m Text replacement - "https://beijerpedia.com/archive/" to "https://termhotel.com/archives/" |
m Text replacement - "Termhotel.com" to "Beijerterm.com" |
||
(3 intermediate revisions by the same user not shown) | |||
Line 1: | Line 1: | ||
'''Original source''' (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm | '''Original source''' (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm | ||
'''Archived on | '''Archived on Beijerterm.com at''': https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/ | ||
[[Puzzelwoordenboek: A]] • [[Puzzelwoordenboek: B]] • [[Puzzelwoordenboek: C]] • [[Puzzelwoordenboek: D]] | [[Puzzelwoordenboek: A]] • [[Puzzelwoordenboek: B]] • [[Puzzelwoordenboek: C]] • [[Puzzelwoordenboek: D]] | ||
Line 11,390: | Line 11,390: | ||
vijzen - schroeven | vijzen - schroeven | ||
[[Category:Puzzelwoordenboek]] | [[Category:Puzzelwoordenboek]] | ||
[[Category:Original has been edited]] | [[Category:Original has been edited]] | ||
{{Back to the top}} | {{Back to the top}} |
Latest revision as of 19:19, 30 October 2023
Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
va - pa, papa, pappa, vader, paps va banque - roekeloos vaag - algemeen, doezelig, flauw, flou, los, mistig, nevelachtig, nevelig, obscuur, onbepaald, onbestemd, onduidelijk, ongewis, onhelder, onnauwkeurig, onscherp, onvast, onzeker, schemerachtig, schemerig, schimmig, vaporeus, verdoezeld, wazig, zweverig, vaag begrip - benul, notie vaag gepeins - mijmerij vaag voor de geest staan - voorzweven vaagborstel - veger vaagjes - flauw, onscherp, zwak vaagjes en flets - zwak vaaglijk - mistig, vaag, vagelijk vaak - dikwijls, doorgaans, gedurig, geregeld, gewoonlijk, herhaaldelijk, meermaals, meestal, slaap, veel(al), veelvuldig, menigmaal vaak bezoeken - frekwenteren, frequenteren vaakachtig - slaperig, vakerig vaakst voorkomend - meest vaal bleek, eentonig, egaal, flets, gekleurd, grauw(achtig)), grijs, kleurloos, lichtgrauw, mat, ontkleurd, parelkleurig, rossig, verschoten, verkleurd vaalachtig - valig vaalbruin worden - tanen vaalerts tetraidriet vaalgeel - bleekgeel, goor, tanig vaalgeel kleuren - tanen vaalgeel worden - tanen vaalgrijs - donkergrijs vaalt asbelt, ashoop, belt, mesthoop, stortplaats, vuilnisbelt, vuilnisplaats vaaltgat - mestput vaalwit - grauw, grijs, grijsachtig vaalzwart - grauw vaan banderol, banier, fanion, geus, standaard, stander, vaandel, vadem, veldteken, vendel, vlag, wimpel vaan(del) banderol, banier, drapeau, driekleur, dundoek, geus, standaard, veldteken, vendel, vlag, wimpel, windwijzer vaan van de ruiterij kornet vaan van een lans. banderol vaandel - banier, blazoen, fanion, geus, krijgsbanier, standaard, veldteken, vaan, vendel, vlag, wimpel vaandel (Sp.) bandera vaandel aan een lans - banderol vaandel bij de cavalerie - standaard vaandel bij een processie - labarum, processievaandel vaandel van het Franse koninkrijk - lelievaandel vaandeldrager banierdrager, ganfalonier, signifer, vaandrig, vaandel, klein - pannoen vaandelen - ophalen, wegkapen vaandelpeloton - vaandelwacht, vlaggewacht vaandelspel - vendelzwaaien vaandelstok - staander, stander vaandoek - vlaggedoek vaandrager - tuinfluiter vaandrig - kornet, vaandeldrager vaandrig bij de artillerie - kornet vaandrig van de ruiterij kornet vaandrig van de Vlaamse hanze - scildraca vaantje - banderilla, windwijzer vaanriem - vaangordel, vlaggegordel
vaanstok - vaandelstok, vlaggestok vaantje - gonfalon, guidon, vlaggetje, wimpel, windwijzer vaar angst, gevaar, gust, schrik, vrees vaarbereik - actieradius vaarboom - kloet, schippersboom vaarder - opvarende, schepeling, schipper vaardig bedreven, begerig, behendig, bekwaam, bereid, capabel, gereed, geroutineerd, ges (barg.), gezwind, grif, gulzig, habiel, handig, klaar, kundig, paraat, prompt, rad, rap, ree, terstond, vief, vlot, vlug, volgaarne, vaardig en hanteerbaar - handig vaardig met de handen - diefachtig, handvaardig, manueel, vingervlug vaardigheid bedrevenheid, behendigheid, bekwaamheid, broddelen, flair, gezwindheid, habiliteit, handgreep, handigheid, kunde, kundigheid, kunst, kunstgreep, promptitude, eheid, routine, techniek, vlotheid, vlugheid vaardig man - routinier vaargat - inrit vaargeul diepslochter vaargeul in ijs - slop vaargeul tussen zandbanken priel vaargids - loods vaarhout - tonnenhout vaarlicht - scheepslantaarn vaarploeg - messingschaaf vaars kalf vaars die een jaar lang niet gekalfd heeft - overloper vaarskalf - koekalf(vr.) vaarstok - kloet, vaarboom vaart diep, dynamiek, entrain, gang, grift, kanaal, koers, pace, radheid, reis, schot, snelheid, speed, spoed, tempo, tocht, toer, trip, vitesse, vliet, waterweg, zeereis vaart minderen - (af(remmen) vaartabel - koers, koersplan, vaarplan vaartuig met hoog oplopende steven - orembaai vaartuig met kleppen in de bodem - onderlosser vaartuig met open laadruimte - hopper vaartuig om berichten over te brengen - aviso vaartuig van de wilde vaart - tramp vaartuigen zie ook scehepen en vaartuigen 2 am, b.m., m.s., s.s., 3 aak, ark, bac, bat, bok, bom, bot, bun, cat, dau, eka, gig, heu, imo, jol, kof, kog, mas, mat, mot, pao, pot, uba 4 aars, arke, bark, beun, bons, boom, boot, brig, brik, buis, cane, cano, coco, cray, dhow, dory, duck, eege, egge, ever, ewer, fnee, folk, fune, glek, gozo, grip, gijk, huik, jonk, kaag, kaan, kaar, kahn, kano, kast, keen, kiel, kits, krak, kwak, kwee, lark, laut, maru, mas), naus, oeba, paro, perm, pink, plat, plot, pont, poon, ruuk, sato, scow, skif, smak, sneb, snik, snip, soen, soim, task, topo, tron, valk, veer, vlet, vlot, waal, wade, wrak, wupa, yawl, yonk 5 agbòt, amara, aviso, balon, balsa, balse, barbe, barge, baris, belem, berge, bidar, botel, break, burka, canoe, canot, dinga, dingy, djonk, dorie, draak, eiker, emmer, faval, feluk, fluit, fuste, galei, guffa, heude, heven, houri, jacht, jager, jahaz, jahun, jalik, jasse, jelle, jolle, jolly, jonco, kajak, kalia, kanoa, kapal, kaper, kelek, ketch, kivik, knots, kogge, koket, kolek, kowet, kraai, kraak, kuffa, laedi, lodka, lodya, maasj, mahon, mulet, navet, navis, neure, omiak, otter, palle, palma, patas, pente, peote, perme, piket, pinas, pleit, plemp, pluis, praam, praoe, prauw, rakit, saïek, sasak, schip, scull, skiff, skull, skuta, slang, sleep, sleet, sleng, sloep, sloop, snauw, sleng, sloep, sloop, snauw, somme, spits, stern, tjalk, tramp, ujank, umjak, urker, vleet, vloot, volik, wabûr, walap, wapor, woepa, wolik, wupan, xebek, yacht, zabra, zocho, 6 almade, bachot, baghle, baidak, ballon, banawa, bandan, banker, banush, barkas, barque, barsle, batter, belang, bergie, beuger, bireme, blazer, boeier, boerka, botter, cabane, caïque, caraca, cavane, chebek, dabieh, débris, dekaak, dingey, dinghy, dingie, djehaz, dogger, dories, dsjonk, dugong, dundee, duwbak, esping, esquif, fasium, felnek, feloek, figale, fisole, flotte, forban, fregat, gabaar, galeas, galega, galeon, galera, galère, galjas, galley, garuku, goelet, gondel, guffah, hengst, hoeker, holkas, hooker, hopper, houari, jabeca, jabega, jahoen, jakoet, jigger, kabane, karaak, karaba, karabl, karvel, katere, karabl, karvel, katere, kellek, koeter, korvet, kotter, kuffeh, kuiler, kuster, lancha, lantea, - launch, legger, lembus, lodjer, logger, londre, lorcha, lugger, manzet, markab, markeb, moleta, oejank, oemiak, pacler, pakket, palwar, pampus, paopao, parami, paraos, parcan, peotte, pérama, piadeh, piadet, piatta, pipris, piraat, pirogo, plempe, pontje, ponton, praauw, prahoe, pulwar, punter, rafian, rafiot, rijnaak, rijnkas, saïken, sambuk, samkin, sampan, sayken, schnau, schouw, schuit, sefine, sharpy, sjafta, sjebek, sleper, snikke, soatau. stomer, tanker, tankwa, tartan, tender, triëre, tsjuen, torrie, ventsj, vessel, visaak, waporu, werrie, wherry, whisky, woepan, xebeck, zamack, zambuk, zeiler, zuiger 7 aalpoon, afhaler, almadie, baartse, baddink, baidaki, barcane, barcone, barkoen, batelet, batteel, boerlak, bordlng, brander, cabarre, caraque, caravel, carragh, carrier, catboot, catcher, chabeka, clipper, coaster, corssar, corjaal, cruiser, dagboot, djukung, drakkar, dramoon, drifter, duwboot, fasioen, fautasi, felucco, finnjol, firefly, flyboat, gabarra, gabarre, gabbard, gabbart, galeere, galeïde, galeone, galione, galjoen, galjoot, galleon, ganjawa, garagar, glijboot, goeffah, gondola, grampus, gribana, gribane, grundel, harrâka, hekboot, hobolos, jangada, jokisen, kadraai, kajasse, karakor, karakos, karavel, karveel, kavalje, klinker, klipper, kloeter, koebeis, koeffeh, korbuis, korjaal, korsaar, kraaier, krabber, kruiser, kubboot, kunkube, lakatoi, launche, liburna, lichter, lijnboot, menaïca, mistico, molette, mystiek, navette, notedop, opduwer, overzet, padjala, pankong,paranze, patache, pelôtte, peniche, perahoe, pinasse, pirogue, platgat, polacre, polacue, popowka, rabello, rambaja, raschip, rembaja, renboot, rogbord, rondgat, rijnboot, rijnvlot, samboek, sampane, sampang, sandaal, sappine, scapham, schebek, schnaue, sculler, sharpie, siampan, sinagot, sjebeck, skuller, slabber, snijboon, spouter, steamer, sultana, sultane, swallow, tartaan, tartane, tjotter, tornado, tramper, trawier, trekker, treiler, trireem, trolder, tubboat, tuiboot, turfbok, vedette, veeboot, vispink, vrijheid, welboot, whiskey, wittine, woonaak, woonark, ijsjacht, zamboek, zattare, zeeboot, zeilaak, 8 aakschip, algerine, autoboot, badderik, ballanda, bastarde, bellanda, bellande, bilolang, bisprauw, blusboot, bochtaak, bokschip, bolpraam, bolschip, bomschip, boomvlot, breedgat, budgerow, bijlander, carmasol, cockboot, corsaire, corvette, dahabieh, dahabiye, damloper, dechanas, desjanas, dibenill, djoekong, driemast, duikboot, elevator, ertsboot, felouque, flambart, floyback, fregaton, galoëtte, garoekoe, gassefat, gierpont, goelette, goolette, hagenaar, hakkepof, heksloep, hoekboot, hoogaars, houtboot, houtvlot, karakora, karaveel, karmosal, katschip, kernboot, kofschip, koftjalk, kogschip, kolenaak, kustboot, laadboot, lepa-lepa, levantijn, lifeboat, ligschip, longboat, loodsjol, maasboot, machinaw, mailboat, mansboot, mazuliet, mesketet, motoraak, nautilus, navicula, octiremo, oeramoen, olieboot, oranitze, orembaai, orembaay, overhaal, palander, pareggia, peduakan, periaqua, polaccra, polakker, praamaak, raceboot, ramberge, ramschip, rietvlot, roeiboot, runabout, rijnschip, sacoleva, sambreus, samoekin, samoreus, scheepje, schoener, schokker, schooner, schuitje, scoridor, showboot, smaldeel, snelboot, spitsbek, starboot, sundvudu, taffarel, tankboot, tongkang, toogboot, trekpont, tsjaïken, tweemast, vaartuig, vangboot, veerboot, veerpont, vikinger, vissloep, vlieboot, vlotboot, volgboot, vouwboot, walschip, wangkang, waterbus, werkboot, werkvlot, ijsbreker, ijsschuit, zamboeks, zeeblaas, zeejacht, zeeschip, zeilboot, zeilkano, zesvoets 9 aakschuit, baggerbak, baggerbok, balsaboot, balsavlot, barcarole, barchetta, barkentijn, barkschip, beitelaak, billander, blokschip, boegsloep, boekanier, borgsloep, bombarder, bomschuit, boomschip, brigantijn, bunschuit, bijstander, caravella, caravelle, catamaran, chelinque, dagschuit, dekschuit, destroyer, djoekoeng, dogschuit, ferryboot, filadière, flottille, fregatton, galeiboot, galivaten, gobelette, gouelette, graanboot, gussjanka, havenboot, hekwieler, hoogboord, houseboat, houtschip, jeugdboot, jollyboat, kaai-draai, kaapschip, kabelpont, kastschip, katamaran, kempenaar, kerkschip, keulenaar, kieljacht, kielschip, klinkaard, koelschip, kofferdam, kolen boot, kostschip, kuilschip, kusiforme, kustschip, labberlot, lastschip, levantino, loodsboot, maskuliet, mesoscaaf, mastpraam, monoxylon, mosselman, motorboot, motorkano, motorpont, motorvlet, nachtboot, nebschuit, outrigger, paketboot, pakschuit, palembang, partenier, peakeboot, pennyboot, peperdoos, pernisser, platbodem, poolschip, postschip, radarboot, raderboot, regenboog, remorquer, rinkelaar, roeischip, roeisloep, rondjacht, roofschip, rotorboot, rumrunner, rijnlander, salonboot, seinschip, slagschip, sleepboot, sleepkaan, smakschip, snauwbrlk, snebschip, speedboat, speronara, spoorboot, steamboat, steamship, stevenaak, stoomboot, stoompont, stormboot, submarine, tankschip, toerjacht, torenyowl, trabacolo, treinveer, trinquart, tschaiken, turfeiker, turfpraam, turfschip, uitlegger, valkjacht, vaporetta, veerschip, ventjager, viskotter, visschuit, visserman, vleesboot, vliegboot, volgschip, voorschip, vrijbuiter, vuurschip, vijfmaster, waakschip, waterboot, watertaxi, weerschip, weischuit, whaleboot, wolgaboot, woonschip, zandschip, zeebouwer, zeesleper, zeestomer, zeiljacht, zeilschip, zeilsloep, 10 aardschuit, achterboot, adviesbark, adviesboot, atoomschip, avisojacht, baggerboot, balsaschip, beugschuit, beurtschip, binnenboot, boeilegger, boerenplat, boomschuit, brandpiket, brusselaar, doggerboot, douaneboot, draakjacht, driedekker, driemaster, dubbelboot, escadrille, flottielje, fluitschip, fruitjager, galeischip, hardzeiler, haringbuis, hooischuit, hotelschip, hovercraft, jaagschuit, jachtschip, kabelschip, kajuitboot, kanaalboot, kaperschip, karamussal, karmoesaal, kerkschuit, klipperaak, kluinschip, koeienboot, kofferboot, koggeschip, kolenschip, korenschip, kraakschip, krabschuit, kromsteven, kruisschip, kruitschip, kuilkorvet, lemsteraak, levantisco, lichtschip, linieschip, mailstomer, marineboot, marktschip, marsiliaan, marsiliane, mestschuit, moerasboot, mosselboot, motorjacht, motorschip, mijnenveger, nevenschip, noteschelp, oceaanreus, oefenschip, olietanker, olympiajol, onderzeeër, pagaaiboot, pakketboot, paranzella, pentjalang, pontonvlot, poussepied, praalschip, rivierboot, roeischuit, rotorschip, rubberboot, schoonbrik, sleepschip, sleeptrein, snelzeiler, speeljacht, stoomjacht, stoomschip, teerschuit, tjalkschip, torenschip, trainferry, trebizonde, trekschuit, trigantine, trincadura, trunkschip, turfschuit, tweemaster, veerschuit, vikingboot, viermaster, viscarrier, vletschuit, vlotschuit, vrachtboot, vreetschip, wachtschip, waterfiets, waterhaler, werfschuit, westerling, woonschuit, ijszeilboot, zandschuit, zandzuiger, zeekasteel, zeelichter, zeilboeier, zeilhengst, zieleschip, zwaardboot 11 adviesjacht, baggerpraam, bakdekjacht, bananen boot, binnenprauw, binnenschip, blazerjacht, bodemschuit, oeierjacht, botterjacht, bovenlander, bucentaurus, cartelschip, contraschip, dreadnought, dwarsdrijver, eendekschip, hakkepoffer, haringjager, hengstjager, hopperbarge, hoppermolen, hulpkruiser, hydroglider, kaagkruiser, kaaidraaier, kaapvaarder, kabellegger, kajuitjacht, kantimaroen, karamoessal, kartelschip, kataskopion, kiellichter, klinkerboot, kolenschuit, kontraschip, koopvaarder, kustvaarder, kustwachter, lakatoiboot, loggerschip, loodskotter, loodsschuit, loodsstomer, mailsteamer, marineschip, marinesloep, marktschuit, mastlichter, moddermolen, modderpraam, moederschip, motorlaunch, motorlogger, motorzeiler, mijnenlegger, mysteryschip, nachtschuit, oceaanschip, onderlosser, onderzeeboot, oorlogschip, opblaasboot, overzetboot, overzetveer, pampusjacht, parlevinker, pendelschip, plasticboot, plezierboot, politieboot, poolvaarder, praamschuit, raderstomer, raketfregat, reserveboot, retourschip, rivierschip, robbenschip, scheldeboot, scherpjacht, schieschuit, schoeneraak, schoolschip, schroefboot, schuifgalei, schutdekker, slagkruiser, slavenhaler, slavenjager, slavenschip, speelschuit, sprietsohip, statenjacht, stoombarkas, stoomlogger, stoomsleper, supertanker, tanklichter, theeklipper, tochtschuit, tonneboeier, torpedoboot, trampstomer, trincadoera, turbineboot, turretschip, urkerbotter, veilingboot, vikingschip, vissersboot, visserspink, vlaggeschip, vlagvoerder, vleugelboot, voldekschip, vrachtschip, vrouwen boot, vijfmastbark, walvisjager, waterschuit, winkelschip, ijszeiljacht, zeeschuimer, zeevaartuig, zusterschip, zwaardjacht 12 aanvoerschip, adviesfregat, afhaalkotter, baggerschuit, ballastschip, nanenschip, basterdgalei, benzineschip, binnenlander, binnenschuit, blazerschuit, boegseerboot, cutterzuiger, diepzeeschip, douanekotter, driemastbark, glijvliegboot, goederen boot, handelsschip, handelsvloot, haringlogger, haringschuit, hekradstomer, hobbelschuit, hulpvaartuig, inriggedboot, jagersschuit, garnalenboot, juryvaartuig, karveelschip, klipperjacht, klipperschip, koningssloep, konvooischip, koraalschuit, korenlichter, kuildekschip, kustvaartuig, landingsboot, libertyschip, lichterschip, magazijnschip, magneetnaald, mailschoener, marinebarkas, modderschult, motorkruiser, motortrawler, noordvaarder, oceaanstomer, olietankboot, onderschuiver, oorlogsbodem, oorlogsschip, pantserschip, piratenschip, pleizierboot, plezierjacht, politiejacht, politieschip, reddingsboot, reddingsvlot, roeivaartuig, rijnsleepboot, scherenvloot, schietschouw, schietschuit, schoenerbrik, schroefschip, smokkelschip, spiegelschip, stoomtrawler, tentdekschip, toerroeiboot, torpedojager, transbordeur, troepenschip, turbineschip, tweedekschlp, veilingschip, versplejacht, viermastbark, vissersprauw, voorpostboot, vrachtschuit, vrachtzoeker, wedstrijdkano, zeehospitaal, zeesleepboot, zeestoomboot, zeeveerschip, zeilvaartuig, zolderschuit, 13 admiraalschip, armatuurschip, atoomduikboot, bakdekkruiser, balkenvlotter, binnenvaarder, blokkadeschip, driemastschip, duikbootjager, fabrieksschip, groenteschuit, hoogaarsjacht, kajuitjachtje, kanonneerboot, karavaanschip, loodsschoener, loodsvaartuig, mammoettanker, outriggedboot, overzetschouw, petroleumboot, pieremagoggel, platboomjacht, platvoetwacht, proviandschip, ramtorenschip, reddingssloep, registerschip, schipperskaan, schokkerjacht, stationsschip, steigerschuit, stoomvaartuig, toeristenboot, toervrijbuiter, torendekschip, tweeriemsgiek, vierriemsgiek, vissersschuit, vlaggevoerder, vliegdekschip, vrachtvaarder, vrijheidsjacht, waddenvaarder, walvisvaarder, wedstrijdjacht, zweefveerboot, 14 achtriemssloep, admiraalsschip, bakboordswacht, ballastlichter, bewakingsschip, binnenvaartuig, blokkadebreker, brandingssloep, enkelschroever, gaffelschoener, garnalenschuit, gladdekskorvet, gouvernementer, guineesvaarder, havenstoomboot, hospitaalschip, kampagnefregat, kanaalveerboot, kustmijnenveger, lemskraakjacht, marinevaartuig, midzwaardjacht, motorpakschuit, pantserkruiser, passagiersboot patrouilleboot, petroleumschip, platbodemjacht, politiekrulser, raderstoomboot, regenboogjacht, riviervaartuig, scherenkruiser, sleepstoomboot, stoomsleepboot, toeristenschip, torpedokruiser, transportschip, twaalfvoetsjol, vestzakkruiser, vliegkampschip, 15 aircraftcarrier, atoomonderzeeër, benzinetankboot, bestormingsboot, boomaanklipper, dubbelschroever, eenmansduikboot, emigrantenschip, flottilleleider, handelsvaartuig, instructieschip, koopvaardijbrik, koopvaardijschip, koopvaardijvloot, kustvissersboot, lemsteraakjacht, motormijnenveger, motorvrachtboot, noormannenschip, onderhoudsschip, onderzeeërjager, oorlogsvaartuig, opleidingsschip, pantserdekschip, passagiersschip, patrouilleschip, paviljoenstjalk, pleziervaartuig, politievaartuig, riviersleepboot, roeireddingboot, scheldevaartuig, spionagetreiler, topzeilschoener, torpedovaartuig, vestzakduikboot, vissersvaartuig, vliegtuigdrager, zuigbaggermolen 16 bergingsvaartuig, directievaartuig, draagvleugelboot, driemastschoener, flottieljeleider, groenlandsesloep, klaringsvaartuig, kofferdekkruiser, koopvaardijfregat, landingsvaartuig, motortorpedoboot, motorvrachtschip, oppervlakteschip, schroefstoomboot, superdreadnought, torpedobootjager, traankokerijschip, turbinestoomboot, veertienvoetsjol, vestzakslagschip, vijfmastvolgschip, wedstrijdroeiboot 17 bergingssleepboot, enkelschroefschip, inspektievaartuig, koopvaardijvaarder, middenzwaardjacht, motorreddingsboot, onderzeebootjager, passagierslijnboot, platbodemvaartuig, recherchevaartuig, schroefstoomschip, sleephopperzuiger, stoomschroefschip 18 dubbelschroefschip, hospitaalkerkschip, instruktievaartuig, kustbewakingsschip, landverhuizersboot, motorkanonneerboot, opleidingsvaartuig, patrouillevaartuig, petroleumtankschip 19 bebakeningsvaartuig, koopvaardijzeilschip, landverhuizersschip, reactoronderzeeboot, vliegdekmoederschip 20 atoomkoopvaardijschip, begeleidingsvaartuig, telegraafkabellegger, vliegtuigmoederschip 21 kustbewakingsvaartuig, tentoonstellingsschip, troepentransportschip 22 anti-onderzeebootfregat 23 dubbelschroefstoomschip 24 tentoonstellingsvaartuig vaartuig in de Middellandse Zee - tartaan vaartuig met hoog oplopende steven orembaai vaartuig op de ganges - baulea vaartuig van Eskimo kajak vaartuig van Noach arke, ark vaartuig voor ruimtevaart - ruimteschip vaartuig voor visvangst bom, botter, logger, pink, trawler, treiler vaartuigje - scheepje vaart van lopen - gang vaarwater diep, gracht, kanaal, kielwater, kielzog, meer, rak, rivier, sloot, vaart, waterweg, zee, zwier vaarwater in Nederland kil, krammer vaarwater tussen Denemarken en Zweden Sont vaarwater tussen ondiepten - vaargeul vaarwater tussen twee zeeën zeestraat, nauw, Sont, straat vaarwater tussen Zwarte Zee en Middellandse Zee - Bosporus, Hellespont vaarwater tussen zandbanken - vaargeul vaarwatergids - loods vaarweerstand - scheepsweerstand vaarweg - koers, richting, route, rijweg, waterweg vaarwel - adé, adi(e), adieu, adios, aju(us), ave, bonjour, bye, dag, gegroet, goedenavond, goedendag, goedenmiddag, goodbye, saluut, tabé, tabee, vale vaarwel zeggen - gegroet, groeten, renunciëren, retireren, weggaan vaarwerk - scheepstransport vaarwerker - lader, losser vaas – amfora, kan, kruik, pul, steun, tul, urn vaas voor as - urn vaat afwas vaatcryptogaam boom, heermoes, paardenstaart, varen, schubboom, wolfsklauw, zegel, zegelboom vaatdoek slobbe, theedoek, wis, wisdoek vaatdoeken enz. - keukenlinnen vaatgezwel - angioom vaatje van 80 pond - barrel vaatje voor haring - kantje vaatje voor tafelmosterd - mosterdpot vaatjesteken - kuipjesteken vaatkanaal - bloedvat, lymfevat vaatrijk huidweefsel - tandpulpa vaats - bedorven, leeg, muf, onfris vaatverkalking - aderverkalking vaatvernauwend middel - angiotinicum vaatvernauwing vasoconstrictie vaatverwijding - angiëctasi, vaatvlies - chorioidea vasodilatatie vaatwerk aardewerk, afwas, beker, bestek, bord, glas, kan, ketel, kom, kop, kopje, pan, pot, pul, schaal, schotel, servies, tafelgerei, teil, tobben, tonnen, vat, vaten, vaatwerk aan boord - kommaliewant vaatwerk met schenkpijp - koffiepot, melkkan, theepot, tuitkan vaatwerk met tuit en handvat - kan vaatwerk tot versiering - vaas vaatwerk uit klei gebakken - aardewerk, plateel vaatwerk (verzilverd voor hostie) - monstrans vacant - beschikbaar, ledig, leeg, onbezet, ongevuld, onvervuld, open(staand), vrij vacant zijn - openstaan vacature vac. vacaturegeld - vacatuurpenningen vaccin - entstof, serum vaccin tegen tuberculose - bacilini, BCG vaccina - koepokken vaccinatie inenting vaccinatiebewijs - pokkenbriefje vactinatie, iemand die-verricht - vaccinatur vaccine - koepokken vaccinebriefje - vaccinatiebewijs vaccineren inenten vaccinestof - koepokstof vaceren openvallen vacht - haarkleed, pels vacht van een dier - dierenhuid, pels vachtdikte - stapl vacilleren - weifelen vacuiteit -ledigheid nietigheid, ijdelheid vacuole - celholte vacuüm lacune, leegte, leemte, luchtledig, onderdruk vacuümapparaat - oliepomp, waterstraalpomp vacuümketel - vacuümapparaat vacuümmeter - alfatron vacuümtoestel - vacuümpan vadde - flensje, pannenkoek vadderik - luiaard vaddig - bui, loom, lusteloos, slaperig, traag vadem vaam vademecum handleiding, leerboek, leidraad, naslagwerk,, tabellenboek vademen - meten, omvatten vader pa, papa, paps, patriarch, va vader (bijbel) abba vader des vaderlands - p.p. vader en moeder ouders vader of moeder ouder vader van Abraham Terah vader van Achilles Peleus vader van Aegistus Thyestes vader van Aeneas Anchises vader van Agamemnon Atreus vader van Ajax Telamon vader van Alcaenus Perseus vader van Alexander de Grote Philippus vader van Amphlon Zeus vader van Amphiticon Alcides vader van Amphitrite Nereus vader van Apollo leus vader van Ares leus vader van Aristaeus Apollo vader van Astyanax Hector vader van Atalante lasus vader van Atreus Pelops vader van Bacchus Jupiter, leus vader van Bellerophon Glaucus vader van Braga Odin vader van Cadmus Agenor vader van Circe Helios (Helius) vader van Clytaemnestra Tyndareus vader van Dardanus leus . vader van Darius Hystaspes vader van David Isai vader van Dido Tyrus vader van Dionysos Zeus vader van Elektra Agamemnon vader van Eos Hyperion vader van Erebus Chaos vader van Europa Agenor vader van Ezau Izaak vader van Faunus Picus vader van Freyja Njord vader van Hector Priamus vader van Helius Hyperion vader van Hippomenes Macareus vader van Hygiera Asclepius vader van Inachus Okeanos, Oceanus vader van Ismaël Abraham vader van Jonathan Saul vader van jonggeborene kraamheer vader van Jozef Jakob vader van Jupiter Saturnus vader van Kain Adam vader van Latinus Faunus vader van Mars Jupiter vader van Medea Aeëtes vader van Minos Zeus vader van Moab Lot vader van Morpheus Hupnos vader van Nereus Pontus vader van Niobe Tantalus vader van Odysseus Laërtes vader van Orestes Agamemnon vader van Orpheus Apollo vader van Palamedes Nauplius vader van Paria Priamus vader van Peleus Aeacus vader van Pelops Tantalus vader van Penelope Icarius vader van Persephone Zeus vader van Perseus Zeus vader van Pharnaces Mithradates vader van Phoebe Uranus vader van Pollux Zeus vader van Priamus Laomedon vader van Priapus Dionysos, Dionysus vader van Samuel Elkana vader van Saturnus Uranus vader van Sem Noach vader van Tantalus Zeus vader van Thaumas Pontus vader van Thetis Nereus vader van Thyestes Pelops vader van Tithonus Laomedon vader van Troïlus Priamus vader van Ulysses Laërtes vader van Vider Odin vader van Wodan Bor vader van Xerxes Darius vader van Zeus Chronos, Kronos vader van de Nereïden Nereus vader van de wals Strauss vaderen - patres vadergrond - vaderland vaderhuis - hemel vaderland - bakermat, geboorteland, patria vaderlander patriot vaderlandse gezindheid - vaderlandszin vaderlandsgezind - nationaal, patriottisch vaderlandsliefde patriottisme vaderlandslievend - patriottisch vaderlandsloze - d.p. vaderlandsminnend - vaderlandslievend vaderlandsvriend - patriot vaderlandloze - apatride, d.p. vaderlief - slaapmuts vaderlijk paternaal, patriarchaal vaderlijk erfdeel patrimonium vaderlijk erfdeel, tot het- behorende - patrimoniaal vadermin - vaderliefde vadermoord - parricidium vadernaam - patronymicum vader of moeder - ouder vaderpaard - fokpaard, hengst vaderrecht patriarchaat vaderrechtelijk - patriarchaal vaders - patres vaders broer - oom vaderschap paterniteit vadersnaam - patronymicum vaderstad - geboorteplaats, geboortestad vaderstad van Abraham Ur vaderstad van Hugo de Groot - Delft vadoek - vaatdoek vadsig indolent, laks, langzaam, levenloos, log, loom, lui(zig), lusteloos, maf, onbenullig, slap, slaperig, traag, werkschuw vadsig mens - kwal, luiaard, vadsigaard vadsige slordige vrouw - fleer vadsigheid loomheid, luiheid, traagheid vae (Lat.) - droefheid, ongeluk, ontsteltenis, pijn, ramp, smart, wee vagant doler, doolaard, zwerver vaganten - goliarden, zwervers vagantisme - vagentendom vagebond - boef, dolaard, kalis, landloper, rabauw, schelm, schoft, schurk, schooier, vagant, vrijbuiter, zwerver vagebondage - landloperij, zwerfziekte vagebonderen – zwerven vagebonderende interlectuelen in de late middeleeuwen - goliarden vage beschouwing - algemeenheid vage gestalte - schaduw, schim, spook vage voorstelling - nevelbeeld vagelingen - vuilnis vagen - poetsen, reinigen, schoonwrijven, strijken, wegvegen, wrijven, zuiveren vage plaatsaanduiding - ginds, ginder vager - borstel, stoffer vagevuur erebus, hades, hel, purgatorium vagina - schede vaginoscoop - baarmoederspiegel vair - vaar vak - ambt, afdeling, ambacht, bedrijf, beroep, betrekking branche, gebied, handwerk, hok, hokje, lade leervak, loket, metier, ruimte, stiel, tak vak in bureau la, lade, loket vak op school aardrijkskunde, biologie, Duits, Engels, Frans, geografie, geschiedenis, godsdienst, Grieks, historie, Latijn, lezen, Nederlands, rekenen, schrijven, taal vak van een dijk - park vak van een schaakbord - veld vakaanwijzing - topiek vakant - leeg vakantie reces, rusttijd, uitstapje, verlof, vrij(af) vakantie van de kamers - reces vakantie van een college - reces vakantie van een rechtscollege - reces vakantieboot - plezierboot vakantiedag snipperdag vakantiedrukte - hoogseizoen vacantieganger - reiziger, toerist vakantieherinnering - foto vakantiehuisje - zomerhuisje vakantiehuisje in de bergen chalet vakantiekamp - padvinderskamp, schoolkamp vakantiekolonie voor kinderen - kinderkolonie vakantiemaand - augustus, juli vakantietocht met een zeeschip - cruise vakantietrip - excursie vakantieverblijf - camping, hotel, pension, tent, tentenkamp, vakantiehuisje vakantiewoonwagen caravan vakantiezegel - vakantiebon vakbekwaam - bedreven, bekwaam, ervaren, kundig, specialist, vakblad - vakorgaan vakbond - syndicaat, vakvereniging vakbondsbestuurder bonze vakbondscentrale CNV, FNV, NKV, NVV vakerig - slaperig vakfotograaf - beroepsfotograal vakgebied - discipline vakgeleerde - specialist vakgenoot amice, collega vakgroep - sectie vak in tuin - perk vakje - hokje vakkleding - beroepskleding vakkundig bedreven, deskundig, professioneel, technisch, (vak)bekwaam vakkundigheid - bekwaamheid vakkursus - beroepskursus vakman - ambachtsman, beroepsman, deskundige, elektricien, expert, fitter, gasfitter, glasblazer, hoefsmid, kenner, loodgieter, monteur, schilder, smid, specialist, timmerman, metselaar vakmanschap - bedrevenheid, bekwaamheid vak met zitplaatsen - tribune vak of baan - beroep vak of beroep - ambacht vak of betrekking - baan vak op school - biologie, Duits, Engels, Frans, geografie, geschiedenis, Grieks, Latijn, Nederlands, rekenen, scheikunde, taal vakoefening - praktijk, stage vakopleiding - vakonderwijs vakorgaan - vakblad vakschool - ambachtsschool, huishoudschool, industrieschool vaktaal - jargon vaktermen - jargon, terminologie, vaktaal vaktijdschrift - orgaan vakuitdrukking - vakterm vakuitoefening - beroepsoefening, praktijk vakvereniging corporatie, gilde, organisatie, slagersbond, (vak)bond, vakgroep vakvereniging van vleeshouwers - slagersgilde vakwerk - beroepswerk vakwoord - term, vakterm vakwoord - term val bons, buiteling, daling, deksel, deurtje (neervallend), dreun, hinderlaag, hijslijn, klem, klep, knel, knip, kroet (fruit), kuil, neergang, ondergang, ongeluk, overgave, plof, raam, reep, slag(net), smak, strook, talie, tuimeling, valkuil, vangknip, vangwerktuig, verderf, verovering, zonde valabel aannemelijk, bevattelijk, gangbaar, geldig, geloofwaardig, rechtsgeding, rechtsgeldig, waardevol valavond - avondschemering valblind - valluik valbloem - haagwinde valblok - heiblok valbrug - beweegbrug, ophaalbrug, takelbrug valdeksel - luik valbijl guillotine valblok heiblok valdeksel luik valdeur - ophaalbrug, rinket, schofdeur, schotdeur, sluisdeur, valboom, valbrug, valdeur (herald.) - orgel valdeurtje klap, klapdeurtje, klaphek, rinket valdeurtje in een sluis - rinket vale v., adieu, gegroet, vaarwel vale grijze kleur - asgrauw vale tint - vaal valekant - wankant valekantig - wankantig valentie - bindingskracht, waardigheid valentine - minnebriefje valeriaan - duivelsklauw, Joriswortel, koortswortel valeriaanachtigen - valerianaceeën valeriaanachtige plant - veldsla valeriaanfamilie - valerianaceeën valeriaanzout - butaancarbonzuur, pentaanzuur valeriaanzuur - butaancarbonzuur, pentaanzuur valerianacee - spoorbloem, valeriaan, veldsla valet bediende, butler, kamerdienaar, lakei, lijfknecht valetudinair - ziekelijk valeur - waarde valflouw - slagnet, vogelnet valfruit - kroet, raapsel valg - akker, bouwland valgen - braken, omploegen valhek - hamei, stormegge valhuid - vlieghuid validatie - geldigverklaring valide gezond, krachtig, sterk valideren - gelden validiteit - geldigheid, geschiktheid valies karabies, koffer, plunjezak, reistas, reiszak, tas valiezenkoers - volksvermaak valig - vaalachtig, verschoten valinger - tafeleend valk - falco(nide), giervalk, roodvalk, slechtvalk, smelleken, taleken, torenvalk valk, mannelijke - tarsel, tersel valkachtige vogel arend, buizerd, bijenarend, havik, kiekendief, slechtvalk, sperwer, wespendief, wouw valkachtigen - falconidae, falconiden valkant - afgeslepen, wankant valkbloem - klaproos valkenet - falconet valkenier - vogelaar valkenjacht - valkerij, vederspel valkenjager - valkenier valkenstang - valkenrek valkerf kapsnede, vellingskerf valkerij - valkejacht, valkenhuis valkeschei - valkebel valkezak - sok valkhaan - veldkanon valkruid - armka, wolverlei valkuil - wolfskuil vallei dal, del, diepte, inzinking, laagte, vlakte vallei in Libanon - Bakavallei vallen - dalen, kwakken, lazeren, mieteren, neerkomen, neerstorten, raken, sneuvelen, storten, struikelen, treffen, tuimelen, zakken vallen op het veld van eer - sneuvelen vallen over - struikelen, wraken vallend gesteente bergstorting vallend sluitijzer klink vallende duisternis avond, schemer vallende luchtsteen - meteoroliet vallende ruiter - zandruiter vallende sneeuw- en ijsmassa - lawine vallende ster meteoor, meteoride, meteoriet, meteoroliet vallende sterren - draconiden, perseiden vallende ziekte – epilepsie vallen zetten - trappen vallenzetter - trapper valletje - rabat vallicht - lichtraam valling - helling, rapeling, schuinte vallood - peillood vallota - purpurea valluik - valdeur valluik op zolder - zolderluik val met een lus - strik valmuur - stortmuur valnest - legnest valnet - slagnet, vogelnet val of buiteling - smak val voor dieren - klem val voor ramen - luik valonea - looistof valorimeter - waardemeter valorisatie - handelseconomie valoriseren waarderen valpoort - stormegge valput - kuil valreep loopplank, scheepstrap, touwladder valreepskepter - standaard, stang vals - achterbaks, arglistig, bedekt, bedrieglijk, boos, dissonant, doortrapt, drakerig, dubbelhartig, fout(ief), frauduleus, gefingeerd, gehuicheld, gemeen, geniep(ig), geveinsd, gluiperig, gluips, heimelijk, huichelachtig, imitatie, ignobel, kattig, kwaad, laag, leugenachtig, link, loens, loos, min, nagemaakt, nep, nothus, omkoopbaar, onecht, onedel, oneerlijk, onjuist, onoprecht, onrecht, onrechtvaardig, ontstemd, onwaar, onwelluidend, onzuiver, ostensibel, perfide, postiche, pseudo, punisch, schijnheilig, slecht, slinks, spurius, trouweloos, vaal, verkeerd, verraderlijk, vuig, vuil, wanluidend, valsaard - bedrieger, fielt, gemenerik, gluiperd, judas, linkerd, snoodaard vals beeld - vertekening vals believen - ogendienst vals bericht kwakkel vals goud - doublé, halfgoud, namaakgoud, semilor vals karakter - gemeen, liederlijk, misdadig, zwijneaard vals krantebericht - canard vals kijken - aangluipen vals of nep - namaak vals redenerend - sofistisch vals schelpgoud - muziekgoud vals spelen - sjoemelen, steggelen, tricheren stechelen vals voorwendsel draaierij, fint, uitvlucht valsaard - fielt, gemenerik, gluiperd, snoodaard, verrader valscherm daalscherm, parachute, springscherm valschermspringer - parachutist valse aantijging - eerroof, laster, smaad valse beschuldiging - aantijging, aanwijzing, lak valse diamant - glasdiamant, peridot, stras valse eed - meineed, pejeratie, perjurium valse gelofte - meineed valse god - afgod, idool valse haarkrul - boekel valse haartooi - pruik valse haarvlecht - tour valse horizon pseudorizon valse kies - pr(a)ermolaar valse koers - gapkoers valse leer - pseudologie valse plooi in stof - kreukel, link, rimpel, vouw valse reden - drogreden valse redenering drogreden, paralogie, paralogisme, sofisme valse slag in een touw - kink valse sleutel - haaksleutel, loper valse sluitrede - paralogisme valse smaragd - peridot valse toon - wanklank valse verklaring meineed valse volksvriend - demagoog valse vouw kreuk, kreukel, plooi valse vrouw feeks , harpij, kreng valse zwangerschap - hooiveulen, maandragend valserik - gemenerik, hinderlaag, kuil, list, valsaard valsheid - bedrieglijkheid, boosheid, falsiteit, fraude, gemeenheid, gramschap, huichelarij, leugen, nijdigheid, obliquiteit, onechtheid, oneerlijkheid, onoprechtheid, onwaarheid, perfidie, perfiditeit, trouwbreuk, trouweloosheid, veinzerij valsheidsprocedure - verificatieproces valstreep - virga valstrik attrape, (hinder)laag, kuil, lage, list, valkuil, verleiding valstrikbom - booby-trap valtafel - hangpoottafel valten - braken, omploegen valtoon - stoottoon valuatie - muntkoers valueren - schotten valuta - bedrag, deviezen, geldeenheid, geldstelsel, koers, munteenheid, waarde, wissel(waarde) valutabeurs - wisselmarkt valutadag - vervaldatum valutakassa - clearinginstituut valvenster tuimelraam valvula - klep, klepvlies valwerk - valhamer valwind - bise, bora, borino, föhn, luchtzak, mistral, papagayo, passaat, rafale, remous, valwind aan de Adriatische Zee - bora valijzer - klink valziek epileptisch valziekte - epilepsie vamp - verleidster vampier - bloedzuiger, desmondontida, uitzuiger, vleermuis, woekeraar van achternaam, v. van aantekeningen voorzien - annoteren van aanzien - deftig, hoog, notabel, voornaam van aarde aarden, lemen van adel adellijk, edel van adresbanden voorzien banderen van alles allerlei, diversen, varia van alles voorzien gesorteerd van alle wilskracht beroven biologeren, hypnotiseren, uitmergelen van alles wat allegaartje, mengelmoes, potpourri, quodlibet, varia van andere aard - allogeen van andere betekenis - heteroniem, ongelijkmatig, tegengesteld van andere mening zijn - dissideren van balein gemaakt - baleinen van been - benen, benig van beide geslachten zijnde - biseksueel, hermafrodiet van beiden evenveel - ana van beide kanten - beiderzijds van belang actueel, belangrijk, belangwekkend, (ge)wichtig, important, noemenswaard, noemenswaardig, relevant, voornaam, waardevol van belang zijn - tellen van belastingbandje voorzien - banderolleren van bemanning voorzien - bemannen ven benzine voorzien - tanken van bepaalde delfstof voorzien - lei van bepaalde wollen stof gemaakt - lakens van beperkte aard - limitatief van beroep professioneel van besluit veranderen - bedachtzaam, beraden van betekenis beduidend, belangrijk, betekenisvol, relevant, significant, terzake van bewijsstukken vergezeld - documentair van bezetting of geschut ontbloten - degarneren, ontzetten van biezen gemaakt - matten van binnen - innerlijk, intern, interieur, inwendig van binnen afkomstig - endogeen van binnen leeg - hol van binnen uitkomend endogeen van binnen uit endogeen van blaam zuiveren - disculperen, rechtvaardigen, vrijpleiten van bloed levend - sanguivoor, vampier van blijvende waarde klassiek van bomen gemaakt - houten van borat gemaakt - boratten, bratten van boven v.b. van boven dikke paal - polder van boven gesplitste plank - rafter van bovenal - autoritair van buiten - buitenzijde, extern, exterieur, uitwendig van buiten af komend exogeen van buiten inwerkend exogeen van buiten leren memorisatie, memoriseren van commentaar voorzien - becommentariëren, commentariëren van cijfers voorzien nummeren, numeroteren van dat tijdstip af - sedert van datum voorzien - gedagtekend van de der, des van de aard van novellen - novellistisch van de beginne af - adovo van de boeien ontdoen - slaken van de borst nemen spenen van de bouw van Rome af u.c. van de dag der maand - adi(it) van de dag van schrijven d.d. van de dagtekening af - adato van de dop ontdoen pellen van de eer beroofd - onteerd van de eer beroven - onteren van de ene kant - eensdeels van de geest mentaal van de grond opnemen - oprapen, rapen van de grote wereld - mondain van de hand wijzen - declineren, refuseren van de harde buitenhuid ontdoen - pellen van de hoofdzaak weghalen - afleiden van de Kaap - Kaaps van de kansel mededelen - opgeven van de kindertijd - kinds van de kook - overstuur van de kou prikkelen - tintelen van de laatste sacramenten voorzien - bedienen van de lading ontdoen - afladen, lossen van de ledenlijst afvoeren - royeren van de leeftijd aet van de loonlijst afvoeren - ontslaan van de moslims - koran van de Olympus - Olympisch van de partij - aanwezig, meedoen, meemaken van de peul ontdoen - doppen van de pit ontdoen - egreneren, ontpitten van de politie - politieel van de post - postaal van de rechte weg afwijken - deviëren van de regel afwijkend - abnormaal van de schil ontdoen - doppen van de schors ontdoen - eken van de schrijver - vds van de speen of borst afnemen - spenen van de takken ontdane stam - sliet van de troon stoten - onttronen van de tweede - tweederangs van de vetdelen ontdoen - ontvetten van de vezels ontdoen - draden van de voorvaderen - voorvaderlijk van de vorm afwijkend - abnormaal, vervormd van de vrucht ontdoen - lossen van de ware leer afwijkend - heterodox van de weg afgeraakt - verdwaald van de wijs brengen - desoriënteren, verwarren van de wind afgewende zijde lij van de wortel af - radicaal, radikaal, terdege van deze tijd actueel, contemporain, eigentijds, modern van dezelfde betekenis - gelijkluidend van dezelfde druk - isobaar van dezelfde kleur - homochroom van dezelfde mening eenparig, eensgezind, eenstemmig, unaniem van dezelfde oorsprong isogeen van dezelfde soort - eender, eenstig, enerlei, gelijk, homogeen, soortgelijkig van dezelfde stam stamverwant van dezelfde temperatuur - isotherm van dezelfde toonhoogte - homofoon van dezelfde vorm - isomorf van die dagen - destijds, toenmaals, toentertijd van die plaats - vandaar van die tijd - oudtijds, vanouds, toenmalig van die tijd af sedert, sinds van die zaak - daarvan van dienst zijn - dienen, gerieven, helpen van diep denken getuigend - diepzinnig van direct belang - actueel, relevant, urgent van dit jaar h.a. (huius anni) van dit teken af - d.s. van doen - nodig, noodzakelijk van dun hout gemaakt spanen van dun rijshout gemaakt - tenen van echt ras - pursang, volbloed, zuiver van edele aard getuigend edelaardig, grootmoedig, nobel van edele gezindheid getuigend - edelmoedig van een - ener van een adres voorzien - adresseren van een ander in ontvangst nemen - overnemen van een andere mening - oneens van een andere overtuiging - andersdenkend van een andere soort - andersoortig van een bek voorzien - gebekt van een bepaald metaal - koperen van een bepaalde grondsoort - lemen van een bepaalde stof - tulen van een berg naar beneden - bergaf van een beschuttende laag voorzien - dekken van een bloem - stempel van een dag - eendags van een datum voorzien - dateren van een genootschap uitsluiten - proscriberen van een handtekening voorzien - tekenen van een hoogte laten zakken - aflaten van een kenmerk voorzien - kenmerken van een kenteken voorzien - kenmerken van een mat voorzien - matten van een merk voorzien - merken, tekenen van een of andere soort - enigerlei van een omslag voorzien kaften van een ondergronds buizennet voorzien -rioleren van een parochie - parochieel van een plant afkomstige gom - dragant van een prijs voorzien - prijzen van een rand voorzien - randen van een regel afwijkend abnormaal van een regerend vorstenhuis - dynastiek van een rijkskeurmerk voorzien - ijken van een scherpe uitstekende lijst voorzien (bij bladeren) - gekield van een scheuren - dilacereren van een verklarende handtekening voorzien - paraferen van een zaak afzien - renonceren van elders aangevoerd - allochtoon van elders afkomstig allogeen van elk apart - elkeen van elk evenveel - ana van elkaar scheiden - disjungeren, separeren, uiteenhalen van elke vegetatie verstoken kaal van flinke afmetingen groot van gaten voorziene kast - aalgeerkaar van gedaante veranderen - metamorfoseren, transflgureren van gedachte wisselen - discussiëren, discuteren, praten van geen belang - irrelevant, nutteloos, onbetekenend, oninteressant van geen betekenis - askaks (volkst.), irrelevant, kwansuis, niets, onbelangrijk, van geen nut doelloos, nutteloos, onbeduidend, onnut(tig) van geld voorzien - spekken van gelijke inhoud conform, eensluidend, identiek van gelijke kleur - isochroom van gelijke mening eensgezind van gelijke vorm uniform van gelijke waarde equivalent, gelijk, pari van gering gewicht licht van geringe afmeting - iel, klein van geringe betekenis flop, flut, luttel, onbeduidend, onbelangrijk, onbetekenend, waardeloos van geringe breedte - smal van geringe dichtheid - ijl van geringe hoeveelheid - iets, miniem, weinig van geringe hoogte - laag van geringe lengte - kort van geringe omvang - klein van geringe stand - burgerlijk van geringe waarde - prullig van geringe zwaarte - licht van gevoelen zijn - menen, susteneren van gewicht belangrijk, betekenisvol, gewichtig, voornaam, zwaar van goed allooi - aannemelijk, geloofwaardig, netjes, valabel van goed gehalte edel, gedegen, nobel, zuiver van goede huize v.g.h. van goud voorzien - eglomiseren van groeven voorzien - gerild van grote culturele kennis - erudiet, erudit van grote klasse - excellent, subliem, uitmuntend van grote omvang - dik, omvangrijk van grote samenhang - taai van grote waarde - dierbaar, duur, kostbaar, kostelijk, waardevol van harte graag, hartelijk, innig van heden af - a dato, voortaan van hemelsblauwe kleur azuren van het algemene naar het bijzondere - deductie van het begin af ab, ovo van het begin af herhalen (muz.) - da capo van het bijzondere naar het algemene - inductie van het lopende jaar A.C. (anno currente) van het midden af distaal van het nodige voorzien verzorgen van het platteland afkomstig - agrarisch van het rund - bovine van het vel ontdoen - villen van het vorige jaar a.p. van hetzelfde brandpunt - homofocaal van hier - heen, henen, her, inheems, verdwijn, weg van hoogachting getuigend - eerbiedig van hoefijzers voorzien beslaan van huid ontdoen stropen, villen van huid verwisselen vervellen van huis weg - afwezig van hun kant hunnerzijds van iets af eraf van iets afzien - renonceren van iets beschuldigen - last van iets getuige zijn beleven, ervaren, meemaken, ondervinden van iets gewagen - tangeren van iets houden - mogen van iets verwittigen - preveniëren van iets verwittigen - preveniëren van iets weg gaan - begeven, ontdaan, ontwijken van inhoud ontdoen legen, lozen van insnijdingen voorzien - gekarteld van ivoor elpen, ivoren van jonge datum recent van kantoor v.k. van kapitaal voorzien - financieren van klei lemen van kleine afmeting - dun, iel van kleine omvang - beknopt van koers veranderen - afwijken van kort geleden - recent van kracht - gelden, geldig, potentieel, vigerend van kracht zijn doorgaan, gelden, strekken, vigeren van krengen levend beest - aasdier van kruit en kogels voorzien laden van kunstvaardigheid getuigend - artistiek van kwaliteit - goed van lager rang subaltern van lange duur - langgerekt van leed getuigend - smartelijk van leeftocht voorzien - approvianderen van leenvoerigheid ontheffen - allodificeren van leer vervaardigd - leren van leestekens voorzien - interpuncteren, interpungeren van lei gemaakt - leien van letters voorzien - letteren van levensmiddelen voorzien - provianderen, ravitailleren van lieverlee allengs, allengskens, gaandeweg, geleidelijk, langzamerhand, trapsgewijs, zachtjesaan van loodglazuur voorzien loden van lucht voorzien - beluchten van luister beroven - ontluisteren van manschappen voorzien bemannen van matten gemaakt - matten van matten of biezen gemaakt - biezen van meel bereide spijzen - meelkost van meer kernen voorzien polynucleair van meerdere frequenties - resonantie van mening doen veranderen - bekeren van mening zijn achten, denken, geloven, menen, oordelen, opvatten, vinden van metaal vervaardigd - metalen van mijn rekening m.c. (mio conto) van mindere rang - tweederangs van mindere waarde - gering, inferieur, ondergeschikt, slecht van misdaad beschuldigen - incrimineren van naam - bekend van na de oorlog - naoorlogs van nabij bestaan - nader van nabij ontmoeten - coudoyeren van nature - aangeboren, uiteraard van nature eigen - aangeboren van natuur - geaard van niemand - gener van niveau - goed van node nodig van Noorwegen - Noors van noppen zuiveren - noppen van nu af - voortaan van nu af aan - stond, stonde van nummers voorzien - numeroteren, nummeren van nut bruikbaar, nut(tig), praktisch, productief, stade, testade, van nut zijn - nut, nuttig, praktisch, produktief van nut zijnde - nuttig van ogenblikkelijk belang - actueel van omslag voorzien kaften van omvang toenemen - groeien, ervetten van onder de oppervlakte - diep van onderaardse afvoerbuizen voorzien - rioleren van onderen v.o., beneden
van ongunstige aard - erg van onkruid zuiveren - wieden van onmiddellijk belang - aktueel van oordeel zijn denken, geloven, menen, vinden van oorsprong - isogeen van ootmoed getuigend - ootmoedig van openingen voorzien - poreus van opinie zijnde - menen van opzij en profile, e.p. van organen voorzien - organisch van oudsher goed - beproefd, deugdelijk, gerenommeerd van overtollig water ontlasten - draineren van pas - apropos, gelegen, geschikt, opportuun, passend, stade, testade van pas komen - dienen van Peru - Peruviaans van plaats doen veranderen - verhuizen, verplaatsen van plaats doen verwisselen - inverteren, omzetten van plaats veranderen - bewegen, reizen, vertrekken, wegtrekken van plaats verwisselen - erratisch van plan zijn beramen, voornemen, voornemens, willen van platen voorzien geïllustreerd van postzegels voorzien - frankeren van rang veranderen - bevorderen, degraderen, promoveren van rechts naar links v.r.n.1. van richting veranderen - detourneren, omdraaien, omkeren van riet vervaardigd - rieten van riet of biezen gemaakt - matten van riet vervaardigd - rieten van ringen voorzien - ringen van ronde inkepingen voorzien - gekarteld van ruiten voorzien - geruit van rijshout gemaakt - tenen van saai gemaakt - saaien van schil ontdoen - schillen van schroefdraad voorzien - snijden, tappen, van sits - japons van slag - ontsteld van slanke bouw - rank van slechte kwaliteit - derderangs, inferieur, minderwaardig ordinair van smart versteende moeder - Niobe van snaren voorzien - gesnaard van spinrag zuiveren - ragen van spinweb zuiveren - ragen van sporen wisselen rangeren van spijs voorzien - spijzigen van stal veranderen - verstallen van stavast - ferm, flink, stoer van stekels voorziene vin - stekelvin van stelligheden afstappen - weifelen van streek - confuus, dingsig, dol, geschokt, kapot, kwalijk, mal, onpasselijk, ontdaan, onthutst, ontroerd, ontsteld, ontzet, onwel, overstuur, paf, perplex, verschrokken, verslagen, verward, verwezen, van strepen voorzien - belijnen van stuur raken - ontstellen van taal bedienen - praten, spreken van tanden voorzien getand van teen gemaakt - tenen van teen gevlochten korf mand van tegengestelde aard - negatief van terzijde - lateraal, zijdelings van terzijde dekken - flankeren van tevoren a priori, eerder, eerst, vooraf van tevoren pasklaar maken - prefabriceren van toen af - daarna, sedertdien, sinds, verder van toepassing - toepasselijk van tralies voorzien - getralied, traliën van tuig voorzien inspannen, optuigen, tuigen van tule - tulen van twee zijden - bilateraal van tijdsbegrippen - geruim van uit zee oprijzende rots - klip van uitleggingen voorzien - becommentariëren, verklaren van uitrusting voorzien - tuigen, uitrusten van uw kant - uwentwege van velen - meerdere, veler van vele soorten - allerlei van velen - veler van verduidelijkende aard - inuntiatief van veren wisselen - ruien van verfijnde smaak - elegant van vergif voorzien - vergiftigen van verscheidene soorten diversen van verschillende gedaante - heteromorf van verschillende soort - allerlei, anders, divers(en), menigerhande, menigerlei van versierselen voorzien ornamenteren, opsieren, versieren van vetleer - vetleren van vet voorzien - smeren van vezels en draden ontdoen - afrepen van vier soorten - vierderhande van voedsel voorzien - ravitailleren, voeren van voertuig verwisselen - overstappen van volgnummers voorzien - quoteren van voor de geboorte - prenataal van voor de ijstijd - preglaciaal van vóór de zondvloed - antediluviaans, ouderwets van voordeel zijnde - nuttig van voorraad voorzien - bevoorraden van voren en face, frontaal, openlijk van voren af - opnieuw, wederom van vracht voorzien - beladen, belast van vroeger tijd - antiek, oud, oudtijds van waarde - geldig, kostbaar, waardevol van wapens ontdoen - ontwapenen vanwege - door, krachtens, namens, om, waarom, wegens van weinig aanzien gering, laag, min, obscuur, onbeduidend, onbekend van weinig belang - onbetekenend van weinig betekenis - irrelevant, klein, luchtig, nietig, onbeduidend, onbelangrijk, onbetekenend van wilskracht beroven - biologeren, hypnotiseren van wolken voorzien - bewolkt van wrok vervuld - wrokkig van ijzeren banden voorzien - beslaan van zekere stof vervaardigd - elpen, gouden, leren, wollen van zeker materiaal - elpen, leren, houten, ijzerenmetalen, plastic van zessen klaar - bijdehand, gaar, gewiekst, gevat, flink, slim van zich werpen - repudiëren, verstoten van zins - genegen van zins zijn - beogen, intenderen van zintuig beroofd - blind, doof, stom van zuiver gehalte - integer, puur van zij zijden van zijn geld levend rentenier van zijn stuk - kapot, confuus van zijn stuk brengen - deconcerteren, verwarren vanadium v. vanadiumzuur zout - vanadaat vanaf sedert, sinds, (Lat) ab vanaf die dag d.d. (de dato) vanavond - hedenavond vandaag dato, heden, nou, nu, tegenwoordig, thans vandaag of morgen eens vandaal barbaar,vernieler, verwoester, woesteling vandaan afkomstig,weg vandaar daarom, derhalve, deswege, dus vandalisme vernielwoede, vernielzucht, vandalistisch - vernielzuchtig vandiktebank - schaafbank vandoor heen, foetsie, verdwenen, weg vaneel - kielpan vaneen gescheiden, gespleten, kapot, stuk, uiteen vaneen doen - scheiden vaneengaan - splitsen vaneen kloven - splijten vanessa - admiraalsvlinder vang - klem, vangst, oogst vaneen scheiden - demonteren, scheiden vangarm tentakel vangdam - kistdam vangdraad - antenne, taster, vissnoer, voelhoren vangen - beetnemen, duivenslag, grijpen, klauwen, pakken, strikken, verschalken, vatten vangen met een sleepnet - tirasseren vangen van vogels - flappen vanger - grijper vangerij - eendenkooi vangertje - krijgertje, tikkertje vangklem - val vangtoestel klem, knip, slag, strik,val vangtouw lasso vangknip - val vangman - catcher vangmiddel aas, fuik, kuil, kuilnet, lasso, net, strik, val, vang vangmiddel voor paling - fuik vangnet - jachtgaren, opvangnet, springnet vangnet (zakvormig) - haam vangsloot - vanggreppel vangst - buit, captuur, pluk vangst van wilde ganzen - flappen vangtoestel - klem, knip, slag, strik, val vangtouw - lasso vangtuig - kuilnet, lasso, strik vangwerktuig boordeel, klem, knip, lasso, muizenval, net, ratteklem, ratteval, schepnet, slag, slagnet, spannet, strik, tiras, treil, val, valkuil, valnet, vangknip, visnet, voetangel, vogelknip, vogelnet, vosseklem vangzeil - springzeil vanitas - vergankelijkheid, ijdelheid vaniteit - ijdelheid vanmiddag - hedenmiddag vanmorgen - hedenmorgen vannacht - hedennacht vanouds - traditioneel vanwaar - waarvan, waarvandaan, waarvoor vanwege aangaande, betreffende, door, om, wegens, namens, weshalve, weswege vanwege de politie - politieel vanzelf allicht, e.o. evident, gemakkelijk, glad, ipso, natuurlijk, ondubbelzinnig, ostentatief, spontaan, uiteraard, vanzelfsprekend, visibel, vrijwillig, wiedes, vanzelf bewegen - automatisch vanzelfsprekend allicht, gewoon, logisch, natuurlijk, uiteraard vapeur damp, mist, rook vaporarium - stoombad, zweetbad vaporeus - luchtig, wazig, ijl vaporisatie - stoomtherapie vaporiutor - vaporisateur,verdampingswerktuig, verstuiver, werktuig vaporiseren - verdampen, verstuiven vaquero - cowboy, koeherder, koeienhoeder, veedrijver var - rund varaan - hagedis, waran varee - kelp varen - adelaarsvaren, adiantum, asplenium, azolla, bewegen, boomvaren, bosgewas, cyrtomium, davallia, dryopteris, eikvaren, ervaren, gaan, lading, lopen, plant polypodium, pteris, reilen, rijden, stevenen, vaatwerk, venushaar, voeren, zeilen, vaen in de wind - zeilen varen met een punter - punteren varen met riemen - roeien varen op zee - bevaren varen over - bevaren varenachtig kroos - azolla varenachtig waterkroos - agolla varenachtigen - pteridofyten varenbloem - sleutelbloem varende bevolking - schippers varende volgen - navaren varenextrakt - wormmiddel varenkruid - addertong varenpalm - cycas varenplanten - pteridofyten, pteridophyta varens - filicinae, filicinen varensgast - bootsman, janmaat, kabelgast, ketelbink, matroos, olieman, roerganger, runner, stoker, tremmer, varensgezel, zeeman varensgezel - bootsman, matroos, navigator, varensgast zeeman varensman - matroos, zeeman varensvolk - matrozen, varenslui varent - ontsteking varia - allegaartje, allerlei, diversen, mengelwerk, potpouri, samenraapsel, van alles variabel onbestendig, veranderlijk variabelheid - variabiliteit variabiliteit - onbestendigheid, veranderlijkheid variant afwijking, mutant, variatie variatie - afwijking, afwisseling, keuze, modulatie, mutatie sortering, variant, verandering, verscheidenheid, wijziging variatiebreedte - amplitude variatieprogramma in een theater - variété varicellen - waterpokken varices - spataderen varicocèle - spataderbreuk, zakaderbreuk variëren afwisselen, afwijken, uiteenlopen, veranderen, wisselen, wijzigen variété - acrobatiek, cabaret, kleinkunst, revue variétéartiest - acrobaat, cabaretier, conferencier, goochelaar, chansonnier variététeit - afwisseling, differentiatie, ras, verscheidenheid variététheater cabaret, tingeltangel varinat - pijptabak varing - stier var variola - pokken variolen - waterpokken varioliet - steensoort variometer - statoscoop varix - spatader varken babi, barg, beer, biek, ever, keu, krulstaart, kurre, luilak, scheuteling, schram, smeerlap, spaarpot, suida, zeug, zwijn varken dat gecastreerd is - barg varken dat gespeend is scheuteling varken dat nog geen jaar oud is - spalling varken, wild - pekari, zwijn varkendistel - kruisdistel varkenen - beren varkensbeest - pissebed varkensbil - ham varkensbloem - watyerlelie varkensbout - biefstuk, ham varkonsbrood - alpenviooltje, cyclame varkensdraf - spoeling varkensdrijver - varkenshoeder varkensgehakt - met varkensgeluid -knor varkensgras - bargegras, duizendknoop, knoopgras, kreupelgras, mottegras, weggras varkenshals - borstelhals varkenshoeder - varkensdrijver varkenshok - kot varkenshuid - zwoerd varkenskers - coronopus varkensklaver - beemdklaver varkenskool - berenklauw varkenskoorts - vlektyfus varkenskrap - varkenskarbonade varkensleer - pigskin, welster varkensmaag varkenspens varkensmet - varkensgehakt varkensoortje - ezelsoor, hazeoor varkensoppasser - zwijnenhoeder varkenspees pezerik varkensproduct - ham, karbonade, reuzel, spek varkenspruim kroosje varkensras - loboor varkensrassen - Berkshire, Duits, Famworth, Hampshire, Hongaars, Lincolnshire, Perigord, Vlaams varkensrib - carbonade, kotelet varkensribbetje - varkenskotelet varkenssnuitskunk -soerilho varkensstal - kot varkenstor - zwijnkevertje varkenstrog zeunie, zeuning varkensverblijf hok, kot varkensvel - zwoerd, zwoord varkensvet lies, reuzel varkensvis - bruinvis varkensvlees spek, pork varkensvlekziekte - erysipeloid varkensvoederbak trog varkensvoer bras, bruid, draf, haksel, mast, slobber, sop, spoeling varkensworst - metworst varkensziekte gort, pest, varkenspest, vlektyfus, vlekziekte, varkentje - big varsity - roeiwedstrijd varsovienne - dans varwe - vaar vasoconstrictie vaatvernauwing vasodilatatie - vaatverwijding vast aangeboren, altijd, beklemd, bekneld, bestaand, bestendig, bevestigd, compact, compres, constant, definitief, dicht, diep, dogmatisch, echt, energiek, flink, gebonden, geheid, geregeld, gesloten, getrouw, gewis, hecht, immobiel, ineengedrongen, Intiem, intussen, massief, middelerwijl, muurvast, nauw, onbetwijfelbaar, onbeweeglijk, onbewogen, ongeschokt, onroerend, onuitwisbaar, onveranderd, onveranderlijk, onverbrekelijk, onverschrokken, onverstoorbaar, onwankelbaar, onwrikbaar, overblijvend, pal, permanent, positief, roerloos, rotsvast, schoor, solide, stabiel, standvastig, star, stellig, stereotiep, sterk, stevig, strak, stijf, vastelijk, voorzeker, vurig, waar, waarlijk, warm, wis, zeker vast aangetrokken - strak vast afspreken - beklinken vast bezoeker habitué, stamgast vast brugdeel tussen landhoofd en eerste pijler - aanbrug vast dek op schip plecht vast doen staan - vastzetten vast en niet hol - massief vast en zeker - gegarandeerd, heus, stellig, gewis, werkelijk vast gaan zitten - vastzetten vast gebruik - gebruik, gewoonte, hebbelijkheid usance, usantie vast gedeelte van een elec.motor - stator vast gesproken medeklinker - fortis vast in iemands binnenste - innig vast ineen - compact, compres vast ineengedraaid - dral, stevig vast rantsoen - portie, taks, tax vast ritme - regelmatigheid vast van samenhang - taai vast vertrouwen - hoop vast vertrouwen op iets - gelovig vast zittend deksel - klep vastankeren - bevestigen, vastleggen vastbakken - aanbakken vastberaden beraden, beslist, energiek, geestkrachtig, gedecideerd, gedetermineerd, geresolveerd, kordaat, onverbiddelijk, onwrikbaar, resoluut, standvastig, stoer, vastbesloten vastberadenheid - resolutie vastbesloten - gedecideerd, resoluut, (muz.) resoluto vastbinden groeperen, knechten, knevelen, knopen, reien, sjorren, tuien, vastmaken vastbinden of omwikkelen met bindgaren - ficelleren vastdraaien - aandraaien vaste aardkorst - lithosfeer vaste beloning - salaris, wedde vaste bewoner ingezetene, inwoner vaste bezoeker stamgast, habitué vaste bijdrage aan een krant - column vaste brandstof meta vaste fuik (Ind.) - sero vaste koper cliënt, klant vaste lezer van een krant of periodiek - abonnee vaste ligplaats voor wilde dieren - leger vaste mening - overtuiging, zekerheid vaste onveranderlijke factor - constante vaste overtuiging - beslistheid, geloof, zekerheid vaste reeks van gebeden - litanie vaste regel canon, dogma, formule, gebruik, gewoonte, orde, reglement, wet vaste schijf van computer - harddisk vaste slaap - sopor vaste spiritus - meta vaste ster - rigel vaste verblijfplaats adres, domicilie vaste verhouding tussen valuta's - pariteit vaste volgorde dezelfde boeken en tijdschriften lezen - leeskring vaste vorm geven concretiseren vaste wastafel lavabo vaste woonplaats hebbende - sessiel vaste wijze van handelen - methode, trant vaste zalf pasta vasteland - continent, wal vasten - careren,oligotrofie, ontberen, onthouden vasten als straf - carentie vastenavond zinneken vastenavondfeest carnaval vastendag - zwartdag vastendag vóór een hoge R.K. feestdag - vigilie vastendagen - xerofagiën vasten, feest dat aan de - voorafgaat - carnaval vastenmaand (Islam) ramadan vastenmaand (Mal.) - poewasa vastentijd - quadragesima vastgebakken - aangebrand vastgegroeid - sessiel vastgeklemd - beklemd, bekneld vastgeknepen beklemd vastgeniet - gehecht vastgesteld - bepaald, gefixeerd, geregeld, overeengekomen, positief vastgesteld bedrag fixum vastgesteld gedeelte - kwota, quotum vastgesteld plan besluit, ordinantie, ordinatie, regeling, verordening, voorschrift vastgestelde dagen data vastgestelde hoeveelheid - dosis, taks vastgestelde prijs taxe vastgestelde regel van de mis - ordinarium vastgestelde volgorde - rooster vastgestelde vorm formaat, formulier vastgroeiend - sessiel vastgrijpen aanpakken, aanvatten, beetpakken, borduren, hekelen, omknellen, planten, prikken, steken, stikken, vatten vasthaken van schepen - enteren vasthechten - bevestigen, fixeren, haken, klitten, lassen, lijmen, naaien, nagelen, nieten, plakken, spijkeren, vastmaken, verbinden, zwaluwstaarten vasthechting bevestiging, fixatie vastheid bepaaldheid, bestendigheid, consistentie, densiteit, dichtheid, dikte, duurzaamheid, gestemdheid, hardheid, hechtheid, houvast, lijvigheid, samenhang, soliditeit, stabiliteit, stelligheid, stevigheid, stijfheid, werkelijkheid, zekerheid vasthouden greep vasthoudend - gierig, halsstarrig, koppig, taai, trouw, volhardend vasthoudendheid taaiheid, tenaciteit,volharding vastigheid - houvast, stabiliteit, vastheid, zekerheid vastkakige - beenvissen, koffervis, kogelvis, maanvis, trekkervis vastklampen - enteren vastklemmen - knellen, omvatten, vasthouden vastkleven - kitten, lijmen, plakken vastklinken - ketenen vastknopen vastmaken, verbinden vastkoppelen – aansluiten, verbinden, vastleggen immobiliseren, registreren vastleggen in een wetboek - codificeren vastleggen van een schip - meren vastlegging fixatie, registratie vastliggende onderste molensteen - legger vastlijmen - plakken vastmaken - aankoppelen, aanspannen, ankeren, bevestigen, binden, fixeren, gespen, hechten, klinken, knopen, krammen, lijmen, nieten, schroeven, sjorren, spijkeren, stabiliseren, tuieren, vastbinden, vastleggen, vastzetten, verbinden, verzegelen, verzekeren, vastmaken met touw - snoeren vastnemen - pakken vast of in de knel - klem vastomlijnd geloofsartikel - dogma, leerstuk vastpakken - aanklampen, vatten vastplakken - lijmen vastprikken - spelden vastraken - stranden vast ritme - regelmaat vastsjorren - aanhalen, seizen vastsnoeren - binden vastspijkeren - klinken, vastnagelen vaststaand - definitief, gevestigd, onbetwist, onherroepelijk, onwankelbaar, permanent, positief, stabiel, uitgemaakt, vastgesteld, zeker vaststaande gebeurtenis - feit, zekerheid vaststaande waarheid - axioma vaststampen - heien vaststeken - vastprikken, vastspelden vaststellen arresteren, bepalen, berekenen, beslissen, besluiten, bevelen, constateren, constitueren, decreteren, determineren, fixeren, opmaken, ordinern, pointeren, ramen, regelen, resolveren, resumeren, stabiliseren, statueren, stipuleren, uitcijferen, uitmaken, uitrekenen, verordenen vaststellen bij afspraak - bedingen, overeenkomen vaststellen bij onderzoek - constateren vaststellen ener ziekte naar kentekenen - diagnosis vaststellen van de naam van planten - determineren vaststellen van technische normen - normaliseren vaststellend - constituief vaststelling - bepaling, besluit, constatering, constitutie, determinatie, diagnose, evaluatie, fixatie, identificatie, prognose vaststelling der waarde - waardebepaling vaststelling van aanwezigheid van leven - biomantie vaststelling van ziekte diagnose vaststellingsovereenkomst - dading vaststrikken - binden, vastbinden, vastmaken vasttimmeren - vastspijkeren vasttrekken - dichttrekken vastvertrouwen - hoop vastvlechten - aaneenhechten vast voor- of achterdek van een vaartuig - plecht vastvijzen - vastschroeven vastzetten - arresteren, beleggen, bevestigen, sjorren, stabiliseren, vastmaken vastzitten - haperen vastzittend - ingeroest vastzittende levenswijze sessiel vat aad, ade, aker, anker, bak, barrel, drum, emmer, fust, ketel, kip, kit, kuip, okshoofd, ontvanger, pot, puts, recipiënt, teil, toelast, ton vat dat bloed naar het hart leidt - ader vat dat bloed van het hart leidt - slagader vat met één hengsel aker, emmer vat of ton van 50 kilo vis - anker vat tussen long en hart - longader, longslagader vat van bijna 274 liter - muid vat van zesendertig gallons barrel vat voor aardolie - petroleumvat vat voor chemische reactie reactor vat voor olieprodukten - drum vat voor water - waterton vat voor zuivelprodukten - boterton vat waarin chemische reactie tot stand komt - reactor vatbaar bevattelijk, dociel, geschikt, gevoelig, ontvankelijk, receptief, susceptibel, toegankelijk vatbaar voor - verglaasbaar vatbaar voor aandoeningen - bevatbaar, emotioneel, gevoelig, sensibel, sentimenteel vatbaar voor berechting - ontvankelijk vatbaar voor dwaling feilbaar vatbaar voor emotie - emotioneel vatbaar voor genezing - geneeslijk vatbaar voor hoger beroep - appellabel vatbaar voor indrukken impressionabel, ontvankelijk vatbaar voor kramp spasmofiel vatbaar voor onderrichting dociel vatbaar voor ontroering emotioneel vatbaar voor uitlegging uitlegbaar, verklaarbaar vatbaar voor verkleining - verkleinbaar vatbaarheid aanleg, dociliteit, geschiktheid, gevoeligheid, ontvankelijkheid, passibiliteit, (pre)dispositie vatbaarheid voor aandoeningen - emotionaliteit vatbaarheid voor emoties - emotionaliteit, sensibiliteit vatbaarheid voor indrukken - emotionaliteit vate - drinkput vaten - barrels, fusten, toelasten vatenkwast - pannewisser, wisser vaten maken - kuipen vatenmaker - kuiper vatenmeetinstrument - pithometer vatenteil - afwasteil vatenwater - afwaswater vatgeld - tonnengeld vathout duigen, kuiphout vaticaan - H.S. vaticineren - voorspellen vaticinium - voorspelling vatig - bedorven, muf, onfris, rot vats - vaats vatsmaak - fustsmaak vatten - beetpakken, begrijpen, grijpen, inlijsten, insluiten, inzien, klemmen, krijgen, nemen, omklemmen, omsluiten, pakken, sluiten, snappen, vangen, vastnemen, verstaan, voelen vazal - leenman, pair vazalstaat leenstaat, satelliet, satellietstaat vazel - kletspraat, mager, onzin, rafel vazelen - rafelen, vezelen vazelvarken - fokvarken veau - kalf, kalfsleer, kalfsvlees vechtachtig - kijfziek, twistziek vechten ageren, bakkeleien, duelleren, kampen, krijgen, kijven, knokken, matten, stoeien, strijden, knokken, matten, oorlogvoeren, plukharen, ravotten, strijden, twisten, wedijveren, worstelen vechtende - belligerent, handgemeen vechtende wijken - aarzelen, schromen vechten met woorden - bekvechten, kijven vechter combattant, kamper, knokker, krijger, strijder, worstelaar vechtersbaas kemphaan, knokker, renommist vechtgraag strijdlustig vechthaan - vechtersbaas vechtjas gladiator, houwdegen, kamper, kampioen, kampvechter, kemphaan, krijgsman, messetrekker, sabreur, straatvechter, strijder, strijdbroeder, strijdmakker, vechtersbaas, voorvechter, ijzervreter vechtkunst - schermkunst vechtlustig - stoots (bokken) vechtlustig persoon - kemphaan vechtlustige kip uit Bantam - bantammer vechtpartij bonje, gevecht, handgemeen, handtastelijkheid, knokpartij, steekpartij vechtpartij (hevige) - melee, strijdgewoel vechtspel - kampspel, toernooi vechtsport - boksen, djoedjitsoe, judo, karate, schermen, worstelen vechtwagen strijdwagen, tank vector - drager, overbrenger, vervoerder,voerstraal vedel veel, viool vedelaar - vioolspeler vedelboog - strijkstok vedelspel - vioolspel veder - pen, penna, pluimage, veer, vogelpluim vederachtig bevederd, donsachtig, donzig, plumeus vederbal pluimbal, shuttle, volant vederborstel plumeau vederbos - pluim, panache vederbos op helm panache vederbos op kepi - pluim vederbospoliep - mosdier vederbosvormige staart - pluimstaart vederdos - verenkleed vedergras - pluimgras vederjacht - vogeljacht vederkruid - diamantkruid, myriophyllum, waterduizendblad vederlaagwolk - cirro-strarus, cirrus, massel vederloos - kaal, naakt vederplant - niboeng vederschacht - pen vederspel - valkejacht vederstapelwolk - cirrocumulus, cumulo-stratus vedertop - kuif vedervormig penniform vederwolk - cirrus, massel vedette - diva, primadonna, ruiterpost, ruiterwacht, ster, theaterster Vedische god - aditya, savitar Vedische godin – Aditi Vedische spreuk mantra Vedische taal Pali,Sanskriet vedische zang - mantra vee - dieren, kuddedieren, runderen veearts dierenarts, veterinair veeartsenijkunde - zoötherapie veeartsenijkundig - veterinair veeboer - veehouder veeboerderij - farm, ranch, stee veeboerderij (Zuid Amerika) estancia veedrijver cowboy, gaucho, koeboer veefokker vetweider veefokkerij - veeteelt veeg feeks, gevaarlijk, hachelijk, klap, netelig, plek, slag, smet, streek, toets, vlek veeg - berisping, feeks, haal, hachelijk, klad, klap, plek, netelig, precair, slag, smet, streek, vlek veegkruid - lisdodde veegsel - afval veegwerktuig - bezem, borstel, veger veehoeder - herder veehoedster - herderin veehoeve in de VS. - ranch(o) veehouder - agrarier, vee(boer) veek - watermerk veekoek - lijnkoek veel (muz.) molto veel - aanzienlijk, boek, boel, dikwijls, heleboel, legio, massa, menig(een), multa, overvloedig, plenty, poly, ruim, rijdelijk, talloos, talrijk, rijkelijk, vaak, verscheidene, zooi veel (Lat.) - multum, multus veel, zeer (muz.) - molto veel beslommeringen meebrengend werk - sessie veel bezet druk veel doen als mogelijk is - uiterst veel drinken - hijsen, pimpelen, zuipen veel eisen stellend - aanmatigend, pretentieus, presumptieus veel eten - buffelen, schransen veel geld - kapitaal veel gereisd - bereisd veel gewicht hebbend zwaar veel kostend duur, kostbaar veel kwaad zeggen van - afkammen veel macht hebbend invloedrijk veel meer dan één - menig veel moeite doen - heisteren, inspannen veel ophebben met - geporteerd veel reizen gemaakt hebbend - bereisd veel talen sprekend - polyglottisch, veeltalig veel toelaten - toegeven, tolereren veel verkeer druk veel vermogen uitoefenend - dynamisch veel voorkomend - frequent, herhaaldelijk, veelvuldig veel voorkomende zwemvogel eend veel voortbrengend - creatief, kreatief veel wegende – zwaar veel werkgevend - druk veel wetend erudiet, geleerd, intellectueel, knap, veel woorden zonder zin - rimram veel zout bevattend - salinisch, zilt, zoutachtig veelal dikwijls, doorgaans, gewoonlijk, grotendeels, meestal, vaak veelal vierkante dekplaat van een zuil - abacus veelarm inktvis, poliep veelarmige kandelaar - girandole, kroonluchter veelarmige riviermond - delta veelarmige straatlantaarn - reverbere veelbelovend - hoopvol, radieus, rooskleurig, schoon veelbesproken beroemd, berucht, bijzonder, fameus, hooggeroemd (ironisch), uitermate, veelbetekenend - betekenisvol, diepzinnig, kernachtig, pregnant, significatief, veelbeduidend, veelzeggend, zinrijk veelbezet - druk veelbloemig - polyanthisch veelcellig multicellulair veelcellige dieren metazoa veeleer eerder, liever, meer, waarschijnlijker veeleisend - exigeant, exigent, kieskeurig, lastig veelgodendom polytheïsme veelheid aantal, complexiteit, getal, veelte veelhoek polygoon veelhoekig - polygonaal, polygoon veelhoekig met gelijke hoeken - isogoon veelhoekig - multangulair, polygonaal veelhoevig dier beer, big, ever, everzwijn, keu, olifant, tapir, varken velhoofdige draak - hydra veelhoofdige regering polyarchie veelkleurendruk - polychromografie veelkleurig bont, geschakeerd, gevlekt, kakelbont, panchromatisch, polychromatisch, polychroom, versicolor veelkleurig beschilderen polychromeren veelkleurig gesteente - asteria veelkleurige zwam elfenbankje veelkleurigheid - bontheid, geschakeerdheid, polychromie veelknopige plant adderwortel, boekweit, duizendknop, perzikknoop, rabarber, zuring veelknopigen - polygonaceeën veelkoppige draak hydra veelkostend - duur, kostbaar, prijzig veelluik - polyptiek veelmaals - dikwerf, dikwijls, vaak veelmannerij - polyandrie veelmeer - eer veelmondig einde aan een rivier - delta veelogige reus Argus veelomstreden havenplaats aan de Adriatische zee - fiume veelomvattend - breed, groot, ruim, uitgebreid, uitvoerig, wijd, wijds veelprater babbelaar, kletsmajoor, kletser, kwebbel, kwebbelaar veelschrijver - broodschrijver, polygraaf, scribax veelschrijverij - broodschrijverij, polygrafie veelslachtig - veelsoortig veelsnarig instrument citer, harp, piano, polichord veelsnarig tokkelinstrument - psalter veelsoortig - multigenerisch veelstemmig gezang - koor veelstemmig muziekstuk voor groot orkest - symfonie veelstemmig polyfoon veelstemmigheid - polyfonie veeltalig polyglot, polyglottisch veeltalige polyglot veelte - veelheid veelterm - polynoom veeltijds - dikwijls, herhaald, herhaaldelijk, telkens, vaak veelvermogend - schatrijk, steenrijk veelvervig - bont, polychroom veelvingerigheid - polydactylisme veelvin - snoeksteur veelvlak polyeder veelvoet poliep veelvormig - multiform, multimorf, multivormig, pluriform, plurimorf, polyform, polymorf veelvormigheid - pluriformiteit veelvoud - deelbaarheid, multipliciteit, multiplum veelvoudig - geschakeerd, gevarieerd, multipel, multiple, multiplex veelvoudigheid - multipliciteit, pluriformiteit veelvraat - aleter, bergkater, eetwolf, gulzigaard, hollebollegijs, pantofaag, polyphaag, schrok, slikop, sloeker, slokkerd, slokop, veeleter veelvuldig dikwijls, frequent, herhaaldelijk, meermalen, multipel, multiple, multipliciteit, talrijk, talrijkheid, vaak veelvuldige echt polygamie veelvuldigheid frequentie veelwetendheid - erudiet, geleerd, intellectueel, knap, savant veelweter - polyhistor, schijngeleerde, weetal veelweterij - schijngeleerdheid veelwijverij - polygamie, polygnie veelzeggend - expressief, omineus, pregnant, significatief, substantieel veelzijdig - gevarieerd, multilateraal, polygoon, universeel veelzinnigheid - equivociteit, polysemie veem - opslagplaats, pakhuis, stapelplaats, (barg.) vinger veeman - landman veemarbeider koelie, sjouwer, sjouwerman veembewijs - cedel, ceel veen broek, derrie, drasland, hoogveen, laagveen, moer, turfgrondstof, turf(land) veenaarde - turfaarde veen baggeren beugelen veen, vermengd met klei derrie veenaal - veenpuit veenachtige grond moeras, mot, peel, poel, veenarbeider - afslikker, baggelaar, baggeraar, baggerman, bonker, sjouwer, slatwerker, trapper, tripper, turfgraver, turfsteker, turftrapper, veender, vervener veenbagger - derrie, flodder, moer, slat, slet,veenslik veenbaggeren - beugelen veenbank turfkluit veenbedrijf - veenafgraverij, veenderij veenbes - cranberry, kreuzen, kroos, krozen, vaccinium veenbes, Amerikaanse - cranberry veenboer - veender, veenpuit veenbonk - turfkluit veendamp - haarrook, heirook, veenrook veender - turfgraver, veenarbeider, veenboer veenderij - veenpolder veendobbe - gat, kuil, waterplas veenformatie - veengrond, veenvorming veengat - dobbe, trekgat, veenplas veengras - wollegras veengraver - veender veengrond - drasland, droesem, grondsop, hef, hoogveen, laagveen, moer, peel, run, turfgrond, veenslik veengrond na het afgraven van het hoogveen - dalgrond veenkrag til veenland - drasland, moer, moerasland, peel, poel, somp, turfland veenman turfsteker veenmassa - darg veenmodder - derrie, slat, slijk veenmol - aardkreeft, aardkrekel, andjing, molkrekel, tenah veenmos - bladmos, sfagnum, sphagnum veenplaats - veenderij, veenkolonie veenplag - schadde veenplas in de heide - ven veenpoel - veengat, veenplas, ven veenpolder - waterschap veenput met water dobbe veenreukgras - honinggras veenrook haarrook, heirook, veendamp veenslik - groef, grondsop, hef, veenbagger, veengrond veensoort - derrie, hoogveen, laagveen veenstof - darg veentrapper - tripper, turftrapper veentrekker veenbaggeraar veenwater - veenplas veenwerker - turfmaker, turfsteker veenwortel - wederik veenzode - schadde veenzuur humuszuur veepad - tra veepest - epizootie, runderpest veer beurtvaart, ferry, overzet, overzetplaats, pen, pluim, pont, spiraalveer, springveer, traject, veder, veerboot, veerpont veer, deel van een - baard(je), schacht, spoel, vlag veerbalans - snelweger, unster veerboot - ferry, ferryboot, gierpont, overhaal, sasak (Ind.), veer(pont) veerdienst - pont veerdig (Zuidn.) - vaardig veergeld - obool, passage veerhanger schokbreker veerkracht elasticiteit, energie, fut, lenigheid, rek, rekbaarheid, spankracht, wilskracht veerkrachtig - elastisch, rekbaar, soepel veerkrachtig bindweefsel - kraakbeen veerkrachtig doorbuigen - zwiepen veerkrachtig steunweefsel - kraakbeen veerkrachtig zijn - veren veerkrachtige aardpek - elateriet veerkrachtige doorbuigen zwiepen veerkrachtige plank - springplank veerkrachtige reep balein veerkrachtige stof - balein, caoutchouc, celluloid, elastiek, gomelastiek, gummie, rubber, schuimplastic, schuimrubber veerkrachtige stof der walvisbaarden - balein veerloon - veergeld veerluis - pelsluis, vachtluis veerman - beurtschipper, passeur, pontbaas veerman van de onderwereld - Charon, helleschipper veerman van de Styx - Charon veermechanismemes - knipmes veerpont - gierpont, kabelpont, overzetboot veerboot veerpont (Ind.) sasak veerrecht - veergeld veerregelaar echappement veers - vaars, vers veerschaaf - ploegschaaf veerschuit - overzetboot Veerse gat - Veregat veerschip - beurtschip veerschipper - beurtschipper veerschommel - schommelstuk veerschouw - veerschuit veertel - vierel veertien ton haring - last veertienvoetshout - griendhout veertigdaagse boetedoening - quadragena veertigste dag - quadragesima veeruimte - kraal veer van een vogel - veder veerwisseling - ruien veest - buikwind veestapel - beslag veeteelt - fokkerij veeverdrijver - drift veevoer biet, biks, bostel, draf, gras, haksel, hacer, hooi, klaver, koolraap, kort, luzerne, lijnkoek, lijnmeel, mais, mangelwortel, mast, pulp, raap, raapkoek, slobber, sop, spoeling, spurrie, suikerbiet, vismeel, voederbiet veevoergewas op zandgrond - spurrie veevoer uit beetwortels pulp veeweide - zwaag veeweider vetweider veeziekte die optreedt na het eten van veel lupine - lupinose veeziekte - blaar, lupinose, tongblaar vegatief - groeikrachtig vegen bezemen, kuisen, reinigen, schoonmaken, schuieren, wissen, zuiveren veger - bezem, luiwagen, plumeau, schuier, stoffer, zwabber vegertje - stoffer vegetaal - plantaardig, vegetabiel vegetabiel plantaardig vegetabiliën - plantgewassen vegetariër - planteneter vegetarisch - plantaardig vegetatie flora, plantenleven, plantengroei, woekering vegetatief plantaardig vegetatie god Dionysos vegetatiegordel savanne, steppe, toendra vegetatiekunde - fytochemie, plantensociologie vegeteren - groeien vehement geweldig, hevig, krachtig, onstuimig, sterk vehikel - voertuig, wrak veil corrupt, eerloos, gemeen, laag, laaghartig, mercenair, min, omkoopbaar, onedel, oneerlijk, vals, venaal, verleidbaar veilen - aanbieden, verkopen veiler - venduhouder, verkoper veilheid - koopbaarheid,omkoopbaarheid, venaliteit veilig - aangenaam, behouden, beschermd, betrouwbaar, fijn, geborgen, gedekt, gered, gerust, gevaarloos, goed, kedin (barg.), leuk, mooi, ongedeerd,ongevaarlijk, pluis, safe, secuur, vertrouwbaar, zeker veilig en zeker - safe veilige bewaarplaats brandkast, kluis, safe veilige leuning aan boord reling veilige ligplaats haven veilige plaats heul veiligheid securiteit, zekerheid, zekering veiligheidsbrandstof - meta veiligheidsgordel - riem veiligheidslamp voor mijnwerkers - daviaan veiligheidslamp, uitvinder van de - Davy veiigheidssriem - auto(gordel) veiligheidstoestel luier, noodrem, rem, schietstoel, voetrem, veiligheidsverdrag garantieverdrag veiligstelling redding veiling afslag, auctie, smient, vendu, vendutie, verkoping veiling bij opbod - auctie, licitatie veilinghouder - auctionaris veilingterm bod, handgeld, inzet, kavel, k.k., veiling van inboedel - boelgoed veilkrans - klimopkrans veilleuse nachtlichtje veine geluk(je), mazzel veinzaard - huichelaar, simulant, veinzer veinzen fingeren, gebaren, huichelen, ontbranden, ontvlammen, simuleren, smeulen, verzinnen, voorgeven, voorwenden veinzen – dissimuleren, ontbranden, ontvlammen, smeulen veinzer - draaier, huichelaar, komediant, simulant veinzerij - huichelarij,simulatie veinzing nabootsing, simulatie veken - hek, horde, slagboom vel balg, bast, blad, darmwand, flard, huid, membraan, pel, ploot, schil(fer), stencil, vacht, vlies, vod, vrouwspersoon, zeem vel geprepareerd waspapier stencil vel papier blad, folio, kwarto, octavo vel van Amerikaans stinkdier - skunk vel van een zeehond robbenhuid velaar - ch velamen - omhulsel, sluier, vlies veld - aardappelveld, afdeling, akker, beemd, bietenveld, campus, enk, es, gebied, gezichtsveld, graanveld, grasveld, grond, hei, heideveld, hooiveld, koolveld, korenveld, land, landouw, maisveld, roggeveld, schootsveld, slagveld, speelveld, strijdveld, tarweveld, terrein, tournooiveld, vlakte, voetbalveld, wei(de) veldajuin - (bos)geelster, vogelmelk veldanjelier - kartuizeranjelier veldarbeid akkerbouw, landbouw, tuinbouw veldbaan - landweg veldbanier - oorlogsstandaard veldbed - kermisbed, stretcher, vloerbed veldbies - lazula veldbloem akkerwinde, boterbloem, klaproos, madelief, paardenbloem, wikke veldbloempje - madeliefje veldborstwering - glacis veldcypres - akkerzenegroen velddiefstal stroperij velddienst - voorpostendienst velddistel - akkervederdistel veldekster tapuit veldduiker - toppereend velderts - ijzeroer velderwt - kapucijner veldesdoorn - aak veldfles - bidon, flap(kan) veldfluit - herdersfluit, schalmei veldgeranium - bloedooievaarsbek veldgeschreeuw - wapenkreet veldgeschut - kanon veldgewas aardappel, bies, biet, knol, kool, kroot, peen, raap, veldvrucht, vlas, veldgezang bucolicum, herderslied veldgod faun, Pan, priapus, sater, satyr, Silvanus veldgras - grastapijt, struisgras veldgrond - heidegrond veldhaver - havergras, raaigras veldheer bevelhebber, generaal, krijgskundige, krijgsoverste, legeraanvoerder, maarschalk, strateeg veldheer van David - Urias veldheer van koning David - Joab veldheer van Thebe - Epaminondas veldheerskrijgskunde - strategie veldheerswetenschap - strategie veldheren van Alexander de Grote die na zijn dood bestuurders werden van zijn rijk diadochen veldhoen boshaan, boskip, fazant, korhoen, kwakkel, kwartel, patrijs veldhospitaal ambulance, barak, lazaret veldhut tabernakel veldjas - tuniek veldjebloem - madeliefje veldkamille - ossenoog veldkanon - falconet, valkenet, veldgeschut veldkas - krijgskas, oorlogskas veldkei - flint, koot, vlint veldkers - boerenkers, cardamine, koekoeksbloem, pinksterbloem, veldkruiskers veldkikker - heikikker veldkladde - veldduif veldklei - flint, vlint veldklokje - campanula veldknoflook - kraailook veldkomijn karwij veldkoorts - modderkoorts veldkornet - ritmeester veldkrop - veldsla veldkruiskers - boerenkers veldkijker - polemoscoop, verrekijker veldlakens - lakenvelds veldlatuw - veldsla veldlazaret - hospitaal, veldhospitaal veldleeuwerik - graspieper veldlegering - kantonnement veldlelie - akkerwinde veldlied - veldgezang veldlijn - uitgangslijn veld lijster - kramsvogel veldloop - cross veldmaagd - landmeisje veldmaarschalk - opperbevelhebber veldmuis - akkermuis, bosmuis, mof, woelmuis veldmunt - akkermunt veldmus - ringmus veldmuts - politiemuts veldoefening - manoeuvre veldontdekker - scout veldpad - landweg veldplant - herik veldpolitie - gendarme, marechaussee, veldwachter veldprediker - aalmoezenier veldpriester - aalmoezenier veldpijp - schalmei, veldfluit veldpolitie marechaussee veldprediker aalmoezenier veldral kwartelkoning veldranonkel - akkerboterbloem veldrat - waterrat, woelrat veldrit - terreinrit veldroos - bolderik, duinroos, egelantier, zonneroos veldruiker - veldboeket veldsaffraan driedistel veldsalade - veldsla veldschalmei - veldfluit veldschans citadel, lunet, redan, redoute, retranchement veldsering - pinksterbloem veldsermoen - veldpreek veldsla - valerianella, 6vettik veldslag - bataille, oorlog veldslak - akkeraardslak, tuinslak veldslang - falconet, serpentijn veldspaat - aluinaluminiumsilicaat veldspaathoudend gesteente (met glimmer en kwarts) - gneis veldspel - hardlopen, honkbal, speerwerpen veldspeler bij honkbal - binnenvelder, buitenvelder veldspin - hooiwagen veldsport - hockey, honkbal, korfbal, tennis, voetbal veldsteen - veldkei veldstoel - vouwstoel veldstuk - veldgeschut veldtabak - virginiatabak veldtafeltje - planket veldteken banier, blazoen, standaard, vaan, vaandel, vendel, wapenschild veldtent - krijgstent, legerhut, legertent veldjakker - kramsvogel veldtocht - campagne, krijgstocht veldtroep - veldleger veldtros - legertros veldtuig - oorlogstuig velduitrusting - veldtenue veldvermaak - uitspanning veldvlieger - veldduif veld voor golfsport - links veldvrucht aardappel, beet, beetwortel, biet, boon, erwt, knol, kool, kroot, mangelwortel, pee, peen, raap, radijs, ramenas, suikerbiet, veldgewas veldwacht - piket, rijkspolitie veldwachter boswachter, champetter, diender, gendarme, koddebeier veldwedstrijd - cross veldwerker bij het cricketspel - fielder veldworm - aardworm veldzand - bergzand veldziekenhuis ambulance, barak, hospitaal, hulppost, lazaret, veldhospitaal vele in getal - talrijk vele sprekende kleuren vertonend - kleurig vele wanluidende klanken - kakofonie velen dulden, mogen, toelaten, uitstaan, verdragen, verduren velerlei - multa, talrijk, velerhande velerlei zin hebbend - veelzinnig velg - buitenrand vel geprepareerd waspapier - stencil velkant - vellingkant velleïteit - aanvechting vellekant - afvlakken vellen doden, houwen, neerslaan, omhakken, omhouwen, omzagen, uitspreken, verslaan vellenkoper - huidenkoper vellenploter - zeemtouwer velletje blaadje, huidje, membraan, papierblad, pel, pelletje, schil, schilletje, vlies, vliesje velletje carbonpapier - blauwtje vellig - gescheurd, haveloos, vliesachtig velling - radkrans vellingskerf - kapsnede vellingssteen - putsteen vellum - perkament velo - fiets, rijwiel veloce - (muz.) snel, vlug velocimeter - snelheidsmeter vélocipède - fiets, rijwiel velocitas v., snelheid, vlugheid velodroom piste,wielerbaan veloeren - fluwelen velours fluweel, meubel pluche, trijp velours d’Utrecht - trijp velouté - fluweelachtigheid, fluweelpapier vel papier - blad, folio velte - akkererwt, rotsduif, steenduif, veldduif velter - jachthond velum - amict, ciborie, doek, gordijn, zeil Veluws dorp – 3 Ede, Epe 4 Ernst 5 Uddel, Wezep 6 Ermelo, Heerde, Loenen, Garderen, Putten, Roekel 7 Elspeet, Hierden, Otterlo, speulde, Vaassen, Veldwijk 8 Gardeen, Harskamp, Leuvenum, Lunteren, Nunspeet, Wolfheze 9 Westeneng 10 Hoogsoeren Veluws vliegveld Terlet Veluws zendstation Kootwijk Veluwse plas Uddelermeer Veluwse top - Imbosoh, Zypenberg Veluwse heuvel - Aardmansberg, Broodberg, Filipsberg, Galgenberg, Hilleberg, Imbosch, Langeberg, Liesberg, Postbank, Schalter, Tepelberg, Tonberg, Torenberg, Wezeperberg, Zijperberg vel van appels - schil vel van het lichaam - huid velvet, soort - fluweel, manchester velijn - perkament ven - heidemeer, meer(tje), plas, poel, veenland vena ader venaal - veil, verkoopbaar venaliteit omkoopbaarheid, veilheid venator - jager vendabel maken - exploiteren vendel - flard, lap, vaandel, vlag vendelen - slenteren, rondhangen, rondslingeren, wapperen vendelzwaaier - alferus, vendelier vendmiaire - wijnmaand vendetta - bloedwraak vendeuse - verkoopster, winkeljuffrouw vendu - veiling venduhuis - boelhuis vendumeester - stokhouder vendutie veiling, vendu, verkoping vene ader veneer - fineer veneerhout - fineerhout veneneus - vergiftig venenum - vergift venerabel achtbaar, eerbiedwaardig, vererenswaardig veneratie aanbidding, ontzag, verering venerisch - geslachtelijk venesectie - aderlating Venetiaans vaartuig galjas, gallas, gondel, gondola Venetiaanse bestuurder doge Venetiaanse bootsman - gondelier Venetiaans vaartuig - gondel, gondola veneur - jager veneus - aderlijk venezoen - vleespastei, wildbraad Venezolaanse haven Guanta, Maracaibo Venezolaanse hoofdstad - Caracas Venezolaanse staat of deel van - Anzoategui, Apure, Aragua, Barinas, Bolivar, Carabobo, Cojedes, Falcon, Guarico, Lara, Miranda, Merida, Monagas, Portoguesa, Sucre,Tachira, Trujillo, Yaracuy, Zulia Venezolaanse staatshoofdstad - Barcelona, Barinas, Barquisimeto, Caracas, Coro, Cumana, Guanare, Maracaibo, Maracay, Maturin, Merida, Trujillo, Tucupita, Valencia Venezolaanse rivier Orinoco Venezolaanse munt bolivar, centimomedio, real, Venezolaanse vlakte - llano venia (Lat.) inwilliging, vergiffenis, verlof, vrijstelling venia actatis - meerderjarigheidsverklaring venig - moerig, veenachtig venkel - dille, foeniculum, vennenkool venkelappel - anijsappel venkelhout - sassefras venkel, wilde - waterkervel venkers - veenbes venkool - bereklauw venkraai - visdiefje vennebloem - madeliefje venneboon - tuinboon vennoot co, compagnon, deel(genoot), deelhebber, firmant, maat, medefirmant vennootschap n.v.,compagnie, firma, handelsmaatschappij, (Duits) a.g., (Fr.) sa, (Eng.) Ltd vennootschap voor koophandel - fa, firma, huis vennootschap voor scheepvaart - rederij vennootschapsvorm - firma ven of plas - meer venster blaffetuur, fenestre, kozijn, lichterik, raam, ruit venpluim - zegge venpluis - veenpluis, wollegras vensterblind - binnenblind, buitenblind, rolluik, vensterluik vensterboog - ogief, spitsboog vensterglas raam, ruit vensterhor - chassimet vensterkap - markies vensterluik - blinde, fenteneel, rolluik venstermuziek - aubade, serenade vensterrol - tochtrol vensterscherm - markies, store vensterspiegeltje - spion vensterspijl - stang, tralie venstertje - guichet, raampje venstertje in de wand van het kerkkoor - hagioscoop vent - echtgenoot, gabber, gast, gezel, gozer, individu, kameraad, kerel, knakker, knul, kwant, man, snaak, snuiter, sujet, venta - verkoop, wegherberg vente - aftrek, koopwaar, verkoping, vertier venten - leuren, parlevinken, regratteren, verkopen venter - handelaar, handelsman, kramer, koopman, leurder, marskramer, snorder, standwerker, straathandelaar venter in aal - aalboer venter te water - kadraaier, parlevinker ventiel - inlaat, luchtinlaat, luchtklep, piston ventielhuis - klapkast ventilateur - ventilator, waaier ventilatie aeratie, luchting, luchtverversing ventilator - afzuigkap, exhaustor, fan, luchtreiniger, luchtzuiger, waaier ventôse - wijnmaand ventjager - marskramer ventje - baasje, dreumes, joch, kereltje,mannetje vent of kerel - jongen, knul ventriculogram - röntgenfoto ventrikel orgaanholte ventriloquist - buikspreker vent van niks - lummel, slappeling venus - Aphrodite, avondster, morgenster, tabaksoort, varensoort venusbekken - kaardebol, kaardedistel venusbloem - handekenskruid venushaar - adiantum, haarmos venusschoentje - cypripedium venuskwaal - geslachtsziekte, venusziekte venusmandje - glasspons venusspiegel - specularia, spiegelklokje venuswagen - monnikskap venijn - gif, laster, smet, vergif venijnboom - taxus venijnig - arglistig, bijtend, bits, boosaardig, fel, gemeen, gemeenheid, giftig, kwaadaardig, lasterend, pinnig, scherp, serpentig, snar, stekelig, venijnigheid, vergiftig, vinnig, virulent, ver afgelegen, afstand, gevorderd, tele, uitgestrekt, verwijderd veraarden ontaarden, verbasteren verabuseren - dwalen, vergissen, verontschuldigen veracht - dedaigneusgeminacht, versmaad verachtelijk abject, beroerd, dedaigneus, ellendig, gemeen, inferieur, laag, lamlendig, min, minderwaardig, miserabel, onwaardig, schandelijk, verfoeilijk, verworpen, verachtelijk en min - laag verachtelijk mens ellendeling, fielt, kataas, ploert, schurk verachtelijk persoon fluim verachtelijke spijs - kataas verachten - bejegenen, despecteren, geringschatten, minachten, misprijzen, trotseren, verfoeien, verkleinen, verlagen, vernederen, versmaden, verstoten verachting - contemptie, hoon veraciteit - oprechtheid, waarheidsliefde verademen - opluchten, trotseren verademing opluchting, respiratie, rust, verkwikking, verlichting, vertroosting veraf - onna verafgoden - aanbidden verafschuwen - abhorreren, adhorreren, detesteren, haten, verfoeien, walgen veralgemenen generaliseren veralgemening algemeenmaking, generalisatie veranda - balkon, loggia, serre, waranda veranderd gewijzigd veranderen - aanbrengen, aflossen, afwisselen, altereren, amenderen, changeren, corrigeren, herleiden, hervormen, herzien, omslaan, kenteren, modificeren, mutare (muz.), muteren, omturnen, overgaan, plaatsen, toevoegen, variëren, verkeren, vermaken, verplaatsen, verruilen, verschaffen, verwisselen, wijzigen, wisselen veranderen in een tekst - amenderen veranderen van wind - krimpen, ruimen, schavilen, schralen verandering afwisseling, alteratie, alternatie, alternatief, amendering, beurtwisseling, changement, commutatie, conversie, correctiem, draai, fase, hervorming, herziening, keer, kentering, metamorfose, modificatie, mutatie, omkeer, ommekeer, ommezwaai, omschakeling, omschepping, omslag, overgang, peripetie, permutatie, phase, revolutie, soelaas, transformatie, transmutatie, variant, variatie, vervorming, verwisseling, wending, wissel(ing), wijziging verandering in de kerk - kerkhervorming verandering ten kwade - perversie verandering van de koers - koersschommeling verandering van ligging discolatie verandering van wind - draaien, krimpen, ruimen veranderingsleer - metabletica veranderlijk - afwisselend, alterabel, balsturig, beurtelings, bijster, commutabel, frivool, grillig, inconstant, inegaal, kameleontisch, labiel, lichtvaardig, los, luimig, mobiel, mutabel, onbestendig, oneffen, ongedurig, ongelijk, ongestadig, onstabiel, onstandvastig, onvast, onwis, onzeker, temporair, transmutabel, twijfelmoedig, variabel, vergankelijk, versatiel, wankel, weifelend, wispelturig, wisselbaar, wisselvallig, wuft veranderlijk van vorm pleomorf, veelvormig veranderlijke ster - mira veranderlijkheid - ommekeer, inconstantie, mutabiliteit, onbestendigheid, transmutabiliteit, variabiliteit, volatlllteit veranderingsleer metabletica verankeren - vastleggen verantwoord - gefundeerd, weloverwogen verantwoordelijk - aansprakelijk, aanspreekbaar, comptabel, excusabel, justitiabel, responsabel verantwoordelijk voor eigen daden - toerekenbaar verantwoordelijke kassier - rendant verantwoordelijkheid - obligo, responsabiliteit verantwoordelijkheid in rechte - aansprakelijkheid verantwoorden - rechtvaardigen verantwoording aansprakelijkheid, justificatie, rekenschap, rechtvaardiging, responsabiliteit, responsie, verantwoordelijkheid verarbeiden - verwerken verarmd - kaal verarmen - verpauperen verarmoed - armoedig, haveloos, vervallen verassen - cremeren, verbranden verassing - crematie, lijkverbranding, verbranding verassureren - verzekeren veratrum - nieskruid verbaal - bekeuring, mondeling, voorlopig, werkwoordelijk woordelijk verbaasd - bevreemd, onthutst, paf, perplex, sprakeloos, stomverbaasd, stupefait, verbluft, verrast, versteld, verstomd, verwonderd verbaasd doen staan - epateren verbaasdheid - verbazing, verwondering verbabbelen - verspillen verbakken - overbakken verbale communicatie - praten, spreken, telefoneren verbalemonden - verslonzen verbaliseren - bekeuren verbalisme - woordenkraam verbaliter - woordelijk verbambocheren - verboemelen, verbrassen verband bandage, betrekking, charpie, coherentie, compres, doekverband, draad, engagement, kompres, liaison, ligament, ligatuur, nexus, omslag, omwinding, pleister, pluksel, relatie, samenhang, spalk, verbinding, verbintenis, verhouding, windsel, zwachtel verband doekverband, mitella, zwachtel verbandbrief - schuldbrief verband houdende met de verstoring in de ligging van de aardlagen - tectonisch verband leggen - verbinden verband van twee of meer squadrond - flottielje verbandleer - desmologie, desmurgie, verbandmiddel - gaas, pleister, zwachtel verbandschrift - tegenbrief verbanneling - banneling verbannen - bannen, proscriberen, verdrijven, verjagen verbannen persoon - banneling verbanning ballingsoord, ballingschap, ban, deportatie exileren,, exil, proscriptie, relegatie, relegeren, uitwijzing
verbanningsoord - Elba, exil, bagno, Duivelseiland verbanningsoord van Johannes - Pathmos verbasterd - ontaard verbasterd van sacristie - krachtterm, sapperloot verbasterde vorm van heilbot - ijlbot verbasterderen - verbasteren verbasteren bederven, degeneratie, degenereren, denatureren, namaken, veraarden, ontaarden verbastering decadentie, degeneratie, denaturalisatie ontaarding, veraarding verbastering der goede zeden - zedenbederf verbastering van een dorsvis - polak verbazen - bevreemden, epateren, overbluffen, overdonderen, overrompelen, verwonderen verbazend - bevreemding, faneus, opzien, prodigieus, surprise, verbaasdheid, verbluffend, verwondering, (ver)wonderlijk, wonderbaarlijk verbazing bevreemding, opzien, surprise, verwondering verbazingwekkend fenomenaal, miraculeus, opzienbarend, phaenominaal, piramidaal, prodigieus, wonderbaarlijk, verwonderlijk, wonderdadig, wonderdoend, verbeelden denken, dromen, fantaseren, indenken, kwansuis, kwanswijs, menen, representeren schijnbaar, uitbeelden, voorstellen, wanen verbeelding fantasie, feeling, hersenschim, imaginatie, inbeelding, kapsones, sentiment, tast, tastzin, trots, verbeeldingskracht, verwaandheid, waan, zin, verbeelding/bestaande in... ingebeeld verbeeldingskracht fantasie, imaginatie verbeeldingsvermogen - voorstellingsvermogen verbeeldsel - voorstelling verbeestelijken - verdierlijken verbei - afwachting, voorlopig verbeiden afwachten, toeven, wachten, verwachten ver beneden de oppervlakte - diep verbena - reukwater, ijzerkruid, verbenacee - ijzerhard verbening - ossificatie verbergen - achterhouden, cacheren, dekken, kroppen, maskeren, onttrekken, verbloemen, verduisteren, verhelen, verhullen, vermommen, versteken, verstoken, verstoppen, wegstoppen, verzwijgen verbergend - cryptisch, heimelijk, stiekem, verborgen verbergplaats - schuilhoek verbeten fel, gespannen, hardnekkig, heftig, ingehouden, opgekropt, verbitterd, verduwd, verkropt, vinnig verbetenheid felheid verbeteraar - corrector, reformist verbeteraar van de telegraaf Morse verbeterblaadje - tectuur verbeterd esperanto ido verbeterde verandering - hervorming, restauratie verbeterde wereldtaal - Ido verbeteren - amelioreren, amenderen, beschaven, bijwerken, corrigeren, emenderen, goedmaken, herstellen, hervormen, herzien, likken, louteren, melioreren, omvormen, opknappen, opleven, rechtzetten, rectificeren, reformeren, renoveren, repareren, retoucheren, saneren, storneren, verdelen, verfraaien, verhelpen, verstellen, vervangen, wijzigen, zuiveren verbeteren van bedorven plaatsen - emenderen verbeteren van een boekhoudkundige fout - storneren verbetering amelioratie, beterschap, correctie, emendatie, genezing, herstel, hervorming, herziening, melioratie, perfectionering, rechtzetting, rectificatie, redres, reform, reformatie, reforme, restauratie, storno, verstel verbetering van bedorven lezingen - emendatie verbetering van een fout in de boekhouding - storneren, storno verbeteringen aanbrengen - emenderen verbeteringshuis - tuchthuis verbeurdverklaring confiscatie, inbeslagneming, neming verbeuren - kwijtraken, verliezen, verspelen, vertillen, verzetten verbeurten - aflossen verbeus - breed, omslachtig, woordenrijk, woordrijk, wijdlopend, wijdlopig verbeuzelen - verdoen, verklungelen, verknoeien, verspillen verbiage - gewauwel, woordenvloed verbidden - ompraten, vermurwen verbiedelijk - gezeglijk verbieden - inhiberen, interdiceren, ontzeggen, prohiberen, verbod, weigeren verbieden de kazerne te verlaten - consigneren verbiedend - prohibitief verbinden - aaneenknopen, aaneenvoegen, aanknopen, aanhechten, alliëren, boeien, coaiiseren, combineren, conjureren, copuleren, engageren, hechten, herenigen, knopen, koppelen, lassen, legeren, lieren, ligeren, lijmen, raccorderen, rijgen, samenbinden, samenbrengen, samensnoeren, samenstellen samenvoegen, schakelen, strengelen, vastknopen, vastmaken, verenigen, vergelden, vermengen, vinculeren, zwachtelen verbindend copulatief, obligatorisch, subjunctief, synthetisch, geldend, obligatoir, verplicht, verplichtend verbinding - aaneensluiting, aaneenvoeging, alliantie, amalgaan, associatie, band, brug, combinatie, communicatie, conjunctie, connectie, contact, contextuur, copulatie, deligatie, junctuur, kennis, konnektie, koppeling, las, lijn, motief, naad, onderwerp, rapport, relatie, samenhang, samenvoeging, thema, verbond, vereniging, voeg, zwachteling, weg
verbinding in kleding - naad verbinding met water - hydraat verbinding met zuurstof - base, oxyde verbinding met zwavel sulfuratie, zwaveling verbinding over water - brug verbinding tussen twee oevers - brug, ferry, pont, tunnel, veer verbinding tussen twee wielen as verbinding van boor met een metaal - boride verbinding van boor met waterstof - boraan verbinding van bromium bromide verbinding van een zuur met alcohol ester verbinding van koolstof met een metaal carbid verbinding van olie met water - emulsie verbinding van stenen - voeg verbinding van twee stukken goed - naad verbinding van zwavel met metaal - blende verbindingen versmallen - menageren verbinding, samenstelling van verschillende elementen - synt(h)ese verbindingsbalk - kesp verbindingsbalk op heipalen - kesp verbindings buizen - fitting, rippel verbindingsdraad - lijn verbindingsgreep - klamp, strip verbindingshaakje - accolade, strik verbindingshout van heipaal - kesp verbindingsklos - draagbalk verbindingsknie - buikstuk, zitter verbindingskram - dook verbindingslat - klamp, tengel verbindingslijn van plaatsen met eenzelfde barometerstand isobaar verbindingslijn van plaatsen met dezelfde magnetische kracht - isodynaam verbindingslijn van plaatsen met een zelfde taalverschijnsel isoglosse verbindingslijn van plaatsen met een zelfde warmtegraad - isotherm verbindingsman - tussenpersoon verbindingsmiddel associatie, band,brug, communicatie, draad, gesp, hangbrug, klamp, las, lijn, naad, nietje, nippel, paperclip, pont, radio, seintoestel, spoorbrug, spijker, stang, synthese, telefoon, telegraaf, televisie, touw, veer, voeg, zender verbindingsneiging - affiniteit verbindingspen - nippel verbindingsplaat - console verbindingsschakel es, link verbindingsspijl tussen naaf en velg - spaak verbindingsstang - dissel verbindingsstrook - strip verbindingsstuk gesp, haak, klamp, klem, koppeling, las, link, naad, schakel, spalk, strip, voeg verbindingsstuk tussen pedaal en trapas - crank verbindingsstuk van 2 buizen - nippel verbindingstafel - schakelbord verbindingsteken - divisie, koppelteken verbindingswoord als, daar, dat, doordat, en, maar, of, omdat, voegwoord, want verbindsel van de grote en kleine hersens - steel verbindt twee etages - elevator, roltrap, trap, lift verbindt twee wielen - as verbintenis - akkoord, alliantie, band, belofte, cartel, compromis, contract, echt, echtverbintenis, engagement, huwelijk, lega, liaison, liga, obli(ati)o, obligatie, obligo, overeenkomst, pact, relatie, samenhang, unie, verband, verbond, verdrag, verhouding, verloving, verplichting verbintenis inzake geldelijke verplichtingen - obligo verbintenis, partij in een - accept, crediteur, debiteur, schuldeiser, schuldenaar verbintenis van twee gedachten - maar verbitterd - fel, gebeten, gegriefd, geïrriteerd, grimmig, haatvol, heftig, keihard, verbeten, verstoord, woedend, wrevelig, wrokkend verbitteren - envenimeren, ergeren, inflammeren, irriteren, vergallen, vergrammen, verzuren, verbittering - gramheid, haat, ulceratie, wrok verbleekt - vaal verbleken - decoloreren, etioleren, ontkleuren, tanen, verflauwen, verkleuren, verschieten, vervagen, verzwakken verblikken - verbleken verblinden - begoochelen, eblouisseren, fascineren, misleiden, verbluffen verblindheid - begoocheling, waan verblinding - dwaalzin, fascinatie verblinken - uitdoven, verbloeien, verwelken verbloemd - bedekt, figuurlijk verbloemen - bewimpelen, vergoelijken, vermommen verbloemend - eufemistisch verbloeming - bewimpeling verbluffen - eblouisseren, epateren, verbazen, verblinden verbluffend - eclatant, opzienbarend, verbazend, verwonderlijk verbluffing - verbazing verbluft - confuus, onthutst, paf, perplex, verbaasd, verbijsterd, verslagen verbluft doen staan - epateren verbluft maken - consterneren verblijd - blij, opgetogen, opgewekt, verheugd, vreugdevol, vreugdig, vrolijk verblijden - blijmaken, plezieren, verheugen, verrassen verblijdend - goed, heuglijk, verheugend verblijf adres, bivak, camping, domicilie, hotel, huis, hut, intrek, kamp, logement, motel, onderdak, onderkomen, oponthoud, pension, residentie, sejour, standplaats, tehuis, tent, verwijl, werkplaats, woning, woonplaats, zetel, verblijf buiten - villegiatuur verblijf houden domiciliëren, liggen, logeren, resideren, verblijven, wonen verblijf of logement - hotel verblijf van dieren - dierentuin, hok, kennel, kooi, kot, nest, ren, stal verblijfplaats der goddelozen - Gehenna verblijfplaats der muzen - Helikon, Parnassus, Pindus, zangberg verblijfplaats van Apollo - Heiicon, Parnassus verblijfplaats van de doden - aaru, aralu, dar, graf, hades, hel, hemel, hunebed, orcus, purgatorium, pyramide, sheol, vagevuur, verblijfplaats van de duiven - til
verblijf van een konijn - hol verblijf van de goden Asgard, empyreum, Hemel, Olympus verblijf van hoenders - ren verblijf van interne kinderen - alumnaat verblijf van kinderen box verblijf van kippen hok, ren, verblijf van rovers - rovershol verblijf van scheepsbemanning – foksel verblijf van soldaten - kazerne verblijf van varkens – hok, kot verblijf van vee stal verblijf van vogel hok, horst, kooi, nest, ren, til, volière verblijf van de leenheren manoir verblijf van de Noorse goden Asgard verblijfplaats - adres, cel, nest, onderkomen, tent, woonhuis verblijfplaats der doden (Germ.) - Niflheim verblijfplaats der goden - Asgaard, Olympus verblijfplaats van Apollo - Helicon, Parnassus verblijfplaats van de doden - hel, hemel verblijfplaats van de goden - asgard, asgarth, asgardhr, empyreum, meru, Olympus verblijfplaats van de muzen Helikon, Parnassus, Zangberg verblijfplaats van dieren dierentuin, duivenhok, duiventil, hoenderhok, hok, hol, koestal, kot, leger, menagerie, nest, paardestal, ren, stal, til, varkenshok, varkenskot, varkensstal, veestal, volière, wei, weide, zoo verblijfplaats van koeien stal, wei verblijfplaats van konijn hol verblijfplaats van rovers rovershol verblijfplaats van soldaten kazerne, bunker verblijfplaats van varkens hok, kot verblijfplaats van vee - stal verblijfplaats van vogels kooi, nest, ren, til, volière verblijfplaats voor automobilisten - motel verblijfsbiljet - permis, permit verblijfskosten - sejour verblijven logeren, ophouden, toeven, vertoeven, wonen verblind – misleid verblinden – misleiden verbloemd – bedekt, opgesierd, opgesmukt, verholen, verkapt verbloemen – bedekken, maskeren, opsieren, opsmukken, verbergen, verfraaien, vergoelijken, vermommen, verschonen verbloemend eufemistisch verbluffend – eclatant, ongelooflijk, verbazend verbluft paf, onthutst, perplex, verbaasd, verbijsterd, verpaft, verslagen, versteld, verbod - ban, bevel, interdict(ie), np, ontzegging, prohibitie, prohibitle, taboe, tabu, veto, weigering verbod om iets in te voeren invoerverbod verboden - angker, besmet, boejoet, gesloten, illegaliteit, illiciet, ongeoorloofd, ontzegd, pamali, pantang, pemali, poto, taboe, tabu, treife verboden handeling - vergrijp verboden spijs - treef verboden zender - piraat verboemelen - opmaken, verbamboheren, verbrassen verbogen - krom verbogen lidwoord den, der, des, eens, ene, ener verbolgen arg, boos, gebelgd, gebeten, gram(storig), kwaad, onstuimig, toornig, vergramd, verstoord verbolgenheid - gramschap, toorn verbond akkoord, alliantie, associatie, band, bond, bondgenootschap, coalitie, college, compagnie, confederatie, congregatie, conspiratie, contract, conventie, coöperatie, edict,entente, federatie, genootschap, gilde, lega, lique, liga, ligne, ligua, nato, navo, orde, overeenkomst, pact, pactum, partij, syndicaat, tolunie, tractaat, trust, unie, unitas, vakvereniging, vennootschap, verbintenis, verdrag, vereniging verbond van communistische landen - komintern verbonden aaneen, aaneengeschakeld, connex, een, geallieerd, gehecht, gelast, gelieerd, juncto, solidair, verenigd, vergelijk verbondenen - geallieerden verbondenheid affiniteit, alliantie, inh(a)erentie, liaison, solidariteit, sympathie, trouw, verwantschap verbondsbeker - avondmaalsbeker, miskelk verbondskist - ark verbondsmaal - avondmaal verbondsoffer - misoffer verborgen achterbaks, apocrief, bedekt, clandestien, cryptisch, duister, geheim, geheimzinnig, gemaskeerd, heimelijk, larvatus, latent, mystiek, occult, onzichtbaar, potentieel, raadselachtig, schuil, stiekem, verbloemd, verdekt, verholen, vermomd, verscholen, verstoken, verstolen, verstopt, weggestopt verborgen (med.) - adelomorf verborgen feit - geheim verborgenheid geheim, mysterie verborgen ruimte - gat verborgen schans - reduit verborgen spaarduitjes - magot verborgen spelonk - krocht verborgenheid - geheim, geheimenis, mysterie, obscuriteit, steelsheid verborgenst - bestaand, dicht, diepst, heimelijk, innig verbositeit - woordenrijkdom, wijdlopigheid verbouw cultuur, kweek, teelt verbouwen - aanbouwen, bouwwijziging, cultiveren, herbouwen, kweken, planten, produceren, telen, vertimmeren verbouwer kweker, planter, teler verbouweratie - verbouwereerdheid verbouwereerd - beduusd, ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, paf, verbaasd, verlegen, versteld, verward, verwezen verbrabbelen - verknoeien, verwarren verbrakking - verzilting verbrand - geblakerd, roosteren verbrand linnen - tintel, tondel verbrande turf as verbranden cremeren, oxideren, schroeien, stoken, verassen, zengen verbranden van een lijk - cremeren verbranding - crematie, combustie, oxydatie, verassing verbranding (rituele) van welriekende stoffen - reukoffer verbrandingsproduct (pot)as, roet, rook, sintel verbrandingsrest - as, sintel verbrandingsresten (dichterlijk) - asse verbrandingsverschijnsel - rook, vlam, vuur verbrassen opmaken, verboemelen, verkwisten, verspillen verbrasser - verkwister verbreden - verruimen verbreid - verspreid verbreiden - divulgeren, promulgeren, uitdragen, uitzaaien verbreiding - disseminatie, promulgatie, uitspreiding, verspreiding verbreiding van kwaadaardige gezwellen in het lichaam - metastase verbreidingsgebied - areaal verbreken - beschadigen, doordrijven, dwingen, forceren, herroepen, kapotmaken, kwetsen, misvormen, opzeggen, overtreden, rescissie, scheiden, schenden, stukmaken, uithalen, uitschelden, verbrijzelen, vernietigen, verstoren, verwoesten verbreken van een plechtige belofte - eedbreuk verbrekend - tryptisch verbreking - breuk, cassatie, scheiding verbreking van een overeenkomst - contractbreuk verbroddelen - bederven, verknoeien verbroederen - fraterniseren verbroedering broederschap, eensgezindheid, fraternité verbroken - uitgemaakt verbroken verkering - uit verbrokkeld stuk brood - kruim verbrokkelen - breken, extingeren, fijnmaken, fijnmalen, morceleren, stukmaken, verdelen verbrokkeling desintegratie, dismembratie, splitsing, verstrooiing verbruggen - verkopen verbruid - akelig, beroerd, drommels, erg, gemeen, lelijk, slecht, verdord, verknoeid, zeer verbruien - bederven, verkerven,verknallen, verknoeien, verknollen, vertikken verbruik - consumatie, consumptie, verorbering, vertering verbruiken - consumeren, opeten, opmaken, opteren, verteren verbruiker - afnemer, consument, verteerder verbruikersbond - consumentenbond verbruikleen - mutuum verbruiksbelasting - accijns, BTW (betaling toegevoegde waarde), inpost verbruik van goederen - consumptie verbrijzelend - fijnmakend, tryptisch, vergruizelend, vermorzelend, verpletterend verbrijzelde natuursteen - steenslag verbrijzelde steen - gruis verbrijzelen - breken, fijnstampen, knappen, kraken, mortelen, pletten, verbrokkelen, vergruizen, verkruimelen, vermorzelen, verpletteren verbrijzeling - trypsis verbrijzeling van blaasstenen - lithotripsie verbuigen - declineren, flecteren, inflecteren, ombuigen, verdraaien, vervoegen verbuiging - declinatie, flexie,vervoeging verbuigingsrij van een woord - paradigma, voorbeeldwoord verbuisd - afgemat, ontdaan verbum (werk)woord verbijsterd - ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, paf, perplex, radeloos, sprakeloos, verbluft, verbaasd, verschrikt, verstomd, verward verbijsteren - ontzetten verbijsterend - overweldigend verbijstering - consternatie, embarras, ontreddering, ontsteltenis, perplexiteit, stupefactio, verlegenheid, verstomming, verwarring, verbijten - doodbijten, doorstaan, onderdrukken, verkroppen verbijzondering - specialisatie verchristelijking - kerstening vercommercialiseren - verzakelijken vercijferen - verrekenen vercijnzen - verpachten verdacht apocrief, equivoque, louche, onguur, suspect verdachte - aangeklaagde, arrestant, beklaagde verdachten hekje - balie verdachtmaking insinuatie verdagen afdrijven, afgelasten, ajourneren, opschorten, opschuiven, opspringen, prorogeren, uitstellen, verschuiven verdagen van een zitting - afgelasten, uitstellen verdagend - prorogatief, verlengend, vertragend verdaging - ajournement, ampliatie, procrastinatie, prorogatie, reces, uitstel, verschuiving verdaging tot de volgende dag - procrastinatie verdaging van een rechtsgeding - ampliatie verdaging van een vergadering - reces verdaging van een zitting - reces verdaling - vergissing verdampen - evaporeren, vaporiseren, verdrijven, verteren verdamping evaporatie, evaporisatie, transpiratie, uitademing, uitwaseming, verdampingsmeter atmidometer, atmometer, evaporimeter verdampingstoestel - evaporator verdampingswerktuig - spuitbus, vaporisator verdamppan - uitdamppan verdedigbaar - houdbaar, soutenabel, tenabel verdedigen - afhouden, afweren, bepleiten, beschermen, beveiligen, beweren, defenderen, hoeden, optreden, pleiten, souteneren, verontschuldigen, verweren, verzetten, voorspreken, voorstaan, weerleggen, weren