Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Termhotel.com at: https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
na - achter, bij, dichtbij, later, volgend na (Lat.) - post na aan het hart - bemind,geliefd, dierbaar na afloop - achteraf, nadat na afloop praten - napraten na aftrek van de kosten - netto na bepaalde tijd - later na bloedverwant - namaag na Christus - A.D.,N.C. na de dood - hiernamaals, postuum na de dood plaats hebbend - post-mortaal na de dood verschijnend - postuum na de geboorte - postnataal na de stichting van de stad (Rome) - A.U.C, (ab urbe condita) na de tijd dat - nadat na de uitval gepareerd te hebben - riposteren na dezen - hierna na die dag - na dato na die tijd - daarna, dan, nadat, nadien, toen, verder, vervolgens, voorts na dit - post hoc na dit leven - hiernamaals na dit of dat - hierna na één jaar - p.a. (postannum) na elkaar - achtereenvolgend na elkander - achtereenvolgens na gewone tijd - laat na het eten gezellig blijven - napraten, natafelen na het genoemde gebeuren - nadat na kennisneming bekrachtigd - gezien na rijp beraad - achteraf, later, naderhand, weloverwogen na twaalf uur - n.m., (Eng.) p.m. na vergelijking - coll (collatis) na verloop van - na(dat) na verloop van tijd - daarna, later, nadat na verloop van zekere tijd - later, mettertijd, nadat na zekere tijd - daarna, nadien, nadat, later naad - hechting, kier, las, reet, scheiding, spleet, torn, voeg naad in rok - spleet naad tussen twee beenderen - sutuur naadloze gewalste buis - mannesmannbuis naadspant - naadlijst naaf - aad, as, aspunt, spil naafring - naafband naaidoosje - necessaire naaidopje - vingerhoed naaien - handwerken, hechten, herstellen,, naaldwerken, passen, verstellen naaies (Z.N.) - naaister naaietui - menagère, necessaire naaigarnituur - etui naaigereedschap - draad, garen, garnituur, haak, naald, oog, schaar , speld, speldenkussen, stopnaald, vingerhoed naaigerei - centimeter, draad, garen, garnituur, haak(je), knoop(je), naaimachine, naald, naaldenkoker, oog, rokmeter, rijggaren, schaar, speld, speldenkussentje, stopnaald, vingerhoed naaijuffrouw - coupeuse, modinette, naaimeisje, naaister naaimug naaimand - handwerkmand naairing - kleermakersduimring naaisel - naaiwerk naaisteek - matrassteek, rijgsteek, zigzagsteek naaister - costumière, coupeuse, grisette, handwerkster, machinestikster, mestikster, midinette, modinette naaister in confectie-atelier - coupeuse, modinette naaister in een Parijs atelier - midinette naaistertje - grisette naaiwerk - verstelwerk naakt - adamskostuum, bar, bloot, kaal, onbedekt, onbegroeid, onbehaard, onbekleed, onbeschut, ontbloot, ongekleed, ontkleed, poedelnaakt naakt figuur - nuditeit naakt hollen - streaken naakt kieuwige weekdieren - eoliden naakt lopen - nudisme naaktbloeier - herfsttijloos naaktbloemig - nudiflorus naaktcultuur - nudisme naakte slak (huisloos) - aardslak naaktheid - adamskostuum, nuditeit, paradijskostuum naaktkieuwige weekdieren - eoliden naaktkieuwige zeeslak - aeolis naaktlopen - streaken naaktloper - adamiet, naturist, nudist naaktloperij - nudisme naaktstudie - naaktschilderij naaktvarens - polypdiaceën naaktzadig - gymnosperm naaktzadigen - coniferen, ceder, cypres, den, gymnospermen, jeneverbes, jeneverstruik, lork, mastboom, naaldboom, pijn(boom), spar, taxis, varen . naald - compaswijzer, dennenaald, evenaar (balans), gedenknaald, gedenkteken, gedenkzuil, naainaald, obelisk, priem, pijnboomnaald, speld, spits, stift, stopnaald, torenspits, wijzer, zuil (spitstoelopend) naald van Cleopatra - eremurus naald van een balans - evenaar naaldaar - setaria naald van een balans - evenaar naaldboom - conifeer, ceder, cypres, den, ijf, jeneverstruik, lariks, lork, mastboom, pijn(boom), spar, taxus, varen naaldbomenaanplant - pinetum naaldbomenhout - dennehout, naaldhout, vurehout naaldbomenwoud in Siberië - taïga naaldboom - ceder, conifeer, cypres, den, denneboom, green, jeneverbes, jeneverstruik, lariks, lork, mastboom, pijnboom, spar, sparreboom, taxis, taxus, varen, ijf, ijfel naaldbos - dennenbos naaldenkervel - scandix naaldgaatje - oog(je) naaldgewas - denneappel naaldhouder - acaternaculum naaldinfectie - serumhepatitis naaldkunst - borduurkunst, borduurwerk, broderie naald of priem - als naaldscherp - puntig, spits, venijnig, vlijmscherp naaldsteek - acupunctuur naàldtekening - ets, gravure naaldvak - borduren, breien, haken, naaien naald van een balans - evenaar naald van een klok - wijzer naaldvis - inktvis, nautulus, snaper, sneper, zeenaald, zeepaardje naaldvissen - syngmathidae, zeenaalden, zeepaardjes naaldvormig - puntig, pyramidaal, spits naaldvormige schelp - terebra naaldvormige steen - monoliet, obelisk naaldwerken - borduren, breien, haken, naaien naaldwoud (Siberië) - taiga naam - aanduiding, bekendheid, benaming, beroemdheid, betiteling, eer, faam, name, noemen, nomen, renommee, reputatie, publiciteit, roep, roem, titel, van naam aanduiden - noemen naam , Arab. - Ali, Omar naam betreffende (de) - nominaal naam geven - bestempelen, dopen, heten, noemen naamgeving - benaming, doop naam gevormd naar de naam van de moeder - metronymicum naam in Openbaring genoemd - Magog naam letterkeer - anagram naam, naar de - nominaal naam uit de Griekse mythologie - Agamemnon, Aprhodite, Iphigenia naam uit de mythologie - Parthenia naam van Amerikaans president – Coolidge, Eisenhower, Johnson, Kennedy, Lincoln, Nixon, Obama, Rooseveld, Truman, Washington, Wilson naam van Amerikaanse volkszangeres - Baez naam van apostelen - Andreas, Bartholomeus, Filippus, Jacobus, Johannes, Lucas, Mattheus, Nathanaël, Paulus, Petrus, Simon, Thaddeus, Thomas naam van Arabisch vorst - AIi, Omar naam van bekende diamant - Cullinan, Excelsior, Florentijner, Grootmogel, Kohinoor, Orlow, Paragon, Regent, Shah, Sancy, Wittelsbach naam van bekend Italiaans geslacht - Borghese, Medici, Orsini naam van bekend vorst over Palestina - Herodes naam van de blauwe reiger - aalpadreiger naam van de duivel - mefisto(teles) naam van de duivel uit boek Tobias - asmodeus naam van de keizer van Ethiopië - Negus naam van de vierde planeet - Mars naam van diamanten die meer dan 100 karaat wegen - paragon naam van een bekende dierentuin - Artis, Blijdorp, Burgers, Ouwehand naam van belasting - grondbelasting, inkomstenbelasting, loonbelasting, successierechten naam van Belgische toneelspeler - Sion naam van Ceres - Demeter naam van de eerste letter van het Griekse alfabet - alpha naam van dertien pausen - Leo naam van de keizer van Duitsland - Wilhelm, Otto, Karel, Ferdinand, Frederik, Sigismund naam van de Keizer van Ethiopië - Negus naam van de laatste letter van het Griekse alfabet - Omega naam van de Messias - Immanuel naam van een belasting voor 1789 - taille naam van een bioscoop - City, Odeon, Apollo, Tuschinski naam van een boek - titel naam van een Boheems geestelijke - Hus naam van een bos - 1o, 1oo, woud naam van een dagblad - A.D., Handelsblad, Parool, Trouw, Waarheid, Telegraaf, Volkskrant, naam van een diamant - kohinoor naam van een Engels koningshuis - Tudor, Stuart, Windsor, Hannover naam van een Engelse koning - George, Hendrik, Henry, Karel, Richard naam van een Engelse koningin - Elizabeth, Mary, Victoria naam van een film - thriller, western naam van een Franse koning - Charles, François, Henri, Louis, naam van een gebouw in Amsterdam - Beurs, Munt, Paleis, Rai, Rijksmuseum, Westertoren naam van een gebouw in Granada - Alhambra naam van een gebouw in Leiden - Lakenhal naam van een gebouw in Madrid - Prado naam van een gebouw in Milaan - Scala naam van een gebouw in Rotterdam - Doelen, Euromast naam van een gebouw in Utrecht - Domtoren, Jaarbeursgebouw naam van een geheime bond in Sicilië - maffia naam van een gewrichtsziekte - leewater naam van een graaf - Dirk, Filips, Floris, Jan, Karel, Willem naam van een gravin - Ada, Amalia, Jacoba, Margaretha naam van een heldendicht - Aeneis, Beowulf, Edda, Ilias, Odyssee naam van een hoogte - berg, donk, gaast, geest, hil, terp, top, vluchtheuvel, wierd, woerd naam van een in Frankrijk voor de revolutie geheven belasting - taille naam van een Indische eilandengroep - Banda naam van een joodse wijk - ghetto naam van een kalief - Ali, Omar, Haroen naam van een kerkhervormer - Calvijn, Luther, Hus, Wiclif, Zwingli, naam van een kleine stroom - Aa, Ee naam van een kozakkenhoofdman - hetman naam van een kunststijl - barok, gotiek, rococo, tudor naam van een legendarische Engelse koning - Lear naam van een meteorenkrater - arizona, aouelloul, boxhole, dalgaranga, henbury, kaalyaru, lingava, odessa, ries, toengoeska, wabar naam van een meteorenzwerm - Andromediden, Arietiden, Cepheïden, Cygniden, Draconiden, Geminiden, Leoniden, Lyriden, Orioniden, Perseïden, Quadrantiden, Tauriden, Ursiden naam van een Mexicaanse minister- Casperios naam van een Mexicaanse schrijver - Reyes naam van een museum in Amsterdam - Rijksmuseum, Tropenmuseum naam van een museum in Den Haag - Mauritshuis, Mesdag naam van een museum in Leningrad - Hermitage naam van een museum in Londen - Tate naam van een museum in Rotterdam - Boymans naam van een museum in Utrecht - Brandweermuseum, spoorwegmuseum naam van een muskietengeslacht - anofeles naam van een muzikale compositie - tarantella naam van een onderscheiding op filmgebied - Oscar naam van een opera - Aida, Carmen, Faust, Fidelio, Manon, Tosca, Othello, Oberon, Zauberflöte naam van een operagebouw - odeon naam van een papegaai - lorre naam van een planeet - Aarde, Mars, Mercurius, Neptunus, Jupiter, Pluto, Saturnus, Uranus, Venus naam van een paus - Alexander, Anastatus, Benedictus, Bonefacius, Christophorus, Clemens, Gelasius, Hadrianus, Honorius, Innocentius, Johannes, Lando, Leo, Lucius, Marinus, Paschalis, Pius, Romanus, Sergius, Stephanus, Sylvester, Theodorus, Urbanus, Victor naam van een persoon tussen 15-20 jaar - tiener naam van een planeet - aarde, Jupiter, Mercurius, Neptunus, Pluto, Saturnus, Uranus, Venus naam van een plein - Dam, Malieveld naam van een priestervereniging - oratorium naam van een reusachtig dier - Behemot(h)
naam van een R.K. vereniging tegen alcoholisme - Sobriëtas naam van een Romeins keizer - Antonius, Augustus, Claudius, Galigula, Hadrianus, Nero, Severus, Titus, Tiberius, Trajanus naam van een rustoord - elim naam van een schildersfamilie - Breughel, Israëls, Maris, Toorop naam van een Spartaanse koning - Leonidas naam van een Spartaanse koningin - Agis naam van een staat in Oceanië - Maori naam van een stekelige heester - berberis, braam naam van een ster - Acharnach, Alcor, Aldebaran, Algol, Altair, Antares, Arcturus, Betelgeuze, Capella, Castor, Deneb, Denebola, Fomalhout, Gemma, Mira, Mizar, Pollux, Poolster, Procyon, Regulus, Rigel, Sirius, Spica, Unuk, Wega naam van een sterrenbeeld - Adelaar (of Arend), Andromega, Boötes (of Berenhoeder), Cassiopeia, Dolfijn, Draak, Hercules, Jachthonden, Kreeft, Leeuw, Lier, Maagd, Melkweg, Orion, Pegasus, Perseus, Plejaden, Ram, Schorpioen, Schutter, Steenbok, Stier, Tweelingen, Vissen, Wagen, Wagenman, Walvis, Waterman, Weegschaal, Zevengesternte, Zwaan, Zuidervis naam van een Thebaans koning - Oedipus naam van een vaste ster - rigel naam van een volk in de oudheid - Assyriërs, Azteken, Babyloniërs, Etrusken, Foeniciërs, Inca's, Meden, Perzen naam van een Zweeds koningshuis - Wasa, Bernadotte naam van Engeland - Albion naam van Engelse koning - Hendrik, Richard, George, Henry, Karel naam van Engelse koningin - Mary, Elizabeth, Victoria naam van evangelisatiegebouwen - elim naam van film - thriller, western naam van Frankrijk - Marianne naam van geheime bond in Sicilië - Maffia naam van God bij de moslims - Allah naam van gereedschappen - kaliber naam van heilige stukjes - relikwie naam van Indische eilandengroep - Banda naam van Israël - Jacob, Palestina naam van Jacob - Israël naam van Jahwe - Adonai (Israël) naam van Javaans bestuursambtenaar - wedana naam van keizer van Ethiopië - Negus naam van Klein-Azië - Anatolië naam van kleine stromen - Aa. Ee naam van meerdere rivieren - Aa, Ee naam van museum in München - Pinakothek naam van Odin - Alvader naam van oud-Egyptische stad - Busiris . naam van padvindersbijeenkomst - jamboree naam van Pausen - Alexander, Benedictus, Bonifacius, Celestinus, Clemens, Gregorius, Innocentius, Johannes, Leo, Paulus, Pius, Stephanus, Sixtus, Urbanus naam van Romeinse keizer - Antonius, Augustus, Claudius, Hadrianus, Nero, Severus,Tiberius, Titus naam van 5 Spartaanse overheidspersonen die toezicht moesten uitoefenen op de naleving van de wetten - eforen naam van tijdschriften - magazine naam van verschillende aromatische verbindingen - fenol naam van verschillende zouten - nitraten, salpeter naam van volk in de oudheid - Assyriërs, Azteken, Foeniciërs, Inca's, Meden naam van zeer oude stad - Ur naam voor barnsteen - elektron naam voor Christus - Emanuel,Immanue, Messias naam voor de stoffen met vitaminewerking - ergon naam voor een bos - loo naam voor een fiets - kar naam voor een losstaand stuk rietland - bod naam voor een nors man - nabal naam voor een ontginning - rade, rode naam voor een rustoord - Elim naam voor een stekelige heester - braam, berberis naam voor Noach - Noë naam voor oud-Turkse waardigheid.- Beg, Beij naam voor oud-Zweedse waardigheid - Cöspërs naamboek - onomasticon naambord - naamplaat naambord boven een winkel - uithangbord naamcijfer - monogram naamdag - verjaardag naamdicht - acrostichon naamgenoot - genan, genant, genante, homoniem naamgever - eponymus naamgever aan een werelddeel - Amerigo naamgeving - benaming, benoeming, bestempeling, denominatie, doop, kwalificatie, noeming, nomenclatuur, titulatuur, naamgeving volgens vaste regels - nomenclatuur naamindeling - nomenclatum naamkunde - onomastiek naamlijst - index, kohier, nomenclatuur, onomasticon, register, rol, tabel naamlijst op een schip - monsterrol naamloos - anoniem, onbekend, ongetekend, n.n. naamloosheid - anonimiteit naamloze vennootschap - N.V., (Eng.) Ltd, (Frans) SA, (Duits) AG. naamlijst - catalogus, index, klapper, ledenlijst, nominatie, onomasticon, register, rol,tabel naamplaat - naambord naamregister - nomenclatuur naamroof - diffamatie, eerroof, laster naamrovend - lasterlijk naamsoverdracht - metonymie naamspeldje - badge, insigne, kenteken naamsverandering - antonomasia, metonymia naamsverzwijging - anonimiteit naamtekening - handtekening, signatuur, ondertekening naamtrek - paraaf naamval - ablatief, accusatief, casus; datief, genitief, nomen, nominatief, vocatief naamval, 1e - nominatief naam verandering - omdopen naamvers - acrostichon, naamdicht, naamwisseling - antonomasia, metonymie naamwoord - nomen naamwoordelijk - nominaal naamwoordelijk deel van het gezegde - predikaatsnomen na-apen - imiteren, nabootsen, nadoen, navolgen na-aper - imitator na-aperij - imitatie, nabootsing, navolging naar - affreus, akelig, bar, belabberd, benauwd, beroerd, doods, droevig, ellendig, eng, erg, guur, lam, lamentabel,lamlendig, lastig, luguber, luidens, misselijk, onaangenaam, onbehaaglijk, onfris, onpasselijk, onprettig, onwel, rot, slecht, vervelend, somber, treurig, triest(ig), vervelend, volgens, walgelijk, wee, ziekelijk, zoals naar aanleiding van - n.a.v., ingevolge, tengevolge naar achteren - achteruit, terug naar adem snakken - hijgen naar alle kanten - her, overal, rommentom, rondom, naar alle waarschijnlijkheid - allicht naar bed gaan - rusten, slapen naar behoren - behoorlijk, betamelijk, correct, fatsoenlijk, goed, juist, netjes, patent, terdege, terecht, voldoende naar behoren inrichten - ordenen, rangschikken, regelen naar believen - desgewenst naar beneden - afdalen, afgaan, dalen, neder, neer, neerdalen, neerwaarts, omlaag, terneder, terneer naar beneden buigen - hellen, neigen naar beneden gaan - (af)dalen, dalen, neer, neergaan, omlaag, teneer, zakken naar beneden gekrompen mensenteen - hamerteen naar beneden glijden - afglijden naar beneden komen - afkomen, dalen, neerdalen, vallen naar beneden laten - aflaten, neerlaten naar beneden slaan - neerslaan, omslaan naar beneden stoten - neerstoten naar beneden trekken - halen, trekken naar billijkheid - e,a.e.b. naar binnen - erin naar binnen buigen - inbuigen naar binnen gaan - ingaan naar binnen gericht - introvert naar binnen geslagen deel van boekomslag - flap naar binnen gevouwen rand - inslag naar binnen halen - inhalen naar binnen rijden - inrijden naar binnen slaan - verzwelgen naar binnen toekeren - devotie naar binnengekeerdheid - introversie, introvertie naar boven - braken, grootbrengen, meevoeren, omhoog, opbrengen, opgeven, opleveren, opmalen, opperdan, opvoeden, op(waarts), voortbrengen naar boven (Lat.) - sursum naar boven gaan - klimmen, rijzen, stijgen, naar boven gericht - gestegen, omhoog, op, opgaand, opwaarts naar boven klauteren - klimmen naar boven smaller toelopend - tops (houthandel) naar boven toelopend - taps naar boven trekken - hijsen naar boven uit steken - opsteken naar bruin zwemend donkergrijs - taupe naar buiten - eruit naar buiten brengen - uiten naar buiten doen - luchten naar buiten gaan - uittreden naar buiten gekeerd - extravert naar buiten gericht - extravert naar buiten kijken - uitzien naar buiten uitstekend - prominent naar de aarde gericht - geotropisch naar de afzender terugsturen - retourneren naar de andere wereld helpen - vermoorden naar de eis - patent naar de galg - adpatibulum naar de geest - mentaal naar de gewoonte - gebruikelijk, gemeenlijk, usueel naar de hel verwijzen - verdoemen naar de hoogte strijken - opstrijken naar de kant - opzij naar de kelder zenden - kelderen naar de laatste mode - hip, modieus naar de laatste smaak - modieus naar de leer van Plato - platonisch naar de letter - letterlijk, scrupuleus naar de linkerzijde - linksom naar de mens - adnominem naar de mode - modieus naar de moeder genoemd - metronymisch naar de mond praten - huichelen, lijmen, slijmen, vleien naar de mond toe - oraal naar de naam - nominaal naar de oude mode - ouderwets naar de overkant gaan - oversteken naar de regel - gebruikelijk, gewoon, normaal, normaliter, naar de regel der kunst - l.a. (leges artis) naar de regelen der kunst - s.a. naar de schijn - schijnbaar, zogenaamd naar de stad - stadwaarts naar de stijl van Rembrandt - rembrandtiek naar de toon - tonaal naar de vorm - formeel naar de vijand overlopen - deserteren naar de vorm - formeel naar de waarheid - eerlijk, oprecht naar de wind richten - brassen naar deze plaats - hierheen naar deze zijde - hierheen naar die zijde - daarginder, daarheen, derwaarts, ginds naardien - aangezien, omdat, vermits naar die plaats - daarheen naar een aangewezen plaats brengen - aanbrengen naar een ander land verhuizen - emigreren naar een betrekking dingen - solliciteren naar een komende toe - tegemoet naar een punt kijken - staren naar een strafkolonie brengen - deporteren naar een voorbeeld drukken - nadrukken naar een voorbeeld haken - nahaken naar eer en billijkheid - fair naar eer en deugd - billijkheid, fair naar elders vluchten - wegvlieden naar elkaar toe - ineen naar en ziekelijk - akelig naar evenredigheid - betrekkelijk, navenant, proportioneel, rata, rato naar evenredigheid verdelen - quoteren naargeestig - akelig, bekommerd, droevig, luguber, somber, treurig naar gelang - naarmate, navenant, overeenkomstig naar gelijk - zo naar genoegen - goed, tevreden, voldaan naar gewoonte - gewoonlijk, usueel naar ginds - gindsheen naar goeddunken - ad libitum. naar goedvinden - ad libitum naar graden afdelen - gradueren naar graden indelen - gradueren naar hartelust te werk gaan - grasduinen naar hedendaagse opvattingen inrichten - moderniseren naarheid - akeligheid, ellende naar het aantal - numerair naar het gebruik van de dag - modieus naar het genoemde - ernaar naar het genoemde toe - erheen naar het getal - numerair naar het hoogste - climax naar het kompas richten - oriënteren naar het licht toegroeien - fototaxis naar het middelpunt - centripetaal, middelpuntzoekend naar het midden toe - mediaal naar het nummer - numeriek naar het punt van uitgang - retour, retro, terug naar het vaderland terugkeren - repatriëren naar hun mening - h.i., n.h,m. naar iemand noemen - vernoemen naar iemand roepen - toeroepen naar iemand rook blazen - aanblazen naar iemand toe dragen - aandragen naar iets overhellen - inclineren, neigen naar iets snakken - dorsten naar iets streven - ijveren naar iets toe buigen - aanbuigen naar iets toe dingen - aspireren naar ik meen - m.i. naar kerkgebruik - liturgisch naar keuze - arbitrair, facultatief, vrijwillig naar kind - drein, nest, kreng, serpent naarling - beroerling, engerd, etre, etter, klier, lelijkerd, loeres, mispunt, secreet, spook naar links - linksaf naar mate van - naargelang naar meisje - nest naar mens - aterling, ellendeling, être, etter, gemenerik, lammeling, kreng, lammelot, loeder, naarling, sekreet naar mijn bescheiden mening - n.m.b.m. naar mijn mening - n.m.m. naar mijn mening - m.i. naar omhoog (Lat).