497 Dutch-English sewing terms
Found this somewhere online. Beware, contains a few typos and other infelicities.
- Abbreviation = Afkorting
- Above = Boven
- Accessories = Accessoires, extra benodigdheden
- Actual size = Ware grootte
- Add = Toevoegen
- Adhesive = Plakkend
- Adjacent = Tegenoverliggen
- Adjust = Aanpassen, aanpassen
- Adjustment = Aanpassing, verandering
- Advanced = Gevorderd
- Aligning = Op 1 lijn zetten
- Allowance = Extra ruimte, toeslag
- Allowed = Gegeven
- Along = Langs
- Altering = Afwisselen, veranderen
- Anchoring = Vastzetten, verankeren
- Applied = Toegepast
- Appliqué = Applicatie
- Apron = Schort
- Armhole = Armsgat
- Assembling = In elkaar zetten, samenvoegen
- Asymmetrical = A-symmetrisch
- At = Aan, bij
- Attach = Vastzetten
- Away = Weg
- Baby = Dreumes
- Back = Achterpand, rugpand, rug
- Back length = Achterlengte, ruglengte
- Backing = Achterkantstof, ondervoering
- Backstitch = Stiksteek
- Band = Band
- Basic = Basis
- Baste thread = Rijggaren
- Baste together = Aan of op elkaar rijgen
- Baste, to baste = Rijgen, op elkaar
- Batting = Tussen vulling
- Beaded = Met kralen
- Beads = Kralen
- Beadspread = Spre
- Beeswax = Bijenwas
- Below, under = Onder
- Belt = Ceintuur, riem
- Between, in between = Tussen
- Bias grain = Schuine draadrichting
- Bias tape, bias strip = Biaisband
- Bib = Slabbetje
- Bind = Omboorden
- Bind, finish = Afwerken
- Binding = Afwerkrand, boordrand, boordband
- Blade = Rolmes
- Blanket stitch = Festonsteek
- Blind hem = Blinde zoom
- Blind zipper = Blinde rits
- Block = Blok
- Blouse = Bloes, blouse
- Blunt = Stomp
- Bobbin = Spoeltje
- Bobbin thread = Ondergaren
- Bodice = Lijfje
- Book = Boek
- Border = Rand
- Bottom edge = Onderrand
- Bow = Strik
- Braid = Boordsel, galon, tres, vlecht
- Brand = Merk
- Bridal = Bruid
- Brim = Hoedrand
- Bring = Brengen
- Brocade = Brokaat
- Bust, Chest width = Bovenwijdte
- Button = Knoop
- Buttonhole = Knoopsgat
- Buttonhole stitch = Knoopsgatensteek
- Camisole = Hemdje
- Cap sleeve = Aangeknipte mouw
- Cape = Cape, pelerine
- Casing = Tunnel (elastiek)
- Centre back = Middenachter
- Centre front = Middenvoor
- Centre seam line = Middenvoornaad
- Chain stitching = Kettingnaaien
- Check = Controleren
- Chest = Borst
- Chiffon = Chiffon
- Circular = Cirkelvormig, rond
- Clip = Inknippen
- Clockwise = Met de klok mee
- Close-fitting = Nauwsluitend, streng getailleerd
- Closing = Sluiting
- Coat = Mantel
- Collar = Boord, kraag
- Contrast = Contrasterend
- Coordinating prints = Bijpassende stoffen
- Corduroy = Ribfluweel
- Corner = Hoek
- Cotton = Katoen
- Counter clockwise = Tegen de klok in
- Crease = Vouw
- Crepe = Crepe
- Crosswise = Dwarsover, kruislings
- Crotch = Kruis
- Cuff = Manchet
- Curve = Ronding
- Cut away = Wegknippen
- Cut off = Afknippen
- Cutting layout = Knipschema
- Dart = Coupenaad, figuurnaad
- Decimal = Getal achter de komma
- Decorate = Versieren
- Decorative stitch = Siersteek
- Decrease = Verkleinen
- Denim = Denim
- Design = Dessin, ontwerp
- Detachable = Afneembaar
- Diagonal = Diagonaal, schuin
- Diagram = Schets, tekening
- Dickey = Frontje
- Direction = Richting
- Distortion = Verstoring
- Doodle = Proeflapje