verdedigend defensief verdediger - achterspeler, advocaat, advokaat, afweerder, apologeet, back, beschermer, defensor, kampvechter, pleiter, prosecutor voorspraak verdediger van het christendom - apologeet verdediger van Lodewijk XVI - Malesherbes verdediging abologie, afweer, bescherming, defensie, patrocinatie, responsie, tegenstand, verweer, voorspraak verdedigingsgeschrift - manifest verdedigingsmiddel - angel, fort, gracht, harnas, hinderlaag, hindernis, landmijn, muur, omheining, sabel, schans, stelling, sterkte, stok, valkuil, wal, wapen, zeemijn verdedigingsmiddel van sommige dieren - angel, klauw verdedigingsorganisatie - ZOAVO, NATO verdedigingsplaats - bastion, bunker, burcht, schans, vesting, wagenburg verdedigingsrede - apologie, pleidooi, repliek verdedigingsschans - ravelijn, voorschans verdedigingswal - epaulement verdedigingswapen - geweer, revolver verdedigingswerk bastion, bolwerk, borstwering, bunker, burcht, fort, munitie, schans, versterking, vesting, wal verdeelbord - schakelbord verdeeld - divide, onenig, tweedrachtig verdeeld in strofen strofisch verdeeld terrein - kavel verdeeldheid onenigheid, ruzie, schisma, tweedracht, twist verdeeldoos - contactdoos verdeelpand - kanaalpand verdeelschuif - stoomschuif verdeelstoel (text.) - rekbank verdeeltoestel - sorteermachine verdeelwiel - verdeelschijf verdeemoedigen - ootmoedigen verdekke - basterdvloek verdeks - bliksems verdekt - stiekem, verborgen, onzichtbaar, verstopt verdekte opstelling hinderlaag verdelen disjungeren, distribueren, divideren, doseren, houwen, indelen, kavelen, omslaan, partageren, parten, reparteren, scheiden, separeren, splitsen, trimmen, uitdelen, uiteengaan, uithalen, verbrokkelen verdelen op verschillende plaatsen - spreiding verdelend revulsief verdelgen doden, extermineren, extingeren, extirperen, liquideren, uitmoorden, uitroeien, verdoen, vernielen, vernietigen, verwoesten verdelging exterminatie, reces, uitdelging, uitroeiing, uitstel, uitwieding, vernietiging, verwoesting verdelgingsmiddel - bombardement, D.D.T.,muizentarwe, rattenkruid, rodent verdeling departitie, distributie, dosering, halvering, kaveling, partage, partitie, rantsoenering, repartitie, scheiding, splitsing, uitdeling, (ver)spreiding verdeling in drieën - tripartitie, trisectie verdeling in graden graduatie verdeling in twee delen - ditomie, halveren verdeling in vakken - vakverdeling verdeling naar zekere verhouding - omslag, rato, repartitie verdeling van zeeschade - averijregeling, dispache verdemelen - platdrukken, ruïneren, vernielen verdenken - aankijken, soupponneren suspiciëren, vermoeden, wantrouwen verdenking achterdocht, argwaan, ergdenking, inbeelding, mistrouwen, ombrage, presumptie, suspicie, twijfel, vermoeden, wantrouwen verder - buitendien, daarna, later,meer, nog, overig, vervolgens, voort, vooruit verder gaan - doorgaan verder in tijd - erna, later, naderhand, straks verder leiden - relayeren verder varen opstomen verderf bederf, ondergang, ongeluk, perdltie (r.k.), pest, pestilentie, renewatie (Z.N.), val, verdoemenis, zonde verderfelijk fataal, fnuikend, funest, gevaarlijk, heilloos, kwaadaardig, nadelig, nefast, noodlottig, pernicieus, pestilent, verpestend, rampzalig, ruïneus, schadelijk, slecht verderfelijke stad Sodom, Gomorra verderfenis ondergang, verdoemenis verderven - bederven, ondergraven, ondermijnen, onecht, ontaarden, romanesk, slopen, vernietigen, verzwakken verdicht – denkbeeldig, fictief, gefingeerd, gelogen, mythisch, vals, verzonnen verdicht dierenverhaal fabel, sprookje verdicht verhaal fabel, novelle, roman verdichte zuurstof ozon verdichten bedenken, condenseren, fingeren, samenpakken, uitdenken, verzinnen verdichting - compressie, condensatie, fabel, fictie, inventie, pycnosis, verdikking, verzinsel, vinding verdichting van waterdamp - mist, wolk verdichtsel fabel, fictie, leugen, verhaal, vertelsel, verzinsel verdict beslissing, uitspraak, vonnis verdienen - meriteren, toekomen, verwerven, winnen verdienend bekeken te worden - bezienswaardig verdiensten gage, honorarium, inkomen, jaarloon, jaarwedde, lof, loon, maandloon, merite(s), opbrengst, salaris, traktement, uitwerken, verdienstelijkheid, waarde, wedde, winst verdiensten per tijdvak uurloon verdienstelijk - behoorlijk, lofwaardig, meritoir, prijzenswaardig, redelij verdienstelijkheid - merite verdiepen - approfonderen, uitdiepen verdieping - etage, gelijkvloers, parterre, souterrain, statie, woonlaag verdieping boven een kruisgewelf - lies verdiepingen lagen verdiepschaaf - grondschaaf verdiept in gedachten - abstract, afgetrokken, verstrooid verdiept snij- of beeldhouwwerk - intaglio, reliëf verdiepte graat - lies verdierlijken animaliseren verdikken - concentreren, klonteren, stollen, stremmen, zwellen verdikking blaar, bult, gezwel, knobbel, krop, nop, prop, puist, stolling verdikking bij paarden - hazehak verdikking in weefsel nop verdikking tussen de geledingen van een halm - halmknoop, knoop verdikking van de huid - eelt, knobbel verdikking van vet - stolling verdikt sap gelei, jus, saus verdukte vetdelen van melk - boter, kaas verdisconteren opnemen,verwerken verdobbelen - vergokken, verspelen verdoeken van oude schilderijen - rentoileren verdoemd anathema, gedoemd, gestraft, vervloekt, vloekwaardig verdoemdenplaats Gehenna, hel verdoemen reprouveren, verketteren, veroordelen, vervloeken, verwensen verdoemenis damnatie, hel, ondergang, perditie, verderf, verderfenis, vervloeking verdoemenswaard vervloekt, verwenst verdoeming anathema, banvloek, hel verdoen doorbrengen, opmaken, verbruiken, verdelgen, verknoeien, verkwisten, verspillen verdoezelen bedekken, bemantelen, omsluieren, verbloemen, verhelen, vervagen verdoken - verborgen, verhelen, verstopt, vervagen verdolen (ver)dwalen, vergissen, zwerven verdoling afdwaling verdolven overstroomd, verdronken verdomd - deksels, duivels, erg, hemeen, heus, vervloekt verdonkeremanen - escamonteren, ontfutselen, ontvreemden, stelen, verdoezelen, verduisteren, wegfutselen, wegnemen verdonkeren - verduisteren verdoofd - bedwelmd, beveneld, bewusteloos, dizzy, duf, gevoelloos, ongevoelig, suf, versuft, verzwakt verdoold - verdwaald verdord - droog, uitgedroogd, verlept, verwelkt verdorde, doorgeschoten grashalm - teil verdorren - uitdrogen, uitgedroogd, verdrogen, verdroogd, verleppen, verwelken, verwelkt verdorven corrupt, duf, eervergeten, gemeen, muf, ontaard, onzedelijk, perifide, pervers, slecht, slodderig, sneed, verbasterd, verwilderd, vicieus, vies, vochtig, vuns, zedeloos, zondig verdorven stad in Palestina Gomorra, Sodom verdorvenheid corruptie, depravatie, perversie, ondeugd, onkuisheid, ontaarding, zedenbederf, zedeloosheid verdoven narcotiseren verdovend middel adaline, bang, dope, drug, gandja, hasjiesj, hennep, khan, kif, L.S.D., marihuana, morfine, narcoticum, opium, pot, pijnstiller, stuff, tea, weed, verdovend sap heulsap, maankop, opium verdovende lucht - ether verdovende middelen toedienen aan sportlieden - doping verdovende plant in Zuid Europa - alruin verdoving an(a)esthesie, analgie, doping, gevoelloosheid, lethargie, narcose, roes, sopor, torpiditeit verdoving van pijngevoel - an(a)esthesie, narcose verdovingsmiddel aconitine, (a)ether, atropine, avertine, chloorethyl, chloroform, cocaïne, cotine, dope, drug, ether, heroïne, lachgas, L.S.D., marihuana, mescaline, morfine, narcoticum, narcotine, opium, papaverine, speed, stuff verdovingsmiddelen narcotica verdraagbaar - dragelijk, duldbaar, verplaatsbaar verdraaglijk - duldbaar, redelijk, supportabel verdraagzaam - duldzaam, geduldig, inschikkelijk, lankmoedig, lijdzaam, meegaand, toegeeflijk, tolerant, vreedzaam, welwillend verdraagzaamheid - tegenstand, tolerantie verdraaid - dol, lam, misvormd, vervloekt, wanstaltig verdraaien detorqueren, distorqueren, omdraaien, omketren, perveteren, vertikken, verdraaien, vervalsen, verwringen, weigeren, verdraaiing contorsie, distorsie, vertekening, vervorming, verwringing verdrag akkoord, bestand, bond, concordaat, contract, convenant, conventie, edict, entente, overeenkomst, pact, pactum, traktaat, verbond, vergelijk, verdrag sluiten - overeenkomst verdrag tot overgave capitulatie verdrag tussen land en paus concordaat verdrag tussen twee volken - traktaat verdragen belopen, doorstaan, dulden, duren, gedogen, luchten,lijden, ondergaan, ondervinden, supporteren, tappen, toelaten, toestaan, tolereren, uithouden, uitstaan, velen, verduren, vergunnen, verteren verdragend - lijdelijk, lijdend, lijdzaam, passief verdragsluiter - contractant verdragsorganisatie NATO, EEG, ZOAVO, OAS. SEATO, UNESCO, ZOAVO verdriet - bedroefdheid, berouw, chagrijn, deplaisir, displezier, droefenis, droèfheid, hartzeer, kommer, kwel, kwelling, last, leed, mishagen, narigheid, overlast, pijn, plaag, rouw, sacherijn, smart, smartelijk, spijt, wee, zeer, zielesmart, zorg verdriet aandoen - grieven, krenken, kwellen, pijnigen, plagen verdriet baren - verdrieten verdriet en leed - aandoen, krenken, kwellen, kwetsen, plagen, pijnigen, verwonden verdriet hebben - treuren verdriet uiten - klagen verdrietelijk - hinderlijk, onaangenaam verdrietelijkheid - kwelling, onaangenaamheid, verveling verdrieten - chagrineren, vervelen verdrietig - bedroefd, chagrijnig, dingsig, droef, droefgeestig, droevig, gekrenkt, gemelijk, korzelig, landerig, lede, mismoedig, neerslachtig, neutelig, onaangenaam, ontroostbaar, ontstemd, pruttelend, sip, sneu, somber, spijtig, tedieus, treurig, triest, smartelijk, verdrietelijk, zwaarmoedig verdrietig piekeren- kniezen verdrietig zijn - kniezen, knijzen, piekeren tobben verdrietige omstandigheid - ellende, kommer, kruis, misère, nood verdrietige ontevredenheid - chagrijn, knorrigheid verdriet of pijn - leed verdrievoudigen - tripleren, tripliceren verdringen - onttronen, wegduwen verdringer - plunjer verdrukker - dwingeland, geweldenaar, tiran verdrukking - knechting, slavernij verdringen - onttronen, wegduwen verdrinken - omkomen, verspillen verdrogen - dorren, uitdrogen, verdorren, verleppen verdromen - dromerig verdrongen onbewust, verwijderd verdronk in zee - Helle verdronken - ondergelopen verdroogd - dor, ineengeschrompeld, rimpelig, schrompelig, uitgedroogd, verdord, verschrompel verdroogd en flets - verlept verdroogd of verwelkt - verdord verdroogde vogelmest - guano verdrukken - bedwingen, onderdrukken, opprimeren verdrukkend - oppressief verdrukker - dwingeland, geweldenaar, tiran verdrukking - knechting, knel, slavernij verdruppelen - uitvloeien, wegdruipen, wegvloeien verdrijfpenseel - daskwast verdrijven - bannen, delogeren, doorbrengen, exorciseren, onttronen, passeren, verjagen, uitbannen, verbannen, verzetten, wegduwen, wegjagen, verdrijven uit belangrijke positie - onttronen verdrijven van de duivel - exorciseren verdrijving - expulsie,verjaging, uitdrijving verdubbelaar - duplicato verdubbelen - bineren, doubleren, dupliceren, redoubleren verdubbeling - doublering, reduplicatie verdubbeling van medeklinkers - geminatie verduidelijken - accentueren, ophelderen, opklaren, toelichten, uitleggen,verklaren verduidelijkend - enuntiatief, illustratief, ophelderend, toelichtend, verklarend, verduidelijkende aard - enuntiatief verduidelijking - enuntiatief, licht, opheldering, toelichting, uitleg, uitlegging, verheldering, verklaring verduiken - verbergen, verzwijgen verduisteraar - dief, oplichter, rover verduisteren - achterhouden, benevelen, eclipseren, futselen, malverseren, ontvreemden, stelen, tanen, verbergen, verdonkeremanen, verdonkeren, verwarren verduisterend - episcipisch verduistering donkermaking, eclips, diefstal, malversatie, oplichting, verdonkeremaning verduistering van de maan - eclips, maaneclips verduistering van gelden - malversatie, oplichting verduisteringszucht - obscurantisme verduitsen - vertalen, vertolken verduitsing - vertaling verduiveld - diavolo, drommels, duivels, erg, mieters, morbleu, verfoeilijk, verwenst, zeer verduiveld (Fr.) - morbleu verduld - verdoemd, verduiveld verduldig - geduldig, kalm, rustig verduldigheid - geduld verdund - ijl verdund (op receptén) dil verdund, zonder pit - waterig verdunnen - aanlengen, haarkloven (fig.), subtiliseren verdunner - peut, verdunningsmiddel verdunning aanlenging, dilutie, dil (op recepten), overhaling verdunning van lucht door warmte - rarefactie verdunningsmiddel - hars, terpentijn, thinner verduren doorstaan, dragen, dulden, gedogen, harden, uithouden, kroppen, lijden, ondergaan, soufreren, toelaten, toestaan, uitstaan, velen, verdragen verdutst - onthutst, versuft verduurzaamd - geconserveerd verduurzaamd door roken - gerookt verduurzaamde groenten - blikgroente, diepvries, inmaak verduurzaamde levensmiddelen - comestibles, conserven, conserveren verduurzamen behoeden, bevriezen, conserveren, inmaken, invriezen, konserveren, roken, wecken verduurzaming - conservering verduveld - verduiveld verduvelen - verwensen verduwd doorstaan, ingehouden, opgekropt, verbeten verduwen doorstaan, frustreren, slikken, toelaten, ondergaan, verdringen, verorberen, verteren, verwerken, wegduwen verduwing frustratie verdwaald - bijster, misgelopen, stompzinnig, verdoold, zoek verdwaasd - beduusd, daas, onzinnig, uitzinnig, versuft, ijlhoofdig verdwaasdheid - infatuatie, uitzinnigheid verdwalen – mislopen, verdolen verdwazing - dwaasheid verdwenen apo (gr.), foetsie, gevlogen, heen, onzichtbaar, spoorloos, verlopen, vernietigd, verteren, vertrokken, verwijderd, vn, weggegaan, weg(komen), zoek verdwijn ga, weg verdwijnen eclipseren, gaan, heengaan, oplossen, opstappen, overgaan, vergaan, verzwinden, weggaan, wijken, zwinden verdwijngat van een riviertje ponor verdwijning - eclips, exitus verdwijnpunt - vluchtpunt verdijen - vertikken veredeld - tam veredeld beukehout - lignostone veredelde zuurstof ozon veredelen adelen, amelioreren, beschaven, enten, heiligen, polijsten, raffineren, sublimeren, verbeteren, verfijnen, verheffen, volmaken veredelen van bomen - enten veredelen van goud - graderen veredeling cultuur, domesticatie, verfijning, veredelingsmethode bij rozen- enting vereelt - verhard vereelten - verharden vereelting - verharding vereend bijeen, bijeengevoegd, gezamenlijk, samen, tegader, tesamen, tezamen, verbonden vereenvoudigd - schematisch, verkort vereenvoudigen - simplificatie, simplificeren, vergemakkelijken vereenvoudiging simplificatie vereenzaamd - schizoid vereenzelvigen - assimileren, identificeren vereenzelviging identificatie vereerd overblijfsel reliek, relikwie vereerd symbool amulet, idool, fetisch, fetisj, relikwie, talisman, totem, voorwerp vereerde overblijfselen - relikwie vereerder - aanbidder, bewonderaar, fan, minnaar vereerd overblijfsel - reliek, relikwie vereerd symbool - totem vereeuwigen eterniseren, perpetueren, portretteren, uitbeelden, voortzetten vereeuwiger fotograaf vereffenaar dispacheur, liquidateur vereffenaar van een vennootschap - liquidateur vereffenbaarheid - liquidabiliteit vereffend quitte vereffenen – aanzuiveren, adjusteren, afbetalen, afdoen, afrekenen, afwikkelen, beslechten, betalen, bijleggen, compenseren, egaliseren, liquideren, recontreren, schikken, soveren, effenen, gelijkmaken, regieren, schikken, verevenen, vergelijken, verrekenen, voldoen vereffening afrekening, bijlegging, compensatie, delging, egalisatie, exequatie, gelijkmaking, liquidatie, perequatie, schulddelging, transactie, verrrekening vereffening (gooi.) - denudatie vereffeningsschaal - adjusteerbalans vereffening van schuld betaling vereis - vordering vereisen vergen, vorderen, vragen vereist gevraagd, nodig, noodzakelijk, onmisbaar, verplicht vereiste - noodzaak vereiste bekwaamheid - bevoegdheid vereiste eigenschap - requisiet vereiste grootte afmeting, breedte, dikte, formaat, lengte, maat veren dons, opstuiten, pluimage veren bed - dons verenbont - boa veren bout en galon van de maraboet - marabout veren halsbont - boa veren kussen - plumacium veren stoffer - plumeau verend - elastisch, veerkrachtig verende haak - mousqueton verende knijper - klem, knip, praam verende stootplaat - buffer verendrager - vogel veend tangetje - pincet verenen - samenvoegen, verenigen veren - van, ontdoen - pluimen, plukken verenigbaar - accordabel, compatibel verenigd - gecombineerd, geünificeerd, gezamenlijk, inseparaat, ongescheiden, samen, tegader, verbonden verenigd tot bondgenoten geallieerd Verenigde Arabische Republiek - VAR. verenigde bedrijfstak - trust Verenigde Naties UNO, V.N. Verenigde Natiesorgaan UNESCO, UNICEF, Veiligheidsraad verenigde partijleden in vertegenwoordiging fractie Verenigde Staten van Amerika - Alabama, Alaska, Arizona, Arkansas, Californië, Colorado, Columbia, Noord en Zuid Carolina, Connecticut, Noord en Zuid Dakota, Delaware, Florida, Georgia, Hawaii, Idaho, Illinois, Indiana, Iowa, Kansas, Kentucky, Long Island, Louisiana, Massachusetts, Maryland, Maine, Montana, Michigan, Minnesota, Missouri, Mississippi, Nebraska, Nevada, New Jersey, New Mexico, New York, Ohio, Oklahama, Omaha, Oregon, Pennsylvania, Tennessee, Texas, Utah, Virginia, Vermont, Washington, Wisconsin, Wyoming, West Virginia Verenigde Staten van Amerika, hoofdstad van de - Washington Verenigde Staten van Amerika, munteenheid in de - dollar Verenigde Staten van Amerika, oorspronkelijke bewoners van de - Indiaan Verenigde Staten van Amerika, rivier in de - Colorado, Columbia, Hudson, Mississippi Verenigde Staten van Amerika, sneeuwstorm in de - blizzard Verenigde Staten van Amerika, wervelstorm in de - hurricane verenigde staten van Midden-Amerika - Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama verenigde staten van Noord-Amerika - Alabama, Alaska, Arkansas, Arizona, Californië, Carolina, Colorado, Connecticut, Dakota, Delaware, Florida, Florida, Georgia, Hawaii, Idaho, linois, Indiana, lowa, Kansas, Kentucky, Louisiana, Maine, Massachusetts, Maryland, Michigan, Minnesota, Mississippi, Missouri, Montana, Nebraska, Nevada, Oklahoma, Ohio, Omaha, Oregon, Pennsylvania, Tennessee, Texas, Utah, Vermont, Virginia, Washington, Wisconsin, Wyoming, verenigde staten van Zuid-Amerika - Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Ecuador, Guiana, Paraguay, Peru, Suriname, Venezuela verenigen - aanspannen, bundelen, bijeenbrengen, bijeendoen, bijeenroepen, bijeenvoegen, coaliseren, combineren, concentreren, cumuleren, envelen, koppelen, lieren, ligeren, lijmen, paren, samenbrengen, samentrekken, samenvoegen, strengelen, uniëren, verbinden, verenen, vergaderen, verzamelen verenigend - unionistisch vereniging alliantie, associatie, bond, bijeenkomst, club, combinatie, concentratie, conjunctie, corporatie, corps, eenheid, ensemble, entente, fusie, gemeenschap, genootschap, gezelschap, gilde, junctie, kliek, korps, krans, kring, liga, loge, mengsel, orde, organisatie, partij, reunie, samenloop, samens, melting, samenvloeiing, samenvoeging, soos, sociëteit, unie, unificatie, veem, verbinding, verbond, vergadering vereniging der heiligen - dulia vereniging in één punt concentratie vereniging tot behoud van stedenschoon Heemschut, Monumentenzorg vereniging van afnemers - verbruikscoöperatie vereniging van bijbelgeleerden - bijbelcommissie vereniging van geestelijken orde vereniging van lekencommissarissen - s.a.m. vereniging van industriëlen of bankiers om voor gezamenlijke rekening een transactie uit te voeren consortium vereniging van kloosterlingen orde vereniging van organisaties - federatie vereniging van vakgenoten - corporatie vereniging van winkeliers - middenstandsorganisatie vereniging voor vreemdelingenverkeer V.V.V. vereniging zonder winstbejag v.z.w verenigingsbijdrage - contributie verenigingsblad orgaan verenigingsboort - knevel verenigingsgebouw club, soos verenigingsleiding - bestuur verenigingsorgaan - clubblad verenigingsplaats van vlootafdeling - statie verenigingsteken - insigne verentooi - pluimage verenwisseling - rui, ruien vereren aanbidden, aanroepen, achten, adoreren, dienen, eerbewijzen, eerbiedigen, eren, gratificeren, hoogachten, huldigen, prijzen, totemisme, venereren,verheffen, vieren vererenswaard venerabel vererfbaar - erfelijk verergeren - aanstoken, pejoreren, verslechteren verergering aggravatie, alterering, deterioratie, exacerbatie, pejoratie, verslechtering, varval, verzwaring verergering van ziekte - exacerbatie verering aanbidding, adoratie, cultus, devotie, eerbetoon, eerbetuiging, eerbewijs, eerbewijzing, eerbied, hommage, hulde, huldiging, idolatrie, piëteit, totemisme, veneratie, verafgoding, verering der heiligen - dulia verering van beelden - afgodendienst, iconolatrie verering van dieren zoölatrie verering van een god - monolatrie verering van engelen en heiligen - dulia verering van gestorvenen - manisme verering van wezens - theriantropisme vererven - overerven vererving - erfenis verettering pyorroe, pyorree, pyose, ulceratie, verzwering verettering van een lichaamsholte - empyeem verevenen begroten,vaststellen, vereffenen verf lak verf door vuur vastleggen - brandschilderen verf met waterglas - silicaatverf verfaarde - berggeel, gronsel, oker verfblaasje bladder verfblokje - verfkoekje verfbord palet verfborsteltje kwast, penseel verfdistel - zaagblad verfgrondstof - pigment verfhout - blauwhout, braziel, campêchehout, fisethout, geelhout, moerbeziehout, quereitronhout verfkoekje - verfblokje verfkruid - verfbrem verfkwastje penseel, kwast, sleper, verfborsteltje verflaag op schilderij - paté verflauwen - kwijnen, relacheren, verbleken, verkoelen, verminderen verflauwing - verkoeling verflauwing van vriendschap - verkilling verflensen - verdorren, verleppen, verwelken verflenst - flets, verlept verfmes - paletmes, tempermes verfmos - korstmos, orseille verfmossel - schildersmossel verfoeien - abhorreren, haten, verachten, verafschuwen verfoeiing - abominatie, gruwel verfoeilijk abominabel, affreus, afschuwelijk, detestabel, ergerlijk, gemeen, hatelijk, laag, min, odieus, slecht, verachtelijk, vreselijk verfoeilijkheid - afschuwelijkheid verfoeisel - foelielaag verfoelied glas - spiegel verfomfaaien - verkreukelen verfotsen - bederven, verknoeien verfplankje palet verfplant henna, indigoplant, korstmos, lakmoes, meekrap, orseille, orseillemos, pastei, wede, wouw, verfraaid - verbloemd verfaaien - embelliseren, opschikken, opsmukken, sieren, tooien, versieren verfraaiing - opschik, opsmuk, ornament, smuk, tres, versiering, versiersel verfraaisel - (op)smuk verfrissen - baden, laven, opfrissen, refraicheren, verkoelen, verkwikken, verversen, wassen, verfrissend - verkoelend, verkwikkend verfrissend gas - ozon verfrissende drank bier, frisdrank, limonade, melk, orangeade, ranja, sorbet, vruchtesap verfrissende oase - Elim(o.t.) verfrissing bad, bier, douche, duik, frisdrank, ijs, ijsco, koelte, lafenis, refraichissement, verkwikking, verversing, verfrissingsmiddel waaier verfrommelen - verkreukelen verfronselen - verfrommelen, verkreukelen verfsoort aardverf, asbestverf, diamantverf, doodverf, eierverf, eosine, glansverf, glasverf, goudverf, grondverf, kino, lak, menie, metaalverf, morsverf, oker, olieverf, mber, orleaan, orseille, ripolin, sapverf, sepia, smalt, taan, tempera, umber, vernis, waterverf, wede verfstift kleurpotlood, pastel verfstof alama, albastine, alizarine, alkanna (roodbruin), almagra, amarantlak, amber, annaber, cochenille, chromaatgeel, chromaatgroen, dodekop, eosine, garacine, geeloker, geelsel, indigo, ivoorzwart, kamala, karmijn, kleur, kobalt, koningsgeel, lak(moes), liguline, loodwit, massicot, matverf, mede, meekrap, menie, oker, opiment, orleaan, orseille, pigment, purper, ruisgeel, sienna, sepia, smalt, taan, omber, ukeoline, ultramarijn, verf, vermiljoen, vernis, wede, zinkwit verfstof en poetspoeder - bolus verfstof (geel) voor porseleinbeschildering - rutiel verfstof in de meekrap - purpurine verfstof uit run taan verfverdunner - peut, terpentine, thinner verfijnd - apart, gemaakt, geraffineerd, keurig, precieus verfijndheid - raffinement verfijnen - affineren, louteren, polijsten, raffineren, raspen, subtiliserenveredelen, zuiveren, verfi jning - raffinage, raffinement, veredeling verfijndheid - raffinement verfijning - affinage, beschaving, civilisatie, civilisering, raffinement, veredeling, zuivering vergaan aflopen, afsterven, bederven, begeren, bezwijken, gebeuren, instorten, kelderen, omkomen, ondergaan, ontbinden, oplossen, rotten, smachten, smelten, smoren, sterven, verdwijnen, verlopen, vermolmen, ver(rotten), verstikken, verteren, verstrijken, voorbijgaan, wegrotten, zinken vergaan hout - molm vergaan schip - wrak vergaan van ijzer - roesten vergaand - buitensporig, erg, verregaand vergaarbak - reservoir vergaarde rijkdom - vermogen vergaderen bijeenbrengen, bijeenkomen, overleggen, verenigen, vergaren, verzamelen vergadergelegenheid zaal vergaderhuis van waterschap gemeenlandshuis
vergadering assemblee, bespreking, bijeenkomst, conferentie, congres, convent, forum, landdag, meeting, ontmoeting, overleg, samenkomst, samenzijn, synode, vergaderplaats, zitting vergadering der kanunniken domkapittel vergadering van kloostermonniken - convent vergadering der rechtbank raadkamer vergadering van kloosterlingen - conventie, kapittel vergadering van kardinalen voor een pauskeuze conclaaf vergadering van schuldeisers - verificatievergadering vergadering voor pauskeuze - conclaaf, conclave vergaderingsverslag notulen vergaderpunten - agenda vergald bedorven. vergallen - bederven, besmetten, verknoeien, verpesten, verwennen, verzuren vergalopperen - blunderen vergammeld - gammel, kapot vergankelijk - aards, bederfelijk, breekbaarheid, broos, eindig, fragiel, kortstondig, nietig, onbestendig, onvast, onzeker, perissabel, sterfelijk, sublunarisch, tijdelijk, voorbijgaand, zwak, vergankelijkheid -aardsheid, broosheid, fragiliteit, instabiliteit vanitas, zwakheid, vergaren bijeenbrengen, bijeengaren, inzamelen, lezen, opdoen, opgaren, ophalen, oppotten, oprapen, opsparen, opstapelen, rapen, sparen, verzamelen vergasser carburateur vergasten - onthalen, regaleren vergasten op onthalen, trakteren vergasting onthaal vergeeflijk pardonnabel, verschoonbaar vergeeflijk foutje - peccadille vergeefs - infructueus, inutiel, nodeloos, nutteloos, onnut, onvruchtbaar, vruchteloos, ijdel, verloren, zinloos vergeeld - gelig vergeetachtig - afgetrokken, ongedachtig, verstrooid vergeetachtigheid (Gr.) - aprosexie vergeetboek - doofpot vergeet mij niet myosotis vergelden -beantwoorden, belonen, beloning, betalen, goedmaken, lonen, penitentie, rancune, recognitie, recompense, retributie, revancheren, straffen, teruggave, vergoeden, wreken vergelder - renumerator, wreker vergelding - bestraffing, betaling, boetedoening, loon, renumeratie, repercussie, represaille, ressentiment, retorsie, revanche, straf, talio, tegenmaatregelvergoeding, wraak, wrake, vergelding van goed met kwaad - ondank vergeldingsdag - bijltjesdag vergeldingsmaatregel - arrestatie, blokkade, boycot, embargo, represaille, straf, weerwraak vergeleken bij - tegenover vergeleken zijnde - coll. vergelet - kalksteen vergelijk akkoord, arrangement, bestand, compromis, dading, overeenkomst, overeenstemming, regeling, schikking, transactie, vgl. vergelijk treffen - transigeren vergelijken - checken, compareren, compenseren, confronteren, controleren, vereffenen vergelijkend - comparatief, zoals, zodanig vergelijkende taalstudie - glottogonie vergelijkende trap - comparatief, positief, superlatief vergelijk - conf. vergelijken met - collationeren, confronteren vergelijken of testen - toetsen vergelijking collatie, comparatie, confrontatie, gelijkenis, metafoor, parabel vergemakkelijken rusten, veraangenamen, verzachten, verzoeten vergemakkelijking faciliteit vergen - eisen, verlangen, vorderen, vragen vergenoegd blij, content, gelukkig, glunder, opgeruimd, opgewekt, tevreden, tevree, voldaan vergenoegdheid - blij, blijheid, glunder, glunderheid vergenoegd kijken glunderen vergenoegen bevredigen, tevredenstellen vergetelheid - Lethe (stroom), lethargie, obscuriteit vergeten - nalaten, omitteren, ontgaan, overgeslagen, verleerd, verzuimen, weglaten vergeten verborgenheid - obscuriteit vergeusd - onchristelijk, ongelovig vergeven - kwijtschelden, pardonneren, vergiftigen, weggeven vergeving absolutie, begenadiging, erbarmen, gena, genade, kwijtschelding, pardon, vergiffenis vergevingsgezind clement, genadig, goedertieren, placabel, verzoenlijk vergevorderd in de tijd laat vergevorderd in leeftijd - bejaard, oud vergewissen - overtuigen, verzekeren vergezellen - accompagneren, aflaten, be(geleiden), meegaan, volgen vergezellen bij het naar beneden gaan - aflaten vergezicht bellevue, belvedere, panorama, perspectief, prospekt, schilderij, tafereel, uitzicht, verschiet, vue vergezochte uitleg - spitsvondigheid vergiet gatenplateel, lekbak, lekpan, passoire, vergiet, test vergieten plengen, storten vergiettest - filtreerdoek, gatenplateel, gate(n)petiel (gew.), gatenteil, kleens, teems, zeef, zijgdoek vergif - aconiet, arseen, arsenicum, caffeine, coffeine, gif, nicotine, parathion, parthion, rattenkruit, strychnine, toxicum, toxine, triakel, venijn, virus vergif in koffie cafeïne, coffeïne vergif in tabak nicotine vergif uit de aardappelschillen - solanine vergif voor insekten - insekticide vergif vormend - toxigeen vergiffenis absolutie, amnestie, begenadiging, gena, genade, goedertierenheid, gratie, kwijtschelding, pardon, vergeving vergiffenis schenken pardonneren, vergeven vergiffenis van zonden in de biecht - absolutie vergift - arseen, toxicum, toxine, venenum vergiftenleer - toxicologie vergiftig boos (zeer), dodend, toxisch, venereus, venijnig, verraderlijk vergiftig gewas - belladonna, hazelwortel, mansoor, scheerling vergiftig raaigras - dolik vergiftigd hemd, waarin Hercules stierf - Nessuskleed vergiftige boom - oepasboom vergiftige eiwitstof - toxalbumine vergiftige grassoort - dolik vergiftige jachtspin tarantella vergiftige naaldboom - taxus, ijf vergiftige paddestoel - duivelskaas vergiftige plant - aconiet, appel, belladonna, digitalis, dolappel, dolik, dolkruid, dollekervel, dolwortel, doornappel, eenbes, hazenlatuw, hazelwortel, hondsdravik, hondspeterselie, mahonia (Braz.), mansoor, monnikskap, scheerling, vingerhoedskruid, waterscheerling, zwartkoorn vergiftigen - empoisonneren vergiftigend - deleterisch vergiftiging intoxicatie vergiftiging der nieren - uremie vergiftiging door onvoldoende werking van de nieren - uremie vergiftigingsangst toxifobie vergiftleer - toxicologie vergissen - misrekenen vergissing abuis, blunder, bok, dwaling, erratum, erreur, error, faal, feil, flater, fout, gebrek, lapsus, malentendu, méprise, misgreep, mispas, misser, misslag, misrekening, misstap, misstelling, misvatting, misverstand, omissie, ontsporing, paralogie, quiproquo, tekortkoming vergissingen errata vergissingen voorbehouden - ee verglaasd aardewerk - gleiergoed, gleierwerk, gleiswerk, plateel, porcelein, sevres, steengoed verglaasde aarden rioolbuis - gresbuis verglaasde steen - tegel, vloertegel, wandtegel verglaasde tegel - estrik verglaassel - brandverf, email, glazuur, lak, tinglazuur, vernis verglazen - glazuren, gleizen, vitrificeren vergletsjerd gebied Groenland, Antarctica verglimmen - uitdoven vergoddelijken - heiligen vergoddelijking - apotheose, deïficatie vergoden - aanbidden, vereren vergode held - halfgod, heros vergoden - aanbidden, adoreren, deïficeren, vereren vergoding - apotheose vergoding van dieren - zoölatri vergoedbaar - compensabel, reparabel vergoeden - belonen, betalen, compenseren, goedmaken, gratificeren, lonen, racheteren, recompenseren, schadeloosstellen, terugbetalen, teruggeven, vereffenen, vergelden vergoeding - beloning, betaling, bonificatie, bonificeren, bonus, compensatie, gratificatie, herstel, honorarium, indemniteit, interest, jaarloon, kompensatie, leges, loon, maandloon, pleiter, prestatieloon, redres, remuneratie, remunereren, reparetie, retributie, salaris, smartegeld, terugbetaling, uitkering, verhaal, wedde vergoeding van geleend geld interest, rente vergoeding van morele of ideële schade smartengeld vergoeding voor beschadiging rafactie, refaktie vergoeding voor rechten leges vergoelijken bemantelen, doreren, goedpraten, verschonen vergokken - verdobbelen, vergokken, verliezen, verspelen vergooien - prijsgeven vergrabbelen - misgrijpen vergramd boos, gebeten, gebrouilleerd, kwaad, nijdig, toornig, verbolgen, verstoord, woedend vergramdheid - boosheid, haat, mok, toorn, verbetenheid, verbittering, wrok vergrendelen - afsluiten vergroeidbladige plant - aardappel, afrikaan, alpenroos alsem, andoorn, andijvie, artisjok, aster, augurk, azalea, balroos, bertram, blaasjeskruid, blauwbes, bonenkruid, bosbes, chrysant, cichorei, dahlia, distel, dolkruid, doornappel, dovenetel, dragon, es, gardenia, gentiaan, goudsbloem, havikskruid, heide, heliotroop, helmkruid, hulst, jasmijn, kalebas, kamille, kamperfoelie, kersouw, kina, komkommer, leeuwenbek, liguster, leverkruid, lobelia, maagdenpalm, madeliefje, meekrap, melisse, meloen, muskus, nachtschade, oeverkruid, oleander, olijf, ossentong, paardebloem, penningkruid, pepermunt, petunia, pompoen, primula, rododendron, roerkruid, salie, schorseneer, sering, slangekruid, tabak, tomaat, toorts, vingerhoedskruid, walstro, wederik, weegbree, winde, wolfskers vergroeid zijn - adherent vergroeiing atresie, concretio, synechie vergroeiing van de ruggegraat - bochel vergroeiing van vingers of tenen - syndactylie vergrootglas - brandglas, kijker, leesglas, lens, loep, loupe vergroten - agranderen, extenderen, maken, toenemen, uitbreiden, uitstrekken, verbreden, verbreken, verdiepen, verhogen, verlengen, vermeerderen, verruimen, verwijden vergrotende trap - comparatief, comparativum vergroting - uitbreiding, uitzetting vergroting van de schildklier struma vergrotingsinstrument van tekenaars - tekenaap vergrotingswoord- augmentief vergruizelde steen - puin vergruizelen - mortelen, vermorzelen vergruizen - mortelen, pletten, stukslaan, verbrijzelen, vermalen, vermorzelen vergrijp - delict, misdaad, overtreding, peccatum, zonde vergrijpen - schenden verguizen - beledigen, beschimpen,geringschatten, minachten, vilipenderen verguld dore, doublé, goudkleurig, verblijd, vereerd verguld koper - doublé vergulden - doreren vergunnen - bewilligen, gedogen, permitteren, toelaten, toestaan, uithouden, verdragen, verduren, veroorloven vergunning - admissie, approbatie, autorisatie, bevoegdheid, cedel, consent, concessie, duren, fiat, gedogen, inwilliging, jachtakte, liant, licentie, machtiging, oorlof, patent, (permis)sie, permit, toelating, toestemming, verlof, visakte, volmacht, vrijheid vergunning aan banken - bankoctrooi vergunningsbiljet - permit vergunningsbrief - privilege verhaal anecdote, bakerpraatje, bericht, beschrijving, fabel, gerucht, geschiedenis, gewauwel, haggada, herstel, historie, kerstvertelling, kroniek, lariekoek, legende, mare, novelle, overlevering, parabel, praatje, rapport, regrediëntie, regres(sie), reisverhaal, relaas, (roman)ce, ruimte, sage, schadeloosstelling, schets, sproke, sprookje, story, strandnieuws, tabel, tijding, verdichting, vergoeding, verslag, vertelling, vertelsel, verzinsel, vrouwenpraat, woordenreeks, wijvenpraat, verhaal in boekvorm - roman verhaal in een oratorium - recitatief verhaal in platen strip verhaal in verzen, leerrijk - fabiau verhaal van dieren fabel verhaal van films scenario verhaal van gedenkwaardige gebeurtenissen kroniek verhaal van goden mythe, sage verhaal van heiligen legende verhaal van helden epos verhaal van iemands leven biografie, memoires verhaal van kabouters - sprookje verhaal van minne - liefdesgeschiedenis verhaal van scheepsreizen journaal verhaal van zijn leven autobiografie, memoires verhaalbaar - invorderbaar verhaalgedeelte episode verhaalrecht - regres verhaasten - bespoedigen, versnellen verhaasting bespoediging verhalen - achterhalen, herstellen, me(d)edelen, overleveren, recouvreren, relateren, terughalen, verslaggeven, vertellen verhalen mededelen - vertellen verhalenbundel - omnibus verhalend episch, (muz.) recitando verhalend gedicht - ballade verhalend gedicht uit de middeleeuwen - boerde verhalend mededelen - vertellen verhalend vers - ballade, romance verhalend volksstuk - ballade verhalende dichtkunst epiek verhalende literatuur - epiek verhalenreeks - cyclus verhandelbaar negotiabel, verkoopbaar verhandelbaar waardepapier - wissel verhandelbare schuldbekentenis - promesse verhandeld - actum verhandeld als boven - a.u.s. (actum ut supra) verhandelen behandelen, bespreken, negotiëren, onderhandelen, verkopen, verkwanselen verhandelen van geestelijke goederen - simonie verhandeling bespreking, betoog, essaai, essai, essay, lezing, memorie, opstel, redevoering, tractaat, traktaat, vertoog, verhandeling over één onderwerp - monografie verhandeling over een wetenschappelijk onderwerp - essay verhandeling van de wet - artikel verhangen - opknopen verhanging - suïside, zelfmoord verhanselen - opknappen, verkwanselen verhapstukken - verhandelen, verwerken verhard - gestold, grimmig, hardnekkig, hoornig, kil, ongevoelig, obstinaat, petrificatie, vereelt, verkalkt, versteend, verstokt, wreed verhard metaal - staal verharden - stollen verhard metaal staal verharde huid - eelt verharde weg - straat verhardend - induratief verharding - concretie, porcoe, vereelting verharding in de stengel - knoop, knorf verharding van de huid - bult, knobbel, obduratie, scieroma, scierose, scleroma, sclerose verhardingsmateriaal - martiniet verhardingsmateriaal voor metalen - boron verhardingsmateriaal voor tennisbanen - gravel verhardingsrol - wals verharen - ruien, verdwijnen, vertrekkenweggaan, verhaspelen verknoeien, verwarren verheerlijken aanbidden, adoreren, eren, exalteren, glorificeren, kronen, loven, lauweren (fig.), ophemelen, prijzen, roemen, tooien verheerlijking - apotheose, beating, exaltatie, glorificatie, huldiging verheerlijking van een persoon of zaak - lofzang, ode verheerlijking van iemand - lofrede verheerlijkt - beaat, ingenomen, opgetogen, verrukt verheffen accentueren, bevorderen (in rang), opheffen, omhooggaan, oplichten, opstaan, optillen, opvoeren, opwinden, rijzen, steigeren, stijgen, sublimeren, torenen, vereerd, vereren, verhogen, verrijzen, vijzelen, verheffen tot iets absoluuts - verabsoluteren verheffend - stichtelijk verheffing - arsis, berg, elevatie, hoogte verheffing van de wind (plotselinge) - zeng verheffing van een stervende tot de rang van God - apotheose verheffing van stem - arsis, toon verheffingthoek - opslaghoek verheid - afstand, verwijdering verheien - uitdampen, uitdrogen verheimelijken geheimhouden,verbergen, verhelen verheimelijking - dissimulatle, suppressie verheimelijkt - verborgen, verholen verhekst - dol, verzot verhelderen - klaren, ophelderen verhelderend illustratief verhelen - verdoezelen, verbergen,versteken, verzwijgen verhelmen - verklinken, wegsterven verhelpen corrigeren, genezen, helen, herstellen, lenigen, remediëren, verbeteren, voorzien verhemelte gehemelte, palatum, gagel, velum verhemelte boven een preekstoel - klankbord verhemelteboog - gehemelteboog verhemelteklinker - palataal verhemelteletter - polataal verhengen - beschikken, toelaten verheren - overmeesteren, verwoesten verheugd blij, blijde, blijmoedig, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, verblijd, verrast, vreugdevol, vrolijk, welgemoed, verheugd kijken glunderen, stralen verheugen - rejouisseren, verblijden, verkneukelen, verlustigen, vervrolijken verheugenis - blijdschap verheveling - luchtspiegeling, regen, sneeuw verheven aanzienlijk, abel, adellijk, belangrijk, doorluchtig, edel, eminent, excellent, gewijd, goddelijk, grandioos, groots, heerlijk, heilig, hemels, hooggestemd, (hoog)staand, hoogwaardig, illuster, majestueus, notabel, ontzaglijk, plechtig, sereen, subliem, superbe, vooraanstaand, voornaam, voortreffelijk, uitblinkend verheven beeldwerk - reliëf verheven idealen nastrevend idealistisch verheven (muz.) - elevato, maestoso verheven (of verdiepte) letter - reliëfletter verheven beeld - reliëf verheven borduurwerk - guipure verheven dichterlijke taal - Parnassustaal(hoogdravend) verheven geaardheid - adeldom verheven gedicht - epos verheven gevoel - geestvervoering verheven idealen nastrevend - idealistisch verheven stand - elite verheven standplaats - bordes verheven symbool - oog verheven zitplaats - bordes verhevenheid aanzien, aardigheid, alp, berg, bult, donk, duin, edel, eminentie, estrade, grandeur, grootheid, heuvel, hil, hoogheid, hoogte, hoop, kluft, optred, optrede, papil (tong), pathos, relief, stapel, sublimiteit, terp, top, troon, voortreffelijkheid, wierde verhevenheid om op te staan - podium verhevenheid voor tentoonstellen - katafalk verhevenheid waar lijkkist kan staan - doodkistenbaar, katafalk verhevigen - aanwakkeren, escaleren, verergeren verhinderd - bezet
verhinderen afwenden, belemmeren, beletten, blokkeren, couperen, inhiberen, impediëren, prohiberen, storen, stremmen, tegenhouden, terughouden, verbreken, verijdelen, verzuimen, voorkomen verhinderen te treffen - afkeren verhindering belemmering, belet, beletsel, bezwaar, empechement, hindernis, hinderpaal, letsel, naad, neutralisatie, obstakel, obstructie, preventie, retardement, struikelblok, tegenwerking, versperring, voorkoming verhindering van werk - verlet verhipt erg, schelms, verbazend, verwenst verhit geprikkeld (overmatig), gloeiend, heet, opgewekt, opgewonden, ontvlambaar, vurig verhitte suiker - caramel, karamel verhitten - aanvuren, echaufferen, gloeien, opwekken, opwinden, opzwepen, prikkelen, verwarmen verhitting van vruchten en zaden - roosten verhittingstoestel - broodrooster, gascomfoor, geiser, vlamoven, waskanon verhittend heetmakend, prikkelend verhoeden afwenden, beletten, ondervangen, preveniëren, preventie, schutten, voorkomen verhoedend - preventief, profylactisch verhoetelen - bederven, bemorsen, kreuken verhogen bevorderen, eleveren, opdrijven, opslaan, opvoeren, opwerken, promoveren, vergroten, verheffen, vermeerderen verhogen van prijzen - opsteken verhogen van waterstofgehalte - hydreren verhoging - berg, bevordering, bordes, dorpel, drempel, estrade, heuvel, koorts, opslag, podium, ribbel, stellage, stoep, temperatuur, terras, torus, trottoir, zadel verhoging (smalle) - ribbel, streep verhoging achter het altaar - gradino verhoging achter op de tong - papil verhoging in een vertrek - estrade verhoging in een zaal podium verhoging in rang - bevordering, promotie verhoging naast de spoorstaven - perron verhoging van aarde - heuvel verhoging van geschut elevatie verhoging van grond - berg verhoging van lichaamstemperatuur koorts, pyrexie verhoging verhoging van lijkkist - katafalk verhoging van salaris opslag, promotie verhoging van temperatuur - koorts verhoging van de koopsom - opcenten verhoging van de vloer - estrade verhoging voor een café - terras verhoging voor een huis bordes, drempel, stoep, terras, trottoir, stellage verhoging voor eregasten - estrade verhokken - opkrassen, verhuizen verholen bedekt, clandestien, heimelijk, latent, sluiks, smokkel, steels, stiekem, stilletjes, tersluiks, verbloemd, verborgen, verkapt, verstoken, verstolen verhonderdvoudigen - centupleren verhongeren - uithongeren, uitteren verhoog - estrade, podium verhoogd achterdeel van een schip - kampagne verhoogd beeldwerk - relief verhoogd dek - plecht verhoogd gedeelte van een schip - campagne, kampanje verhoogd kweekbed - rabat verhoogd terrein voor een huis – terras verhoogd voetpad - trottoir verhoogd zuurgehalte superaciditeit verhoogde a ais verhoogde b bis verhoogde c cis verhoogde d dis verhoogde e - eis verhoogde f fis verhoogde g gis verhoogde bloeddruk hypertensie verhoogde druk hypertonie verhoogde gevoeligheid voor bepaalde stoffen - allergie verhoogde plaats in een synagoge - almamor verhoogde plaats in vertrek estrade, podium verhoogde rand aan munten - stuik verhoogde stoep - bordes, pui, trottoir verhoogde temperatuur - koorts verhoogde strook - terp, vluchtheuvel verhoogde toon ais, bis, cis, dis, eis, fis, gis verhoogde vloer estrade verhoogsel ophoging, verhoogstuk verhoor examen, ondervraging, onderzoek verhoorning van de huid steatosis verhoren - aanhoren, bemerken, examineren, horen, luisteren, ondervragen, opletten, toestaan, vervullen, waarnemen, verhouding betrekking, connectie, liaison, rede, relatie, proportie, schaal verhouding (in - gelijk) - evenmatig, evenredig, proportioneel, ratio verhouding der muziektonen onderling - mensuur verhouding in de meetkunde - sinus verhouding, naar - advenant, navenant verhouding tussen muntsoorten - pariteit verhouding van overstaande tot aanliggende zijde - tangens verhoudingsgetal - sinus verhoudingspasser - proportiepasser verhovaardiging - hovaarding, inbeelding verhuizen -delogeren, demenageren, migreren, sterven (fig.), verkassen verhuizen naar een ander land - emigreren verhuizer - vervoerder verhuizing - migratie, transmigratie, verkassen, verplaatsen verhuld - bedekt verhullen - markeren, maskeren, onttrekken, verbergen, verdoezelen verhuren - verpachten verhuring - leasing verhuur - lease, leasing verhuurder van armelijke en te duur verhuurde huisjes huisjesmelker veridiek - echt, oprecht, waarachtig ver in de tijd - laat verritas - waarheid verificatie - echtheidsonderzoek verifiëren bekrachtigen, bevestigen, controleren, erkennen ver in de tijd - laat veritabel - onvervalst veritas - waarheid verjaard - overjarig, verlopen, verouderd verjaardag - anniversarium, geboortedag, jaarfeest, verjaring verjagen - delogeren, ver(bannen), verdrijven, verslaan, wegjagen verjaging expulsie, uitdrijving, verdrijving, verstoting verjaren verlopen, verouderen, voorbijgaan verjarend jarig verjaring - ongeldigwording, peremptie, prescriptie verjaring, soort - acquisitieve, extinctieve verjongen - verfrissen, vernieuwen verjonging - rejuvenescentie verkalken - oxyderen, calcineren verkalking calcinatie, petrificatie, sclerose, verstening verkalking der slagaderen - arteriosclerose verkapt - bedekt, geheim, heimelijk, incrustatie, kwasi, larvatus, verbloemd, verborgen, verholen, vermomd, verkassen – inrukken, verhuizen, verplaatsen verkeer - betrekking, drukte, mouvement, omgang, relatie, trafiek, verhouding, vervoer, wandeling verkeer per spoor - railverkeer, treinverkeer verkeerd abuis, abusief, afwijkend, averechts, ernaast, falikant, faliekant, fout, foutief, krom, kwaad, kwalijk, lek, lekkage, linker, mis, nutteloos, omgekeerd, ongunstig, onjuist, ontaard, onterecht, onvolkomen, onwaar, para, pervers, schadelijk, scheef, slecht, vals, verdorven, vicieus, waa- verkeerd begrijpen - misvatten, misverstaan verkeerd gaan - tegengaan verkeerd gebruik - misbruik verkeerd gemaakt - mislukt verkeerd handelen - blunderen, falen verkeerd spoor dwaalspoor verkeerd uitvallen misvallen verkeerd verstaan - mishoren verkeerd woordgebruik - wartaal verkeerde berekening - misrekening verkeerde daad - misstap, vergrijp verkeerde mening drogbeeld, waan verkeerde slag - dwaling, misslag verkeerde stap - misstap verkeerde verwachting misrekening verkeerde weg dwaalspoor, dwaling verkeerdheid - bedorvenheid, gebrek, ondeugd verkeersbelemmering tol verkeersbord - gebodsbord, richtingbord, stopbord, trictrac, triktrak, verbodsbord, wegwijzer, waarschuwingsbord verkeersdeelnemer - weggebruiker verkeersel - spook verkeersgeleider - verkeersstreep verkeersgemeenschap - communicatie verkeershulpdienst - wegenwacht verkeersindustrie - trafiek verkeerslicht - signaallicht verkeerslijn - (stoom)tramverbinding verkeersmiddel auto(bus), boot, bromfiets, brommer, fiets, jet, motor(fiets), rijwiel, scooter, snorfiets, tandem, taxi, tram, trein, trollybus, vliegtuig verkeersobstakel - barricade, slagboom, tol verkeersonderwijs rijles verkeersongeval - aanrijding, botsing, ongeluk verkeersplein rotonde verkeersregelaar - agent, stoplicht verkeerssignaal - stoplicht verkeersspel - triktrak verkeersspijker - punaise verkeersstagnatie - file, opstopping verkeerstaal in voor/lndië - Tamil verkeersteken bord, knipperlichten, paddestoel, pijl, stoplicht streep, verkeersbord, verkeerslichten, wegwijzer verkeerstoren - seintoren verkeersvereniging A.N.W.B., V.V.V., K.N.A.C. verkeersweg - rijbaan, rijksstraatweg, snelweg verkeersweg met bomen allee, avenue, dreef, boulevard, laan verkeerswet - W.V.R. verkegelen - verliezen verkeken - vergist, verloren, zoekgemaakt verkennen - bekijken, eclaireren, herkennen, nagaan, onderzoeken, opnemen, pionieren, recognoseren, spieden, spioneren, verspieden verkenner eclaiteur, padvinder, rondeloper, scout, spion, verspieder, waarnemer verkenner op zee (padvinder) - octopus, waterpadvinder verkenner van de padvinders - scout verkennersleider - hopman verkenning - observatie, recognoscering, reconnaissance verspieding verkenningsboring proefboring verkenningsgroep patrouille verkenpaal - merkpaal, strandpaal verkerelen - bederven, verknoeien verkeren omgaan, scharrelen, veranderen, verseren, wandelen verkeren met - omgaan verkering amourette, flirt, omgang, verloving, vrijage, vrijerij verket - vork verketteren wraken, veroordelen, uitkrijten verkettering verdoeming, wraking verkeuren - overkeuren verkiesbaar - eligibel, verkieslijk verkiesbaarheid tot zekere kerkelijke functies - acces verkieselijk - goed, preferabel verkieslijk preferent verkiezelde boomstam - dendroliet verkiezeling - silicificatie verkiezen - aanwijzen, believen, benoemen, opteren, prefereren, stemmen, uitkiezen, wensen, willen verkiezen boven - prefereren verkiezing electie, keus, keuze, neiging, poll, preferentie, stemming, verlangen, voor(keur), wens, wil verkiezing Gods - pr(a)edestinatie verkiezingsbiljet - reclamebiljet verkiezingsleer predestinatie verkiezingslijst - kandidatenlijst verkiezingswet - kieswet verkikkerd smoor, stapel, verliefd, verzot verkild - bekoeld verkillen - afkoelen, verkoelen verkitsel - dichtingsstof, hechtstof verklaarbaar - begrijpen, begrijpelijk, natuurlijk verklaard uitgesproken, verbeten verklaarder exegeet, explicateur, uitlegger, uitlegster verkladden - bekladden verklampen - herstellen verklappen - overbrengen, prijsgeven, ventileren, (ver)klikken, verlinken, vertellen, verraden verklapper - verklikker, verrader verklaren aanzeggen, attesteren, betuigen, bevelen, certificeren, duiden, educeren, exegetiseren, expliceren, getuigen, heten, interpreteren, motiveren, noemen, ontraadselen, ontsluieren, ontvouwen, ophelderen, solveren, toelichten, uiteenzetten, uitleggen, uitspreken, verduidelijkenverhelderen, verzekeren, voorlichten verklarend - enuntiatief, exegetisch, explicatief, ophelderen parafrastisch, toelichtend, uitleggend verklarend commentaar - scholium verklarend woordenboek - encyclopedie verklarend zakboekje - vademecum verklarend zakwoordenboek - encyclopedie verklarende aantekening annotatie, kanttekening, noot, nota, toelichting verklarende aantekening in een handschrift - glos, glosse, kantschrift verklarende kanttekening - aantekening, annotatie, glos, noot, glosse, postille, toelichting verklarende omschrijving - parafrase verklarende omzetting - metafrase verklarende onderstelling - theorie verklarende ontleding - analyse verklarende titel ondertitel verklarende uitleg - glos, exegese, explicatie, interpretatie, opheldering, parafrase verklarende veronderstelling - hypothese, stelling, theorie verklarende woorden glossarium, nomenclatuur verklarende woordenlijst - glossarium, naamlijst, naamregister, nomenclatuur, woordenschat verklaring - aangifte, affidadit, annotatie, assertatie, attestatie, attest, bevestiging, bewering, certificaat, commentaar, declaratie, depositie, dictamen, dilacidatie, eed, elucidatie, enunciatie, exegese, explanatie, explicatie, getuigenis, glos, interpretatie, kommentaar, legende, manifest, motie, oorkonde, opheldering, program, programma, toelichting, uiteenzetting, uitlating, uitlegging, uitleg, uitsluitsel, uitspraak, verduidelijkingvertolking, verzekering, voorlichting verklaring bij landkaart legende verklaring dat een bepaling moet worden nagekomen - verbindendverklaring verklaring dat een stuk gezien is - visum verklaring dat iets echt is - legitimatie verklaring dat bouw van schip voltooid is - bijlbrief verklaring dat men zal betalen accept verklaring der heilige schrift - exegese verklaring der tekens op de landkaart of tekening - legenda verklaring die men aflegt - getuigenis verklaring van beweegredenen - motivering verklaring van de bouwmeester van een schip - bijlbrief verklaring van echtheid certificaat, legitimatie verklaring van een dokter - attest verklaring van een gebeurtenis - reportage verklaring van een getuige - getuigenis verklaring van iemand als gijzelaar - aanbevelen verklaring van toestemming - placet verklaring van waarnemingen - getuigenis verkleden omkleden, omtrekken, overkleden, travesteren, uitdossen, vermommen verkleding travestie, vermomming verkleed - vermomd verkleefd gehecht, verknocht verkleind - atrofisch verkleinde kopie van een wisselbeker - replica, repliek verkleinen bagatelliseren, beknotten, ombrageren, reduceren, verachten, verkorten, verminderen verkleinvorm van mina - minette verkleinwoord - diminutief, diminutivum verkletsen - verpraten, verspreken verkleumd - verstijfd verkleunen - vernikkelen verkleurd bleek, flets, ontkleurd, vaal, verbleekt, verschoten verkleuren - verbleken, verschieten verkleuren van het gelaat - blozen verkleuring - discoloratie, fletsheid, vaalheid verklikken aanbrengen, aangeven, aanklagen, overbrieven, verklappen, verlinken, verraden verklikker - aanbrenger, axiometer, delator, denunciateur, detector, klikspaan, manometer, mouchard, overbrenger, overdrager, rapporteren, spion, sycofant, verklikker, verrader, zoemer verklikker van beroep sycofant verklikker van een luchtpomp - manometer verklikking - 1aanbrenging, delatie, denunciatie, spionnage, verklikkerij, verraad verklungelen - verbeuzelen, verknoeien verknallen - bederven, verbruien, verknoeien verkneukelen - verheugen verknipt - gek verknocht - aanhankelijk, gehecht, loyaal, trouw, verbonden verknochtheid - gehechtheid, getrouwheid, liefde, trouw, trouwheid verknoeid - verbruid verknoeien bederven, beschadigen, ledebraken, radbraken, verbeuzelen, verbruien, verdoen, verhaspelen, verknallen, verkwisten, vermorsen, verpesten, verprutsen, verspillen verknollen bederven, verbruien verkoelen - verflauwen, verfrissen, verkillen, verminderen verkoelend verfrissend verkoelend heelmiddel - goulardwater verkoeling afkoeling, verflauwing, vermindering verkoeveren - bijkomen, opknappen verkoking - verdamping verkolen - carboniseren verkoling - carbonisatie verkommeren - achteruitgaan, wegkwijnen verkondigen - annonceren, bekendmaken, berichten, beweren, enunceren, konden, leren, melden, openbaren, prediken, proclameren, uitkramen, verspreiden verkondiger - prediker verkondiger van Gods woord - dominee, pastoor, predikant, priester, rabbi verkondiger van nieuwe leer apostel, evangelist, Messias, profeet verkondiging evangelie, getuigenis, leer, lering, predikatie, prediking verkondschappen - berichten, melden verkoold katoen tondel verkoold linnen - tintel, tondel verkoolde pit van een kaars - snuitsel verkoop afslag, afzet, afname, debiet, handel, omzet, opbod, afslag, transactie, vendu, vendutie verkoop aan de deur - colportage, venten verkoop bevorderen - promoten verkoop bij afslag - afmijnen verkoop met goed doel - weldadigheidsbazar verkoop van geestelijke ambten - simonie verkoopdag van inboedel - boeldag, vendutiedag verkoopdepot - trafiek verkoophuis - venduhuis, kiosk, winkel verkooplokaal - galerie verkoopmethode - colportage, veiling verkoopmeubel - toonbank verkoopplaats - afslag, boetiek, boutique, gebouw, kraam, loods, magazijn, markt, mijn, supermarkt, toko, veiling, veilingloods, vismarkt, warenhuis, winkel, winkelgalerie, zaak, verkooptafel - bank verkooptent kraam verkopen aanbieden, aansmeren, bediteren, debiteren, leuren, negotiëren, opdissen, overdoen, slijten, veilen, venten, verdedigen verhandelen, verpatsen, verzilveren, wegdoen verkopen en kopen - handelen verkopen langs huizen - venten verkopen op veiling - afslaan, veilen verkopen van militaire goederen - dump, dumping verkoper agent, debitant, handelaar, vendumeester, winkelier verkoper, openbare - vendumeester verkoper van bloemen - bloemist verkoper van brillen - opticien verkoper van drogerijen drogist verkoper van edelstenen - diamantair verkoper van geneesmiddelen - apotheker verkoper van huizen - makelaar verkoper van melk melkboer verkoper vansieraden - juwelier verkoper van sterke drank slijter verkoper van tweedehandsgoederen - handelaar, uitdrager verkoper van vlees - slager verkopers keus v. k . verkoping auctie, boelhuis, koopdag, subhastatie, veiling, vendu, vendutie verkoping bij opbod - veiling verkoren - verkozen, uitgelezen, uitverkoren, uitverkorene verkorrelde steen - gruis verkorreling - granuleren verkort beknopt, beperkt, vereenvoudigd verkort geschreven woord - afkorting verkort schrift steno(grafie), tachygrafie verkort schrijven - abbreviëren verkorte boektitel op drukvel norm verkorte handtekening - paraaf verkorte naam - roepnaam verkorte naamtekening - paraaf verkorte samenvatting resumé, uittreksel verkorten benadelen, inkrimpen, 1abbreviëren, restringeren verkorting abbreviatuur, breviatuur, inkorting, overzicht, vermindering verkorting van herexamen - herretje verkorting van kledingstuk - inleg verkorting van woord - afkorting verkorting voor broomkali of broom natrium - broom verkortingsteken abbreviatuur, afkappingsteken, apostrof, apostrofe verkotsen - verraden verkouden - bekocht (fig.), (neus)catarre, coryza, droezig, kou, snotteren, verkoelen, verkoudheid verkouden maken aansteken verkouden worden kouvatten verkoudheid griep, kou verkoudheidsverschijnsel - hoest, hoesten verkouwenis - verkoudheid verkozene - electo verkrachten defloreren, onteren, overtreden, schenden, vertreden, violeren verkrachter - onteerder verkrachting - defloratie, ontering, overtreding, schending, stupratie, stuprum, violatie verkrampt - verstijfd, verwrongen verkregen recht tot exploitatie - claim verkregen vaardigheid in het een of ander - kunst verkregen - verworven verkregen voordeel - rendement, rente, winst verkreukelen - kreuken, verfomfaaien, verfrommelen verkreuken - chiffoneren verkreukt - verfrommeld verkroken - verkreukelen verkromd - bultig, kyfotisch verkrommen - buigen verkromming van de ruggegraat - kyfose, kyphose verkroppen digereren, inslikken, opkroppen, smoren, verbijten, verduren, verstouwen verkropt - ingeslikt, verbeten, verborgen verkruien - opschuiven, verplaatsen, vervoeren verkrijgbaar - tekoop verkrijgbaar stellen - aanbieden verkrijgen - acquireren, bekomen, erlangen, krijgen, obtineren, ontvangen, verwerven verkrijgen bij een erfenis - erven verkrijging - verwerving verkuist - verguld verkuilen - verbroddelen, verknoeien verkwakkelen - bederven, verbeuzelen, verwennen verkwanselen - ruilen, verhandelen, verkopen, verpanjeren, verpatsen, verronselen, verspelen verkwezelen - verbeuzelen verkwikkelijk aangenaam, opbeurend, opwekkend, verfrissend verkwikken laven, opbeuren, verfrissen, versterken, verversen verkwikkend bemoedigend, fris, heilzaam, opbeurend, opwekkend, resumtief, verfrissend, weldadig verkwikking lafenis, opwekking, refectie, troost, verademing, verfrissing, versterking verkwikt gelaafd, monter, opgewekt, verfrist verkwisten - depenseren, diffunderen, dissiperen, doordraaien, dooreenjagen, kwisten, opmaken, prodigeren, spillen, uitgieten, verdoen, verbrassen, verklungelen, verslingeren, verknallen, verknoeien, vermorsen, verspillen verkwistend - brassend, expressief, kwistig, losbandig, overdadig, prodigaal, profuus, spilziek, sumptueus, verspillend verkwistende pracht - somptuositeit verkwister - doorbrenger, doordraaier, losbol, opeter, opmaker, schurk, smeerlap, spilpenning (fig.), verbrasser, verspiller, zwierbol, verkwisting dilapidatie, dissipatie, doorbrenging, overdaad, prodigaliteit, profusie, somptuositeit, spilzucht, verspilling verkwijnen - smelten, uitteren, verbruiken, verkommeren, verwoesten, wegteren verlaagd dijkgedeelte - overlaat verlaagde druk - hypotensie verlaagde toon as, bes, ces, des, es, fes, ges verlaat - aa, kolk, sas, schutsluis, sluis, spui, uitgelopen, vertraagd verlaatbak vergaarbak verlaatmeester - sluiswachter verladen - overladen verlader bevrachter verlagen degraderen, miniseren, ontadelen, terugstellen, verachten, verminderen, vernederen verlagen in rang - degraderen verlagend - verminderend verlaging - avilissement, daling, rabaissement, vermindering, vernedering verlaging in klasse - degradatie verlaging in rang - degradatie, terugstelling, terugzetting verlagingsteken (muz.) flat, mol verlak - schoensmeer verlakken - bedotten, beetnemen, bedriegen, foppen, misleiden, oplichten, verschalken verlakkerij bedrog, bedotterij, beetneming, foppen), fopperij, nep verlamd - bevangen, geparalyseerd, lam, paralytisch, stijf, verlammen - ontwrichten, paralyseren, paralys(i)e, parese