- sursum, hemelwaarts, omhoog, stijgen naar omhoog gaan - stijgen naar omhoog leiden - opleiden naar omlaag - dalen, neder, neer, teneer, terneder, terneer naar onze mening - o.i., n.o.m. naar opzij - zijwaarts naar ouder gewoonte - traditioneel naar persoon - naarheid, naarling, naaroog naar punt van uitgang - terug naar raad luisteren - horen naar rechts - rechtsaf naar schepsel - engerd, etre, naarling naar sla smakende en komkommerachtige plant - bernage naar te hopen is - hopelijk naar toe - heen naar twee kanten - bilateraal naar twee zijden - bilateraal naar vaste maatstaf gemaakt - gestandaardiseerd naar verhouding - advenant, avenant, betrekkelijk, gelang, navenant, relatief, evenredig, proportioneel, pro rata, naar verhouding verdelen - cotiseren, quotiseren naar verkiezing - facultatief naar voren brengen - aanvoeren, opperen naar waarheid - eerlijk, fair, ongelogen, oprecht naar welgevallen (muz.) - piacevole naar wij menen - o.i. naardien - omdat, naar, aangezien, daar naargeestig - akelig, beklemmend, bekommerd, doods, droef, droefgeestig, hypochonder, luguber, melancholiek, mistroostig, neerslachtig, somber, treurig, triest, zwaargeestig, zwaarmoedig, naargeestigheid - hypochondrie naargelang - naarmate, navenant, overeenkomstig naarheid - akeligheid, afgrijselijkheid, ellende naar het getal - numerair naar het punt van uitgang - terug naarling - aterling, être, engerd, etter, etterling, klier, loeres, mispunt, spook naarmate - naargelang, volgens naar omlaag - neder naarstig – actief, arbeidzaam, diligent, diligence, fervent, gehaast, laboreus, nijver, onverdroten, werkzaam, noest, ijverig, vlijtig, vlug naarstigheid - vlijt, ijver naar te hopen is hopenlijk naar twee kanten - bilateraal naar twee kanten gericht - polair naar verhouding - advenant, betrekkelijkevenredig, relatief naar verhouding gelijk – evenredig naar voen brengen - lanceren naar waarheid - eerlijk, oprecht naar wat – waarheen naar wens – goed, wel naar wezen – etre naar zich toehalen - trekken naast – afzijdig, benevens, bezijden, dichtbij, dichtst, intiemst, kortst, mis, nabij, neven, nevens naastbestaande - bloedverwant, familielid naast de deur - vlakbij naast de wervels - paravertebraal naast elkaar beschouwen - monsteren naast elkaar bestaan - coëxistentie, coëxisteren naast elkaar op dezelfde lijn plaatsen - juxtaponeren naaste - buur, evennaaste, evenmens, geloofsgenoot, medebroer, medemens, volksgenoot naaste bloedverwanten van moederszijde - cognaten, spillemagen naaste bloedverwanten van vaders zijde - agnaten naast elkaar op dezelfde lijn plaatsing - juxtapositie naast elkaar schikken - vlijen naast of langs - terzijde naaste medewerkers - staf naasten - annexeren, inpikken, toe-eigenen naastenliefde - caritas naaste omgeving - heem, omtrek naaste omgeving van Amsterdam - Amstelland naaste omgeving van Arnhem - Veluwe(zoom) naaste omgeving van Breda - Baronie naaste omgeving van Groningen - Ommelanden naaste omgeving van Hilversum - Gooi(land) naaste omgeving van Parijs - Banlieu naaste omgeving van 's-Hertogenbosch - Meierij naaste omgeving van Zutphen ¬ - Graafschap naaste stand ener planeet bij de zon - perihelium, (verste is Afelium) naaste (ten - bij) - bijkans, bijna, haast, nagenoeg naasten - aanboorden, annexeren, buren, toe-eigenen naastenliefde - agapé, altruïsme, caritas, charitas, mensenliefde naast gelegen - aangrenzend, belendend naasting - annexatie naasting van kerkelijke goederen - secularisatie naast wonende - buur (man), buurjongen, buurmeisje, buurvrouw, nabuur, vrouw naat - dubbelkristal naatje - pet, waardeloos nabauwen - herhalen na bepaalde tijd - later naber - buur, buurman, nabuur nabericht - bijvoegsel, narede, naschrift, postscriptum, P.S. nabestaande - bloedverwant, dochter, familielid, kind, kleinkind, naverwant, maag, zoon nabetalen - aanzuiveren, postnumereren nabetrachting - beschouwing, epiloog, meditatie, nabeschouwing, narede, overdenking Nabloes - Nabelus, Sichem nabij - naast, dichtbij, ongeveer, omtrent nabijgelegen - aangrenzend nabijheid - buurt, dichtbijzijn, nabuurschap,omgeving, omtrek, proximiteit nabijliggend - dichtbij nablaffen - naschreeuwen, nalopen nablijven - overblijven, schoolblijven nablikken - naoben nabloeien - epigonisme nabloeier - epigoon nabob - onderkoning, gouverneur nabootsen - imiteren, na-apen, nadoen, nastreven, navolgen, namaken, parodiëren, pasticheren, reproduceren, simuleren nabootsen door gebarenspel - mimeren nabootsen van een toestand - simulatie nabootsend woord - onomatopee nabootsende uitbeelding in de kunst - mimesis nabootser - copiist, epigoon, imitator, kopiist, naaper, nabloeier nabootsing - afbeelding, bedrog, beeld, conterfeitsel, copie, facticiteit, imitatie, konterfeitsel, mimesis, na-aperij, namaak, navolging, parodie, persiflage, reproductie, simulatie, surrogaat nabootsing der aarde - georama, globe nabootsing, luchtige - parodie nabootsing van een draperie als decor - lambrekijn nabootsing van een kunstwerk - pastiche nabootsing van een rol perkament - cedel, ceel nabootsing van een tekening - facsimile, reproductie nabootsing van het binnenste van de aarde - georama nabootsing van het geluid van de kwartel - kwikmedit nabootsing van het geluid van een stoot of slag - pof nabootsing van kippengeluid - tok nabootsing van klank in woord – onomatopee nabootsing van mens of dier in hout, metaal enz. - beeld naboth - stijfkop nabout - koppelbout, spanbout naburig - aangrenzend, aanliggend, belendend, contigu, dichtbij, naastgelegen, nabijgelegen, omliggend nabuur - buur, buurman nabuur van Nederland - België, Duitsland nabuurschap - nabijheid, proximiteit nabij - aangrenzend, belendend, dichtbij, naast, nabijgelegen, naburig nabij de luchtpijp - peribronchiaal nabij de Zuidpool gelegen - antarctisch nabijgelegen - aangrenzend, aanliggend, belendend, naastgelegen, naburig nabijliggend - dichtbij nabijheid - buurt, dichtbijzijn, entourage, nabuurschap, omgeving, proximiteit nacalculatie - naberekening nacht - (Lat) nox, duisternis nacht met volle maan - maannacht nacht of dag vóór een hoge R.K. feestdag - vigilie nacht van 30 april op 1 mei - Walpurgisnacht nachtaap - mirikina nachtanker - plechtanker nachtasiel - baaierd nachtbel - nachtschel nachtblaar - nachtgezwel nachtblindheid - hemeralopie nachtbloeiers - nyctaginaceae nachtbloem - nachtschade, hyctanthes, teunisbloem nachtbraken - lucubratie, lucubreren, pierewaaien nachtbraker - doorzakker, fuifnummer, labberlot, nachtvlinder, nostambule nachtbroek - slaapbroek nachtclub - bar, dancing, disco, floorshow nachtdienst - nachtwake, wacht nachtdier - kalong, vampier, vleermuis, uil nachtdoek - nachtdas nachtduivel - incubus, nachtmerrie nachtegaal - filomeel, philomele nachtegaal rietzanger - snor nachtelijk - duister, donker, nocturne nachtelijk feest van heksen - heksensabbat nachtelijk feestmaal - reveillon nachtevening - aequinocition nachteveningspunt - herfstpunt, lentepunt nachtfeest - reveillon nachtgast - slaapgast nachtgeest - spook nachtgelegenheid - dancing, nachtclub nachtgewaad - babydoll, hansop, nachthemd, nachtjapon, nachttoilet, negligé, pon, py(j)ama, slaapmuts nachtgezicht - nachtvisioen, nachtgezwel - nachtblaar nachtglas - nachtkijker, zandloper nachtgoed - nachtgewaad nachthagedis - gekko, tokeh nachthemel - sterrenhemel nachthemellicht - airglow nachthuis - nachtcafé, speelhuis nachthuisje - kompaskast nachtkastje - nachttafeltje nachtkleding - hansop, nachtgewaad, nachthemd, pon, pyama, pyjama nachtkoekoeksbloem - melandrium nachtkot - nachtkroeg nachtkras - nachtkrabbel nachtkwartier - caravan, hotel, kooi, logement, logies, motel, nachtverblijf, nest, onderdak nachtlamp - nachtlicht nachtlampje - pelita, veilleuse nachtleger - bed, bivak, brits, hangmat, kantonnement, kermisbed, kooi, ledikant, legerplaats, slaapplaats, slaapzak, sponde, nachtverblijf, opklapbed, veldbed nachtleger van soldaten - bivak nachtleger van vliegend wild - roest nachtleger voor mensen - bed nachtlichtje - nachtpit nachtloopster - del, slet nachtloper - lichtmis nachtmaal - avondmaal, H.A. nachtmaalsbeker - avondmaalsbeker nachtmannetje - duivel, geest, spook nachtmerrie - alf, angstdroom, bietebauw, cauchemar, drud, elf, incubus, kwelgeest, maar, mare, schrikbeeld nachtmuts - mopmuts, slaapmuts nachtmuziek - serenade, nocturne nachtorchis - platanthera nachtpak - piama, pyjama nachtpauwoog - saturnia nachtpermissie (mil.) - nachtverlof nachtraaf - kwak, nachtreiger nachtratel - nachtzwaluw nachtreiger - kwak nachtronde - patrouille nachtroofdier - hyena, jakhals nachtroofvogel - kerkuil, steenuil, torenuil, velduil, uil nachtrust - slaap nachtschade - aardappel, solanum nachtschade-achtige plant - aardappel, bilzenkruid, doornappel, dolkruid, petunia, tabak, tomaat, wolfskers nachtschadeachtigen - solanaceeën nachtschaden - solanaceeën nachtschel - nachtbel nachtschone - mirabilis, wonderbloem nachtschuif - nachtknip, nachtschoot nachtserenade - nocturne nachtsok - bedsok nachtspiegel - po, pot, waterpot nachtstuk - nocturne nachtstudie - lucubratie nachttafeltje - nachtkastje nachtteken - Kreeft, Maagd, schorpioen, Steenbok, Stier, Vissen nachttoilet - nachtgewaad nachtuil - nachtvlinder, stommerik, nachtwaker nacht van 30 April op 1 Mei - Walpurgisnacht nachtverblijf - bed, logement, logies, hotel, motel, herberg, slaapkamer nachtverblijf in de open lucht - bivak, kampement, tent nachtverblijf van een leger - bivak, kampement, kwartier nachtverblijf verlenen - huisvesten, herbergen nachtviool - damastbloem nachtvliegtuig - moonliner nachtvlinder - bladroller, chilo, clix, kol, lichtmot, nachtkapel, nachtpauwoog, nachtwaker, nachtwitje, pistooltje, plusia, ratelaar, rietuil, roesje, straathoer, uiltje nachtvlinders - heterocera nachtvogel - geitenmelker, kerkuil, nachtzwaluw, oehoe, ransuil, uil nachtvorst - lucifer nachtwaak - inspanning nachtwacht - klepper, klepperman, nachtwaker nachtwake bij een dode - vigilie nachtwandeling - noctambulisme, somnambulisme nachtwens - welterusten nachtwerk – lucubratie, nachtarbeid nachtwerker - rioolruimer, ruimer, sekreetruimer nachtwikke - vogelwikke nachtwitje - nachtvlinder, nachtwolk, paarlemoerwolk nachtwijzer - nocturiabium nachtzwaluw - caprimulgus, dagslaper, geitenmelker, nachtratel, ratelaar nacre - paarlemoerachtig nacijferen - uitrekenen, nagaan nadagen – herfst nadat - daarna nadat de stad Rome gesticht is - P.R.C. na de dood - postuum nadeel - afbreuk, averij, bezwaar, damnum, derving, desavantage, detriment, gebrek, gemis, klauw, koersdaling, kwade, letsel, maar, perte, prejudice, scha(de), schaduwzijde, strop, tegen, verlies, waardevermindering nadeel lijden - verliezen nadeel ondervinden - lijden nadeel toebrengen - prejudiciën nadeel toebrengend - benadelend nadelig - detrimenteus, ongunstig , onvoordelig, ruïneus, schadelijk, verderfelijk nadelig resultaat - verlies nadelig saldo - deficit, kastekort, tekort, verlies nademaal - aangezien, daar, naardien, omdat, vermits nadenken - beraden, bespiegelen, bezinnen, contempleren, filosoferen, mediteren, nagaan, overleggen, overpeinzen, peinzen, piekeren, overdenken, overwegen, prakkezeren, reflecteren verzinnen nadenkend - bespiegelend, contemplatief, mijmerend, pensief, peinzend, reflectief naden van een schip dichtslaan - kalamaaien nadenkend – pensief nadenken over - overwegen naden lossnijden - tornen nader - dichterbij, juister, korter, nauwkeuriger, subsidiair, uitvoeriger, verder nader beding - clausule nader brengen - rapprocheren nader omschrijven - preciseren nader overeenkomen - naregelen nader tot de heilige tafel - communiceren naderbij - dichterbij naderbij komen - naderen, naken, genaken nadere beschrijving - detaillering, omschrijving, particulariteit, signalement, toelichting nadere omstandigheid - bijzonderheid, eigenaardigheid, toevalligheid nadere toelichting - adstructie naderen – aankomen, approcheren, (ge)naken, komen, lopen, nabijkomen, opdagen, opdoemen, toetreden, verschijnen, naderend - dreigend nadernd onheil - gevaar, onheil naderende komst - advent naderen met grote stappen - aanbenen naderhand - achteraf, achterna, daarna, later, mettertijd, nadien, naken, volgend, ulterieur, vervolgens nadering - aankomst, aantocht, advent, applaus, genaking, komst, verschijning naderingswerken - approches nadezen - hierna, later nadien - achteraf, daarna, erna, later, naderhand, sedertdien, vervolgens na die tijd - nadat nadir - voetpunt na dit leven - hiernamaals nadoen - imiteren, naäpen, nabootsen, navolgen nadoener - epigoon, naaper, naloper nadoenerij - navolging, naäperij nadoenerij in de kunst - epigonisme nadruk - aandrang, accent, emfase, emfasis, herdruk, inflexie, klem, klemtoon, kracht, reprint, reproductie, thesis nadruk (muz.) - thesis nadruk leggen - accentueren, beklemtonen, benadrukken nadrukkelijk - dringend, emphatisch, energiek, exores, expressief, gewichtig, instantelijk, krachtig, pertinent, pregnant, stellig, stringent, vigoureus nadrukkelijk (muz.) - marcato nadrukkelijke verklaring - belofte, eed, gelofte nadrukken - reprinten nadrukleggen - accentueren na-eter - ketelaar nafta - petroleumether naftaleen - naftaline, naftaling naftaleenpapier - mottenpapier naftanon, derivaat van - nafteenzuur naftol - hydroxynaftaleen naga - brilslang, cobra, naja nagaan - achtergaan, achterlopen, behartigen, beloeren, bepeinzen, bespieden, bespioneren, bewaken, checken, controleren, examineren, inspecteren, monsteren, nadenken, nazien, nazitten, onderzoeken; overdenken, overwegen, overzien, volgen, wikken nagaan van het juiste muntgewicht - justeren nagalm - echo, resonance, resonantie, weerklank nagalmen - echoën, resoneren, weerklinken nagapen - nastaren nagebed - dankzegging nageboorte - moederkoek, placenta nageboorte van een merrie - haal nageboortenleer - deuteroiogie nagebootst - nagemaakt nagebootst antiek - novantiek nagebootst kippenei - nestei nagebootst schrift - plastografie nagebootst zwart glas - git nagebootste handtekening - falsiteit nagedachte - nadenken, overweging nagedachtenis - aandenken, herinnering, memoriam, memorie, necrologie, piëteit, souvenier nagedachtenis (ter) - in memoriam nagekomen - gestand nagel - bout, klinkbout, kruidnagel, naald, onyx, pen, pin, sering, spie, spijker, stift, unguis nagel ijzer - doorslag, drevel nagelaandoening - leukonychie, onychrogryphosis, paronychie nagelaten - gemist, vergeten, verzuimd nagelaten indruk - moet, spoor nagelbloem - anjelier, anjer, bolderik, giroffel, korenroos, sering nagelboom - kruidnagelboom nagelborstel - polissoir nagelbijten - onychofagie nagelen - vastspijkeren nagelijzer - doorslag nagelkaas - komijnenkaas nagelkleurmiddel - henna nagelkruid - egelkruid, geum, muizeoor, penningkruid, sering (Z.N.), wederik nagellak - hyacint nagelolie - kruidnagelolie nagelpijn - onychia nagels (dier zonder - op de tenen) - salamander nagelsmid - spijkermaker nagelsteen - onyx, nagellak - hyacint nageltak - hyacint nageltang - clipper, nageltrekker, nijptang, pincet nageltrekker - nageltang, nijptang nagelvast - aardvast, spijkervast nagelvoor hout - spijker nagelwater - (kruid)nageldrank nagelziekte - onychoses nagemaakt - artificieel, geimiteerd, imitatie, kunstmatig, nageaapt, nagebootst, onecht, postiche, pseudo, synthetisch, vals nagemaakt goud - doublé nagemaakt haar - postiches, toupet, pruik nagemaakt ivoor - eburine nagemaakte bloemen - kunstbloemen nagemaakte valk (als lokaas) - leur nagenoeg - bogus, bijkans, bijna, factice, feitelijk, gekopieerd, omstreeks, ongeveer, schier, temee, temet, zo goed als, vrijwel nagenoemd - onderstaand nagerecht - blanc-manger, dessert, flensje, fruit, gebak, kaas, hangop, koffie, kwark, pap, pudding, rabarber, sorbet, taart, toespijs, toetje, vla, ijs, vruchten, watergruwel nageslacht - afstammeling, dochter, kind, kleindochter, kleinzoon, nakomeling, nakomelingen, nakomelingschap, oir, oor, telg, zoon, nazaat, na(kroost), zaad nagevoelen - medeleven, meeleven nagewas - nateelt na gewone tijd - laat nagieren - naschreeuwen naglans - fosforescentie nagluren - bespieden, bespioneren nagras - etgras, etgroede, etgroen, nasnede, toemaat nagrashooi - nahooi nagroen - etgras nahalen - natrekken nahersenen - metencephalon nahooi - nagrashooi nahouden - nageven, verwijten nahijgen - najagen naïef - argeloos, eenvoudig, goedgelovig, ingenu, kinds, kinderlijk, kunsteloos, natuurlijk, onbedorven, ongekunsteld, onnozel, onschuldig, onrijp, simpel, trouwhartig naïef meisje - ingénue naïveteit - argeloosheid, eenvoud, openhartigheid, ongekunsteldheid, onnozelheid, onschuld, onschuldigheid naja - brilslang, cobra, naga najaar - herfst na een jaar - p.a. najaarsdag - herfstdag najaarshooi - nahooi, toemaathooi najaarslover - herfstbladeren najaarsmarkt - herfstmarkt najaarsmis - herfstmis najaarsschoonmaak - uithaal najaarsstorm - herfststorm, novemberstorm najaarstint - herfsttint, najaarskleur najaarsweer - herfstweer najaarszon - herfstzon najadacee - nimfkruid najade- bronnimf, nimf, waternimf Najaden - Oceaniden najagen - achternazitten, achtervolgen, ambiëren, begeren, nalopen, nazitten, poursuiveren, streven, vervolgen najagen van nieuwe dingen - neofilisme najager - strever, ijveraar najas - nimfkruid najool - napret najouwen - naroepen, naschreeuwen, uitjouwen nakaarten - napraten nakallen - napraten, papegaaien nakauwen - herkauwen naken - naderbijkomen, naderen, genaken, komen nakend - bloot, genakend, naakt, naderend, ongekleed nakie - adamscostuum, blootje nakijken - controleren, corrigeren, inspecteren, kontroleren, korrigeren, naogen, nastaren, nazien naklank - echo, galm, nagalm, nawerking, resonantie, weerklank naklinken - meeklinken, resoneren, weergalmen naklinkend geluid - echo, nagalm, weerklank nakomeling - afstammeling, aver, descendant, dochter, kind, nageslacht, naneef, nanicht, nazaat, oir, spruit, telg, zaad, zoon nakomelingen - kroost nakomeling van Europeanen in een ander werelddeel - creool, mulat nakomeling van Ezau (Edom) - Edomiet nakomeling van Ismaël - Ismaëliet nakomeling van Israël - Israëliet nakomeling van Levi - Leviet nakomeling van Moab – Moabiet nakomeling van Napoleon - Napoleoniden nakomeling van Noach - Hamiet, Semiet nakomeling van Odin - Ase nakomeling van Sem - Semiet nakomelingen - nageslacht nakomelingschap - descendentie, nageslacht, (na)kroost, oir, oor, posteriteit, progenituur, zaad nakomelingschap uit één organisme - kloon nakomen - houden, naleven, vervullen, volbrengen, volgen nakomen van een verplichting - kwijten nakomer - spadeling nakomertje - benjamin nakoming - nakomen, naleven, naleving nakraam - verlossing nakrassen - nagraveren nakroost - afstammeling, aver, nageslacht, nakomelingschap, nazaat, oir, oor, telg nakruien - nabrengen nakrijsen - naschreeuwen nakuieren - nawandelen nakijken - corrigeren, herzien, inspecteren, kontroleren, korrigeren, nazien, onderzoeken, overzien, reviseren nalaten - achterlaten, laten, legateren, legeren, omitteren, vergeten, veronachtzamen, verwaarlozen, verzuimen nalaten van erfgenamen - erfmaking nalatenis - erfenis, nalatenschap nalatenschap - boedel, erfenis, erfgoed, legaat, successie, versterf nalatenschap/deel van... - erfdeel, kindsdeel nalatenschap krijgen - erven nalatig - achteloos, ingebreke, laks, lichtzinnig, negligent, nonchalant, onachtzaam, schuldig, sloffig, slordig, traag, vergeetachtig, zorgeloos nalatiger worden - relacheren, verslappen nalatigheid - achteloosheid, incurie, laxiteit, negligentie, nonchalance, omissie, onachtzaamheid, onvoorzichtig, slordigheid, uitlating, vergeetachtigheid, verzuim, weglating, zorgeloosheid nalating - remise nalatingsvergrijp - omissie naleefbaar - observabel naleen - achterleen naletten - naloeren, naspieden, nazien naleven - gehoorzamen, inachtnemen, nakomen, houden, observeren, opvolgen, respecteren, vervullen, volbrengen, voortbestaan, voortleven naleving - inachtneming, observantie nalezing (van gemengde opstellen) - analecta, bloemlezing naleving van kloosterregel - observantie nalezen - doorzoeken, herlezen, overlezen, uitzoeken nalichting - fosforescentie naloop - moeite, zorg nalopen - achterlopen, achternalopen, achtervolgen, behartigen, controleren, inspecteren, nakomen, narennen, volgen, zoeken naloper - gunstbejager, vleier, vereerder nalopertje - krijgertje namaak - fake, imitatie, kopie, nabootsing, nep, pastiche, pseudo, surrogaat, vals, vervalsing namaakastrakan - krimmer namaakbaar - imitabel namaakdiamant - glasdiamant namaakfluweel - velvet namaak glacé - nappa namaakgoud - doublé, klatergoud, semilor, similor, talmigoud namaakhoorn - galaliet namaakivoor - eburine, ivoride namaakjuweel - stras namaakkoffie - cichorei namaakmarmer - scagliola namaakpapier - lederpapier, skai namaakschilderij - oleografie namaaksel - imitatie namaakzilver - alpaca, pleet namaals - hierna, later namaken - copiëren, imiteren, kopiëren, nabootsen, reproduceren namaking - imitatie namaz - salât namelijk - n.l., (Lat.) sc, tw., immers, want nameloos - anoniem, erg, groot, onnoemelijk, onuitsprekelijk, onzegbaar, overladen, overstelpend, sterk namen uit de Germaanse mythologie - 2 Ve 3 Elf, Ran, Sif, Tin, Tyr, Urd, Var, Ziu 4 Alve, Asen, Bara, Boor, Dufa, Frey, Froh, Hela, Isis, Loki, Modi, Nixe, Odin, Odur, Saga, Thor, Trol, Udur, Vala, Vili, Ymir 5 Aegir, Aesir, Braga, Donar, Dwerg, Freyr, Gerda, Hadda, Hodur, Holda, Hrönn, Hugin, Iduna, Imin, Kolga, Magni, Mimir, Munin, Nanna, Niörd, Skadi, Sylfe, Ulier, Vanir, Wodan 6 Balder, Bestla, Bylgia, Druïde, Fenrir, Frigga, Mertha, Jotüns, Kobold, Mannus, Normen, Oberon, Ostara, Roskva, Saxnôt, Skulfd, Surtur, Tuïsco 7 Alfadur, Asinnen, Forseti, Gungnir, Hefring, Hermode, Hingsaz, Miolner, Nerthus, Tanfana, Thialfi 8 Audhumla, Heimdall, Orgelmir, Ragnarök, Sleipnir, Sylfiden, Thingsus, Verdanda, Walkyren 9 Bergelmir, Brunhilde, Erminonen, Modsognir, Yggdrasil 10 Himinglafa, Nehalennia 11 Thrudgelmir, Hrimthursen 12 Jömongandur namen uit de Griekse en Romeinse mythologie - 3 Ate, Gea, Nox, Nyx, Ops, Pan, Sol 4 Ajax, Amor, Ares, Dike, Echo, Eris, Eros, Hebe, Hera, Myas, Iris, Juno, Keto, Klio, Kora, Lara, Leda, Leto, Luna, Maia, Mars, Mors, Nike, Rhea, Zeus 5 Aeson, Aides, Argus, Atlas, Ceres, Chloë, Diana, Dione, Erato, Eurus, Fatum, Flora, Gorgo, Hades, Horen, Hymen, Irene, Janus, Jason, Keren, Koios, Laius, Laren, Liber, Libya, Liten, Manen, Medea, Metis, Midas, Minos, Moira, Momus, Muzen, Niobe, Notus, Pales, Paris, Pluto, Remus, Sinis, Suada, Talus, Tyche, Venus, Vesta 6 Adonis, Aeneas, Aeolus, Aglaia, Aigeus, Aineus, Aiolos, Aithra, Alekto, Apollo, Aquilo, Arioon, Athene, Augias, Aurore, Auster, Baucis, Biceps, Boreas, Cupido, Daphne, Echoos, Eirene, Epione, Europa, Faunus, Furiën, Hekate, Hektor, Helena, Helios, Hermes, Hestia, Hyaden, Hypnos, Icarus, Ismene, Karpos, Kastor, Klotho, Kreüsa, Kronos, Latona, Mavors, Medusa, Megera, Moiren, Nereus, Nessus, Nestor, Pallas, Parcen, Peleus, Pelias, Peneus, Perses, Phoebe, Phyton, Plutus, Pollux, Pamona, Prokne, Pyrrha, Selene, Semele, Semnai, Skylla, Somnus, Tellus, Thalia, Themis, Thetis, Tydeus, Urania, Uranus, Zephir, 7 