camera : fototoestel
* camera : kiektoestel
* camera : televisiecamera
* camomile : kamille
* camomile : kamillethee
* camouflage : camouflage
* camouflage : maskeren
* camouflage : verhulling
* camp : kamperen
* camp : legeren
* camp of tents : kamp
* camp of tents : kampement
* camp of tents : tentenkamp
* camp out : kamperen
* camp out : legeren
* campaign : campagne
* campaign : veldtocht
* camphor : kamfer
* camping ground : camping
* camping ground : kamp
* camping ground : kampeerterrein
* camping site : camping
* camping site : kamp
* camping site : kampeerterrein
* campion : silene
* campshedding : beschoeiing
* campshedding : schoeiing
* campsheeting : beschoeiing
* campsheeting : schoeiing
* campshot : beschoeiing
* campshot : schoeiing
* campsite : camping
* can : afvoeren
* can : blik
* can : blikje
* can : bus
* can : conservenblik
* can : conserveren
* can : inblikken
* can : kan
* can : ontslaan
* can : toilet
* can : trommel
* can : trommeltje
* can opener : blikopener
* can opener : opener
* can-opener : blikopener
* canadian : canadees
* canal : gracht
* canal : kanaal
* canal : vaart
* canal : wijk
* canary : kanarie
* canary : kanariegeel
* canary : kanarievogel
* canary islands : canarische eilanden
* cancel : afbestellen
* cancel : afgelasten
* cancel : aflasten
* cancel : annuleren
* cancel : ontbinden
* cancel : tenietdoen
* cancel : terugnemen
* cancel by telephone : afbellen
* cancer : kanker
* candela : candela
* candelabrum : kaarshouder
* candelabrum : kandelaar
* candid : eerlijk
* candid : openhartig
* candidate : aspirant
* candidate : kandidaat
* candidate : kandidate
* candidate : sollicitant
* candle : candela
* candle : kaars
* candle : kaarsensterkte
* candlestick : blaker
* candlestick : kandelaar
* candy : snoep
* candy : snoepgoed
* candy : zoet
* candy : zoetigheid
* candy coated aniseed : muisjes
* candy floss : suikerspin
* cane : blindenstok
* cane : de stok
* cane : riet
* cane : rieten
* cane : roe
* cane : staf
* cane : stok
* cane : stokslagen
* cane : wandelstok
* cane- : rieten
* cane-field : rietbos
* canine : honde-
* canine : honden-
* canker : kanker
* cannabis : hennep
* cannibal : kannibaal
* cannibal : menseneter
* cannibalism : kannibalisme
* cannon : canon
* cannon : kanon
* cannon : kettingzang
* cannon : vuurmond
* cannonball : bommetje
* cannonball : kanonskogel
* canoe : plezierboot
* canon : canon
* canon : kerkregel
* canonization : heiligverklaring
* canopy : baldakijn
* canopy : draaghemel
* canopy : hemel
* canopy : troonhemel
* cant : bargoens
* cant : boeventaal
* cant : gezever
* cant : neigen
* cant : neiging
* cantaloupe : kantaloep
* canteen : veldfles
* cantharides : Spaanse vlieg
* canton : kanton
* canvas : canvas
* canvas : stramien
* cap : baret
* cap : kap
* cap : kapje
* cap : kornet
* cap : muts
* cap : pet
* capability : geschiktheid
* capability : vermogen
* capable : bekwaam
* capable : capabel
* capable : kundig
* capable of : in staat tot
* capacity : hoedanigheid
* cape : kaap
* cape : mantel
* caper : bokkesprongen maken
* capercaillie : auerhoen
* capillary : haarvat
* capital : dood
* capital : excellent
* capital : hoofd
* capital : hoofd-
* capital : hoofdletter
* capital : hoofdstad
* capital : kapitaal
* capital : uitstekend
* capital : vermogen
* capital city : hoofdstad
* capital letter : hoofdletter
* capital letter : kapitaal
* capital letter : majuskel
* capital punishment : doodstraf
* capitalism : kapitalisme
* capitalist : kapitalist
* capitalist : kapitaliste
* capitalist : kapitalistisch
* capitalist : kapitalistische
* capitol : capitool
* capitulate : capituleren
* capitulate : zich overgeven
* caprice : bevlieging
* caprice : bui
* caprice : gril
* caprice : kuur
* caprice : nuk
* caprice : speling
* capricious : grillig
* capricious : nukkig
* capricious : onberekenbaar
* capricious : vlinderachtig
* capricious : wispelturig
* capsicum : spaanse peper
* capsize : doen kapseizen
* capsize : kapseizen
* capsule : capsule
* capsule : doosvrucht
* capsule : kapseltje
* capsule : zaadhuisje
* captain : captain
* captain : gezagvoerder
* captain : hopman
* captain : kapitein
* captain : scheepskapitein
* captain : schipper
* caption : opschrift
* captive : gevangen
* captive : gevangene
* captivity : gevangenschap
* capture : beetkrijgen
* capture : beetnemen
* capture : gevangennemen
* capture : pakken
* capture : vangen
* capture : vastpakken
* capture : vatten
* capybara : capibara
* car : auto
* car : automobiel
* car : wagen
* car : wagon
* car : want
* car bomb : autobom
* car bomb : bomauto
* car dump : autokerkhof
* car hire : autoverhuur
* car park : parkeerplaats
* car park : parkeerterrein
* car radio : autoradio
* car sickness : wagenziekte
* car sleep train : autoslaaptrein
* car wreck : autowrak
* caracal : caracal
* carafe : karaf
* carambola : carambola
* carapace : rugschild
* carapace : schaal
* carapace : schild
* caravan : camper
* caravan : karavaan
* caravanserai : karavanserai
* caraway : karwij
* carbon : doorslag
* carbon : kool
* carbon : koolstof
* carbon dioxide : kooldioxide
* carbon paper : carbonpapier
* carbon paper : doorslagpapier
* carburetor : carburateur
* carburettor : carburateur
* carburettor : vergasser
* carcass : aas
* carcass : karkas
* carcass : kreng
* card : kaarden
* card : kaart
* card game : kaartspel
* cardboard : bordpapier
* cardboard : karton
* cardboard : kartonnen
* cardiac : hart-
* cardinal : hoofdtelwoord
* cardinal : kardinaal
* cardinal : kardinaalrood
* cardinal number : bepaald telwoord
* cardinal number : hoofdtelwoord
* cardinal numeral : hoofdtelwoord
* cardinality : kardinalitet
* cardoon : kardoen
* care : behartiging
* care : bekommernis
* care : bezorgd zijn
* care : kommer
* care : zich bekommeren
* care : zorg
* care : zorg dragen
* care : zorgen
* care : zorgvuldigheid
* care about : zich bekommeren om
* care about : zorg dragen voor
* care for : behandelen
* care for : cureren
* care for : passen op
* care for : zorgen voor
* career : carrière
* career : loopbaan
* career : loopbaan/carrière
* careers teacher : decaan
* careful : behoedzaam
* careful : voorzichtig
* careful : zorgvuldig
* careful : zorgzaam
* carefully : met zorg
* carefully : voorzichtig
* carefully : zachtjes
* carefully : zorgvuldig
* careless : achteloos
* careless : nalatig
* careless : nonchalant
* careless : onachtzaam
* careless : onvoorzichtig
* carelessness : achteloosheid
* carelessness : nalatigheid
* carelessness : nonchalance
* carelessness : onachtzaamheid
* carelessness : onoplettendheid
* carelessness : onvoorzichtigheid
* caress : aai
* caress : aaien
* caress : aanhaling
* caress : liefkozen
* caress : liefkozing
* caress : streling
* caressing : aanhalig
* cargo : carga
* cargo : goederen
* cargo : lading
* cargo : scheepslading
* cargo : vracht
* carillon : beiaard
* carillon : carillon
* carillon : klokkenspel
* carillon : speelwerk
* carillonneur : beiaardier
* carillonneur : klokkenspeler
* carmine : karmijnrood
* carnal : vleselijk
* carnation : anjelier
* carnation : anjer
* carnival : carnaval
* carnivore : carnivoor
* carnivore : vleeseter
* carnivorous : vleesetend
* carousel : carrousel
* carousel : draaimolen
* carousel : zweefmolen
* carp : karper
* carp at : bedillen
* carp at : haarkloven
* carp at : het lastig maken
* carp at : muggeziften
* carp at : vitten
* carpenter : timmerman
* carpenter's square : winkelhaak
* carpet : karpet
* carpet : kleed
* carpet : tapijt
* carpet : vloerkleed
* carriage : affuit
* carriage : equipage
* carriage : kales
* carriage : koets
* carriage : rijtuig
* carriage : schrijfmachinewagen
* carriage : spoorwagen
* carriage : wagen
* carriage : wagon
* carrier : transporteur
* carrier : vervoerder
* carrier : voerman
* carrier : vrachtrijder
* carrier cycle : bakfiets
* carrier tricycle : bakfiets
* carrion : aas
* carrion : kadaver
* carrion : kreng
* carrot : peen
* carrot : wortel
* carrousel : carrousel
* carrousel : draaimolen
* carrousel : zweefmolen
* carry : beschikbaar hebben
* carry : brengen
* carry : dragen
* carry : greep
* carry : overdracht
* carry : overdragen
* carry : overnemen
* carry : te horen zijn
* carry : ter beschikking hebben
* carry : voeren
* carry : voorhebben
* carry away : uitdragen
* carry away : wegbrengen
* carry away : wegdragen
* carry out : dragen
* carry out : naar buiten brengen
* carry out : uithouden
* carry out : uitvoeren
* carry out : verdragen
* carrying : belastend
* carrying : geladen met
* carrying off : afvoer
* carrying off : wegvoering
* carsick : wagenziek
* carsickness : wagenziekte
* cart : handkar
* cart : kar
* cart : karretje
* cart : wagen
* carte blanche : blanco cheque
* carte blanche : blanco volmacht
* carte blanche : carte blanche
* cartel : kartel
* cartridge : kardoes
* cartridge : patroon
* carve : beeldhouwen
* carve : beitelen
* carve : uithakken
* carve : uithouwen
* case : (rechts)zaak
* case : aangelegenheid
* case : affaire
* case : casus
* case : ding
* case : geval
* case : kist
* case : naamval
* case : zaak
* cash : baar
* cash : contant
* cash : innen
* cash cow : melkkoe
* cash desk : kassa
* cash flow : cash flow
* cash in (on) : financieel profiteren (van)
* cash machine : geldautomaat
* cash money : contant geld
* cash money : kontant geld
* cashier : kashouder
* cashier : kassier
* cashier : muntmeester
* cashier : penningmeester
* cashier's stand : fonds
* cashier's stand : geldkist
* cashier's stand : kas
* cashpoint : geldautomaat
* casino : casino
* cask : ton
* cask : vat
* cassava : broodwortel
* cassava : cassave
* cassava : maniok
* casserole : braadpan
* casserole : pan
* casserole : steelpan
* cassette : cassette
* cast : afgieten
* cast : afgietsel
* cast : afweren
* cast : afwerpen
* cast : bezetting
* cast : gegoten voorwerp
* cast : gieten
* cast : gips
* cast : neergooien
* cast : omzetten
* cast : rolbezetting
* cast : toewijzen
* cast : uit het zadel lichten
* cast : uit het zadel werpen
* cast : uitgooien
* cast : vorm
* cast : werpen
* cast a shadow : beschaduwen
* cast a shadow : overschaduwen
* cast off : afgooien
* cast off : afkanten
* cast off : afwerpen
* cast off : uitgooien
* cast pearls before swine : parels voor de zwijnen
* cast-off : afdankertje
* castanets : castagnetten
* caste : kaste
* caster sugar : basterdsuiker
* castigate : kastijden
* castigate : tuchtigen
* castigation : kastijding
* castigation : tuchtiging
* castle : burcht
* castle : fort
* castle : kasteel
* castle : plecht
* castle : rocheren
* castle : rokeren
* castle : slot
* castle : toren
* castling : rokade
* castor sugar : basterdsuiker
* castrate : castreren
* castrate : ontmannen
* castrate : snijden
* castration : castratie
* castrato : castraat
* castrato : castraten
* casual : oppervlakkig
* casual clothes : vrijetijdskleding
* casualty : slachtoffer
* cat : huiskat
* cat : kat
* cat : kater
* cat : kattekop
* cat : poes
* cat-o'-nine-tails : kat met negen staarten
* catalogue : catalogiseren
* catalogue : catalogus
* catalonia : catalonië
* catapult : katapult
* cataract : cataract
* cataract : grijze staar
* cataract : grote waterval
* cataract : staar
* catarrh : catarre
* catastrophe : catastrofe
* catastrophe : onheil
* catastrophe : ramp
* catastrophic : catastrofaal
* catastrophic : rampzalig
* catch (caught : vangen
* catch : aanflitsen
* catch : aanfloepen
* catch : aangaan
* catch : beetkrijgen
* catch : beetnemen
* catch : buit
* catch : gevangenneming
* catch : halen
* catch : inslaan
* catch : ontbranden
* catch : pakken
* catch : raken
* catch : teisteren
* catch : treffen
* catch : vangen
* catch : vangst
* catch : vastpakken
* catch : vatten
* catch on : aanslaan
* catch up with : inhalen
* catcher : vanger
* catching : aanstekelijk
* catching : besmettelijk
* catching : verpestend
* catechism : catechismus
* category : categorie
* cater : cateren
* cater : drank)
* cater : verzorgen (eten
* catering : proviandering
* catering : ravitaillering
* catering : voedselvoorziening
* caterpillar : rups
* cathedral : dom
* cathedral : kathedraal
* cathode tube : beeldbuis
* catholic : katholiek
* cattle : vee
* cattle-lifter : runderdief
* cattle-lifter : veedief
* cattle-stealer : runderdief
* cattle-stealer : veedief
* caught) : vangen
* cauldron : ketel
* cauldron : keteldal
* cauldron : kookketel
* cauldron : waterketel
* cauliflower : bloemkool
* caulk : breeuwen
* caulk : kalefateren
* caulk : kalfateren
* cause (of) : oorzaak (van)
* cause : aandoen
* cause : aanleiding
* cause : aanrichten
* cause : beleggen
* cause : doel
* cause : doen
* cause : houden
* cause : laten
* cause : laten doen
* cause : maken
* cause : oorzaak
* cause : reden
* cause : stichten
* cause : teweegbrengen
* cause : uitschrijven
* cause : veroorzaken
* cause : zaak
* cause pain : bedroeven
* cause pain : grieven
* cause pain : smarten
* cause pain to : bedroeven
* cause pain to : grieven
* cause pain to : smarten
* cause to take place : beleggen
* cause to take place : houden
* cause to take place : teweegbrengen
* cause to take place : uitschrijven
* caution : behoedzaamheid
* caution : voorzichtigheid
* caution : waarschuwen
* caution! : pas op
* cautious : behoedzaam
* cautious : voorzichtig
* cavalier : ridder
* cavalry : cavalerie
* cavalry : paardenvolk
* cavalry : ruiterij
* cavalry : wisselruiterij
* cave : gat
* cave : grot
* cave : hol
* cave : holte
* cave : krocht
* cave : kuil
* cave : put
* cave : spelonk
* cave in : afkalven
* cavern : grot
* cavern : hol
* cavern : holte
* cavern : krocht
* cavern : spelonk
* caviar : kaviaar
* caviar : steurkuit
* cavity : gat
* cavity : hol
* cavity : holte
* cavity : kuil
* cavity : put
* cavity : uitholling
* caw : krassen
* cañon : cañon
* cease : aflaten
* cease : ophouden
* cease : stoppen
* cease : uitscheiden
* cease : wijken
* cease and desist : houd op en doe van afstand
* cease-fire : staakt-het-vuren
* ceasefire : staakt-het-vuren
* ceaselessly : achtereen
* ceaselessly : aldoor
* ceaselessly : onophoudelijk
* cedar : ceder
* cedar : ceder-
* cedar : cederhout
* cedar : cederhouten
* cede : afstaan
* cede : het veld ruimen
* cede : toegeven
* cede : wijken
* cede : zwichten
* cedilla : cedille
* ceiling : hoogtegrens
* ceiling : plafon
* ceiling : plafond
* ceiling : zolder
* ceiling : zoldering
* celebrate : celebreren
* celebrate : feestvieren
* celebrate : fuiven
* celebrate : opdragen
* celebrate : vieren
* celebrated : beroemd
* celebrated : gevierd
* celebrated : gevierde
* celebrating one's birthday : jarig zijn
* celebrating one's birthday : verjaren
* celebration : feest
* celebration : feestviering
* celebration : festiviteit
* celebration : fuif
* celebration : partij
* celebration : viering
* celebrity : beroemd persoon
* celebrity : beroemdheid
* celebrity : filmster
* celebrity : ster
* celery : apium
* celery : selder
* celery : selderie
* celery : selderij
* celery : wilde selderie
* celestial : hemel
* celestial : hemel-
* celestial : hemels
* cell : batterij
* cell : cachot
* cell : cel
* cell : kerker
* cell phone : mobiele telefoon
* cellar : kelder
* cello : cel
* cello : cello
* cello : violoncel
* cellular phone : draagbare telefoon
* cellular phone : mobiele telefoon
* cellulite : bindweefselontsteking
* cellulose : cellulose
* celt : kelt
* celtic : keltisch
* celts : kelten
* cement : cement
* cemetery : begraafplaats
* cemetery : kerkhof
* censer : wierookvat
* censor : censureren
* censor : censuur
* censor : keuren
* censor : keuring
* censorious : bedilziek
* censorious : vitterig
* censoriousness : bedilzucht
* censoriousness : vitzucht
* censorship : censuur
* censurable : afkeurenswaardig
* censurable : laakbaar
* censurable : verwerpelijk
* censure : afkeuring
* censure : beoordelen
* censure : keuren
* censure : kritiseren
* censure : verwerping
* censure : wraking
* cent : cent
* centaur : centaur
* centaur : paardmens
* centavo : centavo
* centenary : eeuwfeest
* centennial : eeuw
* centennial : eeuwfeest
* centimetre : centimeter
* centipede : duizendpoot
* centipede : veelvoet
* central : centraal
* central : middelste
* central heating : centrale verwarming
* centre : binnenste
* centre : centrum
* centre : middelpunt
* century : eeuw
* ceo : algemeen directeur
* ceramic : keramiek
* cerastes : horenslang
* cereal : graanproduct
* ceremonious : plechtig
* ceremonious : plechtstatig
* ceremonious : statig
* ceremony : ceremonie
* ceremony : festiviteit
* ceremony : plechtigheid
* ceremony : plichtplegingen
* ceremony : statigheid
* ceremony : wijding
* cerium : cerium
* certain : gewis
* certain : stellig
* certain : vast
* certain : vaststaand
* certain : verzekerd
* certain : wis
* certain : zeker
* certainly : bepaald
* certainly : immers
* certainly : ongetwijfeld
* certainly : toch
* certainly : vast
* certainly : waarlijk
* certainly : wel
* certainly : wel degelijk
* certainly : zeker
* certainty : securiteit
* certainty : stelligheid
* certainty : vastheid
* certainty : vastigheid
* certainty : zekerheid
* certificate : akte
* certificate : attest
* certificate : certificaat
* certificate : diploma
* certificate : document
* certificate : getuigenis
* certificate : getuigschrift
* certificate : stuk
* certificate : testimonium
* certificated : afgestudeerd
* certificated : gediplomeerd
* cession : afstand
* cesspit : beerput
* cesspool : beerput
* cf. : cf.
* chador : chador
* chaff : kaf
* chaffinch : vink
* chain : aaneenrijging
* chain : aaneenschakeling
* chain : keten
* chain : ketting
* chain : opeenvolging
* chain letter : kettingbrief
* chain mail : maliënkolder
* chain of mountains : bergketen
* chainsaw : kettingzaag
* chair : stoel
* chair : zetel
* chairman : praeses
* chairman : preses
* chairman : president
* chairman : voorzitter
* chairperson : voorzitster
* chairperson : voorzitter
* chalice : beker
* chalice : bloemkelk
* chalice : kelk
* chalice : miskelk
* chalk : krijt
* chalk : krijtje
* challenge : aanvechten
* challenge : bestrijden
* challenge : betwisten
* challenge : tarten
* challenge : tegenspreken
* challenge : trotseren
* challenge : uitdagen
* challenge : uitdaging
* challenge : uittarten
* chamber : kamer
* chamber : lokaal
* chamber : vertrek
* chamber pot : nachtspiegel
* chamber pot : piespot
* chamber pot : pispot
* chamber pot : po
* chamber pot : urinaal
* chameleon : kameleon
* chamois : berggeit
* chamois : gems
* chamois : gemsleer
* chamois : gemzeleer
* chamois : klipgeit
* chamois : zeem
* chamois leather : gemsleer
* chamois leather : gemzeleer
* chamois leather : zeem
* champagne : champagne
* champion : kampioen
* champion : titelhouder
* champion : voorvechter
* chance : gebeurtenis
* chance : gelegenheid
* chance : geval
* chance : incidenteel
* chance : kans
* chance : mogelijkheid
* chance : toeval
* chance : toevallig
* chance : toevalligheid
* chance : uitzicht
* chance : wagen
* chancellor (of the exchequer) : minister van financiën
* chandelier : kroon
* chandelier : kroonluchter
* chandelier : luchter
* chandelier : luster
* change : aanpassen
* change : aanpassing
* change : afwisseling
* change : andere kleren
* change : anders worden
* change : keer
* change : kenteren
* change : kentering
* change : kleingeld
* change : omkeer
* change : pasmunt
* change : schommeling
* change : veranderen
* change : verandering
* change : verkeren
* change : verloop
* change : vermaken
* change : vervangen
* change : verwisselen
* change : verzetting
* change : wijziging
* change : wisselen
* change : wisselen (geld)
* change : wisselgeld
* change : wisseling
* change : zich aanpassen
* change of address : adreswijziging
* channel : buis
* channel : gracht
* channel : kanaal
* channel : loop
* channel : pijp
* channel : roer
* channel : steel
* channel : vaart
* channel : wijk
* channel tunnel : chunnel
* channel tunnel : kanaaltunnel
* chanson : chanson
* chanson : lied
* chaos : baaierd
* chaos : chaos
* chaos : rommel
* chaos : warboel
* chaos : warwinkel
* chaotic : chaotisch
* chap : kerel
* chap : knul
* chap : persoon
* chap : snuiter
* chap : sujet
* chap : vent
* chapel : kapel
* chapel : muziekkapel
* chaperon : chaperonne
* chaperon : chaperonneren
* chaplain : aalmoezenier
* chapter : chapiter
* chapter : hoofdstuk
* chapter : kapittel
* character : aard
* character : bewijs
* character : blijk
* character : figuur
* character : geaardheid
* character : karakter
* character : merkteken
* character : natuur
* character : rol
* character : speler
* character : teken
* character : wenk
* character : wezen
* character set : tekenschrift
* character set : tekenset
* character set : tekenverzameling
* characterise : typeren
* characteristic : karakteristiek
* characteristic : kenmerk
* characteristic : kenmerkend
* characteristic : kenteken
* characteristic : tekenend
* characteristic : typerend
* characteristic : typisch
* characterization : kenschets
* characterize : karakteriseren
* characterize : kenmerken
* characterize : tekenen
* characterize : typeren
* charcoal : antraciet
* charcoal : houtskool
* charge (with) : beschuldigen (van)
* charge : aanklacht
* charge : berekenen
* charge : beschuldiging
* charge : heffing
* charge : in rekening brengen
* charge : kosten
* charge : laden
* charge : lading
* charge : last
* charge : onkosten
* charge : rekenen
* charge : telastlegging
* charge : tenlastelegging
* charge : vracht
* charge : vulling
* charge with : beschuldigen van
* chariot : handkar
* chariot : kar
* chariot : karretje
* chariot : wagen
* charitable : barmhartig
* charitable : charitatief
* charitable : goedertieren
* charitable : liefdadig
* charitable : liefdadigheids-
* charity : aalmoes
* charity : barmhartigheid
* charity : charitas
* charity : genade
* charity : liefdadigheid
* charity : liefdadigheidsorganisatie
* charity : menslievendheid
* charity : naastenliefde
* charlatan : bedrieger
* charlatan : charlatan
* charlatan : kwakzalver
* charlatan : wonderdokter
* charm : aantrekkelijkheid
* charm : aanvalligheid
* charm : amulet
* charm : bekoorlijkheid
* charm : bekoren
* charm : bekoring
* charm : charme
* charm : charmeren
* charming : bekoorlijk
* charming : charmant
* charming : innemend
* charming : schattig
* charming : snoeperig
* charming : snoezig
* charter : charter
* charter : handvest
* charter : vrachtcontract
* chase : aandrijven
* chase : achternajagen
* chase : achternazitten
* chase : achtervolgen
* chase : bejagen
* chase : drijven
* chase : jacht
* chase : jacht maken op
* chase : jachtdomein
* chase : jachtgebied
* chase : jagen
* chase : najagen
* chase : narennen
* chase : nastreven
* chase : opjagen
* chase : vervolgen
* chase : voortdrijven
* chase away : uitdrijven
* chase away : verdrijven
* chase away : verjagen
* chase away : wegdrijven
* chase away : wegjagen
* chaser : jagers
* chasm : afgrond
* chasm : bergkloof
* chaste : eerbaar
* chaste : kuis
* chaste : rein
* chaste : zedig
* chaste behaviour : ingetogenheid
* chaste behaviour : kuisheid
* chasten : kuisen
* chastise : afstraffen
* chastise : kastijden
* chastise : tuchtigen
* chastisement : kastijding
* chastisement : tuchtiging
* chastity : eerbaarheid
* chastity : kuisheid
* chastity : reinheid
* chastity : zuiverheid
* chat : babbelen
* chat : gebabbel
* chat : gekeuvel
* chat : gepraat
* chat : keuvelen
* chat : kletsen
* chat : kout
* chat : praten
* chatri : chatri
* chatter : babbelen
* chatter : keuvelen
* chatter : praten
* chatterbox : babbelaar
* chatterbox : kletskous
* chatterbox : praatvaar
* chatterbox : prater
* chatterbox : ratel
* chauffeur : bestuurder
* chauffeur : chauffeur
* chaulk : krijt
* chaulk : krijtje
* chauvinism : chauvinisme
* chauvinist : chauvinist
* cheap : goedkoop
* cheaply : goedkoop
* cheaply : voordelig
* cheat : bedonderen
* cheat : bedotten
* cheat : bedriegen
* cheat : bedrieger
* cheat : belazeren
* cheat : boef
* cheat : ellendeling
* cheat : misleiden
* cheat : ploert
* cheat : schavuit
* cheat : schurk
* cheat : schurkachtig handelen
* cheat : smiecht
* cheat : spitsboef
* cheat : vals spelen
* cheat : verneuken
* cheat : vreemdgaan
* cheat : zich op oneerlijke wijze toeëigenen
* cheated : bedrogen
* cheated : gedupeerd
* chechen : tsjetsjeens
* check : aflezen
* check : bedwingen
* check : beteugelen
* check : betomen
* check : breidel
* check : checken
* check : cheque
* check : controleren
* check : in toom houden
* check : intomen
* check : nakijken
* check : schaak
* check : schaak staan
* check : surveilleren
* check : teugel
* check : toezien
* check : toom
* check off : aankruisen
* check off : aanstrepen
* check out : afmelden
* check up on : aflezen
* check up on : checken
* check up on : controleren
* check up on : nakijken
* check up on : surveilleren
* check up on : toezien
* checked : geblokt
* checked : geruit
* checker : controleur
* checker : opzichter
* checker : supervisor
* checker : verificateur
* checkers : dammen
* checkers : damspel
* checkmate : schaakmat
* checkout : kassa
* checksum : checksum
* cheek : bil
* cheek : brutaliteit
* cheek : kaak
* cheek : koon
* cheek : wang
* cheer : aanvuren
* cheer : hoera
* cheer : hoera roepen
* cheer : juiche
* cheer : juichen
* cheerful : jolig
* cheerful : luimig
* cheerful : lustig
* cheerful : monter
* cheerful : opgewekt
* cheerful : vrolijk
* cheerful : welgemutst
* cheers : op uw gezondheid
* cheers : proost
* cheers : prosit
* cheers : santé
* cheese : kaas
* cheetah : cheeta
* cheetah : jachtluipaard /
* chef : (chef)kok
* chef : chef
* chef : chefkok
* chemical : chemicalie
* chemical : chemisch
* chemicals : chemicaliënindustrie
* chemicals : chemische industrie
* chemist : apotheker
* chemist : chemicus
* chemist : farmaceut
* chemist : scheikundige
* chemist's shop : apotheek
* chemistry : chemie
* chemistry : scheikunde
* cheque : cheque
* cheque-book : chequeboekje
* chequered : geblokt
* chequered : geruit
* cherry : kers
* cherry : kerselaar
* cherry : kersen-
* cherry : kersenhout
* cherry : kriek
* cherry : kriekenboom
* cherry : met kersensmaak
* cherry-tree : kerseboom
* chess : schaak
* chess : schaakspel
* chess-board : schaakbord
* chessboard : schaakbord
* chest : bak
* chest : boezem
* chest : borst
* chest : borstholte
* chest : borstkas
* chest : borstkast
* chest : commode
* chest : kist
* chest : ladenkast
* chest : romp
* chest : schrijn
* chest : thorax
* chest : torso
* chestnut : kastanje
* chestnut : kastanjebruin
* chestnut : kastanjebruine
* chestnut : paardekastanje
* chestnut : tamme kastanje
* chestnut tree : kastanjeboom
* chestnut-tree : kastanje
* chestnut-tree : kastanjeboom
* chestnut-tree : paardekastanje
* chestnut-tree : tamme kastanje
* chestnut-tree : tamme-kastanjeboom
* chew : kauwen
* chew the cud : herkauwen
* chewing gum : kauwgom
* chewing-gum : kauwgom
* chi : chi
* chic : chic
* chic : piekfijn
* chic : sjiek
* chick : fien
* chick : griet
* chick : kuiken
* chick : stoot
* chickadee : mees
* chicken : hen
* chicken : hoen
* chicken : kip
* chicken : kippenvlees
* chicken : kippevlees
* chicken : kuiken
* chicken : lafaard
* chicken : wezel
* chicken pox : waterpokken
* chickenpox : waterpokken
* chicory : cichorei
* chicory : lof
* chief : aanvoerder
* chief : baas
* chief : chef
* chief : gebieder
* chief : hoofd
* chief : hoofd-
* chief : meerdere
* chief : opperhoofd
* chief : superieur
* chief : voornaamste
* chief editor : hoofdredacteur
* chief executive officer : algemeen directeur
* chief of police : commissaris
* chief of police : politiecommissaris
* chief- : aarts-
* chief- : hoofd-
* chief- : opper-
* chiefly : hoofdzakelijk
* chiefly : in het bijzonder
* chiefly : inzonderheid
* chiefly : voornamelijk
* child : afstammeling
* child : jong
* child : kind
* child : loot
* child : nakomeling
* child : spruit
* child : telg
* child language : kindertaal
* child prodigy : wonderkind
* child prostitution : kinderprostitutie
* child's bed : kinderbed
* child's play : kinderspel
* child-birth : baring
* child-birth : voortbrenging
* childbed : kraambed
* childish : infantiel
* childish : kinderachtig
* childish : kinderlijk
* childless : kinderloos
* chilli : Spaanse peper
* chilli : peper
* chilly : kil
* chilly : koud
* chimera : chimaera
* chimera : hersenschim
* chimera : inbeelding
* chimerical : hersenschimmig
* chimerical : ingebeeld
* chimes : beiaard
* chimes : carillon
* chimes : klokkenspel
* chimes : speelwerk
* chimney : kachelpijp
* chimney : rookkanaal
* chimney : schoorsteen
* chimney : schoorsteenpijp
* chimpanzee : chimpansee
* chin : kin
* china : china
* china : porselein
* china : volksrepubliek china
* chinchilla : chinchilla
* chinese : chinees
* chinese : chinese
* chinese : mandarijns
* chip : afbikken
* chip : bikken
* chip off : afbikken
* chip off : bikken
* chippings : steenslag
* chips : friet
* chirp : kwetteren
* chirp : piepen
* chirp : sjilpen
* chirp : tjilpen
* chisel : beitel
* chisel : beitelen
* chive : bieslook
* chlorine : chloor
* chocolate : chocola
* chocolate : chocolaatje
* chocolate : chocolade
* chocolate : chocolade- combining form
* chocolate : chocoladebonbon
* chocolate : chocoladekleur
* chocolate : chocoladekleurig
* chocolate : praline
* chocolate éclair : moorkop
* choice : keur
* choice : keus
* choice : keuze
* choice : keuzemogelijkeheid
* choice : optie
* choice : uitgelezen
* choice : verkiezing
* choir : koor
* choke : choken
* choke : neerslaan
* choke : onderdrukken
* choke : smoren
* choke : stikken
* choke : verkroppen
* choke : verstikken
* choke : worgen
* choke : wurgen
* cholera : cholera
* choose : kiezen
* choose : uitkiezen
* choose : uitlezen
* choose : uitpikken
* choose : uitzoeken
* choose : verkiezen
* chop : fijnhakken
* chop : hakken
* chop : houwen
* chop : kappen
* chop suey : tjap tjoi
* chop up : fijnhakken
* chopstick : eetstokje
* chopsticks : eetstokjes
* chord : akkoord
* chord : koorde
* chord : samenklank
* chore : klusje
* chorus : koor
* chorus : rei
* chorus : zangkoor
* chosen : gekozen
* chrestomathy : anthologie
* chrestomathy : bloemlezing
* chrestomathy : chrestomathie
* chrisom : doopkleed
* christ : christus
* christen : dopen
* christening : doop
* christening : doopsel
* christening robe : doopkleed
* christian : christen
* christian name : doopnaam
* christianity : christendom
* christmas : kerstmis
* christmas present : kerstcadeau
* christmas tree : kerstboom
* chromatid : chromatide
* chromium : chroom
* chromosomal : chromosomaal
* chromosome : chromosoom
* chronicle : kroniek
* chronicler : chroniqueur
* chronicler : kroniekschrijver
* chubby : mollig
* chuck : aai
* chuck : aaien
* chuck : aanhaling
* chuck : liefkozing
* chuck : streling
* chum up : aanpappen
* chum up : contact zoeken
* chunk : bal
* chunk : dot
* chunk : klomp
* chunk : klont
* chunk : kluit
* chunk : prop
* chunk of wood : blok
* chunk of wood : houtblok
* chunk of wood : lul
* church : bedehuis
* church : kerk
* church : kerkdienst
* church : kerkgebouw
* church-building : bedehuis
* church-building : kerk
* church-building : kerkgebouw
* church-father : kerkvader
* churchyard : kerkhof
* churn : karnen
* châteaubriand : biefstuk van de haas
* cicada : cicade
* cider : appelwijn
* cider : cider
* cigar : sigaar
* cigar-end : peuk
* cigar-end : peukje
* cigar-end : sigarepeuk
* cigar-end : sigarepeukje
* cigar-stub : peuk
* cigar-stub : peukje
* cigar-stub : sigarepeuk
* cigar-stub : sigarepeukje
* cigarette : saffiaantje
* cigarette : sigaret
* cigarette-end : peuk
* cigarette-end : peukje
* cigarillo : cigarillo
* cinder : as
* cinder : sintel
* cinder : slak
* cinderella : assepoester
* cinema : bioscoop
* cinema : cinema
* cinema : film
* cinema : filmindustrie
* cinema : filmkunst
* cinema : kina
* cinnamon : [kaneelkleurig
* cinnamon : kaneel
* cinnamon : kaneelachtig
* cinnamon : kaneelboom
* cinnamon : kaneelkleur
* cinnamon : met kaneelsmaak
* cinquefoil : ganzerik
* cipher : cijfer
* cipher : nummer
* circle : baan
* circle : cirkel
* circle : cirkelen
* circle : genootschap
* circle : gezelschap
* circle : groep
* circle : krans
* circle : kring
* circle : omcirkelen
* circle : sociëteit
* circle : vereniging
* circuit : circuit
* circular : circulaire
* circular : rondschrijven
* circulate : circuleren
* circulate : in omloop zijn
* circulate : rondgaan
* circulate : rouleren
* circulation : circulatie
* circulation : omloop
* circulation : roulatie
* circumcise : besnijden
* circumcision : besnijdenis
* circumcision : circumcisie
* circumference : cirkelomtrek
* circumference : omtrek
* circumference : omtrek van een geometrische figuur
* circumflex : circumflex
* circumflex : kapje
* circumflex : kapjesteken
* circumflex : samentrekkingsteken
* circumstance : omstandigheid
* circumstances : situatie
* circumstances : stand
* circumstances : stand van zaken
* circumstances : toestand
* circumvent : omgaan
* circumvent : rondgaan
* circus : circus
* cistern : bak
* cistern : reservoir
* cistern : tank
* cistern : vergaarbak
* citadel : citadel
* citation : aanhaling
* citation : citaat
* cite : aanhalen
* cite : citeren
* cite : noemen
* citizen : (staats)burger
* citizen : burger
* citizen : staatsburger
* citrus : citrusvrucht
* city : grote stad
* city : plaats
* city : stad
* city : wereldstad
* city hall : gemeentehuis
* city hall : raadhuis
* city hall : stadhuis
* city state :
* city state : burgerij
* city state : stadsstaat
* civic : burger-
* civic : stads-
* civic : stedelijk
* civil : burgerlijk
* civil : civiel
* civil servant : ambtenaar
* civil status : burgerlijke staat
* civil war : burgeroorlog
* civilian : burger
* civilian : burger-
* civilian : burgerlijk
* civilian : civiel
* civilization : beschaven
* civilization : beschaving
* civilize : beschaven
* civilize : civiliseren
* civilized : beschaafd
* civilized : geciviliseerd
* claim : aanspraak
* claim : aanspraak maken op
* claim : beweren
* claim : claim
* claim : claimen
* claim : opeisen
* claim : pretentie
* clairvoyance : helderziendheid
* clairvoyant : helderziend
* clamp : haakje
* clamp : klamp
* clamp : kramp
* clamp : nietje
* clan : clan
* clan : geslacht
* clan : stam
* clan : volksstam
* clandestinely : clandestien
* clandestinely : heimelijk
* clandestinely : in bedekte termen
* clandestinely : ongeoorloofd
* clandestinely : onwettig
* clandestinely : sluiks
* clandestinely : tersluiks
* clap : adhesie betuigen
* clap : applaudisseren
* clap : gonorroe
* clap : klakken
* clap : klappen
* clap : kletteren
* clap : klikken
* clap : toejuichen
* clapper : bengel
* clarify : beduiden
* clarify : duidelijk maken
* clarify : uitleggen
* clarify : verhelderen
* clarify : verklaren
* clarinet : klarinet
* clarion : hoorn
* clarion : klaroen
* clarion : signaalhoorn
* clash : botsen
* clasp : agrafe
* clasp : haakje
* clasp : slot
* clasp : spang
* clasp : vasthaken
* class : cursus
* class : klas
* class : klasse
* class : koers
* class : leergang
* class : route
* class : stand
* class : tracé
* class : traject
* classic : klassiek
* classic : klassikaal
* classical : klassiek
* classical : klassikaal
* classification : classificatie
* classify : classificeren
* classify : indelen
* classy : elegant
* classy : elegante
* clatter : afdrogen
* clatter : afranselen
* clatter : kletteren
* clause : bepaling
* clause : clausule
* clause : voorwaarde
* clavicle : sleutelbeen
* claw : klauw
* clay : aarden
* clay : klei
* clay : klei-
* clay : van klei
* clean : helder
* clean : louteren
* clean : proper
* clean : rein
* clean : reinigen
* clean : schoon
* clean : schoonmaken
* clean : vegen
* clean : zindelijk
* clean : zuiveren
* cleanliness : helderheid
* cleanliness : kuisheid
* cleanliness : zindelijkheid
* cleanliness : zuiverheid
* cleanly cut : duidelijk
* cleanly cut : knap
* cleanly cut : net
* cleanly cut : verzorgd
* cleanse : louteren
* cleanse : reinigen
* cleanse : schoonmaken
* cleanse : vegen
* cleanse : zuiveren
* clear : aanschouwelijk
* clear : duidelijk
* clear : duidelijk worden
* clear : hel
* clear : helder
* clear : helder worden
* clear : klaar
* clear : licht
* clear : ophelderen
* clear : opklaren
* clear : oplichten
* clear : uitgesproken
* clear : zuiver
* clear away : afnemen
* clear away : afruimen
* clearly : duidelijk
* clearly : helder
* clearly : klaar
* cleavage : deling
* cleavage : décolleté
* cleavage : splijten
* cleaver : mes
* clef : muzieksleutel
* clef : sleutel
* cleft : bergkloof
* cleft : gespleten
* clergy : geestelijkheid
* clergyman : geestelijke
* clergyman : pastoor
* clergyman : pastor
* clergyman : zielszorger
* clergyman : zielverzorger
* clerk : administratief medewerker
* clerk : bediende
* clerk : commies
* clerk : kantoorbediende
* clerk : klerk
* clerk : schrijver
* clerk : winkelbediende
* clever : bedreven
* clever : behendig
* clever : bekwaam
* clever : doortrapt
* clever : gewiekst
* clever : handig
* clever : knap
* clever : listig
* clever : slim
* clever : uitgeslapen
* clever : vaardig
* cliché : cliché
* cliché : gemeenplaats
* cliché : negatief
* cliché : platitude
* click : klakken
* click : klappen
* click : kletteren
* click : klikken
* client : afnemer
* client : cliënt
* client : klant
* client : koper
* clientèle : clientèle
* clientèle : klandizie
* clientèle : praktijk
* cliff : klif
* cliff : klip
* climate : klimaat
* climatic : klimaats-
* climatology : klimatologie
* climb : beklimmen
* climb : bestijgen
* climb : klauteren
* climb : klimmen
* climb : naar boven gaan
* climb : rijzen
* climb : stijgen
* climb down : bakzeil halen
* climber : alpinist
* climber : bergbeklimmer
* climber : klimmer
* climber : slingerplant
* climber's hut : berghut
* climbing : beklimming
* cling (clung : zich vastklemmen
* cling : klampen
* cling : zich vastklemmen
* cling to : blijven haken
* cling to : zich vastgrijpen
* cling to : zich vastklampen
* clinic : kliniek
* clip : knippen
* clip : scheren
* clip : snoeien
* clipboard : klembord
* clipper : klipper
* clippings : afval
* clippings : rommel
* clippings : vuil
* clique : kliek
* clique : kongsi
* clique : pal
* clique : troep
* clitoris : clitoris
* clitoris : kittelaar
* cloak : jas
* cloak : mantel
* cloakroom : garderobe
* cloakroom : kleedkamer
* cloakroom : vestiaire
* clock : klok
* clock : uurwerk
* clockwise : met de klok mee
* clockwise : rechtsom
* clod : bal
* clod : dot
* clod : klomp
* clod : klont
* clod : kluit
* clod : prop
* clod of earth : aardkluit
* clog : dichten
* clog : dichtmaken
* clog : stoppen
* clog : toestoppen
* clog : verstoppen
* clog : volstoppen
* cloister : klooster
* close : aanstaand
* close : bedompt
* close : benauwd
* close : beëindigen
* close : dichtbij
* close : dichtdoen
* close : dichtgaan
* close : dichtmaken
* close : eerstvolgend
* close : eng
* close : gezellig
* close : innig
* close : intiem
* close : knus
* close : komend
* close : krap
* close : na aan het hart
* close : nabij
* close : nabije
* close : nauw
* close : sluiten
* close : toedoen
* close : toegaan
* close : toegroeien
* close : toevallen
* close : vertrouwelijk
* close : zich sluiten
* close relative : naaste familielid
* close to : dichtbij
* close to : in de buurt van
* close to : nabij
* close-up : voorgrond
* closed : afgesloten
* closed : dicht
* closed : gesloten
* closed : inwendig
* closed : toe
* closet : kast
* cloth : doek
* cloth : kleed
* cloth : laken
* cloth : stof
* cloth : vod
* cloth : weefsel
* clothe : aankleden
* clothe : bekleden
* clothe : kleden
* clothe : omkleden
* clothe : staan
* clothes : goed
* clothes : kleding
* clothes : kleren
* clothes shop : boutique
* clothes shop : kledingzaak
* clothes-press : hangkast
* clothes-press : kleerkast
* clothesline : wasdraad
* clothesline : waslijn
* clothespeg : wasknijper
* clothespin : wasknijper
* clothing : goed
* clothing : kleding
* clothing : kleren
* cloud : benevelen
* cloud : verdoezelen
* cloud : wolk
* cloudy : bewolkt
* cloudy : onduidelijk
* clove-cheese : nagelkaas
* clover : klaver
* clown : clown
* clown : de clown
* clown : paljas
* clown : pias
* club : club
* club : een club vormen
* club : genootschap
* club : gezelschap
* club : klaveren
* club : knuppel
* club : krans
* club : kring
* club : neerknuppelen
* club : samengaan
* club : slaan
* club : sociëteit
* club : vereniging
* club : zich groeperen
* club : zich verenigen
* club member : clublid
* clubs : klaveren
* clue : aanwijzing
* clumsy : onhandig
* clung : geklampt
* clung : klampte
* clung) : zich vastklemmen
* cluster : bos
* cluster : bundel
* cluster : ris
* cluster : rist
* cluster : tros
* cluster : wis
* clutch : aangrijpen
* clutch : beetnemen
* clutch : beetpakken
* clutch : bemachtigen
* clutch : grijpen
* clutch : koppeling
* clutch : ontkoppelingspedaal
* clutch : pakken
* clutch : vastgrijpen
* co- : aaneen
* co- : aaneen-
* co- : co-
* co- : samen
* co- : samen-
* co-occupant : medebewoner
* co-operate : meewerken
* co-operate : samenwerken
* co-operation : samenwerking
* co-ordinate : bijeenschakelen
* co-ordinate : coördineren
* co-ordinate : gelijkschakelen
* coach : coachen
* coach : equipage
* coach : kales
* coach : koets
* coach : onderwijzen
* coach : opvoeden
* coach : rijtuig
* coach : spoorwagen
* coach : touringcar
* coach : trainen
* coach : wagon
* coach-work : carrosserie
* coagulate : stollen
* coal : kool
* coal : steenkool
* coal-scuttle : kit
* coal-scuttle : kolenbak
* coal-scuttle : kolenkit
* coalesce : doen samensmelten
* coalesce : doen versmelten
* coalesce : samensmelten
* coalesce : versmelten
* coalition : coalitie
* coarse : bobbelig
* coarse : bultig
* coarse : grof
* coarse : hardhandig
* coarse : lomp
* coarse : oneffen
* coarse : onkies
* coarse : ruig
* coarse : rul
* coarse : ruw
* coarse : ruwe
* coarse : schraal
* coast : kust
* coast : kust-
* coast : kustlijn
* coast : zeekant
* coast : zeekust
* coast- : kust-
* coastal : kust-
* coat : coaten
* coat : jas
* coat : laag
* coat : mantel
* coat : overjas
* coat : van een laagje voorzien
* coat of arms : wapen
* coaxer : mooiprater
* coaxingly : vleiend
* cobalt : kobalt
* cobblestone : keisteen
* cobra : brilslang
* cobra : cobra
* cobweb : spinnenweb
* coca : coca
* cocaine : cocaïne
* cock : de haan overhalen
* cock : haan
* cock : jongeheer
* cock : leuter
* cock : lul
* cock : mannetje
* cock : neuken
* cock : pik
* cock : snikkel
* cock-a-doodle-doo : kukeleku
* cock-pigeon : doffer
* cocker spaniel : cocker spaniel
* cockerel : haantje
* cockfight : hanengevecht
* cockroach : kakkerlak
* cockroach : sissende kakkerlak
* cocktail : cocktail
* coco-de-mer : coco de mer
* coco-nut pulp : kokospulp
* cocoa : cacao
* cocoa : cacaopoeder
* coconut : klapper
* coconut : klappernoot
* coconut : kokosnoot
* coconut milk : kokosmelk
* coconut palm : klapperboom
* coconut palm : kokospalm
* coconut pulp : kokospulp
* cocoon : cocon
* cod : kabeljauw
* coddle : koesteren
* coddle : troetelen
* coddle : vertroetelen
* coddle : verwennen
* code : cijfer
* code : code
* code : geheimschrift
* code name : codenaam
* codfish : kabeljauw
* codfish-oil : levertraan
* coffee : , koffieplant
* coffee : koffie
* coffee : koffiebruin
* coffee : mokka
* coffee-house : bistro
* coffee-house : café
* coffee-house : koffiehuis
* coffee-pot : koffiebus
* coffee-pot : koffiekan
* coffee-pot : koffiepot
* coffee-pot : koffiestruik
* coffin : (dood)kist
* coffin : doodkist
* coffin : kist
* cognac : brandy
* cognac : cognac
* cogwheel : kamrad
* cogwheel : kamwiel
* cogwheel : tandrad
* cogwheel : tandwiel
* cohabit : samenwonen
* coherent : coherent
* coherent : samenhangend
* coil : bobine
* coil : klos
* coil : spoel
* coin : aanmunten
* coin : geldstuk
* coin : munt
* coin : munt slaan
* coin : munten
* coin : muntstuk
* coin : penning
* coin : smeden
* coin : verzinnen
* coincide : congruent zijn
* coincide : elkaar dekken
* coincidence : toeval
* coir : koor
* coir : rei
* coir : zangkoor
* coir loft :
* coir loft : koor
* coition : bijslaap
* coition : coïtus
* cola : cola
* colander : vergiet
* colchicine : colchicine
* cold : afstandelijk
* cold : druipneus
* cold : fris
* cold : frisse
* cold : kil
* cold : koel
* cold : koele
* cold : kou
* cold : koud
* cold : koude
* cold : neusverkoudheid
* cold : onvoorbereid
* cold : verkoudheid
* cold sweat : angstzweet
* collaborate : collaboreren
* collaborate : samenwerken
* collage : collage
* collapse : ineenstorten
* collapse : instorten
* collapse : uiteenvallen
* collapse : uitvallen
* collar : boord
* collar : halsband
* collar : halsboord
* collar : halsketting
* collar : kraag
* collar : kraag/boord
* collar : riem
* collared antshrike : withals-mierklauwier
* collared dove : turkse tortel
* collateral : onderpand
* collateral branch : zijtak
* colleague : ambtgenoot
* colleague : collega
* colleague : vakgenoot
* collect : collecteren
* collect : innen
* collect : inzamelen
* collect : oogsten
* collect : plukken
* collect : rapen
* collect : verzamelen
* collection : bundel
* collection : collectie
* collection : drift
* collection : groep
* collection : heffing
* collection : hoop
* collection : inning
* collection : kudde
* collection : schare
* collection : school
* collection : set
* collection : stel
* collection : troep
* collection : verzameling
* collection : zwerm
* collective : collectief
* collective : gemeenschappelijk
* collective : gezamenlijk
* collective noun : collectivum
* collective noun : verzamelnaam
* college : college
* collide : aanrijden
* collide : botsen
* collide : voorrijden
* collide with : aanrijden tegen
* collide with : botsen met
* collide with : stoten op
* collide with : zich stoten aan
* collision : aanrijding
* collision : aanvaring
* collision : botsing
* colloquial : familiair
* colloquial : gemeenzaam
* colloquial : idiomatisch
* colloquial : informeel
* colloquial : van de spreektaal
* cologne : keulen
* colon : dubbele punt
* colon : dubbelpunt
* colon : karteldarm
* colonel : kolonel
* colonial : koloniaal
* colonize : koloniseren
* colony : kolonie
* colony : nederzetting
* colony : volksplanting
* color blindness : kleurenblindheid
* colorful : kleurrijk
* colossal : geweldig
* colossal : kolossaal
* colossal : ontzaglijk
* colossal : reusachtig
* colossus : bakbeest
* colossus : gevaarte
* colossus : kolos
* colour : kleur
* colour : kleuren
* colour : verven
* colour television : kleurentelevisie
* colour television : kleurentelevisietoestel
* colour-blind : kleurenblind
* colourless : kleurloos
* coltsfoot : hoefblad
* coltsfoot : klein hoefblad
* columbine : akelei
* column : colonne
* column : hoofd
* column : kolom
* column : pilaar
* column : rij
* column : rubriek
* column : steunpilaar
* column : zuil
* coma : coma
* comb : kam
* comb : kammen
* comb : uitkammen
* combat : bestrijden
* combat : gevecht
* combat : het opnemen tegen
* combat : strijd
* combination : combinatie
* combination : verbinding
* combination : vereniging
* combine : combineren
* combine : samenvoegen
* combine : verbinden
* combine : zich verbinden
* combine harvester : maaidorser
* combustion : verbranding
* come : afstammen
* come : het gevolg zijn van
* come : komen
* come : ontspruiten
* come : voortkomen
* come about : aan de hand zijn
* come about : gebeuren
* come about : geschieden
* come about : toegaan
* come about : voorkomen
* come about : voortgang hebben
* come about : voorvallen
* come about : worden
* come across : aantreffen
* come across : ontmoeten
* come across : tegemoet treden
* come across : tegenkomen
* come across : treffen
* come afterwards : later komen
* come afterwards : nakomen
* come back : terugkeren
* come back : terugkomen
* come back : wederkeren
* come back : wederkomen
* come back : weeromkomen
* come close : in aantocht zijn
* come close : nabij komen
* come close : nader treden
* come close : naderbij komen
* come close : naderen
* come closer : dichtbijkomen
* come closer : in aantocht zijn
* come closer : nabij komen
* come closer : nader treden
* come closer : naderbij komen
* come closer : naderbijkomen
* come closer : naderen
* come flocking in : toelopen
* come flocking in : toestromen
* come flocking in : toevloeien
* come into : binnenkomen
* come into : inkomen
* come into bloom : ontluiken
* come into bloom : opbloeien
* come later : later komen
* come later : nakomen
* come on : aanpakken
* come on : beginnen
* come on : bijschuiven
* come on : een aanvang nemen
* come on : gaan naar
* come on : genaken
* come on : in aantocht zijn
* come on : nabij komen
* come on : nader treden
* come on : naderbij komen
* come on : naderen
* come out : uitkomen
* come over : bekruipen
* come to a halt : afslaan
* come to a halt : blijven staan
* come to a halt : halthouden
* come to a halt : stilhouden
* come to a halt : stilstaan
* come to a halt : stoppen
* come to an agreement : accorderen
* come to an agreement : bijeenpassen
* come to an agreement : kloppen
* come to an agreement : overeenstemmen
* come to an agreement : rijmen
* come to an agreement : stroken
* come to an end : aflopen
* come to an end : eindigen
* come to an end : ophouden
* come to an end : uitgaan
* come to an end : uitlopen
* come to an end : uitraken
* come to an end : verlopen
* come to nothing : afspringen
* come to nothing : mislukken
* come to pass : bewaarheid worden
* come to pass : uitkomen
* come together : aansluiten
* come together : zich aaneensluiten
* come together : zich verenigen
* come true : bewaarheid worden
* come true : in vervulling gaan
* come true : uitkomen
* come true : verwezenlijkt worden
* come up to : beantwoorden aan
* come up to : stroken met
* come up to : voldoen aan
* comedy : blijspel
* comedy : komedie
* comely : bevallig
* comet : komeet
* comet : staartster
* comfort : comfort
* comfort : gemak
* comfort : gerief
* comfort : troost
* comfort : troosten
* comfort : vertroosten
* comfortable : comfortabel
* comfortable : gemakkelijk
* comfortable : geriefelijk
* comfortable : gerieflijk
* comfortable : welbehaaglijk
* comfortably : aangenaam
* comforter : fopspeen
* comforter : speen
* comforting : geruststellend
* comforting : geruststellende
* comforting : troostend
* comforting : troostende
* comfrey : smeerwortel
* comic : comediant
* comic : grappig
* comic : grappige
* comic : humorist
* comic : koddig
* comic : komisch
* comic : komische
* comic : komish
* comic : moppig
* comic : strip
* comic : stripboek
* comic : stripverhaal
* comic relief : vrolijke noot
* comical : grappig
* comical : hilarisch
* comical : koddig
* comical : komisch
* comical : moppig
* coming : afkomstig
* coming from : afkomstig uit
* comma : komma
* command : aanvoeren
* command : bestrijken
* command : bevel
* command : bevelen
* command : bevelschrift
* command : commanderen
* command : commando
* command : gebod
* command : gelasten
* command : het bevel voeren
* command : order
* command : sommatie
* command : sommeren
* command : verordenen
* command : verordening
* command : voorschrijven
* commander : aanvoerder
* commander : commandant
* commemorate : herdenken
* commence : aanbinden
* commence : aanbreken
* commence : aanvangen
* commence : beginnen
* commence : ingaan
* commencement : aanhef
* commencement : aanvang
* commencement : begin
* commencement : intrede
* commencement : ontstaan
* commencing salary : beginsalaris
* commend : aanbevelen
* commend : lof toezwaaien
* commend : loven
* commend : prijzen
* commend : recommanderen
* commend : roemen
* commend : verheerlijken
* commendable : loffelijk
* commendable : lofwaardig
* comment : annoteren
* comment : commentaar
* comment : commentaar geven
* comment : commentaar leveren op
* comment : commentariëren
* comment : toelichten
* comment on : commentariëren
* commentary : nabeschouwing
* commerce : handel
* commerce : koopmanschap
* commerce : nering
* commercial : commercieel
* commercial : reclame spotje
* commercial : reclamespot
* commercial at : apenstaartje
* commercial-at sign : apestaartje
* commissar : ceremoniemeester
* commissar : commissaris
* commission : afsluitpremie
* commission : afsluitprovisie
* commission : boodschap
* commission : commissie
* commission : courtage
* commission : opdracht
* commissioner : gecommitteerde
* commissioner : lasthebber
* commit : plegen
* commit adultery : adulteren
* commit adultery : echtbreken
* commit adultery : overspel plegen
* commit aggression : aanvallen
* commit oneself : zich verplichten
* commit suicide : de hand aan zichzelf slaan
* commit suicide : zelfmoord plegen
* commitment : betrokkenheid
* commitment : verplichting
* committed : gemotiveerd
* committee : comité
* commodity : artikel
* commodity : handelsartikel
* commodity : handelswaar
* commodity : waar
* commodore : commodore
* common : algemeen
* common : alledaags
* common : gemeen
* common : gemeengoed
* common : gemeenschappelijk
* common : gemene
* common : gewone
* common : gewoon
* common : gewoon/veel voorkomend
* common : gezamenlijk
* common : grof
* common : ordinair
* common : plat
* common : veelvoorkomend
* common : vulgair
* common ash : gewone es
* common eland : kaapse elandantilope
* common gull : stormmeeuw
* common noun : soortnaam
* common oak : zomereik
* common sense : gezond verstand
* commonplace : afgezaagd
* commonplace : alledaags
* commonplace : banaal
* commonplace : gewoontjes
* commonplace : nietszeggend
* commonplace : onbenullig
* commonplace : plat
* commonplace : triviaal
* commonplace : vulgair
* commons : meent
* commonwealth : gemenebest
* commotion : aanstoot
* commotion : agitatie
* commotion : beroering
* commotion : beweging
* commotion : ergernis
* commotion : gisting
* commotion : onrust
* commotion : opschudding
* commotion : schandaal
* commotion : stokerij
* commotion : troebelen
* commotion : woeling
* communicate : aansteken
* communicate : berichten
* communicate : besmetten
* communicate : infecteren
* communicate : mededelen
* communicate : meedelen
* communicate : voortzeggen
* communication : bekendmaking
* communication : bericht
* communication : communiqué
* communication : kennisgeving
* communication : mare
* communication : mededeling
* communication : tijding
* communication : verwittiging
* communication-cord : noodrem
* communicative : aanspreekbaar
* communion : communie
* communism : communisme
* communist : communist
* communist : communiste
* communist : communistisch
* communist : communistische
* community : gemeenschap
* community : gemeente
* community of interests : belangengemeenschap
* commute : heen en weer reizen
* commute : omleggen
* commute : omschakelen
* commute : overschakelen
* commuter : forens
* compact : compact
* compact : compactificeren
* compact : dicht
* compact : samenpersen
* companian : begeleider
* companian : metgezel
* companion : gezel
* companion : kameraad
* companion : kornuit
* companion : maat
* companion : makker
* companion : metgezel
* companion : partner
* companion animal : gezelschapsdier
* company : bedrijf
* company : besloten vennootschap
* company : bezoek
* company : bezoekers
* company : compagnie
* company : firma
* company : gezelschap
* company : handelsfirma
* company : handelshuis
* company : maatschappij
* company : vennootschap
* company : zaak
* comparable : vergelijkbaar
* comparative : vergrotende trap
* comparatively : betrekkelijk
* comparatively : vergelijkenderwijs
* comparatively/relatively : betrekkelijk
* compare : vergelijken
* comparison : vergelijking
* compartment : afdeling
* compartment : branche
* compartment : compartiment
* compartment : coupé
* compartment : tak
* compartment : treincoupé
* compartment : vak
* compass : cirkelvorm
* compass : kompas
* compass : passer
* compass point : windstreek
* compassion : erbarmen
* compassion : mededogen
* compassion : medelijden
* compatible : congruent
* compatible : verenigbaar
* compatriot :
* compatriot : bewoner
* compatriot : landgenoot
* compatriot : landsman
* compel : dwingen
* compel : noodzaken
* compel : verplichten
* compensate : belonen
* compensate : compenseren
* compensate : goedmaken
* compensate : lonen
* compensate : terugdoen
* compensate : vergelden
* compensate : vergoeden
* compensate : wedervergelden
* compensation : beloning
* compensation : loon
* compensation : vergelding
* compete : concurreren
* compete : meedingen
* compete : wedijveren
* competence : bekwaamheid
* competence : competentie
* competency : bekwaamheid
* competent : bekwaam
* competent : bevoegd
* competent : competent
* competent : deskundig
* competent : vakkundig
* competent : zaakkundig
* competition : competitie
* competition : concours
* competition : concurrentie
* competition : match
* competition : mededinging
* competition : toernooi
* competition : wedijver
* competition : wedstrijd
* competitive : concurrerend
* competitor : concurrent
* compilation : compilatie
* compilation : verzamelwerk
* compile : compileren
* compile : samenstellen
* compiler : compiler
* complain : klagen
* complain : zijn beklag doen
* complaint : aanklacht
* complaint : beklag
* complaint : beschuldiging
* complaint : klacht
* complaint : telastlegging
* complaint : tenlastelegging
* complementary : aanvullend
* complete : aanvullen
* complete : allesomvattend
* complete : bijwerken
* complete : compleet
* complete : completeren
* complete : heel
* complete : supplementeren
* complete : totaal
* complete : vol
* complete : voleinden
* complete : volkomen
* complete : volledig
* complete : volslagen
* complete : voltallig
* complete : voltooien
* completed : afgelopen
* completed : afgewerkt
* completed : beëindigd
* completed : klaar
* completed : volbracht
* completely : compleet
* completely : geheel
* completely : heel
* completely : helemaal
* completely : ten volle
* completely : totaal
* completely : totaliter
* completely : volkomen
* completely : volledig
* completely : voluit
* complex : complex
* complex : gecompliceerd
* complex : ingewikkeld
* complex : samengesteld
* complexion : teint
* complexion : tint
* complicate : compliceren
* complicate : ingewikkeld maken
* complicated : gecompliceerd
* complicated : ingewikkeld
* complicated : samengesteld
* compliment : compliment
* compliment : complimenteren
* compliment : plichtpleging
* comply (with) : voldoen aan
* comply : voldoen
* comply with : zich houden aan
* component : bestanddeel
* component : component
* component : ingrediënt
* compose : afhandelen
* compose : beslechten
* compose : componeren
* compose : maken
* compose : samenstellen
* compose : scheppen
* compose : schrijven
* composed : beheerst
* composer : componist
* composer : toondichter
* composing : montage
* composing : zetting
* composition : compositie
* composition : opstel
* composition : toondicht
* composition : toonzetting
* compost : compost
* composure : bedaardheid
* composure : gerustheid
* composure : kalmte
* composure : rust
* composure : rustigheid
* comprehensibility : begrijpelijkheid
* comprehensibility : verstaanbaarheid
* comprehensive (school) : scholengemeenschap
* comprehensive : alomvattend
* comprehensive : diepgaand
* comprehensive : lijvig
* comprehensive : omvattend
* comprehensive : uitgebreid
* comprehensive : veelomvattend
* comprehensive insurance : all-riskverzekering
* comprehensively : uitgebreid
* compress : comprimeren
* comprise : behelzen
* comprise : beslaan
* comprise : bevatten
* comprise : inhouden
* comprise : omvatten
* compulsion : dwang
* compulsive : dwangmatig
* compulsive : dwangmatige
* compulsive gambler : gokverslaafde
* compulsive shopper : koopzieke
* compulsory : bindend
* compulsory : dwingend
* compulsory : gedwongen
* compulsory : verbindend
* compulsory : verplicht
* compulsory : verplichtend
* compulsory/obligatory : verplicht
* compunction : berouw
* computation : becijfering
* computation : berekening
* computation : gecijfer
* compute : berekenen
* compute : meten
* computer : computer
* computer language : programmeertaal
* computer science : computerwetenschap
* computer science : computerwetenschappen
* computer science : informatica
* computer virus : computervirus
* computing : computeren
* computing : met de computer werken/spelen/bezig zijn
* comrade : gabber
* comrade : kameraad
* comrade : kornuit
* comrade : maat
* comrade : makker
* concave : hol
* concave : ingevallen
* conceal : ontveinzen
* conceal : verbergen
* conceal : verhelen
* conceal : verschuilen
* conceal : verstoppen
* concede : toegeven
* conceited : ijdel
* conceited : nietig
* conceited : onbelangrijk
* conceited : verwaand
* conceive :
* conceive : in verwachting raken
* conceive : ontvangen
* conceive : zwanger raken
* conceive : zwanger worden
* concentrated : dicht
* concentrated : dik
* concentrated : gebonden
* concentrated : geconcentreerd
* concentrated : sterk
* concept : begrip
* concept : opvatting
* conception : begrip
* conception : idee
* concern : aanbelang
* concern : aanbelangen
* concern : aangaan
* concern : aangelegenheid
* concern : bekommernis
* concern : belang
* concern : belangrijkheid
* concern : belangstelling
* concern : betekenis
* concern : betreffen
* concern : bezorgdheid
* concern : gelden
* concern : gewicht
* concern : kommer
* concern : onderneming
* concern : raken
* concern : verkeren
* concern : zich verhouden
* concern : zorg
* concern : zorgvuldigheid
* concern : zwaarwichtigheid
* concerned : betrokken
* concerned : bewust
* concerned : bezorgd
* concerned : desbetreffend
* concerned : in kwestie
* concerning : aan
* concerning : aangaande
* concerning : betreffende
* concerning : met
* concerning : met betrekking tot
* concerning : omtrent
* concerning : over
* concerning : ten opzichte van
* concerning : van
* concerning : wat betreft
* concert : concert
* concert-room : concertzaal
* concert-room : muziekzaal
* concertina : concertina
* concerto : concerto
* concise : beknopt
* concise : bondig
* concise : kernachtig
* concise : kort
* concise : summier
* concise : zakelijk
* conciseness : beknoptheid
* conciseness : bondigheid
* conclude : afdoen
* conclude : afhandelen
* conclude : afwikkelen
* conclude : beslechten
* conclude : besluiten
* conclude : concluderen
* conclusion : bevinding
* conclusion : conclusie
* conclusion : effect
* conclusion : gevolgtrekking
* conclusion : resultaat
* conclusion : uitslag
* conclusive : afdoend
* conclusive : een conclusie wettigend
* concord : overeenstemming
* concrete : beton
* concrete : concreet
* concrete noun : concreet substantief
* concrete noun : concretum
* concubine : bijvrouw
* concurrence : akkoord
* concurrence : overeenkomst
* concurrence : overeenstemming
* condemn : afkeuren
* condemn : veroordelen
* condemn : verwerpen
* condemn : wraken
* condemn to death : ter dood veroordelen
* condemnable : afkeurenswaardig
* condemnable : laakbaar
* condemnable : verwerpelijk
* condemnation : afkeuring
* condemnation : verwerping
* condemnation : wraking
* condense : condenseren
* condense : neerslaan
* condition : bepaling
* condition : conditie
* condition : constellatie
* condition : gesteldheid
* condition : situatie
* condition : staat
* condition : stand
* condition : stand van zaken
* condition : toestand
* condition : voorwaarde
* conditional : voorwaardelijke wijs
* conditional mood : voorwaardelijke wijs
* conditions : voorwaarden
* condolences : condoleantie
* condolences : rouwbeklag
* condom : capotje
* condom : condoom
* condom : kapotje
* condom : regenjasje
* conduce : bijdragen
* conducive : bevorderend
* conduct : besturen
* conduct : brengen
* conduct : de weg wijzen
* conduct : dirigeren
* conduct : gedrag
* conduct : geleiden
* conduct : houding
* conduct : leiden
* conduct : rondleiden
* conduct : voeren
* conduct : wandel
* conduct oneself : zich gedragen
* conductor : bestuurder
* conductor : conducteur
* conductor : dirigent
* conductor : geleider
* conductor : wagenbestuurder
* cone : kegel
* cone : wafeltje
* confectioner : banketbakker
* confectioner : koekbakker
* confectioner's : banketbakkerswinkel
* confectioner's cream : banketbakkersroom
* confectioner's shop : banketbakkerswinkel
* confectionery : banketbakkerij
* confectionery : koekbakkerij
* confederation : bondsstaat
* confederation : confederatie
* confederation : eedgenootschap
* conference : conferentie
* confess : bekennen
* confess : biechten
* confess : erkennen
* confess : toegeven
* confession : bekentenis
* confession : belijdenis
* confession : biecht
* confession : confessie
* confession : erkenning
* confession : gezindte
* confidant : vertrouweling
* confidant : vertrouwelinge
* confide : toevertrouwen
* confide : vertrouwen
* confide : vertrouwen hebben in
* confidence : argeloosheid
* confidence : confidentie
* confidence : fiducie
* confidence : geloof
* confidence : naïveteit
* confidence : vertrouwelijke mededeling
* confidence : vertrouwelijkheid
* confidence : vertrouwen
* confidence : vertrouwen (znw)
* confident : vol vertrouwen
* confident : zelfbewust
* confident : zelfverzekerd
* confidential : geheim
* confidential : vertrouwelijk
* confine : begrenzen
* confine : beknotten
* confine : beperken
* confine : beperkingen opleggen aan
* confined : begrensd
* confined : beperkt
* confined : eindig
* confined to one's bed : bedlegerig
* confirm : aannemen
* confirm : bekrachtigen
* confirm : bevestigen
* confirm : erkennen
* confirm : staven
* confirm : vormen
* confirmation : aanneming
* confirmation : bekrachtiging
* confirmation : bevestiging
* confirmation : vormsel
* confiscate : confisqueren
* confiscate : in beslag nemen
* confiscate : konfiskeren
* confiscate : verbeurd verklaren
* conflagration : brand
* conflagration : vuurzee
* conflict : conflict
* conflict : overlappen
* conflict : tegenstrijdig zijn
* conform (to) : zich aanpassen (aan)
* conform : in overeenstemming zijn
* conform : passen
* conform : rijmen
* conform : zich aanpassen
* conforming : adequaat
* conforming : bijpassend
* conforming : overeenstemmend
* conforming : passend
* confound : verwarren
* confront : bezwaar hebben tegen
* confront : confronteren
* confront : het hoofd bieden
* confront : niet toegeven
* confront : niet wijken
* confront : pal staan
* confront : standhouden
* confront : weerstaan
* confront : zich verzetten
* confrontation : confrontatie
* confuse : dooreenhalen
* confuse : in verwarring brengen
* confuse : van zijn stuk brengen
* confuse : verwarren
* confuse : verwisselen
* confusing : verwarrend
* confusion : disorde
* confusion : janboel
* confusion : rommel
* confusion : rotzooi
* confusion : verwardheid
* confusion : verwarring
* confusion : wanorde
* confusion : war
* confusion of ideas : begripsverwarring
* congenital : aangeboren
* congenital : ingeboren
* congentital : aangeboren
* congested : verstopt
* congestion : aandrang
* congestion : bloedaandrang
* congestion : congestie
* congestion : verstopping
* congratulate (on) : feliciteren (met)
* congratulate : feliciteren
* congratulate : gelukwensen
* congratulation : felicitatie
* congratulation : gelukwens
* congratulations : gefeliciteerd (niet bij verjaardag)
* congregate : bijeenkomen
* congregate : samenkomen
* congregate : vergaderen
* congregation : congregatie
* congress : congres
* congruent : congruent
* conifer : conifeer
* conifer : naaldboom
* conifer forest : naaldbos
* conifer forest : naaldwoud
* conjecture : gissen
* conjecture : gissing
* conjecture : giswerk
* conjecture : vermoeden
* conjugate : conjugeren
* conjugate : vervoegen
* conjunction : conjunctie
* conjunction : voegwoord
* conmigo : met me
* conmigo : met mij
* connect : aan elkaar vastmaken
* connect : aansluiten
* connect : bijeenbinden
* connect : binden
* connect : samenbinden
* connect : vastbinden
* connect : vastmaken
* connect : verbinden
* connect : verbinding
* connect up : aansluiten
* connect up : verbinden
* connected : coherent
* connected : samenhangend
* connection : aansluiting
* connection : bond
* connection : connectie
* connection : contact
* connection : geleding
* connection : liga
* connection : samenhang
* connection : verband
* connection : verbinding
* connection : verbond
* connoisseur : kenner
* connotation : associatie
* connotation : bijbetekenis
* connotation : bijklank
* connotation : connotatie
* connotation : gevoelswaarde
* conquer : veroveren
* conquest : verovering
* consanguinity : bloedverwantschap
* conscience : geweten
* conscientious : consciëntieus
* conscientious : gewetensvol
* conscious : bewust
* conscious : bij bewustzijn
* conscious : welbewust
* conscious of : zich bewust van
* consciousness : besef
* consciousness : bewustzijn
* consciousness : bezinning
* consecutively : achtereen
* consecutively : achtereenvolgens
* consecutively : successievelijk
* consensus : consensus
* consensus : eensgezindheid
* consensus : overeenstemming
* consent (to) : toestemmen (in)
* consent : fiat
* consent : goedvinden
* consent : het eens zijn
* consent : instemmen
* consent : instemming
* consent : toegeven
* consent : toestemmen
* consent : toestemming
* consequence : consequentie
* consequence : gevolg
* consequence : uitvloeisel
* consequence : voortvloeisel
* consequently : als gevolg
* consequently : bijgevolg
* consequently : daarom
* consequently : derhalve
* consequently : dientengevolge
* consequently : dus
* consequently : waarom
* consequently : zodoende
* conservation : behoud
* conservation : bewaring
* conservation : handhaving
* conservation : instandhouding
* conservation : milieubeheer
* conservationist : milieubeschermer
* conservative : behoudend
* conservative : conservatief
* conserve : behouden
* conserve : bergen
* conserve : bewaren
* conserve : conserveren
* conserve : onderhouden
* conserve : overhouden
* consider : aanmerken als
* consider : beschouwen
* consider : houden voor
* consider : in acht nemen
* consider : nagaan
* consider : overwegen
* consider : rekening houden met
* consider : verslijten voor
* consider : zien
* consider : zien als
* considerable : aanmerkelijk
* considerable : aanzienlijk
* considerable : flink
* considerable : geruim
* considerably : aanzienlijk
* consideration : beraad
* consideration : overweging
* consideration : ruggespraak
* consignee : ontvanger
* consist : bestaan uit
* consist : samenstelling
* consist of : bestaan uit
* consistency : consequentie
* consistency : gevolg
* consistency : samenstelling
* consistent : coherent
* consistent : consequent
* consistent : samenhangend
* consolation : heul
* consolation : troost
* consolation : vertroosting
* console : troosten
* console : vertroosten
* console manufacturer : fabrikant van de videospelletjeconsole
* consonant : consonant
* consonant : medeklinker
* conspicuous : opvallend
* conspiracy : komplot
* conspiracy : samenspanning
* conspiracy : samenzwering
* conspire : samenspannen
* conspire : samenzweren
* constant : aanhoudend
* constant : bestendig
* constant : constant
* constant : gestaag
* constant : gestadig
* constant : onophoudelijk
* constant : stabiel
* constant : standvastig
* constant : vast
* constant : voortdurend
* constantly : aldoor
* constantly : bij voortduring
* constantly : constant
* constantly : onophoudelijk
* constantly : permanent
* constantly : voortdurend
* constellation : constellatie
* constellation : sterrenbeeld
* consternation : consternatie
* consternation : ontsteltenis
* consternation : ontzetting
* consternation : verbijstering
* consternation : verbluftheid
* consternation : verslagenheid
* constipate : constipatie veroorzaken
* constipate : stoppen
* constipate : verstoppen
* constipated : hardlijvig
* constipated : verstopt
* constipation : constipatie
* constipation : obstipatie
* constipation : verstopping
* constituency : kiesdistrict
* constituent : kiezer (in kiesdistrict)
* constitute : uitmaken
* constitute : vormen
* constitution : constitutie
* constitution : grondwet
* constitutional : constitutioneel
* constitutional : grondwettelijk
* constitutional : grondwettig
* constringent : adstringerend
* constringent : samentrekkend
* construct : aanleggen
* construct : bouwen
* construct : construeren
* consul : consul
* consul general : consul-generaal
* consulate : consulaat
* consult : consulteren
* consult : overleggen
* consult : raadplegen
* consultancy : adviesbureau
* consultant : adviseur
* consultant : consultant
* consultation : beraadslaging
* consultation : consult
* consultation : consultatie
* consultation : overleg
* consume : bezighouden
* consume : consumeren
* consume : slopen
* consume : verbruiken
* consume : verorberen
* consume : verteren
* consumer : consument
* consumer : gebruiker
* consumer : verbruiker
* consumption : longtering
* consumption : tering
* consumption : tuberculose
* consumptive : teringlijder
* contact : aanraking
* contact : contact
* contact : contact hebben
* contact : contact hebben met
* contact : contact maken met
* contact : voeling
* contact lens : contactlens
* contagion : besmetting
* contagion : infectie
* contagious : aanstekelijk
* contagious : besmettelijk
* contagious : verpestend
* contagious/infectious : besmettelijk
* contain : behelzen
* contain : bevatten
* contain : inhouden
* container : bak
* container : doos
* container : etui
* container : foedraal
* container : koker
* container : korf
* container : pot
* container : vat
* container : zak
* contaminate : besmetten
* contaminated : besmet
* contaminated : geïnfecteerd
* contamination : besmetting
* contamination : infectie
* contemplate : beschouwen
* contemplative : beschouwelijk
* contemplative : beschouwend
* contemplative : contemplatief
* contemporary : eigentijds
* contemporary : hedendaags
* contemporary : modern
* contemporary : tijdgenoot
* contemporary : tijdgenote
* contempt : minachting
* contempt : schamperheid
* contempt : verachting
* contempt : versmading
* contend with : bestrijden
* contend with : het opnemen tegen
* content : inhoud
* content : tevreden
* content : tevredenstellen
* content : vergenoegen
* contented : tevreden
* contented : vergenoegd
* contented : voldaan
* contention : bewering
* contentment : tevredenheid
* contents : inhoud
* contest : concours
* contest : match
* contest : wedstrijd
* continent : continent
* continent : vasteland
* continent : werelddeel
* contingency : eventualiteit
* contingent : eventueel
* contingent : gebeurlijk
* continual : bestendig
* continual : constant
* continual : gestaag
* continual : gestadig
* continual : stabiel
* continual : standvastig
* continual : vast
* continually : aldoor
* continually : bij voortduring
* continually : permanent
* continually : voortdurend
* continuance : bestendiging
* continuation : bestendiging
* continuation : vervolg
* continuation : voortzetting
* continue : aanhouden
* continue : beklijven
* continue : bestendigen
* continue : continueren
* continue : doorgaan
* continue : doorlopen
* continue : duren
* continue : herbeginnen
* continue : standhouden
* continue : verder gaan met
* continue : verdergaan
* continue : vervolgen
* continue : voortduren
* continue : voortgaan
* continue : voortzetten
* continue in office : aanblijven
* continuous : aanhoudend
* continuous : continu
* continuous : doorlopend
* continuous : onafgebroken
* continuous : ononderbroken
* continuous : staag
* continuous : voortdurend
* continuously : aldoor
* continuously : alsmaar
* continuously : bij voortduring
* continuously : permanent
* continuously : voortdurend
* contort : twijnen
* contort : verbuigen
* contort : verdraaien
* contort : vertrekken
* contort : verwringen
* contort : wringen
* contour : omlijning
* contour : omtrek
* contraband : contrabande
* contraband : smokkelwaar
* contraception : anticonseptie
* contraceptive : anticonceptie-
* contraceptive : anticonceptiemiddel
* contract : contract
* contract : verbintenis
* contract a loan : een lening sluiten
* contractor : aannemer
* contractor : bouwondernemer
* contradict : in tegenspraak zijn met
* contradict : tegenspreken
* contradict : tegenwerpen
* contradict : weerleggen
* contradiction : tegenstrijdigheid
* contradictory : tegenstrijdig
* contradistinction : tegenstelling
* contradistinction : tegenstrijdigheid
* contraindication : tegenindicatie
* contralto : alt
* contralto : altstem
* contralto : altzangeres
* contralto : tweede alt
* contralto voice : alt
* contralto voice : altstem
* contrary : strijdig
* contrary : tegengesteld
* contrary : tegenliggend
* contrary : tegenstaand
* contrary : tegenstrijdig
* contrary to : in tegenstelling tot
* contrary to : tegen
* contrast : afsteken
* contrast : contrast
* contrast : contrasteren
* contrast : tegenbeeld
* contrast : tegenstelling
* contrast : tegenstrijdigheid
* contribute : bijdragen
* contribution : bijdrage
* contribution : bijdragen
* contribution : financiële bijdrage
* contribution : financiële steun
* contrite : berouwvol
* contrite : boetvaardig
* contrition : berouw
* contrived : bedrieglijk
* contrived : slinks
* control : bedienen
* control : beheersen
* control : besturen
* control : bestuur
* control : bewind
* control : controle
* control : de scepter zwaaien
* control : heerschappij
* control : heersen
* control : invloed
* control : regeren
* control : regering
* control oneself : zich beheersen
* controller : controleur
* controller : controller
* controller : opzichter
* controller : supervisor
* controller : verificateur
* controversial : controversieel
* controversy : controverse
* controversy : grote onenigheid
* controversy : pennestrijd
* controversy : polemiek
* controversy : twistgeschrijf
* convalesce : aansterken
* convalesce : op verhaal komen
* convenience : gemak
* convenient : doelmatig
* convenient : gemakkelijk
* convenient : gepast
* convenient : geschikt
* convenient : passend
* convent : klooster
* convention : congres
* convention : conventie
* converge : convergeren
* converge : samenkomen
* converge : samenlopen
* conversance : bekendheid
* conversation : conversatie
* conversation : gesprek
* conversation : onderhoud
* converse : converseren
* converse : een gesprek voeren
* conversion : bekering
* conversion : keer
* conversion : kentering
* conversion : omkeer
* conversion : omwisseling
* conversion : verandering
* conversion : verloop
* conversion : verzetting
* conversion : wijziging
* conversion : wisseling
* convert : bekeerling
* convert : bekeren
* convert : proseliet
* convertible mark : convertibele mark
* convey : aangeven
* convey : aanreiken
* convey : aanvoeren
* convey : afdragen
* convey : overbrengen
* convey : overdragen
* convey : overgeven
* convey : toereiken
* convey : toevoeren
* convey as passenger : vervoeren als passagier
* convict (of) : veroordelen (voor)
* convict : gedetineerde
* convict : gevangene
* convict : schuldig bevinden
* conviction : overtuiging
* conviction : veroordeling
* convince : overtuigen
* convoke : bijeenroepen
* convoke : convoceren
* convoke : konvoceren
* convoke : uitschrijven
* convoluted : nodeloos ingewikkeld
* convulsion : kramp
* convulsion : stuip
* convulsion : stuiptrekking
* cook : bakken
* cook : keukenmeid
* cook : kok
* cook : koken
* cook : kokkin
* cook : opstaan
* cookbook : kookboek
* cooked : gekookt
* cookie : biscuit
* cookie : koekje
* cooking pot : kookpan
* cooking pot : kookpot
* cooking pot : pan
* cool : afkoelen
* cool : bekoelen
* cool : cool
* cool : fris
* cool : kil
* cool : koel
* cool down : afkoelen
* cool down : bekoelen
* cool season : koele seizoen
* cooling : bekoeling
* coop : hoenderhok
* coop : kippenhok
* coop : kippenren
* cooper : kuiper
* cooperate : meewerken
* cooperate : samenwerken
* coordinate : bijeenschakelen
* coordinate : coördinaat
* coordinate : coördineren
* coordinate : doen bijeen passen
* coordinate : gelijkschakelen
* coordinate : zorgen dat het bijeenpast
* coordinating conjunction : nevenschikkend voegwoord
* cope with : aankunnen
* copier : kopieerapparaat
* coping : nok
* coping : vorst
* copious : abundant
* copious : overvloedig
* copious : rijk
* copious : uitbundig
* copious : uitgebreid
* copious : volop
* copious : weelderig
* copious : welig
* copper : koper
* copper : koperen
* copper : koperkleurig
* copper : roodkoper
* copper : roodkoperen
* coprophagia : coprofagie
* copula : koppelwerkwoord
* copulation : geslachtsdaad
* copulation : paring
* copy : afdruk
* copy : afdrukken
* copy : afschrift
* copy : exemplaar
* copy : kopie
* copy : kopij
* copy : kopiëren
* copy : nabootsen
* copy : nabootsing
* copy : nadoen
* copy : namaaksel
* copy : namaken
* copy : naäpen
* copy : ontvangen
* copyright : auteursrecht
* copyright : copyright
* copyright : kopijrecht
* copyright : onder auteursrecht plaatsen
* coquetry : behaagzucht
* coquettish : behaagziek
* coquettish : koket
* cor anglais : engelse hoorn
* coral : koraal
* coral : koraal-
* coral : koraalrif
* coral : koraalrode
* coral : koraalrood
* cord : kabel
* cord : koord
* cord : koorde
* cord : lijn
* cord : lijntje
* cord : snaar
* cord : snoer
* cord : stemband
* cord : touw
* cord : zeel
* cordial : hartelijk
* cordial : hartgrondig
* cordial : innig
* cordon : afzetting
* cordon : kordon
* core : binnenste
* core : kern
* core : pit
* core competency : kerncompetentie
* coriander : koriander
* cork : kurk
* corkscrew : kurkentrekker
* corkscrew : kurketrekker
* cormorant : aalscholver
* corn : eelt
* corn : eksteroog
* corn : graan
* corn : koren
* corn : likdoorn
* corn : mais
* corn chamomile :
* corn chamomile : Roomse kamille
* corn cockle : bolderik
* cornel : kornoelje
* corner : accapareren
* corner : hoek
* corner : opkopen
* corner : straathoek
* corner kick : hoekschop
* cornflower : blauwbol
* cornflower : bol
* cornflower : echte korenbloem
* cornflower : korenbloem
* corolla : bloemkroon
* corolla : kroon
* corona : corona
* coronation : bekroning
* coronation : kroning
* coroner : lijkschouwer
* corporal : korporaal
* corporal : lichamelijk
* corporal : lijfelijk
* corporation : bedrijf
* corporation : corporatie
* corporation : gilde
* corporation : vakvereniging
* corporation : vennootschap
* corporeal : lichamelijk
* corporeal : lijfelijk
* corps : corps
* corps : korps
* corps : legerkorps
* corpse : kadaver
* corpse : kreng
* corpse : lijk
* corpulent : dik
* corpulent : lijvig
* corpus : corpus
* corpuscle : pilletje
* corral : kraal
* corral : omheind terrein
* corral : paardestal
* corral : stal
* correct : afstraffen
* correct : bijsturen
* correct : correct
* correct : corrigeren
* correct : goed
* correct : juist
* correct : recht
* correct : verbeteren
* correct : zuiver
* correspond : aansluiten
* correspond : corresponderen
* correspond to : beantwoorden aan
* correspond to : overeenstemmen met
* corridor : baan
* corridor : corridor
* corridor : gang
* corridor : hal
* corridor : luchtweg
* corridor : overloop
* corridor : rijstrook
* corridor train : D-trein
* corroborate : bekrachtigen
* corroborate : bevestigen
* corroborate : erkennen
* corroborate : staven
* corroborate : vormen
* corrode : aantasten
* corrode : bijten
* corrode : corroderen
* corrode : uitbijten
* corrode : uitvreten
* corrode : wegvreten
* corrosive sublimate : sublimaat
* corrugate : onduleren
* corruption : bederf
* corruption : omkoopbaarheid
* corruption : verdorvenheid
* corruption : zedenbederf
* cosine : cosinus
* cosmetic case : beauty-case
* cosmetic powder : toiletpoeder
* cosmology : kosmologie
* cosmos : heelal
* cosmos : kosmos
* cost : kosten
* cost : kostprijs
* cost : onkosten
* costly : duur
* costly : kostbaar
* costly : prijzig
* costly : waardevol
* costume : dracht
* costume : gewaad
* costume : kostuum
* costume : pak
* cosy : gezellig
* cosy : gezellige
* cosy : knus
* cosy : knusse
* cot : kinderbed
* coterie : kliek
* coterie : kongsi
* coterie : pal
* coterie : troep
* cottage : huisje
* cottage : hut
* cotton : katoen
* cotton : katoenen weefsel
* cotton : katoenplant
* cotton : ruwe katoen
* cotton candy : suikerspin
* cotton-wool : watten
* couch : Turkse staatsraad
* couch : canapé
* couch : divan
* couch : rustbank
* couch : sofa
* couch : zitbank
* couch potato : tv-verslaafde
* couch-grass : hondsgras
* couch-grass : kweek
* couch-grass : kweekgras
* cougar : poema
* cough : hoest
* cough : hoesten
* cough : kuch
* cough : kuchen
* council : raad
* council : raadgevend lichaam
* counsel : aankondigen
* counsel : aanraden
* counsel : advies
* counsel : adviseren
* counsel : advocaat
* counsel : bekendmaken
* counsel : pleitbezorger
* counsel : raad
* counsel : raadgeving
* counsel : raden
* counsel : verdediger
* counsel : voorspreker
* counsel : zaakbezorger
* counsellor : adviseur
* counsellor : mentor
* counsellor : raadgever
* count : aftellen
* count : aftelling
* count : berekenen
* count : calculeren
* count : graaf
* count : in aanmerking komen
* count : meetellen
* count : neertellen
* count : rekenen
* count : tellen
* count : telling
* count : uitrekenen
* count down : aftellen
* count down : aftrekken
* count down : inhouden
* count down : korten
* count in : bijtellen
* count noun : telbaar substantief
* count noun : telbaar zelfstandig naamwoord
* countable : telbaar
* countable : telbare
* countdown : aftellen
* countdown : aftelling
* counter : tegengaan
* counter : toonbank
* counter-attack : tegenaanval
* counterbalance : tegenwicht
* counterfeit : nagemaakt
* counterfeit : namaken
* counterfeit : vervalsen
* counterfeit : vervalsing
* countermand : afbestellen
* countermand by telephone : afbellen
* counterpane : beddesprei
* counterpane : sprei
* counterpart : tegenhanger
* counterproductive : contraproductief
* countertenor : alt
* countertenor : altist
* countertenor : altzanger
* countess : gravin
* counting-frame : telraam
* countless : ontelbaar
* countless : talloos
* country : boeren-
* country : land
* country : land-
* country : open veld
* country : platteland
* country : plattelands
* country code : landnummer
* countryman : boer
* countryman : landman
* countryman : plattelander
* countryside : open veld
* countryside : platteland
* county : graafschap
* county court : arrondissementsrechtbank
* coup d'état : staatsgreep
* couple : duo
* couple : echtelieden
* couple : echtpaar
* couple : koppel
* couple : koppelen
* couple : paar
* couple : paren
* coupon : bon
* coupon : coupon
* coupon : kaartje
* coupon : voucher
* coupé : compartiment
* coupé : coupé
* coupé : treincoupé
* courage : dapperheid
* courage : durf
* courage : lef
* courage : moed
* courageous : boud
* courageous : dapper
* courageous : ferm
* courageous : kloek
* courageous : koen
* courageous : moedig
* courageous : onvervaard
* courageous : stout
* courageous : stoutmoedig
* courageous : vermetel
* courgette : courgette
* courier : bode
* courier : ijlbode
* courier : koerier
* courier : loper
* course : baan
* course : cursus
* course : gerecht
* course : koers
* course : leergang
* course : loop
* course : onbenullig
* course : parcours
* course : plat
* course : route
* course : schotel
* course : tracé
* course : traject
* course : triviaal
* course : vulgair
* court : binnenplaats
* court : erf
* court : gerechtshof
* court : het hof maken
* court : hof
* court : instantie
* court : plaats
* court : rechtbank
* court : rechtszaal
* court : scharrelen
* court : vrijen
* courteous : beleefd
* courteous : beschaafd
* courteous : galant
* courteous : heus
* courteous : hoffelijk
* courteous : welgemanierd
* courteous : wellevend
* courtesy : beleefdheid
* courtesy : hoffelijkheid
* courtroom : rechtszaal
* courtyard : binnenplaats
* courtyard : erf
* courtyard : hof
* courtyard : plaats
* cousin : neef
* cousin : neef male cousin or nephew
* cousin : nicht
* cousin : nicht female cousin or niece
* cover : afleggen
* cover : aflopen
* cover : band
* cover : bedekken
* cover : bedekking
* cover : behandelen
* cover : bekleden
* cover : bekleding
* cover : bekleedsel
* cover : beleggen
* cover : bestrijken
* cover : boekband
* cover : buitenband
* cover : cover
* cover : coveren
* cover : dek
* cover : dekken
* cover : dekking
* cover : deksel
* cover : doorgaan
* cover : een verslag maken van
* cover : entree
* cover : gaan door
* cover : hulsel
* cover : inkom
* cover : kaft
* cover : kiemvlies
* cover : omslag
* cover : overtrek
* cover : overtrekken
* cover : sprei
* cover : toedekken
* cover : verslaan
* cover with dust : bestuiven
* cover with dust : stoffig maken
* coverage : verslaggeving
* covered : bedekt
* covered : begroeid
* covered : bezaaid
* covered with blood : bebloed
* covered with blood : bloedbevlekt
* coverlet : beddesprei
* coverlet : sprei
* covet : azen op
* covet : begeren
* covet : dorsten naar
* covetousness : begeerte
* covetousness : begerigheid
* covetousness : graagte
* cow : koe
* cow : runder-
* cow parsnip : bereklauw
* cow- : runder-
* cow-wheat : zwartkoren
* coward : bangerd
* coward : lafaard
* cowardice : lafhartigheid
* cowardice : lafheid
* cowardly : laf
* cowbell : koeienbel
* cowboy : cowboy
* cower : hurken
* cower : in elkaar duiken
* cower : ineenkrimpen
* cower : ineenkronkelen
* cowhouse : koestal
* cowl : capuchon
* cowl : huik
* cowl : kap
* cowl : mantelkap
* cowl : schuifdak
* cowshed : koestal
* coyote : coyote
* coyote : prairiewolf
* coypu : beverrat
* crab : krab
* crack : barst
* crack : gaping
* crack : kier
* crack : kloof
* crack : knal
* crack : knallen
* crack : knappen
* crack : krak
* crack : kraken
* crack : scheur
* crack : spleet
* crack : split
* crack : spouw
* crack-brained : geschift
* crack-brained : getikt
* crack-brained : getroebleerd
* crack-brained : getroubleerd
* crack-brained : tureluurs
* cracked : gebarsten
* crackle : kletteren
* crackle : knapperen
* crackle : knetteren
* cradle : bakermat
* cradle : geboorteplek
* cradle : wieg
* craft : ambacht
* craft : ambachtslui
* craft : arglist
* craft : boosaardigheid
* craft : gewiekstheid
* craft : handbewerken
* craft : stiel
* craft : stielmannen
* craft : toestel
* craft : tuig
* craft : vak
* craft : vaklui
* craft : vakmanschap
* craftiness : arglist
* craftiness : boosaardigheid
* cramp-iron : anker
* cramp-iron : armatuur
* cramp-iron : muuranker
* cramp-iron : scheerlijn
* cramp-iron : stag
* cramp-iron : steundraad
* cramp-iron : tui
* cramped : benauwd
* cramped : eng
* cramped : krap
* cramped : nauw
* cranberry : amerikaanse veenbes
* crane : hijskraan
* crane : kraan
* crane : kraanvogel
* crane's-bill : ooievaarsbek
* crank : arm
* crank : kruk
* crank : zwengel
* crank : zwing
* crap : poep
* crap : rotzooi
* crash : neerstorten
* crash into : stoten op
* crash into : zich stoten aan
* crawl : kruipen
* crayfish : kreeft
* crayfish : rivierkreeft
* crayfish : zoetwaterkreeft
* crayon : kleurpotlood
* craze : bestseller
* craze : furore
* craze : rage
* craziness : gekheid
* craziness : gekte
* craziness : krankzinnigheid
* craziness : uitzinnigheid
* craziness : waanzin
* craziness : zinneloosheid
* craziness : zinsverbijstering
* crazy : dol
* crazy : dolzinnig
* crazy : gek
* crazy : krankzinnig
* crazy : stapel
* crazy : uitzinnig
* crazy : waanzinnig
* creak : knarsen
* creak : knersen
* creak : kraken
* creak : krassen
* creak : piepen
* cream : afromen
* cream : crème
* cream : crème de la crème
* cream : crèmekleurig
* cream : ontromen
* cream : puikje
* cream : romen
* cream : room
* cream : vla
* cream : zalf
* crease : frommelen
* crease : kreukelen
* crease : verfomfaaien
* crease : verfrommelen
* crease : verkreukelen
* create : componeren
* create : creëren
* create : maken
* create : scheppen
* create : schrijven
* create a scandal : aanstoot geven
* creation : creatie
* creation : schepping
* creation : verwezenlijking
* creative : creatiev
* creativity : creativiteit
* creator : schepper
* creature : creatuur
* creature : schepping
* creature : schepsel
* creature : wezen
* credential : geloofsbrief
* credibility : geloofwaardigheid
* credible : geloofwaardig
* credit : batig
* credit : credit
* credit : creditzijde
* credit : krediet
* credit : tegoed
* credit : voordelig
* credit card : kredietkaart
* credulous : lichtgelovig
* creed : credo
* creed : geloofsbelijdenis
* creed : geloofsovertuiging
* creep : engerd
* creep : griezel
* creep : kruip
* creep : kruipen
* creep : opschuiven
* creepy : eng
* creepy : griezelig
* cremate : cremeren
* cremate : verassen
* cremation : crematie
* cremation : lijkverbranding
* cremation : verassing
* crevice : barst
* crevice : gaping
* crevice : kier
* crevice : kloof
* crevice : spleet
* crevice : split
* crevice : spouw
* crew : bemanning
* crew : ploeg
* crew : scheepsbemanning
* crew : scheepsvolk
* crew : team
* crib : afkijken
* crib : spieken
* crib : voederbak
* cricket : cricket
* cricket : krekel
* cricket : kriek
* crime : misdaad
* crime : misdrijf
* criminal : booswicht
* criminal : crimineel
* criminal : misdadig
* criminal : misdadiger
* criminal : schobbejak
* criminal : snood
* criminal : snoodaard
* criminal law : strafwet
* crimson : dieprood
* crimson : donkerrood
* crimson : helrood
* crimson : karmijnrood
* crimson : karmozijn
* crippled : gebrekkig
* crippled : verminkt
* crisis : crisis
* crisp : croquant
* crisp : knapperig
* crisps : chips
* criterion : criterium
* critic : criticus
* critical : hachelijk
* critical : kritiek
* critical : kritisch
* critical mass : kritische massa
* criticism : aanmerking
* criticism : beoordeling
* criticism : kritiek
* criticize : afkeuren
* criticize : bekritiseren
* criticize : beoordelen
* criticize : hekelen
* criticize : keuren
* criticize : kritiseren
* croak : krassen
* croak : kwaken
* crockery : aardewerk
* crockery : faience
* crockery : plateel
* crockery set : eetservies
* crockery set : servies
* crocodile : krokodil
* crocodile : krokodillen
* crocodile tears : krokodillentranen
* crocus : krokus
* croissant : croissant
* crook : boef
* crook : ellendeling
* crook : misdadiger
* crook : ploert
* crook : schavuit
* crook : schurk
* crook : smiecht
* crook : spitsboef
* crop : bijknippen
* crop : bijsnijden
* crop : bros
* crop : brosknippen
* crop : gewas
* crop : kroep
* crop : oogst
* crop : opbrengst
* crop : rijzweepje
* crop : voedselgewas
* crop : voedselplant
* crop up : opduiken
* crop up : verschijnen
* cross : balorig
* cross : boos
* cross : doorkruisen
* cross : geërgerd
* cross : geërgerde
* cross : kregel
* cross : kruis
* cross : kruisen
* cross : kruisteken
* cross : kwaad
* cross : nijdig
* cross : over elkaar slaan
* cross : overgaan
* cross : overlopen
* cross : oversteken
* cross : slechtgehumeurd
* cross : tegenwerkend
* cross : tegenwerkende
* cross : toornig
* cross : verstoord
* cross : vertoornd
* cross out : doorhalen
* cross out : doorstrepen
* cross out : een streep halen door
* cross out : schrappen
* cross out : uitschrappen
* cross roads : kruispunt
* cross roads : viersprong
* cross roads : wegkruising
* cross-cut Maryland : baai
* cross-cut Maryland : rooktabak
* crossbow : kruisboog
* crosswalk : oversteekplaats
* crosswalk : zebrapad
* crossways : kruiselings
* crosswise : kruiselings
* crossword : kruiswoordpuzzel
* crossword : kruiswoordraadsel
* crossword puzzle : kruiswoordraadsel
* crotch : aftakking
* crotch : kruis
* crouch : hurken
* crouch : in elkaar duiken
* crow : bonte kraai
* crow : hanengekraai
* crow : koevoet
* crow : kraai
* crow : zwarte kraai
* crowbar : hefboom
* crowbar : koevoet
* crowbar : spaak
* crowbar : zwengel
* crowd : boel
* crowd : drom
* crowd : hoop
* crowd : massa
* crowd : menigte
* crowd : schare
* crowd : stapel
* crowd : tas
* crowd : troep
* crown : bekronen
* crown : bloemenkrans
* crown : koning kronen
* crown : krans
* crown : kronen
* crown : kroon-
* crown : kroons-
* crown prince : kroonprins
* crown prince : troonsopvolger
* crucial : beslissend
* crucial : cruciaal
* crucifix : crucifix
* crucifix : kruisbeeld
* crucifixion : kruisiging
* crucify : kruisen
* crucify : kruisigen
* crude : bot
* crude : cru
* crude : grof
* crude : hardhandig
* crude : lomp
* crude : onbehouwen
* crude : onbewerkt
* crude : onkies
* crude : rauw
* crude : ruig
* crude : ruw
* crude : snauwerig
* crude oil : aardolie
* crude oil : ruwe olie
* crude oil : ruwe petroleum
* cruel : barbaars
* cruel : gemeen
* cruel : gemene
* cruel : wrede
* cruel : wreed
* cruel : wreedaardig
* cruelty : wreedheid
* cruise :
* cruise : kruisen
* crumb : broodkruimel
* crumb : kruimel
* crumble : afbrokkelen
* crumble : frommelen
* crumble : gruizelen
* crumble : kreukelen
* crumble : verfomfaaien
* crumble : verfrommelen
* crumble : verkreukelen
* crumble away : afbrokkelen
* crumble away : gruizelen
* crumble off : afbrokkelen
* crumble off : gruizelen
* crunchy : croquant
* crunchy : knapperig
* crusade : kruistocht
* crusader : kruisvaarder
* crush : aandrang
* crush : fijnstampen
* crush : intrappen
* crush : run
* crush : stampen
* crush : toeloop
* crush : verbrijzelen
* crush : vermorzelen
* crush : verpletteren
* crust : korst
* crust of the earth : aardkorst
* crustacean : schaaldier
* crutch : kruk
* cruzeiro : cruzeiro
* cry : huilen
* cry : kreet
* cry : krijten
* cry : roep
* cry : schreeuw
* cry : schreien
* cry : wenen
* cry down : afbreken
* cry down : afgeven op
* cry down : afkammen
* cry of distress : angstkreet
* cry out : gieren
* cry out : joelen
* cry out : roepen
* cry out : schreeuwen
* crybaby : aansteller
* crybaby : huilbaby
* crybaby : huilebalk
* cryptography : cryptografie
* cryptography : geheimschrift
* crystal : kristal
* crystal : kristalhelder
* crystal : kristallen
* cub : welp
* cube : blok
* cube : blokje
* cube : bouillonblokje
* cube : derde macht
* cube : dobbelsteen
* cube : in blokjes snijden
* cube : klontje
* cube : kubus
* cube : tot de derde macht verheffen
* cube : tot een kubus vormen
* cubic : kubiek
* cubic centimeter : kubieke centimeter
* cubic metre : kubieke meter
* cubism : kubisme
* cuckoo : koekoek
* cucumber : komkommer
* cuddle : knuffelen
* cuddlesome : aanhalig
* cuddly : aanhalig
* cudgel : knuppel
* cuff : manchet
* cul-de-sac : doodlopende weg
* culprit : dader
* culprit : schuldige
* cult : cultus
* cult : eredienst
* cult : verering
* cult : verheerlijking
* cultivate : aankweken
* cultivate : bebouwen
* cultivate : beschaven
* cultivate : bewerken
* cultivate : cultiveren
* cultivate : kweken
* cultivate : telen
* cultivate : verbouwen
* cultivation : bebouwing
* cultivation : bewerking
* cultural wealth : culturele rijkdom
* culture : beschaving
* culture : bouw
* culture : cultuur
* culture : teelt
* culture : verbouwing
* culture shock : cultuurschok
* cultured : geleerd
* cultured : knap
* cultured : ontwikkeld
* cum : ejaculeren
* cum : klaarkomen
* cum : komen
* cumulative : cumulatief
* cunnilingus : beffen
* cunnilingus : cunnilingus
* cunning : arglist
* cunning : boosaardigheid
* cunning : doortrapt
* cunning : doortraptheid
* cunning : gewiekst
* cunning : listig
* cunning : slim
* cunning : slimheid
* cunning : sluw
* cunning : uitgeslapen
* cunt : kut
* cunt : vulva
* cup : kop
* cup : kopje
* cup of tea : kopje thee
* cupboard : kast
* cupboardbed : bedstee
* cupboardbed : slaapkoets
* cupcake : koekje
* cupcake : mop
* cupola : koepel
* curate : hulpprediker
* curb : beperken
* cure : behandelen
* cure : behandeling
* cure : beter maken
* cure : cureren
* cure : genezen
* cure : helen
* curfew : avondklok
* curiosity : nieuwsgierigheid
* curiosity : weetgierigheid
* curious : benieuwd
* curious : curieus
* curious : eigenaardig
* curious : nieuwsgierig
* curious : typisch
* curious : vreemd
* curious : vreemdsoortig
* curium : curium
* curl : doorroeren
* curl : friseren
* curl : haarkrul
* curl : haarlok
* curl : kappen
* curl : krul
* curl : krullen
* curl : lok
* curl : omroeren
* curl : roeren
* currant : aalbes
* currant : aalbesseboom
* currant : aalbesseboompje
* currant : aalbessestruik
* currant : krent
* currant : rode aalbes
* currant : rode bes
* currant bush : aalbes
* currant bush : aalbesseboom
* currant bush : aalbesseboompje
* currant bush : aalbessestruik
* currant custard : aalbessenvla
* currant juice : aalbessesap
* currant-jam : aalbessenjam
* currant-leaf : aalbesseblad
* currency : munteenheid
* currency : muntsoort
* currency : valuta
* currency unit : munteenheid
* current : actueel
* current : aktueel
* current : aktuele
* current : eigentijds
* current : hedendaags
* current : huidig
* current : huidige
* current : loop
* current : stroming
* current : stroom
* current : stroomsterkte
* current : tegenwoordig
* current : van vandaag
* current account : lopende rekening
* current account : lopende rekening van de betalingsbalans
* current account : zichtrekening
* currently : huidig
* currently : momenteel
* currently : op het ogenblik
* currently : tegenwoordig
* curriculum : curriculum
* curriculum : levensloop
* curry : afrossen
* curry : curry
* curry : kerrie
* curry : roskammen
* curse : godlasteren
* curse : ketteren
* curse : vermaledijen
* curse : vervloeken
* curse : verwensen
* curse : vloek
* curse : vloeken
* cursor : cursor
* curt : kortaf
* curtail : inkrimpen
* curtail : korten
* curtail : verkorten
* curtailment : besnoeiing
* curtailment : vermindering
* curtain : doek
* curtain : gordijn
* curtain : overgordijn
* curtain : scherm
* curtain : voorhang
* curtain : voorhangsel
* curtsy : buigen
* curtsy : buiging
* curtsy : een buiging maken
* curtsy : nijgen
* curtsy : nijging
* curtsy : revérence
* curtsy : strijkage
* curve : afbuigen
* curve : bocht
* curve : buigen
* curve : curve
* curve : figuur
* curve : kromme
* curve : krommen
* curve : kromming
* curve : plooien
* curve : rondingen
* curved : gebogen
* curved : krom
* cushion : kussen
* cuspidor : kwispedoor
* cuspidor : spuugbak
* cuspidor : spuwbak
* cuss : godlasteren
* cuss : ketteren
* cuss : vervloeken
* cuss : vloeken
* custody : voogdij
* custom : gebruik
* custom : gewoonte
* custom : usance
* custom : zede
* custom-house : douanekantoor
* custom-house : grenskantoor
* customary : gebruikelijk
* customary : gewoon
* customer : afnemer
* customer : cliënt
* customer : klant
* customs : douane
* customs officer : douanebeambte
* cut : afbreken
* cut : afsnijden
* cut : besneden
* cut : bezuiniging
* cut : cliché
* cut : fatsoeneren
* cut : hakken
* cut : houwen
* cut : jaap
* cut : kappen
* cut : knippen
* cut : maaien
* cut : negatief
* cut : scheren
* cut : slijpen
* cut : snede
* cut : snee
* cut : snerpen
* cut : snijden
* cut : snijwond
* cut : snoeien
* cut : uitschakelen
* cut : uitzetten
* cut : vormen
* cut : vormgeven
* cut : zichten
* cut a connection : afbreken
* cut a connection : uitschakelen
* cut a connection : uitzetten
* cut into : aanbreken
* cut into : aansnijden
* cut into : beginnen te snijden
* cut off : afhakken
* cut off : afhouwen
* cut off : afkappen
* cut off : afknippen
* cut off : afsnijden
* cut off : afsteken
* cut off : omhakken
* cut off : wegsnijden
* cut the throat of : kelen
* cut up : afbreken
* cut up : afgeven op
* cut up : afkammen
* cutback : bezuiniging
* cuticle : nagelriem
* cutlass : hartsvanger
* cutlery : bestek
* cutlery : couvert
* cutlet : karbonade
* cutlet : kotelet
* cutlet : rib
* cutlet : ribstuk
* cutting : knipsel
* cuttings : afval
* cuttings : rommel
* cuttings : vuil
* cuttlefish : inktvis
* cuttlefish : inktvissen
* cyan : appelblauwzeegroen
* cyan : cyaan
* cyan : cyaankleurig
* cybernetic : cybernetisch
* cybernetic : stuurkundig
* cybernetics : cybernetica
* cybernetics : stuurkunde
* cyclamen : cyclame
* cyclamen : cyclamen
* cycle : aan- en uit-/afzetten
* cycle : cyclo-
* cycle : cyclus
* cycle : fiets
* cycle : fietsen
* cycle : in- en uitschakelen
* cycle : kringloop
* cycle : programma
* cycle : rijden
* cycle : rijwiel
* cycle : tweewieler
* cycle : wielrijden
* cycle : zwijntje
* cycle-bag : fietstas
* cyclone : cycloon
* cyclone : wervelstorm
* cylinder : cilinder
* cylinder : cylinder
* cylinder : rol
* cylinder head : cilinderkop
* cylinder phonograph : fonograaf
* cylindrical : cylindervormig
* cymbal : bekken
* cymbal : cimbaal
* cymbal : klankbekken
* cymbalist : bekkenist
* cynical : cynisch
* cypres : cipres
* cytology : celleer
* cytology : cytologie
* czar : tsaar
* czarina : tsarina
* czech : tsjech
* czech : tsjechische
* czech republic : tsjechische republiek
* czechia : tsjechië
* côte d'ivoire : ivoorkust
* dabble : aanpappen
* dabble : dompelen
* dabble : spetteren
* dachshund : [teckel]
* dachshund : dashond
* dad : pa
* dad : papa
* dad : pappa
* dad : pappie
* dad : vaartje
* daddy : pa
* daddy : papa
* daddy : pappa
* daddy : pappie
* daddy : vaartje
* daddy : vake
* daffodil : narcis
* daft : geschift
* daft : getikt
* daft : getroebleerd
* daft : getroubleerd
* daft : tureluurs
* dagger : dolk
* dahlia : dahlia
* daily : alledaags
* daily : daags
* daily : dagblad
* daily : dagelijks
* daily : dagelijkse
* daily : schoonmaakster
* daily paper : courant
* daily paper : dagblad
* daily paper : krant
* dainty : aardig
* dainty : beminnelijk
* dainty : delicaat
* dainty : fijn
* dainty : gevoelig
* dainty : iel
* dainty : kies
* dainty : kieskeurig
* dainty : lief
* dainty : tactvol
* dainty : teder
* dainty : teer
* dainty : vriendelijk
* dairy : melkinrichting
* dairy : zuivel
* dairy : zuivel-
* dairy : zuivelfabriek
* dairy farm : melkveebedrijf
* dairy product : zuivelproduct
* daisy : madeliefje
* daisy : meizoentje
* dam : afsluitdam
* dam : afsluitdijk
* dam : afsluiting
* dam : barrière
* dam : dam
* dam : sperdam
* dam : stuw
* dam : stuwdam
* dam : versperring
* dam in : bedijken
* dam up : afdammen
* dam up : bedijken
* damage : averij
* damage : bederven
* damage : beschadigen
* damage : beschadiging
* damage : defect
* damage : gebrek
* damage : havenen
* damage : schade
* damage : schade aanrichten
* damage : schaden
* damage : schenden
* damage : stukmaken
* damage : toetakelen
* damage : verwoesten
* damage : zeeschade
* damage : zwaar beschadigen
* damaged : defect
* damaged : gehavend
* damaged : kaduuk
* damaged : kapot
* damaged : stuk
* dame : jonkvrouw
* dame : vrouwe
* damn : godverdomme
* damn : verdoemen
* damn : verdomd
* damn : verdomme
* damp : natheid
* damp : nattigheid
* damp : vocht
* damp : vochtig
* damp : vochtigheid
* dampen : bevochtigen
* dampen : vochtig maken
* damper : afzuigkap
* damper : dampkap
* damper : demper
* damper : domper
* dan : dan
* dance : bal
* dance : dans
* dance : dansen
* dance : danspartij
* dancer : danser
* dancer : danseres
* dandelion : leeuwetand
* dandelion : paardebloem
* dandelion : paardenbloem
* dandruff : roos
* dandy : dandy
* dandy : fat
* dandy : kwast
* dandy : modepop
* dandy : saletjonker
* danger : gevaar
* danger : gevaarlijkheid
* danger : hachelijkheid
* danger : nood
* danger : onraad
* danger : perikel
* danger of skidding : slipgevaar
* dangerous : gevaarlijk
* dangerous : gevaarlijke
* dangerous : hachelijk
* dangerous : link
* dank : klam
* dank : klamme
* dank : vochtig
* dank : vochtige
* danube : donau
* daphne : peperboompje
* dare : aandurven
* dare : bestaan
* dare : durven
* dare : tarten
* dare : uitdagen
* dare : uitdaging
* dare : wagen
* dare : zich vermetelen
* dare : zich wagen aan
* dare to fight : aandurven
* daring : brutaal
* daring : dapper
* daring : driest
* daring : durf
* daring : gedurfd
* daring : gedurfdheid
* daring : koen
* daring : lef
* daring : stout
* daring : stoutheid
* daring : stoutmoedig
* daring : stoutmoedigheid
* daring : vermetel
* daring : vermetelheid
* daring : waaghalzerig
* dark : donker
* dark : duister
* dark : het vallen van de avond
* dark : ongewisse
* dark : onwetendheid
* dark : somber
* dark blue : donkerblauw
* dark side : donkere kant
* dark-room :
* dark-room : kamer
* dark-room : kamertje
* darken : donker worden
* darken : versomberen
* darkness : donker
* darkness : duister
* darkness : duisternis
* darling : hartedief
* darling : liefje
* darling : lieveling
* darling : lieverd
* darling : schat
* darling : schattebout
* darling : snoes
* darling : zoetelief
* darmstadtium : darmstadtium
* darn : bliksems
* darn : deksels
* darn : sakkerloot
* darn : stoppen
* darn : verdorie
* darn : verduiveld
* darn : verrek
* dart : pijltje
* dash : koppelteken
* dash : scheutje
* dash : snel afhaspelen
* dash : snel afmaken
* dash : sprint
* dash : sprinten
* dash : streepje
* dash : verdorie!