verlammende blik - basiliscusoog verlamming apoplexie, beroerte, cataleptie, contractuur, lamheid, paralysie verlamming gevend - klem verlamming van beide armen - paraplegie verlamming van een - lichaamsdeel, monoplegie verlamming van een lichaamshelft - epiplexie, hemiplegie verlangd - gewenst verlangen – aandrift, begeerte, begeren, begerigheid, behoefte, belust, dorst, eerzucht, eis, eisen, graagte, haken, hang, honger, hopen, hunkeren, lust, moeten, neiging, nostalgie, smaak, smachten, snakken, talen, trek, vergen, verkiezen, vlassen vragen, wens(en), (wil)len zin, ver(zucht)en verlangend - begerig, belust, desireus, dorstend, eisend, gewenst, happig, popelend, smachtend, vorderend verlangend naar paring - bronstig, tochtig verlangen naar - ogen, talen verlangen naar drank dorst verlangen naar drinken na een fuif nadorst verlangen naar eten appeti)t, eetlust, honger, trek verlangen naar familie familieziek verlangen naar huis - heimwee verlangen naar kennis weetgierigheid, weetlust verlangen naar nieuws nieuwsgierig verlangen naar roem eerzucht verlangen naar vocht - dorst verlangen naar voedsel - apetijt, eetlust, honger, lust, trek verlangst - begeerte verlangzamen remmen, vertragen verlangzaming - prestase verlaten abandoneren, achterlaten, afgelegen, aflaten, alleen, begeven, deserteren, desolaat, doods, eenzaam, ledig, leeg, onbewoond, ontruimd, ontruimen, overgieten, ruimen, stil, terugtrekken, uitvliegen, vertrekken, weggaan, woest verlaten zonder steun hulpeloos verlatenheid abandon, eenzaamheid verlating - abandonnement, vertraging verleden – afgelopen, eerder, historie, passato, verdrieten, vervelen, voorbij, vorig, vroeger verleden tijd – gedaan, geschiedenis, geweest, perf(ectum), praet(eritum), preteritum, voorbij, vroeger verleerd - vergeten verlegen angstvallig, bang, bedeesd, bedorven, bedremmeld, beduusd, bedwelmd, beleuterd, benauwd, beleuterd, beschaamd, beschroomd, beteuterd, bleu, blo, bluts, confuus, eenkennig, flets, gegeneerd, honteus, muf, nonteus, onthutst, oud, perplex, schichtig, schroomvallig, schuchter, schuw, sip, timide, verbouwereerd, verslagen, versleten, verward, verlegen maken - deconcerteren, generen, hinderen verlegenheid aporie, bedeesdheid, beduusdheid, bedwelmdheid, beklam, beklemdheid, benauwdheid, benepenheid, beschaamdheid, beteutering, bleuheid, bloheid, bredouille, confusie, eenkennigheid, ellende, embarras, gebrek, gedrang, geldgebrek, gêne, klem, knel, knoei, knijp, moeite, ongelegenheid, pekel (fig.), penarie, perikel, rats, schaamte, schroom, schuchterheid, schuwheid, timiditeit, verbijstering, verdrukking, verwardheid, verwarring verleggen - verplaatsen verleidbaar - seductief verleidelijk aanlokkelijk, aantrekkelijk, attractief, bekoorlijk, seduisant, verlokkend verleidelijke stem lokstem verleidelijke vrouw - Armida verleidelijkheid - charme verleiden - bekoren, charmeren, lokazen, lokken, opstoken, overhalen, perveteren, tenkéren, uitlokken, verlokken verleiden tot een liederlijk leven - debaucheren verleider bekoorder, Casanova, charmeur, Don Juan, lokvogel, mefisto, opstoker, verlokker, verzoeker verleiding bekoring, perversie, seductie, tentatie, verlokking, verzoeking verleidster - circe, Lorelei, vamp verlekkerd belust, verzot verlenen allongeren, bieden, geven, gunnen, lengen, schenken, toekennen, toestaan, verschaffen, wijden verlengbaar - prolongabel, uittrekbaar verlengde - perspectief, voorzetting verlengen prolongeren verlengend - verdagend, vertragend verlenging - allonge, ectasie, prolongatie, prorogatie, protactie verlengingsovereenkomst - prolongatiecontract verlengstuk allonge, lengsel, verlengsel verlengstuk aan de mast steng verlengstuk van een wissel - allonge verlengsel - verlengstuk verleppen verdorren, verdrogen, verflensen, verpieteren, verwelken verlept flets, verdord, verdroogd, verflenst, verwelkt verleren - afleren, vergeten, verleerd verlet beletsel, hindernis, oponthoud, tijdverlies, uitstel, verhindering, verschuiving, verwaarlozing, verzuim verletten - verhinderen, verzuimen verletsel beletsel, hindernis verlevendigen - animeren, aviveren, opfrissen, verhelderen verlicht helder, opgelucht verlichten assisteren, beschijnen, bestralen, eclaireren, helpen, illumineren, klaren, lenigen, lossen, mitigeren, onderwijzen, ontladen, ontlasten, opbeuren, releveren, schijnen, soulageren, troosten, vergemakkelijken, verhelderen, verzachten verlichting - bemoediging, civilisatie, hulp, illuminatie, lantaarn, leniging, licht, mitigatie, neonlicht, onderstand, ontheffing, opbeuring, opluchting, steun, soelaas, solaas, troost, verademing, vergemakkelijking, verheldering, verkwikking, vertroosting, verzachting verlichtingseenheid - lux verlichtingsmiddel fakkel, flambouw, kaars, lamp, lantaarn, olielamp, toorts, vlam, zaklantaarn verliederlijkt - gedebaucheerd, geperverteerd, pervers verliefd amoureus, dol, idolaat, verkikkerd verliefd doen - flirten, minnekozen, vrijen verliefd op - dol, epris, gek, verkikkerd, verzot verliefd op zichzelf narcisme verliefde geluidjes maken - kirren verlies - aderlating, afbreuk, damnum, derving, gemis, klap, nadeel, nederlaag, perte, schade, strop, verbeurte, verlorene, vermissing verlies bij discussie - ongelijk verlies bij geld wisselen - disagio, koersverlies verlies bij valuta notering - perte verlies door lekken der vaten - coulage verlies in aantal afname, mindering, verlies in een spel - nederlaag verlies in gevecht nederlaag verlies in het omberspel - codille verlies in kracht - atrofie verlies in maat - ondermaat verlies van aanspraken - rechteloos verlies van aanzien - afgang verlies van alle bezittingen - bankroet verlies van arbeidsvermogen der warmte - entropie verlies van burgerrechten (bij de oude Grieken) - atimie verlies van de opperhuid - darsis verlies van eetlust - anorexie verlies van geheugen amnesie verlies van gewicht - afval(len) verlies van inkomen - loonderving verlies van leven - dood verlies van lichaamswarmte - thermolyse verlies van loon - loonderving verlies van muzikaal gehoor - amusie verlies van rang - degradatie verlies van reukzin - anosmie verlies van salaris - loonderving verlies van schrijfvermogen - agrafie verlies van sociaal contact - vereenzaming verlies van spraakvermogen - afasie verlies van vermogen - ruineus verlies van woordenvermogen - aphasie verliescompensatie - carry-over verliezen derven, inboeten, kwijtraken, missen, opgeven, omkomen, ontvallen, verbeuren, verspelen, wegmaken, zoekmaken verliezen ondergaan - last verliezen van veren - ruien verliezende partij - succumbent verliezer van een proces - succumbant verlinken (diev.) - aangeven, bedriegen, verraden verloederen - demoraliseren, verarmen, vergaan, verlopen, verrotten, verslonzen verloedering - degeneratie verlof acces,admissie, consent, concessie, dispensatie, fiat, licentie, machtiging, oorlof, (permis)sie, reces, toestemming, vakantie, venia, vergunning, verloftijd,veroorloving, vrijaf, (vrij)stelling verlof hebben - mogen verlof hebben iets te doen - mogen verlof hebben tot - mogen verlof om een geschrift uit te geven - evulgetur verlof om te drukken - impr (imprimatur) verlof tot verblijf - asiel, onderdak, verblijfsvergunning verlof voor het drijven van zekere handel - licentie verlofbiljet - permis, permit verlof/met s.v. verlofbrief ferman, pas, pasje, paspoort, permissiebriefje, permit, privilege verlofdag - baaldag, snipperdag verlofgeld - licent verlofpas - paspoort, reisvergunning verlofpasje - permit verloftijd - vakantie verlokkelijk aanlokkend, aantrekkelijk, bekoorlijk, charmant, verleidelijk, verlokken bewegen, overhalen, nodigen, uitlokken, verleiden verlokken tot - verleiden verlokken tot zonde - bekoren, verleiden verlokkend - aanlokkelijk, begeerlijk, verleidelijk verlokkend kijken lonken verlokker - lokvink, lokvogel, verleider verlokking - aantrekking, attraktie, bekoring, pomperij, seductie, tempatie, verleiding, verzoeking verloksel - lokaas
verlokster - verleidster verloochenaar - afvallige, ontrouwe verloochenaar van God - afvallige, atheïst verloochenen - afzweren, miskennen, verzaken verloochening - abnegatie, afzwering, dementie, opoffering, repudiatie verloofd geëngageerd verloofde aanstaande, bruid, bruidegom, fiancé(e), galant(e), jongen, meisje, novio, toedracht verloofde in ondertrouw - bruid verloop - achteruitgang, afloop, beloop, decursus, gang, proces, trend, teruggang, toedracht, verandering, vermindering, verstrijken, verval, verzwakking, voorbijgang, voortgang, werking, wisseling verloop der verrotting - verrottingsproce verloop van bladeren - nervatuur verloop van een grootheid in de ruimte - gradiënt verloop van een vast tijdschema - timen verloophuls - verloopmof verloopmof - verloophuls verloopstuk - verbindingsstuk verlopen afnemen, geleden, lijden, ongeldig, verdwijnen, verjaren, verminderen, verstrijken, vervallen, voorbij, walen verloperig - onweerachtig verloren - afgedwaald, bijster, foutu, kapot, kwijt, perdu, reddeloos, teloor, uitgeschakeld, vergeefs, verliederlijkt, waardeloos, weg, zoek verloren doen gaan - vergooien, weggooien verloren gaan - ontglippen, teloorgaan verloren gegaan leven - levenloos verloren laten gaan - verkletsen, verknallen, vertalmen verloren moeite - tevergeefs verlorenheid eenzaamheid verloskunde obstretie, tocologie, vroedkunde verloskundig - obstretisch verloskundig instrument - craniotoom verloskundige - accoucheur, obstreet, obstreticus, vroedvrouw verloskundige operatie - keizersnede verlossen bevallen, bevrijden, delivreren, losmaken, ontheffen, redden, vrijmaken verlossend - soterisch verlosser bevrijder, heiland, liberator, messias, redemptorist, redder, redemptor, soder, soter, zaligmaker verlosser der mohammedanen - Mahdi verlossing accouchement, bevalling, bevrijding, heil, liberatie, redemetie, redemptie, redding, uitkomst, vrijmaking verlosster - redster verlost bevrijd, gered verlostang - forceps verloting - tombola, loterij verloting zonder nieten - tombola verloving - engagement, enlumineren, trouwbelofte, verbintenis verlovingsring - engagementsring verlovingstijd - engagementstijd verluchten enlumineren, illustreren, opsieren, opwekken, uitluchten, vervrolijken verluchter - illuminator, illustrator verluchtigen - opsiering, opwekken, vervrolijken verluchting opfrissing, opsiering, illuminatie, illuminering, illustratie, uitluchting, ventilatie, verluiden - uitluiden verluieren - dagdieven, verflauwen verluizing - pediculosis verlummelen verbeuzelen verlustigen amuseren, delecteren, diverteren, opvrolijken, rejouisseren, verheugen, vermaken, vervrolijken verlustiging delectatie, genoegen, ontspanning, uitspanning, vermaak vermaagschapt geparenteerd, verwant vermaagschappen - verzwageren vermaagschapping - verwantschap, verzwagering vermaagschapt - aanverwant, geparenteerd, verwant vermaak amusement, attractie, berisping, blijdschap, cabaret, dans, divertissement, entertainment, film, gading, geneugte, genieting, genoegen, genot, joligheid, jool, liefhebberij, leut, lol, lust, muziek, ontspanning, plezier, pret, recreatie, schik, spel, sport, televisie, toneel, uitspanning, verlustiging, vermaning, verstrooiing, vertier, verzet, verzetje, waarschuwing vermaakcentrum in Wenen - Grinzing Prater vermaakcentrum - pretpark vermaakscentrum in Kopenhagen - Tivoli vermaakscentrum in Stockholm Tivoli vermaakscentrum in Wenen Prater vermaak gevend - vermakelijk vermaakmiddel dans, film, muziek, spel, toneel vermaaksoord kermis, lido, lunapark, music hall, pretpark, tivoli, variété vermaaksoord bij Venetië Lido vermaan - berisping, waarschuwing, vermaning, zedenles vermaanbrief mandement vermaard befaamd, bekend, beroemd, fameus, gerenommeerd, gevierd, populair, vermaard persoon - renommee vermaardheid befaamdheid, bekendheid, beroemdheid celebriteit, faam, fameusheid, opgang, renommee, reputatie, roem, roep, notoriteit, vermagerd afgevallen vermageren afslanken, afvallen, emacereren, interen, lijnen, uitmergelen, wegkwijnen vermagering - emaceratie, emaciatie vermageringskuur - dieet vermakelijk - aardig, amusant, geestig, geinig, genoeglijk, grappig, leuk, leutig, lollig, onderhoudend, plezierig, potsierlijk vermakelijkheid amusement, attractie, divertissement vermaken amuseren, bezighouden, diverteren, hermaken, legateren, legeren, maken, onderhouden, schenken, spelen, verlustigen, verstrooien vermaking legaat, legatering. verandering vermaledijd vervloekt, verwenst vermaledijen - verstrooien, vervloeken, verwensen vermalen fijnkauwen, fijnmaken, vergruizen, vermalen van spijzen tritureren vermanen aansporen, admoneren, berispen, commoneren, exhorteren, manen, moneren, opwekken, preken, reprimeren, terechtwijzen, voorhouden, waarschuwen, zedenpreken vermaner censor (Rom.), maner, moniteur, monitor, moralist, zedenmeester vermaning aanmaning, aanmerking, aansporing, afkeuring, bedsermoen, berisping, bestraffing, betuiging, boetepreek, cohortatie, commonitie, diatribe, exhortatie, filippica, hortatie, improbatie, laak, les, monitie, opprobatie, opwekking, preek, rapplement, reprimande, reprobatie, roepstem, roffel, sermoen, standje, strafpreek, terechtwijzing, uitbrander, uitval, uitvetering, vermaan, waarschuwing, wenk, wraking, zedenles, zedepreek vermaning of berisping - standje vermaning tot deugd zedenles vermassacreren - vernielen vermast - overstelpt vermeend - beweerd, denkbeeldig, gewaand, imaginair, putatief, verondersteld vermeerderaar - Augustus vermeerderd - groter, talrijker vermeerderd met plus, toename vermeerderen - aanfokken, aangroeien, aankomen, aanplanten, aanvullen, aanwassen, aanwinnen, aanwoekeren, bijkomen, bijtellen, bijvoegen, gedijen, groeien, lengen, oplopen, opvoeren, telen, toenemen, toevoegen, uitbreiden, uitgroeien, uitrekken, vergroten, vorderen, wassen, winnen vermeerdering aanwas, accessie, accres, augmentatie, groei, multiplicatie, toename, toeneming, uitbreiding, uitzetting, vergroting, was vermeerdering door deling - monogonie vermeerdering van koopkracht deflatie vermeerdering van witte bloedlichaampjes - leukemie vermeesteren veroveren, bedwingen, beteugelen vermelden - aanroeren, berichten, melden, mentionneren, noemen, relateren, vertellen, zeggen vermelder - relatant vermelding allegatie, bekendmaking, bericht, enunciatie, gewag, mededeling, mentie, opgaaf, opgave, relaas, uitspraak vermenen denken, menen, veronderstellen, wanen vermengd - promiscu vermengen - door(een)roeren, kruisen, meieren, mixen, samenmengen, samenstellen, verbinden vermengend - syncretisch vermenging diffusie, kruising, melange, mixtuur, mixture, mengsel, syncrasis vermenging met speeksel van spijzen - insalivatie vermenging van dranken - cocktail vermenging van metalen - alligatie, legering vermenging van oliestoffen met water - emulsie vermenging van rassen en soorten - kruising vermenging van twee ongelijke vloeistoffen - diffusie vermenging van vloeistoffen - endosmose, osmose vermenging van vloeistoffen door een wand osmose vermaaksoord bij Venetië - Lido vermaard - befaamd, bekend, beroemd, roemzuchtig vermaardheid - celebriteit vermagering - emaceratie vermakelijk - amusabel, amusant, grappig, leuk vermanen - moneren, waarschuwen vermaner - monitor, preekmeester, zedenmeester vermaning - preek, sermoer, (zeden)les vermaning (kerkelijk) - monitum vermannen - overmeesteren, overweldigen vermeend - beweerd, dekbeeldig, gewaand,putatief vermeerderen - toenemen vermeerdering - aanwas, toename, vergroting vermeestern - bedwingen, beheersen, veroveren vermelden - berichten, mentionneren, noemen vermelding - gewag, opgave vermenen - denken vermenging - diffusie, kruising, mixtuur vermenging van twee woorden - contaminatie vermenging van vloeistoffen - endosmose vermenging van vloeistoffen door een wand - osmose vermenigvuldigen - multipliceren, toenemen, voortellen vermenigvuldiger - multiplicator vermenigvuldiging - multiplicatie vermetel brutaal, dapper, driest, gedurfd, insolent, koen, laatdunkend, moedig, onberaden, onbeschroomd, onbewimpeld, onbezonnen, ondernemend, onnadenkend, onvoorzichtig overmoed, overmoedig, pretentieus, roekeloos, stout(moedig), temerair, voorbarig, wakker vermetele baldadigheid - euvelmoed, kwaadwilligheid, overmoed vermetelheid driestheid, koenheid, moed, onberaden, overmoed, roekeloosheid, stoutmoedigheid, temeriteit, vermetselen - overmetselen vermetsen - vermetselen vermicelli - mie vermicide - wormendoder vermiculair - wormachtig vermiform - wormvormig vermiljoen - cinnaber, HgS, kwiksulfide, verfstof vermiljoen, natuurlijk - cinnaber verminderd - beperkt verminderd met af, min(us) verminderde haargroei - dunharigheid, oligotrichie verminderde kwint (muz.) - semidiapente verminderde pijngevoeligheid - analgesie verminderen achteruitgaan, afnemen, afschrijven, afslaan, aftrekken, bekorten, beperken, comminueren, dalen, diminueren, fnuiken, inkrimpen, intrekken, inzinken, knotten, korten, krimpen, kwijnen, luwen, matigen, miniseren, ontsieren, reduceren, slabakken, slinken, tanen, terugbrengen, verkleinen, verkorten, verlagen, verlopen, versmelten, vervallen, verzachten, verzwakken, zakken verminderen in kracht - aftakelen verminderen in omvang - slinken verminderen met - aftrekken verminderend (muz.) diminuendo vermindering - achteruitgang, afgang, afname, afneming, aftrek, afval, beperking, daling, decrescentie, degressie, deling, diminuendo, diminutie, inkrimping, korting, krak, matiging, opheffing, reductie, regres, remise, remissie, submissie, teruggang, terugloop, verkoeling, zakking vermindering der goudwaarde - geldontwaarding vermindering in maat door indrogen - ondermaat vermindering tot een derde - ti�rcering vermindering van geldhoeveelheid - demonetisatie vermindering van kleurstof - depigmentatie vermindering van korrelgrootte - breken malen vermindering van loon - afslag vermindering van prijs - afslag vermindering van prijzeninvloed - krak vermindering van straf - remis(e) vermindering van warmte - afkoeling, verkoeling verminken beschadigen, deformeren, ledebraken, mutileren, schenden, stukmaken, toetakelen, tronqueren, estropië verminking amputatie, beschadiging, defiguratie, handicap, multilatie, schending verminkt - beschadigd, gealtereerd, invalide verminkt beeld tors, torso verminkt soldaat - invalide verminkte gehandicapte, invalide vermissen - ontbreken vermissing - verlies vermits aangezien, daar, naardien, nademaal, omdat, want vermodderen - verknoeien vermoedelijk denkelijk, licht, misschien, presumabel, presumtief, waarschijnlijk vermoedelijke waarheid - waarschijnlijkheid vermoeden achterdocht, argwaan, bevroeden, conjectuur, denken, gissen, gissing, menen, mening, onderstelling, overdenken, presumeren, presumptie, raden, soupconneren, supponeren, verdenken, verdenking, veronderstellen, verwachten, verwachting vermoeden van kwaad - argwaan vermoeid afgemat, amechtig, bekaf, beu, gaar, loom, lomig, mat, moe, moede, op, uitgeput vermoeid en gemelijk - balorig vermoeid en lui - loom vermoeidheid - lassitudo, moeheid vermoeidheidsmeter ergograaf vermoeien - afmatten, fatigeren, matten, harasseren, uitputten vermoeiend afmattend, fatigant, lastig, moeilijk, moemakend, uitputtend vermoeienis - vermoeidheid vermoffelen - verstoppen vermogen begaafd, begaafdheid, bezit, capaciteit, debiet, energie, fortuin, gave, geld, have, invloed, kapitaal, kracht, kundigheid, kunnen, macht, opulentie, potentieel, potentie, potestaat, pouvoir, rijkdom, schat, sterkte, voorspoed, vermogen om iets te doen - kunnen vermogen om te betalen - solvabiliteit vermogen om te groeien - groeikracht vermogen om te luisteren - gehoor vermogen om zich te bewegen - motiliteit vermogen om zich te schikken - aanpassingsvermogen vermogen tot bewust handelen wil vermogen tot het hebben van gevoelens - affectabiliteit, affektabiliteit vermogen tot kracht - sterkte vermogen tot veren - vering vermogen van organismen om licht waar te nemen - lichtzin vermogend bemiddeld, gefortuneerd, gegoed, invloedrijk, machtig, opulent, potent, puissant, welgesteld, rijk, welgesteld, well-to-do vermogend familielid - suikeroom vermogend man croesus, miljardair, miljonair, nabob, richard, rijkaard vermolmd memelig, (ver)rot, vergaan, wormstekig vermolmd hout - boomaarde, humus vermolmd veen - veenhumus vermolmde bevroren turf - stuiveling vermolmen - vergaan, verrotten, verteren vermolming - molm vermolsemen - vermolmen vermomd gemaskerd, geveinsd, rot, verborgen, verkleed vermomd als iemand van een andere sekse - travestie vermomde - gemaskerde, verklede vermommen - camoufleren, deguiseren, maskeren, travesteren verbloemen, vergaan, verkleden, verbergen, verrot vermomming - camouflage, masker, maskerade, mom, mombakkes, travestie, verkleding vermommingskostuum - domino Vermont, hoofdstad van - Montpelier vermooien - verfraaien vermoorden - afmaken, bederven, decimeren, doden, doodschieten, doodsteken, kelen, killen, massacreren, ombrengen, smoren, verstikken, wurgen, vermoossen - bederven, verknoeien, verspillen vermorsen bederven, verknoeien, verkwisten, verspillen vermorzelen platdrukken, verbrijzelen, vergruize(le)n, verpletteren vermorzeling - verbrijzeling, vergruizing vermouth, bestanddeel van - alsem vermuffen - versuffen vermunten - hermunten, overmunten vermunting - hermunting vermurwen - vertederen vermijdelijk - vermijdbaar vermijden - eluderen, eviteren, mijden, omzeilen, ontgaan, onthouden, ontlopen, ontwijken, schuwen, uitwijken, verminderen, vlieden, voorkomen vermijding - evasie, ontwijking, uitvlucht, voorkoming, voorwending vernaal - lenteachtig vernachelen - bedotten, beetnemen vernachten - logeren, overnachten, slapen vernagelen - bespijkeren, dichtspijkeren vernalisatie - jarovisatie, verzomeren vernauwen - versmallen vernauwend - systaltisch vernauwing - angustatie, engte, isthmus, nauwte, stenose vernauwing van de bloedvaten - arteriosclerose vernauwing van een lichaamskanaal - striktuur vernauwing van een opening of kanaal in het lichaam - stenose vernauwing van vaten - vasoconstrictie vernederen - beledigen, beschamen, humiliëren, infermeren, kleineren, krenken, mortificeren, smaden, verachten, verlagen, verootmoedigen vernederend beschamend, honend, humiliant, krenkend, smadelijk, verlagend vernedering - avilissement, beschaming, hoon, humiliatie, krenking, verlaging verneembaar - hoorbaar, zichtbaar vernemen - ervaren, gewaarworden, horen, informeren, leren, meemaken, mores, ondervinden, voornemen, waarnemen, zien vernield - beschadigd, geruïneerd, gescheurd, kapot, kwetsen, stuk, verwoest vernielen afbreken, beschadigen, destrueren, devasteren, elimineren, misvormen, moeren, nekken, omverhalen, onteren, ontheisteren, ramponeren, ravageren, ruïneren, saboteren, schenden, slopen, stukmaken, stukslaan, toetakelen, uitroeien, verdelgen, verdemelen, vernietigen, verscheuren, verwoesten, wegvreten vernielend - destructief, verwoestend vernieler - afbreker, barbaar, destructor, extirpator, saboteur, schoffeerder, sloper, vandaal, vandalist, vernielal, verwoester vernieling - ravage, verwoesting vernieling door vuur brand vernielzucht - vandalisme, vernielwoede vernielzuchtige vandaal vernier - graadverdeler, nonius vernietigen annihileren, annuleren, casseren, doden, doorhalen, ecraseren, elimineren, fnuiken, obliteren, slopen, smoren, stukmaken, verbreken, verdelgen, verderven, verpletteren, uitroeien, uitwissen, vernielen, verwoesten vernietigend - afbrekend, annihileren, annulerend, destructief, dodelijk, elimineren, extingeren, extinctief, fnuikend, infirmatief, peremptoir, ruïnerend, runerend, vernielen, verscheurend, verwoestend vernietigend beoordelen kraken vernietiger - sloper, verwoester vernietiging annihilatie, annulatie, destructie, doorhaling, eliminatie, nullificatie, opheffing, ruïne, sloping, tenietdoening, verdelging vernietiging van een testament - rescissie vernietiging van een vonnis - cassatie vernieuwd - hersteld vernieuwen - aanplanten, hernieuwen, herstellen, innoveren, moderniseren, noveren, renoveren, restaureren, verbeteren, vervangen vernieuwer hervormer, reformator, renovator vernieuwing - herleving, hernieuwing, herstel, herstelling, (in)novatie, modernisering, renaissance, renovatie, restauratie, resuscitatie, verbetering, vervanging, wedergeboorte vernieuwing in de kunst - renaissance vernieuwing van de tempel, feest van de - Chanoeka vernieuwing van schuld - noveren vernikkelen bedotten, vergaan, verkleumen vernikkeld zilver alfenide vernis beits, lak, glansverf vernisgrondstof - kopal vernissen - lakken vernoegd - content, tevreden vernoemen - vermelden vernoeming - naamgeving vernooi - verdriet, verveling vernuft esprit, geest, geestigheid, genie, intellect, intelligentie, oorspronkelijkheid, scherpzinnigheid, slimheid, talent, verstand, vindingrijkheid vernuftig attisch, fijn, geestig, geniaal, industrieus, ingenieus, kien, pienter, puntig, scherp(zinnig), schrander, spits(vondig), uitgekiend, vindingrijk, zinrijk vernuftige vondst trouvaille vernuftige uitval - saillie vernuftige vondst - trouvaille vernuftigheid - scherpzinnigheid veronachtzamen negeren, negligeren, supponeren, versloffen, verwaarlozen, verzuimen, voorbijzien verondersteld - aangenomen, aannemende, vermeend veronderstellen aannemen, assumeren, conjunctum, decreteren, destineren, geloven, gissen, menen, onderstellen, onderstelling, statueren, supponeren, vermenen, vermoeden veronderstelling assumptie, geloof, gis(sing), hypothese, mening, suppositie, vermoeden, waan verongelukken kelderen, mislukken, omkomen, tenietgaan, vergaan verongelijkt persoon - querulant verongelukte auto of schip - wrak veronica ereprijs verontheiligen ontwijden, schenden verontheiliging - profanatie verontmoedigen - vernederen verontreinigen besmetten, bevuilen, bezoedelen, contamineren, vuilmaken verontreiniging - lozing, vervuiling, vuilmaken verontrust - bezorgd verontrusten - agiteren, alarmeren, beangstigen, beroeren, pertuberen, storen, troubleren, turberen verontrustend - alarmerend, zorgbarend, zorgelijk, zorgwekkend verontrusting - beroering verontschuldigen disculperen, exculperen, excuseren, rechtvaardigen, verschonen verontschuldiging disculpatie, exculpatie, excuseren, excuus, pardon, rechtvaardiging, verschoning, vrijspraak verontwaardigd boos, gebelgd, geërgerd, geindigneerd, geïrriteerd, gekrenkt, kwaad, nijdig, verbolgen, vertoornd verontwaardiging aanstoot, boosheid, ergernis, geërgerdheid, gramschap, indignatie, irritatie, krenking, misnoegen, toorn, vertoorndheid, wel veronzijdiging - neutralisatie veroordeeld - gedoemd, genoodzaakt veroordeelde - damnatus, gestrafte, verdoemde, verwezene veroordelen afkeuren, afwijzen, condemneren, reprouveren, verbieden, (ver)doemen, verwerpen, vonnissen veroordeling afkeuring, afwijzing, censuur, condemnatie, damnatie, doem, oordeel, reprobatie, sententie, uitspraak, verdoeming, verwerping, vloek, vonnis veroorloofd - toegestaan veroorloven bewilligen, dulden, gedogen, laten, lijden, permitteren, toelaten, toestaan, vergunnen veroorloving - vergunning, verlof veroorzaken - aandoen, aangaan, aanrichten, aanstichten, baren, berokkenen, bewerken, maken, medebrengen, ontgroenen, schreeuwen, stichten, strekken, teweeg(brengen), toebrengen, verwekken veroorzakend - barend, bewerkend, bewerkstelligend, factitief, productief, verwekkend veroorzaker - schepper verootmoedigen - deemoedigen, vernederen verootmcediging - supplicatie ver opwaarts - hoog verorberd - geconsumeerd verorberen - consumeren, eten, gebruiken, nuttigen, opeten, statueren, verteren, verzwelgen, wegvreten verordenen bevelen, constitueren, destineren, gelasten, opdragen, order, ordonneren, prescriberen, reglementren, vaststellen, verordineren verordening arrest, beschikking, besluit, bevel, bevelbrief, bevelschrift, decreet, dienstorder, directiebrief, dispositie, edict, gebod, keur, last, lastbrief, maatregel, oekase, opdracht, order, ordinantie, ordinatie, ordonnantie, plakkaat, postulaat, regel, regeling, reglement, schikking, scriptie, statuut, verordinering, voorschrift, wet verordering - reglement verordineren bepalen, instellen, ordonneren, verordenen verordonneren bevelen, voorschrijven verouderd absoleet, antiek, archaïsch, gedateerd, obsoleet, ouderwets, vervallen verouderd autotype - Spijker verouderd (Duits) - altmodisch verouderd gewicht - steen verouderd kledingstuk - mof, queue, rijglaars verouderd onbepaald voornaamwoord - iet verouderd orgelregister - tubal verouderd rangtelwoord ander verouderd voornaamwoord iet verouderd woord - archaïsme verouderd woord voor nakomeling - aver, oir verouderde maat el, duim, gemet, mud, ons, pint, roe, roede, voet, zak verouderde motieven toepassen - archaïseren verouderde taal - Grieks, Latijn verouderde uitdrukking - archaïsme verouderde vlaktemaat - gemet, roe(de) verouderde vorm van aalbes - aalbezie verouderde zaak archaïsme verouderde zegswijze - archaïsme verouderen - aftakelen, aftakeling, senescentie, verjaren veroudering senescentie veroveraar - overweldiger, usurpator veroveraar van Cuba - Castro veroveraar van Mexico Cortez veroveraar van Peru Pizarro veroverd gebied - wingewest veroverd goed - buit, poet, prooi veroverd grondgebied - annexatie veroverde landstreek - wingewest veroveren - aanwinnen, bedwingen, bemachtigen, bezetten, innemen, nemen, overmeestern, overweldigen, usurperen, winnen verovering - expugnatie verovering van een vesting - inname, inneming verpachten - aalsteek, verhuren verpachter - admodiator verpachting - verhuring verpaffen - verschieten verpaft - verbaasd, verbluft verpakken - emballeren verpakker - emballeur, pakker verpakking baal, blik, buil, container, doos, emballage, envelop, fles, fust, fustage, goeni, kanaster, kist, knaster, koker, krant, krat, lathilithmand, metalline, omhulling, omhulsel, pak, pakkist, plastic, seroen, strooibus, tarra, ton, tube, vat, zak verpakking van boombast seroen verpakking van goederen uit het Nabije of Verre Oosten - fardeel verpakking van latwerk - krat verpakking van papier - doos, oude krant verpakking van sigaren - doosje, kanaster, kistje, knaster verpakking voor creme - tube verpakking voor flessen - krat verpakking voor geweer - foedraal verpakking voor vloeistof - fles, tank, ton, vat verpakkingsmateriaal blik, bordpapier, cellofaan, cellotape, doos, envelop, fust, golfkarton, hout, houtwol, karton, kist, krat, mand, pak(papier), plakband, plastic, staniol, stro, tas, vat, zak, zilverpapier verpakmiddel voor op reis - karbies, koffer, mand, valies verpanden - belenen, pignoreren verpanding belening, borgstelling, hypotheek, obligatie, pignoratie, verzekering verpanjeren - verkwanselen, verpatsen verpassen - verkopen, verruilen verpatsen verkopen, verkwanselen, verpanjeren, versjacheren verpauperd - berooid verpauperen - vervallen verpaupering - verval verpersoonlijken personifiëren verpersoonlijking personificatie verpersoonlijking van de kracht - Hercules, Meracles verpersoonlijking van de liefde - Amor, Aphrodite, Venus verpersoonlijking van de oorlog - Ares, Mars verpersoonlijking van Duitsland - Michel verpersoonlijking van Engeland - John Bull verpersoonlijking van Frankrijk - Marianne verpersoonlijking van Nederland - Maagd verpersoonlijking van U.S.A. Uncle Sam verpest - bedorven, infect, verknoeid verpesten bederven, besmetten, infecteren, pestifereren, slopen, stukmaken, vergallen, verknoeien verpestend - mefitisch, pestilent, pestilentieel, verderfelijk, verdervend, verziekend, walgelijk verpeuteren - bederven, verbruien, verkerven verpierd - bedorven, verknoeid verpieren - bezwijken verpierewaaid verboemeld verpieterd mager, onooglijk, teer, uitgemergeld, uitgeteerd, zwak verpikken - verpakken, verstoten verpimpelen – verwekelijken verplaatsbaar - beweegbaar, los, marsvaardig, mobiel, roerend verplaatsbaar huisje - ark, caravan, shelter, tent, woonwagen, (woon)ark verplaatsbaar onderdak - camper, caravan, tent verplaatsbare toneelwand - coulisse verplaatsbare woning - ark, caravan, shelter, tent, woonwagen verplaatsen - behandelen, deplaceren, disloceren, hanteren, indenken, kantelen, permuteren, schuiven, transplanteren, veranderen, verleggen, verschuiven, vervoeren, vervolgen, verzetten, wegzetten verplaatsing - dislocatie, interpositie, methathese, migratie, omzetting, overgang, overplaatsing permutatie, snelheid, transfer, transport, verwisseling verplaatsing naar rechts van de aorta (med.) - dextropositie verplaatsingsteken - dubbelkruis, herstellingsteken, kruis, mol verplaatsing van lucht - wind verplaatsing van stuk zet verplaatste personen ontheemden verplanten deplanteren, overbrengen, verplaatsen, verpoten, verpotten verplanting - deplantatie verpleegde - patiënt,zieke verpleeghuis - hospitaal, rusthuis, sanatorium, ziekenhuis verpleeginrichting - hospitaal, lazaret, ziekenhuis verpleegkundige - broeder, zuster verpleegster diacones, nurse, zuster verplegen - helpen, koesteren, oppassen, verzorgen verpleger broeder, diakoon, verzorger, ziekenoppasser verpleging – verzorging, ziekenzorg verplegingsdienst - intendance verpletten platslaan verpletteren ecraseren, overweldigen, verbrijzelen, vermorzelen, vernietigen, zegevieren verpletterend erkentelijk, gedwongen, gehouden, noodzakelijk, obligaat, terneergeslagen, vernietigend, verplicht, verschuldigd ver perplex, verwonderd verplicht - erkentelijk, gedwongen, gehouden, genoodzaakt, genoopt, moeten, noodzakelijk, obligaat, obligatoir, schuldig, verblindend, verbonden, vereist, verschuldigd verplicht stilzwijgen spreekverbod, silentium verplicht zijn moeten verplichten - dwingen, engageren, gebieden, noodzaken, obligeren, opleggen verplichtend beleefd, engageant, gedienstig, obligatoir, obligeant, voorkomend verplichte oefentijd - stage verplichting afspraak, akkoord, belofte, bevel, commando, dank, dwang, erewoord, erkentelijkheid, gebod, gehoudenheid, geweld, incumbentie, instructie, last, lastbrief, mandaat, modus, moet, must, noodzaak, obligatie, obligo, officium, opdracht, order, ordinantie, plicht, promesse, reglement, schikking, schuldplicht, taak, uitschuld, verbintenis, verdrag, verordening, vordering, verplichting der kloosterlingen om in de cellen te blijven - clausum verplicht zijn - moeten verpopte mierenlarve - mierenei verpot - inruil verpoten kweken, ompotten, (over)planten verpozen - amuseren, recreeren, uit(rusten), verwijlen, verpozen, zich - amuseren, recreeren, (uit)rusten verpozing afleiding, delassement, ontspanning, oponthoud, pauze, pauzering, recreatie, relache, respiratie, rust, rustuur, schafttijd, snipperdag, spel, stilte, tijdkorting, tijdpassering, vakantie, verademing, verlof, verlofdag, verzet verprutsen bederven, verknoeien verpulveren - fijnmaken verraad aanbreng(st), aangeving, omslaan, onraad, ontrouw, spionage, trouweloosheid verraden - aangeven, bedotten, klikken, uitbrengen, verklappen, vertellen verrader - aangever, afvallige, deserteur, Judas, klikspaan, landverrader, meinedige, overbrenger, overloper, spie, spion, trouweloze, verklapper, verklikker verraderlijk afvallig, dubbelhartig, gemeen, gevaarlijk, infideel, malicieus, meinedig, onbetrouwbaar, ongerouw, ontrouw, perfide, slinks, trouweloos, vals verradersloon - judasloon verradersrol - marqué verrmponeren - havenen verrassen betrappen, overrompelen, overvallen, verbazen, verblijden verrassend - nieuw, onverwacht, overrompeld, verblijdend verrassing overrompeling, surprise, verwondering verrast - betrapt, bevreemd, getroffen, overrompeld, verbaasd, verblijd, verwonderd verredelijken - nationaliseren verregaand buitensporig, erg, ongehoord verregend doornat, druipnat verrekenen - afbetalen, afrekenen, betalen, gireren, resconteren, vereffenen verrekening giro, misrekening, vereffening verrekeningskamer - clearingsinstituut verrekenpakket - rembours verrekijker binocle, kijker, refractor, telescoop verrekken - ontwrichten, verstuiken, verzwikken verrekking - ontwrichting, verstuiking verrekijker - binocle, kijker, lunet, telescoop, toneelkijker, tubus verrel kwart, vierendeel verreljaar - kwartaal verreschrijver - fax, telegraaf, telex verre westen van Noord-Amerika - Far West verricht - af, gedaan, klaar verricht werk - prestatie, verrichting verrichte daad - feit verrichten - bedrijven, doen, handelen, maken, presteren, stichten, uitrichten, uitvoeren, volvoeren, verrichting aanpak, act, actie, ambtsuitoefening, beheer, daad, functie, gestie, handeling, operatie, performance, prestatie, vacatie, werking, werkzaamheid verrichtingsleer - fysiologie verroekelozen - verwaarlozen verroeren - bewegen verroering - beweging verroest - geoxideerd, roesterig, roestig verroesten - oxideren, vastroesten verroffelen - verslonzen verronselen - verkwanselen, verruilen verrossen - verzengen verrot bedorven, ellendig, gesloopt, naar, ondermijnd, opstandig, putresceren, slecht, stuk, vergaan, vermolmd, verroest, verwenst verrotten - bederven, ontbinden, rotten, stagneren, vergaan, verloederen, verteren, wegrotten verrotting bederf, ontbinding , putrefactie, sepsis, verruca - wrat verruciform - wratvorming verruilen changeren, inwisselen, omwisselen, omruilen, vervangen verruiling commutatie, omwisseling, ruil, verwisseling verruimen - liberaliseren, uitbreiden, verbreden verruiming - dilatatie, uitbreiding, uitzetting, verwijding verrukkelijk - aanbiddelijk, allerliefst, beeldig, bekoorlijk, betoverend, charmant, enig, extatisch, fijn, goddelijk, heerlijk, hemels, ideaal, lekker, mooi, ravissant, riant, schitterend, zalig verrukkelijk oord Eden, (el)dorado, luilekkerland, paradijs, Tèmpe verrukken - bekoren, betoveren, charmeren, verschuiven, wegrukken verrukking - betovering, bezieling, blijdschap, elatie, extase, geluk, genieting, genot, opgetogenheid, vervoering, visioen verrukt bekoord, blij, extatisch, geëxalteerd, opgetogen, opgewonden verrukt door - gecharmeerd verruktheid - opgetogenheid verrijgen - overrijgen verrijzen - herleven, opkomen, oprijzen, opstaan, opstijgen, verheffen verrijzend - opkomend, opstaand verrijzende vogel - feniks verrijzenis - opstanding, resurrectie vers chanson, couplet, (dicht)regel, dichtvorm, fris, gedicht, groen, helder, jong, lied, mals, nieuw, nieuwbakken, ode, onbedorven, onervaren, ongebruikt, ongeopend, pluis, poëem, rijm, pril, recent, regel, schoon, strofe, tune, uitgerust, versregel, vs, v, zang vers ter ere van het bruidspaar - bruiloftslied vers van drie tweedelige voeten - jambe, trachaeus vers van drie voeten - anapest, dactylus vers van twee voeten - spondee, spondeus vers van zes jamben - alexandrijn vers van zes voeten - hezameter vers van zeven voeten - heptameter versaagd bevreesd, moedeloos, lusteloos, pusillaniem versaagd zijn - versaagdheid versaagdheid - pusillanimiteit, trepidatie versassen - schutten versatiel beweeglijk, veranderlijk, versibel versatiliteit beweeglijkheid, ongestadigheid, veranderlijkheid, wispelturigheid, wuftheid versbouw - versificatie versbouwkunst - versificatie versbouwleer metriek verschaffen - aanbrengen, berokkenen, betamen, bezorgen, distribueren, fourneren, geven, lenen, leveren, overleggen, passen, presteren, procureren, storten, veroorzaken, verstrekken, voegen, voorzien verschaffing van gegevens of bewijsstukken - documentatie verschaffing van toegang - introductie verschaften bezorgen, fourneren, geven, leveren verschalken bedotten, foppen, misleiden, nuttigen, verorberen, vangen verschalker - fopper, misleider verschalkt - bedot, gefopt, poppen verschansen - barricaderen, fortificeren verschansing balustrade, barricade, barrière, bewalling, bolwerk, fortificatie, hekwerk, huneborg, leuning, sterkte, reling, retranchement, rideau, schans, versterking verschansingsleiers - wandelspieren verscheelzicht - parallax, verschilzicht verscheen - overleden, verscheiden verscheiden anders, gestorven, heengaan, overlijden, sterven, talrijke, vele, velen, verschillend verscheidene - diverse, enige, enkele, ettelijke,menig, menige, vele, verschillende verscheidene malen - meermalen, menigmaal verscheidene personen - menigeen verscheidenheden - varia verscheidenheid afwisseling, assortiment, differentiatie, diversie, diversiteit, figuratie, keur, keus, keuze, mengelwerk, onderscheid, schakering, sortering, varia, variatie, variëteit, verschil, versiering verscheidenheid aanbrengen - afwisselen, alterneren, diversifiëren, veranderen verscheidenheid van keuze - verschot verschenen vers, uitgekomen verschenken - wegschenken verschepen - verladen, overladen verscheping - afscheep verscherping (med.) - exacerbatie verscherpingsteken acutus verscheurd - lacerus verscheurdheid gespletenheid, verdeeldheid verscheuren laceren, uiteenrijten, vernielen verscheurend uiteentrekkend, vernietigend, verslindend verscheurend dier jaguar, leeuw, panter, poema, tijger verscheuring - dilaceratie, divulsie, laceratie verschiet einder, horizon, kim, perspectief, prospect, toekomst, uitzicht, vergezicht, verte, verschieten decoloreren, lenen, schrikken, verbleken, verkleuren, voorschieten verschietende ster meteoor, meteoriet verschikken - opschuiven verschikking - omzetting, permutatie, verplaatsing, verwisseling verschil - afwijking, contrast, differentie, discrepantie, marge, onderscheid, onenigheid, ongelijkheid, overschot, pariteit, rest, tegenstelling verschil in diepgang van een schip - trim verschil in notering - report verschil in snelheid - slip verschil in stand - afstand verschil maken - schelen verschil tussen bruto en netto - tarra verschil tussen licht en donker - tint verschil van mening - conflict, meningsverschil, onenigheid, ruzie, twist, vete verschillen afwijken, differeren, onderscheiden, ontlopen, schelen verschillend afwisselend, afwijkend, anders, different, different(ieel), divers, gemengd, gevarieerd, onderscheiden, ongelijk, ongelijksoortig, tegenstrijdig, uiteenlopend, verscheiden verschillende spullen - dingen verschillende standen der planeten onderling - aspecten verschillend in hoedanigheid anders verschillicht - parallax verschilzicht - parallax verschimmelen - bederven verscholen - schuil, verborgen, verdekt, verstoken, weggekropen verscholen zijn - schuilgaan verschonen excuseren, ontzien, sparen, verfraaien, vergoelijken, verontschuldigen, verversen, vrijlaten verschonende, verzachtende uitdrukking - eufemisme verschoning dispensatie, excuus, justificatie, menagement, pardon, vermooiing, verontschuldiging, verwisseling verschoonbaar - exclusabel, pardonnabel, vergeeflijk verschoppeling outcast, paria, verschoveling, verstoteling, verworpeling, verschoppen achteruitzetten, verachten, verstoten, verwerpen, verwaarlozen, verwerpen, wegschoppen verschot sortering, verscheidenheid verschoten flets, ontkleurd, verkleurd, vaal verschoten van kleur - ontkleurd verschrijver - telegraaf verschrikkelijk - abominabel, affreus, afgrijselijk, afschuwelijk, angstig, angstwekkend, bar, beangstigend, enorm, erg, geducht, gruwelijk, hevig, horribel, ijselijk, ongenadig, onguur, ontstellend, ontzettend, schrikbarend, schrikkelijk, schrikwekkend, terribel, vreselijk, ijselijk, ijzingwekkend, zeer verschrikking afschuwelijkheden, ellende, ontzetting, plaag, ramp verschrikt angstig, geschrokken, kei, kil, ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, verbouwereerd, verbijsterd, verschrokken, verslagen, versteld, verstomd, verwezen, vreesachtig verschroeien - verzengen verschroeiing - verzenging verschroeiende wind in Afrika - harmatten verschrompeld - atrofisch, uitgedroogd verschrompelen - atrofiëren, samentrekken verschrompeling van een orgaan - atrofie verschuifbaar tandwiel in versnellingsbak - baladeur verschuilen - onderduiken, schuilhouden, verbergen, versteken, verstoppen, wegkruipen verschuiven differeren, opschorten, postponeren, procrastineren, prorogeren, schorsen, schorten, suspenderen, uitstellen, verplaatsen, verstoten, vervoeren, verzetten verschuivend - prorogatief verschuiving - dilatie, dislocatie, interpositie, opschorting, prorogatie, temporisatie, uitstel, verplaatsing verschuiving in tijd later, uitstel verschuldigd betamelijk, debet, gepast, redevabel, verplicht verschuldigde rechten leges verschijndag - vervaldag verschijnen - compareren, komen, opdagen, paraisseren, treden, verschijning - apparitie, chimaera, expiratie, fatamorgana, gedaante, geest, manifestatie, openbaring, opkomst, spectrum, spook, visioen, voorkomen verschijningsvorm - gedaante verschijningsvorm van een boek - brochure, cahier, gebonden, gekartonneerd, ingenaaid, pocket verschijningsvormen - fenotype verschijnsel – fenomeen, signe, signum, symptoom verschijnsel aan de hemel - meteoor, meteoriet, noorderlicht, regenboog, ster, verduistering, zon verschijnsel bij onweer - bliksem,donderslag verschijnsel in de radiografie - fading verse groene haring - panharing verse haring - levaard verse haring der Zuidzee - slobbe versharing - steurharing versicolor - bont, veelkleurig versie bewerking, lezing, vertaling, wending, zienswijze versierd gemaakt, gepresteerd, opgetooid, verzonnen versierd met veelkleurig email binnen metalen randjes - cloisonné versierd schild op bouwwerk - cartouche versierd titelblad frontispice, frontispies versierd vlak van Dorische fries - metop versierde boog boven een venster - archivolte versierde drinkbeker - bokaal versierde gepunte stok - banderilla versierde haak - agraaf, agrafe versierde lambrizeringsstrook - fries versierde notenfiguur - melisma versierder - playboy versieren - decoreren, dossen, garneren, orneren, opdirken, opmaken, opschikken, opsmukken, optooien, paleren, pareren, regelen, sieren, smukken, tooien, uitmonsteren, verfraaien, verzinnen versieren met dooreengevlochten lijnen - guillocheren versierend prentje - vignet versiering agrement, arabesk, beslag, brandebourg, cocarde, corsage, decor, decoratie, dekor, draperie, eikeblad, eikel, ereboog, erepoort, galon, garnement, garnering, garnituur, kokarde, krul, kwast, lover, lovertje, miniatuur, moreske, nestel, oplegsel, opluistering, opschik, opsiering, opsmuk, ornament, ornamentatie, palatie, palering, passement, pompoen, pompon, rand, rozet,(sier)aad, slinger, strik, tooi, tooisel, tres, verfraaiing, versiersel, vignet versiering aan huizen - arabesk versiering boven deuren - fronton versiering boven gevels - fronton versiering in blad en loofwerk - moreske versiering in kapiteel - volute versiering in loofwerk - arabesk versiering langs een arcadeboog - archivolte versiering met doek in plooien geschikt - draperie versiering met kromlijst van gevel - hoogfries versiering met kronkelende strepen adering versiering met licht illuminatie versiering op kleding passement versiering op de huid - tatoeage versiering op een palmblad gelijkend - palmet versiersel op japon - broche, ceintuur, corsage, galon, kant, kraal, lint, lovertjes, pof, tres versiering op kleding - broche, cocarde, corsage, kant, nestel, passement, strik versiering op meubels - espagnolet, espagnolette versiering op schoenen - pompon versiering op tenue - galon, nestel versiering op titelblad van een boek - titelvignet versiering van Arabische huizen - moreske versiering van boordsel - agrement, nestel, passement versiering van de hand - ring versiering van de kerstboom - lamette versiering van een bruid - sluier versiering van een gerecht - garnituur versiering van een ingang - draperie versiering van een middeleeuws handschrift - hoofdletter, miniatuur versiering van geplooide stof - draperie versiering van het hoofdthema - figuratie versiering van loofwerk - arabesk versieringen in de zang - fiorituren versieringsband bies versieringsfiguur (muz.) - arpeggio, mordent, tremolo, triller versieringskunst ornamenteel, ornamentiek versieringslijn - bies, galon, sjerp, tres versieringsmateriaal - bies, galon, goudpapier, lovertjes, parelmoer, slingers, zilverpapier versieringsmotief arabask, arabesk, arabisestijl, decoratie, draak, festoen, florituur, meander, moreske, ornament, palmet, rank, roset, rozet versieringsstuk naast een gevelstuk - klauwstuk versiersel - agrement, decoratie, festoen, feston, galon, garneersel, garnering, garnituur, nestel, oorring, oplegsel, ornament, parament, sier, sieraad, tooi, oplegsel, ornament, parament, staatsie, tierelantijn, tussenzetsel versiersel aan een horlogeketting - signet versiersel bij kranslijsten - aasblad versiersel op een helm - wrong versiersel op lithurgische gewaden - parement versiersel op uniform galon, nestel versiersel van bloemen - corsage versiersel van een ridderorde - ordeteken versiersel van weinig waarde - tierelantijn(tje) versierselen - parement versifex rijmelaar versificateur verzenmaker versificatie - versbouw versjacheren - verhandelen, verkopen, verkwanselen, verpatsen versje - gedichtje liedje, limerik versjofeld verarmoed, haveloos versjouwen - verdragen, verslepen versiering op kleding - passement versiering op uniform - nestel versiering van weefsel - batik versiering in de zang - fiorituur verslaafde - addict, junk verslaafdheid - liefhebberij, manie, passie, tirannie, verzotheid verslaafdheid aan morfine - morfinisme verslaan afnemen, doden, klopen, overklassen, overwinnen, rapporteren, uitschakelen, vellen, verjagen, verschalen, winnen verslag - bericht, bescheid, boodschap, exposé, handeling, kondschap, kroniek, mededeling, notulen, referaat, relaas, reportage, rapport, reces, referaat, reportage, stenogram, verhaal, versie, verslag doen - berichten, rapporteren, refereren verslag geven - rapporteren, refereren, relateren, verhalen, vertellen verslag in snelschrift - stenogram verslag over het eigen leven - autobiografie, memoires verslag over ziekteverloop - ziekterapport verslag uitbrengen berichten, rapporteren, refereren, vertellen verslag van een examen - protocol verslag van een gebeurtenis reportage verslag van een klok - klik verslag van een raadsvergadering - raadsverslag verslag van een veldslag - oorlogsverslag verslag van een vergadering notulen verslag voor radio of t.v. - reportage verslagen - aangeslagen, besuusd, desolatie, moedeloos, nerveus, ontdaan, onthutst, ontmoedigd, ontredderd, overwonnen, perplex, perplexiteit, schuw, sip, terneer, troosteloos, uitgeteld, terneer, terneergeslagen, treurig, verschaald, verschrikt, verwezen, verwoesting verslagenheid - consternatie, moedeloosheid, neerslachtigheid, troosteloosheid, verslaggeven - rapporteren verslaggever - commentator, correspondent, interviewer, journalist, ooggetuige, rapporteur, ref(erent), reporter, rapporteur verslaggeving rapportage, reportage verslag uitbrengen - berichten, rapporteren, vertellen verslakken - verflensen, verleppen verslappen - relacheren, verflauwen, verzwakken verslappend - paretisch verslapping - asthenie, atonie, atrophie, beriberi, blauwschuit, diabetes, hypertrophie, inzinking, languor, ontspanning, relaxatie, scheurbuik, scorbuut, suikerziekte, verflauwing, vermindering, verzwakking, vetzucht, verslapt - verwaterd verslavend middel - Lsd, hashish, heroïne, marihuana, mescaline, morfine, opium verslavende middelen - barbituraten, hallucinogenen, optaten, wekaminen verslaving - hunker verslaving aan drank - alcoholisme, drankzucht verslaving aan geneesmiddel - addictie, farmacomanie verslaving aan morfine - morfinisme verslaving aan narcotica of verdovende middelen - narcomanie verslaving aan zoetigheid - snoeplust verslavingsmiddel - heroïne, morfine, opium verslavingsverschijnsel - ethersnuiven, snuiven, spuiten verslechtering achteruitgang, inzinking, pejoratie, perversie, teruggang, verergering, vermindering verslechting - achteruitgang versleer metriek, prosodie verslempen - verbrassen verslensen - verflensen, verwelken verslepen - versjouwen versleten af, afgedragen, afgemat, afgeleefd, afgedraaid, afgedragen, afgetakeld, afgetobd, afgetrapt, aftands, caduc, kaal, kaduc, kaduk, kaduuk, kapot, krachteloos, op, oud, ouderwets, rappig, schabberig, schabbig, sleets, stuk, uitgeleefd, uitgeput, verlegen, verteerd, vervallen, verzwakt, waardeloos, wrak, versleten ijzer - oud roest versleten lap - lomp, lor, vod versleten plek glee, sleet versleten voorwerp oudje versliegeren - aanbrengen, verraden verslijten - afdragen, aftakelen verslijtend - sleets verslinden devoreren, inzwelgen, opslokken, opvreten, verbranden, verzwelgen verslindend - verscheurend verslingerd - gehecht, verliefd verslingeren - vergooien, verkwisten verslonsd - slordig versmaad geminacht, veracht versmaadheid - schande, verachting versmaat - metriek, metrum versmachten hunkeren, omkomen, snakken, treuren, verkwijnen versmachting frustratie, verkwijning versmaden afslaan, afwijzen, dedaigneren, minachten, moedeloosheid, verachten, verwaarlozen, verwerpen, weigeren, versmalling engte, vernauwing versmalling in de weg flessenhals versmalling van land landengte versmeetkunst - stichometrie versmelten afnemen, ondereensmelten, samengaan, smelten, syncretiseren, verminderen, wegnemen, wegsmelten versmelting van twee woorden - contaminatie versmoren - onderdrukken, stikken, verbergen versmullen - verbrassen versnapering - ijs, lekkerbeetje, lekkernij, snoep(erij), snoepgoed versnapering aan boord oorlam versnaperingen snoep(goed), ijs, zoetigheid ) versneld (muz.) accelerato versnelde ademhaling - tachypnoea versnelde hartwerking - tachycardie versnelde loop aanloop, draf, ren, rush, speed, sprint, spurt, sukkeldrafje versnellen - accelereren, bespoedigen, rennen, verhaasten versnellend (muz.) - accelerando, pressant, string, stringendo versnelling acceleratie versnellingsmachine bètatron, cyclotron, synchrotron versnipperen - verscheuren, vernietigen verso keerzijde, ommezijde versoberen - bezuinigen versoepelen - verzachten vers op rijm - gedicht verspanende bewerking - frezen verspelen kwijtraken, verbeuren, verdobbelen, vergokken, verkwanselen, verkwisten, verliezen, verspillen verspenen - pikeren versperren - afsluiten, barricaderen, belemmeren, encombreren, vernietigen, verwoesten versperring afsluiting, barrage, barricade, barrière, belemmering, blokkering, encombrement, horde, obstakel, spervuur, stuwdam, verhindering verspieden loeren, spioneren, verkennen verspieder bespieder, emissaire, emissario, gluurder, loerder, spion, spionnetje, vensterspiegel, verkenner verspieding spionage verspillen dissiperen, doorbrengen, spillen, verbeuzelen, verbrassen, verdoen, verknoeien, verkwisten, vermorsen, verspelen verspiller - opmaker, verkwister verspilling - dilapidatie, profusie, verkwistin verspreid - afwisselend, diffuus, passim, sporadisch, verstrooid verspreide dingen - sparsa verspreiden - rond(strooien), uiteengaan, uitzaaien, uitzenden, verstrooien verspreider van radioprogramma's - omroep . verspreiding - dispersie, distributie, propagatie, loop, uitgifte, verstrooiing verspreiding van radioprogramma's - uitzending verspreiding van ziekteverwekkende stof in het lichaam - metastase verspreidingsgebied - areaal verspringer - atleet versregel - alexandrijn, hexameter, pentameter verssnede cesuur, diëresis verssoort - alexandrijn verstaald ongevoelig, hardvochtig verstaan bedreven, begrijpen, bevatten, doorhebben, horen, inzien, kennen, vatten verstaanbaar begrijpelijk, begrijpelijkheid, duidelijk, hoorbaar, verstaanbaarheid verstand - begaafdheid, begrip, beleid, benul, besef, bevatting, beustzijn, brein, cerebrum, denkvermogen, doorzicht, esprit, geest, genialiteit, genie, hersens, idee, intellect, intellekt, intelligentie, inzicht, kruim, logos, notie, perspectief, positieven, raison, ratio, rede, schranderheid, sensus, sjoege, tulent, vermogens, vernuft, wijsheid