Achates, Admetus, Africus, Alkides, Amulius, Arachne, Ariadne, Artemis, Atriden, Atropos, Bacchus, Bellona, Bifrons, Cheiron, Chloris, Chronos, Cynthia, Demeter, Dryaden, Elektra, Epaphos, Erinyen, Eumonia, Euryale, Euterpe, Fortuna, Geminus, Glaucus, Gratiën, Harpijen, Himeros, Hygiela, Inachus, Lokaste, Jupiter, Kalchas, Koronis, Laërkes, Laërtes, Laokoon, Machaon, Minerva, Naiaden, Nemesis, Numitor, Oreaden, Orestes, Orpheus, Pandora, Pegasus, Penaten, Perseus, Phaeton, Phoebus, Phorkys, Pleione, Pluvius, Priamus, Priapus, Proteus, Pylades, Robigus, Romulus, Silenus, Sirenen, Skeiron, Stheino, Theseus, Titanen, Tritons, Ulysses, Undinen 8 Achilles, Adreastos, Afrodite, Amazonen, Amphioon, Anchises, Antigone, Ascanius, Cerberus, Chrysaor, Cyclopen, Daedalus, Damastes, Danaïden, Etrokles, Giganten, Gorgonen, Herakles, Hercules, Hyperion, Justitia, Kalliope, Kapaneus, Labdakus, Lachesis, Libertas, Maenaden, Meleager, Menelaos, Morpheus, Mulciber, Neptunus, Nereïden, Odysseus, Oidipoes, Pandarus, Penelope, Philemon, Pieriden, Poseidon, Saturnus, Tantalus, Terminus, Thanatos, Tiresias, Typhoeus, Victoria, Vulcanus, Zephyrus 9 Aegisthos, Agamemnon, Androgeos, Andromeda, Asklepios, Bucentaur, Centauren, Cephissus, Charubdus, Deianeira, Dionysios, Discordia, Endumioon, Eumeriden, Ganymedes, Idomeneus, Kytheseia, Lykomedes, Melpomene, Mercurius, Mnemosyne, Nareissus, Okeaniden, Patroklos, Phantasos, Philomele, Polynices, Promachos, Rhamnusia, Sylphiden, Tisiphone, Tyndareus, Vertumnus 10 Abundantia, Amphiaraos, Amphitrite, Andromache, Argonauten, Antomedoon, Deukalioon, Dioskoeren, Epimetheus, Erechtheus, Euphrosune, Hephaistos, Hesperiden, Hyacinthus, Iphigeneia, Minotaurus, Peirithous, Periphetes, Persephone, Podalirius, Polyhemnia, Prokrustes, Prometheus, Proserpine, Telemachos 11 Aesculapius, Hippodameia, Philoktetes, Terpsichore, 12 Klytemnestra, Psychopompus, 14 Hekatoncheiren namenkunde - onomastiek, onomatologie namenlijst - onomasticon namens - vanwege namiddag - achternoen, nanoen, n.m., p.m. namiddagdiensten - vespers namiddagslaapje - siësta nandoe - loopvogel, rhea, struis (Z.Am.) naneef - achterneef, telg, nakomeling, nazaat naneming - rembours naneuzen - onderzoeken, uitpluizen nangka - zuurzak nanicht - achternicht nanisme - dwerggroei, nanosomie nano - miljardste (gedeelte) nanoen - namiddag naogen – nakijken, nastaren, nazien, volgen Naomi, schoondochter van - Orpa, Ruth nap - bak, bakje, beker, drinkschaal, kom, kroes, mok, napje, schaal, schotel napalm - geleiachtige benzine napeinzen - reflecteren, terugdenken Napels - Napolitaans Napels, armenwoningen in - bassi Napelse ziekte - syfilis Napelsgeel - loodantimonaat napeuren - nalopen napikkelen - nahinken napje - bekertje napjesdrager - berk, beuk, eik, els, hazelaar, kastanje napjesdragenden - cupuliferen, fagaceeën napjesdrager - berk, beuk, cupuliferae, cupuliferen, els, fagaceae, hazelaar, kastanje, kurkeik, moseik, steeneik, treurbeuk, wintereik, zomereik napjesslak - patella naplakken - naschrijven, spieken napluizen - nasporen, navorsen, onderzoeken, snuffelen, uitzoeken, vorsen napluizer - snuffelaar Napolitaans bedelaar - lazzarone Napolitaans geheim genootschap - camorra Napolitaanse dans - tarantella napluk - naoogst Napoleon - Bonaparte Napolitaans bedelaar - lazzarone Napolitaanse dans - tarantella nappa - ledersoort, nappaleder napraat - herhaling, herzegging napraten - nakaarten, papegaaien naprater - nakaarter, nazegger napraterij - psittacisme napret - najool napschelp - schotelschelp napvormig - komvormig napijn - nawee, weerpijn nar - clown, dwaas, geinmaker, gek, grapjas, grapjurk, grappenmaker, guit, hansworst, harlekijn, joker, klown, komiek, kwant, lolbroek, olijkerd, paljas, pias, pierrot, potsenmaker, snaak, zot narcis - jonquille, paasbloem narcis achtige plant - agave, amaryllis, amarylidaceeën, clivia, jonquille, sneeuwklokje narcisaaltje - tylenchus narcisachtige sierplant - amaryllis narcisachtigen - amaryllidaceeën narcislelie - sneeuwklokje narcisme - eigenliefde narciszwam - narcisridderzwam narcoanalyse - hersenspoeling narcose - anaesthesie, anesthesie, bedwelming, gevoelloosheid, verdoving narcoseleer - anesthesiologie narcosemasker - (narcose)kapje narcosemiddel - an(a)estheticum, chloroform, ether, opian, opium narcosis - narcose narcotica - alcohol, anesthetica, cocaïne, hasj, hennep, marihuana, mescaline, morfine, opium narcoticum - alcohol, cocaïne, drug, hennep, mescaline, morfine, nicotine, opium, stuff narcotiden - acethyleen, chloroform, diethylether, ethyleen, methaan narcotische drank - kawa narcotine - narcosine, opian, opianine narcotisch - bedwelmend, slaapwekkend narcotiseren - bedwelmen, verdoven narcotiseur - anaesthesist, anesthesist narduszaad - nigelle nare vent - lammeling nare zaak - gruwel, schanddaad, wandaad narede - epiloog, nabericht, nawoord, peroratie, postscriptum, slotbeschouwing, slotrede, slotwoord, sluitrede narekenen - chechen, controleren, natellen narennen - achtervolgen, nalopen, nazitten nare vent - lammeling nargil (Perz.) - kokosnoot nargileh - waterpijp naricht - bericht, governo, waarschuwing narigheid - akeligheid, ellende, ellendig, getob, knudde, kommer, last, leed, malaise, misère, naarheid, nood, puree, sacherijn, sores, trammelant, trubbel, verdriet naroepen - najouwen narren - jennen, pesten, plagen, pruttelen, sarren, treiteren narrenattributen - kei, marot, zotskap, zotskolf narrenbisschop - ezelpaus narrengereedschap - kei, marot, zotskolf narrenkap - kaproen, narrenmuts, zotskap narrenkledij - narrendracht narrenkleding - zotskap narrenmuts - zotskap narrenpoets - boert, gekkernij, grap, gril, narrenpots narrenpots - boert, gekkernij, grap narrenscepter - marot narrenstaf - marot, zotskolf narrenstok - manie, marot, stokpaardje, zotskolf narrenwerk - gekkenwerk narrerij - dwaasheid, gekheid, gril narreslee - arreslee narrig - bits, chagrijnig, drenzerig, gemelijk, gram, huilerig, knorrig, kribbig, lastig, verdrietig narthex - voorhal, (kerk)portaal narijden - nazitten, vervolgen naroepen - najouwen narwal - eenhoornvis, walvis nasaal - neusklank nasalis - neusspier naschafter - ketelaar naschallen - naklinken naschalter (marine) - ketelaar naschelden - naschimpen, uitjouwen nascheut - naloot naschieten - naijlen naschilderen - imiteren, kopieren naschimpen - naschelden naschouwen - nakijken naschreeuwen - nablaffen, nagieren naschrift - n.s., nabericht, postscriptum, p.s., toevoegsel naschrijven - overschrijven, kopiëren, spieken naschrijverij - plagiaat naseinen - telegraferen naseizoen - herfst, nateelt nasi - rijst, padi naslaan - nakijken, nazien, opzoeken naslag - nadreun naslagwerk - adresboek, boek, encyclopedie, flora, gids, handboek, lexicon, Oosthoek, puzzelwoordenboek, register, Standaard E., telefoonboek, vademecum, woordenboek, W.P., E.N.S.I.E., nasleep - effekt, gevolg, staart, stoet, uitvloeisel naslepen - naslieren nasnede - etgroen, nagras, toemaat nasnellen - naspoeden nasnorren - nasporen, nazoeken, vorsen nasnuffelaar - vorser nasnuffelen - nagaan, nasnorren, opsporen, onderzoeken nasnijden - nagraveren naspel - coda, epiloog, finale, gevolg, postludium, staartje naspeuren - nagaan, nasporen, peilen, recherche, uitzoeken, vervolgen naspeuring - recherche naspeurlijk - doorgrondelijk naspoeden - nasnellen nasporen - navissen, onderzoeken, perquireren, speuren, volgen, uitzoeken, vorsen nasporing - onderzoek, investigatie, navorsing, perquisitie, naspreken - nazeggen nasprokkeling - nalezing naspui - agger, mui naspijs - dessert nastaren - nagapen, nakijken, naogen nasteek - nastoot, riposte nasteken - nagraveren nastevenen - achternazitten, achtervolgen, navaren, nazeilen nastoot - nasteek, riposte, tegenstoot nastreven - beijveren, bereiken, najagen nasturen - nazenden nasturtium - waterkers nat - bevochtigd, doordrenkt, doorweekt, dras{sig), druipnat, klam, kletsnat, regenachtig, sap, sijp, vloeibaar, vloeistof, vocht(ig) nat grasland - dries nat maken - afkoelen, besprenkelen, bevochtigen, natten, sproeien nat rijstveld - sawa nat tot op de huid - doornat natachtig - regenachtig, vochtig nataliteit - geboortecijfer nateelt - naseizoen natekenen - uittekenen, overtrekken naterkruid - adderkruid natertong - addertong, speerkruid natgieten - begoeten nathals - drinkebroer natheid - humiditeit, vochtigheid nataliteit - geboortecijfer naterkruid - adderkruid natertong - speerkruid, addertong nathals - dronkelap, drinkebroer nathuis - looihuis natie - gebied, land, mogendheid, rijk, staat, volk, volksstam natief - geboortig, ongekleurd, onveranderd nationaal - nat., landelijk nationaal gerecht in Italië - spaghetti nationaal gerecht in Marokko - koeskoes nationaal gerecht in Nederland - erwtensoep, snert nationaal heldendicht (Skr.) -ramayana Nationaal Indonesisch leger - T.N.I. Nationale industrie - volksnijverheid nationaal lied - hymne, volkslied nationaal park - reservaat nationaal park in Canada - Algonkin nationaal park in de Verenigde Staten - Josemite, Yellowstone nationaal park in Nederland - Veluwezoom, Hoge Veluwe nationaal park in Zuid-Afrika - Kruger-Wildpark nationaal socialist - bruinhemd Nationaal Socialistische Beweging - N.S.B. nationaal spel der Japanners - go nationaal symbool - koningshuis, vlag nationaal teken voor Nederlandse vliegtuigen - PH nationaal voedsel in Italië - spaghetti nationale drank in Peru - pisco nationale drank van Frankrijk - wijn nationale hymne - volkslied nationale hymne van België - Brabançonne nationale hymne van Frankrijk - Marseillaise nationale hymne van Nederland - Wilhelmus nationale lied van Israël -hatikwah nationale Poolse dans - mazurka nationale schuld - staatsschuld nationale sport der Basken - pelote nationaliseren - naasten nationalistisch streven van dejoden - zionisme nationaliteitsbewijs - pas{poort), toeristenkaart, vrijbrief, nationaliteitsbewijs van een koopvaardijschipper – zeepas nativiteit - geboortencijfer natkou - kil natmaken – (be)sproeien, betten, bevochtigen, drenken, humecteren, sprenkelen Natoena-eilanden, een der - Boengoeran, Padjang natrekken - achterna reizen, checken, controlerennaspelen natrekking - accessio natrekpapier - calqueerpapier nat rijstveld - sawa natrium - na. natriumcarbonaat - natriet, soda, zuiveringszout natriumchloride - keukenzout, steenzout, zout natriumhydroxide - natron{loog), natriumhydroxydeoplossing - natronloog natriumnitraat - salpeter, chilisalpeter natriumsilicaat - waterglas natriumsulfaat - glauberzout natriumtetraboraat - borax natriumveldspaat - albiet, orthoklaas natriumzout - borax matonaluminiumsilicaat - natroliet natriumzout van citroenzuur - natriumcitraat natron - soda, natriet natronsalpeter - natriumnitraat, chilisalpeter natronveldspaat - orthoklaas natte moeson - embrocatio, regentijd natte omslag - kompres natte verf bekloppen - tamponeren natte vuiligheid - smurrie natte waar - bier, melk, olie, wijn natte, weke aarde - dras natten - natmaken, bevochtigen nattig - dras{sig), klam, klef, vochtig nattig, bij brood - klef nattigheid - vocht, vloeistof nattigheid (voelen) - gevaar, moeilijkheid, perikelen (merken) nattig koed – kil nat tot op het bod – kletsnat nat uit vruchten - sap natura artis magistra - NAM., Artis naturalibus, in - (moeder)nacht naturel - inlander, inboorling, kleurling, mulat, onvermengd, puur, zuiver naturen - nakijken, naogen naturist - naaktloper, nudist, zonnevriend natuur - aanleg, aard, geaardheid, gestel, groeikracht, inborst, innerlijk, instinct, karakter, leven, natura, temperament, wezen natuurarts - fysiater natuurbad - Boekelo, Lido natuurbeginsel - (Chin.) yin, yang, (Grieks) element natuurbescherming - natuurbehoud, milieubescherming, milieuhygiëne natuurbeschrijving - fysiografie natuurbos - woud natuurboter - roomboter natuurdrift - appetentie, instinct natuurdrift betreffend - autoplastiek, instinctief, natuurdruk natuurfilosofie - kosmologie natuurgas - aardgas natuurgebied - natuurmonument, reservaat natuurgeest - alf, elf, fee, kabouter, trol natuurgeneeskunde - fysiatrie natuurgenezer - fysiater, kruidendokter natuurgenoot – evenmens, medemens, medeschepsel natuurgetrouw - gelijkend natuurgetrouwe weergave - eerlijk, facsimilé, levensecht, realistisch, werkelijk natuurgodin van rijkdom en overvloed - Ops natuurgodsdienst - naturalisme natuurgroen - chromaatgroen natuurkenner - biochemicus, bioloog, chemicus, fysicus, natuurkundige, scheikundige natuurkennis - biologie natuurkennis van de mens - antropologie natuurkracht - hysiocratie natuurkunde - fysica, natuurwetenschap natuurkunde van de atoomkern - atoomkernfysica, nucleonica natuurkunde term - p.k. s.g., uitzettingscoëfficiënt, veerkracht, zwaarte¬kracht natuurkundig - fysiek natuurkundig instrument - aërometer, barometer, thermometer, thermostaat natuurkundige - fysicus, natuuronderzoeker natuurkundige - Ampère, Archimedes, Bohr, Celsius, Einstein, Fahrenheit, Fermi, Heisenberg, Huygens, Josephson, Lorentz, Newton, Ohm, Oppenheimer, Pascal, Planck, Réaumur, Schrödinger, Torricelli, Volta, Zernike natuurkundige begrippen - aberratie, adhesie, amplitudo, arbeid, breking, buiging, capaciteit, coherent, cohesie, demping, diffractie, energie, fase, gewicht, inductie, impuls, impulsie, krachtstoot, lading, massa, moment, refractie, resonantie, rotatie, s.g., snelheid, straling, translatie, trilling, turbulentie, vector, vermogen, versnelling, verstrooiing, viscositeit, weerstand, zwaarte natuurkundige methode - afkoelingsmethode, bevriezingsmethode natuurkundige term - endosmose, exosmose, fysica, gel, osmose, vriespunt natuurleer - fysiologie natuurlijk - aangeboren, allicht, begrijpelijk, eenvoudig, eigen, fysiek, genuin, gezond, ingeschapen, landelijk, menselijk, naïef, natuurlijkerwijze, normaal, ongedwongen, ongekunsteld, ongewrongen, onnozel, uiteraard, vanzelf, vanzelfsprekend, verklaarbaar, werkelijk, zeker natuurlijk bekleedsel - huid, pels, vacht natuurlijk bos - woud natuurlijk getal - een, twee, enz. natuurlijk rood op de wangen - blos natuurlijk vermogen om te groeien – groeikracht-natuurlijk waterbekken - baai, beek, golf, meer, oceaan, plas, rivier, zee natuurlijk waterbekken door land ingesloten - meer, ven, plas, poel natuurlijke aanleg - gaaf, gave, genie, naturel, talent natuurlijke aanleg om te begrijpen - bevattingsvermogen natuurlijke afkeer - antipathie natuurlijke begaafdheid - aanleg, gave, talent natuurlijke dam onder water - aalstal natuurlijke depressie - polje, uvala, bekken, doline, krater natuurlijke geaardheid - gestel natuurlijke depressie in China – Toerfan natuurlijke erven - lijfserven natuurlijke geaardheid - gestel, temperament natuurlijke gelaatskleur - blos natuurlijke - gemoedsgesteldheid, temperament natuurlijke geschiktheid - aanleg, geaardheid, gestel natuurlijke historie - aardkunde, delfstofkunde, dierkunde, plantkunde natuurlijke inzinking - bekken, doline, krater, polje, uvala, verzakking natuurlijke inzinking in China - toerfan natuurlijke kleur hebbend - naturel natuurlijke kloof - canon, dal, ravijn, canyon natuurlijke krul - naturel natuurlijke lichtbron - ster, zon natuurlijke logaritme - ln. natuurlijke meststof - compost, humus natuurlijke nis - haan natuurlijke omgeving - biosfeer, habitaat natuurlijke omschrijving - definitie natuurlijke ongevoeligheid - flegma, inertie, lamlendigheid, traagheid, willoosheid natuurlijke openhartigheid - naïviteit natuurlijke parafine - bergtalk natuurlijke reactie - reflex natuurlijke selectie - teeltkeus natuurlijke toestand/In. . . zijn - landelijk, natura, rustiek natuurlijke verheffing - berg, heuvel, gebergte natuurlijke verhevenheid - bult natuurlijke vlotheid - flair, ongedwongenheid natuurlijke warmtebron - zon natuurlijke waterkering - duin natuurlijke waterloop - geul, ril, wetering natuurlijkheid - echtheid, eenvoud, ongedwongenheid, ongekunsteldheid, ingenuïteit natuurmens - naturalist, natuurliefhebber natuurmonument - reservaat; zie ook nationaal park natuurmonument in Drente - Brandeveen, Uffelterveen Wapserveld, natuurmonument in Friesland - Rengersmiede natuurmonument in Gelderland - Hengstdal, Loohuis, Veluwezoom natuurmonument in Groningen - Metbroek, Westerbroek, Weenderbosch natuurmonument in Limburg - Genhoes, Mookerheide natuurmonument in Noord-Brabant - Kampina natuurmonument in Noord-Holland - IJdoorn, Slufter, Gooilust, Naardermeer, Corversbosch, Spanderswoud natuurmonument in Overijssel - Wieden, Friezenberg, Buurserzand natuurmonument in Utrecht - Botshol, Soesterveen natuurmonument in Zuid-Holland - Merrevliet, Vlietlanden natuurmonument op Texel - Slufter natuuronderzoeker - botanicus, bioloog, chemicus, Darwin, fysicus, geomorfoloog, (natuur)vorser, pedoloog, zoöloog natuurprodukt - hout, leer, rubber, traan, vrucht nonatuurprodukt dat op 'n fossiel gelijkt - schijnfossiel natuurramp - aardbeving,natuurgebied, natuurmonument, natuurreservaat, orkaan, springvloed, tornado natuurreservaat - natuurmonument natuurreservaat in Nederland - Biesbos, Deelerwoud, Engbertsdijkvenen, Griend, korenburgerveen, Krijthelling-graslanden, Meynweg, Veluwezoom, Wadden natuursteen bewerken tot er putjes ontstaan - boucharderen natuursteensoort - basalt, graniet, kalksinter, kalksteen, kwartsiet, lei(steen), marmer, mergel, travertin, travertijn tufsteen, zandsteen natuur van de mensen - aard natuurverschijnsel - aardbeving, aardschok, aardverschuiving, avondrood, bliksem, damp, dauw, donder, dooi, eb, eclips, golf, hagel, halo, ijs, ijsregen, ijzel, jachtsneeuw lawine, licht, maanlicht, meteoor, mist, morgenrood, motregen, nacht, nevel, noorderlicht, onweer, regen, regenboog, rijm, rijp, schaduw, sneeuw, sneeuwjacht, sneeuwstorm, storm, straalbreking, vloed, vorst, wind, wolk natuurvolken - primitieven natuurvorser - natuuronderzoeker natuurwetenschap - aardkunde, biologie, delfstofkunde, fysica, mechanica, natuurkunde, scheikunde, sterrenkunde natuurwetenschappen - realia natijd - herfst, najaar, naseizoen na twaalf uur - n.m. na twaalf uur (Eng.) - p.m. naumachie - scheepsgevecht, scheepsstrijd Naupaktos - Lepanto nausea - braakneiging, misselijkheid, onpasselijkheid nautiek - scheepswezen, zeevaartkunde nauw - beklemd, bekneld, bekrompen, benard, benauwd, benepen, bestaand, dicht, dichtopeen, diep, diepst, eng, innig, intiem, juist, karig, knellend, krap, kwellend, nauwelijks, mondjesmaat, net, nijpend, oprecht, precies, schaars, schriel, smal, streng, strikt, verlegenheid, werkend, zee-engte, zeestraat nauw begrensd - bekrompen,beperkt, eng nauw dal - canon, canyon, kloof, ravijn nauw verbonden - compact, een, innig, inherent, samenhangend nauw aansluitende broek + kousen - panty, maillot nauwe doorgang - bergpas, engte, kloof, pas, slop, spleet,steeg, zeeëngte nauwe doorgang tussen zandbanken - priel, vaargeul nauwe kiel - buis nauwe opening - kier, reet, spleet, split nauwe opening in de huid - porie nauwe straat - impasse, slop, steeg nauwe verwantschap - affiniteit, maagschap, parentage, proximiteit nauwe vriendschap - affiniteit, liefde nauwe weg - defilé, pad nauwe zeestraat - zeeengte nauwelijks - amper, bijkans, bijna, eerst, even, haast, juist, krap, krapjes, kwalijk, nauw, nagenoeg, net, node, pas, schier, scrupuleus, temet, ternauwernood, vrijwel, welhaast nauw en eng - smal nauwgezet - accuraat, angstvallig, behoedzaam, betrouwbaar, consciëntieus, exact, getrouw, getrouwelijk, gewetensvol, juist, krek, lastig, letterlijk, maltentig, minutieus, nauwkeurig, nauwlettend, netjes, precies, prompt, punctueel, scrupuleus, secuur, sekuur, strikt, stipt, streng, volkomen, zorgvuldig nauwgezet gelovige - puritein nauwgezetheid - accuratesse, acribie, exactitude, precisie, scrupulositeit, striktheid nauwgezetheid bij taalkundig werk - acribie nauwkeurig - aandachtig, accuraat, correct, exact, juist, nauwgezet, nauwlettend, net, precies, prompt, secuur, stipt, strikt, volkomen, zorgvuldig nauwkeurig afmeten - afpassen nauwkeurig bepalen - definiëren, exactitude, limiteren, vaststellen nauwkeurig doorzien - doorsnuffelen, perlustreren nauwkeurig gezet - kaarsrecht nauwkeurig lopend uurwerk - chronometer nauwkeurig omschrijven - definiëren nauwkeurig onderzoek - analyse, ontleding nauwkeurig onderzoeken - analyseren . nauwkeurig opgeven - detailleren, preciseren nauwkeurig spreken - articuleren nauwkeurig vaststellen - limiteren nauwkeurige beschouwing - perlustratie nauwkeurige beschrijving van een werk - bestek, rapport nauwkeurige omschrijving - definitie nauwkeurige orde - tabulatuur nauwkeuriger - beter, juister, korter, later, nader, uitvoeriger, verder nauwkeurigheid - accuratesse, accuratie, acribie, akribie, exactitude, precisie, punctualiteit, securiteit, stiptheid, zorgvuldigheid nauwlettend – aandachtig, exact, juist, krek, nauwgezet, opmerkzaam, precies, secuur, strikt, stipt, waakzaam, nauwsluitend - eng, getailleerd, krap, strak nauwsluitend bovenlijf - jak nauwsluitend damesmantelpak - tailleur nauw straatje – slop, steeg nauwte - angst, benauwdheid, bergengte, engte, krapte, zee-engte; nauwtjes - schriel nauw verbonden - compact, een, inherent, innig, samenhangend nauw verwant - adherent Navarino - Pylos navel - litteken, omfalicus, omfalos, umbilicus navel betreffend - umbilicaal navelbreuk - omfalocele, omphalocele navelontsteking - ompfalitis, omfalitis navelpunt - ombiliek, umbilicaalpunt navelstreng - funiculus navelzaad - kleefkruid navelzwijn - muskuszwijn, pekari navenant - evenredig, overeenkomstig, proportioneel, na verloop van - nadat na verloop van zekere tijd – dan, later, nadat, nadien navet - treinreis; weversspoel, schietspoel navicert - handelspaspoort navigabel - bevaarbaar navigatie - besturing, scheepvaart, stuurmanskunst, zeevaart navigatiemiddel - baken, backton, brulboei, dieplood, distantiemeter, kompas, radar, roer, sextant, telerant, zonneschieter navigatieschool - zeevaartschool navigeren - bevaren, sturen navlieden - navluchten navliegen - achternaijlen navoelen - begrijpen navolgbaar - imitabel navolgen - dienen, imiteren, na-apen, nabootsen, nadoen, vervolgen, nazitten, volgen navolgend - hierna navolgenswaardig - voorbeeldig navolger - discipel, epigoon, imitator, naaper, nabootser, parodist, volgeling navolging - epigonisme, imitatie, naaperij, nabootsing, na-aperij parodie navolging op komische wijze - parodie, persiflage navolgingswaard - voorbeeldig navolgster - zijhamer navorderen - eisen, modelleren, navormen navorsen - napluizen, navragen, onderzoeken, uitvinden navorsend - zetetisch navorser - onderzoeker, requirant, requirent, uitvinder navorsing - disquisitie, exploitatie, informatie, investigatie, napluizing, nasporing, nazoek, onderzoek, research, uitpluizing, navorsing van een - schadeclaim, expertise navraag - informatie, onderhoud navraag bij een onderzoek van de recherche - buurtonderzoek navragen - informeren navrant - allerdroevigst, bedroevend, hartverscheurend, pijnlijk, schrijnend navijlen - bijwereken navy - marine, zeemacht nawaggelen - volgen nawandelen - navolgen nawaren - nakijken nawee - kater, napijn naweek - weekeinde, weekend naweide - etgras, etgroen, nagras, toemaat nawerk - nageboorte, opruimen, schoonmaken, sluiten nawitten - overwitten nawerking - effect, invloed nawoord - epiloog, narede, slotrede, slotwoord nawroeten - doorwroeten, uitpluizen nawuiven - uitzwaaien naijlen - narennen naijver - afgunst, animositeit, emulatie, jaloersheid, jaloezie, kif, nijd, rivaliteit, wangunst, wedijver, ijverzucht naijveren - nastreven naijverig - afgunstig, jaloers Nayarit, haven van - San Blas Nayarit, hoofdstad van - Tepik nazaat - afstammeling, aver, kind, nageslacht, nakomeling, nakroost, oir, telg nazakken - inklinken nazakking - inklinking nazang - epode, refrein, slotzang, toezang, zwanezang Nazarener - Jezus, Christus nazaten - oir nazeggen - herhalen, napraten nazenden - nasturen nazetten - achtervolgen, nazitten, vervolgen nazi - nationaal-socialist nazicht - uso nazileer - nazisme nazileider - Bormann, Goering, Goebbels, Hess, Hitler Nazireeër - Samuel, Simson nazien - controleren, corrigeren, doorgaan, doornemen, herstellen, inspecteren, nagaan, nakijken, naogen, onderzoeken, overkijken, repasseren, revideren, viseren nazien en verbeteren - repasseren nazien in een boek - naslaan nazien van een motor - reviseren naziener - revisor nazingen - nadeunen nazisme - nazileer nazitten - achtervolgen, nagaan, najagen, nazitten, navolgen, vervolgen nazoek - navorsing, onderzoek nazoeken - navorsen, opzoeken nazomer - herfst nazwaaien - uitwuiven neartrose - schijngewricht neb - bek, mond, snater, snavel, snebbel, vogelbek nebaal - nebbeling nebbeling - aal, nebaal Nebraska, hoofdstad van - Lincoln Nebraska, Indianenstam die oorspronkelijk woonde in - Cheyennes, Omaha, Pawnee, Ponca nebuleus - mistig, nevelig necessaire - étui, reisetui, (reis)tas, reiskistje, toiletetui, toilettas, toilettasje necessiteit - noodwendigheid, noodzaak, noodzakelijkheid necrologie - levensgeschiedenis nacrologium - obituarium necropolis - begraafplaats, caere, cerveteri, dodenstad, kerkhof necropsie - autopsie, lijkopening, lijkschouwing nectar - ambrosia, ambrozijn, godendrank nectariën - honingklieren neder - afwaarts, benedenwaarts, neer(waarts), omlaag, terneer nederbotsen - neerbonzen nederdaling - descensie, landing nederdruipen - afdruipen, aflopen Nederduits - ND nederhouwen - neersabelen nederig - bescheiden, deemoedig, gering, ingetogen, kuis, modest, onaanzienlijk, onderdanig, onderworpen, ongunstig, ootmoedig, schadelijk, serviel, slaafs, sober nederige onderworpenheid - deemoed, slaafsheid; serviliteit nederige woning - hut, stulp nederigheid - bescheidenheid, deemoed, deemoedigheid, humiliteit, ingetogenheid, onderdanigheid, onderworpenheid, ootmoed, ootmoedigheid, serviliteit, soberheid, soberte, nederig huis - hut, kot, krot nederig vragen - smeken nederknieling - genuflexie, kniebuiging, knieval, prosternatie, prostratie, voetval nederlaag - debacle, defaite, ondergang, onderspit, verlies nederlaag - depot, magazijn Nederland - Holland, Ned., NL, Kikkerland Nederlander - Achterhoeker, Brabander, Drent, Fries, Gelderlander, Groninger, Hollander, Limburger, Noordhollander, Twentenaar, Utrechter, Zeeuw, zuidhollander Nederlands - Hollands Nederlands architect - Bakema, Berlage, Dudok, Oud, Rietveld, Staal Nederlands astronoom - Elzisinga, (Christiaan) Huygens Nederlands automerk - DAF., daf Nederlands beeldhouwer - Altrop Nederlands eiland - Ameland, Griend, Rottum, Rottumeroog, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel, Tiengemeten, Vlieland Nederlands eiland, voormalig - Beveland, Duiveland, Marken, Schokland, Schouwen, Tholen, Urk, Walcheren, Wieringen Nederlands eiland in West-Indië - Saba, Aruba, Bonaire, Curaçao Nederlands etser - Allard Nederlands fysicus - Snellius Nederlands Hervormd - N.H. Nederlands Instituut voor documentatie en registratuur - N.I.D.E.A. Nederlands Instituut voor opinie onderzoek - Nipo Nederlands kasteel - Loevestein, Muiderslot, Twickel, Biljoen Nederlands medicus - Boerhaave Nederlands poppenspeler - Baartmans, Bosma, Brugmans, Bulthuis, Deth, Kooman Nederlands schrijver - Beets, Bordewijk, Bredero, Bomans, Bruyn, Coolen, Claus, Couperus, Cremer, Dekker, Douwes, Emants, Falkland, Heijermans, Helman, Hermans, Hildebrand, Huet, Klikspaan, Last, van Lennep, Martin, Mens, Mulisch, Multatuli, Naeff, Oltmans, Raes, Robbers, Staring Streuvels, Timmermans, Vestdijk, van het Reve, Vinkenoog, Walschap, Zernike Nederlands schrijfster - Blaman, Boudier, Corsari, Deken, Gijsen, Haasse, Hadewijch, Naeff, Peypers, Philips, Smeding, Toussaint, Wolff Nederlands toneelspeler - Bouwmeester, Brusse, Croiset, Diels, Dikkers, Flink, Hoddes, Hermus, Huf, Kaart, Laseur, Lutz, Molenberg, Oster, Punt, Remmelts Richters, Royaards, Schmitz, Steenbergen, Tiemeijer, Verkade Nederlands verbond van vakverenigingen - N.V.V., CNV Nederlands volkslied - Wilhelmus Nederlands voormalig eiland - Beveland, Marken, Urk, Walcheren, Wieringen Nederlands waddeneiland - Ameland, Rottum, Rottemmeroog, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel, Vlieland, Nederlands waterbouwkundige - Leeghwater, Thysse Nederlands wijsgeer - Bolland, Heymans, Spinoza Nederlands zeegat - Vlie Nederlands zeeheld - Bontekoe, Doorman, Galen, Hein, Evertsen, Heemskerk, Kinsbergen, Kortenaer, Ruyter, Speyk, Tromp, Zoutman Nederlandse aardrijkskundige - Ortelius, Varenius, Veth Nederlandse admiraal - Doorman, Evertsen, Hein, Heemskerk, Houtman, De Ruyter, Tromp, Zoutman Nederlandse Antillen, een der - Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba Nederlandse Antillen, hoofdstad der - Willemstad Nederlandse badplaats - Bergen, Cadzand, Callantsoog, Domburg, Egmond, Katwijk, Kamperduin, Noordwijk, Renesse, Rockanje, Scheveningen, Vlissingen, Wijk, Zandvoort, Zoutelande Nederlandse beeldhouwer - Altorf, Andriessen, Damsté, Dupuis, Krop, Raedecker, Doosenburg, Zijl Nederlandse boekdrukker - Plantin Nederlandse cabaretier - Cox, Doderer, Elsink, Gaikema, Gratema, Halsema, Herfst, Hermans, Hugas, lbo, Janssen, Jongewaard, Kan, Manders, Mol, Muyselaar, Shaffy, Sonneveld, Walden, Nederlandse cabaretière - Bloemendaal, Blok, Huurdeman, Stuart, Vonk, Nederlandse Christelijke Radio Vereniging - N.C.R.V. Nederlandse componist - Andriessen, Badings, Diepenbroek, Dopper, Dresden, Hellendaal, Henkemans, Landré, Lassus, Mengelberg, Monnickendam, Obrecht, Paap, Pijper, Schat, Snep, Steenhuis, Sweelinck, Verhulst, Schat, Vermeulen, Viotta, Voormolen, Wagenaar, Zweers Nederlandse dichter - Aafjes, Achterberg, Andreas, Beets, Bellamy, Bilderdijk, Bloem, Bogaerts, Borger, Bredero, Boutens, Cats, Deken, Duinkerken, Gazelle, Genestet, Gorter, van Haren, Helmars, Hooft, Huygens, Kelk, Kinker, Kloos, Leopold, Loots, Lucebert, Marsman, Nyhoff, Paaltjens, Perk, Poot, Potgieter, Revius, Servaes, Staring, Tollens, Verwey, Vondel, Vroman Nederlandse dieptemaat - vadem Nederlandse dirigent - Mengelberg, Van Beinum, Haitink Nederlandse geleerde - Donders, Erasmus, Gnoes, Lorenz, Enthoven, Onnes, Zernike Nederlandse geneeskundige - Boerhaave Nederlandse geschiedkundige - Colenbrander, Fruin, Geyl, Kernkamp, Mujens Nederlandse gouden munt - gt (gouden tientje) Nederlandse grensplaats - Bocholtz, Bourtange Clinge, Denekamp, Dinxperlo, Eede, Eysden, Gendringen, Glanerbrug, Groesbeek, 's-Heerenberg, Koningsbosch, Megchelen, Netterden, Nispen, Overdinkel, Rekken, Siebengewald, Spijk, Vaals, Nederlandse grondsoort - dalgrond, duinzand, grindgrond, hoogveen, laagveen, loss, rivierklei,stuifzand, zandgrond, zeeklei Nederlandse hoboïst - Stotijn Nederlandse humanist - Agricola, Erasmus, Nederlandse jazzmusicus - Jacobs, Mengelberg, Noordijk Nederlandse judoka - Geesink, Ruska Nederlandse koordirigent - Krelage Nederlandse letterkundige - Bogaerts, Duinkerken, Feith, Ritter Nederlandse liedjesdichter - Davids, Nijgh, Speenhoff Nederlandse luchtvaartmaatschappij - KLM., N.LM., Martinair, Schreiner Nederlandse militaire politie - mareschaussee, K.M., Nederlandse munt - cent, daalder, dubbeltje, dukaat, florijn, gulden, pieterman, rijksdaalder, kwartje, riks, stuiver, tientje, vijfje Nederlandse musicus - Brandts, Duys, Diepenbrock, Leonardt, Nicolai, Obrecht, Röntgen, Tussenbroek, Viotta, Wagenaar Nederlandse mystieke schrijver - Herp Nederlandse natuurkundige - Huygens, Leeuwenhoek, Lorentz, Swammerdam, Zernike Nederlandse nobelprijswinnaar - Lorentz, Zeeman, Zernike Nederlandse omroepstichting - NOS Nederlandse omroepvereniging - AVRO, EO, KRO, NCRV, TROS, VARA, Veronica, VPRO Nederlandse ontdekkingsreiziger - Barentz, van Diemen, Heemskerk, Houtman, Lemaire, Tasman Nederlandse organisatie voor zuiver wetenschapppelijk onderzoek - Z.W.O. Nederlandse oudheidkundige - Eekhoff Nederlandse overzeese trust maatschappij - not Nederlandse padvindersvereniging - N.P.V. Nederlandse pedagoog - Cele, Ligthart Nederlandse pianist - Andriessen, Hengeveld, Henkemans Nederlandse plantkundige - Linaeus, Treub Nederlandse politicus - Beel, Biesheuvel, Colijn, Drees, Gerbrandy, Groen van Prinsterer, Hogendorp, Kuyper, Lohman, Marchant, Nieuwenhuis, Nolens, Oldenbarneveldt, Oud, Romme, Schaepman Schimmelpenninck, Talma, Tilanus, Thorbecke, Troelstra, Wibaut, Wijnkoop, Thorbecke, Visser, De Witt Nederlandse politieke partij - zie: politieke partij in Nederland Nederlandse politikus - Vondeling Nederlandse professor in de ontleed- en heelkunde (begin van deze eeuw) - (Thomas) Schwencke Nederlandse Protestanten Bond - N.P.B. Nederlandse Provincie - Drenthe, Flevoland, Friesland, Gelderland, Groningen, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland, Zuid-Holland Nederlandse provinciehoofdstad - Almere, Arnhem, Assen, ´s-Gravenhage, Groningen, Haarlem, ´s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Maastricht, Utrecht, Vlissingen, Zwolle Nederlandse radio unie - nru Nederlandse radiozendstation - Kootwijk, pcj Nederlandse redenaar - Brugmans Nederlandse regisseur - Hermus, Lensink, Lobo, Lutz, Oosthoek, Rademakers, Retel, Steenbergen Nederlandse registerton - nrt Nederlandse Rode Kruis Hulpkorps - N.R.H.K. Nederlandse rivier zie: rivier in Nederland Nederlandse rundvee stamboom - nrs Nederlandse schaakbond - K.N.S.B. Nederlandse schaakmeester - Donner, Euwe Nederlandse schaatsenrijder - Bols, Broekman, Eden, Huiskes, Verheyen, Verkerk, Schenk, Nederlandse schaatsenrijdster - Kaiser, Keulen-Deelstra, Schut, Nederlandse scheikundige - Oudemans, Zernike Nederlandse schilder - Altink, Antum, Apol, Apon, Appel, Bakhuyzen, Bauer, Blommers, Bol, Bosboom, Breitner, Breughel, Dommersen, Dou, Du Jardin, Dusart, van Dijk, Engelman, Evertsen, Francken, Gorter, van Goyen, Hals, Haverman, Helmers, v.d. Helst, Hobbema, Honthorst, de Hoogh, van Hoven, Israëls, Jongkind, Jutte, de Klerk, Klombeek, Koch, Koekoek, de Koningh, Lamme, Lastman, Lavresse, Leikert, Lucebert, Maes, Maris, Mauve, de Meester, Mesdag, Metsu, Mierevelt, Millet, Mondriaan, Ostade, Potter, Rembrandt, Roelofs, Ruysdael, Sadee, Sande, Savrij, Schaap, Sluyters, Stark, Steen, Teniers, Toorop, Veldhoen, Vermeer, Vos, Weissenbruch, Wijnberg, Willink, Witsen, Wouwerman
Nederlandse schilder van het boerenleven - Breughel, Dou, Ostade, Teniers Nederlandse sopraan - Brouwensteyn, Deutekom, Driessen,Horna, Noordewier, Vincent Nederlandse Spoorwegen - N.S. Nederlandse staatsman - Beel, Drees, Kuyper, Nolens, Oldenbarneveldt, Oud,Romme, Schaepman, Schimmelpenninck, Talma, Troelstra, De Wit, Nederlandse streek - zie: streek in Nederland Nederlandse Televisie Stichting - N.O.S. Nederlandse toneelschrijver - Heijermans, Claus, Vondel Nederlandse toneelspeelster - Wasserman, Vogel, Andersen, Janssens Nederlandse vereniging - AJ.C.. C.O.C., AM.V.J., A.N.J.V., AV.V.L.. C.J.M.V., KN.V.B., N.C.R.V., N.V.V.R., K.N.S.B. Nederlandse vervoermaatschappij - N.L.M., N.B.M., N.S., N.Z.H.V.M. O.A.D., - VAD., Nederlandse violist - Krebbers, Olof Nederlandse vlag - driekleur Nederlandse werkelijke schuld - N.W.S. Nederlandse wielrenner - Post, Janssen, Eden, Schulte, Moeskops, Pellenaars, Pijnen burg, Wagtmans, Zoetemelk Nederlandse wielrijdersbond - N.W.B. Nederlandse zeeheld - Doorman, Evertsen, Hein, Kortenair, de Ruyter, Tromp, de With, Zoutman Neder-Saksen, hoofdstad van – Hannover nederwaarts gaan - zakken nederwerping - voetval, prosternatie, knieval nederzetting - dorp, kolonie, stad nederzetting (Hebr.) - kibboets nederzetting in het buitenland - factorij, kolonie nederzetting in Indië - dessa nee - ontkenning, negatie, neen neef – broedersking, kozijn, oomskind, oomzegger neef en schoonzoon van Mohammed - Ali neef van Abraham - Lot neef van Kain - Enos neef van Mohammed - Ali neef van Sem - Kanaän neem (op recepten) - R., recipe neem aan - hier, stel neem me niet kalijk – pardon, sorry neen - ontkenning, nee neep - indruk, kneep, kreuk, nadeel, schade, rimpel, plooi, vouw neepjesmuts - hul, kornet neer - afwaarts, dorsvloer, draaikolk, ere, kolk, maalstroom, neder, omlaag, ras, terneer, terneer, weinig, wiel, wieling neerbuigen - knielen neerbuigend - genadig neerdrukken - deprimeren neergaan - afzakken, dalen, omlaaggaan neergang - daling, decadentie, val, verval neergeslagen - knockout neergezet - geplaatst neergooien - afwerpen, neersmijten neerhakken - doden, neersabelen neerhalen - afkammen, slopen, strijken neerhangend - sluik, verleppend, verwelkend neerhangende druipsteenkegel - stalactiet neerhangende oorschelp - hangoor neerhangende plooi – lob neerhof – hoenderhof neerkijken - afzien neerkomen - dalen, landen, vallen, zakken neerkomen van vliegtuigen - landen, landing neerkomen van sneeuw - sneeuwen neerkwakken - pletteren neerlaten - zwichten neerleggen - beëindigen, deponeren, plaatsen, vlijen neerpennen - neerschrijven neerplassen - plensen neerschieten - fusilleren, neerleggen, neerpaffen, neerknallen neerslaan - bezinken, omslaan, onderdrukken, vellen, vloeren neerslachtig - bedroeft, bedrukt, down, droef, depressief, gedeprimeerd, lusteloos, mat, mismoedig, mistroostigmoedeloos, naargeestig, sip, treurig, triest, verdrietig, zwaarmoedig neerslag - aanslag, dauw, hagel, hemelwater, herinnering, ijsnaalden, ijzel, motregen, nawerking, precipitaat, regen, residu, rijp, sedimentsneeuw, vocht, neerslag bij het maatslaan (muz.) - thesis neerslag in vaste vorm - rijp, hagel, sneeuw neerslag op schilderij - bleuté neerslag van vlokken - gel neerslag van ijzel - rijp neersmijten - flanzen, kwakken, neergooien, pletteren neerstorten - (neer)vallen neervleien - leggen neerwaarts - neder, omlaag neerwerpen - dumpen, lozen, storten, strooienomvergooien neerzetten - opstellen, plaatsen neerzien op - minachten, verachten neerzijgen - flauwvallen neet - armoedzaaier, krammetje, klinknagel, klinknageltje, luizenei, niet neetoor - brombeer, brompot, izegrim, kittelorig mens, nijdas, nurk neetorig - humeurig, humeurig, vitziek nee zeggen - weigeren nefast - verderfelijk nefelien - elaeoliet, nevelsteen, smaragd nefelometer - troebelingsmeter neffens - bovendien, mis, nevens, ook, tevens, nefoscoop - wolkenhark nefralgie - nierkoliek, nierpijn, nefriet - bittersteen, jade, nephriet, niersteen neftritis - nierontsteking nefrose - nierziekte neg - zelfkant negatie - loochening, nee(n), ontkenning negatief - ontkennend negatief geladen atoom - kation negatief geladen elektrisch deeltje - anion negatief geladen ion - anion negatief mens - pessimist, zwartkijker negatief van drukvorm - cliché negatief van een foto - cliché negatiefteken - min negatieve elektrode - kathode, katode negatieve kant - min negatieve pool - kathode, minuspool negatieve vermogensbestanddelen - lasten, passiva, schulden negatieve waardering - afkeuring, misprijzen negen als speelkaart - nel negen noten die zo lang duren als acht - novemole negen stuks - negental negenarmige zeester - negenvoeter negendaagse gebedsoefening - noveen, novene negende maand - ramadan, september maand van het Mohammedaanse jaar - Ramadan negende teken van de dierenriem - (boog)schutter negende toon - none negende uur - noen negende zondag voor Pasen - Septuagesima negendoder - klapekster, klauwier negendubbel - negenvoudig negenentwintig februari - schrikkeldag negenenveertigste jaar (of 7e)gedurende hetwelk de akkers moeten braakliggen - vrijjaar (Israël) negenhoek - enneagoon negenhonderdjarige - Methusalem negenkoppige waterslang - hydra negenmaal - negenwerf negenoog - antrax, carbunculum, karbonkel, lamprei, muggenzifter, prik, puist, steenpuist negenponder - kanon negenstekken - negenhoeken negental - enneade negentienhonderd in Romeinse cijfers - MCM negenvoudig - negendubbel negenweker - zandaardappel negenwerf - negenmaal neger - Afrikaan, kaffer, kleurling, Moor, Moriaan, naturel, nikker, zwarte neger die als slaaf dient - negerslaaf neger in Afrika - kaffer negerachtigen - negroïden negerdorp - kraal, lokasie negerdynastie - Askia negeren - koeioneren, kwellen, loochenen, mishandelen, ontkennen, pesten, sarren, treiteren negergierst - kafferkoren negergitaar - banjo negerhut - rondavel (Z. Afr.) negerij - gehucht negerin - morin, zwarte neger in Afrika - bantoe negerknecht - boy negerkoren - doerra, kafferkoren, sargho, sarghum negerland - Afrika negerlied - blues negermuziek - soul negermuziek uit Amerika (Afro-Amer.) - bues, gospel negeropzichter (W.I.) - bastiaan negeropzichter over slaven - blankofficier negerrepubliek - Liberia, Niger, Tanzania negerschaamrokje - paan negerschort - schaamschort negerschip - slavenhaler negerstam in Afrika - Bantoes negerstam in West-Afrika - Agni, Akan, Bini, Brepo, Ewe, Grebo, Kagoro, Kroe, Lobi, Mende, Mossi, Soesoe negertaal - 3 Edo, Fik, Fon, Ibo, San, Vai 4 Akan, Amba, Anji, Bali, Baya, Bobo,Gbin, Kroe, Mina, Ngan, Peul, Tsji, Wolf 5 Banda, Bissa, Fanti, Gerze, Mende, Mossi, Noepe, Sanjo, Serer, Tinne, Voete, Zande 6 Baoele, Boessa, Bolewa, Goerma, Mandja, Soesoe 7 Banziri, Kambari, Kasselle, Senoefo, Songhai 8 Joeroeba, Koelango, Koeroema, Mandingo 9 Sarakolle negertrommel - bamboela, tamtam negervergadering - palaver negervolk - 3 Ibo, 4 Agni, 5 Aloer, Aoeloe, Galla, Loeri, 6 Amba(te), Amhara, Aoesji, Avikam, Ibibio, Omamba 7 Adiokoe negervolk in Ethiopië - Sjankalla negervriend - negrofiel negerwijk in New York - Harlem negerij - dorpje, kampong negerzoen - moorkop negerzweet - koffie Negev - koffie, woestijn negge - meskant, zelfkant neggen - naaien, passen, plaatsen neggertje - pasband negligé - chamberloek, kamerjas, kimono, ochtendjas, peignoir, sjamberloek négligent - nalatig, slordig negligentie - veronachtzaming negligeren - veronachtzamen, verwaarlozen, verzuimen negorij - gehucht, kampong, oord, uithoek negotiant - handelaar, koopman negotiatie - geldlening, koophandel negotie - handel, kleinhandel, koopwaar, kramerij, massematten, nering, waar, zaken Negride - Bantoe, Bosjesman, Ethiopiër, Hottentot, Niloot, Nubiër, Pygmeeër, Toeareg negrografie - zwartdruk Negro spiritualzanger - Hayes, Robeson, Burleigh Negro spiritualzangeres - Jackson, Anderson negus - keizer nehrung - strandwal neien - grijnzen neigen - buigen, bukken, dalen, (over)hellen, neder(buigen), vooroverbuigen neiging - aandrang, aandrift, aanleg, aanvechting, begeerte, bezieling, buiging, dispositie, drang, drift, genegenheid, geneigdheid, gezindheid, hang, impuls, inclinatie, lust, liefhebberij, reverentie, roeping, trend, tendens, trek, ontwikkelingslijn, opwelling, penchant, propensie, richting, tendentie, verlangen, vocatie neiging tot brandstichting - pyranie neiging tot groepsvorming - esoterisme neiging tot waardevermindering - inflatie neiging tot zwaarlijvigheid - adipositas neiging tot zwaarmoedigheid - hypochondrie neiging van planten naar het licht - fototropie nek - hals Neisse - Nisa nekharen van dieren - manen nekken - doden, knauwen, vernielen nekker - duivel nekkramp - meningitis nekschot - genadeschot, genadeslag nekslag - genadeslag nekstaart - waterhoos nekstijfheid - meningisme nektar - ambrosia, godendrank nel - troefkaart (negen) nematode - aaltjes, aarsmade, mijnworm, spoelworm nemen - aanpakken, aanvaarden, beetpakken, bemachtigen, grijpen, huren, inpikken, kopen, langen, nuttigen, opvatten, pakken, reiken, stelen, toetasten, vastgrijpen, vatten, veroveren nemen van proeven - experimenteren nenia - lijkzang, treurdicht neo - nieuw neo-Brahmanisme - Hindoeïsme neodymium - nd neofiet - nieuwbekeerde, nieuwgedoopte Neogeen, deel van het - Mioceen, Piloceen neologisme - taalnieuwigheid neon - ne, reclamelicht neoplatonisme, grondlegger van het - Sakkas neoromantiek - kunstrichting nep - afzetterij, bedriegerij, bedrog, namaak, onecht, oplichterij, surrogat, vals Nepal, bergtop in - Kantsjindsjanga, Himalaya Nepal, bevolkingsgroep in - Gurang, Gurkha´s, Magar, Newars Nepal, deel van - Tarai Nepal, historisch boek van - Vamsavali Nepal, taal van de bewoners van - Nepali Nepalees soldaat - ghurka Nepalese bouwmeester - Aniko Nepalese drager - sherpa Nepalese hoofdstad - Katmandoe Nepalese munt - rupee nepent - kannekenskruid nepent(hes) - hasjiesj, kannekenskruid, kattenkruid nephriet - jade, niersteen nep of bedrog - zwendel nepotisme - vriendjespolitiek neppe - nippe, kattekruid neppen - afzetten, bedotten, bedriegen, beetnemen, flessen, foppen, knoeien, misleiden, oplichten, vervalsen nepper - afzetter, bedrieger, misleider, zwendelaar nepperij - fraude neptunium - np. Neptunus - Poseidon neptunusbeker - reuzenspons neptunusvork - drietand neptunuswagen - plooihorenslak Nereïde - Galatea, waternimf, zeegodin, zeemeermin, zeenimf nerf - aar, ader, bladader, groef, zenuw nergens - nievers Nergensland - Utopia nering - bedrijf, doening (Z.N.), gedoe, handel, klandizie, kleinhandel, koopmanschap, kostwinning, kramerij, leurder, magazijn, massematten (barg.), negotie, onderneming, trafiek, venterswaar, vertierwinkel, zaak neringdoende - debitant, depothouder, kleinhandelaar, koopman, kramer, leveraar, leverancier, marktkramer, venter, winkelier, zakenman neringhuis - ambachtshuis, gildehuis neroli - oranjebloesemolie nerts - pelswerk, visotter nervatuur - nervenstelsel nerve - zenuw nerven - greineren nerveus - gefronst, gejaagd, geprikkeld, gespannen, gevoelig, kopschuw, onrustig, zenuwachtig nerveuze opwinding - agitatie, nervositeit Nerviërs, hoofdstad der - bagacum, Bavay nervig - generfd nervositeit - zenuwachtigheid nervus - pees, zenuw nervus rerum - geld nes - aanslibbing, dwaas, gors, kardoes, kwelder, landtong, onnozel, schor nest - afkomst, bed, broedplaats, broedsel, horst, leger, nuf, polk, ruzie, toom, warwinkel, worp nest van een haas - leger nest van een roofvogel - horst nest van wilde konijnen - leger nestblijver - nestzitter nestvlieder - eend, hoender, kip, meeuw, patrijs nestel - lacet, malie, rijgsnoer, snoertje, veter nestelaar - draier, talmer nestelbeslag - malie nestelen - huwen, inrichten, nesse, nest bouwen, paren, talmen, verblijven, vestigen, wonen, nestelgat - vetergat nesteling - alver, nestel, veter nestelkruid - zeegras nestelnaald - lias nesterig - nuffig, ondeugend, vervelend nesterij - bagatel, beuzelarij, beuzeling, larie, wissewas nesthaar - dons nesthond - pup nestig - kribbig, luimig, nietig, nuffig, onbetekenend, wrevelig, nestor - grijsaard, oudste, wijze nestorpapegaai - kea nestparasiet - koekoek nestvlieder - eend, gans, hoender, kip, meerkoet, meeuw, patrijs, zwaan net - accuraat, beschaafd, correct, eerbaar, even, fatsoenlijk, flouw, fuik, haam, helder, juist, keurig, knapjes, kor, korre, kortgeleden, krek, kuis, laagnet, mooi, nauwkeurig, netjes, onlangs, oppassend, ordentelijk, pas, precies, punctueel, proper, weefsel, schoon, sierlijk, tiras, totebel, treil, vleet, vlouw, wade, web, welgevoeglijk, wellevend, zegen, zindelijk, zoeven, zopas, zorgvuldig net - fuik, korre, kubbe, kuil, visgerei, weefsel, web, zegen, zoeven net aan gaffelstuk - gebbe net aan palen voor aal of paling - stalnet net doen als - volgen net in een fuik - inkel net niet te laat - bijtijds, intijds, nippertje, tijdig, vroegtijdig net om vogels te vangen - valstrik net, ooglijk - toonbaar net precies - daarnet, zoëven, zojuist net, soort - balfuik, trommel nestor - grijsaard, oudste net van aderen - lacis net van nerven in de bladeren - nervatuur net voor botvisserij - praamnet net voor garnalenvangst - garnalennet net voor patrijzen - zegen net zo - evenzo, idem, item, krek net zo lang als een seconde - tel net zo min - evenmin net zo veel - evenveel net zoals - als, eender, evenals, eveneens, evenzo, gelijk, juist net zo goed - evengoed netel - onkruid netelachtig - netelig netelachtigen - urticalceeën netelachtige plant - brandnetel, gelling, harrel, hennep, hop, kemp, pelhennep, rameh, zaailing neteldier - armpoliep, bezaantje, bloedkoraal, boorspons, broodspons, buiskwal, domansduim, haarkwal, haringgraat, inktvis, kersenkoraal, klokjespoliep, knolkwal, knotsdraad, komp, sterkoraal, koraal, kwal, neptunusbeker, oogkoraal, oorkwal, orgelkoraal, parelspons, poliep, pijppoliep, spons, sponskoraal, straaldier, tandkoraal, waaierkoraal, waaierspons, zeeanemoon, zeeanjelier, zeedalia, zeedraad, zeekwal, zeepadden, zeeveer, zeewaaier, zeilkwal, zoetwaterpoliep, zoetwaterspons neteldier met ribvormige zwemplaatjes - ribkwal neteldieren - cnidaria neteldoek - mousseline, weefsel netelen - prikken netelhaar - brandhaar netelig - bedenkelijk, benauwd, benard, delicaat, delikaat, doornig, epineus, gevaarlijk, gevoelig, grillig, hachelijk, hinderlijk, intricaat, korzelig, kritiek, lastig, lichtgeraakt moeilijk, penibel, precair, stekelig, veeg, zwak netelig vraagstuk - dilemma, impasse netelige plant in de troepen - ramee netelige positie - impasse netelige stof - ramee, rameh netelige toestand - avontuur, benardheid, complicatie, difficulteit, dilemma, ellende, embarras, gebrek, heksentoer, impasse, implicatie, knel, knelpunt, kommer, kwadratuur, labyrinth, moeilijkheid, monnikenwerk, nood, onmogelijkheid, penarie, perikel, wespennest netelige zaak - hangijzer, wespennest neteligheid - vinnigheid, moeilijkheid, korzeligheid netelkoorts - netelroos neteloor - knorrepot netelplant - ramee netelroos - galbulten, netelkoorts, netelzucht, urticaria net en eerbaar - kies net en fraai - proper netenkam - neetoor netenkop - neetoor net gebeurd - pas, recent, zojuist netheid - accuratesse, gepastheid, keurigheid, orde, ordelijkheid, properheid, zindelijkheid netjes - aardig, accuraat, behoorlijk, beleefd, braaf, chic, clean, correct, eerbaar, fatsoenlijk, fraai, fijntjes, keurig, knap, korrekt, nauwkeurig, ordelijk, precies, proper, puntelijk, regelmatig, rein, sierlijk, verzorgd, zindelijk netjes (Eng.) - square netjes neerleggen - neerleggen, plaatsen, schikken, vlijen, voegen netknoop - maas netleuver - strop netmaag - huif, koeienmaag, muts netmaag (Lat.) - reticulum net niet raak - rakelings netnummer - kengetal netpyton - reuzenslang netstrop - netleuver nette man - heer nette vrouw - dame netten - bevochtigen, natmaken, reinigen, schoonmaken netten bewerker - taander netten knopen - peuteren, pulken, punniken nattigheid - netheid netto - nto, rein, schoon, zuiver netvleugeligen - neuroptera netvleugelig insekt - doornrups, eendagsvlieg, elzenvlieg, gaasvlieg, haft, libel, mierenleeuw, oeveraas, waterjuffer netvleugeligen - neuroptera netvlies - retina netvliesontsteking - retinitis netvorming - reticulair netvormig weefsel - filet, gaas, tule netwerk - filet, lijnen, liniatuur, patroon, raster, rooster, samenweefsel, staven, netwerk van bloedvaten of zenuwen - plexus netwerk van lijnen - raster net zo – dito, evenzo, gelijk, idem, identiek net zo erg als een dief - heler net zo lang als een seconde - tel neuk - stomp, stoot neuken - foppen, stompen, zaniken, zeuren neuker - zeurkous neulen - zaniken, zeuren neum - gebaar, wenk neuralgie - zenuwpijn neuralgische ziekte - ischias neurasthenie - overspannenheid, zenuwzwakte neurie - voedsel neuriën - lullen, neuren, zingen neuritis - zenuwontsteking neurologie - zenuwkunde neuron - zenuwcel neuroloog - zenuwarts neurose - geestesziekte, zenuwziekte neuroticus - zenuwlijder neurotisch - zenuwziek neus - gevel, gok, kokker(d), punt, reukorgaan, reukvermogen, rhino, scheg, snotkoker, snufferd, snuit, zintuig neus met ingezonken neusbeen - zadelneus neus ophalen - snotteren, snuffelen, snuffen neus, rode - couperose neus van een schip - sneb, (vóór)steven neus van een schoen - teenstuk neusamandel - adenoïde neusarts - rhinoloog neusbeer - koati neusbloeding - epitaxis, rhinorrhagie neusbloeding veroorzakend - hypertensie neusbrandertje - neuswarmertje neusdier - neusbeer neusdoek - zakdoek
neusgat in de snavel van vogels - nebgat neushaai - haringhaai neushoorn - badak, r(h)inoceros neushoornvlies - naseus neushoornvogel - bucterotida, hoornsnavel, jaarvogel, rangkok, pepervreter, toekan neusje (het) - beste, fijnste, kleinste, lekkerste neusje (van een appel) - navel neuskeelholte - nasofarynx neusklank - nasaal neusklem voor dieren - pranger neusklinker - nasaal neusknijper - klemhaak, knijpbril, lorgnet, nijpijzer, praam, prang(er) neuskundig - nasologisch neuslap - zakdoek neusonderzoek - rinoscopie neuspranger - knijpbril, neusknijper neuspijn - rinalgie neusslijmvliesontsteking - rinitis neusspiegeltje - rinoscoop neusspier - nasalis neusspraak - rinolalie neusuitwas - neuspoliep neus van een schip – boeg neus van een schoen - teenstuk neusverkoudheid - coryza neusverzwering - ozaena, stinkneus neusvis - schoorsteenveger, sneep, snijdersnoek, steenmeeuw, tabaksroker neusvocht - snot neusvogel - neushorenvogel, toekan neuswarmertje - neusbrandertje neuswijs - betweterig, eigenwijs, nieuwsgierig, scherpzinnig, slim, verwaand, waanwijs, wijsneuzig neut - afzakkertje, borrel, glaasje, oorlam, snaps neut, in de - dronken neutel - dreutel, mannetje neutelen - talmen neutelig - gemelijk, korzelig, zeurig neutje - borrel neutjesschelpen - nucula neutraal - afzijdig, kleurloos, onbevooroordeeld, ongebonden, onpartijdig, onzijdig, vrij neutraliseren - opheffen, verhinderen neutraliteit - onpartijdigheid, onzijdigheid neutrum - onzijdig neuzelen - besnuffelen, dralen, peuzelen, snuffelen, snuffelen neuzelend - nasaal neuzelwerk - peuterwerk neuzen - kijken, loeren, rondloeren, snuffelen, speuren, zoeken nevel - damp, dauw, mist, nevelvlek, rook, sluier, smook, smoor, smuik, spiraalnevel, stoom, veenrook, waas, wasem, waterdamp nevelachtig - bewolkt, buiig, dampig, mistig, mottig, nebuleus, nevelig, onduidelijk, vaag, wazig nevelachtig (muz.) - zeffiroso nevelapparaat - nevelaar nevelbank - mistbank nevelcamera - nevelkamer nevelen - misten nevelig - dampig, dijzig, heiig, mistig, mottig, nebuleus, nevelachtig, vaag, wasemig, wazig nevelige onderwereld - niflheim neveling - nevel nevelkamer - wilsoncamera nevelmaand - november nevelmassa -wolk nevelmassa die de kern van een komeet aan alle zijden omgeeft - coma nevelsluier - waas, zweem nevelsteen - nefeliet, nefeline neven - naast, neffens nevenkamer - zijkamer nevenkrater - bocca nevenliggend - aangrenzend, belendend nevenoplossing van een schaakprobleem - dual nevens - behalve, (er)naast, neffens, neven nevenschikken - bijschikken, coördineren nevenschikkend voegwoord - als, en, maar, mits, of nevenschikking - bijschikking, coördinatie, parataxis nevenschikking vanvolzinnen - coördinatie nevenschikking van woorden van dezelfde of tegengestelde betekenis - parataxis nevensdien - daarenboven nevensgaand - bijgevoegd nevensluiting - shunt nevenvertrek - zijkamer, zijvertrek nevenvestiging - filiaal new Hampshire, hoofdstad van - Concord New Jersey, hoofdstad van - Trenton New Mexico, hoofdstad van - Santa Fe newton - n. nexus - polarisator, samenhang, verband Niam-niam - Azande Nibelungen, vorst der - Hagen, Högni Nibelungenlied, held uit het - Siegfriet Nicaragua, berg in - Momotombo, Ometeoe, Viejo Nicaraguaanse stad - Leon, Managua Nicaraguaanse munt - centavo, cordoba Nice - Nizza nicht – broederskind, homoseksueel, kozijn, oomshind, oomzegger Nicobaren, een der - Camotra, Katsjal, Nunkauri Nicobaren, palmsoort op de - nidaton, orania, rimifon Nicolaas - Nico, Niek nicotianine - tabakskamfer, tabaksplant nicotine - tabakgif nicotinevergiftiging - nicotianisme niello - zwartsel niemand - alleen, geen, gene, nemo niemand uitgesloten - allen, iedereen niemand uitgezonderd - allen, allemaal, elk, elkeen, ieder, iedereen niemendal - niets, nihil, niks, noppes nierafscheiding - adrenaline nierbekkenontstekking - pyelitus nier- en lendepijn - nephralgie, nierkoliek nieren - renes nieren betreffende - renaal niergras - zoutgras niergruis - graveel, graveelzand nierharst - nierstuk nierhout - graveelhout nierkoliek - nefralgie, nierpijn nierkunde - nefrologie nierpijn - nefralgie nierontsteking - nefritis niersteen - graveel, jade, nefriet, uroliet nierstuk - nierharst nierverettering - pyonefrose niervergiftiging – uremie niervocht - urine niervormig - boonvormig nierziekte - nefrose, nefritis, nefralgie niese - dame, meid nieskruid – helleborus, niespoeder, snuiftabak, wrangwortel nieskruid, groen - wrangwortel nieskruid, zwart - kerstroos niesmiddel - saponine nieswortel - nieskruid, veratrum niet - geen, (klink)nagel, luis, neet, nihil, niks, nil, niemandal, noppes, nul, pen, pennetje, zero niet aan anderen - eigen niet aan bederf onderhevig - inalterabel niet aan belasting onderworpen - belastingvrij, onbelastbaar niet aan denken – vergeten niet aan een - los niet aan één stuk door - onderbroken niet aangedaan - onbewogen niet aangenaam - lastig, onbehaaglijk, vervelend niet aangenaam klinkend - onharmonisch, onwelluidend niet aangenaam om naar te luisteren - gejeremieer, geleuter, gewauwel, gezeur, gelul, kletskoek niet aangeraakt - onaangeraakt, onaangeroerd, onberoerd niet aangeroerd – intact niet aangevallen - onbestreden niet aanhouden – uittrekken niet aankomen – afblijven niet aannemen – afwijzen, bedanken, weigeren niet aanraken - afblijven niet aanstaan – mishagen, weigeren niet aantasten - ontzien niet aanvaarden - weigeren niet aanwezig - absent, afwezig, foetsie, heen, uit, verdwenen, weg niet abstract - concreet niet actief - b.d., emeritus, indolent, inert, laks, lui, passief, traag, niet af – onaf, onvoltooid niet afgemaakt – onvoltooid niet aflatend - continu niet afschaffen - handhaven niet aftreden - aanblijven niet algemeen – bijzonder, buitengewoon, ongewoon, opmerkelijk, particulier, speciaal, vreemd, zonderling niet alledaags - byzonder, ongemeen, ongewoon niet alles - deel(s), gedeeltelijk, iets, parttieel niet altijd - soms niet-amateur - beroeps, prof(essional), semi-prof niet ambtelijk - onofficieel, privaat niet amusant – eentonig, saai niet anders - hetzelfde niet authentiek - apocrief, onecht niet balsturig - gezeglijk niet bang - moedig niet barbaars - beschaafd, menselijk niet barmhartig - genadeloos, wreed niet bedaard - opvliegend, wild niet bedeesd - brutaal ,vrijpostig niet bedekt - bloot, openlijk niet bedorven - bruikbaar, eetbaar, vers niet bedreven - onervaren, onhandig niet bedroefd - opgewekt, vrolijk niet begerig - tevreden niet begrens- onbeperkt, uitgebreid, uitvoerig niet begroeid - dor, bloot, kaal, naakt niet bekend – onbekend, vreemd niet bekend gemaakt - geheim niet bekrompen - breed, open, ruim niet bekwaam - incompetent niet beladen - leeg, ontlast niet bemind - gehaat, impopulair niet beoogd – onbedoeld, ongewild niet bepaalde hoeveelheid van iets - deel, part niet beroeps - amateur, dienstplichtig, dilettant, reserve niet beschaafd – onbeschoft, onnet niet bescheiden - brutaal, indiscreet, opdringerig, vrijpostig niet beschikbaar – indisponibel niet beschonken - nuchter niet beschreven - blanco, wit niet beslist – onbeslist niet best – knudde, slecht niet bestaand - irreëel, onwerkelijk niet bestand tegen warmte – thermolabiel niet betaald – onafgelost, schuldig niet betrouwbaar – louche niet bevestigd – los, onzeker niet bevloeid bouwland voor de droge rijstbouw (Ind.) - ladang niet bevoegd – incompetent niet bevreesd – dapper, koen, onvervaard niet bewust – onbewust, wezenloos niet bezadigd – jong, mal niet bezet – vrij niet billijk - onredelijk niet bindend - informeel, vrijblijvend niet binnen - buiten niet binnendoor - achter langs ,buitenom niet binnen om – buitenom niet blank - gekleurd niet blijvend - tijdelijk, voorbijgaand niet bot - scherp niet boven - beneden, onder niet breed - smal niet buigzaam - stram niet buiten - binnen, in niet buitenom - binnendoor niet bijdehand - bekrompen, eigenwijs, koppig, stroef, niet chaotisch - geordend niet charmant - onaantrekkelijk niet chemisch - natuurlijk niet-christen - boeddhist, heiden, Islamiet, jood, Mohammedaan, ongelovige, paganist niet chronisch - acuut niet cirkelvormig - driehoekig, hoekig, ellipsvormig, vierkant niet comme-il-faut - onbehoorlijk, onfatsoenlijk, ongepast, schandelijk niet compact - diathermaan, dun, fijn, hol, licht, los, luchtig, poreus, spongieus, ijl niet concreet - abstract niet conform - afwijkend niet conservatief - progressief, vooruitstrevend niet contra - voor, pro niet-corpslid - boef, boender, knor niet correct - stijlloos niet cursieve schrijfletter - blokletter niet daarginds - hier niet dadelijk - later, straks niet dapper - laf niet de eerste - laatste niet deelbaar - ondeelbaar, priem niet deelbaar door twee - oneven, on niet deelbaar getal - priem(getal) niet degelijk - onsolide niet de kortste weg - omweg niet de moeite lonend - beneden niet de rechter - linker niet deskundig - incapabel, incompetent, leek, onbevoegd, ongeschikt nietdeskundige - leek niet deugen - rammelen niet devoot - ontoegewijd niet de ware gedaante - mom niet deze - andere, die, gene niet deze plaats - daar, ginder, ginds niet dezelfde - ander(e) niet dezelfde plaats - anders, elders, ergens niet dicht - aan, iel, lek, licht, los, luchtig, ontsloten, open niet dichtbij - afgelegen, onna, ver(af, verwijderd niet dicht opeen staande - iel niet die - deze niet dienstplichtig - beroeps, reserve, vrijwillig. niet dienstplichtige - vrijwilliger niet diep genoeg om te varen - krap niet dierlijk - mineraal, plantaardig niet dik - dun, iel, ijl, mager, schriel, slank, teer, tenger niet dikwijls - soms, zelden niet direct - indirect, later, straks niet doeltreffend - ineffectief niet doen - afzien, (na)laten niet dof - blinkend, helder niet dom - geleerdgewiekst, gehaaid, knap, leep, slim niet donker – licht niet doordacht - loszinnig niet doorgaan - ophouden, stoppen, vervallen niet doorlopen - stilstaan niet doorwaadbaar - diep niet drachtig - gust, vaar niet dronken - nuchter niet droog – klamk, nat, vochtig niet druk - bedaard, flauw, kalm, rustig niet druk kind – lichtjas, onak niet dubbel - enkel niet dun - corpulent, dik, gebonden, gezet, mollig, vet niet duur - goedkoop, voordelig niet dwalend – doelgericht, feilloos niet echt – imitatie, nep, surrogaat, vals niet economisch - inefficiënt niet een - geen, gene, niemand niet een uitgezonderd - allemaal, allen, elk, ieder(een) niet eens - meermalen, vaker, oneens niet been uitgezonderd – allen, allemaal, elk, ieder(een), niet eenvoudig - gecompliceerd niet eenzaam afgelegen - dichtbij niet eerlijk - gemeen, onecht, oneerlijk, slinks, unfair, vals niet eervol - deshonerabel niet eetbaar - giftig niet effen - geplooid, inegaal, oneffen, ruw niet egaal - hobbelig, oneffen, ongelijk, ruw niet eigenaardig - gewoon niet eigenwijs - sociaal, verstandig niet elastisch - onrekbaar, stijf niet elegant - lomp niet energiek - gemakzuchtig, slap niet eng - breed, ruim niet enkel - dubbel, meervoudig niet enkelvoudig - samengesteld niet erbuiten - erin niet erg - niets niet erg veel - weinig niet erg vrolijk - mineur niet erg warm - lauw niet erkend als echt - apocrief niet erkend bijbelboek - apocrief niet erkennen - desavoueren, loochenen, miskennen, verstoten niet erkennen van de wet - anomie niet erkenning (bij wedstrijden) - diskwalificatie, diskwalificeren niet erkentelijk - ondanlbaar niet ernstig - licht, lichtvaardig niet ernstig bedoelde hofmakerij - flirt niet ernstig mens - spotter, spotvogel niet ervaren - nieuw, onbedreven, onhandig niet ervaren mens - beginneling niet ervaren werkman - ongeschoolde niet eten - vasten niet even - langdurig, oneven, on niet evenwichtig - labiel, wankel niet exact - onnauwkeurig niet fair - oneerlijk, onnet, onsportief, unfair niet fatsoenlijk - onbehoorlijk, onbeschoft niet flauw - geestig, pit, pittig, snedig niet flexibel - onbuigzaam niet flink - loom, mem, slaphartig, slepend, suf niet flink aanpakken - slabakken niet flink neerzetten - slepend niet flink oplichten - slepend niet fors - dun, iel(ig), klein, miezerig niet fout - goed niet fraai - lelijk niet fris - bedompt, duf, flets, gemeen, muf, onfris, ongezond, onlekker, rot, vaal, verlept niet fijngevoelig - bot, grof, indelicaat, ongemanierd, onkies, ruw niet gaaf - bedorven, beschadigd, geschonden, onzuiver, verlept, vervallen, wrak niet gaarne doen - node niet galant - ongalant, onridderlijk niet gangbaar - incourant niet gastvrij - ongastvrij niet geaccepteerd - geweigerd niet gebogen - plat, recht niet gebonden - los, neutraal, vrij niet gecompliceerd - eenvoudig, simpel niet gedaan wat men doen moest - nalatig niet geestelijke - leek niet geestig - flauw, laf niet geheel - deels, gedeeltelijk, partieel niet geheel verstandig - halfwijs niet geheel waterdicht - lek(kend), poreus niet geheel zuivere smaak - bijsmaak niet geheim - bekend, openbaar, publiek niet gejaagd - bedaard, gerust, kalm, rustig niet gekleed - bloot, naakt niet gekookt - rauw niet geladen deeltje atoomkern - neutron niet geldig - nietig niet geleed - ongeleed niet geleidend - isolerend niet-geleider - isolator niet gelijk - afwijkend, oneffen, ongelijk, verdeeld niet gelijkvormig - anders, incongruent niet gemist kunnen worden - nodig, noodzakelijk, onmisbaar niet genoeg gekookt - ongaar niet genoemd - anoniem niet geoorloofd - verboden niet gepaste houding bij een persoon - parmant niet geraakt - mis niet gerechtvaardigd - ongegrond, onterecht niet gering - duchtig, goed, krachtig, stevig niet geroerd - intact, onaangedaan, ongetroffen niet geschaad - ongedeerd niet geslaagd - struikelen niet gesloten - open, toegankelijk, openhartig, mededeelzaam niet gesloten zijn - openstaan niet gespannen - lenig, slap, ontspannen, rustig niet gestadig - grillig, inconstant, soms niet gestand doen - lossen niet gesteld op mensen - eenzelvig, schuw niet gesteld op veel mensen - eenkennig, eenzelvig niet gestemd tot spot - ernst, ernstig niet getekend - anoniem, naamloos niet getroffen - onaangedaan, ernaast, gemist, mis niet gevarieerd - beperkt niet geveinsd - realistisch niet geven - achterhouden, onthouden niet gevouwen bedrukt vel - plano niet gevuld - hol, ijdel, ledig, leeg niet gevulde ruimte - holte, leegte, vacuüm niet gewaardeerd - miskend niet gewichtig - licht, nietig, onbelangrijk niet gewijde rooms-katholieke prelaat - elect niet gewild - incourant, impopulair, ongewenst niet gewilde ruzie - misverstand niet gewoon - dooreen, ondereen, ongemeen niet gezegd - ongenoemd, verzwegen niet gezien - impopulair niet gezond - ziek niet gezongen - gelezen niet glad - bobbelig, inegaal, oneffen, ruw, stroef niet blad verlopen - stroef niet glimmend - dof, mat niet glanzend - dof, mat, troebel niet glinsterend - mat niet glijdend - stroef niet goed - fout, gematigd, kwalijk, onwel, slecht, verrot niet goed bij zijn hoofd - malende niet goed bij zijn verstand - getikt, getroebleerd niet goed doorbakken - kleems, klef, ongaar tets niet goed droog - klam, nat, vochtig niet goed gaar - kleems, klef niet goed gekookt - ongaar niet goed samengesteld - onbruikbaar, ondeugdelijk niet goed sluitend - rap niet goed snik - gek, lijp, mesjogge niet goed snik zijn - veeg niet goed te keuren - afkeurenswaardig, blamabel, laakbaar niet