Source: https://language-databases.com/multilingual-databases.html 

Info: 1,111 Dutch-English entries
Keyword! DutEng_Bed 1 DutEng_Bed 2 DutEng_Bed 3 DutEng_Bed 4 DutEng_Bed 5 DutEng_Bed 6 DutEng_Bed 7 DutEng_Bed 8 DutEng_Bed 9 DutEng_Bed 10 DutEng_Bed 11
aannemen hypothese [v]: assume; suppose waarschijnlijkheid [v]: assume; presume; suppose; take for granted; surmise [formal]; guess [informal] methode [v]: adopt; imitate wetten [v]: adopt; vote to accept; pass feit [v]: presume; postulate [formal]; posit [formal] kind [v]: adopt beroep [v]: employ; hire; take on; appoint to a job; give a job to; put to work kleur [v]: take on accepteren [v]: accept; receive; take aanvaarden [v]: accept; acknowledge geloven [v]: accept; believe
fout antwoord [a]: false; erroneous [formal]; incorrect; wrong idee [a]: mistaken; wrong incorrect [a]: incorrect; not correct karakter [n]: defect; shortcoming; fault; frailty; vice voorwerpen [n]: fault; defect; flaw persoon [n]: fault tekort [n]: demerit; fault vergissing [n]: error; mistake; fault gebrek [n]: flaw; imperfection; weakness plan [o]: awry; amiss [formal]; wrong verkeerd [o]: wrong; incorrectly; wrongly; amiss
gelijktijdig plaatshebben samenvallen [v]: coincide; occur simultaneously; happen together
gelijkvloers gebouw [n]: ground floor; first floor; downstairs
gelijkvloerse kruising spoorwegen [n]: grade crossing; crossing
gelijkvormig vorm [a]: uniform geometrie [a]: similar
gelijkvormigheid algemeen [n]: uniformity; conformity
gelijkwaardig kwaliteit [a]: equal; of the same quality mensen [a]: equal
gelijkwaardigheid algemeen [n]: equivalence
gelijkzijdig geometrie [a]: equilateral
gelimiteerd beperkt [a]: confined; restricted; limited
geloei wind [n]: howl
gelofte verplichting [n]: vow; oath; solemn promise
gelofte afleggen belofte [v]: vow; promise solemnly
geloof algemeen [n]: credence vertrouwen [n]: confidence; trust; faith; belief; credit; reliance
geloof hechten aan geloven [v]: give credit to
geloofsbelijdenis godsdienst [n]: credo; creed
geloofsgemeenschap godsdienst [n]: denomination [formal]
geloofsovertuiging godsdienst [n]: faith; creed; conviction; persuasion
geloofwaardig verklaring [a]: credible; believable; plausible; dependable; reliable; authentic persoon [a]: dependable; reliable; trustworthy; calculable; credible betrouwbaar [o]: authentically; reliably
geloofwaardigheid verklaring [n]: credibility; believability
geloven mening [v]: believe; suppose [formal] godsdienst [v]: believe; be religious aannemen [v]: accept; believe
geloven in vertrouwen [v]: believe in; have trust in; have faith in
gelovige godsdienst - man [n]: believer godsdienst - vrouw [n]: believer
gelovig zijn godsdienst [v]: be religious
gelui klokketoren [n]: peal; ringing
geluid algemeen [n]: sound; noise
geluiddemper geweer [n]: silencer
geluiddicht constructie [a]: soundproof
gelukwensen feliciteren [v]: congratulate; felicitate; compliment
gelukwensend feliciterend [a]: congratulatory; complimentary; felicitating; praising
gelukwenser man [n]: well-wisher
gelukwensster vrouw [n]: well-wisher
gelukzak geluk - man [n]: lucky dog; lucky devil; lucky bastard [slang] geluk - vrouw [n]: lucky dog; lucky devil; lucky bastard [slang]
gelukzalig geestestoestand [a]: elated; euphoric; ecstatic; overjoyed; blissful; extremely happy
gelukzaligheid gevoelstoestand [n]: beatitude; blessedness zaligheid [n]: bliss; complete happiness
gelukzoeker man [n]: adventurer
gelukzoekster vrouw [n]: adventuress
gelul gepraat [n]: poppycock [informal]; twaddle; foolish talk belangrijkheid [n]: baloney [informal]; boloney [informal]; bunkum [informal]; buncombe [informal]; rubbish; bullshit [slang]
gemaakt algemeen [a]: made gedrag [a]: mannered [formal]; affected gerepareerd [a]: fixed; repaired
gemaakte schuchterheid gedrag [n]: coyness
gemaaktheid gedrag [n]: artificiality
gemaakt lachen algemeen [v]: simper
gemachtigd toestemming [a]: accredited; authorized; entitled; empowered; competent; commissioned
gemachtigde gemachtigde tussenpersoon - man [n]: attorney gemachtigde tussenpersoon - vrouw [n]: attorney
gemachtigde tussenpersoon algemeen [n]: authorized agent
gemak algemeen [n]: ease; effortlessness voordeel [n]: convenience comfort [n]: comfort; ease
gemakkelijk eenvoudig [a]: easy; not difficult; simple; elementary algemeen [o]: readily moeiteloos [o]: easily; without difficulty; effortlessly
gemakkelijk demonteerbaar apparaat [a]: easily disassembled; easily dismantled
gemakkelijke zege algemeen [n]: walkaway; walkover; easy victory
gemakkelijk gaan zitten ontspanning [v]: settle back
gemakkelijkheid algemeen [n]: ease; effortlessness
gemakkelijk ongelukken krijgend algemeen [a]: accident-prone
gemakkelijk pratend gedrag [a]: voluble [formal]; talkative
gemakkelijk te verwarren algemeen [a]: mistakable
gemakshalve algemeen [o]: for the sake of convenience; as a matter of convenience
gemakzuchtig gedrag [a]: idle; lazy; easygoing; indolent
gemaniëreerd taal [a]: mincing; affected gedrag [a]: mannered [formal]; affected
gemarkeerd merkbaar [a]: marked
gemarteld gevoelstoestand [a]: tortured; tormented; agonized; vexed [arch.]
gemaskerd bal dansen [n]: bal masqué; masked ball
gematigd aanvaardbaar [a]: moderate klimaat [a]: temperate persoon [a]: sober; temperate [formal] gedrag [a]: moderate; middle-of-the-road algemeen [o]: moderately
gematigde politiek - man [n]: moderate politiek - vrouw [n]: moderate
gematigdheid gedrag [n]: moderation; temperance
gember plantkunde - culinair [n]: ginger
gemberbier dranken [n]: ginger ale
gembercake culinair [n]: gingerbread
gemberkoek culinair [n]: gingerbread
gemeen oneerlijkheid [a]: roguish moreel gedrag [a]: bad; vile; base plantkunde [a]: common; vulgar gedrag [a]: mean; malicious; awful; unpleasant; nasty; bitchy; hurtful; spiteful; catty; evil-minded; wicked; vicious; sordid; rascally; scurrilous [formal]; rotten verachtelijk [a]: despicable; contemptible; detestable; hateful
gemeendheid persoon [n]: earnestness
gemeengoed maken nieuws [v]: vulgarize; popularize
gemeengoed worden idee [v]: become generally accepted; become widely accepted
gemeenheid algemeen [n]: nastiness gedrag [n]: spitefulness; meanness; cattiness verachtelijkheid [n]: baseness; meanness; contemptibleness; contemptibility; vileness; viciousness; wickedness; turpitude [formal]
gemeenplaats verklaring [n]: platitude [pej.] cliché [n]: commonplace; triteness
gemeenschap algemeen [n]: society bezit [n]: community mensen [n]: community publiek [n]: community; public
gemeenschappelijk algemeen [a]: communal; mutual; common; shared verantwoordelijkheid [a]: collective; shared; corporate; joint inspanning [a]: collective; combined; joint; corporate; united; conjoint [formal]
gemeenschappelijke deler wiskunde [n]: common factor; common divisor
gemeenschappelijke noemer wiskunde [n]: common denominator
gemeenschaps- algemeen [a]: communal
gemeente algemeen [n]: municipality; township godsdienst [n]: congregation
gemeentebestuur administratie [n]: town council; corporation politiek [n]: municipality
gemeentehuis openbaar gebouw [n]: town hall
gemeentelijk algemeen [a]: municipal
gemeenteraad administratie [n]: town council; corporation politiek [n]: council; town council
gemeenteraadslid politiek - man [n]: municipal councilor; councilor; alderman; municipal councillor; councillor; councilman; councilperson politiek - vrouw [n]: municipal councilor; councilor; alderwoman; municipal councillor; councillor; councilwoman; councilperson
gemeentesecretaris politiek - man [n]: town clerk politiek - vrouw [n]: town clerk
gemeenteverordening rechten [n]: city law
gemeenzaam taal [a]: demotic; popular
gemeenzaamheid uitdrukking [n]: colloquialism
gemeenzame taal taal [n]: slang
gemelijkheid gedrag [n]: sullenness; surliness
gemenebest politiek [n]: republic; commonwealth
gemengd algemeen [a]: assorted; mixed
gemeubeld algemeen [a]: furnished
gemeubileerd algemeen [a]: furnished
gemiauw kat [n]: yowl
gemiddeld algemeen [a]: average
gemiddelde algemeen [n]: par wiskunde [n]: average; mean
gemiddelde waarde wiskunde [n]: average; mean
gemillimeterd haar [a]: close-cropped; close-cut
Gemini astrologie [n]: Gemini
gemorste vloeistof [n]: spill; spillage
gems zoölogie [n]: chamois
gemurmel geluid [n]: murmur
gemuteerd biologie [a]: mutant
gen biologie [n]: gene
genaamd algemeen [a]: named
genade algemeen [n]: mercy
genadeklap gebeurtenis [n]: final blow; deathblow; death warrant misdaad [n]: coup de grâce; deathblow; finishing stroke
genadeloos gedrag [a]: merciless; uncompassionate
genadeslag gebeurtenis [n]: final blow; deathblow; death warrant misdaad [n]: coup de grâce; deathblow; finishing stroke doodklap [n]: deathblow; fatal blow
genadig gedrag [a]: merciful
gênant schaamte [a]: embarrassing situatie [a]: awkward; embarrassing
gendarmerie politie [n]: state police; state police force
geluiddicht maken constructie [v]: soundproof
geluidloos geluid [a]: soundless geluid [o]: quietly; silently; noiselessly