* dash : verwoesten
* dash-board : beschot
* dash-board : dashboard
* dash-board : instrumentenbord
* dash-board : paneel
* dash-board : wagenschot
* data : gegevens
* data : grondstof
* data : materiaal
* data : materieel
* data structure : datastructuur
* data structure : gegevensstructuur
* database : databank
* database : database
* date : afspraak
* date : afspraakje
* date : dactylus
* date : dadel
* date : dagtekenen
* date : dagtekening
* date : daten
* date : dateren
* date : datering
* date : datum
* date : rendez-vous
* date palm : dadelpalm
* date-palm : dadelpalm
* dative : datief
* dative : derde naamval
* dative : meewerkend voorwerp
* dative case : datief
* dative case : derde naamval
* dative case : meewerkend voorwerp
* daughter : dochter
* daughter-in-law : schoondochter
* daunt : afschrikken
* davy : mijnlamp
* dawn : aanbreken van de dag
* dawn : aurora
* dawn : dageraad
* dawn : morgenlicht
* dawn : morgenrood
* dawn : ochtendgloren
* day : dag
* day : etmaal
* day after tomorrow : overmorgen
* day before yesterday : eergisteren
* day-dreamer : dromer
* day-dreamer : mijmeraar
* day-ticket : dagkaart
* daybreak : aanbreken van de dag
* daybreak : dageraad
* daybreak : ochtendgloren
* daydream : dagdromen
* daydream : dagdroom
* daydream : dromen
* daydream : droom
* daydream : mijmeren
* daydream : wensdroom
* daylight : daglicht
* dazed : bedremmeld
* dazed : beduusd
* dazed : beteuterd
* dazed : verbijsterd
* dazed : verbouwereerd
* dazzle : blind maken
* dazzle : verblinden
* dc : gelijkspanning
* de luxe : luxueus
* de luxe : weelderig
* deacon : diaken
* dead : afgestorven
* dead : bloed-
* dead : dode
* dead : dodelijk
* dead : doden
* dead : dood
* dead : dood-
* dead : doods
* dead : gestorven
* dead : gestorvenen
* dead : oer-
* dead : overleden
* dead : overledenen
* dead : ter ziele
* dead-end street : doodlopende straat
* dead-nettle : dovenetel
* deaden : afbetalen
* deaden : aflossen
* deaden : afschrijven
* deaden : amortiseren
* deaden : delgen
* deaden : uitdelgen
* deadlock : dood punt
* deadlock : impasse
* deadly : dodelijk
* deadly : moorddadig
* deaf : doof
* deaf : dove
* deaf : doven
* deaf : doven-
* deaf and dumb : doofstom
* deal : behandelen
* deal : delen
* deal : handelen
* deal : regelen
* deal : ronddelen
* deal : rondgeven
* deal : te maken hebben met
* deal : uitdelen
* deal : uitreiken
* deal : verdelen
* deal in secondhand goods : in tweedehands goederen handelen
* deal with (dealt : behandelen
* deal with : aan komen lopen
* deal with : aanpakken
* deal with : beginnen met
* deal with : behandelen
* deal with : gaan over
* deal with : omgaan met
* deal with : onderhandelen
* deal with : toetreden
* dealt) : behandelen
* dean : decaan
* dean : deken
* dean : rare deken
* dear : beste
* dear : dierbaar
* dear : duur
* dear : geacht
* dear : geachte
* dear : gezien
* dear : kostbaar
* dear : lief
* dear : prijzig
* dear to the heart : na aan het hart
* death : dood
* death : overlijden
* death : sterfgeval
* death : verscheiden
* death : versterf
* death penalty : doodstraf
* death throes : agonie
* death throes : doodsangst
* death throes : doodsstrijd
* death throes : stervensnood
* death throes : zieltoging
* debatable : aanvechtbaar
* debatable : betwistbaar
* debate : bespreken
* debate : bespreking
* debate : debat
* debate : debatteren
* debate : uitpraten
* debauch : aan de rol zijn
* debauch : boemelen
* debauch : brassen
* debauch : slempen
* debauch : uitspatten
* debauch : zwijnen
* debauchery : uitspatting
* debit : debet
* debit : debetzijde
* debris : afval
* debris : prullaria
* debris : puin
* debris : rommel
* debris : rommelzooi
* debris : vuil
* debris : vuilnis
* debt : schuld
* debtor : debiteur
* debugger : debugger
* debunk : doorprikken
* debunk : ontmaskeren
* decade : decennium
* decade : tien jaar
* decaf : deca
* decaf : decaf
* decametre : decameter
* decametre : roede
* decant : afgieten
* decant : afschenken
* decant : decanteren
* decanter : decanteren
* decanter : karaf
* decapitate : het hoofd afslaan
* decapitate : onthoofden
* decay : bederen
* decay : bederf
* decay : bederven
* decay : debâcle
* decay : ondergang
* decay : rampspoed
* decay : tegenspoed
* decay : verval
* decayed : aftands
* decayed : bouwvallig
* decayed : gammel
* decayed : uitgeleefd
* decayed : uitgewoond
* decayed : wrak
* deceased : overleden
* deceased : overledene or
* deceased : overledenen
* deceitful : bedrieglijk
* deceive : bedriegen
* deceive : misleiden
* deceived : bedrogen
* deceived : gedupeerd
* deceived one : bedrogene
* deceived one : dupe
* deceived person : bedrogene
* deceived person : dupe
* deceiver : bedrieger
* december : december
* decent : behoorlijk
* decent : betamelijk
* decent : fatsoenlijk
* decent : keurig
* decent : voegzaam
* decent : welvoeglijk
* decently : behoorlijk
* decently : fatsoenlijk
* decently : naar behoren
* decently : netjes
* decently : passend
* deceptive : bedrieglijk
* deceptive : misleidend
* deceptive : onoprecht
* decide : beslissen
* decide : besluiten
* decide : uitmaken
* decide : zich voornemen
* decider : beslissingswedstrijd
* decider : finale
* deciduous : loof-
* decimal : decimaal
* decimal : decimaalstelsel
* decimal : decimale
* decimal : tientallig
* decimal : tientallig talstelsel
* decimal : tientallige
* decimetre : decimeter
* decimetre : palm
* decipher : ontcijferen
* decipher : ontraadselen
* decision : arrest
* decision : beslissing
* decision : beslistheid
* decision : besluit
* decision : uitspraak
* decision : wijzing
* decision-making : besluitvorming
* decisive : afdoend
* decisive : beslissend
* decisive : cruciaal
* decisive : finaal
* decisive : overtuigend
* decisive : stringent
* decisive : van overwegend belang
* deck : dek
* deck : scheepsdek
* deck : verdek
* declaim : declameren
* declaim : opzeggen
* declaim : voordragen
* declaration : aangifte
* declaration : betuiging
* declaration : declaratie
* declaration : uitspraak
* declaration : verklaring
* declaration of policy : beginselverklaring
* declaration of policy : programma
* declare : aangeven
* declare : betuigen
* declare : declareren
* declare : verklaren
* declare unfit for use : afkeuren
* declension : verbuiging
* decline : achteruitgaan
* decline : achteruitgang
* decline : afname
* decline : afnemen
* decline : afslaan
* decline : afwijzen
* decline : dalen
* decline : kleiner worden
* decline : mislukken
* decline : tegenlopen
* decline : teruggang
* decline : terugval
* decline : verloop
* decline : verminderen
* decline : vermindering
* decline : verslechteren
* decline : verval
* decline : vervallen
* decoction : afkooksel
* decode : decoderen
* decompose : ontbinden
* decompose : vergaan
* decompose : verrotten
* decorate : decoreren
* decorate : opsieren
* decorate : schilderen
* decorate : sieren
* decorate : tooien
* decorate : uitdossen
* decorate : versieren
* decoration : decor
* decoration : decoratie
* decoration : onderscheiding
* decoration : ridderorde
* decoration : sieraad
* decoration : tooisel
* decoration : versiering
* decoration : versiersel
* decorator : behanger
* decorator : schilder
* decoy : lokken
* decrease : afdraaien
* decrease : afname
* decrease : afnemen
* decrease : afslaan
* decrease : dalen
* decrease : daling
* decrease : inkorten
* decrease : kleiner worden
* decrease : minder worden
* decrease : minderen
* decrease : slinken
* decrease : tanen
* decrease : verflauwen
* decrease : verkleinen
* decrease : verlagen
* decrease : verlaging
* decrease : verminderen
* decree : besluit
* decree : decreet
* decree : decreteren
* decree : verordenen
* decree : verordening
* decree : voorschrift
* decree : voorschrijven
* decrepit : aftands
* decrepit : bouwvallig
* decrepit : gammel
* decrepit : uitgeleefd
* decrepit : uitgewoond
* decrepit : wrak
* decrypt : decoderen
* decrypt : decrypteren
* decrypt : ontcijferen
* decrypt : ontsleutelen
* dedicate : opdragen
* dedicate : spanderen
* dedicate : spenderen
* dedicate : toewijden
* dedicate to : wijden aan
* dedication : toewijding
* deduce : abstraheren
* deduce : afleiden
* deduce : deduceren
* deduct : afhalen
* deduct : aftrekken
* deduct : rissen
* deduct : ritsen
* deduct : wegnemen
* deductible : aftrekbaar
* deed : akte
* deed : daad
* deem : achten
* deem : beschouwen
* deem : geloven
* deem : houden voor
* deem : menen
* deem : van mening zijn
* deem : verslijten voor
* deem : vinden
* deem : zien
* deem : zien als
* deep : diep
* deep : laag
* deep : zwaar
* deer : hert
* deer : herte-
* deer : herten-
* deer- : herte-
* deer- : herten-
* deer-park : hertenkamp
* defamation : belastering
* default : default
* default : standaardwaarde
* defeat : bevangen
* defeat : nederlaag
* defeat : overwinnen
* defeat : verslaan
* defeat : zegevieren
* defeatism : berusting
* defeatism : defaitisme
* defecate : kakken
* defecate : ontlasting hebben
* defecate : poepen
* defecate : schijten
* defection : afval
* defection : ontrouw
* defection : trouwbreuk
* defence : achterhoede
* defence : afweer
* defence : defensie
* defence : noodweer
* defence : verdediging
* defence : verweer
* defence : weer
* defence : zelfverdediging
* defend : opkomen voor
* defend : verdedigen
* defend : verweren
* defendant : aangeklaagde
* defendant : beklaagde
* defendant : beschuldigde
* defendant : verweerder
* defense : afweer
* defense : defensie
* defense : noodweer
* defense : verdediging
* defense : verweer
* defense : weer
* defense : zelfverdediging
* deference : eerbiedwaardigheid
* defiance : trots
* defiantly : in weerwil van
* defiantly : niettegenstaande
* defiantly : ondanks
* defiantly : ten spijte van
* defiantly : trots
* deficit : deficit
* deficit : gat in de begroting
* deficit : kastekort
* deficit : nadelig saldo
* deficit : tekort
* defile : bergengte
* defile : bergpas
* defile : ontheiligen
* defile : ontwijden
* defile : profaneren
* defile : schenden
* defile : verontheiligen
* define : bepalen
* define : definiëren
* define : omschrijven
* defining : bepalend
* definite : bepaald
* definite : definitief
* definite : onherroepelijk
* definite : vast
* definite article : bepaald lidwoord
* definite article : bepalend lidwoord
* definite article : lidwoord van bepaaldheid
* definitely : bepaald
* definitely : beslist
* definitely : definitief
* definitely : per se
* definitely : strikt
* definitely : volstrekt
* definitely : vooral
* definitely : voorgoed
* definitely : zeker
* definitely not : beslist niet
* definitely not : in het minst niet
* definitely not : vooral niet
* definition : bepaling
* definition : definitie
* definition : omschrijving
* definitive : definitief
* definitive : onherroepelijk
* definitive : vast
* deflect : afwijken
* deflection : afwijking
* deformed : mismaakt
* deformed : misvormd
* defraud : bedonderen
* defraud : belazeren
* defraud : frauderen
* defraud : knoeien
* defraud : verneuken
* defraud : zwendelen
* defray the cost of : bekostigen
* defy : provoceren
* defy : tarten
* defy : tergen
* defy : trotseren
* defy : uitdagen
* defy : uitlokken
* defy : uittarten
* degenerate : degenereren
* degenerate : gedegenereerd
* degenerate : laaggezonken
* degenerate : ontaarden
* degenerate : verbasteren
* degenerate : verworden
* degenerate : zinken
* degrade : degraderen
* degrade : verlagen
* degree : graad
* degree : kop
* degree : mate
* degree : onderschrift
* degree : titel
* degree : trap
* degree celsius : graden celsius
* degrees of comparison : trappen van vergelijking
* deism : deïsme
* deity : godheid
* dejected : bedrukt
* dejected : gedrukt
* dejection : bedruktheid
* dejection : beklemming
* dejection : gedruktheid
* dejection : neerslachtigheid
* delay : aanhouden
* delay : oponthoud
* delay : opschorting
* delay : uitstel
* delay : uitstellen
* delay : verdagen
* delay : verdaging
* delay : verlating
* delay : verlet
* delay : verschuiven
* delay : vertraging
* delegate : afgevaardigde
* delegate : afvaardigen
* delegate : delegeren
* delegate : gedelegeerde
* delegate : gedeputeerde
* delegation : afvaardiging
* delegation : delegatie
* delete : afdrogen
* delete : afvegen
* delete : afwissen
* delete : uitvegen
* delete : uitwissen
* delete : vegen
* delete : wegvagen
* delete : wegvegen
* delete : wegwissen
* delete : wissen
* deliberate : beraadslagen
* deliberate : confereren
* deliberate : doordacht
* deliberate : doordachte
* deliberate : doordenken
* deliberate : met opzet
* deliberate : opzettelijk
* deliberate : opzettelijke
* deliberate : overleggen
* deliberate : overwegen
* deliberate : ruggespraak houden
* deliberate : voor expres
* deliberate : weloverwogen
* deliberately : bewust
* deliberately : expres
* deliberately : met opzet
* deliberately : moedwillig
* deliberately : opzettelijk
* deliberately : wetens
* deliberation : beraad
* deliberation : beraadslaging
* deliberation : overweging
* deliberation : ruggespraak
* delicacy : lekkernij
* delicacy : snoep
* delicacy : snoepgoed
* delicacy : versnapering
* delicate : delicaat
* delicate : fijn
* delicate : gevoelig
* delicate : iel
* delicate : kies
* delicate : kieskeurig
* delicate : tactvol
* delicate : teder
* delicate : teer
* delicious : heerlijk
* delicious : kostelijk
* delicious : lekker
* delicious : overheerlijk
* delicious : smakelijk
* delight : in verrukking brengen
* delight : verrukken
* delight : verrukking
* delight : vreugde
* delight in : genieten
* delight in : genieten van
* delight in : zich verheugen in
* delight in : zich verlustigen in
* delighted : verrukt
* delightful : beeldig
* delightful : betoverend
* delightful : heerlijk
* delightful : verrukkelijk
* delineate : aflijnen
* delineate : aftekenen
* delineate : omlijnen
* delineate : omtrekken
* delineate : uittekenen
* delirious : van een delirium
* delirium : delirium
* delirium : geijl
* deliver : afleveren
* deliver : baren
* deliver : bestellen
* deliver : bevrijden
* deliver : bezorgen
* deliver : leveren
* deliver : toevoeren
* delivery : afgifte
* delivery : aflevering
* delivery : baring
* delivery : bezorging
* delivery : inlevering
* delivery : levering
* delivery : overdracht
* delivery : voortbrenging
* delivery van : bestelauto
* delivery van : bestelwagen
* delta : delta
* delude : begoochelen
* delude : beheksen
* delude : betoveren
* delude : illusies wekken bij
* deluge : zondvloed
* delusion : begoocheling
* delusion : betovering
* delusive : bedrieglijk
* delusive : misleidend
* deluxe : luxueus
* deluxe : weelderig
* demagogue : demagoog
* demand (for) : vraag (naar)
* demand : afname
* demand : aftrek
* demand : afzet
* demand : eis
* demand : eisen
* demand : omzet
* demand : opeisen
* demand : rekenen
* demand : vereisen
* demand : vergen
* demand : voorschrijven
* demand : vorderen
* demand : vraag
* demand an account : rekenschap vragen
* demigod : halfgod
* demigodess : halfgodin
* demo : demo
* demo : demonstratie
* demob : afzwaaien
* democracy : democratie
* democracy : volksregering
* democrat : democraat
* democratic : democratisch
* demolish : afbreken
* demolish : afgeven op
* demolish : afkammen
* demolish : neerhalen
* demolish : slopen
* demolition : afbraak
* demolition : ontmanteling
* demolition : slechting
* demolition : sloop
* demon : boze geest
* demon : demon
* demon : duivel
* demonic : demonisch
* demonic : duivels
* demonic : satanisch
* demonstrate : aantonen
* demonstrate : belichten
* demonstrate : betogen
* demonstrate : bewijzen
* demonstrate : demonstreren
* demonstrate : laten blijken
* demonstrate : manifesteren
* demonstrate : tentoonstellen
* demonstrate : uitstallen
* demonstrate : vertonen
* demonstration :
* demonstration : betoging
* demonstration : bewijs
* demonstration : demonstratie
* demonstration : manifestatie
* demonstration : vertoning
* demonstrative : aanwijzend voornaamwoord
* demonstrative pronoun : aanwijzend voornaamwoord
* demure : quasi-preuts
* demure : quasi-zedig
* demure : uitgestreken
* den : grot
* den : hol
* den : holte
* den : kavalje
* den : kot
* den : krocht
* den : krot
* den : nest
* den : rothuis
* den : spelonk
* denial : ontkenning
* denigrate : denigreren
* denigrate : kleineren
* denim : denim
* denim : spijkerstof
* denmark : denemarken
* denotation : hoofdbetekenis
* denounce : aanbrengen
* denounce : aangeven
* denounce : aanklagen
* denounce : afkeuren
* denounce : bekendmaken
* denounce : beschuldigen
* denounce : klikken
* denounce : opzeggen
* denounce : verklikken
* dense : dicht
* dense : dik
* dense : gebonden
* density : dichtheid
* dental : getand
* dental : tand-
* dentist : tandarts
* deny : loochenen
* deny : ontkennen
* deny oneself : abnegeren
* deny oneself : zich verloochenen
* deny oneself : zich versterven
* deoxyribonucleic acid : desoxyribonucleïnezuur
* depart : afgaan
* depart : afreizen
* depart : afvaren
* depart : op reis gaan
* depart : vertrekken
* depart : weggaan
* depart : zich verwijderen
* department : afdeling
* department : branche
* department : departement
* department : tak
* department : vak
* department store : warenhuis
* departure : afrit
* departure : afvaart
* departure : uittocht
* departure : vertrek
* depend (on) : afhangen (van)
* depend : afhangen
* depend : afhankelijk zijn
* depend : deel uitmaken
* depend onldepend upon : afhangen van
* depend onldepend upon : afhankelijk zijn van
* dependant on : afhankelijk van
* dependence : afhankelijkheid
* dependence : verslaving
* dependent (on) : afhankelijk (van)
* dependent : afhankelijk
* dependent : onderhorig
* depict : afbeelden
* depict : uitbeelden
* depict : verbeelden
* depict : verzinnelijken
* depict : voorstellen
* deplorable : bedroevend
* deplorable : grievend
* deplorable : spijtig
* deplorable : verdrietelijk
* deport : deporteren
* deportment : gedrag
* deportment : houding
* deportment : wandel
* depose : afzetten
* depose : eed afleggen
* depose : onttronen
* depose : uit het ambt ontzetten
* depose : van de troon stoten
* deposit : aanbetaling
* deposit : afgeven
* deposit : afzetten
* deposit : afzetting
* deposit : deponeren
* deposit : doen bezinken
* deposit : in bewaring geven
* deposit : inleggen
* deposit : neerzetten
* deposit : neerzetting
* deposit : storten
* deposit : storting
* depository : bergplaats
* depository : bewaarplaats
* depository : depot
* depravation : bederf
* depress : deprimeren
* depress : neerdrukken
* depress : neerslachtig maken
* depress : terneerdrukken
* depressed : bedrukt
* depressed : down
* depressed : gedrukt
* depressed : terneergeslagen
* depressing : deprimerend
* depression : bedruktheid
* depression : beklemming
* depression : crisis
* depression : depressie
* depression : gedruktheid
* depression : neerslachtigheid
* deprive ... of : beroven
* deprive ... of : ontdoen
* deprive ... of : ontnemen
* deprive : afzetten
* deprive : beroven
* deprive : laten uitstappen
* deprive : ontdoen
* deprive : ontnemen
* deprive of : ontzetten uit
* deprive of : zuiveren van
* depth : diepte
* depth : kolk
* deputation : afvaardiging
* deputation : delegatie
* depute : afvaardigen
* depute : deputeren
* depute : tot afgevaardigde kiezen
* deputy : afgevaardigde
* deputy : gedeputeerde
* deputy : plaatsvervangend
* deputy : subsidiair
* deputy : vervangend
* deputy : waarnemend
* deride : bespotten
* deride : de spot drijven met
* deride : voor de zot houden
* deride : zich vrolijk maken over
* derision : bespotting
* derision : persiflage
* derivation :
* derivation : afleiding
* derivative : afgeleide
* derivative : afleiding
* derivative : derivaat
* derive : afleiden
* derive : afstammen
* derive : aftappen
* derive : deduceren
* derive : het gevolg zijn van
* derive : ontspruiten
* derive : ontstaan
* derive : voortkomen
* derive from : afleiden van
* dermatologist : dermatoloog
* derrick : hijskraan
* derrick : kraan
* descend (from) : afstammen (van)
* descend : afdalen
* descend : dalen
* descend : naar beneden gaan
* descend : verzakken
* descend : wegzakken
* descend : zakken
* descend : zinken
* descendant (of) : afstammeling (van)
* descent : afdaling
* descent : neerdaling
* describe : beschrijven
* description : beschrijving
* description : schildering
* description : tafereel
* descriptive : beschrijvend
* descry : bespeuren
* descry : gewaarworden
* descry : in de smiezen krijgen
* descry : in het oog krijgen
* descry : ontwaren
* desert : aan m'n lot overlaten
* desert : achterlaten
* desert : afvallen
* desert : deserteren
* desert : in de steek laten
* desert : laten varen
* desert : ontrouw worden
* desert : verlaten
* desert : wildernis
* desert : woestenij
* desert : woestijn
* desert/to abandon : in de steek laten
* deserted : verlaten
* deserter : afvallige
* deserve : toekomen
* deserve : verdienen
* deserve : waard zijn
* deserve : waardig zijn
* deserving : eerzaam
* deserving : waar
* deserving : waardig
* desiccate : drogen
* desiccate : uitdrogen
* desiccate : verdrogen
* design : aanleg
* design : aftekenen
* design : dessin
* design : krabbel
* design : ontwerp
* design : ontwerpen
* design : opzet
* design : plan
* design : plattegrond
* design : schets
* design : tekenen
* design : tekening
* design : trekken
* design : uittekenen
* design : werkje
* designated driver : bob
* designer : ontwerper
* desirable : begeerlijk
* desirable : begerenswaardig
* desirable : wenselijk
* desire : begeerte
* desire : begeren
* desire : lust
* desire : trek hebben in
* desire : verkiezen
* desire : verlangen
* desire : wens
* desire : wensen
* desire : zin
* desire : zucht
* desk : bureau
* desk : lessenaar
* desk : lezenaar
* desk : schrijfbureau
* desk : schrijftafel
* desktop : bureaublad
* desolate : naargeestig
* desolate : somber
* desolate : troosteloos
* despair : radeloosheid
* despair : vertwijfelen
* despair : vertwijfeling
* despair : wanhoop
* despair : wanhopen
* despairingly : uitroepen
* despairingly : wanhopig
* desperate : hopeloos
* desperate : radeloos
* desperate : vertwijfeld
* desperate : wanhopig
* desperately : wanhopig
* despicable : verachtelijk
* despise : minachten
* despise : verachten
* despite : in weerwil van
* despite : niettegenstaande
* despite : ondanks
* despite : ten spijte van
* despite : trots
* despot : despoot
* despot : dwingeland
* despotic : despotisch
* despotic : heerszuchtig
* dessert : dessert
* dessert : nagerecht
* dessert : toespijs
* dessert : toetje
* destination : bestemming
* destine : bestemmen
* destine : uittrekken
* destine for : bestemmen voor
* destine for : toedenken
* destiny : (nood)lot
* destiny : bestemming
* destiny : fortuin
* destiny : levenslot
* destiny : lot
* destiny : lotsbestemming
* destiny : voorland
* destitution : behoeftigheid
* destitution : pauperisme
* destroy : ruïneren
* destroy : te gronde richten
* destroy : ten val brengen
* destroy : verderven
* destroy : vernielen
* destroy : vernietigen
* destroy : verwoesten
* destructible : afbreekbaar
* destruction : vernieling
* destruction : vernietiging
* destruction : verwoesten
* destruction : verwoesting
* destructive : destructief
* destructive : destructieve
* destructive : vernietigend
* destructive : verwoestend
* destructive : verwoestende
* desulfurize : ontzwavelen
* detachable : afneembaar
* detached : afstandelijk
* detached : terughoudend
* detached : vrijstaand
* detached house : vrijstaand huis
* detachment : afdeling
* detachment : afstandelijkheid
* detachment : detachement
* detachment : detachering
* detachment : gereserveerdheid
* detachment : losraking
* detachment : onpartijdigheid
* detachment : scheiding
* detachment : team
* detail : bijzonderheid
* detail : detail
* detail : detailleren
* detail : gedetailleerd beschrijven
* detail : gedetailleerd uitleggen
* detail : item
* detail : kleinigheid
* detail : persoonsgegevens
* detail : uitgebreid schoonmaken
* detailed : ampel
* detailed : gedetailleerd
* detailed : in het klein
* detailed : omstandig
* detailed : uitvoerig
* details : bijzonderheden
* details : details
* detain : detineren
* detain : ophouden
* detain : reserveren
* detain : terughouden
* detain : weerhouden
* detect : opsporen
* detective : detective
* detective : rechercheur
* detective : speurder
* detention : aanhouding
* detention : arrest
* detention : arrestatie
* detention : hechtenis
* detention : inhechtenisneming
* deter : afschrikken
* deter : verjagen
* detergent : afwasmiddel
* detergent : wasmiddel
* deteriorate : slechter maken
* deteriorate : slechter worden
* deteriorate : verslechteren
* determine : bepalen
* determine : bevestigen
* determine : definiëren
* determine : determineren
* determine : fixeren
* determine : nauwkeurig bepalen
* determine : omschrijven
* determine : tuigeren
* determine : vastmaken
* determine : vaststellen
* determined : vastbesloten
* determining : bepalend
* deterrence : afschrikking
* deterrence : verjaging
* deterrent : afschrikmiddel
* deterrent : afschrikwekkend
* detest : verafschuwen
* detonator : detonator
* detox : afkicken
* detox centre : afkickcentrum
* detract from : afbreuk doen aan
* detrimental : nadelig
* detrimental : schadelijk
* detrimentally : nadelig
* devastate : verwoesten
* develop : doen ontstaan
* develop : evolueren
* develop : formeren
* develop : maken
* develop : ontwikkelen
* develop : openbaren
* develop : zich ontwikkelen
* developer : ontwikkelaar
* developing country : ontwikkelingsland
* development : evolutie
* development : ontwikkeling
* development : wordingsproces
* development plan : bestemmingsplan
* deviate : aberreren
* deviate : afdwalen
* deviate : afwijken
* deviating : afwijkend
* deviating : anomaal
* deviating : onregelmatig
* deviation : afwijking
* deviation : verschil
* device : apparaat
* device : apparaatje
* device : hulpmiddelen
* device : inrichting
* device : toestel
* device driver : besturingsprogramma
* devil : boze
* devil : droes
* devil : drommel
* devil : duivel
* devilish : drommels
* devilish : duivelachtig
* devilish : duivels
* devilish : duivelse
* devilish : verdomd
* devilish : verrekt
* devilish : weergaas
* devote : opdragen
* devote : spanderen
* devote : spenderen
* devote : toewijden
* devote to : wijden aan
* devoted : aanhankelijk
* devoted : gehecht
* devoted : opofferingsgezind
* devoted : toegenegen
* devotedly : met overgave
* devotion : eerbiedwaardigheid
* devotion : toewijding
* devour : verslinden
* dew : dauw
* dew point : dauwpunt
* dexterous : bedreven
* dexterous : behendig
* dexterous : bekwaam
* dexterous : handig
* dexterous : vaardig
* dharma : dharma
* diabetes : diabetes
* diabetes : suikerziekte
* diabolical : drommels
* diabolical : duivelachtig
* diabolical : duivels
* diabolical : verdomd
* diabolical : verrekt
* diabolical : weergaas
* diaeresis : trema
* diagnosis : diagnose
* diagonal : diagonaal
* diagonal : ophaal
* diagonal matrix : diagonaalmatrix
* diagram : afbeelding
* diagram : beeld
* diagram : figuur
* diagram : ontwerp
* diagram : opzet
* diagram : plan
* diagram : plattegrond
* dial : discus
* dial : draaien
* dial : grammofoonplaat
* dial : kiesschijf
* dial : kiezen
* dial : plaat
* dial : schijf
* dial : wijzerplaat
* dial : wijzerplaats
* dialect : dialect
* dialect : tongval
* dialogue : dialoog
* dialogue : tweegesprek
* dialogue : tweespraak
* diameter : diameter
* diameter : middellijn
* diamond : diamant
* diarrhea : diarree
* diarrhoea : buikloop
* diarrhoea : diarree
* diary : agenda
* diary : agenda/dagboek
* diary : dagboek
* diary : journaal
* dice : fijnhakken
* dice : in blokjes snijden
* dick : lul
* dick : piemel
* dick : pik
* dick : plasser
* dickhead : eikel
* dictate : dicteren
* dictator : dictator
* dictatorship : dictatuur
* dictionary : woordenboek
* did : deden
* did : deed
* die : ,
* die : , m
* die : ,,
* die : dobbelsteen
* die : doodgaan
* die : het laten afweten
* die : het opgeven
* die : muntstempel
* die : overlijden
* die : sterven
* die : teerling
* die : verscheiden
* die : versmachten
* die away : afsterven
* die away : uitsterven
* die away : wegsterven
* diehard : keihard
* dieresis : trema
* diesel : diesel
* diesel : dieselmotor
* diet : dieet
* dietary : diëet-
* differ : schelen
* differ : uiteenlopen
* differ : verschillen
* difference : onderscheid
* difference : verschil
* different : anders
* different : ongelijk
* different : uiteenlopend
* different : verschillend
* differentiate : onderscheid maken
* differentiate : uit elkaar houden
* differently : anders
* differently : anderszins
* differently : op een andere manier
* differently : op een andere wijze
* differently named : anders genaamd
* difficult : lastig
* difficult : moeilijk
* difficult : slim
* difficult : zwaar
* difficulty : bezwaar
* difficulty : moeilijkheid
* difficulty : strubbeling
* difficulty : zwarigheid
* dig (dug : graven
* dig : graven
* dig : opgraven
* dig : rooien
* dig : spitten
* dig : woelen
* dig off : afgraven
* dig off : weggraven
* dig up : delven
* dig up : opduikelen
* dig up : opgraven
* dig up : rooien
* dig up : uitgraven
* dig up : winnen
* digest : digereren
* digest : verduwen
* digest : verteren
* digest : verwerken
* digestion : assimilatie
* digestion : digestie
* digestion : spijsvertering
* digestion : verteren
* digestion : vertering
* digestion : verwerking
* digestion : verwerven
* digestion : verwerving
* digit : cijfer
* digit : nummer
* digit : teen
* digit : vinger
* digital : digitaal
* dignified : deftig
* dignified : waardig
* dignified : zichzelf respecterend
* dignitary : hoogwaardigheidsbekleder
* dignitary : hoogwaardigheidsbekleedster
* dignity : waardigheid
* dignity : zelfgevoel
* dignity : zelfrespect
* digress : afdwalen
* digression : afdwaling
* dike : dijk
* dike : waterkering
* dilapidated : aftands
* dilapidated : bouwvallig
* dilapidated : gammel
* dilapidated : uitgeleefd
* dilapidated : uitgewoond
* dilapidated : wrak
* dilapidation : verslechtering
* dilemma : dilemma
* dilettante : dilettant
* diligence : ijver
* diligent : ijverig
* diligent : naarstig
* diligent : nijver
* diligent : vlijtig
* diligent/industrious : ijverig
* dill : dille
* diluent : verdunner
* dilute : aanlengen
* dilute : verdunnen
* dilute : verspreiden
* dim : aanslaan
* dim : benevelen
* dim : beslaan
* dim : donker
* dim : duister
* dim : mat
* dim : schemerachtig
* dim : schemerig
* dim : vaag
* dim : verdoezelen
* dim : zwak
* dimension : afmeting
* dimension : bestek
* dimension : dimensie
* dimension : grootte
* dimension : omvang
* dimension : uitgebreidheid
* diminish : afnemen
* diminish : kleiner worden
* diminish : minder worden
* diminish : minderen
* diminish : slinken
* diminish : tanen
* diminish : verflauwen
* diminish : verminderen
* diminution : afname
* diminutive : diminutief
* diminutive : gering
* diminutive : karig
* diminutive : klein
* diminutive : luttel
* diminutive : min
* diminutive : verkleinwoord
* dimple : deuken
* dimple : indeuken
* din : herrie
* din : lawaai
* din : leven
* din : ophef
* din : rumoer
* dine : tafelen
* dingo : dingo
* dining room : eetkamer
* dining-room : eetkamer
* dining-room : eetzaal
* dinner : avondmaal
* dinner : avondmaaltijd
* dinner : diner
* dinner : middageten
* dinner : middagmaal
* dinosaur : dinosaurus
* diode : diode
* dioxide : dioxide
* dip : indompelen
* dip : indopen
* dip : soppen
* diphthong : diftong
* diphthong : tweeklank
* diploma : akte
* diploma : brevet
* diploma : bul
* diploma : diploma
* diploma : document
* diploma : stuk
* diplomat : diplomaat
* diplomatic relations : diplomatieke betrekkingen
* direct : besturen
* direct : de weg wijzen
* direct : direct
* direct : dirigeren
* direct : geleiden
* direct : leiden
* direct : live
* direct : mennen
* direct : recht
* direct : rechtstreeks
* direct : regisseren
* direct : richten
* direct : rondleiden
* direct flight : directe vlucht
* direct free kick : rechtstreekse vrije trap
* direct object : lijdend voorwerp
* direct verb : persoonsvorm
* direction : koers
* direction : leiding
* direction : richting
* direction : richtlijn
* directions : aanwijzing
* directions : aanwijzingen/instructies
* directions : consigne
* directions : instructie
* directly : direct
* directly : overeind
* directly : rechtop
* directly : rechtstreeks
* director : bestuurder
* director : directeur
* director : regisseur
* directory : adresboek
* directory : catalogus
* directory : folder
* directory : gids
* directory : gouden gids
* directory : lijst
* directory : map
* directory : repertorium
* directory : telefoongids
* directory : witte gids
* dirtiness : morsigheid
* dirtiness : onreinheid
* dirtiness : viesheid
* dirty : bevuilen
* dirty : grof
* dirty : morsig
* dirty : obsceen
* dirty : oneerlijk
* dirty : onrein
* dirty : schunnig
* dirty : smerig
* dirty : vies
* dirty : vuil
* dirty : vulgair
* dirty story : schunnig verhaal
* dis- : im-
* dis- : in-
* dis- : on-
* disability : handicap
* disabled : arbeidsongeschikt
* disabled : gebrekkig
* disabled : gehandicapt/invalide
* disabled : gehandicapten
* disabled : invalide
* disabled : invaliden
* disabled person : invalide
* disadvantage : minpunt
* disadvantage : nadeel
* disadvantage : schaduwzijde
* disadvantageously : nadelig
* disagree (with) : het oneens zijn (met)
* disagreeable : onaangenaam
* disagreeing : oneens
* disagreement : geschil
* disagreement : meningsverschil
* disagreement : onenigheid
* disagreement : verdeeldheid
* disagreement : verschil van mening
* disagreement : weigering
* disappear : 'm smeren
* disappear : verdwijnen
* disappear : verzwinden
* disappear : wijken
* disappear : zwinden
* disappearance : verdwijning
* disappoint : ontgoochelen
* disappoint : tegenvallen
* disappoint : teleurstellen
* disappointing : teleurstellende
* disappointment : desillusie
* disappointment : leed
* disappointment : ontgoocheling
* disappointment : smart
* disappointment : tegenvaller
* disappointment : teleurstelling
* disappointment : verdriet
* disappointment : zorg
* disapprobation : afkeuring
* disapprobation : verwerping
* disapprobation : wraking
* disapproval : afkeuring
* disapproval : verwerping
* disapproval : wraking
* disapprove : afkeuren
* disapprove : verwerpen
* disapprove : wraken
* disapprove of : afkeuren
* disapprove of : verwerpen
* disapprove of : wraken
* disarm : ontwapenen
* disaster : ramp
* disastrous : rampzalig
* disc : discus
* disc : grammofoonplaat
* disc : plaat
* disc : schijf
* disc drive : diskettestation
* discard : afdanken
* discharge : afdanken
* discharge : afmonsteren
* discharge : afmonstering
* discharge : afschieten
* discharge : afvoer
* discharge : afvuren
* discharge : congé
* discharge : losbranden
* discharge : ontladen
* discharge : ontslaan
* discharge : ontslag
* discharge : ontzetten
* discharge : royeren
* discharge : wegvoering
* discharge pus : etteren
* discharge pus : zweren
* disciple : apostel
* disciple : discipel
* disciples : aanhang
* disciples : achterban
* disciples : gevolg
* disciples : leden
* discipline : discipline
* discipline : tucht
* disclose : onthullen
* disclose : veropenbaren
* discomfort : ongemak
* discomfort : ongerief
* disconcert : verontrust
* discontent : misnoegen
* discontent : ontevredenheid
* discontent : wrevel
* discontent : wreveligheid
* discontented : misnoegd
* discontented : ontevreden
* discontented : wrevelig
* discontentedness : misnoegen
* discontentedness : ontevredenheid
* discontentedness : wrevel
* discontentedness : wreveligheid
* discord : geschil
* discord : meningsverschil
* discord : onenigheid
* discord : verdeeldheid
* discord : weigering
* discotheque : discotheek
* discount : afslaan
* discount : afslag
* discount : aftrekken
* discount : disconto
* discount : korten
* discount : korting
* discount : korting geven
* discount : rabat
* discourage : afraden om
* discourage : afschrikken
* discourage : ontmoedigen
* discourage : ontraden
* discourage : verjagen
* discover : ontdekken
* discovery : ontdekking
* discrepancy : discrepantie
* discrete : bescheiden
* discrete : discreet
* discrete : onopvallend
* discretion : beleid
* discretion : omzichtigheid
* discretion : voorzichtigheid
* discriminate against : discrimineren
* discrimination : discriminatie
* discus : discus
* discuss : bediscussiëren
* discuss : behandelen
* discuss : bepraten
* discuss : beredeneren
* discuss : bespreken
* discuss : discussiëren
* discuss : discuteren
* discuss : van gedachten wisselen
* discussion : bespreking
* discussion : discussie
* disdain : minachten
* disdain : versmaden
* disease : aandoening
* disease : kwaal
* disease : ziekte
* disease/illness : ziekte
* disembark : van boord gaan
* disguise : verhullen
* disguise : vermomming
* disguise : zich vermommen
* disguised : vermomd
* disgust : afkeer
* disgust : afschuw
* disgust : misselijkheid
* disgust : walg
* disgust : walging
* disgust : weeheid
* disgust : weerzin
* disgusting : misselijk
* disgusting : onsmakelijk
* disgusting : stuitend
* disgusting : walgelijk
* disgusting : weerzinwekkend
* dish : bord
* dish : gerecht
* dish : schaal
* dish : schotel
* dish : schotelantenne
* dish : stoot
* dish : taloor
* dish : vaat
* dish cloth : afdroogdoek
* dish cloth : droogdoek
* dish cloth : stofdoek
* dish out : dienen
* dish out : dissen
* dish out : opdienen
* dish out : opdissen
* dish up : opscheppen
* dish-mop : afwaskwast
* dish-mop : vatenkwast
* dishcloth : keukenhanddoek
* dishcloth : schotelvod
* dishcloth : vaatdoek
* dishevel : in de war brengen
* dishevel : verfomfaaien
* dishonest : oneerlijk
* dishwasher : afwasmachine
* dishwasher : afwasser
* dishwasher : vaatwasmachine
* dishwasher : vaatwasser
* dishwashing brush : afwasborstel
* dishwashing brush : vatenkwast
* disinfect : desinfecteren
* disinfect : ontsmetten
* disinherit : onterven
* disintegrate : scheiden
* disinterested : belangeloos
* disinterested : onbaatzuchtig
* disk drive : diskettestation
* diskette : diskette
* dislike : afkeer
* dislike : antipathie
* dislike : een hekel hebben aan
* dislike : hekel
* dislike : minachten
* dislike : tegenzin
* dislike : versmaden
* dislocate : ontwrichten
* dislocate : verrekken
* dislocate : verstuiken
* disloyal : ontrouw
* dismal : afgezaagd
* dismal : afzichtelijk
* dismal : akelig
* dismal : alledaags
* dismal : banaal
* dismal : bedroefd
* dismal : bedroevend
* dismal : beklagenswaardig
* dismal : belabberd
* dismal : betrokken
* dismal : bewolkt
* dismal : chagrijnig
* dismal : donker
* dismal : droef
* dismal : droefgeestig
* dismal : droevig
* dismal : ellendig
* dismal : erbarmelijk
* dismal : foeilelijk
* dismal : gewoontjes
* dismal : melancholiek
* dismal : miserabel
* dismal : mistroostig
* dismal : naar
* dismal : naargeestig
* dismal : nietszeggend
* dismal : onaangenaam
* dismal : plat
* dismal : schamel
* dismal : schunnig
* dismal : smartelijk
* dismal : somber
* dismal : stumperig
* dismal : treurig
* dismal : triestig
* dismal : troosteloos
* dismal : verdrietelijk
* dismal : verdrietig
* dismal : vervelend
* dismal : weemoedig
* dismal : zielig
* dismal : zwaarmoedig
* dismantle : aftakelen
* dismantle : aftuigen
* dismantle : onttakelen
* dismay : onthutsen
* dismay : ontstellen
* dismay : ontzetten
* dismay : teleurstelling
* dismay : verbijsteren
* dismay : verbluffen
* dismayed : ontzettend
* dismayed : schrikbarend
* dismayed : schrikkelijk
* dismayed : verbluffend
* dismiss : afdanken
* dismiss : afmonsteren
* dismiss : afzenden
* dismiss : afzetten
* dismiss : laten uitstappen
* dismiss : ontslaan
* dismiss : ontzetten
* dismiss : royeren
* dismiss : uitsturen
* dismiss : versturen
* dismiss : verzenden
* dismiss : wegsturen
* dismiss : wegzenden
* dismissal : ontslag
* dismount : afstijgen
* dismount : demonteer
* disobedience : ongehoorzaamheid
* disobedient : ongehoorzaam
* disobedient : ongezeglijk
* disobedient : onwillig
* disobey : ongehoorzaam zijn
* disorder : disorde
* disorder : janboel
* disorder : rommel
* disorder : rotzooi
* disorder : verwarring
* disorder : wanorde
* disorder : war
* dispassionately : koel
* dispassionately : lauw
* dispassionately : lusteloos
* dispatch : afdoen
* dispatch : afhandelen
* dispatch : afwikkelen
* dispatch : afzenden
* dispatch : beslechten
* dispatch : expediëren
* dispatch : telegraferen
* dispatch : verzenden
* dispatch note : adreskaart
* dispensing chemist : apotheker
* dispensing chemist : farmaceut
* disperse : uiteendrijven
* disperse : uiteenjagen
* disperse : verdunnen
* disperse : verspreiden
* disperse : verstrooien
* display : balts
* display : baltsen
* display : corso
* display : laten zien
* display : parade
* display : paraderen
* display : pracht en praal
* display : pralen
* display : pralerij
* display : prijken
* display : pronken
* display : uitstallen
* display : vertoon
* displeased : misnoegd
* displeased : ontevreden
* displeased : wrevelig
* displeasure : misnoegen
* displeasure : ontevredenheid
* displeasure : wrevel
* displeasure : wreveligheid
* disposable : wegwerp
* disposable : wegwerp-
* disposal : aanvechting
* disposal : lust
* disposal : neiging
* disposal : zin
* dispose of : opruimen
* dispose of : overdoen
* dispose of : tappen
* dispose of : verhandelen
* dispose of : verkopen
* dispose of : vervreemden
* dispose of : wegdoen
* disposition : aanleg
* disposition : begaafdheid
* disposition : beschikking
* disposition : gave
* disposition : talent
* dispute : disputeren
* dispute : dispuut
* dispute : krakelen
* dispute : kwestie
* dispute : redetwist
* dispute : redetwisten
* dispute : strijd
* dispute : strijden
* dispute : twist
* dispute : twisten
* dispute : twistgesprek
* disqualify : diskwalificeren
* disquiet : storing
* disquiet : storing veroorzaken
* disregard : in de wind slaan
* disregard : negeren
* dissatisfaction : misnoegen
* dissatisfaction : ontevredenheid
* dissatisfaction : wrevel
* dissatisfaction : wreveligheid
* dissatisfied : misnoegd
* dissatisfied : ontevreden
* dissatisfied : wrevelig
* dissect : doorsnijden
* dissect : sectie verrichten
* dissemble : huichelen
* dissemble : veinzen
* disseminate : uitstrooien
* disseminate : uitzaaien
* dissension : geschil
* dissension : meningsverschil
* dissension : onenigheid
* dissension : verdeeldheid
* dissension : weigering
* dissenting : andersdenkend
* dissertation : dissertatie
* dissertation : proefschrift
* dissertation : thesis
* dissipation : uitspatting
* dissolve : opgelost worden
* dissolve : oplossen
* dissuade : afraden
* dissuade from : afraden
* dissuade from : ontraadselen
* dissymmetric : asymmetrisch
* distance : afstand
* distance : distantie
* distance : eind
* distance : verwijderen
* distant : afgelegen
* distant : ver
* distant : veraf
* distant : verafgelegen
* distant : ververwijderd
* distant : verwijderd
* distil : afdruppelen
* distil : branden
* distil : distilleren
* distil : druppelsgewijs afscheiden
* distil : gedistilleerd worden
* distil : neerdruppelen
* distil : overhalen
* distil : sijpelen
* distil : stoken
* distil : via distillatie vervaardigen
* distill : afdruppelen
* distill : branden
* distill : distilleren
* distill : druppelsgewijs afscheiden
* distill : gedistilleerd worden
* distill : neerdruppelen
* distill : sijpelen
* distill : stoken
* distill : via distillatie vervaardigen
* distinct : duidelijk
* distinct : helder
* distinct : klaar
* distinct : uitgesproken
* distinct : zuiver
* distinction : onderscheid
* distinction : onderscheiding
* distinctive : fijnbeschaafd
* distinctive : gedistingeerd
* distinctive : karakteristiek
* distinctive : zich onderscheidend
* distinguish : onderkennen
* distinguish : onderscheid maken tussen
* distinguish : onderscheiden
* distort : verdraaien
* distract : afleiden
* distract : verstrooien
* distracted : afgetrokken
* distracted : verstrooid
* distraction : afleiding
* distraction : ontspanning
* distraction : verstrooiing
* distraction : verzet
* distraction : verzetje
* distress : bedroeven
* distress : behoeftigheid
* distress : droevig stemmen
* distress : grieven
* distress : pauperisme
* distress : smarten
* distress : verdrieten
* distress prize : afbraakprijs
* distribute : distribueren
* distribute : rondbrengen
* distribute : ronddelen
* distribute : rondgeven
* distribute : uitdelen
* distribute : uitreiken
* distribute : verdelen
* distribution : distributie
* distribution : uitreiking
* distribution : verdeling
* distributor : verdeler
* district : arrondissement
* district : buurt
* district : district
* district : gouw
* district : stadswijk
* district : wijk
* distrust : wantrouwen
* disturb : belemmeren
* disturb : hinderen
* disturb : storen
* disturb : verstoren
* disturbance : (orde)verstoring
* disturbance : agitatie
* disturbance : beroering
* disturbance : gisting
* disturbance : onrust
* disturbance : ordeverstoring
* disturbance : storing
* disturbance : verstoring
* ditch : gracht
* ditch : greppel
* ditch : groef
* ditch : groeve
* ditch : kuil
* ditch : sloot
* diurnal : dag-
* diurnal : dagelijks
* divan : Turkse staatsraad
* divan : divan
* divan : rustbank
* dive : duiken
* dive : een duikvlucht maken
* dive : onderduiken
* dive : onderwaterzwemmen
* dive : zinken
* diver : duiker
* diverge : afwijken
* divergent : afwijkend
* divergent : anomaal
* divergent : onregelmatig
* diverse : menigvoudig
* diverse : menigvuldig
* diverse : verschillend
* diversion : afleiding
* diversion : afleidingsmanoeuvre
* diversion : ontspanning
* diversion : verstrooiing
* diversion : verzet
* diversion : verzetje
* diversity : verscheidenheid
* divert : afleiden
* divert : laten afvloeien
* divert : verstrooien
* divert : wegleiden
* divert : wegvoeren
* divide : afbreken
* divide : afscheiden
* divide : afzonderen
* divide : delen
* divide : opsplitsen
* divide : scheiden
* divide : schiften
* divide : splitsen
* divide : verdelen
* divine : goddelijk
* diving-bell : duikerklok
* divisible : deelbaar
* division : afdeling
* division : deel
* division : delen
* division : deling
* division : divisie
* division : eenheid
* division : gedeelte
* division : legerafdeling
* division : scheiding
* division : staartdeling
* division : verdeling
* division of labor : arbeidsverdeling
* division of labor : werkverdeling
* division of labour : arbeidsverdeling
* division of labour : werkverdeling
* division sign : deelteken
* divorce : echtscheiding
* divorce : scheiden
* divorce : scheiding
* divorced : gescheiden
* dizziness : duizeligheid
* dizziness : duizeling
* dizzy : draaierig
* dizzy : duizelig
* dizzy : duizelingwekkend
* dizzy/giddy : duizelig
* dizzying : duizelingwekkend
* do : aanmaken
* do : bedrijven
* do : doen
* do : friseren
* do : kappen
* do : maken
* do : uitbrengen
* do : uitrichten
* do : uitvoeren
* do a favor : de goedheid hebben
* do a favor : ter wille zijn
* do a favor : zo goed willen zijn
* do a favour : de goedheid hebben
* do a favour : ter wille zijn
* do a favour : zo goed willen zijn
* do away with : afschaffen
* do away with : elimineren
* do away with : opdoeken
* do away with : uitmaken
* do away with : verwijderen
* do away with : wegdoen
* do business : handel drijven
* do business : handelen
* do down : afkraken
* do harm to : afbreuk doen aan
* do one's shopping : boodschappen doen
* do penance : boete doen
* do penance : boeten
* do something crooked : schurkachtig handelen
* do something crooked : zich op oneerlijke wijze toeëigenen
* do the dishes : afwassen
* do the honours : de honneurs waarnemen
* do you speak english : spreekt u engels?
* dobra : dobra
* docile : volgzaam
* dock : dok
* dock : op een zijspoor zetten
* dock : stallen
* dock : zuring
* doctor : arts
* doctor : arts and
* doctor : doctor
* doctor : doctor and
* doctor : dokter
* doctor : dokter and
* doctor : geneesheer
* doctor : medicus
* document : akte
* document : bescheid
* document : document
* document : papier
* document : schriftuur
* document : stuk
* dodo : dodo
* doe : geit
* doe : hinde
* doe : moer
* doe : moerhaas
* doe : voedster
* dog : hond
* dog : reu
* dog shit : hondenpoep
* dog's life : hondenleven
* dog-fish : hondshaai
* dog-kennel : hondehok
* dog-kennel : kennel
* dogberry : kornoelje
* doghouse : hondenhok
* dogma : dogma
* dogma : leerstelling
* dogma : leerstuk
* dogmatic : dogmatisch
* dogmatic : geen tegenspraak duidend
* doll : pop
* doll : tonnetje
* dollar : dollar
* dollar sign : dollarteken
* dolmen : hunebed
* dolphin : dolfijn
* dome : bol
* dome : gewelf
* dome : koepel
* domestic : binnenlands
* domestic : eigen
* domestic : familie-
* domestic : gezins-
* domestic : huiselijk
* domestic : huishoudelijk
* domestic : inheems
* domestic : inlands
* domestic : vertrouwd
* domestic animal : huisdier
* domestic debt : binnenlandse schuld
* domesticated : huis-
* domesticated animal : geacclimatiseerd dier
* dominance : overheersing
* dominant : dominant
* dominant : overheersend
* dominate : de baas zijn
* dominate : meester zijn
* dominate : overheersen
* dominion : dominion
* don't ... : ... niet
* don't ... : niet ...-en
* don't mention it : dat geeft niet
* don't mention it : dat is niet erg
* don't mention it : geen dank
* don't mention it : graag gedaan
* don't mention it : het doet er niet toe
* donate : cadeau geven
* donate : schenken
* donation : schenking
* done : afgelopen
* done : afgewerkt
* done : beëindigd
* done : gedaan
* done : klaar
* donkey : domme ezel
* donkey : ezel
* donkey : ezels-
* donkey : koppige ezel
* donkey- : ezels-
* donkey-driver : ezeldrijver
* door : deur
* door : portier
* doorway : deuropening
* doorwoman : portierster
* doppelganger : dubbelganger
* dormouse : hazelmuis
* dormouse : relmuis
* dorsal fin : rugvin
* dose : dosis
* dossier : bestand
* dossier : dossier
* dot : oog
* dot : punt
* dot : spikkel
* dot : stip
* double : dubbel
* double : duplex
* double : nasynchroniseren
* double : tweeledig
* double : tweevoudig
* double : verdubbelen
* double agent : dubbelagent
* double agent : dubbelspion
* double bed : tweepersoonsbed
* double lock : nachtslot
* double-click : dubbelklikken
* doubt : (be)twijfelen
* doubt : betwijfelen
* doubt : dubben
* doubt : in dubio staan
* doubt : twijfel
* doubt : twijfelen
* doubt : twijfeling
* doubtful : bedenkelijk
* doubtful : discutabel
* doubtful : dubieus
* doubtful : te betwijfelen
* doubtful : twijfelachtig
* dough : beslag
* dough : deeg
* dough : pasta
* dove : duif
* dove : duifje
* dove : tamme duif
* dovecot : duivenkot
* dovecot : duiventil
* dovecote : duivenkot
* dovecote : duiventil
* down : ad fundus drinken
* down : af
* down : alt=naar beneden
* down : depressief
* down : depri
* down : dons
* down : down
* down : droppen
* down : laag
* down : laten vallen
* down : naar beneden
* down : neerwaarts
* down : nesthaar
* down : omlaag
* down : potten
* down : uit
* down : waas
* down : zuipen
* down payment : aanbetaling
* down syndrome : downsyndroom
* down the slope : bergafwaarts
* downhill : bergafwaarts
* download : download
* download : downloaden
* download : sponzen
* downstairs : beneden
* downstairs : daarbeneden
* downstairs : onder
* downstairs : onderaan de trap
* dowry : bruidsschat
* dowry : huwelijksgift
* doze : druilen
* doze : dutten
* doze : sluimeren
* dozen : dozijn
* dozen : dozijnen
* dozen : tientallen
* dozen : twaalftal
* draft : cambio
* draft : concept
* draft : klad
* draft : traite
* draft : wissel
* drag : boegseren
* drag : slepen
* drag : trekken
* drag : voorttrekken
* dragon : draak
* dragon : vlieger
* dragonfly : juffertje
* dragonfly : libel
* dragonfly : libelle
* dragonfly : waterjuffer
* drain : afdruipen
* drain : aftappen
* drain : afwateren
* drain : draineren
* drain : droogleggen
* drain : neerdruipen
* drain-cock : aftapkraan
* drain-pipe : afvoerbuis
* drainage basin : stroomgebied
* drainer : afdruiprek
* drainer : druiprek
* draining : afwatering
* draining : drainering
* draining board : afdruiprek
* draining board : druiprek
* drake : gent
* drake : mannetjeseend
* drake : woerd
* dram : aperitief
* dram : borrel
* drama : drama
* drama : theateropvoering
* drama : toneelstuk
* drank : dronk
* drank : dronken
* drape : draperen
* drastic : drastisch
* drastic : sterk werkend
* draught : slok
* draught : tocht
* draw : aanlokken
* draw : aantrekken
* draw : aftekenen
* draw : bekoren
* draw : een streep trekken
* draw : gelijkheid
* draw : gelijkspel
* draw : hozen
* draw : naar zich toe halen
* draw : omlijnen
* draw : omtrekken
* draw : ontlenen
* draw : pariteit
* draw : putten
* draw : scheppen
* draw : tekenen
* draw : toelachen
* draw : trekken
* draw : trekking
* draw : uittekenen
* draw : verlekkeren
* draw attention : attenderen
* draw attention : attent maken
* draw attention : een wenk geven
* draw attention : opmerkzaam maken op
* draw back : intrekken
* draw back : terugtrekken
* draw lots : loten
* draw out : ontlokken
* draw out : slaken
* draw out : uitbrengen
* draw out : uitdrijven
* draw out : uiten
* draw out : uithalen
* draw tighter : aantrekken
* draw tighter : strakker aantrekken
* draw up to the table : aanschikken
* draw up to the table : aanschuiven
* drawback : nadeel
* drawbridge : ophaalbrug
* drawer : la
* drawer : lade
* drawer : schuif
* drawer : schuiflade
* drawer : tekenaar
* drawer : tekenares
* drawers : laden
* drawers : onderbroek
* drawing : dessin
* drawing : schets
* drawing : tekening
* drawing : werkje
* drawing-paper : tekenpapier
* dreadful : afschuwelijk
* dreadful : ijselijk
* dreadful : schrikaanjagend
* dreadful : verschrikkelijk
* dreadful : vervaarlijk
* dreadful : vreselijk
* dream : dagdroom
* dream : dromen
* dream : droom
* dream : mijmeren
* dream : wensdroom
* dreamer : dromer
* dreamer : mijmeraar
* dreamland : dromenland
* dreary : afzichtelijk
* dreary : akelig
* dreary : bedroefd
* dreary : betrokken
* dreary : bewolkt
* dreary : donker
* dreary : doods
* dreary : droefgeestig
* dreary : eenzaam
* dreary : foeilelijk
* dreary : melancholiek
* dreary : mistroostig
* dreary : naar
* dreary : naargeestig
* dreary : onaangenaam
* dreary : onbebouwd
* dreary : onbeschaafd
* dreary : onontgonnen
* dreary : somber
* dreary : treurig
* dreary : triest
* dreary : triestig
* dreary : troosteloos
* dreary : uitgestorven
* dreary : verdrietelijk
* dreary : verlaten
* dreary : vervelend
* dreary : weemoedig
* dreary : wild
* dreary : woest
* dreary : zwaarmoedig
* dress : aankleden
* dress : bekleden
* dress : een verband omleggen
* dress : gewaad
* dress : japon
* dress : jurk
* dress : kleden
* dress : omkleden
* dress : staan
* dress : toga
* dress : verzorgen van een wond
* dress : zich aankleden
* dress : zich kleden
* dress-coat : rok
* dresser : aanrecht
* dresser : commode
* dresser : ladenkast
* dressing : bemesting
* dressing-gown : kamerjapon
* dressing-gown : kamerjas
* dressing-gown : ochtendjapon
* drew : tekende
* drew : tekenden
* dribble : dribbelen
* dribble : dribbelen met
* dribble : druppel
* dribble : druppelen
* dribble : kwijlen
* dribble : zeveren
* drift : afdrijven
* drift : drijven
* drift : op drift zijn
* drill : boren
* drink : brouwsel
* drink : drank
* drink : drankje
* drink : drinken
* drink : gebruiken
* drink : pimpelen
* drink : zuipen
* drink to excess : drinken
* drink to excess : pimpelen
* drink to excess : zuipen
* drinkable : drinkbaar
* drinking straw : rietje
* drinking-horn : drinkhoorn
* drinking-water : drinkwater
* drip : drop
* drip : droppel
* drip : droppelen
* drip : druipen
* drip : druppel
* drip : druppelen
* drip : lik
* drip down : afdruipen
* drip down : neerdruipen
* drive : aandrijven
* drive : aandrijving
* drive : chaufferen
* drive : drijven
* drive : opjagen
* drive : oprijlaan
* drive : oprit
* drive : rijden
* drive : vervoeren
* drive : voortdrijven
* drive away : afrijden
* drive away : uitdrijven
* drive away : uitlopen
* drive away : uitvaren
* drive away : verdrijven
* drive away : verjagen
* drive away : vertrekken
* drive away : wegdrijven
* drive away : wegjagen
* drive away : wegrijden
* drive off : afrijden
* drive off : uitlopen
* drive off : uitvaren
* drive off : vertrekken
* drive off : wegrijden
* drive on : aandrijven
* drive on : drijven
* drive on : opjagen
* drive on : voortdrijven
* drive out : naar buiten jagen
* drive out : ontlokken
* drive out : slaken
* drive out : uitbrengen
* drive out : uitdrijven
* drive out : uiten
* drive out : uithalen
* drive out : uitjagen
* drive out : uitwijzen
* drive out : verbannen
* drive over : berijden
* drive shaft : aandrijfas
* drive through : doordrijven
* drivel : bazelen
* drivel : kolderen
* drivel : raaskallen
* driver : bestuurder
* driver : chauffeur
* driver : conducteur
* driver : roerganger
* driver : stuurman
* driver : stuurprogramma
* driver : voerman
* driver : wagenbestuurder
* driver's license : rijbewijs
* driving axle : aandrijfas
* driving licence : rijbewijs
* driving mirror : achteruitkijkspiegel
* driving-licence : rijbewijs
* driving-school : autorijschool
* driving-school : rijschool
* drizzle : miezeren
* drizzle : motregen
* drizzle : motregenen
* drizzle : motteren
* drizzle : stofregen
* drizzling rain : motregen
* drizzling rain : stofregen
* dromedary : dromedaris
* drone : bourdon
* drone : brommen
* drone : dar
* drone : dreunen
* drone : drone
* drone : eentonig spreken
* drone : gebrom
* droop : hangen
* drop : achterwege laten
* drop : afnemen
* drop : afvallen
* drop : bolletje
* drop : dalen
* drop : drop
* drop : droppel
* drop : druppel
* drop : kappen
* drop : laten vallen
* drop : liggen
* drop : lik
* drop : neervallen
* drop : neervellen
* drop : slinken
* drop : snoepje
* drop : storten
* drop : tanen
* drop : uitstoten
* drop : val
* drop : vallen
* drop : vellen
* drop : verflauwen
* drop : verminderen
* drop : verschieten
* drop : verwijderen
* drop : waterdruppel
* drop : weglaten
* drop : wippen
* drop in : aanwippen
* drop of water : druppel
* drop of water : waterdruppel
* drop out : afvallen
* drop out : niet meer meedoen
* droplet : druppel
* droplet : druppeltje
* dropsy : waterzucht
* drought : droogte
* drown : doen verdwijnen
* drown : onderdompelen
* drown : verdrinken
* drown : vergaan
* drown : verloren gaan
* drown : verzuipen
* drowsy : druilerig
* drowsy : lodderig
* drowsy : maf
* drowsy : slaperig
* drug : artsenij
* drug : bedwelmen
* drug : dope
* drug : drogerij
* drug : drug
* drug : geneesmiddel
* drug : kruid
* drug : medicijn
* drug : narcoticum
* drug : narcotiseren
* drug : verdoven
* drug : verdovend middel
* drug : wegmaken
* drug addict : drugsverslaafde
* drug addict : drugverslaafde
* drug trafficking : drugshandel
* drugstore : apotheek
* drum : bus
* drum : rol
* drum : trom
* drum : trommel
* drummer : tamboer
* drummer : trommelaar
* drummer : trommelslager
* drunk : beschonken
* drunk : dol
* drunk : dronkaard
* drunk : dronken
* drunk : zat
* drunk : zatlap
* drunkenness : beschonkenheid
* drunkenness : dronkenschap
* drunkenness : roes
* drunkenness : zatheid
* drunkenness : zwijmel
* drunkenness : zwijmelgeest
* drunkenness : zwijmeling
* dry : afdrogen
* dry : dor
* dry : droge
* dry : drogen
* dry : droog
* dry : droog worden
* dry : droogmaken
* dry : droogvallen
* dry : opdrogen
* dry : uitdrogen
* dry : verdrogen
* dry cleaner's : stomerij
* dry in the sun : in de zon laten drogen
* dry-nurse : baker
* dryer : droger
* dryness : dorheid
* dryness : droogheid
* dryness : droogte
* dual : dubbel
* dual : dubbel-
* dual : duplex
* dual : tweeledig
* dual : tweevoudig
* dubious : onzeker
* dubious : twijfelachtig
* duchess : hertogin
* duchy : hertogdom
* duck : eend
* duck : eende-
* duck : eendebout
* duck : eenden-
* duck egg : eendeëi
* duck meat : eend
* duck meat : eendebout
* duck's : eende-
* duck's : eenden-
* duck- : eende-
* duck- : eenden-
* duct : buis
* duct : leiding
* dude : dandy
* dude : fat
* dude : kerel
* dude : kwast
* dude : modepop
* dude : saletjonker
* due to : te wijten aan
* duel : duel
* duel : duelleren
* duel : tweegevecht
* duenna : chaperonne
* dues : bijdrage
* dues : contributie
* dug) : graven
* duke : hertog
* dulcimer : hakkebord
* dull : afstompen
* dull : bot
* dull : dof
* dull : dom
* dull : flauw
* dull : gesmoord
* dull : lusteloos
* dull : mat
* dull : onnozel
* dull : saai
* dull : simpel
* dull : stomp
* dull : stompzinnig
* dull : toonloos
* dull : verdierlijken
* dumb : sprakeloos
* dumb : stom
* dumb blonde : dom blondje
* dumb law : stomme wet
* dumb terminal : stomme terminal
* dumbfounded : ontzettend
* dumbfounded : schrikbarend
* dumbfounded : schrikkelijk
* dumbfounded : verbluffend
* dummy : fopspeen
* dummy : speen
* dump : storten
* dump : stortplaats
* dump : strooien
* dun : aanmanen
* dun : manen
* dun for payment : aanmanen
* dun for payment : manen
* dune : duin
* dung : drek
* dung : drol
* dung : keutel
* dung : mest
* dung : ontlasting
* dung : schijt
* dung : stront
* dung : uitwerpselen
* dung : vijg
* dungarees : tuinbroek
* dunning-letter : maanbrief
* duo : duo
* duo : koppel
* duo : paar
* duodenum : duodenum
* duodenum : twaalfvingerige darm
* duplicate : multipliceren
* duplicate : verveelvoudigen
* durable : duurzaam
* during : gedurende
* during : onder
* during : staande
* during : terwijl
* during : tijdens
* during : voor
* during the day : overdag
* during the night : 's nachts
* during the night : bij nacht
* dusk : halfdonker
* dusk : schemer
* dusk : schemerdonker
* dusk : schemering
* dust : afstoffen
* dust : stof
* dust : stof afnemen
* dust : stoffen
* dust rag : afdroogdoek
* dust rag : droogdoek
* dust rag : stofdoek
* dust-sheet : hoes
* dustbin : vuilnisbak
* duststorm : stofstorm
* dusty : stoffig
* dutch : nederlands
* dutch cap : pessarium
* dutchman : nederlander
* dutchwoman : nederlandse
* duty : plicht
* duty : verplichting
* duty-free : belastingvrij
* duty-free : onbelastbaar
* duvet : dekbed
* dwarf : dwerg
* dwarf : dwergachtig
* dwarf : mannetje
* dwarf : minuscuul
* dwarf planet : dwergplaneet
* dwell : gevestigd zijn
* dwell : huizen
* dwell : resideren
* dwell : rondhangen
* dwell : verblijven
* dwell : wonen
* dwell on : stilstaan bij
* dwell on : uitweiden
* dwelling : kwartier
* dwelling : logies
* dwelling : onderkomen
* dwelling : woning
* dwelling : woonst
* dwelling-place : domicilie
* dwelling-place : woonplaats
* dwelling-place-residence : woonplaats
* dye : kleur
* dye : tinctuur
* dye : tint
* dye : verf
* dye : verven
* dye : verven (haar/kleding)
* dyke : pot
* dynamic : dynamiek
* dynamic : dynamisch
* dynamic : dynamische
* dynamic : veranderlijk
* dynamic : veranderlijke
* dynamic memory : dynamisch geheugen
* dynamics : dynamica
* dynamite : dynamiet
* dysfunctional : dysfunctioneel
* dysfunctional : dysfunctionele
* dyslexia : dyslexie
* dyspepsia : dyspepsie
* dyspepsia : indigestie
* dyspepsia : slechte spijsvertering
* dyspnea : ademnood
* dyspnea : kortademigheid
* dyspnoea : ademnood
* dyspnoea : kortademigheid
* dysprosium : dysprosium
* décor : decor
* décor : decoratie
* décor : onderscheiding
* décor : ridderorde
* décor : versiering
* détante : ontspanning
* e-commerce : handel via internet
* e.g. : bijv.
* e.g. : bv.
* e.g. : bvb.
* each : bij
* each : elk
* each : ieder
* each : telkens
* each : à
* each other : elkaar
* each other : elkander
* each other : mekaar
* each time : telkens
* eager : begerig
* eager : belust
* eager : gretig
* eager : happig
* eager : verlekkerd
* eagerness : begeerte
* eagerness : begerigheid
* eagerness : graagte
* eagle : adelaar
* eagle : arend
* eagle owl : oehoe
* eaglet : adelaarsjong
* eaglet : arendsjong
* ear : aar
* ear : kolf
* ear : oor
* ear : ploegen
* ear lobe : oorlel
* ear shell : haliotis
* ear-drop : hanger
* ear-drop : oorbel
* ear-drop : oorhanger
* eardrum : trommelvlies
* earl : graaf
* earlobe : oorlel
* early : pril
* early : tijdig
* early : vroeg
* early : vroegtijdig
* early bird : vroege vogel
* early grave : dood bij de jeugd
* early grave : dood op een jonge leeftijd
* early in the morning : 's morgens vroeg
* early in the morning : in de vroegte
* earmark : bestemmen
* earmark : uittrekken
* earn : behalen
* earn : verdienen
* earn : winnen
* earn a living : de kost verdienen
* earn back : herwinnen
* earn back : inhalen
* earnest : bona fide
* earnest : ernstig
* earnest : serieus
* earnest : stemmig
* earnings : verdiensten
* earphone : hoorn
* earphone : telefoonhoorn
* earring : hanger
* earring : oorbel
* earring : oorhanger
* earring : oorring
* earth : aanaarden
* earth : aardbodem
* earth : aarde
* earth : aarden
* earth : aardrijk
* earth : begraven
* earth : bodem
* earth : grond
* earth : land
* earth : met de aarde verbinden
* earth connection : aarding
* earth connection : aardleiding
* earth satellite : aardsatelliet
* earth satellite : kunstmaan
* earth up : aanaarden
* earth wire : aarding
* earth wire : aardleiding
* earth's axis : aardas
* earth's crust : aardkorst
* earthen : aarden
* earthen : aards
* earthen : klei-
* earthen : van klei
* earthenware : aardewerk
* earthenware : faience
* earthenware : plateel
* earthing : aarding
* earthing : aardleiding
* earthling : aardbewoner
* earthly : aarden
* earthly : aards
* earthquake : aardbeving
* earthquake : aardschok
* earthquake shock : aardschok
* earthworm : aardworm
* earthworm : pier
* earthworm : regenworm
* earthworm : worm
* earwax : cerumen
* earwax : oorsmeer
* earwig : oorworm
* easel : bank
* easel : bok
* easel : ezel
* easel : rek
* easel : schraag
* easel : stander
* easel : stellage
* easel : werkbank
* easily : allicht
* easily : gemakkelijk
* easily : met gemak
* east : naar het oosten
* east : oostblok
* east : oostelijk
* east : oosten
* east : oosters
* east : oostwaarts
* east : oriënt
* east flanders : oost-vlaanderen
* east of : beoosten
* east of : ten oosten van
* easter : pasen
* easter egg : paasei
* easter sunday : paaszondag
* eastern : oostelijk
* eastern : oosters
* eastward : naar het oosten
* eastward : oostwaarts
* eastward of : beoosten
* eastward of : ten oosten van
* eastwards : naar het oosten
* eastwards : oostwaarts
* easy : gemakkelijk
* easy : licht
* easy : makkelijk
* easy : vlot
* eat : beffen
* eat : eten
* eat cunt : beffen
* eat up : opeten
* eat up : verorberen
* eater : eter
* eavesdrop : afluisteren
* eavesdrop : luistervink spelen
* eavesdropper : luistervink
* ebb : eb
* ebb : eb-
* ebb : ebbe
* ebb : ebben
* ebb : terugvloeien
* ebb : wegebben
* ebony : ebben
* ebony : ebbenhout
* ecclesiastic : geestelijk
* ecclesiastic : kerkelijk
* echo : echo
* echo : echoën
* echo : galm
* echo : galmen
* echo : nabauwen
* echo : nagalm
* echo : naklank
* echo : naklinken
* echo : resonantie
* echo : resoneren
* echo : weergalm
* echo : weergalmen
* echo : weerklank
* echo : weerklinken
* eclectic : eclecticus
* eclectic : eclectisch
* eclectic : eclectische
* eclipse : verduistering
* eco- : eco-
* ecology : ecologie
* economic : economisch
* economical : economisch
* economical : spaarzaam
* economical : zuinig
* economics : economie
* economise : bezuinigen
* economist : econoom
* economy : besparing
* economy : bezuiniging
* economy : economie
* economy : spaarzaamheid
* economy : uitsparing
* economy : uitwinning
* economy : volkshuishoudkunde
* economy : zuinigheid
* ecosystem : ecosysteem
* ecstasy : extase
* ecstasy : geestvervoering
* ecstasy : vervoering
* ecstasy : zielsvervoering
* ecstatic : extatisch
* ecstatic : zwijmeldronken
* eczema : eczeem
* edelweiss : edelweiss
* edge : band
* edge : boord
* edge : kant
* edge : rand
* edge : zoom
* edging : band
* edging : boord
* edging : kant
* edging : rand
* edging : zoom
* edible : eetbaar
* edify : stichten
* edit : aanpassing
* edit : bewerken
* edit : bewerking
* edit : opmaken
* edit : opstellen
* edit : redigeren
* edit : stellen
* edit : stileren
* edit : wijzigen
* edit : wijziging
* edition : druk
* edition : editie
* edition : uitgaaf
* edition : uitgave
* editor : editor
* editor : redacteur
* editorial office : redactie
* educate : dresseren
* educate : grootbrengen
* educate : kweken
* educate : opleiden
* educate : opvoeden
* educated : geleerd
* educated : knap
* educated : ontwikkeld
* education : onderrichting
* education : onderwijs
* education : opleiding
* education : opleiding/onderwijs
* education : opvoeding
* education : vorming
* eel : aal
* eel : paling
* eel-fishing : palingvangst
* eel-like : aalachtig
* eel-pie : aalpastei
* eel-pot : aalfuik
* eel-pot : palingfuik
* eel-shaped : aalvormig
* eel-trap : aalfuik
* eel-trap : palingfuik
* eelmonger : palingventer
* eelpot : aalkorf
* eelskin : aalsvel
* eelspear : aalgeer
* eelspear : aalschaar
* eelspear : aalspeer
* eelspear : aalvork
* eelworm : azijnaaltje
* eerie : eng
* eerie : griezelig
* eerie : ijzingwekkend
* effect : bevinding
* effect : effect
* effect : indruk
* effect : resultaat
* effect : uitslag
* effect : uitwerking
* effect : werking
* effective : afdoend
* effective : doeltreffend
* effective : effectief
* effective : werkdadig
* effective : werkzaam
* effectual : afdoend
* effectual : doeltreffend
* effectual : effectief
* effectual : werkdadig
* effectual : werkzaam
* effervescent : bruisend
* effervescent : bruisende
* effervescent : mousserend
* effervescent : schuimachtig
* effervescent : schuimend
* effervescent : schuimig
* efficacious : afdoend
* efficacious : doeltreffend
* efficacious : effectief
* efficacious : werkdadig
* efficacious : werkzaam
* efficacy : doeltreffendheid
* efficiency : efficiëntie
* efficient : efficiënt
* effigy : beeldenaar
* effluent : afvalwater
* effort : inspanning
* effort : moeite
* effort : poging
* efforts : bemoeienis
* efforts : geploeter
* efforts : gesjouw
* efforts : streven
* egg : eendenei
* egg : ei
* egg : kippenei
* egg : slangenei
* egg nog : advocaat
* egg yolk : eidooier
* egg yolk : eigeel
* eggfruit : aubergine
* eggnog : advokaat
* eggplant : aubergine
* eggshell : eierschaal
* egocentrism : egocentrisme
* egret : reiger
* egyptian pyramid : egyptische piramiden
* egyptology : egyptologie
* eider : eidereend
* eigenvalue : eigenwaarde
* eigenvector : eigenvector
* eight : acht
* eight hundred : achthonderd
* eighteen : achttien
* eighteenth : achttiende
* eightfold : achtvoudig
* eighth : achtste
* eighth part : achtste
* eightieth : tachtigst
* eightieth : tachtigste
* eighty : tachtig
* eighty-eight : achtentachtig
* eighty-first : eenentachtigst
* eighty-first : eenentachtigste
* eighty-nine : negenentachtig
* eighty-one : eenentachtig
* eighty-seven : zevenentachtig
* eighty-six : zesentachtig
* eighty-two : tweeëntachtig
* einsteinium : einsteinium
* either ... or : of ... of
* eland : elandantilope
* elas : ze
* elas : zij
* elastic : elastisch
* elastic : rekbaar
* elastic : soepel
* elastic : veerkrachtig
* elasticity : elasticiteit
* elative case : elatief
* elbow : elleboog
* elbow-room : armslag
* elbow-room : bewegingsvrijheid
* elbow-room : carte blanche
* elder : ouder
* elder : vlier
* elder : vlierstruik
* elder brother : oudere broer
* elder brother : oudere zus
* elder brother : oudere zuster
* elder sibling : oudere broer
* elder sibling : oudere zus
* elder sibling : oudere zuster
* elder sister : oudere broer
* elder sister : oudere zus
* elder sister : oudere zuster
* elderly : bedaagd
* elderly : bejaard
* elderly : hoogbejaard
* elect : kiezen
* elect : uitkiezen
* elect : uitlezen
* elect : uitpikken
* elect : uitzoeken
* elect : verkiezen
* elected : gekozen
* elected : select
* elected : uitgelezen
* elected : uitgezocht
* elected : uitverkoren
* election : keur
* election : keus
* election : keuze
* election : optie
* election : verkiezing
* electorate : electoraat
* electorate : kiesgerechtigden
* electric : elektrisch
* electric fan : ventilator
* electric fan : wan
* electric plug : plug
* electric plug : prop
* electric plug : stekker
* electric plug : stop
* electric plug : stopmiddel
* electric plug : tap
* electric socket : mof
* electric socket : stopcontact
* electric torch : zaklantaarn
* electricity : elektriciteit
* electromagnet : elektromagneet
* electromagnetism : elektromagnetisme
* electron : electron
* electron : elektron
* electronic : elektronisch
* electronics : elektronica
* elegance : elegantie
* elegant : bevallig
* elegant : elegant
* elegant : elegante
* elegant : net
* elegant : piekfijn
* elegant : zwierig
* elegy : elegie
* elegy : klaaglied
* elegy : klaagzang
* elegy : treurdicht
* element : basis
* element : beginsel
* element : bestanddeel
* element : component
* element : deel
* element : deeltje
* element : element
* element : fractie
* element : fundament
* element : gegeven
* element : grondslag
* element : ingrediënt
* element : item
* element : jaartelling
* element : partikel
* element : punt
* elemental : elementair
* elementary : elementair
* elementary education : basisonderwijs
* elements : ABC
* elements : basisbeginselen
* elements : eerste beginselen
* elephant : olifant
* elephant : olifants-
* elephant's : olifants-
* elephant- : olifants-
* elephantine : olifants-
* elevator : lift
* eleven : elf
* eleven hundred : duizend honderd
* eleven hundred : elf honderd
* eleventh : elfde
* elf : elf
* elf : luchtgeest
* elide : afkappen
* elide : elideren
* eliminate : afvoeren
* eliminate : elimineren
* eliminate : uitschakelen
* eliminate : verwijderen
* eliminate : wegwerken
* elision : afkapping
* elite : elitair
* elite : elitaire
* elite : elite
* elite : top-
* elk : eland
* elk : europese eland
* elk : wapiti
* ellipse : ellips
* elm : iep
* elm : olm
* eloquence : welbespraaktheid
* eloquence : welsprekendheid
* eloquent : welsprekend
* else : ander
* else : anders
* else : in het andere geval
* else : langer
* else : meer
* else : zoniet
* elsewhere : elders
* elsewhere : ergens anders
* elsewhere : naar elders
* elver : aal
* emaciate : uitmergelen
* emaciate : vermageren
* embalm : balsemen
* embalm : met balsem bestrijken
* embank : bedijken
* embankment : dijk
* embankment : waterkering
* embark : aan boord gaan
* embark : scheep gaan
* embarrass : in verlegenheid brengen
* embarrass : ongelegen komen
* embarrass : ontrieven
* embarrassing : pijnlijk
* embarrassment : benardheid
* embarrassment : hinder
* embarrassment : knelpunt
* embarrassment : penarie
* embarrassment : verlegenheid
* embassy : ambassade
* embassy : gezantschap
* embedded : ingebed
* embellish : flatteren
* embellish : opwerken
* embellish : verfraaien
* embellish : vermooien
* ember : sintel
* emblem : embleem
* emblem : kleur
* emblem : zinnebeeld
* embodiment : belichaming
* embody : belichamen
* embrace : omarmen
* embrace : omhelzen
* embrace : omklemmen
* embrace : omknellen
* embrace : omspannen
* embrace : omvademen
* embrace : omvatten
* embroider : borduren
* embryo : embryo
* emerald : smaragd
* emerald : smaragdgroen
* emerald : smaragdgroene
* emerge : blijken
* emerge : bovenkomen
* emerge : opdagen
* emerge : opdraven
* emerge : opduiken
* emerge : te voorschijn komen
* emerge : uitkomen
* emerge : verschijnen
* emergency : crisis
* emergency : noodgeval
* emergency exit : nooduitgang
* emigrate : emigreren
* emigrate : uittrekken
* emigrate : uitwijken
* emissary : afgezant
* emissary : bode
* emissary : gezant
* emit : uitstralen
* emmet : mier
* emotion : aandoening
* emotion : bewogenheid
* emotion : emotie
* emotion : gewaarwording
* emotion : roersel
* empathy : empathie
* empathy : inlevingsvermogen
* emperor : keizer
* emphasis : klem
* emphasis : klemtoon
* emphasis : nadruk
* emphasise : benadrukken
* emphasize : benadrukken
* emphasize : met nadruk zeggen
* emphasize : nadruk leggen op
* emphasize : onderstrepen
* emphatic : dringend
* emphatic : nadrukkelijk
* emphatically : nadrukkelijk
* empire : (keizer)rijk
* empire : imperium
* empire : keizerrijk
* empire : rijk
* employ : aannemen
* employ : aanwenden
* employ : aanwerven
* employ : benutten
* employ : gebruiken
* employ : huren
* employ : in dienst hebben
* employ : in dienst nemen
* employ : tewerkstellen
* employee : bediende
* employee : employé
* employee : personeelslid
* employee : werknemer
* employer : werkgever
* employment : aanwending
* employment : toepassing
* employment : werk
* employment : werkgelegenheid
* employment agency : uitzendbureau
* employment exchange : arbeidsbeurs
* employment exchange : arbeidsbureau
* empress : keizerin
* emptiness : leegheid
* emptiness : leegte
* empty : hol
* empty : ledig
* empty : ledigen
* empty : leeg
* empty : leegmaken
* empty : legen
* empty : lens
* empty : lenzen
* empty : lichten
* empty : loos
* empty : ruimen
* empty : uithalen
* empty set : lege verzameling
* emu : emoe
* enable : in staat stellen
* enamel : brandverf
* enamel : email
* enamel : emailleren
* enamel : glazuur
* enamel : tandglazuur
* encephalopathy : encefalopathie
* enchanter : duivelskunstenaar
* enchanter : tovenaar
* enchanting : betoverend
* enchantment : toverij
* encipher : versleutelen
* enclose : bijsluiten
* enclose : insluiten
* enclose : omsluiten
* enclosure : kraal
* enclosure : omheind terrein
* encode : codificeren
* encompass : bevatten
* encompass : omvatten
* encore : bis
* encore : nog eens
* encounter : aantreffen
* encounter : ontmoeten
* encounter : ontmoeting
* encounter : tegemoet treden
* encounter : tegenkomen
* encounter : treffen
* encourage : aanmoedigen
* encourage : aansporen
* encourage : aanvuren
* encourage : aanwakkeren
* encourage : animeren
* encourage : bemoedigen
* encourage : opkikkeren
* encourage : opmonteren
* encourage : opwekken
* encourage : stijven
* encourage : verlevendigen
* encourage : zwepen
* encouragement : aanmoediging
* encouragement : bemoediging
* encouragement : stijving
* encroachment : aantasting
* encroachment : afslijting
* encroachment : inbreuk
* encroachment : overschrijding
* encrypt : coderen
* encrypt : encrypteren
* encrypt : vercijferen
* encrypt : versleutelen
* encyclopaedia : encyclopedie
* encyclopedia : encyclopedie
* end : afloop
* end : aflopen
* end : afmaken
* end : afsluiten
* end : besluit
* end : besluiten
* end : beëindigen
* end : eind
* end : einde
* end : eindigen
* end : ophouden
* end : slot
* end : uiteinde
* end : uiterste deel
* end : uitgaan
* end : uitlopen
* end : uitmaken
* end : uitraken
* end : verlopen
* end : voleindigen
* end : voleinding
* end up : aanbelanden
* end up : aankomen
* end up : aanlanden
* end up : aflopen
* end up : arriveren
* end up : eindigen
* end up : ophouden
* end up : terechtkomen
* end up : uitgaan
* end up : uitlopen
* end up : uitraken
* end up : verlopen
* end-of-the-line : eindstation
* endanger : in gevaar brengen
* endanger : in gevaar stellen
* endangered : bedreigd
* endangered species : bedreigde diersoort
* endeavour : moeite doen
* endeavour : pogen
* endeavour : streven
* endeavour : trachten
* endeavour : zich beijveren
* endeavour : zich inspannen
* endeavour : zoeken
* endemic : endemisch
* ending : afloop
* ending : aflopend
* ending : besluit
* ending : beëindiging
* ending : eind
* ending : einde
* ending : eindigend
* ending : slot
* ending : uiteinde
* ending : uitgang
* ending : voleinding
* endive : andijvie
* endless : eindeloos
* endlessly : tot in het oneindige
* endorse : aanbevelen
* endorse : bevestigen
* endorse : endosseren
* endorse : gireren
* endorse : wenden
* endorsee : geëndosseerde
* endorsement : endossement
* endorsement : giro
* endorser : endossant
* endorser : overdrager
* endosymbiotic theory : endosymbiontenhypothese
* endow : begiftigen
* endow : meegeven
* endowed with : bedeeld met
* endurable : draaglijk
* endurance : uithoudingsvermogen
* endure : aanhouden
* endure : aanzien
* endure : beklijven
* endure : doorstaan
* endure : dragen
* endure : dulden
* endure : duren
* endure : harden
* endure : lijden
* endure : naar buiten brengen
* endure : ondergaan
* endure : standhouden
* endure : toelaten
* endure : tolereren
* endure : uithouden
* endure : uitstaan
* endure : velen
* endure : verdragen
* endure : voortduren
* enemy : belager
* enemy : vijand
* energetic : energiek
* energetic : ferm
* energetic : flink
* energetic : krachtig
* energetic : voortvarend
* energy : arbeidsvermogen
* energy : energie
* energy : fut
* energy : spirit
* energy : veerkracht
* energy : wilskracht
* enforce : uitvoeren
* engage : in dienst nemen
* engage in a controversy : polemiseren
* engaged : bezet
* engaged : bezig
* engaged : geëngageerd
* engaged : in gesprek
* engaged : verloofd
* engagement : engagement
* engagement : verloving
* engender : aanporren
* engender : voortbrengen
* engine : aandrijving
* engine : locomotief
* engine : machine
* engine : motor
* engine driver : machinist
* engine trouble : motorpanne
* engine trouble : motorpech
* engine trouble : motorstoring
* engineer : ingenieur
* engineer : machinist
* engineer : probleemoplosser
* england : engeland
* english : engels
* englishman : engelsman
* englishwoman : engelse
* engrave : graveren
* engrave : griffen
* engraving : graveerwerk
* engraving : gravure
* engraving : prent
* engulf : binnenkrijgen
* engulf : innemen
* engulf : inslikken
* enhance : vermeerderen
* enhanced remake : verbeterde herwerking
* enigma : puzzel
* enigma : raadsel
* enigmatic character : raadselachtigheid
* enjoy : blij zijn
* enjoy : genieten
* enjoy : genieten van
* enjoy : zich verblijden
* enjoy : zich verheugen
* enjoy : zich verheugen in
* enjoy : zich verlustigen in
* enjoy oneself : genieten
* enjoy oneself : zich amuseren
* enjoy oneself : zich vermaken
* enjoy oneself : zich vermeien
* enjoyable : aangenaam
* enjoyable : behaaglijk
* enjoyable : genoeglijk
* enjoyable : heerlijk
* enjoyable : plezierig
* enlarge : uitbouwen
* enlarge : uitbreiden
* enlarge : vergroten
* enlargement : uitbouwing
* enlargement : vergroting
* enlighten : illumineren
* enlighten : verlichten
* enlightenment : verlichting
* enlist : dienst nemen
* enlist : in dienst gaan
* enmity : animositeit
* enmity : vijandigheid
* enmity : vijandschap
* ennumeration : opsomming
* enormous : enorm
* enormous : geweldig
* enormous : gigantisch
* enormously : bijzonder
* enormously : danig
* enormously : duchtig
* enormously : enorm
* enormously : geducht
* enormously : schromelijk
* enormously : uiterst
* enough : basta
* enough : genoeg
* enough : genoeg!
* enough : nogal
* enough : tamelijk
* enough : voldoende
* enough : vrij
* enourmous : enorm
* enquire : informeren
* enquiry : verzoek om informatie
* ensign : vaandel
* ensign : vaandrig
* ensure : ervoor zorgen
* entail : met zich meebrengen
* entangle : betrekken
* entangle : verstrikken
* entangle : verwarren
* entangle : verwikkelen
* entangled hair : verward haar
* enter : bijboeken
* enter : binnengaan
* enter : binnenkomen
* enter : binnenlopen
* enter : boeken
* enter : indoen
* enter : ingaan
* enter : inkomen
* enter : inschrijven
* enter : insteken
* enter : registreren
* enter : steken
* enterprise : bedrijf
* enterprise : onderneming
* enterprising : ondernemend
* entertain : afleiden
* entertain : gastvrijheid verlenen aan
* entertain : onthalen
* entertain : recipiëren
* entertain : trakteren
* entertain : vergasten
* entertain : vermaken
* entertain : verstrooien
* entertain : vrijhouden
* entertaining : aardig
* entertaining : amusant
* entertaining : leuk
* entertaining : vermakelijk
* entertainment : aardigheid
* entertainment : amusement
* entertainment : amusement (fun)
* entertainment : pretje
* entertainment : vermaak
* entertainment : vermakelijkheid
* enthusiasm : enthousiasme
* enthusiasm : geestdrift
* enthusiasm : uitbundigheid
* enthusiastic : enthousiast
* enthusiastic : geestdriftig
* enthusiastic : uitbundig
* entice : bekoren
* entice : in verzoeking brengen
* entice : verleiden
* entice : verlokken
* entice : verzoeken
* entice : weglokken
* enticing : aanlokkelijk
* enticing : lekker
* entire : compleet
* entire : gans
* entire : geheel
* entire : gehele
* entire : heel
* entire : vol
* entire : volkomen
* entire : volslagen
* entirely : compleet
* entirely : finaal
* entirely : geheel
* entirely : heel
* entirely : helemaal
* entirely : totaal
* entirely : totaliter
* entirely : volkomen
* entirely : volledig
* entirety : geheel
* entomb : begraven
* entomb : ter aarde bestellen
* entrance : entree
* entrance : ingang
* entrance : toegang
* entreaty : bede
* entreaty : smeekbede
* entrepreneur : ondernemer
* entrust : belasten met
* entrust : opdracht geven
* entrust : opdragen
* entrust : toevertrouwen
* entrust : vertrouwen
* entrust : vertrouwen hebben in
* entry : aanmelding
* entry : artikel
* entry : deelnemer
* entry : element
* entry : entree
* entry : ingang
* entry : inschrijving
* entry : invoer
* entry : notitie
* entry : post
* entry : toegang
* entry : trefwoord
* entrée : hors d'oeuvre
* entrée : voorgerecht
* enuresis : bedplassen
* enuresis : bedwateren
* envelop : hullen
* envelop : inwikkelen
* envelop : omhullen
* envelop : omvatten
* envelop : toestoppen
* envelop : woelen
* envelope : briefomslag
* envelope : couvert
* envelope : envelop
* envelope : enveloppe
* envelope : omslag
* envious (of) : jaloers (op)
* envious : afgunstig
* envious : ijverzuchtig
* envious : jaloers
* envious : wangunstig
* environment : medium
* environment : milieu
* environment : omgeving
* environment : omstreken
* environment : omtrek
* environmental : milieu
* environmental : milieu-
* environmentalist : milieubeschermer
* environs : omgeving
* environs : omstreken
* environs : omtrek
* envisage : beschouwen
* envoy : afgezant
* envoy : bode
* envoy : gezant
* envy : afgunst
* envy : afgunstig zijn
* envy : benijden
* envy : ijverzucht
* envy : jaloers zijn op
* envy : jaloezie
* envy : misgunnen
* envy : nijd
* envy : wangunst
* epaulet : epaulet
* epaulet : schouderbedekking
* epee : degen
* epic : episch
* epic poem : epos
* epic poem : heldendicht
* epidemic : epidemie
* epidemic : epidemisch
* epilepsy : epilepsie
* epilepsy : toevallen
* epilepsy : vallende ziekte
* epilogue : epiloog
* epilogue : nawoord
* epiphyte : epifyt
* episcopal : bisschoppelijk
* episcopal : doorluchtig
* episode : aflevering
* episode : episode
* epistle : brief
* epistle : epistel
* epistle : zendbrief
* epitaph : grafschrift
* epoch : tijdperk
* epoch : tijdsgewricht
* eponym : eponiem
* epsilon : epsilon
* equal : eender
* equal : egaal
* equal : evenaren
* equal : gelijk
* equal : gelijk zijn aan
* equal : gelijke
* equal : gelijkmatig
* equal : identiek
* equal : identieke
* equal sign : is-gelijkteken
* equality : gelijkheid
* equality : pariteit
* equally : even
* equally : eveneens
* equally : evenzeer
* equally : gelijk
* equally : gelijkelijk
* equally : idem
* equally : insgelijks
* equally : van hetzelfde
* equation : vergelijking
* equator : equator
* equator : evenaar
* equator : evennachtslijn
* equestrian : paarde-
* equestrian : paarden-
* equilibrium : balans
* equilibrium : evenwicht
* equilibrium : evenwichtstoestand
* equinox : dag- en nachtevening
* equinox : dag-en-nachtevening
* equinox : equinox
* equinox : nachtevening
* equip : toerusten
* equip : uitrusten
* equip : uitvoeren
* equipment : accommodatie
* equipment : apparatuur
* equipment : hardware
* equipment : inrichting
* equipment : toerusting
* equipment : uitrusting
* equipment : uitrustingsstuk
* equivalent : equivalent
* equivalent : gelijkwaardig
* era : era
* era : jaartelling
* era : periode
* era : tijdperk
* era : tijdrekening
* era : tijdsgewricht
* eradicate : ontwortelen
* erase : gommen
* erase : met gom bestrijken
* erase : wissen
* eraser : gom
* eraser : gummi
* erbium : erbium
* erect : baseren
* erect : funderen
* erect : grondvesten
* erect : inrichten
* erect : oprichten
* erect : stichten
* erect : vestigen
* erecting : montage
* erecting : zetting
* erection : erectie
* ergative case : ergatief
* eric : erik
* eric : rik
* ermine : hermelijn
* erotic : erotisch
* erotic : zwoel
* err : dwalen
* err : een fout maken
* err : ernaast zitten
* err : zich vergissen
* errand : bericht
* errand : boodschap
* errand : commissie
* errand : opdracht
* errand-boy : loopjongen
* errant : dolend
* erroneous : fout
* erroneous : foutief
* erroneous : onjuist
* erroneous : verkeerd
* error : abuis
* error : dwaling
* error : een fout maken
* error : een vergissing maken
* error : fout
* error : vergissing
* error : zich vergissen
* erupt : uitbarsten
* eryngo : kruisdistel
* erysipelas : belroos
* erysipelas : wondroos
* escalate : escaleren
* escalator : roltrap
* escape : ontgaan
* escape : ontkomen
* escape : ontsnappen
* escape : ontsnapping
* eschatology : eschatologie
* escort : accompagnement
* escort : begeleiden
* escort : begeleiding
* escort : escort
* escort : escorteren
* escort : geleide
* escort : gewapend begeleiden
* escort : vrijgeleide
* escudo : escudo
* esoteric : esoterisch
* especially : in het bijzonder
* especially : inzonderheid
* especially : vooral
* especially : voornamelijk
* espionage : spionage
* essay : dissertatie
* essay : essay
* essay : opstel
* essay : poging
* essay : proefschrift
* essay : stelling
* essay : thesis
* essay/composition : opstel
* essence : essence
* essence : essentie
* essence : kern
* essence : wezen
* essence : wezenheid
* essential : essentieel
* essential : intrinsiek
* essential : onontbeerlijk
* essential : vitaal
* essential : wezenlijk
* essential oil : essentiële olie
* establish : baseren
* establish : bevinden
* establish : constateren
* establish : funderen
* establish : grondvesten
* establish : inrichten
* establish : oprichten
* establish : stichten
* establish : vaststellen
* establish : vestigen
* establishment : etablissement
* establishment : instelling
* establishment : vestiging
* estate : bezitting
* estate : boerderij
* estate : erfenis
* estate : goed
* estate : landgoed
* estate : nalatenschap
* estate agent : makelaar
* estate-agent : makelaar
* esteem : aanzien
* esteem : achten
* esteem : achting
* esteem : achting hebben voor
* esteem : achting toedragen
* esteem : beschouwen
* esteem : gezochtheid
* esteem : hoogachten
* esteem : nagaan
* esteem : overwegen
* esteem : prijzen
* esteem : rekening houden met
* esteem : tel
* esteem : waarderen
* estimate : begroten
* estimate : begroting
* estimate : schatten
* estimate : schatting
* estimate : taxeren
* estimate : waarderen
* estimates : begroting
* estrange : vervreemden
* estuary : zeearm
* estudar : instuderen
* estudar : studeren
* et cetera : enz.
* et cetera : enzovoort
* et cetera : enzovoorts
* et cetera : et cetera
* eta : èta
* etc. : enz.
* etc. : etc.
* etcetera : enzovoort
* etcetera : etcetera
* etching : ets
* eternal : eeuwig
* eternity : eeuwigheid
* eternity : onvergankelijkheid
* ether : ether
* ethic : ethiek
* ethic : zedenkunde
* ethic : zedenleer
* ethical : ethisch
* ethical : zedenkundig
* ethics : ethiek
* ethics : zedenkunde
* ethics : zedenleer
* ethnic : allochtoon
* ethnic group : geslacht
* ethnic group : stam
* ethnic group : volksstam
* ethnic immigrant : allochtoon
* ethnic minority : etnische minderheid
* ethos : sfeer
* ethos : stemming
* etiquette : etiket
* etiquette : etiquette
* etiquette : label
* etymological : etymologisch
* etymology : etymologie
* eu : europese unie
* eucalyptus : eucalyptus
* eukaryote : eukaryoten
* eunuch : eunuch
* euphemism : eufemisme
* euphonious : schoonklinkend
* euphonious : welluidend
* euphonious : zoetvloeiend
* euphonium : euphonium
* euro : euro
* europe : europa
* european : europeaan
* european : europees
* european central bank : europese centrale bank
* european union : europese unie
* europium : europium
* eustachian tube : buis van eustachius
* evacuate : evacueren
* evacuate : ontruimen
* evacuation : evacuatie
* evade : mijden
* evade : ontwijken
* evade : uit de weg gaan
* evade : vermijden
* evaluate : evalueren
* evangelic : evangelisch
* evangelize : evangeliseren
* evangelize : uitdragen van de blijde boodschap
* evaporate : doen verdampen
* evaporate : indampen
* evaporate : uitdampen
* evaporate : verdampen
* evaporate : vervliegen
* evaporate : vervluchtigen
* eve : vooravond
* even : avondstond
* even : een paar vormend
* even : eender
* even : eens
* even : effen
* even : effenen
* even : egaal
* even : egaliseren
* even : even
* even : evenen
* even : gelijk
* even : gelijke
* even : gelijkmaken
* even : gelijkmatig
* even : gelijkmatige
* even : geregeld
* even : kiet
* even : paar
* even : platmaken
* even : quitte
* even : regelmatig
* even : slechten
* even : steevast
* even : vlak
* even : vlakke
* even : vlakken
* even : zelfs
* even if : al
* even if : ook al
* even if : zelfs als
* evening : avond
* evening : avondje
* evening classes : avondschool
* evening dress : avondkleding
* evening dress : rok
* evening frock : avondjapon
* evening gown : avondjapon
* evening meal : avondeten
* evening meal : avondmaal
* evening paper : avondblad
* evening paper : avondkrant
* evening twilight : avondschemering
* evening twilight : vallen van de nacht
* evening-primrose : teunisbloem
* evening-school : avondschool
* event : belangrijke gebeurtenis
* event : evenement
* event : gebeurde
* event : gebeuren
* event : gebeurtenis
* event : gelegenheid
* event : geval
* event : incident
* event : nummer
* event : voorgevallene
* event : voorval
* eventual : eventueel
* eventual : gebeurlijk
* eventual : uiteindelijk
* eventuality : eventualiteit
* eventually : not> eventueel
* eventually : ten slotte
* eventually : uiteindelijk
* ever : altijd
* ever : eenmaal
* ever : eens
* ever : immer
* ever : ooit
* ever : steeds
* ever : wel eens
* ever since : sedert
* ever since : sinds
* ever since : vanaf
* everlasting : altijddurend
* everlasting : eeuwig
* everlasting : eindeloos
* everlasting : oneindig
* everlasting : voortdurend
* every : elk
* every : ieder
* every kind of : allerhande
* every kind of : allerlei
* every kind of : van elke soort
* every man for himself : ieder voor zich
* every one : alleman
* every one : een ieder
* every one : iedereen
* every other day : om de andere dag
* every other day : om de dag
* every time : telkens
* everybody : alleman
* everybody : allen
* everybody : een ieder
* everybody : iedereen
* everyday : alledaags
* everyday : grof
* everyday : ordinair
* everyday : plat
* everyday : vulgair
* everyone's : aller
* everyone's : ieders
* everything : allemaal
* everything : alles
* everywhere : allerwegen
* everywhere : alom
* everywhere : overal
* everywhere : overal waar
* everywhere : wijd en zijd
* evidence : bewijs
* evident : apert
* evident : duidelijk
* evident : evident
* evident : kennelijk
* evident : klaarblijkelijk
* evident : uitgesproken
* evil : boze
* evil : kwaad
* evil : kwade
* evil : slechte
* evoke : naar buiten roepen
* evoke : ten gevolge hebben
* evoke : uitlokken
* evolution : evolutie
* evolution : ontwikkeling
* evolution : wordingsproces
* evolve : evolueren
* evolve : zich ontwikkelen
* ewe : ooi
* ex- : ex-
* ex- : gewezen
* ex- : oud-
* ex- : voormalig
* ex- : vroeger
* exact : accuraat
* exact : exact
* exact : goed
* exact : juist
* exact : nauwkeurig
* exact : opvorderen
* exact : recht
* exact : rekwireren
* exact : vorderen
* exaction : afpersing
* exaction : knevelarij
* exactitude : accuratesse
* exactitude : nauwgezetheid
* exactitude : nauwkeurigheid
* exactitude : precisie
* exactitude : stiptheid
* exactitude : zorgvuldigheid
* exactly : OK
* exactly : accuraat
* exactly : exact
* exactly : juist
* exactly : nauwgezet
* exactly : net
* exactly : okay
* exactly : okee
* exactly : oké
* exactly : pal
* exactly : precies
* exactly : scherp
* exactly : vlak
* exactness : nauwkeurigheid
* exactness : precisie
* exactness : stiptheid
* exactness : zorgvuldigheid
* exaggerate : chargeren
* exaggerate : overdrijven
* examination : aanschouwing
* examination : beschouwing
* examination : examen
* examination : keuring
* examination : nauwkeurig onderzoek
* examination : onderzoek
* examine : examineren
* examine : exploreren
* examine : nagaan
* examine : nakijken
* examine : nauwkeurig onderzoeken
* examine : onderzoeken
* examine : uitvissen
* examine : uitzoeken
* examine : vorsen
* example : toonbeeld
* example : voorbeeld
* exasperate : tot het uiterste drijven
* excavate : delven
* excavate : opduikelen
* excavate : opgraven
* excavate : rooien
* excavate : uitgraven
* excavate : winnen
* excavation : opgraving
* exceed : overschrijden
* exceed : overtreffen
* exceed : te boven gaan
* exceed : uitblinken
* exceed : uitmunten
* exceed : voorbijstreven
* exceedingly : bijzonder
* exceedingly : buitengewoon
* excellency : eerwaarde
* excellency : hoogheid
* excellency : majesteit
* excellent : excellent
* excellent : uitmuntend
* excellent : uitstekend
* excellent : voortreffelijk
* except : behalve
* except : bij uitzondering
* except : buiten
* except : ongerekend
* except : op ... na
* except : uitgezonderd
* except : uitzonderen
* except for : behalve
* except for : behoudens
* except for : buiten
* except for : ongerekend
* exception : uitzondering
* exceptional : uitzonderlijk
* excess : buitensporigheid
* excess : exces
* excess : overdaad
* excess : uitspatting
* excess : uitwas
* excess baggage : extra bagage
* excess baggage : overgewicht
* excessive : buitensporig
* excessive : excessief
* excessive : extreem
* excessive : verregaand
* excessively : buitensporig
* excessively : excessief
* exchange : centrale
* exchange : inwisseling
* exchange : omruiling
* exchange : ruil
* exchange : ruilen
* exchange : uitwisselen
* exchange : uitwisseling
* exchange : verruiling
* exchange : wisselen
* exchange : wisselen (geld)
* exchange rate : beursnotering
* exchange rate : koers
* exchange rate : notering
* exchange rate : prijsnotering
* exchange rate : wisselkoers
* excise : accijns
* excise : verbruiksbelasting
* excise-duty : accijns
* excise-duty : verbruiksbelasting
* excitation : opwinding
* excite : aanstoken
* excite : aanwakkeren
* excite : irriteren
* excite : op stang jagen
* excite : ophitsen
* excite : opwinden
* excite : prikkelen
* excite : sarren
* excite : verhitten
* excite : werken op
* excite pity : vermurwen
* excited : opgewonden
* excitement : agitatie
* excitement : beroering
* excitement : gejaagdheid
* excitement : gisting
* excitement : onrust
* excitement : opgewondenheid
* excitement : opwinding
* exciting : opwindend
* exclaim : uitroepen
* exclain : uitroepen
* exclamation mark : uitroepteken
* exclude : buitensluiten
* exclude : uitsluiten
* exclude : uitzonderen
* exclusive : exclusief
* exclusive : uitsluitend
* exclusive right : exclusief recht
* exclusively : alleen
* exclusively : enkel
* exclusively : exclusief
* exclusively : maar
* exclusively : pas
* exclusively : slechts
* exclusively : uitsluitend
* excommunication : anathema
* excommunication : ban
* excommunication : banvloek
* excommunication : excommunicatie
* excrement : drek
* excrement : drol
* excrement : keutel
* excrement : ontlasting
* excrement : schijt
* excrement : stront
* excrement : uitwerpselen
* excrement : vijg
* excrete : afscheiden
* excursion : excursie
* excursion : tocht
* excursion : toer
* excursion : trip
* excursion : uitstapje
* excuse : excuseren
* excuse : excuus
* excuse : goedpraten
* excuse : vergeven
* excuse : verontschuldigen
* excuse : verontschuldiging
* excuse : verschonen
* excuse me : excuseer
* excuse me : excuseert u mij
* excuse me : het spijt me
* excuse me : pardon
* excuse me : sorry
* excuse me : wablief
* excuse oneself : zich excuseren
* execute : executeren
* execute : ter dood brengen
* execute : terechtstellen
* execute : uitvoeren
* execution : executie
* execution : terechtstelling
* execution : uitvoering
* executioner : beul
* executive : leidinggevende
* executive : manager
* exempt : ontslaan
* exempt : vrijgestelde
* exempt : vrijstellen
* exemption : vrijstelling
* exercise : drillen
* exercise : lichaamsbeweging
* exercise : oefenen
* exercise : oefening
* exercise-book : aflevering
* exercise-book : katern
* exercise-book : schrift
* exert : beoefenen
* exert : betrachten
* exert : in de praktijk brengen
* exert : uitoefenen
* exertion : krachtsinspanning
* exhale : ademen
* exhale : getuigen van
* exhale : uitademen
* exhale : uitwasemen
* exhaust : uitlaat
* exhaust : uitlaatpijp
* exhausted : afgemat
* exhausted : bekaf
* exhausted : doodmoe
* exhausted : op
* exhausted : uitgeput
* exhausted : uitverkocht
* exhaustive : grondig
* exhaustive : uitputtend
* exhibit : belichten
* exhibit : bewijsstuk
* exhibit : exposeren
* exhibit : expositie
* exhibit : tentoongesteld voorwerp
* exhibit : tentoonstellen
* exhibit : tentoonstelling
* exhibit : tentoonstellingsstuk
* exhibit : tonen
* exhibit : uitstallen
* exhibit : vertonen
* exhibit : vertoning
* exhibition : expositie
* exhibition : tentoonstelling
* exhibitioner : beursstudent
* exhibitionism : exhibitionisme
* exhortation : aanmaning
* exhortation : aansporing
* exhortation : vermaan
* exhortation : vermaning
* exhortation : waarschuwing
* exile : balling
* exile : ballingschap
* exile : banneling
* exile : uitbannen
* exile : verbannen
* exile : verbanning
* exist : bestaan
* exist : bestaan (ww)
* existence : aanzijn
* existence : bestaan
* existence : bestaan (znw)
* existence : voorkomen
* existence : zijn
* existent : bestaand
* existent : bestaande
* existential : existentiële
* exit : afrit
* exit : uitgaan
* exit : uitgang
* exit : uitkomen
* exit : uitlopen
* exit : uitstappen
* exit : uitstijgen
* exit : uittreden
* exit : uitweg
* exodus : exodus
* exodus : uittocht
* exoteric : exoterisch
* exotic : exotisch
* exotic : exotische
* exotic : uitheems
* expand : factoriseren
* expand : ontbinden in factoren
* expand : openzetten
* expand : toenemen
* expand : uitbreiden
* expand : uitzetten
* expand : zich uitbreiden
* expansion : expansie
* expansion : uitbreiding
* expansion : uitzetting
* expat : expat
* expatriate : expat
* expect : afhalen
* expect : te wachten staan
* expect : verbeiden
* expect : verwachten
* expect : wachten
* expectation : afwachting
* expectation : verwachting
* expedite : afdoen
* expedite : afhandelen
* expedite : afwikkelen
* expedition : expeditie
* expel : uitdrijven
* expel : verdrijven
* expel : verjagen
* expel : wegdrijven
* expel : wegjagen
* expel : wegsturen
* expense : kosten
* expense : onkosten
* expenses : besteding
* expenses : uitgaaf
* expenses : uitgaven
* expenses : vertering
* expensive : duur
* expensive : kostbaar
* expensive : prijzig
* experience : beleven
* experience : belevenis
* experience : doorleven
* experience : doormaken
* experience : ervaren
* experience : ervaring
* experience : lotgeval
* experience : meemaken
* experience : ondergaan
* experience : ondervinding
* experience : wedervaren
* experience : wederwaardigheid
* experienced : bedreven
* experienced : deskundig
* experienced : ervaren
* experienced : geoefend
* experienced : zaakkundig
* experiment : experiment
* experiment : experimenteren
* experiment : proef
* experiment : proefneming
* experimental : empirisch
* experimental : experimenteel
* experimentally : experimenteel
* expert : bedreven
* expert : deskundig
* expert : deskundige
* expert : ervaren
* expert : expert
* expert : geoefend
* expert : kenner
* expert : specialist
* expert : vakman
* expert : zaakkundig
* expert : zaakkundige
* expertness : bedrevenheid
* expertness : handigheid
* expertness : slag
* expertness : vaardigheid
* expertness : vlugheid
* expire : aflopen
* expire : doodgaan
* expire : eindigen
* expire : ophouden
* expire : overlijden
* expire : sterven
* expire : uitgaan
* expire : uitlopen
* expire : uitraken
* expire : verlopen
* expire : verscheiden
* expire : versmachten
* explain : beduiden
* explain : duidelijk maken
* explain : te verstaan geven
* explain : toelichten
* explain : uiteenzetten
* explain : uitleggen
* explain : verhelderen
* explain : verklaren
* explain : voorhouden
* explanation : explicatie
* explanation : rekenschap
* explanation : toelichting
* explanation : uitduiding
* explanation : uiteenzetting
* explanation : uitleg
* explanation : verklaring
* explode : exploderen
* explode : losbarsten
* explode : ontploffen
* explode : springen
* explode : uitbarsten
* exploit : exploiteren
* exploit : uitbuiten
* exploit : uitmelken
* exploitation : exploitatie
* exploitation : expoloitatie
* exploitation : uitbuiting
* exploration : onderzoek
* exploration : speurtocht
* exploration : speurwerk
* explore : exploreren
* explore : nagaan
* explore : onderzoeken
* explore : uitvissen
* explore : uitzoeken
* explore : verkennen
* explore : vorsen
* explorer : verkenner
* explosion : explosie
* explosion : ontploffing
* explosion : uitbarsting
* explosive device :
* exponential growth : exponentiële groei
* export : exporteren
* export : uitvoeren
* expose (to) : blootstellen (aan)
* expose : blootstellen
* expose : zichtbaar maken
* exposition : expositie
* exposition : tentoonstelling
* exposure : blootstelling
* exposure meter : belichtingsmeter
* exposure meter : lichtmeter
* exposure time : belichtingstijd
* exposé : exposé
* express : betuigen
* express : exprestrein
* express : ontlokken
* express : opperen
* express : slaken
* express : sneltrein
* express : speciale koerier
* express : uitbrengen
* express : uitdrijven
* express : uitdrukken
* express : uiten
* express : uithalen
* express : uitspreken
* express : verwoorden
* express condolences : condoleren
* express oneself : zich uitdrukken
* expression : air
* expression : betuiging
* expression : bewoording
* expression : gelaatsuitdrukking
* expression : gezegde
* expression : gezicht
* expression : spreekwijze
* expression : uitdrukking
* expression : uiterlijk
* expression : uiting
* expression : uitzicht
* expression : wijze van spreken
* expression : zegswijze
* expressway : autoweg
* expressway : expressweg
* expressway : snelweg
* expulsion : uitwijzing
* expurgate : kuisen
* extend : bestek
* extend : grootte
* extend : omvang
* extend : ophouden
* extend : prolongeren
* extend : rekken
* extend : strekken
* extend : uitbreiden
* extend : uitgebreidheid
* extend : uitsteken
* extend : uitstrekken
* extend : verlengen
* extension : achtervoegsel
* extension : suffix
* extension : uitbreiding
* extensive : breedvoerig
* extensive : groot
* extensive : omvangrijk
* extensive : royaal
* extensive : ruim
* extensive : uitgebreid
* extensive : uitgestrekt
* extensive : veelomvattend
* extensive : wijd
* extent : omvang
* exterior : aanblik
* exterior : aanschijn
* exterior : buitenkant
* exterior : uiterlijk
* exterior : uitwendige
* exterminate : uitroeien
* exterminate : verdelgen
* extermination : uitroeiing
* external : buiten-
* external : extern
* external : uiterlijk
* external : uitwendig
* extinct : uitgestorven
* extinction : uisterving
* extinction : uitsterving
* extinguish : blussen
* extinguish : doven
* extinguish : uitblussen
* extinguish : uitdoen
* extinguish : uitdoven
* extinguish : uitmaken
* extort : afdwingen
* extort : afpersen
* extort : knevelen
* extortion : afpersing
* extortion : knevelarij
* extortioner : afzetter
* extra : extra
* extra : figurant
* extract : afleiden
* extract : aftreksel
* extract : uittreksel
* extract : zetsel
* extract : zetten
* extradite : uitleveren
* extradition : uitlevering
* extraordinarily : bijzonder
* extraordinarily : buitengewoon
* extraordinary : bijzonder
* extraordinary : buitengewoon
* extrapolation : extrapolatie
* extraterrestrial : buitenaards
* extraterrestrial : buitenaardse
* extravagance : buitensporigheid
* extravagant : buitenissig
* extravagant : buitensporig
* extravagant : extravagant
* extreme : afgelegen
* extreme : bovenmatig
* extreme : drastisch
* extreme : drastische
* extreme : ergst
* extreme : extreem
* extreme : extreme
* extreme : intens
* extreme : intense
* extreme : overmatig
* extreme : overmatige
* extreme : uiterst
* extreme : uiterste
* extreme : ultiem
* extreme : ultieme
* extreme : ultra
* extremely : allemachtig
* extremely : bijzonder
* extremely : danig
* extremely : duchtig
* extremely : extreem
* extremely : geducht
* extremely : in hoge mate
* extremely : schromelijk
* extremely : uitermate
* extremely : uiterst
* extremes : extremen
* extremes : uitersten
* extremity : extremiteit
* extremity : uiterste
* exult : jubelen
* exultation : gejubel
* eye : bekijken
* eye : kijker
* eye : onderzoeken
* eye : oog
* eye for an eye : oog om oog
* eye for an eye : tand om tand
* eye socket : oogkas
* eyeball : oogappel
* eyebrow : wenkbrauw
* eyebrow : wenkbrauw or
* eyebrow pencil : oogpotlood
* eyelash : wimper
* eyelid : ooglid
* fable : fabel
* fabric : stof
* fabric : structuur
* fabric : weefsel
* fabricate : aanmaken
* fabricate : fabriceren
* fabricate : maken
* fabricate : vervaardigen
* face : aangezicht
* face : bakkes
* face : de confrontatie aangaan met
* face : gelaat
* face : gelaatsuitdrukking
* face : gezicht
* face : het hoofd bieden
* face : mee afrekenen
* face : naar ... staan
* face : onder ogen zien
* face : tegemoet gaan
* face : toet
* face : zich richten
* face : zich richten naar
* face : zijde
* face to face : oog in oog
* face-ache : aangezichtspijn
* facile : gemakkelijk
* facile : licht
* facile : makkelijk
* facile : vlot
* facilitate : opluchten
* facilitate : vergemakkelijken
* facilitate : verlichten
* facility : aanleg
* facility : faciliteit
* facility : gemak
* facility : inrichting
* facility : voorziening
* facility : voorzienining
* fact : feit
* faction : partij
* faction : stem
* factorial : faculteit
* factory : fabriek
* factory : metaalfabriek
* factual : feitelijk
* factual : werkelijk
* faculty : faculteit
* fade : bleek worden
* fade : kwijnen
* fade : tanen
* fade : verbleken
* fade : verdorren
* fade : verflensen
* fade : verleppen
* fade : verschieten
* fade : vervagen
* fade : verwelken
* faeces : faeces
* faeces : uitwerpselen
* fag out : afbeulen
* fag out : afjakkeren
* fag out : afmatten
* faggot : brandstapel
* faggot : flikker
* faggot : mutsaard
* faggot : mutserd
* fail : afsterven
* fail : falen
* fail : floppen
* fail : in het water vallen
* fail : laten
* fail : misgaan
* fail : mislukken
* fail : nalaten
* fail : niet doen
* fail : onvoldoende
* fail : schipbreuk leiden
* fail : sjezen
* fail : stralen
* fail : stranden
* fail : uitsterven
* fail : wegsterven
* fail : zakken
* fail : zakken voor
* fail mark : onvoldoende
* fail to appear : achterwege blijven
* fail/fail mark : onvoldoende
* failure : afgang
* failure : bankroet
* failure : debâcle
* failure : echec
* failure : failliet
* failure : faillissement
* failure : faling
* failure : fiasco
* failure : flop
* failure : krach
* failure : mislukkeling
* failure : mislukking
* failure : sof
* failure : storing
* faint : bewusteloos raken
* faint : bezwijmen
* faint : bezwijming
* faint : flauwte
* faint : flauwvallen
* faint : in zwijm vallen
* faint : licht
* faint : onmacht
* faint : zwak
* faint : zwijm
* faint : zwijmen
* faint/to pass out : flauwvallen
* fair : aardig
* fair : bazaar
* fair : billijk
* fair : bleek
* fair : blond
* fair : fair
* fair : jaarbeurs
* fair : kermis
* fair : markt
* fair : marktplaats
* fair : marktplein
* fair : niet onbeduidend
* fair : rechtvaardig
* fair : sportief
* fairly : aardig
* fairly : nogal
* fairly : tamelijk
* fairy : fee
* fairy : feeën-
* fairy : feeëriek
* fairy : geest
* fairy floss : suikerspin
* fairy tale : sprookje
* fait accompli : voldongen feit
* faith : fiducie
* faith : geloof
* faith : vertrouwen
* faithful : getrouw
* faithful : loyaal
* faithful : trouw
* faithful : trouwhartig
* fake : namaak
* fake : namaak/vals
* fake : namaken
* fake : vals
* fake : vervalsen
* fake : vervalsing
* faked : nagemaakt
* falcon : valk
* fall : afnemen
* fall : afvallen
* fall : afvallig worden
* fall : neervallen
* fall : ondergang
* fall : slinken
* fall : storten
* fall : tanen
* fall : uitvallen
* fall : val
* fall : vallen
* fall : verflauwen
* fall : verminderen
* fall : verschieten
* fall : worden
* fall away : afvallen
* fall away : vermageren
* fall backwards : achterovervallen
* fall ill : ziek worden
* fall in : aantreden
* fall in : in de rij gaan staan
* fall in : in de rij komen
* fall in love : verliefd worden
* fall in love with : verliefd raken op
* fall in love with : verliefd worden op
* fall into abeyance : in onbruik raken
* fall into line : aantreden
* fall into line : in de rij gaan staan
* fall into line : in de rij komen
* fall off : achteruitgaan
* fall off : afvallen
* fall off : afvallig worden
* fall off : uitvallen
* fall off : verslechteren
* fall short of : niet voldoen aan
* fall short of : tekortschieten in
* fallacious : bedrieglijk
* fallacious : misleidend
* fallow deer : damhert
* false : bedrieglijk
* false : dubbelhartig
* false : fout
* false : loos
* false : onecht
* false : onjuist
* false : onwaar
* false : vals
* false : vervalst
* false acacia : robinia
* false acacia : valse acacia
* false step : misstap
* falsify : vervalsen
* fame : befaamdheid
* fame : beroemdheid
* fame : faam
* fame : gerucht
* fame : glorie
* fame : lof
* fame : mare
* fame : reputatie
* fame : roem
* fame : roep
* fame : vermaardheid
* familiar : bekend
* familiar : bekend/vertrouwd
* familiar : bekende
* familiar : vertrouwd
* familiar : vertrouwde
* familiarity : bekendheid
* family : familie
* family : gezin
* family : huis
* family : huisgezin
* family tree : genealogie
* family tree : geslachtkunde
* family tree : stamboom
* famine : geeuwhonger
* famine : hongersnood
* famished : uitgehongerd
* famous : alom bekend
* famous : befaamd
* famous : beroemd
* famous : gerenommeerd
* famous : gevierd
* famous : glorierijk
* famous : glorieus
* famous : roemrijk
* famous : roemruchtig
* famous : roemvol
* famous : vermaard
* famous : welbekend
* famous : wijdvermaard
* fan : aanblazen
* fan : aanvuren
* fan : aanwakkeren
* fan : aanzetten
* fan : bewonderaar
* fan : bewonderaarster
* fan : fan
* fan : frisse lucht toewaaien
* fan : liefhebber
* fan : ventilator
* fan : verlevendigen
* fan : waaien
* fan : waaier
* fan : wannen
* fan translation : niet-commerciële vertaling
* fanatical : dweepziek
* fanatical : dwepend
* fanatical : fanatiek
* fancier : amateur
* fancier : dilettant
* fancier : knutseaar
* fancier : liefhebber
* fancy : bedenken
* fancy : dromen
* fancy : in de waan verkeren
* fancy : mijmeren
* fancy : wanen
* fancy : zich verbeelden
* fancy : zich voorstellen
* fancy fair : bazaar
* fancy fair : fancyfair
* fanfare : fanfare
* fanfare : fanfarekorps
* fantastic : fantasierijk
* fantastic : fantastisch
* fantastic : grillig
* fantasy : fantasie
* fantasy : verbeeldingskracht
* faqir : fakir
* far : achteraf
* far : afgelegen
* far : ver
* far : veraf
* far : verafgelegen
* far : ververwijderd
* far : verwijderd
* far away : achteraf
* far away : afgelegen
* far away : ver
* far-fetched : vergezocht
* farad : farad
* fare : gesteld zijn
* fare : het maken
* fare : tarief (van vervoer)
* fare : vervoerprijs
* farewell : adieu
* farewell : afscheid
* farewell : vaarwel
* farm : bezitting
* farm : boerderij
* farm : goed
* farm : in pacht hebben
* farm : landgoed
* farm : pacht
* farm : pachten
* farm out : verpachten
* farm- : agrarisch
* farmer : agrariër
* farmer : boer
* farmer : boerin
* farmer : landbouwer
* farmer : landman
* farmer : meier
* farmer : pachter
* farmer : veehouder
* farmers' union : boerenbond
* farming : agricultuur
* farming : akkerbouw
* farming : landbouw
* farmland : bouwland
* fart : een wind laten
* fart : scheet
* fart : scheet laten
* fart : veest
* fart : wind
* farther : verder
* farther : verderop
* fascinate : betoveren
* fascinate : boeien
* fascinate : fascineren
* fascinated : geboeid
* fascinated : gefascineerd
* fascinating : betoverend
* fascinating : boeiend
* fascinating : fascinerend
* fascism : fascisme
* fashion : mode
* fashion : modus
* fashion : wijs
* fashionable : in de mode
* fashionable : in de mode/modieus
* fashionable : in zwang
* fashionable : mode-
* fashionable : modieus
* fast : gauw
* fast : gevestigd
* fast : gezwind
* fast : haastig
* fast : hard
* fast : hecht
* fast : in allerijl
* fast : kwiek
* fast : rap
* fast : schielijk
* fast : snel
* fast : spoedig
* fast : stevig
* fast : vast
* fast : vasten
* fast : vlug
* fast food : flitskost
* fast food : gemakvoedsel
* fast food : haastkost
* fast food : snelle hap
* fast food : snelvoedsel
* fast train : sneltrein
* fasten : aanbinden
* fasten : aandraaien
* fasten : afgrendelen
* fasten : bepalen
* fasten : bevestigen
* fasten : fixeren
* fasten : grendelen
* fasten : meren
* fasten : onderbinden
* fasten : tuigeren
* fasten : vastbinden
* fasten : vastleggen
* fasten : vastmaken
* fasten : vaststellen
* fasten : vastzetten
* fasten : verstevigen
* fat : buikig
* fat : corpulent
* fat : dik
* fat : dikbuikig
* fat : dikke
* fat : gezet
* fat : gezette
* fat : lijvig
* fat : vet
* fat : vetlaag
* fat : vetmesten
* fat : vette
* fat : vettig
* fat : zwaarlijvig
* fatal : fataal
* fatal : fatale
* fate : (nood)lot
* fate : bestemming
* fate : fortuin
* fate : levenslot
* fate : lot
* fate : lotsbestemming
* fate : noodlot
* fate : vertrouwen
* fate : voorland
* fateful : fataal
* fateful : funest
* fateful : noodlottig
* father : eerwaarde
* father : mijnheer pastoor
* father : vader
* father : vadertje
* father-in-law : schoonvader
* fatherland : vaderland
* fatherless : vaderloos
* fathom : vadem
* fatigue : afbeulen
* fatigue : afjakkeren
* fatigue : afmatten
* fatigue : vermoeidheid
* fatty : dik
* fatty : stijve
* fatty : vet
* fatty : vettig
* fatwa : fatwa
* faucet : kraan
* faucet : tap
* faucet : tapkraan
* fault : schuld
* faux amis : faux amis
* faux amis : valse vrienden
* favor : begunstigen
* favor : begunstiging
* favor : bevoordelen
* favor : gedienstigheid
* favor : genadigheid
* favor : gunst
* favor : voorstaan
* favor : voortrekken
* favor : welwillendheid
* favorite : uitverkoren
* favour : begunstigen
* favour : begunstiging
* favour : bevoordelen
* favour : gedienstigheid
* favour : genadigheid
* favour : gunst
* favour : voorstaan
* favour : voortrekken
* favour : welwillendheid
* favourable : goedgezind
* favourable : gunstig
* favourable : toegenegen
* favourable : welgezind
* favourite : favoriet
* favourite : lieveling
* favourite : uitverkoren
* fawn : hertekalf
* fawn : hertenjong
* fawn : kalf
* fawn : kwispelen
* fawn : reekalf
* fawn : reetje
* fax : fax
* fax : faxen
* façade : façade
* façade : gevel
* façade : pui
* façade : voorgevel
* façade : voorpui
* fear : angst
* fear : bang zijn
* fear : bang zijn voor
* fear : beduchtheid
* fear : beklemming
* fear : benauwdheid
* fear : duchten
* fear : grote angst
* fear : schromen
* fear : terugschrikken voor
* fear : vrees
* fear : vrezen
* fear : zielsangst
* fearful : angstig
* fearful : kopschuw
* fearful : vervaard
* fearless : boud
* fearless : dapper
* fearless : ferm
* fearless : onvervaard
* fearless : stout
* fearless : stoutmoedig
* fearless : vermetel
* feast : banketteren
* feast : feestmaal
* feast : festijn
* feast : gelag
* feast : smulpartij
* feat : prestatie
* feat : verwezenlijking
* feather : pen
* feather : pluim
* feather : veder
* feather : veer
* feature : eigenschap
* feature : gelaatstrek
* feature : karaktertrek
* feature : kenmerk
* feature : trek
* features : gelaatstrekken
* february : februari
* feceate : zuiver
* fed : gevoed
* fed : voedde
* fed : voedden
* fed) : voeren
* federal : federaal
* federation : bond
* federation : federatie
* fee : honorarium
* fee : prijs
* feed (fed : voeren
* feed : aanvoer
* feed : festijn
* feed : invoeren
* feed : laten grazen
* feed : spijzigen
* feed : te eten geven
* feed : voeden
* feed : voeder
* feed : voederen
* feed : voer
* feed : voeren
* feed : weiden
* feed : zich voeden met
* feeding-bottle : zuigfles
* feel ... : ... aanvoelen
* feel : aanvoelen
* feel : aftasten
* feel : betasten
* feel : bevoelen
* feel : gevoel
* feel : gevoelen
* feel : gewaarworden
* feel : tasten
* feel : voelen
* feel : zich voelen
* feel : zin
* feel dizzy : duizelig zijn
* feel fine : het goed maken
* feel fine : zich goed voelen
* feel sorry for : berouw hebben van
* feeler : spriet
* feeler : voeler
* feeling : emotie
* feeling : gevoel
* feeling : gevoelens
* feeling : gevoelig
* feeling : voorgevoel
* feeling : zin
* feign : doen alsof
* feign : fingeren
* feign : simuleren
* feign : veinzen
* feign : voorgeven
* feign : voorwenden
* feldspar : veldspaat
* feline : felien
* feline : katachtig
* feline : katachtige
* fell : viel
* fell : vielen
* fellate : pijpen
* felloe : velg
* fellow : aaneen
* fellow : aaneen-
* fellow : co-
* fellow : kerel
* fellow : knul
* fellow : man
* fellow : manspersoon
* fellow : mede-
* fellow : persoon
* fellow : samen
* fellow : samen-
* fellow : snuiter
* fellow : sujet
* fellow : vent
* fellow-creature : medemens
* fellow-creature : naaste
* fellow-thinker : geestverwant
* fellow-thinker : medestander
* fellow/bloke/guy/chap : kerel/vent
* felly : velg
* felspar : veldspaat
* felt : gevoeld
* felt : vilt
* felt : voelde
* felt : voelden
* femal labourer : arbeidster
* femal worker : arbeidster
* female : moer
* female : vrouw
* female : vrouwelijk
* female : vrouwtje
* female : wijfje
* female admirer : bewonderaarster
* female admirer : vereerster
* female adorer : aanbidster
* female adorer : vereerster
* female adventurer : avonturierster
* female aid : helpster
* female ambassador : ambassadrice
* female angel : engel
* female angel : vrouwelijke engel
* female cat : poes
* female cook : keukenmeid
* female cook : kokkin
* female hairdresser : kapster
* female journalist : dagbladschrijfster
* female journalist : journaliste
* female laborer : arbeidster
* female martyr : martelares
* female mulatto : mulattin
* female panther : wijfjespanter
* female pigeon : duifje
* female relative : familielid
* female relative : verwant
* female relative : vrouwelijk familielid
* female relative : vrouwelijke verwant
* female singer : zangeres
* female slave : slavin
* female stenotypist : stenotypiste
* female stranger : vreemdelinge
* female student : studente
* female tailor : kleermaakster
* female teacher : lerares
* female teacher : onderwijzeres
* female teacher : schooljuffrouw
* female thief : dievegge
* female worshipper : aanbidster
* female worshipper : vereerster
* feminine : vrouwelijk
* feminism : feminism
* femur : dijbeen
* fence : afsluiting
* fence : barrière
* fence : heining
* fence : hek
* fence : heler
* fence : paalwerk
* fence : palissade
* fence : schermen
* fence : schutting
* fence : staketsel
* fence : versperring
* fence in : afrasteren
* fence off : afrasteren
* fence off : afsluiten
* fence off : omheinen
* fence off : omsluiten
* fencing : schermen
* fender : haardscherm
* fender : vuurscherm
* fennec : fennek
* fennel : venkel
* fermata : fermate
* ferment : fermenteren
* ferment : gist
* ferment : gisten
* ferment : stoken
* ferment : werken
* fermium : fermium
* fern : varen
* ferocious : wild
* ferocious : woest
* ferret : fret
* ferry : bak
* ferry : overzetboot
* ferry : pont
* ferry : pontveer
* ferry : schouw
* ferry : veer
* ferry : veerboot
* ferry : veerpont
* fertile : vruchtbaar
* fertiliser : kunstmest
* fertiliser : mest
* fertility : vruchtbaarheid
* fertilization : bemesting
* fertilize : bemesten
* fertilize : gieren
* fertilize : mesten
* fertilizer : kunstmest
* fertilizer : mest
* fervor : ambitie
* fervor : ijver
* fervor : vuur
* fervour : ambitie
* fervour : ijver
* fervour : vuur
* festival : feest
* festival : festival
* festival : festiviteit
* festival : fuif
* festival : partij
* festive : feestelijk
* festive : feestelijke
* fetch : aanbrengen
* fetch : aandragen
* fetch : bezorgen
* fetch : brengen
* fetch : gaan halen
* fetch : halen
* fetter : boei
* fetter : boeien
* fetter : keten
* fetter : ketenen
* fetter : kluister
* fetus : foetus
* feud : rijm
* feudal : feodaal
* fever : koorts
* fever : verhoging
* feverish : koortsachtig
* feverish : koortsig
* few : weinig
* fewer : min
* fewer : minder
* fewest : minst
* fiancé : bruidegom
* fiancé : galant
* fiancé : verloofde
* fiancée : bruid
* fiancée : meisje
* fiancée : verloofde
* fiasco : debâcle
* fiasco : echec
* fiasco : fiasco
* fiasco : flop
* fiasco : mislukking
* fiasco : sof
* fiber : vezel
* fibre : vezel
* fiction : fictie
* fiction : romans
* fiction : verbeelding
* fiction : verdichtsel
* fiction : verzinsel
* fiction writer : romanschrijver
* fictional : denkbeeldig
* fictional : fictief
* fictional : fictieve
* fictional : verdicht
* fictional : verzonnen
* fictitious : denkbeeldig
* fictitious : fictief
* fictitious : verdicht
* fictitious : verzonnen
* fief : leen
* fief : leengoed
* field : akker
* field : gebied
* field : land
* field : lichaam
* field : speelveld
* field : terrein
* field : veld
* field : wei
* field hospital : ambulance
* field hospital : veldhospitaal
* fierce : fel
* fierce : hevig
* fierce : woest
* fifteen : vijftien
* fifteenth : vijftiende
* fifth : vijfde
* fifty : vijftig
* fifty-eight : achtenvijftig
* fifty-five : vijfenvijftig
* fifty-four : vierenvijftig
* fifty-nine : negenenvijftig
* fifty-one : eenenvijftig
* fifty-seven : zevenenvijftig
* fifty-six : zesenvijftig
* fifty-three : drieënvijftig
* fifty-two : tweeënvijftig
* fig : vijg
* fig : vijgenboom
* fig leaf : vijgenblad
* fig-tree : vijg
* fig-tree : vijgeboom
* fight : bekampen
* fight : bestrijden
* fight : bevechten
* fight : boel
* fight : gevecht
* fight : het opnemen tegen
* fight : ijveren voor
* fight : kampen
* fight : knokken
* fight : opkomen voor
* fight : strijd
* fight : strijd voeren
* fight : strijden
* fight : uitvechten
* fight : vechten
* fight : vechten met
* fight : vechten tegen
* fight : vechtlust
* fight against : bestrijden
* fight against : het opnemen tegen
* fighting cock : kemphaan
* figurative : figuurlijk
* figurative : oneigenlijk
* figure : afbeelding
* figure : beeld
* figure : berekenen
* figure : calculeren
* figure : cijfer
* figure : cijferen
* figure : figuur
* figure : menen
* figure : nummer
* figure : personage and
* figure : rekenen
* figure : tellen
* figure : uitrekenen
* figure : vorm
* figure : zich voorstellen
* figure of speech : manier van spreken
* figure of speech : sijlfiguur
* figure of speech : spreekwijze
* figure of speech : spreekwoord
* figure of speech : wijze van spreken
* figure skating : kunstrijden
* figure skating : kunstschaatsen
* file : aktentas
* file : archiveren
* file : bestand
* file : beurt
* file : boekentas
* file : dossier
* file : file
* file : gelid
* file : kaartsysteem
* file : opslaan
* file : reeks
* file : rij
* file : theca
* file : toerbeurt
* file : verzameling
* file : vijl
* file : vijlen
* file away : opbergen
* file extension : bestandsextensie
* files : archief
* filing card : fiche
* filing card : kaart
* filing card : kaartje
* fill : beslaan
* fill : dempen
* fill : in beslag nemen
* fill : invullen
* fill : spekken
* fill : stoppen
* fill : volmaken
* fill : volschenken
* fill : vullen
* fill in : dempen
* fill in : invullen
* fill in : spekken
* fill in : stoppen
* fill in : volmaken
* fill in : volschenken
* fill in : vullen
* fill out : dikkerworden
* fill out : invullen
* fill up : dempen
* fill up : invullen
* fill up : spekken
* fill up : stoppen
* fill up : volmaken
* fill up : volschenken
* fill up : vullen
* fillet : band
* fillet : haarband
* filling station : benzinepomp
* filling station : benzinestation
* filling station : pomp
* filling station : pompstation
* filling station : tankstation
* filly : merrieveulen
* film : film
* film : fotorolletje
* film : rolprent
* film strip : film
* film strip : filmpje
* filter : filter
* filter : filteren
* filter : filtreren
* filter : zijgen
* filthy : morsig
* filthy : onrein
* filthy : smerig
* filthy : vies
* filthy : vuil
* fin : staartvin
* fin : vin
* fin : zwemvlies
* final : finaal
* final : finale
* final : uiteindelijk
* finalize : fatsoeneren
* finalize : in het net schrijven
* finally : eindelijk
* finally : per saldo
* finally : ten slotte
* finally : uiteindelijk
* finance : bekostigen
* finance : financieren
* finance : financiën
* finance : geldmiddelen
* financial : betalend
* financial : betalende
* financial : financieel
* financial : financiële
* financial : geldelijk
* financial year : boekjaar
* finch : vink
* find : aantreffen
* find : achten
* find : bemerken
* find : bevinden
* find : gewaar worden
* find : merken
* find : ontdekken
* find : treffen
* find : van mening zijn dat
* find : vernemen
* find : vinden
* find : vondst
* find : waarnemen
* find guilty : schuldig bevinden
* find oneself : verkeren
* find oneself : voorkomen
* find oneself : zich bevinden
* find oneself : zich ophouden
* find out : horen
* find out : informatie inwinnen
* find out : informeren
* find out : inlichtingen vragen
* find out : vernemen
* fine : beboeten
* fine : bekeuren
* fine : boete
* fine : delicaat
* fine : excellent
* fine : fijn
* fine : fraai
* fine : geldboete
* fine : gevoelig
* fine : iel
* fine : kies
* fine : kieskeurig
* fine : knap
* fine : kostelijk
* fine : mooi
* fine : net
* fine : prachtig
* fine : schoon
* fine : tactvol
* fine : teder
* fine : teer
* fine : tiptop
* fine : tof
* fine : uitmuntend
* fine : uitstekend
* fine : voortreffelijk
* fine : wonderwel
* finger : aanwijzen
* finger : peuteren
* finger : pulken
* finger : vinger
* finger : vingeren
* fingernail : nagel
* fingernail : vingernagel
* fingerprint : vingerafdruk
* finish : aantikken
* finish : afmaken
* finish : afsluiten
* finish : afwerken
* finish : appreteren
* finish : bereiden
* finish : besluiten
* finish : beëindigen
* finish : eindigen
* finish : eindstreep
* finish : finish
* finish : gedaan zijn
* finish : geheel maken
* finish : klaarkomen met
* finish : klaarmaken
* finish : klaarspelen
* finish : klaren
* finish : meet
* finish : ophouden
* finish : opmaken
* finish : stijven
* finish : toebereiden
* finish : uitmaken
* finish : uitwerken
* finish : verzetten
* finish : volbrengen
* finish : voleindigen
* finish : voltooien
* finish line : eindmeet
* finish off : afwerken
* finish off : beëindigen
* finish off : klaarkomen met
* finish off : volbrengen
* finish one's studies : afstuderen
* finished : af
* finished : afgelopen
* finished : afgewerkt
* finished : beëindigd
* finished : gereed
* finished : klaar
* finishing off : afwerking
* finite : eindig
* finnish : afdoen
* finnish : afhandelen
* finnish : afwikkelen
* fir : spar
* fir : zilverspar
* fire : aanvuren
* fire : aanwakkeren
* fire : aanzetten
* fire : afdanken
* fire : afgaan
* fire : afmonsteren
* fire : afschieten
* fire : afvuren
* fire : bakken
* fire : brand
* fire : fornuis
* fire : losbranden
* fire : ontladen
* fire : ontslaan
* fire : ontzetten
* fire : paffen
* fire : royeren
* fire : schieten
* fire : stoof
* fire : verlevendigen
* fire : vuren
* fire : vuur
* fire : vuurzee
* fire alarm : brandalarm
* fire at : beschieten
* fire at : schieten op
* fire engine : brandweerauto
* fire engine : brandweerwagen
* fire off : afschieten
* fire off : afvuren
* fire off : losbranden
* fire off : ontladen
* fire on the hearth : haardvuur
* fire upon : beschieten
* fire upon : schieten op
* fire-alarm : brandmelder
* fire-damp : mijngas
* firearm : vuurwapen
* firebox : broeinest
* firebox : haard
* firebrand : aanstoker
* firebrand : ophitser
* firebrand : opstoker
* firecall : brandmelder
* firefighter : brandweerman
* firefly : vuurvliegje
* fireman : brandweerman
* fireplace : haardstede
* fireplace : open haard
* fireplace : schoorsteen
* fireplace : schouw
* fireplace : stookplaats
* firewoman : brandweervrouw
* firewoman : vrouwelijke brandbestrijder
* firewood : brandhout
* firework : vuurwerk
* fireworks : vuurwerk
* firing : beschieting
* firing : geschiet
* firing : schietpartij
* firing : vuren
* firing-cap : capsule
* firing-cap : doosvrucht
* firing-cap : kapseltje
* firing-cap : zaadhuisje
* firm : beslist
* firm : categorisch
* firm : degelijk
* firm : deugdelijk
* firm : ferm
* firm : firma
* firm : flink
* firm : fors
* firm : gedegen
* firm : gevestigd
* firm : handelsfirma
* firm : handelshuis
* firm : hecht
* firm : pertinent
* firm : potig
* firm : robuust
* firm : solide
* firm : sterk
* firm : stevig
* firm : stoer
* firm : struis
* firm : vast
* firm : vastberaden
* firm in one's principles : beginselvast
* firm in one's principles : principieel
* firmly : pal
* firmly : stevig
* firmly : vast
* firmness : beslistheid
* first : allereerst
* first : eerst
* first : eerste
* first : ten eerste
* first : vooreerst
* first aid : EHBO
* first aid : eerste hulp
* first floor : begane grond
* first instalment : aanbetaling
* first name : voornaam
* first night : première
* first of all : allereerst
* first of all : eerst
* first of all : ten eerste
* first of all : vooreerst
* first person : eerste persoon
* first run : première
* first-aid station : EHBO-post
* first-aider : EHBO-er
* firstly : allereerst
* firstly : eerst
* firstly : ten eerste
* firstly : vooreerst
* firth : zeearm
* fiscal : fiscaal
* fiscal system : belastingstelsel
* fiscal year : belastingjaar
* fiscal year : fiscaal jaar
* fish : hengelen
* fish : snoeken
* fish : vis
* fish : vissen
* fish with a fish-trap : vissen met een fuik
* fish with a line : hengelen
* fish with a line : vissen
* fish with a net : vissen met een net
* fishbait : aas
* fisher : vismarter
* fisher : visser
* fisher : vissersboot
* fisherman : visser
* fisherman : visverkoper
* fishing : hengelsport
* fishing : sportvisserij
* fishing : stek
* fishing : vissen
* fishing : visserij
* fishing rod : hengel
* fission : atoomsplitsing
* fist : knuist
* fist : vuist
* fit : aanbrengen
* fit : aanmaning
* fit : aanpassen
* fit : aanval
* fit : adapteren
* fit : afstemmen
* fit : beroerte
* fit : bewerken
* fit : deugen
* fit : fit
* fit : geschikt
* fit : geschikt zijn
* fit : in overeenstemming brengen
* fit : in overeenstemming zijn
* fit : monteren
* fit : passen
* fit : rijmen
* fit : vlaag
* fit in : in overeenstemming zijn
* fit in : passen
* fit out : afzetten
* fit out : beslaan
* fit out : garneren
* fit out : stofferen
* fit out : uitmonsteren
* fit together : bijeenpassen
* fit together : congruent zijn
* fit together : elkaar dekken
* fit together : harmoniëren
* fit together : in elkaar passen
* fit together : ineenpassen
* fit together : samenklinken
* fitful : grillig
* fitful : nukkig
* fitful : onberekenbaar
* fitful : vlinderachtig
* fitful : wispelturig
* fitness : geschiktheid
* fitter : bankwerker
* fitter : fitter
* fitter : monteur
* fitting : adequaat
* fitting : behoorlijk
* fitting : betamelijk
* fitting : bijpassend
* fitting : fatsoenlijk
* fitting : keurig
* fitting : overeenstemmend
* fitting : passend
* fitting : voegzaam
* fitting : welvoeglijk
* fitting room : paskamer
* fitting up : montage
* fitting up : zetting
* five : vijf
* five hundred : vijfhonderd
* five past : vijf over één
* five thousand : vijfduizend
* five to : vijf voor twee
* fix : aanbrengen
* fix : aanpassen
* fix : adapteren
* fix : afstemmen
* fix : bepalen
* fix : bevestigen
* fix : bewerken
* fix : determineren
* fix : fixeren
* fix : herstellen
* fix : maken
* fix : monteren
* fix : nauwkeurig bepalen
* fix : repareren
* fix : tuigeren
* fix : vastmaken
* fix : vaststellen
* fix : vastzetten
* fix : verhelpen
* fix : verstellen
* fix : verstevigen
* fix up : aanrichten
* fix up : arrangeren
* fix up : ordenen
* fix up : regelen
* fix up : terechtbrengen
* fixed : onbeweeglijk
* fixed : star
* fixed : vast
* fixed with nails : nagelvast
* fixed with nails : spijkervast
* fixing : bepaling
* fixing : vaststelling
* fjord : fjord
* flag : , booleaanse
* flag : aanhouden
* flag : aanzetten
* flag : banier
* flag : betegelen
* flag : dundoek
* flag : flag
* flag : gele
* flag : markeren
* flag : melden
* flag : plaveien
* flag : signaleren
* flag : standaard
* flag : vaan
* flag : vaandel
* flag : veldteken
* flag : vendel
* flag : verzwakken
* flag : vlag
* flag : wenken
* flag : wimpel
* flag : zetten
* flake off : afbladderen
* flake off : afschilferen
* flame : laaien
* flame : opwinding
* flame : vlam
* flame : vlammen
* flame : vuur
* flamenco : flamenco
* flamingo : flamingo
* flammable : brandbaar
* flammable : licht ontvlambaar
* flammable : ontvlambaar
* flan : vla
* flan : vlaai
* flan : vlade
* flanders : vlaanderen
* flannel : flanel
* flannel : flanellen
* flapper : bakvis
* flare : flakkeren
* flare : flikkeren
* flare : schitteren
* flare : vonken schieten
* flare : wapperen
* flare up : flakkeren
* flare up : flikkeren
* flare up : schitteren
* flare up : vonken schieten
* flare up : wapperen
* flash : flikkeren
* flash : flits
* flash : flitsen
* flash : gloren
* flash mob : flashmob
* flash on : aanflitsen
* flash on : aanfloepen
* flash on : aangaan
* flash on : ontbranden
* flashlight : zaklamp
* flask : veldfles
* flat : appartement
* flat : bemol
* flat : coulisse
* flat : effen
* flat : flat
* flat : gelijk
* flat : lek
* flat : lekke
* flat : lekke band
* flat : mol
* flat : molteken
* flat : plat
* flat : platte
* flat : platte band
* flat : slap
* flat : vlak
* flat tyre : lekke band
* flat-iron : bout
* flat-iron : strijkbout
* flat-iron : strijkijzer
* flatfish : platvis
* flatter : vleien
* flatterer : mooiprater
* flattery : gevlei
* flattery : vleierij
* flavor : kruiden
* flavor : op smaak brengen
* flavour : aroma
* flavour : geur
* flavour : kruiden
* flavour : op smaak brengen
* flavour : smaak
* flaw : barst
* flawless : vlekkeloos
* flax : vlas
* flaxen : vlaskleurig
* flay : afstropen
* flay : vellen
* flea : vlo
* fleck : bespikkelen
* fleck : besprenkeln
* fleck : spikkel
* flee : de vlucht nemen
* flee : ontgaan
* flee : ontkomen
* flee : ontsnappen
* flee : vleden
* flee : vluchten
* flee : wegvluchten
* flee back : terugvluchten
* fleece : afzetten
* fleece : snijden
* fleet : vloot
* flemish : vlaams
* flemish brabant : vlaams-brabant
* flesh : mensenkleur
* flesh : vel
* flesh : vervetten
* flesh : vlees
* flesh : vruchtvlees
* flex : buigbaarheid
* flex : buigen
* flex : flexibiliteit
* flex : plooibaarheid
* flex : plooien
* flex : samentrekken
* flexible : buigbaar
* flexible : buigzaam
* flexible : flexibel
* flexible : lenig
* flexible : smijdig
* flexible : soepel
* flicker : flakkeren
* flicker : flikkeren
* flier : strooibiljet
* flight : vliegen
* flight : vliegtocht
* flight : vlucht
* flight engineer : boordwerktuigkundige
* flight mechanic : boordwerktuigkundige
* flightless : niet-vliegend
* flighty : luchthartig
* flighty : luchtig
* fling : slingeren
* fling : smijten
* fling : swingen
* fling : zwaaien
* fling off : afgooien
* fling off : afwerpen
* fling off : uitgooien
* flint : keisteen
* flint : kiezel
* flint : kiezelsteen
* flint : vuursteen
* flippant : oneerbiedig
* flippant : spottend
* flirt : aan de scharrel zijn
* flirt : fladderen
* flirt : flirten
* flirt : koketteren
* flirt : scharrelen
* flirt : wapperen
* flit : aan de scharrel zijn
* flit : fladderen
* flit : flirten
* flit : scharrelen
* flit : wapperen
* float : dobberen
* float : drijven
* float : meedrijven
* float : te water laten
* float : vloeien
* float : vlot
* float : vlotten
* float : vlottende kommagetal
* float : voorstellen
* float : zwemmen
* float : zweven
* flock : kudde
* flock : roedel
* flock of goats : kudde geiten
* flog : afranselen
* flog : met een stok slaan
* flood : bedelven
* flood : inundatie
* flood : inunderen
* flood : onder water zetten
* flood : overstelpen
* flood : overstromen
* flood : overstroming
* flood : toeloop
* flood : toevloed
* flood : verpletteren
* flood : vloed
* flood : vloed-
* flood : watersnood
* flood : watervloed
* flood : zondvloed
* floor : etage
* floor : verdieping
* floor : vloer
* floor exercise : grondoefening
* flop : afgang
* flop : mislopen
* flop : plof
* flop : verkeerd gaan
* floppy : slap
* florist : bloemist
* flounder : bot
* flounder : spartelen
* flounder : worstelen
* flounder : zich aftobben
* flour : bakmeel
* flour : bloem
* flour : meel
* flourish : bloeien
* flourish : fanfare
* flourish : fanfarekorps
* flourish : floreren
* flourish : gezwaai
* flourish : opbloeien
* flourish : ornament
* flourish : versiering
* flourish : wuiven
* flourish : zwaai
* flourish : zwaaien
* flow : loop
* flow : lopen
* flow : stromen
* flow : stroming
* flow : stroom
* flow : vlieten
* flow : vloeien
* flow down : afvloeien
* flow down : weglopen
* flow down : wegvloeien
* flow off : afvloeien
* flow off : weglopen
* flow off : wegvloeien
* flow towards : toelopen
* flow towards : toestromen
* flow towards : toevloeien
* flower : bloeien
* flower : bloem
* flower : openbloeien
* flowerpot : bloempot
* flu : griep
* flu : influenza
* flu/influenza : griep
* fluctuation : schommeling
* fluent : stromend
* fluent : vloeiend
* fluff : dons
* fluff : nesthaar
* fluff : waas
* flugelhorn : bugel
* fluid : dun
* fluid : incasseerbaar
* fluid : incasseerbare
* fluid : vloeibaar
* fluid : vloeibare
* fluid : vloeiend
* fluid : vloeiende
* fluid : vloeistof
* flung : gesmeten
* flung : smeet
* flung : smeten
* fluorescent lamp : TL-buis
* fluorine : fluor
* flute : fluit
* flutter : aan de scharrel zijn
* flutter : agitatie
* flutter : beroering
* flutter : fladderen
* flutter : flirten
* flutter : gisting
* flutter : onrust
* flutter : scharrelen
* flutter : trilling
* flutter : vibratie
* flutter : wapperen
* flux : flux
* flux : vloeimiddel
* flux : voortdurende wijziging
* fly : aanvliegen
* fly : balans
* fly : besturen
* fly : gulp
* fly : onrust
* fly : vlieg
* fly : vliegen
* fly away : uitvliegen
* fly away : vertrekken
* fly away : vervliegen
* fly away : wegvliegen
* flying saucer : vliegende schotel
* foal : veulen
* foam : bruisen
* foam : schuim
* foam : schuimen
* foam : tintelen
* focal length : brandpuntsafstand
* focus : brandpunt
* focus : concentreren
* focus : focus
* focus : haard
* focus : middelpunt
* focus : richten
* fodder : kanonnenvoer
* fodder : veevoeder
* fodder : veevoer
* foe : tegenstander
* foe : vijand
* foetus : foetus
* fog : damp
* fog : floers
* fog : mist
* fog : nevel
* foie gras : eendenlever
* foie gras : foie gras
* foie gras : ganzenlever
* foil : aluminiumfolie
* foil : floret
* foil : folie
* foist : opdringen
* foist : opzadelen met
* fold : omvouwen
* fold : plooi
* fold : plooien
* fold : schaapskooi
* fold : schapestal
* fold : vouw
* fold : vouwen
* folder : aflevering
* folder : katern
* folder : map
* folder : ordner
* folder : schrift
* foliage : bladertooi
* foliage : gebladerte
* foliage : loof
* folk : volk
* folk dance : volksdans
* folk song : volkslied
* folk song : volksliedje
* folklore : folklore
* folklore : volkskunde
* follow : bewandelen
* follow : bijhouden
* follow : handelen volgens
* follow : later komen
* follow : nagaan
* follow : nakomen
* follow : opvolgen
* follow : volgen
* follow : voortvloeien
* follow up with one's eyes : nakijken
* follow up with one's eyes : naogen
* follow-up : nabehandeling
* followers : aanhang
* followers : achterban
* followers : gevolg
* following : aanhang
* following : aanstaand
* following : gevolg
* following : leden
* following : volgend
* fondle : aaien
* font : doopvont
* font : lettertype
* food : eten
* food : etenswaar
* food : gerecht
* food : kost
* food : spijs
* food : voeder
* food : voeding
* food : voedingsmiddel
* food : voedsel
* food : voer
* food poisoning : voedselvergiftiging
* fool : bedonderen
* fool : bedotten
* fool : beduvelen
* fool : beetnemen
* fool : belazeren
* fool : de dwaas
* fool : domkop
* fool : domoor
* fool : dwaas
* fool : malloot
* fool : om de tuin leiden
* fool : schaapskop
* fool : stomkop
* fool : stommeling
* fool : sufferd
* fool : verneuken
* fool : zot
* foolish : bot
* foolish : dol
* foolish : dom
* foolish : dwaas
* foolish : onbenullig
* foolish : onverstandig
* foolish : schaapachtig
* foolish : stom
* foolish : zot
* foolish : zwakhoofdig
* foosball : tafelvoetbal
* foot : betalen
* foot : poot
* foot : pootje
* foot : stampen
* foot : voet
* foot : voldoen
* foot-and-mouth disease : mond-en-klauwzeer
* footage : filmfragment
* football : Amerikaans voetbal
* football : rugby
* football : voetbal
* football : voetballen
* footbridge : voetgangersbrug
* footpath : voetpad
* footwarmer : stoof
* footwear : schoeisel
* fop : dandy
* fop : fat
* fop : kwast
* fop : modepop
* fop : saletjonker
* for ... together : aan één stuk door
* for ... together : aaneen
* for ... together : achtereen
* for ... together : in één ruk
* for ... together : ononderbroken
* for ... together : onophoudelijk
* for : aangezien
* for : daar
* for : door
* for : gedurende
* for : in ruil voor
* for : naar
* for : om
* for : om te
* for : omdat
* for : onder
* for : op
* for : op grond van
* for : per
* for : staande
* for : tegen
* for : ten einde te
* for : terwijl
* for : tijdens
* for : uit
* for : vanwege
* for : vermits
* for : voor
* for : want
* for : wegens
* for : wijl
* for a long time : allang
* for a long time : gedurende lange tijd
* for a long time : lang
* for a long time : langdurig
* for a long time : sinds lang
* for a long time : vanouds
* for a long time : voor lange tijd
* for ever : eeuwig
* for ever : voor eeuwig
* for every reason : om alle redenen
* for every reason : overal om
* for example : bij voorbeeld
* for example : bijvoorbeeld
* for instance : bij voorbeeld
* for instance : bijvoorbeeld
* for no reason : nergens om
* for no reason : om geen enkele reden
* for no reason : zomaar
* for no reason : zonder reden
* for nothing : gratis
* for nothing : om niet
* for nothing : pro Deo
* for obvious reasons : begrijpelijkerwijs
* for rent : te huur
* for sake of : door
* for sake of : in ruil voor
* for sake of : op
* for sake of : op grond van
* for sake of : uit
* for sake of : vanwege
* for sake of : voor
* for sake of : wegens
* for sale : gangbaar
* for sale : te koop
* for sale : veil
* for sale : verhandelbaar
* for sale : verkoopbaar
* for sale : vervreemdbaar
* for some reason : om de een of andere reden
* for the first time : voor de eerste keer
* for the first time : voor de eerste maal
* for the greater part : goeddeels
* for the greater part : grotendeels
* for the most part : goeddeels
* for the most part : grotendeels
* for the most part : meestal
* for the reason that : aangezien
* for the reason that : daar
* for the reason that : doordat
* for the reason that : omdat
* for the reason that : vermits
* for the rest : overigens
* for the rest : trouwens
* for the rest : verder
* for the rest : voor de rest
* for the sake of : vanwege
* for the time being : vooralsnog
* for the time being : vooreerst
* for the time being : voorlopig
* for the time being : voorshands
* forage : foerageren
* forbid : verbieden
* forbidden : verboden
* forbidden fruit : verboden vrucht
* forbidding : afschrikwekkend
* force : afdwingen
* force : doordrukken
* force : dwingen
* force : dwingen tot
* force : forceren
* force : geweld aandoen
* force : kracht
* force : macht
* force : noodzaken
* force : opdringen
* force : overweldigen
* force : sterkte
* force : truc
* force : verkrachten
* force : verplichten
* force : zich opdringen
* ford : doorwaden
* fore : voorbeschikking
* fore : voorgrond
* fore- : achterklein-
* fore- : oer-
* fore- : voor-
* forearm : onderarm
* foreboding : voorgevoel
* forecast : beduiden
* forecast : profeteren
* forecast : prognose
* forecast : verwachting
* forecast : voorspellen
* forecast : voorspelling
* forecast : voorzeggen
* forecast : waarzeggen
* forecastle : voorkasteel
* forefather : stamvader
* forefather : voorvader
* forefather : voorzaat
* forefinger : wijsvinger
* forego : laten voorbijgaan
* forego : passen
* foreground : voorgrond
* forehead : voorhoofd
* foreign : allochtoon
* foreign : buitenlands
* foreign : onwennig
* foreign : uitheems
* foreign : vreemd
* foreign country : buitenland
* foreign currency : buitenlands geld
* foreign debt : buitenlandse schuld
* foreign lady : buitenlandse
* foreign lady : vreemdelinge
* foreign office : ministerie van buitenlandse zaken
* foreign secretary : minister van buitenlandse zaken
* foreign woman : buitenlandse
* foreign woman : vreemdelinge
* foreigner : buitenlander
* foreigner : buitenlandse
* foreigner : onbekende
* foreigner : vreemde
* foreigner : vreemdeling
* foreigner : vreemdelinge
* foreleg : voorpoot
* foresee : bedacht zijn op
* foresee : verwachten
* foresee : vooruitzien
* foresee : voorzien
* foreseeable : afzienbaar
* forest : bos
* forest : woud
* forest path : bospaadje
* forest path : bospad
* foretell : beduiden
* foretell : profeteren
* foretell : voorspellen
* foretell : voorzeggen
* foretell : waarzeggen
* forever : eeuwig
* forever : voor altijd
* forever : voor eeuwig
* foreward : naar voren
* foreward : voorover
* foreward : voort
* foreward : vooruit
* foreward : voorwaarts
* foreword : voorbericht
* foreword : voorrede
* foreword : voorwoord
* forge : namaken
* forge : smeden
* forge : vervalsen
* forged : nagemaakt
* forgery : vervalsing
* forget : afleren
* forget : vergeten
* forget : verleren
* forget-me-not : vergeet-me-niet
* forget-me-not : vergeet-mij-niet
* forget-me-not : vergeet-mij-nietje
* forgetful : vergeetachtig
* forgetful : vergeetachtige
* forgive : begenadigen
* forgive : vergeven
* forgo : laten voorbijgaan
* forgo : passen
* fork : afsplitsen
* fork : afsplitsing
* fork : fork
* fork : forken
* fork : kruis
* fork : splitsing
* fork : vork
* forks, knives and spoons : bestek, couvert, eetgerei, tafelgerei
* form : aangaan
* form : formeren
* form : formulier
* form : gedaante
* form : vorm
* form : vormen
* form a group : samenkomen
* form a group : samenrotten
* form a group : samenscholen
* form a group : zich groeperen
* form an embankment : afdammen
* form of application : aanvraagformulier
* form up : aantreden
* form up : in de rij gaan staan
* form up : in de rij komen
* formal : afgemeten
* formal : ceremonieel
* formal : formeel
* formal : plechtig
* formal : plechtstatig
* formation : formatie
* formation : rotsformatie
* former : ex-
* former : gewezen
* former : oud-
* former : verleden
* former : voorafgaand
* former : voorgaand
* former : voormalig
* former : vorig
* former : vroeger
* formerly : daarvoor
* formerly : eerder
* formerly : indertijd
* formerly : vooraan
* formerly : voorheen
* formerly : vroeger
* formerly : weleer
* formidable : bijzonder
* formidable : buitengewoon
* formula : formule
* formulate : formuleren
* formulate : inkleden
* formulate : vervatten
* forsake : in de steek laten
* forsake : laten varen
* forsake : opgeven
* forsake : verlaten
* forsake : verzaken
* forsook : verzaakte
* forsook : verzaakten
* forswear : afzweren
* forsythia : Chinees klokje
* forsythia : forsythia
* fortification : fort
* fortification : sterkte
* fortification : verschansing
* fortification : versterking
* fortify : kracht bijzetten
* fortify : sterken
* fortify : versterken
* fortnight : twee weken
* fortnight : veertien dagen
* fortnightly : tweewekelijks
* fortress : vesting
* fortunate : gelukkig
* fortunate : zegenrijk
* fortunately : gelukkig
* fortune : fortuin
* fortune : fortuinlijkheid
* fortune : levenslot
* fortune : lot
* fortune teller : voorspeller
* fortune teller : waarzegger
* fortune teller : waarzegster
* fortune teller : wichelaar
* forty : veertig
* forty-eight : achtenveertig
* forty-five : vijfenveertig
* forty-four : vierenveertig
* forty-nine : negenenveertig
* forty-one : eenenveertig
* forty-seven : zevenenveertig
* forty-six : zesenveertig
* forty-three : drieënveertig
* forty-two : tweeënveertig
* forum : forum
* forward : aanvaller
* forward : voorspeler
* fossil : fossiel
* fossil : verstening
* fossil fuel : fossiele brandstof
* foster parents : pleegouders
* foster-brother : pleegbroer
* foster-child : pleegkind
* foster-daughter : pleegdochter
* foster-father : pleegvader
* foster-mother : pleegmoeder
* foster-parents : pleegouders
* foster-sister : pleegzus
* foster-sister : pleegzuster
* foster-son : pleegzoon
* foul : smerig
* foul : vuil
* foul language : scheldwoorden
* foul weather : hondeweer
* found : baseren
* found : funderen
* found : grondvesten
* found : oprichten
* found : stichten
* found : vestigen
* foundation : achtergrond
* foundation : basis
* foundation : bodem
* foundation : fundament
* foundation : fundering
* foundation : grond
* foundation : grondslag
* foundation : ondergrond
* foundation : stichting
* fountain : bron
* fountain : fontein
* fountain : kwel
* fountain : wel
* fountain : welput
* fountain pen : vulpen
* fountain-pen : vulpen
* four : vier
* fourteen : veertien
* fourteenth : veertiende
* fourth : kwart
* fourth : vierde
* fourth : vierendeel
* fowl : gevogelte
* fowl : hen
* fowl : hoen
* fowl : kip
* fox : vos
* foxglove : gewoon vingerhoedskruid
* foxglove : vingerhoedskruid
* fraction : breuk
* fraction : fractie
* fracture : breuk
* fracture : gotisch lettertype
* fracture of the leg : beenbreuk
* fragile : breekbaar
* fragile : broos
* fragile : fragiel
* fragment : brok
* fragment : deel
* fragment : deeltje
* fragment : fragment
* fragment : item
* fragment : jaartelling
* fragment : partikel
* fragment : punt
* fragment : stuk
* fragmentary : fragmentarisch
* fragrance : geur
* fragrant : aromatisch
* fragrant : geurig
* fragrant : welriekend
* frame : in een lijst zetten
* frame : inlijsten
* frame : kader
* frame : kozijn
* frame : lijst
* frame : omlijsting
* frame : raam
* frame : raamkozijn
* frame : schilderijlijst
* frame : spant
* frame : vatten
* frame : vensterkozijn
* frame : vensterraam
* framework : kader
* framework : lijst
* framework : omlijsting
* framework : raam
* france : frankrijk
* francium : francium
* frank : eerlijk
* frank : openhartig
* frankly : open en bloot
* frankly : ronduit
* frankly : rondweg
* frankly : vrijuit
* frankness : openheid
* fraud : bedrieger
* fraud : bedriegerij
* fraud : fraude
* fraud : oplichter
* fraud : oplichting
* freaky : bizar
* freckle : sproet
* freckle : zomersproet
* free : bevrijden
* free : gratis
* free : kosteloos
* free : kosteloze
* free : laten gaan
* free : leeg
* free : los
* free : loslaten
* free : loslopend
* free : loslopende
* free : losse
* free : om niet
* free : onbezet
* free : ongedwongen
* free : open
* free : pro Deo
* free : verniet
* free : vrij
* free : vrije
* free and easy : frank
* free and easy : ongedwongen
* free and easy : ongegeneerd
* free and easy : vrij
* free and easy : vrijmoedig
* free and easy : vrijpostig
* free kick : vrije schop
* free kick : vrije trap
* free kick : vrijschop
* free of charge : gratis
* free time : vrije tijd
* free-standing : vrijstaand
* freebooter : vrijbuiter
* freedom : vlotheid
* freedom : vrijdom
* freedom : vrijheid
* freedom of speech : vrijheid van meningsuiting
* freemason : vrijmetselaar
* freestone : arduin
* freestone : hardsteen
* freeway : autoweg
* freeze (froze : vriezen
* freeze : bevriezen
* freeze : diepvriezen
* freeze : invriezen
* freeze : verstijven
* freeze : vriezen
* freezer : vriesvak
* freezer : vriezer
* freezing cold : vorst
* freezing point : vriespunt
* freight : cargo
* freight : vracht
* french : frans
* french fries : frieten
* french kiss : tongkus
* french kiss : tongzoen
* frenchman : fransman
* frequency : frequentie
* frequency modulation : frequentie modulatie
* frequent : bezoeken
* frequent : frequent
* frequent : frequente
* frequent : geregeld bezoeken
* frequent : veelvuldig
* frequently : dikwijls
* frequently : gedurig
* frequently : menigmaal
* frequently : vaak
* frequently : veel
* frequently : veelal
* frequently : veeltijds
* fresco : fresco
* fresh : fris
* fresh : luchtig
* fresh : nieuw
* fresh : onbedorven
* fresh : onbeschoft
* fresh : vers
* fresh : zoet
* fresh water : zoet water
* freshen : aanwakkeren
* freshen : sterker worden
* freshen : toenemen
* freshwater : vers water
* freshwater : zoet water
* fretful : aalwaardig
* fretful : aalwarig
* fretful : gemelijk
* fretful : verdrietig
* friction : conflict
* friction : frictie
* friction : geschil
* friction : onenigheid
* friction : wrijving
* friction : wrijvingsweerstand
* friday : vrijdag
* friend : bevriend zijn met
* friend : maatje
* friend : vriend
* friend : vriendin
* friend : vriendinnetje
* friend : vriendje
* friendless : zonder vrienden
* friendly : aardig
* friendly : amicaal
* friendly : bevriend
* friendly : lief
* friendly : voorkomend
* friendly : vriendelijk
* friendly : vriendschappelijk
* friendly : zoet
* friends : vrienden
* friendship : vriendschap
* friesland : friesland
* frieze : fries
* fright : angst
* frighten : bang maken
* frighten : beangstigen
* frighten : doen schrikken
* frighten : schrik aanjagen
* frighten : verschrikken
* frighten : vrees aanjagen
* frigid : koud
* frindge : franje
* fringe : band
* fringe : boord
* fringe : kant
* fringe : rand
* fringe : zoom
* frisian : fries
* frisk : fouilleren
* frisk : levendig
* frisk : levendige
* fritillary : kievietsbloem
* fritillary : kievitsbloem
* friulian : frioelisch
* frivolity : frivoliteit
* frivolity : ijdelheid
* frivolous : frivool
* frivolous : ijdel
* frivolous : lichtzinnig
* frivolous : nietig
* frivolous : onbelangrijk
* frivolous : wuft
* frock coat : geklede jas
* frog : kikker
* frog : kikvors
* frog's legs : kikkerbilletjes
* frogbit : kikkerbeet
* frolic : dartel
* frolic : dartelen
* frolic : olijk
* frolic : ondeugend
* frolic : robbedoezen
* frolic : schalks
* frolic : schelms
* frolic : stoeien
* frolic about : bokkesprongen maken
* frolicsome : dartel
* frolicsome : olijk
* frolicsome : ondeugend
* frolicsome : schalks
* frolicsome : schelms
* from : met ingang van
* from : op de
* from : sedert
* from : uit
* from : van
* from : vanaf
* from here : hiervandaan
* from here : van hier
* from scratch : helemaal opnieuw
* from scratch : vanaf het begin
* from scratch : vanaf nul
* from there : daar ... vandaan
* from there : daarvan
* from there : vandaar
* from time to time : van tijd tot tijd
* from where : van waar
* from where : waar ... vandaan
* from where : waarvandaan
* front : front
* front : gevel
* front : voor-
* front : voorkant
* front : voorzijde
* front door : voordeur
* front paw : voorpoot
* frontage : front
* frontage : gevel
* frontage : voorkant
* frontage : voorzijde
* frontier : grens
* frontier : perk
* frost : vorst
* frostbite : door bevriezing veroorzaakte wond
* frosted : berijpt
* frosted : mat
* frosted : mat-
* frosted : met rijp bedekt
* froth : bruisen
* froth : doorroeren
* froth : omroeren
* froth : roeren
* froth : schuim
* froth : schuimen
* froth : tintelen
* frowsy : bedompt
* frozen : bevroren
* frozen) : vriezen
* frugivore : fructivoor
* fruit : fruit
* fruit : spruit
* fruit : vrucht
* fruit tree : fruitboom
* fruit-tree : ooftboom
* fruit-tree : vruchtboom
* fruitful : vruchtbaar
* fruitful : vruchtdragend
* frumenty : frumenty : eieren en suiker>
* frumenty : rozijnen
* frustrate : frustreren
* fry : bakken
* fry : fruiten
* frying pan : koekepan
* frying pan : pan
* frying pan : pat
* frying-pan : bakpan
* frying-pan : koekepan
* frying-pan : pan
* frying-pan : pat
* fuck : kanker!