goed wijs - achterlijk, dom, gek, geschift, halfgaar niet graag - node, ongaarne, onwillig niet graag gewild - ongewenst niet grappig - onaardig niet grof - fijn niet groot - gering, klein, minuscuul, nietig, onaanzienlijk niet gunnen - misgunnen niet haaks - scheef niet haastig - rustig, bedaard, kalm niet hard - langzaam, murw, week, zacht niet hartig - flauw niet hebben - gebrek, gemis, ontbering niet heel – gebroken, kapot, stuk niet helder – mat, dof, drab, goor, onrein, troebel vies, vuil niet helder van kleur - flets, goor niet helder van stem - hees niet helderwit - gelig, goor niet helemaal - bekant, bijna, deels, gedeeltelijk, haast, partieel niet hetzelfde - anders, ongelijk niet hier - daar, der, elders, ginder, ginds niet hoger - gelijk niet hol - gevuld, massief niet hoog - laag niet hoog in prijs - goedkoop niet hoogstaand - banaal, platvloers niet horend - doof niet iedereen - enigen, enkelen, weinigen nietig - armzalig, futiel, gering, iel, klein, luimig, luizig, luttel, mager, min, mizerig, nul, onaanzienlijk, onbeduidend, ongeldig, popperig, prullig, waardeloos nietigheid - bagatel, beuzeling, lor, nulliteit, onbeduidendheid, prul, vergankelijkheid, wissewasje niet imaginair - realistisch, reëel, werkelijk niet "In" - ongewild, ongezocht niet in aanzien zijnde - onaanzienlijk niet in de haak - incorrect, onbehoorlijk niet in de stad - buiten niet in dichtvorm - proza niet in druk verschenen - onuitgegeven niet in een bepaalde doorgaande toonaard gecomponeerd - atonaal niet in geld - natura niet in het bezit van - zonder niet in het geheim - openlijk niet in het middelpunt gelegen - excentrisch niet in het openbaar - binnenskamers, onder(s)hands niet in huis - buiten niet in orde - defect, geschokt, kapot, mankerende, onklaar, onpasselijk, onwel, overstuur, voos niet in overeenstemming - verdeeld niet in rechte stand - scheef niet in staat te denken - dol niet in staat te horen - doof niet in staat te zien - blind niet in staat tot - onbekwaam, onmachtig niet in te denken - ondenkbaar, onvoorstelbaar niet in trek - impopulair niet in werkelijke dienst - non-aktief niet in woorden uit te drukken - onuitsprekelijk niet inbegrepen - exclusief niet incidenteel - principaal niet individueel - gemeen, massaal, schappelijk niet ingeslapen - wakker niet ingetogen - vrijmoedig, vrijpostig niet ingevuld - blanco niet-ingewijde - buitenstaander, leek niet ingewikkeld - eenvoud, eenvoudig niet ingewijde - buitenstaander, leek, outsider niet ingezet - aangeknipt niet inhouden - laten niet inschikkelijk - incoulant niet invorderbare schuld - nonvaleur niet inwonend - extern niet-Israëliet - goj, gojim niet jong - bedaagd, bejaard, bezadigd, oud niet jong meer - bedaagd, bejaard, oud niet-Jood - goj, gojim niet juist - fout(ief), incorrect, kwalijk niet kalm - ongedurig, onrustig, woelig niet kapot - gaaf, heel, intact niet karig - royaal, vrijgevig niet kerkelijk - profaan niet kerkelijk aangelegd - neutraal niet kerkelijk gekleurd - neutraal niet kernachtig - slap niet keurig - incorrect, onbeleefd niet kies - ongevoelig, tactloos niet kinderachtig - grootmoedig, ruimdenkend, volwassen niet klaar - onaf niet kleingeestig - onbekrompen niet komen - afzeggen, uitblijven, wegblijven niet kort - lang niet krachtig - slap, zwak niet krenterig - coulant niet krom - recht niet kunnende afwachten - ongeduldig niet kunnende betalen - insolvabel, insolvent niet kunnende gebeuren - onmogelijk niet kunnende horen - doof niet kunnende zien - blind niet kunnende zwijgen - loslippig niet kwaad - aardig, vriendelijk niet kwaadaardige pokken ziekte - alastrim niet laag - eerlijk, hoog niet landelijk - dorps, regionaal, stads, stedelijk, steeds niet lang - even, kort(stondig), moment niet lang geleden - kortelings, onlangs, pas niet langer geldig zijn - verlopen, vervallen niet lange tijd - moment niet langzaam - rad, rap, ras, kwiek, snel niet leerzaam - indociel niet legaal - illigaal, illegetiem, onwettelijk niet lek - dicht niet lekker - onbehaaglijk, onsmakelijk, vies, wee niet lenig - stijf, houterig, stram niet letterlijk - figuurlijk niet leuk - naar, naargeestig, onaardig niet levend - dood, gestorven, overleden, wijlen niet levendig - dommelig, flauw, mat, saai, slaperig, slapend, soezig, soezerig, suf, traag, vervelend niet levenslustig - triest, zielig niet levensvatbaar zijn - abiosis niet levensvatbare misvormingen aan benen - sirenevorming niet licht - donker, kwalijk, ongemakkelijk, zwaar niet licht te achten - ernstig, kritiek niet licht te ontroeren - onaandoenlijk niet licht te schatten - ernstig niet liggend - staand niet liniair - hoekig, krom, rond niet log - licht, luchtig niet logisch - grillig, inept, inkonsekwent, irrationeel, ongerijmd, onlogisch, willekeurig niet logisch geredeneerd - inconsequent, onlogisch, verward niet lonend - improduktief, onrendabel, onvruchtbaar niet los - immobiel,onbeweeglijk, onvrij, vast niet loslaten - vasthouden niet loslaten (van gedachten) - obsederen niet lui - arbeidzaam, energiek, vlijtig, ijverig niet lukken - falen, misgaan niet machtig - klein, slap, zwak niet mager - corpulent, dik, gezet, vet niet makkelijk - moeilijk niet materieel - onstoffelijk niet matig - royaal, verkwistend niet matroos - baar niet mededeelzaam - gesloten, stil, zwijgzaam niet meegaand - steil (fig.), streng niet meegevend - hard, onbuigbaar, taai, wreed niet meer aanwezig - weg niet meer bevroren - ontdooid niet meer dan - simpel niet meer dan dat - slechts niet meer doen - nalaten niet meer doen gelden - verliezen niet meer erkennen - verstoten niet meer gebruiken - stal niet meer geldig - ongeldig, verlopen niet meer gewend - ontwend niet meer hier - daar, elders, heen, vertrokken, weg niet meer in de mode - ouderwets niet meer in functie - b.d., em, emeritus, ex niet meer in het bezit van - kwijt niet meer in het bezit willen houden - loslaten niet meer kopen van - boycotten niet meer kunnen - verliezen niet meer kunnende lopen - lam niet meer levend - dood niet meermalen - eenmalig, eens, ereis niet meer met iets inlaten - onttrekken niet meer te gebruiken - versleten niet meer te koop - uitverkocht niet meer wetend - bijster, radeloos niet meer willen - afzien, bedanken niet meer ziek - beter niet-metaal - metalloïde niet met wat - zonder niet-militaire dienst - burgerdienst niet-mis - raak niet modern – klassiek niet moe - fit niet moedig - angstig, bang, enghartig, laf(hartig) niet-Mohammedaan - giaur, kafir (scheldnamen) niet moeilijk - eenvoudig, makkelijk niet mooi - afschuwelijk, lelijk niet moreel - immoreel niet muzikaal - amuzikaal niet naakt - gekleed niet nakomen - afzien, nalaten niet na te gaan - oncontroleerbaar niet na te volgen - nimitabel, onnavolgbaar niet nader genoemd persoon - kwidam niet nakomen - verzuimen niet naleven - verzaken niet nauw - breed, ruim, wijd niet nauw rekenend - gul, mild, onbekrompen, royaal niet nauwgezet - inaccuraat, onnauwkeurig, rommelig, slordig niet nauwkeurig - inaccuraat, slordig niet nederig - hautain, hooghartig, pedant, trots niet neerslachtig - blij, levenslustig, opgewekt, vrolijk niet negatief - positief niet net - onnet niet netjes - incorrect, indecent, onbehoorlijk, oneerlijk, onfatsoenlijk, onnet, rommelig, unfair, slordig, vies, vuil niet nietig - dik, enorm, groot, zwaar niet nieuw - antiek, gebruikt, oud, tweedehands niet nobel - onedel niet nodig - genoeg, luxe, misbaar, nodeloos, onnodig, overbodig, voorzien niet nu - eens, eerder, eerlang, ereis, later, ooit, straks niet nuchter - dronken, emotioneel niet officieel - officieus, informeel niet oirbaar - indecent, onbetamelijk, onfatsoenlijk niet omstandig - beknopt niet om te kopen - eerlijk, onkreukbaar niet omkeerbaar - irreversibel niet omkoopbaar - eerlijk, onkreukbaar niet omstandig - beknopt niet onaanmerkelijk - onbeduidend niet onbemiddeld - vermogend niet ondergeschikt - superieur niet onderling - alleen, allenig niet ondertekend - ongetekend niet onderwezen - ongeleerd niet ongeoefend - getraind, paraat niet ongesteld - goed niet onpartijdig - bevooroordeeld, vooringenomen niet ontaard - onverbasterd niet ontmoedigd - onverdroten niet ontnemen - laten niet ontploft projectiel - blindganger niet ontvankelijk - immuun, ongeschokt, onvatbaar niet ontzien - prodigeren niet onwel - goed niet onwettig - legaal niet oorlogvoerend - non-belligerent niet oorspronkelijk - afdruk, afschrift, imitatie, namaak niet op de gewone tijd - tussentijds niet op de juiste waarde schatten - miskennen niet op deze manier - anders niet op deze plaats - elders, ergens, ergens-anders niet op deze wijze - anders niet op dit ogenblik - later, straks niet open - dicht, gesloten, toe niet openbaar - besloten, geheim, intiem, particulier, privaat, privé niet openbaren - verhelen niet openhartig - gesloten niet openlijk - bedekt, geheim, heimelijk, tersluiks, verborgen niet opgeloste zaak - raadsel, probleem niet opgeruimd - zuur niet opgeven - volhouden niet opgewekt - hangerig, loom niet ophouden - doorgaan niet oplettend - onattent niet oppervlakkig - diepzinnig, serieus niet oprecht - oneerlijk, vals niet op tijd - laat, vroeg niet opzichtig - bescheiden, ingetogen, stemmig niet ordelijk - rommelig niet oud - jong, nieuw, vers niet overdreven - gematigd, matig niet over een nacht ijs gaan - voorzichtig niet overhaast - bedachtzaam niet overstemmend - neerslachtig niet overvloedig - afkerig, arm, eenvoudig, karig, onopgesmukt, schraal, sober niet overijld - bedachtzaam niet parkeren - N.P. niet passend - incongruent, inconvenabel, onbetamelijk, ongelegen, ongelijk, ontijdig niet patriciër - plebejer niet patricisch - plebejisch niet persoonlijk - zakelijk niet pienter - dom niet pittig - lenig, ontspannen, slap niet plaatsen - uitlaten niet plechtig - informeel, onofficieel niet plezierig - akelig, naar, onaangenaam, onprettig, vervelend niet plooibaar - eigengereid, stijf, stug niet pluis - gevaalijk, link, riskant, verdacht niet populair - tappen niet positief - negatief niet pover - rijkelijk, weelderig niet prettig - akelig, naar, onaangenaam, onplezierig, onprettig, vervelend niet principieel - drukkend, los, lauw, rechtgeaard, slof, traag, zwoel niet privé - openbaar, publiek niet pro - contra niet productief - inactief, smoezelig, werkeloos niet progressief - conservatief niet proper - onnet, vies, vuil niet publiek - besloten, heimelijk, onderhands, onderonsje, particulier, privé niet puntig - bot, stomp niet puur - gemengd, onzuiver niet raadzaam - afkeurenswaardig niet raak - ernaast, mis(ser), naast, rakelings niet rakelings - pal niet raken - missen niet rank - dik, gezet niet reagerend - inert, inertie niet recht - gebogen, gekromd, krom, scheef, schuin niet rechts - links niet rechtschapen - oneerlijk, vals niet rechtsom - linksom niet rechtstreeks - dadelijk, getrapt, indirect, middellijk, via, zijdelings niet rechtvaardig - onbillijk, onrechtvaardig niet redelijk verklaarbaar - onbedacht, onberedeneerd, onbezonnen niet religieus - bijgeloof niet ridderlijk - laag, onedel, unfair niet rimpelig - glad niet roerig - rustig stil niet roestend - edel niet romantisch - prozaïsch niet ronduit handelen - konkelen niet ruim - belemmerd, benauwd niet-rijder - loper, wandelaar niet rijmend - blank, rijmloos niet samengesteld - eenvoudig, enkel, enkelvoudig, simpel niet scheef - recht niet scherp - bot, ongeslepen, stomp niet scherp omlijnd - flauw, vaag niet schikkende - ongelegen niet schoon - onfris, onrein, smerig, vies, vuil niet schuin - recht niet serieus - frivool niet serieuze affaire - amourette niet slagen - bakken, falen, fiasco, mislukken, stralen, zakken niet slap - strak niet slapend - wakker niet slecht - gaat wel, goed, redelijk, tamelijk niet slim - dom, stom niet sluiten - openlaten niet schuldig meer - kiet niet snel - langzaam, traag niet snugger - dom, stom niet somber - blij, opgewekt, vrolijk niet soortzuiver - bastaard, hybried niet sprekend - stom niet sterk - slap, teer, week, zwak niet stevig - insolide, labiel niet stiekem - onverholen, openhartig niet stoffelijk - geestelijk, ideëel, spiritueel niet stoffelijk, zinnelijk of lichamelijk - geestelijk niet stoffig - geestelijk, spiritueel niet strak - los, ontspannen, slap niet straks - nu, nou niet streng - drukkend, goedertieren, klement, liberaal, los, slof, traag, zacht, zwoel niet streng van zeden - laks niet stroef - effen, egaal, glad, vlak niet strijdende militair - non-combattant niet student - burger, filister, philister, philistijn, proleet, vero niet stuk - gaaf, heel, intact niet stijf - buigzaam, los, luchtig, slap niet stijfdeftig - gemoedelijk, gezellig, onvormelijk niet subjectief - objectief niet summier - lang, langdradig, uitgebreid niet symbolisch - direct, onomwonden, rechtstreeks niet taai - bros, mals niet talrijk - nauwelijks, onbeduidend, schaars, ternauwernood, zelden, zeldzaam niet te bedwingen - ontembaar, tomeloos niet te begrijpen - abracadabra, onbegrijpelijk, ondoorgrondelijk, onverklaarbaar, vreemd niet te geloven - ongelooflijk niet tegen - pro, voor niettegenstaande - echter, hoewel, nochtans, ofschoon, ongeacht, ondanks, toch, trots niettegenstaande dat - desondanks, ofschoon, ondanks, toch niet tegenwoordig - absent, afwezig niet te goeder trouw - oneerlijk, vals niet te groot - matig niet te innen - oninbaar niet te lessen - onlesbaar niet te lezen - onleesbaar niet te meten - onmeetbaar niettemin - alevel, algelijk, desondanks, echter, evenwel, intussen, nochtans, toch niet te missen - nodig, noodzakelijk, onmisbaar niet te noemen - anoniem, naamloos, nameloos niet te ontgaan - onvermijdelijk niet te opereren - inoperabel niet te overdenken - onverdacht, onverhoeds, onvermoed niet te overwinnen - onoverkomelijk niet te rechter tijd - ontijdig, voortijdig niet te redden - reddeloos niet te temmen - ontembaar niet terughoudend - gul niet terzake - irrelevant niet te scheiden - innig, inseparabel, onlosmakelijk niet te stuiten - tomeloos niet te tellen - ontelbaar, talloos niet te temmen - ontembaar niet te vermijden - noodzakelijk niet te veroveren - onneembaar niet thuis - uit, weg niet telkens veranderend - bestendig, duurzaam, stabiel niet tevreden - onbevredigd, onvoldaan niet toegankelik - afgesloten, dicht, toe niet toegestaan - taboe, verboden niet toegevend - streng niet toereikend - onvoldoende niet toestaan - afwijzen, onthouden, verbieden, weigeren niet tot een bepaald geslacht behorend - halfslachtig, hermafrodiet niet tot het wezen der zaak behorende - extrinsiek niet tot ontwikkeling gekomen - rudimentair niet tot rust komend - onbedaarlijk, onophoudend, rusteloos niet tot scherts geneigd - ernstig, serieus niet tot schipperen bereid - halsstarrig, principieel, vasthoudend niet tot spot geneigd - ernstig niet tot volledige ontwikkeling komend - abortief niet tot werking laten komen - suppressie niet totaal - deels, gedeeltelijk, partieel niet traag - kwiek, rap, snel, vlug niet transparant - ondoorzichtbaar, ondoorzichtig niet treffen - missen niet treffend - mis, naast niet treuzelen - opschieten niet troebel - helder, klaar, zuiver niet twee maal - eenmalig, eens niet twijfelachtig - ontwijfelbaar, indubitabel, stellig, vast, wis, zeker niet uit een wettig huwelijk geboren - bastaard, basterd niet uit kristallen opgebouwd - amorf niet uitdagend - nederig, onderwerpend, ootmoedig niet uitgebreid - onbeduidend niet uitgegroeide vrucht - kwar, kwarrel niet uitheems - binnenlands, inheems, inlands, nationaal niet uitputtend - oppervlakkig niet uitscheidend - onophoudelijk niet uitslaande brand - binnenbrand niet uitvoerig - beknopt, bondig, concies, kort, kortaf, lapidair lapide, summier niet uitwaaiende lamp - stormlamp niet uitwendig - innerlijk, interieur, inwendig, niet uitwonend - intern niet uniek - algemeen, veelvuldig niet vaak - eenmaal, eens, ooit, soms, zelden, zeldzaam niet vaardig - dilettanterig, onbeholpen, onhandig niet vacant - bezet, opgevuld, voorzien niet-vakman - amateur, beunhaas, leek, ongediplomeerde, zolderhaas niet vallend onder - exempt niet van beginselen afwijkend - beginselvast, principieel, standvastig niet van belang - irrelevant, onbelangrijk niet van energie getuigend - loom, slap niet van hetzelfde gevoelen - oneens niet van mij - Uw, zijn, haar, jouw niet van ophouden weten - doordouwen, doorgaan niet van pas - ongelegen niet van zijn beginsel afwijkend - beginselvast, principieel, standvastig niet vast - inconstant, los, onafhankelijk, onbestendig, ongewis, onzeker, rul, veranderlijk, vrij, wankel niet vast bepaald - onzeker niet vaster – losser niet vasthouden – loslaten niet vast op de benen – wankel niet vast staan - wankelen niet vatbaar voor infecties - immuun niet veel - iet(s), luttel, onbeduidend, wat, weinig niet veel doen – lummelen, luieren niet veel voorkomend - schaars niet ver - dichtbij, nabij, vlakbij niet veraf - nabij niet verboden - geoorloofd, toegestaan niet verdeeld - een niet verdeeld zijn - eenheid niet verder dan - tot niet verder gaan - stoppen, verijlen niet verdorven - onbedorven, rein, zuiver niet vereist - overbodig, overtollig niet vergeten - gedenken niet vergezeld - alleen, isolaat, zelfstandig niet verheven - alledaags, prozaïsch niet verheugd - terneergeslagen, triest niet verheven - alledaags, nuchter, prozaïsch niet verjaard - pas gebeurd, recent niet verkoopbaar - incourant niet verkort - uitgerekt, verlengd niet verlegen - koen, onbedeesd, stoutmoedig niet vermaard - onbekend niet vermengd - louter, ongedegen, onversneden, puur, rein, zuiver niet verminderd - onverminderd niet vermoeid - fit, helder niet vermogend - onbemiddeld niet verplaatsbaar - onroerend niet verplicht - facultatief, ongedwongen, vrij, vrijwillig niet verpoot - onverspeend niet verrekenbaar - illiquide (fondsen), onzuiver niet vers - belegen, geconserveerd, ingemaakt, oud, oudbakken niet verschenen - verstek niet verschijnen - verstek, verzuimen niet versneden - zuiver niet versterkt - onversterkt niet vervalst - autentiek niet vervolgen - seponeren niet vervuld worden - openblijven niet vervulde betrekking - vacature niet verwacht - onvermoed, onverwachts, verrassend niet verwachte handeling - parmantig niet ver weg - vlakbij niet verwijfd - Spartaans niet verzadigd - onvoldaan niet verzorgd - slordig niet vet - dun, iel, mager niet vet niet mager - doorregen niet vitaal - bloedeloos, lamlendig, lusteloos, slap, indolent niet vloeibaar - dik, vast niet vlijtig - lui niet vloeibaar - dik niet vlot - saai, stroef niet vlot voort gaan - haperen niet vlug - langzaam, traag niet vlug van voor bevatting - onintelligent niet vochtig - droog niet voldaan - ontevreden niet voldoen - nonbetaling, wanbetaling niet voldoende - insuffisant niet voldoende gekookt - ongaar niet volgens de leer - heterodox, onorthodox niet volgens recht - onrechtmatig niet volgroeid - onrijp, onvolwassen niet volledig - gebrekkig, incompleet, onvolkomen niet volmaakt - gebrekkig, onvoltooid niet volstrekt - betrekkelijk, relatief niet voltallig - gedeeltelijk, incompleet, onaf niet voltooid - onaf niet voor - achter(af), anti, na, neutraal, tegen niet voor de grap - ernstig, serieus niet voor en niet tegen - neutraal niet voorgoed - tijdelijk niet voor iedereen - exclusief niet voortbrengend - improductief niet voorzien geval - toeval niet vragen - passen niet vreemd - bekend, gewend, gewoon, normaal niet vrij - gebonden niet vrijstaand - steunend niet vrijstaande pilaar - pilaster niet vrijwillig - gedwongen, node, ongaarne, onwillig niet vrijzinnig - illiberaal niet vroeg - laat niet vroeger - later, nu, toekomstig niet vrolijk - pruims, zuur niet vruchtbaar - steriel niet vuil - schoon niet vurig - ongeïnteresseerd niet voordelig - duur, prijzig, kostbaar niet voortbrengend - improduktief niet voortmaken - lijntrekken, talmen, treuzelen niet voor iedereen - exclusief niet voor de waarheid uitkomen - draaien niet waakzaam - dromerig, slaperig niet waar - nietes, onwaar niet waarderen - miskennen niet waardig persoon - klungel niet wakker zijn - gedroom, gesuf, slaap niet wankelbaar - bestendig, constant, duurzaam, stabiel, zeker niet warm - koud niet warm zittend - luchtig niet warmte geleidend - adiabatisch niet waterdicht - doordringbaar, doorlatend, lek, poreus, vochtdoorlatend niet week - hard niet weelderig - eenvoudig, sober, Spartaans niet wegdoen - bewaren, houden niet weggaan - thuisblijven niet weggelaten mogen worden - obligaat, verplicht niet weggeven - hoeden niet weifelachtig - kordaat, zeker niet weinig - overdadig, overvloedig, plenty, veel, voldoende, volop niet wel - bezwaarlijk, kwalijk, onpasselijk niet wel bij het hoofd - getroubleerd niet wel bij het hoofd zijn - gons niet wel bij het verstand - getroebleerd niet welgemanierd - onbeschaafd, onbeschoft niet wel gevoelend - onwel niet wel gezind - kwaadwillig, vijandig niet weldadig - pover niet welgemanierd - onbeschaafd, onbeschoft, niet welgevallig - onaangenaam, ongewenst niet welig - dof, mager,onvruchtbaar, schraal, spaarzaam niet welkom - onaangenaam, ongelegen, ongenood niet welopgevoed - onwellevend niet welwillend - ongunstig niet wereldwijs - ingénu, wereldvreemd niet werkelijk - denkbeeldig, fictief, ideeel, imaginair, irreëel, onecht, onwaar, onwezenlijk, vals, verzonnen, wezenloos niet werkelijk bestaand - illusoir niet werkelijk bestaande - onwezenlijk niet werken - luieren, verletten niet werkend - defekt, inert, kaduc, kapot, lui; onklaar, ontregeld, werkeloos niet werkzaam - inert niet weten - ignoreren niet weten te waarderen - miskennen niet wetend - onbewust niet weter - agnosticus niet wettelijk - illegaal, illegitiem niet wettig - abstract, buitenechtelijk, illegaal, oneerlijk, onecht, ongeldig, ongewettigd niet wezenlijk - illusoir, inessentieel, irreëel, onecht, onwerkelijk niet wijd - nauw, smal niet wijd zittend - krap niet wijs - dom, idioot, mal, onverstandig, stom niet wild - tam niet wisselvallig - bestendig niet wraakzuchtig - vergevensgezind niet ijzerhoudend - non-ferro niet zacht - hard niet zachtzinnig - streng niet zeeman - landrot niet zeker - onvast, wisselvallig niet zichtbaar - latent, verborgen niet ziek - gezond niet zinken - drijven niet zo - anders niet zoet - dry, hartig, zuur niet zout - flauw niet zo veel - minder niet zuiver - loens, oneerlijk, vals niet zwaar - licht nieten - hechten, haken, klinken, krammen, bevestigen, vastmaken, samenklinken nietig - beuzelachtig, beuzelig, flatulent, frivool, futiel, iel, gering, leurig, luimig, luttel, klein, mager, min, miniem, nestig, nuffig, nul, nietswaardig, onaanzienlijk, onbeduidend, onwettig, pygmeeïsch, prullig, vergankelijk, wrevelig, ijdel, zwak, nietig gedierte - gewormte nietigheid - bagatel, beuzelarij, beuzeling, caduciteit, futiliteit, inaniteit, kaduciteit, kleinheid, kleinigheid, lor, niemendalletje, nulliteit, onbeduidendheid, ongeldigheid, prul, snars, sners, trunt (gewest.), vergankelijkheid, wissewasje, ijdelheid nietig of prutsig - tierelantijntje, tierlantijntje nietig verklaren - casseren, liquideren, nullificeren, opheffen, rescinderen, tenietdoen nietigs - kleins nietig verklaren van een vonnis - casseren nietigverklaring - annihilatie, anulering nietje - krammetje nietje of haakje - kram nietmachine - nietapparaat, nieter nietnakoming - verzuim niets - dalles (dieventaal), dem (Z.N.), louw (barg.), nebbis (barg.), niemendal, nihil, niks, nirvana, nirwana, noppes (barg.), nul, priem (Z.N.), sikkepit, snars, zero niets beduidend - nietsbetekenend niets betekenend - nietsbeduidend, waardeloos niets bewijzend - nietszeggend niets dan - louter niets (Russ.) - nitschewo nietsdoen - dagdieven, flierefluiten, lanterfanten, lediggang, luieren, luilakken, niksen, werkeloosheid niets doend - luilak, werkeloos niets doende personen - dagdief, doeniet, leegloper, luiaard, lijntrekker nietsdoener - baliekluiver, bootafhouder, doeniet, kaailoper, lanterfant(er), ledigganger, leegaard, leegloper, lijntrekker, luiaard, luilak, sjappie, slampamper, straatslijper niets gelovende - nihilist niets horend - stokdoof niets in de Boeddhistische godsdienst - nirwana, nirvana niets kwaads vermoedende - argeloos, goed, goedgelovig, onschuldig niets laten blijken - stiekem niets meer bezittend blut, rut niets meer kunnend - onmachtig niets meer schuldig - kiet niets opbrengend - improduktief, improfitabel,onvoordelig, onvruchtbaar niets opleverend - improduktief niets uitgesloten - al, allen, alles niets uitgezonderd - alles, totaal nietsnut - baliekluiver, doeniet, flierefluiter, lanterfanter, ledigganger, leegloper, luiaard, luierik, luilak, luiwammes, nul, nulliteit, onnut, slampamper, smeerpoes (Z.N.), straatslijper niets uitvoeren - luieren, niksen, rentenieren niets vermoedend - argeloos niets voortbrengend - improduktief, improfitabel, onvoordelig, onvruchtbaar niets waard - knudde, nietswaardig, pet, snert, waardeloos niets waardig - armzalig, beuzelachtig, frivool, futiel, gemeen, knoop (Z.N.), knudde, laag, lorrig, luizig, min, nietig, onbeduidend, pet, prul, slecht, snert, soeps, zaaks nietswaardig manspersoon - lap nietswaardig mens - lor nietswaardig persoon - deugniet (Z.N.), doeniet, klungel, lanterfanter, leur (Z.N.), lomp, nietsnut, prul, puim, snertkerel, snertvent, strop nietswaardig voorwerp - klungel, lap, loer, lor, prul, slet, tod, vod nietswaardige praatjes - apekool, nietszeggend - alledaags, banaal, flauw, hol, ledig, leeg, onbeduidend, stom, waardeloos, ijdel, zinledig, zinloos, zwijgend nietszeggende uitspraak - bombast, clichéfrase, laag, miserabel, nietszeggende zin - frase, cliché, leuze niettegenstaande - desondanks, niettemin, ondanks, ongeacht, ofschoon, trots niettegenstaande dat - desalniettemin, echter, nochtans, ofschoon, toch, trots, hoewel, ondanks niettemin - alevel, alhoewel, desalniettemin, desondanks, echter, eveneens, evenwel, hoewel, intussen, nochtans, ofschoon, ondanks, toch nieuw - actueel, fris, jong, modern, neo, net, nova, novum, onervaren, ongebruikt, ongewoon, origineel, uptodate, pas, recent, vreemd, nieuwerwets, oorspronkelijk nieuw (Gr.) - neos nieuw aangebreid gedeelte - aanbreidsel Nieuw Amsterdams Peil - NAP. nieuwavond (Z.N.) - oudejaarsavond nieuwbakken - pril, splinternieuw, vers nieuw bedenksel - uitvinding nieuw bekeerde - neofiet, nieuweling, proseliet nieuw calvinisme - neocalvinisme nieuwdag (Z.N.) - nieuwjaarsdag nieuw feit - novum nieuweling - aankomeling, beginner, boar, debutant, groentje, junior, neofiet, novice, noviet nieuw gedoopte - neofiet nieuw gevormd weefsel - neoplasma nieuwgevormd woord - neologisme nieuw gewijd priester - neomist Nieuw-Guinea - Irian Nieuw-Guinea, eilandje bij - Biak, Komoran, Noemfoor, Salawati, Waigeo Nieuw-Guinea, rivier op - Digul nieuw hulpmiddel bij navigatie - radar nieuw iets najagen - neofilisme nieuw kompas - silmanal nieuw leven - hernieuwing, renovatie, schepping nieuw matroos - baar nieuw meubel - novantiek nieuw modeartikel - nouveaut nieuw naturalisme - neorealisme nieuw ontgonnen - novaal nieuw priester - neomist nieuw romantiek - neoromantiek nieuw soldaat - rekruut nieuw soort gas - neon nieuw taalgebruik - neologisme nieuw testament - evangelie nieuw vormen - scheppen nieuwvorming - neologisme nieuw woord - neologisme nieuwe bewering of omstandigheid - novum nieuwe dans - raspa, rumba, samba, twist nieuwe (het) - noviteit nieuwe maan - n.m. nieuwe matroos - baar nieuwe naam voor Abessinië - Ethiopië nieuwe naam voor Basutoland - Lesoto nieuwe naam voor Bechuanaland - Botswana nieuwe naam voor de Goudkust - Ghana nieuwe naam voor Madagascar - Malagasië nieuwe naam voor Nieuw-Guinea - Irian nieuwe naam voor Noord-Rhodesië - Zambia nieuwe naam voor Nyassaland - Malawi nieuwe naam voord Perzië - Iran nieuwe naam voor Siam - Thailand nieuwe naam voor Tanganyika en Zanzibar - Tanzania Nieuwe Hebriden, een der - Ambryn, Api, Arba, Erromanga, Maiwo, Malekula, Santo, Tanna, Vate nieuwe oplaag - herdruk nieuwe regel - alinea nieuwe rekening - n.r. nieuwe romantiek - neoromantiek nieuwe rijke - parvenu nieuwe soldaat - rekruut nieuwe soort - mutant nieuwe spelling - neografie nieuwe ster - nova nieuwe stijl - n. s. Nieuwe Testament - N.T. Nieuwe variëteit - conquest nieuwe vinding - ontdekking, radar, straalmotor nieuwe volkenbond - U.N.O., VN., nieuwe wereld - Amerika nieuwe wereldtaal - ido nieuwe wijn - most nieuwe zegswijze - neologisme nieuweling - baar, beginneling, beginner, big, debutant, feut, noviet, groen, groentje, neofiet, neovist, norenbaar, novice, novies, orimbaar, recruut, totok nieuweling (op zee) - baar nieuwelingschap - noviciaat nieuwerwets - eigentijds, modern, modieus nieuwerwetsheid - hedendaags, moderniteit Nieuw-Guinea - Irian nieuwigheden invoeren - innoveren nieuwigheid - innovatie, nieuwlichterij, nieuwmodisch, nieuwtje, nova, noviteit, nouveauté, novum, snufje, uitvinding, vondst nieuwigheid (taal) - neologisme nieuwjaar (Islam.) - Muharram nieuwjaarsvogel - koekoek nieuws - actualiteit, bekendmaking, mare, tijding, bericht, gerucht, informatie, journaal, nouvelle, vers nieuwsbericht - bulletin, krantenbericht, radionieuws, televisienieuws, tijding nieuwsblad - courant, dagblad, gazet, journaal, krant, weekblad nieuwsblad - AD, N.A.C., Handelsblad, Parool, Telegraaf, Volkskrant, Trouw, Waarheid nieuwsbureau - Aneta. AN.P., HavasReuter, TASS, UPI, Ceteka nieuwsfilm - journaal nieuwsgaarder - journalist nieuwsgierig - benieuwd, curieus, kijkgraag, neuswijs, onbescheiden, vraagachtig, vraagziek, weetgraag nieuwsgierig aanstaren - aangapen nieuwsgierige - indringer, pottenkijker, weetgierige, wijsneus nieuwsgierige vrouw - Aagje nieuwsgierigheid wekken - benieuwen nieuwsjager - journalist, reporter nieuwsopsteller - redacteur nieuwstijding - mare, nieuwsbericht, nieuwtje, nouvelle nieuwtje - nieuwigheid, nouveaut, noviteit, novum, primeur nieuwvormen - scheppen nieuwvormig - celvormig, gezwelvormig nieuwvorming - neologisme, neoplasia nieuw woord - neologisme Nieuw-Zeeland, stad in - Auckland, Cristchurch, Wellington Nieuw-Zeelandse munt - pond nieuwzilver - alpaca, argentaan, argental, argentine, argyroliet, christoffelmetaal, electrum, nikkelkoper, packfong Nieuw-Zuid-Wales, hoofdstad van - Sydney nievers - nergens (Z.N.) niezen - niesen, proesten Nigeriaanse houtsoort - apa Nigeriaanse munt - pond
Nigeria, hoofdstad van - Lagos Nigeria, oud rijk in - Bornu, Kano, Nupe, Sura Nigeria, stad in - Ibadan, Ife, Jos, Kano, Lagos, Ogbomosko nigromantie - toverij, zwartekunst nihil - nil, niks, niemendal, niets, nul, zero nihilist - knor nik - buiging; groet, knik, nijging nikethamide - coramine nikkel - ni nikkel-aluminiumlegering - alumel nikkelen geldstuk - nikkeltje nikkelerts - garneriet, magneetkies nikkeiglans - nikkelarseenkies nikkelijzer - nife nikkelkies - messinggeel, milleriet nikkelkoper - argentaan, nieuwzilver nikkellegering - alcapa, alumel, argentaan, calido, constantaan, elinvar, iconel, monelmetaa,l nichroom, nieuwzilver, nikkeline, packfong, permalloy, platiniet, rhometaal, thermoperm, zilvernikkel nikkelijzeraccu - edisonaccu nikken - knikken, nijgen nikker - demon, droes, duivel, ikker, satan niks - knudde, niemendal, niets, nihil, nil, noppes, nul niksen - lanterfanten, luieren niksnut - baliekluiver, lapzwans, leegloper, luiaard, slampamper nil - niets, nihil, nul Nilotenvolk - Dinka, Nuer, Sjilloek nimbostratus - wolkendek nimbus - cumulonimbus, glans, godin (lagere rang), kalypso, lichtkrans, luister, regenwolk; stralenkroon nimf - algina, argina, boomnimf, bosnimf, dryade, larf, larve, meermin, najade, nereide, sirene, zeemeermin nimf die Apollo ontvluchte - Boline nimf die Zeus op Kreta met geitenmelk grootbracht - Amalthea nimfen die Dionysus grootbrachten - Hyaden nimf in het paradijs van Mohammed - hoeri nimfkruid - najas nimmer bestudeerd of betreden - maagdelijk nimmer(meer) - nooit nimmerzat - ibis nimrod - weideman, jager Niobe der Natiën - Rome niobium - nb., columbium nip - punt, stip, teug nipa - moeraspalm, palmboom nipje - slokje, teugje nippe - neppe, kattekruid nippel - verbindingspen, smeerpunt nippen - borrelen, drinken nippertje, op het - net, ternauwernood Nippon - Japan nirken - herkauwen nis - aedicula, bak, ben, beun, beurshokje, bun, holte, kaar, mihrab, muurholte, rugkorf, uitholling, viskaar nis in een kerk - koornis nis (nisvormige afsluiting) - absis, apsis, beeldnis, instulping, muurholte, uitsparing, urnnis nis waaruit gletsjerwater komt - kaar Nisan - Abib nisbus - schoorsteenbus, kachelbus nisdop - nisbus nisvormige afsluiting - apsis nisvormige uitbouw aan de oostgevel van een kerk - koornis niton - radon, rd. nitrificatie - salpetervorming nitrillen - cyaniden nitrocellulose - pyroxyline, schietkatoen nitrofosfaat - meststof nitrogelatine - springgelatine nitrogenium - n., stikstof nitroglycerol - glyceroltrinitraat, springstof nitroliet - gasburet niveau - basis, gehalte, grondslag, hoogte, peil, plan, rang, standing, terras, waterpas, waterspiegel niveaulijn - hoogtelijn niveau van water - peil niveauverandering van de zeespiegel - ingressie, overstroming, regressie, transgressie, vloed, zeespiegel niveauverlaging van een rivier - insnijding niveauverschil - hoogteverschil niveauvlak - waterpasvlak nivelleerwerktuig - flesjeswaterpas nivelleren -egaliseren, gelijkmaken, vervlakken, vlakmaken nivellering - gelijkmaking, vervlakking, waterpasmaking nivometer - sneeuwmeter nivose - sneeuwmaand nix - watergeest njo(aik.) - jongeheer, sinjo Noach - Noë, Noah Noachs zoon - Sem, Cham, Japhet nobel - edel, edelmoedig, edelaardig, goed, hoogstaand, rechtschapen, statig, schoon, voornaam, weldoend nobel van inborst - edelaardig, edelmoedig nobelheid van karakter - grootheid nobele handeling - weldaad Nobelprijswinnaar, Belgische - Beernaert, Bordet, Heymans, Maeterlinck Nobelprijswinnaars - V = Vredesprijs N = Natuurkunde L = Letterkunde S = Scheikunde G = Geneeskunde en E = Economie F = Fysiologie 3 Dam(G), Lee (N) 4 Bohr (G), Bohr (N), Böll (L), Bom (N), Buch (L), Cori (G), Dale (G), Gide (L), Hahn (S), Hess (G), Hess (N), Hill(G), Huil (V), Katz (G), King (V), Koch (G), Kuhn (S), Lamb (N), Mann (L), Mott (N), Mott (V), Neel (N), Pire (V), Rabi (N), Root (V), Ross (G), Rous (G), Ryle (N), Shaw (L),Tamm Adler (S), Agnon (L), Alven (N), Arber (G), Arrow (E), Asser (V), Aston (S), Bajer (V), Balch (V), Bassow (N), Begin (V), Bethe (N), Bloch (G), Bloch (N), Bosch (S), Bothe (N), Bovet (G), Bragg (N), Braun (N), Camus (L), Chain (G), Crick (G), Curie (N), Dalen (N), Debye (S), Diels (S), Dirac (N), Dorsey (G), Eliot (L), Esaki (N), Fermi (N), Flory (S), Frank (N), Fried (V), Gabor (N), Gobat (V), Godoy (L), Golgi (G), Haber (S), Hench (G), Hertz (N), Hesse (L), Heyse (L), Hicks (E), Jacob (G), Korgh (G), Krebs (G), Kusch (N) Lamas (V), Lange (V), Léger (L), Lewis (L), Libby (S), (N), Todd (S), Urey (S), Wald (G), Wien(N), Ying (N), Loewi (G), Lwoff (G), Lijnen (G), Meade (E), Minot (G), Moniz (G), Monod (G), Natta (S), Oehoa (G), Ohlin (E), Passy (V), Pauli (N), Pregl (S), Ramon (N), Sachs (L), Sadat , (V), Segre (N), Simon (E), Soddy (S),Stark (N), Stern (N), Tatum (G), Temin (G), Vleck (N), White (L), Yalow (G), Yeats (L) 6 Addams (V), Andric (L), Angell (V), Barany (G), Barkla (N), Becket (L), Bellow (L), Boenin (L), Bordet (G), Brandt (V), Briand (V), Bunche (V), Butler (V), Calvin (S), Carrel (G), Claude (G), Cremer (V), Domagk (G), Dunant (V), Eccles (G), Enders (G), Eucken (L), Eykman (G), Finsen (G), Fisher (S), Florey (G), France (L,) Franck (N), Frisch Frisch (G), Gasset (G,) Glaser (N), Granit (G), Hamsun (L), Harden (S), Hevesy (S), Hewish (N), Huxley (G), Jensen (L), Jensen (N), Joliot (5), Karrer (5), Kocher (G), Kossel (G), Landau (N), Leloir (5), Lenard (N), Lorenz (G), Moneta (V), Muller (G), Murphy (G), Myrdal (E), Nernst (5), Neruda (L), o 'Neill(L), Pavlov (G), Perrin (N), Perutz (5), Planck (N), Porter (G), Porter (5), Powell (N), Prelog (5), Quidde (V,) Ramsay (5), Richet (G,) Sanger (5), Sartre (L), Singer (L), Sumner (5), Townes (N), Undset (L), Walton (N), Watson (G), Weller (G), Wigner (N), Wilson (N), Wilson (V) 7 Axelrod (G), Banting (G), Bardien (N), Bergius (5), Bergson (L), Buchner (5, Buisson (V), Burnett (G), Compton (N), Deledda (L), Edelman (G), Ehrlich (G), Feynman (N), Fibiger(G), Fischer (5), Fleming (G), Glauque (S), Haworth (S), Haymans (G), Hodgkin (G), Hopkins (G), Houssay (G), Huggins (G,) Jimenez (L), Joekawa (N), Johnson (L), Jouhaux (V), Kastier (N), Kellogg (V), Kendell(G), Kendrew (S), Kipling (L), Kuznets (E) Laveran (G), Laxness (L), Lipmann (G), Lorentz (N), Luthuli (V), Macleod (G), Marconi (N), Mauriac (L), Medanar (G), Mistral (L), Moisson (S), Mommsen (L), Montale (L), Nathans (G), Nicolle (G), Ostwald (S), Pauling (S), Pauling (V), Pearson (V), Penzias (N), PureelI (N), Renault (V), Reymont (L), Richter (N), Robbins (G), Rolland (L), Röntgen (N), RusselI (L), Ruzicka (S), Schally (G), Seaborg (S), Seferis (L), Siaever (N), Spemann (G), Stanley (S,) Sheiler (G), Thomson (N), Waksman (G), Wallaeh (S), Warburg (G), Whlpple (G), Wieland (S), WiJking (G), Windaus (S), Zernike (N), Ziegier (S) 8 Aleayaga (L), Anderson (N), Appleton (N), Asturias (L), Bjornson (L), Blaekett (N), Blumberg (G), Borlaugh (V), Branting (V), Brattain (N), Bridgman (N), Cardueei (L), Chadwick (N,) Corrigan (V), Cournand (G), Davisson (N), Delbeeeo (G,) Ducommun (V), Einstein (N), Erlanger (G), Faulkner (L,) Forssman (G), Friedman (E), Gajdusek (G), Grignard (S,) Hartline (G), Herzberg (S), Kapitska (N), Koopmans (E), Kornberg (G), Lagerlöf (L), Langmuir (S), Laurenee (N), Leontief (E), Lippmann (N), Lipseomb (S), Marshall (V), MeMilian (S), Meyerhof (G), Millikan (N), Mitehell (S), Mulliken (S), Northrop (S), Rayleigh (N), Rlchards (G), Rlchorda (5), Roblnaon (5), Sabotler (5), Sacharov (V), Semjonov (5), Shockley (N), Siegbahn (N), Svedberg (5), Theorell (G), Tiselius (5), Tomonaga (N), Virtanen (5), Williams (V), Woodward (5) 9 Arnoldsen (V), Arrhenius (5), Baltimore (L), Becquerel (N), Beernaert (V), Benavente (L), Bourgeois (V), Butenandt (5), Churchill (L), Cockcroft (N), Cornforth (5), Echegaray (L), Einthoven (G), Gjellerup (L), Guillaume (N), Guillemin (G), Hauptmann (L), Heisenberg (N), Hemingway (L), Henderson (V), Heyrowski (5), Josephson (N), Karlfeldt (L), Kissinger (V), Lederberg (G), Martenson (L), Michelson (N), Mossbauer (N), Mottelson (N), Pasternak (L), Pripogine (5,) Prochorov (N,) Quasimodo (L), Rainwater (N), Samuelson (E), Sjolochov (L), Söderblom (V), Steinbeck (L), Tinbergen (E), TInbergen (G), Wllkinson (S,) Zsigmondy (S) Alelxandre (L), Chamberlin (N), Gullstrand (G), Hofstadter(N), Lagerkvist (L), Pirandello (L), Reichstein (G), Richardson (N), Rutherford (S), Schuringer(N), Schwietzer (V), Staudinger (S), Stresemann (V), Sutherland (G), Tsjerenkow (N), Chamberlain (V,) Galsworthy (L), Hinshelwood (S), Landsteiner (G), Maeterlinck (L), Pontoppidan (L), Schrödinger (N), Sherrington (G), Sienkiewicz (L), WiIIstätter (S) 12 Kantorovitsj (E), Solzjenitsin (L) 13 Hammerskjoeld (V) nobiliteit - adel, adeldom, adelstand, ridderschap, ridderstand nobility (Eng.) - adel, adelstand noblesse - adeldom, adelstand noch - (Frans) ni. nochtans - alevel, allevel, desalniettemin, echter, evenwel, niettemin, toch noctambule - slaapwandelaar noctambulisme - slaapwandelen nocturne - muziekstuk, nachtstuk node - amper, gedwongen, kwaadschiks, nauwelijks, ongaarne, onwillig, overbodig, pas, ternauwernood nodeloos - nutteloos, onnodig, overbodig, tevergeefs, vergeefs nodeloos uitgeven - verdoen, verkwisten nodeloos verbruiken - verboden nodeloze herhaling - tautologie nodeloze omhaal van woorden - omweg noden - inviteren, uitnodigen, verzoeken, vragen nodig - dringend, gewenst, noodwendig, noodzakelijk, onafwendbaar, onmisbaar, onontbeerlijk, onontkoombaar, onvermijdelijk, urgent, vereist, verplicht nodig bij elektrische geleiding - stekker, kontakt nodig bij soep - lepel nodig bij zuivelbereiding - karn, karnton nodig hebben - benodigen nodig om vis te bakken - olie nodig voor uitrusting van schip - tuig, tuigage nodig voedsel - gerak, nooddruft nodig zijn - strekken nodige uitgaven kunnen doen - rondkomen nodige voedsel - gebak, levensbehoefte, nooddruft nodigen - inviteren, noden, uitnodigen, verzoeken, voceren, nodigend - vragend nodiger - verzoeker nodiger ter begrafenis - aanspreker, doodbidder, kraai nodiging - invitatie, verzoek nodulair - knobbelachtig, sferoïdaal Noë - Noach, Noah noël (Fr.) - kerstlied noemen - aanduiden, bevelen, betitelen, heten, opnoemen, vermelden, zeggen noemen naar - vernoemen noemenswaard - belangrijk, bijzonder, verklaren, vermeldenswaard noemer - nominatief, nominator noemer van een breuk - nominator noen - middag noenmaal - lunch, middagmaal noenzon - middagzon noenslaap - namiddagslaapje noenzaal - lunchroom, melksalon noes - schuin noest - arbeidzaam, bedreven, kwast, naarstig, nijver, ijver, ijverig, vlijtig noeste vlijt - arbeidzaamheid, naarstigheid, ijver noestig - knoestig, kwastig, vlijtig, ijverig noest in hout - knoest, kwast, war noesterig - knoestig, kwastig noëtiek - denkleer, kennisleer nog - alsnog, andermaal, bovendien, buitendien, daarenboven, meer, ook, opnieuw, tevens, verder, voortdurend, voorts nogal - behoorlijk, danig, redelijk, tamelijk, vrij, zozo nogal koel - fris(jes) nogal veel - menig nogal zwak - zozo nog eenmaal - encore nog eens - ancora(muz.), alweer, andermaal, bis, her, nogmaals, opnieuw, wederom, weer nog eens beschouwen - herzien nog eens lezen - herlezen, overlezen nog flink en krachtig - kras, vitaal nog in natuurstaat - maagdelijk, onbetreden, ongerept, onontgonnen, woest nog juist rendabel - marginaal nogmaals - alweder, andermaal, bis, eens, encore, herhalen, nog, nogeens, opnieuw, wederom, weer nog maar net - amper, pas nog minder dan nul - negatief nog minder dan weinig - niets nog niet bewezen - n.l. (non liquet) nog niet gewijde bisschop - elect nog niet tot volle wasdom gekomen - onrijp, onvolwassen nog onrijpe druiven - agrest nog onzeker - onbeslist nog te betalen geldsom - schuld nog te vorderen - tegoed nog voorhanden - aanwezig, overgebleven, over(ig), verkrijgbaar, voorradig nog weten - herinneren nok - dakrand, hik, snik, top, uitsteeksel, vorst nokbint - nokbalk nokken - afnokken, ophouden, snikken, stoppen nokkeval - piekeval noklood - vorstlood nokpan - vorstpan nokplaat - nokbalk nol - bult, duin, heuvel, hoogte, nolle, rijshoofd, strandhoofd, zandberg, zandheuvel noli me tangere - kruidje-roer-me-niet noma - waterkanker nomade - bohémien, zwerver nomaden - bedoeïenen, Hunnen, Massageten, parthen, Pygmeë, Sarmaten, Scythen, zigeuners, zwervers nomaden in de Arabische woestijn - Bedoeïenen, Chaldeeën nomadenstam - Turkomanen nomadenvolk in Ethiopië - Somali nomadisch ruitervolk - Hunnen nom de plume - pseudoniem, schuilnaam nomen - naam, naamwoord nomenclatuur - naamgeving, naamlijst, naamregister nomen nesclo - n.n nominaal - à pari., extrinsiek, naamwoordelijk, nom nominale vorm van het werkwoord - supinum nominale waarde - pari, pariteit nominalisme - geldwaardetheorie nominatie - aanstelling, benoeming, voordracht nominatief - eerste naamval nomineren - benoemen nomisch - leidend, richtend nommer - nummer, nr, getal non - benedictines, claris, franciscanes, nonvlinder, religieuze, soeur, tol, top, zuster non-usus - ongebruik non van de orde van St. Dominicus - dominicanes nona - slaapziekte nonchalance - nalatigheid, onverschilligheid, veronachtzaming nonchalant - achteloos, laks, later, los, losjes, nalatig, onachtzaam, slordig, zorgeloos non-conformist - dissenter none - interval, negende toonladder, toonafstand, toontrap nongans - brandgans non-figuratief - abstract nonnefortje - schuimpje nonkel - oom nonnenfortje - schuimpje nonnengang - triforium nonnemees - moerasmees nonsens - brabbeltaal, dwaasheid, gekkenpraat, geraaskal, klets(koek), kolder, kul, larie(koek), lulkoek, mallepraat, onzin, quatsch, raaskallerij, wartaal, zotteklap nonsensicaal - onzinnig nontonnen - bal, concert, voorstelling non worden - intreden nonwoven textielproduct - naaldvilt nood - armoe, behoefte, dwang, ellende, gebrek, gemis, gevaar, jammer, kommer, krimp, last (fig.), misère, miserie, narigheid, nooddruft, ongeluk, onraad, onrust, peine, penarie, penurie, periculum, prang, ramp, watersnood, zorg