geluids- algemeen [a]: acoustic radio [a]: audio fysica [a]: sonic
geluidsbarrière luchtvaart [n]: sound barrier
geluidsdemping constructie [n]: soundproofing; deadening of sound
geluidseffecten bioscoop [n]: sound effects
geluidshinder geluid [n]: noise nuisance
geluidsinstallatie muziek [n]: sound equipment; stereo
geluidsisolatie constructie [n]: sound insulation; soundproofing
geluidsmuur luchtvaart [n]: sound barrier; sonic barrier
geluidsoverlast geluid [n]: noise nuisance
geluidspoor technisch [n]: soundtrack
geluidssterkte radio - televisie [n]: volume
geluk algemeen [n]: luck; chance; coincidence succes [n]: luck; fortune; good fortune gevoelstoestand [n]: happiness; joyfulness
geluk hebben geluk [v]: be lucky; be in luck
gelukken succes [v]: succeed; be successful; work; come through; succeed in; manage to; contrive to
gelukkig algemeen [a]: fortunate; lucky gevoelstoestand [a]: happy; glad; joyful algemeen [o]: fortunately; happily; luckily; thankfully
gelukkige verjaardag wens [o]: happy birthday
gelukkig nieuwjaar wens [o]: Happy New Year
geluksperiode tijd [n]: winning streak
gelukstreffer succes [n]: lucky break; fluke; stroke of luck; piece of luck
geluksvogel geluk - man [n]: lucky dog; lucky devil; lucky bastard [slang] geluk - vrouw [n]: lucky dog; lucky devil; lucky bastard [slang]
gelukwens felicitatie [n]: congratulation; felicitation; complimenting
gêne geestelijke gewaarwording [n]: discomfort gevoelens [n]: embarrassment; shame; abashment
genealoge wetenschap - vrouw [n]: genealogist
genealogie wetenschap [n]: genealogy
genealogisch algemeen [a]: genealogical
genealoog wetenschap - man [n]: genealogist
geneesbaar geneeslijk [a]: curable; healable; remediable
geneesheer geneeskunde - man [n]: doctor; physician
geneeskrachtig kruiden [a]: curative geneeskunde [a]: medicated; medicinal
geneeskunde wetenschap [n]: medicine
geneeskundig geneeskunde  [a]: medicinal
geneeskundige verzorging gezondheid [n]: medical care
geneeskunst wetenschap [n]: medicine
geneeslijk geneesbaar [a]: curable; healable; remediable
geneesmiddel apotheek [n]: medication; medicine; medicament; drug; cure
geneesster persoon - vrouw [n]: faith healer; healer
genegen attitude [a]: disposed; inclined
genegenheid gevoelens [n]: affection; tender feeling
geneigd gevoelstoestand [a]: disposed [formal]; willing; inclined
geneigdheid neiging [n]: proclivity [formal]; proneness; propensity [formal] gedrag [n]: tendency; inclination [formal]
geneigd tot neiging [o]: apt to; prone to; tending to; liable to; inclined to
geneigd zijn gedrag [v]: incline; tend; be apt
generaal militair [n]: general
generaal-adjudant militair [n]: aide-de-camp
generaal pardon politiek [n]: amnesty; pardon
generalisatie algemeen [n]: generalization
generaliseren algemeen [v]: generalize
generatie algemeen [n]: generation elektriciteit [n]: generation; production
generatiekloof algemeen [n]: generation gap
generator stoom [n]: generator elektriciteit [n]: generator
genereren algemeen [v]: generate
genereus persoon [a]: generous; bounteous [formal]; liberal; unsparing gedrag [a]: generous; unselfish; munificent
genereuze daad algemeen [n]: generosity
generositeit gedrag [n]: generosity; munificence [formal]
genese begin [n]: genesis; origin; birth oorsprong [n]: genesis [formal]; birth
genesis oorsprong [n]: genesis [formal]; birth
genetica wetenschap [n]: genetics wetenschap - vrouw [n]: geneticist
geneticus wetenschap - man [n]: geneticist
genetisch biologie [a]: genetic
genetische biologie wetenschap [n]: genetic engineering
genetische manipulatie wetenschap [n]: genetic engineering
geneugte genoegen [n]: nicety; delicacy
geneutraliseerd nadeel [a]: compensated; counterbalanced; counterweighed; neutralized; offset effect [a]: antagonized; counteracted; neutralized
Genève aardrijkskunde [n]: Geneva
genezen herstellen [n]: curing; healing; restoring to health ziekte [v]: cure; heal; convalesce; recuperate; regain strength geneeskunde [v]: recover; get well
genezend ziekte [a]: convalescent; recovering; recuperating geneeskunde [a]: curative
geniepig algemeen [a]: sneaky; underhand effect [a]: insidious bedrog [a]: sneaky; dirty gedrag [a]: sneaky
geprefabriceerd constructie [a]: precast; prefabricated
geprefabriceerd huis gebouw [n]: prefab [informal]; prefabricated house
geprefereerd begunstigd [a]: favored; preferred
gepreoccupeerd zijn geestestoestand [n]: preoccupation
gepubliceerd worden publikatie [v]: be published; come out
geraakt gevoelens [a]: affected; touched; picked; nettled; offended; insulted; affronted
geraamte constructie [n]: framework; frame gebouw [n]: shell anatomie [n]: skeleton
geraas geluid [n]: clamor; din
geraaskal verhaal [n]: rigmarole [informal]; rigamarole [informal] woorden [n]: ravings
geraffineerd sluw [a]: subtle; ingenious; crafty technisch [a]: refined gedrag [a]: sly; cunning; crafty; tricky; deceitful; designing; guileful
geraffineerdheid plan [n]: subtlety
geraken bestemming [v]: get
gerammel geluid [n]: rattle; clatter; clanking; clank
geranium plantkunde [n]: geranium
geratel geluid [n]: rattle; clatter
geratificeerd verdrag [a]: ratified; confirmed politiek [a]: ratified; confirmed
gerealiseerd tot stand gebracht [a]: accomplished; achieved
gerealiseerd worden idee [v]: materialize; come true
gerecht rechten - mensen [n]: court rechten [n]: court; court of law; court of justice; tribunal; bench
gerechtelijk rechten [a]: juridical [formal]; juridic [formal]; legal; judicial; forensic
gerechtelijk bevel rechten [n]: injunction
gerechtelijke actie rechten [n]: proceedings; legal proceedings
gereserveerdheid gevoelens [n]: reservation
gereserveerd natuurdomein jacht [n]: game preserve; preserve
gereserveerd zijn voorwerpen [v]: be spoken for; be reserved
gerespecteerd persoon [a]: respected; esteemed
geriater geneeskunde - man [n]: geriatrician geneeskunde - vrouw [n]: geriatrician
geriatrie geneeskunde [n]: geriatrics
geriatrisch geriatrie [a]: geriatric
geribbeld textiel [a]: ribbed
gericht elektronica [a]: directional
felicitaties hartelijke gelukwensen [n]: congratulations; best wishes; good wishes; many happy returns
feliciteren gelukwensen [v]: congratulate; felicitate; compliment
feliciterend gelukwensend [a]: congratulatory; complimentary; felicitating; praising
felle aanval scherpe kritiek [n]: diatribe; tirade; abusive criticism; bitter harangue
feminisme ideologie [n]: feminism
feminist persoon - man [n]: feminist
feministe persoon - vrouw [n]: feminist
feministisch algemeen [a]: feminist
fenegriek plantkunde - culinair [n]: fenugreek
fenobarbital apotheek [n]: phenobarbital
fenomeen natuur [n]: phenomenon man [n]: phenomenon vrouw [n]: phenomenon
fenomenaal algemeen [a]: prodigious; phenomenal hoeveelheid [a]: prodigious; enormous
feodaal geschiedenis [a]: feudal
fermenteren biologie [v]: ferment
ferryboot nautisch [n]: ferry; ferryboat
fertiel tuinbouwkunde [a]: fertile; fecund [formal]; fruitful [arch.]; prolific geneeskunde [a]: fertile; fecund [formal]
fertiliteit landbouw [n]: fecundity; fruitfulness; fertility geneeskunde [n]: fertility; fecundity
fervent algemeen [a]: fervent emotioneel gedrag [a]: fervent; ardent; zealous; enthusiastic; eager; avid; passionate gedrag [a]: strenuous
festijn algemeen [n]: fete; fête; gala
festival gebeurtenis [n]: festival
festiviteit gebeurtenis [n]: festivity
festiviteiten gebeurtenis [n]: festivities
fetisj algemeen [n]: amulet; talisman; fetish; charm
fetisjisme algemeen [n]: fetishism
fetisjist persoon - man [n]: fetishist
gericht naar positie [o]: towards; toward
gerief sport - vissen [n]: tackle
gerimpeld gezicht [a]: furrowed; wrinkled gegolfd [a]: corrugated; grooved
gering bedrag [a]: insignificant; inconsiderable mogelijkheid [a]: outside; slight graad [a]: slight hoeveelheid [a]: small; slight; exiguous; scanty; scant; meager; sparse bepaling [o]: little
geringachten waarde [v]: disparage
geringheid algemeen [n]: paucity [formal]; dearth
geringschatten waarde [v]: disparage bemerking [v]: slight; treat as unimportant; make light of gedrag [v]: slight; treat with disdain
geringschattend bemerking [a]: derogatory; disparaging; belittling; depreciative; depreciatory verachtend [a]: contemptuous; scornful; disdainful
geringschatting gedrag [n]: slight verachting [n]: contempt; disdain; scorn; disrespect kleinering [n]: disparagement; belittlement
geringste algemeen [a]: least graad [a]: least; slightest algemeen [n]: least
gerinkel geluid [n]: rattle; clatter; crash; smash; clink; clanking; clank; ring
germinatie plantkunde [n]: germination
geroep stem [n]: shouting; yelling
geroezemoes stemmen [n]: buzz; hum
gerokken verlengd [a]: elongated; lengthened; extended; stretched
gerommel donder [n]: rumble; roll; grumble
gerontologie wetenschap [n]: gerontology
geroofde misdaad [n]: booty; stolen goods; plunder; loot; spoil; spoils
gerookte ham culinair [n]: gammon
gerookte haring culinair [n]: kipper
