English

  • regime
  • regimen

Dutch

  • regime; syn: system
  • bewind
  • staatsstructuur, staatsvorm, regeringsstelsel
  • dieet

Van Dale

  1. staats­be­stel, re­ge­rings­stel­sel (veel­al met een ne­ga­tie­ve bij­ge­dach­te) • een com­mu­nis­tisch, dic­ta­to­ri­aal, fas­cis­tisch, mi­li­tair re­gi­me
  2. ge­heel van ju­ri­di­sche re­gel­ge­ving ook als twee­de lid in sa­men­stel­lin­gen als de vol­gen­de, waar­in het eer­ste lid aan­geeft voor welk ge­bied het re­gi­me geldt: goederenregime, huwelijksgoederenregime, huwelijksvermogensregime, rechtsregime, ver­mo­gens­re­gi­me
  3. ge­heel van voor­schrif­ten mbt. da­ge­lijk­se gang van za­ken in kloos­ters, in­ter­na­ten, ge­van­ge­nis­sen enz.
  4. ge­heel van leef­re­gels mbt. een le­vens­wij­ze of di­eet • BE; spreek­taal op re­gi­me staan op di­eet zijn
  5. uit­oe­fe­ning van be­stuur
  6. weg- en wa­ter­bouw aard van de stro­ming van een ri­vier = wa­ter­re­gi­me