Dutch

  • doorboring

English

  • (met boor) drilling, boring, piercing
  • (gaatjes) perforating
  • (berg) tunnel
  • (met blikken/steekwapen) piercing, stabling, ↑ transfixion
  • (spietsing) impalement
  • (met hoorns) goring
  • (met kogels) riddling