geroosterd culinair [a]: roast
everzwijn zoölogie [n]: boar; wild boar
evident duidelijk [a]: evident; apparent; clear; obvious; plain; unmistakable
evidentie algemeen [n]: obviousness
fanatiekeling emotioneel gedrag - man [n]: fanatic; zealot politiek - man [n]: bigot godsdienst - man [n]: zealot
fanatiekelinge emotioneel gedrag - vrouw [n]: fanatic; zealot politiek - vrouw [n]: bigot godsdienst - vrouw [n]: zealot
fanatisme algemeen [n]: fanaticism gedrag [n]: bigotry
fanfare muziek [n]: fanfare; brass band
fanfarekorps muziek [n]: brass band
farao geschiedenis [n]: pharaoh
faraorat zoölogie [n]: mongoose
farce theater [n]: farce culinair [n]: dressing; stuffing
farceren culinair [v]: stuff
farizeeër geschiedenis [n]: Pharisee
farmaceutisch algemeen [a]: pharmaceutical
farmacologe wetenschap - vrouw [n]: pharmacologist
farmacologie wetenschap [n]: pharmacology
farmacologisch algemeen [a]: pharmacological; pharmacologic
fatsoenlijk uiterlijk [a]: respectable kleding [a]: presentable persoon [a]: good gedrag [a]: proper; acceptable; respectable; seemly [literature] behoorlijk [a]: fair; passable; reasonable; quite good
fatterig algemeen [a]: foppish
fatum toekomst [n]: destiny; fate; fortune; lot [formal]
faun mythologie [n]: faun
fauna natuur [n]: fauna
fauteuil meubilair [n]: armchair; easy chair
faux pas gedrag [n]: gaffe; faux pas
favoriet man [n]: favorite
favoriete vrouw [n]: favorite
fax communicatie [n]: facsimile; fax
faxapparaat kantoorbenodigdheden [n]: fax machine; fax
faxen communicatie [v]: facsimile; fax
fazant ornithologie [n]: pheasant
FBI Verenigde Staten [n]: FBI; Federal Bureau of Investigation
februari maand [n]: February
federaal politiek [a]: federal
federaliseren politiek [v]: federalize
federalisme politiek [n]: federalism
federalist politiek - man [n]: federalist
federaliste politiek - vrouw [n]: federalist
federatie politiek [n]: confederation; alliance; confederacy; federation
federatief politiek [a]: federate; federated
fee sprookje [n]: fairy
feedback algemeen [n]: feedback
feeënrijk sprookje [n]: fairyland
fetisjiste persoon - vrouw [n]: fetishist
feuilletédeeg culinair [n]: puff pastry
feuilleton televisie [n]: serial
fez kleding - man [n]: fez
fiasco mislukking [n]: fiasco; failure; nonsuccess; flop; washout [informal]
fiberglas materiaal [n]: fiberglass; fiber glass; fiber-glass; glass fiber
fibreus materiaal [a]: fibrous
figuurzaag timmerwerk [n]: jigsaw werktuigen [n]: fretsaw
figuurzaagwerk timmerwerk [n]: fretwork
fijn diameter [a]: thin; fine smaak [a]: delicate; dainty substantie [a]: fine kwaliteit [a]: fine weer [a]: pleasant; nice; fine; agreeable; quaint gebeurtenis [a]: enjoyable; delightful; lovely; pleasant; nice; pleasurable [formal] textiel [a]: delicate; fine; silken; soft; smooth; fine-drawn; finespun lichaam [a]: slender; slim; lean vrouw [a]: petite persoon [a]: sweet; charming; lovely; attractive
fijn aanvoelingsvermogen gevoelens [n]: sensitivity; instinctive feeling
fijne eetwaren culinair [n]: delicatessen
fijne vleeswaren culinair [n]: cold cuts
fijngestructureerd hout [a]: close-grained
fijngevoelig gedrag [a]: discreet; tactful
fijngevoeligheid kunst [n]: sensitiveness; sensibility [formal]; sensitivity
fijnhakken culinair [v]: chop up; mince; hash; chop
fijnmaken culinair [v]: mash; mash up; purée; puree
fijnproefster voedsel - vrouw [n]: gourmet; gastronome; epicure
fijnproever voedsel - man [n]: gourmet; gastronome; epicure
fijnstampen culinair [v]: mash; mash up vergruizelen [v]: crush; pulverize verpletteren [v]: pound; crush
fijt geneeskunde [n]: whitlow
fiks hoeveelheid [a]: hefty
fiksen succes [v]: manage to; contrive to; fix; manage baan [v]: manage; pull off
evocatie gevoelens [n]: evocation; evoking; calling forth
evocatief algemeen [a]: evocative
evolueren algemeen [v]: develop; evolve
evolutie ontwikkeling [n]: evolution; evolvement; development
evolutief algemeen [a]: evolutionary
evolutietheorie geschiedenis [n]: theory of evolution
evolutionair algemeen [a]: evolutionary
ex vrouw [n]: ex; former spouse
exact exemplaar [a]: faithful; accurate werk [a]: accurate; exact; rigorous precies [a]: exact; precise algemeen [o]: nicely; exactly; accurately; precisely precies [o]: to a nicety; precisely; accurately tijd [o]: promptly; precisely; exactly; prompt [informal]
examen scholen [n]: test; examination; exam scholen - universiteiten [n]: exam; test; examination
examinator scholen - universiteiten - man [n]: examiner; examinant
examinatrice scholen - universiteiten - vrouw [n]: examiner; examinant
examinering scholen - universiteiten [n]: test
excavateur machinerie [n]: excavator; steam shovel
excellent prachtig [a]: excellent; outstanding; splendid; perfect; exquisite [formal]; smashing [informal]; cool [slang]
Excellentie titel [n]: Excellency
excentriciteit gedrag [n]: eccentricity; queerness; oddity; strangeness
excentriek gedrag [a]: cranky; odd; queer; erratic; eccentric; kinky bizar [a]: bizarre; fantastic gedrag [o]: eccentrically
excentriekeling man [n]: character; eccentric; weirdo [informal]; weirdie [informal]
excentriekelinge vrouw [n]: character; eccentric; weirdo [informal]; weirdie [informal]; crank
exceptie opwerpen rechten [v]: demur
exceptioneel buitengewoon [a]: exceptional; unusual; extraordinary
excerperen samenvatten [v]: epitomize; summarize; sum up
excerpt boeken [n]: excerpt; extract
exces algemeen [n]: indulgence; excess
excessen algemeen [n]: excesses; unacceptable actions
excessief prijzen [a]: excessive; immoderate; unreasonable; too much graad [a]: inordinate [formal]
exclusief club [a]: exclusive plaats [a]: select; exclusive enig [a]: exclusive; sole zonder [o]: exclusive of; not including; excluding; not counting
excommunicatie godsdienst [n]: excommunication
excommuniceren godsdienst [v]: excommunicate
excrement fysiologie [n]: excrement; ordure [formal] zoölogie [n]: excrement; droppings; dung; ordure [formal]
formalisme algemeen [n]: formalism
formaliteit algemeen [n]: formality gedrag [n]: ceremony; formalities
formatie luchtvaart - leger [n]: formation
formeel algemeen [a]: formal gedrag [a]: formal
formele kleding kleding [n]: formal clothes; formal dress; evening dress
formica materiaal [a]: Formica [trademark] materiaal [n]: Formica [trademark]
formidabel obstakel [a]: formidable
formule chemie [n]: formula geneeskunde [n]: formula
formuleren algemeen [v]: formulate; verbalize verwoorden [v]: word; phrase; formulate; express in words
formulering algemeen [n]: wording woorden [n]: formulation; phrasing; wording aktie [n]: formulation; phrasing; wording
fortuin bezit [n]: fortune; wealth succes [n]: luck; fortune
fortuinlijk algemeen [a]: providential [formal]
fortuinzoeker gedrag - man [n]: fortune hunter
fortuinzoekster gedrag - vrouw [n]: fortune hunter
forum vergadering [n]: forum geschiedenis [n]: forum
fosfaat chemie [n]: phosphate
fosfor chemie [n]: phosphorus
fosfor- chemie [a]: phosphoric; phosphorous
fosforescentie algemeen [n]: phosphorescence
officieel algemeen [a]: official ceremonie [a]: ceremonial; ceremonious administratie [a]: official algemeen [o]: officially
officieel afscheid nemen bedrijf [v]: bow out
officieel bewijsstuk rechten [n]: exhibit
officieel geregistreerd feit [o]: on record; ever recorded
officieel maken baan [v]: confirm; make official
officieel optreden algemeen [v]: officiate
officieel verklaren algemeen [v]: declare officially
officiële bekrachtiging diploma [n]: homologation; sanction
officiële erkenning diploma [n]: homologation; sanction
officiële feestdag viering [n]: public holiday
officiële goedkeuring rechten [n]: approbation; official approval
officiële kennisgeving schrijven [n]: notification [formal]; notice
officiële lijst algemeen [n]: official list
officiële taal algemeen [n]: official language
officier militair [n]: officer
officiershalfdek nautisch [n]: quarterdeck
officierskamer militair [n]: wardroom
officieus algemeen [a]: unofficial
óf het een óf het andere keuze [o]: you can't have it both ways
of in elk geval algemeen [o]: at least; at any rate; anyhow; anyway
of ... of algemeen [o]: either ... or; or
of ouder leeftijd [o]: plus; and above
ofschoon voegwoord [o]: though
oftalmologie geneeskunde [n]: ophthalmology
aan het hoofd zeuren bekritiseren [v]: nag at
aan het lachen brengen vermaak [v]: tickle; amuse
aan het licht brengen nieuws [v]: expose; lay open
aanbelangen aangaan [v]: concern; affect
aan het licht komen uitlekken [v]: transpire; become known; unfold
aan het lijntje houden bedrog [v]: string along
aan het spel zijn algemeen [v]: be a compulsive gambler
aanhoren klacht [v]: listen to; hear
aanhouden voortduring [n]: continuation; persistence; continuance algemeen [v]: last misdadiger [v]: arrest; take into custody; apprehend [formal]; capture; run in [informal] transitief [v]: continue pijn [v]: linger on intransitief [v]: continue; go on inspanning [v]: sustain; maintain toespraak [v]: draw out; prolong; drag out beroep [v]: keep on; retain weer [v]: persist; keep up