* fuck : kut!
* fuck : naaibeer
* fuck : naaien
* fuck : neuken
* fuck : neukmaatje
* fuck : penetreren
* fuck : potje neuken
* fuck : verneuken
* fuck around : aankloten
* fuckhead : fuckhoofd
* fuel : brandstof
* fuel : stookmateriaal
* fuel tank : benzinetank
* fuel tank : busje
* fuel tank : hostiekistje
* fuel tank : trommeltje
* fugitive : vluchteling
* fugitive : vluchtelinge
* fugitive : voortvluchtig
* fugitive : voortvluchtige
* full : compleet
* full : ruim
* full : totaal
* full : verzadigd
* full : vol
* full : volkomen
* full : volledig
* full : wijd
* full : zat
* full moon : volle maan
* full of holes : vol met gaten
* full of images : beeldrijk
* full of life : levenskrachtig
* full of life : vitaal
* full of zeal : ambitieus
* full of zeal : ijverig
* full of zeal : noest
* full of zeal : volijverig
* full of zeal : vurig
* full payment : afbetaling
* full stop : punt
* full-grown : groot
* full-grown : meerderjarig
* full-grown : mondig
* full-grown : volgroeid
* full-grown : volwassen
* full-time : voltijds
* fully : geheel
* fully : heel
* fully : ten volle
* fully : volkomen
* fully : volledig
* fully : voluit
* fumble : friemelen
* fumble : morrelen
* fumble : scharrelen
* fume : damp
* fume : uitwasemen
* fume : uitwaseming
* fumy : stinkend
* fun : amusement
* fun : genoegen
* fun : leuk
* fun : leuke
* fun : lol
* fun : lollig
* fun : lollige
* fun : plezier
* fun : plezierig
* fun : plezierige
* fun : pret
* fun : schik
* fun : vermaak
* fun fair : kermis
* function : ambt
* function : baan
* function : betrekking
* function : dienen
* function : functie
* function : functioneren
* function : fungeren
* function : het doen
* function : in zijn werk gaan
* function : plaats
* function : werken
* function : werkkring
* functionality : functionaliteit
* functionary : functionaris
* functionary : official
* fund : fonds
* fund : geldkist
* fund : kapitaal
* fund : kas
* fundamental : fundamenteel
* fundamentalism : fundamentalisme
* funeral : begrafenis
* funeral : graflegging
* funeral : teraardebestelling
* funeral procession : begrafenisstoet
* funeral procession : rouwstoet
* funeral service : rouwdienst
* fungus : paddestoel
* fungus : zwam
* funk : bangerd
* funk : lafaard
* funnel : trechter
* funny : aardig
* funny : amusant
* funny : grappig
* funny : koddig
* funny : komisch
* funny : leuk
* funny : moppig
* funny : vermakelijk
* fur : aanbakken
* fur : aanslag
* fur : aanzetten
* fur : bont
* fur : dierevel
* fur : huid
* fur : pels
* fur : vacht
* fur : vel
* fur coat : bont
* fur coat : pels
* fur piece : bont
* fur piece : pels
* furious : dol
* furious : doldriftig
* furious : spinnijdig
* furious : verbolgen
* furious : verwoed
* furious : woedend
* furious : woest
* furlough : verlof
* furlough : vrijaf
* furnace : kachel
* furnace : oven
* furnish : aankleden
* furnish : afleveren
* furnish : bestellen
* furnish : leveren
* furnish : meubileren
* furnish : toevoeren
* furnished : gemeubileerd
* furniture : ameublement
* furniture : huisraad
* furniture : inboedel
* furniture : meubelen
* furniture : meubels
* furniture : meubilair
* furniture van : verhuisauto
* furniture van : verhuiswagen
* furrow : frons
* furrow : fronsen
* furrow : geul
* furrow : groef
* furrow : rimpel
* furrow : rimpelen
* furrow : voor
* furrow : vore
* furrow : zog
* further : langer
* further : meer
* further : nader
* further : verder
* further : verderop
* furthermore : bovendien
* furthermore : daarenboven
* furthermore : verder
* furthermore : voorts
* fuse : kousje
* fuse : lampepit
* fuse : lont
* fuse : pit
* fuss : bedoening
* fuss : drukte
* fuss : rompslomp
* futile : ijdel
* futile : nutteloos
* futile : vergeefs
* futile : vruchteloos
* future : aankomend
* future : beginnend
* future : in spe
* future : onvoltooid toekomende tijd
* future : toekomend
* future : toekomende tijd
* future : toekomst
* future : toekomstig
* future : verschiet
* future tense : toekomende tijd
* fuzzy : dampig
* fuzzy : heiig
* fuzzy : mistig
* fuzzy : nevelig
* gaberdine : gabardine
* gadfly : brems
* gadfly : daas
* gadfly : horzel or
* gadfly : paardehorzel
* gadfly : paardenvlieg
* gadget : apparaatje
* gadolinium : gadolinium
* gadwall : krakeend
* gag : aardigheidje
* gag : bak
* gag : grap
* gag : grol
* gag : jok
* gag : kwinkslag
* gag : mop
* gag : moppen tappen
* gag : pots
* gag : scherts
* gag : ui
* gaggle : troep
* gain : aankomen
* gain : aanwinst
* gain : acquest
* gain : baat
* gain : behalen
* gain : bekomen
* gain : belang
* gain : buit
* gain : gewin
* gain : profijt
* gain : prooi
* gain : verdienen
* gain : verdienste
* gain : verkrijgen
* gain : voordeel
* gain : winnen
* gain : winst
* gain : zwaarder worden
* gaiter : beenkap
* gaiter : slobkous
* galactic : galactisch
* galactic : melkweg-
* gale : storm
* gall : gal
* gall : galnoot
* gall : plantengal
* gallant : braaf
* gallant : dapper
* gallant : eerlijk
* gallant : ferm
* gallant : flink
* gallant : kranig
* gallant : manhaftig
* gallant : vriendelijk
* gallery : gaanderij
* gallery : galerie
* gallery : galerij
* gallery : gang
* gallery : trans
* gallery of a mine : mijngang
* galley : kombuis
* galley : scheepskeuken
* gallium : gallium
* galloon : gallon
* gallop : galop
* gallop : galopperen
* gallows : galg
* gallows humor : galgenhumor
* galosh : overschoen
* galvanization : galvanisering
* gamble : dobbelen
* gamble : gok
* gamble : gokken
* game : match
* game : spel
* game : wild
* gamecock : kemphaan
* gamecock : vechthaan
* gamma : gamma
* gammer : besje
* gammer : oude vrouw
* gammer : oudje
* gamut : scala
* gamut : toonladder
* gamut : toonschaal
* gander : blik
* gander : gander
* gander : ganzerik
* gander : kijkje
* gander : mannetjesgans
* gang : bende
* gang : compagnie
* gang : ploeg
* gang : rot
* gang : schare
* gang : troep
* gang : vendel
* gangster : gangster
* gangway : doorgang
* gangway : loopplank
* gangway : overgang
* gangway : passage
* gaol : gevangenis
* gaol : kerker
* gaol : nor
* gap : bres
* gap : gaping
* gap : hiaat
* gap : opening
* gape : aangapen
* gape : dom kijken
* gape : gapen
* gape : wijd openstaan
* gape at : aangapen
* garage : garage
* garage : stalling
* garage : zijspoor
* garbage : afval
* garbage : huisvuil
* garbage : rommel
* garbage : uitschot
* garbage can : vuilcontainer
* garbage can : vuilnisbak
* garbage can : vuilnisemmer
* garbage can : vuilnisvat
* garbage dump : puinhoop
* garbage dump : vuilnisbelt
* garden : hof
* garden : park
* garden : tuin
* garden : tuin-
* garden : tuinieren
* garden cress : bitterkers
* garden cress : sterrenkers
* garden cress : tuinkers
* gardener : hovenier
* gardener : tuinier
* gardener : tuinman
* gardenia : gardenia
* gardening : tuinieren
* garganey : zomertaling
* gargle : afspoelen
* gargle : gorgelen
* gargle : spoelen
* garland : bloemenkrans
* garland : guirlande
* garland : krans
* garland : slinger
* garland : slingerkrans
* garlic : knoflook
* garlic bulb : knoflookteentje
* garment : gewaad
* garment : kleding
* garment : kledingstuk
* garment : kleed
* garnish : afzetten
* garnish : beslaan
* garnish : garneren
* garnish : stofferen
* garnish : uitmonsteren
* garret : dakkamertje
* garret : zolderkamer
* garret : zolderkamertje
* garrison : bezetting
* garrison : garnizoen
* gas : gas
* gas cannister : gasfles
* gas cylinder : gasfles
* gas station : benzinepomp
* gas station : benzinestation
* gas station : pomp
* gas station : pompstation
* gas station : tankstation
* gas tank : benzinetank
* gasolene : benzine
* gasoline : benzine
* gasp : naar adem snakken
* gastric juice : maagsap
* gastric juice : maagzuur
* gastroenterology : gastro-enterologie
* gate : doorgang
* gate : draaihek
* gate : overgang
* gate : passage
* gate : poort
* gateway : poort
* gather : abstraheren
* gather : afleiden
* gather : besluiten
* gather : bijeenkomen
* gather : collecteren
* gather : concluderen
* gather : deduceren
* gather : een gevolgtrekking maken
* gather : innen
* gather : inzamelen
* gather : oogsten
* gather : plukken
* gather : rapen
* gather : samenkomen
* gather : vergaderen
* gather : verzamelen
* gathering : bijeenkomst
* gathering : meeting
* gathering : samenkomst
* gathering : vergadering
* gaunt : bedroefd
* gaunt : doods
* gaunt : droef
* gaunt : droefgeestig
* gaunt : droevig
* gaunt : dun
* gaunt : eenzaam
* gaunt : hoekig
* gaunt : hoekvormig
* gaunt : huiveringwekkend
* gaunt : leeg
* gaunt : luchtig
* gaunt : luguber
* gaunt : mager
* gaunt : melancholiek
* gaunt : mistroostig
* gaunt : naargeestig
* gaunt : onbemand
* gaunt : onbevolkt
* gaunt : onbewoond
* gaunt : schraal
* gaunt : schriel
* gaunt : somber
* gaunt : spichtig
* gaunt : sprietig
* gaunt : treurig
* gaunt : triestig
* gaunt : troosteloos
* gaunt : uitgestorven
* gaunt : verdrietig
* gaunt : verlaten
* gaunt : weemoedig
* gaunt : woest
* gaunt : zwaarmoedig
* gauze : gaas
* gawk : aangapen
* gawk : dom kijken
* gawk : gapen
* gay : flikker
* gay : goedgehumeurd
* gay : goedgeluimd
* gay : homo
* gay : homofiel
* gay : homoseksueel
* gay : homosexueel
* gay : jolig
* gay : luimig
* gay : lustig
* gay : monter
* gay : opgewekt
* gay : vrolijk
* gay : welgemutst
* gaze : aanstaren
* gaze : staren
* gaze : turen
* gazelle : gazel
* gazette : blad
* gazette : krant
* gear : kamrad
* gear : kamwiel
* gear : tandrad
* gear : tandwiel
* gear : uitrusting
* gear : versnelling
* gear-box : versnellingsbak
* gear-case : versnellingsbak
* gecko : gekko
* gecko : toke
* gecko : tokeh
* gecko : tokkeh
* gee-up : hop
* geisha : geisha
* gelding : ruin
* gem : edelgesteente
* gem : edelsteen
* gem : juweel
* gem : steen
* gem/precious stone : edelsteen
* gemstone : edelsteen
* gendarme : gendarme
* gendarme : rijksveldwachter
* gendarme : veldwachter
* gender : genus
* gender : geslacht
* gender : sekse
* gene : gen
* genealogical : genealogisch
* genealogist : genealoog
* genealogy : genealogie
* genealogy : geslachtkunde
* genealogy : stamboom
* general : algemeen
* general : algemene
* general : generaal
* general : in het groot
* general : schetsmatig
* general : universeel
* general election : algemene verkiezingen
* general practitioner : huisarts
* general practitioner/gp : huisarts
* generality : algemeenheid
* generality : universaliteit
* generally : doorgaans
* generally : in het algemeen
* generally : over het algemeen
* generally : überhaupt
* generalship : beleid
* generalship : omzichtigheid
* generalship : voorzichtigheid
* generate : opwekken
* generate : verwekken
* generation : generatie
* generation : geslacht
* generation gap : generatiekloof
* generative : generatief
* generative : geslachtelijk
* generative : sexueel
* generous : genereus
* generous : grootmoedig
* generous : gul
* generous : kwistig
* generous : rijkelijk
* generous : royaal
* generous : scheutig
* generous : vrijgevig
* genesis : genese
* genital : geslachts-
* genital : seksueel
* genitalia : genitaliën
* genitalia : voortplantingsorganen
* genitive : genitief
* genitive : tweede naamval
* genitive case : genitief
* genitive case : tweede naamval
* genius : beschermgeest
* genius : genialiteit
* genius : genie
* genius : genius
* genocide : genocide
* genocide : volkerenmoord
* genome : genoom
* genotype : genotype
* genre : genre
* genre : genrestuk
* gentian : gentiaan
* gentle : liefelijk
* gentle : mild
* gentle : zacht
* gentle : zachtaardig
* gentle : zachtmoedig
* gentle : zachtzinnig
* gentle : zoel
* gentle : zoet
* gentleman : gentleman
* gentleman : heer
* gentleman : heerschap
* gentleman : heren
* gentleman : meneer
* gentleman farmer : hereboer
* gentlemanlike : beschaafd
* gentlemanlike : keurig
* gentleness : mildheid
* gentleness : zachtaardigheid
* gentleness : zachtheid
* gentleness : zachtmoedigheid
* gentleness : zoelheid
* gently : voorzichtig
* gently : zachtjes
* genuine : authentiek
* genuine : echt
* genuine : onvervalst
* genuine : waar
* genuine/real : echt
* genuinely : echt
* genuinely : werkelijk
* genuinely : wezenlijk
* genuinly : echt
* genuinly : inderdaad
* genuinly : naar waarheid
* genuinly : waarachtig
* genuinly : waarlijk
* genuinly : werkelijk
* genus : geslacht
* genus : soort
* geographer : aardrijkskundige
* geographer : geograaf
* geographic : aardrijkskundig
* geographic : geografisch
* geographical : aardrijkskundig
* geographical : geografisch
* geography : aardrijkskunde
* geography : geografie
* geological : geologisch
* geologist : geologe
* geologist : geoloog
* geology : aardkunde
* geology : geologie
* geometry : geometrie
* geometry : meetkunde
* geranium : geranium
* geranium : pelargonium
* germ : bacterie
* germ : kiem
* germ : microbe
* germ : oog
* germ : zaad
* germ : zaadkiem
* german : duits
* german : duitse
* german : duitser
* germanium : germanium
* germany : duitsland
* germinate : kiemen
* germinate : ontkiemen
* gerund : gerundium
* gesture : gebaar
* gesture : gebaren
* gesture : geste
* gesture : gesticuleren
* get : aankomen
* get : aanschaffen
* get : aanvatten
* get : arriveren
* get : begrijpen
* get : behalen
* get : bereiken
* get : betrekken
* get : buit maken
* get : deelachtig worden
* get : doen
* get : gaan halen
* get : genieten
* get : halen
* get : inhalen
* get : krijgen
* get : laten
* get : laten doen
* get : laten komen
* get : maken
* get : nemen
* get : ontbieden
* get : ontvangen
* get : oprapen
* get : pakken
* get : raken
* get : reiken tot
* get : toucheren
* get : treffen
* get : uitreiken
* get : vatten
* get : verkrijgen
* get : verschaffen
* get : verstaan
* get : verstrekken
* get : verwerven
* get : worden
* get : zich voorzien van
* get a divorce : scheiden
* get acquainted with : bekend raken met
* get angry : boos worden
* get angry : in toorn ontsteken
* get angry : zich kwaad maken
* get blurred : aanslaan
* get blurred : beslaan
* get bored : zich vervelen
* get caught on : blijven haken
* get caught on : zich vastgrijpen
* get caught on : zich vastklampen
* get cold : afkoelen
* get covered with : beslaan
* get dim : beslaan
* get divorced : scheiden
* get dressed : zich aankleden
* get drunk : dronken worden
* get finished : afkrijgen
* get hungry : honger krijgen
* get in : doordringen
* get in : in een auto stappen
* get in : instappen
* get in a quarrel : ruzie krijgen
* get into a car : in een auto stappen
* get into a car : instappen
* get lost : teloorgaan
* get lost : verdwalen
* get lost : verloren gaan
* get lost : wegraken
* get lost : zoek raken
* get married : in het huwelijk treden
* get married : trouwen
* get mouldy : beschimmelen
* get mouldy : schimmelen
* get mouldy : verschimmelen
* get off : afdalen
* get off : naar beneden gaan
* get off : zinken
* get off the subject : afdwalen
* get off the subject : opzijgaan
* get out : uitstappen
* get out of a car : uitstappen
* get out of a habit : afleren
* get out of a habit : afwennen
* get out of a habit : met een gewoonte breken
* get over : troost vinden in
* get ready : gereedkomen
* get ready : klaarkomen
* get rid of : afschaffen
* get rid of : afwerpen
* get rid of : elimineren
* get rid of : kwijtraken/afkomen van
* get rid of : opdoeken
* get rid of : uitmaken
* get rid of : verwijderen
* get rid of : wegdoen
* get rid of : zich bevrijden van
* get something over with : ergens komaf mee maken
* get stronger : aansterken
* get stronger : op verhaal komen
* get tired : vermoeid raken
* get up : gaan staan
* get up : opgaan
* get up : opkomen
* get up : opstaan
* get up : rijzen
* get up : stijgen
* get up : uit bed komen
* get up : verrijzen
* get up : wassen
* get up : zich voordoen
* get used : aarden
* get used : gewend raken
* get used : wennen
* get well : beterschap
* get wet : een nat pak krijgen
* get wet : nat worden
* get wet : zweten
* get-at-able : aanspreekbaar
* ghastly : afgrijselijk
* ghastly : afschuwelijk
* ghastly : akelig
* ghastly : doodsbleek
* ghastly : huiveringwekkend
* ghastly : luguber
* ghastly : naar
* ghastly : onaangenaam
* ghastly : verdrietelijk
* ghastly : vervelend
* gherkin : augurk
* ghetto : ghetto
* ghost : blinde
* ghost : blinde bij kaarspel
* ghost : geest
* ghost : schim
* ghost : spook
* ghost : spookbeeld
* giant : kerel
* giant : reus
* giant : reusachtig
* giant : reuzen-
* gibberish : Bargoens
* gibberish : wartaal
* gibbon : gibbon
* giddy : duizelig
* gift : aanleg
* gift : cadeau
* gift : donatie
* gift : gave
* gift : geschenk
* gift : gift
* gift : presentje
* gift : schenken
* gift : schenking
* gift : talent
* gift/talent/aptitude (for) : aanleg/talent
* gifted : begaafd
* gifted : geboren
* gifted : talentvol
* gigantic : gigantisch
* gigantic : reusachtig
* giggle : gegiechel
* giggle : giechelen
* gild : vergulden
* gilder : gulden
* gill : kieuw
* gin : jenever
* gin : klare
* ginger : gember
* ginger : ros
* ginger : rosse
* ginger beer : gemberbier
* gipsy : zigeuner
* giraffe : giraf
* giraffe : giraffe
* gird : aangespen
* gird : aangorden
* gird : gorden
* gird : omgorden
* girder : balk
* girder : onderlegger
* girder : ribbe
* girdle : ceintuur
* girdle : gordel
* girdle : riem
* girl : griet
* girl : grietje
* girl : meid
* girl : meidje
* girl : meisje
* girlfriend : vriendin
* giro payment slip : acceptgirokaart
* gist : essence
* gist : essentie
* gist : kern
* gist : wezen
* gist : wezenheid
* give : aanbieden
* give : aangeven
* give : cadeau geven
* give : geven
* give : indienen
* give : opbrengen
* give : overhandigen
* give : presenteren
* give : schenken
* give : spelen
* give : toebrengen
* give : toekennen
* give : verlenen
* give : vertonen
* give : voorstellen
* give a repeat order for : nabestellen
* give a ring : aanbellen
* give a ticket : bekeuren
* give a ticket : notuleren
* give a ticket : verbaliseren
* give an account : aanbrengen
* give an account : melden
* give an account : overbrengen
* give an account : verslaan
* give an account : verslag uitbrengen
* give an airing : luchten
* give an airing : spuien
* give an airing : uitluchten
* give an airing : ventileren
* give as an excuse : doen alsof
* give as an excuse : voorgeven
* give as an excuse : voorwenden
* give back : hergeven
* give back : reproduceren
* give back : teruggeven
* give back : vergelden
* give back : weergeven
* give birth : baren
* give birth : bevallen
* give birth : ter wereld brengen
* give birth to : baren
* give birth to : bevallen
* give birth to : het leven schenken
* give birth to : teweegbrengen
* give birth to : voortbrengen
* give in : afstaan
* give in : het veld ruimen
* give in : toegeven
* give in : wijken
* give in : zwichten
* give notice : aandienen
* give notice : aankondigen
* give notice : adverteren
* give notice : melden
* give notice : verkondigen
* give off an odour : geuren
* give off an odour : rieken
* give off an odour : ruiken
* give offence : aanstoot geven
* give pain to : bedroeven
* give pain to : grieven
* give pain to : smarten
* give rise to : aandoen
* give rise to : aanrichten
* give rise to : stichten
* give rise to : teweegbrengen
* give rise to : veroorzaken
* give tongue : aanslaan
* give tongue : beginnen te blaffen
* give up : afstaan
* give up : afstand doen van
* give up : het veld ruimen
* give up : opgeven
* give up : toegeven
* give up : uitvallen
* give up : wijken
* give up : zwichten
* give utterance to : ontlokken
* give utterance to : slaken
* give utterance to : uitbrengen
* give utterance to : uitdrijven
* give utterance to : uiten
* give utterance to : uithalen
* give way : afstaan
* give way : het veld ruimen
* give way : toegeven
* give way : wijken
* give way : zwichten
* give-away shop : weggeefwinkel
* given : gegeven
* given name : roepnaam
* given name : voornaam
* glacier : gletscher
* glacier : gletsjer
* glad : blij
* glad : verblijd
* glad : verheugd
* gladiator : gladiator
* gladiolus : gladiool
* gladiolus : zwaardlelie
* gladness : blijdschap
* gladness : blijheid
* gladness : verheugenis
* gladness : verheuging
* gladness : vreugde
* glamor : autoriteit
* glamor : gezag
* glamor : prestige
* glamour : autoriteit
* glamour : gezag
* glamour : prestige
* glamourous : prestigieus
* glance : een blik werpen
* glance : een blik werpen op
* gland : klier
* glandular : ingeboren
* glans : pessarium
* glans penis : eikel
* glasnost : glasnost
* glass : drinkglas
* glass : glas
* glass : glazen
* glasses : bril
* glassy : glasachtig
* glassy : glazig
* glaucoma : glaucoom
* glaze : glanzen
* glaze : glazuren
* glaze : glazuur
* glaze : verglazen
* glazier : glazenmaker
* glean : oppikken
* glide : een glijvlucht maken
* glide : glibberen
* glide : glijden
* glide : glippen
* glide : schuiven
* glide : uitglijden
* glide : zweefvliegen
* glider : zeilvliegtuig
* glider : zweeftoestel
* glider : zweefvliegtuig
* glimpse : glimps
* global : globaal
* global : wereldwijd
* global warming : opwarming van de aarde
* globe : aardbol
* globe : bal
* globe : bol
* globe : globe
* globe : kloot
* globe : kogel
* globe : wereld
* globe : wereld(bol)
* globe : wereldbol
* globe-flower : kogelbloem
* globe-trotter : wereldreiziger
* glockenspiel : beiaard
* glockenspiel : klokkenspel
* gloomy : naargeestig
* gloomy : somber
* gloomy : troosteloos
* glorify : loven
* glorify : prijzen
* glorify : roemen
* glorify : verheerlijken
* glorious : beroemd
* glorious : glorierijk
* glorious : glorieus
* glorious : roemrijk
* glorious : roemruchtig
* glorious : roemvol
* glory : beroemdheid
* glory : dankzegging
* glory : eer or
* glory : glorie
* glory : lof
* glory : luister
* glory : pracht or
* glory : roem
* gloss : glans
* gloss : glosse
* gloss : kanttekening
* gloss : pracht
* gloss : schijn
* gloss : schittering
* glossary : glossarium
* glossary : terminologie
* glossary : vakwoordenboek
* glossary : vakwoordenlijst
* glossy : glanzend
* glossy antshrike : rouw-mierklauwier
* glottal stop : glottisslag
* glove : handschoen
* glow : blaken
* glow : gloed
* glow : gloeien
* glow : in gloed staan
* glow : vuur
* glow in the dark : fosforesceren
* glow with heat : blaken
* glow with heat : gloeien
* glow with heat : in gloed staan
* glue : hechten
* glue : kit
* glue : kleefmiddel
* glue : kleefstof
* glue : lijm
* glue : lijmen
* glue : plakken
* gluten : gluten
* gnash : knarsen
* gnash : piepen
* gnat : mug
* gnat : steekmug
* gnat-bite : muggebeet
* gnaw : knagen
* gnaw off : afkluiven
* gnaw off : knabbelen
* gnawer : knaagdier
* gnome : aardmannetje
* gnome : gnoom
* gnu : gnoe
* gnu : wildebeest
* go : gaan
* go : go
* go : karren
* go : lopen
* go : rijden
* go : van stapel lopen
* go : varen
* go : verdwijnen
* go : verlopen
* go : zich begeven
* go : zullen
* go around : omgaan
* go around : rondgaan
* go astray : afdwalen
* go astray : dwalen
* go astray : opzijgaan
* go astray : van de weg afwijken
* go astray : verdwalen
* go away : afgaan
* go away : vertrekken
* go away : weggaan
* go away : zich verwijderen
* go back : achteruitgaan
* go back : terugdeinzen
* go back : teruggaan
* go back : terugkeren
* go back : teruglopen
* go back : terugtrekken
* go back : verslechteren
* go back : weer gaan
* go backwards : achteruitgaan
* go backwards : terugdeinzen
* go backwards : teruggaan
* go bad : bederven
* go bankrupt : failliet gaan
* go beyond : overgaan
* go beyond : overlopen
* go beyond : oversteken
* go beyond : te boven gaan
* go broke : bankroet gaan
* go broke : failleren
* go broke : failliet gaan
* go broke : mislukken
* go bust : failliet gaan
* go by : afgaan op
* go crazy : dol worden
* go crazy : gek worden
* go down : afdalen
* go down : afslaan
* go down : afvaren
* go down : dalen
* go down : naar beneden gaan
* go down : teruglopen
* go down : verzakken
* go down : wegzakken
* go down : zakken
* go down : zinken
* go downhill : aftakelen
* go downhill : gebrekkig worden
* go downhill : in verval raken
* go downhill : vervallen
* go fast : haast maken
* go fast : spoed maken
* go fast : voortmaken
* go fast : zich haasten
* go fast : zich spoeden
* go for a walk : aan de wandel zijn
* go for a walk : lopen
* go for a walk : tippelen
* go for a walk : wandelen
* go forward : voorwaarts gaan
* go in : binnengaan
* go in : binnenlopen
* go in : ingaan
* go in for : doen aan
* go off : afgaan
* go off : aftakelen
* go off : gebrekkig worden
* go off : in verval raken
* go off : vervallen
* go on : doorgaan
* go on : verder gaan met
* go on : vervolgen
* go on : voortgaan
* go on : voortzetten
* go on foot : gaan
* go on foot : lopen
* go on foot : te voet gaan
* go on pension : met pensioen gaan
* go on pilgrimage : een pelgrimstocht maken
* go on the blink : haperen
* go on the blink : stuk gaan
* go on the blink : uitvallen
* go out : uitgaan
* go out : uitkomen
* go out : uitlopen
* go out : uitstappen
* go out : uitstijgen
* go out : uittreden
* go steady : verkering hebben
* go straight to : afgaan op
* go through : afleggen
* go through : aflopen
* go through : beleven
* go through : doorgaan
* go through : doormaken
* go through : ervaren
* go through : gaan door
* go through : ondervinden
* go through customs : door de douane gaan
* go to bed : gaan slapen
* go to bed : naar bed gaan
* go to bed : zich ter ruste begeven
* go to court : procederen
* go to sleep : gaan slapen
* go to the cinema : naar de film gaan
* go to the movies : naar de film gaan
* go to the polls : gaan stemmen
* go under : onder ... doorgaan
* go up : bestijgen
* go up : klimmen
* go up : naar boven gaan
* go up : opgaan
* go up : opkomen
* go up : oplopen
* go up : opstaan
* go up : rijzen
* go up : stijgen
* go up : verrijzen
* go up : wassen
* go with : meegaan
* goal : doel
* goal : doelstelling
* goal : doelwit
* goal : goal
* goal : honk
* goal : wit
* goalkeeper : doelman
* goalkeeper : doelwachter
* goalkeeper : doelwachtster
* goalkeeper : keeper
* goat : bok
* goat : geit
* goat : sik
* goblet : beker
* goblet : bloemkelk
* goblet : bokaal
* goblet : cup
* goblet : drinkbeker
* goblet : kelk
* goblet : miskelk
* goblin : aardmannetje
* goblin : gnoom
* goblin : kabouter
* goblin : kobold
* god : god
* god : godheid
* god-fearing : godvrezend
* goddess : godin
* godfather : naamgever
* godfather : peet
* godfather : peetoom
* godfather : peetvader
* godfather : peter
* godlike : goddelijk
* going down : achteruitgang
* going down : teruggang
* going down : verloop
* going down : vermindering
* gold : goud
* gold : gouden
* gold : gouden medaille
* gold : goudkleurig
* gold : goudstuk
* gold : gulden
* gold braid : gallon
* gold-coloured : goudkleurig
* gold-mine : goudmijn
* golden : goudblond
* golden : gouden
* golden : goudkleurig
* golden : gulden
* golden eagle : steenarend
* golden hamster : goudhamster
* golden yellow : goudgeel
* goldeneye : brilduiker
* goldenrod : guldenroede
* goldfinch : distelvink
* goldfinch : putter
* goldfish : goudvis
* goldsmith : goudsmid
* golf : golf
* golf : golfspel
* gonorrhea : gonorroe
* good : goed
* good : goede
* good : okee
* good : welzijn
* good afternoon : goede namiddag
* good afternoon : goedemiddag
* good afternoon : goeiemiddag
* good breeding : beschaafdheid
* good breeding : welgemanierdheid
* good cause : goede zaak
* good day : dag
* good day : goedendag
* good day : goeiendag
* good evening : goedenavond
* good evening : goeienavond
* good friday : goede vrijdag
* good health : op uw gezondheid
* good health : proost
* good health : prosit
* good health : santé
* good luck : veel geluk
* good luck : veel geluk!
* good morning : goedemorgen
* good morning : goeiemorgen
* good news : goed nieuws
* good night : goedenacht
* good night : goeienacht
* good night : terusten-familiar
* good night : welterusten
* good samaritan : barmhartige samaritaan
* good taste : goede smaak
* good taste : smaak
* good-bye : afscheid
* good-bye : vaarwel
* good-for-nothing : deugniet
* good-for-nothing : nietsnut
* good-for-nothing : nutteloos
* good-for-nothing : onbruikbaar
* good-for-nothing : rabauw
* good-for-nothing : rekel
* good-hearted : coulant
* good-hearted : goedaardig
* good-hearted : goedhartig
* good-hearted : goedig
* good-hearted : handelbaar
* good-hearted : toegevend
* good-looking : goeduitziend
* good-natured : aardig
* good-natured : lief
* good-natured : voorkomend
* good-natured : vriendelijk
* good-natured : zoet
* good-smelling : geurig
* good-smelling : welriekend
* goodbye : adieu
* goodbye : afscheid
* goodbye : dag
* goodbye : doei
* goodbye : tot weerziens
* goodbye : tot ziens
* goodbye : vaarwel
* goodbye- : afscheids-
* goodness : goedheid
* goods : colli
* goods : colli's
* goods : goederen
* goods : waar
* goods : waren
* google : googelen
* google : googlen or googelen
* goose : gans
* goose bumps : kippenvel
* goose is cooked : de rapen zijn gaar
* gooseberry : klapbes
* gooseberry : kruisbes
* gooseneck barnacle : eendenmossel
* gorge : bergkloof
* gorge : kloof
* gorgeous : schitterend
* gorilla : gorilla
* goshawk : havik
* gosling : ganzenjong
* gospel : evangelie
* gossamer : herfstdraden
* gossip : babbelen
* gossip : klets
* gossip : kletsen
* gossip : kletspraat
* gossip : kletspraatje
* gossip : kwaadspreken
* gossip : prietpraat
* gossip : roddel
* gossip : roddelaar
* gossip : roddelaarster
* gossip : roddelen
* gossip : zeveren
* goulash : goulash
* gourd : kalebas
* gourd : pompoen
* gout : jicht
* gout : podagra
* govern : aanvoeren
* govern : besturen
* govern : de scepter zwaaien
* govern : heersen
* govern : regeren
* governess : gouvernante
* governess : huisonderwijzeres
* government : gouvernement
* government : overheid
* government : regering
* government inspector : inspecteur
* government inspector : revisor
* governor : bestuurder
* governor : goeverneur
* governor : gouverneur
* gown : japon
* gown : jurk
* gown : toga
* gp : huisarts
* grab : aangrijpen
* grab : bemachtigen
* grab : grijpen
* grab : vastgrijpen
* grace : bevalligheid
* grace : genade
* grace : gratie
* grace : sierlijkheid
* grace note : gunst nota
* graceful : bevallig
* graceful : gracieus
* graceful : gracieus/sierlijk
* graceful : sierlijk
* gracefulness : bevalligheid
* gracefulness : gratie
* gracefulness : sierlijkheid
* grade : cijfer
* grade : graad
* grade : mate
* grade : rang
* grade : stand
* grade : status
* grade : trap
* gradual : geleidelijk
* gradual(ly) : geleidelijk
* gradually : geleidelijk
* gradually : langzamerhand
* gradually : zoetjes aan
* graduate : afgestudeerd
* graduate : afgestudeerde
* graduate : afstuderen
* graduate : een diploma behalen
* graduate : een diploma halen
* graduate : gediplomeerd
* graft : ent
* graft : enten
* grafter : enter
* grain : aderen
* grain : graan
* grain : koren
* grain : korrel
* grain : marmeren
* grain : pit
* grain : zaadkorrel
* grain of salt : korreltje zout
* grain of salt : zoutkorrel
* grain of sand : zandkorrel
* gram : gram
* grammar : grammatica
* grammar : spraakkunst
* grammar : spraakleer
* grammar school : basisschool
* grammar school : gymnasium
* grammar school : lagere school
* gramme : gram
* grammophone disc : grammofoonplaat
* grammophone disc : plaat
* grand : grandioos
* grand : groots
* grand : overweldigend
* grand : verheven
* grand-nephew : achterneef
* grand-niece : achternicht
* grandchild : kleinkind
* granddad : opa
* granddaughter : kleindochter
* grandfather : grootvader
* grandfather : opa
* grandiose : grandioos
* grandiose : groots
* grandiose : overweldigend
* grandiose : verheven
* grandmother : grootmoeder
* grandmother : oma
* grandparent : grootouder
* grandparents : grootouders
* grandson : kleinzoon
* granite : graniet
* granite : granieten
* granivore : granivoor
* granivore : zaadeter
* granny : besje
* granny : bomma
* granny : grootje
* granny : oma
* granny : opoe
* grant : studietoelage
* grant : toegeven
* grant : verlenen
* granule : korrel
* granule : pit
* granule : zaadkorrel
* grape : druif
* grape : druivelaar
* grape : druiven-
* grape : druivenkleurig
* grapefruit : grapefruit
* grapefruit : pompelmoes
* grapes : druiven
* grapevine : wijnstok
* grapevine : wingerd
* graph : graaf
* graph : grafiek
* graph theory : grafentheorie
* grapheme : grafeem
* graphic : aanschouwelijk
* graphic arts : grafiek
* graphic arts : grafische kunst
* graphical user interface : grafische gebruikersinterface
* graphics : grafiek
* graphics : grafische kunst
* grapple : beetkrijgen
* grapple : beetnemen
* grapple : beetpakken
* grapple : pakken
* grapple : vangen
* grapple : vastpakken
* grapple : vatten
* grasp : aangrijpen
* grasp : beetpakken
* grasp : begrijpen
* grasp : begrip
* grasp : bemachtigen
* grasp : greep
* grasp : grijpen
* grasp : grip
* grasp : inname
* grasp : slag
* grasp : vastgrijpen
* grasp : vastpakken
* grasp : vat
* grass : gras
* grass : wiet
* grass green : grasgroen
* grasshopper : sprinkhaan
* grate : afrastering
* grate : hek
* grate : knarsen
* grate : knersen
* grate : kraken
* grate : krassen
* grate : piepen
* grate : raspen
* grate : rooster
* grate : traliehek
* grateful : dankbaar
* grateful for : dankbaar voor
* grating : geknars
* grating : gekras
* gratis : gratis
* gratis : kostenloos
* gratis : om niet
* gratis : pro Deo
* gratis : ten geschenke
* gratitude : dank
* gratitude : dankbaarheid
* gratitude : dankzegging
* gratitude : erkentelijkheid
* grave : angstig
* grave : bang
* grave : bedenkelijk
* grave : graf
* grave : groeve
* grave : zorgbarend
* grave : zorgwekkend
* grave-mound : grafheuvel
* gravel : gravel
* gravel : grind
* gravel : gruis
* gravel : keisteen
* gravel : kiezel
* gravel : kiezelsteen
* gravel : steengruis
* gravel : vuursteen
* graveyard : begraafplaats
* graveyard : kerkhof
* gravitation : zwaartekracht
* gravity : zwaartekracht
* gravy : jus
* gravy : saus
* gravy : sop
* graze : afgrazen
* graze : grazen
* graze : weiden
* grease : invetten
* grease : smeren
* grease : vet
* grease pit : smeerkuil
* grease pit : smeerput
* greasy : dik
* greasy : vet
* greasy : vettig
* great : de grote
* great : excellent
* great : fantastisch
* great : fijn
* great : groot
* great : kostelijk
* great : tiptop
* great : tof
* great : uitmuntend
* great : voortreffelijk
* great antshrike : grote mierklauwier
* great northern diver : ijsduiker
* great spotted woodpecker : grote bonte specht
* great tit : koolmees
* great white shark : grote witte haai
* great-aunt : oudtante
* great-grandfather : overgrootvader
* great-grandmother : overgrootmoeder
* great-grandparent : overgrootouder
* great-uncle : oudoom
* greater celandine : schelkruid
* greater celandine : stinkende gouwe
* greater-than sign : groter-danteken
* greatgrand- : achterklein-
* greatgrand- : oer-
* greatgrandchild : achterachterkleinkind
* greatgrandchild : achterkleinkind
* greatgranddaughter : achterkleindochter
* greatgrandson : achterkleinzoon
* grebe : aalduiker
* grebe : fuut
* greediness : begeerte
* greediness : begerigheid
* greediness : graagte
* greedy : begerig
* greedy : belust
* greedy : gretig
* greedy : happig
* greedy : hebzuchtig
* greedy : verlekkerd
* green : groen
* green : groene
* green : groene jongen
* green : groenten
* green : groentje
* green : onervaren
* green thumb : iemand met groene vingers
* green woodpecker : groene specht
* green-backed firecrown : kolibrie
* greens : bladgroente
* greenweed : brem
* greet : begroeten
* greet : groeten
* greeting : begroeting
* greeting : groet
* greeting : saluut
* greeting : verwelkoming
* greeting : welkomstgroet
* grenade : granaat
* grep : greppen
* grep : zoeken
* grey : grauw
* grey : grauwe
* grey : grijs
* grey : grijze
* grey wolf : wolf
* greyhound : hazewind
* greyhound : hazewindhond
* greyhound : windhond
* greylag goose : grauwe gans
* grid : afrastering
* grid : coördinatienet
* grid : coördinatiestelsel
* grid : elektriciteitsnet
* grid : hek
* grid : hekje
* grid : kruis
* grid : net
* grid : netwerk
* grid : raster
* grid : rooster
* grid : traliehek
* grief : bedroefdheid
* grief : leed
* grief : mistroostigheid
* grief : smart
* grief : somberheid
* grief : verdriet
* grief : zorg
* grieve : bedroeven
* grieve : beproeven
* grieve : betreuren
* grieve : droevig stemmen
* grieve : ergeren
* grieve : grieven
* grieve : treuren
* grieve : verdriet doen
* grieve : verdrieten
* griffon vulture : vale gier
* grill : afrastering
* grill : hek
* grill : rooster
* grill : traliehek
* grim : grimmig
* grimace : gezichten trekken
* grimace : grijns
* grimace : grijnzen
* grimace : grimas
* grind : knarsen
* grind : kwellen
* grind : malen
* grind : piepen
* grind : vermalen
* grind out :
* grind out : afdraaien
* grind out : opdreunen
* grip : aangrijpen
* grip : bemachtigen
* grip : griep
* grip : grijpen
* grip : influenza
* grip : vastgrijpen
* gripped : belangstellend
* gripped : geboeid
* gripped : gefascineerd
* gripped : geïnteresseerd
* grisly : akelig
* grisly : eng
* grisly : griezelig
* grisly : ijzingwekkend
* grisly : naar
* grisly : onaangenaam
* grisly : verdrietelijk
* grisly : vervelend
* grit : gravel
* grit : grind
* grit : gruis
* grit : steengruis
* grizzly bear : grizzlybeer
* groan : kermen
* groan : kreunen
* groan : stenen
* groan : steunen
* groan : zuchten
* grocer : kruidenier
* groceries : boodschappen
* grocery : kruidenier
* groin : lies
* groom : groom
* groom : paardeknecht
* groom : piccolo
* groom : rijknecht
* groom : stalknecht
* grope : aftasten
* grope : betasten
* grope : bevoelen
* grope : tasten
* grope : voelen
* groschen : groschen
* gross domestic product : bruto nationaal product
* gross national product : bruto nationaal product
* grotesque : grillig
* grotesque : grotesk
* grotesque : potsierlijk
* grotto : grot
* ground : aarde
* ground : aarden
* ground : aarding
* ground : achtergrond
* ground : baseren
* ground : bodem
* ground : fond
* ground : gemalen
* ground : grond
* ground : huisarrest geven
* ground : maalde
* ground : maalden
* ground : met de aarde verbinden
* ground : neuter
* ground : ondergrond
* ground : terrein
* ground : vliegverbod opleggen
* ground : voedingsbodem
* ground floor : begane grond
* ground floor : bel-etage
* ground floor : eerste etage
* ground floor : eerste verdieping
* ground frost : nachtvorst
* ground ivy : hondsdraf
* ground level : begane grond
* ground wire : aarding
* ground wire : aardleiding
* ground zero : maalde nul
* ground-floor : benedenverdieping
* ground-floor : parterre
* ground-nut : aardnoot
* ground-nut : apenoot
* ground-nut : pinda
* grounding : aarding
* grounding : aardleiding
* groundless : ongegrond
* grounds : terrein
* group : drift
* group : groep
* group : groepering
* group : hoop
* group : kudde
* group : schare
* group : school
* group : set
* group : stel
* group : troep
* group : zwerm
* group member : groepslid
* grouser : brombeer
* grouser : kniesoor
* grouser : mopperaar
* grouser : mopperpot
* grow : aangroeien
* grow : aankweken
* grow : aanwassen
* grow : bebouwen
* grow : beschaven
* grow : gebeuren
* grow : gedijen
* grow : groeien
* grow : kweken
* grow : raken
* grow : stijgen
* grow : telen
* grow : toegaan
* grow : toenemen
* grow : verbouwen
* grow : voortgang hebben
* grow : wassen
* grow : worden
* grow more beautiful : mooier worden
* grow more beautiful : opknappen
* grow sour : verzuren
* grow sour : zuur worden
* grow stronger : aansterken
* grow stronger : op verhaal komen
* growing : groeiend
* growl : kankeren
* growl : mopperen
* growl : morren
* growl : sputteren
* grown over : begroeid
* grown-up : meerderjarig
* grown-up : mondig
* grown-up : volwassen
* grown-up : volwassene
* growth : aangroei
* growth : aanwas
* growth : gestalte
* growth : groei
* growth : ontwikkeling
* growth : plantengroei
* growth : toename
* growth : was
* growth : wasdom
* grub : delven
* grub : graven
* grub : larve
* grub : opduikelen
* grub : opgraven
* grub : rooien
* grub : spitten
* grub : uitgraven
* grub : winnen
* grub : woelen
* grudge : haatdragendheid
* grudge : rancune
* grudge : wraakgierigheid
* grudge : wraakzucht
* grudge : wrok
* gruel : brij
* gruel : moes
* gruel : pap
* gruesome : afgrijselijk
* gruesome : afschuwelijk
* gruesome : eng
* gruesome : griezelig
* gruesome : huiveringwekkend
* gruesome : ijselijk
* gruesome : ijzingwekkend
* gruesome : luguber
* gruesome : schrikaanjagend
* gruesome : verfoeilijk
* gruesome : verschrikkelijk
* gruesome : vervaarlijk
* gruesome : vreselijk
* gruff : bars
* gruff : honds
* gruff : nors
* gruff : nurks
* gruff : onaardig
* gruff : onvriendelijk
* gruff : stuurs
* gruff : zuur
* grumble : kankeren
* grumble : mopperen
* grumble : morren
* grumble : sputteren
* grumbler : brombeer
* grumbler : kniesoor
* grumbler : mopperaar
* grumbler : mopperpot
* grumpy : korzelig
* grumpy : kribbig
* guanaco : guanaco
* guano : guano
* guarantee : [garanderen
* guarantee : aval
* guarantee : borg staan voor
* guarantee : garanderen
* guarantee : garantie
* guarantee : sponsoren
* guarantee : waarborg
* guarantee : waarborgen
* guarantee : waarborging
* guarantee : wisselborgtocht
* guarantee of a bill : aval
* guarantee of a bill : wisselborgtocht
* guard : behoeden
* guard : bewaarder
* guard : bewaken
* guard : bewaker
* guard : bewaking
* guard : bewaren
* guard : bewaren voor
* guard : cipier
* guard : conducteur
* guard : conductor
* guard : de wacht hebben
* guard : garde
* guard : hoede
* guard : hoeden
* guard : hoeder
* guard : lijfwacht
* guard : wacht
* guard : wachter
* guard : waken over
* guardian : voogd
* guardian angel : beschermengel
* guardian angel : genius
* guardian angel : schutsengel
* guava : guave
* guelder rose : sneeuwbal
* guenon : meerkat
* guess : aannemen
* guess : denk
* guess : doorzien
* guess : gissen
* guess : gissing
* guess : gok
* guess : menen
* guess : raden
* guess : stellen
* guess : vermoeden
* guess : veronderstellen
* guess : veronderstelling
* guesswork : gissing
* guest : gast
* guest : introducé
* guest : logé
* guest house : pension
* guide : besturen
* guide : brengen
* guide : de weg wijzen
* guide : dirigeren
* guide : geleiden
* guide : gids
* guide : gidsboek
* guide : leiden
* guide : leiding
* guide : mennen
* guide : reisgids
* guide : richten
* guide : rondleiden
* guide : vademecum
* guide : voeren
* guidebook : gids
* guidebook : gidsboek
* guidebook : leidraad
* guidebook : reisgids
* guidebook : richtsnoer
* guidebook : vademecum
* guideline : richtlijn
* guild : gilde
* guilder : gulden
* guile : arglist
* guile : boosaardigheid
* guileless : argeloos
* guilt : schuld
* guiltless : onbedorven
* guiltless : onnozel
* guiltless : onschuldig
* guiltless : schuldeloos
* guilty : schuldig
* guinea fowl : parelhoen
* guinea fowl : poelepetaat
* guinea pig : cavia
* guinea pig : guinees biggetje
* guinea pig : proefkonijn
* guinea-pig : Guinees biggetje
* guinea-pig : cavia
* guitar : gitaar
* gulden : gulden
* gules : rood
* gulf : afgrond
* gulf : bocht
* gulf : boezem
* gulf : golf
* gulf : inham
* gulf : zeeboezem
* gull : meeuw
* gullet : slokdarm
* gullible : lichtgelovig
* gullible : lichtgelovige
* gullible : naïef
* gullible : naïeve
* gully : bergkloof
* gulp down : opslokken
* gulp down : verzwelgen
* gum : gom
* gum : gummi
* gum : tandvlees
* gun : geweer
* gun : kanon
* gun : neerschieten
* gun : opdrijven
* gun : pistool
* gun : roer
* gun : schietwapen
* gun : vuurwapen
* gun-carriage : affuit
* gunner : artillerist
* gunpowder : buskruit
* gunpowder : kruit
* gunsight : richtmiddel
* gunsight : vizier
* gunsight : zoeker
* guqin : qin
* gurgle : gurgle : kabbelen
* gurgle : klateren
* gurgle : murmelen
* guru : goeroe
* gush : opspatten
* gush : stuiven
* gush : verspuiten
* gusto : animo
* gusto : bedrijvigheid
* gusto : drukte
* gusto : opgewektheid
* gusto : tierigheid
* gusto : vertier
* guts : ingewanden
* guts : lef
* gutter : goot
* guy : kerel
* guy : knul
* guy : persoon
* guy : snuiter
* guy : sujet
* guy : vent
* guy rope : tui
* gym : gymnastiekzaal
* gym : gymzaal
* gym : sportzaal
* gym : turnzaal
* gymnasium : gymzaal
* gymnasium : sportzaal
* gymnasium/gym : sportzaal/gymzaal
* gymnastics : gymnastiek
* gypsy : zigeuner
* gypsy : zigeunerin
* gyroscope : gyroscoop
* habit : aanwensel
* habit : gebruik
* habit : gewoonte
* habit : hebbelijkheid
* habit : usance
* habitat : biotoop
* habitat : leefgebied
* habitation : bewoning
* hack : hakken
* hack : houwen
* hack : kappen
* hack : knol
* hack : kraken
* hack : kuch
* hack : kuchen
* hacker : hacker
* hacker : hakker
* hackneyed : afgezaagd
* haddock : schelvis
* haemorhoids : aambeien
* haemorrhage : bloeding
* haemorrhoid : aambei
* haemorrhoids : aambeien
* hafnium : hafnium
* haggle : afdingen
* haggle : marchanderen
* haggle : pingelen
* hagiography : hagiografie
* hahnium : hahnium
* hail : hagel
* hail : hagelen
* hail from : afkomstig zijn van
* hail from : stammen uit
* hail from : stammen van
* hailstone : hagelkorrel
* hailstone : hagelsteen
* hair : haar
* hair : haren
* hair of the head : haar
* hair of the head : haardos
* hair of the head : hoofdhaar
* hair ribbon : haarband
* hair-do : knipbeurt
* hair-splitter : haarklover
* hair-splitter : muggezifter
* hair-splitter : pietlut
* hair-splitter : vitter
* hair-splitter : woordenzifter
* hair-splitting : gevit
* hair-splitting : haarkloverij
* hair-splitting : muggezifterij
* hair-splitting : vitterij
* haircut : kapsel
* hairdresser : kapper
* hairdresser : kapster
* hairnet : haarnetje
* hairpiece : pruik
* hairs : haar
* hairs : haren
* hairy : behaard
* hairy : harig
* hairy : ruig
* hairy : ruigharig
* hajj : hadj
* halal : halal
* halberd : hellebaard
* halcyon : ijsvogel
* half : half
* half : helft
* half brother : halfbroeder
* half brother : halfbroer
* half past : half twee
* half sister : halfzus
* half sister : halfzuster
* half- : half-
* half-brother : halfbroer
* half-brother : stiefbroer
* half-life : halfwaardetijd
* half-life : halveringstijd
* half-sister : halfzuster
* half-tone : cliché
* half-tone : negatief
* half-yearly : halfjaarlijks
* halibut : heilbot
* haliotis : haliotis
* hall : hal
* halo :
* halo : aureool
* halo : difussiehalo
* halo : heiligenkrans
* halo : kring
* halo : nimbus
* halo : stralenkrans
* halogen : halogeen
* halt : aanhouden
* halt : afslaan
* halt : blijven staan
* halt : halthouden
* halt : keren
* halt : stilhouden
* halt : stilleggen
* halt : stilstaan
* halt : stilzetten
* halt : stoppen
* halt : stuiten
* halva : halva
* halve : halveren
* halyard : hijskraan
* ham : ham
* ham : hesp
* hamburger : hamburger
* hamburger meat : gehakt
* hamlet : buurtschap
* hamlet : gehucht
* hamlet : vlek
* hammer : hamer
* hammer : hameren
* hammer : inhameren
* hammer-head shark : hamerhaai
* hammering : gehamer
* hammock : hangmat
* hamper : belemmeren
* hamper : bemoeilijken
* hamper : blokkeren
* hamper : mand
* hamper : obstructie voeren
* hamper : opstoppen
* hamper : struikelblok?
* hamper : verstoppen
* hamper : wasmand
* hamster : hamster
* hand : aangeven
* hand : aanreiken
* hand : afdragen
* hand : arbeider
* hand : begeleiden
* hand : geleiden
* hand : greep
* hand : hand
* hand : handgreep
* hand : handvol
* hand : helpen
* hand : kant
* hand : leiden
* hand : matroos
* hand : overbrengen
* hand : overgeven
* hand : overhandigen
* hand : ter hand stellen
* hand : toereiken
* hand : werker
* hand : werkkracht
* hand : werkman
* hand : werkmier
* hand : wijzer
* hand : zijde
* hand over : aangeven
* hand over : aanreiken
* hand over : afdragen
* hand over : overbrengen
* hand over : overgeven
* hand over : overhandigen
* hand over : ter hand stellen
* hand over : toereiken
* hand-bag : handtas
* hand-bag : handtasje
* hand-bag : reticule
* hand-bag : tas
* hand-bag : tasje
* hand-me-down : afdankertje
* handball : handbal
* handball : hands
* handball : handsbal
* handbook : gids
* handbook : gidsboek
* handbook : handboek
* handbook : reisgids
* handbook : vademecum
* handcuff : boeien
* handcuff : handboeien omdoen
* handcuff : in de boeien slaan
* handcuffs : handboeien
* hander : overhandiger
* handful : handjevol
* handful : handvol
* handful : kleine hoeveelheid
* handi-craftsman : ambachtsman
* handicap : belemmering
* handicap : hindernis
* handicap : hinderpaal
* handicraft : ambacht
* handicraft : beroep
* handicraft : handwerk
* handicraft : vak
* handiwork : handwerk
* handkerchief : zakdoek
* handle : aanpakken
* handle : aanraken
* handle : bedienen
* handle : behandelen
* handle : bevoelen
* handle : gevest
* handle : hals
* handle : handgreep
* handle : handvat
* handle : hanteren
* handle : heft
* handle : hengsel
* handle : klink
* handle : knop
* handle : kruk
* handle : manipuleren
* handle : omgaan
* handle : omgaan met
* handle : onder handen nemen
* handle : onderhandelen
* handle : oor
* handle : peuteren
* handle : pulken
* handle : steel
* handle : vingeren
* handle : zich bezighouden met
* handleable : handelbaar
* handlebars : roer
* handlebars : stuur
* handmade : handgemaakt
* handmade : met de hand gemaakt
* handmaid : dienstmaagd
* handpicked : handgekozen
* handsaw : handzaag
* handshake : hand
* handshake : handdruk
* handsome : fijn
* handsome : fraai
* handsome : knap
* handsome : mooi
* handsome : net
* handsome : schoon
* handy : binnen handbereik
* handy : doelmatig
* handy : gemakkelijk
* handy : gepast
* handy : geschikt
* handy : handig
* handy : passend
* handyman : manusje-van-alles
* hang : hangen
* hang : ophangen
* hang : opknopen
* hang down : afhangen
* hang onto : bijhouden
* hang onto : houden
* hang onto : vasthouden
* hang-glider : hang-glider
* hanging : behang
* hanging : hangend
* hanging : hangende
* hanging : verhangen
* hanging : verhanging
* hanging lamp : hanglamp
* hangman : beul
* hangover : kater
* happen : aan de hand zijn
* happen : gebeuren
* happen : geschieden
* happen : toegaan
* happen : voorkomen
* happen : voortgang hebben
* happen : voorvallen
* happen : worden
* happiness : geluk
* happy : bedreven
* happy : blij
* happy : gelukkig
* happy : handig
* happy : kundig
* happy : opgewekt
* happy : tevreden
* happy : verblijd
* happy : verheugd
* happy : zegenrijk
* happy easter : zalig pasen
* happy new year : gelukkig nieuwjaar
* harass : bestoken
* harass : lastigvallen
* harassment : intimidatie
* harbor : haven
* harbour : haven
* hard : hard
* hard : harde
* hard : inspannend
* hard : kalkrijk
* hard : kalkrijke
* hard : lastig
* hard : moeilijk
* hard : moeilijke
* hard : onweerlegbaar
* hard : onweerlegbare
* hard : onzacht
* hard : slim
* hard : straf
* hard : straffe
* hard : stug
* hard : zwaar
* hard : zware
* hard labour : dwangarbeid
* hard-boiled : hardgekookt
* hard-worked : afgezaagd
* harden : harden
* harden : stalen
* harden : temperen
* hardly : amper
* hardly : kwalijk
* hardly : lastig
* hardly : moeilijk
* hardly : nauwelijks
* hardly : ternauwernood
* hardly : zwaar
* hardness : hardheid
* hardness : stugheid
* hardship : ontbering
* hardworking : arbeidzaam
* hardworking : ijverig
* hardworking : naarstig
* hardworking : nijver
* hardworking : vlijtig
* hardworking : werkzaam
* hardy : aanbeeldbeitel
* hare : haas
* harelip : hazelip
* harem : harem
* harem : vrouwenverblijf
* haricot : boon
* haricot : prinsesseboon
* haricot : snijboon
* haricot : sperzieboon
* harm : afbreuk
* harm : benadelen
* harm : beschadigen
* harm : deren
* harm : duperen
* harm : kwaad
* harm : kwaad doen
* harm : kwetsen
* harm : kwetsuur
* harm : letsel
* harm : letsel toebrengen
* harm : nadeel
* harm : schade
* harm : schaden
* harmful : nadelig
* harmful : schadelijk
* harmless : onschadelijk
* harmonic : harmonisch
* harmonica : accordeon
* harmonica : harmonica
* harmonious : eendrachtig
* harmonious : harmonieus
* harmonious : harmonisch
* harmonize : bijeenpassen
* harmonize : harmoniëren
* harmonize : samenklinken
* harmony : eendracht
* harmony : harmonie
* harmony : samenklank
* harness : bespannen
* harness : gareel
* harness : inspannen
* harness : optuigen
* harness : span
* harness : spannen
* harness : tuig
* harness : tuigen
* harness : voorspannen
* harp : harp
* harpoon : harpoen
* harpoon : harpoeneren
* harpsichord : klavecimbel
* harpy : Zuidamerikaanse arend
* harpy : harpij
* harrier : kiekendief
* harrow : eg
* harrow : egge
* harrow : eggen
* harry : afstropen
* harry : uitschudden
* harsh : bars
* harsh : beestachtig
* harsh : bruut
* harsh : dierlijk
* harsh : doordringend
* harsh : grof
* harsh : hardhandig
* harsh : honds
* harsh : lomp
* harsh : nors
* harsh : nurks
* harsh : onaardig
* harsh : onkies
* harsh : onvriendelijk
* harsh : ruw
* harsh : schel
* harsh : scherp
* harsh : stuurs
* harsh : wrang
* harsh : zuur
* harshness : hardheid
* harshness : hardvochtigheid
* hart : hert
* hart : hertenbok
* harvest : oogst
* harvest : oogsten
* harvest : opbrengst
* hash : hekje
* hash : kruis
* hashish : hasj
* hashish : hasjiesj
* haste : haast
* haste : haastigheid
* haste : ijl
* hastily : gehaast
* hastily : haastig
* hastily : inderhaast
* hasty : haastig
* hat : hoed
* hatch : arceren
* hatch : schaduwen
* hatch out : uitbroeden
* hate : haat
* hate : haten
* hated : gehaat
* hatred : haat
* haul : trekken
* haunt : kwellen
* haunt : spoken
* haunt : vervolgen
* have : erop nahouden
* have : genieten
* have : hebben
* have : krijgen
* have : ontvangen
* have : toucheren
* have a bath : baden
* have a bath : een bad nemen
* have a fever : koorts hebben
* have a good time : zich amuseren
* have a good time : zich vermaken
* have a good time : zich vermeien
* have a nice day : een prettige dag verder
* have a tendency : neigen
* have an accident : een ongeluk krijgen
* have an erection : een erectie krijgen
* have an interest in : belang hebben bij
* have at one's disposal : beschikken over
* have at one's disposal : disponeren
* have bad luck : pech hebben
* have bad luck : wanboffen
* have compassion on : beklagen
* have compassion on : medelijden hebben
* have compassion on : medelijden hebben met
* have confidence in : toevertrouwen
* have confidence in : vertrouwen
* have confidence in : vertrouwen hebben in
* have diarrhoea : diarree hebben
* have effect : effect sorteren
* have effect : uitwerken
* have effect : uitwerking hebben
* have effect : werken
* have enough : genoeg hebben
* have enough : vol zitten
* have eyes bigger than one's belly : ogen groter dan je maag hebben
* have faith : fiducie hebben in
* have faith : vertrouwen
* have faith : vertrouwen stellen in
* have faith in : fiducie hebben in
* have faith in : vertrouwen
* have faith in : vertrouwen op
* have faith in : vertrouwen stellen in
* have good luck : boffen
* have good luck : geluk hebben
* have good luck : het treffen
* have good luck : zwijnen
* have got : erop nahouden
* have got : hebben
* have got hold of : beethebben
* have sex : copuleren
* have sex : naaien
* have sex : neuken
* have sex : vozen
* have sex : wippen
* have sexual intercourse : gemeenschap hebben
* have sexual intercourse : paren
* have the right to : het recht hebben
* have the right to : mogen
* have to : behoren
* have to : dienen
* have to : horen
* have to : moeten
* have to : zullen
* haven : haven
* haven : toevluchtsoord
* haven : vrijhaven
* hawk : havik
* hawk's-beard : streepzaad
* hawkweed : havikskruid
* hawthorn : meidoorn
* hawthorn : meidoren
* hay : hooi
* hay : hooien
* hay fever : hooikoorts
* haystack : hooiberg
* haystack : hooimijt
* haystack : opper
* hazard : gewaagdheid
* hazard : kans lopen
* hazard : op het spel zetten
* hazard : risico
* hazard : risico lopen
* hazard : riskeren
* hazard : toeval
* hazard : toevalligheid
* hazard : waag
* hazard : waagstuk
* hazard : wagen
* hazardous : bedenkelijk
* hazardous : gewaagd
* hazardous : riskant
* hazardous : waaghalzerig
* haze : bedillen
* haze : haarkloven
* haze : het lastig maken
* haze : muggeziften
* haze : vitten
* hazel : hazelaar
* hazel : hazelnoot
* hazel-tree : hazelaar
* hazelnut : hazelnoot
* he : 'ie
* he : 'm
* he : hem
* he : hij
* he-goat : bok
* he-goat : geitebok
* head : aanvoeren
* head : baas
* head : bazin
* head : beeldenaar
* head : chef
* head : cheffin
* head : de weg wijzen
* head : een richting op gaan
* head : ergens naar toe gaan
* head : geleiden
* head : hoofd
* head : kop
* head : krop
* head : leiden
* head : leider
* head : leidster
* head : rondleiden
* head for : aansturen op
* head of a department : afdelingschef
* head of a school : hoofd der school
* head of a school : hoofdonderwijzer
* head of a school : schoolhoofd
* head of cattle : beest
* head of cattle : bruut
* head of cattle : stuk vee
* head of department : afdelingschef
* head of state : staatshoofd
* head to toe : van top tot teen
* head up : aanvoeren
* head up : besturen
* head up : regeren
* headache : hoofdpijn
* headache : koppijn
* header : hoofd
* header : rubriek
* heading : graad
* heading : kop
* heading : onderschrift
* heading : titel
* headlamp : koplamp
* headlight : koplamp
* headlight : lichtbak
* headlight : reflector
* headline : (kranten)kop
* headmaster : hoofd der school
* headmaster : hoofdonderwijzer
* headmaster : schoolhoofd
* headquarters : hoofdkwartier
* headscarf : hoofddoek
* heal : beter maken
* heal : genezen
* heal : genezen (van wond)
* heal : helen
* health : gezondheid
* health : welzijn
* health resort : kuuroord
* healthy : fit
* healthy : gezond
* healthy : gezonde
* healthy : valide
* heap : accumuleren
* heap : boel
* heap : drift
* heap : drom
* heap : groep
* heap : hooiopper
* heap : hoop
* heap : kudde
* heap : massa
* heap : menigte
* heap : opeenhopen
* heap : opeenstapelen
* heap : ophopen
* heap : opper
* heap : opstapelen
* heap : schare
* heap : schelf
* heap : school
* heap : set
* heap : stapel
* heap : stapelen
* heap : stel
* heap : tas
* heap : tassen
* heap : troep
* heap : zwerm
* hear : horen
* hear : vernemen
* hear : verstaan
* hearing : gehoor
* hearing aid : gehoorapparaat
* hearsay : befaamdheid
* hearsay : faam
* hearsay : gerucht
* hearsay : mare
* hearsay : reputatie
* hearsay : roem
* hearsay : roep
* hearse : lijkwagen
* heart : hart
* heart : harten
* heart- : hart-
* heartburn : brandend maagzuur
* heartburn : maagbrand
* heartburn : maagzuur
* heartburn : zuur
* hearth : haard
* hearth : haardstede
* hearth : open haard
* hearth : schoorsteen
* hearth : schouw
* hearth : stookplaats
* hearth : vuurhaard
* hearts : harten
* hearty : hartelijk
* hearty : innig
* heat : bronst
* heat : drift
* heat : geslachtsdrift
* heat : gloed
* heat : heet worden
* heat : hitte
* heat : opwarmen
* heat : opwinden
* heat : smoorhitte
* heat : stoken
* heat : verhitten
* heat : verwarmen
* heat : vuur
* heat : warmte
* heat wave : hittegolf
* heater : kachel
* heater : verwarming
* heath : dophei
* heath : dopheide
* heath : heide
* heath : heideveld
* heathen : heiden
* heather : heide
* heather : struikheide
* heating : verwarmend
* heating : verwarming
* heaven : de hemel
* heaven : hemel
* heaven : lucht
* heaven : paradijs
* heavenly : hemel-
* heavenly : hemels
* heavenly body : hemellichaam
* heavenly body : ster
* heavy : drukkend
* heavy : zwaar
* heavy : zware
* heavy water : zwaar water
* hectare : hectare
* hectic : erg druk
* hectic : hectisch
* hectolitre : hectoliter
* hectolitre : mud
* hectometre : hectometer
* hectosecond : hectoseconde
* hedge : haag
* hedge : heg
* hedge : steg
* hedge clippers : heggeschaar
* hedge shears : heggeschaar
* hedge-sparrow : bastaardnachtegaal
* hedgehog : egel
* hedgehog : stekelvarken
* hedonism : epicurisme
* hedonism : genotzucht
* hedonism : hedonisme
* hedonist : epicurist
* hedonist : hedonist
* hedonist : levensgenieter
* heel : hak
* heel : hiel
* heel : op de hielen zitten
* hegemony : hegemonie
* heifer : vaars
* height : hoogte
* height : lengte
* height : stand
* height of the barometer : barometerstand
* heighten : aandikken
* heighten : verergeren
* heir : erfgenaam
* heir : legataris
* heiress : erfgename
* helicopter : helikopter
* helium : helium
* helix : propeller
* helix : schroef
* helix : schroefdraad
* helix : vliegtuigschroef
* hell : hel
* hellebore : nieskruid
* hellish : hels
* hello : ben je daar nog?
* hello : dag
* hello : gegroet
* hello : goedendag
* hello : hallo
* hello : hallo!
* hello : hoi
* hello : ja
* hello? : hallo?
* helm : roer
* helm : stuur
* helmet : helm
* help : assistentie
* help : assisteren
* help : baten
* help : bijstaan
* help : bijstand
* help : help!
* help : helpen
* help : heul
* help : hulp
* help : hulp!
* help : hulpbetoon
* help : ter zijde staan
* help : toedoen
* help : toeverlaat
* help down : afhelpen
* help off : afhelpen
* helper : assistent
* helper : famulus
* helper : helper
* helper : hulp
* helpful : behulpzaam
* helpful : hulpvaardig
* helpfulness : behulpzaamheid
* helpfulness : hulpvaardigheid
* helpless : hulpeloos
* helpless : waar niet aan te doen valt
* hemi- : half-
* hemisphere : halfrond
* hemisphere : hemisfeer
* hemlock : dolle kervel
* hemorrhage : bloeding
* hemorrhoid : aambei
* hemp : hennep
* hemp-nettle : hennepnetel
* hen : hen
* hen : kip
* hen : kippevlees
* hen : leghen
* hen : legkip
* hen : wijfje
* hen's egg : kippeëi
* hence : aldaar
* hence : bijgevolg
* hence : daarheen
* hence : dus
* hence : er vandoor
* hence : hiervandaan
* hence : van hier
* henceforth : voortaan
* henna : henna
* hepatica : leverbloempje
* hepatitis : hepatitis
* hepatitis a : hepatitis a
* her : 'r
* her : aan 'r
* her : aan d'r
* her : aan haar
* her : d'r
* her : haar
* her : hun
* her : naar d'r
* her : naar haar
* her : ze
* her : zij
* her : zijn
* herald : heraut
* herald : uitbazuinen
* herald : voorbode
* heraldry : heraldiek
* heraldry : wapenkunde
* herb : kruid
* herbivore : herbivoor
* herbivore : planteneter
* herd : drift
* herd : groep
* herd : hoop
* herd : kudde
* herd : roedel
* herd : schare
* herd : school
* herd : set
* herd : stel
* herd : troep
* herd : zwerm
* here : hier
* here : hierheen
* here and there : hier en daar
* here are : alsjeblieft
* here are : alstublieft
* here are : hier
* here are : hierzo
* here are : kijk
* here are : ziedaar
* here are : ziezo
* here is : alsjeblieft
* here is : alstublieft
* here is : hier
* here is : hierzo
* here is : kijk
* here is : ziedaar
* here is : ziezo
* hereafter : hiernamaals
* hereditary : erfelijk
* hereditary : overerfelijk
* heredity : erfelijkheid
* heredity : overerfelijkheid
* heresy : ketterij
* heretic : ketter
* heretic : ketters
* heretical : ketters
* herewith : hierbij
* heritage : erfenis
* heritage : erfgoed
* hermaphrodite : hermafrodiet
* hermaphrodite : hermafrodiete
* hermit : heremiet
* hermit : kluizenaar
* hermit crab : heremietkreeft
* hernia : hernia
* hero : held
* hero : heldin
* hero : heros
* hero : hoofdrolspeler
* heroic : heldhaftig
* heroic : heroïsch
* heroin : heroïne
* heroine : heldin
* heroism : heldenmoed
* heroism : heldhaftigheid
* heron : reiger
* herpes : herpes
* herring : haring
* herring : zeebanket
* hers : de hare
* hers : het hare
* herself : vanzelf
* herself : zelf
* herself : zelve
* hesitant : aarzelend
* hesitate : aarzelen
* hesitate : dubben
* hesitate : schoorvoeten
* hesitate : schromen
* hesitate : waggelen
* hesitate : wankelen
* hesitate : weifelen
* hesitate : wiebelen
* hesitate : zwichten
* hesitation : aarzeling
* hesitation : geweifel
* hesitation : hapering
* hesitation : schroom
* hesitation : weifeling
* heuristic : heuristiek
* heuristic : heuristisch
* heuristic : heuristische
* hexadecimal : heksadecimale talstelsel
* hexadecimal : hexadecimaal
* hexadecimal : hexadecimale
* hexadecimal : zestientallig
* hexagon : zeshoek
* hey : ey
* hey : hallo
* hey : hee
* hey : hee daar
* hey : hey
* hey : ho
* hey : hola
* hey : zeg
* hey there : hela
* hi : hallo
* hi : hoi
* hiatus : hiaat
* hibiscus : hibiscus
* hiccup : hik
* hiccup : hikken
* hiccup : snik
* hiccups : hik
* hidden : clandestien
* hidden : verborgen
* hidden : verdekt
* hidden : verkapt
* hidden : verscholen
* hidden : verstopt
* hidden agenda : geheime agenda
* hidden agenda : verborgen agenda
* hidden) : verbergen
* hide (hid : verbergen
* hide : dierevel
* hide : huid
* hide : leer
* hide : onderduiken
* hide : ontveinzen
* hide : pels
* hide : vacht
* hide : vel
* hide : verbergen
* hide : verhelen
* hide : verschuilen
* hide : verstoppen
* hide : wegstoppen
* hide : zich schuilhouden
* hide : zich verbergen
* hide : zich verstoppen
* hide : zich wegstoppen
* hide and seek : verstoppertje
* hide oneself : onderduiken
* hide oneself : zich schuilhouden
* hide oneself : zich verbergen
* hide-and-seek : verstoppertje
* hideous : afgrijselijk
* hideous : afschuwelijk
* hideous : ijselijk
* hideous : verfoeilijk
* high : high
* high : hoog
* high : verheven
* high priest : hogepriester
* high school : gymnasium
* high society : de hogere standen
* high tide : hoog water
* high tide : hoogtij
* high tide : vloed
* high-flown : buitenissig
* high-flown : buitensporig
* high-flown : extravagant
* high-handedness : aanmatiging
* high-handedness : onbescheidenheid
* highlight : hoogtepunt
* highway : autosnelweg
* highway : autostrade
* highway : eenbaansweg
* highway : grote weg
* highway : heerbaan
* highway : hoofdstraat
* highway : hoofdweg
* highway : rijweg
* highway : straatweg
* highway : verkeersweg
* hijack : hijacken
* hijack : kapen
* hill : aanaarden
* hill : heuvel
* hill up : aanaarden
* hillside : glooiing
* hillside : helling
* hillside : heuvelhelling
* hillside : schuinte
* him : 'ie
* him : 'm
* him : aan 'm
* him : aan hem
* him : hem
* him : hij
* him : naar 'm
* him : naar hem
* himself : vanzelf
* himself : zelf
* himself : zelve
* hind : achterste
* hind : hinde
* hind : later
* hind : volgend
* hind axle : achteras
* hind part : achtereind
* hind wheel : achterwiel
* hinder : belemmeren
* hinder : beletten
* hinder : bemoeilijken
* hinder : doorkruisen
* hinder : hinderen
* hinder : obstructie voeren
* hinder : opstoppen
* hinder : storen
* hinder : stremmen
* hinder : verhinderen
* hinder : verstoppen
* hinder : verstoren
* hindmost : achterste
* hindmost : later
* hindmost : volgend
* hindrance : belemmering
* hindrance : belet
* hindrance : beletsel
* hindrance : stoornis
* hindrance : storing
* hindrance : verhindering
* hinge : scharnier
* hinny : muilezel
* hint : tip
* hint : zinspelen
* hinterland : achterland
* hip : heup
* hip-hop : hip-hop
* hippo : nijlpaard
* hippopotamus : nijlpaard
* hire : aannemen
* hire : aanwerven
* hire : afhuren
* hire : charteren
* hire : huren
* hire : huur
* hire : in dienst nemen
* hire : tewerkstellen
* hired house : huurhuis
* hired out : verhuurd
* hirsute : behaard
* his : aan hem
* his : de zijne
* his : haar
* his : het zijne
* his : hun
* his : zijn
* hiss : fluiten
* hiss : sissen
* historian : chroniqueur
* historian : kroniekschrijver
* historic : historisch
* historical : geschiedkundig
* historical : historisch
* history : geschiedenis
* history : historie
* history : verhaal
* hit : bestseller
* hit : furore
* hit : halen
* hit : hit
* hit : houwen
* hit : inslaan
* hit : kaskraker
* hit : klappen
* hit : kloppen
* hit : opvallen
* hit : raken
* hit : slaan
* hit : slag
* hit : stoot
* hit : teisteren
* hit : treffen
* hit the nail on the head : de spijker op de kop slaan
* hitch on : aanhaken
* hitch on : enteren
* hitch on : haken
* hitch on : vasthaken
* hitchhike : autostop doen
* hitchhike : liften
* hitchhiker : lifter
* hitchhiker : liftster
* hither : alhier
* hither : hier
* hither : hierheen
* hitherto : tot hiertoe
* hitman : huurdoder
* hitman : huurmoordenaar
* hoar : berijpt
* hoar : met rijp bedekt
* hoarding : reclamebord
* hoarse : hees
* hoarse : rauw
* hoarse : schor
* hoax : bedotten
* hoax : beduvelen
* hoax : beetnemen
* hoax : om de tuin leiden
* hobbit : hobbit
* hobby : hobby
* hobby : liefhebberij
* hobby : vrijetijdsbesteding
* hock : Rijnwijn
* hockey : hockey
* hod : mortelbak
* hoe : schoffel
* hoe : schoffelen
* hog : varken
* hog : zwijn
* hogweed : bereklauw
* hoist : hijsen
* hoist : ophijsen
* hoist up : hijsen
* hoist up : ophijsen
* hold : aanhouden
* hold : bijhouden
* hold : houden
* hold : ruim
* hold : scheepsruim
* hold : vasthouden
* hold a post-mortem : nakaarten
* hold against : aanrekenen
* hold against : toedichten
* hold against : toerekenen
* hold against : toeschrijven
* hold against : wijten
* hold back : achterhouden
* hold back : detineren
* hold back : ophouden
* hold back : reserveren
* hold back : terughouden
* hold back : weerhouden
* hold responsible : aansprakelijk stellen
* hold responsible : verantwoordelijk stellen
* holder : foedraal
* holder : houder
* holder : schede
* hole : gat
* hole : gracht
* hole : greppel
* hole : groef
* hole : groeve
* hole : holte
* hole : kuil
* hole : oog
* hole : opening
* hole : put
* hole : sloot
* holiday : rustdag
* holiday : snipperdag
* holiday : vakantiedag
* holiday : vrije dag
* holiday home : vakantieappartement
* holiness : heiligheid
* holland : holland
* holland : nederland
* hollow : diepliggend
* hollow : hol
* hollow : ingevallen
* hollow-eyed : hologig
* holly : hulst
* holmium : holmium
* holocaust : totale vernietiging
* holy : geheiligd
* holy : gewijd
* holy : heilig
* holy : sacraal
* holy grail : heilige graal
* holy object : heilig object
* holy roman empire : heilige roomse rijk
* homage : eed van trouw
* homage : eerbetoon
* homage : hommage
* homage : hulde
* homage : huldebetoon
* homage : huldeblijk
* home : huiswaarts
* home : naar huis
* home : tehuis
* home : thuis
* home office : ministerie van binnenlandse zaken
* home secretary : minister van binnenlandse zaken
* homeless : dakloos
* homeopathy : homeopathie
* homesickness : heimwee
* homework : huiswerk
* homicide (ae) : moord
* homicide (ar) : moord
* homonym : homoniem
* homophone : homofoon
* homosexual : flikker
* homosexual : homo
* homosexual : homofiel
* homosexual : homoseksueel
* homosexual : homosexueel
* homy : gezellig
* homy : huiselijk
* honest : degelijk
* honest : eerlijk
* honest : eerzaam
* honest : fatsoenlijk
* honest : net
* honesty : eerlijkheid
* honey : honing
* honey : schat
* honey : schatje
* honey bee : honingbij
* honeybee : honingbij
* honeycomb : honingraat
* honeymoon : huwelijksweken
* honeymoon : wittebroodsweken
* honeysuckle : kamperfoelie
* honor : eer
* honor : eerbewijs
* honor : eren
* honor : hulde
* honor : huldigen
* honor : vereren
* honorary : eervol
* honorary : ere-
* honorary : honorair
* honorary : vererend
* honorary : weledel
* honorary : weledelgeboren
* honorary : weledelgeleerd
* honorary doctorate : eredocaat
* honorary doctorate : eredoctoraat
* honour : eer
* honour : eerbewijs
* honour : eren
* honour : hulde
* honour : huldigen
* honour : vereren
* honourable : eervol
* hoo-ha : drukte
* hoo-ha : herrie
* hoo-ha : ophef
* hood : afzuigkap
* hood : apache
* hood : bedekken
* hood : bedekking
* hood : beschermingskap
* hood : buurt-
* hood : capuchon
* hood : deksel
* hood : huik
* hood : kaft
* hood : kap
* hood : kapotjas
* hood : mantelkap
* hood : motorkap
* hood : omslag
* hood : schuifdak
* hood : straatschuimer
* hood : wagenkap
* hood : wijk-
* hoodlum : gangster
* hoof : hoef
* hook : aan de haak slaan
* hook : agrafe
* hook : angel
* hook : boog
* hook : haak
* hook : haakje
* hook : haakvormig
* hook : haken
* hook : in elkaar haken
* hook : krom
* hook : ontmoeten
* hook : slot
* hook : spang
* hook : treffen
* hook : verslaven
* hook : vishaak
* hook on : aanhaken
* hook on : enteren
* hook on : haken
* hook on : vasthaken
* hooker : hoer
* hooker : lichtekooi
* hooker : prostituée
* hooker : publieke vrouw
* hooker : snol
* hooker : termeier
* hooks and eyes : haaksluiting
* hooligan : hooligan
* hooligan : vandaal
* hooliganism : vandalisme
* hoop : hoepel
* hoopoo : hop
* hoot after : najouwen
* hooter : claxon
* hooter : hoorn
* hooter : kuif
* hooter : toeter
* hop : hop : hinkelen
* hop : hop
* hop : huppelen
* hope : hoop
* hope : hopen
* hope : uitzicht
* hope : verwachting
* hope for : ambiëren
* hope for : dingen naar
* hope for : najagen
* hope for : nastreven
* hope for : streven naar
* hopefully : hoopvol
* hopefully : hopelijk
* hops : hops : hop
* horde : bende
* horde : horde
* horizon : gezichtseinder
* horizon : horizon
* horizon : kim
* horizontal : horizontaal
* horizontal : horizontale
* horizontal : platliggend
* horizontal : waterpas
* hormone : hormoon
* horn : claxon
* horn : hoorn
* horn : horen
* horn : toeter
* hornbeam : haagbeuk
* horned viper : horenslang
* hornet : hoornaar
* hornet : horzel
* hornet : schapenhorzel
* horny : geil
* horny : hoornig
* horologist : horologe
* horologist : horoloog
* horology : horologie
* horoscope : horoscoop
* horrible : afgrijselijk
* horrible : afschuwelijk
* horrible : afzichtelijk
* horrible : akelig
* horrible : angstaanjagend
* horrible : angstwekkend
* horrible : beangstigend
* horrible : foeilelijk
* horrible : gruwelijk
* horrible : huiveringwekkend
* horrible : ijselijk
* horrible : luguber
* horrible : naar
* horrible : onaangenaam
* horrible : schrikaanjagend
* horrible : verdrietelijk
* horrible : verfoeilijk
* horrible : verschrikkelijk
* horrible : vervaarlijk
* horrible : vervelend
* horrible : vreselijk
* horror : afgrijzen
* horror : afschrik
* horror : afschuw
* horror : gruwel
* horror : gruweldaad
* horror : verschrikking
* horror : walging
* horror : weerzin
* horror : zielsangst
* horse : bok
* horse : paard
* horse : paarde-
* horse : paarden-
* horse : ros
* horse- : paarde-
* horse- : paarden-
* horse-chestnut : kastanje
* horse-chestnut : paardekastanje
* horse-fly : brems
* horse-fly : daas
* horse-fly : paardehorzel
* horse-radish : mierik
* horse-radish : mierikswortel
* horseman : ruiter
* horsepower : paardekracht
* horsepower : paardenkracht
* horseradish : boerenradijs
* horseradish : mierik
* horseradish : mierikswortel
* horseshoe : hoefijzer
* horsewoman : amazone
* hospitable : gastvrij
* hospitable : herbergzaam
* hospital : gasthuis
* hospital : hospitaal
* hospital : ziekenhuis
* hospitality : gastvrijheid
* host : gastheer
* host : herbergier
* host : logementhouder
* host : waard
* hostage : garant
* hostage : gijzelaar
* hostel : herberg
* hostel : logement
* hostel : pension
* hostess : gastvrouw
* hostess : waardin
* hostile : vijandelijk
* hostile : vijandig
* hostile : vijandige
* hostilities : vijandelijkheden
* hostility : vijandigheid
* hot : gloeiend
* hot : heet
* hot : smoorheet
* hot : snikheet
* hot chocolate : warme choco
* hot season : hete seizoen
* hot-headed : heethoofdig
* hotchpotch : allegaartje
* hotel : hotel
* hothead : driftkikker
* hothead : heethoofd
* hound : jachthond
* hour : stonde
* hour : uur
* hour's : -urig
* hourglass : zandloper
* houri : hoeri
* houri : houri
* hours' : -urig
* house : huis
* house : pand
* house arrest : huisarrest
* house charge : bedieningsgeld
* house mouse : huismuis
* house music : house
* house of commons : lagerhuis
* house of correction : bagno
* house of correction : tuchthuis
* house of ill fame : bordeel
* house of ill fame : hoerenkast
* house of ill fame : huis van plezier
* house of lords : hogerhuis
* house of worship : bedehuis
* house of worship : kerk
* house of worship : kerkgebouw
* house to let : huurhuis
* house- : huis-
* house-owner : huiseigenaar
* housed : behuisd
* housed : gehuisvest
* housed : wonend
* housed : woonachtig
* housefly : vlieg
* housekeeper : huishoudster
* housewife : huisvrouw
* housewife : vrouw des huizes
* housing estate : woonwijk
* hovel : kavalje
* hovel : kot
* hovel : krot
* hovel : rothuis
* hover : zweven
* how : hoe
* how : op welke manier
* how : op welke wijze
* how : wat
* how are you : hoe gaat het?
* how are you : hoe gaat hoe is het?
* how are you? : hoe gaat het?
* how are you? : hoe maakt u het?
* how do you do? : hoe gaat het?
* how do you do? : hoe maakt u het?
* how far : hoever
* how long : hoelang
* how long : voor hoelang
* how long? : hoelang?
* how many : hoeveel
* how many : hoeveelste
* how much : hoeveel
* how old are you? : hoe oud ben je?
* how old are you? : hoe oud bent u?