noodanker - plechtanker noodbed - kermisbed, stretcher noodbrug - hulpbrug nooddrang - nooddwang, urgentie nooddruft - armoe, armoede, armoedig, behoefte, behoeftig, ellende, ellendig, gebrek, gebrekkig, hulpbehoevend, kommer, kommervol, levensmiddelen, miserabel, narigheid, ontbering, penarie, voedsel nooddruftig - arm, behoeftig, berooid, calamiteus, ellendig, hulpbehoevend noodgebouw - barak, loods noodgedwongen - node, ongaarne noodgeschrei - noodkreten nood Gods - Pietà noodhaven - vluchthaven noodhelper - Achatius, Aegidius, Barbara, Catharine, Christophorus, Cyriacus, Dionysius, Erasmus, Eustachius, Georgius, Margaretha, Pataleon, Vitus noodkering - waterkeringl noodkeus - alternatief noodklok - alarmklok, brandklok, stormknop noodknop voor treinbestuurder - dodenmansknop noodkreet - alarm, angstkreet, help, sos noodkreten - noodgeschrei noodlijdend - arm, behoeftig, gebrekkig, noodlottig noodlot - anange, atropos, beschikking, bestemming, catastrofe, destinatie, fataliteit, fatum, fortuin, destinatie, kwaad, lot, lotsbedeling, moire, ongeluk, onheil, predestinatie, rampspoed, rampzaligheid, voorbeschikking noodlot (Ar.) - kismet noodlotsleer - fatalisme noodlottig - catastrofaal, desastreus, dodelijk, droevig, ellendig, fataal, fataliteit, fnuikend, funest, heilloos, nefast, noodlottigheid, omineus, ongelukkig, onzalig, rampspoedig, rampzalig, schadelijk, tragisch, triest, verderfelijk noodlottigheid - fataliteit noodlijdend - arm, behoeftig, gebrekkig noodlijdende - behoeftige noodmast - jurriemast noodmateriaal - palen, rijshout noodpenning - spaarpenning noodrantsoen - reservevoedsel noodroer - hulproer noodschot - kanonschot noodsein - alarm, mayday, s.o.s. noodsignaal - alarm noodslaapplaats - kermisbed, veldbed noodsprong - salto (mortale) noodstal - travalje noodtalie - grondtalie noodteken - alarm, noodsein, s.o.s. nooduitgang - vluchtweg noodvoorraad - noodrantsoen, reserve noodweer - blizzard, cycloon, onweer, orkaan, sneeuwstorm, storm, taifoen, tegenweer, tornado, typhoon, verdediging, watersnood, windhoos, zelfverdediging noodwendig - nodig, noodzakelijk, onvermijdelijk noodwendigheid - noodzaak noodwendigheidsleer - determinatie noodzaak - behoefte, exigentie, indispensabel, moet, noodwendigheid, noodzakelijkheid, verplichting noodzaken - behoeften, doemen dwingen, nopen noodzakelijk - beslist, broodnodig, dringend, dwingend, nodig, noodwendig, onontbeerlijk, onmisbaar, per se, stellig, urgent, vereist, verplicht noodzakelijkheid - dwang, moet noodzakelijk iets - vereiste noodzakelijk levensonderhoud - nooddruft noodzakelijk onderdeel van een geheel - bijbehorend noodzakelijk principe - postulaat noodzakelijke eigenschap - requisiet, vereiste noodzakelijkerwijs - onafwendbaar, onontkoombaar, onvermijdelijk noodzakelijkheid - moet, neccessiteit, noodzaak, onvermijdelijkheid, urgentie noodzaken - compelleren, doemen, dwingen, eisen, forceren, moeten, necessiteren, nopen, obligeren, pressen, verplichten noodzaken tot - aansporen, nopen noodzakend - dwingend noodzorg - kommer nooit - nimmer(meer), tegenertijd nooit falend - onfeilbaar nooit ophoudend - eindeloos Noordafrikaan - Algerijn, Moor, Berber, Egyptenaar, Libiër, Marokkaan, Tunesiër Noordafrikaans land - Algerije, Egypte, Libië, Marokko, Tunesië Noordafrikaanse haven -Algiers, Oran Noordafrikaanse ruiter - spahi Noordafrikaanse stad - Agadir, Algiers, Alexandria, Bizertïro, Caïro, Casablanca, Constantine, Derna, Fez, Meknès, Oran, Rabat, Safi, Sfax, Solloem, Sousse, Tanger, Tobroek, Tunis, Tripoli Noordafrikaanse volksstam - Berbers, Kabylen Noord-Amerikaan - Yankee Noord-Amerikaans land - V.S., U.S.A., Alaska, Canada, Mexico Noord-Amerikaans meer - Bovenmeer, Erie, Huron, Michigan, Ontario Noordamerikaans rendier - karabab, karaboe Noord-Amerikaans schiereiland - Alaska, Californië, Florida, Labrador Noord-Amerikaans zoogdier - bizon Noordamerikaanse buffel - bison Noordamerikaanse commando luchtverdediging - NORAD Noordamerikaanse den - pitchpine Noord Amerikaanse goudmunt - eagle Noord-Amerikaanse herkauwer - bizon Noordamerikaanse salamander - aalpadsalamander Noord-Amerikaanse trapper - vallenzetter Noordamerikaanse vink - kardinaalvogel Noord-Atlantische Verdrags Organisatie - N.A.V.O., NATO., OTAN Noordbevelands dorp - Colijnsplaat, Kamperland, Kats, Kortgene, Wissekerke Noordbrabants visnet voor de aalvangst - aalsgeweer Noord-Brabantse gemeente - Asten, Bladel, Boxtel, Breda, Deurne, Dongen, Eindhoven, Gemert, Goirle, Helmond, Hilvarenbeek, Made, Oisterwijk, Oosterhout, Oss, Roosendaal, Someren, Sterksel, Tilburg, Uden, Valkenswaard, Waalwijk Noord -Brabantse rivier - AA, Dieze, Dintel, Dommel, Donge, Gender Maas, Mark Noord -Brabantse stad - Breda, Eindhoven, Geertruidenberg, Helmond, Tilburg, Noord -Brabantse streek - Baronie, Kempen, Meierij, Peel Noord -Bevelands dorp - Kats, Kortgene, Colijnsplaat, Wissekerke, Kamperland Noord-Carolina, hoofdstad van - Releigh Noord-Dakota, hoofdstad van - Bismarck noordelijk - arctisch, boreaal, noords, septentrionaal noordelijk deel van Dordtse kil - Mallegat noordelijk deel van Groningen - Hogeland noordelijk deel van Groot-Brittannië - Schotland noordelijk deel van Ierland - Ulster noordelijk deel van Scandinavië - Lapland noordelijk dier - rendier, walrus, ijsbeer, zeehond noordelijk eiland - Ellesmeere, Groenland, Spitsbergen noordelijk gebied van Israël - Galilea noordelijke provincie van Chili - Tarapaca noordelijke zee - Barentszee, Karazee, Poolzee, IJszee noordelijkste punt van Europa - Noordkaap noordelijkste stad op aarde - Hammerfest noorden - n., noord noordenwind - Boreas, horsmakreel, mistral, tramontane , n. b. Noorderbreedte - n. b. noorderkeerkring - kreeftskeerkring noorderkroonster - Gemma noorderkwartier - nk noorderlicht - poollicht noorderzon - middernachtszon Noordeuropeaan - Engelsman, Eskimo, Est, Fin, Lap, Let, Noor, Noordeuropeesland - Denemarken, Duitsland, Engeland, Finland, Holland, Ierland, N.H., Polen, Rusland, Samojeed, IJslander, Zweed noordewind - boreas Noord-Friese eilanden een der - Anrum, Föhr, Halligen, Helgoland, Nordstrand, Pellworm, Sylt Noord-Holland - N.H. Noord-Holland, deel van - Amstelland, Beemster, Gooi, Haarlemmermeer, Kennemerland, Purmer, Schermer, Waterland, Westfriesland, Wieringermeer, IJpolders Noord -Hollands dorp - zie: dorp in Noord-Holland Noord -Hollands eiland - Texel, (Tessel), Marken, Pampus Noord -Hollandse gemeente - Aalsmeer, Alkmaar, Amsterdam, Blaricum, Bloemendaal, Bussum, Diemen, Edam, Enkhuizen, Haarlem, Heemstede, Hilversum, Hoorn, Huizen, Jisp, Laren, Monnikendam, Muiden, Naarden, Opmeer, Purmerend, Schagen, Volendam, Waarland, Weesp, Wormerveer, Zaandam, Zandvoort Noord -Hollandse neepjesmuts - hul Noord -Hollandse polder - Beemster, Haarlemmermeer, Purmer, Schermer, Wieringermeer, Wieringerwaard, Wormer ,IJpolder Noord -Hollandse streek - Gooi, Kennemerland, Koegras, Streek, Wieringen, West-Friesland, Zijpe Noord -Hollands water - Amstel, Drecht, Langereis, Noordzeekanaal, IJ, Zaan Noord-Ierland - Ulster Noord-Ierland, hoofdstad van - Belfast noordkant - noordzijde noordkaper - botskop, butskop noordkers - morel noordkriek - morel noordkromp - schelpdier noordnoordoosten - N.N.O, noordnoordwesten - N.N.W. noordoosten - N.O. noordoosten wind in de Adriatische zee - bora noordoosten wind op Malta - gregale Noordpoolbewoner - Eskimo noordpoolcirkel - breedtecirkel Noordpoolgebied - Arctis Noordpoolgebied, deel van het - Baffenland, Banksland, Ellesmereland, Groenland, Spitsbergen Noordpoolreis - expeditie Noordpoolreiziger - Armundsen, Byrd, Hall, Kane, Nansen, Nobile, Peary Noordsijs - barmsijsje Noordster - baak, gids, leidsman, poolster" noordvink - bergvink, keep noordwesten - N.W. noordwind - t'amontana Noordzeeoester - koroester Noordzee, ondiepte in de - Doggersbank Noordzeevis - haring, knorhaan, meun, pollak, poon, tong, wijting Noorman - Viking, Wareg Noors auteur - Bojer, Boo, Brun, Hoel, Ibsen, Lie Noors blaasinstrument - lure Noors componist - Grieg Noors district - Telemark, Troms, Opland Noors elfenhuis - Alfheim Noorse godin - Laga Noors hout van bepaalde afmeting - ellen Noors overzees gebiedsdeel - Bereneiland, Spitsbergen Noors parlement - Storting Noorse bergvlakte - fjeld Noorse boze geest - trol Noorse dans - halling Noorse dichter - Bjerke, Bragi Noorse God - Aegir, Balder, Braga, Bragi, Freyr, Loki, Njord, Odin, Thor, Vidar, Wodan Noorse godheid - Asen Noorse Inham - fjord Noorse jongensnaam - Arne, Lars, Roald Noorse koning - Haakon Noorse meisjesnaam - Berit, Inger, Kari, Kirsti, Lisbeth, Sigfrid Noorse munt - krone, kroon, öre Noorse mythen in dichtvorm - Edala, Edda Noorse naam - Haakon, Inge, Olof Noorse naam voor Donar - Thor Noorse ontdekkingsreiziger - Amundsen Noorse rivier - Alte, Alten, Glamma, Glommer, Munkelv, Namsen, Tana Noorse sagenepos - Edda Noorse schelvis - roodbaars Noorse schrijver - Ibsen Noorse strijder - Viking Noorse voornaam - Inge, Olaf Noorse vorstin - Asa Noorse woeste bergvlakte - fjeld Noorwegen - Norge Noorwegen, berg in - Gausta, Glittertind, Snöhetta Noorwegen, eilandengroep voor de kust van - Lofoten, Vesteralen Noorwegen, inham in de kust van - Fjord Noorwegen, stad in - Aas, Arendal, Bergen, Drammen, Hamar, Hammerfest, Haugesund, Kristiansand, Molde, Namsos, Narvik, Oslo, Skien, Stavanger, Trondheim, Tromso nooslijk - jammer, spijtig noot - aanmerking, aantekening, aardnoot, amandel, annotatie, hazelnoot, okker, okkernoot, paranoot, pinda, voetnoot, walnoot noot (muz.) - do, re, mi, fa, sol, la, si, ut noot - aantekening, annotatie noot der redactie - nadruk noot onderaan een bladzijde - voetnoot nootgewricht - enartrose nootmuskaat - pala nootmuskaatfoelie - macis nootmuskaatolie - bandazeep nootvormige uitwas - galnoot nop - beet, knoop, pluis, prop, sti- nopal - cactus nopen - aandringen, aansporen, aanzetten, dwingen, pressen, manen, noodzaken, opwekken, prikkelen, steke nopend - dwingend nopens - aangaande, betreffend, inzake, omtrent, wegens noppe - kattenkruid, neppe noppen - uitpluizen noppes - nemendal, niets, niks noppig - genopt, oneffen, ongelijk noptangetje - nopijzer nor - bagno, bajes, bak, cachot, cel, gevangenis, gevang, kot, lik, petoet norbertijn - opraem, premonstratenzer, witheer Norbertijnen - Premonstratenzer, Witheren Norfolk, hoofdstad van - Norwich Norfolk, rivier in - Ouse, Yare, Waveney noria - jakobsladder noriet - koolstof nork - brompot, knorpot, nurk norm - beginsel, canon, criterium, gedragslijn, grondbeginsel, grondregel, leidraad, maatstaf, model, regel, richtlijn, richtsnoer, schaal, staf, standaard, zede norm scheppend - normatief normaal - alledaags, doorsnee, gebruikelijk, gemiddeld, gewoon(lijk), gezond, normaliter, regelmatig normaal (meetkundig) - loodlijn normaal gezichtsvermogen - emmetropie Normaal hoogwater - N.H.W. Normaal laagwater - N.L.W. normaal profiel - n.p. normaal voorkomend - endemisch normaal waterpeil - NAP. normaalgewicht - standaardgewicht normaalhoogte - letterhoogte normaliseren - kanaliseren, regelen normaliter - doorgaans, gewoonlijk Normandië, deel van - Auge, Alençon, Bessin, Bocage, Bray, Caen, Lévin, Marches, Ouche Normandië, haven in - Rouen Normandisch departement - Calvados, Orne, Manche, Eure Normandische,eilanden - Alderney, Guernsey, Jersey, Kanaaleilanden, Sark, normatief - maatgevend normatieve gewoonte - zede normdienaar - normalist normloosheid - anomie nornen, een der - Atropos, Clotho, Lachesis, Parcen, Oerd, Skoeld, Skuld, Urd, Verdandi, Werdanti nor of cel - bajes nors - bars, bits, bok, bokkig, boos, brommerig, bruusk, gemelijk, grimmig, knorrig, koppig, kregel, lastig, lomp, mottig, neetorig, nurks, onaangenaam, onvriendelijk, snibbig, stroef, stuurs, stug. straf, toornig, verbeten, vreeswekkend Zuur nors gezicht - pruil nors man - Nabal, nurks nors mens - brombeer, grompot, knorrepot, neetoor, nurk north east (afk.) - ne norse grimmige vent - boeman norse vent - strank norsheid - grimmigheid Northampton, rivier in - Avon, Cherwell, Nene, Ouse, Welland Northumberland, rivier in - Tyne, Tweed Nosairiërs - Alawieten nosocomium - ziekenhuis, hospitaal nosologie - ziekteleer nossen - matadorren nostalgie - heimwee, verlangen Nostratisch - Japhetietisch nostro conto - nc nota – aantekening, bon, factuur, rekening, teken, verklaring (schriftelijk), verslag nota bene - let wel, n. b., warempel nota betreffende de toestand van 's rijks financiën - miljoenennota notabel - aanzienlijk, belangrijk, opmerkenswaardig, voornaam, verheven, vooraanstaand notaboekje - notitieboekje notariaat - notarispraktijk notariële akte - grosse (afschrift), minuut (oorspronkelijk), testament notarispraktijk - notariaat notatie - notering noten (veel) op zijn zang hebben - aanmatigend, exigeant, ingebeeld, kapsones, nuttig, pretentieus, veeleisend notenbalken trekken - rastreren notenboom - juglans, notelaar, okkernoot, walnoot notenboek - muziekboek notendop - notenschil noteneter - nucivoor notengroepen - accoord, nonen notenlat in een klokkenspel - versteeklat notenpapier - muziekpapier notenschil - notenbolster, notendop, pel notenschrift - notatie notenschrijver - muziekschrijver notensleutel - clavis noteren - aantekenen, boeken, opschrijven, optekenen notering - aantekening, koers, koerslijst, notatie, optekening, prijscourant, prijsbepaling, tarief noteschelp - notedop noteschil - notebolster, notedop notesloester - notebolster notie - begrip, benul, besef, bewustzijn, denkbeeld, dunk, idee, verstand, voorstelling notie hebben van - begrijpen, vermoeden notificatie - aankondiging, aanzegging, bekendmaking, kennisgeving notificeren - aankondigen, bekendmaken notitie - aandacht, aantekening, krabbel, zorg notitie maken - aantekenen, noteren, opschrijven notitieboekje - calepin, carnet, agenda, aantekenboekje notoir - bekend, duidelijk, evident, klaarblijkelijk, openbaar, publiek notulen - aantekeningen notuleren - protocolleren nou - heden, nu, thans, vandaag nouveauté - nieuwigheid, nieuwtje novatie - vernieuwing novelle - prozaverhaal november - nevelmaand, nov. slachtmaand, noviet - eerstejaars, foet(us), groen, nieuweling noviteit - nieuwigheid noviteiten - nova novitiaat - groentijd novitius - noviet novum - nieuwtje, nouveauté nozem - Halbstarke (Duits), teddyboy (Eng.) nozen - spijten N.S.B. leider - Mussert n.v. - a.g. (Duits), s.a. (Fr.) nu - heden, h.t. (Lat.), meteen, momenteel, ogenblikkelijk, onmiddelijk, tans, tegenwoordig, terstond, thans, vandaag nu (volkstaal) - nou nu bestaande - tegenwoordig nu dan - welaan, welnu nuance van een kleur - kleurspeling, onderscheid, schakering, tint nuanceren - schakeren, tinten nubiel - huwbaar, manbaar Nubiërs - Barabra nubiliteit - huwbaarheid, manbaarheid nu eenmaal - nademaal nuchter - alledaags, bedaard, bekwaam, beraden, bezadigd, eenvoudig, helder, kalm, koel, prozaïsch, realistisch, redelijk, reeel, sober, zakelijk nuchter denkend iemand - realist nuchter mens - realist nuchterheid - matigheid, prora, soberheid, zakelijkheid nuchterheid van opvatting - prozaïsme nucleolus - kernlichaampje nucleonica - atoomkernfysica nucieus - kern, nucleon nucleaire energie - kernenergie nucleaire wapens - atoomwapens, kernwapens nu dan - welaan, welnu nudisme - naaktloperij, naturisme nudist - naaktloper, naturist, zonaanbidder nuditeit - naaktheid nu eenmaal - nadermaal nu en dan - altemet, anderdaags, bijwijlen, dewijl, incidenteel, kortelings, misschien, omdat, onlangs, ooit, poos, redengevend, soms, somtijds, somwijlen, temee, temet, temets (over)morgen, terloops, terwijl, tussenbeide, wijl, wijl nu en dan optredend - sporadisch nuf - aanstelster, modepop nest, nuffig - bits, ingebeeld, koket, kribbig, luimig, nesterig, nestig, nietig, preuts, prude, tutterig nuffig lief doen - minauderen nuffig meisje - nest nuffig ondeugend - nesterig nuffige jongedame - nest, saletpop nugger - net, rein, zindelijk nu is het uit - basta nu niet - later, straks nu niet en straks ook niet - nooit nu nog - almaar, alsnog, steeds nuk - bevlieging, bui, caprice, frats, gril, kuur, luim, vlaag nukkig - eigenzinnig, grillig, hysterisch, lastig, luimig, wispelturig nuk of frats - kuur nul - nihil, niets, nil, zero nul punten bij 't (tennis)spel - love nul van een vent - kluns, miezer, niksnut, nullitei nulbol - puntbol nul koma nul - niets nulleider - middenleider nulliteit - nietigheid, nul, onbeduidendheid, ongeldigheid, onnozele, onwaarde, nulmethode - compensatiemethode nulpunt - zéro nulstreep - nullijn nummer - no., nr., cijfer, getal numereren - nummeren, tellen numeriek - opgewassen, paritair numerieke waarde - getalwaarde numero - no., nr., nummer numeroteren - nummeren Numidisch vorst – Masinissa Numidische rotsvesting - Cirta numismaticus - muntkenner numismatiek - muntkunde, penningkunde nummer - cijfer, druktemaker, getal, kabaal, kabaalmaker, no, nr, nommer, numero, numerus nummer dat inslaat - succesnummer nummer een - eerste, kampioen, vooraan, voorop, winnaar nummer een zijn - primeren, winnen nummer honderd - bestekamer, gemak, plee, toilet, w.c nummerapparaat - numerator, numeroteur nummerbord - kenteken, nummerplaat nummer een - eers(t)e, kampioen, primus, winnaar nummeren - coteren, umeroteren, pagineren, quoteren, tekenen nummeren van bladzijden - paginatuur, pagineren, paginering nummer van een telefoondistrict - kengetal nummer 100 - bestekamer, gemak, plee, toilet,W.C. nummering van de werken van Bach - WBV nummering van de werken van Mozart - K.V. nummering van de werken van Schubert - Deutsch nummering van de werken van Vivaldi - Fanna, Pincherle nummermachine - pagineermachine nummerplaat - nummerbord nummers - nrs nummers geven - numeroteren, nummeren nummerslot - cijferslot nummer trekken - loten nummervlinder - admiraalvlinder, atalanta, cijferkapel, dagvlinder, schoenlapper nummuliet - muntsteen nun - pijpkan, tuitpot, zuigpijpje nu niet - later, straks nu niet en straks ook niet - nooit, nimmer nu nog - alsnog nuntiatuur - nuntiuswaardigheid nuntius - bode, gezant nurk - brompot, neetoor, nijdas, zeurkous nurks - brombeer, brompot, grompot, hatelijk, iezegrim, kniesoor, knorrepot, knorrig, mopperaar; neetoor, nijdas, nors, onaangenaam, onvriendelijk, wrevelig, ijsbeer nurks mens - brombeer, brompot, grompot, iezegrim, isegrim, knorrepot, kribbebijter, mopperaar, neetoor, nijdas, ijsbeer nurse - baker, bonne, bruikbaarheid, kinderjuffrouw, kindermeisje, verpleegster nut - baat, bate, betekenis, belang, commodum, dienst, gemak, genot, gerief, geschiktheid, gewin, heil, opbrengst, profijt, utiliteit, voordeel, waarde, winst, zin nut beogend - utilitair nut hebbend - voorspoedig nutatie - hemelpoolverplaatsing nutritief - voedend, voedzaam nutsfactor - rendement nutteloos - braak, doelloos, lek, nadelig, nodeloos, onbruikbaar, ondienstig, onnodig, onnut, overbodig, slecht, vergeefs, verkeerd, verloren, vruchteloos, waardeloos, ijdel, wan, zinloos nutteloos gewas – onkruid nutteloos geworden - afgedankt, uitgediend nutteloos kruid – onkruid nutteloos verbruiken - verdoen nutteloze arbeid - sisyfusarbeid nutteloze lading - ballast nutteloze omhaal - rompslomp nutteloze sier - vertoon nutten - baten nuttig - afdoend, batig, best, beter, braaf, bruikbaar, convenabel, degelijk, dienstbaar, dienstig, doelmatig, doeltreffend, gepast, geraden, geschikt, goed, handzaam, heilzaam, leerzaam, praktisch, profitabel, raadzaam, verdienstelijk, voeglijk, voegzaam, voordelig nuttig effekt - rendement, baat nuttig effekt opleveren - renderen, baten nuttig gebruik - utilisatie nuttig gebruik maken van - profiteren nuttig huisdier - geit, koe, paard, schaap nuttig insekt - bij, honingbij, imme, ieme nuttige delfstof - erts, konen, mineraal nuttige huisdieren - koeien, schapen, vee nuttige maar onaangename stof - compost, mest nuttige wenk - tip nuttigen - consumeren, eten, gebruiken, opeten, verorberen nuttigen met bijzondere smaak - savoureren nuttigen van voedsel - eten nuttigheid beogend - nut, utilitair nuttigheidsgraad - werkingsgraad nuttigheidstheorie - utilitarisme nuttiging - gebruik, priestercommunie nuttig zijn - bruikbaardienen, N.V. - naamloze vennootschap, (Fr.) s.a., (Duits) a.g. nijd - aandrift, afgrijzen, afgunst, afkeer, boorheid, haat, jaloezie, kift, naijver, neetoor, vete, vijandschap, walg, walging, woede, wrok nijdas - brombeer, brompot, bullebijter, iezegrim, knorrepot, kribbebijter, kwel, neetoor, neteloor, nurks, sar, treiteraar nijdassen - kwellen, plagen, sarren, tergen, treiteren nijdasserig - gemelijk, hatelijk, nijdig, treiterachtig nijdig - aangebrand, afgunstig, bits, boos, driftig, fel, furieus, gebelgd, gebeten, geïrriteerd, giftig, hatelijk, kregel, kwaad, kwaadaardig, nijdassig, spinnig, spinnijdig, toornig, verbolgen, vergramd, verstoord, vinnig, vurig, vijandig, woedend nijdigheid - vijandelijkheid nijf - mes nijg - zeer nijgen - buigen, (k)nikken nijging - reveren nijlboot - dah(a)bieh Nijl, bronrivier van de - Kagera nijlgau - antilope nijlgroen - zeegroen nijlpaard - behemoth, hippopotamus, rivierpaard nijlkwastvinsnoek - bichir nijlreiger - ibis nijlsnoek - mormyrida, olifantsvis, tapirvis nijlstad - Caïro, Khartoem, Assoean nijlvogel - ibis Nijmegen, oude naam van - Noviomagus nijnagel - stroopnagel, nijdigaard nijpen - benauwen, drukken, knijpen, knellen, kwellen, snerpen nijpend - nauw, knellend, kwellend, smartelijk, pijnlijk nijpend gebrek - penarie, penurie nijper - tang nijptang - knijptang, splintertang nijten - dwarsdrijven nijver - actief, arbeidzaam, bedrijvig, bezig, druk, naarstig, noest, vlijtig, ijverig, werkzaam nijveraar - industrieel nijver dier - bij, ieme, mier nijver mens - werker, zwoeger nijverheid - arbeidzaamheid, fabriekswezen, ijver, industrie nijverheidsonderwijs - n.o. nijverheidsschool - I.t.s., u.t.s., h.t.s. nijverig - arbeidszaam Nyctaginacee - bougainvilliea, jalapa, mirabillis, pisonia, waterlelie, wonderbloem nyctinasie - planteslaap nylongaren - bifil nylonkous en -broekje - panty, maillot Nylonkous en - broekje - panty Nylonproduct - enkalon nymf - bosnimf, dryade, hamadryade, najade, nereïde, oceanide, oreade, waternimf nymfale - dagvlinder nymfomaan - erotomaan, manziek