aanhoudend algemeen [a]: continual; prolonged continuïteit [a]: continual; uninterrupted; incessant; constant; continuous; nonstop tijd [a]: relentless onafgebroken [a]: ceaseless; unceasing; unending; endless voortdurend [a]: continuing; ongoing; persisting tijd [o]: continuously; ceaselessly; incessantly; relentlessly; uninterruptedly constant [o]: constantly; continually; continuously; persistently; at all times
aanhouder ambitie - man [n]: go-getter; stayer
aanhouding misdadiger [n]: apprehension [formal]; arrest; attachment
aanhoudingsbevel misdaad [n]: arrest warrant
aanhoudster ambitie - vrouw [n]: go-getter; stayer
aanbellen deur [v]: ring
aan huis gebonden omstandigheden [a]: housebound
aan iemands aandacht ontglippen vergeten [v]: slip one's mind; escape someone's notice; escape someone's mind aandacht [v]: escape one's attention
aan iemands aandacht ontsnappen vergeten [v]: slip one's mind; escape someone's notice; escape someone's mind aandacht [v]: escape one's attention
aan iemands oordeel overgelaten worden aangelegenheid [v]: be open to somebody; be at the discretion of somebody
aan iemands verwachtingen beantwoorden algemeen [v]: be up to one's expectations
aan iemand zijn spelen [o]: be somebody's turn; be somebody's go
aanjagen technisch [v]: supercharge
aankijken persoon [v]: look at; eye
aanklaagster vrouw [n]: accuser rechten - vrouw [n]: complainant; plaintiff; petitioner; prosecutor
aanklacht algemeen [n]: accusation; denunciation rechten [n]: charge; accusation; plaint
aaien algemeen [v]: fondle aanraking [v]: pet; stroke dieren [v]: stroke
aanbesteden constructie [v]: put out to tender; contract out
aanklampen algemeen [v]: accost prostitutie [v]: solicit
aankleden transitief [v]: dress; clothe
aankloppen deur [v]: knock at; rap at
aanknopen bij subject [v]: tie in with; link up with; take up
aanknopingspunt subject [n]: point of departure; starting point
aankomen algemeen [v]: arrive; reach destination; end up gewicht [v]: put on weight; put on flesh; flesh out; put on
aanbetaling bankwezen [n]: deposit geld [n]: deposit; down payment
aankomen bij doelstelling [v]: attain; reach; arrive at
aankomst algemeen [n]: arrival; coming
aankondigen algemeen [v]: prefigure [formal] toekomst [v]: foreshadow begin [v]: prelude waarschuwing [v]: forebode; portend [formal] radio - televisie [v]: announce periode [v]: inaugurate adverteren [v]: advertise; make known; publicize; give notice
aankondiging krant [n]: advertisement; ad [informal] theater [n]: billing verklaring [n]: announcement; declaration; annunciation
aankoop goederen [n]: purchase [formal]; acquisition; buy [informal] handel [n]: buying; purchasing [formal]; purchase [formal]
aankopen handel [n]: buying; purchasing [formal]; purchase [formal] handel [v]: buy; purchase [formal]
aankruisen schrijven [v]: mark off; check off
aannemelijkheid algemeen [n]: plausibility verklaring [n]: credibility; believability aanvaardbaarheid [n]: admissibility; acceptability
aannemend algemeen [o]: presuming; supposing; presuming that; assuming; assuming that
aannemer constructie [n]: developer constructie - man [n]: builder; building constructor
aanneming idee [n]: adoption
aan ommezijde bladzijde [o]: overleaf
exhibitionisme gedrag [n]: exhibitionism
aanpakster gedrag - vrouw [n]: doer; energetic person; accomplisher; go-getter
aanbidden godsdienst [v]: adore persoon [v]: worship; adore; idolize; idolatrize; be mad about; be crazy about; dote on
aanpalend aardrijkskunde [a]: contiguous aangrenzend [a]: adjacent [formal]; adjoining; neighboring; next to
aanpasbaar adapteerbaar [a]: adaptable; adjustable
aanpasbaarheid algemeen [n]: adaptability
aanpassen graad [v]: proportion [formal]; adapt kleding [v]: try on adjusteren [v]: adjust; adapt
aanpassen aan verandering [v]: tailor to; tailor according to situatie [v]: gear to; adapt to
aanpassing algemeen [n]: adaptation; adjustment; alteration; modification; change; conformity
aanpassing aan het metrieke stelsel algemeen [n]: metrication
aanpassingsvermogen algemeen [n]: adaptability
aanplakbiljet reclame [n]: poster; bill; placard
aanplakbord reclame [n]: billboard
aanbidder liefde - man [n]: beau [literature]; courter man [n]: admirer; adorer; idolizer
aanpraten leugen [v]: put into somebody's head; kid into handel [v]: talk into; palm off on; palm off onto
aanprijzen handel [v]: tout aanbevelen [v]: recommend; praise; commend
afbranden platbranden [v]: burn down; destroy by fire; burn off
afbreken scheiden [v]: break off onderhandeling [v]: break off koord [v]: sever; break relatie [v]: break off telefoon [v]: cut off; interrupt gebouw [v]: demolish; tear down; break down; destroy; knock down; pull down voorwerpen [v]: snap off linguïstiek [v]: hyphenate chemie [v]: decompose kleineren [v]: cry down; disparage; belittle; denigrate
afbrekend kritiek [a]: destructive
afbrengen van ontraden [v]: discourage; dissuade; advise against
afbreuk reputatie [n]: derogation; detraction
afbreuk doen aan waarde [v]: take away from; detract from
aalscholver ornithologie [n]: cormorant; shag
aanduiden algemeen [v]: denominate [formal]; designate; call show [v]: indicate richting [v]: indicate; point to voorwerpen [v]: designate; indicate technisch [v]: register
afbrokkelen verf [v]: chip
afbuigen afwijken [v]: deflect; turn aside; bend
afdak architectuur [n]: lean-to
afdalen berg [v]: come down; descend naar beneden gaan [v]: descend; come down; go down
afdaling aktie [n]: descent
afdanken baan [v]: discharge; fire [informal]; dismiss [formal]; give the sack [informal]; sack [informal]; separate; axe [informal]; ax [informal] voorwerpen [v]: discard; throw away; chuck away [informal]; get rid of; ditch [informal]; dump [informal]; junk [informal]; trash [informal]
afdeling algemeen [n]: division trein [n]: compartment administratie [n]: section; department bedrijf [n]: department militair [n]: division
afdelings- algemeen [a]: departmental
afdelingschef warenhuis - man [n]: floorwalker warenhuis - vrouw [n]: floorwalker winkel - man [n]: floorwalker; floor manager; sales manager winkel - vrouw [n]: floorwalker; floor manager; sales manager
afdeling van het Hooggerechtshof rechten - Groot-Brittannië [n]: Queen's Bench; queen's Bench Division; King's Bench; King's Bench Division
aanduidend algemeen [a]: indicative
afdichten algemeen [v]: occlude; block up
afdingen prijs [v]: haggle; argue; knock down; bring down; beat down
afdoen prijzen [v]: knock off; give a discount of subject [v]: settle; conclude; bring to a conclusion kleding [v]: take off; lay down
excreten algemeen [n]: excreta
excretie fysiologie [n]: excretion
excretieprodukten algemeen [n]: excreta
excursie reizen [n]: excursion; trip; outing
excursionist man [n]: excursionist
excursioniste vrouw [n]: excursionist
excuseer interjectie [o]: pardon [informal]; excuse me [informal]
excuseren straf [v]: let off; excuse verontschuldigen [v]: excuse; pardon; forgive
excuus leugen [n]: excuse; pretext; palliative [formal] reden [n]: excuse verontschuldiging [n]: apology; excuse
ex-echtgenoot man [n]: ex-husband; ex; former spouse
executeren doden [v]: execute; put to death
executeur-testamentair rechten - man [n]: executor
executie rechten [n]: execution
executiebevel rechten [n]: death warrant
executiepeloton militair [n]: death squad; firing squad
executrice van een testament rechten - vrouw [n]: executrix
exegese godsdienst [n]: exegesis
exemplaar publikatie [n]: copy
ex gratia als gratificatie [a]: ex gratia; as a favor
existentialist filosofie - man [n]: existentialist
existentialiste filosofie - vrouw [n]: existentialist
existentie filosofie [n]: existence; being
existentieel filosofie [a]: existential
existeren algemeen [v]: exist
ex-man man [n]: ex-husband; ex; former spouse
exmissie huis [n]: ejection; expulsion
exodus algemeen [n]: exodus
ex officio algemeen [o]: ex officio
exorbitant prijzen [a]: extortionate; too expensive; exorbitant; outrageous; sky-high
exorciseren godsdienst [v]: exorcize; drive out an evil spirit
exorcisme algemeen [n]: exorcism
exorcist godsdienst [n]: exorcist
exotisch algemeen [a]: exotic
exotische gewassen tuinbouwkunde [n]: exotic plants
expanderen grootte [v]: expand; make larger fysica [v]: expand bedrijf [v]: grow; expand
expansie fysica [n]: expansion
expansief bedrijf [a]: expansive
expansionisme politiek [n]: expansionism
expediteur handel - man [n]: shipper
expediteursfirma transport [n]: carrier
expeditie algemeen [n]: expedition
expeditie- militair [a]: expeditionary
experiment proef [n]: experiment
experimenteel algemeen [a]: experimental empirisch [a]: empirical; experiential; experimental
experimenteren algemeen [n]: experimentation
expert bekwaamheid - man [n]: ace [informal]; expert; whizz [informal] gebouw - man [n]: appraiser man [n]: expert; specialist; adept
experte bekwaamheid - vrouw [n]: ace [informal]; expert [informal] vrouw [n]: expert; specialist; adept