* however : daarentegen
* however : echter
* however : eender hoe
* however : maar
* however : niettemin
* however : toch
* howl : brullen
* howl : bulderen
* howl : daveren
* howl : huilen
* howl : kreet
* howl : loeien
* hub : bus
* hub : naaf
* hub-cap : naafdop
* hub-cap : wieldop
* huddle : hokken
* huddle : samenleven
* hue : nuance
* hue : nuancering
* hue : schakering
* hue : tint
* hug : knuffelen
* hug : omarmen
* hug : omhelzen
* hug : omklemmen
* hug : omknellen
* hug : omspannen
* hug : omvademen
* hug : omvatten
* huge : enorm
* huge : geweldig
* huge : gigantisch
* huge : kolossaal
* huge : ontzaglijk
* huge : reusachtig
* huge : reusachtige
* hula hoop : hoelahoep
* hula hoop : hoepel
* hull : bodem
* hull : casco
* hull : romp
* hull : scheepsromp
* hum : brommen
* hum : gonzen
* hum : razen
* hum : snorren
* hum : suizelen
* hum : suizen
* hum : tuiten
* hum : zoemen
* human : mens
* human : menselijk
* human being : mens
* human race : mensdom
* human race : mensheid
* human rights : rechten van de mens
* humane : humaan
* humane : menselijk
* humanism : humanisme
* humanist : humanist
* humanity : humaniteit
* humanity : mensdom
* humanity : menselijkheid
* humanity : mensengeslacht
* humanity : mensheid
* humanity : menslievendheid
* humanoid : humanoïde
* humble : deemoedig
* humble : nederig
* humble : onderdanig
* humble oneself : zich vernederen
* humid : vochtig
* humid : vochtige
* humidity : vochtigheid
* humiliate : vernederen
* humiliating : beschamend
* humiliating : vernederend
* humiliation : vernedering
* humility : deemoed
* humility : nederigheid
* humility : ootmoed
* hummingbird : kolibrie
* humongous : enorm
* humongous : gigantisch
* humor : humor
* humour : gemoedsgesteldheid
* humour : humeur
* humour : humor
* humourous : humoristisch
* hump : bochel
* hump : bult
* humus : humus
* humus : teelaarde
* hunch-backed : gebocheld
* hunchback : bultenaar
* hunchback : gebochelde
* hundred : honderd
* hundred thousand : honderdduizend
* hundreds and thousands : hagelslag
* hundreds and thousands : spikkels
* hunger : honger
* hunger : honger hebben
* hunger : hongeren
* hungry : hongerig
* hunk : bink
* hunt : bejagen
* hunt : jacht
* hunt : jacht maken op
* hunt : jagen
* hunt after : najagen
* hunt after : nastreven
* hunt for : najagen
* hunt for : nastreven
* hunter : jager
* hurdy-gurdy : draaiorgel
* hurdy-gurdy : pierement
* hurray : hoera
* hurricane : orkaan
* hurried : gehaast
* hurried : haastig
* hurriedly : gehaast
* hurriedly : haastig
* hurriedly : inderhaast
* hurry : dringen
* hurry : haast maken
* hurry : haasten
* hurry : jachten
* hurry : spoed maken
* hurry : tot haast aanzetten
* hurry : urgent zijn
* hurry : voortmaken
* hurry : zich haasten
* hurry : zich spoeden
* hurst : horst
* hurt : benadelen
* hurt : bezeren
* hurt : duperen
* hurt : kwetsen
* hurt : pijn doen
* hurt : pijn veroorzaken
* hurt : pijndoen
* hurt : verwonden
* hurt : wonden
* hurt : zeer doen
* husband : echtgenoot
* husband : gemaal
* husband : man
* husband : zuinig beheren
* hush up : in de doofpot stoppen
* husk : dop
* husk : schaal
* husk : schil
* husk : schors
* husked rice : gepelde rijst
* hussar : huzaar
* hustler : energiek iemand
* hustler : energiek persoon
* hut : hut
* hut : stulp
* hyaena : hyena
* hybrid : bastaard-
* hybrid : hybride
* hybrid : hybridisch
* hybrid : kruising
* hydrochloric acid : zoutzuur
* hydrodynamics : hydrodynamica
* hydrogen : waterstof
* hydrogen bomb : H-bom
* hydrogen bomb : waterstofbom
* hydrogen peroxide : waterstofperoxide
* hydrogen peroxide : zwaar water
* hyena : hyena
* hygiene : hygiëne
* hygienic : hygiënisch
* hygienic : sanitair
* hymen : maagdenvlies
* hymn : hymne
* hymn : kerkgezang
* hymn : lofzang
* hyperbola : hyperbool
* hyperbole : hyperbool
* hypertension : hypertensie
* hypertrophy : hypertrofie
* hyphen : koppelteken
* hyphen : verbindingsstreepje
* hyphenation : woordafbreking
* hyphenation : woordsplitsing
* hypnosis : hypnose
* hypnotic trance : hypnose
* hypnotist : hypnotiseur
* hypnotize : biologeren
* hypnotize : hypnotiseren
* hypocorism : hypokorisme
* hypocorism : koosnaam
* hypocorism : koosnaampje
* hypocrisy : huichelarij
* hypocrite : huichelaar
* hypocrite : hypocriet
* hypocrite : veinzer
* hypocritical : gehuicheld
* hypocritical : geveinsd
* hypocritical : huichelachtig
* hypocritical : hypocriet
* hypotension : hypotensie
* hypothesis : hypothese
* hypothesis : onderstelling
* hypothesis : veronderstelling
* hypothesize : veronderstellen
* hypothetical : hypothetisch
* hysterectomy : hysterectomie
* hysteria : hysterie
* hysterical : hysterisch
* i : ik
* i don't know : ik weet het niet
* i don't understand : ik begrijp het niet
* i hate you : ik haat je
* i hate you : ik haat u
* i love you : ik houd van je
* i'm fine : met mij gaat het goed
* i'm in love with you : ik ben verliefd op je
* ibex : ibex
* ibex : steenbok
* ibis : ibis
* ice : consumptie-ijs
* ice : glaceren
* ice : ijs
* ice : ijsco
* ice : ijsje
* ice : koudmaken
* ice cream : ijs
* ice cream : ijsje
* ice cream : roomijs
* ice dancing : ijsdansen
* ice skate : schaats
* iceberg : ijsberg
* icebreaker : ijsbreker
* icecream : consumptie-ijs
* icecream : ijs
* icecream : ijsco
* icecream : ijsje
* ichthyological : viskundig
* ichthyology : ichtyologie
* ichthyology : viskunde
* icicle : ijskegel
* icicle : ijspegel
* icicle : pegel
* icing : glacé
* icon : icoon
* icon : idool
* icon : pictogram
* iconoclasm : beeldenstorm
* iconoclast : beeldenstormer
* icy : ijs-
* icy : ijskoud
* icy : ijzig
* idea : begrip
* idea : benul
* idea : denkbeeld
* idea : gedachte
* idea : idee
* idea : ingeving
* idea : opvatting
* idea : voorstelling
* ideal : ideaal
* ideal : perfect
* ideal : perfectie
* ideal gas : ideaal gas
* idealist : idealist
* identical : identiek
* identical : identieke
* identify : determineren
* identify : identificeren
* identify : vereenzelvigen
* identify : zich identificeren met
* identity : identiteit
* identity matrix : eenheidsmatrix
* identity theft : identiteits diefstal
* ideology : ideologie
* idiocy : idiotie
* idiocy : idiotisme
* idiom : idioom
* idiom : idiotisme
* idiom : taaleigen
* idiosyncrasy : eigenaardigheid
* idiosyncrasy : idiosyncrasie
* idiosyncratic : eigenzinnig
* idiot : idioot
* idiot : zwakhoofd
* idiotic : idioot
* idol : afgod
* idol : afgodsbeeld
* idol : idool
* idol worship : afgodendienst
* idol worship : afgoderij
* idolator : afgodendienaar
* idolator : heiden
* idolator : paganist
* idolatry : afgodendienst
* idolatry : afgoderij
* idyll : idylle
* if : als
* if : indien
* if : ingeval
* if : wanneer
* if only : was het maar zo dat or use auxiliary with inversion and
* if the occasion arises : bij voorkomende gelegenheden
* if the occasion arises : eventueel
* if the occasion arises : mogelijkerwijs
* ignition : ontbranding
* ignition : ontsteking
* ignition : vonkontsteking
* ignore : negeren
* ignore : onder tafel schuiven
* ignore : passeren
* ignore : wegcijferen
* iguana : leguaan
* il- : im-
* il- : in-
* il- : on-
* ileum : ileum
* ileum : kronkeldarm
* ill : misselijk
* ill : naar
* ill : ziek
* ill fate : lot
* ill fate : noodlot
* ill humor : spleen
* ill humor : zwaarmoedigheid
* ill humour : spleen
* ill humour : zwaarmoedigheid
* ill-fated : fataal
* ill-fated : funest
* ill-fated : noodlottig
* ill-treat : mishandelen
* illative case : illatief
* illegal : illegaal
* illegal : onwettig
* illegible : onleesbaar
* illegitimate : onwettig
* illiteracy : analfabetisme
* illiterate : analfabeet
* illiterate : analfabetisch
* illiterate : ongeletterd
* illness : aandoening
* illness : ziekte
* illuminate : aansteken
* illuminate : belichten
* illuminate : illumineren
* illuminate : verlichten
* illuminate : voorlichten
* illusion : begoocheling
* illusion : drogbeeld
* illusion : illusie
* illusion : waan
* illusion : zinsbedrog
* illustrate : duidelijk maken
* illustrate : illustreren
* illustrate : veraanschouwelijken
* illustrate : verluchten
* illustration : illustratie
* illustration : verluchting
* im- : im-
* im- : in-
* im- : on-
* image : afbeelding
* image : beeld
* image : beeldkopie
* image : beeltenis
* image : figuur
* image : gelijkenis
* image : perceptie
* image : plaat
* image : plaatje
* image : prent
* image : voorstelling
* imaginary : denkbeeldig
* imaginary : verzonnen
* imaginary number : imaginair getal
* imagination : fantasie
* imagination : inbeelding
* imagination : verbeelding
* imagine : bedenken
* imagine : inbeelden
* imagine : zich verbeelden
* imagine : zich voorstellen
* imam : imam
* imbecile : imbeciel
* imcompatible : onverenigbaar
* imitate : imiteren
* imitate : nabootsen
* imitate : nadoen
* imitation : imitatie
* imitation : nabootsing
* imitation : namaak
* imitation : navolging
* immaterial : lauw
* immaterial : onverschillig
* immeasurable : onmeetbaar
* immediate : direct
* immediate : directe
* immediate : ogenblikkelijk
* immediate : onmiddellijk
* immediate : prompt
* immediately : aanstonds
* immediately : dadelijk
* immediately : direct
* immediately : meteen
* immediately : onmiddellijk
* immediately : op staande voet
* immediately : op stel en sprong
* immediately : schielijk
* immediately : subiet
* immediately : terstond
* immediately : zo
* immediately : zonder verwijl
* immense : enorm
* immense : geweldig
* immense : gigantisch
* immense : immens
* immense : onmetelijk
* immensely rich : schatrijk
* immerse : indompelen
* immerse : indopen
* immerse : onderdompelen
* immerse : soppen
* immigrant : immigrant
* immigrate : immigreren
* imminent : dreigend
* imminent : imminent
* immodest : onbescheiden
* immortal : onsterfelijk
* immortal : onsterfelijke
* immune : immuun
* immune : onvatbaar
* immune : resistent
* immunity : immuniteit
* imp : aardmannetje
* imp : kabouter
* imp : kobold
* impact : invloed
* impala : impala
* impale : spietsen
* impartial : afzijdig
* impartial : neutraal
* impartial : onpartijdig
* impartial : partijloos
* impartiality : onpartijdigheid
* impatience : ongeduld
* impatient : duldeloos
* impatient : ongeduldig
* impeach of : beschuldigen van
* impede : belemmeren
* impede : obstructie voeren
* impede : opstoppen
* impede : verstoppen
* impediment : belemmering
* impediment : hindernis
* impediment : hinderpaal
* impediment : obstakel
* impediment : obstructie
* impediment : verstopping
* impel : aandrijven
* impel : aansporen
* impel : aanvuren
* impel : aanwakkeren
* impel : drijven
* impel : opjagen
* impel : opwekken
* impel : stuwen
* impel : voortdrijven
* impel : zwepen
* impenetrable : ondoordringbaar
* imperative : gebiedende wijs
* imperative : must
* imperative : noodzakelijk
* imperfect : onvoltooid verleden tijd
* imperialism : imperialisme
* imperialist : imperialist
* impersonal subject : loos onderwerp
* impertinence : brutaliteit
* impertinence : hondsheid
* impertinence : vrijpostigheid
* impertinent : brutaal
* impertinent : onbeschaamd
* impertinent : vrijpostig
* impetus : aandrang
* impetus : aandrift
* impetus : aansporing
* impetus : drang
* impetus : heftigheid
* impetus : impuls
* impetus : onstuimigheid
* impetus : opwelling
* impetus : prikkel
* impetus : prikkeling
* impetus : stimulatie
* impetus : stuwing
* impetus : vuur
* implement : gereedschap
* implement : hulpmiddel
* implement : implementeren
* implement : toepassen
* implement : uitvoeren
* implement : uitwerken
* implement : werktuig
* implementation : implementatie
* implementation : uitvoering
* implicate : betrekken
* implicate : verstrikken
* implicate : verwarren
* implicate : verwikkelen
* implore : afsmeken
* imply : beduiden
* imply : betekenen
* imply : impliceren
* imply : inhouden
* imply : insluiten
* imply : laten doorschemeren
* imply : suggereren
* impolite : onbeleefd
* import : importeren
* import : invoeren
* important : belangrijk
* important : erg
* important : ernstig
* important : voornaam
* important : zwaar
* important : zwaarwichtig
* impose : forceren
* impose : opdringen
* impose upon : zich opdringen
* imposing : imponerend
* imposing : indrukwekkend
* impossible : onbestaanbaar
* impossible : onmogelijk
* impossible : uitgesloten
* impossibly : met geen mogelijkheid
* impossibly : onmogelijk
* imposter : bedrieger
* imposter : charlatan
* imposter : kwakzalver
* imposter : wonderdokter
* impostor : bedrieger
* impostor : oplichter
* impotent : impotent
* impoverish : verarmen
* impoverishment : verarming
* impracticable : onbegaanbaar
* impracticable : onberijdbaar
* impracticable : onuitvoerbaar
* impractical : onpraktisch
* impress : imponeren
* impress : indruk maken op
* impressible : gevoelig
* impressible : ontvankelijk
* impressible : receptief
* impressible : vatbaar
* impression : belichting
* impression : effect
* impression : impressie
* impression : indruk
* impressionism : impressionisme
* impressionist : impressionist
* impressive : imposant
* impressive : indrukwekkend
* impressive : onder de indruk
* imprint : afdruk
* imprint : spoor
* imprison : gevangen zetten
* imprison : opsluiten
* imprisonment : gevangenschap
* improper : onfatsoenlijk
* improper : onjuist
* improve : beter maken
* improve : beteren
* improve : verbeteren
* improve : veredelen
* improvement : verbetering
* impudence : brutaliteit
* impudent : brutaal
* impulse : aandrang
* impulse : aandrift
* impulse : drang
* impulse : impuls
* impulse : opwelling
* impulse : stuwing
* impulsive : impulsief
* impulsive : impulsieve
* impulsive : luchthartig
* impulsive : luchtig
* impure : onzuiver
* impurity : onzuiverheid
* imputation : aantijging
* in : aan
* in : binnen
* in : in
* in : per
* in : te
* in Arabic : in het Arabisch
* in Arabic : op zijn Arabisch
* in English : in het Engels
* in English : op zijn Engels
* in a hurry : gehaast
* in a hurry : haastig
* in a hurry : inderhaast
* in a nutshell : in een notendop
* in a way : als
* in a way : als het ware
* in a way : of alsof
* in abeyance : opgeschort
* in abeyance : uitgesteld
* in abeyance : verdaagd
* in accordance with : blijkens
* in accordance with : conform
* in accordance with : in overeenstemming met
* in accordance with : overeenkomstig
* in accordance with : volgens
* in action : actief
* in action : bedrijvend
* in action : bedrijvig
* in action : bedrijving
* in action : werkdadig
* in action : werkend
* in action : werkzaam
* in addition : bovendien
* in addition : buitendien
* in addition : daarbij
* in addition : daarenboven
* in addition : extra
* in addition : op de koop toe
* in addition : verder
* in addition : voorts
* in advance : vooraf
* in advance : vooruit
* in all : bij elkaar
* in all : in totaal
* in all : totaliter
* in all respects : alleszins
* in another way : anders
* in another way : op een andere manier
* in anticipation of : in afwachting van
* in any event : in elk geval
* in any event : in ieder geval
* in case : in het geval dat
* in cash : baar
* in cash : cash
* in cash : contant
* in charge : bevelvoerend
* in cold blood : in koelen bloede
* in command : bevelvoerend
* in common : gemeen(schappelijk)
* in consequence of : ingevolge
* in consequence of : ten gevolge van
* in custody : in hechtenis
* in detail : rijpelijk
* in distress : benard
* in distress : benepen
* in distress : in verlegenheid
* in easy circumstances : bemiddeld
* in easy circumstances : gegoed
* in easy circumstances : gezeten
* in easy circumstances : welgesteld
* in every respect : alleszins
* in every way : alleszins
* in every way : op alle manieren
* in every way : op alle wijzen
* in exchange for : jegens
* in exchange for : met
* in exchange for : tegen
* in exchange for : tegenaan
* in exchange for : tegenover
* in exchange for : versus
* in fact : feitelijk
* in fact : inderdaad
* in fact : metterdaad
* in fact : waarachtig
* in fact : waarlijk
* in fact : warempel
* in fact : werkelijk
* in fashion : in de mode
* in fashion/in vogue : in de mode
* in favor of : ten gunste van
* in favour of : ten gunste van
* in front of : voor
* in good condition : in goede staat verkerend
* in love : gek van
* in love : verliefd
* in love : verliefd op
* in my opinion : mijns inziens
* in my view : mijns inziens
* in no way : geenszins
* in no way : in geen geval
* in no way : op geen enkele wijze
* in one's absence : bij verstek
* in order to : om
* in order to : om te
* in order to : per
* in order to : tegen
* in order to : ten einde te
* in order to : voor
* in other words : met andere woorden
* in person : in het vlees
* in person : persoonlijk
* in principle : in beginsel
* in principle : in principe
* in question : betrokken
* in question : bewust
* in question : desbetreffend
* in question : in kwestie
* in rows : in de rij
* in rows : in een rij
* in rows : in rijen
* in short supply : karig
* in short supply : schaars
* in short supply : schraal
* in short supply : schriel
* in spite of : in weerwil van
* in spite of : niettegenstaande
* in spite of : ondanks
* in spite of : ten spijte van
* in spite of : trots
* in spite of/despite : ondanks
* in succession : achter elkaar
* in that way : aldus
* in that way : dus
* in that way : in dier voege
* in that way : op die wijze
* in that way : zo
* in that way : zodanig
* in that way : zodoende
* in the Cuban way : op zijn Cubaans
* in the absence of : bij gebrek aan
* in the absence of : in afwezigheid van
* in the abstract : in theorie
* in the abstract : theoretisch
* in the beginning : aanvankelijk
* in the beginning : in het begin
* in the circumstances : al naar het valt
* in the circumstances : naar de omstandigheden
* in the daytime : overdag
* in the evening : 's avonds
* in the final analysis : netjes
* in the flesh : in het vlees
* in the flesh : persoonlijk
* in the long run : op termijn
* in the long run : uiteindelijk
* in the meantime : daarentegen
* in the meantime : inmiddels
* in the meantime : intussen
* in the meantime : vast
* in the meantime : voorlopig
* in the meantime : zolang
* in the middle of : in het midden van
* in the middle of : medio
* in the middle of : midden
* in the middle of : middenin
* in the middle of : te midden van
* in the morning : 's morgens
* in the morning : 's ochtends
* in the nick of time : op het nippertje
* in the presence of : in aanwezigheid van
* in the rear : aan het einde
* in the rear : achteraan
* in this manner : aldus
* in this manner : op deze manier
* in this manner : op deze wijze
* in this manner : zo
* in this way : aldus
* in this way : op deze manier
* in this way : op deze wijze
* in this way : zo
* in time : bijtijds
* in time : op tijd
* in time : tijdig
* in turn : beurtelings
* in turn : bij toerbeurt
* in turn : om de beurt
* in turn : op de beurt
* in turn : op de rij af
* in vain : tevergeefs
* in vogue : in de mode
* in what way : hoe
* in what way : op welke manier
* in what way : op welke wijze
* in which : waarin
* in which : waarop
* in working order : bedrijfsklaar
* in- : im-
* in- : in-
* in- : on-
* in-law : aangetrouwd familielid
* in-law : schoonfamilie
* in-line skate : skeeler
* inaccessible : ongenaakbaar
* inaccessible : ontoegankelijk
* inaccuracy : onnauwkeurigheid
* inadequate : onvoldoende
* inaugural : inaugureel
* inaugurate : inaugureren
* inaugurate : inwijden
* inaugurate : onthullen
* inauguration : inauguratie
* inauguration : inwijding
* inborn : aangeboren
* inborn : ingeboren
* inbred : aangeboren
* inbred : ingeboren
* incandescent : witgloeiend
* incarnation : incarnatie
* incarnation : vleeswording
* incendiary : brandstichtend
* incendiary bomb : brandbom
* incense : vertoornen
* incense : wierook
* incensory : wierookvat
* inception : begin
* incest : bloedschande
* incest : incest
* inch :
* inch : duim
* inch : haarbreed
* incident : incident
* incident : voorval
* incidental : bij-
* incidental : minder belangrijk
* incidental : ver
* incidental : zij-
* incidental : zijdelings
* incinerate : verassen
* incinerate : verbranden
* incite : aanstoken
* incite : aanzetten
* incite : agiteren
* incite : de sporen geven
* incite : irriteren
* incite : op stang jagen
* incite : ophitsen
* incite : opruien
* incite : opstoken
* incite : opwinden
* incite : prikkelen
* incite : provoceren
* incite : sarren
* incite : schudden
* incite : tarten
* incite : tergen
* incite : uitdagen
* incite : uitlokken
* incite : uittarten
* incitement : aansporing
* incitement : prikkel
* incitement : prikkeling
* incitement : stimulatie
* inclination : aanvechting
* inclination : lust
* inclination : neiging
* inclination : zin
* incline : buigen
* incline : doen overhellen
* incline : geneigd zijn
* incline : geneigd zijn tot
* incline : neigen
* inclined : genegen
* inclined : geneigd
* inclined : gezind
* inclined plane : hellend vlak
* inclined to travel : reislustig
* include : behelzen
* include : betrekken
* include : bevatten
* include : bijvoegen
* include : inhouden
* include : insluiten
* include : invoegen
* included : inclusief
* including : inbegrepen
* including : incluis
* including : inclusief
* including : met inbegrip van
* including : tot en met
* inclusive : inclusief
* inclusively : inbegrepen
* inclusively : incluis
* inclusively : inclusief
* inclusively : met inbegrip van
* inclusively : tot en met
* incoherent : onsamenhangend
* income : inkomen
* income : inkomsten
* income : ontvangst
* income : opbrengst
* income : recette
* income : rente
* income : verdienste
* incompatible : onverenigbaar
* incompetence : incompetentie
* incompetence : onbekwaamheid
* incompetent : onbekwaam
* incomplete : incompleet
* incomplete : onvolledig
* incomprehensible : onbegrijpelijk
* inconceivable : onbegrijpelijk
* inconceivable : ondoorgrondelijk
* inconsistency : inconsequentheid
* inconsistent : inconsequent
* inconvenience : ongemak
* inconvenience : verstoring
* inconvenient : lastig
* inconvenient : moeilijk
* inconvenient : ongeschikt
* inconvenient : slim
* inconvenient : zwaar
* incorrect : fout
* incorrect : mis
* incorrect : onjuist
* incorrect : verkeerd
* incorrigible : onverbeterbaar
* incorrigible : onverbeterlijk
* increase : aangroei
* increase : aangroeien
* increase : aanwakkeren
* increase : groeien
* increase : opdrijven
* increase : ophogen
* increase : oplopen
* increase : rijzen
* increase : sterker worden
* increase : stijgen
* increase : toename
* increase : toenemen
* increase : uitbouwen
* increase : uitbouwing
* increase : uitbreiden
* increase : vergroten
* increase : vergroting
* increase : verheffen
* increase : verhogen
* increase : vermeerderen
* increase : vermeerdering
* increasingly : in toenemende mate
* increasingly : meer en meer
* increasingly : steeds ...er
* increasingly : steeds meer
* incredible : onaannemelijk
* incredible : ongelofelijk
* incredible : ongelooflijk
* incredibly insolent : hondsbrutaal
* incredibly insolent : onbeschoft
* incredulity : ongelovigheid
* incubate : broeden
* incubate : broeden op
* incubate : koesteren
* incubus : angstdroom
* incubus : incubus
* incubus : nachtduivel
* incubus : nachtmerrie
* incurable : ongeneeslijk
* incus : aanbeeldbeentje
* incus : aanbeeldsbeentje
* incus : gehoorbeentje
* indecision : besluiteloosheid
* indecision : wankelmoedigheid
* indecisive : besluiteloos
* indecisive : onzeker
* indecisive : wankel
* indecisive : wankelbaar
* indecisive : wankelmoedig
* indeed : echt
* indeed : feitelijk
* indeed : immers
* indeed : inderdaad
* indeed : metterdaad
* indeed : naar waarheid
* indeed : toch
* indeed : waarachtig
* indeed : waarlijk
* indeed : wel
* indeed : werkelijk
* indeed : wezenlijk
* indeed : zeker
* indefinite article : lidwoord van onbepaaldheid
* indefinite article : onbepaald lidwoord
* indefinite pronoun : onbepaald voornaamwoord
* indent : inspringen
* independant : onafhankelijk
* independant : zelfstandig
* independence : onafhankelijkheid
* independent : onafhankelijk
* indescribably : onbeschrijflijk
* index : aanduiding
* index : aanwijzing
* index : index
* index : indexeren
* index : inhoud
* index : inhoudsopgave
* index : lijst
* index : register
* index : tabel
* index : tafel
* indicate : aanduiden
* indicate : aangeven
* indicate : aanwijzen
* indicate : een teken geven
* indicate : kenmerken
* indicate : laten zien
* indicate : merken
* indicate : tekenen
* indicate : tentoonspreiden
* indicate : tonen
* indicate : uitduiden
* indicate : uitwijzen
* indicate : vertonen
* indicate : wijzen
* indication : aanduiding
* indication : aanwijzing
* indication : omen
* indication : teken
* indication : voorbode
* indication : voorteken
* indicative : aantonende wijs
* indicative : indicatief
* indicative mood : aantonende wijs
* indicative mood : indicatief
* indict for : beschuldigen van
* indictment : aanklacht
* indictment : beschuldiging
* indictment : telastlegging
* indictment : tenlastelegging
* indifference : flegma
* indifference : onverschilligheid
* indifferent : lauw
* indifferent : onverschillig
* indigence : behoeftigheid
* indigence : pauperisme
* indigenous : autochtoon
* indigenous : oorspronkelijk
* indigestion : dyspepsie
* indigestion : indigestie
* indigestion : slechte spijsvertering
* indignant : verontwaardigd
* indignation : verontwaardiging
* indigo : indigo
* indigo : indigoblauw
* indigo : indigoblauwe
* indirect free kick : onrechtstreekse vrije trap
* indirect object : meewerkend voorwerp
* indispensable : onmisbaar
* indispensable : onontbeerlijk
* indistinct : duister
* indistinct : onduidelijk
* indistinct : troebel
* indistinct : vaag
* indium : indium
* individual : enkeling
* individual : hoofdelijk
* individual : individu
* individual : individueel
* individual : individuele
* individual : sujet
* indivisible : ondeelbaar
* induce : afleiden
* induce : besluiten
* induce : concluderen
* induce : een gevolgtrekking maken
* induce : ertoe brengen
* inducement : aanleiding
* indulge : ontzien
* indulge : sparen
* indulge : toegeeflijk zijn voor
* indulge : zich laten vermurwen
* indulge in : zich overgeven aan
* indulgence : aflaat
* industrial : industrie-
* industrial : industrieel
* industrial branch : bedrijfstak
* industrial output : industriële produktie
* industrialist : industrieel
* industrious : ijverig
* industrious : naarstig
* industrious : nijver
* industrious : vlijtig
* industry : ijver
* industry : industrie
* industry : naarstigheid
* industry : nijverheid
* industry : sector
* industry : vlijt
* industry : werklust
* inebriety : beschonkenheid
* inebriety : dronkenschap
* inebriety : roes
* inebriety : zatheid
* inebriety : zwijmel
* inert : bewegingloos
* inert : energieloos
* inert : traag
* inertia : inertie
* inertia : traagheid
* inevitable : onvermijdelijk
* inexpensive : goedkoop
* inexpensive : goedkope
* inexperienced : groen
* inexperienced : onervaren
* inexplicable : onverklaarbaar
* inexpressibly : onuitsprekelijk
* infant : baby/peuter
* infant : kind
* infant : zuigeling
* infant in arms : bakerkind
* infantile : infantiel
* infantry : infanterie
* infantry : voetvolk
* infect : aansteken
* infect : besmetten
* infect : infecteren
* infect : verpesten
* infected : bederf veroorzakend
* infected : besmet
* infected : geïnfecteerd
* infected : septisch
* infection : besmetting
* infection : infectie
* infectious : aanstekelijk
* infectious : besmettelijk
* infectious : verpestend
* infer : afleiden
* infer : besluiten
* infer : concluderen
* infer : een gevolgtrekking maken
* inference : conclusie
* inference : gevolgtrekking
* inferior : inferieur
* inferior : minderwaardig
* inferior : ondeugdelijk
* infernal : duivels
* infernal : hels
* infernal : infernaal
* infertile : onvruchtbaar
* infertile : schraal
* infertile : steriel
* infertility : onvruchtbaarheid
* infest : onveilig maken
* infestation : plaag
* infidelity : ontrouw
* infinite : oneindig
* infinitive : infinitief
* infinitive : onbepaalde wijs
* infirm : gebrekkig
* infirm : verminkt
* infirmity of purpose : besluiteloosheid
* infirmity of purpose : wankelmoedigheid
* infix : infix
* infix : tussenvoegsel
* inflamed : ontstoken
* inflammable : ontvlambaar
* inflammation : ontsteking
* inflammatory : opruiend
* inflate : doen zwellen
* inflate : opblazen
* inflate : oppompen
* inflated : opgeschroefd
* inflation : inflatie
* inflection : bocht
* inflection : buigpunt
* inflection : verbuiging
* influence : beïnvloeden
* influence : invloed
* influence : invloed hebben op
* influence : inwerking
* influenza : griep
* influenza : influenza
* influx : toestroom
* inform : aankondigen
* inform : berichten
* inform : in kennis stellen
* inform : informeren
* inform : inlichten
* inform : mededelen
* inform : meedelen
* inform : verwittigen
* inform : voorlichten
* information : bericht
* information : informatie
* information : inlichting
* information : terechtwijzing
* information : verwittiging
* infuse : aftrekken
* infuse : laten trekken
* infuse : zetten
* infusion : aftreksel
* infusion : zetsel
* ingenious : geniaal
* ingot : baar
* ingot : staaf
* ingredient : bestanddeel
* ingredient : component
* ingredient : ingrediënt
* inhabit : bewonen
* inhabitant : bewoner
* inhabitant : ingezetene
* inhabitant : inwoner
* inhale : inademen
* inhale : ophalen
* inherit : beërven
* inherit : erven
* inheritance : boedel
* inheritance : erfdeel
* inheritance : erfenis
* inheritance : erfstuk
* inheritance : versterf
* inheritance : versterving
* inhibit : belemmeren
* inhibit : beletten
* inhibit : doorkruisen
* inhibit : storen
* inhibit : stremmen
* inhibit : verhinderen
* inhibit : verhoeden
* inhibited : geremd
* inhibition : remming
* initial : aanvangs-
* initial : aanvankelijk
* initial : begin-
* initial : beginletter
* initial : initiaal
* initial : voorletter
* initial cost : aanloopkosten
* initial costs : aanloopkosten
* initial deposit : aanbetaling
* initial stage : aanloopperiode
* initial velocity : aanvangssnelheid
* initial velocity : beginsnelheid
* initiate : de stoot geven tot
* initiate : het initiatief nemen tot
* inject : injecteren
* inject : inspuiten
* injection : injectie
* injection : inspuiting
* injection : spuitje
* injure : bederven
* injure : benadelen
* injure : beschadigen
* injure : duperen
* injure : havenen
* injure : schenden
* injure : stukmaken
* injure : toetakelen
* injured : gewond
* injury : blessure
* injury : kwetsuur
* injury : verwonding
* injury : wond
* injury time : blessuretijd
* injustice : onrechtvaardigheid
* ink : inkt
* ink : inkten
* ink-well : inktkoker
* ink-well : inktpot
* inkpot : inktkoker
* inkpot : inktpot
* inkwell : inktpot
* inlet : fjord
* inmate : gedetineerde
* inmate : gevangene
* inn : herberg
* inn : logement
* inn : uitspanning
* innate : aangeboren
* innate : ingeboren
* inner : binnenlands
* inner : binnenste
* inner : intern
* inner : inwendig
* inner tube : binnenband
* innkeeper : herbergier
* innkeeper : logementhouder
* innkeeper : waard
* innocence : onbedorvenheid
* innocence : onschuld
* innocence : schuldeloosheid
* innocent : onbedorven
* innocent : onnozel
* innocent : onschuldig
* innocent : schuldeloos
* innovate : vernieuwen
* innovation : innovatie
* innovation : vernieuwing
* innovative : vernieuwend
* inoculate : enten
* inoculate : inenten
* inoculate : oculeren
* inoffensive : argeloos
* inordinate : buitensporig
* inordinate : excessief
* inordinate : extreem
* inordinate : verregaand
* inorganic : anorganisch
* input : ingeven
* input : invoer
* inquest : lijkschouwing
* inquire : informeren
* inquiry (into) : onderzoek (naar)
* inquiry : enquête
* inquiry : verzoek om informatie
* inquiry-office : informatiebureau
* inquisitive : benieuwd
* inquisitive : nieuwsgierig
* inquisitive : weetgierig
* inquisitively : met nieuwsgierigheid
* inquisitively : nieuwsgierig
* insane : dol
* insane : dolzinnig
* insane : gek
* insane : krankzinnig
* insane : stapel
* insane : uitzinnig
* insane : waanzinnig
* insane asylum : gekkenhuis
* insanity : gekheid
* insanity : gekte
* insanity : krankzinnigheid
* insanity : uitzinnigheid
* insanity : waanzin
* insanity : zinneloosheid
* insanity : zinsverbijstering
* insatiable : onlesbaar
* inscription : inscriptie
* insect : insect
* insect : insekt
* insect : nietsnut
* insect repellent : afweermiddel tegen insekten
* insecticide : insecticide
* insectivore : insecteneter
* insectivore : insectivoor
* insemination : inseminatie
* inseparable : onafscheidelijk
* insert : indoen
* insert : inleggen
* insert : inschuiven
* insert : insteken
* insert : instoppen
* insert : invoegen
* insert : inzetten
* insert : steken
* insert : tussenvoegen
* inside : aan
* inside : binnen
* inside : binnenin
* inside : binnenlands
* inside : binnenste
* inside : binnenwaarts
* inside : binnenwerk
* inside : daarbinnen
* inside : in
* inside : ingewand
* inside : intern
* inside : inwendig
* inside : inwendige
* inside : naar binnen
* inside : per
* inside : te
* inside out : binnenstebuiten
* insidious : arglistig
* insignia : blazoen
* insignia : insigne
* insignia : wapen
* insignificant : beuzelachtig
* insignificant : insignificant
* insignificant : luizig
* insignificant : onbeduidend
* insignificant : onbelangrijk
* insignificant : onbelangrijke
* insignificant : onbetekenend
* insignificant : onnozel
* insignificant : zinledig
* insignificant : zinloos
* insincere : onoprecht
* insinuate : insinueren
* insist : aandringen
* insist on : aandringen op
* insist on : erop staan
* insistence : aandrang
* insolence : brutaliteit
* insolent : brutaal
* insolvable : onoplosbaar
* insomnia : slapeloosheid
* inspect : inspecteren
* inspect : inspectie houden
* inspect : schouwen
* inspect : visiteren
* inspection : inspectie
* inspection : keuring
* inspection : onderzoek
* inspection : schouw
* inspection : schouwing
* inspection : visitatie
* inspector : inspecteur
* inspector : opzichter
* inspiration : bezieling
* inspiration : ingeving
* inspiration : inspiratie
* inspire : aanvuren
* inspire : aanwakkeren
* inspire : aanzetten
* inspire : bezielen
* inspire : inboezemen
* inspire : inspireren
* inspire : verlevendigen
* inspiring : bezielend
* instability : instabiliteit
* install : aanleggen
* install : aansluiten
* install : fitten
* install : installeren
* install : opzetten
* install : zich installeren
* installment payment : afbetaling
* instalment : aanbetaling
* instalment : afbetalingstermijn
* instalment : aflevering
* instalment : annuïteit
* instalment : termijn
* instance : voorbeeld
* instant : dreigend
* instant : dringend
* instant : kant-en-klaar
* instant : kortstondig
* instant : moment
* instant : ogenblik
* instant : ogenblikkelijk
* instant : onmiddelijk
* instant : onmiddellijk
* instant : oogwenk
* instant : op handen zijnd
* instant : poosje
* instant : tel
* instant : tijdstip
* instant : wijl
* instant : wip
* instantly : dadelijk
* instantly : onmiddellijk
* instantly : op stel en sprong
* instantly : terstond
* instantly : zonder verwijl
* instead : in plaats daarvan
* instead : in plaats van
* instead of : in plaats van
* instead of : in stede van
* instigate : aansporen
* instigate : aanvuren
* instigate : aanwakkeren
* instigate : opwekken
* instigate : zwepen
* instigator : aanstichter
* instigator : aanstoker
* instigator : initiatiefnemer
* instigator : ophitser
* instigator : opstoker
* instinct : aandrift
* instinct : instinct
* institute : gesticht
* institute : inrichting
* institute : instituut
* institute : kostschool
* institution : instelling
* instruct : aanschrijven
* instruct : instrueren
* instruction : aanwijzing
* instruction : consigne
* instruction : instructie
* instruction : onderricht
* instruction : onderwijs
* instruction : ontwikkeling
* instructor : instructeur
* instructor : leraar
* instructor : onderwijzer
* instructor : schoolmeester
* instrument : instrument
* instrument : meetinstrument
* instrument : meter
* instrument : muziekinstrument
* instrument : werktuig
* instruments of murder : moordtuig
* insubordinate : ongehoorzaam
* insubordinate : ongezeglijk
* insubordinate : onwillig
* insubordinate : oproerig
* insubordinate : opstandig
* insubstantial : licht
* insufficient : onvoldoende
* insulate : afzonderen
* insulate : isoleren
* insulation : isolatie
* insulation : isolering
* insulator : isolator
* insult : affront
* insult : affronteren
* insult : beledigen
* insult : belediging
* insult : grieven
* insult : krenken
* insult : smaad
* insult : verongelijken
* insulted : beledigd
* insulted : gebelgd
* insulting : beledigend
* insulting : smadelijk
* insurance : assurantie
* insurance : verzekering
* insurance policy : polis
* insure : assureren
* insure : veilig stellen
* insure : verzekeren
* insurer : assuradeur
* insurer : verzekeraar
* insurer : verzekeringsagent
* insurgent : opstandeling
* insurgent : opstandig
* insurgent : weerstander
* insurrection : muiterij
* insurrection : opstand
* insurrection : rebellie
* intangible : ontastbaar
* intangible : ontastbare
* integer : geheel
* integer : geheel getal
* integer : heel
* integral : integraal
* integral : onaangetast
* integral : ongeschonden
* integrated circuit : IC
* integrated circuit : chip
* integrated circuit : geïntegreerd circuit
* integration : integratie
* intellect : geest
* intellect : intellect
* intellect : verstand
* intellectual : intellectueel
* intellectual : verstandelijk
* intellectual : verstandsmens
* intelligence : bevattingsvermogen
* intelligence : inlichtingen
* intelligence : inlichtingendienst
* intelligence : intelligentie
* intelligence : knapheid
* intelligence : snuggerheid
* intelligent : bevattelijk
* intelligent : intelligent
* intelligent : knap
* intelligent : snugger
* intelligibility : begrijpelijkheid
* intelligibility : verstaanbaarheid
* intelligible : begrijpelijk
* intend : bedoelen
* intend : beogen
* intend : mikken
* intend : mikken op
* intend : rooien
* intend : ten doel hebben
* intend : van plan zijn
* intend : voorhebben
* intend : voornemens zijn
* intend : zich voorstellen
* intense : fel
* intense : intens
* intense : intensief
* intense : sterk
* intensive : fel
* intensive : intens
* intensive : intensief
* intensive : sterk
* intention : bedoeling
* intention : bedoeling/plan
* intention : doel
* intention : plan
* intention : strekking
* intention : toeleg
* intention : voornemen
* intention : zin
* intentional : bedoeld
* intentional : moedwillig
* intentional : opzettelijk
* inter : begraven
* inter : ter aarde bestellen
* interbreed : inteelten
* intercede : voorspreken
* intercept : onderscheppen
* intercessor : advocaat
* intercessor : raadsman
* interchange : inruilen
* interchange : inwisselen
* interchange : ruilen
* interchange : uitwisselen
* interchange : verruilen
* interchange : wisselen
* intercourse : betrekkingen
* intercourse : geslachtsverkeer
* intercourse : sexuele betrekkingen
* interest : aangelegenheid
* interest : belang
* interest : belang inboezemen
* interest : belangstelling
* interest : interesse
* interest : interesseren
* interest : interest
* interest : rente
* interested : belangstellend
* interested : geïnteresseerd
* interested : geïnteresseerde
* interesting : belangwekkend
* interesting : curieus
* interesting : interessant
* interesting : typisch
* interesting : vreemd
* interesting : vreemdsoortig
* interface : interface
* interfere (in) : zich bemoeien met
* interfere with : storing veroorzaken
* interfere with : zich bemoeien met
* interference : bemoeienis
* interference : immenging
* interference : storing
* interior : binnenste
* interior : inwendige
* interjection : tussenwerpsel
* interment : begrafenis
* interment : graflegging
* interment : teraardebestelling
* intermission : pauze
* intermission : rust
* intermittent : hortend
* intermittent : intermitterend
* internal : binnenlands
* internal : binnenste
* internal : intern
* internal : inwendig
* internal combustion engine : explosiemotor
* internal combustion engine : verbrandingsmotor
* international : internationaal
* international : internationale
* international date line : internationale datumgrens
* international express : D-trein
* international express train : D-trein
* interpolation : interpolatie
* interpret : duiden
* interpret : interpreteren
* interpret : uitleggen
* interpret : verklaren
* interpret : vertolken
* interpretation : interpretatie
* interpretation : uitlegging
* interpretation : vertolking
* interpreter : interpreter
* interpreter : tolk
* interpreter : vertolker
* interpunction : interpunctie
* interpunction : punctuatie
* interrogate : een verhoor afnemen
* interrogate : ondervragen
* interrogate : overhoren
* interrogate : uithoren
* interrogate : uitvragen
* interrogate : verhoren
* interrogative : interrogatief
* interrogative : vraag
* interrogative : vraagwoord
* interrogative : vragend
* interrogative pronoun : vragend voornaamwoord
* interrupt : interrumperen
* interrupt : onderbreken
* interrupt : schorsen
* interruption : interruptie
* interruption : onderbreking
* interruption : schorsing
* intersection : doorsnede
* interval : interval
* interval : pauze
* interval : tussenruimte
* intervene : ingrijpen
* intervene : interveniëren
* intervene : tussenbeide komen
* interview : interview
* interview : interviewen
* interview : vraaggesprek
* interweave : aanelkaarweven
* interwove : weefde aan elkaar
* interwove : weefden aan elkaar
* intestine : darm
* intestine : ingewanden
* intestines : ingewanden
* intimacy : intimiteit
* intimate : gezellig
* intimate : innig
* intimate : intiem
* intimate : knus
* intimate : vertrouwelijk
* intimidate : intimideren
* intimidation : bangmakerij
* into : aan
* into : binnen
* into : in
* into : per
* into : te
* into the heights : de hoogte in
* intolerable : ondraaglijk
* intolerance : onverdraagzaamheid
* intolerant : onverdraagzaam
* intone : een lied aanheffen
* intone : inzetten
* intoxicate : bedwelmen
* intoxicated : beschonken
* intoxicated : dol
* intoxicated : dronken
* intoxicated : zat
* intoxicating liquor : bedwelmende drank
* intractable : balsturig
* intransitive : onovergankelijk
* intransitive verb : onovergankelijk werkwoord
* intrepid : brutaal
* intrepid : gedurfd
* intrepid : stout
* intrepid : stoutmoedig
* intrepid : vermetel
* intrepid : waaghalzerig
* intricate : ingewikkeld
* intrigue : bekonkelen
* intrigue : intrigeren
* intrigue : konkelen
* intriguing : intrigerend
* intrinsic : intrinsiek
* intro : intro
* introduce : aanbieden
* introduce : indienen
* introduce : introduceren
* introduce : presenteren
* introduce : spelen
* introduce : vertonen
* introduce : voorstellen
* introduction : inleiding
* introduction : introductie
* intrude : storen
* intrude : zich indringen
* intrude : zich opdringen
* intrude : zich teveel bemoeien met
* intruder : indringer
* intrusion : inbreuk
* inundate : inunderen
* invade : binnenrukken
* invade : binnenvallen
* invalid : ongeldig
* invasion : inval
* invasion : invasie
* invective : scheldwoord
* invective : schimpwoord
* invent : bedenken
* invent : bekokstoven
* invent : komen achter
* invent : uitdenken
* invent : uitkienen
* invent : uitvinden
* invent : verzinnen
* invention : uitvinding
* invention : vinding
* inventor : uitvinder
* inventorize : inventariseren
* inventory : boedel
* inventory : inventaris
* inverted comma : aanhalingsteken
* inverted commas : aanhalingstekens
* invest : beleggen
* invest : inhuldigen
* invest : investeren
* investigate : een onderzoek instellen
* investigate : exploreren
* investigate : nagaan
* investigate : onderzoeken
* investigate : uitvissen
* investigate : uitzoeken
* investigate : vorsen
* investigation : enquête
* investigation : examen
* investigation : keuring
* investigation : nauwkeurig onderzoek
* investigation : onderzoek
* investigation : speurtocht
* investigation : speurwerk
* investment : belegging
* investment : investering
* investor : belegger
* investor : investeerder
* invevitable : onvermijdelijk
* invincible : onbedwingbaar
* invincible : onoverwinnelijk
* invincible : onoverwinnelijke
* invisibility : onzichtbaarheid
* invisible : onzichtbaar
* invisible : onzichtbare
* invisibly : onzichtbaar
* invitation : invitatie
* invitation : uitnodiging
* invite : inviteren
* invite : noden
* invite : uitnodigen
* invite : vragen
* invite tenders for : aanbesteden
* invoice : declareren
* invoice : factureren
* invoice : factuur
* invoice : faktureren
* invoice : nota
* invoice : op een rekening schrijven
* invoice : rekening
* invoice : warenlijst
* invoke : aanroepen
* invoke : afsmeken
* invoke : oproepen
* invoke : praaien
* involve : inhouden
* involve : met zich meebrengen
* involved in : betrokken bij
* inwards : binnenwaarts
* inwards : naar binnen
* iodine : jodium
* ionizing : ioniserend
* ionizing : ioniserende
* iota : jota
* irascible : humeurig
* irascible : opvliegend
* irascible : prikkelbaar
* ire : toorn
* iridium : iridium
* iris : iris
* iris : lis
* iris : regenboogvlies
* iritis : iritis
* iritis : regenboogvliesontsteking
* iron : bout
* iron : gladstrijken
* iron : ijzer
* iron : ijzeren
* iron : strijkbout
* iron : strijken
* iron : strijkijzer
* iron age : ijzertijd
* iron clothes : gladstrijken
* iron clothes : strijken
* iron wire : ijzerdraad
* ironic : ironisch
* ironing : strijken
* ironing : strijkgoed
* ironing board : strijkplank
* ironwork : beslag
* irony : ironie
* irradiate : bestralen
* irradiation : bestraling
* irrational : irrationeel
* irrational : irrationele
* irrational : irreëel
* irrational : irreële
* irrational : onredelijk
* irrational : onredelijke
* irrational : onzinnig
* irrational : onzinnige
* irreconcilable : onverzoenlijk
* irregular : onregelmatig
* irrelevance : irrelevantie
* irrelevant : (on)belangrijk
* irresistible : onweerstaanbaar
* irresolute : besluiteloos
* irresolution : besluiteloosheid
* irresolution : wankelmoedigheid
* irrigate : begieten
* irrigate : besproeien
* irrigate : bevloeien
* irrigate : gieten
* irrigate : sproeien
* irrigate : wateren
* irritate : ergeren
* irritate : irriteren
* irritating : ergerlijk
* irritating : hinderlijk
* irritating : irritant
* irritation : ergernis
* irritation : irritatie
* is : is
* is it going to rain? : zou het gaan regenen?
* islam : islam
* islamic : islamitisch
* islamic : islamitische
* island : eiland
* island : eilanden
* island state : eilandstaat
* islander : eilander
* isn't it : is het niet
* isn't it : nietwaar
* isn't it : of niet
* isn't it? : is het niet?
* isn't it? : nietwaar?
* isn't it? : toch?
* isn't that so : is het niet
* isn't that so : nietwaar
* isn't that so : of niet
* isolate : afzonderen
* isolate : isoleren
* isolated : alleenstaand
* isolated : geïsoleerd
* isolation : afzondering
* isolation : isolatie
* isolation : isolement
* isolation : isolering
* isolationism : isolationisme
* isothermic : isotherm
* isothermic : isothermisch
* issue : afkondigen
* issue : emitteren
* issue : kwestie
* issue : nageslacht
* issue : nummer
* issue : proclameren
* issue : uitgeven
* issue : uitvaardigen
* issue : verkondigen
* issue : vraagstuk
* it : 't
* it : daar ... aan
* it : daaraan
* it : er ... aan
* it : er ... heen
* it : eraan
* it : erheen
* it : het
* it doesn't make sense : het is onbegrijpelijk
* it doesn't matter : dat geeft niet
* it doesn't matter : dat is niet erg
* it doesn't matter : het doet er niet toe
* it doesn't matter : het geeft niet
* it is my fault : het is mijn schuld
* it is rumoured that : naar verluidt
* it is understood that : naar verluidt
* it's a matter of : het gaat om
* it's a matter of : het gaat over
* italic : cursief
* italicise : cursiveren
* italicize : cursiveren
* italics : cursieve letters
* itch : jeuk
* itch : jeuk in de handen
* itch : jeuk in de vingers
* itch : jeuken
* itch : jeuken in de handen
* itch : jeuken in de vingers
* itch : kriebelen
* itch : krieuwelen
* itch : wriemelen
* item : (agenda)punt
* item : agendapunt
* item : artikel
* item : deel
* item : deeltje
* item : exemplaar
* item : item
* item : jaartelling
* item : koppeltje
* item : partikel
* item : punt
* itinerary : routebeschrijving
* itinerary : weg
* itinerary : wegbeschrijving
* its : de zijne
* its : haar
* its : hun
* its : zijn
* itself : vanzelf
* itself : zelf
* itself : zelve
* ivory : ivoor
* ivory : ivoorkleur
* ivory : ivoorkleurig
* ivory : ivoorkleurige
* ivory : ivoren
* ivory coast : ivoorkust
* ivy : klimop
* jack :
* jack : aansluiting
* jack : aansluitpunt
* jack : boer
* jack : dommekracht
* jack : ezel
* jack : jekker
* jack : krik
* jack : stekker
* jack : stopkontakt
* jack : vijzel
* jack : zot
* jack off : onaneren
* jack off : zich afrukken
* jack off : zich aftrekken
* jack-knife : zakmes
* jackal : jakhals
* jacket : buis
* jacket : colbert
* jacket : jasje
* jade : afbeulen
* jade : afjakkeren
* jade : afmatten
* jade : bittersteen
* jade : jade
* jade : jadegroen
* jade : jaden
* jade : nefriet
* jaguaro : jaguar
* jail : gevangen zetten
* jail : gevangenis
* jail : kerker
* jail : nor
* jail : opsluiten
* jake brake : motorrem
* jam : jam
* jam : marmelade
* jam : moes
* jammed : verstopt
* january : januari
* japanese : japanees
* japanese : japanese
* japanese : japanner
* jargon : Bargoens
* jargon : jargon
* jargon : taaltje
* jargon : vaktaal
* jaundice : geelzucht
* jaundice : groen en geel worden van nijd of afgunst over
* javelin : speer
* javelin : werpspeer
* javelin : werpspies
* jaw : kaak
* jaw : kakement
* jawbone : kaak
* jawbone : kaaksbeen
* jawbone : kakement
* jaws : afgrond
* jaws : bek
* jaws : muil
* jaws : opening
* jay : Vlaamse gaai
* jay : gaai
* jealous : afgunstig
* jealous : ijverzuchtig
* jealous : jaloers
* jealous : naijverig
* jealous of : jaloers (op)
* jealousy : afgunst
* jealousy : jaloersheid
* jealousy : jaloezie
* jealousy : naijver
* jeans : spijkerbroek
* jeer : beschimpen
* jeer : schimpen
* jeer at : beschimpen
* jeer at : bespotten
* jeer at : honen
* jeer at : schimpen
* jeer at : spotten
* jejunum : nuchtere darm
* jelly-fish : kwal
* jelly-fish : zeekwal
* jellyfish : kwal
* jenny : ezelin
* jenny-ass : ezelin
* jerk : rukken
* jerk : schokken
* jest : boerten
* jest : gekscheren
* jest : schertsen
* jester : clown
* jester : hansworst
* jester : harlekijn
* jester : zot
* jesus christ : jezus christus
* jet : koolzwart
* jet : straal
* jet : straalvliegtuig
* jet engine : straalmotor
* jet plane : jet
* jet plane : straalvliegtuig
* jetty : pier
* jew : jodin
* jew : jood
* jewel : edelgesteente
* jewel : edelsteen
* jewel : juweel
* jewel : kleinood
* jewel : steen
* jeweller : juwelier
* jewellery : juwelen
* jewellery : sieraden
* jewellery : sieraden/juwelen
* jewish : joods
* jigsaw : figuurzaag
* jigsaw : puzzel
* jihad : jihad
* jingle : geklingel
* jingle : kletteren
* jingle : klingelen
* jingle : rinkelen
* jingle : tingelen
* job : ambt
* job : arbeid
* job : arbeidsplaats
* job : baan
* job : beroep
* job : betrekking
* job : emplooi
* job : job
* job : karwei
* job : klus
* job : opgave
* job : plaats
* job : taak
* job : werk
* job : werkkring
* job center : arbeidsbureau
* job center : cwi
* job interview : sollicitatiegesprek
* job- : aangenomen
* jocular : guitig
* jocular : snaaks
* jog : aanstoten
* jog : een duw geven
* jog : joggen
* jog : toestoten
* john : jan
* john : johan
* john : johannes
* join : aan elkaar vastmaken
* join : aaneenvoegen
* join : aansluiten
* join : bijeenbinden
* join : bijeenbrengen
* join : binden
* join : lid worden
* join : lid worden van
* join : samenbinden
* join : samenbrengen
* join : toetreden
* join : vastbinden
* join : vastmaken
* join : verbinden
* join : verenigen
* join : voegen
* join : zich aaneensluiten
* join : zich aansluiten
* join : zich verenigen
* joining : aansluiting
* joining : vereniging
* joint : algemeen
* joint : bak
* joint : collectief
* joint : geleding
* joint : gelid
* joint : gemeenschappelijk
* joint : gewricht
* joint : gezamenlijk
* joint : gezamenlijke
* joint : joint
* joint : knoop
* joint : lid
* joint : nor
* joint : stickie
* joke : aanfluiting
* joke : aardigheidje
* joke : bak
* joke : boerten
* joke : geintje
* joke : gekscheren
* joke : grap
* joke : grappen
* joke : grappenmaken
* joke : grol
* joke : jok
* joke : kwinkslag
* joke : lol
* joke : mop
* joke : pots
* joke : scherts
* joke : schertsen
* joke : ui
* jolt : schokken
* jot : jota
* joule : joule
* journal : courant
* journal : dagblad
* journal : krant
* journal : vakblad
* journalist : dagbladschrijfster
* journalist : dagbladschrijver
* journalist : journalist
* journalist : journaliste
* journey : reis
* journey : reis (over land)
* journey : tocht
* journey : toer
* journey : trip
* jovial : joviaal
* joy : blijdschap
* joy : blijheid
* joy : gelukzaligheid
* joy : verheugenis
* joy : verheuging
* joy : vreugde
* joyful : heuglijk
* joyful : verblijdend
* joyful : verheugend
* joyful : verheuglijk
* joystick : bedieningshendel
* joystick : joystick
* joystick : stuur
* joystick : stuurknuppel
* joystick : stuurtoestel
* jubilant : jubel-
* jubilation : gejubel
* jubilee : jubileum
* jubilee : jubileum-
* judge : (be)oordelen
* judge : beoordelaar
* judge : beoordelen
* judge : berechten
* judge : oordelen
* judge : rechter
* judge : richter
* judge : vonnissen
* judgement : arrest
* judgement : oordeel
* judging from : op grond van
* judging from : te oordelen naar
* judgment : gericht
* judgment : judicium
* judgment : oordeel
* judgment : vonnis
* judoka : judoka
* jug : bak
* jug : doos
* jug : etui
* jug : foedraal
* jug : kan
* jug : koker
* jug : korf
* jug : kruik
* jug : pan
* jug : pot
* jug : tet
* jug : vat
* jug : zak
* juggle : jongleren
* juggler : jongleur
* jugular : halsader
* juice : elektriciteit
* juice : persen
* juice : sap
* juice : voeden
* juicy : sappig
* juicy : smeuïg
* july : juli
* jumble-sale : bazaar
* jumble-sale : fancyfair
* jumbled up : verward
* jump : springen
* jump : sprong
* jump off : afspringen
* jumpy : nerveus
* jumpy : nerveuze
* jumpy : zenuwachtig
* jumpy : zenuwachtige
* junction : aansluiting
* junction : knooppunt verbindingspunt
* junction : kruispunt
* junction : las
* junction : naad
* junction : samenkomst
* junction : samenvloeiing
* junction : vereniging
* junction : voeg
* june : juni
* june bug : meikever
* jungle : jungle
* jungle : oerwoud
* jungle : rimboe
* junior : aankomend
* junior : beginnend
* junk : jonk
* junk : rommel
* junk : rotzooi
* junk : troep
* junk food : junkfood
* junk food : troepvoedsel unusual
* junk food : vulvoer unusual
* junk mail : ongevraagde reclame
* junto : kliek
* junto : kongsi
* junto : pal
* junto : troep
* jurisprudence : recht
* jurist : jurist
* jury : jury
* just : OK
* just : aanstonds
* just : alleen
* just : billijk
* just : dadelijk
* just : enkel
* just : fair
* just : gewoon
* just : juist
* just : maar
* just : meteen
* just : net
* just : okay
* just : okee
* just : oké
* just : op staande voet
* just : pal
* just : pas
* just : precies
* just : rechtvaardig
* just : schielijk
* just : slechts
* just : straks
* just : subiet
* just : uitsluitend
* just : zo
* just : zojuist
* just : zoëven
* just about : zowat
* just now : juist
* just now : net
* just now : pas
* just now : straks
* just now : zojuist
* just now : zoëven
* just one : maar één
* just one : slechts één
* justice : billijkheid
* justice : gerechtigheid
* justice : rechtvaardigheid
* justification : rechtvaardiging
* justify : rechtvaardigen
* jute : jute
* juvenile : jeugd
* juvenile : jeugd-
* juvenile delinquency : jeugdmisdaad
* juvenille : jeugd
* juvenille : jeugd-
* kangaroo : kangoeroe
* kappa : kappa
* karma : karma
* kea : kea
* keel : kiel
* keelhaul : kielhalen
* keen : druk
* keen : enthousiast
* keen : kras
* keen : kwiek
* keen : levendig
* keen : opgewekt
* keen : rap
* keen : tierig
* keen : vief
* keen : wakker
* keep ... burning : aanhouden
* keep ... burning : laten branden
* keep : behouden
* keep : bergen
* keep : bewaken
* keep : bewaren
* keep : blijven
* keep : conserveren
* keep : de wacht hebben
* keep : fokken
* keep : gadeslaan
* keep : hoeden
* keep : houden
* keep : nakomen
* keep : naleven
* keep : observeren
* keep : onderhouden
* keep : opfokken
* keep : opkweken
* keep : overhouden
* keep : redden
* keep : telen
* keep : toekijken
* keep : toezien
* keep : uitvoeren
* keep : verrichten
* keep : vervullen
* keep : voltrekken
* keep : waarnemen
* keep : waken over
* keep an eye on : bespioneren
* keep an eye on : op de uitkijk staan
* keep at a distance : afhouden
* keep at a distance : weghouden
* keep at bay : afhouden
* keep at bay : weghouden
* keep back : achterhouden
* keep house : beheren
* keep house : besturen
* keep house : huishouden
* keep in : nahouden
* keep in touch : contact houden
* keep on : aanhouden
* keep on : beklijven
* keep on : duren
* keep on : standhouden
* keep on : voortduren
* keep one's hands off : afblijven van
* keep one's hands off : laten staan
* keep to : zich houden aan
* keeper : doelman
* keeper of the records : archivaris
* keepsake : aandenken
* keepsake : gedachtenis
* keepsake : gedenkschrift
* keepsake : gedenkteken
* keepsake : souvenir
* kennel : hondehok
* kennel : kennel
* kerchief : hoofddoek
* kernel : kern
* kernel : pit
* kerosene : kerosine or
* kerosene : lampolie
* kettle : ketel
* kettle : keteldal
* kettle : kookketel
* kettle : waterketel
* key : scala
* key : sleutel
* key : toets
* key : toonladder
* key : toonschaal
* keyboard : keyboard
* keyboard : klavier
* keyboard : toetsenbord
* keypad : toetsenbord
* khaki : kaki
* khaki : kakikleurig
* khaki : legerkledij
* kibbutz : kibboets
* kick : schop
* kick : schoppen
* kick : stamp
* kick : stampen
* kick : trap
* kick : trappen
* kick down : aftrappen
* kick it : afkicken
* kick off : aftrappen
* kick off : inzetten
* kick out : buitengooien
* kick the bucket : de pijp aan maarten geven
* kick the bucket : het loodje leggen
* kick wheel : pottenbakkersschijf
* kick-off : aftrap
* kick-off : inzet
* kid : een geintje maken
* kid : geitje
* kidney : nier
* kill : doden
* kill : doodmaken
* kill : ombrengen
* kill oneself : de hand aan zichzelf slaan
* kill oneself : zelfmoord plegen
* kill two birds with one stone : twee vliegen in één klap slaan
* kiln : kachel
* kiln : oven
* kilo : kilo
* kilo : kilogram
* kilobyte : kilobyte
* kilogram : kilogram
* kilometer : kilometer
* kilometre : kilometer
* kilt : Schotse rok
* kilt : kilt
* kimono : kimono
* kind : aard
* kind : aardig
* kind : attent
* kind : beminnelijk
* kind : bereidvaardig
* kind : bereidwillig
* kind : goedaardig
* kind : goedhartig
* kind : goedig
* kind : gunstig
* kind : leuk
* kind : lief
* kind : mooi
* kind : prettig
* kind : schikkelijk
* kind : slag
* kind : soort
* kind : toeschietelijk
* kind : voorkomend
* kind : vriendelijk
* kind : welwillend
* kind : zoet
* kindergarten : kleuterschool
* kindle : aanmaken
* kindle : aansteken
* kindle : doen ontbranden
* kindle : ontsteken
* kindle : stoken
* kindling : aanmaakhout
* kindling : ontbranden
* kindling : ontsteken
* kindness : liefheid
* kindness : voorkomendheid
* kindness : vriendelijkheid
* kinesthesia : kinesthesie
* kinetic : kinetisch
* king : dam
* king : heer
* king : koning
* king : vorst
* kingdom : dierenrijk
* kingdom : koninkrijk
* kingdom : plantenrijk
* kingdom : rijk
* kingfisher : ijsvogel
* kingship : koningschap
* kip : dut
* kip : dutten
* kip : een uiltje knappen
* kip : hazeslaapje
* kip : hol
* kip : keet
* kip : kip
* kip : maffen
* kirk : kerk
* kirk : kerkgebouw
* kiss : elkaar kussen
* kiss : elkaar zoenen
* kiss : kus
* kiss : kussen
* kiss : zoen
* kiss : zoenen
* kiss and be friends again : afzoenen
* kitchen : keuken
* kitchen : kookgelegenheid
* kite : kiekendief
* kite : vlieger
* kite : wouw
* kitten : katje
* kiwi : kiwi
* kiwi fruit : kiwi
* klaxon : claxon
* klaxon : hoorn
* klaxon : toeter
* kleptomania : kleptomanie
* knapsack : knapzak
* knapsack : ransel
* knapwood : centaurie
* knead : kneden
* knee : knie
* kneel : knielen
* kneel : op de knieën vallen
* knew : kende
* knew : kenden
* knew : wist
* knew : wisten
* knife : mes
* knight : paard
* knight : ridder
* knight : ridderen
* knit : breien
* knitting needle : breinaald
* knitting needle : breipen
* knob : gevest
* knob : hals
* knob : handvat
* knob : heft
* knob : knop
* knob : steel
* knock : aankloppen
* knock : botsen
* knock : klap
* knock : klappen
* knock : klets
* knock : klop
* knock : kloppen
* knock : opvallen
* knock : slaan
* knock : slag
* knock : tik
* knock : veeg
* knock at the door : aankloppen
* knock off : afslaan
* knock off : afstoten
* knock off : debatteren
* knock off : wegslaan
* knock-kneed legs : X-benen
* knot : dichtknopen
* knot : een knoop leggen
* knot : geleding
* knot : knoest
* knot : knoop
* knot : knooppunt
* knot : knopen
* knot : kwast
* know : beheersen
* know : bekend zijn met
* know : kennen
* know : machtig zijn
* know : weten
* know how : beheersen
* know how : kennen
* know how : machtig zijn
* know how : weten
* know like the back of one's hand : kennen als z'n broekzak
* know-it-all : betweter
* know-it-all : wijsneus
* knowledge : bekendheid
* knowledge : kennis
* knowledge : kunde
* knowledge : medeweten
* knowledge : verstand
* knowledge : weten
* known : gekend
* known : geweten
* koala : koala
* koala : koalabeer
* koala : koalabeertje
* kopje : kopje
* korea : korea
* korean : koreaan
* korean : koreaanse
* kren : boerenradijs
* kren : mierik
* kren : mierikswortel
* kroepoek : kroepoek
* krypton : krypton
* kudu : koedoe
* kylix : kylix
* kylix : ogenschaal
* la : la
* lab : lab
* lab : lab-
* lab : labo
* label : categoriseren
* label : etiket
* label : etiketten aanbrengen
* label : etiketteren
* label : label
* labia : schaamlip
* labial : labiaal
* labor agreement : arbeidsovereenkomst
* labor dispute : arbeidsconflict
* labor exchange : arbeidsbeurs
* labor exchange : arbeidsbureau
* labor market : arbeidsmarkt
* labor movement : arbeidersbeweging
* labor-intensive : arbeidsintensief
* laboratory : laboratorium
* laboratory assistent : amanuensis
* laborer : arbeider
* laborer : werker
* laborer : werkkracht
* laborer : werkman
* laborer : werkmier
* laborers : arbeiders
* laborers : werkers
* laborers : werkvolk
* labour : arbeid
* labour : bevallen
* labour : ter wereld brengen
* labour agreement : arbeidsovereenkomst
* labour contract : arbeidsovereenkomst
* labour dispute : arbeidsconflict
* labour exchange : arbeidsbeurs
* labour exchange : arbeidsbureau
* labour market : arbeidsmarkt
* labour movement : arbeidersbeweging
* labour pains : barensnood
* labour-intensive : arbeidsintensief
* labour-union : syndicaat
* labour-union : vakbond
* labour-union : vakvereniging
* labourer : arbeider
* labourer : werker
* labourer : werkkracht
* labourer : werkman
* labourer : werkmier
* labourers : arbeiders
* labourers : werkers
* labourers : werkvolk
* labyrinth : doolhof
* labyrinth : labyrint
* lace : kant
* lack : afwezigheid
* lack : derven
* lack : euvel
* lack : gebrek
* lack : gemis
* lack : missen
* lack : niet hebben
* lack : ontberen
* lack : tekort
* lack : tekortkoming
* lack of : gebrek aan
* lackey : herenknecht
* lackey : lakei
* lacquer : lak
* lacquer : lakken
* lacquer : verlakken
* lad : jongen
* lad : knaap
* ladder : ladder
* laddie : jongen
* laddie : knaap
* ladies and gentlemen : dames en heren
* ladies and gentlemen : meneer en mevrouw
* ladle : pollepel
* lady : dame
* lady : damestoilet
* lady : jonkvrouw
* lady : mevrouw
* lady : vrouwe
* lady help : assistente
* lady help : helpster
* lady's bag : damestas
* lady's bag : damestasje
* lady's mantle : alchemilla
* lady's mantle : vrouwenmantel
* lady-in-waiting : hofdame
* ladybird : lieveheersbeestje
* ladybug : lieveheersbeestje
* ladybug : onze-lieve-heersbeestje
* ladylike : beschaafd
* ladylike : damesachtig
* ladylike : keurig
* lag behind : achterblijven
* laggard : achterblijver
* lagoon : kustmeer
* lagoon : lagune
* laid : legde
* laid : legden
* laid up : bedlegerig
* lake : meer
* lake : plas
* lake : waterplas
* lama : lama
* lamb : lam
* lamb : lammetje
* lamb : lams-
* lamb : lamsvlees
* lambda : labda
* lame : hinkend
* lame : kreupel
* lame : mank
* lament : steen en been klagen
* lament : weeklagen
* lamp : lamp
* lamp-shade : kap
* lamp-shade : lampekap
* lance : lans
* lance : piek
* lance : speer
* lance : spies
* lance : spiets
* land : aan de grond zetten
* land : aan land gaan
* land : aan wal komen
* land : aanlanden
* land : aarde
* land : aardrijk
* land : bodem
* land : dalen
* land : doen landen
* land : grond
* land : land
* land : landen
* land : neerstrijken
* land bridge : landbrug
* land tortoise : landschildpad
* landing : aanlegplaats
* landing : daling
* landing : landing
* landing : steiger
* landing-stage : aanlegplaats
* landing-stage : aanlegsteiger
* landing-stage : landingsplaats
* landing-stage : steiger
* landlady : hospita
* landlady : waardin
* landlord : caféhouder
* landlord : herbergier
* landlord : huisbaas
* landlord : logementhouder
* landlord : waard
* landmark : baken
* landmark : herkenningspunt
* landmark : keerpunt
* landmark : mijlpaal
* landscape : landschap
* landslide : aardverschuiving
* landslide : lawine or
* lane : gang
* lane : rijstrook
* lane : rijvak
* lane : steeg
* lane : wegeltje
* language : code
* language : jargon
* language : spraak
* language : taal
* lanky : groot
* lanky : lang
* lanky : rijzig
* lantern : lantaarn
* lanthanum : lanthaan
* lap : kabbelen
* lap : klapperen
* lap : klotsen
* lap : plassen
* lap : plonzen
* lap : schoot
* lapse : terugvallen
* lapsed : aftands
* lapsed : bouwvallig
* lapsed : gammel
* lapsed : uitgeleefd
* lapsed : uitgewoond
* lapsed : wrak
* laptop : laptop
* laptop : notebook
* laptop computer : laptop
* laptop computer : notebook
* larboard : bakboord
* larch : lariks
* larch : lork
* larch : lorkeboom
* larder : provisiekast
* large : groot
* large intestine : dikke darm
* large spoon : pollepel
* large-tailed antshrike : langstaart-mierklauwier
* largely : grotendeels
* lark : leeuwerik
* larkspur : ridderspoor
* larva : larve
* larva : larvestadium
* laryngitis : keelontsteking
* laryngological : laryngologisch
* laryngologist : laryngoloog
* laryngology : laryngologie
* larynx : strottehoofd
* larynx : strottenhoofd
* lass : meid
* lass : meisje
* lasso : lasso
* last : aanhouden
* last : achterste
* last : afgelopen
* last : beklijven
* last : bestendigen
* last : continueren
* last : doorlopen
* last : duren
* last : jongstgeleden
* last : laatst
* last : laatste
* last : laatstleden
* last : last
* last : standhouden
* last : verleden
* last : verschenen
* last : vervlogen
* last : voorafgaand
* last : voorbij
* last : voorgaand
* last : voortduren
* last : vorig
* last : vroeger
* last days of autumn : naherfst
* last night : de vorige nacht
* last night : gisteravond
* last night : gisterenavond
* last night : gisterennacht
* last night : gisternacht
* last night : vannacht
* last week : verleden week
* last week : vorige week
* lasting : aanhoudend
* lasting : bestendig
* lasting : blijvend
* lasting : constant
* lasting : continu
* lasting : gedurig
* lasting : onafgebroken
* lasting : onophoudelijk
* lasting : vast
* lasting : voortdurend
* latch-key child : sleutelkind
* late : laat
* late : late
* late : vergevorderd
* late : wijlen
* late at night : laat in de nacht
* late in the afternoon : laat in de middag
* late in the morning : laat in de ochtend
* late/deceased : wijlen/overleden
* lately : de laatste tijd
* lately : recentelijk
* later : later
* later on : later
* later on : op een later tijdstip
* latex : latex
* lath : lat
* lathe : draaibank
* lathe : draaischijf
* lather : inzepen
* lather : schuim
* lather : sop
* lather : zeepsop
* latin : latijn
* latin : latijns
* latin : latijns-amerikaans
* latrine : latrine
* laud : lof toezwaaien
* laud : loven
* laud : prijzen
* laud : roemen
* laud : verheerlijken
* laudableness : prijzenswaardigheid
* laugh : lach
* laugh : lachen
* laugh at : uitlachen
* laughing falcon : lachvalk
* laughing gull : lachmeeuw
* laughter : gelach
* laughter : hilariteit
* laughter : lachbui
* laughter : lachen
* launch : barkas
* launch : lanceren
* launch : lancering
* launch : ontketenen
* launch : uitschrijven
* launch : van stapel laten lopen
* launder : witwassen
* laundress : wasvrouw
* laundry : was
* laundry : wasgoed
* laundry : wasserij
* laundry : wasserij/wasgoed
* laundry mark : wasmerkje
* laurel : laurier
* laurel : lauwer
* laurel : lauweren
* lava : lava
* lava : lava-
* lavatory : toilet
* lavender : lavendel
* lavender : zacht lila
* law : recht
* law : theorema
* law : wet
* law abiding : ordelievend
* law of nature : natuurwet
* law-abiding : ordelievend
* lawless : bandeloos
* lawless : ongebreideld
* lawless : teugelloos
* lawn : batist
* lawn : gazon
* lawn : grasmat
* lawn : grasveld
* lawn : perk
* lawrencium : lawrencium
* lawsuit : geding
* lawsuit : gerechtszaak
* lawsuit : proces
* lawsuit : rechtsgeding
* lawsuit : rechtszaak
* lawsuit : verloop
* lawyer : advocaat
* lawyer : advocate
* lawyer : jurist
* lawyer : raadsman
* laxative : laxans
* laxative : laxeermiddel
* laxative : laxerend
* laxative : laxerende
* lay : leggen
* lay : leke-
* lay : leken-
* lay : ligging
* lay : neerleggen
* lay : vlijen
* lay : wereldlijk
* lay a distress upon : beslag leggen op
* lay before : aanhangig maken
* lay down : leggen
* lay down : plaatsen
* lay down : steken
* lay down : stellen
* lay down : stoppen
* lay down : zetten
* lay hold of : aanvatten
* lay hold of : nemen
* lay hold of : oprapen
* lay hold of : pakken
* lay hold of : vatten
* lay on top of : liggen bovenop
* lay out : ontvouwen
* lay out : spreiden
* lay out : uitspreiden
* lay waste : verwoesten
* lay-by : parkeerplaats
* lay-by : parkeerterrein
* layer : aardlaag
* layer : afleggen
* layer : aflegger
* layer : grondlaag
* layer : laag
* layer : legger
* layer : legster
* layer : loot
* layer : marcotteren
* layer : pak
* layer of earth : aardlaag
* layer of earth : grondlaag
* layman : leek
* layman : niet-ingewijde
* layout : lay-out
* layout : opzet
* layout : plan
* laziness : luiheid
* lazy : een lui oog
* lazy : het luie oog
* lazy : lui
* lazy : luie
* lead : aanvoeren
* lead : begeleiden
* lead : begeleiding
* lead : besturen
* lead : brengen
* lead : de weg wijzen
* lead : dieplood
* lead : geleiden
* lead : leiband
* lead : leiden
* lead : leiden naar
* lead : leiding
* lead : leidraad
* lead : lengte
* lead : loden
* lead : lood
* lead : meevoeren
* lead : rondleiden
* lead : stift
* lead : voeren
* lead : vooroplopen
* lead away : afbrengen
* lead free : loodvrij
* lead/experiment : aanvoeren
* lead/experiment : begeleiden
* lead/experiment : begeleiding
* lead/experiment : dieplood
* lead/experiment : leiband
* lead/experiment : leiden
* lead/experiment : leiden naar
* lead/experiment : leiding
* lead/experiment : leidraad
* lead/experiment : lengte
* lead/experiment : lood
* lead/experiment : meevoeren
* lead/experiment : stift
* lead/experiment : vooroplopen
* leader : aanvoerder
* leader : aanvoerster
* leader : baas
* leader : chef
* leader : gebieder
* leader : geleider
* leader : gids
* leader : leider
* leader : leidsman
* leader : leidster
* leader : voorman
* leading : leidend
* leading : toonaangevend
* leading : toongevend
* leading article : hoofdartikel
* leaf : blad
* leaf : bladeren
* leaf : bladeren krijgen
* leaf : doorbladeren
* leaf : vel
* leaf through : bladeren
* leaf through : doorbladeren
* leaf through : ombladeren
* leaflet : blaadje
* leaflet : brochure
* leaflet : folder
* leaflet : ingenaaid boek
* leaflet : paperback
* leaflet : vlugschrift
* league : bond
* league : competitie
* league : liga
* league : mijl
* league : verbond
* leak : lek
* lean : dun
* lean : leunen
* lean : luchtig
* lean : mager
* lean : ondersteunen
* lean : schraal
* lean : schragen
* lean : sprietig
* lean : steunen
* lean : stutten
* lean : tenger
* lean against : aanleunen tegen
* leap (leapt : springen
* leap : springen
* leap : sprong
* leap : wippen
* leap down : afspringen
* leap upon : bespringen
* leap upon : zich storten op
* leap upon : zich werpen op
* leap year : schrikkeljaar
* leap-year : schrikkeljaar
* leapt) : springen
* learn : aanleren
* learn : leren
* learn of : horen
* learn of : vernemen
* learned : geleerd
* learned : knap
* learned : leerde
* learned : leerden
* learned : ontwikkeld
* learning : geleerde
* learning : geleerdheid
* learning : kennis
* learning : leren
* learnt : aangeleerd
* learnt : geleerd
* learnt : leerde
* learnt : leerden
* lease : cedel
* lease : ceel
* lease : huurcontract
* lease : huurovereenkomst
* lease : in pacht hebben
* lease : pachten
* least : kleinste
* least : minst
* least : minste
* least weasel : wezel
* leasurely : langzaam
* leasurely : op zijn gemak
* leasurely : zachtjes
* leasurely : zoetjes
* leather : leder
* leather : lederen
* leather : leer
* leather : leerachtig
* leather : leren
* leather : taai
* leather goods : lederwaren
* leather goods : lederwerk
* leave : achterlaten
* leave : afgaan
* leave : afreizen
* leave : afvaren
* leave : in de steek laten
* leave : laten
* leave : laten begaan
* leave : laten schieten
* leave : laten varen
* leave : loslaten
* leave : nalaten
* leave : op reis gaan
* leave : over zijn
* leave : overblijven
* leave : toelaten
* leave : toestemming
* leave : verlaten
* leave : verlof
* leave : vertrekken
* leave : vrijaf
* leave : weggaan
* leave : zich verwijderen
* leave behind : achterlaten
* leave behind : nalaten
* leave in abeyance : laten rusten
* leave out : nalaten
* leave out : uitlaten
* leave out : verzaken
* leave out : verzuimen
* leave out : weglaten
* leave out of account : buiten beschouwing laten
* leave out of account : geen rekening houden met
* leave out of account : negeren
* leave out of account : onder tafel schuiven
* leave out of account : passeren
* leave out of account : wegcijferen
* leaven : gist
* leaving certificate : einddiploma
* leaving examination : eindexamen
* leavings : afval
* leavings : rommel
* leavings : uitschot
* lectern : lessenaar
* lectern : lezenaar
* lector : lector
* lecture : college
* lecture : college geven
* lecture : een lezing houden
* lecture : een spreekbeurt houden
* lecture : lezing
* lecture : spreekbeurt
* lecture : voordracht
* lecturer : lector
* led : geleid
* led : led
* led : leidde
* led : leidden
* lee : lij
* lee : lijzijde
* leech : bloedzuiger
* leek : look
* leek : prei
* left : achtergelaten
* left : achterliet
* left : blijvend
* left : ging weg
* left : linker-
* left : linkerkant
* left : linkerzijde
* left : links
* left : linksaf
* left : linkse
* left : linksom
* left : naar links
* left : over
* left : resterend
* left : verlaten
* left : verliet
* left : weggegaan
* left out : weggelaten
* left over : blijvend
* left over : over
* left over : resterend
* left side : linkerzijde
* leg : been
* leg : onderbeen
* leg : poot
* legacy : erfenis
* legal : gewettigd
* legal : juridisch
* legal : legaal
* legal : wettelijk
* legal : wettig
* legalise : legaliseren
* legation : legatie
* legend : legende
* legend : volksoverlevering
* legendary : legendarisch
* legging : beenkap
* legible : leesbaar
* legion : legioen
* legislation : wetgeving
* legislative : wetgevend
* legitimate : wettig
* legitimize : echten
* legitimize : legitimeren
* leisure time : vrije tijd
* leisurely : kalm
* leisurely : op zijn gemak
* leisurely : rustig
* leitmotif : Leitmotiv
* lemming : bergmuis
* lemming : lemming
* lemon : citroen
* lemon : citroen-
* lemon : citroenboom
* lemon : citroengeel
* lemon : citroengele
* lemon : citroensmaak
* lemon balm : bijenkruid
* lemon balm : citroenmelisse
* lemon balm : citronella
* lemon balm : vrouwenkruid
* lemon juice : citroensap
* lemon-tree : citroenboom
* lemonade : citroendrank
* lemonade : limonade
* lemur : lemur
* lend (to) : lenen (aan)
* lend : lenen
* lend : lenen aan
* lend : uitlenen
* lend : voorschieten
* length : langdurigheid
* length : lengte
* lengthen : doortrekken
* lengthen : rekken
* lengthen : uitleggen
* lengthen : uitrekken
* lengthen : uittrekken
* lengthen : verlengen
* lengthwise : daarlangs
* lengthwise : in de lengte
* leniency : mildheid
* leniency : zachtaardigheid
* leniency : zachtheid
* leniency : zachtmoedigheid
* leniency : zoelheid
* lenient : goedertieren
* lenient : lankmoedig
* lenient : schappelijk
* lenient : soepel
* lens : lens
* lent : geleend
* lent : leende
* lent : leende uit
* lent : leenden
* lent : leenden uit
* lent : uitgeleend
* lentil : linze
* leopard : luipaard
* leopard : panter
* leper : lepralijder
* leper : leproos
* leper : melaatse
* leprosy : lepra
* leprosy : melaatsheid
* less : min
* less : minder
* less and less : minder en minder
* less and less : steeds minder
* lessen : inkorten
* lessen : verminderen
* lesser bindweed : akkerwinde
* lesser flamingo : dwergflamingo
* lesser spotted woodpecker : kleine bonte specht
* lesser-than sign : kleiner-danteken
* lesson : les
* let : laten
* let : laten begaan
* let : laten schieten
* let : loslaten
* let : te huur
* let : toelaten
* let : toestaan
* let : verhuren
* let know : aankondigen
* let know : in kennis stellen
* let know : kenbaar maken
* let know : mededelen
* let know : meedelen
* let know : openbaren
* let know : verwittigen
* let off : afschieten
* let off : ontladen
* let's start : aan de slag
* let's start : hup
* let's start : vooruit
* lethal : dodelijk
* lethargy : doffe onverschilligheid
* lethargy : lethargie
* lethargy : schijndood
* lethargy : zinsverdoving
* letter : brief
* letter : epistel
* letter : karakter
* letter : letter
* letter : missive
* letter : schrijven
* letter : zendbrief
* letter of application : sollicitatiebrief
* letter of credit : accreditief
* letter of introduction : aanbevelingsbrief
* letter of recommendation : aanbevelingsbrief
* letter opener : briefopener
* letter to the editor : ingezonden
* letterbox : brievenbus
* letterbox : bus
* lettuce : kropsla
* lettuce : latuw
* lettuce : salade
* lettuce : sla
* leukaemia : leukemie
* leukemia : leukemie
* level : aan de schouder brengen
* level : aanleggen
* level : afgraven
* level : constant
* level : eender
* level : effen
* level : effenen
* level : egaal
* level : egaliseren
* level : etage
* level : gelijk
* level : gelijkmaken
* level : gelijkmatig
* level : hoogte
* level : horizontaal
* level : niveau
* level : nivelleren
* level : peil
* level : plan
* level : platliggend
* level : slechten
* level : verdieping
* level : vlak
* level : vlakken
* level : waterpas
* level : weggraven
* level crossing : overgang
* level crossing : oversteekplaats
* level crossing : zebrapad
* level-crossing : overweg
* level-crossing : spoorwegovergang
* lever : beuren
* lever : hefboom
* lever : heffen
* lever : ophalen
* lever : oprichten
* lever : tillen
* lever : verheffen
* leverage : profiteren van
* leverage : uitbuiten
* levitation : levitatie
* levitation : zweven
* lewd : oneerbaar
* lewd : onkuis
* lewd : ontuchtig
* lewd : onzedelijk
* lewdly : onkuis
* lexeme : lexeem
* lexicography : lexicografie
* li : li
* liability : aansprakelijkheid
* liability insurance : aansprakelijkheidsverzekering
* liable : geneigd
* liable for : aansprakelijk voor
* liar : leugenaar
* liar : leugenaarster
* libel : laster
* libel : smaad
* liberal : liberaal
* liberal : liberale
* liberal : ruimdenkend
* liberal : vrijzinnig
* liberate : bevrijden
* liberation : bevrijding
* liberty : vrijheid
* librarian : bibliothecaris
* library : bibliotheek
* library : boekerij
* licence : licentie
* licence : vergunning
* licence : vrijbrief
* license : een vergunning geven
* license : licentie
* license : vergunning
* license : vrijbrief
* licentious : bandeloos
* licentious : ongebreideld
* licentious : teugelloos
* lick : likken
* licorice : drop
* licorice : zoethout
* lid : bedekking
* lid : deksel
* lid : kaft
* lid : omslag
* lie : leugen
* lie : liegen
* lie : liggen
* lie : ligging
* lie : onwaarheid
* lie : terreinligging
* lie down : gaan liggen
* lie down : zich neerleggen
* lie down : zich uitstrekken
* lie encamped : kamperen
* lie encamped : legeren
* lieutenant : luitenant
* lieutenant general : luitenant-generaal
* life : hachje
* life : leven
* life : levensduur
* life : levenslang
* life jacket : reddingsvest
* life sentence : levenslang
* life-belt : reddingsgordel
* life-boat : reddingsboot
* lifebelt : reddingsgordel
* lifeless : lusteloos
* lifeless : saai
* lift : beuren
* lift : heffen
* lift : lift
* lift : opgaan
* lift : opgraven
* lift : ophalen
* lift : opheffen
* lift : opkomen
* lift : oprichten
* lift : opstaan
* lift : rijzen
* lift : rooien
* lift : stijgen
* lift : tillen
* lift : verheffen
* lift : verrijzen
* lift : wassen
* lifting : opwaarderend
* lifting : opwaardering
* ligament : band
* ligature : afbinden
* ligature : ligatuur
* ligature : toebinden
* light : aanmaken
* light : aansteken
* light : belichten
* light : bijlichten
* light : doen ontbranden
* light : hel
* light : helder
* light : het licht aandoen
* light : het licht aansteken
* light : klaar
* light : koffie verkeerd
* light : licht
* light : lichten
* light : lichtend
* light : ontsteken
* light : schijn
* light : schijnsel
* light : stoken
* light : verlichten
* light : voorlichten
* light : vuurtje
* light : zwak
* light bulb : gloeilamp
* light bulb : lichtpeertje ballon
* light up : belichten
* light up : beschijnen
* light up : overschijnen
* light-switch : lichtknop
* light-switch : lichtschakelaar
* lighten : bliksemen
* lighten : flikkeren
* lighten : flitsen
* lighter : aansteker
* lighter : vuurmaker
* lighthouse : lichttoren
* lighthouse : vuurbaak
* lighthouse : vuurtoren
* lighting : belichting
* lightly : licht
* lightly : lichtjes
* lightly : voorzichtig
* lightly : zachtjes
* lightly : zwak
* lightly : zwakjes
* lightning : bliksem
* lightning : bliksemschicht
* lightning : flits
* lightning : hemelvuur
* lightning : schicht
* lightning : vuurstraal
* lightspeed : snelheid van het licht
* lignify : verhouten
* likable : waard om van te houden
* like : als
* like : dat soort dingen
* like : eender
* like : evenknie
* like : favoriet
* like : gelijk
* like : gelijkaardige dingen
* like : gelijkaardigheden
* like : gelijkend
* like : gelijksoortig
* like : gelijkvormig
* like : graag hebben
* like : graag lusten
* like : graag zien zich aangetrokken voelen tot
* like : hechten aan
* like : houden van
* like : lijkend op
* like : lusten
* like : mogen
* like : op de manier van
* like : op de wijze van
* like : soortgelijk
* like : voorkeur
* like : waarderen
* like : zoals
* like that : aldus
* like that : op die manier
* like that : op die wijze
* like that : zo
* like that : zus
* like this : aldus
* like this : dus
* like this : in dier voege
* like this : op deze manier
* like this : op deze wijze
* like this : op die wijze
* like this : zo
* like this : zodanig
* like this : zodoende
* likelihood : waarschijnlijkheid
* likely : waarschijnlijk
* likewise : even
* likewise : eveneens
* likewise : evenzeer
* likewise : idem
* likewise : insgelijks
* likewise : mede
* likewise : ook
* likewise : van hetzelfde
* lilac : lila
* lilac : sering
* lily : lelie
* lily of the valley : lelietje-van-dalen
* lily of the valley : meiklokje
* lily-of-the-valley : lelietje der dalen
* lily-of-the-valley : lelietje-van-dalen
* limb : lid
* limb : lidmaat
* limbs : ledematen
* lime : kalk
* lime : limoen
* lime : limoenenboom
* lime : limoengeel
* lime : limoengroen
* lime : linde
* lime : linde-
* lime : lindeboom
* lime : linden-
* lime- : linde-
* lime- : linden-
* lime-tree : linde
* lime-tree : lindeboom
* limestone : kalksteen
* limit : begrenzen
* limit : beknotten
* limit : beperken
* limit : beperkingen opleggen aan
* limit : grens
* limit : perk
* limitation : begrenzing
* limitation : beperking
* limited : begrensd
* limited : beperkt
* limited : eindig
* limited liability : besloten vennootschap
* limited liability company : naamloze vennootschap
* limp : hinken
* limp : kreupel lopen
* limp : mank lopen
* limp : slecht functioneren
* limp : trekken
* linden : linde
* linden-tree : linde
* linden-tree : lindeboom
* line : aansluiting
* line : beurt
* line : een voering in maken
* line : file
* line : gelid
* line : hengelsnoer
* line : lijn
* line : linie
* line : produktlijn
* line : rechte
* line : reeks
* line : regel
* line : rij
* line : schreef
* line : sim
* line : snoer
* line : spoorlijn
* line : stanza
* line : streep
* line : toer
* line : toerbeurt
* line : trajekt
* line : uitlijnen
* line : vislijn
* line : vissnoer
* line : voeren
* line up : aantreden
* line up : in de rij gaan staan
* line up : in de rij komen
* lineage : afkomst
* lineage : afstamming
* lineage : komaf
* linear algebra : lineaire algebra
* linen : doek
* linen : lijnwaad
* linen : linnen
* lineseed oil : lijnolie
* lingo : Bargoens
* linguist : linguïst
* linguist : taalgeleerde
* linguist : taalkundige
* linguistic : linguïstisch
* linguistic : taal-
* linguistic : taalkundig
* linguistics : linguïstiek
* linguistics : taalwetenschap
* linguistics : taalwetenschappen
* lining : voering
* link : koppeling
* link : link
* link : monteren
* link : relatie
* link : schakel
* link : schalm
* link : verband
* link : verbinden
* link : verbinding
* link : verwijzing
* link : zetten
* link together : aaneenschakelen
* link up : aaneenschakelen
* linker : linker
* linoleum : linoleum
* linoleum : vloerzeil
* lion : leeuw
* lion cub : leeuwenwelp
* lion cub : leeuwenwelpje
* lion cub : welp
* lion cub : welpje
* lioness : leeuwin
* lip : brutaliteit
* lip : lip
* lip : onbeschaamdheid
* lip : rand
* lipstick : lippenstift
* liquefied petroleum gas : L.P.G.
* liquefied petroleum gas : LPG
* liqueur : likeur
* liquid : dun
* liquid : vloeibaar
* liquid : vloeibare
* liquid : vloeistof
* liquid manure : aal
* liquid manure : aalt
* liquid manure : gier
* liquidate : afwikkelen
* liquidate : dieven
* liquidate : doden
* liquidate : doodmaken
* liquidate : laten verdwijnen
* liquidate : liquideren
* liquidate : ombrengen
* liquidate : opheffen
* liquidate : solveren
* liquidate : wegmaken
* liquor : alcohol
* liquor : alcoholische drank
* liquor : drank
* liquor : sterke drank
* liquorice : drop
* liquorice : zoethout
* lira : lire
* lisp : lispelen
* list : cedel
* list : ceel
* list : een lijst maken
* list : lijst
* list : rol
* list : uitlisten
* listen : aanhoren
* listen : beluisteren
* listen : gehoorzamen
* listen : horen
* listen : luisteren
* listen : luisteren naar
* listen : opletten
* listen : toehoren
* listen : toeluisteren
* listen : wachten op
* listen in : afluisteren
* listener : luisteraar
* listener : toehoorder
* litany : litanie
* liter : liter
* literacy : alfabetisme
* literacy : alfabetisme/geletterdheid
* literacy : geletterdheid
* literal : letterlijk
* literal : woordelijk
* literary : letterkundig
* literary : literair
* literary : litterair
* literature : letterkunde
* literature : literatuur
* literature : litteratuur
* lithium : lithium
* litigate : procederen
* litre : liter
* litter : afval
* litter : afval n
* litter : baar
* litter : draagbaar
* litter : draagbed or draagbaar
* litter : or zwerfafval n
* litter : rommel
* litter : worp
* little : een beetje
* little : gering
* little : karig
* little : klein
* little : luttel
* little : min
* little : weinig
* little bell : bel
* little bell : belletje
* little bell : klokje
* little bird : vogeltje
* little boat : bootje
* little brother : broertje
* little by little : geleidelijk
* little by little : langzamerhand
* little by little : zoetjes aan
* little finger : pink
* little owl : nachtuil
* little owl : steenuil
* little present : aardigheidje
* little present : cadeautje
* little stick : staafje
* little stick : stokje
* liturgy : liturgie
* live : gevestigd zijn
* live : huizen
* live : leven
* live : levend
* live : levende
* live : overleven
* live : rechtstreeks
* live : resideren
* live : scherp
* live : scherpe
* live : verderleven
* live : voortbestaan
* live : wonen
* live in lodgings : op kamers wonen
* live on : bestaan van
* live through : beleven
* live through : doorleven
* live through : doormaken
* live to see : beleven
* live to see : doormaken
* live to see : ervaren
* live to see : ondervinden
* live together : samenleven
* live together : samenwonen
* live together/to cohabit : samenwonen
* live up to : voldoen aan
* live upon : bestaan van
* livelihood : middel van bestaan
* liveliness : levendigheid
* lively : ad rem
* lively : geestig
* lively : gevat
* lively : meeslepend
* lively : pittig
* lively : smeuïg
* lively : snedig
* lively : vurig
* liver : lever
* liver : levertjes
* liver sausage : leverworst
* livestock : kudde
* livestock : levende have
* livestock : vee
* livestock : veestapel
* living alone : alleenstaand
* living room : huiskamer
* living room : living
* living room : woonkamer
* living room : zitkamer
* living-room : huiskamer
* living-room : woonkamer
* living-room : zitkamer
* lizard : hagedis
* liège : luik
* llama : lama
* load : beladen
* load : belasten
* load : inladen
* load : laden
* load : lading
* load : last
* load : vracht
* load : vulling
* loaded with : belastend
* loaded with : geladen met
* loaf : brood
* loaf : mik
* loafer : baliekluiver
* loafer : sjap
* loafer : sjappie
* loam : leem
* loan : lenen
* loan : lening
* loan : overneming
* loan : uitlenen
* loanword : leenwoord
* loathe : een afschuw hebben van
* loathe : verafschuwen
* loathe : verfoeien
* loathe : walgen van
* lobe of the ear : oorlel
* lobster : kreeft
* lobster : langoest
* lobster : pantserkreeft
* lobster : zeekreeft
* local : lokaal
* local : plaatselijk
* localization : localisatie
* locate : leggen
* locate : plaatsen
* locate : situeren
* locate : stationeren
* locate : vestigen
* location : lokaliteit
* location : oord
* location : plaats
* location : ruimte
* location : zetel
* locative case : locatief
* loch : fjord
* loch : meer
* loch : plas
* loch : waterplas
* lock : afsluiten
* lock : blokkeren
* lock : haan
* lock : lok
* lock : op slot doen
* lock : sas
* lock : sassluis
* lock : schutsluis
* lock : slot
* lock : sluis
* lock : sluiten
* lock : spui
* lock : vastlopen
* lock up : insluiten
* lock up : opsluiten
* lock up : wegbergen
* lock up : wegsluiten
* locked : afgesloten
* locked : op slot
* locksmith : slotenmaker
* locomotive : motorisch
* locust : sprinkhaan
* locust : treksprinkhaan
* loess : löss
* lofty : hoog
* lofty : verheven
* log : houtblok
* log in : aanmelden
* log in : inloggen
* log out : uitloggen
* logic : logica
* logical : logisch
* logical reasoning : rede
* logical reasoning : verstand
* logician : logicus
* logistics : logistiek
* loin : kruis
* loin : lende
* loin : lendenen
* loin : lendenstuk
* loins : lendenen
* lol : lol
* lolly : lekstok
* lolly : lollie
* lollygag : lanterfanten
* lollygag : treuzelen
* london : londen
* lonely : eenzaam
* long : lang
* long : lange
* long : lange tijd
* long : verlangen
* long : voor lange tijd
* long for : hunkeren
* long for : reikhalzen
* long for : smachten
* long for : verlangen
* long for : verlangen naar
* long for : zuchten
* long for : zuchten naar
* long live : lang leve
* long time no see : lang niet gezien
* long-eared owl : ransuil
* long-term : langetermijn-
* longan : longan
* longboat : barkas
* longing : hunkering
* longing : smachtend
* longing : verlangen
* longing : verlangend
* longing : zielsverlangen
* longing : zucht
* longitude :
* longitude : lengte
* look : aanblik
* look : aanzien
* look : air
* look : alsjeblieft
* look : alstublieft
* look : bekijken
* look : blik
* look : blikken
* look : er uitzien
* look : erop lijken dat
* look : eruitzien
* look : het uiterlijk hebben van
* look : hier
* look : hierzo
* look : kijk
* look : kijken
* look : kijken naar
* look : look
* look : schijn
* look : schouwen
* look : toekijken
* look : toezien
* look : uiterlijk
* look : uitzicht
* look : verschijning
* look : voorkomen
* look : ziedaar
* look : ziezo
* look after : behartigen
* look after : bewaken
* look after : bewaren
* look after : de wacht hebben
* look after : hoeden
* look after : nakijken
* look after : naogen
* look after : oppassen
* look after : verzorgen
* look after : waken over
* look askance : loensen
* look askance : scheelkijken
* look askance : scheelzien
* look at : bekijken
* look at : beschouwen
* look at : blikken
* look at : kijken
* look at : kijken naar
* look at : schouwen
* look at : toekijken
* look at : toezien
* look down : naar beneden kijken
* look down : neerkijken
* look for : opzoeken
* look for : snorren
* look for : uitkijken naar
* look for : uitzien naar
* look for : zoeken
* look forward : zich verheugen
* look forward to : zich verheugen op
* looking-glass : spiegel
* loom : weefgetouw
* loon : duiker
* loop : breisteek
* loop : maas
* loop : steek
* loop : strik
* loopy : geschift
* loopy : getikt
* loopy : getroebleerd
* loopy : getroubleerd
* loopy : tureluurs
* loose : diarree-
* loose : iel
* loose : los
* loose : luchtig
* loose : mul
* loose : rul
* loose cover : hoes
* loot : plunderen
* loquacious : praatgraag
* loquacious : praatziek
* lord : heer
* lord : heerschap
* lord : lord
* lord : meneer
* lorry : truck
* lorry : vrachtauto
* lorry : vrachtwagen
* lose : afvallen
* lose : kwijtraken
* lose : opgeven
* lose : verbeuren
* lose : verliezen
* lose : vermageren
* lose : verslagen worden
* lose : verspelen
* lose flesh : afvallen
* lose flesh : vermageren
* lose in weight : afvallen
* lose in weight : vermageren
* lose one's way : verdolen
* lose one's way : verdwalen
* loss : aderlating
* loss : deficit
* loss : nadeel
* loss : schade
* loss : schadepost
* loss : strop
* loss : verlies
* loss : vermissing
* lost : de weg kwijt
* lost : kwijt
* lost : verdwaald
* lost : verloor
* lost : verloren
* lost : vervlogen
* lot : kavel
* lot : perceel
* lottery : loterij
* lottery : verloting
* lotus : lotus
* loud : hard
* loud : harde
* loud : luid
* loud : luide
* loud : luidruchtig
* loud : luidruchtige
* loudly : hardop
* loudly : luid
* lounge : salon
* lounge : zaal
* lounge suite : bankstel
* louse : luis
* louver : luifel
* lovable : beminnelijk
* lovable : beminnenswaardig
* lovable : lief
* lovable : lieftallig
* love : affectie
* love : beminnen
* love : dol zijn op
* love : duurte
* love : gek zijn op
* love : houden van
* love : kostbaarheid
* love : liefde
* love : liefhebben
* love : min
* love : schat
* love : sexuele hartstocht
* love : verzot zijn op
* love : vrijen
* love at first sight : liefde op het eerste gezicht
* love of one's neighbour : menslievendheid
* love of one's neighbour : naastenliefde
* love triangle : driehoeksverhouding
* loved : bemind
* loved : geliefd
* loved one : beminde
* loved one : geliefde
* loved one : lief
* loved one : liefje
* loved one : liefste
* loved one : zoetelief
* lovely : aangenaam
* lovely : allerliefst
* lovely : beeldig
* lovely : beeldschoon
* lovely : behaaglijk
* lovely : bekoorlijk
* lovely : betoverend
* lovely : charmant
* lovely : dierbaar
* lovely : fijn
* lovely : fraai
* lovely : genoeglijk
* lovely : heerlijk
* lovely : innemend
* lovely : knap
* lovely : kostelijk
* lovely : lief
* lovely : magnifiek
* lovely : mooi
* lovely : net
* lovely : plezierig
* lovely : prachtig
* lovely : schattig
* lovely : schoon
* lovely : snoeperig
* lovely : snoezig
* lovely : verrukkelijk
* lover : beminde
* lover : geliefde
* lover : lief
* lover : liefje
* lover : liefste
* lover : minnaar
* lover : minnares
* lover : vriend
* lover : vriendin
* lover : vrijer
* lover : vrijster
* lover : zoetelief
* loving : liefhebbend
* low : gemeen
* low : infaam
* low : laag
* low : laaghartig
* low : lage
* low : schunnig
* low : vuig
* low relief : bas-reliëf
* low saxon : nedersaksisch
* low tide : eb
* low tide : laagtij
* lower : afdraaien
* lower : afslaan
* lower : laten zakken
* lower : neerhalen
* lower : neerlaten
* lower : strijken
* lower : vellen
* lower : verlagen
* lower back : onderrug
* lower case letter : kleine letter
* lower case letter : minuskel
* lower course : benedenloop
* lower middleclass : kleinburgerlijk
* lower part : onderdeel
* lower part : onderkant
* lower part : onderste
* lower part of the body : abdomen
* lower part of the body : onderbuik
* lower part of the body : onderlijf
* lower-arm : benedenarm
* lower-arm : onderarm
* lower-arm : voorarm
* lowering : verlaging
* loyal : getrouw
* loyal : loyaal
* loyal : trouw
* loyal : trouwhartig
* luck : bof
* luck : buitenkansje
* luck : fortuin
* luck : geluk
* luck : kans
* luck : levenslot
* luck : lot
* luck : mazzel
* luck : tref
* luck : uitzicht
* luck : veine
* luck : zwijn
* luck : zwijntje
* lucky : gelukkig
* lucrative : lucratief
* luggage : bagage
* luggage ticket : bagagebiljet
* luggage-van : bagagewagen
* lukewarm : lauw
* lukewarm : zoel
* lull : wiegen
* lullaby : slaaplied
* lullaby : slaapliedje
* lullaby : wiegelied
* lullaby : wiegeliedje
* lumbago : lumbago
* lump : bal
* lump : bonk
* lump : brok
* lump : dot
* lump : eindje
* lump : fragment
* lump : homp
* lump : klomp
* lump : klont
* lump : kluit
* lump : massa
* lump : prop
* lump : stuk
* lump : stukje
* lump of earth : aardkluit
* lumpsucker : snotolf
* lunacy : gekheid
* lunacy : gekte
* lunacy : krankzinnigheid
* lunacy : uitzinnigheid
* lunacy : waanzin
* lunacy : zinneloosheid
* lunacy : zinsverbijstering
* lunar : lunair
* lunar : maan-
* lunatic : bezetene
* lunatic : gek
* lunatic : gekkin
* lunatic : krankzinnige
* lunatic : zot
* lunatic : zottin
* lunch : dineren
* lunch : het middagmaal gebruiken
* lunch : lunch
* lunch : lunchen
* lunch : middageten
* lunch : twaalfuurtje
* lung : long
* lungwort : longkruid
* lupine : lupine
* lure : lokken
* lurge : lokken
* lurid : geruchtmakend
* lurid : schel
* lurid : sensationeel
* lust : geilheid
* lust : hartstocht
* lust : lust
* lust : passie
* lust : roes
* lust : verslaving
* lust : verwoedheid
* lust : wellust
* lute : luit
* lutetium : lutecium
* luxembourg : luxemburg
* luxembourgian : luxemburgs
* luxurious : luxueus
* luxurious : weelderig
* luxury : lux
* luxury : luxe
* luxury : luxeartikel
* luxury : pracht
* luxury : weelde
* luxury : weeldeartikel
* luxury : weelderigheid
* lyceum : lyceum
* lychee : lychee
* lye : loog
* lying-in room : kraamkamer
* lying-in woman : kraamvrouw
* lynx : los
* lynx : lynx
* lyre : lier
* lyric : tekst
* macabre : eng
* macabre : griezelig
* macabre : ijzingwekkend
* macabre : macaber
* macaroni : macaroni
* macaroon : bitterkoekje
* macaroon : kokoskoekje
* macaw : Indische papegaai
* macaw : ara
* mach : mach
* machine : machine
* machine gun : mitrailleur
* machine of government : bestuursapparaat
* machine translation : computervertaling
* machine translation : machinevertaling f
* machinery : apparaat
* machinery : machinerieën
* machinery : systeem
* mackerel : makreel
* macrocosm : macrocosmos
* macroeconomics : macro-economie
* mad : boos
* mad : dol
* mad : dolzinnig
* mad : gek
* mad : hondsdol
* mad : krankzinnig
* mad : kwaad
* mad : razend
* mad : stapel
* mad : uitzinnig
* mad : waanzinnig
* madam : mevrouw
* made : gemaakt
* made : maakte
* made : maakten
* madman : gek
* madness : gekheid
* madness : gekte
* madness : krankzinnigheid
* madness : uitzinnigheid
* madness : waanzin
* madness : zinneloosheid
* madness : zinsverbijstering
* maelstrom : maalstroom
* maestro : grootmeester
* maestro : maëstro
* maestro : meester
* magazine : blad
* magazine : krant
* magazine : magazijn
* magazine : magazine
* magazine : periodiek
* magazine : revue
* magazine : tijdschrift
* magenta : magenta
* maggot : made
* magic : betoverend
* magic : feeëriek
* magic : goochelkunst
* magic : magie
* magic : tover-
* magic : toverachtig
* magic : toverij
* magic : toverkunst
* magic wand : toverstaf
* magic wand : toverstokje
* magical : magisch
* magical : toverachtig
* magician : duivelskunstenaar
* magician : goochelaar
* magician : tovenaar
* magnanimous : edelmoedig
* magnanimous : grootmoedig
* magnesium : bitteraarde
* magnesium : magnesium
* magnet : magneet
* magnetic : magnetisch
* magnetism : magnetisme
* magnetize : magnetiseren
* magnificent : grandioos
* magnificent : groots
* magnificent : overweldigend
* magnificent : schitterend
* magnificent : verheven
* magnifying glass : loep
* magnifying glass : vergrootglas
* magpie : ekster
* maid : dienares
* maid : dienstmeid
* maid : dienstmeisje
* maid : kamenier
* maid : kamermeisje
* maid : meid
* maid : meisje
* maiden : eerste
* maiden : juffrouw
* maidenhair : adiantum
* maidenhair : haarmos
* maidenhair : venushaar
* mail : post
* mail : posterijen
* mailbox : brievenbus
* mailbox : bus
* mailman : brievenbesteller
* mailman : postbeambte
* mailman : postbode
* maim : verminken
* main : belangrijkst
* main : belangrijkste
* main : hoofd-
* main : hoofdzakelijk
* main : hoofdzakelijke
* main : voornaamste
* main character : hoofdpersoon
* main clause : bevestigende zin
* main clause : enkelvoudige zin
* main clause : hoofdzin
* main course : hoofdgerecht
* main point : essentie
* main point : hoofdpunt
* main verb : hoofdwerkwoord
* main/chief : voornaamste/hoofd
* mainland : continent
* mainland : vasteland
* mainland : werelddeel
* mainly : in het bijzonder
* mainly : inzonderheid
* mainly : voornamelijk
* maintain : argumenteren
* maintain : behouden
* maintain : bergen
* maintain : betogen
* maintain : bewaren
* maintain : conserveren
* maintain : handhaven
* maintain : onderhouden
* maintain : overhouden
* maintain : vertogen
* maintenance : alimentatie
* maintenance : behoud
* maintenance : bewaring
* maintenance : handhaving
* maintenance : instandhouding
* maize : mais
* maize : maïs
* majestic : majestueus
* majestic : plechtstatig
* majestic : statig
* majestic : verheven
* majesty : eerwaarde
* majesty : hoogheid
* majesty : majesteit
* majesty : statigheid
* majesty : verhevenheid
* major : belangrijk
* major : groot
* major : hoofd-
* major : majoor
* major : voornaamste
* major road : heerbaan
* major road : hoofdweg
* major road : voorrangsweg
* majoram : majoraan
* majoram : marjolein
* majority : gros
* majority : meerderheid
* majority : meerderjarigheid
* majority : merendeel
* make ... acquaintance : kennis maken met
* make : aanmaken
* make : afstevenen
* make : bedrijven
* make : doen
* make : koersen
* make : laten
* make : laten doen
* make : maken
* make : merk
* make : stevenen
* make : uitbrengen
* make : uitrichten
* make : uitvoeren
* make a bad decision : een verkeerde beslissing nemen
* make a bad decision : fout beslissen
* make a contract : aangaan
* make a contract : afsluiten
* make a contract : contracteren
* make a deposit : een aanbetaling doen
* make a down payment : een aanbetaling doen
* make a draft : trasseren
* make a draft : trekken
* make a list : een lijst maken
* make a list : uitlisten
* make a mistake : dwalen
* make a mistake : een fout maken
* make a mistake : ernaast zitten
* make a mistake : zich vergissen
* make a mountain out of a molehill : van een mug een olifant maken
* make a mountain out of a molehill : van een muis een olifant maken
* make a night of it : nachtbraken
* make a noise : aangaan
* make a noise : denderen
* make a noise : rommelen
* make a noise : rumoeren
* make a noise : te keer gaan
* make a note : aantekenen
* make a note : noteren
* make a note : opschrijven
* make a note : teboekstellen
* make a project of : beramen
* make a project of : ontwerpen
* make a project of : plannen
* make a stroke : een streep trekken
* make a stroke : trekken
* make a uvular R :
* make a uvular R : brouwen
* make a will : nalaten
* make a will : vermaken
* make an appeal to : een beroep doen op
* make an appointment : afspreken
* make an appointment : een afspraak maken
* make an offer of : aanbieden
* make an offer of : te koop aanbieden
* make available : beschikbaar stellen
* make bitter : verbitteren
* make clean : louteren
* make clean : reinigen
* make clean : schoonmaken
* make clean : vegen
* make clean : zuiveren
* make clear : duidelijk maken
* make enquiries : inlichtingen vragen
* make eyes at : lonken
* make fast : bepalen
* make fast : bevestigen
* make fast : fixeren
* make fast : tuigeren
* make fast : vastmaken
* make fast : vaststellen
* make for : aansturen op
* make for : afstevenen op
* make fun of : bespotten
* make fun of : honen
* make fun of : spotten
* make glad : verblijden
* make glad : verheugen
* make inquiries : inlichtingen vragen
* make love : de liefde bedrijven
* make love : gemeenschap hebben
* make love : sex bedrijven
* make love : sex hebben
* make love : vrijen
* make money : geld verdienen
* make music : musiceren
* make music : muziek maken
* make no account of : geringachten
* make no account of : geringschatten
* make redundant : werkloos maken
* make smooth : banen
* make smooth : effenen
* make smooth : gladmaken
* make smooth : gladstrijken
* make smooth : uitstrijken
* make sure : zorg ervoor
* make the sign of the cross : zich bekruisen
* make up : blanketsel
* make up : blanketten
* make up : grimeren
* make up : make-up
* make up : schmink
* make up : schminken
* make up : uitmaken
* make up : vormen
* make up one's mind : tot een besluit komen
* make use of : aanwenden
* make use of : benutten
* make use of : gebruiken
* make use of : te baat nemen
* make use of : waarnemen
* make war : oorlogvoeren
* make war : strijden
* make war against : beoorlogen
* make war on : beoorlogen
* make-up : blanketsel
* make-up : make-up
* make-up : schmink
* maken inquiries : inlichtingen vragen
* making : aanmaak
* making : fabricage
* making : fabricatie
* making : farad
* making : gedoe
* making : vervaardiging
* malaria : malaria
* male : mannelijk
* male : mannelijk exemplaar
* male : mannetje
* male : mannetjes-
* male cat : kater
* male cook : kok
* malfunction : bijdraaien
* malfunction : haperen
* malfunction : panne hebben
* malfunction : slechte werking
* malfunction : stuk gaan
* malfunction : stuk zijn
* malfunction : uitvallen
* malicious : boosaardig
* malicious : hatelijk
* malicious : kwaadaardig
* malicious : snood
* malicious : te kwader trouw
* malicious : vals
* maligant : kwaadaardig
* malignant : kwaadaardig
* mallard : wilde eend
* mallet : croquethamer
* mallet : droef
* mallet : slaghamer
* mallow : kaasjeskruid
* mallow : maluwe
* mallow : malva
* malnutrition : ondervoeding
* malt : mout
* maltreat : mishandelen
* mam : ma
* mam : mam
* mam : mamma
* mam : mammie
* mammal : zoogdier
* mammary gland : melkklier
* mammoth : mammoet
* mammy : ma
* mammy : mam
* mammy : mamma
* mammy : mammie
* man : bemannen
* man : heer
* man : man
* man : manspersoon
* man : mens
* man : pion
* man : speelstuk
* man : vent
* man of genius : genie
* mana : mana
* manacle : handboeien
* manage : administreren
* manage : beheren
* manage : besturen
* manage : dirigeren
* manage : huishouden
* manage : leiden
* manage : mennen
* manage : richten
* manage : toedienen
* manage to : erin slagen
* manage to : slagen
* manageability : gedweeheid
* manageability : meegaandheid
* manageability : volgzaamheid
* manageable : handelbaar
* manageable : inschikkelijk
* management : administratie
* management : beheer
* management : bestuur
* management : directie
* management : management
* management : toediening
* manager : administrateur
* manager : beheerder
* manager : bestuurder
* manager : directeur
* manager : gerant
* manager : leidinggevende
* manager : manager
* manager : menner
* manager : zetbaas
* managing director : algemeen directeur
* manatee : lamantijn
* manatee : zeekoe
* mandarin : mandarijn
* mandarin orange : mandarijn
* mandarin orange : mandarijnenboom
* mandate : lastbrief
* mandate : mandaat
* mandate : volmacht
* mandatory : nodig
* mandatory : verplicht
* mandrill : mandril
* mane : maan
* mane : manen
* maneuver : manoeuvre
* manga : manga
* manganese : mangaan
* manganese : manganium
* manger : bak
* manger : drenkbak
* manger : drinktrog
* manger : eetbak
* manger : krib
* manger : trog
* mango : manga
* mango : mango
* mango-tree : mangaboom
* mango-tree : mangoboom
* mangosteen : mangisboom
* manicure : manicuren
* manifacture : aanmaak
* manifacture : fabricage
* manifacture : fabricatie
* manifacture : gedoe
* manifacture : vervaardiging
* manifest : laten blijken
* manifest : manifest
* manifest : manifesteren
* manifest : vrachtlijst
* manifestation : manifestatie
* manipulate : hanteren
* manipulate : manipuleren
* manipulate : omgaan met
* mankateno : handboei
* mankind : de mensheid
* mankind : mensdom
* mankind : mensheid
* manna : manna
* manner : manier
* manner : trant
* manner : wijze
* manoeuvre : manoeuvre
* manoeuvre : manoeuvreren
* manoeuvre : rangeren
* mansion : herenhuis
* manslaughter : doodslag
* mantel : schoorsteenmantel
* mantelpiece : schoorsteenmantel
* mantle : aardmantel
* mantle : jas
* mantle : mantel
* manual : handboek
* manual : handleiding
* manual : handmatig
* manual : manueel
* manual : met de hand
* manual(ly) : met de hand
* manufacture : aanmaak
* manufacture : aanmaken
* manufacture : fabriceren
* manufacture : farad
* manufacture : gedoe
* manufacture : maken
* manufacture : vervaardigen
* manufacture : vervaardiging
* manufacturer : fabrikant
* manure : mest
* manuring : bemesting
* manuscript : handschrift
* manuscript : kopij
* manuscript : manuscript
* many : menig
* many : veel
* many : vele
* many thanks : heel erg bedankt hear it
* map : kaart
* map : landkaart
* map : stadsplan
* maple : aak
* maple : ahorn
* maple : esdoorn
* maple : esdoorn-
* maple syrup : ahornsiroop
* maple- : esdoorn-
* marathon : marathon
* marble : knikker
* marble : marmer
* marble : marmeren
* marble : pilletje
* march : grensmark
* march : lopen
* march : marcheren
* march : mark
* march : mars
* march : tippelen
* march off : aftrekken
* march off : sterven
* march off : vergaan
* march off : verscheiden
* march on : aanrukken
* march on : opmarcheren
* mare : merrie
* margarine : margarine
* margin : kant
* margin : marge
* margin : rand
* margrave : markgraaf
* marguerite : ganzebloem
* marguerite : margriet
* marguerite : paarlemoentjes
* marigold : goudsbloem
* marijuana : marihuana
* marimba : marimba
* marina : jachthaven
* marine climate : zeeklimaat
* marionette : marionet
* mariposa : nicht
* marital : huwelijks
* maritime : maritiem
* maritime : zee-
* mark : aanduiden
* mark : aanduiding
* mark : aanmunten
* mark : afdrukken
* mark : bevlekken
* mark : bewijs
* mark : blaam
* mark : blijk
* mark : cijfer
* mark : mark
* mark : markeren
* mark : markering
* mark : merk
* mark : merken
* mark : merkteken
* mark : neerpennen
* mark : nota nemen
* mark : noteren
* mark : opschrijven
* mark : optekenen
* mark : punt
* mark : score
* mark : sein
* mark : signaal
* mark : slaan
* mark : stempelen
* mark : teken
* mark : tekenen
* mark : verbeteren
* mark : wenk
* mark : zegel
* mark : zijn stempel drukken op
* mark down : afprijzen
* mark of Cain : Kaïnsteken
* mark out : afbakenen
* mark with a cross : aankruisen
* mark/grade : cijfer
* market : afzetgebied
* market : bazaar
* market : beurs
* market : jaarbeurs
* market : kermis
* market : markt
* market : markt-
* market : marktplaats
* market : marktplein
* market trader : marktkoopman
* marketplace : markt
* marketplace : marktplaats
* marketplace : marktplein
* marmelade : jam
* marmelade : marmelade
* marmelade : moes
* marriage : echt
* marriage : echtverbintenis
* marriage : huwelijk
* marriage : huwelijkse staat
* married : gehuwd
* married : getrouwd
* married people : echtelieden
* married people : echtpaar
* marrow : courgette
* marrow : merg
* marry : de man worden van
* marry : de vrouw worden van
* marry : huwen
* marry : in de echt verbinden
* marry : in het huwelijk treden
* marry : trouwen
* marry : trouwen met
* marry : uithuwelijken
* marry : zich in de echt verbinden
* mars : mars
* marsh : broek
* marsh : drasland
* marsh : moer
* marsh : moeras
* marsh buck : langhoefantilope
* marsh buck : moerasantilope
* marsh buck : sitatoenga
* marsupial : buideldier
* martagon lily : Turkse lelie
* marten : marter
* martial : krijgshaftig
* martial : oorlogszuchtig
* martial art : gevechtskunst
* martial art : gevechtssport
* martyr : bloedgetuige
* martyr : martelaar
* martyr : martelares
* marvel : zich verbazen
* marvel : zich verwonderen
* marvel at : zich verbazen
* marvel at : zich verwonderen
* marvellous : schitterend
* marzipan : marsepein
* mascara : mascara
* masculine : mannelijk
* mashed potatoes : aardappelpuree
* mashed potatoes : puree
* mask : bemantelen
* mask : bewimpelen
* mask : dekmantel
* mask : masker
* mask : maskeren
* mask : mom
* mask : mombakkes
* mask : verbloemen
* masked ball : bal masqué
* masked ball : gemaskerd bal
* mason : metselaar
* mason : metser
* mason : vrijmetselaar
* masonic : vrijmetselaars-
* masonry : metselwerk
* masquerade : maskerade
* masquerade : maskering
* mass : , massa
* mass : boel
* mass : drom
* mass : eucharistieviering
* mass : hoop
* mass : massa
* mass : menigte
* mass : mis
* mass : misvieren
* mass : ophopen
* mass : samenhopen
* mass : samennemen
* mass : schare
* mass : stapel
* mass : tas
* mass : troep
* mass : vieren
* mass media : massamedia
* mass noun : niet-telbaar substantief
* mass noun : niet-telbaar zelfstandig naamwoord
* mass produce : in grote hoeveelheden fabriceren
* massacre : afslachten
* massacre : bloedbad
* massacre : moorden
* massacre : moordpartij
* massacre : neerhouwen
* massacre : slachting
* massage : massage
* massage : masseren
* massive : massief
* massive : massieve
* mast : mast
* master : baas
* master : doctorandus
* master : grootmeester
* master : heer
* master : licentiaat
* master : magister
* master : maëstro
* master : meester
* master : meester worden
* master : onder de knie krijgen
* master : patroon
* master builder : aannemer
* master builder : bouwondernemer
* masterful : bazig
* masterpiece : meesterwerk
* mastiff : mastiff
* mastiff : mopshond
* masturbate : masturberen
* masturbation : masturbatie
* masturbation : zelfbevrediging
* mat : mat
* mat : schaakmat
* match : evenknie
* match : gelijke
* match : koppelen
* match : lucifer
* match : match
* match : overeenstemmen
* match : paren
* match : partij
* match : passen bij
* match : wedstrijd
* match : zwavelstokje
* match-make : koppelen
* match-maker : huwelijksmakelaar
* match-maker : koppelaar
* match-maker : koppelaarster
* mate : gemeenschap hebben
* mate : paren
* material : grondstof
* material : materiaal
* material : materieel
* material : materiële
* material : naaigoed
* material : stof
* material : stoffelijk
* material : weefsel
* material : wereldlijk
* material : wereldlijke
* materialize : materialiseren
* materialize : verstoffelijken
* materials : benodigdheden
* maternal : moeder
* maternal aunt : tante
* maternal aunt : tante van moederskant
* maternal death : zwangerschapsdood
* maternal grandfather : grootvader
* maternal grandfather : grootvader van moederskant
* maternal grandfather : opa van moederskant
* maternal grandmother : oma van moederskant
* maternal grandparents : grootouders van moederskant
* maternal half brother : halfbroer met gemeenschappelijke moeder
* maternal uncle : oom
* maternal uncle : oom van moederskant
* maternity : moederschap
* mathematical : mathematisch
* mathematical : wiskundig
* mathematician : mathematicus
* mathematician : wiskundige
* mathematics : mathematica
* mathematics : wiskunde
* mathematics/maths : wiskunde
* maths : wiskunde
* matrices : matrices
* matrices : matrixen
* matrimony : echt
* matrimony : echtverbintenis
* matrimony : huwelijk
* matrimony : huwelijkse staat
* matrix : gietvorm
* matrix : matrijs
* matrix : matrix
* matron : intendante
* matter : aangelegenheid
* matter : affaire
* matter : belangrijk zijn
* matter : ding
* matter : er toe doen
* matter : geval
* matter : goedje
* matter : materie
* matter : spul
* matter : stof
* matter : substantie
* matter : zaak
* matter : zelfstandigheid
* mattock : hak
* mattress : matras
* mature : belegen
* mature : bezonken
* mature : rijp
* mature : volwassen
* matzo : matse
* matzo : paasbrood
* mauve : mauve
* mauve : paars
* maw : afgrond
* maw : bek
* maw : muil
* maw : opening
* maxim : sententie
* maxim : spreuk
* maxim : zinspreuk
* maximum : maximaal
* maximum : maximum
* maximum : maximum-
* may : het recht hebben
* may : mogen
* maybe : het zou kunnen
* maybe : misschien
* maybe : mogelijk
* maybe : mogelijkerwijs
* maybe : soms
* maybe : wellicht
* mayhap : misschien
* mayhap : mogelijk
* mayhap : mogelijkerwijs
* mayhap : soms
* mayhap : wellicht
* mayonnaise : mayonaise
* mayor : burgemeester
* mayor : burgervader
* mayor : dorpsburgemeester
* me : aan me
* me : aan mij
* me : ik
* me : m'n
* me : me
* me : mij
* me : mijn
* me : naar me
* me : naar mij
* me too : ik ook
* mead : mede
* mead : mee
* meadow : beemd
* meadow : grasland
* meadow : wei
* meadow : weide
* meadow : weidegrond
* meadow : weiland
* meager : belabberd
* meager : ellendig
* meager : mager
* meager : miserabel
* meager : schamel
* meager : schraal
* meager : schunnig
* meager : sprietig
* meager : stumperig
* meagre : mager
* meal : bloem
* meal : eten
* meal : gort
* meal : griesmeel
* meal : grut
* meal : grutten
* meal : maal
* meal : maaltijd
* meal : meel
* mealies : mais
* mean : bedoelen
* mean : beduiden
* mean : betekenen
* mean : boosaardig
* mean : boosaardige
* mean : doorsnee
* mean : gemeen
* mean : gemene
* mean : gemiddeld
* mean : gemiddelde
* mean : gierig
* mean : menen
* mean : middelbaar
* mean : middelmaat
* mean : midden
* mean : midden-
* mean : minderwaardig
* mean : minderwaardige
* mean : van plan zijn
* mean : voorhebben
* mean : voornemens zijn
* mean : willen doen
* mean : willen zeggen
* mean : zich voorstellen
* meander : kronkelen
* meander : slingeren
* meaning : bedoeling
* meaning : betekenis
* meaning : doel
* meaning : plan
* meaning : portee
* meaning : strekking
* meaning : toeleg
* meaning : voornemen
* meaning : zin
* meaningful : zinvol
* meaningless : onbeduidend
* meaningless : onbetekenend
* meaningless : zinledig
* meaningless : zinloos
* means : een bemiddeld man
* means : medium
* means : middel
* means : middelen
* means : remedie
* means : weg
* means : werktuig
* means of communication : communicatiemiddel
* meanwhile : daarentegen
* meanwhile : inmiddels
* meanwhile : intussen
* meanwhile : ondertussen
* meanwhile : vast
* meanwhile : voorlopig
* meanwhile : zolang
* measles : mazelen
* measurable : afzienbaar
* measure : afmeten
* measure : grootte
* measure : maat
* measure : maatregel
* measure : mate
* measure : meten
* measure : opmeten
* measure : opnemen
* measure : roeien
* measure : uitmeten
* measure out : afwegen
* measure out : doseren
* measured : afgemeten
* measured : ceremonieel
* measured : plechtig
* measured : plechtstatig
* measurement : afmeting
* measurement : dimensie
* measurement : grootte
* measurement : maat
* measurement : mate
* measurement : meting
* measurement : opmeting
* measuring jug : maatbeker
* meat : vlees
* meat-fly : aasvlieg
* meat-fly : strontvlieg
* mechanic : mecanicien
* mechanic : monteur
* mechanic : werktuigkundige
* mechanical : mechanisch
* mechanical : werktuiglijk
* mechanics : mechanica
* mechanics : werktuigkunde
* medal : medaille
* medal : penning
* meddler :
* meddler : bemoeial
* meddlesome : bemoeiziek
* meddlesome : bemoeizuchtig
* meddlesome : indiscreet
* meddlesomeness : bemoeizucht
* meddlesomeness : indiscretie
* median : mediaan
* mediate : bemiddelen
* mediate : middelen
* mediation : bemiddeling
* mediation : tussenkomst
* medical : geneeskundig
* medical : helend
* medical : medicinaal
* medical : medisch
* medicine : artsenij
* medicine : geneeskunde
* medicine : geneesmiddel
* medicine : medicijn
* medicine/drug : medicijn
* medick : rupsklaver
* medieval : middeleeuws
* medieval : middeleeuwse
* mediocre : middelmatig
* meditate : mediteren
* meditate : nadenken
* meditate : peinzen
* meditate : zinnen
* meditation : meditatie
* meditative : nadenkend
* medly : allegaartje
* meekness : mildheid
* meekness : zachtaardigheid
* meekness : zachtheid
* meekness : zachtmoedigheid
* meekness : zoelheid
* meercat : meerkat
* meerkat : stokstaartje
* meet : aantreffen
* meet : afhalen
* meet : afspreken
* meet : bijeenkomen
* meet : elkaar ontmoeten
* meet : komen halen
* meet : ontmoeten
* meet : ophalen
* meet : samenkomen
* meet : tegemoet treden
* meet : tegenkomen
* meet : treffen
* meet : vergaderen
* meet : voldoen aan
* meet each other : elkaar ontmoeten
* meet each other : elkaar tegenkomen
* meet one another : elkaar ontmoeten
* meet one another : elkaar tegenkomen
* meet with : bevredigen
* meet with : paaien
* meet with : tegemoetkomen aan
* meet with : tevredenstellen
* meet with : voldoen
* meeting : bijeenkomst
* meeting : meeting
* meeting : samenkomst
* meeting : vergadering
* meeting : zitting
* megalomania : grootheidswaanzin
* megalomania : megalomanie
* megasecond : megaseconde
* meiosis : meiose
* meitnerium : meitnerium
* melancholy : droefgeestig
* melancholy : droefgeestigheid
* melancholy : melancholie
* melancholy : melancholiek
* melancholy : melancholisch
* melancholy : weemoed
* melancholy : weemoedig
* melancholy : zwaarmoedig
* melancholy : zwaarmoedigheid
* melanoma : melanoom
* melilot : honingklaver
* mellowness : malsheid
* mellowness : weekheid
* mellowness : zachtheid
* melodrama : melodrama
* melodramatic : melodramatisch
* melody : deun
* melody : deuntje
* melody : melodie
* melody : wijs
* melody : wijsje
* melon : meloen
* melt : doen smelten
* melt : dooien
* melt : doorbranden
* melt : ontdooien
* melt : smelten
* melt : versmelten
* melt : vloeibaar maken
* melt : vloeibaar worden
* melt : wegsmelten
* melting : dooi
* melting point : smeltpunt
* melting pot : smeltkroes
* member : aanhanger
* member : ledemaat
* member : lid
* member : lidmaat
* member : mannelijk lid
* member : partijganger
* member : partijlid
* member of parliament : kamerlid
* member of parliament : lagerhuislid
* member of parliament : parlementariër
* member of parliament : volksvertegenwoordiger
* member state : lidstaat
* membership : lidmaatschap
* memento : aandenken
* memento : gedachtenis
* memento : gedenkschrift
* memento : gedenkteken
* memento : souvenir
* memorable : gedenkwaardig
* memorable : heuglijk
* memorial : gedenkteken
* memorial : monument
* memorise : van buiten leren
* memorize : memoriseren
* memorize : uit het hoofd leren
* memorize : van buiten leren
* memory : aandenken
* memory : computergeheugen
* memory : gedachtenis
* memory : geheugen
* memory : herinnering
* memory : heugenis
* men : heren
* menace : bedreigen
* menace : bedreiging
* menace : dreigement
* menace : dreigen
* menace : dreiging
* menacing : bedreigend
* menacing : dreigend
* mend : boeten
* mend : flikken
* mend : lappen
* mend : maken
* mend : maken/repareren
* mend : oplappen
* mend : repareren (van kleding)
* mend : stoppen
* mend : verstellen
* mendelevium : mendelevium
* mendicant friar : bedelmonnik
* mendicant order : bedelorde
* menorah : menora
* menstruation : menstruatiecyclus
* mental : geestelijk
* mental : mentaal
* mentally deficient : achterlijk
* mention : gewag
* mention : gewag maken van
* mention : noemen
* mention : predicaat
* mention : vermelden
* mention : vermelding
* menu : kaart
* menu : menu
* menu : spijskaart
* meow : gemiauw
* meow : miauw
* meow : miauwen
* mercenary : huurling
* mercenary : huursoldaat
* merchandise : handelswaar
* merchandise : koopwaar
* merchandise : waar
* merchant : handelaar
* merchant : koopman
* merchant : zakenman
* merciful : barmhartig
* merciful : goedertieren
* mercifulness : barmhartigheid
* mercifulness : genade
* mercury : kwik
* mercury : kwikzilver
* mercy : barmhartigheid
* mercy : genade
* mere : bloot
* mere : enkel
* mere : louter
* merely : alleen maar
* merely : louter
* merganser : zaagbek
* merge : fuseren
* merger : fusie
* merger : samensmelting
* merit : toekomen
* merit : verdienen
* merit : verdienste
* merit : waard zijn
* merit : waardig zijn
* merlin : steenvalk
* mermaid : zeemeermin
* merry : goedgehumeurd
* merry : goedgeluimd
* merry : jolig
* merry : luimig
* merry : lustig
* merry : monter
* merry : opgewekt
* merry : vrolijk
* merry : welgemutst
* merry-go-round : carrousel
* merry-go-round : draaimolen
* merry-go-round : zweefmolen
* mesh : breisteek
* mesh : maas
* mesh : steek
* mesh : strik
* mess : brij
* mess : moes
* mess : pap
* mess : rommel
* mess : troep
* message : bekendmaking
* message : bericht
* message : boodschap
* message : kennisgeving
* message : mare
* message : tijding
* message : verwittiging
* messenger : afgezant
* messenger : bode
* messenger : boodschapper
* messenger : gezant
* messiah : messias
* metal : metaal
* metal : metalen
* metal detector : metaaldetector
* metalled : kei-
* metalled : keislag-
* metalled : stenen
* metalled : stenig
* metallic : metalen
* metallurgy : metallurgie
* metamorphosis : gedaanteverandering
* metamorphosis : gedaanteverwisseling
* metamorphosis : metamorfose
* metamorphosis : vervorming
* metaphor : beeld
* metaphor : beeldspraak
* metaphor : metafoor
* metaphorical : metaforisch
* metaphysics : metafysica
* metastasis : uitzaaiing
* meteoric stone : aëroliet
* meteoric stone : meteoor
* meteoric stone : meteoorsteen
* meteorite : aëroliet
* meteorite : meteoorsteen
* meteorite : meteoriet
* meteorology : meteorologie
* meteorology : weerkunde
* meter : meter
* meter : teller
* methinks : me dunkt
* method : methode
* method of preparation : bereidingswijze
* methodical : methodisch
* methodical : schools
* methylated spirit : brandspiritus
* metic : metoiken
* metre : meter
* metre : metrum
* metre : versmaat
* metric : metriek
* metropolis : grote stad
* metropolis : hoofdstad
* metropolis : metropolis
* metropolis : metropool
* metropolis : moederland
* metropolis : wereldstad
* metrosexual : metroseksueel
* meuse : maas
* mi : mi
* mica : glimmer
* mica : mica
* microbe : microbe
* microfilm : microfilm
* micrometre : micrometer
* microphone : microfoon
* microscope : microscoop
* microsecond : microseconde
* microstate : dwergstaat
* microstate : ministaat
* microwave : magnetron
* microwave : magnetronoven
* microwave : microgolf
* microwave : microgolfoven
* microwave oven : magnetron
* microwave oven : magnetronoven
* microwave oven : microgolf
* microwave oven : microgolfoven
* mid- : midden-
* midday : middag
* midday : noen
* midday meal : diner
* midday meal : middageten
* midday meal : middagmaal
* middle : doorsnee
* middle : gemiddeld
* middle : middelbaar
* middle : middelmaat
* middle : midden
* middle : midden-
* middle ages : middeleeuwen
* middle east : midden-oosten
* middle finger : middelvinger
* middle-aged : van middelbare leeftijd
* middleclass : burgerlijk
* middleclass citizen : bourgeois
* middleclass citizen : burger
* middleclass citizen : burgerman
* middy : adelborst
* midge-bite : muggebeet
* midget : dwerg
* midget : dwergachtig
* midget : minuscuul
* midnight : middernacht
* midnight mass : nachtmis
* midriff : middenrif
* midshipsman : adelborst
* midwife : , vroedvrouw
* midwife : verloskundige
* midwife : vroedvrouw
* migrant : migrant
* migrant : migrerend
* migrant : rondtrekkend
* migrant : trekkend
* migrate : migreren
* migrate : rondreizen
* migrate : rondtrekken
* migrate : trekken
* migrate : zwerven
* milan : milaan
* mild : mild
* mild : milde
* mild : zacht
* mild : zachtaardig
* mild : zachte
* mild : zachtmoedig
* mild : zachtzinnig
* mild : zoel
* mildew : schimmel
* mildness : mildheid
* mildness : zachtaardigheid
* mildness : zachtheid
* mildness : zachtmoedigheid
* mildness : zoelheid
* mile : mijl
* milepost : mijlpaal
* milestone : mijlpaal
* military : martiaal
* military : militair
* military : oorlogs-
* military division : divisie
* military division : legerafdeling
* milk : melk
* milk : melken
* milk-powder : melkpoeder
* mill : fabriek
* mill : graveren
* mill : malen
* mill : metaalfabriek
* mill : molen
* mill : papierfabriek
* mill : papiermolen
* mill : slijpen
* mill : staalfabriek textielfabriek
* millenium : duizendjarig tijdperk
* millenium : millennium
* millennium : millennium
* miller : molenaar
* miller : mulder
* millet : gierst
* milliard : miljard
* millibar : millibar
* millimetre : millimeter
* milliner : modemaakster
* milliner : modiste
* million : miljoen
* million : één miljoen
* millionaire : miljonair
* millipede : miljoenpoot
* millisecond : milliseconde
* millstone : molensteen
* minaret : minaret
* mince : fijnhakken
* mince-pie : vruchtengebak
* minced meat : gehakt
* mind : aandacht schenken aan
* mind : denkvermogen
* mind : erg vinden
* mind : gadeslaan
* mind : geest
* mind : iets op tegen hebben
* mind : intellect
* mind : letten op
* mind : observeren
* mind : passen op
* mind : psyche
* mind : toekijken
* mind : toezien
* mind : uitmaken
* mind : verstand
* mind : waarnemen
* mind : zich bemoeien met
* mine : de mijne
* mine : het mijne
* mine : mijn
* mine : mijnen leggen
* mine : mijngang
* mine : ontginnen
* mine sweeper : mijnenveger
* minefield : mijnenveld
* minelayer : mijnenlegger
* miner : mijnwerker
* mineral : delfstof
* mineral : mineraal
* mingle : doorlopen
* mingle : mengen
* mingle : mixen
* mingle : temperen
* mingle : vermengen
* mingle : verwarren
* mingle : wassen
* mingle : zich vermengen
* minimum : miniem
* minimum : minimaal
* minimum : minimum
* mining : mijnbouw
* mining-engineer : mijningenieur
* minion : ondergeschikte
* minister : bewindsman
* minister : dominee
* minister : minister
* ministerial : ministerieel
* ministry : ministerie
* minor : klein
* minor : minder belangrijk
* minor : minderjarige
* minor : onbelangrijk
* minority : minderheid
* minority : minderheids-
* minority : minderjarigheid
* minority : minoriteit
* minotaur : minotaurus
* mint : fortuin
* mint : kruizemunt
* mint : munt
* mint : munten
* mint : ongeschonden
* mint : pepermunt
* mint : piekfijn
* mint : piekfijne
* mint : uitmuntend
* mint : uitmuntende
* mint-master : muntmeester
* minuend : aftrektal
* minus : min
* minus : minus
* minus : negatief
* minus : negatieve
* minus : onder nul
* minus sign : minteken
* minute : minuscule
* minute : minuscuul
* minute : minuut
* minute : minuutje
* minute : nietig
* minute : nietige
* minute : notulen
* minute : notuleren
* minute : onbeduidend
* minute : onbeduidende
* minute : secondje
* minutes : bekeuring
* minutes : notulen
* minutes : proces-verbaal
* minutes : protocol
* miracle : mirakel
* miracle : wonder
* miraculous : miraculeus
* miraculous : miraculeuze
* miraculous : verwonderlijk
* miraculous : verwonderlijke
* miraculous : wonderbaar
* miraculous : wonderbaarlijk
* miraculous : wonderdadig
* miraculous : wonderdoend
* mirage : fata morgana
* mirage : luchtspiegeling
* mirror : afspiegelen
* mirror : spiegel
* miscalculate : buiten de waard rekenen
* miscalculate : misrekenen
* miscalculate : zich verrekenen
* miscarriage : abortus
* miscarriage : miskraam
* miscarry : aborteren
* miscarry : een miskraam krijgen
* miscarry : falen
* miscarry : misgaan
* miscarry : mislukken
* miscarry : ontijdig bevallen
* miscarry : sjezen
* miscarry : stralen
* miscarry : stranden
* miscarry : zakken
* miscellaneous : allerhande
* miscellaneous : allerlei
* miscellaneous : diverse
* mischievous : boosaardig
* mischievous : dartel
* mischievous : guitig
* mischievous : hatelijk
* mischievous : kwaadaardig
* mischievous : schelmachtig
* mischievous : snaaks
* mischievous : snood
* mischievous : te kwader trouw
* mischievous : vals
* miser : duitendief
* miser : gierigaard
* miser : schraper
* miser : vrek
* miserable : arm
* miserable : armelijk
* miserable : armoedig
* miserable : bedroefd
* miserable : bedroevend
* miserable : behoeftig
* miserable : beklagenswaardig
* miserable : belabberd
* miserable : beroerd
* miserable : berooid
* miserable : catastrofaal
* miserable : droef
* miserable : droevig
* miserable : ellendig
* miserable : erbarmelijk
* miserable : jammerlijk
* miserable : kwaad
* miserable : kwalijk
* miserable : miserabel
* miserable : mistroostig
* miserable : naargeestig
* miserable : nooddruftig
* miserable : onzalig
* miserable : rampzalig
* miserable : schamel
* miserable : schunnig
* miserable : slecht
* miserable : smartelijk
* miserable : somber
* miserable : stumperig
* miserable : treurig
* miserable : triestig
* miserable : verdrietig
* miserable : verkeerd
* miserable : zielig
* miserably : ellendig
* miserliness : gierigheid
* miserliness : inhaligheid
* miserliness : schraperigheid
* miserliness : vrekkigheid
* miserly : gierig
* miserly : hebzuchtig
* miserly : inhalig
* miserly : pinnig
* miserly : schraperig
* miserly : vrekkig
* misery : armoe
* misery : ellende
* misery : misère
* misery : narigheid
* misery : nood
* misery : schamelheid
* misfeasance : ambtsmisdrijf
* mishear : misverstaan
* mislay : misleggen
* mislead : misleiden
* misleading : bedrieglijk
* misleading : illusoir
* misnomer : slecht gekozen term
* miss : archaic
* miss : misgrijpen
* miss : mislopen
* miss : missen
* miss : niet snappen
* miss : ontwijken
* missile : raket
* mission : missie
* mission : opdracht
* mission : zending
* missionary : missionaris
* missionary : zendeling
* misspell : misspellen
* misspell : verkeerd spellen
* mist : damp
* mist : floers
* mist : mist
* mist : nevel
* mist : waas
* mistake : abuis
* mistake : blunder
* mistake : dwaling
* mistake : fout
* mistake : misverstaan
* mistake : misverstand
* mistake : vergissing
* mistaken : fout
* mistaken : foutief
* mistaken : onjuist
* mistaken : verkeerd
* mistletoe : maretak
* mistletoe : mistel
* mistletoe : vogellijm
* mistress : bazin
* mistress : meesteres
* misty : dampig
* misty : heiig
* misty : mistig
* misty : nevelig
* misunderstand : misvatten
* misunderstand : misverstaan
* misunderstand : verkeerd begrijpen
* misunderstanding : misverstand
* mite : mijt
* miter : mijter
* mither : lastigvallen
* mitosis : mitose
* mitosis : mitosis
* mitre : mijter
* mitten : handschoen
* mix : doorlopen
* mix : mengen
* mix : mixen
* mix : temperen
* mix : vermengen
* mix : verwarren
* mix : wassen
* mix : zich vermengen
* mixed reactions : geassorteerde reacties
* mixture : mengeling
* mixture : mengelmoes
* mixture : mengsel
* mixture : vermenging
* mizzle : motregenen
* mnemonic : mnemonisch
* moan : kermen
* moan : zuchten
* mob : menigte
* mobile : beweegbaar
* mobile : beweeglijk
* mobile : los
* mobile : mobiel
* mobile : roerend
* mobile phone : gsm
* mobile phone : mobiele telefoon
* mobile phone : mobieltje
* mobilize : mobiliseren
* mock : bespotten
* mock : de spot drijven met
* mock : honen
* mock : spotten
* mock : voor de zot houden
* mock : zich vrolijk maken over
* mockery : aanfluiting
* mockery : bespotting
* mockery : persiflage
* mockery : spot
* mockery : spotternij
* modal : modaal
* modal verb : modaal werkwoord
* mode : manier
* mode : mode
* mode : modus
* mode : trant
* mode : trend
* mode : wijs
* mode : wijze
* model : boetseren
* model : mal
* model : mannequin
* model : maquette
* model : model
* model : model staan
* model : model-
* model : modelleren
* model : schema
* model : tonen
* model : toonbeeld
* model : voorbeeld
* modem : modem
* moderate : bescheiden
* moderate : gematigd
* moderate : matig
* moderate : matigen
* moderate : opvangen
* moderate : schappelijk
* moderate : sober
* moderate : temperen
* moderation : matigheid
* modern : bijdetijds
* modern : modern
* modern : nieuwerwets
* modernize : moderniseren
* modest : bescheiden
* modest : discreet
* modest : ingetogen
* modest : teruggetrokken
* modest : zedig
* modestly : bescheiden
* modestly : gematigd
* modestly : met mate
* modesty : bescheidenheid
* modesty : discretie
* modesty : ingetogenheid
* modesty : kuisheid
* modesty : stilzwijgen
* modesty : stilzwijgendheid
* modesty : zedigheid
* modify : modificeren
* modify : wijzigen
* moist : klam
* moist : mottig
* moist : nattig
* moist : vochtig
* moisture : aanslag
* moisture : condens
* moisture : vocht
* moisture : vochtigheid
* moisturize : bevochtigen
* moisturize : natmaken
* molar : kies
* molar : maaltand
* molasses : melasse
* mold : afgieten
* mold : boetseren
* mold : gieten
* mold : gietvorm
* mold : modelleren
* mold : schimmel
* mold : vorm
* mole : moedervlek
* mole : mol
* molecular genetics : moleculaire genetica
* molecule : molecuul
* molehill : molshoop
* molinology : molenkunde
* molinology : molinologie
* molybdenum : molybdeen
* mom : ma
* mom : mam
* mom : mama
* mom : mamma
* mom : mammie
* moment : moment
* moment : ogenblik
* moment : oogwenk
* moment : tel
* moment : tijdstip
* moment : wijl
* moment : wip
* momentarily : elk moment
* momentarily : elk ogenblik
* momentarily : even
* momentarily : eventjes
* momentarily : korte tijd
* momentary : kortstondig
* momentum : impuls
* mommy : ma
* mommy : mam
* mommy : mamma
* mommy : mammie
* monarchy : monarchie
* monastery : klooster
* monastery : mannenklooster
* monday : maandag
* monetary system : muntstelsel
* monetary union : monetaire unie
* monetary union : muntunie
* monetary unit : munteenheid
* money : geld
* money : poen
* money box : fonds
* money box : geldkist
* money box : kas
* money order : postwissel
* money-box : fonds
* money-box : geldkist
* money-box : kas
* money-grubber : geldwolf
* mongoose : ichneumon
* mongoose : mangoest
* mongoose : mungo
* mongrel : bastaard
* mongrel : bastaard-
* mongrel : hybridisch
* monitor : afluisteren
* monitor : beeldscherm
* monitor : monitor
* monk : kloosterbroeder
* monk : monnik
* monkey : aap
* monkey : apin
* monkey puzzle : apestaartboom
* monkey puzzle : apetreiter
* monkey puzzle : araucaria
* monkey puzzle : slangenden
* monkey-like : aapachtig
* monkey-wrench : Engelse sleutel
* monkshood : akoniet
* monkshood : monnikskap
* monocle : monocle
* monocle : oogglas
* monogamy : monogamie
* monologue : alleenspraak
* monologue : monoloog
* monopolize : accapareren
* monopolize : opkopen
* monopoly : alleenhandel
* monopoly : monopolie
* monotheism : monotheism
* monotonic : eentonig
* monotonic : eentonige
* monotonic : monotone
* monotonic : monotoon
* monotonous : eentonig
* monotonous : monotoon
* monotonous : saai
* monoxide : monoxide
* mons : bergen
* monsignor : monseigneur
* monsoon : moesson
* monster : gedrocht
* monster : klerehond
* monster : kolerehond
* monster : monster
* monster : mormel
* monster : ondier
* monster : rotbeest
* monster : rothond
* monster : teringhond
* monster : wangedrocht
* monstrance : monstrans
* monstrosity : monsterachtigheid
* monstrous : gedrochtelijk
* monstrous : monsterachtig
* monstrous : monsterlijk
* montbretia : montbretia
* month : maand
* monthly : maand-
* monthly : maandelijks
* monthly nurse : baker
* monument : gedenkteken
* monument : monument
* monumental : monumentaal
* mood : bui
* mood : gemoedsgesteldheid
* mood : gemoedstoestand
* mood : humeur
* mood : moreel
* mood : sfeer
* mood : stemming
* mood : wijs
* moon : het naakte achterwerk tonen
* moon : maan
* moon : maand
* moon- : maan-
* moonquake : maanbeving
* moor : aanbinden
* moor : meren
* moor : onderbinden
* moor : steppe
* moor : tuigeren
* moor : vastbinden
* moor : vastleggen
* moorage : ankerplaats
* moorage : ligplaats
* moorage : rede
* moorhen : waterhoen
* mooring : ankerplaats
* mooring : ligplaats
* mooring : rede
* moose : eland
* moped : bromfiets
* moped : brommer
* moraine : gruiswal
* moraine : morene
* moral : moraal
* moral : moreel
* moral : strekking
* moral : zedelijk
* moral : zedenkundig
* moral : zedenles
* moralist : moralist
* moralist : zedenkundige
* moralist : zedenmeester
* morality : deugd
* morality : ethiek
* morality : moraliteit
* morality : zedelijkheid
* morals : moraal
* morals : zedenkunde
* morals : zedenleer
* moratorium : moratorium
* moratorium : surséance
* mordacious : bijtend
* mordant : beits
* more : langer
* more : meer
* more : verder
* more and more : in toenemende mate
* more and more : meer en meer
* more and more : steeds meer
* more or less : min of meer
* more precisely : nader
* more than : boven
* more than : meer dan
* more than : over
* more than : ruim
* morel : morille
* morello : morel
* moreover : bovendien
* moreover : buitendien
* moreover : daarbij
* moreover : daarenboven
* moreover : overigens
* moreover : trouwens
* moreover : verder
* moreover : voor de rest
* moreover : voorts
* mores : gebruik
* mores : zede
* morganatic : morganatisch
* morganatical : morganatisch
* morna : morna
* morning : morgen
* morning : ochtend
* morning star : morgenster
* morning time : morgenstond
* morose : aalwaardig
* morose : aalwarig
* morose : gemelijk
* morose : nors
* morose : verdrietig
* morpheme : morfeem
* morphia : morfine
* morphine : morfine
* morphine addict : morfinist
* morphinomaniac : morfinist
* morphological : morfologisch
* morphology : morfologie
* morsel : hap
* morsel : mondvol
* mortal : sterfelijk
* mortal : sterfelijke
* mortal/lethal : dodelijk
* mortality : mortaliteit
* mortality : sterfelijkheid
* mortality : sterftecijfer
* mortar : [mortier
* mortar : mortier
* mortar : specie
* mortar : vijzel
* morter : metselkalk
* morter : mortel
* morter : mortier
* morter : specie
* mortgage : hypotheek
* mortgage : hypothekeren
* mortgage : lijfrente
* mortgage : lijfrente afsluiten
* mortician : begrafenisondernemer
* mortuary : mortuarium
* mosaic : mozaïek
* mosaic work : mozaïek
* moselle : Moezelwijn
* mosque : moskee
* mosquito : mug
* mosquito : muskiet
* mosquito net : klamboe
* mosquito net : muggengaas
* mosquito net : muskietengaas
* mosquito net : muskietennet
* mosquito repellant : afweermiddel tegen muskieten
* mosquito-net : muskietengaas
* mosquito-net : muskietennet
* mosquito-netting : muskietengaas
* mosquito-netting : muskietennet
* moss : mos
* moss-green : mosgroen
* mossy : mossig
* most : hoogst
* most : meest
* most : meeste
* most charming : alleraardigst
* most important : belangrijkste
* most important : voornaamste
* most of : het grootste deel van
* most of : het merendeel van
* mostly : grotendeels
* mostly : meestal
* mostly : merendeels
* mostly : overwegend
* motel : motel
* motet : motet
* moth : mot
* moth : nachtvlinder
* moth : uil
* moth : uiltje
* moth-eaten : mottig
* mothball : in de mottenballen leggen
* mothball : mottenbal
* mother : bemoederen
* mother : koesteren
* mother : moeder
* mother tongue : moedertaal
* mother-in-law : schoonmoeder
* motherfucker : kankerlaaier .
