English
- gap
Dutch
- zak (draaibankbed)
- tussenruimte, ruimte
- spouw (algemeen)
- spleetdoorlaat
- spleet (nauwe opening)
- spleet (elektrodenafstand)
- slot (van zuigerveer)
- opening
- leemte
- gat (onronde spleet)
- gat[1] (opening)
- bres
- breuk
- gaping
- gap
- bekdiepte
- [MECH.ENG.] kuil (tussen tanden)
- [WELD.] voeg
- kloof, barst, spleet
- interval
- afstand
- bergengte, ravijn, pas
- stilte
- leemte, hiaat
- tekort
- ↑ discover a gap in the market = een gat in de markt ontdekken