expertise bedrijf [n]: appraisal
expiratie afloop [n]: expiry; expiration
expireren vergunning [v]: expire; become void overeenkomst [v]: expire; terminate [formal]; come to an end; stop
expliciet algemeen [a]: explicit algemeen [o]: explicitly; specifically uitdrukkelijk [o]: clearly; explicitly; expressly
exploderen opblazen [n]: blasting; blowing up; exploding springstoffen [v]: detonate; explode; fulminate; blow up; go up; go off
exponent wiskunde [n]: exponent
exponentieel algemeen [a]: exponential
export handel [n]: exportation
exporteren handel [v]: export
exporteur handel [n]: exporter
exposant tentoonstelling - man [n]: exhibitor; exhibiter
exposante tentoonstelling - vrouw [n]: exhibitor; exhibiter
exposé verklaring [n]: exposition
exposeren kunst [v]: exhibit
expositie kunst [n]: exhibition; exposition; exhibit; show
expres intentie [a]: willful; wilful; malicious; spiteful intentie [o]: intentionally; purposely; premeditatedly; designedly
expresbrief post [n]: express letter
expresse post [n]: special delivery
expressief gezicht [a]: expressive; meaning
expressionisme kunst [n]: expressionism
expressionistisch kunst [a]: expressionist
exprestrein spoorwegen [n]: express train; express
expropriatie onteigening [n]: dispossession [formal]; expropriation
exquis kunst [a]: exquisite
exquisiet smaak [a]: exquisite kunst [a]: exquisite
extase geestestoestand [n]: ecstasy
extatisch geestestoestand [a]: ecstatic; thrilled; overjoyed; beside oneself euforisch [o]: ecstatically; euphorically
ex-tempore toespraak [o]: offhand; extemporaneously; extempore; impromptu; ad lib
extemporeren toespraak [v]: extemporize; improvise; ad-lib
extemporisatie toespraak [n]: improvisation; extemporization; ad-lib [informal]
extensief veelomvattend [a]: extensive; far-reaching uitvoerig [o]: extensively; widely; broadly
extern van buitenaf [a]: extrinsic; external; outward; extraneous
exterritoriaal algemeen [a]: extraterritorial
extra informatie [a]: additional; supplementary; extra voorwerpen [a]: auxiliary; additional; subsidiary; ancillary; supplementary; accessory; spare; extra persoon [a]: auxiliary; additional; subsidiary; ancillary; supplementary; accessory bijkomend [a]: plus; extra geld [n]: perquisite [formal]; perk
extra belasting belastingen [n]: surcharge
extra controleren algemeen [v]: double-check; verify again; examine again
extract apotheek [n]: extract culinair [n]: extract
extractie tandheelkunde [n]: extraction
extra gewicht gewicht [n]: overweight
extra grote maat kleding [n]: outsize
extraheren tandheelkunde [v]: extract; draw out; pull out; take out; draw
extra inkomen geld [n]: extra income; supplementary income; additional income
extrajudicieel algemeen [a]: extrajudicial
extra kosten dienst [n]: charge
extra laten betalen post [v]: surcharge
extra les onderwijs [n]: coaching; tutoring
extramuraal algemeen [a]: extramural
extra-nieuwsuitzending televisie [n]: news flash; flash
extrapoleren algemeen [v]: extrapolate
extravagant algemeen [a]: extravagant prijzen [a]: exorbitant; unreasonable; immoderate; extravagant; steep; fancy; extortionate; too expensive; outrageous idee [a]: wild; extravagant
extravagantie gedrag [n]: extravagance
extra verdienste geld [n]: perquisite [formal]; perk
extreem egotisme gedrag [n]: egomania; excessive egotism
extremist politiek - man [n]: extremist; radical; immoderate
extremiste politiek - vrouw [n]: extremist; radical; immoderate
extrinsiek niet wezenlijk [a]: extrinsic; not inherent
ex-vrouw vrouw [n]: ex; former spouse
eyeliner cosmetica [n]: eyeliner; liner
ezel kunst [n]: easel zoölogie [n]: donkey; ass gedrag - man [n]: blockhead [informal]; knucklehead [informal]; bonehead [informal]; numskull [informal]; dumbbell [informal]; dingbat [informal]; simpleton [informal]; thickhead [informal]; dummy [informal]; dope [informal]; nitwit [informal]; boob [informal]; booby [informal]; jackass [informal]; asshole [slang]
ezelachtig gedrag [a]: doltish; blockheaded; thickheaded; thick-skulled; thick-witted; oafish
ezelin gedrag - vrouw [n]: blockhead [informal]; knucklehead [informal]; bonehead [informal]; numskull [informal]; dumbbell [informal]; dingbat [informal]; simpleton [informal]; dummy [informal]; dope [informal]; nitwit [informal]; boob [informal]; jackass [informal]; asshole [informal]
ezelsbruggetje geheugen [n]: study aid; memory aid; mnemonic aid; mnemonic
ezelsoor boeken [n]: dog-ear; dog's-ear
fa muziek [n]: fa
faam algemeen [n]: eminence roem [n]: reputation; repute [formal]; fame; renown
fabel verhaal [n]: fable
fabelachtig legendarisch [a]: fabled; legendary ongelooflijk [a]: fabulous; incredible; astounding; unbelievable
fabricage bouw [n]: fabrication; manufacture
fabriceren bouwen [v]: fabricate; manufacture; build
fabriek industrie [n]: factory; plant
fabrieksarbeider fabriek - man [n]: industrial worker; blue-collar worker
fabrieksarbeidster fabriek - vrouw [n]: industrial worker; blue-collar worker
fabrikant algemeen [n]: manufacturer
fabuleus graad [a]: fabulous; wonderful; marvelous; superb; sensational [informal]; awesome [informal]; tremendous [informal]
façade schijn [n]: coverup; front; cover-up; pretense; facade; disguise; mask; gloss oneerlijkheid [n]: window dressing gebouw [n]: face; facade; façade; front
face-à-main optica [n]: lorgnette; lorgnon
face-lift geneeskunde [n]: face-lift
facet subject [n]: facet voorwerpen [n]: facet
familie- algemeen [a]: family; familial
familiegoed algemeen [n]: heirloom
familieleven algemeen [n]: family life; domesticity
familienaam persoon [n]: last name; family name; second name; surname
familierelatie algemeen [n]: consanguinity; kinship; blood relationship; family tie; relationship
familie zijn van familie [v]: be connected with
fan bewondering - man [n]: devotee; fan; enthusiast bewondering - vrouw [n]: devotee; fan; enthusiast auto's [n]: defroster sport - man [n]: supporter; fan sport - vrouw [n]: supporter; fan
fanaat persoon - man [n]: freak [informal]; nut [informal]
fanaticus emotioneel gedrag - man [n]: fanatic; zealot politiek - man [n]: bigot
fanatiek algemeen [a]: fanatical; fanatic
farmacoloog wetenschap - man [n]: pharmacologist
farmacopee geneeskunde [n]: pharmacopoeia
faryngitis geneeskunde [n]: pharyngitis
farynx anatomie [n]: pharynx
fascia anatomie [n]: fascia
fascinatie algemeen [n]: fascination
fascineren vreugde [v]: enrapture; entrance; enchant; fascinate aantrekkingskracht [v]: enthrall; enthral; captivate; fascinate interesseren [v]: intrigue; fascinate aandacht [v]: spellbind; fascinate; mesmerize
finaliteit ideologie [n]: teleology
financieel algemeen [a]: financial
financiële moeilijkheden algemeen [n]: financial distress
financiën algemeen [n]: finances; finance
financier geld - man [n]: financier
financieren bankwezen [n]: financing bedrijf [v]: capitalize; finance
financiering bankwezen [n]: financing
financierster geld - vrouw [n]: financier
financies algemeen [n]: finance
fineer timmerwerk [n]: veneer
fopspeen baby [n]: pacifier
forceerbaar algemeen [a]: enforceable; imposable
force majeure rechten [n]: circumstances beyond one's control; force majeure
forceps geneeskunde [n]: forceps
forceren openen [v]: force; break open; pry open dwingen [v]: compel; force; oblige; coerce; press; constrain; pressure afdwingen [v]: enforce; impose; compel observance
forcerend dwingend [a]: compelling; constraining; forcing
forehand sport [n]: forehand
forel ichtyologie [n]: trout
forens spoorwegen - man [n]: commuter spoorwegen - vrouw [n]: commuter
forensisch rechten [a]: forensic
frambozenstruik plantkunde [n]: raspberry
Française etnologie - vrouw [n]: Frenchwoman
franco post [a]: postpaid
franje algemeen [n]: fringe
frank gedrag [a]: frank; outspoken; straightforward; unreserved; plain; straight numismatiek [n]: franc
frankeren post [v]: stamp
Frankfurter worstje culinair [n]: frankfurter; frankforter; frankfurt; frankfort; frank; wiener; knockwurst
Frankrijk aardrijkskunde [n]: France
Frans algemeen [a]: French taal [n]: French
Franse etnologie - vrouw [n]: Frenchwoman
franse lelie heraldiek [n]: fleur-de-lis; fleur-de-lys
Fransman etnologie - man [n]: Frenchman
frappant voorbeeld [a]: striking; remarkable verschil [a]: striking; impressive; remarkable aandacht [a]: arresting; interesting; striking; attracting attention opvallend [a]: conspicuous; noticeable; obvious; remarkable
frapperen aandacht [v]: strike
frase woorden [n]: expression; phrase
fascinerend algemeen [a]: fascinating aantrekkingskracht [a]: enthralling; captivating; fascinating; entrancing interesseren [a]: intriguing; fascinating aandacht [a]: captivating; charming; fascinating; compelling boeiend [a]: absorbing; engrossing
fascinerende spreekster vrouw [n]: spellbinder
fascinerend spreker man [n]: spellbinder
fascisme politiek [n]: fascism
fascist politiek - man [n]: fascist; Black Shirt; Blackshirt
fasciste politiek - vrouw [n]: fascist; Black Shirt