- Dot = Stip
- Dotted line = Stippellijn
- Double = Dubbel
- Double lines = Dubbele lijnen
- Drafting = Tekenen bij ontwerpen
- Draped = Gedrapeerd
- Draw line = Getekende lijn
- Drawstring = Koord
- Dress, gown = Japon
- Dropped shoulder = Verlaagde schouder
- Dye = Verfstof
- Ease = Ruimte
- Ease of movement = Bewegingsruime
- Ease of movement = Bewegingsruime
- Ease stitch = Grote steek
- Elastic = Elastiek
- Elasticized = Met elastiek
- Elbow = Elleboog
- Embellish = Versieren
- Embellished wearables = Versierde kleding
- Embroidery = Borduurwerk
- Ending knot = Eindknoopje
- Ends = Uiteinden
- Enlarging = Vergroten
- Equal = Gelijk aan
- Even = Gelijk
- Excess fabric = Teveel aan stof
- Extend = Verlengen
- Eye of the needle = Oog van de naald
- Fabric fold = Stofvouw
- Fabric width = Stofbreedte
- Face up = Goed kant boven
- Fastener = Sluiting
- Felt = Vilt
- Fiber = Vezel
- Fit to = Passend maken
- Flannel = Flanel
- Flap = Zakklep
- Flare = Garen
- Flat = Plat
- Flounce = Strook, volant
- Fly = Gulp
- Fold = Gevouwen
- Forward = Naar voren
- Fraying, favel = Rafelen
- Free = Vrij
- French knot = Frans knoopje
- Fringes = Franje
- Front = Voorkant
- Full size pattern = Patroon op ware grootte
- Fusible Interfacing = Strijkbare tussenvoering, vlieseline
- Fusible web = Vliesofix
- Garment = Kledingstuk
- Gather = Rimpelen
- Gaucho = Broekrok
- General materials = Algemene materialen
- Gentle curves = Zachte rondingen
- Glue = Lijm
- Gore = Geer
- Grain = Weefrichting
- Grainline = Draadrichting
- Grid = Raster, ruitpatroon
- Groove = Groef
- Grosgrain ribbon = Ribbelzijde, ripslint
- Guide = Hulpmiddel, richtlijn
- Guideline = Richtlijn
- Gusset = Spie
- Hair canvas, horse hair = Paardenhaar
- Hand sewing = Naaien met de hand
- Heat resistant = Hittebestendig
- Heat sensitive = Hittegevoelig
- Heavy (fabric) = Dikke, zware (stoffen)
- Height, hight = Hoogte
- Hem = Zoom
- Hem allowance = Zoom toegift
- High = Hoog
- Hip = Heupdeel
- Hip width = Heupwijdte
- Hip yoke = Heuppas
- Hood = Capuchon
- Hook = Haak
- Horizontal = Horizontaal, liggend
- In the ditch = In de naad
- Inch = Inch
- Included = Inbegrepen
- Indicate = Aangeven
- Inner = Binnenste
- Inner border = Binnenste rand
- Insert = inzetten, insteken
- Inside = Binnenkant
- Inside out = Binnenste buiten keren
- Interfacing = Tussenvoering
- Intricated = Ingewikkeld, zeer gedetailleerd
- Interlining = Binnenvoering
- Inverted pleat = Stolpplooi
- Invisible = Onzichtbaar
- Iron = Strijkbout
- Ironing board = Strijkplank
- Jacket = Jasje, blazer, colbert
- Jeans = Spijkerstof
- Joining = Aan elkaar zetten, samenvoegen
- Jumpsuit = Jumpsuit
- Kit = Pakket
- Knee = Knie
- Knitted = Gebreid
- Knot = Knoop (van draad)
- Lace = Kant
- Lambswool = Lamswol
- Lap (to) = Over elkaar leggen
- Lapel = Rever
- Large = Groot
- Lay = Leggen
- Layers = Lagen op elkaar
- Leather = Leer
- Leave = Weglaten
- Left = Links
- Left front = Linker voorpand
- Leg = Been, pijp
- Length = Lengte
- Lengthen = Verlengen
- Lengthwise grain = Draadrichting lengte
- Linen = Linnen
- Lining = Voering
- Loft = Dikte tussenvulling
- Long = Lang
- Loop = Lus
- Loose edge = Losse rand
- Loose-fitting = Ruimvallend