* motherfucker : moederneuker
* mothproof storage bag : mottenzak
* motion : motie
* motion : resolutie
* motion picture : film
* motion picture : rolprent
* motionless : bewegingloos
* motionless : onbeweeglijk
* motionless : roerloos
* motionless : stationair
* motionless : stil
* motivation : motivatie
* motive : aanleiding
* motive : beweegreden
* motive : drijfveer
* motive : motief
* motive : term
* motor : motor
* motor road : autobaan
* motor road : autosnelweg
* motor road : snelverkeersweg
* motor road : snelweg
* motor tyre : autoband
* motor vehicle : motorrijtuig
* motor vehicle : motorvoertuig
* motor-boat : motorboot
* motor-cycle policeman : motoragent
* motor-cyclist : motorrijder
* motor-launch : motorboot
* motorcycle : motor
* motorcycle : motorfiets
* motorial : motorisch
* motoring : automobilisme
* motorist : autobestuurder
* motorist : automobilist
* motorize : motoriseren
* motorway : autobaan
* motorway : autosnelweg
* motorway : snelverkeersweg
* motorway : snelweg
* motto : devies
* motto : leus
* motto : leuze
* motto : lijfspreuk
* motto : motto
* motto : wapenspreuk
* motto : zinspreuk
* mouflon : moeflon
* mould : afgieten
* mould : boetseren
* mould : gieten
* mould : gietvorm
* mould : modelleren
* mould : schimmel
* mould : vorm
* mouldy : beschimmeld
* mouldy : duf
* mouldy : muf
* mouldy : schimmelig
* mouldy : vuns
* mouldy : vunzig
* mouldy smell : muffe lucht
* moult : rui
* moult : ruien
* mount : aanbrengen
* mount : aanpassen
* mount : adapteren
* mount : afstemmen
* mount : bewerken
* mount : monteren
* mount : zetten
* mountable : beklimbaar
* mountain : berg
* mountain air : berglucht
* mountain chain : bergketen
* mountain chain : gebergte
* mountain climber : alpinist
* mountain climber : bergbeklimmer
* mountain hut : berghut
* mountain lion : bergleeuw
* mountain lion : poema
* mountain pass : bergengte
* mountain pass : bergpas
* mountain pasture : alp
* mountain pasture : alpenweide
* mountain path : bergpaadje
* mountain path : bergpad
* mountain peak : bergtop
* mountain range : bergketen
* mountain ridge : bergkam
* mountain ridge : bergrug
* mountain ridge : hanekam
* mountain ridge : kam
* mountain ridge : rib
* mountain ridge : ribbe
* mountain ridge : rug
* mountain ridge : scherpe rand
* mountain slope : berghelling
* mountain top : bergtop
* mountain-ash : lijsterbes
* mountain-ash : lijsterbessestruik
* mountain-ash berry : lijsterbes
* mountaineer : alpinist
* mountaineer : bergbeklimmer
* mountaineer : bergbelkimmer
* mountaineering : alpensport
* mountaineering : alpinisme
* mountaineering : bergbeklimming
* mountaineering boot : bergschoen
* mountainous : bergachtig
* mounted : bereden
* mounting : beklimming
* mounting : beslag
* mounting : montage
* mounting : zetting
* mourn : bejammeren
* mourn : betreuren
* mourn : bewenen
* mourn : rouwen
* mourn : rouwen om
* mourn : treuren
* mournful : naargeestig
* mournful : rouw-
* mournful : somber
* mournful : troosteloos
* mourning : rouw
* mouse : computermuis
* mouse : muis
* mouse-colored antshrike : grijze mierklauwier
* mousepad : mousepad
* mousetrap : muizeval
* moustache : knevel
* moustache : snor
* mouth : bek
* mouth : mond
* mouth : monding
* mouth : muil
* mouth : uitmonding
* mouthful : hap
* mouthful : mondvol
* move : aandoen
* move : aangrijpen
* move : aansporen
* move : aanzetten
* move : beurt
* move : bewegen
* move : beweging
* move : drijven
* move : een zet doen
* move : maatregel
* move : maatregelen treffen
* move : omzetten
* move : ontroeren
* move : ontzetten
* move : opzij schuiven
* move : overbrengen
* move : overplaatsen
* move : roeren
* move : stap
* move : stappen ondernemen
* move : treffen
* move : verhuizen
* move : verhuizing
* move : verleggen
* move : verplaatsen
* move : verroeren
* move : verroering
* move : verschuiven
* move : verzetten
* move : voorstellen
* move : wegschuiven
* move : zet
* move : zetten
* move : zich bewegen
* move : zich verplaatsen
* move : zich verroeren
* movement : beweging
* movement : slag
* movement : zet
* movie : bioscoopfilm
* movie : film
* movie : rolprent
* movie : speelfilm
* movie theatre : bioscoop
* movie theatre : cinema
* moving : aandoenlijk
* moving : aangrijpend
* moving : emotioneel
* moving : ontroerend
* moving : roerend
* moving : treffend
* mow : maaien
* mow : zichten
* mozaic floor : mozaïekvloer
* mu : mu
* much : veel
* muck-water : aal
* muck-water : aalt
* muck-water : gier
* mucous : slijmerig
* mucous : snotterig
* mucus : slijm
* mud : drek
* mud : modder
* mud : slijk
* mud : slik
* mud-stained : bemodderd
* muddy : bemodderd
* muddy : modderig
* mudguard : slijkbord
* mudguard : spatbord
* mudguard : spatscherm
* muezzin : moëddzin
* muezzin : mueddzin
* muezzin : muezzin
* mufti : moefti
* mug : achterlijke
* mug : bakkes
* mug : beker
* mug : beroven
* mug : idioot
* mug : met geweld beroven
* mug : mok
* mug : smoel
* mug : smoelwerk
* mug : tronie
* mulatto : mulat
* mulatto : mulattin
* mulberry : moerbei
* mulberry : moerbeiboom
* mulberry-tree : moerbei
* mulberry-tree : moerbeiboom
* mulch : mulch
* mulch : mulchen
* mule : muil
* mule : muildier
* mule : muiltje
* mule : slof
* muleteer : muildierdrijver
* mullein : toorts
* multi- : veel-
* multi-cultural : multicultureel
* multicolor : meerkleurig
* multicolor : veelkleurig
* multicolour : bont
* multicolour : bonte
* multicolour : veelkleurig
* multicolour : veelkleurige
* multicoloured : bont
* multicoloured : veelkleurig
* multicultural : multicultureel
* multicultural : multiculturele
* multilingual : meertalig
* multinational : multinationaal
* multiple : veelvoud
* multiplication : vermenigvuldiging
* multiplication sign : maalteken
* multiply : multipliceren
* multiply : vermenigvuldigen
* multiply : verveelvoudigen
* multitasking : multitasking
* multitude : boel
* multitude : drom
* multitude : hoop
* multitude : massa
* multitude : menigte
* multitude : schare
* multitude : stapel
* multitude : tas
* multitude : troep
* multiverse : multiversum
* mum : mama
* mumble : mompelen
* mummification : mummificatie
* mummy : mummie
* mumps : bof
* munich : munchen
* municipal : gemeentelijk
* munition : ammunitie
* munition : munitie
* muntjac : blafhert
* muntjac : muntjak
* mural : muurschildering
* mural : wandschildering
* mural painting : muurschildering
* mural painting : wandschildering
* murder : de grond in boren
* murder : moord
* murder : moorden
* murder : vermoorden
* murderer : killer
* murderer : moordenaar
* murderess : moordenares
* murderous weapon : moordwapen
* murk : donker
* murk : duister
* murk : duisternis
* murky : troebel
* murky : troebele
* murmur : murmur : brommen
* murmur : kabbelen
* murmur : klateren
* murmur : mompelen
* murmur : morren
* murmur : mummelen
* murmur : murmelen
* murmur : ruisen
* murmur : suizeling
* muscatel : muskaatwijn
* muscle : spier
* muscular : gespierd
* muscular : spier-
* muscularity : gespierdheid
* muse : mijmeren
* muse : muze
* muser : dromer
* muser : mijmeraar
* museum : museum
* mush : brij
* mush : moes
* mush : pap
* mushroom : champignon
* mushroom : paddenstoel
* mushroom : paddestoel
* mushroom : zwam
* music : bladmuziek
* music : muziek
* music chart : hitparade
* music-book : muziekboek
* music-box : muziekdoos
* music-lesson : muziekles
* music-lover : muziekliefhebber
* music-stand : muziekstander
* musical : musical
* musical : muziek-
* musical : muzikaal
* musical box : muziekdoos
* musical club : muziekvereniging
* musical evening : muziekavond
* musical instruction : muziekonderwijs
* musical instrument : muziekinstrument
* musical instrument : speeltuig
* musical performance : muziekuitvoering
* musical society : muziekvereniging
* musical time : beleid
* musical time : maat
* musical time : ritme
* musical time : tact
* musical-box : muziekdoos
* musicality : muzikaliteit
* musician : musicus
* musician : muzikant
* musician : muzikante
* musician : speelman
* musician : toonkunstenaar
* musicology : muziekwetenschap
* musk : muskus
* musk ox : muskusos
* musk-deer : muskusdier
* musk-ox : muskusos
* musk-rat : bisamrat
* musk-rat : muskusrat
* musket : musket
* musketeer : musketier
* muskrat : muskusrat
* musky smell : muskuslucht
* muslim : moslim
* muslim : moslims
* muslim : muzulmaans
* muslin : mousseline
* muslin : neteldoek
* musquash : bisamrat
* musquash : muskusrat
* mussel : mossel
* mussel-bank : mosselplaat
* mussel-bed : mosselplaat
* must : behoren
* must : dienen
* must : horen
* must : moeten
* must : most
* must : zullen
* mustache : snor
* mustard : mosterd
* mustard : mosterdplant
* mustard pot : mosterdpot
* mustard sauce : mosterdsaus
* mustard seed : mosterdzaad
* mustard-gas : mosterdgas
* muster-roll : monsterrol
* musty : duf
* musty : muf
* musty : vuns
* musty : vunzig
* mutation : mutatie
* mute : gedempt
* mute : sprakeloos
* mute : stil
* mute : stom
* mute : stomme
* mutilate : verminken
* mutineer : muiter
* mutineer : oproerling
* mutineer : rebel
* mutiny : muiterij
* mutiny : onlusten
* mutiny : opstand
* mutter : brommen
* mutter : mompelen
* mutter : morren
* mutter : mummelen
* mutter : murmelen
* mutter : ruisen
* mutton : schapevlees
* mutual : onderling
* mutual : wederkerig
* mutual : wederzijds
* mutual understanding : stilzwijgende overeenkomst
* mutually : over en weer
* muzzle : bek
* muzzle : muil
* muzzle : muilband
* muzzle : muilkorf
* muzzle : muilkorven
* my : m'n
* my : mijn
* myriad : een groot aantal
* myriad : myriade
* myrrh : mirre
* myself : ikzelf
* myself : mezelf
* myself : mijzelf
* mysterious : geheimzinnig
* mysterious : mysterieus
* mysterious : raadselachtig
* mysteriousness : raadselachtigheid
* mystery : geheimenis
* mystery : mysterie
* mystery : raadsel
* mystic : mysticus
* mystic : mystiek
* mystical : mystiek
* mysticism : mysticisme
* mystification : bedotterij
* mystification : fopperij
* mystification : mystificatie
* mystify : bedotten
* mystify : beduvelen
* mystify : beetnemen
* mystify : om de tuin leiden
* myth : mythe
* mythical : mythisch
* mythologist : mytholoog
* mythology : mythologie
* myxomatosis : myxomatose
* nabob : nabob
* nadir : nadir
* nadir : voetpunt
* nag : hit
* naiad : najade
* naiad : waternimf
* nail : draadnagel
* nail : inkloppen
* nail : nagel
* nail : nagelen
* nail : slagen voor
* nail : spijker
* nail : spijkeren
* nail : vastpinnen
* nail clipper : nagelknipper
* nail clippers : nagelknipper
* nail-bed : nagelbed
* nail-brush : nagelborstel
* nail-file : nagelvijltje
* nail-scissors : nagelschaartje
* nail-varnish : nagellak
* naked : bloot
* naked : naakt
* naked : onbedekt
* naked : onopgesmukt
* naked/nude : naakt
* nakedness : naaktheid
* name : aanstellen
* name : benaming
* name : benoemen
* name : kiezen
* name : naam
* name : naamwoord
* name : noemen
* name : opnoemen
* name : roep
* name : vermelden
* name day : naamdag
* name-day : naamdag
* name-plate : naambordje
* nameless : anoniem
* nameless : naamloos
* namely : in naam
* namely : namelijk
* namely : te weten
* namesake : naamgenoot
* nandu : nandoe
* nanometre : nanometer
* nanosecond : nanoseconde
* nap : druilen
* nap : dutten
* nap : sluimeren
* nape : nek
* naphthalene : naftaleen
* naphthaline : naftaleen
* naphthol : naftol
* napkin : servet
* narcissism : narcissisme
* narcissus : narcis
* narrate : debiteren
* narrate : verhalen
* narrate : vertellen
* narrative : relaas
* narrative : verhaal
* narrative : vertelling
* narrative : vertelsel
* narrator : verteller
* narrow : bekrompen
* narrow : eng
* narrow : krap
* narrow : nauw
* narrow : smal
* narrow space : engte
* narrow space : nauwe ruimte
* narrow-minded : bekrompen
* nasal : nasaal
* nasal : neus-
* nasal bone : neusbeen
* nase : sneep
* nasturtium : klimkers
* nasty : afkeer inboezemend
* nasty : afzichtelijk
* nasty : akelig
* nasty : antipathiek
* nasty : beroerd
* nasty : boosaardig
* nasty : foeilelijk
* nasty : gemeen
* nasty : hatelijk
* nasty : immoreel
* nasty : infaam
* nasty : kwaad
* nasty : kwaadaardig
* nasty : kwalijk
* nasty : laag
* nasty : laaghartig
* nasty : lelijk
* nasty : naar
* nasty : onaangenaam
* nasty : oneerlijk
* nasty : onguur
* nasty : onplezierig
* nasty : onzedelijk
* nasty : ploertig
* nasty : rottig
* nasty : schunnig
* nasty : schurkachtig
* nasty : slecht
* nasty : snood
* nasty : te kwader trouw
* nasty : vals
* nasty : verdrietelijk
* nasty : verkeerd
* nasty : vervelend
* nasty : vuig
* nasty : zedeloos
* nasty : zedenkwetsend
* nation : natie
* nation : staat
* nation : volk
* national : landelijk
* national : nationaal
* national : vaderlands
* national anthem : volkslied
* nationalism : nationalisme
* nationality : nationaliteit
* nationality : staatsburgerschap
* nationalization : naasting
* nationalize : naasten
* nationalize : nationaliseren
* native : aangeboren
* native : autochtoon
* native : geboorte
* native : geboorte-
* native : ingeboren
* native : inheems
* native : inlands
* native : oerbewoner
* native : oorspronkelijke bewoner
* native language : moedertaal
* native tongue : moedertaal
* natural : natuurlijk
* natural : natuurtalent
* natural : normaal
* natural gas : aardgas
* natural law : natuurwet
* natural resources : natuurlijke rijkdommen
* naturally : natuurlijk
* naturally : uiteraard
* naturally : van nature
* nature : aard
* nature : geaardheid
* nature : karakter
* nature : natuur
* nature : wezen
* naught : nihil
* naught : nul
* naughty : ondeugend
* naughty boy : bengel
* naughty boy : blaag
* naughty boy : rekel
* naughty boy : snotaap
* naughty boy : straatbengel
* naughty boy : vlegel
* nausea : afkeer
* nausea : misselijkheid
* nausea : walg
* nausea : walging
* nausea : weeheid
* nausea : weerzin
* nauseate : afkeer inboezemen
* nauseate : tegen de borst stuiten
* nauseate : tegenstaan
* nauseous : misselijk
* nauseous : onsmakelijk
* nauseous : stuitend
* nauseous : walgelijk
* nauseous : walgelijke
* nauseous : weerzinwekkend
* naval : marine-
* naval cadet : adelborst
* nave : bus
* nave : naaf
* navel : navel
* navigate : navigeren
* navigate : varen
* navigation : navigatie
* navigation : scheepvaart
* navigation : zeevaart
* navy : marine
* navy : marine-
* navy : marineblauw
* navy : zeemacht
* navy : zeemacht-
* navy blue : marineblauw
* naïf : argeloos
* naïf : naïef
* naïf : ongekunsteld
* naïf : onnozel
* naïve : argeloos
* naïve : naïef
* naïve : ongekunsteld
* naïve : onnozel
* near : aan
* near : aanstaand
* near : bij
* near : dichtbij
* near : dichterbijkomen
* near : dierbaar
* near : eerstvolgend
* near : in de buurt van
* near : komend
* near : naast
* near : nabij
* near : naderen
* near : naverwant
* near to : aan
* near to : bij
* near to : dichtbij
* near to : naast
* near to : nabij
* near-sighted : bijziend
* near-sighted : kippig
* near-sighted : kortzichtig
* nearby : aan
* nearby : aangrenzend
* nearby : aanliggend
* nearby : aanstaand
* nearby : bij
* nearby : daarnaast
* nearby : dichtbij
* nearby : eerstvolgend
* nearby : ernaast
* nearby : hiernaast
* nearby : in de nabijheid
* nearby : komend
* nearby : naast
* nearby : nabij
* nearby : naburig
* nearer : nader
* nearer : naderbij
* nearest : eerstkomend
* nearest : naast
* nearly : bijkans
* nearly : bijna
* nearly : haast
* nearly : schier
* nearly : vrijwel
* nearly : welhaast
* nearly : zo goed als
* nearly : zowat
* nearness : nabijheid
* neat : duidelijk
* neat : knap
* neat : net
* neat : verzorgd
* necessaries : benodigdheden
* necessarily : nodig
* necessarily : noodzakelijk
* necessary : benodigd
* necessary : nodig
* necessary : noodzakelijk
* necessary : van node
* necessity : noodzaak
* necessity : noodzakelijkheid
* neck : hals
* neck : nek
* necklace : collier
* necklace : halsketting
* necklace : halssnoer
* necklace : snoer
* necktie : das
* necktie : stropdas
* nectar : nectar
* need : behoefte
* need : behoeftigheid
* need : behoeven
* need : hoeven
* need : moeten
* need : nodig hebben
* need : nood
* need : pauperisme
* need : vereisen
* needle : kompasnaald
* needle : naald
* needle : speld
* needle : wijzer
* needle in a haystack : naald in een hooiberg
* needless : nodeloos
* needless : onnodig
* needlewoman : naaister
* needlework : naaien
* needlework : naaikunst
* needlework : naaivak
* needlework : naaiwerk
* needlework : naaldwerk
* needy : behoeftig
* needy : berooid
* needy : nooddruftig
* negative : cliché
* negative : negatief
* negative : ontkennend
* negative clause : ontkennende zin
* negatively : ontkennend
* neglect : achterstellen
* neglect : achterstelling
* neglect : laten
* neglect : nalaten
* neglect : niet doen
* neglect : veronachtzamen
* neglect : verwaarlozen
* neglect : verwaarlozing
* neglect : verzaken
* neglect : verzaking
* neglectful : nalatig
* neglectful : nonchalant
* neglectful : onachtzaam
* negligence : achteloosheid
* negligence : nalatigheid
* negligence : nonchalance
* negligence : onachtzaamheid
* negligence : slordigheid
* negligent : achteloos
* negligent : nalatig
* negligent : nonchalant
* negligent : onachtzaam
* negligible : te verwaarlozen
* negligible : verwaarloosbaar
* negligible : verwaarloosbare
* negotiate : handeldrijven
* negotiate : handelen
* negotiate : onderhandelen
* negotiate : zaken doen
* negotiation : onderhandeling
* negro : zwart
* negro : zwarte
* neigh : hinniken
* neighborhood : buurt
* neighborhood : nabuurschap
* neighborhood : wijk
* neighbour : buren
* neighbour : buur
* neighbour : buurman
* neighbour : buurvrouw
* neighbour : gebuur
* neighbour : medemens
* neighbour : naaste
* neighbour : nabuur
* neighbour on the lower storey : benedenbuur
* neighbourhood : buurt
* neighbourhood : nabijheid
* neighbourhood : nabuurschap
* neighbourhood : stadswijk
* neighbourhood : wijk
* neighbouring : aangrenzend
* neighbouring : aanliggend
* neighbouring : aanpalend
* neighbouring : aanpalende
* neighbouring : belendend
* neighbouring : buur-
* neighbouring : naburig
* neighbouring : naburige
* neither ... : ... evenmin
* neither ... nor : noch ... noch
* neither : evenmin
* neither : geen
* neither : geen enkel
* neither : geen enkele
* neither : geen van beide
* neither : niemand
* neither : noch
* neither : noch x noch y
* neither : ook niet
* nematode : aaltje
* nematode : draadworm
* neodymium : neodymium
* neologism : neologisme
* neon : neon
* neon : neon-
* neoplasm : gezwel
* neoplasm : neoplasma
* neoplasm : tumor
* nephew : neef
* nephew : oomzegger
* nepotism : nepotisme
* nepotism : vriendjespolitiek
* neptunium : neptunium
* nerve : > zenuw
* nerve : durf
* nerve : geduld
* nerve : lef
* nerve : lef and
* nerve : moed
* nerve : zelfbeheersing
* nerve : zenuw
* nerve : zenuwen
* nervous : nerveus
* nervous : zenuw-
* nervous : zenuwachtig
* nest : een nest maken
* nest : nest
* nest : nestelen
* net : finaal
* net : list
* net : net
* net : netto
* net : netto verdienen
* net : netto-
* net : netwerk
* net : uiteindelijk
* net : val
* net : zuiver
* netiquette : netetiquette
* netiquette : nettiquette
* nettle : brandnetel
* nettle : netel
* network : net
* network : netwerk
* neuter : onzijdig
* neutral : afzijdig
* neutral : neutraal
* neutral : onpartijdig
* neutrino : neutrino
* neutron : neutron
* never : nimmer
* never : nooit
* never mind : dat geeft niet
* never mind : dat is niet erg
* never mind : het doet er niet toe
* nevertheless : desondanks
* nevertheless : echter
* nevertheless : maar
* nevertheless : niettegenstaande
* nevertheless : niettemin
* nevertheless : nietteminn
* nevertheless : toch
* new : ander
* new : jong
* new : nieuw
* new : opkomend
* new : vers
* new year's eve : oudejaarsavond
* newness : nieuwheid
* news : journaal
* news : nieuwigheid
* news : nieuws
* news : nieuwsberichten
* news : nieuwtje
* news bulletin : nieuwsbericht
* newspaper : ... van krantenpapier
* newspaper : blad
* newspaper : courant
* newspaper : dagblad
* newspaper : krant
* newspaper : krantenpapier
* newspaper : krantenpapieren-
* newspaper : nieuwsblad
* next : aankomend
* next : aanstaand
* next : aanstaande
* next : achteraf
* next : daarna
* next : daarnaast
* next : daarop
* next : dan
* next : eerstkomend
* next : eerstvolgend
* next : komend
* next : naast
* next : nabijgelegen
* next : naderhand
* next : vervolgens
* next : volg-
* next : volgend
* next : volgende
* next of kin : naaste familie
* next of kin : naaste familieleden
* next of kin : naaste verwanten
* next to : aan
* next to : behalve
* next to : bezijden
* next to : bij
* next to : dichtbij
* next to : naast
* next to : nabij
* next week : aanstaande week
* next week : volgende week
* nibble : knabbelen
* nibble : knagen
* nice : aangenaam
* nice : aangename
* nice : aantrekkelijk
* nice : aantrekkelijke
* nice : aardig
* nice : aardige
* nice : behaaglijk
* nice : beminnelijk
* nice : fijn
* nice : fijne
* nice : genoeglijk
* nice : goed
* nice : heerlijk
* nice : knap
* nice : knappe
* nice : lekker
* nice : lekkere
* nice : leuk
* nice : leuke
* nice : lief
* nice : mooi
* nice : mooie
* nice : okee
* nice : plezierig
* nice : smakelijk
* nice : sympathiek
* nice : sympathieke
* nice : van goede smaak getuigend
* nice : vriendelijk
* nice guy : goed mens
* nice guy : goeiert
* nice smell : heerlijke geur
* niche : nis
* nickel : nikkel
* nickname : bijnaam
* nickname : schuilnaam
* niece : nicht
* niece : nichtje
* niggard : duitendief
* niggard : gierigaard
* niggard : schraper
* niggard : vrek
* nigger : neger
* nigger : nikker
* nigger : roetmop
* nigger : zwartje
* nigger : zwartjoekel
* niggler : haarklover
* niggler : muggezifter
* niggler : pietlut
* niggler : vitter
* niggler : woordenzifter
* nigh : dichtbij
* nigh : nabij
* nigh : naderbij
* night : avondje
* night : hotelovernachting
* night : nacht
* night : nachtelijke duisternis
* night : nachtje
* night : nachtrust
* night : overnachting
* night club : nachtclub
* night flight : nachtvlucht
* night is falling : de avond valt
* night prayers : avondgebed
* night rate : nachttarief
* night spot : nachtclub
* night tariff : nachttarief
* night's rest : nachtrust
* night-attire : nachtgewaad
* night-blind : nachtblind
* night-blindness : nachtblindheid
* night-dress : nachtjapon
* night-duty : nachtdienst
* night-frost : nachtvorst
* night-gown : nachtjapon
* night-lamp : nachtlampje
* night-lamp : nachtlichtje
* night-moth : nachtvlinder
* night-moth : uil
* night-moth : uiltje
* night-school : avondschool
* night-service : nachtdienst
* night-shift : nachtdienst
* night-shift : nachtploeg
* night-shirt : nachthemd
* night-shirt : nachtpon
* night-train : nachttrein
* night-watch : nachtwake
* nightclub : nachtclub
* nightie : nachtjapon
* nightingale : nachtegaal
* nightjar : geitenmelker
* nightjar : nachtzwaluw
* nightmare : angstdroom
* nightmare : incubus
* nightmare : nachtduivel
* nightmare : nachtmerrie
* nightmarish : nachtmerrieachtig
* nightshade : nachtschade
* nightwatch : nachtwake
* nihilism : nihilisme
* nimbus : nimbus
* nimbus : stralenkrans
* nincompoop : domoor
* nincompoop : lomperd
* nincompoop : stommeling
* nine : negen
* nineteen : negentien
* nineteenth : negentiende
* ninety : negentig
* ninety-five : vijfennegentig
* ninety-seven : zevenennegentig
* ninety-two : tweeënnegentig
* ninth : negende
* niobium : niobium
* nip : aperitief
* nip : borrel
* nipple : speen
* nipple : tepel
* nipplewort : akkerkool
* nit : neet
* nit-picker : haarklover
* nit-picker : muggezifter
* nit-picker : pietlut
* nit-picker : vitter
* nit-picker : woordenzifter
* nitrate : nitraat
* nitrogen : stikstof
* no : geen
* no : nee
* no : neen
* no : neestem
* no : tegenstem
* no : verboden
* no : verboden te
* no doubt : bepaald
* no doubt : ongetwijfeld
* no doubt : zeker
* no longer : niet langer
* no longer : niet meer
* no one else : niemand anders
* no smoking : verboden te roken
* no-one : geen
* no-one : geen enkel
* no-one : geen enkele
* no-one : niemand
* no-one's : niemands
* no. : nr
* no. : nº
* nobelium : nobelium
* nobility : adel
* nobility : adeldom
* nobility : adelstand
* nobility : edelen
* noble : adellijk
* noble : edel
* noble : nobel
* nobleman : edelman
* nobleness : edelheid
* nobody : geen
* nobody : geen enkel
* nobody : geen enkele
* nobody : niemand
* nocturnal : nacht-
* nocturnal : nachtelijk
* nocturnal animal : nachtdier
* nod : ja knikken
* nod : knikken
* node : geleding
* node : knoest
* node : knoop
* node : knooppunt
* node : kwast
* noise : herrie
* noise : lawaai
* noise : leven
* noise : ophef
* noise : rumoer
* noiseless : geluidloos
* noiseless : geruisloos
* noiseless : muisstil
* noiseless : stil
* noisome : schadelijk
* noisome : walgelijk
* noisy : lawaaierig
* noisy : luidruchtig
* noisy : rumoerig
* noisy : schreeuwerig
* nomad : benoeming
* nomad : nomade
* nomadic : nomadisch
* nomadic : zwervend
* nominate : benoemen
* nominate : nomineren
* nominate : voordragen
* nomination : benoeming
* nomination : kandidatenlijst
* nomination : nominatie
* nomination : voordracht
* nominative : eerste naamval
* nominative : nominatief
* nominative case : eerste naamval
* nominative case : nominatief
* non-alcoholic : alcoholvrij
* non-attendance : afwezigheid
* non-commissioned officer : onderofficier
* non-existent : niet bestaand
* non-military : burgerlijk
* non-military : civiel
* non-skid : anti-slip-
* non-skid chain : sneeuwketting
* non-threatening : niet-bedreigend
* non-threatening : niet-bedreigende
* noncom : onderofficier
* none : geen
* none : geen enkel
* none : geen enkele
* none : niemand
* none : niet een
* nonetheless : niettemin
* nonsense : absurditeit
* nonsense : flauwekul
* nonsense : gekheid
* nonsense : nonsens
* nonsense : onding
* nonsense : ongerijmdheid
* nonsense : onzin
* nonsense : zever
* nonsense : zottenklap
* nonsense : zottenpraat
* noodle : noedel
* noodles : noedel
* noon : middag
* noon : noen
* noose : lus
* nor : evenmin
* nor : noch
* norm : norm
* norm : regel
* norm : standaardmaat
* normal : gewone
* normal : gewoon
* normal : normaal
* normal : normale
* normal : standaard-
* normally : normaal
* north : noord
* north : noordelijk
* north : noorden
* north : noordwaarts
* north korea : noord-korea
* north pole : noordpool
* north sea : noordzee
* northeast : noordoost
* northeast : noordoostelijk
* northeast : noordoosten
* northern : noordelijk
* northern : noords
* northern lights : aurora aurora borealis
* northern lights : noorderlicht
* northward : noordwaarts
* northwards : noordwaarts
* northwest : noordwest
* northwest : noordwestelijk
* northwest : noordwesten
* norway : noorwegen
* norwegian : noors
* nose : neus
* nose : neuslengte
* nosebleed : neusbloeding
* nosey parker : nieuwsgierig aagje
* nostalgia : heimwee
* nostril : neusgat
* nostril : neusvleugel
* not : niet
* not an ace : geen zier
* not an ace : niemendal
* not an ace : niets
* not an ace : niks
* not at all : allesbehalve
* not at all : geenszins
* not at all : helemaal niet
* not at all : in geen geval
* not at all : op geen enkele wijze
* not at all : op geen stukken na
* not easily : lastig
* not easily : moeilijk
* not easily : zwaar
* not even : niet eens
* not fitting : misplaatst
* not fitting : ongepast
* not on any account : geenszins
* not on any account : in geen geval
* not on any account : op geen enkele wijze
* not quite : niet helemaal
* not well : niet lekker
* not well : ongesteld
* not well : onwel
* not well : van streek
* not well : ziekelijk
* not yet : nog niet
* notable : bemerkenswaardig
* notable : opmerkelijk
* notary : notaris
* notch : inkeping
* notch : kartel
* notch : keep
* notch : kerf
* note : aantekenen
* note : aantekening
* note : biljet
* note : commentaar
* note : kaartje
* note : nota
* note : noteren
* note : notitie
* note : opschrijven
* note : plaatsbewijs
* note : plaatskaartje
* note : teboekstellen
* note : tekstverklaring
* notebook : aantekenboekje
* notebook : aflevering
* notebook : katern
* notebook : notitieboekje
* notebook : schrift
* notebook : zakboekje
* notepad : blocnote
* noteworthy : merkwaardig
* noteworthy : opmerkelijk
* nothing : niemendal
* nothing : niets
* nothing : nihil
* nothing : niks
* nothing to write home about : niets om over naar huis te schrijven
* notice : aankondiging
* notice : aanplakbiljet
* notice : advies
* notice : affiche
* notice : bekendmaking
* notice : bemerken
* notice : bericht
* notice : gewaar worden
* notice : kennisgeving
* notice : mare
* notice : merken
* notice : opmerken
* notice : opmerking
* notice : plakkaat
* notice : poster
* notice : tijding
* notice : verkondiging
* notice : vernemen
* notice : verwittiging
* notice : waarnemen
* notice-board : aanplakbord
* noticeable : merkbaar
* notification : aankondiging
* notification : advies
* notification : bekendmaking
* notification : verkondiging
* notify : aankondigen
* notify : aanschrijven
* notify : adviseren
* notify : bekendmaken
* notify : mededelen
* notify : waarschuwen
* notion : begrip
* notion : benul
* notion : besef
* notion : idee
* notion : inzicht
* notion : verstand
* notorious : berucht
* notorious : beruchte
* notwithstanding : in weerwil van
* notwithstanding : niettegenstaande
* notwithstanding : ondanks
* notwithstanding : ten spijte van
* notwithstanding : trots
* nougat : noga
* nought : nihil
* nought : nul
* noughts and crosses : boter
* noughts and crosses : kaas en eieren
* noughts and crosses : kruisje-rondje
* noun : substantief
* noun : zelfstandig naamwoord
* noun phrase : nominale constituent
* nourish : voeden
* nourishment : kost
* nourishment : voeder
* nourishment : voeding
* nourishment : voedingsmiddel
* nourishment : voedsel
* nourishment : voer
* novel : nieuw
* novel : opkomend
* novel : roman
* novelist : romanschrijver
* novelty : iets nieuws
* novelty : nieuwigheid
* novelty : nieuws
* novelty : nieuwtje
* november : november
* novice : nieuweling
* novice : novice
* now : enfin
* now : komaan
* now : nou
* now : nu
* now : tegenwoordig
* now : thans
* now : tja
* now : wel
* now : welaan
* now : welnu
* now and then : af en toe
* now and then : bij tijd en wijlen
* now and then : bij wijlen
* now and then : nu en dan
* now and then : van tijd tot tijd
* nowadays : tegenwoordig
* nowhere : in geen velden of wegen
* nowhere : nergens
* nozzle : pijp
* nozzle : spuit
* nu : nu
* nuance : nuance
* nuance : nuancering
* nuance : schakering
* nuance : subtiliteit
* nubile : huwbaar
* nuclear : atoom-
* nuclear : kern-
* nuclear : nucleair
* nuclear reactor : kernreactor
* nucleus : atoomkern
* nucleus : kern
* nucleus : nucleus
* nucleus : pit
* nude : bloot
* nude : naakt
* nude : onbedekt
* nude : onopgesmukt
* nudge : aanstoten
* nudge : een duw geven
* nudge : toestoten
* nudism : naaktlopen
* nudism : naaktloperij
* nudism : nudisme
* nudist : naaktloper
* nudist : nudist
* nudist : nudiste
* nudity : naaktheid
* nuisance : overlast
* null : nihil
* null : nul
* nullify : annuleren
* nullify : ongedaan maken
* nullify : vernietigen
* numb : bewusteloos
* numb : verdoofd
* numb : verkleumd
* numb : verstijfd
* numbed : verdoofd
* number : aantal
* number : getal
* number : hoeveelheid
* number : huisnummer
* number : item
* number : numero
* number : nummer
* number : nummeren
* number : tal
* number of eight : achttal
* number of the house : huisnummer
* number sign : hekje
* number sign : kruis
* numberplate : kentekenplaat
* numberplate : nummerbord
* numeral : cijfer
* numeral : getal
* numeral : item
* numeral : numero
* numeral : nummer
* numerator : deeltal
* numerous : talrijk
* numerous : veel
* numismatics : muntkunde
* numismatics : numismatiek
* numismatist : muntkenner
* numismatist : numismaticus
* numismatist : penningkenner
* numismatist : penningkundige
* nun : kloosterzuster
* nun : non
* nun : zuster
* nurse : baker
* nurse : broeder
* nurse : kinderjuffrouw
* nurse : kindermeisje
* nurse : oppassen
* nurse : verpleegkundige
* nurse : verpleegster
* nurse : verplegen
* nurse : verpleger
* nurse : verzorgen
* nurse : verzorgster
* nurse : ziekenverpleegster
* nurse : ziekenverpleger
* nurse : ziekenzuster
* nurse : zorgen voor
* nurse : zuster
* nursery : kwekerij
* nursery school : kleuterschool
* nursery school/kindergarten : kleuterschool
* nut : gek
* nut : gekkin
* nut : in belgium
* nut : kop
* nut : moer
* nut : noot
* nut : noten
* nut : schroefmoer
* nut : zot
* nutcracker : notenkraker
* nutmeg : muskaat
* nutmeg : muskaatnoot
* nutmeg : nootmuskaat
* nutrition : voeding
* nutritional : voedings-
* nutritious : voedzaam
* nuts : bah
* nuts : dol
* nuts : dolzinnig
* nuts : gek
* nuts : geschift
* nuts : getikt
* nuts : getroebleerd
* nuts : getroubleerd
* nuts : krankzinnig
* nuts : stapel
* nuts : tureluurs
* nuts : uitzinnig
* nuts : waanzinnig
* nutty : aromatisch
* nutty : geurig
* nutty : heet
* nutty : pittig
* nutty : scherp
* nutty : welriekend
* nyctalopia : nachtblindheid
* nylon : nylon
* nylon : nylon-
* nymph : nimf
* nymph : pop
* nymphomania : nymfomanie
* négligé : duster
* négligé : negligé
* négligé : ochtendjas
* négligé : peignoir
* o'clock : uur
* o'clock : één uur
* oak : eik
* oak : eikehout
* oak : eikehouten
* oak : eiken
* oak : eiken-
* oak : eikenboom
* oak : eikenhout
* oak : eikenhouten
* oak-wood : eikehout
* oak-wood : eikenbos
* oaken : eikehouten
* oaken : eiken
* oaken : eiken-
* oar : riem
* oar : roeiriem
* oar : roeispaan
* oasis : oase
* oat : haver
* oath : bezwering
* oath : eed
* oath of office : ambtseed
* oatmeal : havermout
* oatmeal : havermoutpap
* oatmeal : havervlokken
* oatmeal : havervlokkenpap
* oats : haver
* obedience : gehoorzaamheid
* obedient : gedwee
* obedient : gehoorzaam
* obedient : gewillig
* obedient : mak
* obedient : tam
* obedient : volgzaam
* obedient : willig
* obeisance : buiging
* obeisance : nijging
* obeisance : revérence
* obeisance : strijkage
* obelisk : obelisk
* obese : diklijvig
* obese : diklijvige
* obese : obees
* obese : obese
* obese : vetzuchtig
* obese : vetzuchtige
* obese : zwaarlijvig
* obesity : zwaarlijvigheid
* obey : gehoorzamen
* obituary : in memoriam
* obituary : necrologie
* object (to) : bezwaar maken (tegen)
* object : ding
* object : ertegen zijn
* object : lijdend voorwerp
* object : mikpunt
* object : object
* object : onderwerp
* object : protesteren
* object : voorwerp
* objection : bedenking
* objection : bezwaar
* objection : tegenargument
* objection : tegenwerping
* objectionable : afkeurenswaardig
* objectionable : laakbaar
* objectionable : verwerpelijk
* objective : doel
* objective : nuchter
* objective : nuchtere
* objective : objectief
* objective : objectieve
* objective : streefdoel
* obligation : plicht
* obligation : verplichting
* obligatory : verplicht
* oblige : verplichten
* obliging : attent
* obliging : bereidvaardig
* obliging : bereidwillig
* obliging : dienstwillig
* obliging : schikkelijk
* obliging : toeschietelijk
* obliging : voorkomend
* obliging : welwillend
* oblique : scheef
* oblique : schuin
* oboe : hobo
* obscene : obsceen
* obscene : schuin
* obscene : schunnig
* obscure : donker
* obscure : obscuur
* obscure : onbekend
* observation : aanmerking
* observation : berisping
* observation : blaam
* observation : opmerking
* observation : standje
* observation : terechtwijzing
* observation : waarnemen
* observation : waarneming
* observe : gadeslaan
* observe : handelen volgens
* observe : nakomen
* observe : naleven
* observe : observeren
* observe : opvolgen
* observe : toekijken
* observe : toezien
* observe : uitvoeren
* observe : verrichten
* observe : vervullen
* observe : voltrekken
* observe : waarnemen
* observe : zich houden aan
* obsess : beklemmen
* obsess : obsederen
* obsessed (with) : bezeten (van)
* obsession : obsessie
* obsessive : obsessief
* obsessive : obsessieve
* obsolete : verouderd
* obstacle : belemmering
* obstacle : beletsel
* obstacle : hindernis
* obstacle : hinderpaal
* obstacle : obstakel
* obstacle : sta-in-de-weg
* obstetrician : verloskundige
* obstetrician : vroedvrouw
* obstinate : balsturig
* obstinate : halsstarrig
* obstinate : hardnekkig
* obstinate : koppig
* obstinate : stijfhoofdig
* obstinate : verbeten
* obstinate : verstokt
* obstruct : afdammen
* obstruct : afsluiten
* obstruct : belemmeren
* obstruct : obstructie voeren
* obstruct : opstoppen
* obstruct : stuwen
* obstruct : versperren
* obstruct : verstoppen
* obstruction : belemmering
* obstruction : obstructie
* obstruction : verstopping
* obtain : behalen
* obtain : buit maken
* obtain : krijgen
* obtain : verkrijgen
* obtain : verwerven
* obtainable : beschikbaar
* obtainable : verkrijgbaar
* obtuse : bot
* obtuse : dof
* obtuse : dom
* obtuse : gesmoord
* obtuse : stomp
* obtuse : stompzinnig
* obtuse : toonloos
* obvious : apert
* obvious : duidelijk
* obvious : evident
* obvious : kennelijk
* obvious : klaarblijkelijk
* obvious : uitgesproken
* obviously : blijkbaar
* obviously : duidelijk
* obviously : klaarblijkelijk
* occasion : aanleiding
* occasion : behoefte
* occasion : gebeuren
* occasion : gebeurtenis
* occasion : gelegenheid
* occasion : incident
* occasion : keer
* occasion : maal
* occasion : noodzaak
* occasion : reden
* occasion : veroorzaken
* occasion : voorval
* occasional : gelegenheids-
* occasional : toevallig
* occasionally : af en toe
* occiput : achterhoofd
* occult : occult
* occupant : aanwezige
* occupant : inzittende
* occupation : ambacht
* occupation : beroep
* occupation : bezetting
* occupation : bezigheid
* occupation : emplooi
* occupation : handwerk
* occupation : vak
* occupier : bezetter
* occupy : bekleden
* occupy : beslaan
* occupy : bezetten
* occupy : bezig houden
* occupy : bezighouden
* occupy : in beslag nemen
* occur : aan de hand zijn
* occur : gebeuren
* occur : geschieden
* occur : voorkomen
* occur : voorvallen
* occur intermittently : met tussenpozen werken
* occur to : opkomen bij
* occurence : gebeuren
* occurence : gebeurtenis
* occurence : gelegenheid
* occurence : geval
* occurence : incident
* occurence : voorval
* ocean : oceaan
* ocean : wereldzee
* oceania : oceanië
* oceanic : oceanisch
* ocelot : ocelot
* ochre : oker
* ochre : okerkleur
* ochre : okerkleurig
* octagon : achthoek
* octagonal : achthoekig
* octal : achttallig
* octal : octaal
* octane : oktaan
* october : oktober
* octopus : octopus
* octuple : achtvoudig
* oculist : oogarts
* odd : bij benadering
* odd : bizar
* odd : eigenaardig
* odd : gek
* odd : merkwaardig
* odd : merkwaardige
* odd : oneven
* odd : ongeveer
* odd : onpaar
* odd : onpare
* odd : onregelmatig
* odd : onregelmatige
* odd : overblijvend
* odd : overblijvende
* odd : raar
* odd : rare
* odd : resterend
* odd : resterende
* odd : uitzonderlijk
* odd : uitzonderlijke
* odd : vreemd
* odd : vreemde
* odd : vreemdsoortig
* odd : wonderlijk
* odd : zeldaam
* odd : zeldzame
* ode : ode
* odious : hatelijk
* odious : hatelijke
* odor : geur
* odor : lucht
* odor : luchtje
* odor : reuk
* odour : geur
* odour : lucht
* odour : luchtje
* odour : reuk
* odourous : stinkend
* oesophagus : slokdarm
* of :
* of : van
* of Actium : van Actium
* of The Hague : Haags
* of a battle : gevechts-
* of a beaver : bever-
* of a beet : bieten-
* of a bird : grootvaderlijk
* of a cedar : ceder-
* of a cedar : cederhouten
* of a deer : herte-
* of a deer : herten-
* of a duck : eende-
* of a duck : eenden-
* of a horse : paarde-
* of a horse : paarden-
* of a lime-tree : linde-
* of a lime-tree : linden-
* of a maple : esdoorn-
* of a pig : varkens-
* of a pig : zwijnen-
* of a spider : spinne-
* of a spider : spinnen-
* of a star : stellair
* of a star : sterre-
* of a star : sterren-
* of a tree : boom-
* of a wild boar : zwijnen-
* of all sorts : allerhande
* of all sorts : allerlei
* of an alder : elze-
* of an alder : elzen
* of an alder : elzen-
* of an ass : ezels-
* of an elephant : olifants-
* of course : begrijpelijkerwijs
* of course : dat spreekt vanzelf
* of course : natuurlijk
* of fantasy : fantasierijk
* of fantasy : fantastisch
* of fantasy : grillig
* of good repute : goedbekendstaand
* of high stature : groot
* of high stature : lang
* of high stature : rijzig
* of ill repute : berucht
* of ill repute : notoir
* of lamb : lams-
* of late : de laatste tijd
* of long standing : lang
* of long standing : lange tijd
* of long standing : voor lange tijd
* of noble birth : adellijk
* of noble birth : edel
* of one's own accord : uit eigen beweging
* of paramount importance : allesbeheersend
* of sand : zanderig
* of sand : zandig
* of silk : zijden
* of steal : stalen
* of the : van de
* of the : van het
* of the body : lichamelijk
* of the body : lijfelijk
* of the coast : kust-
* of the same age : even oud
* of the same age : van dezelfde leeftijd
* of the sea : maritiem
* of the sea : zee-
* of the sun : zonnig
* of the winter : winter-
* of the winter : winterachtig
* of the year : anno
* of tomorrow : morgen plaatsvindend
* of tomorrow : van morgen
* of two colours : tweekleurig
* of use : bruikbaar
* of use : geschikt
* of water : waterhoudend
* of water : waterig
* of which : van wie
* of which : waarvan
* of which : wie d'r
* of which : wie z'n
* of which : wiens
* of which : wier
* of yesterday : van gisteren
* off : af
* off : uit
* offal : slachtafval
* offence : aanstoot
* offence : belediging
* offence : ergernis
* offence : overtreding
* offence : verontwaardiging
* offend : affronteren
* offend : beledigen
* offend : grieven
* offend : krenken
* offend : verongelijken
* offended : beledigd
* offended : gebelgd
* offender : overtreder
* offensive : aanvallend
* offensive : beledigend
* offensive : offensief
* offensive : offensieve
* offensive : smadelijk
* offensive : stotend
* offensive : walgelijk
* offensive : walgelijke
* offensive : weerzinwekkend
* offensive : weerzinwekkende
* offer : aanbieden
* offer : aanbieding
* offer : aanbod
* offer : aanzoek
* offer : bieden
* offer : bod
* offer : huwelijksaanzoek
* offer : indienen
* offer : offerte
* offer : offreren
* offer : presenteren
* offer : spelen
* offer : te koop aanbieden
* offer : uitloven
* offer : vertonen
* offer : voordragen
* offer : voorslaan
* offer : voorstellen
* offer a toast : een heildronk uitbrengen
* offer a toast : toasten
* offer of marriage : aanzoek
* offer of marriage : huwelijksaanzoek
* offer of parriage : aanzoek
* offer of parriage : huwelijksaanzoek
* office : ambt
* office : baan
* office : betrekking
* office : bureau
* office : bureel
* office : dienst
* office : kantoor
* office : plaats
* office : werkkring
* officer : ambtenaar
* officer : beambte
* officer : kantoorbediende
* officer : officier
* official : ambtelijk
* official : ambtenaar
* official : beambte
* official : kantoorbediende
* official : officieel
* official residence : ambtswoning
* official secret : ambtsgeheim
* official secret : dienstgeheim
* officialdom : ambtenarij
* officialdom : bureaucratie
* officially : ambtshalve
* offline : offline
* offline : ontkoppeld
* offset : afstand
* offset : eind
* offset printing : offset
* offspring : afstammeling
* offspring : afstammelingen
* offspring : jong
* offspring : kind
* offspring : kroost
* offspring : loot
* offspring : nageslacht
* offspring : nakomeling
* offspring : nakomelinge
* offspring : nakomelingschap
* offspring : nazaat
* offspring : spruit
* offspring : telg
* offspring : zaad
* often : dikwijls
* often : gedurig
* often : menigmaal
* often : vaak
* often : veel
* often : veelal
* often : veeltijds
* ogle : lonken
* ogonek : ogonek
* oh : ach
* oh : ah
* oh : o
* oh : och
* oh : oh
* oh dear : helaas
* oh dear : o wee
* oh my god : goeie genade
* oh my god : lieve hemel
* oh my god : mijn god
* oh my god : oh
* ohm : ohm
* oil : aardolie
* oil : invetten
* oil : olie
* oil : oliën
* oil : smeren
* oil of olives : olijfolie
* oil well : oliebron
* oilcloth : tafelzeil
* oilcloth : wasdoek
* oilcloth : zeildoek
* oilcloth : zwilk
* ointment : saus
* ointment : smeersel
* okay : OK
* okay : afgesproken
* okay : akkoord
* okay : goed
* okay : in orde
* okay : juist
* okay : net
* okay : nu goed
* okay : okay
* okay : okee
* okay : oké
* okay : pal
* okay : precies
* okay : top
* old : bejaard
* old : oud
* old : vergevorderd
* old man : bejaarde
* old man : oude
* old man : oude man
* old man : oude van dagen
* old materials : afbraak
* old people's home : bejaardentehuis
* old people's home : oudemannenhuis
* old wives' tale : bakerpraat
* old woman : besje
* old woman : oude vrouw
* old woman : oudje
* old-fashioned : gedateerd
* old-fashioned : ouderwets
* old-fashioned : uit de mode
* old-fashioned : uit de tijd
* old-fashioned : verouderd
* older : ouder
* oligarch : oligarch
* oligarchy : oligarchie
* olive : olijf
* olive : olijfgroen
* olive : olijfgroene
* olive : olijfhout
* olive : olijvenhout
* olive tree : olijfboom
* olive-oil : olijfolie
* olive-tree : olijfboom
* olympic : olympisch
* olympic : olympische
* ombudsman : ombudsman
* omega : omega
* omelette : omelet
* omelette : struif
* omen : omen
* omen : teken
* omen : voorbode
* omen : voorteken
* omicron : omikron
* omission : weglating
* omit : achterwege laten
* omit : laten
* omit : nalaten
* omit : niet doen
* omit : uitlaten
* omit : verzaken
* omit : verzuimen
* omit : weglaten
* omitted : weggelaten
* omnibus : autobus
* omnibus : bus
* omnibus : omnibus
* omnipotence : almacht
* omnipotent : almachtig
* omnipotent : almachtige
* omnipresent : alomtegenwoordig
* omniscient : alwetend
* omnivore : alleseter
* omnivore : omnivoor
* on : aan
* on : aangaande
* on : betreffende
* on : bij
* on : binnen
* on : door
* on : in
* on : ingeschakeld
* on : jegens
* on : langer
* on : meer
* on : met
* on : naar voren
* on : om
* on : op
* on : over
* on : per
* on : te
* on : tot
* on : van
* on : voorover
* on : voort
* on : vooruit
* on : voorwaarts
* on account : op afbetaling
* on account of : door
* on account of : in ruil voor
* on account of : naar aanleiding van
* on account of : op
* on account of : op grond van
* on account of : uit
* on account of : vanwege
* on account of : voor
* on account of : wegens
* on bail : op borgtocht
* on behalf of : namens
* on board : aan boord
* on end : aan één stuk door
* on end : aaneen
* on end : achtereen
* on end : in één ruk
* on end : ononderbroken
* on end : onophoudelijk
* on every side : aan alle kanten
* on foot : te voet
* on occasion : bij gelegenheid
* on occasion : eens
* on occasion : op een keer
* on one's back : achterover
* on purpose : expres
* on purpose : met opzet
* on purpose : met voorbedachte rade
* on purpose : moedwillig
* on purpose : opzettelijk
* on purpose : wetens
* on sale : in solden
* on sale : koopje
* on sale : te koop
* on social society : in de bijstand
* on that account : daardoor
* on that account : daarom
* on that account : derhalve
* on that account : vandaar
* on that account : zodoende
* on the analogy of : naar analogie van
* on the contrary : daarentegen
* on the contrary : ertegenover
* on the contrary : integendeel
* on the left : links
* on the occasion of : bij gelegenheid van
* on the occasion of : in geval van
* on the occasion of : ter gelegenheid van
* on the other hand : aan de andere kant
* on the other hand : anderzijds
* on the other hand : daar staat tegenover
* on the other side of : aan de overkant van
* on the other side of : over
* on the other side of : over ... heen
* on the other side of : overheen
* on the recommendation of : op aanbeveling van
* on the right : aan de rechterkant
* on the right : aan de rechterzijde
* on the right : rechts
* on the tip of one's tongue : op het puntje van zijn tong
* on the whole : alles wel beschouwd
* on the whole : over het algemeen genomen
* on the whole : überhaupt
* on time : accuraat
* on time : nauwgezet
* on time : nauwkeurig
* on time : prompt
* on time : stipt
* on time : zorgvuldig
* on top : boven
* on top : daarboven
* on top : omhoog
* on top of : bovenop
* on welfare : in de bijstand
* on your marks : op uw plaatsen
* onager : onager
* once : een keer
* once : eenmaal
* once : eens
* once : op een keer
* once : één keer
* once more : alweer
* once more : nog een keer
* once more : nogmaals
* once more : van voren af aan
* once more : weder
* once more : wederom
* once more : weer
* once upon a time : er was eens
* oncologist : oncoloog
* one : een
* one : een of ander
* one : een zeker
* one : ene
* one : iemand
* one : men
* one : ze
* one : één
* one and a half : anderhalf
* one another : elkaar
* one another : elkander
* one another : mekaar
* one at a time : alleen
* one at a time : in zijn eentje
* one at a time : één per keer
* one hundred : honderd
* one hundred and one : honderdeen
* one hundred one : honderdeneen
* one more : aanvullend
* one more : extra
* one more : meer
* one more : nog een
* one more time : bis
* one more time : nog eens
* one only : maar één
* one only : slechts één
* one person : eenpersoons-
* one thousand : duizend
* one time : eenmaal
* one time : eens
* one time : één keer
* one's : iemands
* one-armed : eenarmig
* one-armed : eenarmige
* one-armed bandit : eenarmige bandiet
* one-way traffic : eenrichtingsverkeer
* oneirologist : oneirologe
* oneirologist : oneiroloog
* oneirology : oneirologie
* oneness : eenheid
* onerous : benauwend
* onerous : drukkend
* onerous : nijpend
* onerous : zwaar
* oneself : zichzelf
* onion : ajuin
* onion : ui
* online : online
* online : verbonden
* only : alleen
* only : alleen maar
* only : enig
* only : enkel
* only : louter
* only : maar
* only : net
* only : pas
* only : slechts
* only : uitsluitend
* only : verlaten
* only just : amper
* only just : kwalijk
* only just : nauwelijks
* only just : ternauwernood
* only one : maar één
* only one : slechts één
* onomatopoeia : onomatopee
* ontology : ontologie
* onyx : onyx
* oops : oeps
* opal : opaal
* open : aansnijden
* open : open
* open : opendoen
* open : openen
* open : opengaan
* open : openmaken
* open one's mouth wide : de mond wijd opendoen
* open up : opendoen
* open up : openen
* open up : openmaken
* open-work : ajour
* open-work : opengewerkt
* opening : begin
* opening : gat
* opening : mond
* opening : opening
* openly : in het openbaar
* openly : open en bloot
* openly : ronduit
* openly : rondweg
* openly : vrijuit
* openness : openheid
* opera : opera
* operate : bedienen
* operate : functioneren
* operate : het doen
* operate : in zijn werk gaan
* operate : opereren
* operate : werken
* operate on : opereren
* operating system : besturingssysteem
* operation : bewerking
* operation : ingreep
* operation : operatie
* operative : arbeider
* operative : werker
* operative : werkkracht
* operative : werkman
* operative : werkmier
* operative : werkzaam
* ophtalmologist : oogarts
* opiate : opiaat
* opine : achten
* opine : geloven
* opine : van mening zijn
* opine : vinden
* opinion : dunk
* opinion : gedachte
* opinion : mening
* opinion : opinie
* opinion : visie
* opinion : zienswijze
* opinion : zin
* opinion poll : opinie peiling
* opium : opium
* opossum : buidelrat
* opossum : opossum
* opponent : opponent
* opponent : tegenspeler
* opponent : tegenstander
* opportune : doelmatig
* opportune : gemakkelijk
* opportune : gepast
* opportune : geschikt
* opportune : passend
* opportunist : meeloper
* opportunist : opportunist
* opportunist : opportuniste
* opportunity : gebeuren
* opportunity : gebeurtenis
* opportunity : gelegenheid
* opportunity : geval
* opportunity : goede gelegenheid/kans
* opportunity : incident
* opportunity : kans
* opportunity : mogelijkheid
* opportunity : voorval
* oppose : belemmeren
* oppose : dwarsbomen
* oppose : tegenwerken
* oppose : weerstreven
* oppose : zich verzetten tegen
* opposed to : jegens
* opposed to : met
* opposed to : tegen
* opposed to : tegenaan
* opposed to : tegenover
* opposed to : versus
* opposite : aan de overkant
* opposite : aan de overkant van
* opposite : jegens
* opposite : met
* opposite : tegen
* opposite : tegenaan
* opposite : tegengesteld
* opposite : tegenliggend
* opposite : tegenover
* opposite : tegenovergestelde
* opposite : tegenoverliggend
* opposite : tegenstaand
* opposite : tegenstrijdig
* opposite : versus
* opposite side : overkant
* opposite side : overzijde
* opposition : oppositie
* opposition : tegenstand
* opposition : tegenstelling
* opposition : tegenstrijdigheid
* opposition : verzet
* oppress : dringen
* oppress : drukken
* oppress : knellen
* oppress : onderdrukken
* oppress : persen
* oppress : pressen
* oppressed : beklemd
* oppressing : beklemmend
* oppression : bedruktheid
* oppression : beklemming
* oppression : onderdrukking
* oppressive : benauwd
* oppressive : broeierig
* oppressive : drukkend
* oppressive : verstikkend
* oppressive : zwoel
* opprobrious : beledigend
* opprobrious : smadelijk
* optical fibre : glasvezel
* optician : opticien
* optimise : optimaliseren
* optimism : optimisme
* optimist : optimist
* optimistic : optimistisch
* option : alternatief
* option : keus
* option : keuze
* option : keuze/optie
* option : optie
* optional subject : keuzevak
* opulence : rijkdom
* or : goud
* or : of
* or not : is het niet
* or not : nietwaar
* or not : of niet
* or not? : is het niet?
* or not? : nietwaar?
* or not? : toch?
* orache : melde
* oracle : orakel
* oral : mondeling
* oral : oraal
* oral sex : Franse sex
* oral sex : orale sex
* orally : mondeling
* orange : appelsien
* orange : appelsienenboom
* orange : oranje
* orange : sinaasappel
* orange : sinaasappelboom
* orange hawkweed : oranje havikskruid
* orange juice : jus d'orange
* orange juice : sinaasappelsap
* orange-coloured : oranje
* orange-tree : oranjeboom
* orange-tree : sinaasappelboom
* orator : redenaar
* oratorical : oratorisch
* oratorical : redenaars-
* oratory : rederijkerskunst
* oratory : retoriek
* orbit : baan
* orbit : omcirkelen
* orbit : omlopen
* orbit : oogkas
* orca : orka
* orca : zwaardwalvis
* orchard : bongerd
* orchard : boomgaard
* orchestra : band
* orchestra : muziekkorps
* orchestra : orkest
* orchestrate : orkestreren
* orchestration : orkestratie
* orchid : lichtpaars
* orchid : orchidee
* ordain : bestemmen
* ordain : uittrekken
* ordeal : beproeving
* ordeal : kwelling
* order : aaneenschakeling
* order : aanvoeren
* order : aanvraag
* order : aanvragen
* order : bestellen
* order : bestelling
* order : bevel
* order : bevelen
* order : bevelschrift
* order : commanderen
* order : decoratie
* order : ereteken
* order : gebod
* order : gelasten
* order : het bevel voeren
* order : kloosterorde
* order : opeenvolging
* order : orde
* order : ordenen
* order : order
* order : rangorde
* order : ridderorde
* order : sommatie
* order : sommeren
* order : verordenen
* order : verordening
* order : volgorde
* order : voorschrijven
* order a fresh supply of : nabestellen
* order-form : aanvraagformulier
* order-form : bestelbiljet
* order-form : bestelkaart
* ordinal : rangtelwoord
* ordinal number : rangtelwoord
* ordinarily : gewoonlijk
* ordinarily : normaal gesproken
* ordinarily : normaliter
* ordinary : gewoon
* ore : erts
* oregano : oregano
* organ : orgaan
* organ : orgel
* organ grinder : orgeldraaier
* organ-grinder : orgeldraaier
* organic : orgaan-
* organic : organiek
* organic : organisch
* organic : organische
* organic compound : organische verbinding
* organism : organisme
* organist : organist
* organization : organisatie
* organize : organiseren
* organize : regelen
* organize : uitschrijven
* orgasm : klaarkomen
* orgasm : orgasme
* orgiastic : orgiastisch
* orgy : drinkgelag
* orgy : orgie
* orgy : zwelgerij
* orgy : zwelgpartij
* orient : het oosten
* orient : inwerken
* orient : oriënteren
* orient : zich oriënteren
* oriental : oosters
* origin : afkomst
* origin : herkomst
* origin : oorsprong
* original : apart
* original : oorspronkelijk
* original : origineel
* original : originele
* originally : oorspronkelijk
* originally : van oorsprong
* originate : afkomstig zijn
* originate : afstammen
* originate : het gevolg zijn van
* originate : ontspruiten
* originate : voortkomen
* ornament : decoratie
* ornament : decoreren
* ornament : opsieren
* ornament : opsmuk
* ornament : ornament
* ornament : sieraad
* ornament : sieren
* ornament : tooi
* ornament : tooien
* ornament : tooisel
* ornament : uitdossen
* ornament : versieren
* ornament : versiering
* ornament : versiersel
* ornamental : ornamentaal
* ornamental : sier-
* ornithology : ornithologie
* ornithology : vogelkunde
* orphan : ouderloos
* orphan : wees
* orphan : weesjongen
* orthodox : orthodox
* orthodox : rechtzinnig
* orthogonal : loodrecht
* orthogonal : orthogonaal
* orthography : orthografie
* orthography : schrijfwijze
* orthography : spelling
* oryx : oryx
* oscillate : oscilleren
* oscillate : schommelen
* oscillate : slingeren
* oscillation : geschommel
* oscillation : schommeling
* oscillator : oscillator
* oscilloscope : oscillograaf
* osmium : osmium
* osmosis : osmose
* osprey : visarend
* ostensible : schijnbaar
* ostrich : struis
* ostrich : struisvogel
* other : ander
* other : andere
* other : anderen
* other people's : andermans
* other than : behalve
* other than : bij uitzondering
* other than : buiten
* other than : op ... na
* other than : uitgezonderd
* otherwise : alias
* otherwise : anders
* otherwise : anderszins
* otherwise : daarentegen
* otherwise : ertegenover
* otherwise : integendeel
* otherwise : op een andere manier
* otherwise : op een andere wijze
* otherwise called : alias
* otter : otter
* ouch : au
* ought to : behoren
* ought to : dienen
* ought to : horen
* ought to : moeten
* ought to : zullen
* ounce : ons
* ounce : ons 100g
* our : ons
* our : onze
* ours : de onze
* ours : die van ons
* ours : het onze
* out : buiten
* out : buitenwaarts
* out : daarbuiten
* out : eruit
* out : naar buiten
* out : uiterlijk
* out : uitwaarts
* out : usually expressed by the prefix uit-
* out of : buiten
* out of : door ... heen
* out of : op de
* out of : uit
* out of : van
* out of : vanuit
* out of courtesy : beleefdheidshalve
* out of date : gedateerd
* out of date : ouderwets
* out of date : uit de mode
* out of date : uit de tijd
* out of date : verouderd
* out of order : defect
* out of order : kapot
* out of order : stuk
* out of politeness : beleefdheidshalve
* out of the way : achteraf
* outbid : overbieden
* outcome : resultaat
* outdated : verouderd
* outdid : overtrof
* outdid : overtroffen
* outdo : overtreffen
* outdone : overtroffen
* outer : buiten-
* outer : buitenste
* outer : extern
* outer : uiterlijk
* outer : uitwendig
* outer cover : buitenband
* outer space : ruimte
* outer space : wereldruimte
* outfit : complet
* outfit : dracht
* outfit : gewaad
* outfit : kostuum
* outfit : pak
* outfit : set
* outfit : stel
* outfit : stelletje
* outgrew : ontgroeide
* outgrew : ontgroeiden
* outgrow : ontgroeien
* outgrown : ontgroeid
* outing : excursie
* outing : tocht
* outing : toer
* outing : trip
* outing : uitstapje
* outlaw : vogelvrije
* outlawed : verboden
* outlawed : vogelvrij
* outlet : afzetgebied
* outlet : verkooppunt
* outlet-pipe : afvoerbuis
* outline : aanleg
* outline : krabbel
* outline : omlijning
* outline : omtrek
* outline : ontwerp
* outline : overzicht
* outline : schaduwbeeld
* outline : schets
* outline : silhouet
* outlive : overleven
* outpatient : poliklinische patiënt
* output : eliminatie
* output : ontwikkeling
* outrage : gewelddaad
* outrage : razernij
* outrage : verontwaardiging
* outrage : wandaad
* outrage : woede
* outrageous : schokkend
* outran : de
* outran : den
* outset : begin
* outside : buiten
* outside : buiten-
* outside : buitenwaarts
* outside : daarbuiten
* outside : eruit
* outside : extern
* outside : naar buiten
* outside : uiterlijk
* outside : uitwaarts
* outside : uitwendig
* outside of : buiten
* outskirts : buitenkant
* outskirts : buitenwijken
* outskirts : cirkelomtrek
* outskirts : omtrek
* outskirts : periferie
* outskirts : rand
* outskirts : randgebied
* outsold : de
* outsold : den
* outsold : ge
* outsource : uitbesteden
* outstanding : achterstallig
* outstanding : bijzonder
* outstanding : onbetaald
* outstanding : onopgelost
* outstanding : overhellend
* outstanding : prominent
* outstanding : uitstaand
* outstanding : vooraanstaand
* outward : buitenwaarts
* outward : eruit
* outward : naar buiten
* outward : uitwaarts
* outweigh : zwaarder wegen dan
* ouzo : ouzo
* oval : eirond
* oval : ovaal
* ovation : ovatie
* oven : bakoven
* oven : kachel
* oven : oven
* over : aan
* over : afgelopen
* over : afgewerkt
* over : beëindigd
* over : boven
* over : klaar
* over : meer dan
* over : over
* over : ruim
* over my dead body : over mijn lijk
* over there : daar
* over there : daarginds
* over there : ginder
* over there : ginds
* over versatile : veelzijdig
* over- : over-
* overall : algeheel
* overall : compleet
* overall : gans
* overall : geheel
* overall : heel
* overall : totaal
* overall : vol
* overall : volkomen
* overall : volslagen
* overalls : boezeroen
* overalls : hes
* overalls : kiel
* overalls : overall
* overbearingness : aanmatiging
* overbearingness : arrogantie
* overbearingness : verbeelding
* overbearingness : verwaandheid
* overbearingness : verwatenheid
* overboard : overboord
* overcame : overwon
* overcame : overwonnen
* overcast : bewolken
* overcast : bewolkt zijn
* overcast : verduisteren
* overcoat : jas
* overcoat : overjas
* overcome : overwinnen
* overdo : overdrijven
* overdone : overdreven
* overdrive : afbeulen
* overdrive : afjakkeren
* overdrive : afmatten
* overdue : achterstallig
* overdue : onbetaald
* overdue : over tijd
* overestimate : overschatten
* overestimate : overwaarderen
* overflow : overlopen
* overflowing : overbodig
* overflowing : overtollig
* overground : bovengronds
* overground : lucht-
* overground : met lucht gevuld
* overgrow : begroeien
* overgrown : begroeid
* overhang : overhangen
* overhaul : een onderhoud uitvoeren
* overhaul : inhalen
* overhaul : onderhoud
* overhaul : opknapbeurt
* overhaul : opknappen
* overhaul : passeren
* overhaul : revisie
* overhaul : voorbijrijden
* overhaul : voorbijvaren
* overhead : boven
* overhead : bovengronds
* overhead : daarboven
* overhead : lucht-
* overhead : met lucht gevuld
* overhead : omhoog
* overhear : toevallig horen
* overheated : oververhit
* overjoyed : overgelukkig
* overlay : bekleden
* overlay : overlappen
* overlay : overtrekken
* overlook : nalaten
* overlook : over het hoofd zien
* overlook : uitlaten
* overlook : verzaken
* overlook : verzuimen
* overlook : weglaten
* overpower : geweld aandoen
* overpower : kraken
* overpower : overmeesteren
* overpower : overweldigen
* overpower : sterker zijn dan
* overpower : usurperen
* overpower : zich meester maken van
* overrate : overschatten
* override : afbeulen
* override : afjakkeren
* override : afmatten
* oversaw : overzag
* oversaw : overzagen
* overseen : overzien
* overshoe : overschoen
* overslept : verslapen
* overslept : versliep
* overt : onverholen
* overt : openlijk
* overtake : inhalen
* overtake : overtrekken
* overtake : passeren
* overtake : voorbijgaan
* overtake : voorbijrijden
* overtake : voorbijstreven
* overtake : voorbijvaren
* overthrow : kantelen
* overthrow : kappen
* overthrow : neervellen
* overthrow : omgooien
* overthrow : omkeren
* overthrow : omvergooien
* overthrow : omverwerpen
* overthrow : omverwerping
* overthrow : ondergang
* overthrow : ten val brengen
* overthrow : vellen
* overthrow : wippen
* overtly : onverholen
* overtly : openlijk
* overtness : openheid
* overtone : bijtoon
* overtone : boventoon
* overture : ouverture
* overture : prelude
* overture : voorspel
* overweight : te zwaar
* overwhelm : bedelven
* overwhelm : overstelpen
* overwhelm : overweldigen
* overwhelm : verpletteren
* overwhelming : overweldigend
* ow : ach
* ow : ah
* ow : au
* ow : och
* ow : oh
* owe (to) : te danken hebben (aan)
* owe : in de schuld staan
* owe : schuldig zijn
* owe : verschuldigd zijn
* owing to : door
* owing to : in ruil voor
* owing to : ingevolge
* owing to : op
* owing to : op grond van
* owing to : te wijten aan
* owing to : ten gevolge van
* owing to : uit
* owing to : vanwege
* owing to : voor
* owing to : wegens
* owl : uil
* own : bezitten
* own : eigen
* own : erop nahouden
* own : rijk zijn
* owner : bezitster
* owner : bezitter
* owner : eigenaar
* owner : eigenares
* ownership : eigendom
* ownership : eigendomsrecht
* ox : os
* oxide : oxide
* oxygen : zuurstof
* oyster : oester
* ozone : ozon
* pa : opa
* pa : pa
* pace : afpassen
* pace : lopen
* pace : pas
* pace : schrede
* pace : schrijden
* pace : stap
* pace : stappen
* pace : tempo
* pace : tred
* pace : treden
* pace : voetstap
* pacific ocean : grote oceaan
* pacific ocean : stille oceaan
* pacifier : fopspeen
* pacifier : speen
* pacifism : pacifisme
* pacifist : pacifist
* pack : emballeren
* pack : inpakken
* pack : pak
* pack : pakje
* pack : pakken
* pack : pakket
* pack : verpakken
* package : colli
* package : collo
* package : inpakken
* package : pakje
* package : pakken
* package : verpakken
* packages : colli
* packages : colli's
* packet : pakje
* pad : blok
* pad : opvullen
* pad : opzetten
* pad : vullen
* paddle : blad van een roeiriem
* paddle : door het water plassen
* paddle : peddel
* paddle : peddelen
* paddle : ploeteren
* paddle : schoep
* paddling : toom
* paddy-field : rijstveld
* padlock : hangslot
* padre : aalmoezenier
* paean : loflied
* paean : lofzang
* paedophilia : pedofiel
* pagan : heiden
* pagan : heidens
* pagan : paganist
* paganism : heidendom
* page : bladzijde
* page : boer
* page : edelknaap
* page : page
* page : pagina
* paid : betaald
* paid : betaalde
* paid : betaalden
* paid up : kiet
* paid up : quitte
* paid-up : kiet
* paid-up : quitte
* pail : emmer
* pain : pijn
* pain : pijn or
* pain : wee
* pain : zeer
* pain in the throat : keelpijn
* painful : deerlijk
* painful : pijnlijk
* painful : smartelijk
* painful : zeer
* pains : moeite
* pains of childbirth : barensnood
* paint : afschilderen
* paint : kleuren
* paint : schilderen
* paint : uitschilderen
* paint : verf
* paint : verven
* paint : verven schilderen
* paint over : beschilderen
* paintbrush : kwast
* paintbrush : penseel
* painter : huisschilder
* painter : kunstschilder
* painter : schilder
* painter : verver
* painting : doek
* painting : schilderij
* painting : schildering
* painting : schilderstuk
* pair : duo
* pair : koppel
* pair : paar
* pair : paren
* pair : span
* pair : stel
* pair : stelletje
* pair : tweetal
* pair of compasses : passer
* pair of pincers : nijptang
* pair of pincers : tangstelling
* pajamas : pyjama
* pal : kameraad
* pal : kornuit
* pal : maat
* pal : makker
* palace : paleis
* palaeolithic : paleolithicum
* palanquin : palankijn
* palate : gehemelte
* palate : verhemelte
* pale : bleek
* pale : flets
* pale : pips
* pale : vaal
* pale : verbleekt
* paleface : bleekgezicht
* palet : palet
* palindrome : palindroom
* palisade : paalwerk
* palisade : palissade
* palisade : schutting
* palisade : staketsel
* palladium : palladium
* palm : bal
* palm : handpalm
* palm : palm
* palm : palmboom
* palm off on : aanpraten
* palm off on : aansmeren
* palmtree : palm
* palmtree : palmboom
* palpable : tastbaar
* palpable : te snijden
* pamper : koesteren
* pamper : troetelen
* pamper : vertroetelen
* pamper : verwennen
* pamphlet : brochure
* pamphlet : ingenaaid boek
* pamphlet : libel
* pamphlet : pamflet
* pamphlet : paperback
* pamphlet : schandschrift
* pamphlet : schotschrift
* pamphlet : vlugschrift
* pan : pan
* pancake : pannekoek
* pancake : pannenkoek
* pancreas : alvleesklier
* pancreas : pancreas
* panda : panda
* panda : pandabeer
* pandeism : pandeïsme
* pane : glaswaar
* pane : glaswerk
* pane : vensterruit
* panel : beschot
* panel : dashboard
* panel : instrumentenbord
* panel : paneel
* panel : wagenschot
* panic : paniek
* panoramic : panoramisch
* panoramic : panoramische
* pansy : driekleurig viooltje
* pant : hijgen
* pant for breath : naar adem snakken
* pantechnicon : verhuisauto
* pantechnicon : verhuiswagen
* pantechnicon van : verhuisauto
* pantechnicon van : verhuiswagen
* pantheism : pantheïsme
* panther : luipaard
* panther : panter
* panties : onderbroek
* pantomime : gebarenkunst
* pantomime : pantomime
* pantomime : pantomime spelen
* pantry : magazijn
* pantry : provisiekamer
* pantry : provisiekast
* pantry : voorraadkamer
* pants : broek
* pants : lange broek
* pants : onderbroek
* pants : pantalon
* paparazzo : paparazzo
* papaw : papaja
* papaya : papaja
* paper : akte
* paper : behangen
* paper : bescheid
* paper : document
* paper : eindwerk
* paper : papier
* paper : papieren
* paper : schriftuur
* paper : stuk
* paper : werk
* paper aeroplane : papiervliegtuig
* paper-basket : papiermand
* paper-basket : prullenmand
* paper-basket : snippermand
* paper-hanger : behanger
* paperback : brochure
* paperback : ingenaaid boek
* paperback : paperback
* paperback : vlugschrift
* paperbacked : ingenaaid
* paperer : behanger
* paprika : paprika
* parable : parabel
* parabola : parabool
* parachute : parachute
* parachute : springscherm
* parachute : valscherm
* parade : appèl
* parade : convocatie
* parade : corso
* parade : optocht
* parade : parade
* parade : paraderen
* parade : pracht en praal
* parade : pralen
* parade : pralerij
* parade : prijken
* parade : pronken
* parade : samenscholing
* parade : vertoon
* paradigm : paradigma
* paradise : paradijs
* paradox : paradox
* paradox : tegenspraak
* paradoxical : paradoxaal
* paraffin : paraffine
* paraffin-oil : olie
* paraffin-oil : petroleum
* paragliding : parapente
* paragraph : alinea
* paragraph : artikel
* paragraph : inspringende regel
* paragraph : paragraaf
* parallel : breedtegraad
* parallel : evenwijdig
* parallel : evenwijdige
* parallel : parallel
* parallel : parallelle
* parallelepiped : parallellepipedum
* parallelogram : parallellogram
* paralyse : lamleggen
* paralyse : verlammen
* paralysed : verlamd
* paralysis : verlamming
* parameter : parameter
* paranoia : paranoia
* paranoid : paranoïde
* parantheses : haakjes
* parapet : balie
* parapet : balustrade
* parapet : hekje
* parapet : leuning
* parasite : klaploper
* parasite : parasiet
* parasite : woekerplant
* parcel : kavel
* parcel : pakje
* parcel : perceel
* parcel out : kavelen
* parcel out : verkavelen
* parcels delivery : besteldienst
* parcels service : besteldienst
* parchment : perkament
* pardon : amnestie verlenen
* pardon : begenadigen
* pardon : genade
* pardon : gratie
* pardon : vergeven
* pardon : vergeving
* pardon : vergiffenis
* pare : schillen
* parent : ouder
* parental : ouderlijk
* parenthesis : haakje
* parenthesis : klamp
* parenthesis : kramp
* parenthesis : nietje
* parenthesis : parenthese
* parenthesis : tussenzin
* parenthood : ouderschap
* parents : ouderpaar
* parents : ouders
* parents-in-law : schoonouders
* parings : afval
* parings : rommel
* parings : vuil
* paris : parijs
* parish : gemeente
* parish : kerkbuurt
* parish : kerkelijke gemeente
* parish : parochie
* parishioner : parochiaan
* parisian : parijs
* parisian : parijzenaar
* parity : pariteit
* park : park
* park : parkeren
* park : plantsoen
* park : warande
* parking bay : parkeerplaats
* parking bay : parkeerterrein
* parking garage : parkeergarage
* parking garage : parkeerplaats
* parking garage : parkeerterrein
* parking place : parkeerplaats
* parking place : parkeerterrein
* parkinson's disease : de ziekte van parkinson
* parliament : parlement
* parliament : volksvertegenwoordiging
* parliamentary : parlementair
* parlour : salon
* parlour : zaal
* parmesan : parmezaan
* parmesan : parmezaankaas
* parochial : parochiaal
* parochial : parochie-
* parrot : napraten
* parrot : nazeggen
* parrot : papegaai
* parrot : papegaaien
* parry : afweren
* parsley : peterselie
* part : Part
* part : bestanddeel
* part : component
* part : deel
* part : gedeelte
* part : ingrediënt
* part : onderdeel
* part : rol
* part : stuk
* part of speech : woordsoort
* part-time : deeltijd
* partake : deelnemen
* partaken : deelgenomen
* parterre : parterre
* partial : eenzijdig
* partial : gedeeltelijk
* partial : partieel
* partial : partijdig
* partiality : partijdigheid
* partially : deels
* partially : ten dele
* participant : deelnemer
* participate : deelnemen
* participate : meedoen
* participate : meemaken
* participate : participeren
* participation : deelname
* participation : participatie
* participle : deelwoord
* particle : deel
* particle : deeltje
* particle : greintje
* particle : item
* particle : jaartelling
* particle : partikel
* particle : punt
* particular : afgezonderd
* particular : afzonderlijk
* particular : bijzonder
* particular : los
* particular : speciaal
* particularly : in het bijzonder
* particularly : inzonderheid
* particularly : speciaal
* particularly : vooral
* particulars : bijzonderheden
* particulars : details
* partition : afscheiding
* partition : clausuur
* partition : schifting
* partly : deels
* partly : ten dele
* partner : associé
* partner : lid
* partner : vennoot
* partook : nam deel
* partook : namen deel
* partridge : patrijs
* parturition : baring
* parturition : voortbrenging
* party : aanhang
* party : avondje
* party : feest
* party : festiviteit
* party : fuif
* party : gevolg
* party : leden
* party : partij
* party : stem
* party : viering
* party concerned : belanghebbende
* party interested : belanghebbende
* party members : aanhang
* party members : achterban
* pasqueflower : wildemanskruid
* pass : aangeven
* pass : aannemen (van wet)
* pass : aanreiken
* pass : afdragen
* pass : bergpas
* pass : doorbrengen
* pass : inhalen
* pass : langsgaan
* pass : omkomen
* pass : overbrengen
* pass : overdrijven
* pass : overgaan
* pass : overgeven
* pass : pas
* pass : passeren
* pass : slagen voor
* pass : toereiken
* pass : verdrijven
* pass : vergaan
* pass : verlof
* pass : verlopen
* pass : verstrijken
* pass : voldoende
* pass : voorbijgaan
* pass : voorbijlopen
* pass : voorbijrijden
* pass : voorbijvaren
* pass : vrijaf
* pass away : doodgaan
* pass away : heengaan
* pass away : inslapen
* pass away : overlijden
* pass away : sterven
* pass away : verscheiden
* pass away : versmachten
* pass by : langsgaan
* pass by : omkomen
* pass by : overdrijven
* pass by : overgaan
* pass by : overtrekken
* pass by : passeren
* pass by : vergaan
* pass by : verlopen
* pass by : verstrijken
* pass by : voorbijgaan
* pass by : voorbijlopen
* pass by : voorbijstreven
* pass mark : voldoende
* pass on : doorgaan
* pass on : doorgeven
* pass on : verdergaan
* pass the night : overnachten
* pass through : afleggen
* pass through : aflopen
* pass through : doorgaan
* pass through : gaan door
* pass/pass mark : voldoende
* passable : begaanbaar
* passable : berijdbaar
* passage : baan
* passage : doorgang
* passage : gang
* passage : overgang
* passage : overloop
* passage : passage
* passage : rijstrook
* passageway : doorgang
* passageway : overgang
* passageway : passage
* passenger : inzittende
* passenger : passagier
* passenger pigeon : trekduif
* passenger train : passagierstrein
* passenger train : personentrein
* passer-by : voorbijganger
* passion : gloed
* passion : hartstocht
* passion : liefde
* passion : lust
* passion : passie
* passion : roes
* passion : verslaving
* passion : verwoedheid
* passion : vuur
* passion fruit : passievrucht
* passionate : hartstochtelijk
* passive voice : lijdende vorm
* passport : pas
* passport : paspoort
* password : wachtwoord
* past : afgelopen
* past : langs
* past : verder
* past : verder dan
* past : verleden
* past : verleden tijd
* past : voorbij
* past : voorbije
* past participle : voltooid deelwoord
* pasta : deegwaren
* paste : aanplakken
* paste : beslag
* paste : deeg
* paste : pasta
* paste up : aanplakken
* pastel : kleurkrijt
* pastel : pastel
* pastel : tekenkrijt
* pastor : dominee
* pastor : geestelijke
* pastor : pastoor
* pastor : pastor
* pastor : predikant
* pastor : voorganger
* pastor : zielszorger
* pastor : zielverzorger
* pastry : banket
* pastry : gebak
* pastry : gebakje
* pat : tikken
* patch : boeten
* patch : flikken
* patch : ingezet stuk
* patch : lap
* patch : lappen
* patch : lapwerk
* patch : opgezet stuk
* patch : oplappen
* patch : stop
* patch : stoppen
* patch : verstelgoed
* patch : verstellen
* patch up : boeten
* patch up : flikken
* patch up : lappen
* patch up : oplappen
* patch up : stoppen
* patch up : verstellen
* pate : hoofd
* pate : pastei
* patent : octrooi
* patent : patent
* paternal : vaderlijk
* paternal aunt : tante
* paternal aunt : tante van vaderskant
* paternal grandfather : opa van vaderskant
* paternal grandmother : oma van vaderskant
* paternal grandparents : grootouders van vaderskant
* paternal half brother : halfbroer met gemeenschappelijke vader
* paternal uncle : oom
* paternal uncle : oom van vaderskant
* paternity : vaderschap
* path : baan
* path : paadje
* path : pad
* pathologist : patholoog
* pathologist : patholoog-anatoom
* pathology : pathologie
* patience : geduld
* patience : lijdzaamheid
* patient : geduldig
* patient : geduldige
* patient : lijdzaam
* patient : patiënt
* patient : patiënte
* patient : zieke
* patriarch : aartsvader
* patriarch : patriarch
* patrician : patriciër
* patriot : patriot
* patriot : vaderlander
* patriotic : vaderlandslievend
* patriotism : patriottisme
* patriotism : vaderlandsliefde
* patrol : patrouille
* patrol : patrouilleren
* patrol : ronde
* patrolman : gendarme
* patrolman : rijksveldwachter
* patrolman : veldwachter
* patron : begunstiger
* patron : beschermer
* patron : beschermheer
* patron : beschermheilige
* patron : bevorderaar
* patron : bouwheer
* patron : eigenaar
* patron : patroon
* patron : schutspatroon
* patron : sponsor
* patron : voorstander
* patronage : auspiciën
* patronage : begunstiging
* patronage : bescherming
* pattern : knippatroon
* pattern : patroon
* pattern : schablone
* pattern : schema
* pattern : sjabloon
* pauper : arme
* pauper : armoedzaaier
* pauper : pauper
* pauper : stumper
* pauper : sukkelaar
* pause : pauze
* pause : pauzeren
* pause : rust
* pave : bestraten
* pave : plaveien
* pavement : bestrating
* pavement : plaveisel
* pavement : stoep
* pavement : trottoir
* pavement : voetpad
* pavement : wegdek
* pavilion : koepel
* pavilion : pavilioen
* pavilion : paviljoen
* pavilion : tuinhuis
* pavilion : tuinhuisje
* pavilion : zomerhuisje
* paving : bestrating
* paw : been
* paw : onderbeen
* paw : poot
* pawn : belenen
* pawn : kleine man
* pawn : lenen tegen een onderpand
* pawn : pand
* pawn : pandjes
* pawn : pandjeshuis
* pawn : pion
* pawn : soldaat
* pawn : verpanden
* pawn : verpanding
* pawning : belening
* pawnshop : bank van lening
* pawnshop : lommerd
* pawnshop : pandjeshuis
* pay : betalen
* pay : dokken
* pay : storten
* pay : uitbetalen
* pay : uitkeren
* pay : voldoen
* pay attention : acht slaan op
* pay attention : letten op
* pay attention : opletten
* pay attention : oppassen
* pay attention : passen op
* pay attention to : aandacht schenken aan
* pay attention to : acht slaan op
* pay attention to : letten op
* pay attention to : opletten
* pay attention to : oppassen
* pay attention to : passen op
* pay attention to : rekening houden met
* pay homage to : als eerbewijs geven
* pay homage/to pay tribute : eer betonen
* pay off : afbetalen
* pay off : aflossen
* pay off : delgen
* pay on account : afbetalen
* pay out : besteden
* pay out : spanderen
* pay out : spenderen
* pay out : uitgeven
* pay out : verteren
* pay the expenses of : bekostigen
* pay tribute : schatting betalen
* paying off : afmonstering
* paying off : congé
* paying off : ontslag
* payment : afbetaling
* payment : betaling
* payment : storting
* payment : uitbetaling
* payment : uitkering
* payment : voldoening
* pea : erwt
* peace : peis
* peace : rust
* peace : vrede
* peace : vrede met zichzelf
* peace of mind : gemoedsrust
* peaceful : vredelievend
* peaceful : vredig
* peaceful : vreedzaam
* peaceloving : vredelievend
* peaceloving : vreedzaam
* peach : perzik
* peach : perzikboom
* peacock : pauw
* peafowl : pauw
* peak : neus
* peak : piek
* peak : punt
* peak : spits
* peak : tip
* peak : top
* peak : topje
* peal : aflopen
* peal : beieren
* peal : galmen
* peal : kleppen
* peal : luiden
* peal : schalmen
* peanut : aardnoot
* peanut : apennoot
* peanut : apenoot
* peanut : arachidenoot
* peanut : grondnoot
* peanut : olienoot
* peanut : pinda
* peanut butter : pindakaas
* pear : peer
* pear : perenboom
* pear-tree : pereboom
* pearl : paarlen
* pearl : parel
* pearly antshrike : parelmierklauwier
* peasant : boer
* peasant : kleine boer
* peasant : landarbeider
* peasant : landbouwer
* peasant : landman
* peasant : plattelander
* peat : turf
* pebble : kiezel
* peculiar : eigenaardig
* peculiar : gek
* peculiar : raar
* peculiar : vreemd
* peculiar : vreemdsoortig
* peculiar : wonderlijk
* pedagogue : opvoedkundige
* pedagogue : pedagoog
* pedal : pedaal
* pedal : peddelen
* pedal : trappen
* pedal : trapper
* peddle : colporteren
* peddle : leuren
* peddle : sjacheren
* peddle : venten
* pederast : pederast
* pedestal : pedestal
* pedestal : piëdestal
* pedestal : voetstuk
* pedestal cupboard : nachtkastje
* pedestrian : voetganger
* pedestrian crossing : zebrapad
* pedicab : fietstaxi
* pedigree : genealogie
* pedigree : geslachtkunde
* pedigree : stamboom
* pedophilia : pedofiel
* pee : pis
* pee : plas
* peel : afpellen
* peel : dop
* peel : jassen
* peel : schaal
* peel : schil
* peel : schillen
* peel : schors
* peel off : afbladderen
* peel off : afschilferen
* peep : begluren
* peep : gluren
* peep : kwetteren
* peep : loeren
* peep : piepen
* peep : sjilpen
* peep : spieden
* peep : spioneren
* peep : tjilpen
* peep at : begluren
* peep upon : begluren
* peep upon : gluren
* peep upon : loeren
* peep upon : spieden
* peep upon : spioneren
* peer : aanstaren
* peer : hogerhuislid
* peer : leeftijdgenoot
* peer : staren
* peer : turen
* peer group : leeftijdsgroep
* peevish : aalwaardig
* peevish : aalwarig
* peevish : balorig
* peevish : gemelijk
* peevish : kregel
* peevish : slechtgehumeurd
* peevish : verdrietig
* peg : aperitief
* peg : borrel
* pelican : pelikaan
* pellet : balletje
* pellet : hagelkorrel
* pellet : kogeltje
* pellet : propje
* pellet : uilebal
* pelt : huid
* pelt : pels
* pelt : vel
* pelvis : bekken
* pelvis : kom
* pelvis : vont
* pen : hok
* pen : pen
* pen : schaapskooi
* pen : schapestal
* pen-knife : zakmes
* penal law : strafwetboek
* penal law : wetboek van strafrecht
* penalise : straffen
* penalty : penalty
* penalty : straf
* penalty : strafschop
* penalty spot : penaltystip
* penalty spot : strafschopstip
* penchant : neiging
* pencil : potlood
* pencil sharpener : potloodslijper
* pencil sharpener : punteslijper
* pendant : hanger
* pending : aanhangig
* penetrate : binnendringen
* penetrate : doordringen
* penetrate : doorstoten
* penguin : pinguïn
* penicillin : penicilline
* peninsula : schiereiland
* penis : penis
* penitent : berouwvol
* penitent : boetvaardig
* penny : penny
* penny : stuiver
* pension : pensioen
* pensioner : gepensioneerde
* pensioner : pensioentrekker
* pensive : nadenkend
* pentagon : vijfhoek
* penthouse : afdak
* penthouse : luifel
* penthouse : markies
* penthouse : schutdak
* penthouse : zonnescherm
* penultimate : voorlaatste
* penumbra : halfschaduw
* penury : behoeftigheid
* penury : pauperisme
* people : bevolken
* people : bevolkt worden
* people : bewonen
* people : familie
* people : gemeenschap
* people : lieden
* people : lui
* people : massa
* people : mensen
* people : natie
* people : personen
* people : verwanten
* people : volk
* pep talk : peptalk
* pepper : chilipeper
* pepper : peper
* pepper : peperen
* pepper mill : pepermolen
* pepsin : pepsine
* per : aan
* per : binnen
* per : door bemiddeling van
* per : door middel van
* per : door tussenkomst van
* per : in
* per : om
* per : om te
* per : per
* per : te
* per : tegen
* per : ten einde te
* per : voor
* per se : per se
* perceive : bemerken
* perceive : bespeuren
* perceive : gewaar worden
* perceive : gewaarworden
* perceive : in de smiezen krijgen
* perceive : in het oog krijgen
* perceive : merken
* perceive : ontwaren
* perceive : vernemen
* perceive : waarnemen
* percent : percent
* percent : procent
* percent : rente
* percentage : percent
* percentage : procent
* percentage : rente
* percentage sign : percentteken
* percentage sign : procentteken
* perception : gewaarwording
* perception : perceptie
* perception : scherpzinnigheid
* perception : waarneming
* perception : zicht
* perch : baars
* perchance : misschien
* perchance : mogelijk
* perchance : mogelijkerwijs
* perchance : soms
* perchance : wellicht
* percolate : filteren
* peregrinate : doortrekken
* peregrinate : doorzwerven
* peregrinate : rondreizen
* peregrinate : rondtrekken
* peregrine : slechtvalk
* peregrine falcon : slechtvalk
* peremptoriness : beslistheid
* peremptory : beslist
* peremptory : categorisch
* peremptory : pertinent
* perestroika : perestrojka
* perfect : in optima forma
* perfect : perfect
* perfect : perfecte
* perfect : perfectioneren
* perfect : verbeteren
* perfect : vervolmaken
* perfect : volkomen
* perfect : volmaakt
* perfect : volmaken
* perfect : voltooid
* perfect : voltooide
* perfect number : perfect getal
* perfection : perfectie
* perfection : volkomenheid
* perfection : volmaaktheid
* perform : aanbieden
* perform : aanmaken
* perform : bedrijven
* perform : binnengaan
* perform : binnenlopen
* perform : doen
* perform : indienen
* perform : ingaan
* perform : maken
* perform : nakomen
* perform : naleven
* perform : opdagen
* perform : opdraven
* perform : opvoeren
* perform : presenteren
* perform : presteren
* perform : spelen
* perform : te voorschijn komen
* perform : uitbrengen
* perform : uitkomen
* perform : uitrichten
* perform : uitvoeren
* perform : uitvoeren/verrichten
* perform : verrichten
* perform : verschijnen
* perform : vertonen
* perform : vervullen
* perform : voltrekken
* perform : voorstellen
* performance : prestatie
* performance : voorstelling
* perfume : geur
* perfume : odeur
* perfume : parfum
* perfume : parfumeren
* perfunctory : minderwaardig
* perfunctory : minderwaardige
* perhaps : misschien
* perhaps : mogelijk
* perhaps : mogelijkerwijs
* perhaps : soms
* perhaps : wellicht
* peril : gevaar
* peril : nood
* peril : onraad
* peril : perikel
* perilous : gevaarlijk
* perimeter : omtrek
* perimeter : omtrek van een geometrische figuur
* period : oog
* period : periode
* period : punt
* period : spikkel
* period : stip
* period : tijdvak
* periodical : blad
* periodical : krant
* periodical : periodiek
* periodical : revue
* periodical : tijdschrift
* periosteum : beenvlies
* peripheral : buiten-
* peripheral : rand-
* periphery : buitenkant
* periphery : cirkelomtrek
* periphery : omtrek
* periphery : periferie
* periphery : rand
* periphery : randgebied
* periscope : periscoop
* perish : creperen
* perish : omkomen
* perish : ondergaan
* perish : sneuvelen
* perish : vergaan
* perish : verongelukken
* perishable : bederfelijk
* perishable : beperkt houdbaar
* periwinkle : alikruik
* periwinkle : maagdenpalm
* perjury : meineed
* permanent : bestendig
* permanent : constant
* permanent : gestaag
* permanent : gestadig
* permanent : stabiel
* permanent : standvastig
* permanent : vast
* permission : fiat
* permission : goedvinden
* permission : permissie
* permission : toestemming
* permission : vergunning
* permission : verlof
* permit : gedogen
* permit : toelaten
* permit : toestaan
* permit : vergunnen
* permit : vergunning
* permit : veroorloven
* permit : vrijbrief
* perpendicular : haaks
* perpendicular : loodlijn
* perpendicular : loodrecht
* perpendicular : perpendiculair
* perpendicular : schietlood
* perpetrator : aegir
* perpetrator : aegirlid
* perpetual : eeuwig
* perpetual child : eeuwig kind
* perpetuation : bestendiging
* perplexed : bedremmeld
* perplexed : beduusd
* perplexed : beteuterd
* perplexed : perplex
* perplexed : uit het veld geslagen
* perplexed : verbijsterd
* perplexed : verbluft
* perplexed : verbouwereerd
* perplexity : benardheid
* perplexity : hinder
* perplexity : knelpunt
* perplexity : penarie
* perplexity : verlegenheid
* persecute : achtervolgen
* persecute : najagen
* persecute : vervolgen
* persecution : achtervolging
* persecution : vervolging
* perseverance : doorzettingsvermogen
* perseverance : vasthoudendheid
* perseverance : volhardingsvermogen
* persevere : aanhouden
* persevere : blijven aandringen
* persevere : doorbijten
* persevere : doorzetten
* persevere : voet bij stuk houden
* persevere : volharden
* persevere : volhouden
* persist : aanhouden
* persist : blijven aandringen
* persist : doorbijten
* persist : doorzetten
* persist : koppig volhouden
* persist : tegenstreven
* persist : voet bij stuk houden
* persist : volharden
* persist : volhouden
* persist : zich schrapzetten
* persistent : volhardend
* person : kerel
* person : knul
* person : personage
* person : persoon
* person : snuiter
* person : sujet
* person : vent
* personal : eigen
* personal : persoonlijk
* personal number : persoonsnummer
* personal pronoun : persoonlijk voornaamwoord
* personality : aard
* personality : geaardheid
* personality : karakter
* personality : persoonlijkheid
* personnel : personeel
* personnel manager : personeelschef
* persons : lieden
* persons : mensen
* persons : personen
* perspective : doorkijk
* perspective : perspectief
* perspective : prospect
* perspective : verschiet
* perspective : vooruitzicht
* perspicacious : scherpzinnig
* perspiration : transpiratie
* perspiration : zweet
* perspire : transpireren
* persuade : bepraten
* persuade : overhalen
* persuade : overreden
* persuade : overtuigen
* persuasion : overreding
* persuasion : overredingskracht
* perturb : storing veroorzaken
* peruke : pruik
* perverse : pervers
* perverse : verdorven
* perversion : perversie
* pessary : pessarium
* pessimism : pessimisme
* pessimism : zwaartillendheid
* pessimism : zwartgalligheid
* pessimist : pessimist
* pessimist : zwartkijker
* pessimistic : pessimistisch
* pessimistic : zwaarhoofdig
* pessimistic : zwaartillend
* pessimistic : zwart
* pessimistic : zwartgallig
* pest : ongedierte
* pesticide : bestrijdingsmiddel
* pestilence : pest
* pestle : stamper
* pestle : vijzelstamper
* pet : aaien
* pet : huisdier
* pet : koesteren
* pet : strelen
* pet : troetelen
* pet : vertroetelen
* pet : verwennen
* petal : bloemblaadje
* petal : bloemblad
* petal : kroonblad
* peter : piemel
* peter : plasser
* peter : plassertje
* petition : petitie
* petition : petitionnement
* petition : rekest
* petition : verzoekschrift
* petitioner : adressant
* petrel : stormvogel
* petrified : versteend
* petrol : benzine
* petrol can : benzineblik
* petrol engine : benzinemotor
* petrol gauge : benzinemeter
* petrol station : benzinepomp
* petrol station : benzinestation
* petrol station : pomp
* petrol station : pompstation
* petrol station : tankstation
* petrol tank : benzinetank
* petroleum : olie
* petroleum : petroleum
* petticoat : onderrok
* pettifogger : advocaat van kwade zaken
* pettiness : benepenheid
* pettiness : kleingeestigheid
* pettish : balorig
* pettish : kregel
* pettish : slechtgehumeurd
* petty : benepen
* petty : kleingeestig
* petty crime : kleine misdaad
* petulant : balorig
* petulant : dartel
* petulant : kregel
* petulant : olijk
* petulant : ondeugend
* petulant : schalks
* petulant : schelms
* petulant : slechtgehumeurd
* pfennig : pfennig
* phagocytosis : fagocytose
* phallus : fallus
* phantom : blinde
* phantom : blinde bij kaarspel
* phantom : geest
* phantom : schim
* phantom : spook
* pharaoh : farao
* pharmaceutical : artsenij
* pharmaceutical : geneesmiddel
* pharmaceutical : medicijn
* pharmaceutical chemist : apotheker
* pharmaceutical chemist : farmaceut
* pharmacist : apotheker
* pharmacist : farmaceut
* pharmacological : farmacologisch
* pharmacy : apotheek
* pharmacy : artsenijbereidkunde
* pharmacy : farmacie
* pharyngeal : faringisch
* pharynx : farynx
* phase : fase
* phase : kwartier
* phase : schijngestalte
* phase modulation : fase modulatie
* pheasant : fazant
* pheasant's eye : adonis
* pheasant's eye : adonisroosje
* pheasant's eye : duivelstong
* phenomenal : fenomenaal
* phenomenal : verbluffend
* phenomenom : verschijnsel
* phenomenon : fenomeen
* phenomenon : verschijnsel
* phenomenon : zeldzaam verschijnsel
* phenotype : fenotype
* phew : oef
* phi : fi
* philately : filatelie
* philately : postzegelkunde
* phillumenist : luciferdoosjesverzamelaar
* phillumenist : luciferdoosjesverzamelaarster
* philosopher : filosofe
* philosopher : filosoof
* philosopher : wijsgeer
* philosopher's stone : steen der wijzen
* philosophic : filosofisch
* philosophize : filosoferen
* philosophy : filosofie
* philosophy : wijsbegeerte
* phiz : bakkes
* phiz : smoel
* phiz : smoelwerk
* phiz : tronie
* phlebitis : aderontsteking
* phlegm : flegma
* phlegm : slijm
* phobia : fobie
* phobia : ziekelijke angst
* phoenix : feniks
* phone : telefoneren
* phone : telefoon
* phone booth : telefooncel
* phone box : telefooncel
* phone card : telefoonkaart
* phone credit : beltegoed
* phoneme : foneem
* phonetic : de klankleer betreffend
* phonetic : fonetisch
* phonetics : fonetiek
* phonetics : klankleer
* phonograph : grammofoon
* phosphorescent : fosforescerend
* phosphorus : fosfor
* photo : foto
* photocopy : fotokopie
* photocopy : fotokopiëren
* photograph : een foto nemen
* photograph : foto
* photograph : fotograferen
* photograph : kiek
* photograph : kieken
* photograph : kiekje
* photograph : opname
* photographer : fotograaf
* photography : fotografie
* photomontage : montagefoto
* photoprint : fotokopie
* photosynthesis : fotosynthese
* phrase : frase
* phrase : uitspraak
* phrase book : taalgids
* physical : fysiek
* physical : fysisch
* physical : fysische
* physical : lichamelijk
* physical : lichamelijk onderzoek
* physical : lichamelijke
* physical : lijfelijk
* physical : natuurkundig
* physical : onderzoek
* physical : ruw
* physical : ruwe
* physically : lichamelijk
* physician : arts
* physician : dokter
* physician : geneesheer
* physician : medicus
* physicist : fysicus
* physicist : natuurkundige
* physics : fysica
* physics : natuurkunde
* physiognomy : gelaatstrekken
* physiology : fysiologie
* physiotherapy : heilgymnastiek
* pi : pi
* pianist : pianist
* piano : klavier
* piano : piano
* pianoforte : vleugel
* pianoforte : vleugelpiano
* pick : afbreken
* pick : afkluiven
* pick : afplukken
* pick : afrukken
* pick : knabbelen
* pick : oprapen
* pick : pikken
* pick : plukken
* pick : priemen
* pick : prikken
* pick : steken
* pick : tokkelen
* pick : wegscheuren
* pick out : kiezen
* pick out : uitkiezen
* pick out : uitlezen
* pick out : uitpikken
* pick out : uitzoeken
* pick out : verkiezen
* pick up : aanpappen
* pick up : aanvatten
* pick up : afhalen
* pick up : collecteren
* pick up : contact zoeken
* pick up : gaan halen
* pick up : halen
* pick up : innen
* pick up : inzamelen
* pick up : komen halen
* pick up : nemen
* pick up : oogsten
* pick up : ophalen
* pick up : oprapen
* pick up : optrekken
* pick up : pakken
* pick up : plukken
* pick up : rapen
* pick up : vatten
* pick up : versnellen
* pick up : verzamelen
* pick-axe : houweel
* pick-axe : pikhouweel
* pickle : bengel
* pickle : blaag
* pickle : in het zout leggen
* pickle : inleggen
* pickle : inmaken
* pickle : pekelen
* pickle : rekel
* pickle : snotaap
* pickle : straatbengel
* pickle : vlegel
* pickle : zouten
* pickpocket : gauwdief
* pickpocket : zakkenroller
* picnic : picknick
* picnic : picknicken
* picometre : picometer
* picosecond : picoseconde
* picture : afbeelding
* picture : beeld
* picture : bios
* picture : cinema
* picture : doek
* picture : figuur
* picture : film
* picture : foto
* picture : gelijkenis
* picture : illustratie
* picture : plaat
* picture : portret
* picture : prent
* picture : schilderij
* picture : schildering
* picture : schilderstuk
* picture : voorstelling
* picture : zich verbeelden
* picture postcard : ansichtkaart
* picture postcard : prentbriefkaart
* picture writing : beeldschrift
* picture writing : ideografie
* picture-frame : lijst
* picture-frame : schilderijlijst
* picturesque : pittoresque
* picturesque : schilderachtig
* pie : ,
* pie : pastei
* pie : pasteitje
* pie : pizza
* pie : taart
* piece : bonk
* piece : brok
* piece : deel
* piece : eindje
* piece : fragment
* piece : gedeelte
* piece : homp
* piece : onderdeel
* piece : stuk
* piece : stukje
* piece of furniture : meubel
* piece of furniture : meubelstuk
* piece of mail : poststuk
* piece of music : muziekstuk
* piece of music : stuk
* pier : aanlegplaats
* pier : aanlegsteiger
* pier : landingsplaats
* pier : pier
* pier : steiger
* pierce : doorboren
* pig : varken
* pig : varkens-
* pig : zwijn
* pig : zwijnen-
* pig out : binnenschrokken
* pig out : schrokken
* pig- : varkens-
* pig- : zwijnen-
* pigeon : duif
* pigeon : houtduif
* pigeon : ringduif
* pigeon : tamme duif
* pigeon : woudduif
* pigeonhole : afdeling
* pigeonhole : branche
* pigeonhole : tak
* pigeonhole : vak
* piggy bank : spaarpot
* piggy bank : spaarvarken
* piglet : big
* piglet : biggetje
* pigment : pigment
* pigmy : dwerg
* pigmy : pygmee
* pike : snoek
* pile : aambei
* pile : boel
* pile : drom
* pile : hooiopper
* pile : hoop
* pile : massa
* pile : menigte
* pile : opper
* pile : schare
* pile : schelf
* pile : stapel
* pile : tas
* pile : troep
* pile ointment : aambeienzalf
* pile powder : aambeienpoeder
* pile up : accumuleren
* pile up : opeenhopen
* pile up : opeenstapelen
* pile up : ophopen
* pile up : opstapelen
* pile up : stapelen
* pile up : tassen
* pilfer : achteroverdrukken
* pilfer : verdonkeremanen
* pilfer : verduisteren
* pilgrim : bedevaartganger
* pilgrim : pelgrim
* pilgrimage : bedevaart
* pilgrimage : pelgrimage
* pilgrimage : pelgrimstocht
* pill : pil
* pillar : colonne
* pillar : kolom
* pillar : pilaar
* pillar : steunpilaar
* pillar : zuil
* pillion : duo
* pillory : schandpaal
* pillow : hoofdkussen
* pillow : kussen
* pilomotor reflex : kippenvel
* pilot : besturen
* pilot : binnenbrengen
* pilot : loods
* pilot : loodsen
* pilot : piloot
* pilot : vliegtuigbestuurder
* pimp : pooier
* pimple : ellendeling
* pimple : etter
* pimple : puist
* pimple : puistenkop
* pimple : puistje
* pimple : pukkel
* pin : kegel
* pin : naald
* pin : pin
* pin : pincode
* pin : speld
* pin : vastpinnen
* pinafore : overgooier
* pincers : knijper
* pincers : knijptang
* pincers : nijptang
* pincers : schaar
* pincers : tangstelling
* pinch : achteroverdrukken
* pinch : beknellen
* pinch : klemmen
* pinch : knijpen
* pinch : nijpen
* pinch : tokkelen
* pinch : verdonkeremanen
* pinch : verduisteren
* pine : den
* pine : denneboom
* pine : pijnboom
* pine nut : pijnboompit
* pine-tree : den
* pine-tree : denneboom
* pine-tree : pijnboom
* pineapple : ananas
* ping pong : tafeltennis
* pink : anjelier
* pink : anjer
* pink : roos
* pink : rooskleurig
* pink : rooskleurige
* pink : rose
* pink : roze
* pink : rozig
* pinnacle : bergtop
* pintail : pijlstaart
* pioneer : baanbrekend
* pioneer : baanbreker
* pioneer : geniesoldaat
* pioneer : genist
* pioneer : pionier
* pioneer : voortrekker
* pious : devoot
* pious : godsdienstig
* pious : godvrezend
* pious : vroom
* pip : korrel
* pip : pit
* pip : zaadkorrel
* pipe : buis
* pipe : kanaal
* pipe : loop
* pipe : pijp
* pipe : roer
* pipe : steel
* pipe : tabakspijp
* pipe dream : luchtkasteel
* piranha : piranha
* pirate : piraat
* pirate : zeerover
* pirate : zeeschuimer
* pirate-chief : piratenhoofdman
* pisces : vissen
* piss : piesen
* piss : pis
* piss : pissen
* piss : plassen
* pistil : stamper
* pistol : pistool
* piston : zuiger
* pit : gracht
* pit : greppel
* pit : groef
* pit : groeve
* pit : kern
* pit : kuil
* pit : pit
* pit : put
* pit : sloot
* pit bull : pitbull
* pit bull terrier : pitbullterriër
* pit stop : pitstop
* pit-props : mijnhout
* pitch : gooien or werpen
* pitch : hars
* pitch : opzetten
* pitch : pek
* pitch : pik donker
* pitch : veld
* pitch black : pikzwart
* pitcher : kan
* pitcher : kruik
* pitchfork : hooivork
* pitfall : valkuil
* pitiable : bedroevend
* pitiable : grievend
* pitiable : spijtig
* pitiable : verdrietelijk
* pitiful : beklagenswaardig
* pitiful : erbarmelijk
* pitiful : zielig
* pitwood : mijnhout
* pity : beklagen
* pity : erbarmen
* pity : jammer
* pity : mededogen
* pity : medelijden
* pity : medelijden hebben
* pity : medelijden hebben met
* pity : schade
* pity : spijtig
* pity : zonde
* pivot : draaien
* pivot : draaipen
* pivot : luns
* pivot : roteren
* pivot : spil
* pivot : tap
* pixel : pixel
* pizza : pizza
* placard : aanplakbiljet
* placard : aanplakken
* placard : affiche
* placard : bord
* placard : plakkaat
* placard : poster
* place : aanbrengen
* place : aanpassen
* place : adapteren
* place : afstemmen
* place : bewerken
* place : leggen
* place : lokaal
* place : lokaliteit
* place : monteren
* place : oord
* place : plaats
* place : plaatsen
* place : plek
* place : ruimte
* place : situeren
* place : stationeren
* place : steken
* place : stellen
* place : stoppen
* place : zetel
* place : zetten
* place mat : placemat
* place of birth : bakermat
* place of birth : geboorteplek
* place of refuge : heenkomen
* place of refuge : schuilplaats
* place of refuge : toeverlaat
* place of refuge : toevlucht
* place of refuge : toevluchtsoord
* place of worship : bedehuis
* place of worship : kerk
* place of worship : kerkgebouw
* place to sit : plaats
* place to sit : zitplaats
* placenta : nageboorte
* plagiarism : plagiaat
* plague : pest
* plague : plaag
* plague : plagen
* plaice : pladijs
* plaice : schol
* plain : duidelijk
* plain : helder
* plain : klaar
* plain : uitgesproken
* plain : vlakte
* plain : zuiver
* plain-winged antshrike : leikleurige mierklauwier
* plaintain : weegbree
* plaintiff : aanklager
* plaintiff : eiser
* plait : vlechten
* plaited mat : gevlochten mat
* plan : bedoeling
* plan : beramen
* plan : blauwdruk
* plan : concept
* plan : doel
* plan : ontwerp
* plan : ontwerpen
* plan : opzet
* plan : plan
* plan : plannen
* plan : plannen smeden
* plan : plattegrond
* plan : project
* plan : schema
* plan : schetsen
* plan : strekking
* plan : toeleg
* plan : uitstippelen
* plan : van plan zijn
* plan : voornemen
* plan : zin
* plane : afschaven
* plane : een glijvlucht maken
* plane : ontwerp
* plane : opzet
* plane : plan
* plane : plataan
* plane : plattegrond
* plane : schaaf
* plane : schaven
* plane : vlak
* plane : vlakte
* plane : vliegmachine
* plane : vliegtuig
* plane : zweefvliegen
* plane-tree : plataan
* planet : planeet
* planet : zwerfster
* planetary : planetair
* planetary science : planeetkunde
* planetary science : planetologie
* plank : bord
* plank : plank
* plank : tablet
* plant : aanplanten
* plant : bedrijf
* plant : beplanten
* plant : centrale
* plant : fabriek
* plant : plant
* plant : planten
* plant : poten
* plant : site
* plantain : weegbree
* plantation : aanplant
* plantation : aanplanting
* plantation : beplanting
* plantation : kwekerij
* plantation : plantage
* planting : aanplanting
* planting : beplanting
* plash : kabbelen
* plash : klapperen
* plash : klotsen
* plash : plassen
* plash : plonzen
* plasma : plasma
* plaster : aanstrijken
* plaster : bepleisteren
* plaster : kalk
* plaster : kalken
* plaster : pleister
* plaster : pleisteren
* plaster : pleisterkalk
* plaster : stuc
* plaster : stukadoren
* plaster : wondpleister
* plastic : beeldend
* plastic : plastic
* plastic : plastiek
* plastic : plastisch
* plastic : van plastic
* plastic surgery : plastische chirurgie
* plasticity : plasticiteit
* plate : bord
* plate : dienblad
* plate : fotografische plaat
* plate : plaat
* plate : plak
* plate : schaal
* plate : schotel
* plate : tablet
* plate : thuishonk
* plateau : blad
* plateau : bordes
* plateau : plat
* plateau : plateau
* platform : aanlegplaats
* platform : balkon
* platform : beginselverklaring
* platform : bestuur
* platform : bordes
* platform : kaai
* platform : kade
* platform : leiding
* platform : perron
* platform : plankier
* platform : platform
* platform : podium
* platform : programma
* platform : stoep
* platform : trambalkon
* platform : tribune
* platform : verhevenheid
* platform : verhoging
* platform : wal
* platinum : platina
* platitude : alledaagsheid
* platitude : banaliteit
* platitude : cliché
* platitude : gemeenplaats
* platitude : platitude
* platonic : platonisch
* platter : schaal
* platter : schotel
* platypus : vogelbekdier
* plausible : aannemelijk
* plausible : geloofwaardig
* plausible : waarschijnlijk
* play : afspelen
* play : bespelen
* play : meespelen
* play : optreden
* play : schouwspel
* play : spel
* play : spelbeweging
* play : spelen
* play : stuk
* play : toneelstuk
* play : uitvoeren
* play : voorspelen
* play a small part : figureren
* play down : bagatelliseren
* play on : bespelen
* play truant : spijbelen
* play-off : beslissingswedstrijd
* play-off : finale
* player : speler
* playful : dartel
* playful : guitig
* playful : schelmachtig
* playful : snaaks
* playground : speelplaats
* playground : speelterrein
* playing card : speelkaart
* playwright : toneelschrijver
* plaza : plein
* plea : argument
* plea : bewijsgrond
* plea : pleidooi
* plea : pleiten
* plead : bepleiten
* plead : opkomen voor
* plead : pleiten
* plead for : voorspreken
* plead guilty : schuld bekennen
* pleasant : aangenaam
* pleasant : behaaglijk
* pleasant : genoeglijk
* pleasant : heerlijk
* pleasant : plezierig
* pleasantly : aangenaam
* pleasantness : aangenaamheid
* pleasantness : behaaglijkheid
* pleasantness : genoeglijkheid
* please : a.u.b.
* please : aanstaan
* please : alsjeblief
* please : alsjeblieft
* please : alstublieft
* please : behagen
* please : bevallen
* please : gelieve
* please : graag
* please : wees zo goed
* please : zinnen
* pleased : tevreden
* pleased : vergenoegd
* pleased : voldaan
* pleased to meet you : aangenaam
* pleased to meet you : aangename kennismaking
* pleasing : aantrekkelijk
* pleasing : behaaglijk
* pleasing : bekoorlijk
* pleasing : smaakvol
* pleasing : tof
* pleasing : welgevallig
* pleasurable : genotvol
* pleasurable : plezierig
* pleasurable : prettig
* pleasure : behagen
* pleasure : genoegen
* pleasure : plezier
* pleasure : pret
* pleasure : vermaak
* pleasure : welbehagen
* pleasure : welgevallen
* pleasure : zin
* pledge : borgstelling
* pledge : onderpand
* pledge : pand
* pledge : waarborg
* plentiful : abundant
* plentiful : overvloedig
* plentiful : rijk
* plentiful : uitbundig
* plentiful : volop
* plentiful : weelderig
* plentiful : welig
* plenty : abundantie
* plenty : overvloed
* plenty of : veel
* plenty of : voldoende
* plethora : overmaat
* pleurisy : pleuris
* ploop : poep
* plosive : occlusief
* plot : bedenken
* plot : complot
* plot : intrige
* plot : komplot
* plot : konkelarij
* plot : machinatie
* plot : plot
* plot : plotten
* plot : samenspanning
* plot : verwikkeling
* plot twist : perceel draai
* plough : beploegen
* plough : omploegen
* plough : ploeg
* plough : ploegen
* plover : plevier
* pluck : afbreken
* pluck : afplukken
* pluck : afrukken
* pluck : doorzettingsvermogen
* pluck : oprapen
* pluck : pluimen
* pluck : plukken
* pluck : tokkelen
* pluck : wegscheuren
* plug : bougie
* plug : ontstekingsbuis
* plug : plug
* plug : prop
* plug : stekker
* plug : stop
* plug : stopmiddel
* plug : tampon
* plug : tap
* plug in : aansluiten
* plug in : verbinden
* plug up : dichten
* plug up : dichtmaken
* plug up : stoppen
* plug up : toestoppen
* plug up : verstoppen
* plug up : volstoppen
* plum : donkerrode
* plum : donkerrood
* plum : pruim
* plum : pruimenboom
* plumage : gevederte
* plumber : loodgieter
* plumbing : loodgieterswerk
* plume : pluim
* plunder : buitmaken
* plunder : plunderen
* plunder : roven
* plunder : stropen
* plunge : duiken
* pluperfect : onvoltooid verleden tijd
* pluperfect : plusquamperfectum
* plural : meervoud
* plural : meervoudig
* plural : meervoudige
* plus : en
* plus : meerwaarde
* plus : plus
* plus : positief
* plus sign : plusteken
* plutonium : plutonium
* plywood : multiplex
* pneumoconiosis : pneumoconiose
* pneumonia : longontsteking
* poach : stropen
* poacher : stroper
* pochard : tafeleend
* pocket : zak
* pod : capsule
* pod : peul
* pod : peulen
* podium : podium
* podium : tribune
* poem : dichtwerk
* poem : gedicht
* poem : vers
* poet : dichter
* poetic : dichterlijk
* poetic : poëtisch
* poetry : dichtkunst
* poetry : gedichten
* poetry : poëzie
* point : komma
* point : neus
* point : oog
* point : piek
* point : punt
* point : spikkel
* point : spits
* point : stip
* point : tip
* point : top
* point : topje
* point : uitgangspunt
* point : wijzen
* point : wissel
* point of contact : aanrakingspunt
* point of view : standpunt
* point out : aanduiden
* point out : aangeven
* point out : duidelijk maken
* point out : een teken geven
* point out : kenmerken
* point out : laten zien
* point out : merken
* point out : tekenen
* point out : tentoonspreiden
* point out : tonen
* point out : uitwijzen
* point out : vertonen
* point out : wijzen
* point out to be : blijken
* point out to be : zich vertonen
* pointed : puntig
* pointed : spits
* pointer : pointer
* poise : balanceren
* poise : hobbelen
* poise : schommelen
* poise : wiegelen
* poise : wiegen
* poise : wippen
* poison : gif
* poison : gift
* poison : venijn
* poison : vergallen
* poison : vergeven
* poison : vergif
* poison : vergift
* poison : vergiftigen
* poison : verpesten
* poison : zwadder
* poisonous : giftig
* poisonous : giftige
* poisonous : venijnig
* poisonous : vergiftig
* poisonous : verpestend
* poker : poker
* poker : pook
* poker : pookster
* polar : polair
* polar bear : ijsbeer
* pole : baar
* pole : deurpost
* pole : kuil
* pole : paal
* pole : pijp
* pole : pool
* pole : post
* pole : roede
* pole : schacht
* pole : spijl
* pole : stang
* pole : stijl
* pole star : poolster
* polecat : bunzing
* police : politie
* police motor-cyclist : motoragent
* police officer : agent
* police officer : agente
* police officer : politieagent
* police officer : politieagente
* police officer : politieman
* police station : politebureau
* police-station : politiebureau
* police-station : politiepost
* policeman : agent
* policeman : politieagent
* policy : beleid
* policy : gedragslijn
* policy : polis
* policy : politiek
* policy : staatkunde
* polis : polis
* polish : boenen
* polish : fatsoeneren
* polish : glans
* polish : knippen
* polish : oppoetsen
* polish : poets
* polish : poetsen
* polish : poetsmiddel
* polish : polijsten
* polish : schoencrème
* polish : schoensmeer
* polish : schuren
* polish : slijpen
* polish : wrijven
* polish : zoeten
* polite : aardig
* polite : beleefd
* polite : beschaafd
* polite : galant
* polite : heus
* polite : hoffelijk
* polite : welgemanierd
* polite : wellevend
* politeness : beleefdheid
* politeness : hoffelijkheid
* politeness : welgemanierdheid
* politeness : wellevendheid
* political : politiek
* political : staatkundig
* political meeting : meeting
* political prisoner : politieke gevangene
* politician : politica
* politician : politicologe
* politician : politicoloog
* politician : politicus
* politician : staatsman
* politics : beleid
* politics : politiek
* politics : staatkunde
* polka : polka
* pollen : stuifmeel
* pollinate : bestuiven
* pollination : bestuiving
* polling station : stembureau
* pollutant : vervuiler
* pollute : vervuilen
* pollution : pollutie
* pollution : vervuiling
* polonium : polonium
* poly- : poly-
* polyamory : polyamorie
* polygamy : polygamie
* polyglot : polyglot
* polyglot : talenkenner
* polyglot : talenknobbel
* polyglot : veeltalig
* polygon : veelhoek
* polyp : poliep
* polysemic : polyseem
* polysynthetic : polysynthetisch
* polytonic : meertonig
* polytonic : meertonige
* polyunsaturated fat : meervoudig onverzadigde vetzuren
* polyvinyl chloride : PVC
* polyvinyl chloride : polyvinylchloride
* pomegranate : granaatappel
* pomp : luister
* pomp : praal
* pomp : pracht
* pomp : vertoon
* pond : kolk
* pond : vijver
* pond : waterplas
* pony : hit
* pony : pony
* pooh : bah
* pool : aansluiten
* pool : poel
* pool : zich aaneensluiten
* pool : zich verenigen
* pool : zwembad
* pool : zweminrichting
* poop : achtersteven
* poop : poep
* poop : spiegel
* poopdeck : achtersteven
* poopdeck : spiegel
* poor : arm
* poor : arme
* poor : armelijk
* poor : armoedig
* poor : beklagenswaardig
* poor : beroerd
* poor : berooid
* poor : erbarmelijk
* poor : kwaad
* poor : kwalijk
* poor : schamel
* poor : slecht
* poor : verkeerd
* poor : zielig
* poor devil : armoedzaaier
* poor devil : stumper
* poor devil : sukkelaar
* poor man : arme
* poor man : armoedzaaier
* poor man : pauper
* poor man : stumper
* poor man : sukkelaar
* pop in : aanwippen
* popcorn : gepofte maïs
* popcorn : pof-maïs
* popcorn : popcorn
* pope : paus
* poplar : peppel
* poplar : populier
* poppy : klaproos
* poppy : papaver
* poppycock : nonsens
* poppycock : onzin
* popular : getapt
* popular : populair
* popular : veelgeliefd
* populated : bevolkt
* population : bevolking
* population : zielental
* porch : overdekte zuilengang
* porch : portiek
* porch : veranda
* porch : zuilengang
* porcupine : stekelvarken
* pork : varkensvlees
* pork : zwijnevlees
* porn : porno
* pornographic : pornografisch
* pornography : pornografie
* pornography : pornografisch materiaal
* porpoise : bruinvis
* port : aansluitpoort
* port : bakboord
* port : bakboord-
* port : haven
* port : havenstad
* port : overdragen
* port : poort
* port : port
* port : porto
* port of call : aanleghaven
* port side : bakboord
* portable : draagbaar
* portable : portable
* portal : entree
* portal : ingang
* portal : poort
* portal : toegang
* portal site : portaalsite
* portent : omen
* portent : teken
* portent : voorbode
* portent : voorteken
* porter : conciërge
* porter : kruier
* porter : pakjesdrager
* porter : portier
* porter : sjouwer
* porter : witkiel
* portfolio : aktentas
* porthole : dakraam
* porthole : luik
* porthole : patrijspoort
* portico : zuilengalerij
* portico : zuilengang
* portmanteau : koffer
* portmanteau : valies
* portmanteau word : mengwoord
* portrait : beeld
* portrait : beeltenis
* portrait : beschrijving
* portrait : evenbeeld
* portrait : gelijkenis
* portrait : portret
* portray : beschrijven
* pose : aanstellerij
* pose : maniertje
* pose : pose
* pose : poseren
* pose : stand
* pose : zich aanstellen
* pose : zich voordoen
* pose : zitten
* poseur : aansteller
* poseur : kwast
* posh : bekakt
* posh : chic
* position : betrekking
* position : houding
* position : positie
* position : stand
* positive : constructief
* positive : positief
* positive : stellende trap
* positively : definitief
* positively : voorgoed
* possess : bezitten
* possess : erop nahouden
* possess : rijk zijn
* possessing : bezittend
* possession : bezit
* possession : bezitting
* possession : eigendom
* possession : goed
* possession : vermogen
* possessions : bezittingen
* possessions : boeltje
* possessions : eigendommen
* possessive : bezittelijk
* possessive : bezittelijke
* possessive : bezitterig
* possessive : bezitterige
* possessive : genitief
* possessive adjective : niet-zelfstandig bezittelijk voornaamwoord
* possessive case : genitief
* possessive pronoun : bezittelijk voornaamwoord
* possibility : kans
* possibility : mogelijkheid
* possible : bestaanbaar
* possible : haalbaar
* possible : haalbare
* possible : mogelijk
* possible : mogelijke
* possible : mogelijke kandidaat
* possible : mogelijke kandidate
* possiblities : mogelijkheden
* possibly : misschien
* possibly : mogelijk
* possibly : mogelijkerwijs
* possibly : soms
* possibly : wellicht
* post : aanplakken
* post : ambt
* post : baan
* post : betrekking
* post : deurpost
* post : op de post doen
* post : paal
* post : plaats
* post : post
* post : posten
* post : posterijen
* post : stijl
* post : wachtpost
* post : werkkring
* post hoc : na de gebeurtenis.