fascistisch politiek [a]: fascist
fase ontwikkeling [n]: phase; stage
fat denigrerend [n]: fop persoon [n]: dandy
fataal dodelijk [a]: deadly; fatal; mortal algemeen [o]: fatally; deadly; mortally
fatalisme gedrag [n]: fatalism
fatalist gedrag - man [n]: fatalist
fataliste gedrag - vrouw [n]: fatalist
fatalistisch algemeen [a]: fatalistic
fata morgana hoop [n]: mirage natuur [n]: fata morgana; mirage
fatsoen algemeen [n]: grace moraliteit [n]: propriety [formal] gedrag [n]: decorum; propriety; respectability; decency; tact
feest algemeen [n]: fete; fête; gala vermaak [n]: party godsdienst [n]: festival; festivity
feestdag viering [n]: holiday
feestelijk algemeen [a]: festive
feestelijkheden gebeurtenis [n]: festivities
feestelijkheid godsdienst [n]: festival; festivity vrolijkheid [n]: conviviality; merriment; merrymaking; festivity
feesten feestje [n]: revelry; revelries; reveling; revelling viering [v]: celebrate; party
feestfiguur feestje - man [n]: partygoer; merrymaker; party animal [informal]; partier; partyer; reveler; reveller feestje - vrouw [n]: partygoer; merrymaker; party animal [informal]; partier; partyer; reveler; reveller
feestgewaad kleding [n]: panoply
feestje vermaak [n]: party
feestmaal culinair [n]: banquet; feast
feestneus feestje - man [n]: partygoer; merrymaker; party animal [informal]; partier; partyer; reveler; reveller feestje - vrouw [n]: partygoer; merrymaker; party animal [informal]; partier; partyer; reveler; reveller
feestnummer feestje - man [n]: partygoer; merrymaker; party animal [informal]; partier; partyer; reveler; reveller feestje - vrouw [n]: partygoer; merrymaker; party animal [informal]; partier; partyer; reveler; reveller
feestvarken verjaardag - man [n]: birthday boy verjaardag - vrouw [n]: birthday girl
feestvieren feestje [n]: revelry; revelries; reveling; revelling viering [v]: celebrate; party
feilbaar algemeen [a]: fallible; error-prone
feilbaarheid algemeen [n]: fallibility
feilloos remedie [a]: infallible
feit algemeen [n]: fact gegeven [n]: datum; fact
feitelijk algemeen [a]: virtual rechten [o]: de facto
fel ruzie [a]: violent; fierce gevecht [a]: fierce; bitter wind [a]: fierce competitie [a]: keen; intense; strong graad [a]: shrill kleur [a]: flamboyant; showy; flashy gedrag [a]: vehement
felheid wind [n]: fierceness gedrag [n]: vehemence; vehemency
felicitatie gelukwens [n]: congratulation; felicitation; complimenting
felicitatie- feliciterend [a]: congratulatory; complimentary; felicitating; praising
filament textiel [n]: filament
filantroop gedrag - man [n]: philanthropist
filantrope gedrag - vrouw [n]: philanthropist
filantropie algemeen [n]: philanthropy ideologie [n]: humanitarianism
filantropisch algemeen [a]: philanthropic; philantropical
filatelie algemeen [n]: philately
filatelist collectie - man [n]: philatelist
filateliste collectie - vrouw [n]: philatelist
filatelistisch algemeen [a]: philatelic
file verkeer [n]: back up; back-up; traffic jam auto's [n]: line
fileren culinair [v]: fillet
filet culinair [n]: fillet
filharmonisch muziek [a]: philharmonic
filiaal bedrijf [n]: branch; division
filigraan juwelen [n]: filigree
Filippijn etnologie - man [n]: Filipino
Filippijnen aardrijkskunde [n]: Philippines
Filippijns algemeen [a]: Filipino; Philippine
Filippijnse etnologie - vrouw [n]: Filipino
Filistijn etnologie - man [n]: Philistine
film filmkunst [n]: movie; film; picture fotografie [n]: film dunne laag [n]: film; thin coating
filmcamera filmkunst [n]: movie camera
filmen filmkunst [n]: filming
filmkunst algemeen [n]: cinematography
filmmaakster filmkunst - vrouw [n]: moviemaker; filmmaker
filmmaker filmkunst - man [n]: moviemaker; filmmaker
filtreerkan keukengerei [n]: percolator
filtreren vloeistof [v]: filter
filtrering algemeen [n]: filtration; filtering
filtrum algemeen [n]: philter
Fin etnologie - man [n]: Finn
finaal ultiem [a]: ultimate; final
finale theater [n]: finale
finalist persoon - man [n]: finalist
finaliste persoon - vrouw [n]: finalist
finesse tact [n]: finesse persoon [n]: refinement
fingeren bedrog [v]: pretend; feign; simulate; fake
Finland aardrijkskunde [n]: Finland
Fins algemeen [a]: Finnish taal [n]: Finnish
Finse etnologie - vrouw [n]: Finn
fiool houder [n]: phial; vial
firma bedrijf [n]: company; establishment; business company; firm; enterprise; business venture; organization; business firm; undertaking
fiscaal financiën [a]: fiscal
fistel geneeskunde [n]: fistula
fit fysische conditie [a]: fit
fitheid conditie [n]: fitness; physical health
fitting lamp [n]: socket; fitting
fixatie psychologie [n]: fixation
fixatief algemeen [n]: fixative
fixeermiddel algemeen [n]: fixative
fixeren fotografie [n]: fixation fotografie [v]: fix
fjord geologie [n]: fjord
flacon houder [n]: flask
fladderen vlag [n]: flapping; fluttering algemeen [v]: flit vogels [v]: flap; flutter
flagellatie straf [n]: flagellation; whipping; flogging; lashing
flagelleren straf [v]: flagellate
flageolet muziek - instrumenten [n]: flageolet
flagrant vergissing [a]: egregious; flagrant; gross schaamteloos [a]: blatant; flagrant schandelijk [a]: flagrant; outrageous
flagstone algemeen [n]: flagstone
flair talent [n]: talent; gift; aptitude; flair
flakkeren kaars [v]: flare
flakkering kaars [n]: flare
flamberen culinair [v]: flambé
flamenco dansen [n]: flamenco
flamingo ornithologie [n]: flamingo
flanel textiel [n]: flannel
flaneren vermaak [v]: amble; stroll; saunter; ramble
flaneren langs vermaak [v]: promenade [formal]; walk along
flaneur denigrerend - man [n]: lounger
flank paard [n]: flank militair [n]: flank
flankeren grens [v]: flank
flansen scholen [n]: truancy; truanting scholen [v]: play truant; play hookey; skip school
flapperen vleugels [n]: flapping; fluttering
flaptekst algemeen [n]: blurb
flard teken [n]: shred; scrap
flarden kleding [n]: tatters; shreds
flash-back bioscoop [n]: flashback
flat gebouw [n]: condominium; apartment; tenement; apartment building; apartment complex
flater vergissing [n]: blooper [informal]; goof [informal]; blunder; boo-boo [slang]; booboo [slang]; howler [informal] gedrag [n]: gaffe; faux pas
flatgebouw verpauperde buurt van de stad [n]: tenement; tenement house gebouw [n]: apartment building; apartment complex
flatgebouw met koopflats gebouw [n]: condominium; condo
flatje gebouw [n]: small apartment; efficiency apartment; efficiency
flatteren vleierij [v]: sweet-talk [informal]; flatter
flatteus vleiend [a]: flattering; laudatory
flatulentie geneeskunde [n]: flatulence; flatulency
flauw verhaal [a]: feeble; weak handel [a]: slow smaakloos [a]: flavorless; tasteless; bland; insipid
flauwekul gepraat [n]: nonsense; rubbish; empty talk; blah; a load of wind; bullshit [slang]; claptrap [informal] belangrijkheid [n]: baloney [informal]; boloney [informal]; bunkum [informal]; buncombe [informal]; rubbish; bullshit [slang]; nonsense
flauwte bewustzijn [n]: faint
flauwvallen geneeskunde [n]: fainting; loss of consciousness; passing out
flauw vallen geneeskunde  [v]: faint; lose consciousness; black out; pass out
flebitis geneeskunde [n]: phlebitis
flegma gedrag [n]: stolidity; stolidness; phlegm
flegmatiek karakter [a]: phlegmatic; phlegmatical gedrag [a]: stolid; phlegmatic; composed; cool; collected
flegmatisch karakter [a]: phlegmatic; phlegmatical
flemen vleierij [v]: fawn on; lick feet; toady; fawn upon; brown-nose [slang]; curry favor with; sweet-talk [informal]; flatter
flens mechanisch [n]: flange
flensje culinair [n]: crepe; crêpe
fles houder [n]: bottle; flask
flesje houder [n]: phial; vial; flask
flessegroen kleur [a]: bottle-green
flessentrekkerij oneerlijkheid [n]: confidence game; con game [informal]
flesvoeding baby [n]: formula; baby formula
fleurig kamer [a]: cheerful; colorful
fluit muziek - instrumenten [n]: flute; fife; whistle
fluiten instrument [v]: whistle vogels [v]: whistle geluid [v]: whistle persoon [v]: whistle
fluitist muziek - man [n]: flautist; flutist
fluitiste muziek - vrouw [n]: flautist; flutist
fluitje muziek - instrumenten [n]: whistle
fluitspeelster muziek - vrouw [n]: flautist; flutist
fluitspeler muziek - man [n]: flautist; flutist
fluor chemie [n]: fluorine
fluorescent algemeen [a]: fluorescent
fluorescentie algemeen [n]: fluorescence
fluorescentiebuis verlichting [n]: neon light; fluorescent light; neon tube; neon lamp
fluoresceren algemeen [v]: fluoresce
fluorescerend algemeen [a]: fluorescent
fluorescerend licht verlichting [n]: neon light; fluorescent light
foneem linguïstiek [n]: phoneme
fonetica linguïstiek - vrouw [n]: phonetician
foneticus linguïstiek - man [n]: phonetician
fonetiek linguïstiek [n]: phonetics
fonetisch linguïstiek [a]: phonetic
fonkelen juwelen [v]: flash; sparkle licht [v]: twinkle schitteren [v]: scintillate; sparkle
fonkelend licht [a]: scintillating; sparkling
fonkeling helderheid [n]: sparkle; glitter; brilliance licht [n]: scintillation; sparkle
fonograaf muziek [n]: record player; phonograph [arch.]
