English

  • associated

Dutch

  • betrokken
  • bijbehorend(e), daarbij behorende, erbij behorende
  • verwant
  • aanverwant(e)
  • verbonden (risks associated with hedging = risico’s verbonden aan hedging)
  • samenhangend(e)
  • in verband staand(e)
  • geassocieerd(e)
  • gelieerd
  • gerelateerd(e)
  • verwant(e)