* post hoc : nadien
* post office : postkantoor
* post up : aanplakken
* post-paid : gefrankeerd
* post-paid : portvrij
* post-paid : vrachtvrij
* post-production : post-productie
* postage : frankering
* postage : port
* postage : porto
* postage stamp : frankeerzegel
* postage stamp : postzegel
* postal address : huisadres
* postal code : postcode
* postal rates : posttarief
* postcard : briefkaart
* postcode : postcode
* poster : aanplakbiljet
* poster : affiche
* poster : plakkaat
* poster : poster
* posterity : het nageslacht
* posterity : nageslacht
* posthumous : postuum
* postman : brievenbesteller
* postman : postbode
* postpone : aanhouden
* postpone : opschorten
* postpone : schorsen
* postpone : uitstellen
* postpone : verdagen
* postpone : verschuiven
* postposition : achtergeplaatst voorzetsel
* postposition : achterzetsel
* postulate : eisen
* postulate : opeisen
* postulate : rekenen
* postulate : vereisen
* postulate : vergen
* postulate : voorschrijven
* postulate : vorderen
* pot : kan
* pot : pan
* pot : po
* pot : pot
* pot calling the kettle black : de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet
* pot marigold : gewone goudsbloem
* pot marigold : goudsbloem
* pot-pourri : hutspot
* potable : drinkbaar
* potable : drinkbare
* potassium : kalium
* potassium : potas
* potato : aardappel
* potato : patat
* potato : pieper
* potato blight : aardappelziekte
* potato disease : aardappelziekte
* potato flour : aardappelmeel
* potato peeler : aardappelschilmesje
* potato rot : aardappelziekte
* potpourri : hutspot
* potsherd : potscherf
* potter : pottenbakker
* pottery : aardewerk
* pottery : faience
* pottery : plateel
* pouch : zak
* poultry : gevogelte
* pounce upon : bespringen
* pounce upon : zich storten op
* pounce upon : zich werpen op
* pound : fijnstampen
* pound : pond
* pound : pond sterling
* pound : stampen
* pound sign : hekje
* pound sign : kruis
* pound sterling : pond sterling
* pour : gieten
* pour : plengen
* pour : sauzen
* pour : schenken
* pour : storten
* pour : stortregenen
* pour : strooien
* pour : vergieten
* pour in : ingieten
* pour in : inschenken
* pour off : afgieten
* pour off : afschenken
* pour off : decanteren
* pour out : leeggieten
* pour out : storten
* pour out : strooien
* pour out : uitgieten
* pour out : uitschenken
* pour out : uitstorten
* poverty : armoede
* poverty : gebrek
* powder : bepoederen
* powder : gruis
* powder : poeder
* powder : poederen
* powder : pulver
* powder : toiletpoeder
* powdered milk : melkpoeder
* powdery : mul
* power : elektriciteit
* power : grootmacht
* power : heerschappij
* power : kracht
* power : macht
* power : machten
* power : mogendheid
* power : spanning
* power : stroom
* power : toevoer
* power : vermogen
* power : voeden
* power : voeding
* power point : stopcontact
* power set : machtsverzameling
* power station : centrale
* power station : elektriciteitscentrale
* powerful : machtig
* powerless : machteloos
* ppl : deeltjes per liter
* practicable : begaanbaar
* practicable : berijdbaar
* practical : daadwerkelijk
* practical : praktisch
* practical : reëel
* practical : werkelijk
* practical : wezenlijk
* practice : aanwenden
* practice : beoefen
* practice : beoefenen
* practice : beoefening
* practice : betrachten
* practice : doorvoeren
* practice : in de praktijk brengen
* practice : in toepassing brengen
* practice : oefenen
* practice : oefening
* practice : praktijk
* practice : toepassen
* practice : uitoefenen
* practice : uitoefening
* practice : zich oefenen
* practice of medicine : geneeskunde
* practise : drillen
* practise : oefenen
* practise : zich oefenen
* practised : bedreven
* practised : geoefend
* practitioner : beoefenaar
* pragmatic : pragmatisch
* prague : praag
* prairie : prairie
* prairie dog : prairiehond
* praise : eerbetoon
* praise : eren
* praise : lof
* praise : lof toezwaaien
* praise : loven
* praise : pluim
* praise : prijzen
* praise : roemen
* praise : verheerlijken
* prank : grap
* prank : streek
* praseodymium : praseodymium
* prawn : garnaal
* prawn : steurgarnaal
* pray : bidden
* pray : smeken
* prayer : gebed
* pre-columbian : precolumbiaans
* preach : prediken
* preach : preken
* preach : verkondigen
* preacher : kanselredenaar
* preacher : predikant
* preacher : prediker
* precaution : voorzorgsmaatregel
* precede : voorafgaan
* precede : voorafgaan aan
* precede : voorgaan
* precede : voorlopen
* precede : vooropgaan
* precede : voorzijn
* precept : , m, principe
* precious : kostbaar
* precious : zeldzaam
* precious stone : edelsteen
* precipice : afgrond
* precipice : klif
* precipice : steile helling
* precipice : steilte
* precipitation : neerslag
* precipitously : onbezonnen
* precipitously : overhaast
* precise : duidelijk
* precise : juist
* precise : knap
* precise : minutieus
* precise : net
* precise : precies
* precise : scherp
* precise : secuur
* precise : stipt
* precise : verzorgd
* precise : zorgvuldig
* precision : accuratesse
* precision : nauwgezetheid
* precision : nauwkeurigheid
* precision : precisie
* precision : stiptheid
* precision : zorgvuldigheid
* precursor : teken
* precursor : voorbode
* precursor : voorloper
* precursor : voorteken
* predator bug : roofwants
* predecessor : voorganger
* predicate : gezegde
* predicative : predicatief
* predict : voorspellen
* predictable : voorspelbaar
* prediction : voorspelling
* predisposition : aanleg
* predisposition : gesteldheid
* predisposition : wilsbeschikking
* predominance : overheersing
* predominant : dominant
* predominant : hoofd-
* predominant : overheersend
* predominant : voornaamste
* predominate : overheersen
* predominating : allesbeheersend
* prefabricated house : montagewoning
* prefabrication : montagebouw
* preface : inleiding
* preface : introductie
* preface : voorwoord
* preface : voorword
* prefer (to) : liever hebben (dan)
* prefer : de voorkeur geven aan
* prefer : prefereren
* prefer : verkiezen
* prefer : voortrekken
* preferably : bij voorkeur
* preferably : eer
* preferably : liefst
* preferably : liever
* preferably : veeleer
* preference : voorkeur
* preferences : voorkeuren
* prefix : prefix
* prefix : voorvoegsel
* pregnancy : zwangerschap
* pregnant : drachtig
* pregnant : in verwachting
* pregnant : zwanger
* prehistoric : prehistorisch
* prehistory : prehistorie
* prehistory : voorgeschiedenis
* prejudice : benadelen
* prejudice : duperen
* prejudice : vooringenomenheid
* prejudice : vooroordeel
* prejudice : vooropgezette mening
* prejudiced : bevooroordeeld
* prejudicially : nadelig
* prelate : kerkvorst
* prelate : prelaat
* preliminary : preliminair
* preliminary : voorafgaand
* preliminary : voorbereidend
* prelude : prelude
* prelude : voorspel
* premature : te vroeg
* premature : voorbarig
* premier : minister-president
* premier : premier
* premium : agio
* premium : opgeld
* premium : premie
* premium : prijs
* première : première
* preparation : bereiding
* preparation : toebereiding
* preparation : voorbereiding
* preparation : voorbereidsel
* preparatory : preliminair
* preparatory : voorafgaand
* preparatory : voorbereidend
* prepare : aanmaken
* prepare : bereiden
* prepare : klaarmaken
* prepare : toebereiden
* prepare : verzetten
* prepare : voltooien
* prepare : voorbereiden
* prepay : frankeren
* preposition : voorzetsel
* prepositional case : prepositief
* prepositional case : prepositionalis
* prepuce : voorhuid
* presage : omen
* presage : teken
* presage : voorbode
* presage : voorteken
* prescribe : voorschrijven
* prescription : recept
* presence : aanwezigheid
* presence : bijzijn
* presence : presentie
* presence : tegenwoordigheid
* present : aanbieden
* present : aanwezig
* present : aanwezige
* present : actueel
* present : cadeau
* present : donatie
* present : eigentijds
* present : geschenk
* present : gift
* present : heden
* present : hedendaags
* present : huidig
* present : huidige
* present : indienen
* present : present
* present : presenteren
* present : presentje
* present : schenking
* present : spelen
* present : tegenwoordig
* present : tegenwoordige
* present : toewijzen
* present : uitvoeren
* present : van vandaag
* present : vertonen
* present : voorstellen
* present continuous : duurvorm onvoltooid tegenwoordige tijd
* present one : aanwezige
* present one : getuige
* present one : ooggetuige
* present participle : tegenwoordig deelwoord
* present with : aanbieden
* present with : indienen
* present with : offreren
* present with : presenteren
* present with : voorstellen
* present-day : actueel
* present-day : hedendaags
* present-day : huidig
* present-day : tegenwoordig
* present-day : van vandaag
* presentation : aanbieding
* presentation : optreden
* presentation : presentatie
* presentation : uitvoering
* presentation : voorstelling
* presenter : presentator
* presentiment : voorgevoel
* preservation : behoud
* preservation : bewaring
* preservation : handhaving
* preservation : instandhouding
* preservative : voorbehoedmiddel
* preserve : behoeden
* preserve : behouden
* preserve : bergen
* preserve : bewaren
* preserve : bewaren voor
* preserve : conserveren
* preserve : inleggen
* preserve : inmaken
* preserve : konfijten
* preserve : onderhouden
* preserve : overhouden
* preside : presideren
* preside : voorzitten
* president : praeses
* president : preses
* president : president
* president : voorzitter
* press : aandrukken
* press : dringen
* press : drukken
* press : drukpers
* press : haasten
* press : jachten
* press : knellen
* press : pers
* press : persen
* press : pressen
* press : tot haast aanzetten
* press : urgent zijn
* press agency : persagentschap
* press firmly : aandrukken
* press hard : bestoken
* pressing : brandend
* pressing : dringend
* pressing : spoedeisend
* pressing : urgent
* pressure : aandrang
* pressure : drang
* pressure : druk
* pressure : knel
* pressure : pressie
* prestige : aanzien
* prestige : autoriteit
* prestige : gezag
* prestige : prestige
* prestigious : prestigieus
* presumably : vermoedelijk
* presume : aannemen
* presume : aanspraak maken op
* presume : claimen
* presume : menen
* presume : stellen
* presume : vermoeden
* presume : veronderstellen
* presumption : aanmatiging
* presumption : aanspraak
* presumption : arrogantie
* presumption : claim
* presumption : onbescheidenheid
* presumption : pretentie
* presumption : verbeelding
* presumption : veronderstelling
* presumption : verwaandheid
* presumption : verwatenheid
* pretence : aanmatiging
* pretence : aanspraak
* pretence : arrogantie
* pretence : claim
* pretence : onbescheidenheid
* pretence : pretentie
* pretence : voorwendsel
* pretend : doen alsof
* pretend : fingeren
* pretend : simuleren
* pretend : veinzen
* pretend : voorgeven
* pretend : voorwenden
* pretentious : opzichtig
* pretentious : ostentatief
* pretext : dekmantel
* pretext : draaierij
* pretext : smoes
* pretext : smoesje
* pretext : voorwendsel
* pretty : aardig
* pretty : beminnelijk
* pretty : keurig
* pretty : lief
* pretty : mooi
* pretty : nogal
* pretty : tamelijk
* pretty : vriendelijk
* prevail : (over)heersen
* prevail : heersen
* prevail : overheersen
* prevail over : geweld aandoen
* prevail over : overmeesteren
* prevail over : sterker zijn dan
* prevent : belemmeren
* prevent : beletten
* prevent : doorkruisen
* prevent : storen
* prevent : stremmen
* prevent : verhinderen
* prevent : verhoeden
* prevent : voorkomen
* previous : verleden
* previous : voorafgaand
* previous : voorbarig
* previous : voorgaand
* previous : vorig
* previous : vroeger
* previous to : aleer
* previous to : alvorens
* previous to : alvorens te
* previous to : eer
* previous to : voor
* previous to : vooraleer
* previously : daarvoor
* previously : eerder
* previously : indertijd
* previously : vooraan
* previously : voorheen
* previously : vroeger
* previously : weleer
* prey : buit
* prey : gevangenneming
* prey : prooi
* prey : vangst
* price : prijs
* price : prijzen
* price : schatten
* price-list : prijslijst
* priceless : onschatbaar
* priceless : onwaardeerbaar
* pricey : duur
* pricey : kostbaar
* pricey : prijzig
* prick : jongeheer
* prick : leuter
* prick : lul
* prick : pek
* prick : pik
* prick : prik
* prick : schoppen
* prick : snikkel
* prick : steek
* prick : stoot
* pride : trots
* priest : geestelijke
* priest : pastoor
* priest : pastor
* priest : priester
* priest : zielszorger
* priest : zielverzorger
* priestess : priesteres
* priestly : priesterlijk
* primary : primair
* primary school : basisschool
* primary school : lagere school
* prime : eerste
* prime : priem
* prime : priemgetal
* prime : prima
* prime : primair
* prime : primen
* prime : uitstekend
* prime : voornaamste
* prime minister (pm) : minister-president
* prime minister : eerste minister
* prime minister : minister-president
* prime minister : premier
* prime number : priemgetal
* primeval forest : oerwoud
* primitive : primitief
* primrose : primula
* primrose : sleutelbloem
* prince : prins
* prince : vorst
* prince's son : zoon van een prins
* prince's son : zoon van een vorst
* princess : koningsdochter
* princess : prinses
* principal : hoofd-
* principal : schoolhoofd
* principal : voornaamste
* principality : prinsdom
* principality : vorstendom
* principally : in het bijzonder
* principally : inzonderheid
* principally : voornamelijk
* principle : beginsel
* principle : grondbeginsel
* principle : principe
* print : afdruk
* print : afdrukken
* print : bedrukken
* print : boekdrukken
* print : druk
* print : drukken
* print : printen
* print : spoor
* printed matter : drukwerk
* printer : boekdrukker
* printer : drukker
* printer : printer
* prior : preliminair
* prior : verleden
* prior : voorafgaand
* prior : voorbereidend
* prior : voorgaand
* prior : vorig
* prior : vroeger
* prism : prisma
* prison : gevangenis
* prison : kerker
* prison : nor
* prisoner : arrestant
* prisoner : gedetineerde
* prisoner : gevangene
* prisoner of war : krijgsgevangene
* pristine : onaangeroerd
* pristine : ongerept
* pristine : oorspronkelijk
* private : ambteloos
* private : besloten
* private : gewoon soldaat
* private : in privé
* private : onderhands
* private : particulier
* private : persoonlijk
* private : privé
* private : privé-
* private talk : apartje
* privet : liguster
* privilege : prae
* privilege : preferentie
* privilege : privilege
* privilege : voorrecht
* privileged : bevoorrecht
* privileged : voorrangs-
* prize : ,,
* prize : openwrikken
* prize : premie
* prize : prijs
* prize : prijzen
* prize : schatten
* prize : wrikken
* pro-English : Engelsgezind
* pro-German : Duitsgezind
* probability : waarschijnlijkheid
* probable : waarschijnlijk
* probably : allicht
* probably : vast
* probably : waarschijnlijk
* probably : wel
* probably : zeker
* problem : oefening
* problem : opgave
* problem : probleem
* problem : vraagpunt
* problem : vraagstuk
* proboscis : olifantssnuit
* proboscis : slurf
* proboscis : snuit
* proboscis : tromp
* procedure : bereidingswijze
* procedure : procedure
* procedure : procédé
* procedure : werkwijze
* proceed : afkomstig zijn van
* proceed : doorgaan
* proceed : te werk gaan
* proceed : verdergaan
* proceed : voortkomen
* proceed with : doorgaan
* proceed with : verder gaan met
* proceed with : vervolgen
* proceed with : voortgaan
* proceed with : voortzetten
* proceeds : opbrengst
* process : bereidingswijze
* process : bewerken
* process : bewerking
* process : ontwikkelingsgang
* process : proces
* process : procédé
* process : verloop
* process : verwerken
* process : werkwijze
* procession : omgang
* procession : optocht
* procession : processie
* procession : stoet
* proclaim : afkondigen
* proclaim : proclameren
* proclaim : uitvaardigen
* proclaim : verkondigen
* proclamation : aangifte
* proclamation : afkondiging
* proclamation : bekendmaking
* proclamation : betuiging
* proclamation : declaratie
* proclamation : openbaarmaking
* proclamation : proclamatie
* proclamation : ruchtbaarmaking
* proclamation : uitspraak
* proclamation : uitvaardiging
* proclamation : verklaring
* proclamation : verkondiging
* procrastination : neiging tot uitstellen
* procreation : voortplanting
* procure : aanschaffen
* procure : uitreiken
* procure : verschaffen
* procure : verstrekken
* procure : verwerven
* procure : zich voorzien van
* procurement : inkoop
* procurement : inkoopafdeling
* prodigal son : verloren zoon
* produce : afwerpen
* produce : beschikbaar stellen
* produce : bewerkstelligen
* produce : maken
* produce : opbrengen
* produce : opleveren
* produce : produceren
* produce : produkt
* produce : realiseren
* produce : uitvoeren
* produce : verwerkelijken
* produce : voorleggen
* produce : voortbrengen
* produce : waar
* produce : waren
* producer : producent
* producer : vervaardiger
* product : gewrocht
* product : opbrengst
* product : productie
* product : voortbrengsel
* production : productie
* production : voortbrenging
* profane : ontheiligen
* profane : ontwijden
* profane : profaneren
* profane : schenden
* profane : verontheiligen
* profess : bekennen
* profess : erkennen
* profess : toegeven
* profession : bedrijf
* profession : beroep
* profession : broodwinning
* professional : beroeps-
* professional : professioneel
* professor : professor
* profile : doorsnede
* profile : doorsnee
* profile : karakterschets
* profile : profiel
* profile : zijaanzicht
* profit : baat
* profit : belang
* profit : gewin
* profit : profijt
* profit : profiteren
* profit : verdienen
* profit : verdienste
* profit : voordeel
* profit : voordeel trekken uit
* profit : winst
* profit : winst maken
* profitable : winstgevend
* profound : diep
* profuse : abundant
* profuse : overvloedig
* profuse : rijk
* profuse : uitbundig
* profuse : volop
* profuse : weelderig
* profuse : welig
* progenitor : grondlegger
* progenitor : stichter
* progenitor : voorouder
* progenitor : voorvader
* progeny : nageslacht
* prognosis : prognose
* prognosis : verwachting
* prognosis : voorspelling
* programme : programma
* programme : programmeren
* programme item : programmaonderdeel
* programming language : programmeertaal
* progress : beterschap
* progress : opschieten
* progress : veld winnen
* progress : verbetering
* progress : vlotten
* progress : voortgang
* progress : vooruitgaan
* progress : vooruitgang
* progress : vorderen
* progress : vordering
* progress : vorderingen
* progress : vorderingen/vooruitgang
* prohibit : verbieden
* prohibited : verboden
* prohibition : verbod
* project : blauwdruk
* project : concept
* project : ontwerp
* project : plan
* project : project
* project : projecteren
* projectionist : filmoperateur
* projectionist : operateur
* projector : projectietoestel
* projector : projector
* proletarian : proletariër
* proletariat : proletariaat
* prolific : productief
* prolific : vruchtbaar
* prologue : proloog
* prologue : voorrede
* prolong : verlengen
* prolonged : lang
* prolonged : lange tijd
* prolonged : voor lange tijd
* promenade : promenade
* promenade : wandeldek
* promenade : wandeldreef
* promenade : wandelplaats
* promenade : wandelweg
* promethium : promethium
* prominent : prominent
* prominent : vooraanstaand
* promise : belofte
* promise : beloven
* promise : promesse
* promise : toezeggen
* promise : toezegging
* promise : uitloven
* promise : uitloving
* promise : verzeggen
* promote : bevorderen
* promote : promoveren
* promotion : bevordering
* promotion : promotie
* promotor : promotor
* prompt : accuraat
* prompt : influisteren
* prompt : nauwgezet
* prompt : nauwkeurig
* prompt : prompt
* prompt : souffleren
* prompt : stipt
* prompt : voorzeggen
* prompt : zorgvuldig
* prompter : souffleur
* promulgate : afkondigen
* promulgate : uitvaardigen
* prone : geneigd
* pronominal adverb : voornaamwoordelijk bijwoord
* pronoun : voornaamwoord
* pronounce : uitspreken
* pronunciation : uitspraak
* proof : adstructie
* proof : bewijs
* proof : drukproef
* proof : teken
* proofread : proeflezen
* prop : drager
* prop : leuning
* prop : steun
* prop : stut
* propaganda : propaganda
* propaganda : verspreiding
* propeller : propeller
* propeller : schroef
* propeller : schroefdraad
* propeller : vliegtuigschroef
* proper : behoorlijk
* proper : betamelijk
* proper : fatsoenlijk
* proper : geschikt
* proper : goed
* proper : juist
* proper : keurig
* proper : recht
* proper : voegzaam
* proper : welvoeglijk
* proper : zoals het hoort
* proper noun : eigennaam
* properly : behoorlijk
* properly : fatsoenlijk
* properly : naar behoren
* properly : netjes
* properly : passend
* property : allooi
* property : bezit
* property : bezitting
* property : boerderij
* property : eigendom
* property : eigenschap
* property : goed
* property : kwaliteit
* property : landgoed
* property : onroerend goed
* property : vermogen
* prophecy : profetie
* prophecy : voorspelling
* prophecy : voorzegging
* prophesy : beduiden
* prophesy : profeteren
* prophesy : voorspellen
* prophesy : voorzeggen
* prophesy : waarzeggen
* prophet : profeet
* prophet : voorspeller
* prophet : voorzegger
* prophet : ziener
* proponent : voorstander
* proportion : evenredigheid
* proportion : proportie
* proportion : verhouding
* proportion : zinsnede
* proportional : evenredig
* proportional : proportioneel
* proportional : verhoudingsgewijs
* proportional to : naar evenredigheid van
* proposal : aanzoek
* proposal : huwelijksaanzoek
* proposal : voorstel
* propose : voorstellen
* proposition : (zakelijk) voorstel
* proposition : propositie
* proprietary law : eigendomsrecht
* proprietor : eigenaar
* proprietor : uitbater
* prose : proza
* prosecute : achtervolgen
* prosecute : een proces aanspannen tegen
* prosecute : een vervolging instellen tegen
* prosecute : najagen
* prosecute : vervolgen
* prosecuting counsel : aanklager defence
* prosecution : vervolging
* prosecutor : officier van justitie
* proselyte : bekeerling
* proselyte : proseliet
* prosody : prosodie
* prospect : vooruitzicht
* prospector : mijnbouwkundig onderzoeker
* prospectus : prospectus
* prosper : bloeien
* prosper : floreren
* prosper : gedijen
* prosper : tieren
* prosper : vooruitkomen
* prosper : welvaren
* prosperity : bloei
* prosperity : geluk
* prosperity : voorspoed
* prosperity : welstand
* prosperity : welvaart
* prosperity : welvarendheid
* prosperous : welvarend
* prostate cancer : prostaatkanker
* prosthesis : prothese
* prostitute : prostitueren
* prostitute : prostituée
* prostitute : snol
* prostitution : prostitutie
* protactinium : protactinium
* protagonist : hoofdrolspeelster
* protagonist : hoofdrolspeler
* protagonist : protagonist
* protect : behoeden
* protect : beschermen
* protect : beschutten
* protect : bewaren voor
* protect from : afweren
* protect from : schuilen voor
* protection : auspiciën
* protection : begunstiging
* protection : bescherming
* protection : beschutting
* protection : beveiliging
* protection : schild
* protection : toeverlaat
* protectionist : protectionisme
* protectionist : protectionistisch
* protective cover : bekleding
* protective cover : overtrek
* protector : beschermer
* protein : eiwit
* protein : proteïne
* protest : bestrijden
* protest : betwisten
* protest : bezwaar
* protest : manifestatie
* protest : protest
* protest : protest aantekenen
* protest : protestactie
* protest : protesteren
* protest : tegenwerping
* protocol : bekeuring
* protocol : notulen
* protocol : proces-verbaal
* protocol : protocol
* proton : proton
* prototype : prototype
* protracted : lang
* protracted : lange tijd
* protracted : voor lange tijd
* protégé : beschermeling
* protégé : protégé
* protégée : beschermelinge
* protégée : protégée
* proud (of) : trots (op)
* proud : fier
* proud : prat
* proud : trots
* prove : aantonen
* prove : adstrueren
* prove : bewijzen
* prove : blijken
* prove : staven
* prove : uitwijzen
* prove : waarmaken
* proven : bewezen
* proverb : gezegde
* proverb : sententie
* proverb : spreekwoord
* proverb : spreuk
* proverb : zinspreuk
* provide : bevoorraden
* provide : provianderen
* provide : spekken
* provide : stijven
* provide : voorzien van
* provide with : voorzien van
* provided that : als
* provided that : indien
* provided that : ingeval
* provided that : wanneer
* province : gewest
* province : gouvernement
* province : gouw
* province : provincie
* provincial : gewestelijk
* provincial : provinciaal
* provision : approvianderen
* provision : provianderen
* provisional : tijdelijk
* provisional : voorlopig
* provocative : uitdagend
* provoke : aanstoken
* provoke : irriteren
* provoke : op stang jagen
* provoke : ophitsen
* provoke : prikkelen
* provoke : provoceren
* provoke : sarren
* provoke : tarten
* provoke : tergen
* provoke : uitdagen
* provoke : uitlokken
* provoke : uittarten
* provost : burgemeester
* provost : burgervader
* provost : dorpsburgemeester
* prow : boeg
* prow : voorschip
* prow : voorsteven
* proximity : buurt
* proximity : nabijheid
* prude : nuf
* prude : preuts persoon
* prudence : beleid
* prudence : omzichtigheid
* prudence : voorzichtigheid
* prudent : verstandig
* prudish : nuffig
* prudish : preuts
* prudish : zedig
* prune : snoeien
* pruning-knife : snoeimes
* prussia : pruisen
* psalm : psalm
* pseudo-science : pseudowetenschap
* pseudonym : pseudoniem
* pseudonym : schuilnaam
* pseudoscience : pseudowetenschap
* psi : psi
* psyche : psyche
* psychiatric : psychiatrisch
* psychiatrist : psychiater
* psychiatry : psychiatrie
* psychic : psychisch
* psychological : psychologisch
* psychologist : psycholoog
* psychologist : zielkundige
* psychology : psychologie
* psychology : zielkunde
* psychopolitics : psychopolitiek
* psychotherapist : psychotherapeut
* psychotherapy : psychotherapie
* pub : bar
* pub : café
* pub : herberg
* pub : kroeg
* pub : tapperij
* puberty : puberteit
* public : openbaar
* public : openlijk
* public : publiek
* public : ruchtbaar
* public opinion : publieke opinie
* public prosecutor : procureur
* public prosecutor : procureur-generaal
* public square : plein
* public tender : aanbesteding
* public transport : openbaar vervoer
* publication : afkondiging
* publication : openbaarmaking
* publication : ruchtbaarmaking
* publicity : openbaarheid
* publicity : propaganda
* publicity : publiciteit
* publicity : ruchtbaarheid
* publicity : verspreiding
* publicity material : propaganda
* publicity material : propagandamateriaal
* publicize : propaganda maken voor
* publicize : propageren
* publicize : publiceren
* publicize : uitdragen
* publicize : verspreiden
* publish : afkondigen
* publish : emitteren
* publish : openbaar maken
* publish : publiceren
* publish : ruchtbaar maken
* publish : uitgeven
* publisher : uitgever
* publisher : uitgeverij
* publishing house : uitgeverij
* puck : puck
* pudding : pudding
* puff : poef
* puff : pof
* puff out : opbollen
* puff pastry : bladerdeeg
* puff pastry : korstdeeg
* puff up : opzwellen
* puff up : poffen
* pufferfish : kogelvis
* puffin : papegaaiduiker
* pug : mops
* pug : mopshond
* pug-dog : mops
* pug-dog : mopshond
* pug-nose : mopneus
* pugnacious : strijdlustig
* pull : naar zich toe halen
* pull : ruk
* pull : rukken
* pull : trek
* pull : trekken
* pull down : afbreken
* pull down : neerhalen
* pull down : slopen
* pull out : ontlokken
* pull out : slaken
* pull out : uitbrengen
* pull out : uitdrijven
* pull out : uiten
* pull out : uithalen
* pull someone's leg : een geintje maken
* pull to pieces : afbreken
* pull to pieces : afgeven op
* pull to pieces : afkammen
* pull up : opgraven
* pull up : rooien
* pulley : blok
* pulley : hijsblok
* pulley : katrol
* pulley : katrolschijf
* pulley : riemschijf
* pulley : schijf
* pullover sweater : jumper
* pullover sweater : pullover
* pulmonaria : longkruid
* pulpit : kansel
* pulpit : katheder
* pulpit : leerstoel
* pulpit : preekstoel
* pulpit : spreekgestoelte
* pulsate : kloppen
* pulsate : pulseren
* pulse : pols
* pulse : polsslag
* pulse : tel
* pulverize : fijnmaken
* pulverize : kwellen
* pulverize : malen
* pulverize : vermalen
* pulverize : verpoederen
* pulverize : verpulveren
* puma : poema
* pump : oppompen
* pump : pomp
* pump : pompen
* pumpkin : pompoen
* pun : woordspeling
* punch : punch
* punch : stompen
* punctual : accuraat
* punctual : nauwgezet
* punctual : nauwkeurig
* punctual : prompt
* punctual : stipt
* punctual : zorgvuldig
* punctuate : leestekens plaatsen
* punctuate : punteren
* punctuate : spikkelen
* punctuate : stippelen
* punctuation : interpunctie
* punctuation : punctuatie
* puncture : gaatje
* puncture : lek
* punish : afstraffen
* punish : bestraffen
* punish : kastijden
* punish : straffen
* punish : tuchtigen
* punishment : bestraffing
* punishment : straf
* punishment : strafoefening
* punishment : strafoplegging
* punk : tondel
* punk : tonder
* punk : tonderzwam
* punk : zwam
* puny : nietig
* puny : nietige
* pupa : pop
* pupil : pupil
* pupil : scholier
* pupil : schooljongen
* puppet : marionet
* puppet : pop
* puppet : tonnetje
* purchase : aankoop
* purchase : aankopen
* purchase : aanschaf
* purchase : aanschaffen
* purchase : gekochte
* purchase : inkoop
* purchase : inkopen
* purchase : koop
* purchase : kopen
* purchase : overname
* purchase money : koopsom
* purchaser : afnemer
* purchaser : klant
* purchaser : koper
* pure : louter
* pure : puur
* pure : rein
* pure : zuiver
* purgatory : purgatorium
* purgatory : vagevuur
* purge : louteren
* purge : reinigen
* purge : schoonmaken
* purge : vegen
* purge : zuiveren
* purify : kuisen
* puritan : puritein
* puritan : puriteins
* purity : eerbaarheid
* purity : helderheid
* purity : kuisheid
* purity : reinheid
* purity : zindelijkheid
* purity : zuiverheid
* purl : purl : kabbelen
* purl : klateren
* purl : murmelen
* purloin : ontvreemden
* purple : paars
* purple : purper
* purple : purperen
* purplish : paarsig
* purpose : bedoeling
* purpose : doel
* purpose : doelstelling
* purpose : doelwit
* purpose : honk
* purpose : reden
* purpose : van plan zijn
* purpose : vastberadenheid
* purpose : wit
* purposeful : opzettelijk
* purposeful : vastberaden
* purposeless : doelloos
* purpure : purper
* purr : spinnen
* purse : beurs
* purse : geldbuidel
* purse : portemonnee
* purser : hofmeester
* pursue : achtervolgen
* pursue : najagen
* pursue : nastreven
* pursue : vervolgen
* pursue one's point : aanhouden
* pursue one's point : blijven aandringen
* pursuit : achtervolging
* pursuit : vervolging
* pus : etter
* pus : pus
* push : aanduwen
* push : douw
* push : douwen
* push : drang
* push : dringen
* push : duw
* push : duwen
* push : por
* push : stoot
* push : stoten
* push : zet
* push along : schuiven
* push down : afstoten
* push off : afstoten
* push on : aanschuiven
* push-button : drukknoop
* pussy : kut
* pussy : poes
* pussy : poesje
* pussy : vulva
* put : aanspannen
* put : leggen
* put : plaatsen
* put : steken
* put : stellen
* put : stoppen
* put : zetten
* put a cross against : aankruisen
* put away : bergen
* put away : bewaren
* put away : indoen
* put away : inleggen
* put away : insluiten
* put away : inzetten
* put away : op een zijspoor zetten
* put away : opbergen
* put away : opsluiten
* put away : stallen
* put away : wegbergen
* put away : wegleggen
* put away : wegzetten
* put down : leggen
* put down : plaatsen
* put down : steken
* put down : stellen
* put down : stoppen
* put down : zetten
* put forward : attenderen op
* put forward : attent maken op
* put forward : naar voren brengen
* put in : indoen
* put in : inleggen
* put in : insteken
* put in : inzetten
* put in : steken
* put in finished form : fatsoeneren
* put in finished form : in het net schrijven
* put in order : inrichten
* put in order : opruimen
* put in order : regelen
* put in order : ruimen
* put in order : schikken
* put in order : terechtbrengen
* put off : afdoen
* put off : afleggen
* put off : afpoeieren
* put off : afschepen
* put off : afzetten
* put off : de deur wijzen
* put off : uitdoen
* put off : uitkrijgen
* put off : uitstellen
* put off : uittrekken
* put on : aan de praat krijgen
* put on : aandoen
* put on : aantrekken
* put on : aanzetten
* put on : aanzetten tot
* put on : activeren
* put on : op gang brengen
* put on : opleggen
* put on airs : zich aanstellen
* put on airs : zich voordoen
* put on make-up : zich opmaken
* put on stamps : frankeren
* put on the map : beroemd maken
* put on the stage : aanbieden
* put on the stage : indienen
* put on the stage : presenteren
* put on the stage : spelen
* put on the stage : vertonen
* put on the stage : voorstellen
* put on weight : aankomen
* put on weight : zwaarder worden
* put onto : aanzetten
* put onto : voordoen
* put out : blussen
* put out : doven
* put out : uitblussen
* put out : uitdoen
* put out : uitdoven
* put out : uitmaken
* put out of countenance : ontzettend
* put out of countenance : schrikbarend
* put out of countenance : schrikkelijk
* put out of countenance : verbluffend
* put out to tender : aanbesteden
* put right : afstellen
* put right : fitten
* put right : gelijkzetten
* put right : goed zetten
* put right : passend maken
* put right : rechtzetten
* put right : stellen
* put right : verstellen
* put to bed : in bed stoppen
* put to bed : naar bed brengen
* put to shame : beschaamd maken
* put to shame : beschamen
* put to sleep : in slaap doen vallen
* put together : bijeenvoegen
* put together : ineenzetten
* put together : samenstellen
* put up : aanbrengen
* put up : aanpassen
* put up : adapteren
* put up : afstemmen
* put up : bewerken
* put up : gastvrijheid verlenen aan
* put up : monteren
* put up : opzetten
* put up with : aanzien
* put up with : doorstaan
* put up with : dragen
* put up with : dulden
* put up with : lijden
* put up with : naar buiten brengen
* put up with : ondergaan
* put up with : toelaten
* put up with : tolereren
* put up with : uithouden
* put up with : uitstaan
* put up with : velen
* put up with : verdragen
* put-and-take top : a-al-tolletje
* putrefy : bederven
* putrefy : rotten
* putrefy : vergaan
* putrefy : verrotten
* puttee : beenwindsel
* putty : mastiek
* putty : plamuur
* putty : plamuursel
* putty : stopverf
* puzzle : dooreenhalen
* puzzle : hersenbreker
* puzzle : mysterie
* puzzle : onthutsen
* puzzle : ontstellen
* puzzle : ontzetten
* puzzle : puzzel
* puzzle : raadsel
* puzzle : van zijn stuk brengen
* puzzle : verbijsteren
* puzzle : verbluffen
* puzzle : verwarren
* puzzle : verwisselen
* puzzle over : piekeren
* puzzle over : zich het hoofd breken
* pygmy : pygmee
* pyjamas : pyjama
* pylon : pyloon
* pylon : pyloon ingang
* pyramid : piramide
* pyramid : pyramide
* pyramidic : piramidevormig
* pyrenean : pyrenees
* pyrenean : pyreneeën
* pyrenean : pyrenese
* pyrite : pyriet
* python : python
* qadi : kadi
* qua : als zodanig
* qua : qua
* qua : wat betreft
* quack : bedrieger
* quack : charlatan
* quack : kwak
* quack : kwaken
* quack : kwakzalver
* quack : wonderdokter
* quackery : kwakzalverij
* quadrangle : vierhoek
* quadrant : kwadrant
* quadrilateral : vierhoek
* quadrilateral : vierhoekig
* quadrupedal : viervoetig
* quadruple : verviervoudigen
* quadruple : viervoud
* quagmire : moeras
* quail : kwakkel
* quail : kwartel
* quaint : curieus
* quaint : typisch
* quaint : vreemd
* quaint : vreemdsoortig
* qualification : bevoegdheid
* qualification : kwalificatie
* qualified : bevoegd
* qualify : bepalen
* qualify : een bevoegdheid behalen
* qualify : kwalificeren
* quality : allooi
* quality : eigenschap
* quality : klasse
* quality : kwaliteit
* quality paper : kwaliteitskrant
* qualm : bedenking
* qualm : scrupule
* quantity : boel
* quantity : grootheid
* quantity : hoeveelheid
* quantity : sterkte
* quarantine : afzondering
* quarantine : in quarantaine plaatsen
* quarantine : in quarantaine zetten
* quarantine : quarantaine
* quark : quark
* quarrel : discussie
* quarrel : discussiëren
* quarrel : dispuut
* quarrel : geschil
* quarrel : heibel
* quarrel : herrie
* quarrel : kiften
* quarrel : kijven
* quarrel : krakelen
* quarrel : kwestie
* quarrel : mot
* quarrel : onenigheid
* quarrel : onenigheid hebben
* quarrel : onmin
* quarrel : redetwist
* quarrel : redetwisten
* quarrel : ruzie
* quarrel : ruzie maken
* quarrel : ruziemaken
* quarrel : ruziën
* quarrel : strijd
* quarrel : tweespalt
* quarrel : twist
* quarrel : twistgesprek
* quarter : buurt
* quarter : kwart
* quarter : kwartaal
* quarter : kwartje
* quarter : stadswijk
* quarter : trimester
* quarter : wijk
* quarter of an hour : kwartier
* quarter past : kwart over één
* quarter to : kwart voor twee
* quarterly : driemaandelijks
* quarters : kamers
* quarters : vertrekken
* quartet : kwartet
* quartz : kwartz
* quash : afwijzen
* quash : doen falen
* quash : laten mislukken
* quash : verijdelen
* quash : vernielen
* quash : vernietigen
* quash : verwoesten
* quaternion : kwaternion
* quay : aanlegplaats
* quay : kaai
* quay : kade
* quay : perron
* quay : wal
* queen : dame
* queen : kattin
* queen : koningin
* queen : poes
* queen : vorstin
* queen : vrouw
* queen : wijfjeskat
* queer : afwijkend
* queer : bizar
* queer : holebi
* queer : homo
* queer : homoseksueel
* quell : neerslaan
* quell : onderdrukken
* quell : smoren
* quell : verkroppen
* quell : verstikken
* quest : speurtocht
* quest : speurwerk
* quest : zoektocht
* question : aanvechten
* question : bestrijden
* question : betwijfelen
* question : betwisten
* question : een verhoor afnemen
* question : kwestie
* question : motie
* question : navraag
* question : om iemands hand vragen
* question : ondervragen
* question : tegenspreken
* question : thema
* question : twijfel
* question : verhoren
* question : vraag
* question mark : vraagteken
* questionable : aanvechtbaar
* questionable : betwistbaar
* questionnaire : vragenlijst
* queue : in de rij staan
* queue : rij
* queue : wachtrij
* quibble : bedillen
* quibble : haarkloven
* quibble : het lastig maken
* quibble : muggeziften
* quibble : vitten
* quick : gauw
* quick : gezwind
* quick : haastig
* quick : levend vlees
* quick : rap
* quick : snel
* quick : spoedig
* quick : vlug
* quickly : gauw
* quickly : gezwind
* quickly : hard
* quickly : in allerijl
* quickly : schielijk
* quickly : snel
* quickly : spoedig
* quickly : vlug
* quicksand : drijfzand
* quicksands : drijfzand
* quicksilver : kwik
* quicksilver : kwikzilver
* quiet : bedaard
* quiet : bedaren
* quiet : geruststellen
* quiet : kalm
* quiet : kalmeren
* quiet : kalmte
* quiet : rust
* quiet : rustig
* quiet : rustig worden
* quiet : rustigheid
* quiet : stil
* quiet : stilte
* quiet : zwijgzaam
* quietly : kalm
* quietly : op zijn gemak
* quietly : rustig
* quietness : bedaardheid
* quietness : kalmte
* quietness : rust
* quietness : rustigheid
* quilt : dekbed
* quilt : stikken
* quince : kweepeer
* quince jam : kweeperenjam
* quinine : kinine
* quinsy : angina
* quinsy : keelontsteking
* quintuplet : vijfling
* quip : bespotten
* quip : de spot drijven met
* quip : voor de zot houden
* quip : zich vrolijk maken over
* quisling : landverrader
* quit : aftreden
* quit : bedanken
* quit : in de steek laten
* quit : laten varen
* quit : opgeven
* quit : ophouden met
* quit : stoppen met
* quit : uittreden
* quit : verlaten
* quite : basta
* quite : bijster
* quite : bijzonder
* quite : erg
* quite : finaal
* quite : geheel
* quite : genoeg
* quite : heel
* quite : helemaal
* quite : min of meer
* quite : nogal
* quite : tamelijk
* quite : terdege
* quite : totaal
* quite : volkomen
* quite : volledig
* quite : vrij
* quite : zeer
* quitted : hield op
* quitted : hielden op
* quitted : opgehouden
* quiver : beven
* quiver : beving
* quiver : bibberen
* quiver : huiveren
* quiver : huivering
* quiver : rillen
* quiver : rilling
* quiver : trillen
* quiver : trilling
* quivering : beving
* quivering : huivering
* quivering : rilling
* quivering : trilling
* quiz : quiz
* quotation : aanhaling
* quotation : citaat
* quotation mark : aanhalingsteken
* quotation marks : aanhalingstekens
* quote : aanhalen
* quote : aanhalingsteken
* quote : citeren
* quote : noemen
* quotes : aanhalingstekens
* quotidian : dagelijks
* rabbi : rabbi
* rabbi : rabbijn
* rabbit : konijn
* rabble : canaille
* rabble : geboefte
* rabble : gespuis
* rabble : grauw
* rabble : schorem
* rabble : schorremorrie
* rabble : tuig
* rabid : dol
* rabid : hondsdol
* rabid : razend
* rabies : dolheid
* rabies : hondsdolheid
* rabies : razernij
* raccoon : wasbeer
* race : geslacht
* race : hardlopen
* race : hollen
* race : racen
* race : ras
* race : rennen
* race : snellen
* race : stam
* race : volksstam
* race-course : baan
* race-course : parcours
* racial discrimination : rassendiscriminatie
* racial segregation : rassenscheiding
* racing driver : autocoureur
* racing motorist : autocoureur
* racism : racisme
* racist : racist
* racist : racistisch
* rack : arak
* rack : pijnbank
* rack : rek
* rack : rijstbrandewijn
* rack one's brains : piekeren
* rack one's brains : zich het hoofd breken
* racoon : wasbeer
* radar : radar
* radar : raderwerk
* radiate : bestralen
* radiate : stralen
* radiate : uitstralen
* radiation : bestraling
* radiation : radiotherapie
* radiation : straling
* radiator : radiator
* radical : grondig
* radical : ingrijpend
* radical : radicaal
* radical : stam
* radical : vergaand
* radical : wortelteken
* radically : grondig
* radically : radicaal
* radio : draadloze
* radio : radio
* radioactive waste : radioactief afval
* radiology : radiologie
* radish : radijs
* radish : radijsje
* radium : radium
* radius : actieradius
* radius : radius
* radius : spaakbeen
* radius : straal
* radon : radon
* raffle : loterij
* raffle : verloting
* raft : vlot
* rag : flard
* rag : lap
* rag : lomp
* rag : lor
* rag : rag
* rag : tod
* rag : vod
* rag : vodje
* rage : woede
* ragout : ragoût
* ragpicker : voddenkoopman
* ragpicker : voddenman
* ragpicker : voddenraper
* ragwort : kruiskruid
* rail : rail
* rail : spoorstaaf
* rail in : afrasteren
* rail off : afrasteren
* railing : balie
* railing : balustrade
* railing : hekje
* railing : leuning
* railroad : spoor
* railroad : spoorweg
* railroad : spoorweg uitbaten
* railroad : versporen
* railway : spoor
* railway : spoorweg
* railway carriage : spoorwagen
* railway carriage : wagon
* railway platform : bordes
* railway platform : stoep
* railway station : spoorwegstation
* railway station : stationsgebouw
* railway ticket : treinkaartje
* rain : regen
* rain : regenen
* rain cats and dogs : gieten
* rain cats and dogs : pijpenstelen regenen
* rain cats and dogs : regenen dat het giet
* rain cats and dogs : sauzen
* rain cats and dogs : stortregenen
* rainbow : iriserend
* rainbow : regenboog
* rainbow : regenboogkleurig
* rainbow trout : regenboogforel
* raincoat : regenmantel
* raindrop : regendruppel
* rainfall : neerslag
* rainforest : regenwoud
* rainy season : regenseizoen
* rainy season : regentijd
* raise : beuren
* raise : dresseren
* raise : een lied aanheffen
* raise : fokken
* raise : grootbrengen
* raise : heffen
* raise : inzetten
* raise : kweken
* raise : opdrijven
* raise : opfokken
* raise : ophalen
* raise : ophogen
* raise : opkweken
* raise : opleiden
* raise : oprichten
* raise : opvoeden
* raise : telen
* raise : tillen
* raise : verheffen
* raise : verhogen
* raise the alarm : aanslaan
* raise the alarm : alarm slaan
* raise the alarm : alarmeren
* raisin : rozijn
* rake : aanharken
* rake : gritsel
* rake : gritselen
* rake : hark
* rake : harken
* rake : opharken
* rake : rakelen
* rake : riek
* rake : uitkammen
* ram : ram
* rambutan : ramboetan
* rampart : bastion
* rampart : bolwerk
* rampart : omwalling
* rampart : vestingwal
* rampart : wal
* ran : liep
* ran : liepen
* ran : rende
* ran : renden
* ranch : bezitting
* ranch : boerderij
* ranch : goed
* ranch : landgoed
* ranch : ranch
* rancher : boer
* rancid : garstig
* rancid : rans
* rancid : ransig
* rancid : ranzig
* rancour : haatdragendheid
* rancour : rancune
* rancour : wraakgierigheid
* rancour : wraakzucht
* rancour : wrok
* rand : bergketen
* rand : rand
* random : incidenteel
* random : toevallig
* random : willekeurig
* range : bereik
* range : draagkracht
* range : draagwijdte
* range : sortering
* rank : beurt
* rank : file
* rank : gelid
* rank : graad
* rank : rang
* rank : reeks
* rank : rij
* rank : stand
* rank : status
* rank : toerbeurt
* ransom : afkoopsom
* ransom : afkopen
* ransom : losgeld
* ransom : loskopen
* ransom : vrijkopen
* rap : rappen
* rap at the door : aankloppen
* rape : verkrachten
* rape : verkrachting
* rapid : gauw
* rapid : gezwind
* rapid : haastig
* rapid : snel
* rapid : snelle
* rapid : spoedig
* rapid : stroomversnelling
* rapid : vlug
* rapier : degen
* rapier : zijdgeweer
* rapist : verkrachter
* rapsody : rapsodie
* rare : bloedig
* rare : bloedige
* rare : ongemeen
* rare : saignant
* rare : schaars
* rare : zeldzaam
* rare : zeldzame
* rarefy : verdunnen
* rarefy : verspreiden
* rarely : zelden
* rascal : rakker
* rascal : rekel
* rascal : rekels
* rasp : raspen
* raspberry : framboos
* raspberry : frambozen-
* raspberry : frambozenstruik
* raspberry : met frambozensmaak
* rat : bruine rat
* rat : rat
* rat : rioolrat
* rat : rot
* rat : zwarte rat
* rat-poison : muizengif
* rate : begroten
* rate : evenredigheid
* rate : graad
* rate : percentage
* rate : proportie
* rate : rang
* rate : schatten
* rate : stand
* rate : status
* rate : tarief
* rate : taxeren
* rate : verhouding
* rate : waarderen
* rate : zinsnede
* rate of exchange : beursnotering
* rate of exchange : koers
* rate of exchange : notering
* rate of exchange : prijsnotering
* ratepayer : belastingbetaler
* rather : aardig
* rather : basta
* rather : beter
* rather : bij voorkeur
* rather : een beetje
* rather : een klein beetje
* rather : een weinig
* rather : eer
* rather : enigszins
* rather : genoeg
* rather : ietwat
* rather : immers
* rather : juister
* rather : lichtelijk
* rather : liefst
* rather : liever
* rather : nogal
* rather : tamelijk
* rather : toch
* rather : tussenin
* rather : veeleer
* rather : veelmeer
* rather : vrij
* rather : wat
* rather : wel
* rather : zeker
* rather : zier
* ratification : bekrachtiging
* ratification : bezegeling
* ratification : ratificatie
* ratify : bekrachtigen
* ratify : ratificeren
* rational : rationeel
* rational : rationele
* rational : redelijk
* rational : redelijke
* rational : verstandelijk
* rational : verstandelijke
* rational number : reëel getal
* rattle : klakken
* rattle : klappen
* rattle : kletteren
* rattle : klikken
* rattle : ratelaar
* rattle off : afdraaien
* rattlesnake : ratelslang
* ravage : afstropen
* ravage : uitschudden
* rave : krankzinnig zijn
* raven : raaf
* ravine : bergkloof
* ravine : kloof
* ravine : ravijn
* raw : bot
* raw : cru
* raw : grof
* raw : onbehouwen
* raw : onbewerkt
* raw : ongekookt
* raw : pril
* raw : prille
* raw : rauw
* raw : rauwe
* raw : ruig
* raw : ruw
* raw : ruwe
* raw : snauwerig
* raw material : grondstof
* ray : band
* ray : reep
* ray : rog
* ray : straal
* ray : straaltje
* ray : streep
* ray : strook
* ray : wapenbalk
* razor : mes
* razor : scheermes
* razor blade : scheermesje
* razor-blade : scheermesje
* re : betreft
* re- : her-
* re- : re-
* re- : terug-
* re- : weer-
* re-create : herscheppen
* re-elect : herkiezen
* re-laid : herlegd
* re-laid : herlegde
* re-laid : herlegden
* re-read : doorkijken
* re-read : herlezen
* re-read : nalezen
* reach : behalen
* reach : bereik
* reach : bereiken
* reach : draagkracht
* reach : draagwijdte
* reach : inhalen
* reach : reiken tot
* reach : treffen
* reach an early grave : om jongelui om te komen
* reach for : reiken naar
* reach forward : vooroverreiken
* react : reageren
* reaction : reactie
* reactionary : reactionair
* read : aflezen
* read : gelezen worden
* read : horen
* read : lezen
* read : luiden
* read : ontvangen
* read : uitkrijgen
* read : uitlezen
* read again : doorkijken
* read again : herlezen
* read again : nalezen
* read out : aflezen
* read out : uitkrijgen
* read out : uitlezen
* read over again : doorkijken
* read over again : herlezen
* read over again : nalezen
* readable : leesbaar
* reader : lezer
* readiness : bereidheid
* readiness : gereedheid
* readiness : paraatheid
* readiness to help : behulpzaamheid
* readiness to help : hulpvaardigheid
* reading : inschatting
* reading : lees-
* reading : lezen
* reading : lezing
* reading : uitlezing
* reading matter : lectuur
* ready : af
* ready : afgelopen
* ready : bereidvaardig
* ready : dienstwillig
* ready : gereed
* ready : klaar
* real : daadwerkelijk
* real : echt
* real : echte
* real : effectief
* real : feitelijk
* real : real
* real : reëel
* real : reële
* real : vast-
* real : waar
* real : ware
* real : werkelijk
* real : wezenlijk
* real estate : immobiliën
* real estate : onroerend goed
* real estate : vastgoed
* real number : reëel getal
* realise : beseffen
* realism : realisme
* realist : realist
* reality : realiteit
* reality : waarheid
* reality : werkelijkheid
* realization : benul
* realization : besef
* realization : inzicht
* realization : verstand
* realize : begrijpen
* realize : beseffen
* realize : bevatten
* realize : snappen
* realize : vatten
* realize : verstaan
* realize : zich bewust zijn
* realize : zich realiseren
* really : echt
* really : inderdaad
* really : naar waarheid
* really : waarachtig
* really : waarlijk
* really : werkelijk
* really : werkelijk echt
* really : wezenlijk
* realm : koninkrijk
* realm : rijk
* realm : sfeer
* realm : staat
* realm : wereld
* rear : achtereind
* rear : achterhoede
* rear : achterkant
* rear : fokken
* rear : opfokken
* rear : opkweken
* rear : telen
* rear axle : achteras
* rear platform : achterbalkon
* rear seat : achterbank
* rear wheel : achterwiel
* rear window : achterruit
* rear-exit : achteruitgang
* rear-lamp : achterlicht
* rear-light : achterlicht
* rearguard : achterhoede
* reason : beweegreden
* reason : drijfveer
* reason : motief
* reason : oorzaak
* reason : rede
* reason : reden
* reason : term
* reason : verstand
* reason about : beredeneren
* reason upon : beredeneren
* reasonable : bescheiden
* reasonable : billijk
* reasonable : gematigd
* reasonable : matig
* reasonable : redelijk
* reasonable : schappelijk
* reasonable : sober
* reasonable : verstandig
* reassure : geruststellen
* rebate : afslaan
* rebate : afslag
* rebate : aftrekken
* rebate : korten
* rebate : korting
* rebate : korting geven
* rebate : rabat
* rebel : in opstand komen
* rebel : muiten
* rebel : muiter
* rebel : oproerling
* rebel : opstandeling
* rebel : rebel
* rebel : rebelleren
* rebellion : muiterij
* rebellion : onlusten
* rebellion : opstand
* rebellion : rebellie
* rebellious : oproerig
* rebellious : opstandig
* reboot : heropstarten
* reboot : herstarten
* rebound : aanslaan
* rebound : afstuiten
* rebound : opspringen
* rebound : stuiten
* rebound : stuiteren
* rebound : terugspringen
* rebuff : afpoeieren
* rebuilt : bouwde herop
* rebuilt : bouwden herop
* rebuilt : heropgebouwd
* rebuke : afkeuren
* rebuke : beknorren
* rebuke : berispen
* rebuke : een standje geven
* rebuke : gispen
* rebuke : laken
* rebuke : terechtwijzen
* rebuke : uitkafferen
* rebuke : verwerpen
* rebuke : verwijten
* rebuke : wraken
* recalcitrant : onverzettelijk
* recall : gedenken
* recall : herdenken
* recall : herinneren
* recall : memoreren
* recall : onthouden
* recall : terugdenken
* recall : weer te binnen brengen
* recall : zich herinneren
* recapitulation : recapitulatie
* recapture : heroveren
* recede : achteruitgaan
* recede : mislukken
* recede : tegenlopen
* recede : vervallen
* receipt : bonnetje
* receipt : kassabon
* receipt : kwitantie
* receipt : kwiteren
* receipt : ontvangbewijs
* receipt : ontvangstbewijs
* receipt : reçu
* receipt : voor voldaan tekenen
* receive : aannemen
* receive : aanvaarden
* receive : accepteren
* receive : erkennen
* receive : genieten
* receive : krijgen
* receive : ontvangen
* receive : recipiëren
* receive : toucheren
* recent : fris
* recent : luchtig
* recent : onbedorven
* recent : vers
* recently : de laatste tijd
* recently : kort geleden
* recently : onlangs
* recently : recentelijk
* reception : ontvangst
* reception : receptie
* reception room : ontvangkamer
* reception room : ontvangstkamer
* reception room : receptie
* reception-room : ontvangkamer
* receptionist : receptioniste
* receptionist : receptionnist
* recess : alkoof
* recess : pauze
* recess : rust
* recession : recessie
* recipe : (kook)recept
* recipe : kookrecept
* recipe : recept
* recipient : ontvanger
* reciprocal : onderling
* reciprocal : wederkerig
* reciprocal : wederzijds
* reciprocal impedance : admittantie
* reciprocal impedance : reciproke impedantie
* reciprocal pronoun : wederkerig voornaamwoord
* reciprocally : over en weer
* reciprocate : beantwoorden
* reciprocate : terugdoen
* reciprocate : vergelden
* recite : declameren
* recite : opzeggen
* recite : reciteren
* recite : voordragen
* reciter : declamator
* reciter : voordrager
* reckless : roekeloos
* reckoning : bestek
* reckoning : rekening
* reclaim : ontwoekeren
* recline : liggen
* recognise : erkennen
* recognise : herkennen
* recognition : erkenning
* recognizable : herkenbaar
* recognize : agnosceren
* recognize : als waarheid aannemen
* recognize : erkennen
* recognize : herkennen
* recognize : honoreren
* recognize : onderkennen
* recollect : gedenken
* recollect : herdenken
* recollect : onthouden
* recollect : terugdenken
* recollect : zich herinneren
* recollection : aandenken
* recollection : gedachtenis
* recollection : geheugen
* recollection : herdenking
* recollection : herinnering
* recollection : heugenis
* recommend : aanbevelen
* recommend : recommanderen
* recommendable : aanbevelenswaard
* recommendable : aanbevelenswaardig
* recommendation : aanbeveling
* recommendation : kandidatenlijst
* recommendation : nominatie
* recommendation : recommandatie
* recommendation : voordracht
* recommended : aanbevolen
* recommended price : adviesprijs
* reconcile : verzoenen
* reconciliation : verzoening
* record : D-snaar
* record : aantekenen
* record : antecedenten
* record : boeken
* record : discus
* record : exposé
* record : grammofoonplaat
* record : melding
* record : opnemen
* record : plaat
* record : rapport
* record : record
* record : register
* record : registreren
* record : rol
* record : schijf
* record : vastleggen
* record : verslag
* record chart : hitparade
* record-player : grammofoon
* recorder : blokfluit
* records : archief
* recover : beter worden
* recover : genezen
* recover : helen
* recover : herkrijgen
* recover : herstellen
* recover : herwinnen
* recover : terugvinden
* recovery : behoud
* recovery : berging
* recovery : heil
* recovery : herstel
* recovery : redding
* recovery : uitkomst
* recovery : uitredding
* recovery : verlossing
* recreation : gedaanteverwisseling
* recreation : herschepping
* recreation : metamorfose
* recreation : vervorming
* recruit : aanbrengen
* recruit : aantrekken
* recruit : aanwerven
* recruit : milicien
* recruit : recruteren
* recruit : recruut
* recruit : rekruut
* recruit : werven
* recruitment : werving
* rectangle : rechthoek
* rector : rector
* recuperate : aansterken
* recuperate : op verhaal komen
* recursion : recursie
* recursive : recursief
* recursive : recursieve
* recyclability : recycleerbaarheid
* recyclable : recycleerbaar
* recycle : herbruiken
* recycle : recycleren
* red : blos
* red : blozend
* red : kleur
* red : rood
* red : ros
* red : rosse
* red admiral : admiraal
* red admiral : admiraalvlinder
* red admiral : atalanta
* red currant : aalbes
* red currant : rode aalbes
* red currant : rode bes
* red deer : edelhert
* red herring : afleidingsmanoeuvre
* red herring : bokking
* red of dawn : morgenrood
* red wine : rode wijn
* red-handed : op heterdaad
* red-hot : gloeiend heet
* red-light district : rodelampjesbuurt
* red-light district : rosse buurt
* redden : rood maken
* redden : rood worden
* redeem : afkopen
* redeem : aflossen
* redeem : delgen
* redeem : loskopen
* redeem : vrijkopen
* redeemable : aflosbaar
* redemption : afkoping
* redemption : aflossing
* redemption : afschrijving
* redemption : amortisatie
* redemption : delging
* redemption : schulddelging
* redemption : verlossing
* redemption : vrijkoping
* redemption : zaligmaking
* redemption money : afkoopsom
* redheaded : roodharig
* redid : herdeden
* redid : herdeed
* redirect : doorverwijzen
* redone : herdaan
* redshift : roodverschuiving
* reduce : afprijzen
* reduce : herleiden
* reduce : inkrimpen
* reduce : reduceren
* reduce : vereenvoudigen
* reduce : verlagen
* reduce : zetten
* reduce the price : afslaan
* reduce the price : pareren
* reduce the price : terugslaan
* reduce the price : terugstoten
* reduced : gereduceerd
* reduced hours : arbeidstijdverkorting
* reduced hours : werktijdverkorting
* redundancy : werkloosheid
* redundancy pay : afvloeiingsregeling
* redundancy scheme : afvloeiingsregeling
* redundant : overbodig
* redundant : overtollig
* reed : riet
* reedmace : lisdodde
* reef : klip
* reef : reffen
* reef : rif
* reef knot : platte knoop
* reek : geuren
* reek : rieken
* reek : ruiken
* reek : stinken
* reek : vies ruiken
* reel off : afdraaien
* refashioning : herschepping
* refashioning : vervorming
* refectory : eetzaal
* refectory : refter
* refer : doorverwijzen
* refer : verwijzen
* refer to : verwijzen naar
* referee : arbiter
* referee : scheidsrechter
* reference : doorverwijzing
* reference : referentie
* reference : verwijzing
* referendum : referendum
* refine : louteren
* refine : raffineren
* refine : verfijnen
* refined : delicaat
* refined : fijn
* refined : gevoelig
* refined : iel
* refined : kies
* refined : kieskeurig
* refined : tactvol
* refined : teder
* refined : teer
* refinement : beschaafdheid
* refinement : welgemanierdheid
* refinery : raffinaderij
* reflect : afspiegelen
* reflect : reflecteren
* reflect : spiegelen
* reflect : terugkaatsen
* reflect : weergeven
* reflect : weerkaatsen
* reflect : weerspiegelen
* reflect on : bedenken
* reflect on : nadenken
* reflect on : overdenken
* reflect on : wikken
* reflect on : zinnen
* reflect on : zinnen op
* reflection : afspiegeling
* reflection : weerglans
* reflexive pronoun : wederkerend voornaamwoord
* reform : hervormen
* reform : hervorming
* reform : reformeren
* reformed : hervormd
* refract : breken
* refractory : balsturig
* refrain : inhouden
* refrain : onthouden
* refrain : refrein
* refrain : terughouden
* refrain : verzetten
* refresh : laven
* refresh : opfrissen
* refresh : opknappen
* refresh : verfrissen
* refresh : verversen
* refreshing : verfrissend
* refreshment : verfrissing
* refrigerate : koelen
* refrigerator : frigo
* refrigerator : ijskast
* refrigerator : koelcel
* refrigerator : koelkast
* refuge : schuilplaats
* refuge : toevlucht
* refuge : veilige plek
* refugee : uitgewekene
* refugee : vluchteling
* refund : terugbetalen
* refusal : afwijzing
* refusal : weigering
* refuse : afkeuren
* refuse : afval
* refuse : afwijzen
* refuse : bocht
* refuse : het verdommen
* refuse : rommel
* refuse : schuim
* refuse : terugwijzen
* refuse : uitschot
* refuse : vertikken
* refuse : vuil
* refuse : weigeren
* refuse dump : stortplaats
* refutation : weerlegging
* refute : ontzenuwen
* refute : weerleggen
* regain : herwinnen
* regain : inhalen
* regal : koninklijk
* regal : vorstelijk
* regard : aanzien
* regard : achting
* regard : bekijken
* regard : beschouwen
* regard : blikken
* regard : gezochtheid
* regard : kijken
* regard : kijken naar
* regard : nagaan
* regard : overwegen
* regard : rekening houden met
* regard : schouwen
* regard : tel
* regard : toekijken
* regard : toezien
* regard : zien
* regard/to consider : beschouwen
* regeneration : gedaanteverwisseling
* regeneration : herschepping
* regeneration : metamorfose
* regeneration : vervorming
* regime : regime
* regime change : regime verandering
* regiment : regiment
* region : gebied
* region : gewest
* region : landstreek
* region : regio
* region : streek
* regional : gewestelijk
* regional : regionaal
* regional : streek-
* regional lockout : regionale uitsluiting
* register : aangeven
* register : aantekenen
* register : boeken
* register : inschrijven
* register : register
* register : registreren
* register : rol
* register : vastleggen
* registered : aangetekend
* registered : geregistreerd
* registered : ingeschreven
* registered letter : aangetekende brief
* registered share : aandeel op naam
* registered trademark : geregistreerd handelsmerk
* registrar : ambtenaar van de burgerlijke stand
* registrar : griffier
* regret : bejammeren
* regret : berouw
* regret : berouw hebben van
* regret : berouwen
* regret : betreuren
* regret : het jammer vinden van
* regret : leedwezen
* regret : ontzien
* regret : sparen
* regret : spijt
* regret : spijt hebben van
* regret : spijten
* regrettable : betreurenswaardig
* regrettable : spijtig
* regrettably : helaas
* regrettably : jammer
* regrettably : jammer genoeg
* regrettably : tot mijn spijt
* regular : gelijkmatig
* regular : geregeld
* regular : gewone
* regular : gewoon
* regular : regelmatig
* regular : regelmatige
* regular : steevast
* regular : vast
* regular : vaste
* regular : vaste klant
* regular : zwak
* regular : zwakke
* regularly : dikwijls
* regularly : gedurig
* regularly : geregeld
* regularly : menigmaal
* regularly : regelmatig
* regularly : vaak
* regularly : veel
* regularly : veelal
* regularly : veeltijds
* regulate : regelen
* regulate : reglementeren
* regulate : reguleren
* regulate : vereffenen
* regulation : bepaling
* regulation : regel
* regulation : regeling
* regulation : voorschrift
* regulations : reglement
* regulations : statuut
* rehab centre : afkickcentrum
* rehabilitate : revalideren
* rehabilitation : reclassering
* rehearsal : repetitie
* rehearse : repeteren
* reign : bestuur
* reign : bewind
* reign : heerschap
* reign : heerschappij
* reign : heersen
* reign : regeren
* reign : regering
* reign : troon
* reign of terror : schrikbewind
* reign of terror : terreur
* rein : besturen
* rein : beteugelen
* rein : teugel
* reindeer : rendier
* reindeer-sledge : rendierslee
* reindeer-sleigh : rendierslee
* reinforce : benadrukken
* reinforce : versterken
* reinvent the wheel : het wiel opnieuw uitvinden
* reject : afkeuren
* reject : afslaan
* reject : afstemmen
* reject : afwijzen
* reject : het verdommen
* reject : invalide verklaren
* reject : nee zeggen tegen
* reject : terugwijzen
* reject : vertikken
* reject : verwerpen
* reject : weigeren
* reject : wraken
* rejection : afwijzing
* rejection : verwerping
* rejection : wraking
* rejoice : blij zijn
* rejoice : genieten van
* rejoice : zich verblijden
* rejoice : zich verheugen
* rejuvenate : verjongen
* rejuvenation : verjonging
* relate : aanbelangen
* relate : aangaan
* relate : betreffen
* relate : debiteren
* relate : verhalen
* relate : verkeren
* relate : vertellen
* relate : zich verhouden
* related : aanverwant
* related : verwant
* related by marriage : aangetrouwd
* relation : betrekking
* relation : omgang
* relation : opzicht
* relation : relatie
* relation : verband
* relation : verhouding
* relation : verkeer
* relation : verstandhouding
* relations : bloedverwanten
* relations : familie
* relations : verwanten
* relationship : familiebetrekking
* relationship : relatie
* relationship : verwantschap
* relative : betrekkelijk
* relative : bloedverwant
* relative : familielid
* relative : relatief
* relative : verwant
* relative : vrouwelijk familielid
* relative : vrouwelijke verwant
* relative pronoun : betrekkelijk voornaamwoord
* relatively : aardig
* relatively : betrekkelijk
* relatively : relatief
* relatively : tamelijk
* relatives : bloedverwanten
* relatives : familie
* relatives : verwanten
* relativity : relativiteit
* relax : verslappen
* relax : zich verpozen
* relay racer : estafette
* relay rider : estafette
* release : afhelpen
* release : bevrijden
* release : laten
* release : laten begaan
* release : laten schieten
* release : loslaten
* release : lossen
* release : lozen
* release : tappen
* release : toelaten
* release : uitbrengen
* release : uitlaten
* release : verlossen
* release : vieren
* release : vrijlaten
* release : vrijmaken
* release : weglaten
* release on parole : voorwaardelijk vrijlaten
* relevance : belang
* relevance : relevantie
* reliability : betrouwbaarheid
* reliable : betrouwbaar
* reliable : vertrouwd
* relic : overblijfsel
* relief : hulp
* relief : opluchting
* relief : verademing
* relief : vergemakkelijking
* relief : verlichting
* relief organization : hulporganisatie
* relieve/to alleviate/to soothe : verlichten
* relieved : opgelucht
* relieved : vrijgesteld
* religion : geloof
* religion : godsdienst
* religion : religie
* religious : gelovig
* religious : godsdienstig
* religious : religieus
* relinquish : afstaan
* relinquish : afstappen van
* relinquish : afzien van
* relinquish : het veld ruimen
* relinquish : toegeven
* relinquish : wijken
* relinquish : zwichten
* relinquishment : afstand
* relish : snoepen
* reluctance : tegenzin
* reluctantly : met tegenzin
* rely on : afgaan op
* rely on : steunen op
* rely on : vertrouwen op
* rely on : zich verlaten op
* remain : achterblijven
* remain : blijven
* remain : nablijven
* remain : overblijven
* remain : resten
* remain : resteren
* remain : toeven
* remain : verblijven
* remain in office : aanblijven
* remainder : afval
* remainder : overblijfsel
* remainder : overige
* remainder : rest
* remainder : resterende
* remainder : rommel
* remainder : staartje
* remaining : blijvend
* remaining : over
* remaining : overig
* remaining : resterend
* remaining : verder
* remains : restanten
* remains : resten
* remake : remake
* remark : aanmerking
* remark : bemerken
* remark : berisping
* remark : blaam
* remark : opmerken
* remark : opmerking
* remark : standje
* remark : terechtwijzing
* remarkable : merkwaardig
* remarkable : opmerkelijk
* remedy : beter maken
* remedy : genezen
* remedy : helen
* remedy : medium
* remedy : middel
* remedy : remedie
* remedy : weg
* remember : gedenken
* remember : herdenken
* remember : herinneren
* remember : onthouden
* remember : terugdenken
* remember : zich herinneren
* remind : herinneren
* remind of : herinneren aan
* remiss : nalatig
* remiss : nonchalant
* remiss : onachtzaam
* remissness : nalatigheid
* remissness : nonchalance
* remit (into) : overboeken (naar)
* remit (into) : overmaken
* remit : afgelasten
* remit : annuleren
* remit : ontbinden
* remit : tenietdoen
* remit : terugnemen
* remittance : afdracht
* remittance : overschrijving
* remittance : transfer
* remittance of money : afdracht
* remittance of money : transfer
* remnants : restanten
* remnants : resten
* remorse : berouw
* remorse : wroeging
* remorseless : meedogenloos
* remote : afgelegen
* remote : apart
* remote : geïsoleerd
* remote : van op afstand
* remote : ver
* remote : veraf
* remote : verafgelegen
* remote : ververwijderd
* remote : verwijderd
* remote control : afstandsbediening
* remote control : afstandsbesturing
* remotely : achteraf
* remotely : afgelegen
* remotely : ver
* removable : afneembaar
* removal : verhuizing
* remove : afschaffen
* remove : elimineren
* remove : opdoeken
* remove : uitmaken
* remove : verwijderen
* remove : wegdoen
* remove : weghalen
* remove the cloth : afnemen
* remove the cloth : afruimen
* remover : verhuizer
* render : reproduceren
* render : weergeven
* rendezvous : afspraak
* rendezvous : rendez-vous
* renegade : afvallige
* renegate : afvallige
* renew : renoveren
* renew : vernieuwen
* rennet-stomach : leb
* rennet-stomach : lebbe
* rennet-stomach : lebmaag
* renounce : afstand doen van
* renounce : afstappen van
* renounce : afzien van
* renounce : afzweren
* renounce : opgeven
* renounce : uitvallen
* renounce : verzaken
* renown : befaamdheid
* renown : beroemdheid
* renown : faam
* renown : gerucht
* renown : glorie
* renown : lof
* renown : mare
* renown : onderscheiding
* renown : reputatie
* renown : roem
* renown : roep
* renown : vermaardheid
* rent : huren
* rent : huur
* rent : huurprijs
* rent money : huur
* rent money : huurprijs
* rent out : verhuren
* rental : huur
* rented house : huurhuis
* renter : huurder
* renunciation : afstand
* renunciation : afzwering
* reoffender : recidivist
* reoffender : recidiviste
* repair : herstellen
* repair : maken
* repair : repareren
* repair : verhelpen
* repair : verstellen
* repair : weer goed maken
* reparation : herstelbetaling
* repay : restitueren
* repay : terugbetalen
* repay : terugstorten
* repay : vergelden
* repayable : aflosbaar
* repayment : afbetalingstermijn
* repayment : annuïteit
* repeat : doornemen
* repeat : herhalen
* repeat : nazeggen
* repeat parrot-like : nabauwen
* repeated : herhaald
* repeatedly : herhaaldelijk
* repeatedly : keer op keer
* repeatedly : meermaals
* repeatedly : telkens
* repel : afstoten
* repel : afweren
* repel : verjagen
* repellent : afstotelijk
* repellent : afweermiddel tegen insekten
* repellent : onguur
* repelling : afstotelijk
* repelling : onguur
* repent : berouw hebben
* repent : berouw hebben van
* repent : berouwen
* repent : tot inkeer komen
* repent of : berouw hebben van
* repent of : berouwen
* repentance : berouw
* repentance : boetvaardigheid
* repentance : inkeer
* repentance : wroeging
* repentant : berouwvol
* repentant : boetvaardig
* repertoire : repertoire
* repetition : herhaling
* repetition : repetitie
* replace : in de plaats stellen van
* replace : inboeten
* replace : vervangen
* replacement : aanvulling
* replacement : aflossing
* replacement : vervanging
* replacement : voleinding
* replenishment : aanvulling
* replenishment : voleinding
* replete : afgeladen
* replete : boordevol
* replete : mudvol
* replete : stampvol
* replete : tjokvol
* replete : verzadigd
* replete : vol
* replete : zat
* reply : antwoord
* reply : antwoorden
* reply : antwoorden op
* reply : beantwoorden
* reply : bescheid
* reply : verantwoorden
* reply : wederwoord
* reply coupon : antwoordcoupon
* replying : beantwoording
* report : aanbrengen
* report : afkomen
* report : bekendmaken
* report : bekendmaking
* report : bericht
* report : berichten
* report : exposé
* report : informeren
* report : inlichten
* report : kennisgeving
* report : mare
* report : mededelen
* report : meedelen
* report : melden
* report : melding
* report : overbrengen
* report : rapport
* report : tijding
* report : verschijnen
* report : verslaan
* report : verslag
* report : verslag uitbrengen
* report : verwittigen
* report : verwittiging
* report : voorlichten
* report : voortzeggen
* repose : rust
* repose : rusten
* repository : opslagruimte
* reprehensible : laakbaar
* represent : afbeelden
* represent : ergens voor staan
* represent : representeren
* represent : uitbeelden
* represent : verbeelden
* represent : vertegenwoordigen
* represent : verzinnelijken
* represent : voorstellen
* representation : afbeelding
* representation : beeld
* representation : figuur
* representative : afgevaardigde
* representative : gedeputeerde
* representative : representatief
* representative : vertegenwoordiger
* representative : zaakbezorger
* representative : zaakwaarnemer
* reprint : herdruk
* reprint : herdrukken
* reprint : nadruk
* reprint : nadrukken
* reprint : overneming
* reproach : afkeuren
* reproach : beknorren
* reproach : berispen
* reproach : berisping
* reproach : blaam
* reproach : een standje geven
* reproach : gispen
* reproach : laken
* reproach : standje
* reproach : terechtwijzen
* reproach : terechtwijzing
* reproach : uitbrander
* reproach : uitkafferen
* reproach : verwijt
* reproach : verwijten
* reproach : wraken
* reproduce : reproduceren
* reproduce : weergeven
* reproduction : reproductie
* reproduction : weergave
* reproof : aanmerking
* reproof : berisping
* reproof : blaam
* reproof : standje
* reproof : terechtwijzing
* reprove : afkeuren
* reprove : beknorren
* reprove : berispen
* reprove : een standje geven
* reprove : gispen
* reprove : laken
* reprove : terechtwijzen
* reprove : uitkafferen
* reprove : verwijten
* reprove : wraken
* reptile : reptiel
* republic : republiek
* republic : vrijstaat
* republican : republikein
* republican : republikeins
* repulse : terugdringen
* repulse : verdringen
* repulse : weren
* repulsive : afstotelijk
* repulsive : onguur
* reputation : faam
* reputation : naam
* reputation : reputatie
* reputation : roep
* repute : befaamdheid
* repute : faam
* repute : gerucht
* repute : mare
* repute : reputatie
* repute : roem
* repute : roep
* request : aanvraag
* request : aanvragen
* request : aanzoek
* request : inroepen
* request : verzoek
* request : verzoeken
* request : vraag
* request : vragen
* requiem : dodenmis
* requiem : requiem
* require : (ver)eisen
* require : behoeven
* require : eisen
* require : hoeven
* require : moeten
* require : nodig hebben
* require : opeisen
* require : rekenen
* require : vereisen
* require : vergen
* require : voorschrijven
* require : vorderen
* requirement : vereiste
* requisite : behoefte
* requisite : benodigdheid
* requisite : vereiste
* requisites : benodigdheden
* requisition : opvorderen
* requisition : rekwireren
* requisition : vorderen
* rescue : behouden
* rescue : bergen
* rescue : redden
* rescue : redding
* research : exploreren
* research : nagaan
* research : onderzoek
* research : onderzoeken
* research : speurtocht
* research : speurwerk
* research : uitvissen
* research : uitzoeken
* research : vorsen
* researcher : onderzoeker
* resell : dooverkopen
* resemblance : gelijkenis
* resemblance : overeenkomst
* resemble : gelijken
* resemble : lijken
* resemble : lijken op
* resemble/to look like : lijken op
* resent : aanstoot nemen
* resent : aanstoot nemen aan
* resentment : haatdragendheid
* resentment : rancune
* resentment : wraakgierigheid
* resentment : wraakzucht
* resentment : wrevel
* resentment : wreveligheid
* resentment : wrok
* reserve : aanvragen
* reserve : bespreken
* reserve : bestellen
* reserve : intekenen
* reserve : openhouden
* reserve : reserve
* reserve : reserveren
* reserve : vrijhouden
* reservoir : bassin
* reservoir : kom
* reservoir : stroomgebied
* reservoir : vijver
* residence : domicilie
* residence : kwartier
* residence : logies
* residence : onderkomen
* residence : woning
* residence : woonplaats
* residence permit : verblijfsvergunning
* resident : bewoner
* resident : hotelgast
* residential area : woonwijk
* resign : abdiceren
* resign : abdiqueren
* resign : afstand doen
* resign : afstand doen van
* resign : aftreden
* resign : bedanken
* resign : demissionair zijn
* resign : ontslag nemen
* resign : opgeven
* resign : uittreden
* resign : uitvallen
* resign oneself : berusten
* resignation : aftreden
* resignation : berusting
* resignation : ontslagname
* resignation : uittreding
* resin : hars
* resist : tegenspartelen
* resist : tegenstreven
* resist : weerstaan
* resist : zich verzetten
* resistance : tegenkanting
* resistance : tegenstand
* resistance : tegenweer
* resistance : verzet
* resistance : weerstand
* resistor : verzetsstrijder
* resistor : weerstand
* resolute : beslist
* resolute : categorisch
* resolute : pertinent
* resolution : beslistheid
* resolution : motie
* resolution : resolutie
* resolve : oplossen
* resonance : galm
* resonance : nagalm
* resonance : naklank
* resonance : resonantie
* resonance : weergalm
* resonance : weerklank
* resonance-box : klankkast
* resort : vakantieoord
* resound : doorklinken
* resound : galmen
* resound : naklinken
* resound : resoneren
* resound : weergalmen
* resound : weerklinken
* resources : medium
* resources : middel
* resources : middelen
* resources : remedie
* resources : weg
* respect : aanzien
* respect : achting
* respect : eerbied
* respect : eerbiedigen
* respect : eerbiedwaardigheid
* respect : egards
* respect : gezochtheid
* respect : ontzag
* respect : opzicht
* respect : respect
* respect : respecteren
* respectability : eerwaardigheid
* respectable : achtbaar
* respectable : achtenswaardig
* respectable : eerbiedwaardig
* respectable : respectabel
* respective : respectief
* respiration : ademhaling
* resplendant : luisterrijk
* resplendant : opgeprikt
* resplendant : pompeus
* resplendant : weids
* respond : antwoorden
* respond : antwoorden op
* respond : beantwoorden
* respond : reageren
* respond : verantwoorden
* response : antwoord
* response : reactie
* response : respons
* responsibility : toerekenbaarheid
* responsibility : verantwoordelijkheid
* responsibility : verantwoording
* responsible : aansprakelijk
* responsible : betrouwbaar
* responsible : degelijk
* responsible : responsabel
* responsible : toerekenbaar
* responsible : verantwoordelijk
* rest : afval
* rest : berusten
* rest : daarbij laten
* rest : kalmte
* rest : ontspanning
* rest : overblijfsel
* rest : rest
* rest : rommel
* rest : rust
* rest : rusten
* rest : staartje
* rest : stilstaan
* rest : stilstand
* rest of : overig
* rest of : verder
* restaurant : eethuis
* restaurant : restaurant
* restaurant : restauratie
* resting-place : rusthuis
* resting-place : rustoord
* resting-place : rustplaats
* restore : herstellen
* restrain : aanvoeren
* restrain : afhouden
* restrain : bedwingen
* restrain : besturen
* restrain : beteugelen
* restrain : betomen
* restrain : de scepter zwaaien
* restrain : heersen
* restrain : in toom houden
* restrain : intomen
* restrain : onthouden
* restrain : onttrekken
* restrain : regeren
* restrain : weghouden
* restrained : beheerst
* restraint : zelfbeheersing
* restraint : zelfbestuur
* restraints : breidel
* restraints : teugel
* restraints : toom
* restrict : begrenzen
* restrict : beknotten
* restrict : beperken
* restrict : beperkingen opleggen aan
* restricted : begrensd
* restricted : beperkt
* restricted : eindig
* restriction : begrenzing
* restriction : beperking
* restrictive : beperkend
* restrictive : limitatief
* restroom : toilet
* restroom : wc
* result : afloop
* result : afstammen
* result : bevinding
* result : effect
* result : gevolg
* result : het gevolg zijn van
* result : ontspruiten
* result : resultaat
* result : resulteren
* result : uitkomen
* result : uitkomst
* result : uitslag
* result : uitvloeisel
* result : volgen
* result : voortkomen
* result : voortspruiten
* result : voortvloeisel
* resume : hervatten
* resume : met een schone lei beginnen
* resume : tabula rasa maken
* resumé : excerpt
* resumé : overzicht
* resumé : resumé
* resumé : samenvatting
* resumé : uittreksel
* retail : detailhandel
* retailer : detaillist
* retailer : kleinhandelaar
* retain : detineren
* retain : ophouden
* retain : reserveren
* retain : terughouden
* retain : weerhouden
* retardation : vertraging
* retarded : achterlijk
* retention : behoud
* retention : bewaring
* retention : handhaving
* retention : instandhouding
* retina : netvlies
* retina : retina
* retire : aftreden
* retire : met pensioen gaan
* retired : gepensioneerd
* retired : in ruste
* retired : rustend
* retired person : emeritus
* retired person : pensioentrekker
* retiree : gepensioneerde
* retiree : pensioentrekker
* retirement : pensioen
* retirement : pensionering
* retouch : bijwerken
* retouch : retoucheren
* retreat : aftocht
* retreat : aftrekken
* retreat : de aftocht blazen
* retreat : retraite
* retreat : sterven
* retreat : terugkrabbelen
* retreat : terugmars
* retreat : terugtrekking
* retreat : vergaan
* retreat : verscheiden
* retreat : zich terugtrekken
* retrenchment : besnoeiing
* retrenchment : vermindering
* retrograde : achterwaarts
* return : belastingaangifte
* return : hergeven
* return : rente
* return : reproduceren
* return : teruggaan
* return : teruggeven
* return : terugkeer
* return : terugkeren
* return : terugkomen
* return : terugkomst
* return : teruglopen
* return : terugtrekken
* return : vergelden
* return : wederkeer
* return : wederkeren
* return : wederkomen
* return : wederkomst
* return : weer gaan
* return : weergeven
* return : weeromkomen
* return-ticket : retourbiljet
* reunite : herenigen
* reveal : afkondigen
* reveal : kenbaar maken
* reveal : loslaten
* reveal : onthullen
* reveal : ontwikkelen
* reveal : openbaar maken
* reveal : openbaren
* reveal : publiceren
* reveal : ruchtbaar maken
* revelation : onthulling
* revelation : revelatie
* revenge : wraak
* revenge : wreken
* revenue : opbrengst
* revenue agent : tollenaar
* reverie : gedroom
* reverie : gemijmer
* reverie : mijmering
* reverse : achterkant
* reverse : achterzijde
* reverse : averechts
* reverse : omdraaien
* reverse : omgekeerd
* reverse : omgekeerde
* reverse : ommezijde
* reverse : rugstuk
* reverse : rugzijde
* reverse : tegengesteld
* reverse side : achterkant
* reverse side : achterzijde
* reverse side : ommezijde
* reverse side : rugstuk
* reverse side : rugzijde
* reversed : averechts
* reversed : omgekeerd
* reversed : tegengesteld
* reversion : erfrecht
* reversion : terugkeer
* review : bespreken
* review : controle
* review : een parade afnemen
* review : inspecteren
* review : nazicht
* review : recenseren
* review : recensie
* reviewer : recensent
* revise : herzien
* revise : inspecteren
* revise : nakijken
* revise : reviseren
* revive : herleven
* revive : herrijzen
* revive : opleven
* revive : reanimeren
* revolt : in opstand komen
* revolt : muiten
* revolt : muiterij
* revolt : onlusten
* revolt : opstand
* revolt : rebelleren
* revolution : omwenteling
* revolution : revolutie
* revolutionary : revolutionair
* revolver : revolver
* revue : periodiek
* revue : revue
* revue : tijdschrift
* reward : belonen
* reward : beloning
* reward : lonen
* reward : loon
* reward : terugdoen
* reward : vergelden
* reward : vergelding
* reward : wedervergelden
* rewind : terugspoelen
* rezignation : berusting
* rezignation : gelatenheid
* rhenium : renium
* rhetoric : rederijkerskunst
* rhetoric : retoriek
* rhetorical : retorisch
* rheumatism : reumatiek
* rhine : rijn
* rhino : neushoorn
* rhino : rinoceros
* rhinoceros : neushoorn
* rhinoceros : rinoceros
* rho : rho
* rhodium : rodium
* rhododendron : rododendron
* rhombus : griet
* rhombus : ruit
* rhombus : tarbot
* rhyme : berijmen
* rhyme : laten rijmen
* rhyme : op rijm zetten
* rhyme : rijm
* rhyme : rijmen
* rhythm : ritme
* rhythmic : ritmisch
* rib : balein
* rib : staafje
* ribbon : band
* ribbon : lint
* rice : rijst
* rice plant : rijstplant
* rice-field : rijstveld
* rich : gefortuneerd
* rich : rijk
* rich : vermogend
* rich man : rijkaard
* rich man : rijke
* rickety : aftands
* rickety : bouwvallig
* rickety : gammel
* rickety : uitgeleefd
* rickety : uitgewoond
* rickety : wrak
* rid :
* rid : afhelpen
* ridden : gereden
* riddle : puzzel
* riddle : raadsel
* ride : gaan
* ride : karren
* ride : rijden
* ride : varen
* ride a horse : paardrijden
* ride over : berijden
* rider : motorrijder
* rider : ruiter
* ridicule : belachelijk maken
* ridicule : bespotten
* ridicule : bespotting
* ridicule : de spot drijven met
* ridicule : persiflage
* ridicule : voor de zot houden
* ridicule : zich vrolijk maken over
* ridiculous : belachelijk
* ridiculous : gek
* ridiculous : lachwekkend
* ridiculous : mal
* ridiculous : ridicuul
* ridiculous : zot
* riff-raff : canaille
* riff-raff : geboefte
* riff-raff : gespuis
* riff-raff : geteisem
* riff-raff : grauw
* riff-raff : rifraf
* riff-raff : schorem
* riff-raff : schorremorrie
* riff-raff : tuig
* rifle : geweer
* rifle : karabijn
* rifle : roer
* rig : optakelen
* rig : optuigen
* rig : tuigen
* right : OK
* right : bevoegdheid
* right : billijk
* right : correct
* right : eerlijk
* right : gegrond
* right : gelijk hebbend
* right : goed
* right : juist
* right : naar rechts
* right : net
* right : okay
* right : okee
* right : oké
* right : pal
* right : precies
* right : recht
* right : rechter-
* right : rechterkant
* right : rechts
* right : rechtsaf
* right : rechtschapen
* right : rechtse
* right : rechtsom
* right : rechtvaardig
* right : vandehands
* right : verbeteren
* right : zuiver
* right away : aanstonds
* right away : dadelijk
* right away : meteen
* right away : op staande voet
* right away : schielijk
* right away : subiet
* right away : zo
* right now : aanstonds
* right now : dadelijk
* right now : meteen
* right now : op staande voet
* right now : schielijk
* right now : subiet
* right now : zo
* right-angle : haaks
* right-angle : loodrecht
* right-angle : recht
* right-angle : rechthoekig
* right-hand side : rechterkant
* right-hand side : rechterzijde
* right-hander :
* righteous : billijk
* righteous : fair
* righteous : rechtvaardig
* righteousness : billijkheid
* righteousness : gerechtigheid
* righteousness : rechtvaardigheid
* righthand : rechter-
* righthand : rechts
* righthand : vandehands
* rigid : houterig
* rigid : onbuigzaam
* rigid : onbuigzame
* rigid : rigide
* rigid : star
* rigid : stijf
* rigid : stijve
* rigid : stram
* rigid : stug
* rigor : stijfheid
* rigour : hardheid
* rigour : stijfheid
* rigour : strafheid
* rigour : strengheid
* rigourous : gestreng
* rigourous : streng
* rigourous : strikt
* rigourous : wettisch
* rill : beekje
* rill : stroompje
* rim : band
* rim : boord
* rim : kant
* rim : rand
* rim : velg
* rim : zoom
* rind : bast
* rind : schil
* ring : aanbellen
* ring : aflopen
* ring : beieren
* ring : bellen
* ring : beugel
* ring : doen rinkelen
* ring : galmen
* ring : kleppen
* ring : klinken
* ring : luiden
* ring : ring
* ring : rinkelen met
* ring : schalmen
* ring : tokkelen
* ring : wal
* ring : weergalmen
* ring a bell : een belletje doen rinkelen
* ring binder : multomap
* ring finger : ringvinger
* ring the bell : aanbellen
* rinse : afspoelen
* rinse : gorgelen
* rinse : spoelen
* riot : getier
* riot : herrie
* riot : rel
* riot : relletje
* riot : roerigheid
* riot : rustverstoring
* riot : spektakel
* riot : tumult
* riotous : bandeloos
* riotous : ongebreideld
* riotous : teugelloos
* rip : rijten
* rip : scheuren
* ripe : belegen
* ripe : bezonken
* ripe : rijp
* ripen : rijp worden
* ripen : rijpen
* rise : gaan staan
* rise : opgaan
* rise : opkomen
* rise : opstaan
* rise : opstijgen
* rise : rijzen
* rise : stijgen
* rise : verrijzen
* rise : wassen
* rise : zich voordoen
* rise to the bait : toebijten
* rise to the bait : toehappen
* risen : gerezen
* rising : opklimmend
* risk : gewaagdheid
* risk : kans lopen
* risk : op het spel zetten
* risk : risico
* risk : risico lopen
* risk : riskeren
* risk : waag
* risk : waagstuk
* risk : wagen
* risky : bedenkelijk
* risky : gewaagd
* risky : riskant
* risky : waaghalzerig
* rite : kerkgebruik
* rite : rite
* rite : ritus
* ritual : rituaal
* ritual : ritueel
* rival : concurrent
* rival : concurreren
* rival : mededinger
* rival : meedingen
* rival : rivaal
* rival : wedijveren
* rivalry : mededinging
* rivalry : wedijver
* river : rivier
* river : stroom
* rivet : klinkbout
* rivet : klinken
* rivet : klinknagel
* rivet : vastklinken
* rivulet : beekje
* rivulet : stroompje
* road : baan
* road : route
* road : straat
* road : weg
* road sign : verkeersbord
* road-metal : steenslag
* roadblock : obstakel
* roadblock : tegenwerkende factor
* roadblock : versperring
* roadblock : wegblokkade
* roadblock : wegversperring
* roam : dolen
* roam : dwalen
* roam : ronddolen
* roam : ronddwalen
* roam : rondreizen
* roam : rondtrekken
* roam : trekken
* roam : waren
* roam : zwerven
* roar : brullen
* roar : bulderen
* roar : daveren
* roar : loeien
* roar with laughter : schateren
* roar with laughter : schaterlachen
* roast : braadstuk
* roast : braden
* roast : branden
* roast : roosteren
* roastbeef : rosbief
* roasted : gebraden
* roasted : geroosterd
* rob : beroven
* rob : bestelen
* rob : buitmaken
* rob : plunderen
* rob : roven
* rob : stropen
* rob : uitplunderen
* rob : zich vergrijpen aan
* robber : rover
* robbery : beroving
* robbery : roof
* robe : japon
* robe : jurk
* robe : kleed
* robe : toga
* robes of office : ambtsgewaad
* robes of office : ornaat
* robin : roodborstje
* robot : robot
* robust : ferm
* robust : fors
* robust : hecht
* robust : potig
* robust : robuust
* robust : sterk
* robust : stevig
* robust : stoer
* robust : struis
* rock : balanceren
* rock : doen schommelen
* rock : kandij
* rock : klif
* rock : laten balanceren
* rock : rock
* rock : rots
* rock : schommelen
* rock : steen
* rock : suikerstok
* rock : waggelen
* rock : wiegelen
* rock : wiegen
* rock dove : rotsduif
* rock-bottom prize : afbraakprijs
* rock-crystal : bergkristal
* rock-crystal : kwarts
* rocket : omhoogschieten
* rocket : raket
* rocket : vuurpijl
* rocking horse : hobbelpaard
* rocking horse : schommelpaard
* rod : baar
* rod : gard
* rod : paal
* rod : pijp
* rod : roede
* rod : schacht
* rod : spijl
* rod : spitsroede
* rod : stang
* rod : stokje
* rode : reden
* rode : reed
* rodent : knaagdier
* roe : hom
* roe : kuit
* roe : ree
* roebuck : reebok
* rogue : boef
* rogue : ellendeling
* rogue : loeder
* rogue : ploert
* rogue : rotzak
* rogue : schavuit
* rogue : schoelje
* rogue : schoft
* rogue : schurk
* rogue : smiecht
* rogue : spitsboef
* rogue : zwijnjak
* role : rol
* role reversal : rolwisseling
* roll : boekrol
* roll : bolletje
* roll : broodje
* roll : draaien
* roll : dreun
* roll : gedreun
* roll : geroffel
* roll : gerommel
* roll : geslinger
* roll : kadet
* roll : kadetje
* roll : lijst
* roll : naamlijst
* roll : oprollen
* roll : pletwals
* roll : pletwalsen
* roll : register
* roll : roffel
* roll : roffelen
* roll : rol
* roll : rollen
* roll : slingeren
* roll : strengelen
* roll : wals
* roll : walsen
* roll : wentelen
* roll : wikkelen
* roll : winden
* roll off : afwentelen
* roll up : oprollen
* roll up : strengelen
* roll up : wikkelen
* roll up : winden
* roll-call : appèl
* roll-call : convocatie
* roll-call : samenscholing
* rolled fillet : blinde vink
* roller : cilinder
* roller : rol
* roller-blind : rolgordijn
* roller-blind : valgordijn
* rollerskate : rolschaats
* rolling in money : schatrijk
* rolling pin : deegroller
* roman empire : romeinse rijk
* romance : romance
* romantic : romantisch
* romanticism : romantiek
* roof : dak
* roof : kap
* roof : overkapping
* rook : burcht
* rook : roek
* rook : toren
* rook : valsspelen
* rook : vesting
* room : bestek
* room : kamer
* room : lokaal
* room : ruimte
* room : speling
* room : vertrek
* room : wereldruim
* room : zaal
* rooster : haan
* root : aanslaan
* root : stam
* root : wortel
* root : wortel schieten
* rope : koord
* rope : koorde
* rope : lijn
* rope : lijntje
* rope : snoer
* rope : touw
* rorqual : vinvis
* rosary : bidsnoer
* rosary : reeks
* rosary : rist
* rosary : rozenkrans
* rose : rees
* rose : roos
* rose : roosgekleurd
* rose : rooskleurig
* rose : roze
* rose : rozenstruik
* rose : rozig
* rose garden : rozentuin
* rose-bush : rozestruik
* rosehip : rozebottel
* rosemary : rozemarijn
* rostrum : tribune
* rot : bederven
* rot : rotten
* rot : vergaan
* rot : verrotten
* rotation : aswenteling
* rotation : draaiing
* rotation : rotatie
* rotation : wenteling
* rotten : bedorven
* rotten : gemeen
* rotten : lelijk
* rotten : rot
* rotten : shit
* rotten : shit-
* rotten : verrot
* rottenness : rotheid
* rouble : roebel
* rough : bars
* rough : bobbelig
* rough : bot
* rough : bultig
* rough : cru
* rough : grof
* rough : honds
* rough : nors
* rough : nurks
* rough : onaardig
* rough : onbehouwen
* rough : onbewerkt
* rough : oneffen
* rough : onvriendelijk
* rough : rauw
* rough : ruig
* rough : rul
* rough : ruw
* rough : schraal
* rough : snauwerig
* rough : stuurs
* rough : zuur
* rough draft : concept
* rough draft : klad
* roulette : roulette
* round : afronden
* round : canon
* round : gevuld
* round : om
* round : om ... heen
* round : omtrent
* round : ongeveer
* round : rond
* round : ronde
* round : rondmaken
* round : rondom
* round dance : reidans
* round dance : rondedans
* round off : afronden
* round off : rondmaken
* roundabout : daaromheen
* roundabout : eromheen
* roundabout : in het rond
* roundabout : ongeveer
* roundabout : rondom
* rouse : aanporren
* rouse : aansporen
* rouse : aanstoken
* rouse : aanvuren
* rouse : aanwakkeren
* rouse : de sporen geven
* rouse : irriteren
* rouse : op stang jagen
* rouse : ophitsen
* rouse : opwinden
* rouse : prikkelen
* rouse : sarren
* rouse : stimuleren
* rouse : verhitten
* rouse : werken op
* rouse : zwepen
* route : baan
* route : baanvlak
* route : reisplan
* route : route
* route : tracé
* route : weg
* routine : routine
* routine : sleur
* row : beurt
* row : file
* row : gelid
* row : reeks
* row : rij
* row : roeien
* row : ruzie
* row : toerbeurt
* row-boat : roeiboot
* rowan : lijsterbes
* rowan : lijsterbessestruik
* rowan berry : lijsterbes
* rower : roeier
* rowing-boat : roeiboot
* royal : koninklijk
* royal : vorstelijk
* royal household : hofhouding
* royal jelly : koninginnenbrij
* royalty : koningschap
* rub : aanstrijken
* rub : boenen
* rub : uitschuren
* rub : uitwrijven
* rub : wrijven
* rub out : uitvagen
* rub out : wegvagen
* rub out : wegvegen
* rubber : condoom
* rubber : elastiek
* rubber : gom
* rubber : gummi
* rubber : kapotje
* rubber : kunstrubber
* rubber : rubber
* rubber : rubberen
* rubber : stuf
* rubber : vlakgom
* rubber tree : rubberboom
* rubbish : absurditeit
* rubbish : afbraak
* rubbish : afval
* rubbish : bocht
* rubbish : onding
* rubbish : ongerijmdheid
* rubbish : prullaria
* rubbish : puin
* rubbish : rommel
* rubbish : rommelzooi
* rubbish : schuim
* rubbish : uitschot
* rubbish : vuil
* rubbish : vuilnis
* rubbish tip : stortplaats
* rubble : afval
* rubble : prullaria
* rubble : puin
* rubble : rommel
* rubble : rommelzooi
* rubble : steenslag
* rubble : vuil
* rubble : vuilnis
* rubidium : rubidium
* ruble : roebel
* ruby : robijn
* rucksack : rugzak
* rudder : roer
* rudder : stuur
* ruddle : roodaarde
* rude : grof
* rude : honds
* rude : lomp
* rude : onbeleefd
* rude : onbeschoft
* rude : onheus
* rude : vlegelachtig
* rudiments : ABC
* rudiments : basisbeginselen
* rudiments : eerste beginselen
* rue : wijnruit
* ruff : kemphaan
* ruffian : apache
* ruffian : straatschuimer
* rufous-winged antshrike : roodvleugel-mierklauwier
* rugby : rugby
* ruin : bouwval
* ruin : puinhoop
* ruin : ravage
* ruin : ruïne
* ruin : ruïneren
* ruin : te gronde richten
* ruin : ten val brengen
* ruin : verderven
* ruin : verwoesten
* rule : besturen
* rule : bestuur
* rule : bewind
* rule : de scepter zwaaien
* rule : heerschappij
* rule : heersen
* rule : lineaal
* rule : regel
* rule : regeren
* rule : regering
* rule of thumb : vuistregel
* ruler : beheerser
* ruler : gebieder
* ruler : heerser
* ruler : liniaal
* rules : reglement
* rules : statuut
* rum : rum
* ruminant : herkauwer
* rumor : befaamdheid
* rumor : faam
* rumor : gerucht
* rumor : geruchten
* rumor : mare
* rumor : praatje
* rumor : reputatie
* rumor : roem
* rumor : roep
* rumour : befaamdheid
* rumour : faam
* rumour : gerucht
* rumour : geruchten
* rumour : mare
* rumour : praatje
* rumour : reputatie
* rumour : roem
* rumour : roep
* rump : achterste
* rump : bips
* rump : gat
* rump : kont
* rump : staartstuk
* rump : zitvlak
* run : aanloop
* run : aanrijden
* run : functioneren
* run : gelopen
* run : gerend
* run : hardlopen
* run : het doen
* run : hollen
* run : in zijn werk gaan
* run : lopen
* run : racen
* run : reiken
* run : rennen
* run : snellen
* run : vlucht
* run : voorrijden
* run : werken
* run : zich uitstrekken
* run across : halen
* run across : inslaan
* run across : raken
* run across : teisteren
* run across : treffen
* run after : achternagaan
* run after : opvolgen
* run aground : stranden
* run amuck : amok maken
* run amuck : uit zijn vel springen
* run away : de vlucht nemen
* run away : vleden
* run away : vluchten
* run down : afbreken
* run down : afgeven op
* run down : afkammen
* run for election : solliciteren
* run for election : zich kandidaat stellen
* run into : aanrijden
* run into : botsen met
* run out : opraken
* run over : oprijden
* run over : overrijden
* run up : hijsen
* run up : ophijsen
* runaway : vluchteling
* rung : opstap
* rung : opstapje
* rung : trede
* rung : tree
* rung : treeplank
* runner : hardloper
* runner-up : tweede
* running track : baan
* running track : parcours
* runway : catwalk
* runway : landingsbaan
* runway : startbaan
* rupee : roepie
* rural : boers
* rural : landelijk
* rural : plattelands
* rural : plattelands-
* ruse : kneep
* ruse : list
* ruse : slimmigheid
* ruse : slimmigheidje
* rush : aandrang
* rush : bloedaandrang
* rush : haast maken
* rush : spoed maken
* rush : voortmaken
* rush : zich haasten
* rush : zich spoeden
* rush at : afschieten op
* rush hour : spitsuur
* rush towards : toelopen
* rush towards : toestromen
* rush towards : toevloeien
* rusk : beschuit
* rusk : scheepsbeschuit
* russia : rusland
* russian : rus
* russian : russin
* russian : russisch
* rust : oxideren
* rust : oxydatie
* rust : roest
* rust : roestbruin
* rust : roesten
* rust : verroesten
* rust : verroesteren
* rustle : ritselen
* rustle : ritseling
* rustle : ruisen
* rusty : roestig
* rutabaga : koolraap
* ruthenium : ruthenium
* ruthless : meedogenloos
* rye : rogge
* régime : regime
* régime : staatsvorm
* régime : stelsel
* rôle : rol
* röntgen : röntgen
* sable : sabel
* sable : zwart
* sabre : sabel
* sack : afdanken
* sack : afmonsteren
* sack : ontslaan
* sack : ontzetten
* sack : royeren
* sack : tas
* sack : zak
* sacrament : sacrament
* sacred : geheiligd
* sacred : gewijd
* sacred : heilig
* sacred : sacraal
* sacred object : heilig object
* sacrifice : offer
* sacrifice : opofferen
* sacrifice : opoffering
* sacrilege : heiligschennis
* sacrum : heiligbeen
* sad : bedroefd
* sad : bedroevend
* sad : droef
* sad : droevig
* sad : grievend
* sad : mistroostig
* sad : naargeestig
* sad : somber
* sad : spijtig
* sad : treurig
* sad : triest
* sad : triestig
* sad : verdrietelijk
* sad : verdrietig
* saddle : zaal
* saddle : zadel
* saddle : zadelen
* saddlebag : zadeltas
* sadism : sadisme
* sadist : sadist
* sadistic : sadistisch
* sadly : droevig
* sadly : triest
* sadly : verdrietig
* sadness : bedroefdheid
* sadness : droefheid
* sadness : mistroostigheid
* sadness : smart
* sadness : somberheid
* sadness : treurigheid
* sadness : zieleleed
* safari : safari
* safe : behouden
* safe : geborgen
* safe : kluis
* safe : ongevaarlijk
* safe : safe
* safe : veilig
* safe : veiliggesteld
* safe : zekergesteld
* safe and sound : veilig en wel
* safety : veiligheid
* safety : zekerheid
* safety belt : veiligheidsgordel
* safety pin : veiligheidsspeld
* safety-belt : reddingsgordel
* safety-lamp : mijnlamp
* safety-pin : veiligheidsspeld
* sagacious : bevattelijk
* sagacious : intelligent
* sagacious : knap
* sagacious : snugger
* sagacious : verstandig
* sagacious : vroed
* sagacious : wijs
* sage : salie
* sage : salvia
* sage : verstandig
* sage : vroed
* sage : wijs
* sage : wijze
* sagittarius : boogschutter
* sail : afvaren
* sail : velum
* sail : zeil
* sail : zeilen
* sail : zeiltocht
* sailing : zeilen
* sailor : janmaat
* sailor : matroos
* sailor : schipper
* sailor : varensgezel
* sailor : zeeman
* sailor : zeevaarder
* sailplane : zeilvliegtuig
* sailplane : zweeftoestel
* sailplane : zweefvliegtuig
* saint : heilige
* saint's day : naamdag
* sake : rijstwijn
* sake : sake
* sake : saké
* saki : rijstwijn
* saki : saké
* saké : rijstwijn
* saké : saké
* salad : salade
* salad : slaatje
* salamander : salamander
* salami : salami
* salary : bezoldiging
* salary : gage
* salary : loon
* salary : salaris
* salary : traktement
* salary : verdienste
* salary : wedde
* sale : afname
* sale : aftrek
* sale : afzet
* sale : omzet
* sale : solden
* sale : uitverkoop
* sale : veiling
* sale : veilingverkoop
* sale : verkoop
* sale : vervreemding
* saleable : verkoopbaar
* sales activity : afzetgebied
* sales activity : markt
* salesman : verkoper
* salesperson : verkoper
* saleswoman : verkoopster
* saleswoman : winkeljuffrouw
* saliva : kwijl
* saliva : speeksel
* saliva : spuug
* saliva : zever
* salivate : kwijlen
* salivate : speeksel afscheiden
* salivate : zabberen
* salivate : zeveren
* sallow : bleek
* sallow : flets
* sallow : pips
* sallow : vaal
* sallow : verbleekt
* sally : uitval
* salmon : zalm
* salmon : zalm-
* salmon : zalmkleur
* salmon : zalmkleurig
* salmon : zalmkleurige
* salon : salon
* salon : zaal
* salt : gezouten
* salt : keukenzout
* salt : oude rot
* salt : rot
* salt : zeezout
* salt : zout
* salt : zoute
* salt : zouten
* salt meat : pekelvlees
* salt meat : zoutvlees
* salt water : zout water
* salted : zout
* salted meat : pekelvlees
* salted meat : zoutvlees
* saltpetre : salpeter
* saltshaker : zoutvaatje
* saltshaker : zoutvat
* salty : zout
* salutation : begroeting
* salutation : verwelkoming
* salutation : welkomstgroet
* salute : aanslaan
* salute : begroeten
* salute : groeten
* salute : salueren
* salvage : behoud
* salvage : berging
* salvage : bergloon
* salvage : heil
* salvage : redding
* salvage : uitkomst
* salvage : uitredding
* salvage : verlossing
* salvage company : bergingsmaatschappij
* salvage money : bergloon
* salvage vessel : bergingsvaartuig
* salvation : behoud
* salvation : berging
* salvation : heil
* salvation : redding
* salvation : uitkomst
* salvation : uitredding
* salvation : verlossing
* salvor : bergingsvaartuig
* samarium : samarium
* same : -zelfde
* same : dezelfde
* same : dito
* same : hetzelfde
* same : identiek
* samovar : samovar
* sample : monster
* sample : proef
* sample : proefstuk
* sample : specimen
* sample : staal
* sample : staaltje
* sample book : monsterboek
* sample-bottle : monsterflesje
* sample-card : monsterkaart
* samurai : samoerai
* sanctify : heiligen
* sanctifying : heiligmakend
* sanction : bekrachtigen
* sanction : bekrachtiging
* sanction : bezegeling
* sanction : goedkeuring
* sanction : sanctie
* sanction : sanctioneren
* sanction : strafmaatregel
* sanctuary : heiligdom
* sanctuary : reservaat
* sanctum : heiligdom
* sand : met zand bedekken
* sand : schuren
* sand : zand
* sand : zanderig
* sand : zandig
* sand : zandkleurig
* sand : zandkleurige
* sand : zandstrand
* sand : zavel
* sand- : zanderig
* sand- : zandig
* sandal : sandaal
* sandbank : bank
* sandbank : plaat
* sandbank : zandbank
* sandbank : zandplaat
* sandbox : zandbak
* sandcastle : zandkasteel
* sandhill crane : canadese kraanvogel
* sandwich : boterham
* sandwich : sandwich
* sandy : iel
* sandy : los
* sandy : luchtig
* sandy : mul
* sandy : rul
* sane : gezond van geest
* sangre : bloed
* sanitary : sanitair/hygiënisch
* sanity : geestelijke gezondheid
* santa claus : kerstman
* santa claus : sint-nicolaas
* santa claus : sinterklaas
* sap : sap
* sap-wood : alvenaar
* sap-wood : alver
* sap-wood : alvertje
* sap-wood : panharing
* sapphire : saffier
* sapphire : saffierblauw
* sapphire : saffierblauwe
* sarcasm : sarcasme
* sarcastic : sarcastisch
* sarcophagus : sarcofaag
* sardine : sardine
* sarong : sarong
* sat : gezeten
* sat : zat
* sat : zaten
* satang : een honderdste baht
* satang : satang
* satanism : satanisme
* satellite : kunstmaan
* satellite : satelliet
* satellite : trawant
* satire : hekeldicht
* satire : schimpdicht
* satire : spotdicht
* satirical : satirisch
* satisfaction : tevredenheid
* satisfaction : voldoening
* satisfactory : bevredigend
* satisfied : tevreden
* satisfied : vergenoegd
* satisfied : verzadigd
* satisfied : vol
* satisfied : voldaan
* satisfied : zat
* satisfy : bevredigen
* satisfy : paaien
* satisfy : tegemoetkomen aan
* satisfy : tevredenstellen
* satisfy : voldoen
* saturate : doortrekken
* saturate : verzadigen
* saturday : zaterdag
* sauce : jus
* sauce : saus
* sauce : sop
* saucepan : braadpan
* saucepan : pan
* saucepan : steelpan
* saucer : bordje
* saucer : schotel
* saucer : schoteltje
* sauerkraut : zuurkool
* sauna : sauna
* sauna : zweetkamer
* sausage : beuling
* sausage : worst
* savage : wild
* savage : woest
* savanna : savanne
* save : behoeden
* save : behouden
* save : bergen
* save : besparen
* save : bewaren voor
* save : bezuinigen
* save : opslaan
* save : redden
* save : sparen
* save : uitsparen
* save : uitwinnen
* save : uitzuinigen
* saving : besparing
* saving : bezuiniging
* saving : uitsparing
* saving : uitwinning
* saw : zaag
* saw : zagen
* sawdust : zaagsel
* saxifrage : steenbreek
* saxophone : saxofoon
* saxophonist : saxofoonspeelster
* saxophonist : saxofoonspeler
* say : hallo
* say : hee
* say : hee daar
* say : luiden
* say : opgeven
* say : zeg
* say : zeggen
* say goodbye : afscheid nemen
* say goodbye : afscheid nemen van
* say goodbye : vaarwel zeggen
* say goodbye to : afscheid nemen
* say goodbye to : afscheid nemen van
* say goodbye to : vaarwel zeggen
* say yes : beamen
* say yes : bevestigen
* say yes : ja zeggen
* say yes : toestemmen
* saying : gezegde
* saying : spreekwoord
* scabbard : schede
* scabies : schurft
* scabious : scabiosa
* scaffold : schavot
* scaffold : stelling
* scaffolding : steiger
* scaffolding : stelling
* scald :
* scald : in kokend water doen
* scale : aanslag
* scale : beklimmen
* scale : met een ladder beklimmen
* scale : scala
* scale : schaal
* scale : schaalverdeling
* scale : schilfer
* scale : schub
* scale : toonladder
* scale : toonschaal
* scale : verhouding
* scale : weegschaal
* scale off : afbladderen
* scale off : afschilferen
* scalene : ongelijkzijdig
* scales : balans
* scales : waag
* scales : weegschaal
* scamp one's work : afraffelen
* scan : scanderen
* scandal : aanstoot
* scandal : achterklap
* scandal : eerroof
* scandal : ergernis
* scandal : laster
* scandal : schandaal
* scandal : verontwaardiging
* scandium : scandium
* scanner : scanner
* scanty : karig
* scanty : schaars
* scanty : schraal
* scanty : schriel
* scapegoat : zondebok
* scar : litteken
* scar : wondteken
* scarce : karig
* scarce : schaars
* scarce : schraal
* scarce : schriel
* scarcely : amper
* scarcely : kwalijk
* scarcely : nauwelijks
* scarcely : ternauwernood
* scare : afschrikken
* scare : bang maken
* scare : schrikken
* scare : verjagen
* scarecrow : nbsp
* scarecrow : vogelschrik&
* scarecrow : vogelverschrikker
* scared : bang (voor)
* scarf (mv : scarves) : das, sjaal
* scarf (mv. scarves) : das
* scarf (mv. scarves) : sjaal
* scarf : das
* scarf : das/sjaal
* scarf : schrokken
* scarf : sjaal
* scarf : sjerp
* scary : eng
* scatological : scatologisch
* scatter : gieten
* scatter : plengen
* scatter : rondstrooien
* scatter : schenken
* scatter : storten
* scatter : strooien
* scatter : uiteengaan
* scatter : uiteenspatten
* scatter : vergieten
* scatter : verspreiden
* scatter : verstrooien
* scenario : draaiboek
* scene : scène
* scene : tableau
* scene : tafereel
* scene : toneel
* scenery : landschap
* scenery : natuurschoon
* scent : geur
* scent : lucht
* scent : luchtje
* scent : parfum
* scent : reuk
* scent : reukspoor
* scent : spoor
* sceptre : rijksstaf
* sceptre : scepter
* schadenfreude : leedvermaak
* schedule : dienstregeling
* schedule : rooster
* schedule : tijdschema
* scheme : blauwdruk
* scheme : concept
* scheme : ontwerp
* scheme : plan
* scheme : programma
* scheme : project
* scheme : schema
* schism : kerkscheuring
* schism : scheuring
* schism : schisma
* schizophrenia : schizofrenie
* scholar : beursstudent
* scholar : geleerde
* scholar : scholier
* scholar : schooljongen
* scholar : wetenschapper
* scholarschip : studiebeurs
* scholarship : studiebeurs
* scholary report : rapport
* scholary report : referaat
* scholary report : verslag
* school : kunstrichting
* school : leerschool
* school : scholen
* school : school
* school : universiteit
* school desk : lessenaar
* school desk : lezenaar
* school holidays : schoolvakantie
* school of motoring : autorijschool
* school of motoring : rijschool
* school of music : muziekschool
* schwa : doffe e
* schwa : sjwa
* science : wetenschap
* scientific : wetenschappelijk
* scientist : geleerde
* scientist : wetenschapper
* scimitar horned oryx : sabelantilope
* scissors : schaar
* scold : aanmanen
* scold : aansporen
* scold : afkeuren
* scold : bekijven
* scold : beknorren
* scold : berispen
* scold : een standje geven
* scold : gispen
* scold : laken
* scold : manen
* scold : schelden
* scold : terechtwijzen
* scold : uitkafferen
* scold : vermanen
* scold : verwijten
* scold : waarschuwen
* scold : wraken
* scooter : autoped
* scooter : step
* score : orkestreren
* score : stand
* scorn : minachten
* scorn : minachting
* scorn : verachten
* scorn : verachting
* scornful : minachtend
* scornful : minachtende
* scorpion : schorpioen
* scoter : zee-eend
* scotland : schotland
* scoundrel : loeder
* scoundrel : ploert
* scoundrel : rotzak
* scoundrel : schoelje
* scoundrel : schoft
* scoundrel : zwijnjak
* scourge : plaag
* scout : padvinder
* scout : verkenner
* scrabble : gekrabbel
* scrap : afkeuren
* scrap : flard
* scrap : lap
* scrap : lomp
* scrap : lor
* scrap : stukje
* scrap : tod
* scrap : vod
* scrap : vodje
* scrape : afkrabben
* scrape : krassen
* scrape : schrabben
* scrape : schrapen
* scrape : schrappen
* scrape off : afkrabben
* scrapie : schuurziekte
* scratch : centen
* scratch : klauwen
* scratch : krabben
* scratch : kras
* scratch : krassen
* scratch : krauwen
* scratch : ontvelling
* scratch : schaafwond
* scratch : scharrelen
* scratch : schrabben
* scratch : schram
* scratch : schrapen
* scratch : schrappen
* scratch all over : bekrassen
* scratch off : afkrabben
* scratch over : bekrassen
* scream : gieren
* scream : gil
* scream : gillen
* scream : joelen
* scream : krijs
* scream : roepen
* scream : schreeuw
* scream : schreeuwen
* screamer : hoenderkoet
* screech-owl : kerkuil
* screen : afschermen
* screen : beeldscherm
* screen : scherm
* screen : schut
* screenshot : screenshot
* screw : naaien
* screw : neuken
* screw : schroef
* screw : schroeven
* screw : vijs
* screw : vijzen
* screw home : aanschroeven
* screw up : beunhazen
* screw up : knoeien
* screw up : modderen
* screw up : verhaspelen
* screw up : verknoeien
* screw up : verprutsen
* screwdriver : schroevedraaier
* screwdriver : schroevendraaier
* scribble : krabbelen
* script : draaiboek
* script : handschrift
* script : scenario
* script : schrift
* script : script
* scroll : scrollen
* scrotum : scrotum
* scrupulous : angstvallig
* scrupulous : scrupuleus
* scuffle : gevecht
* scuffle : kamp
* scuffle : kloppartij
* scuffle : knokpartij
* scuffle : slag
* scuffle : strijd
* scuffle : treffen
* scuffle : veldslag
* sculptor : beeldhouwer
* sculpture : beeld
* sculpture : beeldhouwen
* sculpture : beeldhouwkunst
* sculpture : beeldhouwwerk
* sculpture : uithakken
* sculpture : uithouwen
* scum : uitschot
* scythe : zeis
* sea : maritiem
* sea : zee
* sea : zee-
* sea horse : zeepaard
* sea lion : zeeleeuw
* sea pink : strandkruid
* sea urchin : zeeëgel
* sea- : maritiem
* sea- : zee-
* sea-anemone : zeeanemoon
* sea-bottom : zeebodem
* sea-dog : hondshaai
* sea-dog : rob
* sea-dog : zeehond
* sea-dog : zeerob
* sea-monster : zeegedrocht
* sea-monster : zeemonster
* seagull : meeuw
* seagull : zeemeeuw
* seal : bezegelen
* seal : rob
* seal : verzegelen
* seal : zeehond
* seal : zeerob
* seal : zegel
* seal : zegelen
* seam : dichtnaaien
* seam : hechten
* seam : hechting
* seam : naad
* seam : stiknaad
* seam : voeg
* seam : zoom
* seaman : matroos
* seaman : zeeman
* seamless : naadloos
* seamstress : naaister
* seaplane : watervliegtuig
* search : afzoeken
* search : doorzoeken
* search : doorzoeking
* search : fouilleren
* search : opzoeking
* search : speurtocht
* search : speurwerk
* search : uitkammen
* search : zoeken
* search : zoektocht
* search engine : zoekmotor
* seasickness : zeeziekte
* seaside : kust
* seaside : kustlijn
* seaside : zeekant
* seaside : zeekust
* season : jaargetij
* season : jaargetijde
* season : kruiden
* season : op smaak brengen
* season : rijp worden
* season : rijpen
* season : seizoen
* season : zich aanpassen
* seat : bril
* seat : plaats
* seat : zetel
* seat : zitplaats
* seat cushion : zitkussen
* seaweed : alge
* seaweed : wier
* seaweed : zeewier
* secede : afvallen
* secede : ontrouw worden
* secession : afscheiding
* secession : secessie
* seclude : afzonderen
* seclude : isoleren
* secluded : alleenstaand
* secluded : geïsoleerd
* second : bijvallen
* second : herkansing
* second : moment
* second : ondersteunen
* second : ondersteuner
* second : secondant
* second : seconde
* second : tel
* second : tweede
* second : tweede keus
* second : tweede soort
* second cousin : achterneef
* second cousin : achternicht
* second hand : okkazie
* second hand : tweedehands
* second person : tweede persoon
* secondary : bijbehorend
* secondary : bijkomend
* secondary : bijkomstig
* secondary : erbij horend
* secondary : ondergeschikt
* secondary : secundair
* secondary : tweederangs
* secondary school : middelbare school
* secondhand : tweedehands
* secondhand dealer : opkoper
* secondhand dealer : sjacheraar
* secondhand dealer : uitdrager
* secrecy : geheimhouding
* secret : confidentie
* secret : geheim
* secret : heimelijk
* secret : verborgen
* secret : verstolen
* secret : vertrouwelijke mededeling
* secret : vertrouwelijkheid
* secret code : cijfer
* secret code : geheimschrift
* secretariat : secretariaat
* secretary : minister
* secretary : scriba
* secretary : secretaresse
* secretary : secretaris
* secrete : afscheiden
* secrete : ontfutselen
* secrete : ontvreemden
* secrete : stelen
* secrete : uitscheiden
* secrete : verbergen
* secrete : verduisteren
* secrete : verstoppen
* secrete : wegstoppen
* secretion : afscheiding
* secretly : heimelijk
* secretly : in bedekte termen
* secretly : sluiks
* secretly : tersluiks
* sect : sekte
* section : afdeling
* section : baanvak
* section : branche
* section : geleding
* section : sectie
* section : tak
* section : vak
* sector : sector
* secure : behouden
* secure : bepalen
* secure : bevestigen
* secure : fixeren
* secure : geborgen
* secure : safe
* secure : tuigeren
* secure : vastmaken
* secure : vaststellen
* secure : vastzetten
* secure : veilig
* secure : verstevigen
* security : beveiliging
* security : borgstelling
* security : onderpand
* security : pand
* security : veiligheid
* security : waarborg
* security : zekerheid
* security officer : beveiligingsbeambte
* seduce : verleiden
* seduce : verlokken
* seduce : weglokken
* seductive : verleidelijk
* see : aanschouwen
* see : aantreffen
* see : afgaan
* see : bezoeken
* see : bezorgd zijn
* see : ontmoeten
* see : opzoeken
* see : tegemoet treden
* see : tegenkomen
* see : treffen
* see : zich bekommeren
* see : zien
* see : zorg dragen
* see : zorgen
* see again : reviseren
* see again : terugzien
* see again : weerzien
* see as : houden voor
* see as : verslijten voor
* see as : zien als
* see on television : op de televisie zien
* see you later : later
* see you later : mazzel
* see you later : zie je later
* seed : zaad
* seek (sought : proberen
* seek (sought : trachten
* seek : opzoeken
* seek : proberen
* seek : snorren
* seek : trachten
* seek : uitkijken naar
* seek : uitzien naar
* seek : zoeken
* seeker : zoeker
* seem : lijken
* seem : overkomen
* seem : schijnen
* seem : toeschijnen
* seem : voorkomen
* seemingly : in schijn
* seemingly : naar het schijnt
* seemingly : ogenschijnlijk
* seemingly : schijnbaar
* seemly : betamelijk
* seemly : gepast
* seemly : geschikt
* seemly : passend
* seemly : toepasselijk
* segment : segment
* seismologist : seismologe
* seismologist : seismoloog
* seize : aangrijpen
* seize : bemachtigen
* seize : beslag leggen op
* seize : grijpen
* seize : in beslag nemen
* seize : opvorderen
* seize : pakken
* seize : rekwireren
* seize : vangen
* seize : vastgrijpen
* seize : vorderen
* seize the day : pluk de dag
* seized with emotion : aandoenlijk
* seized with emotion : aangedaan
* seized with emotion : aangegrepen
* seized with emotion : geroerd
* seized with emotion : geëmotioneerd
* seized with emotion : ontroerd
* seizure : beroerte
* seizure : beslag
* seizure : beslaglegging
* seldom : zelden
* select : uitkiezen
* selenium : seleen
* selenium : selenium
* selenology : selenologie
* self : vanzelf
* self : zelf
* self : zelve
* self-assurance : aplomb
* self-assurance : gewicht
* self-assurance : zelfbewustheid
* self-assurance : zelfverzekerdheid
* self-assured : zelfbewust
* self-assured : zelfverzekerd
* self-command : zelfbeheersing
* self-command : zelfbestuur
* self-confidence : zelfbewustheid
* self-confidence : zelfvertrouwen
* self-conscious : bedeesd
* self-conscious : bevangen
* self-conscious : blo
* self-conscious : timide
* self-conscious : verlegen
* self-control : beheersing
* self-control : zelfbeheersing
* self-control : zelfbestuur
* self-evidence : duidelijkheid
* self-evidence : vanzelfsprekendheid
* self-evident : vanzelfsprekend
* self-heal : sleedoornvrucht
* self-interested : baatzuchtig
* self-interested : egoïstisch
* self-interested : zelfzuchtig
* self-possessed : beheerst
* self-possession : zelfbeheersing
* self-possession : zelfbestuur
* self-reliance : zelfbewustheid
* self-reliance : zelfvertrouwen
* self-sufficiency : autarchie
* self-sufficiency : zelfvoorziening
* self-taught man : autodidact
* selfinterest : baatzucht
* selfinterest : egoïsme
* selfinterest : eigenbaat
* selfinterest : zelfzucht
* selfish : baatzuchtig
* selfish : egoïstisch
* selfish : zelfzuchtig
* selfishness : baatzucht
* selfishness : egoïsme
* selfishness : eigenbaat
* selfishness : zelfzucht
* selfless : aanhankelijk
* selfless : gehecht
* selfless : opofferingsgezind
* selfless : toegenegen
* selflessly : met overgave
* sell : overdoen
* sell : tappen
* sell : verhandelen
* sell : verkopen
* sell : vervreemden
* sell : wegdoen
* sell door-to-door : colporteren
* sell door-to-door : leuren
* sell door-to-door : venten
* semantics : betekenisleer
* semantics : semantiek
* semaphore : seinen
* semaphore : semafoor
* semaphore : signaleren
* semi- : half-
* semi-detached : halfvrijstaand
* semiannual : halfjaarlijks
* semiannual : halfjaarlijkse
* semicolon : kommapunt
* semicolon : puntkomma
* semiconductor : halfgeleider
* send : doen toekomen
* send : opsturen
* send : opzenden
* send : sturen
* send : verzenden
* send : zenden
* send about his business : afpoeieren
* send about his business : afschepen
* send about his business : de deur wijzen
* send for : betrekken
* send for : halen
* send for : laten komen
* send for : ontbieden
* send in Morse code : in morsetekens seinen
* send off : afzenden
* send off : expediëren
* send off : verzenden
* sender : afzender
* sender : verzender
* sender : zender
* senior citizen : gepensioneerde
* seniority : anciënniteit
* seniority : diensttijd
* sensation : gevoel
* sensation : klapstuk
* sensation : sensatie
* sensation : zin
* sensational : geruchtmakend
* sensational : sensationeel
* sense : aanvoelen
* sense : benul
* sense : besef
* sense : betekenis
* sense : gevoel
* sense : gevoelen
* sense : gewaarworden
* sense : gewaarwording
* sense : inzicht
* sense : verstand
* sense : voelen
* sense : waarnemen
* sense : zin
* sense : zintuig
* sense of humor : gevoel voor humor
* sense of humour : gevoel voor humor
* sense of taste : smaak
* sense of taste : smaakvermogen
* senseless : zinloos
* sensible : aanwijsbaar
* sensible : aanzienlijk
* sensible : bewust
* sensible : functioneel
* sensible : gevoelig
* sensible : merkbaar
* sensible : praktisch
* sensible : verstandig
* sensible : waarneembaar
* sensible : zinnig
* sensitive (to) : gevoelig (voor)
* sensitive : gevoelig
* sensitive : ontvankelijk
* sensitive : receptief
* sensitive : teergevoelig
* sensitive : vatbaar
* sensitivity (to) : gevoeligheid (voor)
* sensual : sensueel
* sensual : wellustig
* sensual : zinnelijk
* sensuous : sensueel
* sensuous : wellustig
* sensuous : zinnelijk
* sentence : frase
* sentence : hoofdzin
* sentence : stelling
* sentence : straf
* sentence : straffen
* sentence : uitspraak
* sentence : veroordelen
* sentence : veroordelen tot
* sentence : veroordeling
* sentence : volzin
* sentence : vonnis
* sentence : zin
* sentence : zinsnede
* sentence to death : ter dood veroordelen
* sentiment : gevoel
* sentiment : gevoeligheid
* sentiment : sentiment
* sentimental : sentimenteel
* sentinel event : schildwacht gebeurtenis
* sentry : schildwacht
* sentry : wacht
* sepal : kelkblad
* separable : scheidbaar
* separable verb : scheidbaar werkwoord
* separate : afbreken
* separate : afgezonderd
* separate : afgezonderde
* separate : afscheiden
* separate : afzonderen
* separate : afzonderlijk
* separate : apart
* separate : bijzonder
* separate : delen
* separate : gescheiden
* separate : gescheiden van
* separate : los
* separate : opsplitsen
* separate : optrekken
* separate : scheiden
* separate : schiften
* separate : splitsen
* separate : uit elkaar gaan
* separate : uiteengaan
* separate : vaneengaan
* separate : verdelen
* separate : zich afsplitsen
* separate : zich verdelen
* separate : zich verspreiden
* separately : afzonderlijk
* separately : apart
* separately : gescheiden
* separately : terzijde
* separately : vaneen
* separation : afscheiding
* separation : afzondering
* separation : clausuur
* separation : isolement
* separation : scheiding (na samenwonen)
* separation : schifting
* separation : secessie
* separatrix : ophaal
* seperate : scheiden
* sepia : inktvis
* sepia : sepia
* sepia : sepiatekening
* september : september
* septic : bederf veroorzakend
* septic : septisch
* serenade : serenade
* serendipity : serendipiteit
* serene : helder
* serene : onbezorgd
* serene : sereen
* serf : horige
* serf : lijfeigene
* serf : onderdanige
* serf : onvrije
* serfdom : herendienst
* serfdom : lijfeigenschap
* sergeant : sergeant
* serial : feuilleton
* serial : serie
* serial : serieel
* serial : vervolgverhaal
* series : reeks
* series : ris
* series : rist
* series : serie
* series : set
* series finale : reeks conclusie
* serious : angstig
* serious : bang
* serious : bedenkelijk
* serious : belangrijk
* serious : bona fide
* serious : erg
* serious : ernstig
* serious : serieus
* serious : stemmig
* serious : voornaam
* serious : zorgbarend
* serious : zorgwekkend
* serious : zwaar
* serious : zwaarwichtig
* sermon : kanselrede
* sermon : preek
* sermon : sermoen
* serpent : serpent
* serpent : slang
* serum : bloedwei
* serum : serum
* serum : wei
* servant : bediende
* servant : dienaar
* servant : dienares
* servant : dienstmeisje
* servant : huishoudhulp
* servant : hulp
* servant : knecht
* servant : meid
* serve : aankaarten
* serve : bedienen
* serve : dienen
* serve : dienen ertoe
* serve : dienst hebben
* serve : helpen
* serve : helpen (in een winkel)
* serve : opdienen
* serve : serveren
* serve : van dienst zijn
* serve : voorleggen
* serve : wacht hebben
* server : server
* service : bediening
* service : dienst
* service : eredienst
* service : godsdienstoefening
* service : kerkdienst
* service : onderhoud
* service charge : bedieningsgeld
* service station : benzinepomp
* service station : benzinestation
* service station : pomp
* service station : pompstation
* service station : tankstation
* servitude : herendienst
* servitude : lijfeigenschap
* sessile oak : wintereik
* session : sessie
* session : zitting
* session : zittingsperiode
* set : apparaat
* set : complet
* set : dekken
* set : drift
* set : groep
* set : harden
* set : hoop
* set : hulpmiddelen
* set : ingesteld
* set : ingestelde
* set : inrichting
* set : klaar
* set : klare
* set : kliek
* set : kongsi
* set : kudde
* set : neerzetten
* set : ondergaan
* set : opdragen
* set : pal
* set : reeks
* set : ris
* set : rist
* set : schare
* set : school
* set : serie
* set : set
* set : stel
* set : stelletje
* set : toestel
* set : troep
* set : verzameling
* set : voorbereid
* set : voorbereide
* set : zetten
* set : zwerm
* set a trap : belagen
* set a trap for : belagen
* set conditions : als voorwaarde stellen
* set conditions : bedingen
* set conditions : conditioneren
* set conditions : stipuleren
* set in : beginnen
* set in : een aanvang nemen
* set out : afreizen
* set out : op reis gaan
* set straight : teleurstellen
* set theory : verzamelingenleer
* setback : tegenslag
* settee : zitbank
* setting : montuur
* setting : vatting
* settle : afdoen
* settle : afhandelen
* settle : afnemen
* settle : afrekenen
* settle : afwikkelen
* settle : beslechten
* settle : gaan liggen
* settle : zich vestigen
* settlement : afdoening
* settlement : afrekening
* settlement : kolonie
* settlement : nederzetting
* settlement : volksplanting
* settler : kolonist
* seven : zeven
* seven hundred and fifty : zevenhonderd vijftig
* seven virtues : zeven deugden
* seventeen : zeventien
* seventeenth : [zeventiende
* seventeenth : zeventiende
* seventh : zevende
* seventy : zeventig
* seventy-five : vijfenzeventig
* seventy-four : vierenzeventig
* seventy-one : eenenzeventig
* seventy-six : zesenzeventig
* seventy-three : drieënzeventig
* seventy-two : tweeënzeventig
* several : diverse
* several : ettelijke
* several : verscheidene
* several : verschillende
* several times : bijwijlen
* several times : soms
* several times : somtijds
* several times : wel eens
* severance scheme : afvloeiingsregeling
* severe : bar
* severe : duchtig
* severe : hard
* severe : hevig
* severe : straf
* severe : streng
* severe : zwaar
* severity : hardheid
* severity : strafheid
* severity : strengheid
* sew : aannaaien
* sew : aanzetten
* sew : naaien
* sew : vastnaaien
* sew on : aannaaien
* sew on : aanzetten
* sew on : vastnaaien
* sew together : aaneennaaien
* sewed : genaaid
* sewed : naaide
* sewed : naaiden
* sewer : cloaca
* sewer : naaier
* sewer : naaister
* sewer : riool
* sewer : zinkput
* sewing machine : naaimachine
* sewing-basket : naaimandje
* sewing-box : naaidoos
* sewing-class : naaicursus
* sewing-machine : naaimachine
* sewing-things : naaigerei
* sewing-thread : naaigaren
* sewn : genaaid
* sex : de liefde bedrijven
* sex : geslacht
* sex : geslacht bepalen
* sex : geslachtsdaad
* sex : kunne
* sex : seks
* sex : sekse
* sex : sex
* sex : sexe
* sex : vrijen
* sex toy : sexspeeltje
* sexual : generatief
* sexual : geslachtelijk
* sexual : seksueel
* sexual : seksuele
* sexual : sexueel
* sexual desire : bronst
* sexual desire : geslachtsdrift
* sexual intercourse : geslachtsgemeenschap
* sexual intercourse : sexuele betrekkingen
* sexual love : sexuele hartstocht
* sexual pleasure : geilheid
* sexual pleasure : lust
* sexual pleasure : wellust
* shabby : armoedig
* shabby : zwak
* shack : barak
* shack : hut
* shack : keet
* shack : loods
* shack : schuur
* shack : stulp
* shackle : boei
* shackle : boeien
* shackle : keten
* shackle : ketenen
* shackle : kluister
* shackles : boeien
* shade : arceren
* shade : beschaduwde plek
* shade : jaloezie
* shade : nuance
* shade : nuancering
* shade : schaduw
* shade : schaduwen
* shade : schakering
* shadow : afschaduwing
* shadow : schaduw
* shadow : schaduwbeeld
* shadow : schaduwen
* shaft : as
* shaft : drijfas
* shaft : mijnschacht
* shaft : schacht
* shaggy : harig
* shaggy : ruig
* shaggy : ruigharig
* shah : sjah
* shake : doen schudden
* shake : doen wankelen
* shake : hobbelen
* shake : horten
* shake : opschudden
* shake : schokken
* shake : schudden
* shake : stoten
* shake : verwikken
* shake : verwrikken
* shake : wrikken
* shake hands : de hand schudden
* shake off : afschudden
* shake one's head : het hoofd schudden
* shake one's head : nee schudden
* shake one's head : neeschudden
* shall : gaan
* shall : zullen
* shallop : sloep
* shallot : sjalot
* shallow : licht
* shallow : ondiep
* shallow : oppervlakkig
* shallowly : oppervlakkig
* shallowly : vluchtig
* sham : bedrog
* sham : imitatie
* sham : kwakzalverij
* sham : nep
* sham : oplichterij
* shaman : priester-tovenaar
* shaman : sjamaan
* shame : beschaamdheid
* shame : foei
* shame : schaamte
* shame : schande
* shameful : schandelijk
* shameless : hondsbrutaal
* shameless : onbeschoft
* shameless : schaamteloos
* shampoo : het haar wassen
* shampoo : shampoo
* shamrock : klaver
* shanty : barak
* shanty : keet
* shanty : loods
* shanty : schuur
* shanty town : krottenwijk
* shape : aangaan
* shape : formeren
* shape : gedaante
* shape : vorm
* shape : vormen
* share : Part
* share : aandeel
* share : actie
* share : afbreken
* share : deel
* share : deelnemen
* share : delen
* share : gedeelte
* share : meedoen
* share : meemaken
* share : onderdeel
* share : opsplitsen
* share : participeren
* share : portie
* share : rantsoen
* share : splitsen
* share : stuk
* share : taks
* share : verdelen
* share to bearer : aandeel aan toonder
* share-capital : aandelenkapitaal
* shared : gedeeld
* shared : gezamenlijk
* shared : verdeeld
* shareholder : aandeelhouder
* shareholdership : aandeelhouderschap
* shark : haai
* sharp : -kruis
* sharp : accuraat
* sharp : acuut
* sharp : bijtend
* sharp : doordringend
* sharp : exact
* sharp : fel
* sharp : gepunt
* sharp : guur
* sharp : hekje
* sharp : hoog
* sharp : juist
* sharp : kruis
* sharp : nauwgezet
* sharp : precies
* sharp : puntig
* sharp : schel
* sharp : scherp
* sharp : scherpe
* sharp : scherpzinnig
* sharp : schril
* sharp : snerend
* sharp : snerpend
* sharp : stekend
* sharp : sterk
* sharp : straf
* sharp : vlak
* sharp-edged : kantig
* sharp-toned : bits
* sharp-toned : snibbig
* sharpen : aanzetten
* sharpen : scherpen
* sharpen : slijpen
* sharpen : verhevigen
* sharpen : wetten
* sharpener : slijper
* sharpness : felheid
* sharpness : gescherptheid
* sharpness : guurheid
* sharpness : schelheid
* sharpness : scherpheid
* sharpness : scherpte
* sharpness : schrilheid
* shat : gescheten
* shat : scheet
* shat : scheten
* shatter : intrappen
* shatter : verbrijzelen
* shatter : vermorzelen
* shatter : verpletteren
* shave : afscheren
* shave : scheren
* shave : zich scheren
* shave off : afscheren
* shaving-brush : scheerkwast
* shaving-brush : zeepkwast
* shawl : bouffante
* shawl : das
* shawl : halsdoek
* shawl : sjaal
* she : 'r
* she : d'r
* she : haar
* she : ze
* she : zij
* she-ass : ezelin
* she-bear : berin
* she-goat : geit
* she-wolf : wolvin
* sheaf : bos
* sheaf : bundel
* sheaf : garf
* sheaf : schoof
* sheaf : wis
* shear : knippen
* shear : scheren
* shear : snoeien
* sheared : geschoren
* sheared : schoor
* sheared : schoren
* shearwater : pijlstormvogel
* sheath : huls
* sheath : in de schede steken
* sheath : schede
* sheathe : in de schede steken
* shed : afdak
* shed : afwerpen
* shed : barak
* shed : berghok
* shed : gieten
* shed : huisje
* shed : keet
* shed : kraam
* shed : loods
* shed : luifel
* shed : markies
* shed : plengen
* shed : schenken
* shed : schutdak
* shed : schuur
* shed : splijten
* shed : stalletje
* shed : storten
* shed : tent
* shed : uit het zadel lichten
* shed : uit het zadel werpen
* shed : vergieten
* shed : werpen
* shed : zonnescherm
* shed tears : huilen
* shed tears : traanogen
* shed tears : tranen
* sheen : glans
* sheen : pracht
* sheen : schijn
* sheen : schittering
* sheep : schaap
* sheep : schapen
* sheep-dog : herdershond
* sheet : blad
* sheet : laag
* sheet : laken
* sheet : plaat
* sheet : plak
* sheet : tablet
* sheet : vel
* sheet metal : blik
* sheet metal : blikken
* sheet metal : dunne metaalplaat
* sheikh : sjeik
* shelf : legplank
* shelf : plank
* shelf : rek
* shelf : schap
* shell : afpellen
* shell : bombarderen
* shell : dop
* shell : eierschaal
* shell : granaat
* shell : huisje
* shell : jassen
* shell : kinkhoorn
* shell : kraken
* shell : lier
* shell : obus
* shell : omhulsel
* shell : pellen
* shell : rugschild
* shell : schaal
* shell : schelp
* shell : schil
* shell : schild
* shell : schillen
* shell : schors
* shell : slakkehuis
* shellfish : schelpdier
* shelling : bombardement
* shelter : abri
* shelter : behoeden
* shelter : beschermen
* shelter : bescherming
* shelter : beschutten
* shelter : beschutting
* shelter : beveiliging
* shelter : bunker
* shelter : heenkomen
* shelter : kazemat
* shelter : scherm
* shelter : schuilen
* shelter : schuilplaats
* shelter : toeverlaat
* shelter : toevlucht
* shelter : toevluchtsoord
* shepherd : herder
* shepherd : schaapherder
* shepherd : scheper
* shepherdess : herderin
* shepherdess : herderinnetje
* shepherdess : schapenhoedster
* sheriff : landrechter
* sheriff : sheriff
* sherry : sherry
* shh : sst!