fonologie wetenschap [n]: phonology linguïstiek [n]: phonemics
fontein water [n]: fountain
fooi restaurant [n]: tip; gratuity; baksheesh
foor vermaak [n]: carnival; travelling circus; traveling circus; fair
foppen grap [v]: fool; trick; take in
forensische geneeskunde rechten [n]: forensic medicine; forensic science
forenzen pendelen [v]: commute; shuttle; drive back and forth
forfaitair bedrag [a]: agreed; fixed
filmmonteerder film - man [n]: cutter
filmmonteerster film - vrouw [n]: cutter
filmmuziek film [n]: film score; score muziek [n]: soundtrack
filmprojector filmkunst [n]: movie projector; film projector; projector
filmregisseur bioscoop - man [n]: director; movie director; film director
filmregisseuse bioscoop - vrouw [n]: director; movie director; film director
filmster bioscoop - man [n]: film star bioscoop - vrouw [n]: film star
filmsterretje bioscoop - vrouw [n]: starlet
filmstrip filmkunst [n]: filmstrip
filmvedette bioscoop - man [n]: film star bioscoop - vrouw [n]: film star
filmvertoning film [n]: screening
filologe wetenschap - vrouw [n]: philologist
filologie wetenschap [n]: philology
filologisch algemeen [a]: philological
filoloog wetenschap - man [n]: philologist
filosofe filosofie - vrouw [n]: philosopher
filosoferen algemeen [v]: philosophize
filosofie algemeen [n]: philosophy
filosofisch filosofie [a]: philosophical; philosophic
filosoof filosofie - man [n]: philosopher
filter sigaret [n]: filter; filter tip chemie [n]: filter
filteren vloeistof [v]: filter
filtertoestel chemie [n]: filter
filtratie algemeen [n]: filtration; filtering
filtreerbaar algemeen [a]: filterable
formaat algemeen [n]: format
formaline chemie [n]: formalin
formaliseren algemeen [v]: formalize
fosforescerend algemeen [a]: phosphorescent
fosforhoudend chemie [a]: phosphorous
fossiel prehistorie [n]: fossil
fossilisatie prehistorie [n]: fossilization
foto fotografie [n]: photograph; photo [informal]; picture; shot [informal]
fotocel elektronica [n]: photoelectric cell; electric eye
fotocopie fotokopieerapparaat [n]: photocopy; copy
foto-elektrisch algemeen [a]: photoelectric
foto-elektrische cel elektronica [n]: photoelectric cell
fotofinish sport [n]: photo finish
fotogeniek persoon [a]: photogenic
fotograaf beroep - man [n]: photographer
fotografe beroep - vrouw [n]: photographer
fotograferen fotografie [v]: photograph; take pictures of
fotografie kunst [n]: photography
fotografisch fotografie [a]: photographic fotografie [o]: photographically
fotogravure drukken [n]: photogravure
fotokopie fotokopieerapparaat [n]: photocopy; copy
fotokopieerapparaat kantoorbenodigdheden [n]: photocopier
fotokopiëren fotokopieerapparaat [v]: photocopy; copy; xerox
fotolithografie drukken [n]: photolithography
fotometer fysica [n]: photometer
fotomodel mode - man [n]: model mode - vrouw [n]: model
foton optica [n]: photon
foto's nemen van fotografie [v]: photograph; take pictures of
frituren culinair [n]: frying culinair [v]: deep-fry
frituurpan keukengerei [n]: deep fryer; deep-frying pan
frivoliteit algemeen [n]: frivolity
frivool algemeen [a]: frivolous vrouw [a]: flighty
fronsen rok [v]: gather
front algemeen [n]: frontage gebouw [n]: facade; front; face militair [n]: front schijn [n]: pretense; facade; disguise; mask; gloss
frontaal aanrijding [a]: head-on
frontispice typografie [n]: frontispiece
oceanografe wetenschap - vrouw [n]: oceanographer
oceanografie wetenschap [n]: oceanography
ocelot zoölogie [n]: ocelot
ochtend periode [n]: morning tijd [n]: morning
ochtendgloren periode [n]: dawn; daybreak; sunrise; break of day
ochtendjas kleding - vrouw [n]: housecoat
ochtendmens gedrag - man [n]: early bird; morning person gedrag - vrouw [n]: early bird; morning person
octaaf muziek [n]: octave
octaan chemie [n]: octane
octagonaal geometrie [a]: octagonal
grondplan architectuur [n]: ground plan
grondreden algemeen [n]: rationale [formal]
heersende stroming denken [n]: mainstream
heerser politiek [n]: ruler; sovereign
heerszuchtig persoon [o]: imperial; imperious; out for power
hees stem [a]: croaky; hoarse
heesheid stem [n]: hoarseness; huskiness
heester plantkunde [n]: shrub
heet temperatuur [a]: hot seksueel gedrag [a]: sexually excited; horny [informal] voedsel [a]: hot; spicy
herinneringen ophalen algemeen [v]: reminisce
herinneringen oproepend algemeen [a]: reminiscent
herinneringsbrief betaling [n]: reminder
herkansing scholen - universiteiten [n]: re-examination
fotosynthese algemeen [n]: photosynthesis
fototoestel fotografie [n]: camera
fouilleren persoon [v]: frisk [informal]; search
fouillering veiligheid [n]: body search; frisk [slang]; shakedown [slang]
fournituren handel [n]: notions
fourniturenhandelaar handel - man [n]: dealer in notions
fourniturenhandelaarster handel - vrouw [n]: dealer in notions
fourniturenwinkel winkel [n]: dealer in notions
fout delen spelen - kaarten [n]: misdeal
foutenmarge veiligheid [n]: margin of error
foutief optelling [a]: wrong; not correct incorrect [a]: incorrect; not correct verkeerd [o]: wrong; incorrectly; wrongly; amiss
foutje algemeen [n]: slip-up vergissing [n]: lapse
foutloos volmaakt [a]: faultless; flawless; perfect
fox-terrier hond [n]: fox terrier
foxtrot dans - muziek [n]: fox trot; fox-trot
foyer hotel [n]: foyer; lobby; lounge
fraai versiering [a]: fancy; ornamental; decorative uiterlijk [a]: neat; chic; elegant; stylish; sophisticated; dashing graad [a]: cool [informal]; neat [informal] mooi [a]: beautiful; lovely uiterlijk [o]: nicely; neatly; prettily
fraaier voorstellen dan de realiteit verhaal [v]: prettify; embellish
frasering algemeen [n]: phrasing
frater godsdienst - man [n]: friar
fratsels algemeen [n]: frippery
fraude geld [n]: fraud; deception
fraude plegen misdaad [v]: commit fraud
frauderen misdaad [v]: commit fraud
fraudeur misdaad - man [n]: embezzler; peculator [formal]
fraudeuse misdaad - vrouw [n]: embezzler; peculator [formal]
frauduleus rechten [a]: fraudulent
freak persoon - man [n]: freak [informal]; nut [informal]
freelance baan [a]: freelance
frees werktuigen [n]: cultivator geschiedenis [n]: ruff
freewheelen sport - wielrennen [v]: freewheel
fregat nautisch [n]: frigate
frekwenteren winkel [v]: patronize [formal]; be a patron of; be a customer of
frêle fysische conditie [a]: frail; weak
frenetiek poging [a]: frenetic; frenetical; frantic [informal]; phrenetic [arch.]