verstand in spreken en handelen - euiogie verstand toetsen - testen verstand van varen - varenswijsheid verstandeloos - dom, stom verstandelijk cerebraal, intellectueel, rationeel, redelijk, vernuft, verstandig verstandelijk kenbaar - intelligibel verstandelijk, te - cerebraal verstandelijk vermogen - intellect, intelligentie verstandelijkheid - redelijkheid verstandhouding betrekking, contact, entente, relatie, verbinding, verdrag verstandig bedachtzaam, begaafd, begrijpelijk, behoorlijk, beraden, bevattelijk, bezonnen, billijk, doordacht, eigenzinnig, geestrijk, geleerd, goochem, handelbaar, intellectueel, intelligent, inzicht, kloek, knap, mak, nadenkend, omzichtig, oordeelkundig, pienter, raadzaam, raisonnabel, rationeel, rechtvaardig, redelijk, scherpzinnig, schrander, snugger, spiritueel, vernuftig, tactvol, vernuftig, vroed, wel bedacht, wijs(elijk), zinnig verstandig iemand - wijze verstandig nadenken - ratiocinatie verstandige beoordeling - raisonnement verstand of besef - begrip verstandsbesluit - ratiocinatie, redenering verstandsgave - genialiteit verstandsverbijstering alienatie, bezetenheid, dementie, frenesie, idiotie, krankzinnigheid, manie, waanzin verstandszetel - hersenen verstandszwakte - imbiciliteit, stoliditeit verstapelen - overstapelen verstard water ijs verstarren - verstijven, volharden, volhouden verste afstand planeet zon - afelium, aphelium verste bemande ruimtereis - maanreis verstedelijking - urbanisatie versteedsen urbaniseren versteedsing urbanisering versteend fossiel, keihard, ongevoelig, onverbiddelijk, wezenloos versteend dennehout - elateriet, elatiet versteend dier - nemoliet versteend gezicht - masker versteend hout - xylotiet versteend in de grond - fossiel versteend insect - entomolit versteend lichaam - petrefact versteend overblijfsel fossiel, zoöliet versteend poliepenskelet - drakoniet versteend rietgewas - calamiet versteend rijshout - nol, nolle versteend wezen petrefact versteend zeedier - echiniet, belemniet versteend zeewier - ulviet versteende bloempoliepen - koraal versteende boomstam - dendoriet, dendroliet versteende boomwortels - rhizolieten versteende figuur - beeld versteende gevoelens - gierigheid, haat, wrok versteende maaltand van de zeewolf - paddensteen versteende moeder Niobe versteende overblijfselen van voorwereldlijke dieren – fossiel, zoöliet versteende overblijfselen van zeedieren - echinieten versteende palmtronk - palmaciet versteende planten en dieren - fossielen versteende poliep - drakoniet versteende rolslak - volutiet versteende tand van de zeewolf - paddesteen versteende turf - kool versteende vogel - archeopteryx versteende vorst in Afrika - Atlas versteende weekdieren - belemnieten versteendheid hardheid, wreedheid verstek absentie, afwezigheid, verzuim versteken verbergen, verhelen, verschuilen, verstoppen, wegkruipen versteken - verbergen, verhelen, verschuilen, verstoppen, wegkruipen versteken, zich - schuilhouden versteklade - verstekblok verstelbaar - regelbaar verstelbare winkelhaak - zwei versteld onthutst, ontsteld, paf, perplex, verbaasd, verbluft, verbijsterd, verschrikt, verslagen versteldheid - schrik, verbazing, verbijstering verstelgoed - verstekwerk verstellen - flikken, herstellen, lappen, maken, mazen, opknappen, oplappen, repareren verstellen van kleding - herstellen, lappen, repareren, naaien, stoppen verstellen van een orgel - stemmen versteller - maker versteller van schoenen - lapper, schoenmaker verstelling - lappen, repareren, verstellen verstelwerk lapwerk, naaiwerk, pomp, verstelgoed verstempelen - overstempelen verstenen - fossiliseren, hardvochtig, petrifici-ren verharden, verstening - fossiel, kristallisatie, lithoficatie, petrefact, petrificatie, verkalking verstening in het lias - liasverstening verstening in oude aardlagen - fossiel verstening van een lichaam - numuliet versteningen van planten en dieren - fossielen versterf afsterving, erfdeel, erfenis, gangreen, koudvuur, mortaliteit, nalatenschap, necrose, overlijden, versterf met rotting - gangreen versterfenis - nalatenschap versterfrecht - erfrecht versterken – aangroeien, aanmoedigen, bastioneren, bekrachtigen, beveiligen, corrobereren, fortificeren, harden, nuttigen, pantseren, redoubleren, renforceren, restaureren, stalen, stijven, tergen, verzwaren, wapenen versterken tegen inbraak - blinderen versterkend krachtgevend, resumtief, resumtiem, tonisch, toniserend, verstevigend versterkend middel - corroboratief, doping, tonicum versterkend voedsel bonen, eiwit, vlees versterkend voorvoegsel - oer versterkend weefsel in het hout van bomen - libriform versterkende middelen - analeptica, haematogeen, ioborantie, somatose, stimulantia, tonica versterker - tuner versterker van het geluid - megafoon, microfoon versterking aanvulling, augmentatie, benteng, bolwerk, bunker, burcht, citadel, corroboratie, fort, fortificatie, kazemat, lunet, rideau, roborantie, schans, steun, vermeerdering, verschansing vesting, wal versterking aan de rand van een zak - haam versterking in stad citadel versterking van dus - aldus versterking van een dijkbeloop met puin - puinglooiing versterking van steen - muur versterkingslat van een giek - gundel versterkingsmiddelen - roborantia, tonica, tonika versterkt (muz.) - fz,sf, sfz, sforzando, sforzato versterkt bolwerk - bastion, verschansing versterkt buitenwerk - voorburg versterkt kasteel bastion, burcht, burg versterkt paleis - kraton, Poeri versterkte adellijke woning in Friesland stins versterkte celdifferentiatie - kanker versterkte geur - stank versterkte hoeve havezate versterkte ommuring - wal versterkte plaats bastion, burcht, bolwerk, fort, kazemat, (Ind.) kota, schans, vesting versterkte stad bastide, schans, veste, vesting, wal versterven devolveren, overlijden, wegsterven versterving erfdeel, legaat, onthouding verstevigen - consolideren verstevigend - versterkend versteviging - steun verstikken - uitblussen, smoren, stikken, suffoqueren, vergaan, versmachten verstikkend - mefitisch verstikking - asfyxie, suffocatie verstikkingsdood - asfyciatie, asfyxie verstikt (muz.) - suffocato verstoken beroofd, gespeend, verborgen, verstopt, zonder verstokt - hard, impenitent, ongevoelig, onverbeterlijk, verhard, verstard, verstokken - verharden verstokt (ver)hard verstoktheid verharding, hardnekkigheid, halsstarrigheid verstolen bedekt, clandestien, geheim, heimelijk, klandestien, steels, stiekem, tersluiks, verborgen, verholen verstomd - onthust, sprakelooos, verbijsterd, verschrikt verstommen - bedaren verstomming - stupefactio verstompen - afstompen, hebeteren, versuffen verstompt - dof, mat, onthutst, perplex, sprakeloos, suf, verbijsterd, verbaasd verstoord boos, gebelgd, gebeten, geraakt, gram, kregel, kwaad, lichtgeraakt, nijdig, razend, verbolgen, vergramd verstoordheid toorn, gramschap, wrevel verstoppen - verbergen, versteken, obstrueren, onderduiken, wegbergen, wegkruipen, wegmoffelen verstoppertje spelen - buten verstopping - constipatie, embolie, encombrement, constipatie, hardlijvigheid, obstipatie, obstructie, stenose verstopping in de endeldarm - coprotase verstopping van bloedvat - embolie verstopping van de poriën - stenose verstopt - geconstipeerd, verborgen, verstoken verstoring - belemmering, hinder, stoornis, verwoesting, verstoteling - balling, bultzak, outcast, paria, verschoppeling verstoting - dejectie, repudiatie verstouwen - eten, opeten, verkroppen, verstuwen verstrekking - bezorging, verschaffing verstrikkend - captieus verstrooid - absent, abstract, abstrakt, afgeleid, afgetrokken, afwezig, diffuus, distract, dromerig, mijmerend, onoplettend, peinzend, sporadisch, uiteengedreven, verjaagd, verspreid verstrooidheid - absentie, abstractie, distractie verstrooien - dispergeren, uiteendrijven, verjagen, verspreiden verstrooiing (muz.) - divertimento, divertissemento verstrijken - verlopen, vervallen, voorbijgaan verstuiken - omslaan, ontwrichten, verrekken, verzwikken verstuiking - contorsie, distorsie, ontwrichting, stremma, subluxatie, verrekking, verzwikking, zwik verstijfd - verkleumd, verkrampt, verstrand verstijving - beroerte, reumatisme, verstramming versuft - daas, dof, mat versukkeling - ziekelijkheid versus - v., tegen(over) versvoet - alexandrijn, amfibrachis, anapest, arsis, dactilus, jambe, spondeus, stanza, trochee, trochaeus versvoet zonder klemtoon - thesis versvorm - alliteratie, rondeel vertaal - vert. vertaald stuk - translaat, vertaling vertaald vreemd woord - purisme vertaaloefening - proefvertaling, thema vertaalprijs in Nederland - Nijhoffprijs vertakelen - optuigen vertakken - delen, ramificeren, splitsen, splijten vertakking arm, onderafdeling, ramificatie, ramifutie, ramus, splitsing, zijtak vertakking van de Rijn - Waal vertakking van de slagader - ader, haarvat vertakking van een zenuwcel - dendriet vertakking van rivier - arm vertakte horens - gewei vertalen - bewerken, overbrengen, overzetten, traduceren, translateren, verdietsen, vertolken, volgen vertalen ter oefening thema vertaler - bemiddelaar, interpretor, ovrzetter, taalman, tolk, translateur vertaler (Duits) - dolmetscher vertaling overzetting, translaat, translatie, versie, vertolking, weergave vertaling Oude Testament - Itala (oude Latijnse bijbel), Septuaginta (Grieks), Vulgata (Latijn) vertaling ter oefening - thema vertaling van de Hebreeuwse bijbel in het Grieks - Septuaginta vertalingsrecht - vertaalrecht vertappen - uittappen vertasten - misgrijpen, mistasten verte afstand, distantie, einder, ginder, ginds, horizon, keer, verschiet, verwijderdheid, wend vertebra - wervel verteerder - consument, gebruiker vertegenwoordigen betekenen, optreden, representeren, uitmaken vertegenwoordigend - representatief vertegenwoordiger afgevaardigde, agent, ambassadeur, dealer, gezant, handelaar, handelsagent, handels(reiziger), representant, scheepsagent, tussenpersoon, vertegenwoordiger in auto's - dealer vertegenwoordiger in de staten van Zeeland - edele vertegenwoordiger van een vorst - resident vertegenwoordigers van een parlementspartij - fractie vertegenwoordiging - agentuur, missie, representatie vertegenwoordiging van een staat - ambassade, gezantschap legatie, missie, zending vertegemwoordigster - agente, agentes, agentesse, reprezentante vertekend - scheef vertekend beeld - anamorfose vertekenen mistekenen, misvormen vertekening - deformatie, distorsie, verdraaiing, vervorming vertel - vierendeel verteld hebben - weten vertellen debiteren, kletsen, kouten, me(d)edelen, opdissen, praten, relateren, rondbrieven, spreken, treden, uitkramen, vergissen, verhalen, verhalen, verklappen, vermelden, verraden, verwringing, zeggen verteller van grappen - moppentapper vertelling haggade, novelle, parabel, sprookje, story, verhaal, vertelling (onbeduidende) - lariekoekverhaaltje, vertelsel-vertelsel - smoes, sprookje, verhaal, verzinsel vertelsels - leugens praatjes, sprookjes vertelster van 1001 nacht verhalen - Sheherezade verteren - corroderen, depenseren, digereren, doorstaan, dulden, inbijten, invreten, kwisten, lijden, opeten, opmaken, opteren, teren, uitgeven, verbruiken, vergaan, verkwisten, vermolmen, verorberen, verrotten, verwerken, wegvreten verteren van voedsel - digereren verterend verwoestend vertering consumptie, depensie, gelag, proteolyse, spijsvertering, verbruik vertering op reis - teerkost verteringsbelasting - verbruiksbelasting verteringsstuk - corrosiestuk verteuten - nietsdoen, verluieren, verlummelen vertex top, toppunt, punt verticaal loodlijn, loodrecht, perpendiculair, rechtop, rechtstandig, steil verticaal gesteld hout - staander, stijl verticale afmeting - hoogte verticale doorsnede profiel verticale lijn - loodlijn, perpendiculair verticale rij - kolom vertichting - afgifte, afstand vertiender - tiendheffer vertiending - decimatie, tiendrecht vertienvoudigen - decupleren vertier afleiding, afwisseling, amusement, bedrijvigheid, drukte, (leven)digheid, ontspanning, pret, spel, vermaak, verzet vertigo - draaiing, duizeligheid, duizeling vertikaal gesteld hout om iets te steunen - staander vertikale integratie - contractteelt vertikale steunstaak - staander vertikken staken, verdommen, verdraaien, weigeren vertillen - verbeuren vertimmeren - verbouwen metaal vertind lood - albion vertind metaal - blik vertind plaatijzer - blik vertinnen (van kou) verkleumen vertoef - oponthoud, uitstel vertoeven liggen, logeren, toeven, (ver)blijven, wonen vertogen - betogen vertolken interpreteren, overzetten, uitbeelden, verduidelijken, verklaren, vertalen, uitbeelden, uitdrukken, uitleggen vertolker van de hoofdrol - protagonist vertolker, toelichter bij wajang-wong - dalang vertolking interpretatie, overzetting, uitbeelding, uitlegging, verklaring, vertaling vertolking van een rol - creatie vertonen - aanbieden, exhiberen, leveren, opvoeren, overleggen, presenteren, prijken, projecteen, representeren, showen, spelen, tonen, verschijnen, voorleggen, voorstellen vertonen in de vorm van parels - parelen vertonen, zich - verschijnen vertoner van de wajang - dalang vertoner van een poppenkastspel - marionettenspeler vertoner van films - operateur vertoning exhibitie, gezicht, opvoering, parade, presentatie, schouwspel, show, spektakel, staatsie, toneel, tentoonstelling, uitvoering, voorstelling vertoning van een wissel - vista vertonnen - overtonnen vertoog betoog, discours, nabericht, narede, oratie, rede, tractaat, traktaat, uiteenzetting, verhandeling vertoogschrift - memorie vertoon bluf, bombarie, demonstratie, drukte, gratie, grootspraak, humbug, luister, ostentatie, ophef, parade, poeha, praal, pracht, pralerij, pronk, schouwspel, show, staatsie, statie, schijn, tentoonspreiding, uiterlijk, uiterlijkheid, uithaal, uitstalling, zicht, zwier, vertoon maken - pareren, pochen, pralen, pronken, snoeven vertoon van dapperheid - bravade, bravour, doodsverachting, durf, heldenmoed, moed vertoon van een wissel - vista vertoonbaar - presentabel vertoonmakend - ostentatief, ostensief vertoonmaking - ostentatie, praalzucht vertoornd boos, gebeten, geërgerd, gekrenkt, gramstorig, kwaad, onstuimig, verbeten, verbolgen, verontwaardigd, verstoord vertoornen vergrammen, verstoren vertraagd - afgeremd, tardief, ver(laat), verlangzaamd vertragen (af)remmen, belemmeren, ophouden, protaheren, retarderen, tegenhouden, traineren, uitstellen, verminderen vertragend remmend, (muz.) rallentando, ritardando vertrager - inhibitor, rem vertraging - etardatie, oponthoud, remming, retard, retardement, verlating vertraging (rechtskundig) - mora vertragingsapparaat rem, weerstand vertragingsmiddel - rem, weerstand vertrappen doodtrappen, onderdrukken, plattreden, schenden vertreden - kwellen, onderdrukken, onteren, overtreden, rekken, vertrappen vertrek afreis, aftocht, afvaart, alkoof, appartement, aula, begin, cel, kamer, lokaal, opkamer, serre, slaapkamer, start, suite, uitreis, uittocht, woonkamer, zitkamer ruimte, salon, serre, start, suite, zaal vertrek in r. k. kerk - sacristie vertrek in gevangenis - cel vertrek in een woning - kamer vertrek, klein - cel vertrek met veel glas serre vertrek naar zee uitreis vertrek uit geboorteland emigratie vertrek voor onderricht leskamer, lokaal vertrek voor verdedigers - advocatenkamer vertrekje cel, chambrette vertrekken – af(gaan), afreizen, afvaren, heengaan, inrukken, opdoeken, opkrassen, opstappen, scheiden, starten, verhuizen, verlaten, (weg)gaan vertrekken met de auto – wegrijden vertrekken met de boot – uitvaren vertrek of afmars - afreis vertrek of aftocht - afmars vertrek of begin - start vertrek of lokaliteit – ruimte vertrek of start - begin vertrekpunt - meet, perron, start vertreksein - startschot vertrek uit functie - ontslag, pensioen vertrek van een schip - afvaart vertrek verhinderen - tegengaan vertroeteld - koesteren, verwend vertroetelen koesteren, koesteren, verwennen vertrokken - afwezig, gegaan, heen, scheef, verdwenen, verwrongen, weg vertroosten - bemoedigen, kalmeren, opbeuren, sussen, troosten vertroostend - paracletisch vertrooster Parakleet vertroosting consolatie, solaas, soelaas, troost, verlichting, verzachting vertrouwd bekend, eigen, gewend, intiem, secuur, veilig vertrouwd zijn - kennen vertrouwde vriend - bestemaat, buddy vertrouwelijk bestaand, confidentieel, devoot, dicht, diep, eigen, familiair, fideel, fiduciair, geheim, gemeenzaam, getrouw, innig, intiem vertrouwelijk in omgang familiair vertrouwelijke mededeling - intimiteit vertrouwelijke naam voor vader - pipa vertrouwelijkheid - familiariteit, intimiteit vertrouwelijking - feminisatie vertrouweling aanhanger, confident, toeverlaat, vriend vertrouwen aangaan, aannemen, accrediteren, argeloosheid, betrouwen, confidentie, creance, crediet, creduliteit, fiducie, geloof, geloven, hoop, hopen, krediet, moed, pof, toeverlaat, toevertrouwen, verwachting vertrouwen op God - geloven, gelovig vertrouwenspersoon - fiduciarius, trustee vertwijfeld desolaat, desperaat, moedeloos, ontzet, radeloos, wanhopig vertwijfelde - desperado, wanhopige vertwijfelen desespereren, wanhopen vertwijfeling desperatie, moedeloosheid, radeloosheid, wanhoop vervaard - angstig, bang, beducht, benauwd, bevreesd, verschrikt vervaardheid vrees vervaardigd - gemaakt vervaardigen - aan(maken), construeren, fabriceren, knopen, lamineren, produceren, samenstellen, voortbrengen, vormen, vervaardigen van huizen - bouw vervaardiger copiist, fabrikant, kopiist, maker, meester, producent, samensteller vervaardiger van gereedschap instrumentmaker vervaardiger van prenten etser, graveur, schilder, tekenaar vervaardiging aanmaak, compositie, fabricage, fabrikatie, produktie, samenstelling, schepping, voortbrenging, vorming, vervaardigingswijze - methode, procédé, werkwijze vervaarlijk angstaanjagend, angstwekkend, enorm, geducht, geweldig, schrikbarend vervagen - verbleken, verdoezelen verval achteruitgang, afname, aftakeling, bederf, decadentie, decrement, deterioratie, einde, emolumenten, fooi(en), hoogteverschil, neergang, ondergang, regressie, teruggang, verhang, verloedering, vermindering verval van een beschaving - ondergang verval van een recht - dechéance verval van een rivier verhang verval van krachten - marasme vervaldag - betaaldag, échéance, expiratiedag, valuta vervallen afgeleefd, afgeschaft, afgetakeld, afgevallen, afgezet, afnemen, armoedig, bedorven, beschadigd, bouwvallig, collaberen, corrupt, cresseren, decrepitus, gammel, onverzorgd, uitvallen, vermagerd, verminderen, verouderd, verschenen, versleten, verstrijken, verwaarloosd, verzwakken, verzwakt, waardeloos, wrak, zwak, vervallen bouwwerk - ruïne vervallen dorp - gat, gehucht vervallen (het) - senescentie vervallen huis - kavalje, krot, ruïne vervallen kasteel - ruime vervallen stad of dorp - gat
vervallen toestand - caduciteit, kaduciteit vervallen verklaren - afzweren, doorhalen, doorschrappen, royeren vervalsen adulteren, adultereren, frelateren, namaken, neppen, perverteren, verdraaien, versnijden vervalsen van wijn - frelateren vervalser - falsaris, fraudeur, namaker, valsaris vervalsing adulteratie, falcificaat, falsificatie, falsatie, falsum, fraude, knoeierij, maquillage, misleiding, mystificatie, namaak, nep(pertje), oplichting, paragram, sofisticatie, zwendel vervaltermijn - déchéance vervaltijd - vervaldag vervaltijd van een wissel later stellen - renoveren ver van elkaar - wijduit vervangbaar - fungibel, substitueel, vernieuwbaar vervangen aflossen, innemen, remplaceren, substitueren, treden, verbeteren, vernieuwen, vervullen, verwisselen, vicariëren, waarnemen vervangend loco, subsidiair, substituut, waarnemend, vicarius, vice, wnd vervangend bestuurslid - vice vervanger doublé, doubleur, remplaçant, stand-in, waarnemer vervanging - herstelling, nieuw, opruiming, subrogatie, substitutie, surrogaat, zuivering vervanging van arbeidskrachten door machines - mechanisatie vervanging van een vorst - troonopvolging vervanging van garde - mixer vervanging van moederkip - broedmachine vervanging van naald en draad - naaimachine vervanging van paarden - remonte vervanging van verloren gegane beenstukken - osteoplastiek vervangingsmiddel ersatz, substitutie, surrogaat vervangstuk reserveonderdeel vervaren - verhuizen, verplaatsen vervat zijn - opsluiten vervatten formuleren, grijpen, inhouden, inkleden, omvatten verve - elan, drift, geestdrift, gloed verveeld blasé, lusteloos, oververzadigd verveelvoudigen - multipliceren verveelvoudiging - vermenigvuldiging verveelvoudigingstoestel - multiplicator verveine - ijzerkruid vervelen - embêteren, ennuyeren vervelend - afgezaagd, akelig, belabberd, beroerd, doodvervelend, drenzerig, droog, dor, eentonig, ellendig, embêtant, ennuyant, ergerlijk, fatigant, flauw, hinderlijk, lam, landerig, langdradig, langwijlig, lastig, melig, monotoom, muf, naar, narig, nesterig, nuffig, oervervelend, onaangenaam, onbehaaglijk, onfris, ongenietbaar, onhebbelijk, onsympathiek, onverkwikkelijk, pastidieus, rot, saai, sloom, soparatief, soporeus, soporifiek, taai, tedieus, temerig, wijdlopig, zanikend, zemelig, zeurend, zeurig vervelend dier - insect vervelend doen - etteren vervelend en zalvend - temerig vervelend gepraat - gezeur vervelend gezang - oremus vervelend gezeur - gemaal, gezanik vervelend janken - jengelen vervelend kind - drein, lastpak, lastpost, zanik, zeurpiet vervelend kleingeestig zijn - zemelen vervelend kletsen - leuteren, kletsen, leuteren, memmen vervelend mens bazin, beulin, dierage, droogpruim, droogstoppel, duivelin, etre, etter, feeks, hekelteef, kreng, lastpost, leuteraar, meier, mirakel, mispunt, naarling, neetoor, teem, teemster, temer, zeurkous, zeurpiet, zeur vervelend onmogelijk vrouwspersoon - mirakel vervelend persoon etter, être, klier, mirakel, naarling, neetoor vervelend praten - kletsen, leuteren, temen, zeuren, ziegezagen vervelend werk - corvee vervelend wezen - engerd, être, klier vervelend zeuren - zaniken vervelende - nare vervelende berisping - boetepreek vervelende drukte en zorg - rompslomp vervelende ervaring - teleurstelling vervelende geschiedenis - geduvel, kwestie vervelende gewoonte - sleur vervelende hoofdpijn - migraine vervelende kletser - lulmeier vervelende man - galbak vervelende melodie deun vervelende pestkop - etter vervelende plager - deugniet, sar vervelende praat - gezemel vervelende spreker temer, zeur vervelende vent - droogpruimer, droogstoppel, être, femelkous, klaas, klier, labbekak, mirakel, mispunt, naarling, pezewezer, weerga, zemelaar, zeurpiet vervelende wijs deun vervelendheid - narigheid verveling - eentonigheid, embêtement, heimwee, leegtegevoel, verdriet, vernooi, vervellen - muiten verveloos - kaal verven - kleuren, kwasten, lakken, schilderen, tingeren, tinten, vervening - veenderij verver - huisschilder, schilder verver van visnetten - taander ververen - ruien verversbrem - verfbrem verversdistel - verfdistel verversen laven, opfrissen, refraicheren, verkwikken, verschonen, vervangen verversing drank, verfrissing, vrucht verversingskraam - consumptietent verviervoudigen - quadrupleren verviervoudiging - quadruplicatie vervilten - vollen verving - kleuring, tinctie, tinctuur vervlakken egaliseren, nivelleren vervlakking egalisering, nivellering vervlamd - moire vervliegbaarheid - volatiliteit vervliegen - evaporeren, vaporiseren, verdampen, verstuiven, vervluchtigen, volatiliseren, wegsnellen vervlieten - heenvlieten, vervloeien vervloeiing - colliquatie, synchysis vervloekeling - ellendeling vervloeken afzweren, anathematiseren, verdoemen, verwensen vervloeking anathema, doem, imprecatie, maledictie, verdoemenis, vermaledijen, verdoeming, vertikking, verwensing, vloek vervloeking, kerkelijke - ban vervloekt afschuwelijk,anathema, beroerd, ellendig, verdomd, verdoemd, verwenst vervlogen - oud vervluchtigen - sublimeren, vaporiseren, volatiseren, volatiliseren vervoegbaar - conjugabel vervoegen aanmelden, conjugeren, verbuigen vervoeging - conjugatie, conjugatio, conjunctie vervoeging van mogen mag, mocht vervoeging van plegen placht vervoeging van zijn ben, geweest, is, ware, was, waren, wezen, zij vervoer - expeditie, transport vervoerbaar - roerend vervoer heen en terug op een vast trafect - pendeldienst vervoerd - bewogen, geëxalteerd, verrukt, ontroerd, opgetogen, opgewonden vervoerder expediteur, overbrenger, transporteur, expeditie, verhuizer vervoeren expediëren, overbrengen, overdragen, transporteren, verhuizen, verplaatsen, wegbrengen vervoeren met kruiwagen - kruien vervoering elatie, enthousiasme, exaltatie, extase, geestdrift, gloed vervoermaatschappij Ato, Boac, KLM, KPM, NS, PAA,. TWA, Sabena vervoermiddel – 2 ar, m.s., NS, s.s. 3 bus, cab, kar 4 auto, boot, lift, pont, slee, taxi, tram, veer 5 ferry, fiets, karos, koets, metro, schip, sjees, slede, spoor, trein, truck, wagen 6 diesel, tandem, troika 7 autobus, caleche, brommer, scooter, huifkar, omnibus, scooter, vehikel 8 arreslee, mallejan, voertuig 9 bromfiets, shneltrein, stoomtram, vigilante, vliegtuig 10 helikopter, hovercraft, spoortrein, stoomtrein, touringar 11 dievenwagen vervoermiddel met paarden – koets vervoermiddel op rails - lorrie vervoermiddel voor de PTT postauto vervoersdienst - vrachtdienst vervolg - aansluiting, aflevering, continuatie, prolongatie, rest, vervolging, voortaan, voortzetting vervolgde martelaar, vluchteling, voortvluchtige, wegloper vervolgde om het geloof martelaar vervolgen aanklagen, achternazitten, afmaken, doorgaan, kwellen, nagaan, naspeuren, nazitten, voortgaan, voortzetten vervolgens daarna, daarop, dan, later, naderhand, nadien, najagen, nalopen, nazetten, persecuteren, plagen, straks, verder, vervelen vervolgen van wild - jagen vervolger aanklager, belager, naloper, persecutor, vijand vervolging aanklacht, achternazitting, jacht, nagang, naloop, naren, pogrom, prosecutie, voortgang, voortzetting vervolgingswaanzin paranoia vervolgverhaal completeren, feuilleton, vervolledigen. vervolledigen - afmaken, completeren vervolmaken perfectioneren, voltooien vervorderen voortzetten vervormbaarheid - kneedbaarheid, plasticiteit, rekbaarheid, vormbaarheid vervormd – gebogen, gedeukt, krom, misvormd vervormde nagel bij bep. dieren - hoef vervormen deformeren, fausseren, hervormen, modelleren, misvormen, transformeren, verbasteren vervorming deformatie, verdraaiing vervreemdbaar - aliënabel vervreemdbaar - aliënabel vervreemden - overdragen, verkopen, veroorzaken vervreemding alientatie, verkoop, verkoping, verwijdering vervroeging - anticipatie, antidatering, précessie vervuild - septisch vervuilde lucht - smog vervuld van zachte gevoelens vertederd vervullen bekleden, betrachten, inwilligen, nakomen, realiseren, vervangen, verwezenlijken, voldoen vervulling - roeping, voldoening vervijfvoudigen - quintupleren, quintupliceren verwaaien afdrijven, wegwaaien verwaand - aanmatigend, arrogant, brutaal, eigenwijs, groots, hautain, hoogborstig, hooghartig, hoogmoedig, hoovaardig, ingebeeld, kakkineus, kwasterig, laatdunkend, magistraal, minachtend, neuswijs, nuffig, ongenaakbaar, opgeblazen, ostensief, overijdel, pedant, prat, pretentieus, pufferig, trots, verwaten, waanwijs verwaand dametje - nuf verwaand kind - nest verwaand heertje dandy, fat, poen, trotsaard verwaande kerel - opschepper, opsnijder, pral verwaande kwast - snob verwaandheid - aanmatiging, arrogantie, eigendunk, eigenwaan, fatuïteit, hoogmoed, inbeelding, infatuatie, overmoed, pedanterie verwaand persoon - dandy, fat, trotsaard verwaarloosd desolaat, haveloos, onbekommerd, onverzorgd, rommelig, slordig, veronachtzaamd, vervallen, verzuimd verwaarloosde boel Augiasstal verwaarlozen veronachtzamen, verschoppen, verzuimen verwaarlozing - dilapidatie verwachten begeren, benieuwen, dulden, hopen, smachten, tegemoedzien, toeven, verbeiden, voorspellen, verwachting dulding, hoop, verbreiding, vooruitzicht, zwangerschap verwachting, tijd van - advent verwant - affien, bloedeigen, connex, eigen, geparenteerd, samenhangend, verbonden verwanten familie, magen, sibbe verwanten in opklimmende lijn - ascendenten verwanten van moederszijde - cognaten, spillemagen verwanten van vaderszijde - agnaten, zwaardmaagschap verwantenkring - marga verwantenkring in Schotland - clan verwantschap affiniteit, alliantie, analogie, cognatie, familiebetrekking, overeenkomst, parentage, sympathie, verbindingsneiging, verbondenheid, vermaagschap, verwantschapsbetrekking - familierelatie verward chaotisch, confuus, dooreen, gecompliceerd, ingewikkeld, onbegrijpelijk, ongeordend, ongeregeld, onhelder, ordeloos, overhoop, overstuur, ruig, steuvelig, verlegen, vermengd, wanordelijk, warrig, ijlhoofdig, verward geheugen als ziektesymptoom - aderverkalking, dementie verward hoofdhaar - ragebol verward mens - gestoorde verward persoon - dromer verwarde boel chaos verwarde dot - klis verwarde haardos ragebol verwarde knoop klis, klit verwarde knop - baaierd, chaos, slomp, warboel, warwinkel verwarde massa - klis verwarde opeenhoping - kluwen verwarde rommrl - jamboel verwarde taal - brabbeltaal, wartaal verwarde toestand - ontreddering verwarde vechtpartij - rel verwarde vlucht - deroute verwarde zaak - charade verward geraas - gejoel, tumoer verwardheid desoriëntatie, incoherentie, ongeregeldheid, onordelijkheid, perplexiteit, verlegenheid, wanorde verward hoofdhaar - ragebol verwares - baker verwarmd vertrek in Germaanse woning - kemenade verwarmen - koesteren, opwarmen verwarming - aard(gas), gashaard, gaskachel, haard, kachel, koestering, kolenkachel, oliehaard, oliekachel, oliestook, verzorging verwarming door hoogfrequentiestromen - diathermie verwarmingsapparaat calorifère, convector, fornuis, gashaard, gaskachel, haard, kachel, kolenhaard, kolenkachel, komfoor, oliehaard, (olie)kachel, oven, potkachel, radiator, salamander, stoof, stoomradiator, straalkachel, vergasser, voetstoof, vuurtest, warmwaterkruik, warmwaterzak verwarmingsinstallatie - c.v. verwarren - confunderen, embrouilleren, pertuberen, troebleren, turberen, verbergen, verbijsteren, verduisteren, verhaspelen, verwikkelen verwarring belemmering, beroering, beschaamdheid, beweging, chaos, confusie, consternatie, conturbatie, desorder, derangement, disturbatie, drukte, embarras, herrie, implicatie, jamboel, klis, klit, lawaai, ontreddering, opschudding, ontsteltenis, pandemonium, paniek, perturbatie, stoornis, tis, turbatie, verbijstering, verlegenheid, verwikkeling, wanorde, warboel, warwinkel, wirwar verwasemen - verdampen verwassen - vergroeien verwaten - aanmatigend, arrogant, amiliair, grof, hoogmoedig, impertinent, onbeschaafd, onbeschaamd, onbeschoft, opgeblazen, overmoedig, ruw, stout, trots, vermetel, verwaand, vlot, vrijmoedig, ijdel, verwaterd - aangelengd, flauw, laf, ontaard, slap, smakeloos, verdund, verslapt, versneden verwateren - aanlengen verwedden - vergokken, verzien verweer - afweer, defensie, protest, riposte, tegenkanting, tegenstand, tegenweer, verdediging, verzet, weerstand verweerbaar - verdedigbaar verweerd aangetast, brokkelig, gebruind, getaand verweerder - kwerulant, querulant verweerlinie tegen sluikhandel - cordon verweerschrift - apologie, dupliek, memorie, repliek, verdedigingsakte verweesd - ledig, onbeheerd, ouderloos verwegen - verwikken verwekelijking - effeminatie, verwijfdheid verwekelijkt - verwijfd verweken - smelten verweking - maceratie verwekken aanzetten, genereren, maken, opwekken, prikkelen, stichten, susciteren, telen, teweegbrengen, veroorzaken verwekker - veroorzaker, voortbrenger verwekker van de Aziatische cholera - kommabacil verwekker van hypnose - hypnotiseur verwekker van plantenziekte - stengelaaltje verwekker van slaapziekte - trypanosoom, tseetseevlieg verwekking - conceptie, procreatie verweldigen - overweldigen verwelf - boog, gewelf verwelfde boog - arcade, booggang, gewelfboog verwelken - afsterven, aftakelen, kwijnen, tanen, verdorren, verdwijnen, verflensen, verleppen, verpieteren verwelkomen - begroeten, complimenteren verwelkoming - ontvangst verwelkt - dor, verdord verwend bedorven verwennen - bederven, vergallen, vertroetelen verwensen verdoemen, vermaledijen, vervloeken verwensing abominatie, anathema, deprecatie, execratie, imprecatie, maledictie, verdoeming, vervloeking, vloek verwenst beroerd, ellendig, verdoemd, verdoemelijk, vermaledijd, vervloekt verwereldlijken saeculariseren verwereldlijkende gelovige - zondaar verwereldlijking - saecularisering, saecularisatie verweren - aanvreten, pulveren, verdedigen verwering aantasting, afweer, erosie, oxydatie, roest, verdediging, verweer verweringsleem - lateriet verweringsplaat - patina verweringsprodukt - laterniet verwerkelijken - realiseren, verwezenlijken verwerkelijking - realisatie verwerken - ontbinden, verduwen, vergaan, verorberen, verteren verwerker van edel metaal - edelsmid verwerktuiglijking mechanisatie verwerpelijk - afkeurenswaardig, censurabel, gemeen, min, onaanneembaar, onhoudbaar, recusabel, slecht, verachtelijk, wraakbaar verwerpen afkeuren, afwijzen, recuseren, rejecteren, reprouveren, repudieren, veroordelen, versmaden, verstoken, verstoten, wegstoten, weigeren, wraken verwerping - recusatie, veto verwerven - aantrekken, aanwinnen, acquireren, bedingen, behalen, bekomen, erlangen, krijgen, ontoelaatbaar, ontvangen, oogsten, verdienen, verkrijgen, werven, winnen verwerving - aanwinning, acquisitie, obreptie, verwezen beteuterd, ontdaan, onthutst, perplex, verdedigen, verlegen, verschrikt, verslagen, wezenloos verwezene - veroordeelde verwezenlijken realiseren verwezenlijking - effectuering, realisatie, realisering, verwezenlijkt gerealiseerd protest verwikkelen - compliceren, impliceren, omvatten, verwarren verwikkeling complicatie, geschil, imbroglio, implicatie, intrige, komplikatie, kwestie, moeilijkheid, plot, verwarring verwilderd - bandeloos, haveloos, losbandig, ontaard, ontregeld, ordeloos, ruw, tuchteloos, tuchtloos, verdorven, verward, woest verwisselaar - mutator verwisselbaar commutatief verwisselen - aflossen, changeren, echangeren, (com)muteren, converteren, mangelen, (om)ruilen, overstappen, permuteren, ruien, veranderen, verlagen, verruilen verwisseling - ana, converteren, changement, commutatie, conversie, mutatie, omruil, omzetting, (om)ruil, omruiling, omwisseling, omzetting, overgang, parallax, permutatie, quidproquo, ruiling, verandering, verplaatsing, verruiling, vervanging, wijziging verwisseling van aandelen - conversie, convertering verwittigen berichten, informereninlichten, mededelen, meedelen, waarschuwen verwittiging mededeling, kennisgeving, preventie, tijding verwoed - bezeten, dol, fel, fervent, frenetiek, hartstochtelijk, hevig, razend, vurig verwoedheid - drift, ferventie, nijd, woede verwoest vernield verwoeste stad Sodom, Gomorra verwoeste stad in Duitsland Dresden verwoeste stad in Frankrijk Ouradour . verwoeste stad in Italië Pompeji verwoeste stad in Japan Hirosjima, Nagasaki, Osaka verwoesten - devasteren, omverhalen, ravageren, ruineren, teisteren, verbreken, verdelgen, vernielen, vernietigen verwoestend - deleterisch, destructief, destrueren, funest, verdelgend, vernielend, vernietigend verwoester destructor, vandaal, vernieler, vernietiger verwoesting - ravage, ruïne, vernieling verwoesting door vuur - brand verwonden - bezeren, blesseren, kwellen, kwetsen, plagen, pijnigen, snijden, toetakelen verwonderd - benieuwd, bevreemd, ontsteld, perplex, surpris, verbaasd, verbluft, verbijsterd verwonderen - bevreemden, ontstellen, opkijken, verbazen, verbluffen, verrassen verwonderenswaardig - verbazend, wonderbaarlijk verwondering - bevreemding, ontstelling, opzien, verbaasdheid, verbazing, verbijstering, verrassing verwonderlijk - verbaz(ingwekk)end, vreemd,zongerling verwonding - blessure, beenbreuk, breuk, fractuur, gat, kwetsuur, laesie, letsel, schaafwond, schram, sne(d)e, snijwond, trauma, wond(e), zeer, verwoorden - uitdrukken verwoording - uitdrukking verworden bederven, degenereren, gedegenereerd, ontaard, ontaarden verwording - bederf, corruptie, decadent, degeneratie, ontaarding, verbastering verworpeling ellendige, outcast, paria, uitgestotene, verstotene verworpen abject, laag, snood, verachtelijk verworpenheid - abjectie, laagheid, verachtelijkheid, verwerping, zelfvernedering verworven - verkregen verworven bedrevenheid - techniek verworvenheid - bezit verwrikken - stukmaken, verdraaien, verstuiken, verrekken verwringing - distorsie, verdraaiing, vertekening, vervorming, verwording verwrongen - getordeerd, misvormd, scheluw, tortueus, verdraaid verwulf - gehemelte, gewelf verwurgen - kelen verwijden - dilateren verwijder u - ga verwijderd - afgelegen, tele, uiterst, ver, verdrongen, verre, verwijderdheid - verte verwijderen - afscheiden, afzonderen, amoveren, ecarteren, eclipseren, elimineren, heengaan, lozen, ontzetten, opruimen, overplaatsen, poetsen, removeren, retireren, scheiden, slopen, treden, uitblazen, uitdrukken, uitschakelen, uitschieten, uitvegen, verplaatsen, verstoten, vervreemden, wegdoen, weggaan, wegnemen, wegwerken, wijken verwijderen van oude verf - decaperen verwijdering - ablatie, afslijting, afsmelting, afstand, dilatatie, distantie, eliminatie, kloof, lacune, loslating, losmaking, ontslag, remotie, sublatie, uitzetting, verkoeling, wegneming, verwijdering uit betrekking - ontslag verwijdering van lichaamsdelen - amputatie verwijdering van pitten uit vruchten - enucleatie verwijderingshoek - afstandshoek verwijderingswerkzaamheden aan een rivier - baggeren, dreggen, verwijding - dilatatie. uitzetting verwijding van de slagader - aneurysma verwijding van de slokdarm - krop verwijding van een arterie - aneurysma verwijding van longblaasjes - emfyseem verwijfd - effeminé, onmannelijk, sybaritisch, vervrouwelijkt, verwekelijkt, vrouwelijk, wekelijk, zwakkelijk, verwijfd persoon - sybariet, wekeling verwijfdheid - effeminatie, verwekelijking verwijl - mora, uitstel, vertraging verwijlen - blijven, pozen, verpozen, (ver)toeven, wijlen verwijlend - morando verwijt - aantijging, afkeuring, blaam, correptie, exprobatie, gisping, berisping, grief, klacht, lik, opprobatie, reprimande, reproche, wijting verwijten - aanrekenen, aanwrijven, afkeuren, berispen, beschuldigen, gispen, laken, nageven, reprocheren, toerekenen, voorhouden, wroegen verwijter - laker verwijzen - doorsturen, refereren, renvoyeren, verbannen verwijzen naar - refereren verwijzing - allegatie, refereren, referte, renvooi, veroordeling verwijzingskaart - verwijskaart verwijzingsteken - asterisk, renvooiteken verijdelen - beletten, dwarsbomen, eluderen, fnuiken, frustreren, mislukken, teleurstellen verijdelend - elusief verijdeling - elusie, frustratie, teleurstelling verijlen - pozen, vertoeven very important person v.i.p. verzacht - gematigd, getemperd verzachten buigzaam, lenig, lenigen, lessen, matigen, mitigeren, modereren, ontharden, palliëren, plengen, redoucheren, soulageren, stillen, temperen, troosten, veraangenamen, verlichten, verminderen verzachtend eufemistisch, hypokoristisch, leniens, lenigend, lenitief, stillend, troostend, verminderend verzachtend middel - aspirine, atrofine, broomdrank, calmans, cocaine, krampmiddel, lenitief, mitigans, opiaat, opium, palliatief, perubalsem, refrigertia, stilmiddel, temperans, zenuwmiddel verzachtende omstandigheden - milieufactoren verzachtende poeder - strooipoeder verzachtende uitdrukking eufemisme verzachter - leniger verzachting leniging, matiging, mitigat, mitigatie, moderatie, opbeuring, palliatie, pleister, relaxatie, solaas, soelaas, troost, verlichting, vermindering, vertroosting verzachting (Fr.) - mitigatie verzadigbaar - satiabel verzadigd tevreden, bevredigd, tevree, voldaan, voorzien, zat verzadigd vetzuur - cholesterol, stearine verzadigde koolwaterstof - octaar verzadigde koolwaterstoffen - alkanen, octaan, paraffine verzadigde oplossing - concentratie, saturatie verzadigde vetten cacaoboter, kokosvet, melkvet, reuzel, room, rundvet verzadigen - lessen, satueren, voorzien verzadiging bekomst, bevrediging, genoeg, impregnatie, kudde, saturatie, satisfactie, satieteit, saturatie, tevredenheid verzakeling - kerstening verzaken - renonceren, (ver)loochenen verzaker - afvalige, ontrouwe verzaking afval, ontrouw, renonce verzakking van de maag - gastroptose verzaking van kleur bij kaartspelen - renonce verzakken inzakken, verzinken, wegzakken, wegzinken verzakken van orgaan - ptosis verzakking prolaps verzaluwen - verwelken verzamelaar - bewaarder, collectioneur, discofiel, eker, filatelist, lezer, rapsodist verzamelaar van boeken bibliofiel, bibliomaan verzamelaar van boeken als kunstwerk - bibliofiel verzamelaar van eikenschors eker verzamelaar van grammofoonplaten discofiel verzamelaar van kunstvoorwerpen - collectionneur verzamelaar van lucifermerken - filumist verzamelaar van oude voorwerpen - antiquair verzamelaar van postzegels filatelist verzamelaar van ruwe sierstenen - lapidarist verzamelaar van sprookjes Grimme verzamelboek album, atlas, fotoalbum, herbarium, recueil verzamelboek van kaarten - atlas verzameld - samen verzamelde gedichten van Esopus - Esopet verzamelde joodse wetuitleggingen - talmud verzamelde werken - oeuvre verzamelde werken van een schrijver - oeuvre verzamelen - aantreden, amasseren, bundelen, bijeenbrengen, bijeendoen, bijeenvoegen, collecteren, collectioneren, congregeren, gader, gaderen, garen, inzamelen, lezen, oogsten, opeenhopen, (op)garen, oplopen, oppotten, opsporen, opstapelen, opzamelen, ramasseren, rapen, recueilleren, sparen, stockeren, tegader, verenigen, vergaderen, vergaren, wannen, zamelen verzamelen van de te velde staande gewassen - oogsten verzamelend bijeen brengen - inzamelen verzameling - bijeenkomst, collectie, groep, kabinet, klasse, massa, menigte, pinetum, recueil, rally, ris, selectie, sortering, zwerm, verzameling boeken - bibliotheek verzameling boekwerken - omnibus verzameling bomen arboretum, bos, jungle, oerwoud, rimboe, woud verzameling bijbelverklaringen - catenen verzameling foto's fotoalbum verzameling gelijksoortige elementen klasse verzameling gelijksoortige voorwerpen serie verzameling geschriften archief verzameling huizen - blok, buurt, wijk verzameling instrumenten instrumentarium verzameling kunstwerken museum verzameling leerstellingen - thetiek verzameling levende wilde dieren - dierentuin, menagerie, safaripark, zoo verzameling officiële stukken - dossier verzameling paarden - renstal verzameling planten - herbarium, plantentuin verzameling processtukken dossier verzameling psalmen - psalterion, psalterium verzameling puntdichten - acancologie, acantologie verzameling rechtspraken - pasicrisie, pasithrisie verzameling sagen Edda verzameling schepen - armada, eskader, konvooi, vloot verzameling spreekwijzen - fraseologie verzameling uittreksels van boeken - collectaneum verzameling van bronwater welput verzameling van dichtstukken - rapsodie verzameling van gedroogde bladeren herbarium verzameling van gelijksoortige dingen - groep, klasse, serie verzameling van gesneden stenen of beeldhouwwerken - glyptotheek verzameling van gewas oogst verzameling van kevers en insecten - terrarium verzameling van kranten, tijdschriften, enz. - hemerotheek verzameling van mensen - volk verzameling van oude wetten - decretalen verzameling van spreekwoorden of zegswijzen - fraseologie verzameling van uitspraken e.d. van enig persoon - analecta, bloemlezing verzameling van wetten - codex verzameling van woorden - dictionnaire, puzzelwoordenboek, woordenboek verzameling wassen beelden - panopticum verzamelmoskee - djani verzamelnaam - collectivum verzamelnaam voor een aantal harssoorten - damar verzamelnaam voor pigmenten - melaninen verzamelplaats vergaarbak verzamelplaats van beenderen - ossuarium verzamelplaats van schimmen - Hades, onderwereld verzamelplaats van bronwater – welput verzamelsein - appel verzamelwerk - encyclopedie, rapsodie verzamelwerk van verschillende schrijvers - compilatie verzamelwoede van boeken bibliomanie verzamelwoord verzamelnaam verzanden doodlopen verzanding - aanslibbing verzegelde rem - noodrem verzegelen - cacheteren, dichtlakken, loden, plomberen, scelleren, sigilleren verzegeling - obsignatie verzeggen beloven, bespreken, toezeggen verzeild raken - belanden verzeilen meegaan, vergezellen verzekeraar - assuradeur verzekerd geassureerd, overtuigd, vast, zeker verzekerde bewaring - hechtenis verzekeren affirmeren, assureren, beloven, beschermen, betuigen, beveiligen, bevestigen, bezweren, certificeren,dwalen, garanderen, hoeden, overtuigen, privilegiëren, secureren, vastmaken, vastzetten, vergewissen, verklaren, waren, zweren verzekeren tegen schade - assureren verzekering allrisk, assertie, assurantie, beslag, betuiging, bevestiging, bewering, garantie, hechtenis, polis, vergewissing, verpanding, verzekeringsmaatschappij, zekerheid verzekering van oorlogshandelingen - molestverzekering verzekeringsagent - assuradeur verzekeringsbepaling - clausule verzekeringsbewijs polis verzekeringsbrief polis verzekeringscontract - polis verzekeringsdeskundige actuaris verzekeringsgeld - premie verzekeringsorgaan - verzekeringsinstelling verzekeringsterm - borgspreking, borgtocht, cautie, delaissement, fidejussio, garant, impegno, obligo, onderpand, polis, premie, toepand, vadimonium, vuistpand, warrant verzekeringsvorm lijfrente verzekeringswaarden - aandelen verzekeringswezen - assurantiewezen verzekeringswiskundige - actuaris verzelfstandiging - transsubstantiatie verzeilen - meegaan, vergezellen, verzellen verzelschappen - begeleiden, verzeilen verzen in versvoeten afdelen - scanderen verzen maken dichten, limmen, rijmen verzen schrijven - versificeren verzen zonder rijm - rijmeien verzenboek liederboek, liederbundel, liederenboek, liederen(bundel), poesieboek, verzenbundel, verzenden expediëren, opsturen, versturen, wegsturen, wegzenden verzenden per post - ver(sturen) verzender expediteur verzender van goederen - bode, expediteur, vrachtrijder verzendhuis - bodehuis, handelshuis verzending afzending, expeditie verzending gereed maken - afladen verzending per post - postverkeer verzending van goederen - expeditie verzending van post - postverkeer verzendkosten - briefkosten, port, porto, vracht verzenen (bijbels) hielen verzengen beschadigen, branden, schroeien verzenlijmer - rijmelaar verzenmaken - dichten, rijmelen, rijmen, uitdrogen, verdorren, versificeren verzenmaker dichter, liedjesschrijver, poëet, poetaster, ververzenmakerij - rijmelarijederijker, rijmelaar, rijmer, versifex verzenreeks - tirade verzenschrijver - dichter, verzenmaker verzenzegger - declamator verzeping - saponificatie verzet aanhitsen, aanwakkeren, afleiding, muiterij, onrust, ontspanning, onwil, oppositie, oproer, opstand, protest, rebellie, recreatie, renitentie, resistentie, stoken, tegenkanting, tegenspraak, tegenstand, tegenweer, vermaak, verpozing, vertier, verweer, weerspannigheid, weerstand verzet aantekenen protesteren, verweren verzetaantekening protest verzet in dienst - insubordinatie verzet met woorden - tegenspraak verzet tegen de krijgstucht - insubordinatie verzetaantekening - protest verzetje - afleiding, bezigheid, pretje, uitje, uitstapje verzetsbeweging - illegaliteit verzetsbeweging in Ierland - ira verzetsman - partizaan verzetsstrijder - maquis, partizaan, partijganger, querrilla, trawant, verzetsman verzettelijk - vermakelijk, verpozend verzetten deplanteren, kanten, ontspannen, protesteren, rebelleren, tegenstreven, uitstellen, verbeuren, verdedigen, verdrijven, vergeten, verkassen, verplaatsen, verschuiven, verweren verzetting - deplantatie verzevenvoudigen - septupleren verzieden - verkoken verzieken - bederven, frustreren verzien vergissen, voorbijzien verzienbossen - tuinlatten verziend hypermetroop, hyperopie, presbyoop verziendheid - amblyopie, ametropie, hypermetropie, presbyopie, presbytia, presbytisme verziening - vergissing, veronachtzaming verzikten - verzouten verzilverd koper - pleet berzilverd metaal - plate, pleet verzilverd vaatwerk voor hostie - monstrans verzilveren - argenteren verzinkbaar - opruimbaar verzinken galvaniseren, vergaan, wegzinken verzinkkop - schroefkop verzinknippel - smeernippel verzinnebeelden symboliseren verzinnebeelding - symbool, symbolisering verzinnen - be(denken), fantaseren, fingeren, nadenken, smeden, uitbroeden, uitdenken, uitpeinzen, uitvinden, veinzen, verdichten, voorwenden verzinsel - bedenksel, canard, confabulatie, fabel, fictie, inventie, leugen, opraapsel, praatje, smoes, sprookje, uitvlucht, verdichtsel, verhaal, voorwendsel verzinsels opdissen - fabelen, fabuleren verzoek - aanmaning, aanvraag, aanzoek, bede, bee, gebed, instantie, invitatie, petitie, rekest, request, smeekbede, sollicitatie, uitnodiging, verzoekschrift, vraag verzoek om aan de doodstraf te ontkomen - gratieverzoek verzoek om antwoord - vraag verzoek om ergens te komen - invitatie, uitnodiging verzoek om inlichtingen in een vertegenwoordigende kamer - interpellatie verzoek om vergiffenis - kwijtschelding, pardon, smeekbede verzoek om zegen - benedictie, zegenbede verzoeke om antwoord - rsvp verzoeken - aanvragen, bekoren, beproeven, bidden, inroepen, noden, rekwireren, smeken, sommeren, suppliant, supplicant, tarten, uitdagen, uitnodigen, verleiden, vragen verzoeken te komen - nodigen verzoeker adressant, duivel, petitionaris, requestrant, satan, suppliant, verleider, vrager verzoeking - aanzoek, bekoring, beproeving, kwelling, temptatie, tentatie, verleiding, vraag verzoeking tot kwaad - bekoring verzoekschrift adres, bedelbrief, memoriaal, monsteradres, petitie, petitionement, rekest, rekwest, request, smeekbrief, smeekschrift verzoekschrift indienen - rekestreren verzoendag (Hebr.) - Jomkippoer verzoende partij - paciscent verzoenen conciliëren, goedmaken, herenen, herenigen, raccorderen, reuniëren, vredeherstel verzoenend - bevredigend, conciliant, conciliatie, expiatie, irenisch, reunie, satisfactie, sussend verzoener redder, Heiland verzoening - hereniging, reconciliatie verzoeningsbok - zondebok verzoeningsdood - zoendood verzoeten - verzachten verzoeningsgezind - bemiddeld, irenisch, vredestichtend verzoeningskus - vredeskus verzoenlijk - placabel, vergevingsgezind, vreedzaam verzoenlijkheid - placabiliteit verzoeten - dulcifiëren, veraangenamen verzoeting - edulcoratie verzoetingsmiddel -honing, sacharine, stroop, sucrosesuiker, verzonken deel van de aarde - slenk verzonken in eigen gedachten - abstract, afgetrokken, verstrooid verzonken werelddeel - lemurië verzonnen bedacht, denkbeeldig, fictief, gefingeerd, illusoir, vals, verdicht verzonnen krantenbericht - aprilmop, carnard verzonnen verhaal - fabel, fictie, leugentje, vertelsel, leugentje, ondicht, smoesje, sprookje, verdichtsel, vertelsel verzopen - verdronken verzorgd gesoigneerd, keurig, net(jes) verzorgen - bedienen, behandelen, behartigen, beheren, bekostigen, bewerken, employeren, helpen, hoeden, koesteren, kweken, onderhouden, opletten, oppassen, soigneren, stalen, sterken, steunen, toezien, verplegen, waken verzorgen van onderdak - huisvesten verzorger oppasser, ouder, soigneur, verpleger, voogd verzorger van de verlichting - lampenist verzorger van een uitstalkast - etaleur verzorger van etalage - decorateur, etaleur verzorger van handen en nagels - manicure verzorger van licht op toneel lampenist verzorger van rekwisieten inspiciënt verzorgers ouders, voogden verzorging - alimentatie, approvisie, koestering, manicure, naloop, onderhoud, oppas, oppassing, pedicure, verpleging, verwarming verzorging van de handen manicure verzorging van de voeten pedicure verzorging van zieken - verpleging verzorgingsdienst (mil.) intendance verzorgster baker, moeder, verpleegster verzot - dol, gek, gesteld (op), idolaat, tuk, verkikkerd, verlangend, verlekkerd, verliefd, verslingerd verzot op dol,gesteld verzotheid manie, rage, verslaafdheid verzoute bodem solonetz, solonchak verzouten verzilten verzuchten klagen, smachten, verlangen, wensen verzuchting boutade, klacht, lamentatie, wens, zucht verzuim misslag, mora, nalatigheid, nietnakoming, omissie, plichtsverzuim, tijdverlies, uitlating, uitstel, verlet, veronachtzaming, verstek, vertraging, weglating, zorgeloosheid verzuim (rechtsk.) - mora verzuimachtig - nalatig, onachtzaam, slordig verzuimde betaling - achterstand, reces verzuimen laten, nalaten, omitteren, overslaan, spijbelen, thuisblijven, uitlaten, vergeten, verhinderen, verletten, veronachtzamen, verwaarlozen, voorbijzien, wegblijven verzuimen van school spijbelen verzuim goedmaken - boeten verzuim van werk - verlet verzuipen - verdrinken verzuren - bederven, vergallen, veronaangenamen verzuring - acidatie verzuurde grond kattenklei, podsol verzuurde melk karnemelk, kwark, yoghurt verzwaard zijden weefsel - taf, taft, taffetas verzwaarde handstaven halters verzwageren parenteren, vermaagschappen verzwakken - aftakelen, attenueren, comminueren, kwijnen, ondermijnen, ontaarden, temperen, uitputten, verbleken, verderven, verminderen, verslappen, vervallen, verzachten verzwakking - afmatting, afneming, collaps, enervatie, inanitie, inzinking, krachteloosheid, krak, languor, marasmus, prostatie, prosternatie, uitputting, verslapping verzwakt - getemperd, uitgeput verzwaren - aandikken, verergeren (straf),versterken (dijk), verzwarend verergerend verzwaring - aggravatie, ballast, verbreding, verdikking, verergering, versterking verzwelgen - absorberen, doorlaten, inslikken, verslinden, opeten, opslokken, verorberen verzwering abces, exulceratie, negenoog, steenpuist, ulceratie, verettering verzwering aan een vingertop - fijt verzwinden verdwijnen, weggaan verzwijgen geheimhouden, stilhouden, stilzwijgen, verbergen verzwijnen verliederlijken verzwikken verrekken, verstuiken verzwinden - verdwijnen, weggaan verzwijgen - reticeren, secreteren, stilhouden, verbergen, verhelen verzwijging - reticentie vesica - blaas vesicatorium - trekpleister vesper avondgebed, namiddagdienst, vesperklok verperbeeld - pietà vessem - hiel vest - gilet, stadsgracht, wal Vesta, priesteres van - Vestale veste - burcht, stads(gracht), stadswal, vestingmuur, vestingstad vesten bepalen, bouwen, funderen, gronden, trekken, vastmaken, vestigen Vesterälen, een der - Andöy, Hindöy, Langöy vestiaire garderobe, klerenbewaarplaats vestibule hal, lobby, voor(portaal) vestibulum - voorhof vestigen bouwen, gronden, grondvesten, ne(d)erzetten, oprichten, settelen, stichten, vaststellen, vesten, vestiging kolonie, nederzetting, oprichting vestigingsplaats - zetel vesting bastion, beteng, bolwerk, burcht, castel, citadel, dijk, etablissement, fort(ificatie), horst, kasteel, kastion, ravelijn, schans, slot, stelling, sterkte, stins, veste, (Arab.) kasba, versterking, vestingwerk vesting op Arabisch schiereiland - Aden vestingmuren slechten - afbreken, ontmantelen vestingmuur bastion, bolwerk, omwalling, veste, wal vestingstad Naarden, Coevorden, Steenwijk, Zaltbommel vestingtoren - rondeel vestingwal - enceinte vestingwerk - citadel, fort, lunet(te) bastille, wal vestje - gilet, hes vesuvuaan - indocraas vet corpulent, dik, dronken, gezet, groeizaam, log, lijvig, moddervet, ongel, reuzel, ruim, sappig, sebum, smeer, smout, spek, spekvet, talg, talk, voedzaam, vruchtbaar, weldoorvoed, welgedaan, welig, winstgevend, zwaarlijvig vet deel van melk room vet, dierlijk - ongel, reuzel, talg vet en dik - lijvig vet gezwel - steatoom vet puistje - mitesser vet uit de kop van potvis - walschot vet uit schapewol - lanoline, wolvet vet van kokosnoten - palmine vet van planten - talg, talk vet van runderen - talg, talk vet voortbrengend - lipogeen vet voor zalven - adeps vetaarde - bergtalk verachtig - glibberig vetachtige sierplant - bromelia verbestanddeel - palmitine vetblad - pinguicula vetbuik - dikzak vetduiker - pinguin, vetgans vete geschil, haat, hekel, horror, octium, onenigheid, onvrede, oorlog, rancune, ruzie, strijd, twist, vijandschap, (wraak)zucht, wrok veter - koort, lias, nestel, sim, snoer, veteraan grombaard, oudgediende veteren - doorhalen, tekeergaan, wandelen, vetergaatje - malie, veteroogje, veterstift vetergat - nestelgat veterinair dierenarts, veearts, veeartsenijkundig veterloze lage schoen - slipper veterschoen - rijglaars, nestelschoen veterslot - hangslot vetgans - pinguin vetgehalte van room - ontromingsgraad vetgehaltemeter van melk - butyrometer vetgemeste gans - kropgans vetgemeste hoen - poularde vetgemeste jonge haan - kapoen vetgezwel - lipoom vetgans in Zuidpool - pinguin vetglaasje - vetpotje vetheid - dikte, zwaarte vetje buitenkansje, profijt, voordeeltje, winstje vetkaars - smeerkaars vetkanis smeerpoets vetklep - vuilpoets vetkoek - oliebal vetkop - smeerbus vetkruid - huislook,sedum, tripmadam vetlaag spek vetlaag onder de huid van walvissen blubber vetlichaam - vetstof vetloods - vetput vetloog zeeppoeder vetloos - mager vetlijvig - zwaarlijvig vetmantel - speklaag vetmeter - butyrometer vetmuur - sagina veto - verbod, verwerping vetpan - vetpot)e vetpees - vethoorn vetpeukje - dikkerdje vetplant - agave, daklook, huislook, sanseviena, succulent, vetplanten agave, crassulaceeën, gateria, kalanchoë, sedum, sansevieria, succulenten vetplek - vetvlek vetpoets - vuilpoets vetpot - smeerbus, smeerpoets vetpotje - illumineerglaasje vetproduct - ghee vetpuistje - acne, comedo, meeëter vetrijk - adipeus vetslee - glijtoestel vetsoort - vaseline vetspiegel in bloed - cholesterol vetsplitsend enzym - lipase vetstof - oleïne vetstof uit petroleum - vaseline vetstof voor kaarsen - stearine vette - meststof vette aarde - mergel vette damp - smook vette deel van de melk - room vette etenswaar - spek vette klei met koolzure kalk - spier vette kleipap - kies vette mist - smog vette olie - traan vette rook - smook vette stof merg, smeer, talk vette substantie - schoensmeer, smeer, vaseline, wagensmeer vette vloeistof - levertraan, olie, traan vette walm - kwalm, smook vettekous - dauwnetel, veldsla vetten - looien, mesten vetter - huidenvetter vettewarier - komijnekaas vettig - adineus, onctueus, pasteus, romig, smerig, smoezelig, olieachtig, vuil vettig waswater sop vettig vuil - smeer vettig waswater - sop vettig weefsel om de nier - nierbed vettige aarde - bunzing, mergel vettige damp - kwalm, walm vettige damp afgeven - walmen vettige handjes - kussenhandjes vettige olie - makassarolie vettige rook blaak, smog, smook, smoor, walm vettige stof - olie, paraffine, smeer, vaseline vettige stof in beenderen merg vettige stof uit de potvis - amber vettige stof uit lever van vissen - levertraan vettige substantie - smeer vettige vissensmeer - walvistraan vettige walm - kwalm vettige ijzeroxyde bevattende aarde - bolus vettige zelfstandigheid - merg, smeer, traan vettik - veldsla vetting - afstraffing vetvlies - vetrok vetvoeren - mesten, vetmesten vetvogel - geitenmelker vetwas - lijkevet vetweide - exercitieveld vetweiderij - veefokkerij vetwormpje - meeëter vetwortel - smeerwortel vetzak - dikkerd vetzucht - adipositas, lipamotose, obesitas vetzuur - carbonzuur veugelen - beslapen, lanterfanten, morrelen, peuteren, talmen
