English

  • neighbourhood (UK), neighborhood (US)

Dutch

  • buurt, wijk
  • omgeving (omstreken)
  • omtrek
  • nabuurschap
  • nabijheid (m.b.t. een plaats)

References

Quotations

  • I paid a sum in the neighbourhood of €150 = ik heb rond de / om en nabij de / zo'n €150 betaald