- Loosen = Losser zetten
- Lower = Verlagen
- Machine needles = Naaimachinenaalden
- Machine sewing = Machine naaien
- Magazine = Tijdschrift
- Maintenance = Onderhoud
- To make = Maken
- Marks = Markeringen
- Match = Passen bij
- Matching = Gelijk leggen
- Material = Materiaal
- Maternity dress = Positiejurk
- Measure = Maat nemen
- Measurement, size = Maat
- Medium = Medium
- Meet = Aanpassen
- Metallic thread = Metaalgaren
- Method = Werkwijze
- Metric = Metrisch
- Middle = Midden
- Midknee = Op de knie
- Mirror image = Spiegelbeeld
- Mitered borders = Randen met verstekhoeken
- Motif = Motief
- Multiply = Vermenigvuldigen
- Nap = Vleug
- Narrow = Nauw
- Narrow border = Smalle rand
- Natural = Natuurlijk
- Neck = Hals
- Neck binding = Halsbies
- Neckband = Halskoord
- Neckline = Halslijn
- Needle threader = Draaddoorhaler
- No = Geen
- Non-woven interfacing = Vlieseline, vliesvoering
- Notches = Inkepingen
- Notions = Naaibenodigdheden
- Number sequence = Nummervolgorde
- Numerical order = Nummervolgorde
- Odd shaped pieces = Vreemde vormen
- Omit (to) = Weglaten
- On point = Op punt
- One-way design = Eenrichting dessin
- Opening = Opening
- Opposite direction = Andere richting
- Optional = Naar keuze, optioneel
- Original = Oorspronkelijk, origineel
- Outer = Buitenste
- Outside = Buitenkant
- Overcast = Overhands naaien, overhandse steek
- Overlay = Overlappen
- Padding = Vulling (bij kleding)
- Panel = Pand
- Pantie = Broekje
- Paper piecing = Papieren mallen
- Parts = Delen
- Patch pocket = Opgestikte zak
- Pattern = Patroon
- Pattern pieces = Patroondelen
- Pattern sheet = Patronenblad
- Pencil = Potlood
- Pencil sharpener = Puntenslijper
- Pepium = Schootje
- Perpendicular = Loodrecht
- Petticoat = Onderrrok, petticoat
- Photograph = Foto
- Picture = Plaatje
- Piece = Deel
- Pile = Poot
- Pillow = Kussen
- Pin = Spelden
- Pincushion = Speldenkussen
- Pinked = Gekarteld
- Piping = Strook stof met koord erin
- Pivot = Ronddraaien
- Place = Leggen, plaatsen
- Placement line = Plaatsingslijn
- Placket = Paspel, passepoile, reepje
- Plaid = Schotse ruit
- Plain = Effen
- Pleats = Plooien
- Pocket = Zak
- Preshrunk = Voorgekrompen
- Press = Persen
- Print = Motief
- Pull = Trekken
- Pullover = Trui
- Raglan = Raglan
- Raglan sleeve = Raglanmouw
- Randomly = Willekeurig
- Raw edge = Onafgewerkte rand, rafelrand
- Rectangle = Rechthoek
- Reinforce, staystitch, stiffening = Verstevigen
- Remainder = Het overige deel
- Remnant = Restant
- Reverse = Omdraaien, omkeren
- Ribbon = Lint
- Right = Rechts
- Right front = Rechter voorpand
- Right side out = Goede kant buiten
- Right sides together = Goede kanten op elkaar
- Roll = Rollen
- Roll line = Rollijn
- Row = Rij
- Ruffle = Ruche
- Ruler = Liniaal
- Running stitch = Rijgstreek
- Safety pin = Veiligheidsspeld
- Sash = Sjerp
- Satin = Satijn
- Scallop = Schulp
- Scant = Krap
- Scarf = Shawl, sjaal
- Scissors = Schaar
- Scrap = Restje stof
- Seam = Naad
- Seam allowance = Naadtoeslag
- Seam ripper = Tornmesje
- Selvage = Zelfkant
- Semi-fitted = Licht getailleerd
- Semi-fitted = Licht getailleerd
- Separating zipper = Deelbare rits(sluiting)
- Sequence = Volgorder
- Serger = Lockmachine