* shield : afschermen
* shield : badge
* shield : beschermen
* shield : beschermer
* shield : bescherming
* shield : beschermster
* shield : bord
* shield : bordje
* shield : penning
* shield : plaat
* shield : scherm
* shield : schild
* shield : uithangbord
* shield : verdedigen
* shield : wapenschild
* shield : wegwijzer
* shift : ploegendienst
* shift : verplaatsen
* shift : verschuiving
* shift on to : afwentelen
* shift on to : overladen
* shift on to : verladen
* shifting spanner : Engelse sleutel
* shilling : shilling
* shin splints : beenvliesontsteking
* shin-bone : scheen
* shin-bone : scheenbeen
* shinbone : scheenbeen
* shine : aan zijn
* shine : blinken
* shine : bravoure
* shine : glans
* shine : glanzen
* shine : licht geven
* shine : lichten
* shine : opblinken
* shine : polieren
* shine : schijnen
* shine : schitteren
* shine : stralen
* shine : uitblinken
* shine : voor de hand liggen
* shine upon : belichten
* shine upon : beschijnen
* shine upon : bestralen
* shine upon : overschijnen
* shingle : dakplankje
* shiny : blinkend
* shiny : glanzend
* ship : afzenden
* ship : boot
* ship : expediëren
* ship : opsturen
* ship : schip
* ship : uitleveren
* ship : vaartuig
* ship : verschepen
* ship : verzenden
* ship's boat : sloep
* shipping share : scheepsaandeel
* shipping-date : verzenddatum
* shipwreck : schipbreuk
* shirt : hemd
* shirt : overhemd
* shirt : shirt
* shishkabob : kebab
* shishkabob : shish kebab
* shishkabob : sjaslik?
* shit : poep
* shit : schijt
* shit : schijten
* shiver : beven
* shiver : bibberen
* shiver : huiveren
* shiver : huiveren/rillen
* shiver : rillen
* shiver : trillen
* shock : aanstoot geven
* shock : choqueren
* shock : kwetsen
* shock : opschudden
* shock : schok
* shock : schokken
* shock : schudden
* shock : shock
* shock : wrikken
* shock absorber : schokbreker
* shock-absorber : schokbreker
* shoddy : nagemaakt
* shoe : beslaan
* shoe : schoeien
* shoe : schoen
* shoe : schoenen aantrekken
* shoe polish : schoensmeer
* shoe-horn : schoenhoorn
* shoe-horn : schoenlepel
* shoe-lace : nestel
* shoe-lace : rijgveter
* shoe-lace : schoenveter
* shoe-lace : veter
* shoe-lift : schoenhoorn
* shoe-lift : schoenlepel
* shoemaker : schoenmaker
* shogun : sjogoen
* shoo : aandrijven
* shoo : drijven
* shoo : opjagen
* shoo : voortdrijven
* shoo-in : gedoodverfde winnaar
* shoo-in : kat in't bakkie
* shook : schudde
* shook : schudden
* shoot : loot
* shoot : paffen
* shoot : scheut
* shoot : schieten
* shoot : spruit
* shoot : uitloper
* shoot : uitspruitsel
* shoot : vuren
* shoot dead : doodschieten
* shoot dead : fusilleren
* shoot off : afschieten
* shop : boodschappen doen
* shop : inkopen doen
* shop : shoppen
* shop : winkel
* shop : winkelen
* shop : zaak
* shop assistant : verkoopster
* shop assistant : verkoper
* shop window : etalage
* shopaholic : koopzieke
* shopkeeper : neringdoende
* shopkeeper : winkelier
* shoplifter : winkeldief
* shoplifting : winkeldiefstal
* shopping basket : boodschappenmandje
* shopping basket : mandje
* shopping cart : winkelwagen
* shopping mall : winkelcentrum
* shopping street : winkelstraat
* shopping-centre : winkelcentrum
* shore : kust
* shore : kustlijn
* shore : oever (van meer)
* shore : zeekant
* shore : zeekust
* short : dicht
* short : dichte
* short : kort
* short : korte
* short : kortstondig
* short circuit : kortsluiting
* short pants : broek
* short pants : kniebroek
* short pants : korte broek
* short story : novelle
* short-lived : kortstondig
* short-sighted : bijziend
* short-sighted : kippig
* short-sighted : kortzichtig
* short-term : kortetermijn-
* shortage : afwezigheid
* shortage : euvel
* shortage : gebrek
* shortage : gemis
* shortage : krapte
* shortage : tekort
* shortage : tekortkoming
* shortcoming : afwezigheid
* shortcoming : euvel
* shortcoming : gebrek
* shortcoming : gemis
* shortcoming : tekort
* shortcoming : tekortkoming
* shorten : afkorten
* shorten : bekorten
* shorten : inkorten
* shorten : inkrimpen
* shorten : korten
* shorten : verkorten
* shortening of working hours : arbeidstijdverkorting
* shortening of working hours : werktijdverkorting
* shorthand : snelschrift
* shorthand : steno
* shorthand : stenografie
* shortness of breath : aamborstigheid
* shortness of breath : astma
* shorts : broek
* shorts : kniebroek
* shorts : korte broek
* shot : geschoten
* shot : hagel
* shot : kogel
* shot : schoot
* shot : schot
* shot : schoten
* shot : versleten
* shotgun : jachtgeweer
* should : behoren
* should : dienen
* should : horen
* should : moeten
* should : zou
* should : zouden
* should : zullen
* shoulder : berm
* shoulder : schouder
* shoulder : vluchtstrook
* shoulder blade : schouderblad
* shoulder-belt : bandelier
* shoulder-belt : schouderriem
* shoulderblade : schouderblad
* shout : gieren
* shout : joelen
* shout : kreet
* shout : roep
* shout : roepen
* shout : schreeuw
* shout : schreeuwen
* shove : schuiven
* shove on : aanschuiven
* shovel : blik
* shovel : opscheppen
* shovel : schep
* shovel : scheppen
* shovel : schop
* shoveler : slobeend
* show : aanduiden
* show : aangeven
* show : aantonen
* show : demonstreren
* show : een teken geven
* show : expositie
* show : kenmerken
* show : kijkspel
* show : laten blijken
* show : laten zien
* show : manifesteren
* show : merken
* show : schouwspel
* show : show
* show : spektakel
* show : tekenen
* show : tentoonspreiden
* show : tentoonstelling
* show : tonen
* show : uitwijzen
* show : vertonen
* show : vertoning
* show : voorstelling
* show : wijzen
* show off : haarkloven
* show off : pronken
* show off : pronken met
* show off : zich aanstellen
* show window : etalage
* show window : uitstalkast
* show window : uitstalraam
* show window : winkelkast
* show window : winkelraam
* show-off : aansteller
* showcase : vitrine
* shower : besproeien
* shower : bui
* shower : douche
* shower : douchen
* shower : een douche nemen
* shower : een stortbad nemen
* shower : regenbui
* shower : stortbad
* showerhead : douchekop
* showerstall : douchehokje
* shrank : kromp
* shrank : krompen
* shrapnel : granaatkartets
* shrapnel : shrapnel
* shrew : feeks
* shrew : furie
* shrew : haaibaai
* shrew : helleveeg
* shrew : megera
* shrew : tang
* shrew : wijf
* shrew : xantippe
* shrewd : pienter
* shrewd : scherpzinnig
* shrewd : schrander
* shrewd : sluw
* shrewd : snugger
* shrewd : spits
* shrewd : vernuftig
* shrewish : feeksachtig
* shrill : bits
* shrill : krijsend
* shrill : schel
* shrill : schelklinkend
* shrill : schril
* shrill : snibbig
* shrimp : garnaal
* shrink (shrank : krimpen
* shrink (shrank-shrunk) : krimpen
* shrink : ineenkrimpen
* shrink : ineenkronkelen
* shrink : ineenschrompelen
* shrink : krimpen
* shrink : psychiater
* shrink : slinken
* shrink : verschrompelen
* shrivel up : ineenschrompelen
* shrivel up : slinken
* shrivel up : verschrompelen
* shrub : boompje
* shrub : heester
* shrub : struik
* shrub celery : bleekselderij
* shrub celery : struikselderie
* shrubbery : bosjes
* shrubbery : struikgewas
* shrug : de schouders ophalen
* shrug : zijn schouders ophalen
* shrunk : gekrompen
* shrunk) : krimpen
* shuffle : mengen
* shuffle : mixen
* shuffle : temperen
* shuffle : vermengen
* shuffle : verwarren
* shuffle : wassen
* shun : mijden
* shut : dicht
* shut : dichtdoen
* shut : dichtklappen
* shut : dichtmaken
* shut : gesloten
* shut : sluiten
* shut : toe
* shut : toedoen
* shut off : afzetten
* shut off : buiten werking stellen
* shut off : stilzetten
* shut off : stopzetten
* shut off : uitschakelen
* shut off : uitzetten
* shut up : insluiten
* shut up : opsluiten
* shut up : wegbergen
* shut up : wegsluiten
* shutter : luik
* shuttlecock : shuttle
* shy : bedeesd
* shy : bevangen
* shy : blo
* shy : eenkennig
* shy : gegeneerd
* shy : gegeneerde
* shy : schuchter
* shy : schuchtere
* shy : timide
* shy : verlegen
* shy/timid : verlegen
* shyness : bedeesdheid
* shyness : verlegenheid
* shyster : advocaat van kwade zaken
* sibling : broeder
* sibling : broer
* sibling : broer/broeder or zus/zuster
* sibling : zus
* sibling : zuster
* siblings : broers en zussen
* sick : naar
* sick : ziek
* sick : zieke
* sick : zieken
* sickle : sikkel
* sickle : zicht
* sickness : ziekte
* side : bij-
* side : bladzijde
* side : flank
* side : kant
* side : minder belangrijk
* side : pagina
* side : partij
* side : ploeg
* side : stem
* side : ver
* side : vlak
* side : zij
* side : zij-
* side : zijde
* side : zijdelings
* side : zijkant
* side with : partij kiezen voor
* side-branch : zijtak
* side-issue : aanhangsel
* side-issue : bijkomstigheid
* side-issue : bijwerk
* side-issue : bijzaak
* side-way : afslag
* side-way : zijweg
* side-whiskers : bakkebaard
* sideboard : kast
* sideissue : bijzaak
* sideline : hobby
* sideral : stellair
* sideral : sterre-
* sideral : sterren-
* sideshow : bijzaak
* sidewalk : stoep
* sidewalk : trottoir
* sidewalk : voetpad
* siege : beleg
* siege : belegering
* sieve : zeef
* sieve : zift
* sift : zeven
* sift : ziften
* sigh : gapen
* sigh : kreunen
* sigh : zucht
* sigh : zuchten
* sight : aanblik
* sight : aanzien
* sight : air
* sight : bezienswaardigheid
* sight : gezicht
* sight : gezichtsvermogen
* sight : richtmiddel
* sight : schijn
* sight : uiterlijk
* sight : verschijning
* sight : vizier
* sight : voorkomen
* sight : zicht
* sight : zoeker
* sightless person : blinde
* sightseeing trip : excursie
* sightseeing trip : tocht
* sightseeing trip : toer
* sightseeing trip : trip
* sightseeing trip : uitstapje
* sigma : sigma
* sign : adstructie
* sign : bewijs
* sign : blijk
* sign : merkteken
* sign : omen
* sign : onderschrijven
* sign : ondertekenen
* sign : sein
* sign : signaal
* sign : teken
* sign : tekenen
* sign : verkeersbord
* sign : voorbode
* sign : voorteken
* sign : wenk
* sign language : gebarentaal
* sign-board : bord
* sign-board : bordje
* sign-board : schild
* sign-board : uithangbord
* signal : bewijs
* signal : blijk
* signal : een sein geven
* signal : merkteken
* signal : sein
* signal : seinen
* signal : signaal
* signal : teken
* signal : wenk
* signalman : baanwachter
* signalman : overwegwachter
* signature : handtekening
* signature : ondertekening
* significance : belang(rijkheid)
* significance : betekenis
* significant : belangrijk
* significant : betekenisvol
* significant : veelbetekenend
* significant : veelzeggend
* signify : beduiden
* signify : betekenen
* signpost : wegwijzer
* silence : kalmte
* silence : rust
* silence : rustigheid
* silence : stilte
* silence : stilzwijgen
* silent : stil
* silent : stilzwijgend
* silent : zwijgend
* silently : stil
* silently : zwijgend
* silhouette : schaduwbeeld
* silhouette : silhouet
* silicon : kiezel
* silicon : silicium
* silicon dioxide : silicium dioxyde
* silk : zij
* silk : zijde
* silk : zijdedoek
* silk : zijden
* silk- : zijden
* silken : zijden
* silkworm : zijderups
* silkworm : zijdeworm
* sill : dorpel
* sill : drempel
* sill : vensterbank
* silliness : frivoliteit
* silliness : ijdelheid
* silly : dom
* silly : dwaas
* silly : ondoordacht
* silly : onzinnig
* silly goose : domme gans
* silt up : aanslibben
* silver : bestek
* silver : zilver
* silver : zilveren
* silver : zilverkleur
* silver : zilverkleurig
* silver : zilverkleurige
* silver : zilverwerk
* silver fir : gewone zilverspar
* silver fir : zilverspar
* silver-coloured : zilverkleurig
* silversmith : zilversmid
* silverware : tafelzilver
* silvery-cheeked antshrike : campos-mierklauwier
* similar : eender
* similar : gelijkend
* similar : gelijksoortig
* similar : gelijkvormig
* similar : soortgelijk
* similarity : gelijkenis
* similarity : overeenkomst
* similarly : op dezelfde manier
* simmer : pruttelen
* simple : aalwaardig
* simple : aalwarig
* simple : achterlijk
* simple : eenvoudig
* simple : enkelvoudig
* simple : simpel
* simple past : verleden tijd
* simplified chinese : vereenvoudigde chinees
* simplify : simplificeren
* simplify : vereenvoudigen
* simultaneous : eigentijds
* simultaneous : gelijktijdig
* simultaneous : simultaan
* simultaneous : tegenlijkertijd
* simultaneously : tegelijkertijd
* simultaneousness : gelijktijdigheid
* sin : zonde
* sin : zonde doen
* sin : zondigen
* since : aangezien
* since : al vanaf
* since : daar
* since : met ingang van
* since : omdat
* since : sedert
* since : sinds
* since : vanaf
* since : vermits
* since : want
* since : wijl
* sincere : innig
* sincere : ongeveinsd
* sincere : oprecht
* sincere : rondborstig
* sincere : trouwhartig
* sincere : zuiver
* sincerity : openhartigheid
* sincerity : oprechtheid
* sincerity : rondborstigheid
* sincerity : trouwhartigheid
* sine : sinus
* sinew : pees
* sinew : zeen
* sinful : zondig
* sing : bezingen
* sing : zingen
* singer : zanger
* singer : zangeres
* singing : gefluit
* singing : gezang
* singing : zang
* singing-bird : zangvogel
* single : afzonderlijk
* single : alleen
* single : alleenstaand
* single : alleenstaande
* single : eenzaam
* single : enkel
* single : ongehuwd
* single : ongetrouwd
* single file : in ganzenpas
* single man : alleenstaande
* singly : alleen
* singly : in zijn eentje
* singly : één per keer
* singular : enig
* singular : enige
* singular : enkelvoud
* singular : enkelvoudig
* singular : enkelvoudige
* singular : opmerkelijk
* singular : opmerkelijke
* singularity : bijzonderheid
* singularity : singulariteit
* singularity : vluchtpunt
* sink : aan de grond raken
* sink : aanboren
* sink : afwasbak
* sink : doen zinken
* sink : duiken
* sink : gootsteen
* sink : inzinken
* sink : onderdompelen
* sink : onderduiken
* sink : tot zinken brengen
* sink : wegzakken
* sink : zinken
* sip : opslorpen
* sip : opslurpen
* sip : resorberen
* sip : slurpen
* siphon : hevel
* siphon : sifon
* siphon : spuitfles
* sir : meneer
* sir : mijnheer
* sirocco : sirocco
* sister : kloosterzuster
* sister : non
* sister : verpleegster
* sister : zus
* sister : zuster
* sister-in-law : schoonzus
* sister-in-law : schoonzus/schoonzuster
* sister-in-law : schoonzuster
* sister-in-law : zwagerin
* sit : broeden
* sit : broeden op
* sit : koesteren
* sit : zitten
* sit at table : aanzitten
* sit down : gaan zitten
* sit down : plaatsnemen
* sit down : zich zetten
* sit down to table : aanschikken
* sit down to table : aanschuiven
* site : ligging
* site : terrein
* sitting-room : huiskamer
* sitting-room : salon
* sitting-room : woonkamer
* sitting-room : zaal
* sitting-room : zitkamer
* situation : ligging
* situation : situatie
* situation : stand
* situation : stand van zaken
* situation : toestand
* situation comedy : situatie komedie
* six : zes
* sixteen : zestien
* sixteenth : zestiende
* sixth : zesde
* sixtieth : zestigste
* sixty : zestig
* sixty-eight : achtenzestig
* sixty-five : vijfenzestig
* sixty-four : vierenzestig
* sixty-nine : negenenzestig
* sixty-one : eenenzestig
* sixty-seven : zevenenzestig
* sixty-six : zesenzestig
* sixty-three : drieënzestig
* sixty-two : tweeënzestig
* sizable : aanmerkelijk
* sizable : aanzienlijk
* sizable : geruim
* size : bestek
* size : grootheid
* size : grootte
* size : maat
* size : omvang
* size : uitgebreidheid
* skate : glijmiddel
* skate : rog
* skate : schaats
* skate : schaatsen
* skate : schaatsenrijden
* skein : vendel
* skeleton : gebeente
* skeleton : geraamte
* skeleton : karkas
* skeleton : skelet
* skeptic : scepticus
* skeptical : sceptisch
* skeptical : twijfelzuchtig
* sketch : aanleg
* sketch : krabbel
* sketch : ontwerp
* sketch : ontwerpen
* sketch : schets
* sketch : schetsen
* sketch : uitstippelen
* ski : ski
* ski : skiën
* skid : een schuiver maken
* skid : gieren
* skid : slippen
* skid : uitglijden
* skier : skiester
* skier : skiër
* skilful : bedreven
* skilful : bekwaam
* skilful : geoefend
* skilfulness : bedrevenheid
* skilfulness : handigheid
* skilfulness : slag
* skilfulness : vaardigheid
* skilfulness : vlugheid
* skill : bedrevenheid
* skill : bekwaamheid
* skill : handigheid
* skill : slag
* skill : vaardigheid
* skill : vlugheid
* skilled : bedreven
* skilled : geoefend
* skilled : geschoold
* skillful : bedreven
* skillful : behendig
* skillful : bekwaam
* skillful : geoefend
* skillful : handig
* skillful : vaardig
* skillfulness : bedrevenheid
* skillfulness : handigheid
* skillfulness : slag
* skillfulness : vaardigheid
* skillfulness : vlugheid
* skim : afromen
* skim : afschuimen
* skim : ontromen
* skim : romen
* skim : scheren
* skim : scheren over
* skim : schuimen
* skim milk : afgeroomde melk
* skim milk : magere melk
* skimmed milk : afgeroomde melk
* skimmed milk : magere melk
* skimpy : mager
* skimpy : schraal
* skimpy : sprietig
* skin : afstropen
* skin : blaadje
* skin : dierevel
* skin : huid
* skin : onthuiden
* skin : ontvellen
* skin : pels
* skin : schaven
* skin : skin
* skin : stropen
* skin : vacht
* skin : vel
* skin : vellen
* skin : villen
* skinflint : duitendief
* skinflint : gierigaard
* skinflint : schraper
* skinflint : vrek
* skinny : mager
* skinny : schraal
* skinny : sprietig
* skinny dipping : naaktzwemmen
* skip : overslaan
* skip rope : touwtje springen
* skirmish : schermutseling
* skirt : omcirkelen
* skirt : omzomen
* skirt : rok
* skirt : vrouwenrok
* skull : schedel
* skunk : stinkdier
* sky : firmament
* sky : hemel
* sky : lucht
* sky blue : azuren
* sky blue : azuur
* sky blue : hemelsblauw
* sky blue : lazuren
* sky blue : lazuur
* skyjacker : vliegtuigkaper
* skylark : veldleeuwerik
* skylight : dakraam
* skylight : luik
* skylight : patrijspoort
* skyscraper : wolkenkrabber
* slab : plaat
* slab : plak
* slab : tablet
* slain : gedood
* slain : vermoord
* slam : dichtslaan
* slam shut : dichtslaan
* slam shut : dichtvallen
* slander : achterklap
* slander : belasteren
* slander : eerroof
* slander : kwaadspreken
* slander : laster
* slander : roddelen
* slander : smaad
* slanderous : lasterlijk
* slang : bargoens
* slang : jargon
* slanting : scheef
* slanting : schuin
* slap : draai om de oren
* slap : klets
* slap : kletsen
* slap : lel
* slap : mep
* slap : meppen
* slap : neerkwakken
* slap : oorveeg
* slash : afkraken
* slash : ophaal
* slash : schuine streep
* slat : lat
* slate : afkraken
* slate : lei
* slaughter : afslachten
* slaughter : slachten
* slave : slaaf
* slave : slavin
* slavery : slavernij
* slay : doden
* slay : doodmaken
* slay : ombrengen
* sledge : ar
* sledge : arreslee
* sledge : slede
* sledge : slee
* sledgehammer : voorhamer
* sleep : maffen
* sleep : onderbrengen
* sleep : slaap
* sleep : slapen
* sleep : te slapen leggen
* sleep heavily : slapen als een roos
* sleep heavily : vast slapen
* sleep in : uitslapen
* sleep on : beslapen
* sleeper : dwarsligger
* sleeper : slaapwagen
* sleeper : slaper
* sleeping bag : slaapzak
* sleeping-accomodation : slaapkamer
* sleeping-accomodation : slaapplaats
* sleeping-car : slaaprijtuig
* sleeping-car : slaapwagen
* sleeping-place : slaapkamer
* sleeping-place : slaapplaats
* sleepless : slapeloos
* sleepy : slaperig
* sleeve : mouw
* sleigh : ar
* sleigh : arreslee
* sleigh : slede
* sleigh : slee
* slender : dun
* slender : luchtig
* slender : mager
* slender : rank
* slender : schraal
* slender : slank
* slender : sprietig
* slender : tenger
* slender-horned gazelle : duingazelle
* slice : filet
* slice : moot
* slice : plak
* slice : schijf
* slice : snede
* slice : snee
* slice : sneetje
* slice : snerpen
* slice : snijden
* slid : gegleden
* slid : gleden
* slid : gleed
* slide : dia
* slide : glijbaan
* slide : glijden
* slide : lawine
* slide : schuif
* slide : schuifaf
* slide : slepen
* slide : slide
* slide : uitglijden
* slide : ventiel
* slight : licht
* slight : onbeduidend
* slighting : achterstelling
* slighting : verwaarlozing
* slighting : verzaking
* slightly : een beetje
* slim : aan de lijn doen
* slim : afslanken
* slim : afslanken/afvallen
* slim : dun
* slim : dunne
* slim : lijnen
* slim : rank
* slim : slank
* slim : slanke
* slim : tenger
* slim : vermageren
* sling : draagband
* sling : ophangen
* sling : slinger
* sling : slingeren
* sling : werpen
* sling : zwaai
* slink off : afdruipen
* slip : falen
* slip : fiche
* slip : glibberen
* slip : glijden
* slip : glippen
* slip : kaart
* slip : kaartje
* slip : kooi
* slip : ondergoed
* slip : schuiven
* slip : slip
* slip : slippen
* slip : stukje papier
* slip : uitglijden
* slipped disk : rughernia
* slipper : pantoffel
* slipper : schuifster
* slipper : schuiver
* slipper : slipper
* slipper : slipster
* slippery : glad
* slippery : glibberig
* slippery : ongrijpbaar
* slippery as an eel : aalglad
* slippery as an eel : zo glad als een aal
* slit : splijten
* slobber : kwijlen
* slogan : devies
* slogan : kreet
* slogan : leus
* slogan : leuze
* slogan : lijfspreuk
* slogan : slagzin
* slogan : slogan
* slogan : wapenspreuk
* slogan : zinspreuk
* sloop : sloep
* slope : afrit
* slope : glooiing
* slope : helling
* slope : richtingscoëfficient
* slope : schuinte
* slope down : afhellen
* slope down : glooien
* slope down : hellen
* sloping : aflopend
* sloping : glooiend
* sloping : hellend
* sloping : schuin
* slot : cannelure
* slot : gleuf
* slot : groef
* slot : sleuf
* slot : sponning
* sloth : aai
* sloth : ai
* sloth : drietenige luiaard
* sloth : luiaard
* sloth : luiheid
* slothful : lui
* slow : langzaam
* slow : langzame
* slow : ophouden
* slow : slome
* slow : sloom
* slow : traag
* slow : vertragen
* slow train : boemeltrein
* slow-worm : hazelworm
* slowly : langzaam
* slowly : langzaamaan
* slowly : op zijn gemak
* slowly : traag
* slowly : traagjes
* slowly : zachtjes
* slowly : zoetjes
* slug : naaktslak
* slug : slak
* slug : wijngaardslak
* sluice : sas
* sluice : sassluis
* sluice : schutsluis
* sluice : sluis
* sluice : spui
* slum : achterbuurt
* slumber : druilen
* slumber : dutten
* slumber : sluimeren
* slumber : sluimering
* slump : recessie
* slung : geslingerd
* slung : geworpen
* slung : hing op
* slung : hingen op
* slung : opgehangen
* slung : slingerde
* slung : slingerden
* slung : wierp
* slung : wierpen
* slut : lichtekooi
* slut : slet
* slut : sloerie
* slut : snol
* sly : doortrapt
* sly : gewiekst
* sly : listig
* sly : slim
* sly : sluw
* sly : uitgeslapen
* sly joke : flauwekul
* sly joke : geintje
* sly joke : humbug
* slyness : doortraptheid
* slyness : slimheid
* smack : smakken
* small : gering
* small : jong
* small : karig
* small : klein
* small : luttel
* small : min
* small : minuscuul
* small : nietig
* small ball : balletje
* small basket : mandje
* small bench : bankje
* small intestine : dunne darm
* small letter : kleine letter
* small letter : minuskel
* small plate : bordje
* small room :
* small room : kamer
* small room : kamertje
* small woodpecker : aanbeeldvogel
* small-minded : benepen
* small-minded : kleingeestig
* small-mindedness : benepenheid
* small-mindedness : kleingeestigheid
* small-time : amateuristisch
* smallpox : pokken
* smart : doortrapt
* smart : gewiekst
* smart : knap
* smart : listig
* smart : slim
* smart : uitgeslapen
* smash : intrappen
* smash : stukslaan
* smash : verbrijzelen
* smash : vermorzelen
* smash : verpletteren
* smear : besmeren
* smear : doorsmeren
* smear : sauzen
* smear : smeren
* smell : geur
* smell : geuren
* smell : lucht
* smell : luchtje
* smell : reuk
* smell : reukzin
* smell : rieken
* smell : ruiken
* smell : stank
* smell : stinken
* smell : vies ruiken
* smell at : beruiken
* smell at : besnuffelen
* smell bad : stinken
* smell bad : vies ruiken
* smell of : rieken naar
* smell of : ruiken naar
* smelled : gegeurd
* smelled : geurde
* smelled : geurden
* smile : glimlach
* smile : glimlachen
* smith : ijzersmid
* smith : smid
* smock : boezeroen
* smock : hes
* smock : kiel
* smog : smog
* smoke : damp
* smoke : roken
* smoke : rook
* smoke : sigaret
* smoke : smoken
* smoke : smoren
* smoke : walm
* smoke screen : afleidingsmanoeuvre
* smoked : gerookt
* smokers : rookcoupé
* smokestack : kachelpijp
* smokestack : rookkanaal
* smokestack : schoorsteen
* smokestack : schoorsteenpijp
* smooth : banen
* smooth : effen
* smooth : effenen
* smooth : gelijk
* smooth : glad
* smooth : gladmaken
* smooth : gladstrijken
* smooth : sluik
* smooth : uitstrijken
* smooth : vlak
* smooth : vlot
* smooth : zonder moeilijkheden
* smuggle : smokkelen
* smuggler : sluikhandelaar
* smuggler : smokkelaar
* smurf : smurf
* snack : lunch
* snack : twaalfuurtje
* snail : apestaartje
* snail : huisjesslak
* snail : slak
* snail mail : slakkenpost
* snail mail : snailmail
* snail-shell : slakkehuis
* snake : serpent
* snake : slang
* snap at : afsnauwen
* snappy : bits
* snappy : snibbig
* snare : arglist
* snare : hinderlaag
* snare : slag
* snare : val
* snare : valstrik
* snare drum : snarentrom
* snarl at : afsnauwen
* snatch : afpakken
* snatch : doos
* snatch : graai
* snatch : graaien
* snatch : weggraaien
* snatch : wegpikken
* sneer : ginnegappen
* sneer : grijnslachen
* sneer : spotlachen
* sneer at : neerkijken op
* sneeze : nies
* sneeze : niesen
* sneeze : niezen
* sneeze : proesten
* sniff at : beruiken
* sniff at : besnuffelen
* sniffer plane : snuffelvliegtuig
* snifter : aperitief
* snifter : borrel
* snob : snob
* snobbish : snobistisch
* snobby : snobistisch
* snore : knorren
* snore : ronken
* snore : snorken
* snore : snurken
* snorter : aperitief
* snorter : borrel
* snot : snot
* snow : sneeuw
* snow : sneeuwen
* snow : sneeuwval
* snow : sneeuwwit
* snow white : hagelwit
* snow white : sneeuwwit
* snow white : sneeuwwitje
* snow white : spierwit
* snowball : sneeuwbal
* snowball fight : sneeuwballengevecht
* snowdrop : sneeuwklokje
* snowflake : sneeuwvlok
* snowman : sneeuwpop
* snowplow : sneeuwploeg
* snowplow : sneeuwruimen
* snowplow : sneeuwruimer
* snowstorm : sneeuwstorm
* snowy : besneeuwd
* snub : afsnauwen
* snuffle : opsnuiven
* snuffle : snuffelen
* snuffle : snuiven
* so ... as : even ... als
* so ... as : zo ... als
* so : bijgevolg
* so : derhalve
* so : dermate
* so : dus
* so : dusdanig
* so : even
* so : opdat
* so : zo
* so : zodanig
* so : zodat
* so : zodoende
* so : zozeer
* so far : tot zover
* so long : dag
* so long : tot weerziens
* so long : tot ziens
* so so : redelijk wel
* so so : zo zo
* so that : opdat
* so to speak : bij wijze van spreken
* so to speak : om zo te zeggen
* so to speak : zogezegd
* so-called : zogenaamd
* soak : in de week zetten
* soak : indompelen
* soak : indopen
* soak : soppen
* soak : weekmaken
* soak : weken
* soap : inzepen
* soap : zeep
* soap : zepen
* soap opera : soap
* soap opera : soapreeks
* soap opera : soapserie
* soapwort : zeepkruid
* soar : omhoogschieten
* sob : sentimenteel
* sob : snik
* sob : snikken
* sober : bezadigd
* sober : matig
* sober : nuchter
* sober : sober
* sober : stemmig
* sobriquet : bijnaam
* soccer : voetbal
* soccer ball : voetbal
* social : maatschappelijk
* social : sociaal
* social security : sociale zekerheid
* socialism : socialisme
* socialist : socialist
* socialist : socialiste
* socialist : socialistisch
* socialist : socialistische
* society : club
* society : de maatschappij
* society : gemeenschap
* society : genootschap
* society : gezelschap
* society : krans
* society : kring
* society : maatschappij
* society : samenleving
* society : sociëteit
* society : vereniging
* sociologist : socioloog
* sociology : maatschappijleer
* sociology : sociologie
* sock : sok
* socket : foedraal
* socket : houder
* socket : schede
* sod : graszode
* sod : zode
* sod of grass : graszode
* sod of grass : zode
* soda pop : frisdrank
* sodium : natrium
* sodomize : anaal neuken
* sodomize : in de kont neuken
* sofa : bank in holland
* sofa : canapé
* sofa : divan
* sofa : sofa
* sofa : zetel
* sofa : zitbank
* soft : liefelijk
* soft : mals
* soft : murw
* soft : week
* soft : zacht
* soft : zoet
* soft-boiled : zachtgekookt
* soften up : murw maken
* soften up : vertederen
* soften up : weekmaken
* soften up : zacht maken
* softness : malsheid
* softness : weekheid
* softness : zachtheid
* software : programmatuur
* software : software
* soggy : doorweekt
* soggy : doorweekte
* soil : aarde
* soil : aardrijk
* soil : bekladden
* soil : bevlekken
* soil : bevuilen
* soil : bezoedelen
* soil : bodem
* soil : fond
* soil : grond
* soil : land
* soil : ondergrond
* soil : smetten
* soil : verontreinigen
* soil : vlekken
* soil : voedingsbodem
* soil : vuilmaken
* soiled : morsig
* soiled : onrein
* soiled : smerig
* soiled : vies
* soiled : vuil
* solace : troost
* solace : troosten
* solair : zonnig
* solar : zonne
* solar : zonne-
* solar system : zonnestelsel
* sold : verkocht
* sold : verkochten
* solder : soldeer
* solder : soldeersel
* solder : solderen
* soldier : soldaat
* sole : alleen
* sole : bal
* sole : bloot
* sole : enig
* sole : enkel
* sole : louter
* sole : schoenzool
* sole : tong
* sole : verlaten
* sole : voetzool
* sole : zool
* sole agency : alleenverkoop
* sole agent : alleenvertegenwoordiger
* sole sale : alleenverkoop
* sole trader : eenmanszaak
* solemn : plechtig
* solemn : plechtstatig
* solemn : statig
* solemnity : plechtigheid
* solemnity : statigheid
* solemnity : wijding
* solenoid : solenoïde
* solicitor : advocaat
* solicitor : raadsman
* solid : degelijk
* solid : deugdelijk
* solid : flink
* solid : gedegen
* solid : hecht
* solid : massief
* solid : onderbouwd
* solid : solide
* solid : steekhoudend
* solid : stevig
* solid : vast
* solidarity : gemeenschapszin
* solidarity : saamhorigheid
* solidarity : solidariteit
* solidus : ophaal
* soliloquy : alleenspraak
* soliloquy : monoloog
* solitary : alleen
* solitary : bloot
* solitary : eenzaam
* solitary : enig
* solitary : enkel
* solitary : louter
* solitary : verlaten
* solitude : eenzaamheid
* solo : solo
* soloist : solist
* solstice : zonnestilstand
* solstice : zonnewende
* solution : oplossing
* solution : uitkomst
* solve : ontraadselen
* solve : oplossen
* somber : mistroostig
* somber : naargeestig
* somber : somber
* somber : triestig
* some : een
* some : een beetje
* some : een hoeveelheid
* some : een of ander
* some : een paar
* some : een weinig
* some : een zeker
* some : enig
* some : enige
* some : enigszins
* some : enkele
* some : iemand
* some : nogal
* some : sommige
* some : sommigen
* some : tamelijk
* some : wat
* some extent : tot op zekere hoogte
* some kind of : een of ander
* some kind of : een of andere
* some kind of : enigerlei
* some one : een
* some one : een of ander
* some one : een zeker
* some one : iemand
* somebody : een
* somebody : een of ander
* somebody : een zeker
* somebody : iemand
* somehow : op de een of andere manier
* somehow : op een of andere wijze
* someone : een
* someone : een of ander
* someone : een zeker
* someone : iemand
* someone of the upperclass : iemand uit de hogere stand
* someone's : iemands
* something : iets
* something else : iets anders
* something else : nog 's wat anders
* something new : nieuwigheid
* something new : nieuws
* something new : nieuwtje
* sometime : eenmaal
* sometime : eens
* sometime : ooit
* sometime : wel eens
* sometimes ... sometimes : nu eens ... dan weer
* sometimes : bijwijlen
* sometimes : eens
* sometimes : op een keer
* sometimes : soms
* sometimes : somtijds
* sometimes : wel eens
* somewhat : een beetje
* somewhat : een weinig
* somewhat : enigszins
* somewhat : nogal
* somewhat : tamelijk
* somewhat : wat
* somewhere : ergens
* somewhere : ergens heen
* somewhere : hier of daar
* son : zijn
* son : zoon
* son-in-law : schoonzoon
* son-of-a-bitch : hondelul
* son-of-a-bitch : klootzak
* son-of-a-bitch : lul
* son-of-a-bitch : zak
* sonata : sonate
* song : gezang
* song : lied
* song : liedje
* song : nummer
* song : prikkie
* song : zang
* song-bird : zangvogel
* songbook : gezangboek
* songbook : gezangbundel
* songbook : zangboek
* sonorous : klankrijk
* sonorous : stemhebbend
* sonourous : klankrijk
* sonourous : stemhebbend
* sons : zonen
* sons and daughters : zoons en dochters
* soon : alras
* soon : binnenkort
* soon : dra
* soon : eerdaags
* soon : eerlang
* soon : eerstdaags
* soon : gauw
* soon : haast
* soon : spoedig
* soon : strakjes
* soon : straks
* soon : weldra
* soon : welhaast
* soot : roet
* soothe : bedaren
* soothe : geruststellen
* soothe : kalmeren
* sophisticated : geavanceerd
* sophisticated : geraffineerd
* sophisticated : ultramodern
* soprano : sopraan
* sorbet : sorbet
* sorbet : waterijs
* sorcerer : duivelskunstenaar
* sorcerer : tovenaar
* sorcery : toverij
* sore : zweer
* sore throat : keelpijn
* sorrel : roodbruin
* sorrel : zuring
* sorrow : bedroefdheid
* sorrow : droefheid
* sorrow : mistroostigheid
* sorrow : smart
* sorrow : somberheid
* sorrow : treurigheid
* sorrow : verdriet
* sorrowful : verdrietig
* sorry : het spijt me
* sorry : sorry
* sort : aard
* sort : rangschikken
* sort : slag
* sort : soort
* sort : sorteren
* sought) : proberen
* sought) : trachten
* soul : geest
* soul : gemoed
* soul : soul
* soul : ziel
* sound : gaan
* sound : geluid
* sound : geluid maken
* sound : gerucht
* sound : gezond
* sound : klank
* sound : kleppen
* sound : klinken
* sound : overgaan
* sound : slaan
* sound : toon
* sound : toon voortbrengen
* sound card : geluidskaart
* sound the alarm : aanslaan
* sound the alarm : alarm slaan
* sound the alarm : alarmeren
* soundscape : soundscape
* soup : soep
* sour : bars
* sour : doordringend
* sour : honds
* sour : nors
* sour : nurks
* sour : onaardig
* sour : onvriendelijk
* sour : schel
* sour : scherp
* sour : stuurs
* sour : verzuren
* sour : wrang
* sour : zuur
* sour : zuur worden
* source : bron
* source : kwel
* source : wel
* source : welput
* source code : broncode
* source of infection : besmettingshaard
* source of infection : infectiehaard
* south : naar het zuiden
* south : zuid
* south : zuidelijk
* south : zuiden
* south : zuidwaarts
* south africa : zuid-afrika
* south america : zuid-amerika
* south holland : zuid-holland
* south korea : zuid-korea
* south pole : zuidpool
* south wind : zuidenwind
* southeast : zuidoost
* southeast : zuidoostelijk
* southeast : zuidoosten
* southern : zuid
* southern : zuidelijk
* southern : zuiders
* southward : naar het zuiden
* southward : zuidwaarts
* southwards : naar het zuiden
* southwards : zuidwaarts
* southwest : zuidwest
* southwest : zuidwestelijk
* southwest : zuidwesten
* souvenir : aandenken
* souvenir : gedachtenis
* souvenir : gedenkschrift
* souvenir : gedenkteken
* souvenir : souvenir
* sovereign : beheerser
* sovereign : oppermachtig
* sovereign : potentaat
* sovereign : soeverein
* soviet union : sovjet-unie
* sow : inzaaien
* sow : keu
* sow : uitzaaien
* sow : zaaien
* sow : zeug
* spa : badplaats
* space : bestek
* space : de ruimte
* space : ruimte
* space : spatie
* space : speling
* space : wereldruim
* space bar : spatiebalk
* space shuttle : ruimteveer
* space shuttle : space shuttle
* spacecraft : ruimtetuig
* spacecraft : ruimtevaartuig
* spaceman : astronaut
* spaceman : ruimtevaarder
* spaceship : ruimteschip
* spacious : breedvoerig
* spacious : groot
* spacious : royaal
* spacious : ruim
* spacious : uitgebreid
* spacious : uitgestrekt
* spacious : wijd
* spade : graven
* spade : omspitten
* spade : omwoelen
* spade : schop
* spade : schoppen
* spade : schup
* spade : schuppen
* spade : spa
* spade : spade
* spade : spitten
* spade : woelen
* spades : pek
* spades : prik
* spades : schoppen
* spades : steek
* spades : stoot
* spam : ongewenste elektronische post
* spam : ongewenste mail
* spam : spam
* spanner : moersleutel
* spanner : schroefsleutel
* spare : besparen
* spare : bezuinigen
* spare : ontzien
* spare : reserveonderdeel
* spare : sparen
* spare : toegeeflijk zijn voor
* spare : uitsparen
* spare : uitwinnen
* spare : uitzuinigen
* spare : zich laten vermurwen
* spare part : reserveonderdeel
* spare time : vakantie
* spare time : vrije tijd
* spare tyre : reserveband
* spark : elektrische vonk
* spark : sprank
* spark : vonk
* spark plug : bougie
* spark plug : ontstekingsbuis
* sparkling : mousserend
* sparkling : schuimachtig
* sparkling : schuimend
* sparkling : schuimig
* sparrow : huismus
* sparrow : mus
* sparrow hawk : sperwer
* spasm : kramp
* spat : gespuwd
* spat : spuwde
* spat : spuwden
* spatter : bespatten
* spatter : besprenkelen
* spawn : kikkerdril
* spawn : kuit
* spawn : viskuit
* speak : praten
* speak : spreken
* speak of the devil : als je het over de duivel hebt
* speak of the devil : dan zie je zijn staart.
* speaker : box
* speaker : luidspreker
* speaker : spreker
* speaker's platform : tribune
* spear : lans
* spear : piek
* spear : speer
* spear : spies
* spear : spiets
* spearhead : speerpunt
* special : afgezonderd
* special : afzonderlijk
* special : bijzonder
* special : los
* special : speciaal
* specialist : deskundige
* specialist : expert
* specialist : kenner
* specialist : specialist
* specialist : vakman
* speciality : afdeling
* speciality : branche
* speciality : specialiteit
* speciality : tak
* speciality : vak
* specially : in het bijzonder
* specially : inzonderheid
* specially : speciaal
* specially : vooral
* specialty : specialiteit
* species : soort
* specific : soortelijk
* specific : specifiek
* specifications : bestek
* specify : specificeren
* specimen : exemplaar
* specimen : monster
* specimen : proef
* specimen : proefstuk
* specimen : specimen
* specimen : staal
* specimen : staaltje
* speck : vlek
* spectacle : kijkspel
* spectacle : schouwspel
* spectacle : spektakel
* spectacle : vertoning
* spectacles : bril
* spectator : beschouwer
* spectator : kijker
* spectator : toeschouwer
* spectator : zuschauer
* speculate : bespiegelingen houden
* speculation : bespiegeling
* speculation : speculatie
* speculative : bespiegelend
* speculative : speculatief
* speech : oratie
* speech : rede
* speech : redevoering
* speech : speech
* speech : spraak
* speech : spraakvermogen
* speech : spreektrant
* speech : spreken
* speech : toespraak
* speechless : sprakeloos
* speechless : stom
* speed : radheid
* speed : snelheid
* speed : snellen
* speed : speed
* speed : spoed
* speed : tempo
* speed : vaart
* speed : vaartje
* speed : vlugheid
* speed limit : maximum snelheid
* speed limit : snelheidsgrens
* speed of sound : geluidssnelheid
* speed up : accelereren
* speed up : bespoedigen
* speed up : verhaasten
* speed up : versnellen
* speed-limit : snelheidsgrens
* speeded : gesneld
* speeded : snelde
* speeded : snelden
* speedwell : ereprijs
* speedy : gauw
* speedy : gezwind
* speedy : haastig
* speedy : snel
* speedy : spoedig
* speedy : vlug
* spell : ban
* spell : begoocheling
* spell : betekenen
* spell : betovering
* spell : invallen voor
* spell : periode
* spell : spellen
* spell : toverspreuk
* spelling : spelling
* spelt : spelt
* spelunking : speleologie
* spend : aangeven
* spend : aanreiken
* spend : besteden
* spend : doorbrengen
* spend : spanderen
* spend : spenderen
* spend : uitgeven
* spend : verdrijven
* spend : verteren
* spend the night : overnachten
* spent : gaf uit
* spent : gaven uit
* spent : uitgegeven
* sperm : sperma
* sperm : zaad
* sperm whale : cachelot
* sperm whale : potvis
* sphere : bereik
* sphere : bol
* sphere : gebied
* sphere : kloot
* sphere : omgeving
* sphere : sfeer
* sphere of influence : invloedssfeer
* sphere of influence : jurisdictie
* spherical cap : bolkap
* spice : kruid
* spice : kruiden
* spice : kruiderij
* spice : specerij
* spider : spin
* spider : spinnekop
* spiderweb : rag
* spiderweb : spinneweb
* spiderweb : spinrag
* spiderweb : web
* spiked : puntig
* spiked : spits
* spill : morsen
* spin : draaimoment
* spin : spinnen
* spin : tollen
* spinach : spinazie
* spindle : as
* spindle : drijfas
* spindle : spoel
* spine : ruggegraat
* spine : ruggengraat
* spine : spin
* spine : wervelkolom
* spinning wheel : spinnewiel
* spinning-wheel : spinnewiel
* spinster : juffrouw
* spiral : spiraal
* spirit : animo
* spirit : bedrijvigheid
* spirit : drukte
* spirit : geest
* spirit : opgewektheid
* spirit : tierigheid
* spirit : vertier
* spirits : alcohol
* spirits : alcoholische drank
* spirits : drank
* spirits : sterke drank
* spiritual : geestelijk
* spiritual : geestelijke
* spiritual : spiritueel
* spiritual : spirituele
* spiritualism : spiritisme
* spit : rochelen
* spit : spugen
* spit : spuwen
* spite : trots
* spite : wrevel
* spite : wreveligheid
* spittoon : kwispedoor
* spittoon : spuugbak
* spittoon : spuwbak
* splash : bespatten
* splash : besprenkelen
* splash : kabbelen
* splash : klapperen
* splash : klotsen
* splash : plassen
* splash : plonzen
* spleen : milt
* splender : luister
* splender : praal
* splender : pracht
* splender : vertoon
* splendid : prachtig
* splendid : schitterend
* splinter : scherf
* splinter : splinter
* splinter : splinteren
* splinter : splintergroep
* splinter : versplinteren
* split : barsten
* split : doorklieven
* split : grand écart
* split : klieven
* split : kloven
* split : opsplitsen
* split : scheuren
* split : spagaat
* split : splijten
* split : splinteren
* split : split
* split : splitsen
* split : verdelen
* split : versplinteren
* split hairs : haarkloven
* split hairs : muggeziften
* split off : afsplitsen
* spoil : bederven
* spoil : beschadigen
* spoil : beunhazen
* spoil : buit
* spoil : havenen
* spoil : knoeien
* spoil : modderen
* spoil : schenden
* spoil : stukmaken
* spoil : toetakelen
* spoil : verbrodden
* spoil : verhaspelen
* spoil : verknoeien
* spoil : verprutsen
* spoil : verwennen
* spoiled : bedorven
* spoiled : verspild
* spoiled : verwend
* spoilt : bedorven
* spoke : spaak
* spoke : sprak
* spoke : spraken
* spokesman : woordvoerder
* spokesman : woordvoerster
* spokeswoman : woordvoerster
* sponge : afsponzen
* sponge : spons
* sponge down : afsponzen
* sponge over : afsponzen
* sponger : klaploper
* spongy : sponsachtig
* spongy : sponzig
* spongy : voos
* spontaneous : ongezocht
* spontaneous : spontaan
* spool : bobine
* spool : klos
* spool : spoel
* spoon : eetlepel
* spoon : laveren
* spoon : lepel
* spoon : pollepel
* spoonbill : lepelaar
* sporadic : dungezaaid
* sporadic : sporadisch
* spore : spoor
* sport : sport
* sports ground : speelterrein
* sports ground : speelveld
* sports ground : sportpark
* sports ground : stadion
* sports shirt : sporthemd
* sportsman : sporter
* sportsman : sportman
* sportsman : sportsman
* spot : bekladden
* spot : bevlekken
* spot : bezoedelen
* spot : klad
* spot : klak
* spot : lokaliteit
* spot : matsen
* spot : moet
* spot : mop
* spot : ontvlekken
* spot : oog
* spot : oord
* spot : opmerken
* spot : plaats
* spot : plek
* spot : punt
* spot : reclamespot
* spot : ruimte
* spot : smet
* spot : smetten
* spot : spikkel
* spot : spot
* spot : stip
* spot : vlek
* spot : vlekje
* spot : vlekken
* spot : zetel
* spot-backed antshrike : vlekrug-mierklauwier
* spot-winged antshrike : vlekvleugel-mierklauwier
* spouse : eega
* spouse : eegade
* spouse : ga
* spouse : gade
* spouse : wederhelft
* sprat : sprot
* spray : bespuiten
* spray : verstuiven
* spray gun : pistool
* spread : afgeven
* spread : besmeren
* spread : doorsmeren
* spread : ontvouwen
* spread : sauzen
* spread : smeren
* spread : spreiden
* spread : uitspreiden
* spread : verbreiden
* spread : verspreiden
* spread out : ontvouwen
* spread out : opzetten
* spread out : spreiden
* spread out : uitspreiden
* spread out : uitvouwen
* spreadsheet programme : spreadsheet
* spreadsheet programme : spreadsheetprogramma
* spring : bron
* spring : drijfveer
* spring : kwel
* spring : lente
* spring : ontspringen
* spring : ontspruiten
* spring : ontstaan
* spring : opborrelen
* spring : opwellen
* spring : springen
* spring : springveer
* spring : veer
* spring : voorjaar
* spring : voortkomen
* spring : wel
* spring : wellen
* spring : welput
* spring crocus : krokus
* spring crocus : voorjaarskrokus
* spring snowflake : lenteklokje
* spring upon : bespringen
* spring upon : zich storten op
* spring upon : zich werpen op
* springbok : springbok
* springtime : lente
* springtime : voorjaar
* sprinkle : bespatten
* sprinkle : besprenkelen
* sprinkle : besproeien
* sprinkle : bestrooien
* sprinkle : sprenkelen
* sprinkle : sproeien
* sprout : ontluiken
* sprout : ontspruiten
* sprout : uitkomen
* spruce : fijnspar
* spruce : spar
* spruce : sparreboom
* spruce : sparrenhout
* spruce-fir : fijnspar
* spruce-fir : spar
* spruce-fir : sparreboom
* spun : getold
* spun : tolde
* spun : tolden
* spur : de sporen geven
* spur : prikkelen
* spur : spoor
* spur on : aansporen
* spur on : aanvuren
* spur on : aanwakkeren
* spur on : opwekken
* spur on : zwepen
* spurge : wolfsmelk
* spurrey : spurrie
* spurt : opspatten
* spurt : stuiven
* spurt : verspuiten
* spurt out : opspatten
* spurt out : stuiven
* spurt out : verspuiten
* spy : begluren
* spy : beloeren
* spy : bespieden
* spy : bespieder
* spy : bespioneren
* spy : gluren
* spy : gluurder
* spy : loeren
* spy : pottekijker
* spy : spieden
* spy : spion
* spy : spioneren
* spy : spionne
* spy : verspieden
* spy : verspieder
* spy on : bespioneren
* spy on : op de uitkijk staan
* spy upon : begluren
* spy upon : gluren
* spy upon : loeren
* spy upon : spieden
* spy upon : spioneren
* squabble : bekvechten
* squad : compagnie
* squad : ploeg
* squad : politiepatrouille
* squad : rot
* squad : vendel
* square : haaks
* square : hekje
* square : kwadraat
* square : kwadrateren
* square : loodrecht
* square : markt
* square : met rechte hoek
* square : oplossen
* square : plaats
* square : plein
* square : recht
* square : rechthoekig
* square : square
* square : tot de tweede macht verheffen
* square : tweede macht
* square : vierkant
* square : vierkante
* square : winkelhaak
* square bracket : rechte haak
* square centimeter : vierkante centimeter
* square decametre : are
* square decametre : vierkante decameter
* square matrix : vierkante matrix
* square metre : vierkante meter
* square mile : vierkante mijl
* square root : wortel
* square up : afrekenen
* squash : pompoen
* squash : squash
* squat : hurken
* squat : in elkaar duiken
* squat : kraakpand
* squatter : kraker
* squeeze : (uit)persen
* squeeze : dringen
* squeeze : drukken
* squeeze : knellen
* squeeze : knijpen
* squeeze : persen
* squeeze : pressen
* squeeze : uitpersen
* squeeze out : persen
* squeeze out : uitdrukken
* squeeze out : uitknijpen
* squeeze out : uitpersen
* squid : inktvis
* squint : loensen
* squint : scheelkijken
* squint : scheelzien
* squire : chaperonneren
* squirrel : eekhoorn
* squirrel : eekhoorntje
* squirt : sproeien
* squirt : spuiten
* squirt : uitspuiten
* squirt : verstuiven
* squits : buikloop
* squits : diarree
* stab : pikken
* stab : priemen
* stab : prikken
* stab : steken
* stable : gevestigd
* stable : hecht
* stable : paardestal
* stable : stabiel
* stable : stal
* stable : stevig
* stable : vast
* stableman : groom
* stableman : paardeknecht
* stableman : piccolo
* stableman : rijknecht
* stableman : stalknecht
* stack : accumuleren
* stack : hooiopper
* stack : hoop
* stack : op een stapel zetten
* stack : opeenhopen
* stack : opeenstapelen
* stack : ophopen
* stack : opper
* stack : opstapelen
* stack : schelf
* stack : stapel
* stack : stapelen
* stack : tassen
* stadium : etappe
* stadium : overnachtingsplaats
* stadium : sportpark
* stadium : stadie
* stadium : stadion
* stadium : stadium
* staff : balk
* staff : medewerkers
* staff : notenbalk
* staff : personeel
* staff : staf
* stag : mannetjeshert
* stag beetle : mestkever
* stag beetle : vliegend hert
* stag-beetle : hertkever
* stage : bestuur
* stage : etappe
* stage : fase
* stage : halte
* stage : kwartier
* stage : leiding
* stage : overnachtingsplaats
* stage : podium
* stage : schijngestalte
* stage : schouwtoneel
* stage : stadie
* stage : stadium
* stage : statie
* stage : station
* stage : toneel
* stage : tribune
* stage : verhevenheid
* stage : verhoging
* stage-manager : regisseur
* stage-manager : spelleider
* staggered : stomverbaasd
* staggered : verbijsterd
* stagnate : stagneren
* stagnate : stilstaan
* stagnation : stagnatie
* staid : bezadigd
* staid : bona fide
* staid : ernstig
* staid : matig
* staid : nuchter
* staid : serieus
* staid : sober
* staid : stemmig
* stain : beits
* stain : bekladden
* stain : bevlekken
* stain : bezoedelen
* stain : smetten
* stain : vlek
* stain : vlekken
* stair : opstap
* stair : opstapje
* stair : trap
* stair : trede
* stair : tree
* stair : treeplank
* staircase : opgang
* staircase : trap
* stairs : opgang
* stairs : trap
* stake : deurpost
* stake : heipaal
* stake : paal
* stake : post
* stake : staak
* stake : stijl
* stake out : afbakenen
* stakeholder : belanghebbende
* stakes : inzet
* stale : aal
* stale : aalt
* stale : adellijk
* stale : afgezaagd
* stale : benauwd
* stale : gier
* stale : goor
* stale : gortig
* stale : muf
* stale : oud
* stale : oudbakken
* stale : smoezelig
* stalemate : pat
* stalemate : patstelling
* stalk : besluipen
* stalk : halm
* stalk : lopen
* stalk : schrijden
* stalk : spier
* stalk : spriet
* stalk : stalken
* stalk : stappen
* stalk : steel
* stalk : stengel
* stalk : treden
* stalk of cabbage : koolstronk
* stall : box
* stall : stal
* stallion : hengst
* stamina : uithoudingsvermogen
* stammer : hakkelen
* stammer : stamelen
* stammer : stotteren
* stamp : aanmunten
* stamp : afdrukken
* stamp : frankeerzegel
* stamp : muntstempel
* stamp : postzegel
* stamp : slaan
* stamp : stempelen
* stamp : zijn stempel drukken op
* stamp-collecting : filatelie
* stamp-collecting : postzegelkunde
* stamped : gefrankeerd
* stamped : portvrij
* stamped : vrachtvrij
* stanchion : deurpost
* stanchion : paal
* stanchion : post
* stanchion : stijl
* stand : doorstaan
* stand : gaan staan
* stand : huisje
* stand : keet
* stand : kraam
* stand : loods
* stand : neerzetten
* stand : opstaan
* stand : overeind zetten
* stand : schuur
* stand : staan
* stand : stalletje
* stand : tent
* stand : uitstaan
* stand : verdragen
* stand : weerstaan
* stand : zich voordoen
* stand guard : op post staan
* stand guard : posten
* stand in for : vervangen
* stand in the way of : belemmeren
* stand in the way of : obstructie voeren
* stand in the way of : opstoppen
* stand in the way of : verstoppen
* stand up : gaan staan
* stand up : opstaan
* stand up : zich voordoen
* stand up to : aandurven
* stand up to : bezwaar hebben tegen
* stand up to : standhouden
* stand up to : weerstaan
* stand up to : zich verzetten
* standard : banier
* standard : norm
* standard : regel
* standard : standaard
* standard : standaardmaat
* standard : vaandel
* standard : veldteken
* standard : vendel
* standard : wimpel
* standing on end : borstelig
* standing on end : rechtopstaand
* standing on end : ruigharig
* standing on end : ruwharig
* standing together : solidair
* standpoint : standpunt
* standpoint : uitgangspunt
* stanza : stanza
* staple : haakje
* staple : klamp
* staple : kramp
* staple : nieten
* staple : nietje
* stapler : nietapparaat
* stapler : nietmachine
* star : filmster
* star : stellair
* star : ster
* star : sterre-
* star : sterren-
* star : vedette
* star- : stellair
* star- : sterre-
* star- : sterren-
* star-fruit : carambola
* starboard : stuurboord
* starch : appret
* starch : stijfmiddel
* stare : aanstaren
* stare : staren
* stare : turen
* stare at : lonken
* starfish : zeester
* starling : spreeuw
* start : aan de praat krijgen
* start : aanbinden
* start : aanbreken
* start : aanhef
* start : aanvang
* start : aanvangen
* start : aanzetten
* start : aanzetten tot
* start : activeren
* start : afvaren
* start : begin
* start : beginnen
* start : de stoot geven tot
* start : een aanvang nemen
* start : het initiatief nemen tot
* start : ingaan
* start : intrede
* start : ontstaan
* start : op gang brengen
* start : opspringen
* start : starten
* start off : starten
* start off : vertrekken
* start out : op weg gaan
* start out : opstappen
* start out : tijgen
* start out : weggaan
* start running : het op een lopen zetten
* start-up cost : aanloopkosten
* start-up costs : aanloopkosten
* starter : aanzetschakelaar
* starter : starter
* starter : startinrichting
* starter : voorgerecht
* starting point : aanknopingspunt
* starting point : beginpunt
* starting point : uitgangspunt
* startled : geschrokken
* startled : ontzet
* startling : ontstellend
* startling : verrassend
* starvation : honger
* starvation : uithongering
* starvation wage : hongerloon
* starve : van de honger omkomen
* state : aangeven
* state : bekendmaken
* state : betuigen
* state : beweren
* state : constellatie
* state : declareren
* state : gesteldheid
* state : rijk
* state : situatie
* state : staat
* state : stand
* state : toestand
* state : verklaren
* state : verzekeren
* statement : aangifte
* statement : betuiging
* statement : bewering
* statement : declaratie
* statement : uitspraak
* statement : verklaring
* statement of policy : beginselverklaring
* statement of policy : programma
* station : halte
* station : statie
* station : station
* station : stationsgebouw
* station : zender
* station-master : stationschef
* stationer's shop : kantoorboekhandel
* stationery : schrijfwaren
* statistics : statistiek
* statue : beeld
* statue : standbeeld
* stature : figuur
* stature : gestalte
* stature : lichaamsbouw
* stature : postuur
* stature : statuur
* statute : statuut
* stay : blijven
* stay : logeren
* stay : oponthoud
* stay : overblijven
* stay : resten
* stay : resteren
* stay : toeven
* stay : uitstel
* stay : uitstellen
* stay : verblijf
* stay : verblijven
* stay for : afwachten
* stay on : aanblijven
* stay on : achterblijven
* stay on : blijven branden
* stay on : nablijven
* stay over : blijven
* stay over : overblijven
* stay over : resten
* stay over : resteren
* stay over : toeven
* stay over : verblijven
* stay with : logeren
* stay with : logeren bij
* stay with : te gast zijn
* stay-at-home : hokvast
* stay-at-home : honkvast
* stay-at-home : huiselijk
* steady : bestendig
* steady : constant
* steak : bief
* steak : biefstuk
* steak : steak
* steal : diefstal
* steal : gappen
* steal : jatten
* steal : koopje
* steal : ontvreemden
* steal : roof
* steal : sluipen
* steal : stalen
* steal : stelen
* stealthily : sluiks
* stealthily : steelsgewijs
* stealthily : tersluiks
* steam : damp
* steam : stomen
* steam : stoom
* steam : wasem
* steam engine : stoommachine
* steam-boiler : ketel
* steam-boiler : stoomketel
* steamboat : stoomboot
* steamship : stoomboot
* steel : balein
* steel : staal
* steel : stalen
* steep : steil
* steepness : steilheid
* steepness : steilte
* steer : besturen
* steer : dirigeren
* steer : mennen
* steer : os
* steer : richten
* steering : besturing
* steering : leiding
* steering wheel : stuurwiel
* steering-wheel : stuur
* steering-wheel : stuurrad
* steering-wheel : stuurtoestel
* steering-wheel : stuurwiel
* steeve : stevenen
* steganography : steganografie
* stem : boomstam
* stem : halm
* stem : romp
* stem : stam
* stem : steel
* stem : stengel
* stem cell : stamcel
* stench : stank
* stencil : patroon
* stencil : schablone
* stencil : sjabloon
* stenography : snelschrift
* stenography : stenografie
* stenotypist : stenotypiste
* step : lopen
* step : opstap
* step : opstapje
* step : pas
* step : schrede
* step : schrijden
* step : stap
* step : stappen
* step : tred
* step : trede
* step : treden
* step : tree
* step : treeplank
* step : voetstap
* step on : aanstampen
* step on : onder de voet lopen
* step on : vertrappen
* step- : stief-
* step-brother : stiefbroer
* step-child : stiefkind
* step-daughter : stiefdochter
* step-father : stiefvader
* step-mother : stiefmoeder
* step-sister : stiefzus
* step-sister : stiefzuster
* stepbrother : stiefbroer
* stepdaughter : stiefdochter
* stepfather : stiefvader
* stepmother : stiefmoeder
* stepnephew : stiefneef
* steppe : steppe
* stepson : stiefzoon
* stereotype : cliché
* stereotype : gemeenplaats
* stereotype : negatief
* stereotype : stereotype
* stereotype : stiep
* stereotype : styp
* sterile : kiemvrij
* sterile : onvruchtbaar
* sterile : onvruchtbare
* sterile : steriel
* sterile : steriele
* sterilize : steriliseer
* sterilize : steriliseren
* stern : achtersteven
* stern : spiegel
* stern : streng
* stern/strict : streng
* sterness : hardheid
* sterness : strafheid
* sterness : strengheid
* stevedore : dokwerker
* stevedore : stouwer
* stevedore : stuwadoor
* stew : goulash
* stew : ragoût
* steward : intendant
* steward : meier
* steward : opzichter
* steward : rentmeester
* steward : steward
* steward : zaalchef
* stewardess : hostess
* stewardess : stewardess
* stewardship : rentmeesterschap
* stichwort : murik
* stichwort : muur
* stick (stuck : vastzitten
* stick : aanhangen
* stick : bijblijven
* stick : blijven hangen
* stick : blijven steken
* stick : hechten
* stick : kleven
* stick : lijmen
* stick : neergooien
* stick : plakken
* stick : staafje
* stick : staf
* stick : stekken
* stick : stok
* stick : stokje
* stick : tak
* stick : takje
* stick : vastkleven
* stick : vastzitten
* stick to : zich houden aan
* stick to the pan : aanbranden
* sticker : sluitzegel
* sticker : sticker
* sticky : kleverig
* sticky : plakkerig
* stiff : afgemeten
* stiff : ceremonieel
* stiff : houterig
* stiff : plechtig
* stiff : plechtstatig
* stiff : star
* stiff : stijf
* stiff : stram
* stiff : stug
* stiffling : benauwd
* stiffling : broeierig
* stiffling : drukkend
* stiffling : verstikkend
* stiffling : zwoel
* stiffness : stijfheid
* stiletto heel : naaldhak
* still : alsnog
* still : bedaren
* still : geruststellen
* still : kalmeren
* still : nog
* still : nog steeds
* still : stil
* still : still
* still : stilte
* still life : stilleven
* stillbirth : doodgeborene
* stillborn : doodgeboren
* stilt : stelt
* stilt : steltloper
* stimulate : aanporren
* stimulate : aansporen
* stimulate : aanstoken
* stimulate : aanvuren
* stimulate : aanwakkeren
* stimulate : aanzetten
* stimulate : animeren
* stimulate : de sporen geven
* stimulate : irriteren
* stimulate : op stang jagen
* stimulate : ophitsen
* stimulate : opkikkeren
* stimulate : opmonteren
* stimulate : opwekken
* stimulate : prikkelen
* stimulate : sarren
* stimulate : stimuleren
* stimulate : verlevendigen
* stimulate : zwepen
* stimulus : aansporing
* stimulus : prikkel
* stimulus : prikkeling
* stimulus : stimulatie
* sting (stung : steken
* sting : angel
* sting : pek
* sting : pen
* sting : pikken
* sting : priemen
* sting : prik
* sting : prikkel
* sting : prikken
* sting : schoppen
* sting : steek
* sting : stekel
* sting : steken
* sting : stoot
* stinginess : gierigheid
* stinginess : inhaligheid
* stinginess : schraperigheid
* stinginess : vrekkigheid
* stingray : rog
* stingy : gierig
* stingy : hebzuchtig
* stingy : inhalig
* stingy : pinnig
* stingy : schraperig
* stingy : vrekkig
* stink : stank
* stink : stinken
* stink : vies ruiken
* stinking : stinkend
* stipulate : als voorwaarde stellen
* stipulate : bedingen
* stipulate : conditioneren
* stipulate : stipuleren
* stipulation : bepaling
* stipulation : conditie
* stipulation : voorwaarde
* stir : aangrijpen
* stir : animo
* stir : bedrijvigheid
* stir : bewegen
* stir : doorroeren
* stir : drukte
* stir : omroeren
* stir : ontroeren
* stir : opgewektheid
* stir : roeren
* stir : tierigheid
* stir : vertier
* stir up : aanporren
* stir up : aansporen
* stir up : aanstoken
* stir up : aanvuren
* stir up : aanwakkeren
* stir up : aanzetten
* stir up : agiteren
* stir up : de sporen geven
* stir up : irriteren
* stir up : op stang jagen
* stir up : ophitsen
* stir up : opruien
* stir up : opstoken
* stir up : opwinden
* stir up : prikkelen
* stir up : sarren
* stir up : schudden
* stir up : stimuleren
* stir up : verhitten
* stir up : verlevendigen
* stir up : werken op
* stir up : zwepen
* stirrup : stijgbeugel
* stitch : steek
* stitch : stikken
* stiver : stuiver
* stock : aandeel
* stock : in stock hebben
* stock : in voorraad
* stock : in voorraad hebben
* stock : kolf
* stock : op stock
* stock : op stock houden
* stock : opslaan
* stock : reserve
* stock : stock
* stock : vooradig
* stock : voorraad
* stock : voorradig zijn
* stock : voorradige
* stock exchange : beurs
* stock exchange : beursgebouw
* stock exchange : effectenbeurs
* stock exchange : handelsbeurs
* stock up : zich bevoorraden
* stocked : in voorraad
* stocked : voorhanden
* stocked : voorradig
* stocking : kous
* stodgy : lusteloos
* stodgy : melig
* stodgy : onverteerbaar
* stodgy : saai
* stodgy : taai
* stodgy : vermoeiend
* stodgy : vervelend
* stoic : stoïcijn
* stoic : stoïcijns
* stoic : stoïsch
* stoical : stoïcijns
* stoical : stoïsch
* stoke : stoken
* stoke : verwarmen
* stole : stal
* stole : stalen
* stolen : gestolen
* stollen : kerststol
* stollen : kerststronk
* stomach : maag
* stomach ache : buikpijn
* stomach ache : maagpijn
* stone : 6,3 kilo
* stone : aarden
* stone : kei-
* stone : keislag-
* stone : klei-
* stone : pion
* stone : steen
* stone : steentje
* stone : stenen
* stone : stenig
* stone : stenigen
* stone : stuk
* stone : van klei
* stone : zich drogeren
* stone deaf : potdoof
* stone fruit : steenvrucht
* stone jar : Keulse pot
* stone jar : aarden kruik
* stone-chippings : steenslag
* stone-cutter : steenhouwer
* stone-dead : morsdood
* stone-falcon : steenvalk
* stone-marten : steenmarter
* stonemason : steenhouwer
* stool : bankje
* stool : barkruk
* stool : kruk
* stool : stoelgang
* stool : taboeret
* stool : voetbankje
* stoop : aflopen
* stoop : buigen
* stoop : bukken
* stoop : hellen
* stoop : overhellen
* stoop : zich bukken
* stop : aanhouden
* stop : afbreken
* stop : aflaten
* stop : afslaan
* stop : afzetten
* stop : beëindigen
* stop : blijven
* stop : blijven staan
* stop : buiten werking stellen
* stop : deppen
* stop : dubbele punt
* stop : halte
* stop : halthouden
* stop : keren
* stop : komma
* stop : langsgaan
* stop : logeren
* stop : occlusief
* stop : opbreken
* stop : opheffen
* stop : ophouden
* stop : pleisterplaats
* stop : punt
* stop : puntkomma
* stop : staken
* stop : statie
* stop : station
* stop : stelpen
* stop : stilhouden
* stop : stilleggen
* stop : stilstaan
* stop : stilzetten
* stop : stop
* stop : stoppen
* stop : stopper
* stop : stopplaats
* stop : stopzetten
* stop : stuiten
* stop : uitschakelen
* stop : uitscheiden
* stop : uitzetten
* stop : verblijven
* stop : wijken
* stop up : dichten
* stop up : dichtmaken
* stop up : stoppen
* stop up : toestoppen
* stop up : verstoppen
* stop up : volstoppen
* stopper : plug
* stopper : prop
* stopper : stekker
* stopper : stop
* stopper : stopmiddel
* stopper : tap
* storage battery : accu
* storage battery : accumulator
* storage room : bergplaats
* storage room : bergruimte
* storage room : bewaarplaats
* storage room : opslag
* storage room : opslagplaats
* store : bergen
* store : bewaren
* store : opbergen
* store : opslaan
* store : wegleggen
* store : wegzetten
* store : winkel
* store : zaak
* store : zich voorzien van
* store chain : winkelketen
* store-cupboard : provisiekast
* storey : etage
* storey : verdieping
* stork : ooievaar
* stork's-bill : reigersbek
* storm : bestormen
* storm : storm
* storm : stormwind
* storm petrel : stormvogeltje
* storming : bestorming
* storming : charge
* storming : stormloop
* story : etage
* story : geschiedenis
* story : historie
* story : relaas
* story : verdieping
* story : verhaal
* story : vertelling
* story : vertelsel
* stout : corpulent
* stout : gezet
* stout : zwaarlijvig
* stove : fornuis
* stove : kachel
* stove : oven
* stow : bergen
* stow : indoen
* stow : inleggen
* stow : insluiten
* stow : inzetten
* stow : opbergen
* stow : opsluiten
* stow : stouwen
* stow : stuwen
* stow : verstouwen
* stow : wegbergen
* straggler : achterblijver
* straigh ahead : direct
* straigh ahead : overeind
* straigh ahead : rechtop
* straight : direct
* straight : live
* straight : pure
* straight : puur
* straight : recht
* straight : rechtdoor
* straight : rechte
* straight : rechtstreeks
* straight : straat
* straight : zoals het hoort
* straight ahead : rechtaan
* straight ahead : rechtdoor
* straight ahead : rechtuit
* straight along : rechtaan
* straight along : rechtdoor
* straight along : rechtuit
* straight past : langs
* straight past : voorbij
* straightedge : liniaal
* straighten : opspringen
* straighten : overeind springen
* straighten : recht worden
* straighten : rechten
* straighten : rechtmaken
* straighten : rechttrekken
* straighten : zich rechten
* straightforward : aalwaardig
* straightforward : aalwarig
* straightforward : eenvoudig
* straightforward : enkelvoudig
* straightforward : simpel
* strain : spanning
* strain : stress
* strain off : afgieten
* strained : geforceerd
* strained : gespannen
* strained : strak
* strainer : vergiet
* strait : kanaal
* strait : nauw
* strait : straat
* strait : zeestraat
* strait : zeeëngte
* straitened : benard
* straitened : gênant
* straitened : penibel
* straitened : pijnlijk
* straitened : van verlegenheid getuigend
* strand : aan de grond lopen
* strand : stranden
* strand : vastlopen
* strange : buitenlands
* strange : eigenaardig
* strange : gek
* strange : onwennig
* strange : raar
* strange : rare
* strange : vreemd
* strange : vreemde
* strange : vreemdsoortig
* strange : wonderlijk
* stranger : onbekende
* stranger : vreemde
* stranger : vreemdeling
* stranger : vreemdelinge
* strangle : choken
* strangle : worgen
* strangle : wurgen
* strangulated hernia : beklemde breuk
* strap : riem
* strasbourg : straatsburg
* stratagem : kneep
* stratagem : list
* stratagem : slimmigheid
* stratagem : slimmigheidje
* strategic : krijgskundig
* strategic : strategisch
* strategy : krijgskunde
* strategy : strategie
* straw : stro
* strawberry : aardbei
* strawberry : aardbeien-
* strawberry : aardbeienplant
* strawberry tree : aardbeiboom
* stray from one's subject : afdwalen
* stray off : afdwalen
* stray off : dwalen
* stray off : opzijgaan
* stray off : van de weg afwijken
* stray off : verdwalen
* straying : afdwaling
* streak : haal
* streak : schrap
* streak : schreef
* streak : streek
* streak : streep
* streak-backed antshrike : roraima-mierklauwier
* stream : beek
* stream : kreek
* stream : loop
* stream : stroming
* stream : stroom
* stream : vliet
* stream : wetering
* stream towards : toelopen
* stream towards : toestromen
* stream towards : toevloeien
* streamlined : gestroomlijnd
* strech : nauwer aanhalen
* strech : opwinden
* strech : spannen
* strech : strekken
* strech : uitrekken
* strech out : ophouden
* strech out : rekken
* strech out : strekken
* strech out : uitbreiden
* strech out : uitsteken
* strech out : uitstrekken
* strecher : baar
* strecher : draagbaar
* street : straat
* street-corner : straathoek
* streetcar : tram
* streetlamp : straatlantaarn
* streetlight : straatlantaarn
* strength : kracht
* strength : kracht(en)
* strength : macht
* strength : sterkte
* strengthen : versterken
* stress : accent
* stress : accentueren
* stress : beklemtonen
* stress : benadrukken
* stress : de klemtoon leggen op
* stress : klemtoon
* stress : nadruk
* stress : spanning
* stress-mark : klemtoonteken
* stretch : strekken
* stretcher : berrie
* stretcher : brancard
* stretcher : draagbaar
* strew : bestrooien
* strewn : gestrooid
* stricken : doorgehaald
* stricken : toegeslagen
* strict : bar
* strict : duchtig
* strict : hard
* strict : straf
* strict : streng
* strict : zwaar
* stridden : geschreden
* stride : lopen
* stride : pas
* stride : schrede
* stride : schrijden
* stride : stap
* stride : stappen
* stride : tred
* stride : treden
* stride : voetstap
* strife : geschil
* strike (struck-struck) : opvallen
* strike : aanboren
* strike : aanflitsen
* strike : aanfloepen
* strike : aangaan
* strike : aanslaan
* strike : halen
* strike : houwen
* strike : imponeren
* strike : indruk maken op
* strike : inslaan
* strike : klappen
* strike : kloppen
* strike : ontbranden
* strike : opvallen
* strike : raken
* strike : slaan
* strike : staken
* strike : staking
* strike : staking (trade)
* strike : strijken
* strike : teisteren
* strike : treffen
* strike : werkstaking
* strike : wortel schieten
* strike a balance : afsluiten
* strike a balance : salderen
* strike a balance : vereffenen
* strike off : afslaan
* strike off : debatteren
* strike off : wegslaan
* strike out : doorhalen
* strike out : doorstrepen
* strike out : een streep halen door
* strike out : schrappen
* strike up an acquaintance : aanpappen
* strike up an acquaintance : contact zoeken
* striking : frappant
* striking : geprononceerd
* striking : in het oog vallend
* striking : juist
* striking : opvallend
* striking : raak
* striking : snedig
* striking : treffend
* string : aaneenrijgen
* string : afhalen
* string : band
* string : draad
* string : koord
* string : koorde
* string : lijn
* string : lijntje
* string : pees
* string : rijgen
* string : snaar
* string : snoer
* string : stemband
* string : string
* string : touw
* string : zeen
* stringent : gestreng
* stringent : streng
* stringent : strikt
* stringent : wettisch
* strip : afstropen
* strip : band
* strip : reep
* strip : streep
* strip : strip
* strip : strook
* strip : vellen
* strip : wapenbalk
* strip : windsel
* strip : zich ontkleden
* strip : zich uitkleden
* stripe : band
* stripe : gallon
* stripe : reep
* stripe : streep
* stripe : strook
* stripe : wapenbalk
* striped snake-head fish : gestreepte slangekopvis
* strive : streven
* strive for : streven
* strived : gestreefd
* strived : streefde
* strived : streefden
* striven : gestreefd
* striven : streefde
* striven : streefden
* stroke : aai
* stroke : aaien
* stroke : aanhaling
* stroke : beroerte
* stroke : haal
* stroke : hersenbloeding
* stroke : klokslag
* stroke : liefkozing
* stroke : ophaal
* stroke : schrap
* stroke : schreef
* stroke : streek
* stroke : streep
* stroke : streling
* stroke of apoplexy : beroerte
* stroll : aan de wandel zijn
* stroll : lopen
* stroll : slenteren
* stroll : tippel
* stroll : tippelen
* stroll : wandelen
* stroll : wandeling
* stroller : wandelaar
* strong : fiks
* strong : geconcentreerd
* strong : geducht
* strong : krachtig
* strong : sterk
* strong : straf
* strong : zwaar
* strong drink : alcohol
* strong drink : alcoholische drank
* strong drink : drank
* strong drink : sterke drank
* strong-box : brandkast
* strong-box : safe
* strongly : sterk
* strongly : terdege
* strontium : strontium
* strop : scheerriem
* struck : haalde door
* struck : haalden door
* struck : sloeg toe
* struck : sloegen toe
* struck : toegeslagen
* structure : bouw
* structure : constructie
* structure : samenstelling
* structure : structureren
* structure : structuur
* struggle : gevecht
* struggle : kamp
* struggle : kampen
* struggle : slag
* struggle : spartelen
* struggle : strijd
* struggle : strijd voeren
* struggle : strijden
* struggle : treffen
* struggle : vechten
* struggle : veldslag
* struggle : worstelen
* struggle : zich aftobben
* strung : aaneengeregen
* strung : reeg aaneen
* strung : regen aaneen
* strut around : pronken
* stub : beginnetje
* stub : peuk
* stub : peukje
* stub : stompje
* stub : stoten
* stub : wieden
* stubborn : balsturig
* stubborn : halsstarrig
* stubborn : hardnekkig
* stubborn : koppig
* stubborn : stijfhoofdig
* stubborn : verbeten
* stubborn : verstokt
* stuck : gekleefd
* stuck : kleefde
* stuck : kleefden
* stuck) : vastzitten
* student : student
* student : studente
* studfarm : paardenfokkerij
* studfarm : paardenstoeterij
* studfarm : stoeterij
* studio : atelier
* studio : studio
* studs : beslag
* study : bestuderen
* study : bestudering
* study : instuderen
* study : studeren
* study : studie
* study : studie maken van
* stuff : dingen
* stuff : goedje
* stuff : materiaal
* stuff : opvullen
* stuff : opzetten
* stuff : spul
* stuff : spullen
* stuff : stof
* stuff : substantie
* stuff : vullen
* stuff : zelfstandigheid
* stuffing : opvulsel
* stuffing : vulling
* stuffing : vulsel
* stuffy : bedompt
* stumble : strompelen
* stumble : struikelen
* stun : bedwelmen
* stun : verbijsteren
* stung : gestoken
* stung : stak
* stung : staken
* stung) : steken
* stunt double : stunt dubbel
* stupefy : bedwelmen
* stupid : bot
* stupid : dom
* stupid : domme
* stupid : flauw
* stupid : idioot
* stupid : idiote
* stupid : onbenullig
* stupid : onnozel
* stupid : onverstandig
* stupid : onverstandige
* stupid : schaapachtig
* stupid : simpel
* stupid : stom
* stupid : stomme
* stupid : stompzinnig
* stupid : zwakhoofdig
* stupidly : dom
* sturdy : ferm
* sturdy : fors
* sturdy : hecht
* sturdy : potig
* sturdy : robuust
* sturdy : sterk
* sturdy : stevig
* sturdy : stoer
* sturdy : struis
* sturgeon : steur
* stutter : gestotter
* stutter : hakkelen
* stutter : stamelen
* stutter : stotteren
* sty : hok
* sty : kot
* sty : stal
* sty : varkenshok
* sty : varkenskot
* sty : zwijnehok
* sty : zwijnekot
* sty : zwijnestal
* style : stijl
* style : trant
* stylish : stijlvol
* stylus : etsnaald
* stylus : griffel
* stylus : naald
* stylus : schrijfstift
* subdue : knechten
* subdue : onderwerpen
* subject : apropos
* subject : burger
* subject : onderdaan
* subject : onderdane
* subject : onderwerp
* subject : onderwerpen
* subject : stof
* subject : subject
* subject : thema
* subject : vak
* subject clause : onderwerpszin
* subject to : behept met
* subject to : behoudens
* subject to : lijdend aan
* subject to tax : belastbaar
* subjective : subjectief
* subjectivism : subjectivisme
* subjugate : knechten
* subjugate : onderwerpen
* subjunction : onderschikkend voegwoord
* subjunctive : aanvoegende wijs
* subjunctive : conjunctief
* subjunctive : oogbindvlies
* subjunctive mood : aanvoegende wijs
* subjunctive mood : conjunctief
* subjunctive mood : oogbindvlies
* subliminal message : subliminale reclame
* submarine : onderwater-
* submarine : onderzeeboot
* submarine : onderzeeër
* submission : berusting
* submit : knechten
* submit : onderwerpen
* submit : voorleggen
* submit : zich onderwerpen
* subordinate : achterstellen
* subordinate : mindere
* subordinate : ondergeschikte
* subordinate clause : bijvoeglijke bijzin
* subordinate clause : bijwoordelijke bijzin
* subordinate clause : bijzin
* subordinating conjunction : onderschikkend voegwoord
* subpoena : dagvaarding
* subscribe : abonneren
* subscribe : bijdragen
* subscribe : contributie betalen
* subscribe : een abonnement nemen
* subscribe : intekenen op
* subscribe : zich abonneren op
* subscribe to : een abonnement nemen
* subscribe to : intekenen op
* subscribe to : zich abonneren op
* subscriber : abonnee
* subscription : abonnement
* subscription : bijdrage
* subscription : contributie
* subsequent : nagekomen
* subsequent : volgend
* subsequently : achteraf
* subsequently : bijgevolg
* subsequently : daarna
* subsequently : dan
* subsequently : derhalve
* subsequently : dus
* subsequently : hierop
* subsequently : naderhand
* subsequently : vervolgens
* subsequently : zodoende
* subset : deelverzameling
* subside : bedaren
* subside : bekoelen
* subside : luwen
* subside : tot rust komen
* subside : uitrazen
* subside : uitwoeden
* subsidiary subject : bijvak
* subsidize : subsidiëren
* subsidy : ondersteuning
* subsidy : stipendium
* subsidy : subsidie
* subsidy : toelage
* subsistence minimum : bestaansminimum
* substance : essentie
* substance : goedje
* substance : kern
* substance : spul
* substance : stof
* substance : substantie
* substance : zelfstandigheid
* substantial : aanzienlijk
* substantial : flink
* substantial : substantieel
* substantive : substantief
* substantive : zelfstandig naamwoord
* substitute : in de plaats stellen van
* substitute : inboeten
* substitute : invaller
* substitute : substitueren
* substitute : vervangen
* substitute : vervanger
* substitution : aflossing
* substitution : vervanging
* subterfuge : foefje
* subterfuge : kneep
* subterfuge : kunstgreep
* subterfuge : streek
* subterfuge : stunt
* subterfuge : toer
* subterfuge : truc
* subtle : fijn
* subtle : spitsvondig
* subtle : subtiel
* subtlety : doortraptheid
* subtlety : slimheid
* subtract : aftrekken
* subtraction : aftrekking
* subtraction sum : aftreksom
* subtrahend : aftrekker
* suburb : voorstad
* suburban : voorstedelijk
* suburbia : voorsteden
* suburbs : voorsteden
* subversion : omverwerping
* subversive : ondermijnend
* subversive : subversief
* subvert : ondergraven
* subvert : ondermijnen
* subway : metro
* subway : voetgangerstunnel
* succeed (in) : (erin) slagen
* succeed (in) : erin slagen
* succeed (in) : slagen
* succeed : doorkomen
* succeed : klaarspelen
* succeed : navolgen
* succeed : opvolgen
* succeed : slagen
* succeed : slagen voor
* success : bloei
* success : geluk
* success : succes
* success : voorspoed
* success : welslagen
* success : welstand
* success : welvaart
* success : welvarendheid
* successfully : met goed gevolg
* successfully : met succes
* successor : afstammeling
* successor : nakomeling
* successor : nazaat
* successor : opvolger
* succumb : bezwijken
* such : dergelijk
* such : dusdanig
* such : zo
* such : zo een
* such : zo'n
* such : zodanig
* such : zozeer
* such : zulk
* such : zulk een
* such : zulke
* such a : als
* such a : dergelijk
* such a : dusdanig
* such a : in de functie van
* such a : in de hoedanigheid van
* such a : in de rol van
* such a : zo
* such a : zo een
* such a : zo'n
* such a : zodanig
* such a : zulk
* such a : zulk een
* such as : als
* such as : op de manier van
* such as : op de wijze van
* such as : zoals
* suck : lurken
* suck : opzuigen
* suck : zuigen
* suckle : de borst geven
* suckle : zogen
* suction apparatus : afzuigkap
* sudden : plotseling
* sudden : plotselinge
* suddenly : ineens
* suddenly : opeens
* suddenly : plotseling
* sue : aanspreken
* sue : een proces aandoen
* sue : een proces aanspannen tegen
* sue : een vervolging instellen tegen
* sue : procederen
* sue : procederen tegen
* suet : kaarsvet
* suet : reuzel
* suet : smeer
* suet : talg
* suet : talk
* suffer : doorstaan
* suffer : dragen
* suffer : lijden
* suffer : naar buiten brengen
* suffer : ondergaan
* suffer : uithouden
* suffer : uitstaan
* suffer : velen
* suffer : verdragen
* suffer damage : averij krijgen
* suffer damage : averij oplopen
* suffer from : lijden aan
* suffice : toereiken
* suffice : toereikend zijn
* suffice : voldoen
* suffice : voldoende zijn
* suffice : volstaan
* sufficient : genoeg
* sufficient : voldoende
* sufficiently : basta
* sufficiently : genoeg
* sufficiently : nogal
* sufficiently : tamelijk
* sufficiently : vrij
* suffix : achtervoegsel
* suffix : suffix
* suffocate : neerslaan
* suffocate : onderdrukken
* suffocate : smoren
* suffocate : verkroppen
* suffocate : verstikken
* sugar : suiker
* sugar beet : suikerbiet
* sugar cane : suikerriet
* sugar feast : suikerfeest
* sugar-bowl : suikerpot
* sugar-cane : suikerriet
* sugar-palm : suikerpalm
* sugarbowl : suikerpot
* sugary : poeslief
* suggest : aanduiden
* suggest : aangeven
* suggest : aanwijzen
* suggest : een wenk geven
* suggest : influisteren
* suggest : opperen
* suggest : suggereren
* suggest : uitduiden
* suggest : voorstellen
* suggestion : suggestie
* suggestion : tip
* suggestion : voorstel
* suggestion : wenk
* suicide : zelfdoding
* suicide : zelfmoord
* suicide : zelfmoordenaar
* suit : betamen
* suit : complet
* suit : deugen
* suit : dracht
* suit : gelegen komen
* suit : geschikt zijn
* suit : gewaad
* suit : kostuum
* suit : pak
* suit : passen
* suit : schikken
* suit : set
* suit : stel
* suit : stelletje
* suit : uitkomen
* suit : voegen
* suitability : geschiktheid
* suitable : behoorlijk
* suitable : betamelijk
* suitable : bruikbaar
* suitable : fatsoenlijk
* suitable : gepast
* suitable : geschikt
* suitable : keurig
* suitable : passend
* suitable : toepasselijk
* suitable : voegzaam
* suitable : welvoeglijk
* suitcase : handkoffer
* suitcase : koffer
* suitcase : valies
* suite : gevolg
* sulfite : sulfiet
* sulfur : zwavel
* sulfuric : zwavel-
* sulfuric : zwavelig
* sulfuric acid : zwavelzuur
* sulk : sikkeneurig zijn
* sullen : aalwaardig
* sullen : aalwarig
* sullen : gemelijk
* sullen : somber
* sullen : traag
* sullen : verdrietig
* sulphur : zwavel
* sulphureous : zwavel-
* sulphureous : zwavelig
* sulphuric : zwavel-
* sulphuric : zwavelig
* sulphuric acid : zwavelzuur
* sultan : sultan
* sultry : benauwd
* sultry : broeierig
* sultry : drukkend
* sultry : verstikkend
* sultry : zwoel
* sum : bedrag
* sum : bijeentellen
* sum : optellen
* sum : rekensom
* sum : som
* sum : somma
* sum : summa
* sum : totaal
* sum : totaalbedrag
* sum : totaalcijfer
* sum up : optellen
* sum up : samenvatten
* summarise : samenvatten
* summarize : excerperen
* summarize : opsommen
* summarize : resumeren
* summarize : samenvatten
* summary : samenvatting
* summer : zomer
* summer : zomertijd
* summer-house : zomerhuis
* summer-house : zomerhuisje
* summery : excerpt
* summery : overzicht
* summery : resumé
* summery : samenvatting
* summery : uittreksel
* summit : kroon
* summit : kruin
* summit : neus
* summit : oppervlak
* summit : oppervlakte
* summit : piek
* summit : punt
* summit : spits
* summit : tip
* summit : top
* summit : top(overleg)
* summit : topje
* summon : aanschrijven
* summon : ontbieden
* summon : roepen
* summons : assignatie
* summons : dagvaarding
* summons : exploot
* summons : toewijzing
* sun : zon
* sun : zonnebaden
* sun : zonneglans
* sun : zonnen
* sun : zonneschijn
* sun : zonnig
* sun oneself : zonnebaden
* sun oneself : zonnen
* sun- : zonnig
* sun-glasses : zonnebril
* sunbeam : zonnestraal
* sunday : zondag
* sundew : zonnedauw
* sundial : zonnewijzer
* sunflower : zonnebloem
* sung : gezongen
* sunglasses : zonnebril
* sunlight : zonlicht
* sunlight : zonnelicht
* sunrise : zonsopgang
* sunroof : open dak
* sunroof : schuifdak
* sunset : zonsondergang
* sunshine : zonneglans
* sunshine : zonneschijn
* sunstroke : zonneslag
* super : super
* super highway : autobaan
* super highway : autosnelweg
* superb : grandioos
* superb : groots
* superb : overweldigend
* superb : verheven
* superficial : licht
* superficial : ondiep
* superficial : oppervlakkig
* superficial : vluchtig
* superfluous : overbodig
* superfluous : overtollig
* superimpose : plaatsen bovenop
* superintendant : intendant
* superintendant : meier
* superintendant : opzichter
* superintendant : rentmeester
* superintendant : zaalchef
* superior : aanvoerder
* superior : baas
* superior : chef
* superior : meerdere
* superior : opperste
* superior : prevalent
* superior : superieur
* superlative : overtreffende trap
* superman : übermensch
* supermarket : supermarkt
* supernatural : bovennatuurlijk
* superscription : hoofd
* superscription : opschrift
* supersign : accent
* supersign : accentteken
* supersign : kapje
* superstition : bijgeloof
* superstitious : bijgelovig
* supervise : aflezen
* supervise : checken
* supervise : controleren
* supervise : nakijken
* supervise : surveilleren
* supervise : toezicht houden op
* supervise : toezien
* supervision : toezicht
* supper : avondeten
* supper : avondmaal
* supplement : aanvulling
* supplement : voleinding
* supplementary : aanvullend
* supplication : bede
* supplication : smeekbede
* supply : aanvoer
* supply : aanvoeren
* supply : afleveren
* supply : bestellen
* supply : bevoorraden
* supply : bevoorrading
* supply : bezorging
* supply : leveren
* supply : provianderen
* supply : provisie
* supply : spekken
* supply : stijven
* supply : toevoeren
* supply : voorraad
* supply : voorzien van
* supply : voorziening
* supply and demand : vraag en aanbod
* supply with : voorzien van
* support : auspiciën
* support : begunstiging
* support : bescherming
* support : dragen
* support : drager
* support : in leven houden
* support : leuning
* support : onderhouden
* support : ondersteunen
* support : ruggesteunen
* support : schoren
* support : schragen
* support : steun
* support : steunen
* support : stut
* support : stutten
* supporter : aanhanger
* supporter : lid
* supporter : lidmaat
* supporter : partijganger
* supporter : partijlid
* supporters : aanhang
* supporters : gevolg
* supporters : leden
* supporting actor : figurant
* supporting base : sokkel
* supporting base : voetstuk
* supporting wall : steunmuur
* suppose : aannemen
* suppose : menen
* suppose : stellen
* suppose : vermoeden
* suppose : veronderstellen
* supposing that : aangenomen dat
* supposing that : gesteld dat
* supposing that : verondersteld dat
* supposition : hypothese
* supposition : mening
* supposition : onderstelling
* supposition : vermoeden
* supposition : veronderstelling
* suppository : , m, m
* suppress : neerslaan
* suppress : onderdrukken
* suppress : opkroppen
* suppress : smoren
* suppress : verdringen
* suppress : verdrukken
* suppress : verkroppen
* suppress : verstikken
* supremacy : suprematie
* supreme : opperst
* supreme : opperste
* suprématie : suprematie
* suprême : opperst
* suprême : opperste
* sura : soera
* sure : gewis
* sure : stellig
* sure : vast
* sure : vaststaand
* sure : verzekerd
* sure : wis
* sure : zeker
* surely : immers
* surely : toch
* surely : wel
* surely : zeker
* surface : kroon
* surface : kruin
* surface : mantel
* surface : oppervlak
* surface : oppervlakte
* surface : top
* surface : topje
* surgeon : chirurg
* surgeon : heelmeester
* surgery : chirurgie
* surgery : heelkunde
* surgery : spreekkamer
* surgery : wondheelkunde
* surgery hours : spreekuur
* surgical : chirurgisch
* surgical operation : bewerking
* surgical operation : ingreep
* surgical operation : operatie
* surly : bars
* surly : honds
* surly : nors
* surly : nurks
* surly : onaardig
* surly : onvriendelijk
* surly : stuurs
* surly : zuur
* surmise : aannemen
* surmise : gissen
* surmise : menen
* surmise : stellen
* surmise : vermoeden
* surmise : veronderstellen
* surname : achternaam
* surname : familienaam
* surname : van
* surpass : overtreffen
* surpass : overtroeven
* surpass : te boven gaan
* surpass : uitblinken
* surpass : uitmunten
* surpass : voorbijstreven
* surplus : batig
* surplus : overschot
* surplus : surplus
* surplus : voordelig
* surprise : betrappen
* surprise : bevreemding
* surprise : onverwacht
* surprise : snappen
* surprise : surprise
* surprise : verbaasdheid
* surprise : verbazen
* surprise : verbazing
* surprise : verrassen
* surprise : verrassend
* surprise : verrassing
* surprise : verrassings-
* surprise : verwondering
* surprising : verrassend
* surprisingly : verrassend
* surrealism : surealisme
* surrender : afstand
* surrender : capituleren
* surrender : zich overgeven
* surrogate mother : plaatsvervangende moeder
* surround : insluiten
* surround : omgeven
* surround : omringen
* surroundings : omgeving
* surroundings : omstreken
* surroundings : omtrek
* survey : enquête
* survey : onderzoek
* survey : overzicht
* survival : overleving
* survive : beleven
* survive : doorleven
* survive : doormaken
* survive : overleven
* survivor : overlevende
* susceptibility : ontvankelijkheid
* suspect : verdachte
* suspect : verdenken
* suspect : vermoeden
* suspect : wantrouwen
* suspend : schorsen
* suspenders : bretels
* suspense : spanning
* suspicion : achterdocht
* suspicion : argwaan
* suspicion : verdenking
* suspicion : wantrouwen
* suspicious : achterdochtig
* suspicious : argwanend
* suspicious : verdacht
* suspicious : wantrouwig
* sustain : dragen
* sustain : ondersteunen
* sustain : ruggesteunen
* sustain : schoren
* sustain : schragen
* sustain : steunen
* sustain : stutten
* sustained : aanhoudend
* sustained : bestendig
* sustained : constant
* sustained : gestaag
* sustained : gestadig
* sustained : onophoudelijk
* sustained : stabiel
* sustained : standvastig
* sustained : vast
* sustained : voortdurend
* suture : dichtnaaien
* suture : hechten
* suture : hechting
* suture : naad
* swaddling cloth : luier
* swaddling cloth : luur
* swallow : doorslikken
* swallow : inslikken
* swallow : slikken
* swallow : slokken
* swallow : zwaluw
* swallow up : binnenkrijgen
* swallow up : innemen
* swallow up : inslikken
* swam : zwom
* swam : zwommen
* swamp : broek
* swamp : drasland
* swamp : moer
* swamp : moeras
* swan : zwaan
* swap : inruilen
* swap : inwisselen
* swap : ruilen
* swap : uitwisselen
* swap : verruilen
* swap : wisselen
* swarm : krielen
* swarm : krioelen
* swarm : vlucht
* swarm : wemelen
* swarm : wriemelen
* swarm : zwerm
* swarm : zwermen
* swarm of bees : bijenzwerm
* swastika : hakenkruis
* swastika : swastika
* swathe : zwachtel
* sway : slingeren
* sway : zwaaien
* sway : zwiepen
* sway : zwieren
* sway : zwindelen
* sway : zwirrelen
* swear : een eed afleggen
* swear : godlasteren
* swear : ketteren
* swear : vervloeken
* swear : vloeken
* swear : zweren
* swear at (swore : uitschelden
* swear at : uitschakelen
* swear off : afzweren
* sweat : transpiratievocht
* sweat : transpireren
* sweat : zich zorgen maken
* sweat : zweet
* sweat : zweten
* sweat : zwoegen
* sweden : zweden
* swedish : zweeds
* sweep : aanvegen
* sweep : bestrijken
* sweep : bezemen
* sweep : oprijlaan
* sweep : oprit
* sweep : opvegen
* sweep : schoonvegen
* sweep : vegen
* sweeper : baanveger
* sweet : lekkernij
* sweet : lief
* sweet : liefelijk
* sweet : oppassend
* sweet : schattig
* sweet : snoep
* sweet : snoep /
* sweet : snoepgoed
* sweet : snoepje
* sweet : versnapering
* sweet : vriendelijk
* sweet : zacht
* sweet : zoet
* sweet potato : bataat
* sweet potato : zoete aardappel
* sweet smell : heerlijke geur
* sweet william : duizendschoon
* sweet-and-sour : zoetzuur
* sweet-smelling : zoetgeurend
* sweetheart : beminde
* sweetheart : geliefde
* sweetheart : lief
* sweetheart : liefje
* sweetheart : liefste
* sweetheart : lieveling
* sweetheart : schat
* sweetheart : schatje
* sweetheart : schattebout
* sweetheart : zoetelief
* sweetie : sweetie
* sweetness : aanvalligheid
* sweetness : beminnelijkheid
* sweetness : liefelijkheid
* sweetness : lieftalligheid
* sweetness : zachtaardigheid
* sweetness : zachtheid
* sweetness : zoetheid
* swell : aanzwellen
* swell : opzetten
* swell : opzwellen
* swell : rijzen
* swell : uitdijen
* swell : zwellen
* swell into a roar : aanzwellen
* swelled : gezwollen
* swelled : zwol
* swelled : zwollen
* swelling : poef
* swelling : pof
* swept : geveegd
* swept : veegde
* swept : veegden
* swift : gauw
* swift : gezwind
* swift : gierzwaluw
* swift : haastig
* swift : snel
* swift : spoedig
* swift : steenzwaluw
* swift : vlug
* swiftly : gauw
* swiftly : hard
* swiftly : in allerijl
* swiftly : schielijk
* swiftly : snel
* swiftly : vlug
* swim : drijven
* swim : zwemmen
* swim away : wegdrijven
* swimmer : zwemmer
* swimming : zwemmen
* swimming pool : zwembad
* swimming pool : zwemdok
* swimming trunks : zwembroek
* swimming-bath : zwembad
* swimming-bath : zweminrichting
* swimming-pool : zwembad
* swimming-pool : zweminrichting
* swimsuit : badpak
* swindle : afzetterij
* swindle : bedonderen
* swindle : bedriegerij
* swindle : bedrog
* swindle : belazeren
* swindle : frauderen
* swindle : knoeien
* swindle : misleiding
* swindle : verneuken
* swindle : zwendel
* swindle : zwendelen
* swindler : afzetter
* swindling : afzetterij
* swine : varken
* swine : zwijn
* swing : balanceren
* swing : bengelen
* swing : bungelen
* swing : doen schommelen
* swing : laten balanceren
* swing : schommelen
* swing : slingeren
* swing : swingen
* swing : wiegelen
* swing : zwaaien
* swing : zwiepen
* swing : zwieren
* swing : zwindelen
* swing : zwirrelen
* swing open : openzwaaien
* swirl : dwarrelen
* swirl : kolken
* swirl : warrelen
* swirl : wervelen
* swirl : zwirrelen
* swish : ritselen
* swish : ritseling
* swish : ruisen
* swiss : zwitser
* swiss : zwitserse
* switch (to) : overschakelen (op)
* switch : aandoen
* switch : aandraaien
* switch : aansteken
* switch : gard
* switch : inschakelen
* switch : overschakeling
* switch : roede
* switch : schakelaar
* switch : schakelen
* switch : spitsroede
* switch : stokje
* switch off : afzetten
* switch off : buiten werking stellen
* switch off : stilzetten
* switch off : stopzetten
* switch off : uitschakelen
* switch off : uitzetten
* switch on : aan de praat krijgen
* switch on : aanzetten
* switch on : op gang brengen
* switzerland : zwitserland
* swollen : gezwollen
* swoon : bewusteloos raken
* swoon : bezwijmen
* swoon : bezwijming
* swoon : flauwte
* swoon : flauwvallen
* swoon : in zwijm vallen
* swoon : onmacht
* swoon : zwijm
* swoon : zwijmen
* sword : slagzwaard
* sword : zwaard
* swore : vloekte
* swore : vloekten
* sworn : gevloekt
* sworn) : uitschelden
* swotch on : aanzetten
* swotch on : aanzetten tot
* swotch on : activeren
* swum : gezwommen
* swung : geschommeld
* swung : schommelde
* swung : schommelden
* sycamore : aak
* sycamore : ahorn
* sycamore : esdoorn
* sycamore : gewone esdoorn
* sycamore : plataan
* sycamore fig : plataan
* syllable : lettergreep
* syllable : syllabe
* syllogism : syllogisme
* symbol : symbool
* symbol : zinnebeeld
* symbolise : symboliseren
* symbolize : symboliseren
* symmetric : regelmatig
* symmetric : symmetrisch
* symmetry : symmetrie
* sympathetic : innemend
* sympathetic : sympathiek
* sympathetic : zielsverwant
* sympathise : meevoelen
* sympathize : meevoelen
* sympathy : deelneming
* sympathy : medegevoel
* sympathy : medeleven
* sympathy : medelijden
* sympathy : sympathie
* symphonic : symfonisch
* symphony : symfonie
* symptom : symptoom
* symptom : teken
* symptom : verschijnsel
* symptomatic : symptomatisch
* synagogue : jodenkerk
* synagogue : synagoge
* synchronize : synchroniseren
* synchronous : synchronisch
* syndicate : syndicaat
* syndicate : vakbond
* syndicate : vakvereniging
* syndrome : syndroom
* synergy : synergie
* synod : synode
* synonym : synoniem
* syntactic : syntactisch
* syntax : syntaxis
* syntax : zinsbouw
* syntax : zinsleer
* synthesizer : synthesizer
* syphilis : syfilis
* syria : syrië
* syringe : injectiespuit
* syringe : spuit
* syrup : siroop
* syrup : stroop
* system : bestel
* system : stelsel
* system : systeem
* system of taxation : belastingstelsel
* systematic : planmatig
* systematic : stelselmatig
* systematic : systematisch
* syzygy : conjunctie
* syzygy : samenstand
* t-shirt : t-shirt
* tabernacle : tabernakel
* table : de tafel dekken
* table : lijst
* table : op tafel zetten
* table : rekentafels
* table : tabel
* table : tabelleren
* table : tafel
* table : ter tafel brengen
* table : vermenigvuldigingstafels
* table football : tafelvoetbal
* table tennis : tafeltennis
* table-cloth : dekservet
* table-cloth : tafellaken
* tablespoon : eetlepel
* tablespoon : soeplepel
* tablet : lijst
* tablet : tabel
* tablet : tafel
* tabloid : boulevardblad
* tabloid paper : sensatiekrant
* tabulation : lijst
* tabulation : tabel
* tabulation : tafel
* tacit : stilzwijgend
* taciturn : zwijgzaam
* taciturnity : zwijgzaamheid
* tackle : aan komen lopen
* tackle : aanpakken
* tackle : beginnen met
* tackle : toetreden
* taco : taco
* tact : beleid
* tact : maat
* tact : ritme
* tact : tact
* tactic : tactiek
* tactic : taktiek
* tactics : tactiek
* tactics : taktiek
* tactless : tactloos
* tadpole : dikkop
* tadpole : dikkopje
* tadpole : dim
* tadpole : kikkervisje
* tag : etiket
* tag : tikkertje
* tail : achtervolger
* tail : schaduwen
* tail : staart
* tail-light : achterlicht
* tailback : file
* tailor : aanpassen
* tailor : kleermaakster
* tailor : kleermaken
* tailor : kleermaker
* tailor : kleren maken
* tailor : snijder
* tailor : tailleur
* tails : rok
* taint : bederf
* take : aannemen
* take : aanvaarden
* take : aanvatten
* take : accepteren
* take : bekleden
* take : beslaan
* take : bezetten
* take : bezig houden
* take : erkennen
* take : in beslag nemen
* take : nemen
* take : ontvangen
* take : oprapen
* take : pakken
* take : vatten
* take a break : pauzeren
* take a rest : pauzeren
* take a shower : douchen
* take a sunbath : zonnebaden
* take a sunbath : zonnen
* take a switch to : met een stok slaan
* take account of : aandacht schenken aan
* take account of : rekening houden met
* take action : ageren
* take action : bezig zijn
* take action : doen
* take action : handelen
* take action : optreden
* take action : te werk gaan
* take advantage of : gebruik maken van
* take after : aarden naar
* take aim : aanleggen
* take along : afhalen
* take along : bijeenbrengen
* take along : meebrengen
* take along : meenemen
* take along : vergaderen
* take an interest : zich interesseren
* take an interest in : belang stellen in
* take apart : demonteren
* take apart : uit elkaar nemen
* take apart : uiteennemen
* take away : afhalen
* take away : afnemen
* take away : afpakken
* take away : rissen
* take away : ritsen
* take away : weghalen
* take away : wegnemen
* take care : bezorgd zijn
* take care : oppassen
* take care : zich bekommeren
* take care : zorg dragen
* take care : zorgen
* take care of : zich bekommeren om
* take care of : zorg dragen voor
* take down : afbreken
* take down : neerhalen
* take down : slopen
* take exception : aanstoot nemen
* take exception to : aanstoot nemen aan
* take fire : aanflitsen
* take fire : aanfloepen
* take fire : aangaan
* take fire : ontbranden
* take for granted : als vanzelfsprekend aannemen
* take great pains : veel moeite doen
* take in : aannemen
* take in : aanvaarden
* take in : accepteren
* take in : bedotten
* take in : beetnemen
* take in : erkennen
* take in : innen
* take in : ontvangen
* take in : smokkelen
* take in : verlakken
* take into account : aandacht schenken aan
* take into account : beschouwen
* take into account : nagaan
* take into account : overwegen
* take into account : rekening houden met
* take into consideration : rekening houden met
* take leave : afscheid nemen
* take leave : afscheid nemen van
* take leave : vaarwel zeggen
* take leave from : afscheid nemen
* take leave from : afscheid nemen van
* take leave from : vaarwel zeggen
* take note : bevinden
* take note : constateren
* take note : vaststellen
* take off : afdoen
* take off : afleggen
* take off : afzetten
* take off : uitdoen
* take off : uitkrijgen
* take off : uittrekken
* take off make-up : afschminken
* take offence : aanstoot nemen
* take offence : gekwetst worden
* take offence : zich beledigd voelen
* take offence at : aanstoot nemen aan
* take offence at : zich ergeren aan
* take offense : aanstoot nemen
* take offense : gekwetst worden
* take offense : zich beledigd voelen
* take one's measure for : aanmeten
* take one's measure for : toemeten
* take over : kopen
* take over : overnemen
* take part : deelnemen
* take part : meedoen
* take part : meemaken
* take part : participeren
* take place : gebeuren
* take place : plaats hebben
* take refuge : een toevlucht zoeken
* take somebody's name : bekeuren
* take somebody's name : notuleren
* take somebody's name : verbaliseren
* take steps : moeite doen
* take steps : pogen
* take steps : streven
* take steps : trachten
* take steps : zich beijveren
* take steps : zoeken
* take the bait : toebijten
* take the bait : toehappen
* take the bull by the horns : de koe bij de hoorns vatten
* take the place of : aflossen
* take the place of : de plaats innemen van
* take the place of : inspringen
* take the place of : vervangen
* take up : aanhangig maken
* take up : afhalen
* take up : beslaan
* take up : in beslag nemen
* take up : komen halen
* take up : ophalen
* taken : genomen
* taken aback : beteuterd
* taken aback : ontdaan
* taken aback : onthutst
* taken aback : perplex
* taken aback : uit het veld geslagen
* taken aback : verbluft
* taken aback : verslagen
* taken aback : verstomd
* taken in : afgezet
* taken in : bekocht
* takeover : overname
* taking : afname
* taking over : overname
* tale : relaas
* tale : verhaal
* tale : verhaaltje
* tale : vertelling
* tale : vertelsel
* talent : aanleg
* talent : begaafdheid
* talent : gave
* talent : talent
* talented : begaafd
* talented : geboren
* talented : getalenteerd
* talented : talentvol
* talisman : amulet
* talk : gesprek
* talk : praten
* talk : spreken
* talkative : babbelziek
* talkative : praatgraag
* talkative : spraakzaam
* talkativeness : babbelzucht
* tall : groot
* tall : hoog
* tall : lang
* tall : ongeloofwaardig
* tall : opgaand
* tall : opgeschoten
* tall : rijzig
* tall : verheven
* tallow : kaarsvet
* tallow : reuzel
* tallow : smeer
* tallow : talg
* tallow : talk
* talon : klauw
* tamarind : tamarinde
* tamarisk : tamarisk
* tambon : tambon
* tambourine : rinkelbom
* tambourine : tamboereerraam
* tambourine : tamboerijn
* tame : africhten
* tame : dresseren
* tame : mak
* tame : tam
* tame : temmen
* tampon : tampon
* tan : bruinen
* tan : gebruind
* tan : gebruinde
* tan : gebruinde kleur
* tan : leerlooien
* tan : looien
* tan : tanen
* tan : zonnebaden
* tangent : hyperbool
* tangent : tangens
* tangerine : mandarijn
* tangerine : mandarijntje
* tangle : baaierd
* tangle : chaos
* tangle : rommel
* tangle : verwikkeling
* tangle : warboel
* tangle : warnet
* tangle : warwinkel
* tangle : wirwar
* tangled : in de war gebracht
* tangled : verward
* tango : stampen
* tango : tango
* tangy : zurig
* tangy : zurige
* tank : bak
* tank : reservoir
* tank : tank
* tank : vechtwagen
* tank : vergaarbak
* tanned : gebruind
* tannin : looistof
* tannin : looizuur
* tannin : tannine
* tantalum : tantalum
* tap : aanboren
* tap : afluisteren
* tap : aftappen
* tap : kloppen
* tap : kraan
* tap : tap
* tap : tapkraan
* tap : tikken
* tap at : aantikken
* tape : band
* tape : met een band omgeven
* tape : reep
* tape : strip
* tape : strook
* tape : windsel
* tape recorder : bandopnemer
* tape-recorder : bandrecorder
* tape-recorder : magnetofoon
* tape-recording : bandopname
* taper : waskaars
* tapestry : behang
* tapestry : wandtapijt
* tapir : tapir
* tar : teer
* tar : teren
* tarantula : tarantula
* tarantula : vogelspin
* tard : bits
* tard : snibbig
* tard : vla
* tard : vlaai
* tard : vlade
* tardy : laat
* tardy : vergevorderd
* target : doel
* target : doel(wit)
* target : doelstelling
* target : doelwit
* target : honk
* target : wit
* tart : doordringend
* tart : schel
* tart : scherp
* tart : taart
* tart : wrang
* tart : zuur
* tartness : bitsheid
* task : karwei
* task : klus
* task : opgave
* task : taak
* taskmaster : baljuw
* taskmaster : drost
* taskmaster : opziener
* taskmaster : surveillant
* taste : proeven
* taste : smaak
* taste : smaakvermogen
* taste : smaken
* tasteless : smaakloos
* tasteless : smakeloos
* tasteless : zonder goede smaak
* tasty : fijn
* tasty : lekker
* tasty : smakelijk
* tasty : smakelijke
* tasty : van goede smaak getuigend
* tattered : aan flarden gescheurd
* tattler : babbelaar
* tattler : kletskous
* tattler : praatvaar
* tattler : prater
* tattler : ratel
* tattoo : taptoe
* tattoo : tattoeage
* tattoo : tattoëren
* tau : tau
* taught : geleerd
* taught : leerde
* taught : leerden
* taunt : beschimpen
* taunt : hekelen
* taunt : schimpen
* taunt : schimpscheut
* tautology : tautologie
* tavern : herberg
* tavern : uitspanning
* tawny owl : bosuil
* tax : aanslaan
* tax : belasten
* tax : belasting
* tax : belasting heffen op
* tax : inkomstenbelasting
* tax : recht
* tax : veraccijnzen
* tax abatement : belastingverlaging
* tax burden : belastingdruk
* tax collector : tollenaar
* tax consultant : belastingadviseur
* tax deduction : belastingaftrek
* tax form : aangiftebiljet
* tax hike : belastingverhoging
* tax increase : belastingverhoging
* tax reduction : belastingverlaging
* tax relief : belastingverlaging
* tax return : belastingaangifte
* tax system : belastingstelsel
* tax with : beschuldigen van
* tax-collector's office : belastingkantoor
* tax-free : belastingvrij
* tax-free : onbelastbaar
* taxi : taxi
* taxi-driver : taxichauffeur
* taxidriver : taxichauffeur
* taxonomy : taxonomie
* taxpayer : belastingbetaler
* tea : thee
* tea bag : theebuiltje
* tea bag : theezakje
* tea cosy : theemuts
* tea leaf : theeblad
* tea-house : theehuis
* tea-pot : theebus
* tea-towel : afdroogdoek
* tea-towel : bordendoek
* teach : aanleren
* teach : afleren
* teach : afwennen
* teach : bijbrengen
* teach : instrueren
* teach : leren
* teach : lesgeven
* teach : onderwijzen
* teach : scholen
* teacher : docent
* teacher : docente
* teacher : instructeur
* teacher : leraar
* teacher : lerares
* teacher : onderwijzer
* teacher : onderwijzeres
* teacher : schooljuffrouw
* teacher : schoolmeester
* teak tree : teakhout
* teak tree : teakhoutboom
* teal : appelblauwzeegroen
* teal : appelblauwzeegroene
* teal : taling
* team : equipe
* team : ploeg
* team : team
* team of three horses : driespan
* teapot : theepot
* teapot : trekpot
* tear (tore : scheuren
* tear (tore-torn) : scheuren
* tear : doorscheuren
* tear : flap
* tear : rijten
* tear : scheur
* tear : scheuren
* tear : traan
* tear : vaneenscheuren
* tear : verscheuren
* tear off : afbreken
* tear off : afplukken
* tear off : afrukken
* tear off : plukken
* tear off : wegscheuren
* tease : plagen
* teaspoon : theelepeltje
* teat : borst
* teat : mam
* teat : speen
* teat : tiet
* technetium : technetium
* technical : technisch
* technician : technicus
* technician : technieker
* technics : techniek
* technique : techniek
* technology : technologie
* teddy bear : teddybeer
* tedious : langdradig
* tedious : saai
* teenager : tiener
* teeth : gebit
* teetotaler : geheelonthouder
* teetotaler : geheelonthoudster
* teetotalism : abstinentie
* teetotalism : geheelonthouding
* teetotaller : abstemius
* teetotaller : geheelonthouder
* teetotaller : geheelonthoudster
* teetotum : a-al-tolletje
* telegram : telegram
* telegraph : overseinen
* telegraph : telegraaf
* telegraph : telegraferen
* telemetry : telemetrie
* telephone : opbellen
* telephone : telefoneren
* telephone : telefoon
* telephone booth : telefooncel
* telephone kiosk : telefooncel
* telephone number : telefoonnummer
* telescope : sterrenkijker
* telescope : telescoop
* telescope : verrekijker
* teletext : teletekst
* television : televisie
* television aerial : TV-antenne
* television aerial : televisieantenne
* television antenna : TV-antenne
* television antenna : televisieantenne
* television film : TV-film
* television movie : TV-film
* television program : televisie programma
* television set : televisie
* television set : televisietoestel
* tell : belasten met
* tell : bevelen
* tell : debiteren
* tell : gelasten
* tell : opdracht geven
* tell : opdragen
* tell : opgeven
* tell : sommeren
* tell : verhalen
* tell : verordenen
* tell : vertellen
* tell : voorschrijven
* tell : zeggen
* tell a lie : liegen
* telltale : babbelaar
* telltale : kletskous
* telltale : praatvaar
* telltale : prater
* telltale : ratel
* tellurium : tellurium
* tellurium : telluur
* temp : als uitzendkracht werken
* temp : uitzendkracht
* temper : gemoedsgesteldheid
* temper : harden
* temper : humeur
* temper : stalen
* temper : temperen
* temperament : temperament
* temperate : bezadigd
* temperate : matig
* temperate : nuchter
* temperate : sober
* temperate : stemmig
* temperature : temperatuur
* temperature : verhoging
* template : malplaatje
* template : patroon
* template : schablone
* template : sjabloon
* temple : bedehuis
* temple : godshuis
* temple : slaap
* temple : tempel
* templet : patroon
* templet : schablone
* templet : sjabloon
* tempo : tempo
* temporarily : tijdelijk
* temporarily : vooralsnog
* temporarily : vooreerst
* temporarily : voorlopig
* temporarily : voorshands
* temporary : tijdelijk
* temporary : van voorbijgaande aard
* temporary : vergankelijk
* temporary : voorbijgaand
* temporary : voorlopig
* tempt : bekoren
* tempt : in de verleiding brengen
* tempt : in verzoeking brengen
* tempt : verleiden
* tempt : verlokken
* tempt : verzoeken
* temptation : aanvechting
* temptation : beproeving
* temptation : temptatie
* temptation : verleiding
* temptation : verlokking
* temptation : verzoeking
* tempting : aanlokkelijk
* tempting : lekker
* ten : tien
* ten : tientje
* ten past : tien over één
* ten thousand : tienduizend
* ten to : tien voor twee
* tenant : huurder
* tenant : pachter
* tench : zeelt
* tend (to) : de neiging hebben (om te)
* tend to : verplegen
* tend to : verzorgen
* tend to : zorgen voor
* tendencious : tendentieus
* tendency : aanleg
* tendency : aanvechting
* tendency : geneigdheid
* tendency : gesteldheid
* tendency : lust
* tendency : neiging
* tendency : richting
* tendency : stemming
* tendency : strekking
* tendency : stroming
* tendency : tendens
* tendency : tendentie
* tendency : trend
* tendency : wilsbeschikking
* tendency : zin
* tendency : zucht
* tendentious : tendentieus
* tender : aanbesteding
* tender : aanbieden
* tender : aanbieding
* tender : aanbod
* tender : bieden
* tender : bod
* tender : gunning
* tender : indienen
* tender : inschrijving
* tender : liefelijk
* tender : presenteren
* tender : spelen
* tender : teder
* tender : uitloven
* tender : vertonen
* tender : voordragen
* tender : voorslaan
* tender : voorslag
* tender : voorstel
* tender : voorstellen
* tender : zacht
* tender : zoet
* tender : zorgvuldig
* tender : zorgzaam
* tenderloin steak : biefstuk van de haas
* tenderness : delicaatheid
* tenderness : fijnheid
* tenderness : kiesheid
* tenderness : malsheid
* tenderness : tederheid
* tenderness : teerhartigheid
* tenderness : teerheid
* tenderness : weekhartigheid
* tenderness : weekheid
* tenderness : zachtheid
* tendon : pees
* tendon : zeen
* tenement : huurwoning
* tennis : tennis
* tenor : tenor
* tenor : tenorstem
* tenor violin : altviool
* tenor violin : vedel
* tense : gespannen
* tense : tijd
* tension : inspanning
* tension : spanning
* tension : voltage
* tent : huif
* tent : kampeertent
* tent : tent
* tentacle : tentakel
* tented camp : kamp
* tented camp : kampement
* tented camp : tentenkamp
* tenth : tiende
* tenth : tiende deel
* tepal : tepaal
* tepid : lauw
* terbium : terbium
* term : periode
* term : term
* term : termijn
* term : trimester
* term : trimester/periode
* term : vakterm
* term : voet
* term of abuse : scheldwoord
* term of abuse : schimpwoord
* term of office : ambtsperiode
* terminal : ongeneeslijk
* terminal : terminal
* terminate : afloop
* terminate : afmaken
* terminate : afsluiten
* terminate : besluiten
* terminate : beëindigen
* terminate : eindigen
* terminate : slot
* terminate : uitmaken
* terminate : voleindigen
* termination : afloop
* termination : beëindiging
* terminology : terminologie
* terminology : vakwoordenboek
* terminology : vakwoordenlijst
* terminus : eindstation
* termite : termiet
* termite : termieten
* termite : thermiet
* termite : witte mier
* terms : bepaling
* terms : conditie
* terms : voorwaarde
* terms : voorwaarden
* terms of employment : arbeidsvoorwaarden
* terms of employment : werksituatie
* terrace : terras
* terrace house : rijtjeshuis
* terraced house : rijtjeshuis
* terrain : terrein
* terrestrial : aarden
* terrestrial : aards
* terrible : afschuwelijk
* terrible : ijselijk
* terrible : schrikaanjagend
* terrible : verschrikkelijk
* terrible : vervaarlijk
* terrible : vreselijk
* terrify : doen schrikken
* terrify : schrik aanjagen
* terrify : verschrikken
* territorial : territoriaal
* territory : ban
* territory : gebied
* territory : grondgebied
* territory : territoir
* territory : territorium
* terror : ontzetting
* terror : schrik
* terror : schrikbewind
* terror : schrikkelijkheid
* terror : terreur
* terror : verschrikking
* terrorism : terrorisme
* terrorist : terrorist
* tertian fever : anderdaagse koorts
* test : aanpassen
* test : beproeven
* test : beproeving
* test : examen
* test : keuring
* test : nauwkeurig onderzoek
* test : onderzoek
* test : passen
* test : poging
* test : probeersel
* test : proberen
* test : proef
* test : proefstuk
* test : test
* test : testen
* test : toets
* test : toetsen
* test : toetsing
* test : uitproberen
* testament : testament
* testament : uiterste wil
* testament : verbond
* testament : wilsbeschikking
* testicle : bal
* testicle : kloot
* testicle : teelbal
* testicle : testikel
* testify : certificeren
* testify : getuigen
* testimony : akte
* testimony : attest
* testimony : certificaat
* testimony : getuigenis
* testimony : getuigenverklaring
* testimony : getuigschrift
* testimony : testimonium
* text : sms
* text : tekst
* textbook : leerboek
* textbook : schoolboek
* textbook : studieboek
* textile : tekstiel
* textile : textiel
* textile : textielwaren
* textile : weefsel
* texture : structuur
* thallium : thallium
* than : dan
* thank : bedanken
* thank : dank betuigen
* thank : danken
* thank : te danken hebben
* thank for : bedanken voor
* thank for : danken voor
* thank you : bedankt
* thank you : dank je
* thank you : dank u
* thank you : dankjewel
* thank you very much : dank je wel
* thank you very much : dank u wel
* thank you very much : hartelijk bedankt
* thank you very much : vriendelijk bedankt
* thankful : dankbaar
* thankful : erkentelijk
* thankless : ondankbaar
* thanks : bedankt
* thanks : dank
* thanks : dank je
* thanks : dank u
* thanks : dankzegging
* thanks to : dank zij
* that ... over there : dat
* that ... over there : dat ... daar
* that ... over there : die
* that ... over there : die ... daar
* that ... over there : die ... daarginds
* that ... over there : gindse
* that : dat
* that : die
* that : even
* that : hetgeen
* that : hetwelk
* that : wat
* that : welke
* that : zo
* that is : dat wil zeggen
* that kind of : dergelijk
* that kind of : dusdanig
* that kind of : zo
* that kind of : zo een
* that kind of : zo'n
* that kind of : zodanig
* that kind of : zulk
* that kind of : zulk een
* that much : evenveel
* that much : zo
* that much : zoveel
* that much : zozeer
* that one : dat
* that one : die
* that one : gene
* that one over there : dat
* that one over there : dat ... daar
* that one over there : die
* that one over there : die ... daar
* that one over there : die ... daarginds
* that one's : die d'r
* that one's : die z'n
* that one's : diens
* that one's : dier
* that over there : dat
* that over there : dat daarginds
* that over there : datgene
* that over there : zulks
* that way : aldus
* that way : daarheen
* that way : op die manier
* that way : op die wijze
* that way : zo
* that way : zus
* that's all right : dat geeft niet
* that's all right : dat is niet erg
* that's all right : het doet er niet toe
* that's okay : dat geeft niet
* that's okay : dat is niet erg
* that's okay : het doet er niet toe
* that's too bad : helaas
* that's too bad : jammer
* thaw : dooi
* thaw : dooien
* thaw : ontdooien
* thaw : wegsmelten
* the ... the : hoe ... des te
* the : 't
* the : aan de
* the : aan het
* the : de
* the : des te
* the : het
* the : hoe
* the : naar de
* the : naar het
* the Antarctic : Antarctica
* the Antarctic : Antarctis
* the Antarctic : Zuidpoolgebied
* the Arctic : Noordpool
* the Arctic : Noordpoolgebied
* the Dustman : Klaas Vaak
* the Far East : Verre Oosten
* the Netherlands : Nederland
* the Sandman : Klaas Vaak
* the Sleeping Beauty : Dorenroosje
* the Transvaal : Transvaal
* the Ukraine : Oekraïne
* the Vatican : Vaticaan
* the accused : de beklaagde
* the apple doesn't fall far from the tree : de appel valt niet ver van de boom
* the bee's knees : het neusje van de zalm
* the civil service : overheidsdienst
* the day after tomorrow : overmorgen
* the day before yesterday : eergisteren
* the day before yesterday : voorgisteren
* the defendant : de beklaagde
* the disposal : het opruimen
* the establishment : de gevestigde orde
* the grass is always greener on the other side : het gras is altijd groener aan de overkant
* the penny drops : het kwartje is gevallen
* the penny drops : zijn frank is gevallen
* the power of suggestion :
* the power of suggestion : suggestie
* the press : de pers
* the prevention of : het voorkomen van
* the proletariat : proletariaat
* the reverse : het omgekeerde
* the same : dezelfde
* the same : hetzelfde
* theater : theater
* theatre : schouwburg
* theatre : theater
* theatre : toneel
* theatre : toneelwezen
* theatre play : stuk
* theatre play : toneelstuk
* theatrical : schouwburg-
* theatrical : theater-
* theatrical : toneel-
* theatrical tour : rondreis
* theatrical tour : tournee
* thee : aan je
* thee : aan jou
* thee : je
* thee : jou
* thee : naar je
* thee : naar jou
* thee : naar u
* thee and thou : jij en jou zeggen
* thee and thou : tutoyeren
* theft : diefstal
* theft : ontvreemding
* their : haar
* their : hun
* their : zijn
* theirs : de hunne
* theirs : het hunne
* theism : theïsme
* them : aan hun
* them : aan ze
* them : hen
* them : hun
* them : naar hun
* them : ze
* theme : apropos
* theme : onderwerp
* theme : stof
* theme : thema
* themselves : zichzelf
* then : daarop
* then : dan
* then : destijds
* then : in dat geval
* then : toen
* then : toenmalig
* then : toenmalige
* then : toentertijd
* then : vervolgens
* thence : daar ... vandaan
* thence : daarvan
* thence : daarvandaan
* thence : vandaar
* theocracy : theocratie
* theodicy : theodicee
* theologian : theologe
* theologian : theoloog
* theologist : theologe
* theologist : theoloog
* theology : godgeleerdheid
* theology : theologie
* theorem : stelling
* theorem : theorema
* theory : theorie
* theory of music : muziekleer
* therapist : therapeut
* therapy : therapie
* there : 'r
* there : aldaar
* there : alsjeblieft
* there : alstublieft
* there : d'r
* there : daar
* there : daarheen
* there : er
* there : ginder
* there : ginds
* there : hier
* there : hierzo
* there : kijk
* there : ziedaar
* there : ziezo
* there are : er is
* there are : er zijn
* there is : er is
* there is : er zijn
* thereabout : daaromheen
* thereabout : eromheen
* thereabout : in het rond
* thereabout : ongeveer
* thereabout : rondom
* thereabouts : daaromheen
* thereabouts : eromheen
* thereabouts : in het rond
* thereabouts : ongeveer
* thereabouts : rondom
* thereafter : daarop
* thereafter : vervolgens
* thereby : daarbij
* thereby : daarmede
* thereby : daarmee
* therefore : bijgevolg
* therefore : daardoor
* therefore : daarom
* therefore : derhalve
* therefore : vandaar
* therefore : zodoende
* therein : daarin
* therein : erin
* thermistor : thermistor
* thermometer : thermometer
* thermometer : warmtemeter
* thermos : thermosfles
* thermos bottle : thermosfles
* thermos flask : thermosfles
* thermostat : thermostaat
* thesaurus : synoniemenwoordenboek
* thesaurus : thesaurus
* these : deze
* these : dit
* these : dit hier
* these days : tegenwoordig
* thesis : dissertatie
* thesis : proefschrift
* thesis : stelling
* thesis : thesis
* theta : thèta
* they : men
* they : ze
* they : zij
* thick : dicht
* thick : dichte
* thick : dichtopeengepakt
* thick : dichtopeengepakte
* thick : dik
* thick : dikke
* thick : gebonden
* thick : gezet
* thick : gezette
* thick : het vuur van de strijd
* thick : lijvig
* thick : slome
* thick : sloom
* thick : traag van begrip
* thick : zwaar
* thick : zware
* thicken : aandikken
* thicken : verdikken
* thickness : dikte
* thickness : lijvigheid
* thief : dief
* thief : dievegge
* thief : steler
* thigh : bovenbeen
* thigh : dij
* thighbone : dijbeen
* thimble : vingerhoed
* thimble : vingerhoedje
* thin : dun
* thin : ijl
* thin : luchtig
* thin : mager
* thin : schraal
* thin : schriel
* thin : slank
* thin : smal
* thin : spichtig
* thin : sprietig
* thin : verdunnen
* thin : verspreiden
* thing : ding
* thing : lijdend voorwerp
* thing : mikpunt
* thing : object
* thing : onderwerp
* thing : voorwerp
* thingamajig : ding
* thingamajig : dinges
* things : dingen
* things : spullen
* think : achten
* think : bedenken
* think : denken
* think : geloven
* think : nadenken
* think : overdenken
* think : van mening zijn
* think : vinden
* think : wikken
* think : zinnen
* think : zinnen op
* think about : bedenken
* think about : nadenken
* think about : overdenken
* think about : wikken
* think about : zinnen
* think about : zinnen op
* think ahead : anticiperen
* think ahead : prejudiciëren
* think ahead : vooruitlopen
* think ahead : vooruitlopen op
* think to oneself : mediteren
* think to oneself : nadenken
* think to oneself : peinzen
* think to oneself : zinnen
* think well of : achten
* think well of : achting hebben voor
* think well of : achting toedragen
* think well of : hoogachten
* thinker : denker
* thinker : intellectueel
* thinking : nadenkend
* third : derde
* third person : derde persoon
* thirst : dorst
* thirst after drinking to excess : nadorst
* thirsty : dorstig
* thirteen : dertien
* thirteenth : dertiende
* thirty : dertig
* thirty-eight : achtendertig
* thirty-five : vijfendertig
* thirty-four : vierendertig
* thirty-nine : negenendertig
* thirty-one : eenendertig
* thirty-seven : zevenendertig
* thirty-six : zesendertig
* thirty-three : drieëndertig
* thirty-two : tweeëndertig
* this : deze
* this : dit
* this : dit hier
* this afternoon : vanmiddag
* this evening : hedenavond
* this evening : vanavond
* this here : dit
* this here : dit hier
* this morning : vanmorgen
* this morning : vanochtend
* this way : aldus
* this way : dus
* this way : hier
* this way : hierheen
* this way : in dier voege
* this way : op die wijze
* this way : zo
* this way : zodanig
* this way : zodoende
* thisle : distel
* thisle-field : distelveld
* thistle : distel
* thither : aldaar
* thither : daarheen
* thorium : thorium
* thorn : doorn
* thorn bush : doornstruik
* thoroughgoing : diepgaand
* thoroughgoing : grondig
* thoroughly : grondig
* thoroughly : radicaal
* thoroughly : rijpelijk
* those : dat
* those : dat daarginds
* those : datgene
* those : die
* those : zulks
* thou : ge
* thou : gij
* thou : je
* thou : jij
* thou : u
* though : al
* though : alhoewel
* though : echter
* though : hoewel
* though : ofschoon
* though : wel
* though/although : hoewel
* thought : gedachte
* thought : idee
* thoughtful : bedachtzaam
* thoughtful : nadenkend
* thoughtful : voorzichtig
* thoughtfulness : bedachtzaamheid
* thoughtfulness : vooruitziende blik
* thoughtfulness : voorzorg
* thousand : duizend
* thrash : afranselen
* thrash : aftuigen
* thrash : beuken
* thread : bedraden
* thread : draad
* thread : garen
* thread : insteken
* thread : onderwerp
* thread : passeren voorbij gaan
* thread : rijgen
* thread : rode draad
* thread : topic
* threat : bedreiging
* threat : dreigement
* threat : dreiging
* threaten : bedreigen
* threaten : belagen
* threaten : dreigen
* threaten : drijgen
* threatened : bedreigd
* threatening : bedreigend
* threatening : dreigend
* threatening telephone call : dreigtelefoon
* three : drie
* three times : drie keer
* three times : driemaal
* three-piece suite : bankstel
* three-toed sloth : aai
* three-toed sloth : ai
* three-toed sloth : drietenige luiaard
* thresh : afranselen
* thresh : afrossen
* thresh : dorsen
* thresh : hard slaan
* threshold : dorpel
* threshold : drempel
* threw : gooide
* threw : gooiden
* threw : smeet
* threw : smeten
* threw : wierp
* threw : wierpen
* thrice : drie keer
* thrice : driemaal
* thrifty : spaarzaam
* throat : hals
* throat : keel
* throat : keelgat
* throat : strot
* throb : kloppen
* throb : pulseren
* throes : barensnood
* throne : troon
* through : aan
* through : af
* through : afgelopen
* through : afgewerkt
* through : beëindigd
* through : compleet
* through : door
* through : door ... heen
* through : doorheen
* through : geheel
* through : gereed
* through : heel
* through : in ruil voor
* through : klaar
* through : met
* through : op
* through : op grond van
* through : per
* through : tot het eind
* through : tot het einde
* through : totaal
* through : totaliter
* through : uit
* through : vanwege
* through : via
* through : volkomen
* through : volledig
* through : voor
* through : wegens
* through and through : door en door
* throughout : door heel de
* throughout : door heel het
* throughout : dwars door
* throughout : het hele ... door
* throughout the : de hele ... door
* throughout the : in de hele
* throughout the : in het hele
* throughout the : overal in de
* throughout the : overal in het
* throw : afwerpen
* throw : gooi
* throw : gooien
* throw : keilen
* throw : kleien
* throw : omgooien
* throw : smijten
* throw : uitspelen
* throw : verplaatsing
* throw : werpen
* throw : worp
* throw away : vergooien
* throw away : weggooien
* throw away : wegwerpen
* throw off : afgooien
* throw off : afwerpen
* throw off : uitgooien
* throw snowballs : met sneeuwballen gooien
* throw up : braken
* throw up : kotsen
* throw up : overgeven
* throw up : spugen
* throw up : vomeren
* throw-back : atavisme
* thrush : lijster
* thrust : douwen
* thrust : dringen
* thrust : duwen
* thrust : stoten
* thrust : vooruitstuwen
* thrust down : afstoten
* thrust out : uitschuiven
* thrust out : uitsteken
* thug : gewelddadige crimineel
* thulium : thullium
* thumb : duim
* thumbnail : duimnagel
* thumbtack : duimspijker
* thunder : bulderen
* thunder : daveren
* thunder : donder
* thunder : donderen
* thunder : overdonderen
* thurible : wierookvat
* thursday : donderdag
* thus : aldus
* thus : als volgt
* thus : bijgevolg
* thus : derhalve
* thus : dus
* thus : in dier voege
* thus : op deze manier
* thus : op deze wijze
* thus : op die manier
* thus : op die wijze
* thus : zo
* thus : zodanig
* thus : zodoende
* thus : zozeer
* thus : zus
* thwart : bemoeilijken
* tibia : scheen
* tibia : scheenbeen
* tic : tic
* tic : tijk
* tic : trekking
* tic douloureux : aangezichtspijn
* tick : aankruisen
* tick : aanvinken
* tick : afvinken
* tick : getik
* tick : teek
* tick : tel
* tick : tijk
* tick : tikken
* tick : vink
* tick : vinkje
* tick off : aankruisen
* tick off : aanstrepen
* ticket : bekeuring
* ticket : biljet
* ticket : bon
* ticket : kaartje
* ticket : passagebiljet
* ticket : plaatsbewijs
* ticket : plaatskaartje
* ticket : strippenkaart
* ticket : ticket
* ticket : toegangsbewijs
* ticket-window : loket
* tickle : kietelen
* tickle : kriebelen
* tidal : getijde-
* tidal wave : , m
* tidbit : lekkernij
* tidbit : snoep
* tidbit : snoepgoed
* tidbit : versnapering
* tiddlywinks : vlooienspel
* tide : getij
* tide : getijde
* tide : tij
* tidy : aardig
* tidy : inrichten
* tidy : net
* tidy : niet onbeduidend
* tidy : opruimen
* tidy : ordelijk
* tidy : proper
* tidy : regelen
* tidy : rein
* tidy : ruimen
* tidy : schikken
* tidy : terechtbrengen
* tie (to) : vastbinden (aan)
* tie : aanbinden
* tie : aansluiten
* tie : afbinden
* tie : band
* tie : binden
* tie : binding
* tie : das
* tie : gelijke stand
* tie : knopen
* tie : meren
* tie : onderbinden
* tie : strikken
* tie : stropdas
* tie : toebinden
* tie : tuigeren
* tie : vastbinden
* tie : vastknopen
* tie : vastleggen
* tie : vastmaken
* tie : verbinden
* tie on : aanbinden
* tie on : aanknopen
* tie on : meren
* tie on : onderbinden
* tie on : tuigeren
* tie on : vastbinden
* tie on : vastleggen
* tie up : aansluiten
* tie up : afbinden
* tie up : binden
* tie up : toebinden
* tie up : vastbinden
* tie up : vastmaken
* tie up : verbinden
* tier : laag
* tier : rang
* tiger : tijger
* tiger shark : tijgerhaai
* tight : nauw
* tight : nauwsluitend
* tight : stipt
* tight : streng
* tight : strikt
* tighten : aandraaien
* tighten : aantrekken
* tighten : strakker aantrekken
* tightly : strak
* tightness of the chest : benauwdheid
* tightness of the chest : bezetting
* tigress : tijgerin
* tilde : tilde
* tile : betegelen
* tile : dakpan
* tile : muurtegel
* tile : pan
* tile : plavuis
* tile : tegel
* tile : tegelen
* tile : tegelsteen
* tile : tichel
* tile : vloertegel
* till : binnen
* till : fonds
* till : geldkist
* till : kas
* till : ploegen
* till : tot
* till : totdat
* till : voor
* tillage : agricultuur
* tillage : akkerbouw
* tillage : bebouwing
* tillage : bewerking
* tillage : landbouw
* tiller : helmstok
* tilt : buigen
* tilt : doen overhellen
* tilt : neigen
* timber : dakbalk
* timber : hout
* timber : kaphout
* timber : onderuit!