veulen - aquulus, kalf, poet veulen van één winter - enter veulenbrood - veulenmilt veulenmerrie - fokmerrie veulentanden - veulengebit vexatie afpersing, knevelarij, kwelling, plagerij vexatoir - drukkend, kwellend, plagend vexeren afpersen, ergeren, foppen, grieven, hinderen, knevelen, kwellen, kwetsen vezel - draad, draadje, fiber, fibril, filament, fimbriae, stofdraad vezel van de agave - sisal vezel van hennep - harrel, hennepvezel, vlasstengel vezel van palmyrapalm - bassine vezel van vlas of hennep - harrel vezelachtig fibrillair, fibreus vezelbast - coïr vezelcancas - harrel vezelen - fluisteren, rafelen vezelig - draderig, dradig, fibreus, pezig vezelig kraakbeen - pulpa vezelig worden - kerven vezeling - rafel, rafels vezelinstituut - TNO vezelknoop - kwast vezelplant - board, ramee, vlas vezelprodukt - sisal vezels van agaveblaren - sisal vezels van agaveschil - pitte vezels van een soort bananenboom - abaca vezelsteen - straalgips vezelstof agal, akon, cocos, cocosbast, fiber, hennep, jute, katoen, kokos, kunststof, manilla, neteldoek, nylon, palmyra, ramee, rameh, sisal, touw, vlas, wol, vezelstof voor zakken - gonje vezels van de lontarpalm - palmyra vezels van een palm - raffia vezeltje - draadje, pluis vezen - afhalen, rafelen, repen,zemelen, zeuren veziken - fluisteren, vezelen via door, langs, middel, middels, over, per, straatweg, weg via de mond - oraal via dolorosa - lijdensweg viable - levensvatbaar viaduct - wegbrug viaticum - reispenning, teerpenning viator - reiziger vibrafoon - xylofoon vibrante - trillend vibratie trilling vibratiemassage - vibromassage vibrato (muz.) trillend, vibrerend vebratos - trilapparaat vibreren beven, ibrometer, trembleren, trillingsmeter, trillen vicar - hulpgeestelijke vicariaat - plaatsvervanging vicariërend - plaatsvervangend vicaris hulppastoor, hulpprediker, plaatsvervanger vicaris generaal - vg, vicarius - vicaris vice onder, waarnemend vice president ondervoorzitter vicedeken - onderdeken viceversa v.v. vicieus rot, slecht, verdorven, verkeerd viciniteit - naburigheid, nabuurschap, omgeving vicomte - burggraaf victiem - slachtoffer victor - overwinnaar Victoria, hoofdstad van - Mebourne victorie - overwinning, zege victorieus - glorierijk, overwinnend, zegevierend victualiën leeftocht, mondvoorraad vide leegte, zie videotape - band videlicet nl., vdt. videorecorder - ampex videtur - gevoelen, mening vidimatie - bekrachtiging, legalisatie vief - flink, kittig, kras, kwiek, kwik, levendig, levenslustig, opgewekt, parmantig, vlug, wakker Vienne, hoofdstad van het Franse departement – poitiers vier - kwartet vier ankers (wijn) - aam vierblad - eenbes vier bloembladen hebbend - tetrapetaal vier dimensies tellend - vierdimensionaal vier geweren tegen elkaar gezet - rot vier noten tellende figuur - (muz.)quartole vier tegelijk uitkomende nummers in een loterij - quaterne vier vingers hebbend - tetradactiel, tetradactylisch vier weken voor Kerstmis advent vierbandbok - boktor vierblad - eenbes, vierpas vierbladerig - quadrifolisch, quadrifyllisch vierboet - vuurbaak, vuurtoren vierdaagse afstandmars vierdag feestdag, gedenkdag, rustdag, vakantie vierde - kwart, kwartair, quartair vierde boek van Mozes Numeri vierde deel - kwart, kwadraat, kwadrant vierde deel van een baksteen - clisoor vierde deel van een gulden - kwartje vierde deel van een jaar kwartaal vierde deel van een oude duim (timmermaat) - kwartui vierde deel van een tientje - knaak, rijksdaalder, riks vierde deel van een uur - kwartier vierde deel van een wapenschild - kwartier, vak, wapenveld vierde jaargetijde - winter vierde letter van het Griekse alfabet - delta vierde maag - lebbe vierde maag van herkauwers leb vierde maand april vierde macht - bikwadraat, biquadraat vierde naamval - accusatief, accusativus vierde planeet van ons zonnestelsel Mars vierde snaar van een viool - cantino vierde stand arbeiders, proletariaat, volk vierde ten - quarto vierde toon van de grondtoon - af, kwart vierde zondag in de vasten Laetare vierde zondag voor Pasen - oculli vierde zoon van Jakob Juda vierdelige versvoet - paean vieren - celebreren, feester, feteren, gedenken, gloeien, heiligen, herdenken, huldigen, loslaten, toegeven, vereren, weerlichten vierendeel kwart, verrel, vierel vierendeeljaars - trimester vierendelen kwartileren vierentwintig hoek - didocaëder vierentwintig uur dag, etmaal vierhandig dier - baviaan, bruiaap, chimpansee, eekhoornaap, gibbon, gorilla, lori, maki, mandril, meerkat, mensaap, nachtaap, rolaap, sapajou, slingeraap vierhandig zoogdier aap vierhoek kwadraat, rechthoek, ruit, tetragoon, trapezium, vierkant vierhoek, ongelijkzijdig - trapezium vierhoekig carré, kwadraat, quadrangulair, quarre, tetragonaal, vierhoekige zuil - herme vierhoofdig - quadruceps, vierhoofdige dijspier - quadriceps viering - celebratie, feest viering van heuglijk feit feest, herdenking, jubileum, lustrum, verjaardag vierjaarlijks - quadriennaal, quatriennaal vier kaarten - kwartet vierkant - carré, kwadraat, quardratuur, rechthoek, vierhoek vierkant beslagen hout - klots vierkant beslagen paal - kolder vierkant getuigd schip met drie of meer masten - fregat, volschip vierkant getuigd schip met twee masten - brik vierkant platte zuil in een muur - pilaster vierkant plein - square vierkant schild - banierschild vierkant visnet totebel vierkante decameter are vierkante dekplaat op kapiteel van een zuil - abacus vierkante gebakken steen estrik, kareel, tegel, tichelsteen vierkante hectometer hectare vierkante kist bak vierkante liniaal - carrelet vierkante meter centiare vierkante tegels plaveien, met - careren vierkante zuil - ante, hoekpilaster, muurpilaster, pilaster vierkante zware pijl - kareel, sprinhaal vierkieuwig schelpdier - nautilus vierkieuwigen - tetrabranchiata vierkruid - vuurkruid, wrangwortel vierlettergrepig woord - tetrasyllabum vierling - kwatrijn viermanschap - quadrumviraat vier personen - kwartet vierregelig - makame vierregelig gedicht - copla, kwatrijn, pantoen vierschaar - rechtbank, spannen vierschaar spannen rechtspreken vierschachtig gekeperde stof - ras viersnarige lier - tetrachord vierspan in het oude Rome en Griekenland quadriga vierspel - tetralogie vierspletig (plantk.) - liervormig viersprong kruising, kruispunt, kruisweg vierstemmig zangstuk kwartet viersyllabig vierlettergrepig viertal kwartet viertal hogere vrije kunsten - quadrivium viertermig - quadrionomisch viertijd feesttijd, rusttijd, vakantie vierurebloem - venusspiegel viervlak tetraëder viervlakkig - tetraëdisch viervoeter agoeti, anoa, antilope, banteng, barzoi, beer, berggeit, bergkat, bergvos, bever, beverrat, bisam, bisamzwijn, blauwvos, bles, bloedhond, big, bison, bok, boskat, boxer, buffel, bultos, brak, bulldog, bunzing, cavia, chowchow, civetkat, coyote, damhert, das, dingo, dog, edelhert, eekhoorn, eland, ever, everzwijn, fret, gazel, gazelle, geit, genet, gems, giraffe, gnoe, grizzly, haas, hakkenei, hamel, hazewind, hengst, herder, hermelijn, hert, hertzwijn, hinde, hit, hond, hyena, jaguar, jakhals, kalf, kameel, karbouw, kat, kater, ked, kemel, keu, klipgeit, koala, koe, konijn, labrador, lam, leeuw, leeuwin, lama, lemming, los, luiaard, luipaard, lynx, maki, mammoet, marmot, marter, meerkat, merrie, mensaap, mink, moerhaas, muildier, muilezel, muis, mustang, nerts, nijlpaard, ocelot, oeros, olifant, onager, ooi, opossum, otter, paard, panda, panter, pincher, pink, poedel, poema, poes, pointer, poolbeer, poolkat, poolvos, rat, ree, reebok, reegeit, rendier, reu, roodvos, ros, ruin, rund, schaap, serval, skunk, sik, spaniel, stier, taks, tapir, tarpan, teef, terriër, tijger, tijgerin, vaars, varken, veulen, visotter, vos, wasbeer, wezel, wisent, wolf, wombat, yak, ijsbeer, zebra, zebu, zwijn viervoeters - tetrapoden viervoetig knaagdier - lemming viervoetige dieren - quadrupeden viervorst Herodes, tetrarch viervoud - quadri viervoudig - quadrupel viervoudigen - quadrupleren vierweg - viersprong vier weken voor Kertmis - Advent vierwielige koets - landauwer vierwielig motorvoertuigje - skelter vierwielig rijtuig - mylord vierwielig voertuig (Ind.) - palankijn vierwielige koets - landauer vies - duf, goor, gorig, kieskeurig, kledderig, maltentig, morsig, muf, ongewassen, onhygienisch, onkuis, onrein, onsmakelijk, onzindelijk, schunnig, slordig, smerig, smoezelig, verdorven, vulgair, vuil, vuns, vunzig, walgelijk, zedeloos vies (Z.N.) - aak vies bij - pienter vies persoon - smeerlap, vetlap, vuilak, vuilik vies ruiken - stinken vies servies - afwas, vaat vies slordig - vuns vies tabakspijpje - smots viespeuk smeerkanis, smeerlap, smeerpoets, smeerpijp, viezerik, vuilak, vuilik Vietnam, haven in Noord - Haifong Vietnam, haven in Zuid - Dalat, Hué, Nhatrang Vietnam, hoofdstad van Noord - Hanoi Vietnam, hoofdstad van Zuid - Saigon Vietnam, munt in Noord dong Vietnam, munt in Zuid - piaster Vietnam, rivier in - Me-kong Vietnamese munt - piaster vieze geur - stank vieze inktzwarte mist - smog vieze lap slet, tod vieze nevel - smog vieze rommel - knoeiboel, troep vieze vrouw – del, slodder, smots viezerd - morsepot, smeerlap, viezerik viezerik - lellebel, onterik, onterik, smeerkees, smeerlap, smiecht, viespeuk, viezerd, vuilik viezevazen - beuzelpraat, fratsen, grillen, hersenschimmen, kuren, praatjes, subtiliteiten, wissewasjes viezig - rommelig, smerig, smoezelig, stoffig, vuns viezigheid - aak, drek vigilant - waakzaam, wakker vigileren - loeren, overleggen, prakkiseren, verzinnen vigeren gelden vigeur - geldigheid, kracht, nadruk, werking viggenen - biggen vigilant alert, waakzaam, wakker vigilantie - naarstigheid, waakzaamheid, wakkerheid vigilatie - waakt vigilatieteken - aanhalingsteken vigileren - overleggen, prakkizeren vigilia - nachtwake, slapeloosheid, waakzaamheid vigilie - nachtwake vigna - boonsoort vignet - betaalzegel, boekversiering, plakstrookjesluitzegel, sticker, versiering vigorosisch - vulgairisch vigoroso (muz.) krachtig, vurig vigoureus - krachtig, nadrukkelijk vihuela - tokkelinstrument Viking - Noorman vilain - gemeen, laag, lelijk, snood, vilder - koudslachter vilein boosaardig, gemeen, infaam, laag, vals, venijnig vileinig - boosaardig, gemeen, laag, venijnig vilipendentie - geringschatting, verachting, verguizing vilipenderen - geringschatten, verachten, verguizen villa buiten, buitenhuis, ecorcheren, frissoneren, herenhuis, landhuis, woonhuis villa van Cicero - tusculanum ville (Z.N.) - peetkind villen - afstropen, stropen villeus - vlokkig villositeit - ruisheid, vlokkigheid vilt kastoor viltbereider - vilter viltboom - wolboom vilten - vollen, walk vilten muts (Rom.) - pileus vilten rouwhoed huilebalk vilter - viltbereider viltgerei - walkmolen viltkruid - filago viltluis - platluis viltwerker - viltbereider viltzeil - balatum vim - mijt, schuurpoeder, stapel vin bloedvin, vleem vinaigre - azijn vinarmigen - duivelvissen, padiculati vinctuur - verband, zwachtel vinculeren - boeien, verbinden vinculum - band, boei vinden - aanboren, aantreffen, achten, bedenken, bespeuren, gewaarworden, ontdekken, ontwaren, oordelen, opsporen, uitdenken, zien vinder ontdekker, zie ook: uitvinder vindicatie terugvordering, wraakneming, wreking vindicatief straffend,wraakzuchtig vindiceren - aanspraakmaken, bevrijden, opeisen, redden, straffen, terugvorderen, wreken vinding conceptie, doelmatig, handig, ingenieus, inventie, ontdekking, ontvangenis, trouvaille, uitdenking, uitvinding, vondst vindingrijk begaafd, gemakkelijk, geniaal, industrieus, ingenieus, inventief, nagenoeg, origineel, praktisch, scherpzinnig, slim, vernuftig, vrijwel, vindingrijk persoon - leperd, sllmmerd, slimmerik vindingrijke geest - genie, talent vindingskracht - scherpzinnigheid vindt men in een turnzaal - rek vindplaats van aardgas Noordzeeplat, Slochteren vindplaats van olie Bakoe vinduiker - pinguin vinger fikken, duim, kneukel, pink, tengel vinger- en monddoek - servet vingerafdrukken, onderzoek van - dactyloscopie vingeralfabet doofstommenalfabet vingerbeentje - koot(je), knokkel vingerdeel - kootje, nagel vingerdier - clivina, knaagmaki vingerdoek - servet vingerdoekje - servetje vingergewricht kneukel, knokkel, knook vingergras - panicum vingerhoed - cl., centiliter vingerhoedskruid - digitalis vingerkap vingerling vingerkever - clivina, vingerbeentje, vingerkootje vingerling - ring, sluifje, vingerovertrek vingerpluim - kamgras vingerrekenkunst - dactylologie vingerring - hoep vingers fikken, tengels vingersspraak - dactylologie vingertaal der doofstommen - chirologie, dactylogie vingertaal voor blinden - braille vingertechnisch beroep - fijninstrumentmaker, diamantslijper, klokkenmaker vingervlug - diefachtig vingervormig - digitiform vingerwijzing - aanduiding, aanwijzing, hint, indice, indicie, teken, vermoeden, wenk vingerzetting applicatuur, greep, manito vink - appelvink, barnsijs, boekvink, distelvink, fratertje, geelgors, gors, goudvink, groenvink, haakbek, huismus, kanarie, kardinaal, kardinaalvogel, keep, kneu, kruisbek, mus, ortolaan, platbek, putter, rietgors, rijstvogel, ringmus, sneeuwgors, sijs, sijsje, vink, wevervogel vinkachtigen - fringillidae vinken - loeren vinkenbijter - klapekster vinkenbijtertje - tjiftjaf vinkendief - blauwvalk, sperwer, stiervalk vinkedraaier - klauwier vinkenpezer - zakkenroller vinkenvalk - sperwer vinkenvanger - vinker vinkenzaad - neslia vinkoorde - liguster, maagdenpalm vinnen (rugvinnen van heilbot) - raf vinnig - aantrekkelijk, aardig, actief, begerig, beweging, bijdehand, bijtend, bits, bijtend, driftig, energiek, fel, ferm, fiks, flink, garstig, geil, giftig, gortig, hanig, hatelijk, hevig, kattig, kittig, knorrig, kras, kijfachtig, levendig, lief, nijdig, onvriendelijk, pinnig, pittig, schamper, scherp, serpentig, snar, snedig, snerpend, snibbig, spinnig, spits, spijtig, stekelig, stekend, tel, tuk, verbeten, vernuftig, vlug, vol, vurig, wakker, wulps vinnig meisje kattekop vinnige klap knal, pets vinnigheid bitsheid, felheid, garstigheid, kattigheid, snibbigheid, virulentie vinnig of bits - venijnig vinnig spreken - snibben vinometer - wijnmeter vinpotigen - pinnipedia, pteropoda vinvis - bultrug vinvoetigen - oorrob, pinnipédes, rob, walrus, zeebeer, zeehond, zeeleeuw, zeeolifant, zeeroofdieren vinylcyamide - acrylnitril vinvoetige (pinnipedes) walrus, zeebeer, zeehond, zeeleeuw vinworm - pijlworm violacee - viola, viool(tje) viola da braccla altviool viola da gamba knievedel, knieviool viola de braecio - altviool violatie ontheiliging, schending, verkrachting violenboom - ahorn, esdoorn violent fel, gewelddadig, heftig, hevig, onstuimig violente (muz.) - heftig violentie - gewelddadigheid, geweldenarij, geweldigheid, heftigheid, hevigheid violeren aantasten, onteren, schenden, verkrachten violet - paars violetachtige kleur - magenta violetkleurig - lichtpaars, lila, paars violetkleurig kwarts - amethist violette verfstof - lakmoes, lorelei violier - altist, bassist, cellist, flier, lakooi, matthiola, strijker, violist violist altist, bassist, cellist, strijker, vioolspeler violoncel cello, gamba, knieviool viool accorda, alt, bas, cello, contrabas, fiedel, gamba, rebab, strijkinstrument, vedel, veel, (lat.) viola, violino, viool - Cremona, Strandivarius viooloachtigen - violaceeën vioolbas contrabas vioolbouwer Amati, Guarneri; Stradivarius viool, eerste - uitblinker vioolhars colofonium, spiegelhars vioolkam chevalet viool, Keltische - crouth, crwth vioolkrasser zager vioolonderdeel achterblad, bovenblad, hals, kam, knop, krul, snaar, staartstuk, stapel, stok, toets vioolsnaarmateriaal - kattendarm vioolspelen - fiedelen, strijken, vedelen vioolspeler - strijker, violist viooltje pensée vioolvis - pakhaai, schoorhaai viperinae - adders virage bocht, zwenking virago bocht, helleveeg, kenau, manwijf virga - roede, staartnoot, staf, streep, tak, twijg, valstreep, virginaal - maagdelijk Virginia, hoofdstad van - Richmond virginiteit - maagdelijkheid, zuiverheid virgo - maagd viriel mannelijk, manhaftig, manmoedig viriliteit forsheid, mannelijkheid Viroenga-bergen, vulkaan in de - Harisimbi, Kahinga, Moehavoera, Nikana, Niragongo, Nyamlagira, Sabinio, Visoke virtualitr - potentieel virtueel - denkbeeldig virtuoos - genie, meester, meesterlijk virtuositeit meesterschap virtus - deugd, moed virulent - aanstekend, fel, giftig, heftig, kwaadaardig, onstuimig, venijnig, vinnig virus - smetstof, ziektekiem virusziekte - pokken vis - ichthus vis die electrische schokken kan geven - sidderaal vis uit een visnet scheppen - laven visaas - pier vis a vis tegenover vis/ondermaatse put visachtig dier prik visafslag visverkoop visafval - graten, grellen visarend eendendoder, zeeadelaar visbak bun, kaar, kanis visbeen graat visbewaarplaats - been, beun, kaar visbewerker - kaker visboom - piscidia visboot - logger visbuik opensnijden en ingewanden verwijderen - wammen visbun kaar viscera - ingewanden viscollege hengelaarsvereniging viscosimeter - taaiheidsmeter viscositeit kleverigheid, lijmigheid viscount - burggraaf viscum - kleefstof, lijm visdeel graat, kieuw, schubbe, staart, vin vis der Noordzee - meun visdiefje - jacobus, splitstaart visduivel meerval vis (dwarsbenige kraakbeen) - rog vis en vogel - griet viseerder - rooimeester, ijker viseerstok - peilstok viseren beogen, mikken, nazien, peilen, roeien, streven, tekenen viseter - aalscholver, ichtyofaag, kat, otter, pelikaan, poes, reiger, rob, ijsvogel visfamilie van 230 soorten - aalvissen vis, fossiele - anaspis visfuik - kub, sero visgerecht kaviaar visgerei - 3 kol, kor, lijn, net, sim 4 beug, beun, fuik, geel, haaf, haak, haam, hoek, kreu, poer, pook, puit, reel, reep, saai, sero, tuig, tuit, wade 5 elger, fleur, flouw, gabbe, gibbe, korre, molen, snoer, tiras, trail, treel, vleet, zegen 6 dobber, drijver, foezel, hengel, vislijn visnet 7 aalfuik, aalgeer, aalkast, beuglijn, harpoen, laafnet, leefnet, spannet, spinner, totebel, vishaak, viswant 8 hoekwant, paalfuik, raamfuik, schepnet, sleepnet, stelfuik, stolpnet, stulpnet, trawlnet, trekwade 9 ankerkuil, dwarskuil, oesterkor(re), oeverhaam, schelpnet, stroopnet, vishengel, 10 makreelnet, wonderkuil
visgerei voor paling - fuik visgier - beenbreker, zeearend visglas - aquarium visgod - Dragon vishaak angel vishagedis (voorwereldlijk) - ichthyosaurus vishal - vismarkt vishok - kee vishuid schubben visibel duidelijk, gereed, waarneembaar, zichtbaar visibiliteit - zicht, zichtbaarheid visie inzage, inzicht, kijk, mening, oordeel, opinie, optiek, overtuiging, zicht, zienswijze visingewand beuling, gel, grom visingewanden uithalen - lubben visio - visie visioen droombeeld, droomgezicht, gezicht, hallucinatie, hersenschim, illusie, schim, schijnbeeld, utopie, verschijning visionair ziener visitatie - bezoek, controle, huiszoeking, inspectie, onderzoek visite aanloop, bezoek doktersbezoek, gasten, loge visitekaartje - naamkaartje visitekamer - ontvangkamer, salet, salon visitemier - parasolmier visiteren - bezichtigen, bezoeken, doorzoeken, douaneonderzoek, inspecteren, onderzoeken visiteur bezoeker, onderzoeker visje - alver, bliek, pos, sardientje, sardine, sprot, spiering, stekelbaars, sterlet Visjnoe's rijder - Garoeda viskaar bak, ben, beun bewaarplaats, bun, kaar, kanis, kriel, nis, rugkorf, vismand, visput viskenner - ichtyoloog, ipsoloog viskeus - samenhangend, stroperig, taaivloeibaar viskoper - vishandelaar viskorf met deksel - kanis, vismand viskorrels - kokkelkorrels viskotter trawler, treiler viskuit - boks, caviaar, kaviaar, kiet, kriel, kijt, roge viskunde - ichthyologie viskunst - halieutiek vislaars - lieslaars vislat - hengel(lat) visluis - caligus vislijm - gelatine vislijn beug, sim, vissnoer vislijn voor de kabeljauwvangst - kol vismaag - rob vismaaltje door de bemanning gevangen - bra, braadje visman vishandelaar, visventer, visverkoper vismand - aalkub, ben, benne, beugbak, beun, bun, garnalenmand, kaakmand, kaar, kanis, korf, kriel, kubbe, visben, viskanis vismeeuw - kapmeeuw vismijn - visafslag vismolen - reel visnet - beug, foezel, fuik, haam, ink, kor, kruisnet, kuil, leefnet, puit, schrobnet, tiras, totebel, trawl, treil, vleet, vleug, wade, zegen visnet voor aalvangst - aalsgeweer visolie levertraan, traan visolifant - makara visotter, kleine Amerikaanse - nerts visplaats - stek visprodukt caviaar, kaviaar, hom, kuit, olie, traan, vismeel visrijgpen - speet visrijkdom - visstand visrijke plek - toom visrijke stek - leg visrokerij - hang vis schoonmaken - lubben visschubuitslag ichtyosis visse - bunzing visseaas - deeg, pier, spinner, vlieg, worm vissehuid - visschubbenziekte vissen - hengelen, pisces vissen - 3 aal, ars, bot, gul, hom, koi, las, mul, ork, pos, rog, slij, val 4 alft, amia, avel, barm, blei, bolk, boto, dors, elft, fint, geep, gent, geuf, gruw, gulk, haai, hake, hars, haus, hors, huso, kaan, krit, kwab, laff, lauw, leng, lomp, louw, lump, meun, mowa, okeh, orfe, orka, pauw, plas, pols, poon, post, prik, puit, ruis, sako, shad, slei, teri, tink, tong, vint, wind, zalm 5 abeka, alver, baars, bliek, braad, braam, buret, corvo, djapo, dogge, fahak, forel, gadji, glaga, govie, griel, griet, gront, grunt, horse, higoi, kakap, kileh, kissa, larak, lodde, magge, meeuw, melet, munne, orada, plaat, raasj, schar, schol, schot, sidat, smelt, sneep, snoek, sprot, steur, taweh, tonijn, vleet, vloot, voorn, wadar, waral, zeelt 6 aalpad, aalvis, ashaai, aurata, bakaal, barbot, beloet, bokkum, boniet, bonito, brasem, caranx, cefalo, dikkop, djeler, dogger, dolfijn, dorade, dorsde, dorser, fregat, gander, germon, giebel, gorrie, gudlag, harder, haring, hasser, herder, hornvis, kareel, karper, karrel, kataal, katvis, kliert, koloog, kolvis, kuiter, lebaal, lipvis, lompeh, machel, magaal, manati, marene, meivis, milter, murene, nebaal, padvis, paling, pelser, piraya, pisces, pladijs, pisces, pollak, pijlrog, pijlvis, saluut, sardijn, sennal, siluur, singel, snaper, sneper, sperga, tarbot, tinker, tonlijn, walvis, wimber, witvis, wijting, ijshaai, zander, zeeaal, zeekat, zeekoe, zeepad, zeevis, zeevos 7 aalkwab, aalpuit, adelvis, amelong, anthias, baarvis, bandaal, bandeng, bandvis, barbeel, barbier, beefaal, beefvis, beloega, bergilt, bergtos, bermpje, blakvis, bokking, botprik, butskop, dorsvis, edelvis, egelbek, egelvis, eoliden, giftvis, glasaal, goerami, gorango, goudvis, grofaal, grondel, grootje, grundje, guingam, haairog, hardeng, heilbot, hommerd, houting, hozebek, inktvis, kapirat, kathaai, kawejar, klimvis, klipvis, koekvis, kolblei, kolfoog, kootvis, kuitvis, kwabaal, lamprei, lansvis, leervis, levaard, lintvis, longvis, maanvis, makreel, marobijn, mastvis, meeraal, meerval, meuning, moeraal, moerrel, moert je, moervis, pladdijs, platter, platvis, poehaan, poetaal, poolvis, potskop, puitaal, raafvis, riemvis, rombout, rondbek, rondvis, roodvin, roofvis, sardine, schotje, scomber, slijkvis, slijmaal, slijmvis, snebaal, snoever, snotolf, spinvis, sterlet, stokvis, strever, tandvis, tembang, torpedo, trekvis, trilrog, umbrine, varaal, veelvin, weeraal, weervis, wrakvis, wratvis, zaagrog, zaagvis, zandaal, zeehaan, zeehaas, zeemaan, zeepaap, zeeprik, zeesnip, zeewolf, zeilvis, zuigvis 8 aalelger, abodeduf, albacora, albikoor, alvenaar, alvertje, ansjovis, arapaima, argusvis, baarsvis, bakschol, beekprik, blibiran, blindvis, boddaert, bonetvis, bootskop, botervis, bruinvis, buikzalm, capelaan, degenvis, draakvis, dwarsbek, fluitbek, haailuis, hengelen, hozemond, kapelaan, keitsjel, kleinvis, klompvis, knorhaan, koetsier, kogelvis, kolbliek, kramprog, krampvis, lemoeroe, malarmat, matahari, meerpoet, moethond, molenaar, naaldvis, negenoog, neushaai, ombervis, pilamnus, pilchard, rafelvis, roofhaai, sardelle, schardijn, schelvis, schubvis, slagprik, slakdolf, slangaal, slangvis, slijmprik, soldaten, spaanvis, spiering, spreivis, spuitvis, standvis, steekpad, stoomvis, stootvis, tjoetoet, toonhaai, tovervis, troeboek, vlagzalm, zandprik, zeebaars, zeedraak, zeeengel, zeeforel, zeenaald, zeesnoek, zeezeelt, zonnevis 9 aalkwabbe, abberdaan, amphioxus, arendsrog, asterling, bakeljauw, bezaantje, bootshaak, bonietvis, buffelvis, ceradotus, donderaal, donderpad, doopbaars, doornhaai, dorenhaai, drakenkop, dwergwels, duivelvis, ellerling, fosforvis, goudbaars, goudforel, goudwinde, goudzeelt, hamerhaai, hertogvis, hesseling, hondshaai, hoogkijker, jonkervis, kabeljauw, kikkervis, klimbaars, kotfervis, kongeraal, koolbaars, kopzuiger, koraalvis, kringbuik, kuitbaars, landorium, maanbaars, meerforel, moedervis, moerasvls, nebbeling, nesteling, panharing, panneieri, pieterman, purpervis, rietvoorn, rivieraal, riviervis, roetvoorn, ruisvoorn, scharluip, schelpvis, schieraal, schretser, serpeling, sidderaal, sidderrog, smeerling, snoekdors, speerhaai, spierhaai, spitsmuil, springaal, steenbolk, stekeling, stekeltje, stekelrog, strontvis, tabakspijp, tongschar, visduivel, wentelaar, wimpelvis, wolfbaars, wijfjesvis, zalmforel, zeebrasem, zeeduivel, zeejonker, zeekarper, zeepaling, zeezwaluw, zilvervis, zomerzalm, zuigervis, zwaardvis, zwaluwvis 10 aalgrondel. alpenforel, aramoenda, beekridder, bitterling, bittervorm, bloemenvis, bodenrenke, boksharing, buisharing, bullekopje, caramoeree, demoiselle. diepzeevis, doornvisje, dregdolfijn, driestaart, drukkervis, duivelsrog, geltharing, goudkarper, grasharing, grondeling, haringhaai, hofdiender, jaagharing, jakobszalm, kaaimanvis, kalkoenvis, klautervis, koningsvis, kuitharing, kuitkarper, kwikharing, labberdaan, laurenskop, marsbanker, marterhaai, mensenhaai, noordkaper, panterhaai, panterhaan, pantservis, prenadilla, reuzenhaai, rivierprik, schoerhaai, smoddervis, snoekbaars, snoeksteur, spiegelvis, steenbaars, steenbijter, steenmeeuw, stekelbuik, terroeboek, trommelvis, vaandrager, vlindervis, waterbaars, winterzalm, zeebarbeel, zeedraakje, zeegrondel, zeekoekoek, zeekikvors, zeelamprei, zeepaardje, zeeserpent, zeevlinder, zonnebaars 11 barramoenda, bittervoorn, boeksharing, boratsjoeng, brandbrasem, cephalopoda, goudmakreel, koornaarvis, kroeskarper, lancetvisje, lederkarper, muizen bijter, noordenwind, papegaaivis, scharretong, schubkarper, schuttervis, steenkarper, stekelbaars, stekeldraak, stekelspoor, steurharing, tabaksroker, tuimelvisje, wraakharing, zilverwinde, zwartstaart 12 baardgrondel, barometervis, boogschutter, diamantbaars, dwerginktvis, gordelbrasem, halvemaanvis, haringkoning, kousen bandje, kraakbeenvis, mannetjesvis, miljoenvisje, pauwoogbaars, pijlstaartrog, regenboogvis, rivierpaling, sangkimjoeng, sluierstaart, slijkopzuiger, strijkijzervis, telescoopvis, vleermuisvis, zandspiering, zeevleermuis, zoetwatervis, zoutwatervis 13 adderzeenaald, baarsombervis, brakwaterbrak, loodsmannetje, maatjesharing, modderkruiper, riviergrondel, salamandervis, schorpioenvis, siddermeeraal, spiegelkarper, stekelmakreel, zeeschorpioen 14 harnasmannetje, oudewijfjeskaak, regenboogforel, schelvisduivel, stekelombervis, zeestekelbaars, zoetwaterforel 15 aristoteleshaai, bastaardmakreel, bootmansharing, rivierdonderpad 16 schoorsteenveger, zeepinksternakel vissenbewaarplaats - bun, kaar visseneitjes – hom, kuit vissen op paling - peuren, poeren vissen, ster uit het sterrenbeeld - kaintain vissen, uit liefhebberij sportvissen vissenleer ichtyologie visser - beuger, hengelaar visser met beug - beuger vissersboot banker, blazer, bom, bons, botter, buis, drifter, garnalenschuit, haringbuis, haringlogger, hengst, hoekboot, hoeker, hoogaars, hospitaalschip, kajak, kerkschip, kotter, kubboot, kwak, logger, makreelboot, pink, platboomd, plemp, pluiter, punter, robbenschip, schip, schokker, schuit, smak, spankuiler, stoomlogger, trawler, treiler, visaak vissersboot in de Middellandse Zee - tartane vissersbroek - motse vissershoofddeksel - zuidwester vissersjas - bolkvanger visserslaars hoos visserslatijn - bluf, grootspraak vissersmand - kanis visserswinkelier - parlevinker visserij, grote - haringvangst vissestaart - lis vissing - mastgat vissnoer - sim, vislijn vissoep - bouillabaise visstand visrijkdom vista zicht, vertoon, gezicht visteelt, kunstmatige - piscicultuur vistuig aas, alf, angel, bekklem, beug, breel, buidelnet, dobber, dogger, drijfnet, dwarskuil, fleur, fuik, gebbe, gooi, haak, haam, hengel, hoekwant, joon, kol, kom, kor, kuil, leefnet, peur, pier, reel, schepnet, silk, sim, sleepnet, smurrevaad, sneu, snoer, totebel, trawl, vishaak, vleet, weer, zeeg, zetlijn visueel - eidetisch visuil - oehoe visuitschot - nest visum - reispas visus - gezichtsscherpte visvaartuig - botter, kotter, logger, pink, schokker, trawler, treiler visvalk - visarend visverblijf - meer, rivier, sloot, vijver, water, zee visvergiftiging - ichtyotoxicum viswater van de landheer vroon viszaad kult vita leven vitaal energiek, fris, krachtig, kras, levendig, levenskrachtig, levenslustig, lustig, opgewekt, sterk vitacee - vitis, wingerd, wijnstok vitaliebroeder - likedeler vitaliseren - bezielen vitaliteit - levenskracht, levenslucht vitamine-A, ziekte door gebrek aan - nachtblindheid, xeroftalmie vitamine-B1 - aneurine vitamine-B1, ziekte door gebrek aan -beriberi vitamine-C, ziekte door gebrek aan - scheurbuik vitamine-D, ziekte door gebrek aan - rachitis vitamine-E, ziekte door gebrek aan - steriliteit vitamine gebrek - beriberi vitaminerijke olie - levertraan vitesse - snelheid, spoed viticultuur - wijnbouw vitiëren - bederven, verijdelen vitium - fout, gebrek, ondeugd vitlust bedilzucht, vitterigheid vitlustig - laakziek vitrage - allover, glasgordijn, gordijn vitragestof - filet vitrine etalage, glasraam, uitstalkast, uitstalraam, winkelruit vitriniet - glanskool vitriool - sulfaat, zwavelzuur vitrioolkies - zwavelkies vitrioolsteen kopersulfaat vitrioolzuur - zwavelzuur vitse - wikke vitten bedillen, chicaneren, hakkentakken, hakketeren, houwen, kibbelen, muggenziften, zeuren, ziften vitter chicaneur, criticus, muggenzifter, neetoor vitterig - chicaneus, difficiel, gemelijk, ontevreden, sikkeneurig, vitachtig, vitziek, wrevelig vitterij - bedilzucht, betweterij, chicane(s), haarkloverij, muggezifterij vitusdans - chorea vitziek chicaneurig, neetorig, sikkeneurig, vitterig vitziek mens - brombeer, brompot, izegrim, neetoor, nijdas, zeurpiet viva - leve vivace (muz.) levendig, opgewekt vivaciteit levendigheid, vrolijkheid, vlugheid viveur - boemelaar, doordraaier, genotzoeker, levensgenieter, losbol, pretmaker vivificatie - bezieling, levendmaking, levendwording vivificeren - bezielen vivo - levendig vivres - levensmiddelen, mondbehoeften, mondvoorraad vizier - diopter, helmklep, helmmasker, helmschuif, korrel, kijkspleet, laddervizier, mikplaatje, minister, richttoestel, schuifvizier, staatsraad vizierhelm - wapenhelm vizierkorrel - guido, guidon vizierliniaal - alhidade, diopter vizierlijn - richtlijn vizierschot - kernschot vla - dessert, toetje vlaag aanval, bevlieging, bui, luim, opbruising, opwelling, regenbui, scheut, windstoot vlaag van eigenzinnigheid - gril, kuur, mik, nuk vlaag van neerslag - bui vlaag van willekeur - gril vlaag van wispelturigheid - luim vlaai - delling, geul, koek, vlaai (Belgisch) - vla, vlade, vruchtengebak vlaak zandbank, zandplaat, zandvlakte Vlaams VI. Vlaams aardrijkskundige - Mercator, Ortelius Vlaams bedrijf - stiel Vlaams beeldhouwer - Anrion, Abeloos Vlaams beroep - stiel Vlaams componist - Barbé, Canis Vlaams dichter - Cami, Gezelle Vlaams dichteres - Bijns Vlaams handwerk - kantklossen Vlaams middeleeuws schrijver - Maerlant Vlaams schilder - Rubens, Teniers Vlaams schrijver Boon, Claus, Conscience, Elschot, Gezelle, Gazelle, Gijsen, Lampo, Ostayen, Raes, Staes, Streuvels, Teirlinck, Timmermans, Walschap Vlaams stadje vanUilenspiegel - Damme Vlaams woord voor... zie Belgisch woord voor.. Vlaamse apostel der melaatsen - Damiaan Vlaamse beiaardier Nees Vlaamse dichter - Gezelle, Nahon Vlaamse gaai broekekster, marklauw, markolf, meerkoet, meerkol, schreeuwekster Vlaamse graaf/gravin - Arnulf, Boudewijn, Diederick, Jan, Filips, Gwijde, Johanna, Karel, Lodewijk, Margaretha, Maria, Robrecht, Willen Vlaamse herberg - estaminet Vlaamse kloskant - valenciennes Vlaamse koning, legendarische - Gambrinus Vlaamse leeuw - Klauwaert Vlaamse naam voor beroep - stiel Vlaamse pet (muts met stijve klep) - klak(ke) Vlaamse provincie - Brabant, Limburg, Vlaanderen Vlaamse reus - konijneras Vlaamse schilder - 3 Cap 4 Baes, Bout, Lens 5 Baron, Bouts, David, Ensor, Navez, Suvee 6 Matsijs, Rubens 7 Brouwer, Memlinc, Seghers, Teneirs, Wappers 8 Blondeel, Breughel, Jordaens, Oldevaere 9 Verhaghen Vlaamse schrijver - Claus, Conscience, Elschot, Gezelle, Kenis, Lampo, Lemoinier, Raes, Sabbe, Staes, Streuvels, Teirlinck, Timmermans, Walschap Vlaamse stad - Antwerpen, Brugge, Damme, Doornik, Gent, Lier vlaardebei -lijsterbes, vlierbes vlaardeboom - vlierboom vlaardetak - vliertak vlade - vla, vlaai vlag banier, blazoen, drapeau, driekleur, dundoek, oriflamme, reiltop standaard, vaan(del), vendel, wimpel vlag (Sp.) - bandera vlag die van de bovenste steng waalt topstander vlag op boegspriet - geus vlag van onderdelen voor het leger - fanionrichtvlag vlagerig - veranderlijk vlaggendoek - dundoek vlaggenjongen - scheepsjongen vlaggenjonker - adelborst, vaandrig vlaggenman - aanvoerder, leider vlaggen met - pavoiseren, tooien vlaggereep - wimpel vlaggespil - vlaggestok vlaggesteng - vlaggestok vlaggenstok mast, reiltop, staak, stander, steng, stengel vlaggenstropjes zuigers vlaggetje op de boegspriet - geus vlaggetouw - vlaggelijn vlagletters van de Rotterdamse Loid - R.L. vlagletters van de Stoomvaartmij. Nederland - S.M.N. vlagofficier schout bij nacht, vice admiraal vlag op de boeg - geus vlag op de bovenste steng - topstander vlagvoerder - leider, voorganger vlagzalm - es, esch, thymallus vlak aspect, bestendig, blak, dichtbij, effen, effenen, egaal, facet, gebied, gelijk, geslepen, glad, horizontaal, juist, kaamp, kaap, kant, klodder, lichaamsgrens, nabij, onbeweeglijk, onmiddellijk, onwrikbaar, oord, pal, pen, piano, plaats, plat plek, precies, smet, spat, strak, stijf, veeg, vlakte, vlek, volkomen, zijde vlak (Gr.) - hedra vlak af - plataf vlak boven de achtersteven - spiegel vlak broeiraam - éénruiter vlak langs - rakelings vlak leggen - strekken vlak maken effenen, egaliseren, evenen, gelijkmaken, slechten, strekken vlak op de kroonlijst van een gebouw - attiek vlak uitgestrekt zijn - liggen vlak van een zetsel - zetspiegel vlak van edelsteen facet vlak waterrijk land - beemd vlakaf glad, plataf, rondweg vlakbank - schaafbank vlakbij dichtbij, nabij, onmiddellijk vlakdruk - lichtdruk, offset, steendruk vlakelastiek - gum vlakelement - oppervlaktedeel vlak en effen - gelijk vlak en glad - egaal, strak vlak en recht - plat vlakgang - boeiplank vlakgom - gom, gomelastiek, gum, gummi, radeergom, stuf vlakheid - effenheid vlakhol planconcaaf vlakke driehoeksmeting trigonometrie vlakke glooiing - terras vlakke grond - terrein vlakke kromme lijn - schroeflijn, spiraal vlakke landstreek beemd, platteland, polder vlakke lens - fresnellens, ringenlens, trappenlens vlakke meetkunde planimetrie vlakke metalen plaat - platine vlakke open ruimte - plein vlakke schaal - plateel, schotel vlakke vloersteen - plavuis vlakken - effen, effenen, reien, schaven, strekken vlakkerig - vlekkerig vlakkig - vlekkig vlakkruid - vlekkenkruid vlak land - veld, weide vlak langs - rakelings vlak maken - afvlakken, effenen, egaliseren, gelijkmaken, slechten, strekken vlakmachine - vlakbank vlakmaking - nivellering vlakpapier - vloeipapier vlakreliëf - basreliëf vlakschaaf - reeschaaf vlakschaafbank - reebank vlakte - esplanade, facies, hoogvlakte, llano, mosvlakte, pampa, planum, poesta, prairie, savanne, steppe, toendra, veld, woestijn vlaktemaat a, are, acre, bunder, ca, centiare, gemet, ha, hectare, morgen, roe vlaktemaat (Eng.) acre vlaktemaat (Fr.) acre vlaktemaat in Japan tan vlaktemeetkunde - planimetrie vlaktemeter planimeter vlakte tussen bergen - dal vlakuit - gladaf vlakversiering (soort) - selenotypie vlakweg - ronduit vlakziekte - mazelen, roodvonk vlam - aangebedene, ader, beminde, brand, geliefde, gloed, hartstocht, liefde, mist, nevel, pit, vuur, vuurtong, zee, zeenevel vlamaanslag roet vlambloem flox vlambek (gas)brander vlamfamilie (plant.) - polemoniaceeën Vlamingsgezinde - flamingant vlamhoutje - lucifer vlam in hout - ader, nerf, spiegel vlammen - begeren, branden, fikken, glanzen, gloeien, laaien, lichten, begeren, flikkeren, schitteren, stralen vlammenbode - cherubijn vlammend – blakend, flamboyant, fonkelend, gloeiend, laaiend, opvlammend vlammenorgel pyrofoon vlammenspel – flakkeren vlammenzee brand, vuurzee vlammetje – pit, vuurtje vlammig vlamkleurig, gevlamd vlammig etsen - damasceren vlammig weven - chineren vlammige stof - chiné vlamoven reverbeeroven vlampijpen - mavaroni vlamsijs - kneuter vlamsijsje kneutje vlas linum, vlashaar, vlasvezels vlasaard - vlasakker vlasafval - he(d)e, lok vlasachtig - lichtblond vlasachtigen - linaceeën vlasafval he(d)e, lok, snuit vlasakker - vlasaard vlasbaard - lafaard, melkbaard, melkmuil vlasband - vlij vlas bewerken breken, hekelen, repelen, rissen, roten, spinnen, uittrekken, zwingelen vlasbewerking braken, hekelen, hekeling, repelen, roten, zwingeling vlasbewerking - plaats voor... roterij vlasboom - antidesma vlasbraak - knappe vlasbundel - boot, rist, schrank vlaschaard vlasaard, vlasakker vlasdodder - huttentut, vlasdotter vlasdolik - raaigras vlasdrogerij - reute vlaskam hekel, repel, zwingel vlaskam met lange tanden repel vlaskruid - vlasleeuwebek vlasleeuwenbek - linaria vlasleeuwerik - linaria vlasoogst - slijting vlasplant - lijnplant vlasreinigen - zwingelen vlasrui - vlaswarkruid vlassen - begeren, reikhalzenverlangen vlasstengel - herel vlasstengel in stukjes - scheef vlasvink - groenling, groenvink, grunsel, groninger vlaszaad ippens, lijnzaad, revelaar vlaszaaimachine - vlaskouter vlaszaaier - hop vlecht tres, mat, staart, streng, strengel, tisstaart, trens, wrong vlechten - breien, knopen, strengelen, trensen, tressen, trenzen, weven vlechtsel - plexus vlechtwerk gaas, frobelwerk, raster, rooster, vlechtsel vlechtwerk met ijzerdraad - horde vlechtwerk met steen - stortebed vlechtwerk van bamboe - sasak vlechtwerk van lijnen - raster vlechtwerk van metaaldraad - gaas vlechtwerk van zenuwen - plexus vleermuis bladneus, chiropterum, dwarsoor, dwergvleermuis, franjestaar, gladneus, grootoor, hoefijzerneus, kalong, kamneus, klapneus, laatvlieger, langoor, nachthond, oorvleermuis, roezet, spekvleermuis, vampier, vroegvlieger vleermuisbrander - gasbrander vleermuis, staartloze - kalong vleermuizen (fam.) - chiroptera vlees doen worden - incarneren vlees in blik (amerikaans) - spam vlees in gelei bereid - ballotine vlees roken op Indiaanse wijze - boucaneren vlees van de borst - poulet vlees van de klapribben - klapstuk vlees van een hamel - hamelvlees vlees van een ram (of weer) - werevlees vlees van koe rundvlees vlees van kokosnoot - kopra vleesachtige plant artisjok vleesafval - karwei, omloop, pees, zeen, zwoerd vleesbal - gehaktbal, frikadel vleesbereiden - braden vleesbloem - koekoeksbloem vleesboom - myoma, myoom, vleeswoekering vleesbouillon - beeftea vleesetend carnivoor vleesetende plant drossera, zonnedauw vleeseter carnivoor, roofdier vleesextract bouillon, maggi vleessgebakje pastei vleesgerecht - aspic, aspik, bacon, cervelaatworst, farce, fricassee, friecandel, galantine, ganzelever, hachee, ham, haze, hazepeper, hoofdkaas, hoender, karbonade, kebab, lams, lamsbout, lever, leverkaas, nierkoekje, nierstuk, pastei, paté, pork, poulet, ragout, reebout, rollade, rolpens, saté, slavink, tartaar, varkenscotelet, vleespastei, vleesschotel, vleesspijs, wildpastei, worst, zult, zwezerik vleesgerecht met uien - hachee vleesgewas - boom, vleesboom, vleeswoekering vleesgezwel kanker, sarcoma, tumor, vleesgewas vleeshouwer slager, beenhouwer vleeshouwerij - slagerij vlees in blik - cornetbeaf vleesketel marmiet vleeskies - scheurkies vleeskleur inkarnaat vleeskruid - basilicum vleeskuip - varsebalie, versebalie, vleestobbe vleesmarkt - halle vleesmens worden - incarneren vleesmenswording - incarnatie vleesmes voorsnijmes vleesmolen - gehaktmolen vleesnat bouillon, dril, gelei, jus, lil, saus, vleesextract vleesoffer - dieroffer, hecatombe, mensenoffer vlees op een stokje - sate vleespastei championpastei, kippepastei, kroket, paté, saté, wildpastei vleespasteitje - rissole vleespen - brochette, spies vleesprodukt - preskop vleesrol - rollade vleesrookplaats - rookhok, rookkast, rookzolder vleesrooster - barbecue, grill vleessap - jus vleesschotel - vleesbord vleessoort bieflap, bief(stuk), cervelaat, chateaubriand, entrecote, fricandeau, fricassee, gehakt, haas, ham, kalfskarbonade, kalfsoester, kalfspoulet, kalfsrollade, kalfsvlees, karbonade, klapstuk, kotelet, lamsbout, lamscotelet, lamsvlees, lende, lendestuk, lever(worst), (met)worst, ossenhaas, ossentong, ossenworst, paarderookvlees, paardenvlees, pekelvlees, poulet, reebout, rollade, rolpens, rookvlees, rosbief, runderlappen, salami, schnitsel, schouderham, schouderkarbonade, spek, sucadelappen, tartaar, varkenskarbonade, varkensfricandeau, varkenslapjes, varkensvlees, Wienerschnitsel, worst, zult vleesstof - creatine vleesstuk baklap, kotelet, rib vleesthee beaftea vleestobbe - varsebalie, versebalie, vleeskuip vleesuitwas - abces vleesuitwas in de neus - neuspoliep vlees van de kokosnoot - kopra vleesvergiftiging - botulisme vleesvlieg aasvlieg, bromvlieg vleesvormend - sarcotisch vleesvulsel - farce vleeswaren - bacon, berliner, (bloed)worst, cervelaat, cervelaatworst, fric(andeau), gehakt, ham, hoofdkaas, lever, leverkaas, leverworst, metworst, pate, rosbief, rookvlees, salami, zult vleesweefsel in het lichaam - werkspier vleeswoekering - gezwel, poliep, tumor vleeswording incarnatie, menswording vleet haringnet, massa, menigte, overvloed, vlet vlegel - apenkop, belhamel, bengel, bink, blaag, deugniet, dorswerktuig, guit, kaffer, kinkel, kwajongen, lomperd, ondeugd, pummel, rakker, rekel, schoft, sloeber, slokop, smeerlap, snaak, snotneus, stakker, straatjongen, vlerk, vos vlegelachtig - baldadig, brutaal, lomp, onbehouwen, onbeschoft vlegelachtigheid baldadigheid, lompheid, onbehouwenheid vlegelen - dorsen vlegeljaren - puberteitsjaren vlegel of schavuit - bengel vlegelstad - vlegelsteel vleien - aaien, aanhalen, cojaleen, flatteren, flemen, flikflooien, hielenlikken, kozen, kwispelstaarten, liefkozen, likken, mokkelen, mooipraten, (pluim)strijken, smeren, soebatten, strelen, stroken, strooplikken, stroopsmeren, vorsten vleiend - aanhalig, complimenteus, flatteus, geflatteerd, honingzoet, hypokoristisch, komplimenteus, slijmerig, strelend, stroperig, zoet, zoetsappig, zoetsprakig, zoetsprekend, vleiend (muz.) - lusignando vleiend gebedel - gesoebat vleiend vragen - soebatten vleiende beleefdheid aai, compliment vleiende karaktertrek - charme vleiende verering - adulatie vleiende woorden - complimenten vleier fleemkous, fleemtong, flemer, flikflooier, hielenlikker, hoveling, jabroer, liefkozer, likkepot, likker, meeprater, mooidoener, mooiprater, ogendienaar, pluimstrijker, pracher, schoonprater, streler, stroopsmeerder vleierig - aanhalig, flemerig vleierig lief - honingzoet, suikerzoet vleierij - flikflooierij, gefleem, geflikvlooi, gelik, gestreel, kruiperij, liefdoenerij, laudanum, mooipraterij, ogendienst, pluimstrijkerij vleinaam dot, engel, hartelap, hart(je), honnepon, koosnaam, lief(je), liefste, lieveling, lieverd, mopje, schat(tebout), snoepje, snoes, troedel, troetelnaam, troel, roetelnaam vlek blaam, buurtschap, dorp, gehucht, klad, klodder, moet, negorij, pel, plaats, plek, schande, schilfer, smet, spat, spet, stip, va, veeg, vel vlek op dierenhuid - gremel vlek op gezicht - chloasma vlek op paardehoofd - bles, kol vlek van een vlooiebeet - pik vlek van ijzerroest - ijzervlek vlek (witte) op het hoornvlies - parel vlekje - ginster, gremel, spark, spikkel, sprenkel, stip, vonk vlekje op de huid - gremel, moedervlek, sproet vlekkeloos - feilloos, helder, onberispelijk, onbesmet, onbevlekt, onbezoedeld, rein, schoon , smetteloos, smetvrij, wit, zuiver vlekkeloosheid - reinheid, zuiverheid vlekken bevlekken, bezoedelen, kladden, smetten, spatten vlekkenkruid - galigaan, longkruid vlekkeloos vlekkenmiddel - ossegal, tetra, tri, vlekkenwater vlekkenstift - vlakkenstift vlekkenwater bleekwater, eau de javelle, tetra, tri vlekkig - maculeus, petechiaal, variegatas vlekpapier - schuurpapier vlektyfus - virusziekte, vlekziekte vlekvrij - smetteloos vlerk - arm, bengel, kinkel, kwajongen, lomperd, lummel, rakker, rekel, snaak, vlegel, vleugel, wiek, zwing vlerkachtig - vlegelachtig vlerken - dweilen, slieren vlerk of rekel - bengel vlerkprauw karakor, korakora vlerk van een vogel - wiek vleselijk lichamelijk, zinnelijk, bloedeigen vleselijke gemeenschap - copulatie vleselijkheid - lichamelijkheid, tastbaarheid, zinnelijkheid vlet - reddingsboot vletter - turvenlegger vletzode - schorzode vleug - glimp, opwelling, vlucht, voliere, vogelhuis, vogelkooi vleugel dormitorium, draagvlak, flank, klavier, paviljoen, piano, schroefblad, vlerk, wiek, zwing, zijgebouw, zijlinie, vleugel, inkorten van - kortwieken vleugel van een Romeins gebouw - ala vleugel van een zekere vogel - zwanevleugel vleugelachtigen - polygalaceeën vleugelblok - baldakijn vleugelhoren - huisjesslak vleugelklep aileron vleugellam machteloos vleugelloos insekt apterygotum, franjestaart, luis, rupsmot, springstart, suikergast, vlo vleugelman flankeur vleugelpiano - salonvleugel
vleugelstoel - vleugelspil vleugeltjesbloemachtigen - polygalaceeën vleugeltrilling - pteryguim vleugelvlies - pterygium vleugelvormig klavier - clavecimbel vleugen - lukken, meelopen, vlotten vleugje poosje, stroompje, tijdje, tikje, tikkeltje, toets, veegje, vlaag, zuchtje, zweem vleugelstoel vleugelspil vlezen - afschaven vlezig corpulent, dik, gezet, korpulent, mollig, musculeus, pulpeus, rond vlezig aanhangsel - lel vlezig gezwel - carnositeit vlezig huiduitsteeksel op de tong - papil vlezige rand - lip vlezige wortel van een plant - knol vliedberg terp, vliedheuvel vlieden ontvluchten, stromen, vermijden, vluchten, wijken vlieg - daas, horzel, mouche, mug, mula, vlieg die de slaapziekte overbrengt - tseetseevlieg vlieg die haar eieren op vlees legt aasvlieg vliegbaan - piste, rasant vliegbereik actieradius, radius vliegbewijs - brevet vliegbiljet - ticket vliegboot - dornier vliegdekschip - carrier, vliegtuigmoederschip vliegelarve - made vliegen - fladderen, hollen, rennen, snellen, zweven vliegenboom - trosvogelkers vliegend hangend, mobiel, vluchtig, volatiel, wapperend vliegend dier bij, insect, libelle, libellen, mug, vogel, vleermuis, vlieg, wesp vliegend diertje - vlieg vliegend fort bommenwerper, oorlogsvliegtuig vliegend hert - kever vliegend paard Pegasus, Sleipnir vliegend vuur - pepervuur, springvuur, vonk vliegende blaadjes - loopmare vliegende dieren - vogels vliegende geest - ammoniak, vliegop vliegende hagedis - draak vliegende hond - kalong vliegende schotel - ufo vliegende termiet - larong vliegende vis - zwaluwvis vliegende witte mier - larong vliegende zeedraak - schelvisduivel, spinvis vliegendood - vliegenzwam vliegenier aviateur, luchtvaarderpiloot, vlieger vliegenierster - aviatrice, pilote vliegenkamperfoelie - vliegenzwam vliegenkleed - klamboe vliegenkunde - myiologie vliegenlarve made vliegens overhaast, vlug vliegensvlug - rap, snel, overhaast vliegenvanger - grauwkeeltje, muscicapide, snip, vliegenvangertje - drosera, zonnedauw vliegenzwam - vliegendood vlieger aviateur, piloot, vliegenier vliegertouw - bot vliegerij vliegsport, vliegwezen vliegkamp - aerodroom vliegkampschip vliegdekschip vliegkunst - aviatie vliegloods - hangar vliegmachine - vliegtuig vliegmast - vliegdennen vliegmolen - helikopter vliegop - ammoniak vliegopname luchtfoto vliegpost - luchtpost vliegreis - vlucht, luchtreis vliegroute - luchtlijn vliegterrein - aerodroom, helihaven, heliport, vliegveld vliegtocht - luchtreis vliegtoestel - helicopter vliegtuig biplane, boeing, caraveIle, corde, coccomet, constellation, convair, dakota, douglas, fellowship, fokker, friendship, helikopter, jet, jumbojet, kist, lancaster, mig, monoplane, starfighter, straaljager vliegtuigbestuurder - piloot, vliegenier vliegtuig kaper - luchtpiraat vliegtuig met één stel vleugels - eendekker vliegtuig mei twee stel vleugels - tweedekker vliegtuigloods hangar vliegtuigmaatschappij Aeroflot, A.F., Alitalia, Bea, Boac, K.L.M., Lufthansa, P.A.A., S.A.A., Sabena, S.A.S. vliegtuigmoederschip - vliegdekschip vliegtuigonderdeel aileron, cabine, cockpit, hoogteroer, instrumentenbord, pantry, staart, vleugel vliegtuigraid luchtaanval vliegtuigroer - aileron vliegtuigstuur - knuppel vliegtuigticket - reisbiljet vliegveld (Nederland) basis Beek, Eelde, Gilze Rijen, Schiphol, Soesterberg, Terlet, Teuge, Twente, Valkenburg, Zestienhoven, Welschap vliegveld(kamp) - aerodroom(one), luchthaven vliegveld in Canada - Gander vliegveld van Barcelona Muntadas vliegveld van Berlijn Tempelhof vliegveld van Brussel Melsbroek vliegveld van Boedapest Ferihegy vliegveld van Genève Cointrin vliegveld van Glasgow Prestwick vliegveld van Hamburg Fuhlsbuttel vliegveld van Keulen/Bonn Wahn vliegveld van Kopenhagen Kastrup vliegveld van Londen Croydon, Heathrow vliegveld van Madrid Barajas vliegveld van Milaan Malpensa vliegveld van Moskou Wnukowo vliegveld van München Riem vliegveld van Oslo Gardermoen vliegveld van Parijs Orly, le Bourget vliegveld van Praag Ruzyne vliegveld van Rome Ciampino vliegveld van Rotterdam Zestienhoven vliegveld van Stockholm Arlanda vliegveld van Stuttgart Echterdingen vliegveld van Wenen Schwechat, Tulin, vliegveld van Zürich Kloten vliegvereniging - aeroclub vliegwezen - aviatiek vliegwiel - drijfrad, drijfwiel vliem - lancet, vlijm vliender - vlierboom vlier - moerasveen, sambucus, violier vlierachtigen - caprifoliaceeën vlierbes - vlierbei vlierboom - vliender vliering - bergzolder, beun, bovenzolder, rommelzolder, tille, vlierscheut - beflijster, kramsvogel vlierzwam - judasoor vlies - blees, film, huid, kaf, membraan, net, pel, schil, slaak, vel, waas, zemel vliesachtig - vellig vlies in de oogbal (aderlijk) - adervlies vlies om de tandwortel - periodontium vlies om koren - zemel vlies op bier - kaam vlies op melk - pastoorshemd, vel vlies op wijn kaam, kaan, kaamsel, kim vlies over de eerste bast van de muskaatnoot - foelie vlies over het oog - schel vlies van paddestoel - beurs vlies van zaden - blees vliesachtig - pelliculair, veilig vliesgevel - gordijngevel vliesheer vliesridder vliesje - damp, film, membraan, nevelsluier, pel, vel(letje), waas, zweem, vliesje van een zaadkorel - blees, blies vliesje vocht - waas vliesontleding hymenotomie vliesvleugelig insekt bosmier, bij, dar, galwesp, hommel, honingbij, ieme, imme, mier, mug, sluipwesp, vlieg, wesp, zandwesp vliesvleugelig insect bij aalbessenstruiken - aalbessenwesp vliesvleugeligen - hymenoptera vlieszaad - corispermum vlieszwam - hymenomycetes, morille vliet aa, beek, ee, kreek, rivier(tje), sloot, spreng, stroom, vaart, water vlieten stromen, vloeien vliezig doorschijnend, vliesachtig vliezig deel in een lichaam - blaas vliezig onderdeel van een ui - rok vliezig tussenschot - septum vliezige buis ader vliezige zak - blaas vlim - kafnaald vlinder kapel, novateur, pepel, piepel, butterfly vlinder in de schemering - avondvlinder vlinderachtig ongestadig, grillig, veranderlijk vlinderbloemen - papillionaten vlinderbloemige plant - 4 boon, brem, erwt, krok, peul, soja 5 genst, ginst, linze, wikke 6 acacia, ebinus, klaver, lupin, genst, ginst 7 galgant, luzerne, lathyus 8 aardaker, galigaan, lathyrus, tuinboon, verfbrem, zoethout 9 akkerbrem, bokshoorn, duindoorn, fenegriek, rolklaver, stalkruid, trifolium, tuinbloem, verfkruid, zeeklaver 10 esparcette, ganzebloem, hazepootje, nachtwikke, rupsklaver, serradelle, vogelwikke, wondklaver 11 akkerdistel, damastbloem, gaspeldoorn, goudenregen, hoornklaver, indigobloem, kattenkruid, maskerbloem, papierbloem, passiebloem, teunisbloem, zwanenbloem 12 honingklaver, schapenbloem, veldlathyrus 13 vierzaadwikke vlinderbloemigen - papiliomaceae vlinderdas butterfly vlinderen fladderen vlinderfase nimf, pop, rups, tonnetje vlinderkoekje - krakeling vlinderkunde - lepidopterologie vlinderlarve ringelrups, rups, spanrups vlindermug - psychodidae vlinderpop - chrysalide, cocon, tonnetje vlinders - 3 mot, non, pop, rijp, uil, vos 4 hara, nimf, page, rups 5 amata, atlas, kapel, kapel, kaper, pepel, witje, witje 6 aglaja, anarta, aporia, atacus, dikkop, ridder, semele, sla-uil, phinx, uiltje, wasmot 7 abraxas, amathes, apollo, aurelia, aurora, grasuil, meelmot, nonrups, nymfale, pauwoog, phoenix, plakker, procris, rietuil, scopula, selenia, spanner, spinner, zandoog 8 aardrups, achilles, admiraal, akkeruil, angerona, atalanta, blauwtje, boekworm, dagkapel, degenvis, eikhoorn, eikepage, gamma-uil, groentje, harlekijn, kleermot, korenmot, nachtuil, oreonuil, panvogel, perizoma, rietvink, saturnia, spanrups, tapijtmot, tonnetje, vedermot, weeskind, zijderups, zijdeworm 9 ailanthus, avondrood, dennerups, jonkvrouw, koevinkje, koolwitje, krakeling, landmeter, nimfkapel, oranjetip, pannekoek, pauwenoog, paramesia, parasemia, pijlstaart, reuzenuil, vijfwouter, zakdrager, zandoogje 10 bladroller, boterkapel, dagpauwoog, dagvlinder, distelvink, hopvlinder, huismoeder, kluizenaar, livreirups, motvlinder, mugvlinder, nonvlinder, ourapterix, pistooltje, podalirius, prachtbeer, purperbeer, rauwmantel, seladonuil, tauvlinder, zilverbuik 11 agaatuiltje, beervlinder, bladvlinder, borstelrups, donsvlinder, hooibeestje, koningspage, lepidoptera, nachtuiltje, plakvlinder, rietboorder, schoenobius, spartelrups, vuurvlinder, zijdevlinder 12 argusvlinder, atlasvlinder, avondpauwoog, avondvlinder, druivenkapel, eekhoornrups, gammavlinder, heidevlinder, nachtpauwoog, nachtvlinder, satijnvlinder, schoenlapper, snuitvlinder, vliervlinder, vlinderlarve, zwaluwstaart 13 aglaiavlinder, bessenvlinder, distelvlinder, horzelvlinder, keizersmantel, koningsmantel, nommervlinder, tralievlinder, wintervlinder, witjesvlinder 14 citroenvlinder, dennenpijlstaart, lepetakvlinder, koninginnepage, lindepijlstaart, meekrapvlinder, seringevlinder, witlakvlinder 15 aardrupsvlinder, admiraalvlinder, appelbladroller, beerrupsvlinder, hermelijnvlinder, ligustervlinder, olifantsvlinder, paarlemoerkapel, spanrupsvlinder, zijderupsvlinder 16 ailanthusvlinder, bessentakvlinder, dennenrupsstaart, pauwoogpijlstaart, processievlinder, 17 doodshoofdvlinder, ligusterpijlstaart, oleanderpijlstaart, paarlemoervlinder, populierpijlstaart, ringelrupsvlinder 18 kluizenaarsvlinder, schemeringsvlinder, wolfsmelkpijlstaart 19 doodshoofdpijlstaart 20 bastaardsatijnvlinder, processierupsvlinder, 21 bessenspanrupsvlinder, wilgenhoutrupsvlinder vlindertje - mot vlindervleugelige minnares van Eros - Psyche vlinderwiek - vlindervleugel vlinder, die lang blijft zitten - plakker vlint - keisteen, veldklei, zwerfsteen vlo psylla, springer vloed drom, getij, getijde, hoogwater, massa, rivier, stroom, tij, vloeiing, volzee, waterloop vloedbord - vloeiplank vloedbos mangrovebos vloedbranding - bore vloeddeur sluisdeur vloedmerk vloedlijn vloedplank - damplank, schutplant vloei - ankerhand, zijdepapier vloeibaar - dun, liquide, nat, viskeus, vloeiend, waterig vloeibaar asfalt - goudron vloeibaar beestevoer - sop vloeibaar bestanddeel van bloed - plasma vloeibaar boomhars - terpentijn vloeibaar doen worden - smelten vloeibaar gesteente - magma vloeibaar hars - terpentijn vloeibaar maken aanlengen, smelten, verdunnen vloeibaar medicijn drankje, siroop vloeibaar metaal - kwik, kwikzilver vloeibaar pek teer vloeibaar propaan LPG vloeibaar sap in tabak - nicotine vloeibaar varkensvoer - draf, slobber vloeibaar vet oleïne, olie, oline vloeibaar voedsel brij, lepelkost, pap, saus, slobber, soep, vla vloeibaar vulkaangesteente - magma vloeibaar worden - liquescentie, smelten vloeibaar zilverkleurig metaal - kwik vloeibaarheid - fluïditeit, liquiditeit vloeibaarheid verliezen stollen vloeibaarmaking - liquatie, liquefactie vloeibaarwording - liquefactie vloeibare brandstof benzine, (diesel)olie, kerosineLPG, petroleum, stook(olie) vloeibare gist - levuriaan vloeibare glasmassa - hazemelk vloeibare hars balsem, terpentijn vloeibare mest - gier vloeibare stof sop, vloeistof, vocht, water vloeibare teer - pek vloeibare zalf - liniment vloeibare zuurstof - lox vloeiblad - buvard, onderlegger vloeidrukker blotter vloeien - druipen, lopen, loszitten, opzuigen, sijpelen, spoelen, stromen, vlieten, zieden, zijgen vloeiend - gelijkmatig, gemakkelijk, legato,liquide, makkelijk, ongedwongen, vlot vloeiend (muz.) legato vloeiende klank - liquida vloeiing - fluor, fluxie vloeiklank - liquida vloeilijst - cimaas, ogief vloeiplank - vloedbord vloeispaat - calciumfloride, fluoriet vloeistof - fluïdum vloeistof alsem, azijn, bloed, drank, edik, gal, inkt, kwik, lysol, melk, nattigheid, olie, pekel, sap, slaolie, spiritus, terpentijn, traan, vocht, water vloeistof langzaam van het bezinksel afgieten - decanteren vloeistof om andere stoffen op te lossen - aceton, oplosmiddel, terpentijn vloeistofbarometer - statoscoop vloeistofopeenhoping in cellenweefsel - oedeem vloeistofpomp - monopomp vloeistof scheppen - hozen vloeistof uit vlees gekookt bouillon, extract vloeistof uit vruchten - sap vloeistof van sterke concentratie - essence vloeistof voor fotografie fixeer vloeistof waarin vlees is gekookt - bouillon, nat vloeistofdeel drop, droppel, drup, druppel vloeistofmaat, oude - aam vloeistofmengsel emulsie vloeizuur - fluorwaterstofzuur vloek anathema, ban, deprecatie, doem, godslastering, imprecatie, knoop, krachtterm, maladictie, ramp, straf, veroordeling, vervloeking, verwensing, vloekwoord, vloeken - briesen, foeteren, fulmineren, ketteren, knorren, lasteren, mopperen, morren, razen, sacreren, tieren, uitkafferen, uitvaren, verwensen vloekhout kruishout vloekwoord godslastering, verwensing vloer basis, bodem, carreau, draagvlak, grond(vlak), onderkant, parket, plancher, vloer van planken plankier vloer voor rolschaatsers rink vloer voor schaatsers ijs(baan) vloer voor wielrijden piste, wielerbaan vloerbalk estrik, plavuis vloerbalk legger vloerbedekking balatum, cocos, karpet, kleed, kokos, linoleum, loper, mat, parket, pers, stromat, tapijt, vinyl, vloerkleed, zeil vloerbedekking bij deur deurmat vloerbint - badding, batting vloerdeel vloerplank vloeren bedekken, bevloeren, neerslaan, tekkelen vloeren plaatsen - leggen vloerkleed kàrpet, tapijt vloerkussen poef vloerlijst - plint vloermat - kokosloper vloer met planken – plankier vloerplank - vloerdeel vloerschot (scharnierend) - luik, valluik vloersteen - marmer, plavuis, tegel, tichel vloertegel estrik, flagstone, kareel, plavuis, tegel, tichel vloertje - bordes vloervarken - handstoffer, veger vloer voor rolschaatsen - rink vloer voor wielrijders - wielerbaan vloerzaad - koolzaad vloerzerk - schorre vloghaver aat, even, oot vlok - pluis vlokje - nop, pluisje, plukje, sneeuwvlok, zeepvlokken vlokken - sneeuwen vlokkenvlies - chorion vlokkig - ruig, villosus, vlossig vlokkig stof op bier kaam vlokkigheid - villositeit vlokleurig donkerbruin, puce vlokreeft - snel, strandvlo, zoetwatergarnaal vlokvlies - chorion vlokzijde floretzijde vlonder - laadbrug, plank, rooster, slootplank, stap, steg, steiger, vondel, vonder, waterstoep vlonder over water - bruggetje vlooien - aphaniptera, siphonaptera, uitpluizen vlooienkruid gagel, pos, possem, post, pulicaia vloot armada, dobber, drijver, eskader, marine, menigte, navy, smaldeel, zeemacht vlootbasis - marinehaven vlootafdeling eskader, smaldeel vlootje bakje, kommetje vlootsteunpunt vlootbasis vlootvoogd - admiraal vlos - dons, pluis, zijde vlossig - dradig, los, vlokkig vlossige zijde - pluis vlot astrant, blits, drijvend, franchement, frank, gaarne, gemakkelijk, gemoedelijk, gesmeerd, glad, grif, haastig, hip, kwiek, licht, los, modern, onbelemmerd, ongedwongen, prompt, rap, ronduit, snel, tuk, vaardig, vloeiend, vlug, volgaarne, volmondig, vrijmoedig, vrolijk, vrijpostig vlot en modern - hip vlot met woonhuis - rakit vlotbrug - pontonbrug vloteling - schepeling vloten - afromen, dobberen, drijven, glyceria vlotgras - glyceria vlotgroensteen - doleriet vlotheid - reeheid, savoir, vivre vlothout drijfhout vlotte voordracht - causerie vlotten - boteren, gelukken, drijven, opschieten vlottend afwisselend, drijvend vlottend in schuld omgezet - geconsolideerd vlotter - drijver vlozaad - weegbree vlucht horenafstand, koppel, loop, luchtreis, ontsnapping, ontvluchting, terugtocht, toom, troep, uitbraak, uittocht, vaart, vleugelafstand, vlucht, vogelkooi, vogelvlucht, wegloping, zwerm, wijd, wijk vlucht van Mohammed Hegira vlucht van vee - stampede vluchtbedrijf - valkerij vluchtberg - terp vluchteling - D.P, ontheemde, refugié, uitgewekene, vervolgde voortvluchtige vluchten - afblazen, afnokken, deinzen, deserteren, drossen, inrukken, lopen, mijden, ontkomen, ontsnappen, ontvluchten, ontwijken, opbreken, redden, stal, uitbreken, uitwijken, vlieden, weglopen, wegrennen, wegsnellen, wijken vluchtend - wegsnellend, wijkend vluchtgedeelte voor de landing - nadering vluchthaven noodhaven, toevluchtsoord, vluchtstrook, voorhaven vluchtheuvel hil, hille, hoogte, refuge, rietveld, terp, vliedberg, vluchtberg, warf, werf, wierd, wierde vluchtheuvel bij hoge vloed - werf vluchtig dun, enpassant, etherisch, fugitief, haastig, kortstondig, licht, los, losjes, losweg, nonchalant, oligochronisch, oppervlakkig, snel, terloops, vergankelijk, vervliegend, volatiel, voorbijgaand, ijl, zorgeloos vluchtig (muz.) - volante vluchtig doorkijken - doorbladeren vluchtig doorzien - inzien vluchtig loogzout - ammonia, ammoniak, salmiak, salmoniak vluchtig omhulsel - aura vluchtig omslaan - bladeren vluchtig op papier zetten - ebaucheren vluchtig overlezen - overzien vluchtige harssoort - kamfer vluchtige liefdesbetrekking - liaison vluchtige liefdesverhouding - amourette vluchtige notitie aantekening, krabbel vluchtige olie - ligroine vluchtige stof - alcohol, amoniak, benzine, ether, gas, gasoline, geest, kamfer, lucht, nafta, naftaline, tetra vluchtige tekening - schets vluchtige uiteenzetting - apercu, overzicht vluchtige verliefdheid - flirt vluchtige vloeistof alcohol, amoniak, benzine, ether, (kamfer)spiritus, tetra, wijngeest, vluchtigheid - mobiliteit vluchtigjes - terloops vluchtig kijken - neuzen vluchtig lezen - inzien vluchtig overlezen - overzien vluchtmogelijkheid - brandladder, valscherm vluchtoord - asiel, toevluchtsoord vluchtplaats schuilplaats, toevlucht vluchtschans reduit, redoute, reduite vluchtstrook - uitwijkplaats vluchttrap - nooduitgang vluchtweg - nooduitgang, uitvalspoort vlug - actief , afgewerkt, agiel, agile (muz.), aldra, alert, alerte, alras, bedreven, behendig, bekwaam, bereid, bevattelijk, beweeglijk, bijdehand, centerend, cito, dra, fluks, gauw, gereedgemaakt, gewiekst, gezwind, grif, haastig, handig, hard, ijlings, kordaat, kwiek, levendig, link, naarstig, presto, prompt, pront, pijlsnel, rad, rap, rapide, ras, schielijk, slim, snedig, snel, snugger, spoedig, vlijtig, vaardig, vief, vlot, volmondig, wakker, weldra, wierig, ijlings vlug (muz.) allegro, presto vlug begrip - doorzicht vlug behendig - agile, agilement vlug bewegelijk agiel, mobiel vlug dier aap, cheetha, gazelle, hagedis, hinde, jachtluipaard, jaguar, kievit, kolibrie, ree, reebok, vogel, vlug en beweeglijk - actief, agiel, agile, alert, mobiel vlug en kwiek - vief vlug en nauwkeurig - prontamente vlug en rap - vlot vlug gaan aanbenen, benen, galopperen, haasten, rennen, reppen, snellen, spoeden, vliegen, ijlen, vlug in het leren - goedleers vlug lopen - aanstappen, benen, draven, hollen, rennen, snellen, vliegen, ijlen vlug of vlugger voortstappen - aanbenen vlug schrijven - pennen vlug van begrip - bevattelijk, geleerd, intelligent, kien, knap, kwiek, pienter, schrander vlug van bevatting adrem, alert, bijdehand, gevat, intelligent, knap, kwiek, pienter, schrander, slim, snedig vlug van beweging - agiel, vief vlug van reactie - gevat vlug verslijtend - sleets vlugge beweging - wip vlugge greep - snap vlugge haal - ruk vlugge hap snap vlugge loop - draf vlugge snede - rip vlugge vaart - gang vlugger bomen van een schipper - aanbomen vlugger breien - aanbreien vlugger doen verlopen - bespoedigen vlugger draven - aandraven vlugheid agileite, bevattelijkheid, celeriteit, libel, lichtheid, promptitude, radheid, rapiditeit, routine, snelheid, tractaat, vaardigheid, vlugschrift brochure, folder, pamflet, steno, stenografie, vlugmare vlugschrift- of smaadschriftschrijver - pamflettist vlug schrijven - pennen vlug van begrip - alert, kwiek, pienter, schranderslim vlug verslijtend - sleets vlugzout - ammoniak, ammoniumcarbonaat vlij - vlasband vlijen - aanstaan, behagen, bevallen, neerleggen, passen, schikken, stapelen, voegen vlijend - bevallig vlijer - aaier, ogendienaar, streler, strooplikker vlijm - kafnaald, lancet, laatijzer, laatmes, operatiemesje, vin vlijmend - scherp, snerpend, snijdend vlijmscherpe spot - sarcasme vlijt - energie, naarstigheid, studie, ijver, werklust, werkzaamheid vlijtig - actief, arbeidzaam, bedrijvig, bezet, bezig, diligent, druk, ijverig, knoestig, kwastig, leergierig, levendig, naarstig, nijver, noest, ondernemend, snel, studieus, toegewijd, vlug, volhardend, voortvarend, werkzaam vlijtig actie voeren - ijveren vlijtig liesje - reuzenbalsemien, waterbalsemien vlijtige - ijverige vlijtige lize - reuzenbalsemien, waterbalsemien vocaal assonant, klinker vocabulair vocabularia, vocabularium, woordenlijst, woordenschat vocabularium woordenlijst vocale compositie - lied, opera, operette vocalisatie - punctuatie vocaliste - zangeres vocatie neiging, roeping voceren - nodigen, roepen vocht - nat(tigheid), neerslag, sap, vloeistof, water vocht aantrekkend hygroscopisch vocht afscheiden tranen, transpireren, zweten vochtafvoerbuis - catheter, riool vocht bevattend damp, doordrenkt, klam, klef, madescens, nat, sappig, vochtig vocht door lever afgescheiden - gal vocht doorlaten - doorslaan vocht doorlatend - lek, permeabel vocht doorlatende steen - leksteen vocht in de gewrichten - leewater vocht in de knie - leewater vocht in de lucht damp, mist, nevel vocht innemen - drinken vocht uit de spijsbrij - chyl vocht uit de terebint - terpentijn vocht uit de wond bloed, etter, lymfe, pus vocht uitstorten - gieten vocht uittrekken - centrifugeren, drogen vocht uit vruchten - sap vocht van bladluizen - mierenhoning vocht van de lever gal vocht van een vrucht sap vocht van het kaasmaken - hui, wei vochtblaasje - blaar, bobbel vochtdeel - druppel vochten besprenkelen, betten, bevochtigen, natmaken vochtig - damp(ig), duf, humide, hygro, klam, klef, miezerig, muf, nat(tig), slodderig, verdorven, vies, vuns, vunzig, wak, vochtig aanvoelend - klam vochtig deeltje drop, droppel, drup, druppel, spat, spetter vochtig en bedorven - muf vochtig en koud kil, klam, rillerig vochtig grasland dras, dries vochtig maken - besprenkelen, invochten vochtig voedsel - soep vochtig warm benauwd, drukkend, klam, mouterig vochtige koude kilte vochtige lucht damp, dauw, mist, nevel vochtige plek plas, poel vochtige vlek druppel, spat, spet vochtige warmte - broei vochtigheid damp, dauw, humiditeit, klamheid, mist, natheid, vocht vochtigheidsmeter hygrometer vochtigheidsmeting hygrometrie vochtmaat aam, anker, centiliter, decaliter, deciliter, galon, hectoliter, kan, liter, maat(je), mililiter, okshoofd, pint, stoop vochtmeter - areometer, hydrograaf, hydrometer, hygroscoop, vochtweger, weegglas vochtmeting - hygrometrie vochtophoping in de borstholte - hydrothorax vochtuitstorting exsudaat vocht verspreider - aerosol vochtvrij - dor, droog, kurkdroog, sek, voos, vochtweger - aerometer, hydrometer vochtzuiger exsiccator vociferatie - geschreeuw, getier, misbaar vod brassen, del, drel,flard, kleinigheidkonkel, lap, lel, leur, loer, lokaas, lomp, lor, palt, prondel(Z.N.), prul, slet, slons, tod, todde, tondel, tonder vodden - lompen voddenboer - lorrenboer voddengoed lorren, prulgoed voddenkoopman - tagrijn voddenkraam prullaria, prullenkraam, prulwerk voddenman - lorrenboer voddenraper lorrenboer, lorrenman vodderij beuzelarij, lompen, prulwerk vodderijen - lappalin vodje - lapje vod of prul - lomp voeden aankweken, koesteren, onderhouden, spijzigen, voederen, voeren, zogen voedend - nutritief, substantieel, succulent, voedzaam voeder eten, foerage, voeding, voedsel, voer voeder verschaffen - fourageren voederbak kreb, krib, kribbe, ruif, trog, voerbak, zomp voederbiet - mangelwortel voederen - foerageren, kroppen, voeren voedergewas aardappels, bieten, gras, haver, klaver, knollen, mais, spurrie voedergras - timothee voederkrib - ruif voederkuil - silo voederrek - rek, ruif voederrek voor paarden - ruif voeder voor paarden - foerage voeding - eetwaar, eten, kost, leeftocht, levensonderhoud, menage, spijs, toevoer, voedsel, voer, voeder voeding met melk - lektatie voeding van soldaten - menage voedingsbestanddeel eiwit, koolhydraat, suiker, vet, vitamine, water, zetmeel, zout voedingsbodem grond, substraat, teelaarde voedingsbodem voor bacterie - bouillon-agar, cultuurmedium voedings- en dieetleer - bromatologie voedingsgewas - gerst, haver, mais, rijst, rogge, tarwe voedingskanaal aanvoerkanaal voedingsleer - bromatologie, diaetetiek, diëtiek, sitiologie, voedingsmiddel aardappelen, appel, bonen, brood, ei, fruit, gort, graan, groente, ham, haring, kaas, melk, pap, pinda, puré, rats, rijst, snert, soep, spek, spijs, toast, vet, vis, vlees voedingsmiddel uit het merg van de palm - sago voedingsmiddel van meel - brood voedingsproces spijsvertering voedingsregel dieet, regime voedingsschema dieet voedingsspecialist(e) - diëtist(e) voedingsstof eiwit, koolhydraat, suiker, tapioca, vet, zetmeel voedingsstoornis indigestie, constipatie, obstipatie voedingsvoorschrift - dieet voedingswaarde - calorie voedsel – 2 ei 3 ham, mik, pap, vis 4 bras, eten, gort, kaas, kost, melk, prak, rats, rijst, soep, spijs voer 5 appel bonen, brood, pinda, puree, snert, toast, vlees 6 haring, pieper 7 foerage, eetwaar, groente 8 mondkost, proviand 9 aardappel, leeftocht 11 bikkesement 12 mondvoorraad voedsel gebruiken - eten, nuttigen voedsel geven - voeden, voeren, voederen voedsel inladen ravitailleren voedsel nuttigen eten voedsel van het lopend wild - lavei voedsel voor dieren aardappelen, bieten, draf, gras, haksel, haver, hooi, klaver, maïs, pulp, spoeling, wostel, zaad voedsel voor het leger - fourage voedsel voor vegetariër soja(boon) voedsel zoeken azen, jagen voedsel zoeken door wild - laveien voedselarm - oligotrofisch voedseldeskundige - bromatoloog, diëtist bromatoloog voedselvergiftiging - botulisme voedselvoorziening - distributie, ravitaillering voedster min, minne, moerhaas, moerkonijn, zoogster voedsterdochter pleegdochter voedsterkind pleegkind voedsterling der muzen dichter voedster van Rebecca - Debora voedster van Zeus – Amalthea voedzaam - baldadig, blijmoedig, dapper, dartel, dronken, flink, groeizaam, krachtig, machtig, nutritief, onbekommerd, onbevreesd, onbezorgd, onbezwaard, onvervaard, opgeruimd, ordelijk, speels, stevig, substantieel, uitgelaten, vet, voedend, vrolijk, vruchtbaar, weldoorvoed, welig, wellustig, wulps, wakker, voedzaamheid - succulentie voedzame drank cacao, chocomel, melk, yoghurt voedzame melk - biest, colostrum voeg groef, kalknaad, kier, las, naad, reet voeg waar twee stukken aan elkaar gezet zijn - naad voegblok - voeghout voege manier, orde, schikking, trant, wijs voegen - aanpassen, aansluiten, behoren, beschikken, bestellen, betamen, erkennen, inrichten, insluiten, lassen, overeenkomen, passen, regelen, schenken, schenken, schikken, toegeven, verbinden, verschaffen voeging - voegsel voegkalk - voegspecie voegklem - sergeant voeglijk - betamelijk, gepast, passend, voegzaam voeglijkheid - gepastheid voeg of torn - naad voegspecie voor muren - mastiek voegspijker - voegijzer voeg van metselwerk - kalknaad voegwoord conjunctie voegwoord - 2 al, en, of, zo 3 als, dan, dat, dus, eer, hoe, met 4 daar, dies, doch, maar, mits, naar, noch, toen, waar, want 5 aleer, alsof, edoch, gelijk, hetzij, nadat, omdat, opdat, sinds, tenzij, zoals, zodat 6 alsook, eerder, echter, hoewel, immers, indien, nadien, sedert, terwijl, totdat, zolang 7 alsmede, behalve, doordat, evenals, hoezeer, tenware, vermits, vandaar, veeleer, vermits, voordat, wanneer 8 aangezien, alhoewel, alvorens, bijaldien, bijgevolg, derhalve, intussen, naarmate, nademaal, nochtans, ofschoon, teneinde, weshalve 9 aangezien insgelijks, niettemin, tenminste, vooraleer 10 conjunctie, mitsgaders, naargelang 11 conjunctief, daarenboven, daarentegen 12 uitgezonderd voegwoord (Duits) als, dann, dass, oder. ob. und voegwoord (Engels) as, and, but, for, if, or, that voegwoord (Frans) et, si, or, mais voegwoordelijk bijwoord - altans, bijgevolg, bovendien, daarentegen voegwoord oude stijl bijaldien, edoch, ende, nademaal, tenware, vermits voegijzer - dag, dagge, voegspijker voegzaam - behoorlijk, betamelijk, convenabel, dienstig, fatsoenlijk, gepast, geschikt, gevoeglijk, oorbaar, passend, welvoeglijk voegzaamheid - betamelijkheid, gepastheid voei - moerkonijn voelbaar duidelijk, grijpbaar, klaar, merkbaar, palpabel, sensobel, sibel, tactiel, tangibel, tastbaar, waarneembaar, zonneklaar voelbaar schrift voor blinden - braille voelbaarheid merkbaarheid, sensibiliteit voeldraad antenne, tastorgaan, tater, tentakel, voeler, voelhoren, voelspriet voelen aanraken, bemerken, beseffen, betasten, gevoelen, gewaarworden, inzien, merken, realiseren, snappen, tast, tasten, vatten, waarnemen voeler - taster voeler bij insekten - tentakel voelhoorn - antenne, (voel)spriet, tentakel voelhoorns uitsteken aftasten, polsen, verkennen voeling - aanraking, aansluiting, betrekking, bevoeling, contact, gemeenschap voelmaat - voeler voelmesje - voeler voelorgaan tastorgaan voelspriet - antenne, taster, tentakel, voeler, voelhoorn voelspriet van een insekt - taster voer aas, eten, kost, voeder, voeding, voedsel, wagenvracht voer in een vurige wagen ten hemel - Elia voer voor koeien en varkens (vochtig) - bras voerage beestenvoer, foerage voerbak bak, krib(be), ruif, trog voerbiet - beetwortel, mangel voerder - bestuutder, koetsier voeren aanvoeren, azen, begeleiden, bekleden, brengen, dragen, geleiden, hanteren, leiden, meenemen, meevoeren, uitoefenen, vervoeren, voederen, uitoefenen voering bekleedsel, binnenbekleding, binnenstof, doublure, vaar voeringlinnen - canvas, kanefas voeringstof - glanskatoen, mul, sanel(la), satinella, serge, zanella, voerkooi - ruif voerman - Auriga, bestuurder, bode, chauffeur, karrevoerder, koetsier, menner, rijder, sleper, vrachtrijder, wagenmenner voerman van een trekschuitpaard - ketser voermans roep - ho voertaal - gesprekstaai, onderwijstaal voertaal in Liechtenstein - Duits voertuigen - 2 ar 3 bak, bob, bus, cab, fly, gig, kar, loc, tuf 4 arre, atax, auto, brik, ebro, eend, kist, jeep, plof, roda, sado, slee, spul, step, taxi, tram, velo 5 aapje, break, buggy, chais, coach, coupé, fiets, gerij, jaila, kales, karos, koets, metro, motor, sjees, slede, sulky, trein, wagen 6 bandis, bendie, berrie, botkar, camion, chaise, dogkar, droske, fiacre, grobak, hansom, heurst, kapkar, kipkar, kosong, lorrie, milord, panier, pedati, riksha, riksja, rijtuig, rijwiel, tandem, tandoe, telega, tikker, troika, trolly, whisky, witkar 7 autotax, berline, biplane, bobslee, brommer, caisson, calèche, cariole, deleman, dogcart, dos-a-dos, eenspan, fourgon, handkar, hosklos, huifkar, kabitka, kibitka, kossong, lastkar, omnibus, palatijn, phaeton, pikolan, postkar, ricksha, rosbaar, rijkales, rijkoets, rijstoel, rijwagen, scooter, sleetje, swemmer, tilbury, tobogan, tonneau, tractor, trailer, vehikel, vierbob, vis- avis, voiture, ijsslede, ijsstoel, zegekar, zesspan 8 achtspan, afrijbrik, bakfiets, bakwagen, belslede, boomezel, botwagen, brougham, carriole, cerresse, coureuse, droschke, equipage, hofkoets, hondekar, hongkong, kapwagen, kapsjees, kipwagen, kiereboe, landauer, langspan, mallejan, menwagen, napoleon, norinono, palankijn, pikslede, quadriga, rolwagen, sportcar, steekkar, stootkar, stortkar, trapauto, toboggan, toeslede, toewagen, tricycle, tweespan, Victoria, vierspan 9 bromfiets, buffelkar, cabriolet, draagbaar, eendekker, zelwagen, galakoets, halfkoets, handwagen, hofrijtuig, houtwagen, huifwagen, huurwagen, jinriksha, korfwagen, kratwagen, kruiwagen, landaulet, lastwagen, monoplaan, narretuir, ossewagen, postwagen, postkoets, prikslede, rammelkar, reiswagen, rolrailer, slikslede, snorwagen, twoseater, tarantass, tentwagen, toerijtuig, trekslede, triplette, tuimelkar, vigilante, volgkoets, voorwagen, vouwwagen, vrachtkar, woonwagen, wijtewagen, zeilwagen 10 arretikker, automobiel, beurtwagen, bokkewagen, char-a- bancs, diligence, djinriksha, draagstoel, driewieler, hittewagen, hondewagen, jachtwagen, janplezier, jardiniëre, kordewagen, kraanwagen, lastsleper, mandewagen, narreslede, natiewagen, pausmobiel, praalkoets, praalwagen, pronkwagen, rammelkast, remorqueur, slaapwagen, speelwagen, spoorwagen, sportwagen, steekwagen, trolleybus, tweedekker, volgrijtuig, ziekenauto 11 achterwagen, bestelwagen, beugelsjees, boerensjees, boerenslede, boerenwagen, bolderwagen, Caterpillar, demifortune, disselsjees, disselwagen, janpleizier, jaunting-car, keukenwagen, kinderwagen, ladderwagen, rendierslee, strandwagen, vrachtwagen 12 aanhangwagen, basterdwagen, dubbeldekker, kampeerwagen, mandenrijtuig, personenauto, sleperswagen, verhuiswagen, vuilniswagen, werkwagentje 13 staatsiewagen, invalidenwagen voertuig in de lucht hefschroef, vliegtuig, wentelwiek voertuig ingaan instappen voertuig met één paard - eenspan, lemoen voertuig met opgetuigde paarden - ar, arre,arreslee, kar, koets, rijtuig, wagen voertuig in Z.Afrika - ossewa voertuig op het ijs ar, slee voertuig op rail – tram, trein voertuig op twee wielen - motorrijwiel voertuig te land auto(bus), ar, brommer, bromfiets, bus, cab, calèche, fiets, kar, karos, koets, sjees, slee, tandem, tractor, trailer, trol ka, vigilante, victoria, wagen voertuig ter zee boot (zie aldaar), pont, schip, veervoertuig voertuig voor één persoon - bromfiets, fiets, motorrijwiel, rijwiel, solomotor,step voertuig voor invaliden – rolstoel voertuig voor personen – auto, bus, scooter, tandem, vliegtuig voertuig voor post - postkar voertuig voor vervoer van bomen - boomwagen, boskar, mallejan, oets voertuig zonder wielen - ar, arre, hovercraft, schip, sle(d)e, draagstoel, lift voertuig verlaten afstijgen, uitstappen voertuig (Zuid Afrika) ossewa voerwiel drijfwiel, vliegwiel voet ft., voet - basis, fondament, fundament, grondslag, lengtemaat, maatstaf, manier, poot, punt, trapperik, verhouding, versvoet, wijze voet, deel van de - hiel, kootbeen, (meta)tarsus, phalange talus, ten, teerlingbeen voet van een dijk - teen voetafdruk - spoor, voetspoor voetangel klem voetangels en klemmen - moeilijkheden voetbal - knikker voetbalafdeling (ere)divisie, 1e divisie voetbalbeker - cup voetbalclub Ajax, Ado, D.F.C., D.W.S., Eindhoven, Excelsior, Feijenoord, Fortuna, Graafschap, Haarlem, Heerenveen, Heracles, H.V.C., M.V.V., N.A.C., N.E.C, P.S.V., Sparta, Telstar, Twenthe, Veendam, Vitesse, Volendam, Volewijckers voetbalelftal - ploeg, team voetballen - schieten, spelen voetballer back, doelman, half, keeper, linksbinnen, linksbuiten, midvoor, rechtsback, rechtsbinnen, rechtsbuiten, rechtshalf, spil, spits, stopper voetbalploeg - elftal, team voetbalpool - toto voetbalteam - elftal, ploeg voetbalterm aftrap, corner, doellijn, doelpunt, doelschop, doeltrap, freekick, goal, grensrechter, hands, hoekschop, ingooi, inswinger, inworp, kopduel, lijn, middencirkel, natrappen, offside, out, pass, penalty, referee, scheidsrechter, sliding, stip, strafschop, tackle, uit(bal), uittrap, voorzet, vrijeschop, voetbalveld - grasmat voetbankje schabel,schamel, schemel, stoof, tabouret voetbedekking klomp, kous, laars, muil, pantoffel, sandaal, schoeisel, schoen, slipper, slof, sok voetboog kruisboog voetbrug loopbrug, passerelle, vlonder, vonder voeten pedes, poten voeteling - leest voetenverzorger pedicure voetenwarmer - stoof voeteren - gaan, lopen, wandelen voeteuvel - eksteroog, pootje, podagra, voetjicht voetganger gaander, loper, stapper, tiopelaar, weggebruiker, wandelaar voetgangerspad - zebrapad voetgangster wandelaarster, loopster voetgewricht enkel voetheelkunde pediatrie voetindruk spoor voeting - pijler, waterkering voetje - schapebout voetjespasser - binnenpasser, holpasser voetjicht podagra, pootje voetjichtlijder - podagrist voetklavier pedaal voetklem - voetangel voetkluister - voetboei voetknecht - infanterist, miles, pedel, piot, poilu, zandhaas voetknokkel enkel voetkruid - zevenblad voetkundige pedicure voetlicht - podagra, rampe voetlove - zuilversiering voetlijst - plint voetmaat - metrum, ritme voetnoot aantekening, annotatie, asterisk, noot voetoog - onderoog voetpad manpad, steg, stoep, trottoir, wandelpad, weggetje voetplaatsing bij dansen - positie voetplank van een weefgetouw - schakel voetpomp - fietspomp, luchtpomp voetpunt nadir, uiteinde voetpunt tegen over het zenit - nadir voetpunt (tegenover) toppunt voetpunt van een loodlijn - oogpunt voetpijn - pedalgie voetregister - pedaal voetreis - wandeltocht voetrot - fusarium voetrust - voetsteun voetschabel bankje voetsoldaat - pandoer, tirailleur voetspecialist orthopedist voetspoor - prent voetspoor van Vishnu - harikipairi voetstap - pas, schrede, spoor, stap, tred(e) voetstappen - sporen voetsteun stoof, voetrust, voetenbankje voetstok - maatstok voetstoots gedachteloos, klakkeloos, zomaar voetstuk - baas, basement, basis, drievoet, onderbaas, pedestal, piedestal, podium, postament, postement, sokkel, standaard, statief, steun, support, vaas, zuil, voetstuk van een beeld - basement voetstuk van een camera statief voetstuk van een machine - fundatie voetstuk van een pilaar - onderbaas voetstuk van een standbeeld sokkel voetstuk van een zuil - pedestal, postament, voetstuk voettitel - onderschrift voettocht - mars, wandeling voettoets pedaal voettrapper - pedaal voettrede - opstap, trede voetval - knieval, knieling, prosternatie voetval doen - prosterneren voetveeg - deurmat, dweil, vloermat, voetwis voetvervorming - strefopodie voetverzorger - chiropodist, pedicure voetverzorging pedicure voetvinger - teen, toon voetvolk - infanterie, voetknechten voetvolk (Gr.) - hoplieten voetvrije rok - trotteuse voetwarmer kruik, pantoffel, slof, stoof, test voetwassing - mandatum voetweg voetpad, wandelweg voetwis dweil, voetveeg voetijzer - beugel, voetangel voetziekte - schimmelziekte voetzoeker - pétarde, rotje, keukenmeid, klapper, zwerver voetzolen met sneeuw - aanballen voetzool - tars vogelaar - kooiker, valkenier, vogelvanger vogelaarsstok - lijmstok, rekke vogelbek - neb, nebbe, snavel, sneb, snebbe vogelbekdier - mierenegel vogelbekdier met een cloaca - cloacadieren vogelberg - bergkloof, rotswand vogelbes - lijsterbes vogelbeschrijving - ornithografie vogelcholera - vogelpest vogeldarm - veldereprijs vogeleigenschap - leg, rui vogelfokkerij - avicultuur vogelgebraad - bout vogelgekweel - gekwinkeleer vogelgeluid - fluiten, klepperenkoeren, krassen, piepen, sjilpen, tsjilpen, zingen vogelgerecht - gevogelte vogelgeslacht - junco vogelgierst - panikkoren, pluimgierst vogelgras - hanepoot vogelhuis - vogelmijt, voliëre vogelkenner - ornitholoog vogelkers - kardinaalsmuts, kriek, wildekers vogelkleed - gevederte, pluimage, veren vogelknip - slag, spring, til vogelkooi - kevie, kouw, muit, muite, voliëre vogelkoopman - poelier vogelkouw - vogelkooi vogelkruid - mier, kevie, muur vogelkuif - aigrette, zilverreiger vogelkunde - ornithologie vogelkundige - ornitholoog vogellijm - maretak, mistletoe, woekerplant vogelmelk - ornithogalum vogelmest - guano vogelmier - hoenderbeet, murik vogelmuit - vogelkooi vogelnaam - fuut, koekoek, kra, kraai, lorre, roekoe vogelnest - horst vogelnet - tiras, (val)flouw, valnet, slagnet, snippenet, stalnet, vogelknip vogelorgeltje - serinette vogelpest - hoenderpest vogelpluim - aigrette, dons, pluimage, veder, veer vogelpokken - snot vogelpoot - bloedgierst, klimvoet vogelpootje - ornithopus vogelprodukt - ei, eendeei vogelroep - fuut, kra, karkiet, koekoek, lorre, roekoe, vogelroer - jachtroer vogel 2 ka 3 aar, alk, ani, ano, ara, beo, bik, emu, gib, hen, hop, kea, kip, lom, moa, mos, mus, mus, non, pel, pul, ral, rok, tok, sijs, uil, wei, 4 ajam, aren, bout, coco, deen, diek, dodo, dole, domp, duif, eend, emoe, fuut, gaai, gans, gent, gier, gors, grit, haan, hoen, ibis, itik, ixos, jako, kaan, kaap, kaka, kauw, keep, kiwi, klem, klok, kneu, knor, koea, koel, koet, koko, krak, krem, krik, kwak, lori, mees, mino, pauw, piel, pink, poel, raaf, rhea, roek, snip, snor, toko, trap, tuuk, tuut, valk, vink, weri, wink, wouw, wulp 5 aande, agami, arara, arend, bacha, banda, bebek, berner, bokje, braba, dagoe, deris, dhara, eiber, ellia, fitis, ganga, gaper, gemak, goele, goura, griel, griet, haker, harpij, havik, havik, hoorn, jager, kagoe, kalle, kitta, kliet, kloek, kluut, kluit, kobbe, kraai, lorre, maleo, mango, marel, meeuw, merak, merel, moeti, noeri, oehoe, oehoe, oeloe, parra, pingo, pitta, roeak, serak, sikko, smink, sneep, sprit, stern, stork, sijsje, takko, tanau, tjerk, tjirk, tjito, tuter, uiver, velte, waan, waard, walet, walor, welor, woerd, woord, zwaan, zwalm 6 alcion, ancona, aquila, argala, belder, bentet, blekok, bolder, bondol, boskip, bosuil, bulbul, bultoor, canard, condor, daguil, dikbek, djalak, doedoe, doffer, dotter, drongo, dronte, drupen, duiker, duiver, duivin, ekster, fazant, feniks, ekster, fazant, gander, glatik, grutto, hagerd, hannik, kakapo, kanoet, kapoen, karrel, katuil, kieken, kievit, koekal, kondor, korhen, kraan, kriek, kriel, krippe, kroet, krust, kubber, kuiken, leghen, legkip, lontok, lijkuil, lijster, makali, malmuk, merlijn, milaan, moerai, nandoe, ooruil, paapje, patrijs, pauwin, phenix, pieper, pikker, pimpel, pitoor, poeter, putoor, putter, reiger, roller, ruiter, scheut, schram, slobbe, smeenk, smeent, smient, specht, spriet, struis, taleke, taling, tapuit, tarapo, tarsel, toekan, tortel trogon, visser, visuil, wiekei, witkop, woffer, wouter, wuiten, ijsduif, ijseend, ijsgors, ijshoen, zwaluw 7 aakster, aasgier, aasraaf, adebaar, adelaar, alcyone, apterix, auerhen, averano, baillet, bekisar, bentive, bergmus, boeboet, bohemer, bolaars, boommus, boomuil, bosduif, boshoen, bosvink, botvink, bruinel, buizerd, corella, dodaars, doverik, draaier, drigoel, drossel, dremiet, fluiter, garoeda, geelbek, geelkop, geeltje, hangza, gracula, grasmus, haagmus, haakbek, halcyon, hokduif, huismus, jassana, kaketoe, kalkoen, kamgier, kanarie, kapgans, kapgier, kapgors, kapinis, kapucijn, karkiet, kerkuil, klamper, klapper, kletter, klipkop, klokhen, koefuut, koekoek, kolgans, kolibri, korhaan, korhoen, kornuit, kneuter, kropper, kwakkel, kwartel, kwinker, leghorn, lokeend, lokgans, lokvink, mandjar, manneke, maraboe, mathoen, meerkol, minorka, modaars, muizerd, musvalk, pagadet, parkiet, peloeng, phoenix, pinguïn, platbek, platoek, plevier, pluvier, ransuil, raphoen, rashoen, reidomp, rietmus, ringmus, roodkop, roodmus, rosella, rotgans, rotsmus, schriek, sierkip, smerlijn, smirrel, sperwer, spreeuw, stuiker, tinamus, torillo, valduif, velduil, vetgans, visdief, visvalk, vosgans, wachtel, wilster, withoen, woerhen, ijsvogel, zaagbek, zee- eend, zeegans, zeegier, zeekoet, zeeraaf, zwalper 8 aardduif, aardeend, aarsvoet, aaskraai, aasvogel, adjudant, aigrette, albatros, amandina, arakanga, auerhaan, auerhoen, baarduil, bakelman, bergeend, berghaan, berghoen, bergkauw, bergmees, bergvink, berkhoen, beukvink, blauwkop, boekvink, bolhenne, boomduif, boomeend, boomgans, boomhoen, boommees, boomsnip, boomvalk, boskraai, bosvogel, brileend, brilneus, broedhen, broeihen, buulbuul, bijeneter, caracara, casuaris, dagvogel, donsgans, drekhoen, duikeend, edelduif, edelvalk, edelvink, eidebaar, flamingo, ganzerik, geelgors, geelgouw, geelvink, geervalk, giervalk, goudpelt, goudsnip, goudvink, grasvink, groendel, groening, guacharo, grijpgier, haakvink, haarsnip, hamerkop, hapvogel, heggemus, helmduif, hoornuil, houtduif, houtsnip, huisduif, huiseend, huishoen, ielregel, kaapduif, kaapgans, kapmeeuw, karekiet, kasintoe, katvogel, kazuaris, kemphaan, kerkkauw, kiwi-kiwi, klauwier, koevogel, kokmeeuw, kolfvink, kolibrie, koolduif, koolmees, kopmeeuw, kraagkop, kraanral, krakeend, krielhen, krielkip, krikeend, kropduif, kropgans, kruisbek, kuifeend, kuifmees, kweevink, lachduif, lakvogel, langbeen, lepelaar, loophoen, maanvink, mallemuk, meerkoet, meesvink, mereboek, mesthoen, moerhoen, molenaar, nachtuil, neusduif, nonnetje, odinshen, ooievaar, oostvink, ortolaan, papegaai, pelikaan, pingoeïn, poelsnip, postduif, pronkfee, raafeend, raaphoen, ralvogel, reisduif, renvogel, rietgans, rietgors, riethoen, rietvink, rietwouw, ringduif, robijntje, roeieend, roerdomp, roetaard, roodvalk, rosmalos, rotsduif, rotshaan, scholver, sierduif, slagvink, slobeend, spekeend, sprosser, steenmus, steenuil, tangaran, tantalus, tjiftjaf, toerakan, toetvink, tolkgans, torenuil, trapgans, trekduif, trekvalk, tureluur valkenet, veldduif, veldhoen, vetvogel, visarend, vlasvink, waterkip, waterral, weduwaal, weeuwtje, wildzang, witgatje, woerhaan, woudduif, woudsnip, ijsduiker, zaadgans, zaageend, zeearend,zeedraak, zeemeeuw, zeevogel, zonneral, zwartkop 9 aalduiker, aalreiger, aepyornis, akkergans, alpenraaf, appelvink, avondvalk, baanloper, baardgier, baardmees, baardvink, babbelaar, bancahoen, bandvogel, bantammer, barmsijsje, beflijster, bergkraai, bergmerel, bergsijsje, bietsijsje, bladvogel, blauwmees, blauwpoot, blauwraaf, blauwvoet, bloedvink, boerenmus, boomwever, bosruiter, boszanger, brandeend, brandgans, brandmees, brilvogel, broeigans, bruivogel, bijenarend, colijnhoen, dagslaper, dagzwaluw, dompelaar, domphoorn, draaihals, dwergeend, dwerggors, dwergvalk, dijkzwaluw, eendvogel, eidereend, eidergans, eikelvink, fluiteend, frankolijn, fratertje, gevederte, gevogelte, gierarend, giervogel, gieteling, goudarend, goudmerel, goudvogel, grassijsje, grauwgors, grauwvink, griffioen, groending, groenling, groenling, groenvink, grondduif, grijpvogel, grijskopje, hamerling, haneschop, haverkneu, hazelhoen, helmvogel, hoelzwaan, holenduif, huisvogel, jaarvogel, jachtvalk, kamduiker, kamlijster, kappertje, kardinaal, kerkkraai, kiemvogel, koereiger, koevinkje, kooivogel, koperwiek, kraageend, krabvogel, krenggier, krielhaan, kroonduif, krooneend, kropvogel, krijtstern, kuifarend, kwaakeend, lachvogel, leeuwerik, lepeleend, lepelgans, liervogel, lootvogel, manenduif, miervogel, muisvogel, nestvogel, neusvogel, noordvink, nijlreiger, oorfazant, oostvogel, ovenvogel, overloper, parelhoen, parlevink, patrijshaan, pavedette, pestvogel, piepeling, poelvogel, pijlstaart, raadsheer, ralreiger, regenwulp, roestgors, roethanne, roodkopje, roofmeeuw, rotlijster, rupsvogel, rijstvogel, salangaan, saterhoen, schaarbek, scheleend, schelvink, scherpbek, schoenbek, scholverd, schuifuil, schuitbek, siervogel, slinkduif, sluieruil, smelleken, sneeuwuil. sompvogel, spoorgans, spotvogel , staartfee, steenbarm, steenduif, steenvalk, stinkhaan, straatmus, tafeleend, takkeling, torenduif, torenvalk, trekvogel, tuimelaar, uinmerel, tijgervink, uilzwaluw, vinduiker, visdiefje, vriesgans, waadvogel, walduiker, walgvogel, waterhoen, waterraaf, watersnip, wiedenaal, wielewaal, wipstaart, woelewaal, woudaapje, woudhopje, wyandotte, wijnstaart, zebravink, zeeduiker, zeezwaluw, zilverpel, zomergast, zwemvogel 10 aardzwaluw, aarsvoeter, alpenbijter, alpenkraai, atlasvogel, avondvogel, baardvogel, bentamhoen, beeklijster, bergfazant, berglijster, bergpatrijs, boomekster, boomhakker, boomklever, boompieper, boompikker, boomsmient, borstelkop, boshoender, braakvogel, brandvogel, brilduiker, buidelmees, diefduiker, distelvink, duikergans, duikerhoen, duinduiker, duinpieper, edelreiger, fazantduif, fazanthaan, fazanthoen, fluitkipje, fluitvogel. franjepoot, gauwdiefje, geelbuikje, geertersel, gierzwaluw, goudkievit, goudfazant, graspieper, grastapuit, haagekster, hamervogel, heggemusje, hennepvink, heifluiter, hertogsuil, honigvogel, hoornvogel, houtekster, huiszwaluw, jacobijntje, jan-van-gent, jufferduif, kanselduif, kerkzwaluw, keukendief, kiekendief, klampvogel. klapekster, klipzwaluw, klokluider, kluitstern, kluitvogel, kookaburra, kraagmerel, kraagvogel, kraanvogel, kramsvogel, kromsnavel, kromstaart, kroonkraan, kroonvogel, kropdoffer, krijtekster, kuifduiker, kuifkievit, kuifreiger, kuikendief, kwaadvogel, kwikstaart, lammergier, langsnavel, langstaart, lierstaart, loofekster, menievogel, muskuseend, muurzwaluw, nachtegaal, nachtvogel, nestblijver, nesthokker, nestkuiken, nestzitter, oeverloper, ombervogel, orgelvogel, patrijsduif, patrijshaan, patrijshoen, patrijsvalk, pauwfazant, pauwstaart, pepervogel, pimpelmees, platsnavel, prachtduif, prachtlori, prikkebeen, purperkoet, rietlijster, rietzanger, ringelduif, ringfazant, ringlijster, roodstaart, rookzwaluw, rotsklever, rouwtapuit, satijnvogel, schierling, schildvink, secretaris, slechtvalk, snaplijster, snatereend, sneeuwgans, sneeuwgors, sneeuwhoen, sneeu wvink, snipstruis, spechtmees, speelvogel, spitsvogel, spotlijster, staartduif, staartmees, stadzwaluw, standvogel, steekvogel, steenarend, steenkraai, steenmeeuw, steltkluit, steltloper, steltvogel, stootvogel, stormmeeuw, stormvogel, struismees, tjampeling, toppereend, torenkraai, tortelduif, trompetter, veldduiker, visijsvogel, vorkstaart, vosseneend, waaierduif, watervogel, weidevogel, wespendief, wevervogel, wintereend, wintergast, witkopeend, witoogeend, zandzwaluw, zanglijster, zeeadelaar, zinglijster, zomervogel, zonnevogel, zijdereiger, zijdestaart, zwartkopje, zwerfvogel 11 aalscholver, aardparkiet, alektowever, appellijster, argusfazant, bergfluiter, blauwekster, blauwpaapje, blauwschild, blauwspecht, bloemzuiger, boomklopper, bosleenheer, buffelwever, diamantvink, dollarvogel, duikermerel, emoesluiper, fazantenhen, fluitlijster, fluitwurger, fregatvogel, gaaikoekoek, ganzekieken, garendiefje, geelborstje, geelkeeltje, goudborstje, goudhaantje, goudkoekoek, goudpluvier, grasparkiet, grassluiper, grauwspecht, grauwstaart, grauwtsjirt, groefsnavel, grondlijster, heidehutter, hesperornis, hoenderkoet, hofsteevink, honigzuiger, honingvogel, honingwijzer, hoogvlieger, hoorndrager, hoornsnavel, hoornzwaluw, juweelvogel, kanoetvogel, keizersduif, klappereend, kluitekster, koningsgier, kraaglijster, krabbeneter, kranslijster, kroonduiker, kroonreiger, kruiplijster, kuifkoekoek, kuifkwartel, kwartelvalk, lakenvelder, lappenvogel, lepelreiger, madenvreter, mantelkraai, mantelmeeuw, mierenjager, moerasvogel, molenaartje, monniksgier, muskaatduif, mussenarend, nachtreiger, nachtzwaluw, napoleontje, nestvlieder, notenkraker, oeverpieper, oeverzwaluw, oranjewever, ossenpikker, pampastruis, paradijsraaf, parelduiker, pareltortel, pelhoender, pepervreter, poelepetaat, prachtspint, prieelvogel, raketstaart, republikein, rietsluiper, roodborstje, roodvleugel, rotsklimmer, rotskruiper, rouwkoekoek, satijnduiker, scharrelaar, schatekster, schatlijster, scholekster, schollevaar, schijnlijster, sikkelvogel, slobbereend, sneeuwvogel, sipkwartel, snijdervogel, sparresijsje, spiegeleend, spiegelmees, spiegelpauw, spierzwaluw, steenkrijter, steenpaapje, steenzwaluw, steppenhoen, stormzwaluw, strandloper, strandvogel, struisvogel, suikervogel, torenzwaluw, trommelduif, tuinfluiter, turkenvogel, uilpapegaai, valkkoekoek, voorspeller, vrouwenlori, waterfazant, waterkieken, waterpieper, waterzwaluw, weidepieper, wilgensijsje, winterkraai, wintervogel, woestijnvink, zilvermeeuw, zomertaling, zwerfekster 12 archeopterix, arendbuizerd, bastaardsnip, bastaardwouw, blauwborstje, blauwkeeltje, boerenzwaluw, boomlopertje, bosleeuwerik, bouwmannetje, braamsluiper, brabandertje, bronskoekoek, bruinkeeltje, buffelpikker, buitenzwaluw, burgemeester, carolinaeend, cistuszanger, cochinzanger, doorndraaier, doornkruiper, doornsluiper, duikerkoning, edelpapegaai, fazantenhaan, fazantenhoen, geitenmelker, gierzeearend, glansspreeuw, grauwkeeltje, herfstzanger, honingzuiger, keizersarend, kersenbilder, kersenpikker, knobbelzwaan, koningsarend, koningsvogel, kruiphaantje, kruiskanarie, lappenkievit, mandarijneend, mierenzoeker, ongeluksgaai, papagaaiduif, paradijsvogel, paramosbokje, poulepintade, purperreiger, prachtsnavel, regenfluiter, roodstaartje, rotspelikaan, rijstvogeltje, schildsnavel, slangenarend, slangendoder, sneeuwputter, spinnenjager, spoorkoekoek, strandzwaluw, topleeuwerik, trompetvogel, tuinkoninkje, vechtkwartel, voliërevogel, vuurvogeltje, waaierstaart, waterhoentje, waterspreeuw, wimpeldrager, wintertaling, winterzanger, ijsstormvogel, zilverfazant, zilverreiger, zwartkoplori, zwartkopmees 13 aalbessendief, akkermannetje, baardmannetje, bastaardarend, basterdstruis, bergleeuwerik, blauwkroontje, bloemenkusser, boomleeuwerik, boonzaaiertje, bosrietzanger, brummeldiefje, buidelspreeuw, dolksteekduif, fluwelenkopje, grasleeuwerik, halsbandwever, hangnestvogel, harpoenreiger, holenpapegaai, honingkoekoek, houtbutoortje, klisteervogel, koewachtertje, koningsfazant, kuifleeuwerik, kwartelkoning, maartensvogel, meesterzanger, muizenbuizerd, netelkoninkje, paradijsekster, paradijsweduwe, purperspreeuw, roofzeezwaluw, schreeuwvogel, slangenvreter, stoombooteend, strandpluvier, veldleeuwerik, vliegenvanger, wachtelkoning, zilverpluvier, zwaluwpluvier 14 adelaarssnavel, akkerleeuwerik, bontbekpluvier, boomkruipertje, boomkwikstaart, flageoletvogel, goudbaardvogel, honingpapegaai, kardinaalvogel, koningspinguin, korenleeuwerik, nachtroofvogel, neushoornvogel, ossendrijvertje, papegaaiduiker, schreeuwlijster, spechtpapegaai, struiskazuaris, tuinsluipertje, winterkoninkje 15 alpensneeuwhoen, groenpootruiter, keerkringsvogel, krokcdilwachter, muskaatvogeltje, roodborsttapuit, ruigpootbuizerd, schorpioenvogel, secretarisvogel, vuurgoudhaantje, waterrietzanger 16 alexanderparkiet, bastaardklauwier, boerennachtegaal, gezelschapskraai, gezelschapsvogel, jeneverbeslijster, porseleinhoentje, slangenhalsvogel, 17 basterdnachtegaal, lieveheershaantje, paardenwachtertje, 18 bastaardnachtegaal, 20 nachtegaalrietzanger, sprinkhaanrietzanger vogel die het hele jaar in hetzelfde gebied verblijft - standvogel vogel die in het riet' woont karkiet, karekiet vogel die met vleugels zwemt pinguïn vogel in Antarctica pinguïn vogel in Nieuw Zeeland kiwi vogel in Zuid Amerika ara vogel in Zuid Azië beo vogel (mann.) - doffer, tersel vogel met kuif – kaketoe, kievit, kuifmees, fuut, topper vogel tot de reizigers behorende - roerdomp vogel zonder staart bolaars vogelaar kooiker, valkenier, vogelvanger vogelaarsstok rekke vogelbek neb, snavel, sneb vogelbekdier - mierenegel, monotrematum vogelbeschrijving ornithografie vogeleigenschap leg, rui, vliegen vogelgebraad - bout vogelgeluid fluiten, gorgelen, kirren, klepperen, koeren, kraaien, krassen, kwelen, kwinkeleren, orgelen, piepen, rollen, sjilpen, slaan, tsjilpen, zingen vogelgerecht gevogelte vogelgierst - panik vogelgras - hanepoot, kweek vogelhandelaar - poelier vogelhok - kooi vogelhuis - aviarium, hok, kooi, nest, til, volière vogelkenner ornitholoog vogelkleed pluimage, veren vogelknip slag, kil vogelkooi kevie, kouw, muit, voliere vogelkruid - mier, murik, muur vogelkunde ornit(h)ologie vogellijm maretak, mistletoe vogelmelk - ornithogalum vogelmest - guano, huano vogelnest - horst vogelnestje (eetbaar) - salanga(a)n vogelnet - tiras vogelpest hoenderpest vogelpluim dons, pluimage, veder, veer vogelpokken - snot vogelpootje - ornithopus vogelprodukt - ei, guano vogelroep fuut, karkiet, koekoek, kra, lorre, roekoe vogels gevederte, gevogelte vogelschrik keerder, molik, stroman, stropop, verschrikker vogelslaapplaats - stok, roest vogelslag hok, klip, til, vogelgezang, vogelknip vogelslokdarm krop vogelsoort - blauwmees, gaai, gors, riviervogel vogelsoort die is uitgestorven dodo, moa vogelspin - aviculariida vogelstang - vogelroede vogelsterrenkruid - muur vogelstok - rekke, roest vogelteelt avicultuur vogeltehuis duivenhok, duiventil, kooi, nest, ren, til, volière vogelteken - auspicium vogeltje - gors vogeltje/klein kolibrie vogeltjes esdoornvrucht. vogeltjes (hebben) ongedierte vogeltjeskruid - kruiskruid vogeltjeszaad, zwart - koolzaad vogeltuin avifauna vogeltooi dons, kam, pauwenveer, pen, staart, veer vogeltuin - avifauna vogelvanger - vogelaar vogelverblijf kooi, nest, ren, til, volière vogelverschrikker epouvantail, klappermolen, molik, popans, priaap, schieuw, stroman vogelvitse - ringelwikke, rolklaver vogelvlinder - ornithopteron vogelvlucht - trek, vlucht, vogelperspectief vogelvoer - zaad vogelvoet - hanepoot, varkensgras vogelvrij onbeschermd (door de wet), onwettig, prescriptie, rechteloos vogelvrijverklaarde - banneling, outlaw, proskript vogelvrijverklaren - proscriberen vogelvrijverklaring ban, prescriptie, proscriptie vogelwereld - avifauna, ornit vogelwichelaar - haruspex vogelwichelaar (Rome) - augur vogelwiek - vlerk vogelwik maretak, vogellijm vogelwoning - kooi, nest, volière vogelwoongebied biotoop vogelijn vogeltje vogelziekte coryza, hoendercholera, kalkbenen, kippecholera, kippeziekte, pip, snot vogel zonder staart - bolaars Vogezen, bergtop in de - Bressoir, Holneck, Kleinkopf, Rainkopf vogue gebruik, mode, trek, zwang voile makko, sluier, wijl, wijle voiture (Fr.) rijtuig vol - absoluut, afgeladen, boordevol, dicht, dik, eivol, geheel, gevuld, gezwollen, massief, mud, opgezet, plantureus, tjokvol, totaal, volkomen vol aandacht attent vol aderen aderig, beaderd vol afgunst - jaloers, vaijverig vol algemene kennis - erudiet vol been - benig vol betekenis - zinvol vol en rond - gevuld vol geestkracht energiek, kwiek, vief, vitaal vol geraas - tapageus vol gevoel - aandoenlijk, patetico, pathetisch vol grillen grillig, nukkig, wispelturig vol haat en wrok - verbitterd vol haken hakerig vol humor - adrem, geestig, komisch vol kieren - retig vol kleine barstjes - crauelé vol klinkend - sonoor, sonorisch vol leven - druk vol lof zijn over - geporteerd vol maken - vullen vol met vracht - geladen vol mijten - memelig vol ongeduld - gejaagd, haastig vol ontzag - eerbiedig vol pracht - luisterrijk, luistervol vol roem roemrijk, roemzucht vol roem - roemrijk vol rook - dampig vol scheuren - kierig, retig vol schokkende gebeurtenissen - veelbewogen vol schroom - huiverig vol slijk - modderig vol stekels - stekelig vol toegenegenheid - aanhankelijk vol uitdrukking - expressief vol vernuft - geestrijk, spiritueel vol vocht - sappig vol vrolijkheid - jolig vol vuur - bezield vol werkelijkheidszin - realistisch vol werkkracht - energiek, werklustig vol zelfvertrouen - boud volant veerbal volatilliseren vaporiseren, vervluchtigen volbloed pursang volbloed-Hollander - Totok volbloedpaard - raspaard, renpaard volbloedig heetbloedig, plethorisch, sanguinisch, warmbloedig volbloedigheid plet(h)ora, polyaemie, repletie volbracht - gereed volbrengen - aanbrengen, afdoen, beëindigen, betrachten, bewerkstelligen, doen, genoeg, nakomen, overhalen, perargeren, uitvoeren, verrichten, vervullen, voleindigen, volmaken, voltooien, volvoeren, voldaan betaald, bevredigd, content, genoeg, tevree, tevreden, vergenoegd, verzadigd, zat voldoen - afrekenen, beantwoorden, bekopen, betalen, bevredigen, boeten, goeddoen, honoreren, kwijten, kwiteren, nakomen, sterven, tevredenstellen, toetellen, vereffenen, ver(vullen) voldoen aan - vervullen voldoend bevredigend, genoegzaam, toereikend voldoende afdoende, bevredigend, genoeg(zaam), toereikend, zat voldoende gekookt gaar voldoende gevormd ontwikkeld voldoende opbrengen - renderen voldoende zijn - reiken, volstaan voldoendheid - adequatie voldoening - afrekening, betaling, bevrediging, blij, contentement, genoegdoening, genoegen, genoegzaamheid, glunder, kwijting, revanche, satisfactie, tevredenheid, vervulling, vreugde, weerwraak, voldoen van termijnbetaling - afbetalen voldongen afgelopen, beslist, uitgemaakt vole - nonnensluier, sluier voleinden - consommeren, voltooien voleindigd - voltooid voleindigen - afdoen, perageren, volbrengen voleindiging - beëindiging, einde, voltooiing voleinding einde, beëindiging, perectie, terminatie, voltooiing volgaarne - gaarne, graag, grif, volmondig volgdienaar - lakei volgeestig scherpzinnig, schrander volgeling aanhanger, acoliet, adept, discipel, epigoon, leerling, navolger, partisaan, satelliet, trawant volgeling van Arminius Arminiaan, remonstrant volgeling van Bacchus Bacchante, sater, satyr volgeling van Boeddha Boeddhist volgeling van Calvijn Calvinist volgeling van Casper Casperiaan volgeling van Christus Christen volgeling van Confucius Confusiaan volgeling van Gomarus Gomarist volgeling van Luther Lutheraan volgeling van Mohammed Islamiet, Mohammedaan volgeling van Pelagius - Pelagiaan volgeling van Wesley - methodist volgeling van Zwingli Zwingliaan volgelingen - aanhang, achterban volgen aanhangen, achternagaan, achtervolgen, gehoorzamen, imiteren, nabootsen, nadoen, nagaan, nakomen, nalopen, naogen, nasluipen, schaduwen, vergezellen, vervolgen, voortvloeien volgen in denkwijze - meegaan, overeenkomen, overeenstemmen volgend - komend, posterieur volgend op - consecutief, daarna, enz. etc., later, na, naderhand volgende - ander, sq, sqq, seq volgens ana, blijkens, conform, ingevolge, krachtend, luidens, naar, overeenkomstig, vlg, zoals volgens de akte ta. volgens de ervaring empirisch volgens de gewoonte gewoonlijk, meestal volgens de kerkelijke plechtigheden - ritueel volgens de kerkelijke wetten - canoniek volgens de koran - mohammedaans volgens de laatste smaak - modern volgens de laatste wilsbeschikking - testamentair volgens de leer - dogmatisch, theoretisch volgens de leer der RK kerk - rooms volgens de legende legendarisch volgens de legende - legendarisch volgens de letter - letterlijk, litteraal, textueel, woordelijk volgens de levensleer - biologisch volgens de mode hip, modern, modieus volgens de naam nominaal volgens de norm - formeel volgens de overlevering - legendair, legendarisch, reglementair, traditioneel volgens de regel gewoon, normaal, normaliter, ordelijk, regelmatig, regulair, wettig volgens de regels - normaal volgens de regels der kunst - IA, vakkundig volgens de rekenkunde - rekenkundig volgens de ritus ritueel volgens de spitsbogenstijl - gotisch volgens de statuten statutair volgens de theorie – theoretisch volgens de titel titulair volgens de voorschriften - statutair volgens de vorm - formeel, formaliter volgens de waard of het gehalte - kwalitatief volgens de wet wettelijk volgens de wet der rangorde - hiërarchisch volgens de wijsbegeerte - filosofisch volgens een gebruik - traditioneel volgens een geheimschrift opschrijven - koderen volgens een gewoonte - traditioneel volgens een rechte lijn afmeten - aligneren volgens een schema behandelen - schematiseren volgens een schriftelijke overeenkomst - contractueel volgens een vast plan planmatig volgens een voorschrift - reglementair volgens een wijze - modaal volgens gebruik - conventioneel, gebruikelijk, usueel, veelal volgens gebruik (Lat.) - adusum volgens gelofte - e.v. volgens gewoonte - traditioneel volgens Gregorius - Gregoriaans volgens hem - z.i. volgens het budget - budgettair volgens het contract contractueel volgens het kerkgebruik - ritueel volgens het oude testament - oudtestamentair volgens het perspectief - perspectivisch volgens het protocol - protocollair volgens het recht - rechtens volgens het verstand - intellectualiter, redelijkerwijs volgens iets leven - naleven volgens kerkgebruik - ritueel, ritueel volgens kerkvoorschrift - lithurgisch volgens mijn inzicht m.i. volgens ons inzicht 0.1. volgens oude gewoonte - traditioneel volgens overeenkomst - contractueel volgens overgeleverd gebruik - conventioneel, gebruikelijk, traditioneel, usueel volgens recht legaal, legitiem, rechtens, rechtmatig, wettig volgens rubrieken - geordend, systematisch volgens schatting - circa, ongeveer, plusminus volgens sommigen een sieraad van de man - baard, knevel, snor volgens vaste ceremoniën - protocollair volgens vaste gewoonte - gebruikelijk, gebruiksmatig, gewoontegetrouw, traditioneel, usantieel volgens voorschrift - model, reglementair volgens zijn inzicht z.i. volgooien - plempen volgorde - beurt, hiërarchie, opeenvolging, rang, rangorde, reeks, regelmaat, rij, sequentie volgorden van werken - programma volgroeid – gevormd, rijp, volwassen volgroeien - rijpen volgt op de tweede - derde volgwagen aanhangwagen, bijwagen, oplegger, volgrijtuig volgzaam - bereidwillig, braaf, buigzaam, dociel, flexibel, gedwee, gehoorzaam, ge(willig), gezeglijk, handzaam, inschikkelijk, mak, makkelijk, maniabel, meegaand, slaafs, tam, trouw, willig, zoet volgzaamheid - gezeglijkheid volhaar - walkhaar volhandig bezet, bezig, druk, persevereren volharden - aanhouden, bestaan, doorgaan, doorstaan, doorzetten, handhaven, harden, persevereren, persisteren, standhouden, uithouden, vasthouden, volhouden, voltooien, voortgaan, voortzetten, vervolgen volhardend - bestendig, doorzettend, duurzaam, energiek, geduldig, gestaag, hardnekkig, immuum, manhaftig, onverdroten, obstinaat, perseverant, persistent, stabiel, standvastig, sterk, taai, trouw, vastberaden, vasthoudend, verbeten, volhoudend, weerbaar, ijverig volhardende geestkracht energie volharder - uithouder volharding aanhouding, doorzettingsvermogen, geduld, persistentie, perseveratie, standvastigheid, uithouding, volhouding volhardingsvermogen (natuurkundig) inertie, traagheid volheid - helderheid, overvloed, plenty, repletie, uberteit, volkomenheid, volte, vruchtbaarheid volheid van klank - sonoriteit volhouden - aanhouden, beweren, doorzetten, handhaven, harden, persisteren, persevereren, poursuiveren, satiëteit, uithouden, uitzingen, volharden volhoudend - hardnekkig, standvastig, taai volhouder – aanhouder, doordrijver volière vogelkooi, vogelhuis, vogelkamer, vogelverblijf volk bezoek, bewoners, bezoekers, bijenzwerm, demos, familie, gemeenschap, klanten, klasse, mensenmenigte, mogendheid, natie, nationaliteit, publiek, werklui volk in Azië Osmanen, Japannezen, Indiërs, Pakistani, Turken volk in Europa Belgen, Denen, Duitsers, Engelsen, Esten, Finnen, Fransen, Grieken, Ieren, Italianen, Lappen, Letten, Nederlanders, Noren, Oostenrijkers, Polen, Portugezen, Russen, Turken, Zweden volk in huis – bezoek volk in Noord-Afrika - berbers volk in Voor-Azië - Osmanen volk uit de oudheid Assyriërs, Etrusken, Grieken, Hethieten, Joden, Meden, Perzen, Phoeniciërs, Romeinen, Sumeriërs volk van Bantoenegers in zuidelijk Afrika - Herero volkenbeschrijver - etnograaf volkenbeschrijving - etnografie volkenbond U.N.O., V.N. volkenkunde etnologie volkenkunde, beschrijvende - etnografie volkenkunde, onderdeel van de - etnografie, etnologie volkenkundig - etnisch volkenkundige etnoloog volkenmoord genocide volkerenorganisatie - UNO volkerenstrijd - oorlog volkomen absoluut, algeheel, alles(zins), bestendig, compleet, finaal, gans, geheel, helemaal, klamp, lijnrecht, onwrikbaar, onbeweeglijk, onmiddellijk, pal, pen, perfect, precies, radicaal, straal, strak, stijf, totaal, totaliter, voldongen, volledig, volmaakt, volslagen, volstrekt, voltallig, volkomen afgewerkt – klaar, voltooid volkomen bewusteloosheid - coma volkomen effen vlak - spiegel(glad) volkomen gedaanteverwisseling - holometabolie volkomen glad maken - raseren volkomen heesheid - afonie volkomen hersteld - ereconvaliseerd volkomenheid - ideaal, perfectie, totaliteit, volledigheid, volmaaktheid volkomen hetzelfde - evenbeeld, identiek volkomen juist - correct, feilloos, goed, zuiver volkomen ontwikkeld insekt imago volkomen passend - aangegoten, gegoten volkomen stil (zee) - blak, blakstil, doodstil, rimpelloos, spiegelglad volkomen uitgeput - doodmoe volkomen zuiver - feilloos, klinkklaar, louter volkrijk - dicht bevolkt volksbank - voorschotbank volksbedrieger demagoog volksbedrog demagogie volksbeschrijver - etnograaf volksbeschrijving - demografie, etnografie volksbesef volksbewustzijn volksbesluit - plebisciet volksbijeenkomst - meeting volkscentra steden volksdans boerendans, reidans, zevensprong volksdans van de balkan - kolo volksdans, Franse - Bourrée, branle, gavotte, passepied, reidans, rigaudon, triori, volte volksdans, Hongaarse - czardaz volksdans, Italiaanse - ballo, calata, forlana, guaternaria, saltarello, tarantella volksdans, Naderlandse - cramignon, driekesman, zevensprong volksdans, Poolse - krakowiak, mazurka, poponaise volksdans, Spaans - bolero, fandango, granadina, jota, malaguena, murciana, rondena, seguedillas, sevillana volksdans, Tsjachische - polka, redowa, rokycanska volksdeuntje fala, straatdeun volksdichter bard, minstreel, rapsode, skald volksdrank - bier, koffie, thee volkseditie - volksuitg ave volksfeest carnaval, festival, kermisfolklore volksgebruik - folklore, zede volksgebruik, oude - heulen volksgeloof - pistis, volksreligie volksgunst - populariteit volksheerschappij democratie volkshoop - foule volkshuishouding economie volkshuishoudkunde economie volkshuishoudkundig economisch volkshuishoudkundige econoom volksjongen arbeidersjongen volkskarakter landaard, nationaliteit, volksaard volkskind - koter volksklasse - stand volkskleding - volksdracht volkskunde folklore volksleider demagoog, Hitler, Mao, Mussolini, Robespierre, Tito, tribuun, volksmenner volksleider uit oudheid Josua, Jozua, Mozes, richter volksleiding - demagogie volkslied Brabançonne, hymne, Marseillaise, Wilhelmus volkslied van Amerikaanse negers - blues volkslied van Israël - Hatikva volkslied van Nederland - Wilhelmus volksliedje (Sp.) - copla volksliedjes van Amerikaanse negers - blues volksliefde - populariteit volksmatig - populair volksmenigte - drom volksmening - opinie volksmenner - agitator, demagoog, ochlocraat, ochlokraat, opruier, tribuun, volksleider volksmennerij - demagogie, ochlocratie volksmiddel - volksgeneesmiddel volksmisleider - demagoog volksmisleiding - demagogie volksmoord - genocide, rassenuitroeiing volksmond volkstaal volksnaam voor de kauw - ka volksnaam voor Philadelphus jasmijn volksnaam voor Pyracantha vuurdoorn volksnaam voor Potentilla ganzerik volksnaam voor St. Jakobus - Japik volksnaam voor tomaat - liefdesappel volksnaam voor Viburnum - sneeuwbal volksnaam voor wolfsklauw aardmos volksomwenteling - revolutie volksoploop - betoging, demonstratie, geraas, lawaai, opschudding, opstootje, rel, relletje, rumoer, samenscholing, tumult volksoploop (muz.) - turbae volksopruier - volksmenner volksoverlevering fabel, legende, mythe, sage, sprookjes volksplanter kolonist volksplanting - kolonie, nederzetting, wingewest volksplantingen vestigen - koloniseren volksramp - aardbeving, burgeroorlog, catastrofe, dijkbreuk, katastrofe, overstroming, tornado, watersnood, windhoos volksrechtbank - veemgericht volksrechtbank te Athene - Heliaea volksregering - democratie, plebocratie volksroman - volksboek volksschrijver - Maurik volksspijs in Italië - macaroni, pizza, ravioli, spaghetti volksstam - Lappen, natie, Samojeden, Tartaren volksstam in Afrika - Berbers, Bosjesmannen, Kabylen, Pygmeeën,Watutsi, Zoeloes volksstam in Amerika - Indianen volksstam in Egypte - Kopten volksstam in Japen Aino volksstam in Joegoslavië - Kroaten, Slowenen volksstam in Midden Europa (Hist.) - Germaan volksstam in Nigeria - Haussa, Ibo, volksstam in Noord-Amerika - Berbers volksstam in Noord-Arabië - Moabieten volksstam in Noorwegen - Lappen volksstam in Spanje - Berbers volksstam uit de oudheid - Meden, Perzen, Phoeniciërs volksstemming plebisciet, referendum volkstaal - dialect, patois volkstaal van Curacao, Aruba, Bonaire -Papiamento volkstaal van de boeken v/d boeddhisten - Pali volkstelling - census volkstomaat - liefdesappel volkstribuun - gemeensman volkstuintje - allotment volksvergadering - agora, meeting volksvergadering der oude Germanen - Ding volksverhaal - legende, sage, sprookje volksverhuizing - migratie volksverleiding - demagogie volksvermaak - berebijt, carnaval, cramignon, draaimolen, gaaischieten, kermis, mastklimmen, touwtrekken volksvermaak in Indonesië hanengevecht volksvermaak in Spanje stierengevecht volksvermaak op het platteland - boerenkermis volksvertegenwoordiger - afgezant, gedeputeerde, kamerlid, representant, senator volksvertegenwoordiging congres, kamers, parlement volksvertegenwoordiging in Engeland - Parlement volksvertegenwoordiging in Frankrijk Assemblee volksvertegenwoordiging in Ierland Dail volksvertegenwoordiging in Nederland - Staten-Generaal volksvertegenwoordiging in Noorwegen Storthing volksvertegenwoordiging in Rusland Doema volksvertegenwoordiging in Spanje Cortes volksvertegenwoordiging in USA - Congres volksvertegenwoordiging in West Duitsland Bundestag, Bondsdag volksvertegenwoordiging in IJsland Althing volksverzet herrie, muiterij, oproer, opstand, opstandigheid, rebellie, revolte, revolutie, rumoer volksvlijt - industrie volksvoedsel in Ethiopië - indzjera volksvriend - democraat volksvijand - bankrover, drugs, L.S.D., muiter, ophitser, opium, oproerkraaier, overvalpleger, vliegtuigkaper volkswaan - volksdwaling volkswagentype Golf,Variant, Kever volkswoede oploop, oproer, rage, rel volkszaak - volkswinkel volkszanger bard, skald, rapsode, troubadour volksziekte - endemie, epidemie volladen - afladen, stuwen volle benaming - titulatuur volle maan - vm volle neef (Z.N.) - rechtzweer volledig - absoluut, af, algeheel, compleet, extenso, gans, geheel, integraal, onverdeeld, onverkort, plenair, totaal, volkomen, voltallig volledig kunstgebit - ratelier volledig maken - integreren volledig tot nu boeken - aan boeken volledige macht - plenipotentie, volmacht volledige mislukking - debacle, fiasco volledige notering - partituur volledige opruiming - razzia volledige rust - wirwana volledige wapenuitrusting - panoplie volledige warme maaltijd - diner volledigheid - integriteit, ongeschondenheid volleerd - uitgestudeerd volleerd matroos - oorlam vollen kneden, persen, stampen, vervilten, walken voller lakenbereider, volder, volleren - omsluieren vollerskaarde - kaardedistel, weverskaarde vollersmolen - volmolen vollopen volstromen volmaakt af, afgedaan, compleet, eminent, excellent, foutloos, gaaf, ideaal, keurig, onberispelijk, onfeilbaar, onverdeeld, onvermengd, perfect, smetteloos, subliem, uitstekend, vlekkeloos, volkomen, volslagen, volstandig, voltooid volmaakt bezien - idealiter volmaakt goed - af, ideaal volmaaktbaar of volmaakbaar - perfectibel volmaaktbaarheid of volmaakbaarheid - perfectibiliteit volmaakte kennis van alles bezittend - alwetend volmaakte staat - Eden, dorado, droombeeld, heilstaat, Palestina, Paradijs, Utopia volmaaktheid compleetheid, gaafheid, ideaal, perfectie, volkomenheid volmacht - autorisatie, lastbrief, lastgeving, licentie, machtiging, mandaat, procuratie, vergunning volmacht (Eng.) - warrant volmacht geven autoriseren, machtigen volmacht gever - committent, mandant, principaal volmacht hebber - mandataris volmachtlastgever - committent volmacht verlener - committant, committent volmaken - acheveren volmondig - grif, rondborstig, ronduit, rondweg, onbewimpeld, openhartig volontair leerling, vrijwilliger volop - gnoeg, legio, overvloedig, planty, zat volop verlicht - stralend volplané zweefdaling, glijvlucht volpompen volstoppen volschip fregat volslagen - absoluut, compleet, ervaren, geheel, helemaal, totaal, volkomen, volledig, volstrekt volslagen blind stekeblind volslagen doof stokdoof volslagen ineenstorting - debacle, ondergang volslagen mislukking - debacle volstaan - beperken, volharden volstandig onveranderlijk, standvastig, zeker volstemming - pleno volstoppen - spekken, stouwen, vullen volstorten - dempen, plempen volstrekt absoluut, algeheel, bepaald, beslist, compleet, fysiek, gans, geheel, helemaal, netjes, onbepaald, onbeperkt, stellig, totaal, volkomen, volledig, volslagen, zeker volstrekt niet - allesbehalve, geen, geenszins, genendele, niemendal, niets volstrekt niet zeker allesbehalve, geenszins volstrekt niets absoluut, beslist, geen, helemaal, niemendal, nihil volstrekt nodig - noodzakelijk, noodzaken volstrekt onzinnig - buitensporig, waanzinnig volstrekte dwaasheid - idioterie volstrekte gemoedsrust - ataraxie volstrektheid van gelding of gezag - absolutisme volt v. voltage spanning voltallig - compleet, geheel, integraal, plenair, volledig, voltallig maken - aanvullen, completeren, suppleren voltallige vergadering - plenair, plenum voltameter - coulometer volte drukte, gedrang, volheid, wending, zwenking voltes maken - voltigeren voltigeren (paard) - kunstrijden, rondzweven voltigeur kunstrijder voltoegenegenheid - aanhankelijk voltogen - volbouwd, voltooid voltonig - sonoor, sonorisch voltooid - af, afgedaan, afgewerkt, compleet, geacheveerd, geconsumeerd, gereed, klaar, rond, voleindigd, volledig voltooid verleden tijd - perfectum voltooien acheveren, afdoen, afmaken, afronden, afwerken, beëindigen, besluiten, completeren, consommeren,eindigen, klaarmaken, perfectioneren, sterven, uitdrukken, uitgaan, uitlopen, vervolmaken, volbrengen, voleinden, voleindigen, volmaken, volvoeren, voltooing - afsluiting, voleindiging voltrekken voltooien, volvoeren, uitvoeren voltrekkend - executief voltrekking - uitvoering voltrekking van vonnis executie volubiliteit radheid, welbespraaktheid voluit - onafgekort, ongehinderd, volledig, volop volume inhoud, grootte, kracht, omvang, sterkte, v., vol
