Efficiency

From Beijerterm

Misc.

  • werkingsgraad
  • rendement (nuttig effect)
  • arbeidsrendement, werkprestatie, arbeidsprestatie (IATE[1])
  • nuttig vermogen (van een warmteinstallatie)
  • nuttigheid
  • nuttig effect (van een warmteinstallatie)
  • gebruiksgemak
  • efficiëntie (economie)
  • efficiency
  • doeltreffendheid
  • doelmatigheid
  • bruikbaarheid
  • [AUTOMOT.] effectieve werking
  • [ENERG.] beschikbaarheid (van hitte en energie)
  • nutsfactor

Van Dale EN>NL

efficiency =

  • 1 efficiëntie
    • doeltreffendheid, doelmatigheid
  • 2 bekwaamheid
    • geschiktheid, competentie
  • 3 efficiëntie
    • nuttig effect, rendement
  • 4 productiviteit
    • capaciteit, opbrengst, prestatievermogen

Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse taal (14e ed., 2005)

efficiëntie
het verkrijgen van het grootst mogelijk effect of resultaat met of uit een gegeven kracht, middel of toestand, m.n. de rationele toepassing van economische principes in het bedrijfsleven
synoniem: doeltreffendheid, doelmatigheid, efficiency


  1. IATE definitions: ‘output work per time unit’ / ‘hoeveelheid arbeid welke een werknemer in een bepaalde tijd verricht’ src: https://iate.europa.eu/search/standard/result/1612127188662/1