* timber : spant
* timbrel : rinkelbom
* timbrel : tamboereerraam
* timbrel : tamboerijn
* time : keer
* time : maal
* time : poos
* time : tijd
* time : uur
* time off : vakantie
* time to consider : bedenktijd
* time travel : tijdreizen
* time-table : dienstregeling
* time-table : rooster
* timid : bang
* timid : benepen
* timid : beschroomd
* timid : schroomvallig
* timid : schuchter
* timid : schuw
* timid : vreesachtig
* timidity : bedeesdheid
* timidity : verlegenheid
* tin : bakvorm
* tin : blik
* tin : blikje
* tin : blikken
* tin : bus
* tin : conserveren
* tin : dunne metaalplaat
* tin : inblikken
* tin : konservenblik
* tin : taartvorm
* tin : tin
* tin : tinnen
* tin : trommel
* tin : trommeltje
* tin : vertinnen
* tin can : blik
* tin can : blikje
* tin can : bus
* tin can : trommel
* tin can : trommeltje
* tin plate : blik
* tin plate : blikken
* tin plate : dunne metaalplaat
* tin-opener : blikopener
* tin-opener : opener
* tinder : tondel
* tinder : tonder
* tinder : tonderzwam
* tinder : zwam
* tinker : ketellapper
* tinkle : geklingel
* tinkle : kletteren
* tinkle : klingelen
* tinkle : rinkelen
* tinkle : tingelen
* tinned vegetables : blikgroente
* tint : nuance
* tint : nuancering
* tint : schakering
* tint : tinctuur
* tint : verf
* tint : verven
* tiny : erg klein
* tiny : klein
* tiny : miniem
* tiny : minuscuul
* tiny : minuskuul
* tiny : piepklein
* tiny : propperig
* tip : douceurtje
* tip : drinkgeld
* tip : einde
* tip : fooi
* tip : neus
* tip : piek
* tip : punt
* tip : spits
* tip : stortplaats
* tip : tip
* tip : top
* tip : topje
* tip : uiteinde
* tip : uiterste deel
* tipsy : aangeschoten
* tipsy : beneveld
* tipsy : roezig
* tipsy : tipsy
* tiptoe : op de tippen lopen
* tire : band
* tire lever : bandafnemer
* tire out : afbeulen
* tire out : afjakkeren
* tire out : afmatten
* tire tread : loopvlak
* tired : mat
* tired : moe
* tired : vermoeid
* tired out : afgemat
* tired out : bekaf
* tired out : doodmoe
* tiresome : melig
* tiresome : saai
* tiresome : taai
* tiresome : vermoeiend
* tiresome : vervelend
* tiring : vermoeiend
* tissue : papieren zakdoekje
* tissue : tissue
* tissue : weefsel
* tissue : zakdoek
* tit : tiet
* titanic : geweldg
* titanic : titanisch
* titanium : titaan
* titanium : titanium
* title : betitelen
* title : graad
* title : kop
* title : onderschrift
* title : titel
* title : titelen
* title : tituleren
* titmouse : mees
* tmesis : tmesis
* to : aan
* to : bij
* to : met
* to : naar
* to : om
* to : om te
* to : per
* to : te
* to : tegen
* to : ten einde te
* to : tot
* to : voor
* to a certain degree : tot op zekere hoogte
* to be continued : vervolg-
* to both sides : naar weerskanten
* to both sides : naar weerszijden
* to her : 'r
* to her : aan 'r
* to her : aan d'r
* to her : aan haar
* to her : d'r
* to her : haar
* to her : naar d'r
* to her : naar haar
* to him : 'm
* to him : aan 'm
* to him : aan hem
* to him : hem
* to him : naar 'm
* to him : naar hem
* to it : daar ... aan
* to it : daaraan
* to it : er ... aan
* to it : er ... heen
* to it : eraan
* to it : erheen
* to me : aan me
* to me : aan mij
* to me : me
* to me : mij
* to me : naar me
* to me : naar mij
* to my thinking : mijns inziens
* to some extent : een beetje
* to some extent : een weinig
* to some extent : enigszins
* to some extent : nogal
* to some extent : tamelijk
* to some extent : tot op zekere hoogte
* to some extent : wat
* to some place : ergens heen
* to tell the truth : eigenlijk
* to tell the truth : om de waarheid te zeggen
* to tell the truth : tenslotte
* to tell the truth : welbeschouwd
* to the : aan de
* to the : aan het
* to the : de
* to the : het
* to the : naar de
* to the : naar het
* to the east of : beoosten
* to the east of : ten oosten van
* to the end : tot het eind
* to the end : tot het einde
* to the left : linksaf
* to the left : linksom
* to the left : naar links
* to the letter : letterlijk
* to the letter : naar de letter
* to the point : ad rem
* to the point : gevat
* to the right : naar rechts
* to the right : rechtsaf
* to the right : rechtsom
* to the side : opzij
* to the side : zijwaarts
* to thee : aan je
* to thee : aan jou
* to thee : je
* to thee : jou
* to thee : naar je
* to thee : naar jou
* to thee : naar u
* to them : aan hun
* to them : aan ze
* to them : hun
* to them : naar hun
* to them : ze
* to us : aan ons
* to us : ons
* to what extent : in hoeverre
* to whom it may concern : voor wie het aanbelangt
* to you : aan je
* to you : aan jou
* to you : aan jullie
* to you : aan u
* to you : je
* to you : jou
* to you : jullie
* to you : naar je
* to you : naar jou
* to you : naar u
* to you : u
* to-do : bedoening
* to-do : rompslomp
* toad : pad
* toadstool : paddestoel
* toadstool : zwam
* toast : braden
* toast : branden
* toast : dronk
* toast : een heildronk uitbrengen
* toast : heildronk
* toast : roosteren
* toast : tafelrede
* toast : toast
* toast : toasten
* toaster : broodrooster
* tobacco : tabak
* tobacco : tabaksplant
* tobacconist's : sigarenwinkel
* today : heden
* today : heden ten dage
* today : tegenwoordig
* today : vandaag
* today : vandaag de dag
* toddler : peuter
* toe : teen
* toenail : teennagel
* toga : toga
* together : aaneen
* together : bijeen
* together : ineen
* together : samen
* together : tesamen
* together : tezamen
* together with : alsmede
* together with : alsook
* together with : benevens
* together with : daarenboven
* together with : en ook
* together with : mitsgaders
* together with : op de koop toe
* together with : samen met
* together with : voorts
* toilet : kleding
* toilet : privaat
* toilet : secreet
* toilet : toilet
* toilet brush : WC-borstel
* toilet brush : pleeborstel
* toilet paper : toiletpapier
* toilet paper : wc-papier
* toilet paper : wc-rol
* toilet roll : wc-rol
* toilet-paper : WC-papier
* toilet-paper : closetpapier
* toilet-paper : toiletpapier
* token : adstructie
* token : bewijs
* token : blijk
* token : merkteken
* token : sein
* token : signaal
* token : teken
* token : wenk
* told : verteld
* told : vertelde
* told : vertelden
* tolerable : draaglijk
* tolerable : tolerabel
* tolerance : tolerantie
* tolerant : lankmoedig
* tolerant : tolerant
* tolerant : verdraagzaam
* tolerant : verdraagzam
* tolerate : aanzien
* tolerate : dulden
* tolerate : lijden
* tolerate : toelaten
* tolerate : tolereren
* tolerate : velen
* tolerate : verdragen
* toll : aantal (slachtoffers)
* toll : tol
* toll : tolgeld
* tolling : geklep
* tolling : gelui
* tolling : klokgelui
* tom : kater
* tomato : tomaat
* tomato juice : tomatesap
* tomato-soup : tomatensoep
* tomb : graf
* tomb : graftombe
* tomb : groeve
* tomb : tombe
* tomorrow : morgen
* tomorrow afternoon : morgenmiddag
* tomorrow evening : morgenavond
* tomorrow morning : morgenochtend
* tomorrow night : morgenavond
* tomorrow night : morgennacht
* ton : ton
* tone : hele toon
* tone : intonatie
* tone : noot
* tone : timbre
* tone : toon
* tone down : afzwakken
* toneme : toneem
* tongs : greep
* tongs : grijper
* tongs : handvat
* tongs : knijper
* tongs : oor
* tongs : schaar
* tongs : tang
* tongue : taal
* tongue : tong
* tonight : deze avond
* tonight : deze nacht
* tonight : vanavond
* tonight : vannacht
* tonsil : amandel
* tonsil : tonsil
* too : al te
* too : eveneens
* too : evenzeer
* too : mede
* too : ook
* too : te
* too : te veel
* too : te zeer
* too much : al te
* too much : te
* too much : te veel
* too much : te zeer
* tool : bewerken
* tool : gereedschap
* tool : hulpmiddel
* tool : instrument
* tool : middel
* tool : uitrusten
* tool : werktuig
* tooth : tand
* tooth : zaagtand
* tooth fairy : tandenfee
* tooth-brush : tandenborstel
* tooth-paste : tandpasta
* toothache : kiespijn
* toothache : tandpijn
* toothbrush : tandenborstel
* toothpaste : tandpasta
* toothpick : tandenstoker
* top : afknotten
* top : bovenkant
* top : bovenkleding
* top : deksel
* top : knotten
* top : kroon
* top : kruin
* top : oppervlak
* top : oppervlakte
* top : tol
* top : top
* top : top-
* top : topje
* top : uitmunten
* top : van kant maken
* top : verminken
* top of the head : kruin
* topaz : topaas
* topgallant mast : bramsteng
* topic : actualiteit
* topic : apropos
* topic : iets actueels
* topic : onderwerp
* topic : stof
* topic : thema
* topical : actueel
* topical : huidig
* topical : tegenwoordig
* topicality : actualiteit
* topsail : bovenzeil
* torch : fakkel
* torch : flambouw
* torch : toorts
* torch : zaklantaarn
* torment : koeioneren
* torment : kwellen
* torment : kwelling
* torment : martelen
* torment : marteling
* torment : mishandelen
* torment : penitentie
* torment : temptatie
* torment : treiteren
* torn : gescheurd
* torn) : scheuren
* tornado : tornado
* torpedo : sidderrog
* torpedo : torpederen
* torpedo : torpedo
* torque : koppel
* torrent : bergstroom
* torrent : stroom
* torrent : vloed
* torso : torso
* tortoise : schildpad
* torture : folteren
* torture : foltering
* torture : martelen
* torture : marteling
* torture : pijnigen
* torture : pijniging
* torturer : beul
* toss : gooien
* toss : opgooien
* toss off : onaneren
* toss off : zich afrukken
* toss off : zich aftrekken
* total : algeheel
* total : bijeentellen
* total : compleet
* total : complete
* total : geheel
* total : gehele
* total : gelijk zijn aan
* total : in de prak rijden
* total : optellen
* total : som
* total : totaal
* total : totale
* total : totaliseren
* total : uitkomen op
* total : volledig
* total : volledige
* total abstainer : abstemius
* total abstainer : geheelonthouder
* total abstinence : abstinentie
* total abstinence : geheelonthouding
* totalitarian : totalitair
* totalitarian : totalitaire
* totalitarianism : totalitarisme
* totem : totem
* totem pole : totempaal
* toucan : toekan
* touch : aangedaan zijn
* touch : aankomen
* touch : aanraken
* touch : aanraking
* touch : aanslag
* touch : beroeren
* touch : raken
* touch : roeren
* touch : toucheren
* touch lightly : beroeren
* touch lightly : strijken langs
* touch lightly on : aanstippen
* touch on : aanstippen
* touch up : bijwerken
* touch up : retoucheren
* touch upon : aanroeren
* touch upon : aanzitten
* touching : aandoenlijk
* touching : aangrijpend
* touching : emotioneel
* touching : ontroerend
* touching : roerend
* touching : treffend
* tour : rondgang
* tour : rondleiding
* tour : rondreis
* tour : tournee
* tour de france : ronde van frankrijk
* tourism : toerisme
* tourist : toerist
* tourist : toeriste
* tourist agency : reisbureau
* tourist bureau : toeristenbureau
* tournament : steekspel
* tournament : toernooi
* tournament : tornooi
* tousle : in de war brengen
* tousle : opzetten
* tousle : rechtop zetten
* tousle : verfomfaaien
* tow : boegseren
* tow : slepen
* tow : trekken
* tow : voorttrekken
* tow truck : takelwagen
* toward : aan
* toward : betreffende
* toward : bij
* toward : in verband met
* toward : naar
* toward : op ... af
* toward : op het stuk van
* toward : tegen
* toward : ten opzichte van
* toward : tot
* toward : voor
* towards : aan
* towards : betreffende
* towards : bij
* towards : in verband met
* towards : naar
* towards : om
* towards : om ... heen
* towards : omtrent
* towards : ongeveer
* towards : op ... af
* towards : op het stuk van
* towards : rondom
* towards : tegen
* towards : tegenover
* towards : ten opzichte van
* towards : tot
* towards : voor
* towel : handdoek
* tower : bovenuittorenen
* tower : toren
* tower of babel : toren van babel
* towing-line : sleepkabel
* towing-line : sleeptouw
* towing-line : sleeptros
* town : gemeente
* town : nederzetting
* town : plaats
* town : stad
* town : stadje
* town council : gemeenteraad
* town hall : gemeentehuis
* town hall : raadhuis
* town hall : stadhuis
* town-hall : gemeentehuis
* town-hall : raadhuis
* township : buurtschap
* township : gehucht
* township : vlek
* toxic : giftig
* toy : speelbal
* toy : speelgoed
* toy : speeltuig
* toy : stuk speelgoed
* trace : afbakenen
* trace : afdruk
* trace : opsporen
* trace : spoor
* trace : voetspoor
* trace out : afbakenen
* trachea : trachee
* track : afdruk
* track : baan
* track : pad
* track : parcours
* track : spoor
* track : voetspoor
* tract : gebied
* tract : kanaal
* tract : stelsel
* tractability : gedweeheid
* tractability : meegaandheid
* tractability : volgzaamheid
* tractable : handelbaar
* tractable : inschikkelijk
* tractor : tractor
* tractor : trekker
* trade : ambacht
* trade : arbeidsmarkt
* trade : beroep
* trade : gilde
* trade : handel
* trade : handel drijven
* trade : handeldrijven
* trade : handelen
* trade : handwerk
* trade : koopmanschap
* trade : nering
* trade : vak
* trade : zaken doen
* trade and industry : bedrijfsleven
* trade and industry : industrie
* trade deficit : handelstekort
* trade union : vakbond
* trade-union : corporatie
* trade-union : gilde
* trade-union : syndicaat
* trade-union : vakbond
* trade-union : vakvereniging
* trademark : handelsmerk
* trader : handelaar
* trading : handel
* trading : handeldrijven
* tradition : overlevering
* tradition : traditie
* traditional : traditioneel
* traffic : circulatie
* traffic : handel
* traffic : omloop
* traffic : passage
* traffic : roulatie
* traffic : verkeer
* traffic : zwarte handel
* traffic block : verkeersknoop
* traffic block : verkeersopstopping
* traffic congestion : verkeersknoop
* traffic congestion : verkeersopstopping
* traffic jam : opstopping
* traffic jam : verkeersknoop
* traffic jam : verkeersopstopping
* traffic light : verkeerslicht
* traffic rules : verkeersregels
* traffic tie-up : verkeersknoop
* traffic tie-up : verkeersopstopping
* trafficking : illegale handel
* tragedy : tragedie
* tragedy : tragisch
* tragedy : treurspel
* tragic : tragisch
* trail : karrespoor
* trail : spoor
* trail : wagenspoor
* trailer : aanhanger
* trailer : aanhangwagen
* train : africhten
* train : coachen
* train : dresseren
* train : gevolg
* train : karavaan
* train : oefenen
* train : rij
* train : sleep
* train : spoortrein
* train : temmen
* train : trainen
* train : trein
* train : tros
* train ticket : treinkaartje
* trainee : stagiair(e)
* traineeship : stage
* training : training
* trait : gelaatstrek
* trait : karaktertrek
* trait : trek
* traitor : verraadster
* traitor : verraden
* traitor : verrader
* traitor : verraderlijk
* traitor : verraderlijke
* trajectory : baan
* trajectory : kogelbaan
* tram : tram
* tramp : landloper
* tramp : vagebond
* tramp : zwerver
* tramping : gestamp
* tramping : getrappel
* trample on : aanstampen
* trample on : trappen op
* trampoline : trampoline
* tranquil : bedaard
* tranquil : gerust
* tranquil : kalm
* tranquil : rustig
* tranquilliser : kalmeringsmiddel
* transact money : omzetten
* transact money : verkopen
* transaction : de transactie
* transaction : transactie
* transfer (into) : overboeken (naar)
* transfer (into) : overmaken
* transfer : afboeken
* transfer : omzetten
* transfer : opnemen
* transfer : overbrengen
* transfer : overgaan
* transfer : overlopen
* transfer : overplaatsen
* transfer : oversteken
* transfer : verleggen
* transfer : verplaatsen
* transform : herscheppen
* transform : omtoveren
* transform : omvormen
* transform : transformeren
* transform : van gedaante doen veranderen
* transform : veranderen
* transform : vervormen
* transformation : gedaanteverandering
* transformation : gedaanteverwisseling
* transformation : herschepping
* transformation : keer
* transformation : kentering
* transformation : metamorfose
* transformation : omkeer
* transformation : omvorming
* transformation : omzetting
* transformation : transformatie
* transformation : verandering
* transformation : verloop
* transformation : vervorming
* transformation : verzetting
* transformation : wijziging
* transformation : wisseling
* transgress : zonde doen
* transgress : zondigen
* transgression : zonde
* transistor : tor
* transistor : transistor
* transition : overgang
* transitive : overdrachtelijk
* transitive : overgankelijk
* transitive : overgankelijke
* transitive : transitief
* transitive : transitieve
* transitive verb : overgankelijk werkwoord
* transitive verb : transitief werkwoord
* translate : overzetten
* translate : translateren
* translate : vertalen
* translation : overzetting
* translation : translaat
* translation : translatie
* translation : transmissie
* translation : vertaling
* translations : vertalingen
* translator : vertaalster
* translator : vertaler
* translatress : vertaalster
* transliterating : het omzetten
* transliteration : transcriptie
* transliteration : transkriptie
* transliteration : transliteratie
* transliteration : transport
* transmit : doen toekomen
* transmit : opsturen
* transmit : opzenden
* transmit : sturen
* transmit : verzenden
* transmit : zenden
* transparant : doorzichtig
* transparant : transparant
* transparent : doorzichtig
* transparent : transparantie
* transport : afvoer
* transport : overbrengen
* transport : transport
* transport : transporteren
* transport : vervoer
* transport : vervoeren
* transport : voeren
* transportation : vervoer
* transporter : transporteur
* transporter : vervoerder
* transporter : voerman
* transporter : vrachtrijder
* transpose : omwisselen
* transpose : verwisselen
* transverse : dwars
* transvestite : travestiet
* trap : slag
* trap : trapladder
* trap : val
* trap : valstrik
* trapezoid : trapezium
* trapezoid : vierhoek
* trash : kapotmaken
* trash : prul
* trash : rommel
* trash : troep
* trash : vuil
* trash : vuilnis
* trash : vuilnisbak
* travel : bereizen
* travel : gaan
* travel : karren
* travel : reis
* travel : reizen
* travel : rijden
* travel : varen
* travel : zich voortplanten
* travel agency : reisbureau
* travel as passenger : reizen als passagier
* travelled : bereisd
* traveller : reiziger
* travelling : gereis
* travelling : reizen
* travelling salesman problem : handelsreizigersprobleem
* travesty : travestie
* tray : blad
* tray : dienblad
* tray : presenteerblad
* tray : schenkblad
* tray : theeblad
* trazer : brengen
* treacherous : dubbelhartig
* treacherous : trouweloos
* treacherous : verraderlijk
* treachery : verraad
* treacle : melasse
* tread : aanstampen
* tread : begaan
* tread : bestijgen
* tread : betreden
* tread : lopen
* tread : opgaan
* tread : schrijden
* tread : stappen
* tread : te voet oversteken
* tread : trappen op
* tread : treden
* treason : verraad
* treasure : schat
* treasure chest : schatkist
* treasurer : schatmeester
* treasury : ministerie van financiën
* treat (to) : trakteren (op)
* treat : behandelen
* treat : cureren
* treat : onderhandelen
* treat : onthaal
* treat : onthalen
* treat : tractatie
* treat : trakteren
* treat : vergasten
* treat : verhandelen
* treat : vrijhouden
* treat as : behandelen als
* treat to : onthalen op
* treat to : trakteren op
* treatise : verhandeling
* treatment : behandeling
* treatment : hantering
* treatment : kuur
* treatment : onderhandeling
* treaty : overeenkomst
* treaty : traktaat
* treaty : verdrag
* treaty : verhandeling
* tree : boom
* tree : boom-
* tree- : boom-
* tree-trunk : boomstam
* tree-trunk : stam
* trefoil : klaver
* tremble : beven
* tremble : bibberen
* tremble : huiveren
* tremble : rillen
* tremble : trillen
* tremendous : enorm
* trench : loopgraaf
* trespass : schenden
* tressle : bank
* tressle : bok
* tressle : ezel
* tressle : rek
* tressle : schraag
* tressle : stander
* tressle : stellage
* tressle : werkbank
* trial : beproeving
* trial : berechting
* trial : probeersel
* trial : proces
* trial : proefstuk
* trial : strafzaak
* trial : trialis
* trial period : proefperiode
* triangle : driehoek
* triangle : triangel
* triangular : driehoekig
* tribal : stam-
* tribe : geslacht
* tribe : stam
* tribe : volksstam
* tribunal : balie
* tribunal : gerecht
* tribunal : gerechtsgebouw
* tribunal : rechtbank
* tribunal : tribunaal
* tribune : tribuun
* tribute : cijns
* tribute : schatting
* trichotillomania : trichotillomanie
* trichotillomania : ttm
* trick : aanwensel
* trick : bedotten
* trick : beduvelen
* trick : beetnemen
* trick : foefje
* trick : hebbelijkheid
* trick : kneep
* trick : kunstgreep
* trick : list
* trick : om de tuin leiden
* trick : slimmigheid
* trick : slimmigheidje
* trick : streek
* trick : stunt
* trick : toer
* trick : truc
* trickery : foefje
* trickery : kneep
* trickery : kunstgreep
* trickery : streek
* trickery : stunt
* trickery : toer
* trickery : truc
* trickle down : afdruipen
* trickle down : neerdruipen
* tricky : listig
* tricky : listige
* tricky : netelig
* tricky : netelige
* tricolour : driekleur
* tricolour : nationale driekleur
* tricycle : driewieler
* trident : drietand
* tried : beproefd
* trifle : akkefietje
* trifle : akkevietje
* trifle : bagatel
* trifle : beuzelarij
* trifle : futiliteit
* trifle : kleinigheid
* trifle : wissewasje
* trifling : beuzelachtig
* trifling : luizig
* trifling : onbeduidend
* trifling : onbetekenend
* trifling : onnozel
* trigger :
* trigger : haan
* trigonometry : driehoeksmeting
* trigonometry : trigonometrie
* trill : triller
* trill : trillers maken
* trillion : biljoen
* trillion : triljoen
* trilogy : trilogie
* trilogy : trilogy
* trim : afzetten
* trim : beslaan
* trim : garneren
* trim : opknappen
* trim : stofferen
* trim : uitmonsteren
* trimming : belegsel
* trimming : passement
* trinitarian : drievuldigheidachtig
* trinity : drievuldigheid
* trip : reis
* trip : tocht
* trip : toer
* trip : trip
* triple : driedubbel
* triple : drievoudig
* tripod : driepoot
* tripod : statief
* trishaw : fietstaxi
* trite : afgezaagd
* trite : alledaags
* trite : banaal
* trite : gewoontjes
* trite : nietszeggend
* trite : plat
* trite : versleten
* triteness : alledaagsheid
* triteness : banaliteit
* triumph : triomf
* triumph : triomferen
* triumph : zege
* triumph : zegepraal
* triumph : zegepralen
* triumph : zegevieren
* trivial : onbeduidend
* triviality : alledaagsheid
* triviality : banaliteit
* trodden : betreden
* trolley : beugel
* trolley : trolley
* trolley : winkelwagentje
* trolley-bus : trolleybus
* trollop : lichtekooi
* trollop : slet
* trollop : sloerie
* trollop : snol
* trombone : schuiftrompet
* trombone : trombone
* troop : bende
* troop : horde
* troop : troep
* troop : zwerm
* troops : troepen
* tropical : tropisch
* tropics : keerkring
* trot : draven
* trot : dribbelen
* trotskyism : trotskisme
* trouble : belemmeren
* trouble : bezwaar
* trouble : gêne
* trouble : hinder
* trouble : hinderen
* trouble : last
* trouble : moeilijkheid
* trouble : opgave
* trouble : overlast
* trouble : probleem
* trouble : stoornis
* trouble : storen
* trouble : storing
* trouble : strubbeling
* trouble : verstoren
* trouble : verstoring
* trouble : vraagpunt
* trouble : vraagstuk
* trouble : zorg
* trouble : zwarigheid
* troublesome : hinderlijk
* troublesome : lastig
* troublesome : pijnlijk
* troublesome : storend
* troublesome : verstorend
* trough : bak
* trough : drenkbak
* trough : drinktrog
* trough : eetbak
* trough : krib
* trough : trog
* troupe : troep
* troupe : zwerm
* trouser press : broekenpers
* trouser press : broekpers
* trousers : (lange) broek
* trousers : broek
* trousers : lange broek
* trousers : pantalon
* trousers wearing : broekdragend
* trout : beekforel
* trout : forel
* trout : gewone forel
* truancy : spijbelgedrag
* truant : spijbelaar
* truce : bestand
* truce : wapenstilstand
* truck : truck
* truck : vrachtauto
* truck : vrachtwagen
* truculent : militant
* truculent : strijdlustig
* truculent : vechtlustig
* true : echt
* true : echte
* true : eigenlijk
* true : gegrond
* true : gelijk hebbend
* true : heus
* true : juist
* true : trouw
* true : trouwe
* true : waar
* true : waarachtig
* true : ware
* true bug : wants
* truly : echt
* truly : inderdaad
* truly : naar waarheid
* truly : waarachtig
* truly : waarlijk
* truly : werkelijk
* truly : wezenlijk
* trump : aftroeven
* trump : troef
* trump : troeven
* trumpet : bazuin
* trumpet : de trompet steken
* trumpet : toeten
* trumpet : toeteren
* trumpet : trompet
* trumpet : trompet spelen
* trumpet : trompetten
* trumpeter swan : trompetzwaan
* truncate : afknotten
* truncate : knotten
* truncate : verminken
* trunk : boomstam
* trunk : koffer
* trunk : kofferbak
* trunk : laadruimte
* trunk : olifantssnuit
* trunk : romp
* trunk : slurf
* trunk : snuit
* trunk : stam
* trunk : tors
* trunk : torso
* trunk : tromp
* trust : afgaan op
* trust : fiducie
* trust : fiducie hebben in
* trust : geloof
* trust : toevertrouwen
* trust : vertrouwen
* trust : vertrouwen (ww)
* trust : vertrouwen hebben in
* trust : vertrouwen op
* trust : vertrouwen stellen in
* trust in : steunen op
* trust in : vertrouwen op
* trust in : zich verlaten op
* trustworthy : betrouwbaar
* trustworthy : vertrouwd
* truth : waarachtigheid
* truth : waarheid
* try : aanpassen
* try : beproeven
* try : passen
* try : pogen
* try : proberen
* try : streven
* try : toetsen
* try : uitproberen
* try : zich inspannen
* try on : aanpassen
* try on : passen
* tsar : tsaar
* tsunami : tsunami
* tsunami : vloedgolf
* tub : bak
* tub : kuip
* tub : teil
* tub : tobbe
* tuba : tuba
* tube : binnenband
* tube : buis
* tube : kanaal
* tube : klep
* tube : loop
* tube : metro
* tube : pijp
* tube : radiolamp
* tube : roer
* tube : schaal
* tube : steel
* tube : ventiel
* tuberculosis : longtering
* tuberculosis : tering
* tuberculosis : tuberculose
* tuesday : dinsdag
* tuft : bos
* tuft : bosje
* tuft : dot
* tuft : kuif
* tuft : kuifje
* tuft : pluk
* tufted antshrike : kuifmierklauwier
* tufted lark : kuifleeuwerik
* tug : rukken
* tug : sleepboot
* tug : trekken
* tugboat : sleepboot
* tuition : bijles
* tuition : bijscholing
* tuition : studietoelage
* tuition : toelage
* tulip : tulp
* tumble : tuimelen
* tumble down : afvallen
* tumble down : afvallig worden
* tumble down : uitvallen
* tumbleweed : loogkruid
* tummy : buik
* tummy ache : buikpijn
* tumor : gezwel
* tumor : tumor
* tumor : zwelling
* tumour : gezwel
* tumour : tumor
* tumour : zwelling
* tumult : getier
* tumult : herrie
* tumult : rel
* tumult : roerigheid
* tumult : rustverstoring
* tumult : spektakel
* tumult : tumult
* tumulus : grafheuvel
* tuna : tonijn
* tuna-fish : tonijn
* tune : aanpassen
* tune : afstemmen
* tune : deun
* tune : deuntje
* tune : in een stemming brengen
* tune : melodie
* tune : stemmen
* tune : wijs
* tune : wijsje
* tuneful : melodieus
* tuneful : melodisch
* tuneful : zangerig
* tuneful : zoetvloeiend
* tungsten : wolfraam
* tunic : tunica
* tunic : tuniek
* tuning fork : stemvork
* tunnel : tunnel
* tunny : tonijn
* tup : ram
* turd : drol
* turf : graszode
* turf : zode
* turkey : kalkoen
* turkey-chick : kalkoenkuiken
* turkey-cock : kalkoenhaan
* turkey-hen : kalkoenhen
* turmoil : agitatie
* turmoil : beroering
* turmoil : gisting
* turmoil : onrust
* turn : aandraaien
* turn : aanleg
* turn : afslaan
* turn : afwijken
* turn : begaafdheid
* turn : beurt
* turn : draai
* turn : draaien
* turn : draaiing
* turn : file
* turn : gave
* turn : gelid
* turn : gier
* turn : kantelen
* turn : keer
* turn : keren
* turn : omdraaien
* turn : omgooien
* turn : omkeren
* turn : omvergooien
* turn : reeks
* turn : rij
* turn : ronddraaien
* turn : slag
* turn : talent
* turn : ten val brengen
* turn : toerbeurt
* turn : wenden
* turn : wending
* turn : wentelen
* turn : wieling
* turn : zich keren
* turn : zich omkeren
* turn : zich wentelen
* turn : zwaai
* turn : zwenk
* turn : zwenken
* turn : zwenking
* turn : zwieren
* turn around : draaien
* turn around : keren
* turn around : omdraaien
* turn around : omkeren
* turn around : ronddraaien
* turn around : wenden
* turn around : wentelen
* turn around : zich omkeren
* turn around : zwenken
* turn away : afdraaien
* turn away : afkeren
* turn away : afwenden
* turn away : afzenden
* turn away : keren
* turn away : pareren
* turn away : uitsturen
* turn away : versturen
* turn away : verzenden
* turn away : wegsturen
* turn away : wegzenden
* turn back : omdraaien
* turn back : omkeren
* turn back : ronddraaien
* turn back : zich omkeren
* turn down : afwijzen
* turn in : inleveren
* turn off : afzetten
* turn off : buiten werking stellen
* turn off : stilzetten
* turn off : stopzetten
* turn off : uitdoen
* turn off : uitschakelen
* turn off : uitzetten
* turn on : aan de praat krijgen
* turn on : aandoen
* turn on : aandraaien
* turn on : aansteken
* turn on : aanzetten
* turn on : aanzetten tot
* turn on : activeren
* turn on : inschakelen
* turn on : op gang brengen
* turn on : schakelen
* turn out : blijken
* turn over : kantelen
* turn over : kapseizen
* turn over : omgooien
* turn over : omkeren
* turn over : omvallen
* turn over : omvergooien
* turn over : ten val brengen
* turn over : ten val komen
* turn round : draaien
* turn round : keren
* turn round : omdraaien
* turn round : omkeren
* turn round : ronddraaien
* turn round : wenden
* turn round : wentelen
* turn round : zich omkeren
* turn round : zwenken
* turn to : zich wenden tot
* turn to account : garen spinnen bij
* turn to account : gebruik maken van
* turn to account : te baat nemen
* turn to account : zijn voordeel doen met
* turn to good account : benutten
* turn to good account : garen spinnen bij
* turn to good account : gebruik maken van
* turn to good account : te baat nemen
* turn to good account : waarnemen
* turn to good account : zijn voordeel doen met
* turned-in legs : X-benen
* turnip : knol
* turnip : knolraap
* turnip : koolzaad
* turnip : raap
* turnip-rooted celery : knolselderij
* turnover : ommekeer
* turnover : omzet
* turnpike : autobaan
* turnpike : autosnelweg
* turquoise : turkoois
* turquoise : turkooise
* turret : geschutskoepel
* turret : pantserkoepel
* turtle : schildpad
* turtle dove : tortelduif
* turtle-dove : tortel
* turtle-dove : tortelduif
* tusk : slagtand
* tussle : bakkeleien
* tussle : met elkaar vechten
* tussle : plukharen
* tutor : gouverneur
* tutor : huisonderwijzer
* tutor : onderwijzen
* tutor : opvoeden
* tv : teevee
* tv : tv
* tv ratings : kijkcijfers
* twaddle : bazelen
* twaddle : kolderen
* twaddle : raaskallen
* twelfth : twaalfde
* twelve : twaalf
* twelve-tone technique : dodecafonie
* twentieth : twintigste
* twenty : twintig
* twenty five : vijfentwintig
* twenty past : tien voor half twee
* twenty past : twintig over één
* twenty three : drieëntwintig
* twenty to : tien over half twee
* twenty to : twintig voor twee
* twenty two : tweeëntwintig
* twenty-first : eenentwintigste
* twenty-five past : vijf voor half twee
* twenty-five past : vijfentwintig over één
* twenty-five to : vijf over half twee
* twenty-five to : vijfentwintig voor twee
* twenty-four : vierentwintig
* twenty-four seven : vierentwintig uur op vierentwintig
* twenty-four seven : zeven dagen op zeven
* twenty-one : eenentwintig
* twenty-two : tweeëntwintig
* twice : twee keer
* twice : tweemaal
* twich : tic
* twich : tijk
* twich : trekking
* twig : rank
* twig : rijs
* twig : twijg
* twig : zwik
* twill : keper
* twin : een van een tweeling
* twin : tweeling
* twin : tweeling-
* twin : tweelings-
* twine : vlechten
* twins : tweeling
* twist : de twist dansen
* twist : draaien
* twist : kronkelen
* twist : slingeren
* twist : twijnen
* twist : twist
* twist : twisten
* twist : verbuigen
* twist : verdraaien
* twist : vertrekken
* twist : verwringen
* twist : wringen
* twitter : kwetteren
* twitter : piepen
* twitter : sjilpen
* twitter : tjilpen
* two : biljet van twee dollar
* two : twee
* two : tweejarig
* two : tweejarige
* two hundred : tweehonderd
* two thousand : tweeduizend
* two weeks : twee weken
* two weeks : veertien dagen
* two-footed : tweevoetig
* two-year : tweejarig
* two-year-old : tweejarig
* twofold : tweevoudig
* type : drukletter
* type : machineschrijven
* type : tikken
* type : type
* type : typen
* typeset : zetten
* typewriter : schrijfmachine
* typewriter carriage : schrijfmachinewagen
* typewriter carriage : wagen
* typhoid fever : paratyfus
* typhoon : taifoen
* typhoon : tyfoon
* typhus : tyfus
* typical : eigenaardig
* typical : typisch
* typist : typiste
* typo : typefout
* typographical : typografisch
* tyrannize : ringeloren
* tyrannize : tiranniseren
* tyranny : dwingelandij
* tyranny : tirannie
* tyrant : dwingeland
* tyrant : geweldenaar
* tyrant : tiran
* tyre : band
* tyre : luchtband
* tyre : pneumatiek
* tyre lever : bandafnemer
* tzar : tsaar
* têtard : kikkervisje
* u-turn : draai van 180 graden
* u-turn : rechtsomkeert
* ubiquitous : alomtegenwoordig
* udder : pram
* udder : uier
* uey : draai van 180 graden
* uey : rechtsomkeert
* ugly : lelijk
* ugly : rot
* ugly : shit
* ugly : shit-
* ukraine : oekraïne
* ukrainian : oekraïens
* ulcer : zweer
* ultimately : eindelijk
* ultimately : per saldo
* ultimately : ten slotte
* ultimately : uiteindelijk
* ultimatum : ultimatum
* umbrella : paraplu
* umbrella : regenscherm
* umpire : arbiter
* umpire : scheidsrechter
* un security council : veiligheidsraad
* un- : im-
* un- : in-
* un- : on-
* unabbreviated : onverkort
* unanimous : eenparig
* unanimous : eensgezind
* unanimous : unaniem
* unarmed : ongewapend
* unattached : alleenstaand
* unattached : los
* unattached : niet gebonden
* unattached : ongehuwd
* unattached man : alleenstaande
* unbaptized : ongedoopt
* unbearable : onduldbaar
* unbearable : ontoelaatbaar
* unbelievable : ongelofelijk
* unbinilium : unbinilium
* unbiunium : unbiunium
* unbound : ontbond
* unbound : ontbonden
* unbridgeable : onoverbrugbaar
* uncertain : onbepaald
* uncertain : onzeker
* uncertain : precair
* uncharted : niet in kaart gebracht
* uncivilized : onbeschaafd
* uncle : nonkel
* uncle : oom
* uncle : oom van moederskant
* uncle : oom van vaderskant
* unclean : morsig
* unclean : onrein
* unclean : smerig
* unclean : vies
* unclean : vuil
* unconscious : bewusteloos
* unconscious : buiten kennis
* unconscious : buiten westen
* unconscious : onbewust
* uncontrollable : onbedwingbaar
* uncooked : ongekookt
* uncooked : rauw
* uncountable : ontelbaar
* uncouple : afhaken
* uncouple : afkoppelen
* uncouple : ontkoppelen
* uncover : ontdekken
* uncultivated : onbebouwd
* uncultivated : onbeschaafd
* undecagon : elfhoek
* undecided : besluiteloos
* under : beneden
* under : onder
* under age : minderjarig
* under age : onmondig
* under the circumstances : al naar het valt
* under the circumstances : naar de omstandigheden
* underdog : underdog
* underestimate : onderschatten
* underestimate : onderwaarderen
* undergarment : onderkleding
* undergarment : onderkledingstuk
* undergraduate : student
* undergraduate/student : student
* underground : metro
* underground : onderaards
* underground : ondergronds
* underhand : achterbaks
* underhand : stiekem
* underhanded : geveinsd
* underhanded : onoprecht
* underhanded : slinks
* underline : onderstrepen
* undermine : ondergraven
* undermine : ondermijnen
* underneath : beneden
* underneath : daarbeneden
* underneath : daaronder
* underneath : eronder
* underneath : naar beneden
* underneath : neerwaarts
* underneath : omlaag
* underneath : onder
* underpaid : onderbetaald
* underpants : onderbroek
* underrate : onderschatten
* underrated : onderschat
* underscore : onderstreping
* understand : begrijpen
* understand : beseffen
* understand : bevatten
* understand : snappen
* understand : vatten
* understand : verstaan
* understandable : begrijpelijk
* understandable : bevattelijk
* understandable : duidelijk
* understandable : vanzelfsprekend
* understandably : begrijpelijkerwijs
* understanding : begrip
* understanding : betrekking
* understanding : omgang
* understanding : verband
* understanding : verhouding
* understanding : verkeer
* understanding : verstand
* understanding : verstandhouding
* understatement : te zwakke uitdrukking
* understatement : understatement
* understood : begreep
* understood : begrepen
* understood : verstaan
* understood : verstond
* understood : verstonden
* undertake : moeite doen
* undertake : ondernemen
* undertake : pogen
* undertake : streven
* undertake : trachten
* undertake : zich beijveren
* undertake : zoeken
* undertaken : ondernomen
* undertaker : begrafenisondernemer
* undertaker's business : begrafenisonderneming
* undertaker's man : aanspreker
* undertaker's man : doodbidder
* undertook : ondernam
* undertook : ondernamen
* underwater : onderwater-
* underwear : ondergoed
* underwrite : onderschrijven
* underwritten : onderschreven
* undesirable : ongewenst
* undesirable : onwenselijk
* undid : maakte ongedaan
* undid : maakten ongedaan
* undiluted : onverdund
* undiluted : onverdunde
* undiluted : zuiver
* undiluted : zuivere
* undo : losmaken
* undo : ongedaan maken
* undo : tenietdoen
* undone : ongedaan gemaakt
* undoubtedly : bepaald
* undoubtedly : ongetwijfeld
* undoubtedly : zeker
* undress : duster
* undress : negligé
* undress : ochtendjas
* undress : ontkleden
* undress : peignoir
* undress : uitkleden
* undress : zich ontkleden
* undress : zich uitkleden
* undue : overcompleet
* undue : overdreven
* undulate : golven
* undulated antshrike : marmermierklauwier
* unemployed : werkeloos
* unemployed : werkloos
* unemployed : werkloze
* unemployed : werklozen
* unemployment : werkeloosheid
* unemployment : werkloosheid
* unexpectedly : eensklaps
* unexpectedly : onverwachts
* unfaithful : afvallig
* unfaithful : ontrouw
* unfaithful : trouweloos
* unfavourable : ongunstig
* unfinished : onaf
* unfinished : onafgemaakt
* unfinished : onvoltooid
* unfit for work : arbeidsongeschikt
* unfortunate : ongelukkige
* unfortunately : gelukkig
* unfortunately : helaas
* unfortunately : jammer
* unfortunately : jammer genoeg
* unfortunately : ongelukkigerwijs
* unfortunately : tot mijn spijt
* unfounded : ongegrond
* unfruitful : onvruchtbaar
* ungrateful : ondankbaar
* unhappy : ongelukkig
* unharness : aftuigen
* unhistorical : onhistorisch
* unhook : afhaken
* unhook : loshaken
* unicorn : eenhoorn
* unicycle : eenwieler
* unidirectional : eenrichtings-
* unidirectional : unidirectioneel
* unification : eenmaking
* unification : vereniging
* unified : eendrachtig
* uniform : consistent
* uniform : eenvormig
* uniform : gelijk
* uniform : gelijkvormig
* uniform : onveranderlijk
* uniform : tenue
* uniform : uniform
* uniform antshrike : eenkleurige mierklauwier
* unify : eenmaken
* unify : verenigen
* unify : zich verenigen
* unilateral : eenzijdig
* unimportant : goedaardig
* unimportant : onbelangrijk
* uninhabited : onbewoond
* unintelligible : onbegrijpelijk
* unintelligible : ondoorgrondelijk
* unintentional : onbedoeld
* unintentional : onbedoelde
* unintentional : ongewild
* unintentional : onopzettelijk
* union : unie
* union : vakbond
* union : vereniging
* unique : enig
* unique : uniek
* unit : eenheid
* unit : unit
* unit of measure : meeteenheid
* unite : aaneenvoegen
* unite : bijeenbrengen
* unite : paren
* unite : samenbrengen
* unite : verenigen
* united : verenigd
* united kingdom : verenigd koninkrijk
* united nations : verenigde naties
* united states of america : verenigde staten
* unity : eendracht
* unity : eenheid
* unity : samenhang
* universal : algemeen
* universal : universeel
* universality : algemeenheid
* universality : universaliteit
* universe : heelal
* universe : scala
* universe : schepping
* universe : spectrum
* universe : universum
* university : academie
* university : universiteit
* university graduate : academicus
* unjust : onrechtvaardig
* unkempt : ongekamd
* unkind : bars
* unkind : honds
* unkind : nors
* unkind : nurks
* unkind : onaardig
* unkind : onvriendelijk
* unkind : stuurs
* unkind : zuur
* unknown : onbekend
* unleaded : loodvrij
* unleaded : loodvrije
* unleaded fuel : loodvrije benzine
* unlearn : afleren
* unlearn : afwennen
* unlearn : met een gewoonte breken
* unlearn : verleren
* unleavened : ongedesemd
* unleavened : ongedesemde
* unleavened bread : matse
* unleavened bread : paasbrood
* unless : tenzij
* unload : afladen
* unload : lossen
* unload : uitladen
* unlock : ontsluiten
* unmarried : ongehuwd
* unmarried : ongetrouwd
* unmarried woman : juffrouw
* unnecessary : onnodig
* unnecessary : onnodige
* unoccupied : leeg
* unoccupied : onbezet
* unoccupied : open
* unoccupied : vrij
* unordinary : ongewoon
* unordinary : zonderling
* unpack : uitpakken
* unpleasant : bars
* unpleasant : honds
* unpleasant : nors
* unpleasant : nurks
* unpleasant : onaardig
* unpleasant : onvriendelijk
* unpleasant : stuurs
* unpleasant : zuur
* unprecedented : ongekend
* unpredictable : onvoorspelbaar
* unprotected : onbeschermd
* unreadable : onleesbaar
* unreadable : onleesbare
* unreasonable : onredelijk
* unreliable : onbetrouwbaar
* unreliable : onguur
* unrequited love : onbeantwoorde liefde
* unrest : storing
* unrestrained : ongebreideld
* unrestrained : ongebreidelde
* unrig : aftakelen
* unrig : aftuigen
* unrig : onttakelen
* unripe : onrijp
* unripe : onvoldragen
* unripe fruit : onrijpe vrucht
* unroll : afwikkelen
* unroll : ontrollen
* unroll : uitrollen
* unrolling : afwikkeling
* unruly : lastig
* unruly : onhandelbaar
* unsatisfactory : onbevredigend
* unsaturated : onverzadigd
* unseemly : misplaatst
* unseemly : ongepast
* unseen : ongezien
* unskilled : ongeschoold
* unsocial : asociaal
* unsocial : onmaatschappelijk
* unsound : aangestoken
* unsound : wormig
* unsound : wormstekig
* unthankful : ondankbaar
* untidiness : morsigheid
* untidiness : onreinheid
* untidiness : viesheid
* untidy : borstelig
* untidy : rechtopstaand
* untidy : ruigharig
* untidy : ruwharig
* untie : afbinden
* untie : losbinden
* untie : losmaken
* until : binnen
* until : tot
* until : totdat
* until : voor
* untrodden : onbetreden
* untroubled : helder
* untroubled : onbezorgd
* untroubled : sereen
* untrue : onwaar
* ununennium : ununennium
* ununhexium : ununhexium
* ununpentium : ununpentium
* ununquadium : ununquadium
* ununseptium : ununseptium
* ununtrium : ununtrium
* unusual : ongebruikelijk
* unusual : ongewoon
* unvariable : invariabel
* unvariable : niet-veranderlijk
* unvariable : onveranderlijk
* unveil : onthullen
* unveil : ontsluieren
* unwell : niet lekker
* unwell : onwel
* unwind : afwikkelen
* unwinding : afwikkeling
* unwise : onverstandig
* unwisely : onverstandig
* unwound : afgewikkeld
* unwound : wikkelde af
* unwound : wikkelden af
* up : aan
* up : aan de beurt
* up : bereid
* up : beschikbaar
* up : in orde
* up : klaar
* up : langs
* up : mee
* up : met ... omhoog
* up : naar boven
* up : omhoog
* up : omhoogdraaien
* up : op
* up : opgewekt
* up : opwaarts
* up : promoveren
* up : ver-
* up : verhogen
* up for grabs : te grabbel
* up for grabs : vrij beschikbaar
* up to : aan
* up to : bereid
* up to : bezig met
* up to : in staat
* up to : naar
* up to : op ... na
* up to : tot
* up to : tot aan
* up-to-date : actueel
* up-to-date : tegenwoordig
* upbreed : opvoeden
* upcurl : krullen
* update : bijwerken
* update : bijwerking
* update : op punt stellen
* upgrow : opgroeien
* uphill : naar boven
* uphill : omhoog
* uphill : op
* uphill : opwaarts
* upholster : opvullen
* upholster : opzetten
* upholster : vullen
* upland antshrike : aroyo-mierklauwier
* upload : uploaden
* upon : aan
* upon : aangaande
* upon : betreffende
* upon : jegens
* upon : met
* upon : om
* upon : op
* upon : over
* upon : te
* upon : tegen
* upon : tegenaan
* upon : tegenover
* upon : tot
* upon : van
* upon : versus
* upon which : waarop
* upper : boven-
* upper : bovenste
* upper : hoger
* upper arm : bovenarm
* upper hand : meerderheid
* upper hand : overhand
* upper hand : overwicht
* upper hand : superioriteit
* upper side : bovenkant
* upper side : bovenzijde
* upper-arm : bovenarm
* upset : bedremmeld
* upset : beduusd
* upset : beteuterd
* upset : doen kapzeizen
* upset : geschokt
* upset : geërgerd
* upset : kantelen
* upset : niet lekker
* upset : omgooien
* upset : omkeren
* upset : omstoten
* upset : omvergooien
* upset : ongesteld
* upset : ontdaan
* upset : onthutst
* upset : onwel
* upset : overstuur maken
* upset : ten val brengen
* upset : van streek
* upset : van streek maken
* upset : van zijn stuk brengen
* upset : verassende nederlaag
* upset : verbijsterd
* upset : verbluft
* upset : verbouwereerd
* upset : verontrusten
* upset : verslagen
* upset : verstomd
* upset : verstoren
* upset : verstoring
* upset : verwarren
* upset : verwarring
* upset : ziekelijk
* upsidedown : omgekeerd
* upsidedown : op z'n kop
* upsilon : Y
* upsilon : ypsilon
* upstairs : boven
* upstairs : daarboven
* upstairs : omhoog
* upwards : naar boven
* upwards : omhoog
* upwards : op
* upwards : opwaarts
* uranium : uranium
* urban : stads
* urban : stads-
* urban : stedelijk
* urchin : jochie
* urchin : kwajongen
* urge : (aan)drang
* urge : aansporen
* urge : aanvuren
* urge : aanwakkeren
* urge : dringen
* urge : haasten
* urge : jachten
* urge : opwekken
* urge : tot haast aanzetten
* urge : urgent zijn
* urge : zwepen
* urge on : aanvuren
* urge on : aanwakkeren
* urge on : aanzetten
* urge on : verlevendigen
* urgency : aandrang
* urgency : spoed
* urgency : urgentie
* urgent : brandend
* urgent : dringend
* urgent : spoedeisend
* urgent : urgent
* urgently : met spoed
* urgently : urgent
* urinate : een plas doen
* urinate : piesen
* urinate : pissen
* urinate : plassen
* urinate : urineren
* urinate : wateren
* urine : pies
* urine : pis
* urine : urine
* us : aan ons
* us : ons
* us : vs
* us : we
* us : wij
* usa : vsa
* use : aanwenden
* use : aanwending
* use : benutten
* use : functie
* use : gebruik
* use : gebruiken
* use : genot
* use : nut
* use : toepassing
* use force : geweld gebruiken
* use up : afdragen
* use up : consumeren
* use up : opgebruiken
* use up : opmaken
* use up : opteren
* use up : slijten
* use up : slopen
* use up : verbruiken
* use up : verorberen
* use up : verslijten
* use up : verteren
* use-by date : houdbaarheidsdatum
* used : afgewerkt
* used : gebruikt
* used to : gebruikelijk
* used to : gewend aan
* used to : gewend te
* used to : gewoon
* used up : op
* used up : opgemaakt
* used up : uitgeput
* used up : uitverkocht
* used up : verbruikt
* useful : bevorderlijk
* useful : dienstig
* useful : nuttig
* useless : ijdel
* useless : nutteloos
* useless : nutteloze
* useless : onbruikbaar
* useless : ondienstig
* useless : onnuttig
* useless : vergeefs
* useless : vruchteloos
* user : gebruiker
* user : gebruikster
* usual : algemeen
* usual : gebruikelijk
* usual : generaal
* usual : gewoon
* usually : doorgaans
* usually : gemeenlijk
* usually : gewoonlijk
* usurp : kraken
* usurp : overweldigen
* usurp : usurperen
* usurp : zich meester maken van
* usury : woekerrente
* usury : woekerwinst
* utensil : gebruiksvoorwerp
* uterine : baarmoeder-
* uterus : baarmoeder
* utility : utility
* utilize : benutten
* utilize : exploiteren
* utilize : te baat nemen
* utilize : uitbuiten
* utilize : uitmelken
* utilize : waarnemen
* utmost : hoogst
* utmost : uiterst
* utmost : uiterste
* utopian : utopisch
* utopian : utopistisch
* utter : ontlokken
* utter : slaken
* utter : uitbrengen
* utter : uitdrijven
* utter : uiten
* utter : uithalen
* uvula : huig
* vacancy : kamer vrij
* vacancy : vacature
* vacant : leeg
* vacant : onbezet
* vacant : open
* vacant : opengevallen
* vacant : vacant
* vacant : vrij
* vacation : op vakantie gaan
* vacation : vakantie
* vaccinate : inenten
* vaccinate : vaccineren
* vaccine : entstof
* vaccine : vaccin
* vaccine : vaccine
* vacuum : luchtledige ruimte
* vacuum : stofzuigen
* vacuum : stofzuiger
* vacuum : vacuüm
* vacuum cleaner : stofzuiger
* vacuum-cleaner : stofzuiger
* vagabond : vagebond
* vagabond : zwerver
* vagina : schede
* vagina : vagina
* vaginal : vaginaal
* vague : algemeen
* vague : in het groot
* vague : schetsmatig
* vague : vaag
* vain : ijdel
* vain : nietig
* vain : nutteloos
* vain : onbelangrijk
* vain : vergeefs
* vain : vruchteloos
* valerian : valeriaan
* valiant : boud
* valiant : dapper
* valiant : kloek
* valiant : koen
* valiant : moedig
* valid : gangbaar
* valid : geldend
* valid : geldig
* valid : vigerend
* validate : geldig verklaren
* valise : handkoffer
* valise : koffer
* valise : valies
* valley : dal
* valley : vallei
* valuable : duur
* valuable : kostbaar
* valuable : prijzig
* valuable : waard
* valuable : waardevol
* valuables : kostbaarheden
* value : duurte
* value : gehalte
* value : kostbaarheid
* value : waarde
* value : waardigheid
* value added tax : belasting op de toegevoegde waarde
* values : waarden
* valve : klep
* valve : radiolamp
* valve : schaal
* valve : schuif
* valve : ventiel
* vampire : bloedzuiger
* vampire : uitzuiger
* vampire : vampier
* van : bestelauto
* van : bestelwagen
* van : camionet belgium
* vanadium : vanadium
* vandal : straatschenner
* vandal : vandaal
* vandalism : vandalisme
* vanilla : vanille
* vanilla : vanille-
* vanish : verdwijnen
* vanity : ijdelheid
* vanity : nietigheid
* vanity bag : damestas
* vanity bag : damestasje
* vanity case : beauty-case
* vapor : damp
* vapor : stoom
* vapor : wasem
* vapour : damp
* vapour : stoom
* vapour : wasem
* vapour : waterdamp
* variable : afwisselend
* variable : onbestendig
* variable : regelbaar
* variable : schommelend
* variable : variabel
* variable : variabele or
* variable : variabele waarde
* variable : veranderlijk
* variable : veranderlijke or
* variable : wisselend
* variable antshrike : grijskap-mierklauwier
* variation : afwisseling
* variation : schommeling
* varied : menigvoudig
* varied : menigvuldig
* varied : verschillend
* variety : afwisseling
* variety : variatie
* variety : variëteit
* variety : verscheidenheid
* variety entertainment : variété
* various : menigvoudig
* various : menigvuldig
* various : verscheiden
* various : verschillend
* various : verschillende
* varnish : lak
* varnish : lakken
* varnish : verlakken
* varnish : vernis
* varnish : vernissen
* vary : afwisselen
* vary : variëren
* vary : werken
* vase : pot
* vase : pul
* vase : vaas
* vase : vat
* vaseline : vaseline
* vassal : leenman
* vassal : vazal
* vast : breedvoerig
* vast : enorm
* vast : groot
* vast : royaal
* vast : ruim
* vast : uitgebreid
* vast : uitgestrekt
* vast : wijd
* vat : bak
* vat : btw
* vat : kuip
* vat : teil
* vat : tobbe
* vault : bol
* vault : gewelf
* vaulted ceiling : bol
* vaulted ceiling : gewelf
* veal : kalfsvlees
* vector : koers
* vector : vector
* vegan : veganist
* vegan : veganiste
* vegan : veganistisch
* veganism : veganisme
* vegetable : gewas
* vegetable : groente
* vegetable : groente-
* vegetable : plant
* vegetable : plant or
* vegetable : plantaardig
* vegetable : planten-
* vegetarian : herbivoor
* vegetarian : veganist
* vegetarian : vegetarisch
* vegetarian : vegetariër
* vegetarianism : vegetarisme
* vegetate : groeien
* vegetate : vegeteren
* vegetation : begroeiing
* vegetation : gewas
* vegetation : plant
* vegetation : plantenwereld
* vegetation : vegetatie
* vehicle : rijtuig
* vehicle : vehikel
* vehicle : voertuig
* vehicle : wagen
* veil : floers
* veil : omsluieren
* veil : sluier
* veil : sluieren
* veil : voile
* veiled : bedekt
* veiled : heimelijk
* veiled : steels
* veiled : verborgen
* veiled : verholen
* veiled : verstolen
* vein : ader
* vein : aderen
* vein : marmeren
* vein : nerf
* vein : vlam
* velar : velaar
* velocity : snelheid
* velvet : fluweel
* velvet : fluwelen
* velvet : velours
* vend : overdoen
* vend : tappen
* vend : verhandelen
* vend : verkopen
* vend : vervreemden
* vend : wegdoen
* vending machine : verkoopautomaat
* venerability : eerwaardigheid
* venereal : geslachts-
* venereal : venerisch
* venereal disease : geslachtsziekte
* vengeance : wraak
* venison : hertevlees
* venom : gif
* venom : venijn
* venomous : giftig
* ventilate : luchten
* ventilate : spuien
* ventilate : uitluchten
* ventilate : ventileren
* ventilate : wannen
* ventilator : ventilator
* ventilator : wan
* venture : aandurven
* venture : kans lopen
* venture : op het spel zetten
* venture : risico lopen
* venture : riskeren
* venture : wagen
* venture : zich wagen aan
* veranda : veranda
* verb : werkwoord
* verbal : met woorden
* verbal : verbaal
* verbatim : naar de letter
* verbatim : woordelijk
* verdict : judicium
* verdict : sententie
* verdict : uitspraak
* verdict : uitspraak (van jury)
* verdict : vonnis
* verge : berm
* verge of a road : berm
* verify : aflezen
* verify : checken
* verify : controleren
* verify : nagaan
* verify : nakijken
* verify : surveilleren
* verify : toezien
* verify : verifiëren
* vermin : ongedierte
* vermouth : vermout
* vernacular : omgangstaal
* vernacular : volkstaal
* verse : couplet
* verse : dichtregel
* verse : strofe
* verse : vers
* verse : versregel
* version : uitvoering
* version : versie
* versus : tegen
* versus : versus
* vert : groen
* vertebra : wervel
* vertebrate : gewerveld
* vertical : loodrecht
* vertical : rechtopstaand
* vertical : verticaal
* vertical : verticale
* vertical : vertikaal
* vertigo : duizeligheid
* vertigo : duizeling
* verve : geestdrift
* verve : gloed
* verve : pittigheid
* verve : sappigheid
* verve : spirit
* verve : verve
* verve : vuur
* very : bijster
* very : bijzonder
* very : dezelfde
* very : echt
* very : erg
* very : heel
* very : hetzelfde
* very : terdege
* very : uiterst
* very : zeer
* very : zelfde
* very ancient : antediluviaans
* very ancient : zeer oud
* very best : allerbest
* very much : bijster
* very much : bijzonder
* very much : erg
* very much : heel
* very much : terdege
* very much : zeer
* very well : uitstekend
* very well : wonderwel
* vessel : bak
* vessel : boot
* vessel : doos
* vessel : etui
* vessel : foedraal
* vessel : koker
* vessel : korf
* vessel : pot
* vessel : pul
* vessel : schip
* vessel : vaartuig
* vessel : vaas
* vessel : vat
* vessel : zak
* vest : hemd
* vest : herenvest
* vest : vest
* vestal : Vestaalse maagd
* vestal : vestale
* vestal virgin : Vestaalse maagd
* vestal virgin : vestale
* vet : checken
* vet : controleren
* vet : dierenarts
* vetch : wikke
* vetchling : lathyrus
* veteran : oudgediende
* veteran : veteraan
* veterinarian : dierenarts
* veterinarian : veearts
* veto : veto
* vex : bedroeven
* vex : ergeren
* vex : grieven
* vex : verdriet doen
* vex : verdrieten
* viable : levensvatbaar
* viable : uitvoerbaar
* vibrate : trillen
* vibrate : vibreren
* vibration : beving
* vibration : huivering
* vibration : rilling
* vibration : trilling
* vibration : vibratie
* vicar : dominee
* vicar : pastoor
* vice : bankschroef
* vice : deugd
* vice : gebrek
* vice : ondeugd
* vice-president : ondervoorzitter
* vice-president : vice-president
* vice-president : vice-voorzitter
* vice-versa : achterstevoren
* vice-versa : andersom
* vice-versa : omgekeerd
* vicinity : buurt
* vicinity : nabijheid
* vicious :
* vicious : boosaardig
* vicious : hatelijk
* vicious : kwaadaardig
* vicious : snood
* vicious : te kwader trouw
* vicious : vals
* victim : dupe
* victim : getroffene
* victim : slachtoffer
* victor : overwinnaar
* victory : overwinning
* victory : victorie
* victory : zege
* video : video
* video recorder : videorecorder
* video-recorder : videorecorder
* video-tape : beeldband
* video-tape : videoband
* videotape : videoband
* view : aanblik
* view : aanzien
* view : air
* view : bekijken
* view : beschouwen
* view : blikken
* view : gezicht
* view : gezichtsvermogen
* view : kijken
* view : kijken naar
* view : mening
* view : panorama
* view : schijn
* view : schouwen
* view : schouwspel
* view : toekijken
* view : toezien
* view : uiterlijk
* view : uitzicht
* view : vergezicht
* view : verschijning
* view : voorkomen
* view : zicht
* viewer : kijker
* viewing figures : kijkcijfers
* viewpoint : gezichtspunt
* viewpoint : standpunt
* vigour : activiteit
* vigour : bedrijvigheid
* vigour : kracht
* vigour : macht
* vigour : sterkte
* vigour : werkdadigheid
* viking : viking
* vile : gemeen
* vile : infaam
* vile : laag
* vile : laaghartig
* vile : schunnig
* vile : vuig
* villa : buiten
* villa : buitenverblijf
* villa : landhuis
* villa : villa
* village : dorp
* village : plaats
* villager : dorpeling
* villain : horige
* villain : lijfeigene
* villain : onvrije
* villain : schurk
* vinager-bottle : azijnfles
* vindication : rechtvaardiging
* vine : wijnberg
* vine : wijngaard
* vine : wijnstok
* vine : wingerd
* vinegar : azijn
* vinegar : edik
* vineyard : wijngaard
* viola : altviool
* viola : vedel
* violate : aanranden
* violate : een aanslag plegen op
* violate : forceren
* violate : geweld aandoen
* violate : schenden
* violate : verkrachten
* violate : zich vergrijpen aan
* violation : overtreding
* violation : schending
* violence : geweld
* violence : geweldpleging
* violent : gewelddadig
* violent : hevig
* violently : met geweld
* violet : paars
* violet : pimpelpaars
* violet : violet
* violet : violetkleurig
* violet : viool
* violet : viooltje
* violin : viool
* violoncello : basviool
* viper : adder
* virgin : maagd
* virgin : maagdelijk
* virgin : ongerept
* virginal : maagdelijk
* virginal : ongerept
* virginity : maagdelijkheid
* virgule : ophaal
* virility : manmoedigheid
* virility : mannelijkheid
* virtual : bijna echt
* virtual : virtueel
* virtual reality : virtual reality
* virtually : bijna
* virtually : practisch
* virtue : degelijkheid
* virtue : deugd
* virtue : deugdelijkheid
* virtue : deugdzaamheid
* virtue : soliditeit
* virtue : stevigheid
* virtuoso : virtuoos
* virus : virus
* visa : visum
* viscount : burggraaf
* vise : bankschroef
* visible : zichtbaar
* visible : zichtbare
* visible : zienlijk
* vision : droombeeld
* vision : droomgezicht
* vision : geestesverschijning
* vision : gezicht
* vision : gezichtsvermogen
* vision : kijk
* vision : visie
* vision : visioen
* vision : zicht
* visionary : denkbeeldig
* visionary : dromer
* visionary : fantast
* visionary : fantastisch
* visionary : idealist
* visionary : idealistisch
* visionary : ingebeeld
* visionary : onrealistisch
* visionary : onverwezenlijkbaar
* visionary : onwerkelijk
* visionary : utopisch
* visionary : visionair
* visit : afgaan
* visit : bezoek
* visit : bezoeken
* visit : opzoeken
* visit : visite
* visit a person : een persoon bezoeken
* visit a place : een plaats bezoeken
* visit regularly : bezoeken
* visit regularly : geregeld bezoeken
* visitor : bezoeker
* visitor's register : bezoekersregister
* visual acuity : gezichtsscherpte
* visé : visum
* vital : essentieel
* vital : levenskrachtig
* vital : vitaal
* vitamin : vitamine
* vitamin C : ascorbinezuur
* vitamin C : vitamine C
* vivacious : meeslepend
* vivacious : pittig
* vivacious : smeuïg
* vivacious : vurig
* vivacity : geestdrift
* vivacity : gloed
* vivacity : pittigheid
* vivacity : sappigheid
* vivacity : spirit
* vivacity : verve
* vivacity : vuur
* viver : leven
* vivid : levendig
* viviparous : levendbarend
* vivisection : vivisectie
* vixen : feeks
* vixen : furie
* vixen : haaibaai
* vixen : helleveeg
* vixen : megera
* vixen : moervos
* vixen : tang
* vixen : wijf
* vixen : wijfjesvos
* vixen : xantippe
* viz. : in naam
* viz. : namelijk
* viz. : te weten
* vocabulary : vocabulaire
* vocabulary : woordenboek
* vocabulary : woordenschat
* vocal cord : stemband
* vocal cords : stembanden
* vocation : roeping
* vocative : aanspreekvorm
* vocative case : aanspreekvorm
* vocative case : vocatief
* vodka : wodka
* voice : inspraak
* voice : stem
* voice : stemgeluid
* voice : vorm
* void : annuleren
* void : hol
* void : ledig
* void : leeg
* void : leegte
* void : legen
* void : lens
* void : loos
* void : niettig
* void : ongeldig
* void : ongeldig maken
* void : vacuum
* volcano : vulkaan
* volcano : vuurspuwende berg
* volcanologist : vulcanoloog
* volcanology : vulkanologie
* vole : woelrat
* volley : bergstroom
* volley : stroom
* volley : vloed
* volleyball : volleybal
* voltage : spanning
* voltage : voltage
* volume : band
* volume : boekdeel
* volume : deel
* volume : geluidssterkte
* volume : inhoud
* volume : volume
* voluntarily : uit eigen wil
* voluntarily : uit vrije wil
* voluntarily : vrijwillig
* voluntary : gewillig
* voluntary : vrijwillig
* volunteer : volontair
* volunteer : vrijwilliger
* voluptuous : geil
* voluptuous : wellustig
* voluptuous : wulps
* voluptuous : zinnelijk
* vomit : braaksel
* vomit : braken
* vomit : kots
* vomit : kotsen
* vomit : overgeven
* vomit : spugen
* vomit : vomeren
* vomit/to throw up : overgeven/braken
* vote : stem
* vote : stembusgang
* vote : stemmen
* vote : verkiezen
* vote : zijn stem uitbrengen
* voter : stemmen
* voter : stemmer
* voting by ballot : ballotage
* voting by ballot : stemming
* vow : gelofte
* vow : plechtig beloven
* vowel : klinker
* vowel : vocaal
* vowel : zelfklinker
* voyage : reis
* voyage : reis (over zee)
* voyage : tocht
* voyage : toer
* voyage : trip
* voyager : reiziger
* vulcanology : vulkanologie
* vulgar : alledaags
* vulgar : grof
* vulgar : onbenullig
* vulgar : ordinair
* vulgar : plat
* vulgar : triviaal
* vulgar : vulgair
* vulnerable : kwetsbaar
* vulpine : geslepen
* vulpine : vosachtig
* vulture : aasgier
* vulture : gier
* wadding : watten
* wade : flodderen
* wade : plassen
* wade : waden
* wading bird : waadvogel
* wafer : hostie
* wafer : wafel
* wafer : wafeltje
* waffle : gezwam
* waffle : oblie
* waffle : wafel
* waffle : zwammen
* wage : bezoldiging
* wage : gage
* wage : loon
* wage : salaris
* wage : traktement
* wage : verdienste
* wage : wedde
* wage earner : kostwinner
* wage war : oorlogvoeren
* wage war : strijden
* wage war against : beoorlogen
* wage war on : beoorlogen
* wager : wedden
* wager : weddenschap
* wages : bezoldiging
* wages : gage
* wages : loon
* wages : salaris
* wages : traktement
* wages : verdienste
* wages : wedde
* waggon : spoorwagen
* waggon : wagen
* waggon : wagon
* wagon : wagen
* wah : wa
* wail : huilen
* wail : steen en been klagen
* wail : weeklagen
* wainscot : beschieten
* wainscot : beschot
* wainscot : betimmeren
* wainscot : dashboard
* wainscot : instrumentenbord
* wainscot : paneel
* wainscot : wagenschot
* waist : leest
* waist : middel
* waist : middendek
* waist : taille
* waistcoat : herenvest
* waistcoat : vest
* waistline : leest
* waistline : middel
* waistline : taille
* wait : afhalen
* wait : afwachten
* wait : bedienen
* wait : te wachten staan
* wait : verbeiden
* wait : verwachten
* wait : wachten
* wait for : afhalen
* wait for : afwachten
* wait for : te wachten staan
* wait for : verbeiden
* wait for : verwachten
* wait for : wachten
* waiter : kelner
* waiter : ober
* waiting : bediening
* waiting room : wachtkamer
* waiting-room : wachtkamer
* waitress : kelnerin
* waitress : serveerster
* waive : afstappen van
* waive : afzien van
* wake : ontwaken
* wake : opwekken
* wake : wakker maken
* wake : wakker worden
* wake : wekken
* wake up : ontwaken
* wake up : opwekken
* wake up : wakker maken
* wake up : wakker worden
* wake up : wekken
* waked : gewekt
* waked : ontwaakt
* waked : ontwaakte
* waked : ontwaakten
* waked : wekte
* waked : wekten
* walk : begaan
* walk : bestijgen
* walk : loopje
* walk : lopen
* walk : marcheren
* walk : mars
* walk : opgaan
* walk : pad
* walk : tippel
* walk : tippelen
* walk : uitlaten
* walk : vrijuit gaan
* walk : wandelen
* walk : wandeling
* walk back : achteruitlopen
* walk backwards : achteruitlopen
* walk upon : begaan
* walk upon : bestijgen
* walk upon : opgaan
* wall : beschot
* wall : muur
* wall : schot
* wall : schut
* wall : tussenschot
* wall : wand
* wall covering : behang
* wall covering : wandtapijt
* wall-painting : muurschildering
* wall-painting : wandschildering
* wall-tile : muurtegel
* wallet : beurs
* wallet : geldbuidel
* wallet : portefeuille
* wallet : portemonnee
* wallflower : muurbloem
* wallonia : wallonië
* walloon : waal
* walloon : waals
* walloon : walin
* walloon brabant : waals-brabant
* wallpaper : behang
* wallpaper : behangen
* wallpaper : behangpapier
* wallpaper : behangselpapier
* walnut : okkernoot
* walnut : walnoot
* walnut : walnotenboom
* walnut : walnotenhout
* walnut-tree : noteboom
* walnut-tree : walnoot
* walnut-tree : walnoteboom
* waltz : wals
* wand : gard
* wand : roede
* wand : spitsroede
* wand : staf
* wand : stokje
* wand : toverstaf
* wander : afwijken
* wander : dolen
* wander : dwalen
* wander : ronddolen
* wander : ronddwalen
* wander : rondreizen
* wander : rondtrekken
* wander : trekken
* wander : waren
* wander : zwerven
* wander about : rondreizen
* wander about : rondtrekken
* wander about : trekken
* wander about : zwerven
* wander from one's subject : afdwalen
* wandering from the point : afdwaling
* wane : afname
* wane : afnemen
* wane : dalen
* wane : kleiner worden
* wane : verminderen
* wank : aftrekken
* wank : masturberen
* wank : onaneren
* wank : zich aftrekken
* wanker : nietsnut
* wanker : rukker
* want : begeerte
* want : behoefte
* want : lust
* want : nood
* want : verlangen
* want : wens
* want : willen
* want : willen hebben
* want : zin
* want : zucht
* want of civilization : onbeschaafdheid
* want to have : willen
* want to have : willen hebben
* want to know : nieuwsgierig zijn
* wanton : baldadig
* wantonness : baldadigheid
* wapiti : wapiti
* war : krijg
* war : oorlog
* war of aggression : aanvalsoorlog
* ward : afdeling
* ward off : afweren
* ward off : schuilen voor
* warden : bewaker
* warden : cipier
* warder : bewaker
* warder : cipier
* wardrobe : hangkast
* wardrobe : kleerkast
* wardrobe malfunction : garderobe defect
* warehouse : magazijn
* warehouse : pakhuis
* wares : goederen
* wares : handelswaar
* wares : koopwaar
* wares : waar
* wares : waren
* warfare : oorlogvoering
* warlike : krijgshaftig
* warlike : oorlogszuchtig
* warlock : duivelskunstenaar
* warlock : heksenmeester
* warlock : tovenaar
* warlord : krijgsheer
* warm : hartelijk
* warm : innig
* warm : warm
* warmly : heet
* warmly : warm
* warmly : warmpjes
* warmth : warmte
* warn : waarschuwen
* warning : aanmaning
* warning : tip
* warning : waarschuwing
* warrant : aanschrijving
* warrant : borg staan voor
* warrant : garanderen
* warrant : garantie
* warrant : machtiging
* warrant : schriftelijk bevel
* warrant : sponsoren
* warrant : waarborg
* warrant : waarborgen
* warrant : waarborging
* warrior : krijger
* warrior : krijgsman
* warrior : militair
* warrior : strijder strijdster
* wart : wrat
* warthog : knobbelzwijn
* warthog : wrattenzwijn
* wash : de was doen
* wash : logen
* wash : uitwassen
* wash : wassen
* wash clothes : kleren wassen
* wash off : afwassen
* wash off : wegspoelen
* wash up : afwassen
* wash up : de vaat doen
* wash up : de vaat wassen
* washable : afneembaar
* washable : afwasbaar
* washbasin : wasbak
* washbasin : waskom
* washbasin : wastafel
* washcloth : washandje
* washer : vaatwasser
* washer : wasmachine
* washing-bear : wasbeer
* washing-up bowl : afwasbak
* washing-up bowl : afwasteil
* washing-up liquid : afwasmiddel
* washstand : wastafel
* wasp : wesp
* waste : afval
* waste : bocht
* waste : braakliggend
* waste : doen wegkwijnen
* waste : koud maken
* waste : opmaken
* waste : overtollig
* waste : rommel
* waste : schuim
* waste : uitschot
* waste : verdoen
* waste : verklungelen
* waste : verkwisten
* waste : verkwisting
* waste : vermorsen
* waste : verspillen
* waste : verspilling
* waste : verval
* waste : verwoesten
* waste : verzwakken
* waste : vuil
* waste : wegkwijnen
* waste : wegkwijning
* waste : woest
* waste : woestenij
* waste product : afvalproduct
* waste product : bijproduct
* waste-pipe : afvoerbuis
* wasted : verspild
* watch : bekijken
* watch : blikken
* watch : horloge
* watch : kijken
* watch : kijken naar
* watch : klok
* watch : polshorloge
* watch : schouwen
* watch : toekijken
* watch : toeschouwen
* watch : toeschouwer zijn
* watch : toezien
* watch : uurwerk
* watch : wacht
* watch out for : acht slaan op
* watch out for : letten op
* watch out for : opletten
* watch out for : oppassen
* watch out for : passen op
* watch over : bewaken
* watch over : bewaren
* watch over : de wacht hebben
* watch over : hoeden
* watch over : waken over
* watchmaker : horlogemaker
* watchmaker : klokkenmaker
* watchmaker : uurwerkmaker
* watchman : klepperman
* watchman : nachtwacht
* watchman : waker
* watchword : devies
* watchword : leus
* watchword : leuze
* watchword : lijfspreuk
* watchword : wapenspreuk
* watchword : zinspreuk
* water : begieten
* water : besprenkelen
* water : besproeien
* water : bevloeien
* water : bronwater
* water : gieten
* water : mineraalwater
* water : opgieten
* water : spawater
* water : sprenkelen
* water : sproeien
* water : water
* water : water geven
* water : wateren
* water : waterhoudend
* water : waterig
* water buffalo : waterbuffel
* water lily : waterlelie
* water softener : waterverzachter
* water vapor : waterdamp
* water- : water-
* water- : waterhoudend
* water- : waterig
* water-bottle : veldfles
* water-buffalo : waterbuffel
* water-colour : aquarel
* water-colour : waterverfschilderij
* water-colour : waterverftekening
* water-melon : watermeloen
* water-plaintain : waterweegbree
* watercolour : aquarel
* watercourse : bedding
* watercourse : stroombedding
* watercress : waterkers
* waterfall : waterval
* watering : begieting
* watering : besproeiing
* watering : bevloeiing
* watering : sproeiing
* watering-can : gieter
* waterlily : waterlelie
* watermelon : watermeloen
* watermill : watermolen
* watt : watt
* wave : baar
* wave : gebaren
* wave : golf
* wave : gulp
* wave : onduleren
* wave : slingeren
* wave : swingen
* wave : toewuiven
* wave : wuiven
* wave : zwaaien
* wave about : slingeren
* wave about : swingen
* wave about : zwaaien
* waver : waggelen
* waver : wankelen
* waver : wiebelen
* waver : zwichten
* wavering : aarzeling
* wavering : geweifel
* wavering : hapering
* wavering : weifeling
* wax : met was insmeren
* wax : schoencrème
* wax : schoensmeer
* wax : was
* wax : was aanbrengen
* wax : wassen
* wax candle : waskaars
* way : baan
* way : gebruik
* way : gewoonte
* way : manier
* way : route
* way : trant
* way : usance
* way : weg
* way : wijze
* way out : afrit
* way out : uitgang
* way out : uitweg
* we : ons
* we : we
* we : wij
* weak : licht
* weak : zwak
* weaken : aanlengen
* weaken : fnuiken
* weaken : luwen
* weaken : verflauwen
* weaken : verzwakken
* weakly : licht
* weakly : lichtjes
* weakly : zwak
* weakly : zwakjes
* wealth : rijkdom
* wealth : vermogen
* wealth : weelde
* wealthy : gefortuneerd
* wealthy : rijk
* wealthy : vermogend
* weapon : wapen
* weapon of mass destruction : massavernietigingswapen
* weapons : wapens
* weapons of mass destruction : massavernietigingswapens
* wear (wore : bril)
* wear (wore : dragen (kleding
* wear (wore-worn) : dragen (kleding/bril)
* wear : aanhebben
* wear : brengen
* wear : bril)
* wear : dragen
* wear : dragen (kleding
* wear : kledij
* wear : kleding
* wear : ophebben
* wear : sleet
* wear : slijtage
* wear : voeren
* wear : voorhebben
* wear away : afslijten
* wear away : doorslijten
* wear away : slijten
* wear away : uitslijten
* wear away : verslijten
* wear down : afslijten
* wear down : inrijden
* wear off : afslijten
* wear off : doorslijten
* wear off : inrijden
* wear off : slijten
* wear off : uitslijten
* wear off : verslijten
* wear out : afdragen
* wear out : afslijten
* wear out : doorslijten
* wear out : inrijden
* wear out : opgebruiken
* wear out : slijten
* wear out : uitslijten
* wear out : verslijten
* weary : vermoeid
* weary : vervelend
* weasel : wezel
* weather : weder
* weather : weer
* weather : weersomstandigheden
* weather report : weerbericht
* weather report : weerberichten
* weave : weefsel
* weave : weven
* weaver : weefster
* weaver : wever
* weaver-bird : wevervogel
* web site : website
* wed : in de echt verbinden
* wed : trouwen
* wed : uithuwelijken
* wedded : gehuwd
* wedded : huwde
* wedded : huwden
* wedding : bruiloft
* wedding : bruiloftsfeest
* wedding : bruiloftsplechtigheid
* wedding : huwelijksfeest
* wedding : trouwpartij
* wedding anniversary : trouwdag
* wedding-feast : huwelijksfeest
* wedding-party : bruiloft
* wedding-party : bruiloftsfeest
* wedding-party : huwelijksfeest
* wedding-party : trouwpartij
* wedge : een wig slaan
* wedge : een wig steken
* wedge : keg
* wedge : keil
* wedge : spie
* wedge : wig
* wednesday : woensdag
* wee : klein
* wee : pipi doen
* wee : pis
* wee : pissen
* wee : plassen
* wee : urine
* wee : urineren
* wee : wateren
* wee small hours : de vroege uurtjes
* weed : schoffelen
* weed : wieden
* weed out : schoffelen
* weed out : wieden
* week : week
* week-end : weekeinde
* week-end : weekend
* weekday : weekdag
* weekend : weekeinde
* weekend : weekend
* weekly : eenmaal per week
* weekly : elke week
* weekly : weekblad
* weekly : wekelijks
* weekly : wekelijkse
* weep : huilen
* weep : krijten
* weep : schreien
* weep : traanogen
* weep : tranen
* weep : wenen
* weever : pieterman
* weigh : afwegen
* weigh : het gewicht bepalen
* weigh : wegen
* weigh : zwaar zijn
* weighing machine : bascule
* weighing machine : tuimelaar
* weighing machine : tuimelschakelaar
* weighing machine : wip
* weight : gewicht
* weight : wicht
* weight : zwaarte
* weightlessness : gewichtloosheid
* weighty : zwaarwichtig
* weird : bizar
* weird : erg vreemd
* weird : geschift
* weird : getikt
* weird : getroebleerd
* weird : getroubleerd
* weird : tureluurs
* welcome : begroeten
* welcome : feestelijk inhalen
* welcome : graag gezien
* welcome : verwelkomen
* welcome : welkom
* welcome : welkom heten
* welcome : welkom!
* welcome : welkome
* weld : lassen
* weld : wellen
* welfare state : welzijnsstaat
* welfare work : maatschappelijk werk
* well : bron
* well : enfin
* well : fit
* well : gezond
* well : goed
* well : inktkoker
* well : inktpot
* well : komaan
* well : nou
* well : nu
* well : nu goed
* well : put
* well : tja
* well : valide
* well : vloeien
* well : wel
* well : welaan
* well : welnu
* well done : flink
* well done : goed doorbakken
* well done : goed zo
* well then : enfin
* well then : komaan
* well then : nou
* well then : nu
* well then : tja
* well then : wel
* well then : welaan
* well then : welnu
* well up : ontspringen
* well up : opborrelen
* well up : opwellen
* well up : voortkomen
* well up : wellen
* well-being : gezondheid
* well-being : goede gezondheid
* well-being : wel
* well-being : welstand
* well-being : welvaart
* well-being : welvaren
* well-being : welzijn
* well-beloved : beminde
* well-beloved : geliefde
* well-beloved : lief
* well-beloved : liefje
* well-beloved : liefste
* well-beloved : zoetelief
* well-informed : geleerd
* well-informed : knap
* well-informed : ontwikkeld
* well-known : bekend
* well-known : vertrouwd
* well-mannered : beleefd
* well-mannered : beschaafd
* well-mannered : galant
* well-mannered : heus
* well-mannered : hoffelijk
* well-mannered : welgemanierd
* well-mannered : wellevend
* well-off : gefortuneerd
* well-off : rijk
* well-off : vermogend
* well-read : belezen
* well-to-do : bemiddeld
* well-to-do : gegoed
* well-to-do : gezeten
* well-to-do : welgesteld
* well-tried : beproefd
* wench : meid
* wench : meisje
* were : ware
* were : was
* were : zou zijn
* werewolf : weerwolf
* west : naar het westen
* west : west
* west : westelijk
* west : westelijke
* west : westen
* west : westwaarts
* west flanders : west-vlaanderen
* west frisian islands : waddeneilanden
* west germany : west-duitsland
* western : Westers
* western : westelijk
* western : westers
* westward : naar het westen
* westward : westwaarts
* westwards : naar het westen
* westwards : westwaarts
* wet : nat
* wet : nat maken
* wet : natmaken
* wet : natte
* wet : plassen
* wet : vochtig
* wet : vochtige
* wet dream : natte droom
* wet season : natte seizoen
* wether : hamel
* wetnurse : zoogmoeder
* wetted : maakte nat
* wetted : maakten nat
* wetted : natgemaakt
* whack : afranselen
* whale : walvis
* whale shark : walvishaai
* whalebone : balein
* wharf : aanlegplaats
* wharf : kaai
* wharf : kade
* wharf : perron
* wharf : wal
* wharf : werf
* what : hetgeen
* what : wat
* what : wat!
* what : welk
* what a : als
* what a : in de functie van
* what a : in de hoedanigheid van
* what a : in de rol van
* what a lovely day : wat een mooie dag
* what a nuisance : wat vervelend
* what a pity : helaas
* what a pity : jammer
* what for : hoe zo
* what for : hoezo
* what for : waarom
* what for : waarvoor
* what is the point made about …? : wat wordt gezegd over …?
* what kind of : hoedanig
* what kind of : wat een
* what kind of : wat voor
* what kind of : wat voor een
* what kind of : wat voor soort
* what kind of? : wat voor een?
* what kind of? : wat voor soort?
* what kind of? : wat voor?
* what number : hoeveelste
* what sort of : hoedanig
* what sort of : wat een
* what sort of : wat voor
* what sort of : wat voor een
* what sort of : wat voor soort
* what time : hoe laat
* what time is it? : hoe laat is het?
* what time is it? : hoe laat is?
* what's more : overigens
* what's more : trouwens
* what's more : verder
* what's more : voor de rest
* what's up : wat is er?
* what's up : wat's er?
* whatchamacallit : ding
* whatchamacallit : dinges
* whatever : wat dan ook
* whatever : wat voor een ... ook
* whatever : welke ... ook
* wheat : tarwe
* wheat : weit
* wheel : rad
* wheel : wiel
* wheel of fortune : rad van fortuin
* wheelbarrow : kruiwagen
* wheelchair : rolstoel
* wheeziness : aamborstigheid
* wheeziness : astma
* wheezy : aamborstig
* wheezy : astmatisch
* wheezy : kortademig
* when : als
* when : toen
* when : wanneer
* when pigs fly : met sint-juttemis
* when pigs fly : wanneer pasen en pinksteren op één dag vallen
* when the cat's away the mice will play : als de kat van huis is
* when the cat's away the mice will play : dansen de muizen
* whence : van waar
* whence : waar ... vandaan
* whence : waar ... vandaan ...
* whence : waarvandaan
* whenever : wanneer ook
* where ... to : waar ... heen
* where ... to : waar ... naar toe
* where ... to : waarheen
* where : waar
* where : waar ... heen
* where : waar ... naar toe
* where : waarheen
* where : waartoe
* where : waarvan
* where : waarvandaan
* where are you from? : waar kom je vandaan?
* where is the toilet? : waar is het toilet?
* whereabouts : verblijfplaats
* whereabouts : waaromtrent
* whereas : gedurende
* whereas : onder
* whereas : staande
* whereas : terwijl
* whereas : tijdens
* whereas : voor
* whereas : waarbij
* whereby : waardoor
* whereby : waarmee
* wherefore : waarom
* wherefore : waarvoor
* wherein : waarin
* wherein : waarop
* whereupon : waardoor
* wherever : waar dan ook
* whether : of
* whether : of ... of
* whether/if : of
* whew : oef
* which : dat
* which : dewelke
* which : die
* which : hetwelk
* which : welk
* which : welke
* which one's : van wie
* which one's : wie d'r
* which one's : wie z'n
* which one's : wiens
* which one's : wier
* whichever : onverschillig wie
* whichever : wie dan ook
* while : een hele tijd
* while : gedurende
* while : momentje
* while : onder
* while : poos
* while : staande
* while : terwijl
* while : tijd
* while : tijdens
* while : tijdje
* while : voor
* whilst : gedurende
* whilst : onder
* whilst : staande
* whilst : terwijl
* whilst : tijdens
* whilst : voor
* whim : bevlieging
* whim : bui
* whim : gril
* whim : kuur
* whim : nuk
* whim : speling
* whimstone : basalt
* whine : zeuren
* whinny : hinniken
* whip : doorroeren
* whip : geselen
* whip : met de zweep geven
* whip : omroeren
* whip : roeren
* whip : striemen
* whip : zweep
* whip : zwepen
* whiplash : zweepslag
* whipped cream : slagroom
* whippersnapper : snotneus
* whirl : doorroeren
* whirl : omroeren
* whirl : roeren
* whirlwind : dwarrelwind
* whirlwind : warrelwind
* whirlwind : wervelwind
* whirlwind : windhoos
* whiskers : bakkebaard
* whiskey : whisky
* whisky : whisky
* whisky : wisky
* whisper : fluisteren
* whisper : fluistering
* whisper : gefluister
* whisper : smoezelen
* whisper : smoezen
* whist : whist
* whistle : fluit
* whistle : fluiten
* whistle : fluitje
* whistle : fluittoon
* whistle : gieren
* whistle : piepen
* white : blank
* white : blanke
* white : wit
* white blood cell : witte bloedcel
* white bream : blei
* white coffee : koffie met melk
* white dwarf : witte dwerg
* white man : Europeaan
* white man : blanke
* white stork : ooievaar
* white waterlily : waterlelie
* white waterlily : witte waterlelie
* white wine : witte wijn
* white-bearded antshrike : witbaard-mierklauwier
* white-billed diver : geelsnavelduiker
* white-collar : witteboorden-
* white-shouldered antshrike : witschouder-mierklauwier
* white-tailed eagle : zeearend
* white-wash : kalken
* white-wash : pleisteren
* white-wash : witkalk
* white-wash : witsel
* white-wash : witten
* whiten : bleken
* whiten : wit maken
* whiten : witten
* whitewash : witten
* whither : waar ... heen
* whither : waar ... naar toe
* whither : waarheen
* whitsun(tide) : pinksteren
* who : dat
* who : die
* who : hetwelk
* who : welke
* who : wie
* who knows : wie weet het?
* who knows : wie zal het zeggen?
* whoever : onverschillig wie
* whoever : wie dan ook
* whole : compleet
* whole : gans
* whole : geheel
* whole : gehele
* whole : heel
* whole : totaal
* whole : vol
* whole : volkomen
* whole : volslagen
* whole-hearted : hartgrondig
* wholesale : groothandel
* wholesale : in het groot
* wholesaler : grossier
* wholesome : gezond (van voedsel)
* wholly : finaal
* wholly : geheel
* wholly : heel
* wholly : helemaal
* wholly : totaal
* wholly : volkomen
* wholly : volledig
* whom : aan wie
* whom : waaraan
* whom : wie
* whooping crane : kraanvogel
* whoosh : geruis
* whoosh : gesis
* whoosh : gesuis
* whore : hoer
* whore : lichtekooi
* whore : prostituée
* whore : publieke vrouw
* whore : snol
* whore : termeier
* whorehouse : bordeel
* whorehouse : hoerenkast
* whorehouse : huis van plezier
* whose : van wie
* whose : waarvan
* whose : wie d'r
* whose : wie z'n
* whose : wiens
* whose : wier
* whose? : wie d'r?
* whose? : wie z'n?
* whose? : wiens?
* whose? : wier?
* why : hoe zo
* why : hoezo
* why : waarom
* why : waarvoor
* why? : hoezo?
* why? : waarom?
* wick : kousje
* wick : lampepit
* wick : lont
* wick : pit
* wicked : gemeen
* wicked : kwaadaardig
* wicked : slecht
* wide : breedvoerig
* wide : groot
* wide : royaal
* wide : ruim
* wide : uitgebreid
* wide : uitgestrekt
* wide : wijd
* widely : ruim
* widely : wijd
* widely : wijd open
* widely-travelled : bereisd
* widow : weduwe
* widower : weduwnaar
* width : baan
* width : breedte
* width : ruimheid
* width : wijdte
* wife : echtgenote
* wife : gemalin
* wife : vrouw
* wig : pruik
* wigeon : smient
* wikify : wikificeren
* wild : wild
* wild : woest
* wild animal : beest
* wild animal : beestachtig mens
* wild animal : wild beest
* wild animal : wild dier
* wild boar : ever
* wild boar : everzwijn
* wild boar : wild zwijn
* wild card : joker
* wild card : jokerteken
* wild duck : wilde eend
* wild goat : wilde geit
* wildebeest : gnoe
* wildebeest : wildebeest
* will : gaan
* will : laatste wilsbeschikking
* will : testament
* will : uiterste wil
* will : verbond
* will : wens
* will : wil
* will : wilsbeschikking
* will : zin
* will : zullen
* will-lessness : aboulia
* will-lessness : aboulie
* will-lessness : abulie
* will-lessness : willoosheid
* willing : bereidvaardig
* willing : dienstwillig
* willing : gewillig
* willing : vrijwillig
* willingly : gaarne
* willingly : graag
* willingly : met genoegen
* willingness : wil
* willingness : zin
* willow : wilg
* willowherb : wilgeroosje
* willy : piemel
* willy : plasser
* willy : plassertje
* willy-nilly : of men wil of niet
* willy-nilly : tegen wil en dank
* win : behalen
* win : overwinnen
* win : overwinning
* win : verdienen
* win : winnen
* win back : herwinnen
* win back : inhalen
* win over : bevangen
* win over : overwinnen
* win over : verslaan
* win over : zegevieren
* wind : baken
* wind : blazen
* wind : inbakeren
* wind : inzwachtelen
* wind : omwikkelen
* wind : op een klos winden
* wind : oprollen
* wind : opwinden
* wind : spoelen
* wind : strengelen
* wind : wikkelen
* wind : wind
* wind : winden
* wind around : kronkelen
* wind around : slingeren
* wind instrument : blaasinstrument
* wind off : afwikkelen
* wind up : hijsen
* wind up : nauwer aanhalen
* wind up : ophijsen
* wind up : oprollen
* wind up : opwinden
* wind up : spannen
* wind up : strekken
* wind up : strengelen
* wind up : uitrekken
* wind up : wikkelen
* wind up : winden
* wind-instrument : blaasinstrument
* windfall : afval
* windfall : rommel
* windfall : vuil
* windlessness : windstilte
* windmill : molenwieken
* windmill : windmolen
* windmill : windmolentje
* window : etalage
* window : interval
* window : loket
* window : raam
* window : ruit
* window : uitstalraam
* window : venster
* window : vitrine
* window-frame : kozijn
* window-frame : raamkozijn
* window-frame : vensterkozijn
* window-frame : vensterraam
* window-glass : ruit
* window-glass : vensterglas
* windpipe : luchtpijp
* wine : bordeauxrood
* wine : wijn
* wing : aanschieten
* wing : vlerk
* wing : vleugel
* wing : zwing
* winged : aangeschoten
* wink : knipogen
* winkle : alikruik
* winter : winter
* winter : winter-
* winter : winterachtig
* winter- : winter-
* winter- : winterachtig
* wipe : afdrogen
* wipe : afvegen
* wipe : afwissen
* wipe : vegen
* wipe : wissen
* wipe off : afdrogen
* wipe off : afvegen
* wipe off : afwissen
* wipe off : vegen
* wipe off : wissen
* wipe out : uitroeien
* wipe out : verdelgen
* wire : bedraden
* wire : draad
* wire : ijzerdraad
* wire : metaaldraad
* wire-shears : draadschaar
* wire-shears : kniptang
* wireless : draadloos
* wireless : draadloze
* wireless : radio
* wireless telegraph : draadloze telegrafie
* wireless telegraph : omroep
* wiring : bedrading
* wisdom : wijsheid
* wisdom teeth : wijsheidstand
* wisdom tooth : verstandskies
* wise : verstandig
* wise : vroed
* wise : wijs
* wisely : wijselijk
* wisent : wisent
* wish : begeerte
* wish : begeren
* wish : lust
* wish : trek hebben in
* wish : verkiezen
* wish : verlangen
* wish : wens
* wish : wensen
* wish : wil
* wish : willen
* wish : zin
* wish : zucht
* wit : boegspriet
* wit : spriet
* witch : heks
* witch : kol
* witch : tovenares
* witch : toverheks
* witchcraft : toverij
* with : aan
* with : bij
* with : door
* with : met
* with : per
* with : samen met
* with : ten huize van
* with difficulty : lastig
* with difficulty : moeilijk
* with difficulty : zwaar
* with effort : met moeite
* with effort : moeilijk
* with effort : moeizaam
* with flying colors : glansrijk
* with flying colors : met glans
* with one accord : als één man
* with one accord : eenstemmig
* with one accord : met algemene stemmen
* with one accord : unaniem
* with reference to : betreffende
* with reference to : in verband met
* with reference to : op het stuk van
* with reference to : ten opzichte van
* with regard to : met betrekking tot
* with respect to : met betrekking tot
* with the exception of : met uitzondering van
* with wisdom : wijselijk
* with young : drachtig
* with young : zwanger
* withdraw : aftrekken
* withdraw : intrekken
* withdraw : opnemen
* withdraw : sterven
* withdraw : terugnemen
* withdraw : terugtrekken
* withdraw : vergaan
* withdraw : verscheiden
* withdraw one's name : bedanken
* withdraw one's name : het lidmaatschap opzeggen
* withdraw one's subscription : bedanken
* withdraw one's subscription : het lidmaatschap opzeggen
* withdrawal : terugtrekking
* wither : kwijnen
* wither : verdorren
* wither : verflensen
* wither : verleppen
* wither : verwelken
* withhold : achterhouden
* within : aan
* within : binnen
* within : binnenin
* within : in
* within : per
* within : te
* without : gespeend van
* without : ontbloot van
* without : verstoken van
* without : zonder
* without : zonder te
* without a name : anoniem
* without a name : naamloos
* without delay : dadelijk
* without delay : onmiddellijk
* without delay : op stel en sprong
* without delay : terstond
* without delay : zonder verwijl
* without fail : bepaald
* without fail : beslist
* without fail : per se
* without fail : strikt
* without fail : volstrekt
* without fail : vooral
* without fail : zeker
* without fail : zonder mankeren
* without prejudice : behoudens
* withstand : bezwaar hebben tegen
* withstand : standhouden
* withstand : tegenspartelen
* withstand : tegenstreven
* withstand : weerstaan
* withstand : zich verzetten
* witness : aanwezig zijn
* witness : aanwezig zijn bij
* witness : bijwonen
* witness : getuige
* witness : getuige zijn van
* witticism : geestigheid
* witticism : kwinkslag
* witticism : mop
* witticism : ui
* witty : ad rem
* witty : geestig
* witty : gevat
* witty : snedig
* wizard : duivelskunstenaar
* wizard : tovenaar
* wizardry : toverij
* woe : ach
* woe : wee
* wok : wok
* wolf : wolf
* wolf cub : welp
* wolf cub : wolvenwelp
* wolf down : opschrokken
* wolverine : veelvraat
* woman : vrouw
* woman writer : auteur
* woman writer : schrijfster
* woman-chaser : Don Juan
* womb : baarmoeder
* wombat : wombat
* women : vrouwen
* wonder : bevreemding
* wonder : nieuwsgierig zijn
* wonder : verbaasdheid
* wonder : verwondering
* wonder : wonder
* wonder : zich afvragen
* wonder : zich verbazen
* wonder : zich verwonderen
* wonderful : fantastisch
* wonderful : verwonderend
* wonderful : wonderbaar
* wonderful : wonderbaarlijk
* wonderful : wonderlijk
* wont : gewend
* wont : gewoonte
* wonted : gebruikelijk
* wonted : gewoon
* woo : het hof maken
* woo : scharrelen
* woo : vrijen
* wood : hout
* wood : houten
* wood : houtsoort
* wood : woud
* wood grouse : berghoen
* wood grouse : korhoen
* wood-dye : beits
* wood-stain : beits
* wooden : houten
* wooden cloth : laken
* wooden spoon : houten lepel
* woodpecker : groene specht
* woodpecker : specht
* woodpile : brandstapel
* woodpile : houtmijt
* woodpile : mijt
* woods : bos
* woods : woud
* woodworm : houtworm
* wool : wol
* wool : wollen
* word : bewoording
* word : erewoord
* word : onder woorden brengen
* word : verwoorden
* word : woord
* word of honor : woord van eer
* word of honour : woord van eer
* word processor : tekstverwerker
* word-for-word : naar de letter
* word-for-word : woordelijk
* wore : droeg
* wore : droegen
* work : arbeid
* work : arbeiden
* work : bedienen
* work : bespelen
* work : bewerken
* work : bewerkstelligen
* work : boekwerk
* work : emplooi
* work : functioneren
* work : geschrift
* work : het doen
* work : in zijn werk gaan
* work : karwei
* work : kunstwerk
* work : opus
* work : pennevrucht
* work : werk
* work : werken
* work hard : aanpoten
* work hard : sloven
* work hard : zwoegen
* work of art : kunststuk
* work of art : kunstvoorwerp
* work of art : kunstwerk
* work out : afwerken
* work out : berekenen
* work out : calculeren
* work out : rekenen
* work out : tellen
* work out : uitrekenen
* work out : uitwerken
* work permit : werkvergunning
* work-basket : naaimandje
* work-room : atelier
* workbench : bank
* workbench : bok
* workbench : ezel
* workbench : rek
* workbench : schraag
* workbench : stander
* workbench : stellage
* workbench : werkbank
* worker : arbeider
* worker : werker
* worker : werkkracht
* worker : werkman
* worker : werkmier
* workers : arbeiders
* workers : werkers
* workers : werkvolk
* workhouse : aalmoezeniershuis
* workhouse : armenhuis
* workhouse : armhuis
* working capital : bedrijfskapitaal
* working capital : werkkapitaal
* working class : arbeidersklasse
* working class : werkende stand
* working classes : arbeidersklasse
* working classes : werkende stand
* working man : arbeider
* working man : werker
* working man : werkkracht
* working man : werkman
* working man : werkmier
* working title : werktitel
* workman : arbeider
* workman : werker
* workman : werkkracht
* workman : werkman
* workmen : arbeiders
* workmen : werkers
* workmen : werkvolk
* workplace : atelier
* workplace : werkplaats
* works : oeuvre
* works : werken
* workshop : atelier
* workshop : werkplaats
* workshop : workshop
* world : aardrijk
* world : wereld
* world war : wereldoorlog
* world war i : eerste wereldoorlog
* worldglobe : aardbol
* worldglobe : globe
* worldglobe : wereldbol
* worldwar : wereldoorlog
* worldwide : algemeen
* worldwide : globaal
* worldwide : internationaal
* worldwide : over de hele wereld
* worldwide : universeel
* worldwide : wereldwijd
* worldwide : wereldwijde
* worm : draad
* worm : pier
* worm : worm
* worm : wurm
* worm : zich wurmen
* worm-eaten : aangestoken
* worm-eaten : wormig
* worm-eaten : wormstekig
* wormwood : bijvoet
* worn : gedragen
* worn : op
* worn : versleten
* worn out : afgemat
* worn out : bekaf
* worn out : doodmoe
* worn out : uitgeput
* worn) : bril)
* worn) : dragen (kleding
* worn-out : afgezaagd
* worried : bezorgd
* worries : beslommeringen
* worries : muizenissen
* worries : zorgen
* worrisome : ongerust
* worrisome : ongeruste
* worrisome : verontrustend
* worrisome : verontrustende
* worry : bedroeven
* worry : bezorgd zijn
* worry : bezorgdheid
* worry : ergeren
* worry : grieven
* worry : verdriet doen
* worry : verdrieten
* worry : zich bekommeren
* worry : zich zorgen maken
* worry : zorg
* worry : zorg dragen
* worry : zorgen
* worry oneself : zich ergeren
* worse : slechter
* worsen : verslechteren
* worship : aanbidden
* worship : aanbidding
* worship : adoratie
* worship : adoreren
* worship : verafgoden
* worship : vereren
* worship : verheerlijken
* worship service : dienst
* worship service : eredienst
* worship service : godsdienstoefening
* worship service : kerkdienst
* worshipper : aanbidder
* worshipper : aanbidster
* worshipper : vereerder
* worshipper : vereerster
* worst : ergst
* worst : slechtst
* worsted : kamgaren
* worsted : sajet
* worth : de moeite waard
* worth : duurte
* worth : gehalte
* worth : gelijkwaardig aan
* worth : gewaardeerd
* worth : kostbaarheid
* worth : vermogen
* worth : waarde
* worth : waardigheid
* worth one's while : de moeite waard
* worth reading : lezenswaardig
* worth seeing : bezienswaardig
* worthless : nietswaardig
* worthless : voos
* worthless : waardeloos
* worthwhile : de moeite lonend
* worthwhile : de moeite waard
* worthy : eerzaam
* worthy : waar
* worthy : waardig
* would : gelieve
* would : zouden
* wound : aanschieten
* wound : blessure
* wound : kwetsen
* wound : kwetsuur
* wound : verwonden
* wound : verwonding
* wound : wond
* wound : wonde
* wound : wonden
* wounded : aangeschoten
* wounded : gewond
* woundwort : andoorn
* wove : weefde
* wove : weefden
* woven : geweven
* wow : wauw!
* wrangle : bekvechten
* wrangle : kiften
* wrangle : kijven
* wrangle : krakelen
* wrangle : ruzie maken
* wrangle : ruziën
* wrap : inpakken
* wrap up : inpakken
* wrap up : pakken
* wrap up : verpakken
* wrapper : banderol
* wrapper : kruisband
* wrapper : wikkel
* wrapping paper : pakpapier
* wrapping-paper : kaftpapier
* wrath : gramschap
* wrath : woede
* wreath : bloemenkrans
* wreath : guirlande
* wreath : krans
* wreath : slinger
* wreath : slingerkrans
* wreathe : vlechten
* wreck : afwijzen
* wreck : botsing
* wreck : verijdelen
* wreck : wrak
* wren : winterkoninkje
* wrench : sleutel
* wrest : afdwingen
* wrest : afpersen
* wrest : knevelen
* wrestle : kampen
* wrestle : worstelen
* wrestling : worstelen
* wretched : belabberd
* wretched : ellendig
* wretched : miserabel
* wretched : schamel
* wretched : schunnig
* wretched : stumperig
* wring : afdwingen
* wring : afpersen
* wring : knevelen
* wring : uitwringen
* wring : wringen
* wrinkle : frons
* wrinkle : fronsen
* wrinkle : geul
* wrinkle : groef
* wrinkle : rimpel
* wrinkle : rimpelen
* wrinkle : voor
* wrinkle : vore
* wrinkle : zog
* wrist : handwortel
* wrist : pols
* wrist-watch : horloge
* wrist-watch : polshorloge
* writ : aanschrijving
* writ : schriftelijk bevel
* write : componeren
* write : maken
* write : neerschrijven
* write : pennen
* write : scheppen
* write : schrijven
* write : uitschrijven
* write down : aantekenen
* write down : afbreken
* write down : afgeven op
* write down : afkammen
* write down : noteren
* write down : opschrijven
* write down : teboekstellen
* write off : afschrijven
* write shorthand : stenograferen
* write upon : beschrijven
* write upon : schrijven op
* writer : auteur
* writer : schrijfster
* writer : schrijver
* writer : stilist
* writhe : spartelen
* writhe : worstelen
* writhe : zich aftobben
* writing : geschrift
* writing : geschrijf
* writing : handschrift
* writing : oeuvre
* writing : opstel
* writing : schrift
* writing : schriftuur
* writing : schrijf-
* writing : schrijfsel
* writing : schrijven
* writing : werk
* writing desk : bureau
* writing desk : schrijfbureau
* writing desk : schrijftafel
* writing-desk : bureau
* writing-desk : schrijfbureau
* writing-desk : schrijftafel
* writing-paper : briefpapier
* writing-paper : postpapier
* writing-paper : schrijfpapier
* written : schriftelijk
* wrong : benadelen
* wrong : fout
* wrong : foutief
* wrong : kwaad
* wrong : mis
* wrong : misstand
* wrong : onbillijk beoordelen
* wrong : ongegrond
* wrong : ongelijk hebbend
* wrong : onjuist
* wrong : onrecht
* wrong : onrecht doen/aandoen
* wrong : onrechtmatige daad
* wrong : slecht
* wrong : verkeerd
* wrong : verkeerde
* wrong : wantoestand
* wrung : gewrongen
* wrung : wrong
* wrung : wrongen
* x-ray : röntgenapparaat
* x-ray : röntgenfoto
* x-ray : röntgenstraal
* xanthine : xanthine
* xenon : xenon
* xenophobia : xenofobie
* xerographic : xerografisch
* xerographic copy : fotokopie
* xerography : fotokopie
* xerography : xerografie
* xerox : fotokopiëren
* xi : xi
* xylophone : xylofoon
* y'all : jullie
* yacht : jacht
* yak : jak
* yam : bataat
* yam : yam
* yam : yamswortel
* yam : zoete aardappel
* yard : binnenplaats
* yard : erf
* yard : hof
* yard : plaats
* yard : ra
* yard : yard
* yarn : garen
* yarrow : duizendblad
* yawn : gaap
* yawn : gapen
* yawn : geeuw
* yawn : geeuwen
* yawn : wijd openstaan
* ye : ge
* ye : gij
* ye : je
* ye : jullie
* ye : u
* yeah : ja
* yeah : jawel
* year : jaar
* year-book : annaal
* year-book : jaarboek
* yearly : ieder jaar
* yearly : jaarlijks
* yearly : jaarlijkse
* yearly : jaarlijkse uitgave
* yearly : jaaruitgave
* yearn : hunkeren
* yearn : reikhalzen
* yearn : smachten
* yearn : verlangen
* yearn : zuchten
* yearn : zuchten naar
* yeast : gist
* yell : blèren
* yell : brullen
* yell : bulderen
* yell : gillen
* yell : uitbrullen
* yellow : geel
* yellow : laf
* yellow : vergelen
* yellow fever : gele koorts
* yellowish : gelig
* yen : yen
* yes : ja
* yes : jawel
* yesterday : gisteren
* yesterday : van gisteren
* yet : al
* yet : alreeds
* yet : alsnog
* yet : alvast
* yet : echter
* yet : maar
* yet : niettemin
* yet : nog
* yet : reeds
* yet : toch
* yet : tot dusver
* yet : tot nog toe
* yeti : yeti
* yew-tree : ijf
* yew-tree : taxus
* yew-tree : venijnboom
* yield : afstaan
* yield : het veld ruimen
* yield : toegeven
* yield : wijken
* yield : zwichten
* yodel : jodelen
* yoga : yoga
* yoghourt : joghurt
* yoghourt : yoghurt
* yoghurt : joghurt
* yoghurt : yoghurt
* yoke : aanspannen
* yoke : het juk opleggen
* yoke : juk
* yolk : dooier
* yolk : eigeel
* yon : daar
* yon : daarginds
* yon : ginder
* yon : ginds
* yonder : daar
* yonder : daarginds
* yonder : daarheen
* yonder : ginder
* yonder : ginds
* you : aan je
* you : aan jou
* you : aan jullie
* you : aan u
* you : ge
* you : gij
* you : je-familiar
* you : jij
* you : jou
* you : jullie-familiar
* you : men
* you : naar je
* you : naar u
* you : u-polite
* you're welcome : dat geeft niet
* you're welcome : dat is niet erg
* you're welcome : geen dank
* you're welcome : graag gedaan
* you're welcome : graag gedaan done with pleasure
* you're welcome : het doet er niet toe
* you-know-who : jeweetwel
* young : aankomend
* young : afstammeling
* young : beginnend
* young : jeugd
* young : jeugdig
* young : jong
* young : jongen
* young : jongeren
* young : kind
* young : loot
* young : nakomeling
* young : onervaren
* young : pril
* young : spruit
* young : telg
* young of a wild boar :
* young of a wild boar : big
* young woman : jongedame
* younger brother : jongere broer
* younger sibling : jongere broer
* younger sibling : jongere zuster
* younger sister : jongere zus
* younger sister : jongere zuster
* youngster : borst
* youngster : jongeheer
* youngster : jongeling
* your : je
* your : jouw
* your : jullie
* your : uw
* your mom : je moeder
* yours : de jouwe
* yours : de uwe
* yours : die van jullie
* yours : het jouwe
* yours : het uwe
* yours : van jou
* yours : van jullie
* yourself : jezelf
* yourself : jijzelf
* yourself : uzelf
* youth : borst
* youth : jeugd
* youth : jeugdigheid
* youth : jongeheer
* youth : jongeling
* youth hostel : jeugdherberg
* yowl : gejank
* yowl : jank
* yowl : janken
* yowler : janker
* ytterbium : ytterbium
* yttrium : yttrium
* yuck : bah!
* yugoslavian : joegoslavisch
* yugoslavian : joegoslavische
* yuppie : yup
* yuppie : yuppie
* zap : zappen
* zeal : ambitie
* zeal : geestdrift
* zeal : ijver
* zeal : vuur
* zealous : ambitieus
* zealous : ijverig
* zealous : noest
* zealous : volijverig
* zealous : vurig
* zebra : Kaapse ezel
* zebra : zebra
* zebra crossing : zebrapad
* zebra finch : zebravink
* zebra mongoose : zebramangoest
* zeeland : zeeland
* zen : zen
* zenith : hoogtepunt
* zenith : zenit
* zephyr : zacht windje
* zephyr : zefier
* zero : nihil
* zero : nul
* zero : op nul zetten
* zeroth : nulst
* zeroth : nulste
* zest : animo
* zest : bedrijvigheid
* zest : drukte
* zest : opgewektheid
* zest : tierigheid
* zest : vertier
* zeta : zèta
* zigzag : zaagvormig
* zigzag : zigzag gaan
* zigzag : zigzaggen
* zigzag : zigzagsgewijs lopen
* zilch : nihil
* zilch : nul
* zinc : zink
* zionist : zionist
* zionist : zioniste
* zip : ritssluiting
* zip code (ae) : postcode
* zip fastener : rits
* zip fastener : ritssluiting
* zipper : rits
* zipper : ritssluiting
* zipper : treksluiting
* zirconium : zirconium
* zither : citer
* zodiac : dierenriem
* zodiac : zodiak
* zone : aardgordel
* zone : klimaatzone
* zone : singel
* zone : zone
* zoo : dierentuin
* zoologist : dierkundige
* zoologist : zoöloog
* zoology : dierkunde
* zoology : zoölogie
* zoom : zoem
* zoom : zoom
* zucchini : courgette

[[Category:E]]
[[Category:Resources]]

{{Back to the top}}