frenologie geneeskunde [n]: phrenology
frequent algemeen [a]: frequent
frequentie algemeen [n]: frequency
fresco kunst [n]: fresco
fresia plantkunde [n]: freesia
fret werktuigen [n]: gimlet zoölogie [n]: ferret
fretboor werktuigen [n]: gimlet
fretten jacht [n]: ferreting
freudiaans psychologie [a]: Freudian
Freudiaans psychologie [a]: Freudian
frezen landbouw [v]: work with a cultivator
fricatief linguïstiek [n]: fricative
frictie fysica [n]: friction
friemelen handen [v]: fiddle; twiddle; fidget
friemelen met handen [v]: twiddle with; fiddle with; fidget with; twiddle
fries architectuur [n]: frieze
friet culinair [n]: French fries; fries; French fried potatoes
frieten culinair [n]: French fries; fries; French fried potatoes
frigide vrouw [a]: frigid
frigiditeit vrouw [n]: frigidity
fris lucht [a]: fresh schoonmaken [a]: clean; neat weer [a]: chilly; chill; fresh; coolish; nippy
frisdrank dranken [n]: soft drink; soda; pop [informal]; soda pop [informal]
fris en gezond persoon [a]: hale and hearty; strong
friseren haar [v]: crimp
frisheid temperatuur [n]: coolness uiterlijk [n]: freshness
frisjes weer [a]: chilly; chill; fresh; coolish; nippy
frisser temperatuur [a]: cooler
frisser worden weer [v]: freshen; become colder
frites culinair [n]: French fries; fries; French fried potatoes
friteuse keukengerei [n]: deep fryer; deep-frying pan
frontlijn militair [n]: front line
frontlinie militair [n]: front line
fronton architectuur [n]: pediment; tympanum
fruit plantkunde [n]: fruit
fruitautomaat gokken [n]: slot machine; one-armed bandit; one-arm bandit; slot [informal]
fruiten culinair [v]: sauté
fruithandelaar handel - man [n]: fruiterer
fruithandelaarster handel - vrouw [n]: fruiterer
fruitpers algemeen [n]: squeezer
fruitsalade culinair [n]: fruit salad
fruitvlieg entomologie [n]: fruit fly
frunniken handen [v]: fiddle; twiddle; fidget
frunniken aan handen [v]: twiddle with; fiddle with; fidget with; twiddle
frustratie geestestoestand [n]: frustration teleurstelling [n]: discomfiture; frustration
frustreren teleurstelling [v]: frustrate
frustrerend algemeen [a]: frustrating
frutselen handen [v]: fiddle; twiddle; fidget
frutselen aan handen [v]: twiddle with; fiddle with; fidget with; twiddle
frutsels algemeen [n]: frippery
frutsels en fratsels algemeen [n]: frippery
ftisis geneeskunde [n]: phthisis
fuchsia plantkunde [n]: fuchsia
fuga muziek [n]: fugue
fuif uitspatting [n]: binge [informal]; spree vermaak [n]: spree; drinking bout; bender
fuifnummer feestje - man [n]: partygoer; merrymaker; party animal [informal]; partier; partyer; reveler; reveller feestje - vrouw [n]: partygoer; merrymaker; party animal [informal]; partier; partyer; reveler; reveller
fuiven viering [v]: celebrate; party
full-back sport - voetbal [n]: fullback
full-time baan [o]: full-time
fulminant gedrag [a]: fulminant; fulminating
functie algemeen [n]: function persoon [n]: capacity; function
functionaris regering - man [n]: functionary; official; subordinate official regering - vrouw [n]: functionary; official; subordinate official man [n]: officer; official; agent vrouw [n]: officer; official; agent
functioneel bedoeling [a]: functional gebruik [a]: functional
functioneren mechanisch [n]: operation; functioning mechanisch [v]: function; work; operate; go; run
functionerend mechanisch [a]: functioning; functional; operative
fundament algemeen [n]: foundation principe [n]: foundation; basis; ground gebouw [n]: basis; foundation; base
fundamenteel basis- [a]: basic; fundamental in de grond [o]: basically; fundamentally
funderen beslissing [v]: base; found
fundering algemeen [n]: foundation constructie [n]: substructure gebouw [n]: foundations
fungeren als bedoeling [v]: function as taak [v]: act as; function as
fungicide chemicaliën [n]: fungicide
fungus plantkunde [n]: fungus
furlong maten - gewichten [n]: furlong
furunkel geneeskunde [n]: boil; furuncle
fractie algemeen [n]: fraction
fragiel goederen [a]: fragile; breakable; frail fysische conditie [a]: frail; weak
fragment tekst [n]: fragment; snippet [informal] televisie [n]: clip boeken [n]: excerpt; extract materiaal [n]: fragment; scrap; bit; piece
fragmentarisch onvolledig [a]: fragmentary; fragmental
fragmentatie algemeen [n]: fragmentation
fraise geschiedenis [n]: ruff
framboesia geneeskunde [n]: yaws
framboos plantkunde - vrucht [n]: raspberry
fraseologie algemeen [n]: phraseology
nymfomane psychiatrie - vrouw [n]: nymphomaniac
nymfomanie psychiatrie [n]: nymphomania
o algemeen [o]: oh
oase geologie [n]: oasis
obductie geneeskunde [n]: autopsy; post-mortem; postmortem; postmortem examination; necropsy; necroscopy; coroner's inquest; inquest
obelisk algemeen [n]: obelisk
o-benen lichaam [n]: bowlegs; bandy legs
ober restaurant - man [n]: waiter
objectief oordeel [a]: objective; unbiased optica [n]: objective
objectiviteit oordeel [n]: objectivity
oblie snoepgoed [n]: wafer
obligatie beurs [n]: security financiën [n]: bond; debenture
obligatiecertificaat beurs [n]: security
obligatiehouder financiën - man [n]: bondholder
obligatiehoudster financiën - vrouw [n]: bondholder
obligatoir verplicht [a]: compulsory; obligatory; mandatory; peremptory [formal]
ocarina muziek - instrumenten [n]: ocarina
occasion boodschappen [n]: secondhand buy; second-hand buy; second hand buy
occasioneel algemeen [a]: occasional algemeen [o]: occasionally
occlusief linguïstiek [n]: stop; plosive
occult magie [a]: occult
occultisme algemeen [n]: occultism
oceaan algemeen [n]: ocean
oceaan- nautisch [a]: ocean-going
oceanograaf wetenschap - man [n]: oceanographer
octavo typografie [n]: octavo
octet muziek [n]: octet
octogonaal geometrie [a]: octagonal
octopus weekdieren [n]: octopus
octrooi industrie [n]: patent
oculair geneeskunde [a]: ocular fysica [n]: ocular; eyepiece
oculairlens fysica [n]: ocular; eyepiece
oculist oftalmologie - man [n]: ophthalmologist; eye doctor; oculist [arch.]
oculiste oftalmologie - vrouw [n]: ophthalmologist; eye doctor; oculist [arch.]
ode poëtisch [n]: ode
odometer voertuigen [n]: odometer
oedeem geneeskunde [n]: edema; dropsy
oedemateus geneeskunde [a]: dropsical; edematous; edematose
oedipuscomplex psychiatrie [n]: Oedipus complex
oef interjectie [o]: phew; whew
oefenboksen sport - boxen [n]: sparring sport - boxen [v]: spar
oefenen training [v]: practise; practice; train fysische activiteit [v]: exercise
oefening algemeen [n]: exercise training [n]: practice; exercise militair [n]: drill; training
aan beide kanten positie [o]: on both sides
aanhanger theorie - man [n]: supporter idee - man [n]: supporter politiek - man [n]: follower; adherent
aanhanger van godsdienstige opleving godsdienst - man [n]: revivalist
aanhangig rechten [a]: pending
aanhangsel boek [n]: addendum; annex boeken [n]: appendix schrijven [n]: tailpiece
aanhangster theorie - vrouw [n]: supporter idee - vrouw [n]: supporter politiek - vrouw [n]: follower; adherent
aanhangster van godsdienstige opleving godsdienst - vrouw [n]: revivalist
aanhangwagen voertuigen [n]: trailer
aanhankelijk gedrag [a]: affectionate; clinging
aanhankelijkheid politiek [n]: adherence
aan hebben kleding [v]: wear; have on
aan beide zijden toegeving [o]: on both sides
aanhechten bevestigen [v]: append; affix; join
aanhechting bedrijf [n]: affiliation politiek [n]: annexation verbinding [n]: attachment; connection
aanhef brief [n]: greeting; salutation [formal]
aanheffen praten [v]: pipe up
aan het eind van zijn Latijn zijn probleem [v]: be at one's wits end [informal]
aan het gezicht onttrekken uitzicht [v]: blot out; obliterate; cover; hide
aan het hoofd staan leiden [v]: head; lead
aanpunten potlood [v]: sharpen
aanraden adviseren [v]: advise; recommend; counsel [formal]
aanraken uitgestalde waren [v]: touch; handle zintuiglijke gewaarwording [v]: feel; touch subject [v]: touch on; touch upon
aanraking zintuiglijke waarneming [n]: touch aktie [n]: touch
aanranden misdaad [v]: assault; assail
aanreiken algemeen [v]: hold out; offer hand [v]: extend voorwerp [v]: reach; give; pass voorwerpen [v]: hand; give
aanrekenen koopwaar [v]: charge
aanrichten schade [v]: cause; bring about
aanbidder van Satan man [n]: satanist
aanrijden ongeval [v]: knock down; knock over voertuigen [v]: bump into; crash into; smash into; collide with
aanrijding verkeer [n]: accident; crash auto's [n]: collision
aanroeping spiritisme [n]: conjuration; invocation
aanroeren topic [v]: touch aanraking [v]: touch lightly; brush against
aanschaf algemeen [n]: acquisition handel [n]: buying; purchasing [formal]; purchase [formal]