- Servet = Napkin
- Set-in sleeves = Ingezette mouwen
- Sew = Naaien
- Sewing pattern = Naaipatroon
- Shaded = Gearceerd
- Shaft = Deel van machinenaald waar oog in zit
- Shank = Deel van machinenaald die in de machine zit
- Shape = Vorm
- Sharps = Heel scherpe naalden
- Shawl = Shawl, sjaal
- Sheer = Doorschijnende stof
- Shiny side up = Glanzende zijde boven
- Shirt = Hemd, overhemd
- Short = Kort
- Shorten = Inkorten
- Shorts = Korte broek
- Shoulder = Schouder
- Shoulder pad = Schoudervulling
- Shoulder strap = Schouderbandje
- Shoulder yoke = Schouderpas
- Shrink = Krimpen
- Shrinkage = Mate van krimp
- Side front pannel = Zijvoorpand
- Side seams = Zijnadne
- Silk = Zijde
- Single = Enkel
- Sizing chart = Maattabel
- Skill = Vaardigheid
- Skill level = Vaardigheidsniveau
- Skirt = Rok
- Slacks = Lange damespantalon
- Slash = Inknippen
- Sleeve = Mouw
- Sleeve length = Mouwlengte
- Slip = Onderjurk
- Slipstitch = Dichtnaaien met onzichtbare steekjes
- Slit = Split
- Small = Klein
- Small-scale print = Klein motiefje
- Smock = Smokken
- Smocking = Smokwerk
- Snap fastener = Drukknoop, druksluiting
- Solid fabric = Effen stof
- Solid line = Dichte lijn
- Spool = Klos
- Stain = Vlek
- Stand-away collar = Van de hals afstaande kraag
- Stitch = Steek, stikken
- Stitch length = Steeklengte
- Stitching line = Stiklijn
- Straight (of) grain = Recht van draad
- Straight edge = Rechte rand
- Straight leg = Rechte pijp
- Stretch = Rekken
- Stretch fabric = Stretch stof
- Strip = Strook
- Striped = Gestreept
- Suit = Kostuum, mantelpak
- Symmetrical = Symmetrisch
- Tab = Lipje
- Tack = Met klein steekje vastzetten
- Tailored = Op maat
- Taper = Schuin toelopen
- Tear away = Wegscheuren
- Template = Mal
- Test = Proberen
- Thimble = Vingerhoed
- Thread = Draad, garen
- Through = Door
- Tie = Strikken
- Tiered skirt = Strokenrok
- Tighten = Strakker zetten
- Toddlers = Peuter, kleuters
- Together = Samen
- Tools = Gereedschap
- Top = Bovenkant, topje
- Topstitch = Doorstikken
- Tracing paper = Patroonpapier
- Trade to = Overnemen, overbrengen
- Train = Sleep
- Transfer = Overnemen, overbrengen
- Trim = Naad bijknippen
- Trimming = Garneerstof, garnering
- Trousers, pants = Broek
- True bias = Schuin van draad
- Try on, to fit = Passen
- Tuck = Plooitje, ruimte
- Tunic = Tuniek
- Turn (a facing) = Beleg naar binnen slaan
- Turn up (hem) = Zoom naar binnen slaan
- Twee = Paar
- Tweed = Tweed
- Two-way design = Dessin in 2 richtingen
- Under = Onder
- Underarm = Onderarm
- Uneven = Oneven
- Upper = Bovenste
- Upper arm width = Bovenarm wijdte
- Value = Waarde
- Velcro = Klittenband
- Velvet = Fluweel
- Vest = Gilet
- Vest = Mouwloos jasje, vestje, gilet
- View = Aanzicht
- Waist width = Taillewijdte
- Waistband = Tailleband
- Walking foot = Boventransportvoet
- Wall hanging = Wandkleed
- Warp = Schering
- Weft = Inslag
- Welt pocket = Paspelzak
- Wide border = Brede rand
- Width = Breedte
- With nap = Met vleug
- Without nap = Zonder vleug
- Wrap = Omslingeren, wikkelen
- Wreath = Krans
- Wrinkles = Kreukels
- Wrist = Pols
- Wrong side = Verkeerde kant
- Yardage = Benodigde stof
- Yoke = Pas
- Zig zag stitching = Zig zag steken
- Zipper = Rits