volumen - boekdeel volumetrie maatanalyse volumineus dik, enorm, gezet, geweldig, lijvig, omvangrijk, uitgebreid voluntair - vrijwillig voluptueus geil, wellustig, wulps volute - krul volvoeren - bedrijven, begaan, doen, perpetreren, stichten, uiten, uitvoeren, uitwerken, verrichten, volbrengen, voltooien, volvoering perpetratie, uitvoering, volbrenging volvulus - darmafsluiting, darmkronkel volwassen adult, dertiger, groot, mondig, ontwikkeld, rijp, volgroeid volwassen insekt imago volwassen persoon als kind aannemen - adrogeren volwassene - adult, adultus volwassenenvorming - andragogie volzalig overheerlijk volzee - hoogwater, vloed volzin - frase, periode volzin uit een geschrift - passage volzout - keukenzout vomeren braken, kotsen, overgeven, spuwen vomitief braakmiddel vommen - opstapelen vond list, (uit)vinding, verzinsel Vondels drama, deel van - rei vonder brug, brugplank, kwaker, plankbrug, slootplank, steg, vlonder, vondel vondst - bedemksel, idee, inval, niewigheid, ontdekking, trouvaille, vinding vonk - flikkering, genster, glimp, glinster, glinstering, gunster, sprank(je), sprankel, vuurspat, vuursprank vonkbrug in motor - bougie vonken - branden, vonkelen vonkenboer - radiotelegrafist vonker - bougie vonkje - sprankel vonnis aasdom, arrest, beslissing, doem, exploit, gewijsde, judicium, oordeel, rechtspraak, sententie, uitspraak, uitwijzing, veroordeling vonnis uitvoeren - executeren vonnis waartegen geen beroep meer mogelijk is - gewijsde vonnissen berechten, beslissen, judiceren, oordelen, rechten, rechtspreken, uitwijzen, veroordelen vonnis wijzen - oordelen vont doopvont, wijwatervat, wijwatervont voogd - bestuurder, curator, hoofd, hulder, leider, momber, momboor, toezichthouder, toeziener, tuteur, verzorger voogdij - curatele, macht, tutela, voogdgezag voogdijschap - mandaat vooi - moerkonijn voor aleer, ante, dichterbij, eer(dat), gedurende, groef, ploegsnede, prae, pre, pro, rimpel, sleuf, voordat, voorkant, vore voor alle andere eerste, primus voor alle kleuren lichtgevoelig - panchromatisch voor alles (aller)eerste, apriori, bovenal, primair, primo voor altijd - eeuwig voor anker gaan - ankeren voor beide ogen - binoculair voor copie van handtekening w.g. voor de bakker - akkoord goed, juist, oke, okido voor de eerste keer slijpen - bassen voor de geboorte prenataal voor de gek houden belazeren, beduvelen, foppen voor de helft - deels, half voor de hengelaars - sim voor de koop aanbieden, aanbod, vraagprijs voor de malhouderij bedrog, spot voor de rest overigens, verder, voorts voor de schijn kwansuis voor de tweede maal - andermaal, bis voor de vorm - formeel voor de vuist uitgesproken rede - improptu, improvisatie voor de vuist weg onvoorbereid,spontaan, voor de vuist weg spreken improviseren, speechen voor den dag komen opdagen, verschijnen voor dezen - eertijds, vroeger voor echt erkennen - recognoseren voor echt verklaren - legaliseren, legitimeren, vidimeren, wettigen voor een dag aan wal gaan - pitsjaren voor een deel - deels, gedeeltelijk voor een drenkeling te gebruiken - dreg voor een gedeelte - gedeeltelijk, partieel, partim voor een groot deel - goeddeels, grotendeels voor een persoon buiten de twee bij een handeling betrokken partijen - derde voor één stem - eenstemmig, solo voor een tijd elders indelen - detacheren voor een vrouw gewoon, voor een vrouw deftig - rok voor een wissel borg blijven - avaleren voor eeuwig - inaeternum voor elkaar - gedaan, rond voor elkaar krijgen - fixen, klaarspelen, lappen, slagen voor eten uitgeven - vereten voor figurant dienen - figureren voor filmopname geschikt - fotogeniek voor geld in zijn bezit krijgen - kopen voor geld verwerven - kopen voor geldig verklaren - agnosceren, erkennen, legaliseren voor genoegen lopen wandelen, flaneren, promeneren voor genoegen rijden toeren voor gezien tekenen - vidimeren voor hem onderdoen - wijken voor het doel geschikt maken - bereiden voor het eerst - eerst, primo voor het eerst optreden debuteren, debuut voor het ene gedeelte - eensdeels voor het gemak - gemakshalve voor het gerecht roepen - dagen voor het gerecht verdedigen - pleiten voor het grootste deel - grotendeels voor het grootste gedeelte - meestendeels, merendeels voor het hoofd stoten - afstoten, atfronteren, beledigen, rebuteren voor het kadaster - kadastraal voor het merendeel - hoofdzakelijk voor het ogenblik - momenteel voor het overige - overigens voor het toneel bewerken - dramatiseren voor het vertoon - ostentatief, pralerig voor hoger beroep vatbaar - appellabel voor ieder ander - eerst voor ieder duidelijk - apert voor ieder toegankelijk openbaar, publiek voor iedereen leesbaar schrift - pasigrafie voor iemand verloren gaan - ontgaan voor iets anders - eerst voor iets te groot worden - ontgroeien voor iets uitkomen - bekennen voor ingewijden - esoterisch voor koers vatbaar - koersabel voor kort huisvesten - logeren voor korte tijd - geleden, kortgeleden, net, onlangs, pas voor mekaar - gereed, klaar voor muziek begaafd - muzikaal voor mijn part - desnoods, mijnentwege voor mijn rekening - m.c., (mio conto) voor nietig verklaren - rescinderen voor niets - gratis, kosteloos, nutteloos, omniet, vruchteloos voor niets zorgend - achteloos, nalatig, negligent, onachtzaam, slordig voor- of achterdeel van een hamel - hamelbout voor-of achtersteven van een vaartuig - plecht voor ontspanning aan wal gaan - passagieren voor onze jaartelling A.a.C., ACN , v. Chr. voor plezier gaan roeien - spelevaren voor proef aantrekken - aanpassen voor rekening van - last voor spinnen gereed maken kaarden voor vervallen verklaren - precluderen, prescriberen voor zich alleen opeisen - monopoliseren voor zich innemen bekoren, verleiden vooraan eerst vooraan plaatsen - preponeren vooraanneming - apriori vooraanstaand - befaamd, belangrijk, geacht, prominent, uitblinkend, uitstekend, vermaard vooraanstaand vertegenwoordiger - exponent vooraf a priori, eerst(e), prealabel, tevoren vooraf bedenken - beramen, overleggen, premediteren voorafbeelding - prefiguratie, prototype vooraf bepalen - predestineren vooraf bereide maaltijd de - encas vooraf berichten - prevenieren vooraf beschikken - predisponeren vooraf bezetten - preoccuperen vooraf of vroeger bestaan - preëxisteren voorafgaan - antecederen, gebeuren, precederen, voorafgaand anterieur, aterieur, inleidend, prealabel, preliminair, voorbereidend, voorlopig, vorig, vroeger voorafgaand overleg - premeditatie voorafgaande feiten - priora voorafgaande stelling van een sluitrede - premissie voorafgegane zaak - antecedent voorafspraak - inleiding, introductie, preambule, prologos, proloog, voorrede vooral bepaaldelijk, bovenal, grotendeels, hoofdzakelijk, inzonderheid, primair, speciaal, voornamelijk, voorop vooraleer eerdat vooralsnog - vooreerst, voorlopig voorarm - cubitus voorarrest - hechtenis vooravond van het paasfeest - seider voorbaan - tablier voorbarig - exempel, gauw, gehaast, haastig, lichtvaardig, model, onbedacht, onbesuisd, onbezonnen, ontijdig, onvoorbedacht overhaast, overijld, paradigma, prematuur, roekeloos, specimen, vermetel
voorbarigheid - prematuriteit voorbarkzeil - gaffelzeil voorbedacht - expres, opzettelijk, weloverwogen voorbedachtelijk - opzettelijk voorbedachtheid - opzettelijkheid voorbeeld beeld, exempel, exemplaar, leest, maatstaf, mal, model, modelwoord, monster, norm, paradigma, patroon, proef, proeve, proplasma, regel, richtsnoer, specimen, staal, standaard, toonbeeld, type, typus, voetspoor, vorm, weerga voorbeeld van lijdzaamheid Job voorbeeld waarop men zich beroepen kan precedent voorbeeldeloos onvergelijkelijk, weergaloos voorbeelden ter verklaring - enuntiatief voorbeeldig - exellent, exemplair, ideaal, keurig, klassiek, navolgenswaar(dig), prima, uitstekend voorbeeldrijtje paradigma voorbeeldwoord in de spraakkunst - modelwoord, paradigma voorbehoedend beschermend, bewarend, preservatief, preventief, profylactisch, provisioneel, provisoir voorbehoedmiddel - condoom, pil, schuim, spiraal voorbehoud beding, beperking, conditie, protest, protestatie, reservaat, reservatie, reserve, restrictie, retentie, salvo, uitzondering, voorwaarde voorbehoud bevattend - beperkend, restrictief voorbehouden - reserveren voorbereid - bedacht voorbereiden - gereedmaken, inrichten, klaarmaken, organiseren, predisponeren, preluderen, prepareren, treden voorbereidend - dispositief, gereedmakend, inleidend, organiserend, preleminair, preparerend, propaedeutisch, voorafgaand voorbereiding - aanloop, aanstalten, klaarmaken, opleiding, preparatie, toebereidsel voorbericht inleiding, preface, pretatie, proloog, voorrede, voorwoord voorbeschikking predestinatie, preordinatie, testament, uitverkiezing voorbeschikt - gepredisponeerd voorbeschiktheid dispositie, predispositie voorbeslissing - prejudice, vooroordeel voorbestaan preëxistentie voorbestemming voorbeschikking voorbewoner van Peru - Inka voorbidder - voorzanger voorbidder (Hebr.) - chasau voorbidding - voorspraak voorbinden - voordoen voorbode - aankondiger, heraut, prognosticum, voorloper voorbode van de lente - zwaluw voorboezem - molenboezem, spitsboor, vóórboor voorbode van de lente - crocus, ooievaar, sneeuwklokje, zwaluw voorborstschild - prosternum voorbij - afgedaan, afgelopen, ex, gebeurd, gedaan, geleden, gepasseerd, geweest, gewezen, heen, langs, langstleden, om, over, overlang, para (Gr.), uit, verder, verkeken, verleden, verloren, verstreken, weg voorbij drijven - overdrijven voorbij reizen - passeren voorbij streven - devanceren voorbij ijlen - voorbijsnellen voorbijgaan - duren, gedogen, geleden, lijden, overgaan, overslaan, passeren, preteriëren, repasseren, toestaan, verstrijken voorbijgaan, laten - verzuimen voorbijgaand - efemeer, kortstondig, momenteel, preventief, provisioneel, provisorisch, temporair, transitoir, tijdelijk, vergankelijk, voorlopig, vroeg, waarnemend, wereldlijk, werelds, voorbijgaand gebruik - mode, rage, zede voorbijganger - passant voorbij lopen - langs voorbijmarcheren - defileren, paraderen voorbijmarcheren als eerbetuiging - defileren voorbijpraten - verpraten, verspreken voorbijtrekken - voorbijgaan, voorbijreizen voorbijzien - uitlaten, weglaten, overslaan, verzuimen voorcultuur - voorbouw voordacht - opzettelijkheid voordat aleer, alvorens, daarvoor, eer, eerdat, eerst, tevoren, vooraf, vroeger voorde - vorde voordeel baat, bate, belang, benefice, beneficie, bonnement, buitenkans, buitenkansje, commodum, gerief, gewin, heil, mazzel, meevaller, nut, oentoeng, oorbaar, profijt, provenu, snaai, verval, vrucht, winst voordeel afwerpen - profiteren voordeel behalen winnen voordeel geven baten voordeel hebbend - bemazzeld voordeel opleverend batig, profijtelijk, rendabel, winstgevend voordeel trekken - profiteren voordeel trekken uit - profiteren voordeeltje winstje, buitenkansje, slaatje voordeel trekken - profiteren voordek - plecht voordelen - commoda voordelig avantageus, batig, bevorderlijk, doelmatig, doeltreffend, favorabel, goed, goedkoop, gunstig, lucratief, mooi, nuttig, oorbaar, produktief, profitabel, profijtelijk, renderend, weldadig, winstgevend, zuinig voordelig zijn - berekend, zuinig voordeligheid - nut, profijt, utiliteit, voordeel voordezen eertijds, vroeger voordien - eerder, tevoren, vroeger vóórdienen - voorsnijden voordissen - vóórdienen, voorzetten voordoen aanbieden, aandoen, demonstreren, etaleren, omdoen, tonen, uitstallen, voorbinden voorkomen, voorvallen voordoend - voorkomend voordoos - voorversterker voordracht - aanbeveling, act, auditie, causerie, conference, declamatie, dictie, inleiding, lezing, nominatie, reciet, recital, recitatie, rede, referaat, oratie, spreekbeurt, tal voordracht in dialoog vorm - samenspraak voordracht opstel - verhandeling voordracht van een benoeming - nominatie voordracht van een gedicht - reciet voordrachtskunstenaar declamant, declamator, vedette voordrachtskunstenares declamatrice voordragen aanbevelen, declameren, inkleden, onderstellen, oplezen, optreden, opzeggen, poneren, proponeren, reciteren, redeneren, refereren, spreken, stellen, toelichten, voorleggen, voorstellen, voordrager - declamant, executant, exposant, humorist, presentant voordrager van de gedichten - rapsode voordruk - preprint, proef vooreerst - alvast, provisioneel, provisoir, vooralsnog, voorlopig vooreinde van een schip - bit, boeg, snede, snit voorexamen - tentamen voorfront - voorzijde voorgaan - aanvoeren, leiden, precederen, primeren voorgaand eerder, prealabel, voorafgaand, vorig, vroeger voorgaande - pr(aec), (praecedens), prior voorganger - aanspreker, antecessor, directeur, dominee, evangelist gids, imam, leermeester, leider, passant, predikant, priester voorganger bij kerkelijke ceremonie - celebrant voorganger der doopsgezinden - vermaner voorganger in de Synagoge - chazan voorganger in een kerk - dominee, predikant voorganger in Mohammedaanse godsdienstoefening imam voorganger van de islam - imam voorganger van godsdienst in open veld hagepreker voorganger van de piano - clavecimbel, clavichord voorgangster in een kinderkerk - wika (werkster in kerkelijke aangelegenheden) voorgaren - lont voorgat - vooronder voorgebergte - promontorium voorgebergte aan zee kaap voorgebergte in Palestina - Karmel voorgeborchte - limbus, voorburg voorgelegd plan - voorstel voorgelegde strijdvraag - probleem voorgeleiding - arrestatie voorgemaal - strijkgemaal voorgenoemd - bovengemeld voorgenomen beraamd voorgerecht croquet, entrée, groentensoep, kreeftesla, ossestaartsoep, pasteitje, rissolle, salade, selderij, slaatje, soep, tomatensoep, vermicellisoep, voorspijs voorgeschiedenis anamnese, prehistorie, voorgeschiedenis van een ziekte - anamnese voorgeschoten som - voorschot voorgeschreven - bevolen, opgelegd, verplicht voorgeschreven afmeting - standaardmaat voorgeschreven gebruik - formaliteit, mos, mores, norm, recept, regel voorgeschreven kerkgebruik liturgie, rite, ritus voorgeschreven kleding - dienstkleding, tenue voorgeschreven leefregel dieet voorgeschreven teken - sein voorgeschreven uitdrukking formule voorgeschreven voedsel - dieet voorgeschreven vorm model voorgeslacht stam, voorouders voorgestelde wijziging van een wetsvoorstel - amendement voorgevallene - gebeurde voorgevel - façade, front, kokkerd, prontispice, pui, neus, voormuur, voorvlak, voorzijde voorgeven beweren, pretenderen, pretexteren, simuleren, veinzen, voorwenden voorgevoegd - prothetisch voorgevoel - devinatie, ingeving, intuïtie, pressentiment voorgewend - gehuicheld, gemaakt, geveinsd, loos, voorgoed - altoos, altijd, blijvend, definitief, immer, onveranderlijk, permanent, radikaal, vast voorhal - foyer, lobby, narthex, portaal, portiek, vestibule voorhal in oud christelijke kerk - narthex voorhamer smidshamer voorhanden aanwezig, beschikbaar, over, present, voorradig voorhanden geld cash, contant, kas(geld) voorhang – doek, gordijn, vitrage voorhangsel gordijn, vitrage, voorhang voorhebben bedoelen, menen, plan, voornemen voorheen – aler, destijds, eens, eerder, eertijds, indertijd, olim, ooit, voormaalsvroeger, weleer voorhistorie - prehistorie voorhistorisch dier - brontosaurus, casperosaurus cetrosaurus, dimetrodon, dinornis, dinosaurus, dinotherium, diplodocus, gigantosaurus, ichtyosaurus, mammoet, miacis, morosaurus, paleomastodon, plesiosaurus, stegodon, stegosaurus, triceratops, tyrannosaurus, titanotherium, varanosaurus voorhistorisch onderzoek archeologie, prehistorie voorhistorische grafheuvel - hunnebed voorhistorische grafzuil menhir voorhof atrium, portaal, voorplaats,voorplein, voorhof van oudromeinse woning - atrium voorhof van Spaanse woning - patio voorhoofdsband diadeem voorhoofdssieraad – ferronnière voorhouden - voorleggen voorhuid – praeputiunm voorhuis – portaal, vestibule voor ieder toegankelijk - openbaar, publiek voor iemands ogen meten - voormeten voor iets uitkomen - bekennen Voor Indië India, Hindoestan Voor-Indië, rivier in - Ganges, Godaveri, Indus, Kistna, Narbade Voor-Indië, staat in - India, Pakistan Voor-Indië, woestijn in - Thar Voor Indische stad Agra vooringenomen - gepreoccupeerd, partijdig vooringenomenheid partijdigheid, parti-pris, predilectie, voorliefde voorjaar lente voorjaarsbloem anemoon, crocus, hyacint, lentebloem, narcis, primula, sneeuwklokje, speenkruid, tulp voorjaarsdag – lentedag, meidag voorjaarslied - lentezang voorkant avers, front, gevel, pui, vooraanzicht voorkant van een schip - boeg, voorsteven voorkant van traptrede - laaf voorkennis medeweten voorkeuken kombuis voorkeur claim, gunst, keus, optie, pré, predilectie, preferentie, smaak, verkiezing, voorhand, voorliefde, voorrang voorkeur bij koop - optie voorkeur geven prefereren, verkiezen voorkeurrecht claim, keus, optie voorkeur verklaren - opteren voorkiem prothallium voorkieuwigen - prosobranchia voorkomen aanblik, aanzicht, aanzien, air, aspect, facet, gezicht, uiterlijk, verschijning voorkomen – aanblik, aanzien, afweren, air, aspect, beletten, belemmeren, gebeuren, gedaante, geschieden, lijken, toeschijnen, uiterlijk, verhinderen, verhoeden, verijdelen, vorm voorkomend attent, beleefd, galant, gedienstig, hoffelijk, hulpvaardig, lief, minzaam, opdoend, preventief, vaardig, voordoend, vriendelijk, welwillend voorkomende omstandigheid – geval, toestand voorkomendheid - egard, dienstbetoon, galanterie, gedienstigheid, minzaamheid, vriendelijkheid voorkoming preventie, prophylaxe, verhindering voorlaatst – vorig voorland lotsbestemming, toekomst, uiterwaard voorland (niet ingedijkt) gors, grensland, kwelder, schor, slik, uiterwaard voorleden verleden, vorig, vroeger voorletter beginletter, initiaal voorletters, handtekening met - paraaf voorlezer - anagnost, lector voorlezeres lectrice, lektrice voorlichten – adviseren, raadgeven voorlichter - adviseur voorlichting advies, informatie, instructie, onderricht, raad, verklaring voorlichtingsinstituut voor distributie door automaten - vida voorliefde bevlieging, gewoonte, gunst, ingenomenheid, keus, manie, penchant, predilectie, preferentie, vooringenomenheid, voorkeur, zwak voorliefde, met - gaarne, graag voorliefde voelend - vooringenomen voorliefde voor al wat Duits is - germanomanie voorliefde voor Engeland - anglomanie voorliefde voor de Engelsen - anglofilie voorliefde voor eigen volk - nationalisme voorliefde voor Engeland anglomanie voorliefde voor Frankrijk francomanie voorliefde voor het eigene chauvinisme, nationalisme voorliefde voor Rusland russomanie voorliefde voor zekere namen - naamziek voorloop - voorijling voorloop van rum - dram voorloop van wijndruiven - beermost voorlopen - vertonen, vooruitlopen voorloper - aankondiger, blokschaaf, dromus, heraut, prelude, preludium, prodromos, voorbode, voorloper van Christus Johannes (de Doper) voorloper van grammofoon - fonograaf voorloper van de hervorming - Hus, Wiclif voorloper van de huidige muzieknoot - neum voorloper van jazz - ragtime voorloper van de Hervorming Wiclif, Hus voorloper van de Jazz ragtime voorloper van de NOS - NTS voorloper van de piano cimbaal, cimbel, citer, hakkebord, klavecimbel, spinet, pantaleon voorloper van rum - dram voorlopers - avantgarde voorlopig alvast, eerst, efemeer, interim, momenteel, precair, prealabel, preventief, provisioneel, provisoir, provisoor, provisorisch, provisotisch, temporair, tijdelijk, valetudinair, voorafgaand, vooralsnog, voorbijgaand, vooreerst, voorshands, zolang voorlopig aandeel - interimaandeel, recepis voorlopig aangenomen waarheid - hypothese voorlopig betaalbewijs - renversaal voorlopig bod - inzet voorlopig model - specimen voorlopig onderzoek - tentamen voorlopig plan opmaken - punteren voorlopige aanhouding - arrest voorlopige aanstalte - predispositie voorlopige afdruk drukproef, proef, slip voorlopige beraadslaging - predeliberatie voorlopige berekening - begroting voorlopige ervaving - voorproef voorlopige formulering - concept voorlopige hechtenis - arrest, bewaring voorlopige stelling - hulpstelling, lemma voorlopige toestand - provisorium voormaag - krop, pens voormaals eertijds, olim, voorheen, vroeger voormalig ex, geweest, gewezen, oud, voorm., vorig, vroeger voormalig bewoner van West Europa Kelt voormalig dir. der K.L.M. Aler, PIesman voormalig dir. gen. der P.T.T. - Neher voormalig Drents gerechtshof etstoel voormalig drostambt Elten voormalig Ned. eiland Marken, Schokland, Urk, Wieringen voormalig Frans geldstuk dukaton, écu, livre voormalig hertogdom Brabant, Gelre, Henegouwen, Holland, Limburg, Vlaanderen voormalig Indisch rijk op Java - Bantam, Mataram voormalig Italiaans kolonie - Erythrea, Somaliland voormalig koninkrijk Bulgarije, Frankrijk, Italië, Pruisen, Roemenië, Spanje voormalig kwartier van Utrecht - Eemland voormalig militair hoofddeksel talpa voormalig rijk op Java Bantam, Mataram voormalig Russisch heerser tsaar voormalig secretaris der VN Lie voormalige Nederlandse kolonie - Indië voormalige Portugese kolonie Goa voormalige zee Zuiderzee, Lauwerszee voorman baas, kras, leider, leidsman, mandoer, mantri, onderbaas, opperman, (ploegbaas, Maleis) mandoer, meesterknecht voormeld voornoemd voormelk biest, colostrum voormiddag a.m., morgen, ochtend, v.m., voornoen voormuur bolwerk, gevel, pui, voorn - alvertje, blankvoorn, blei, bliek, rietvoorn, witvoorn voornaam aanzienlijk, adellijk, aristocratisch, belangrijk, beschaafd, chique, deftig, doopnaam, doorluchtig, edel, gedistingeerd, gewichtig, hooggeplaatst, notabel, patricisch, principaal, pronomen, roepnaam, verheven, wil voornaam persoon notabel voornaamheid - aanzienlijkheid, adel, deftigheid, distinctie, doorluchtigste, eerste, essentieel, hoogheid voornaamste aanzienlijkste, beste, kardinaal, kern, notabel, primair, principaal, princeps, quintessens, superieur voovnaamste burgers - notabelen voornaamste haven in Duitsland - Hamburg voomaamste haven in Engeland - Londen voornaamste haven in Frankrijk - Marseille voornaamste haven in Italië Genua voornaamste haven in Nederland - Rotterdam voomaamste haven in Portugal - Lissabon voornaamste partij in toneelstuk - hoofdrol, titelrol voornaamste persoon bij banket - eregast voornaamste rechtsregeling grondwet voomaamsten- notabelen, optimalen voornaamsten (de) - primaten voornaamwoord pronomen voornaamwoord - 2 ge, gij, hij, ie, ik, je, jij, me, mij, uw, we, ze, zij 3 dat, die, dit, elk, hem, hen, hun, jou, men, mijn, ons, wat, wie, wij, zijn 4 deze, geen, gene, haar, iets, jouw, mijn, waar 5 ieder, niets, welke 6 iemand, jullie 7 niemand 8 dezelfde 9 dergelijke voornaamwoordelijk - pronominaal voornaamwoordelijk bijwoord daarin, daarom, daartoe, erover, hierdoor, hiermee, hierom, hierop, waarin, waarop voorname zwier grandezza voornamelijk bovenal, grotendeels, hoofdzakelijk, inzonderheid, vnl. , vooral, voorop voornamen - aristocratie voornemen bedoeling, beslissing, besluit, idee, intentie, inval, mening, onderneming, ontwerp, oogmerk, opzet, plan, plant, toeleg, voorhebben voornier - promephros voornoemd bovengenoemd, voorn., vooronderstelling hypothese, premisse vooronderzoek - instructie, tentamen voorontwerp avant project vooroogst - voetblad vooroordeel - préjudice prejugé, preoccupatie, preventie vooropgestelde onbewezen stelling postulaat vooropgestelde voorwaarde eis,vordering voorop komen - leiden voorop komend eerst voorop lopen - leiden voorop plaatsing - prepositie voorop stellen - postuleren vooropgaand - primair vooropgesteld - premissie vooropgestelde onbewezen stelling - hypothese vooropgestelde voorwaarde - eis, postulaat, vordering vooropgezet ongegrond oordeel - vooroordeel vooropgezette mening - apriorisme vooropkomend - eerst vooropstellen - preponeren voorouderdienst - manisme, voorouderverering voorouders - vaderen, voorgeslacht, voorvaderen voorover - gebogen vooroverbuigen - bukken, knikken, neigen voorovergebogen - gebukt vooroverhangen - knikken vooroverhellende toren - Pisa vooroverknikking anteflexio vooroverstaand - hellend voorpagina cover, frontpagina, titelblad voorplaat - frontispice voorplaats - erf, loge, voorkamer voorplein - esplanade, forum voorpoort - hamei, hamel voorpoot van een haas - voorloper voorportaal hal, lobby, portiek, vestibule voorportaal van de hel - limbus, voorgeborchte voorpost - schildwacht, uitkijkpost voorprediken - voorpraten voorprevelen - voorpraten, voorzeggen voorproef - exempel, voorbeeld, voorsmaak voorraad - assortiment, depot, hoeveelheid, menigte, opslag, proviand, provisie, reserve, stock, store voorraad goederen - stock voorraad, in - voorhanden, voorradig voorraad kleding garderobe voorraad levensmiddelen - leeftocht, proviand, provisie voorraad ruimte - hopper, magazijn voorraad winkelgoederen - assortiment, inventaris voorraadkamer - goedang, magazijn, pakhuis, provisiekamer voorraadkast - provisiekast voorraadplaats magazijn voorraadruimte - hopper, vultrechter voorraadschuur bergplaats, bewaarplaats, graanschuur, graansilo, magazijn, reservoir, spijker voorraadzolder - opslagzolder voorrad - voorwiel vorradig - aanwezig, voorhanden voorrang - eerst, prae, pre, precedentie, preferentie, preseance, prioriteit, voorkeur, voorrecht, voorrang (Fr.) - preseance voorrang geven - prefereren voorrang hebben -antecederen, precederen, preferent, prefereren, voorafgaan roorrang hebbend - prevalent, prevalerend voorrang hebbende - preferaal voorrecht - begunstiging, beneficie, claim, gunst, preferentie, prerogatief, privilege, voorkeur, voorrang voorrechten en vrijheden in zekere Spaanse provincies - fueros voorrede - inleiding, praef(atio), prefatie, preferatie, prodromos, proloog, voorafspraak, voorbericht, voorwoord voorrekenen - becijferen, uiteenzetten voorroef - vooronder voorrijder - gangmaker, pikeur voorrijder bij wielerwedstrijd - gangmaker voorschaar - schilkouter, stroopschaar voorschans - ravelijn, redoute voorschenkelgewricht - boeg voorschieten - debourseren, lenen voorschoot boezelaar, eva, schootsvel, schort, schoteldoek, slobbe, sloof, stonde, tablier voorschot - aanbetaling, déboursement voorschot vragen op traktement - pit voorschotbank - kredietbank voorschotelen - aanbieden, opdissen voorschrift bepaling, bevel, canon, enuntiatief, exempel, formule, gebod, instructie, last, les, lijn, norm, order, ordinatie, ordonnantie, precept, preceptum, recept, regel, regeling, reglement, regulatief, richtlijn, richtsnoer, statuut, tucht, verordening, voorschrijving, wet voorschriften - reglement voorschrift inzake het ijkwezen - ijkwet voorschrift van de overheid - verordening voorschrift van dokter - recept voorschrift ter bereiding van geneesmiddelen - recept voorschrift voor het verkeer - verkeersregel voorschrift voor ritueel gebruik - rituaal voorschriften geven - precepiëren voorschriften stipt opvolgend - rigoureus voorschrijven - dicteren, gelasten, limiteren, opleggen, prescriberen, recepteren, reglementeren, verorderen, verordonneren voorschrijving van geneesmiddelen - medicatie voorschuiven - begunstigen, voortrekken voorschijn (te - komen) - opdoemen voorshands - alvast, eerst, nu, provisoir, provisioneel, provisorisch, thans, vooreerst, voorlopig voorslaan - proponeren, voorstellen voorslag aanbod, motie, propoost, propositie, uitnodiging, voorstel, wetsvoorstel voorslag van een klok - klik voorslagmolen - zwingelmolen voorsmaak - voorproef voorsnijden trancheren voorsnijder - prosector voorsnijmes trancheermes voorspel anteludium, entree, ingang, inleiding, intrada, intrede, intro, introductie, opening, optrede, ouverture, preambule, prelude, preluderen, preludium, proloog, prolusie, toegang, voorstuk voorspelddoekje - kwijldoek, slab voorspeldertje - voorspelddoekje voorspellen - aankondigen, augurren, profeteren, orakelen , verwachten, voorzeggen, waarschuwen, waarzeggen voorspellen m.b.v. doden - necromantie voorspellend - premonitorisch, profetisch, sibyllinisch, sibyllijns, voorspellende zeegod Proteus voorspeller augur, Nereus, orakel, profeet, vates, vogelwichelaar, waarzegger, ziener, voorspelster - waarzegster voorspelling horoscoop, predictie, profetie, prognose, prognosticum, prognosticatie, theomantie, vaticinium, waarzeggerij voorspelling uit het vuur - pyromantie voorspelling van de vermoedelijke loop van een ziekte - prognose voorspelling van het weer - weersverwachting voorspellings- en denkvermogen - geest voorspellingsgave clairvoyance, divinatie, helderziendheid, proscopie voorspelster - profetes voor spinnen gereedmaken - kaarden voorspinmolen - flijer voorspoed bezit, bloei, bof, bofje, fortuin, geluk, gelukje, heil, opgang, prosperiteit, succes, vermogen, vooruitgang, welvaart, welvarendheid, welzijn, zegen, zwijn(tje), voorspoed (Eng.) - ups voorspoed geven - zegenen voorspoed hebben - bloeien, gedijen, prospereren voorspoedig bloeiend, gelukkig, gezegend, goed, fortuinlijk, gunstig, succesrijk succesvol, tierig, welig, voordelig, vooruitgang, welvarend, zegenrijk voorspoedig groeien - gedijen voorspoedig zijn - treffen voorspoedige afloop hebben - lukken voorspraak aanbeveling, advocaat, bescherming, bemiddeling, hoede, mediatie, pleiter, propugnatie, protektie, recommandatie, steun, verdediging, voorbede voorsprong - handicap, oversteeksel, overstek voorstaan - bepleiten, bevorderen, dienen, verdedigen voorstad - buitenwijk, faubourg, propolis, suburb voorstad van Brussel Uccle, Ukkel voorstad van Hamburg Altona voorstad van Londen - Tottenham voorstadium prodroom voorstagzeil - stormfok voorstand - bescherming, verdediging voorstander - aanhanger, bepleiter, beschermer, bevorderaar, paladijn, partisaan, promotor, voorstander voorstander der democratie - democraat voorstander in de geest - idee, plan voorstander tot een post - presentant voorstander van de afschaffing van de slavernij abolitionist voorstander van de oude toestand - reactionair voorstander van de Vlaamse beweging flamingant voorstander van de vooruitgang - progressist voorstander van de Waalse beweging - waalsgezinde, wallingant voorstander van eenheid - unionist voorstander van gebiedsuitbreiding - imperialist voorstander van geweld - terrorist voorstander van het socialisme - socialist voorstander van koningshuis - monarchist voorstander van lekker eten - gastronoom, smuipaap voorstander van maatschappelijke gelijkheid - egalist voorstander van naaktlopen - nudist voorstander van niet inmenging bij conflicten - isolationist voorstander van nieuwigheden - neoloog voorstander van omverwerping van alle bestaand gezag - anarchist voorstander van ongeremde bevolkingstoename - natalist voorstander van politiek katholicisme - ultramontaan voorstanderklier prostaat voorstandster van de vrouwenbeweging - feministe voorste - eerste voorste blad van een boek - titelblad voorste deel front, kop, neus, spits, voorplan voorste deel van de voetzool - terd voorste deel van een schip boeg, huid, steven, voorsteven voorste deel van een steven - kin voorste gedeelte van de borst - voorborst voorste gedeelte van een lijn - voorloper voorste gedeelte van een schoen - neusleer voorste gedeelte van een toneel - podium, procenium voorste gedeelte van een tros - voorloper voorste mast van een driemaster - fokkemast voorste vogel in vogelvlucht - windbreker voorste zeil fok voorsteek - rijgsteek voorstel aanbod, motie, ontwerp, plan, proefpreek, project, propositie, voorslag, uitnodiging voorstel tot wijziging amendement voorstellen - aanduiden, afbeelden, inleiden, introduceren, maken, opperen, opvoeren, opwerpen, plannen, presenteren, proponeren, representeren, spelen, suggereren, uitbeelden, uitvoeren, verbeelden, vertonen, voorslaan, wanen voorstellen als onbeduidend - bagatelliseren, kleineren, verkleinen voorsteller - presentant, proponent voorstelling - afbeelding, beeld, begrip, denkbeeld, idee, nabootsing, opvoering, presentatie, show, tafereel, tekening, vertoning, vertoon voorstellingsbeeld - image, voorstelling bij een gymnastiekuitvoering - apoteose, apotheose voorstelling ten bate van - benefiet voorstelling van begrippen in tekens - ideografie voorstelling van het onderwerp bij aanvang van een heldendicht - propositie voorstelling van bomen en planten - verdure voorstelling van spiritist - séance voorstelling (vrome) in de kunst - Madonna, piëta voorstelling/wijze van versie voorstelling tijdens slaap droom, droombeeld, nachtmerrie voorstellingsvermogen - imaginatie, verbeelding voorstoot - maagdenwas, stopwas, uitstek voorstuk van een schip - steven voorsteven sneb voort - dadelijk, heen, hort, terstond, verder, vooruit, voorwaarts, weg voorbeschikking - preordinatie voortbestaan blijven, duren, leven voortbestaan - blijven, duren voortbewegen gaan, gang, kruipen, locomotie, loop, lopen, rijden, stappen, stromen, stuwen, vaart, varen, verkeren, vloeien, voortgang, vooruitgang, wandelen voortbewegen aan de armen - brachieren voortbewegen door middel van motoren - motortractie voortbewegen per auto - rijden voortbewegen per schip - varen voortbeweging gang, locomotie, traktie, voortgang voortbewegingsinstrument been, ketting, motor, rad, riem, schroef, stelt, vleugel, wiel voortbewegingswerktuig - locomotief, truck, tractor, trekker, slepboot voortborduren - uitwerken, voortgaan voortbrengen - baren, braken, creeren, fokken, genereren, grootbrengen, kweken, leggen, leveren, maken, meevoeren, opgeven, opleveren, opmalen, opvoeden, produceren, profereren, progeneren, scheppen, telen, verbouwen voortbrengend - productief voortbrenger - generator, producent, schepper, teler voortbrenging - teelt voortbrengsel - creatie, maaksel, produkt, resultaat voortbrengsel van pluimvee ei voortdrijven - aanjagen, aanzwiepen, chasseren, opzwepen, pousseren, stuwen, wegjagen voortdrijven (het) - propulsie voortduren - aanhouden, doorgaan, lopen, permaneren voortdrijven van wild - jagen voortdurend - aanhoudelijk, aanhoudend, alaan, aldoor, almaar, altoos, altoosdurend, altijd, altijddurend, bestendig, blijvend, chronisch, constant, continu, continueel, dagelijks, doorgaan, doorgaand, doorlopend, eeuwig, geregeld, gestaag, gestadig, gedurig, geregeld, gestaag, herhaaldelijk, immer, konstant, langdurig, nog, onafgebroken, oneindig, ononderbroken, onophoudelijk, onveranderlijk, onverpoosd, ostinaat, ostinata, permanent, perpetueel, persisterend, regelmatig, staag, stadig, steeds, telkens, uitdentreure, voortdurend aanvallen bestoken voortdurend bezig rusteloos voortdurend gedraaf gehol voortdurend in beweging beweeglijk, rusteloos, woelig voortdurend in beslag nemen van gedachten obsederen voortdurend lawaai geraas, herrie, leven voortdurend mopperen - kankeren voortdurend rennen geren voortdurend terugkerend - stereotiep voortdurende handeling - regelmaat voortdurende leiding bestiering, (nood)lot, onderhouding, providentie, voorzienigheid voortdurende neiging - manie voortdurende schietpartij - geschiet, spervuur voortduring - continuatie, continuering, subsistentie voortduur - voortbestaan voortduwen - aanduwen, schuiven, stuwen voorteken aanwijzing, augurium, augutium, auspicium, horoscoop, indicie, omen, prelude, preludium, prognose, prognosticum, vingerwijzing, voorbode, voorspelling voorteken bevattend - omineus voortelen - progeneren voortempel - voorhof, voorportaal voortgaan - aanschrijden, continueren, doorgaan, doorslaan, duren, heengaan, lopen, vervolgen, vorderen voortgaan met - vervolgen voortgaan met zoeken - doorzoeken voortgaand - progredient, progressief voortgang doorzetting, gang, loop, proces, progressie, uitvoering, verloop, vooruitgang, vordering, werking voortgang hebben - bewegen, doorgaan, lopen voortgang maken - vorderen voortgangen - progressen voortgebrachte klanken geluid voortgekomen - afkomstig, geboren voortgekomen uit een vorstelijk domein - regaal voortgeven - doorgeven voortgezet - geprolongeerd, uitgebreid voortgezette ontwikkeling - prolongatie voortgezette vermenging van onderling verwante dieren of personen inteelt voortgezette vertoning prolongatie voortglijden - glijden voorthelpen - kruien, pousseren voortjagen - jakkeren, opjagen voortkankeren - woekeren voortkomen - ont(spruiten), voortspruiten voortkomen uit - emaneren, ontstaan voortkruien - wegkruien voortkruipend serpigineus voortleven - naleven, voortbestaan voortlopen - doorlopen, vluchten, weglopen voortmaken - opschieten, spoeden voortocht - voorhoede voortoneel - proscenium voortplanten propageren, uitbreiden, vermeerderen, verspreiden, voortbrengen, voorttelen voortplanting - generatie, inteelt, kweking, multiplicatie, procreatie, proliferatie, propagatie, reproductie, teelt, teling, verbreiding, vermeerdering, vermenigvuldiging, verspreiding, voortbrenging, voortwoekering voortplanting binnen. kleine groep - endogamie, inteelt voortplantingscellen bij planten - stuifmeel voortplanting in kleine groepen - inteelt voortplantingscel - gameet, spoor, spore voortplantingsdrang - libido voortplantingsorgaan bij lagere planten - spore voortplantingsorgaan van varens - spore voortplantingssnelheid van elektromagnetische golven - lichtsnelheid voortrazend - expediet, snel voortred - precedentie voortreden - voorgaan voortreffelijk - aanzienlijk, beleefd, briljant, delicieus, duur, edel, eminent, excellent, fijn, goed, heerlijk, illuster, kostbaar, kostelijk, luisterrijk, meesterlijk, mieters, mooi, onovertroffen, overheerlijk, patent, perfect, prachtig, preëminent, prima, profijtelijk, puik, schitterend, subliem, superbe, superieur, uitgelezen, uitmuntend, uitnemend, uitstekend, uniek, verheven, wonderwel voortreffelijkheid - adel voortreffelijk mens edele voortreffelijk soldaat - keurling voortreffelijk voorbeeld toonbeeld voortreffelijk werk - meesterwerk voortreffelijkheid adel, eminentie, excellence, perfectie, preminentie, superioriteit voortreffer - baanbreker, padvinder, pionier voortrekken - begunstigen voortrekker baanbreker, padvinder, pionier voortrijden - doorrijden voortroeien - doorroeien voortrollen - wegrollen voortrukken - wegrukken voorts - bovendien, buitendien, daarna, enz., etc, ook, overigens, verder, vervolgens, wijders, voortschrijden - lopen, progrediren treden, voortgaan, vorderen voortschrijdend - gaand, progressief voortschrijding - progressie voortsjokken - sukkelen voortsjouwen zeulen voortslaan - wegslaan voortslapen - doorslapen voortslepen - wegslepen, zeulen voortsluipen - wegsluipen voortsnellen - wegsnellen voortspoeden - haasten, snellen, ijlen voortspringen - ontspringen, voortkomen, voortspruiten, wegspringen voortspruiten groeien, stammen, opschieten, resulteren voortkomen voortspruiten uit - stoelen voortstappen - aanbenen voortstormen - wegstormen voortstoten - propulsie, verstoten, wegstoten voortstuwen - vooruitduwen voortstuwer - motor, propeller, schroef voortstuwing - gedrang voortstuwingsapparaat - buitenboordmotor, duwboot, motor, propeller, schroef, straalmotor voortstuwingsinstrument - motor, propeller, schroef voorttelen - kweken, voortbrengen voorttorsen - wegdragen voorttrekken - marcheren, slepen voorttrekken van een schip met sloepen - boegseren voorturnen - voorwerken voortvliegen - gaan, heenvliegen, wegvliegen voortvarend energiek, doortastend, ijverig voortvarendheid - activiteit, diligentie, drift, elan, energie, entrain, naarstigheid, spoed, vaart, werkzaamheid, ijver voortvloeien - denveren, proflueren, stromen, volgen voortvloeiend uit de grondwet - organiek voortvloeiend (logisch) uit het voorgaande - consequent voortvloeisel gevolg voortvloeisel - gevolg voortvluchten - wegvluchten voortvluchtig - fugitief, poter (barg.) voortvluchtige - deserteur, vervolgde, vluchteling voortvretend - serpigineus voortwaaien - wegwaaien voortwoekering - inkankering, verspreiding voortijd - prehistorie voortijdig - ontijdig, prematuur, voorbarig voortijdige geboorte - abortus voortijdigheid - prematuriteit voortijds - eertijds, vroeger, weleer voortzetten - aanhouden, bestendigen, continueren, doorgaan, doorzetten, eterniseren, perpetueren, vereeuwigen, vervolgen voortzetting continuatie, prolongatie, prosecutie, suite, vervolg voortzetting van vertoning - prolongatie voortzwepen - aandrijven, opjagen vooruit allé, en avant, hup, komaan, toe, verder, vooraf, voort, voorwaarts vooruit afnemen - preleveren vooruit beschikken anticiperen vooruit overwegen - predelibereren vooruitbestemming - predestinatie vooruitbetaling - anticipatie, avance, prenumerando, prenumeratie vooruit dan toch - alla vooruitgaan - marcheren, precessie, vorderen vooruitgang - progres(sie), vooruitgang, vordering vooruitgeschoven stelling - bruggehoofd, frontlinie vooruitgeschoven vestingwerk - brilschans, lunet, redoute, schans vooruithelpen - protegeren, steunen vooruitkomen - avanceren, devanceren, gaan, lopen, marcheren, opschieten, prospereren, reusseren, vorderen vooruitlopen - anticiperen, voorgaan vooruitlopend - proleptisch vooruitlopend op - anticiperen vooruitmaking - praecipuum vooruitnemen - precipiëren vooruitspringend prominent, saillant, uitmuntend, uitstekend vooruitspringend deel - uitham vooruitspringend gedeelte van een vestingwerk - saillant vooruitspringend land kaap vooruitspringend steunsel - console vooruitspringende rots klip vooruitsteeksel aan een gevel saillie vooruitstekend landpunt - p(a)lei vooruitstekende kin - kluts vooruitstekende steen in een muur waarop een balk rust - korbeel, zwing vooruitstrevend - geavanceerd, links, progressief vooruitstrevend in de politiek progressief, links vooruitstrevende groep kunstenaars avant garde vooruitzicht - aspect, hoop, mogelijkheid, perspectief, previsie, prognose, toekomst, verwachting vooruitziend - profetisch, providentieel voorvader aver, avunkel, stamvader, voorzaat voorvaderen - patres voorval accident, affaire, anekdote, avontuur, casus, evenement, episode, feit, gaping, gebeuren, gebeurtenis, geval, incident, interval, lotgeval, occurrentie, omstandigheid, ondervinding, scene, story, toneel voorvallen - gebeuren, occurreren, passeren, plaatsvinden voordoen, voorkomen voorval van belang - gebeurtenis voorvechter belhamel, Champion, hofedelman, kampioen, kampvechter, paladijn, propagandist, protagonist, ruziezoeker, tenant, vechtersbaas, verdediger, ijveraar, voorvertek - antichambre, wachtkamer voor vervaardigd prefab, prefabricatie voorvlak front, gevel, prefix, pui voorvoegsel - prefix voorvoegsel - 2 ad, af, an, be, bi, de, di, en, er, ex, ge, in, on, op, re 3 ana, ant, apo, bio, con, cum, epi, apo, geo, her, mee, mis, ont, pan, per, pre, pro, sub, sym, syn, ter, tri, ver 4 anti, arch, auto, demo, homo, kata, meta, mono, para, peri, tele, voor, weer 5 aards, cosmo, proto, steno, trans voorvoegsel betreffende de lucht - aero voorvoegsel dat hoogste punt aanduidt acro voorvoegsel dat leven aanduidt - bio voorvoegsel dat miljardvoudig aangeeft - giga voorvoegsel duidende op aardrijkskunde geo voorvoegsel duidende op nieuw - neo voorvoegsel duidende op zelf auto, ego, voorvoegsel van Schotse familienaam - mac voorvoegsel voor drie - tri voorvoegsel voor één uni voorvoegsel voor drie tri voorvoegsel voor twee bi voorvoeling - intuïtie voorwaar - stellig, waarlijk, zeker voorwaarde beding, bepaling, beperking, conditie, ver(eis)te, voorbehoud voorwaarde stellen conditioneren, bedingen, eisen voorwaardelijk - conditioneel, tijdelijk voorwaardelijke wijs - conditionalis voorwaarden stellen - conditioneren, eisen voorwaarts allé, allons, hup, mars, voorts, vooruit, uitvlucht, weg voorwaarts gaan – opgaan, opschieten, vorderen voorwaartse stoot - duw voorweer - voorwal voorwenden - affecteren, beweren, fingeren, pretenderen, pretexteren, simuleren, veinzen, verdichten, verzinnen, voorgeven voorwender simulant, veinzer voorwending affectie, simulatie voorwendsel - bedrog, bewering, dekmantel, detour, draaierij, evasie, excuus, fake, fint, flint, foef, kunst, masker, mom, namaak, ontsnapping, ontwijking, pretensie, pretentie, pretext, simulatie, smoes, subterfugium, uitvlucht, zwendel voorwereldlijk - antediluviaans, ouderwets, prehistorisch, uitgestorven, voorhistorisch voorwereldlijk dier - aarddier, behemoth, brontosaurus, dinosaurier, dinosaurus, dinotherium, diplodocus, holenbeer, iguanodon, mammoet, mastodont, minotaurus (stiermens), mosasaurus, oeros, stegosaurus, zeuglodon voorwereldlijk hagedisachtig dier - brontosaurus, sauriër, voorwereldlijk paard - paleotherium voorwereldlijk reptiel - dinosaurus, sauriër voorwereldlijke dieren paleozoën voorwereldlijke hagedis - dinosaurus, brontosaurus, saurier voorwereldlijke kamhagedis - stegosaurus v oorwereldlijke neushoornhagedis - triceratops voorwereldlijke olifant mammoet, mastodont voorwereldlijke reuzenhagedis - brontosaurus, dinosaurus voorwereldlijke schaaldieren - trilobieten voorwereldlijke vishagedis - ichtyosaurus voorwereldlijke vogel met een uit wervels bestaande staart - archeopterix v oorwerk - voorbericht voorwerp artikel, ding, lichaam, object, zaak voorwerp (heilig) amulet, fetisj, relikwie, scapulier, talisman, totem voorwerp bij het enten entmes voorwerp dat familiebezit bleef - aflegger, erfstuk, familiestuk voorwerp dat geen elektr. stroom geleidt - isolator voorwerp met religieuze waarde - amulet, fetisj, relikwie, capulier, totem voorwerp dat meestal in de keuken staat - fornuis voorwerp met religieuze waarde - amulet, fetisj, relikwie, scapulier, totem voorwerp om iets op te hangen - haak voorwerp om iets te verbinden - spalk voorwerp om papier bijeen te houden niet, paperclip voorwerp om te snijden - mes voorwerp ter herinnering - aandenken voorwerp ter verlichting blaker, fakkel, lamp, lantaarn, kaars, schemerlamp, spotje, toorts voorwerp uit de keuken fornuis, gootsteen, koelkast, kookplaat, lepel, magnetron, mes, mixer, oven, pan, pot, vork voorwerp uit vroegere tijden antiquiteit, fossiel voorwerp uit oude tijden - antiquiteit voorwerp van afgodische verering - fetisj voorwerp van behandeling - agendapunt, object, onderwerp voorwerp van edelmetaal - sieraad voorwerp van een escalatie - escaleren voorwerp van kunst - beeld, plastiek, schilderij voorwerp van min of meer ronde vorm - bal, bel, bol voorwerp van spot risée voorwerp van versiering juweel, kleinood, opsmuk, sieraad, versiersel voorwerp van waarde - juweel, kleinood, parel, schat voorwerp van zes pond zesponder voorwerp voor geluk - amulet, mascotte, talisman voorwerp voor stevigte - spalk voorwerp zonder kunstwaarde - rariteit voorwerp zonder waarde monster, nietigheid, prul, onbeduidendheid, lor, vod, nietigheid voorwerpelijk - objectief voorwerpen - toewerpen, verwijten voorwerpen maken - knutselen voorwerpen op een eettafel - bestek, eetgerei, servies voorwerpen van gegoten of geslagen koper - dinanderie voorwerpglas - objektglas voorwerpsvorm van pers. vnw. me, mij, , je, jou, haar, hem, hen, jullie, ons voorwerpsvorm van voornaamwoord dien, haar, hem, hen, hun, je, jou, jullie, me, mij, ons, wien, ze voorwerptafel - objekttafel voorwetendheid - voorwetenschap voorwetenschap - voorkennis voorweten - presciëntie, voorkennis voorwetenschappelijke scheikunde - alchemie voorwiel - gulden voorwoord - anteloquium, inleiding, proloog, voorbericht, voorrede, voorwoord in boeken - inleiding voorwoord van een wetenschappelijke verhandeling - prolegomena voorworp - voorgooi voorzaal - atrium, propylaeon, vestibule voorzaal van een basilliek - atrium voorzaat - stamvader, voorvader voorzanger - cantor, gazzan voorzanger in de synagoge chazan, chazonim, chazua voorzeggen - dicteren, influisteren, opsteken, prediceren, profeteren, souffleren, voorspellen voorzeggen om na te schrijven - dicteren voorzeggen op het toneel - souffleren voorzegger - profeet, souffleur voorzegging - influistering, profetie, prognose, voorspelling voorzegging van het verloop van een ziekte - prognose voorzeggingskunst - prognostiek voorzeker - beslist, gewis, inderdaad, juist, precies, stellig, zeker voorzet - rush voorzetsel - prepositie voorzetsel - 2 bij, in, na, om, op, te 3 aan, met, per, pro, ten, ter, tot, uit, van, via 4 door, maar, naar, nabij, over, voor 5 boven, langs, naast, neven, omdat, onder, sinds, tegen, trots,vanaf 6 achter, binnen, buiten, jegens, overal, sedert, tussen, wegens, zonder 7 beneden, omtrent, 8 partikel, tegenaan 9 omstreeks, tegenover 10 prepositie voorzetsel (Duits) an, aus, auf, durch, für, mit, nach, von, vor, zu voorzetsel (Engels) after, along, at, by, for, out, through, to, upon, with voorzetsel (Frans) avec, après, avant, contre, de, devant, par, pour, voorzetsel (Grieks) ana, apo, epi, hyper, hypo, kata voorzetsel (latijn) ad, ante, contra, cum, inter, per, pro, super voorzetten - aanbieden, toedienen voorzichtig - angstvallig, bedachtzaam, behoedzaam, beraden, bescheiden, bezonnen, cautie, doordacht, ernstig, kalm, nadenkend, nauwgezet, omzichtig, prudens, prudent, prudenter, rustig, secuur, teertjes, verstolen, vreesachtig, waakzaam, welberaden, weloverwogen, wijs, zorgzaam voorzichtig behandelen - menageren voorzichtig omgaan - menageren voorzichtige behandeling - menagement voorzichtigheid - behoedzaamheid, omzichtigheid, precautie, prudentie voorzichtigheidshalve - precautioneel voorzien - aanschaffen, geven, kopen, leveren, meubelen, precaveren, regelen, toerusten, verhelpen, verschaffen, vooruitzien voorzien hebben - munten voorziening - maatregel, regeling voorzien van fourneren, geoutileerd, leveren, procureren, toedienen, verschaffen voorzien van dak - overdekt voorzien van een merkteken - coteren voorzien van een rijkskeurmerk - ijken voorzien van een vroegere dagtekening - antidateren voorzien van het nodige reden, uitrusten voorzien van opslagwerk - appliqueren voorzien van poriën - poreus voorzien van postzegel - frankeren voorzien van tanden - getand voorziend - omzichtig, vooruitziend voorziening met zuurstof - oxygenatie voorzienigheid god(heid), Opperwezen, providentie voorzitster - presidente voorzitten - leiden, presideren voorzitter praeses, preses, president voorzitter van een academische raad - rector voorzitter van het dijkbestuur van een polder of waterschap dijkgraaf voorzitter van het Lagerhuis speaker voorzitter van kanunikenkapittel - proost voorzitter van een ministerraad - premier voorzitter van een studentenkorps - praeses voorzitter van een synode - moderator voorzitter van een universiteitsfaculteit - dekaan voorzitter van een waterschap - dijkgraaf voorzitter van het dijkbestuur van een polder of waterschap - dijkgraaf voorzitter van het lagerhuis - speaker voorzitters - presidiaal voorzitterschap - presidium voorzitting - presidium voorzorg - cura, precautie, preventie, providentie voorzorgen gebruiken - precautioneel voorzwengel - trekknuppel voorzijde - aangezicht, face, facade, front, gevel, pui, voorgevel, voorkant voorzijde van een bladzijde - recto voorzijde van het been - scheen voorzijde van een muntstuk - avers voorzijde van huis front, gevel, pui voos - saploos, slap, sponsachtig, vlok, zacht voosheid - slapheid voraciteit - vraatzucht vorax - verslindend, vraatzuchtig vorderaar eiser vorderen - claimen, beweren, exigeren, gebieden, kosten, marcheren, medebrengen, (op)eisen, oproepen, opschieten, opvorderen, postuleren, profiteren, progredieren, rekwireren, requireren, slagen, toenemen, uitdagen, vereisen, vergen, voortgaan, vooruitkomen, vragen vorderen - voortgaan vordering aanspraak, eis, opeising, postulaat, pretentie, progres, progressie, rechtsvordering, requisitoir, tegoed, verbetering, voortgang, vooruitgang vordering om in bezit te worden gehandhaafd of hersteld - bezitsactie vorderingen - progressen vorderingen maken - progredieren vorderingsrecht - inschuld vore - gleuf, greppel, groef, groeve, loopgraaf, mollerit, ploegsnede, ril, rimpel, sleuf, wagenspoor vorenstaand bovengemeld voren aar, alven, alvenaar, alver, rietvoorn, rietvoren, voor, vorenijzer - blikslagersaambeeld vorenstaand - bovengenoemd, bovenstaand, bovenvermeld, voornoemd vorentje - alvenaar, alver vorg - gaffel, reek, riek vorig afgelopen, eertijds, verleden, voorafgaand, voorgaand, voorheen, voorlaatst, voorleden, voormalig, vroeger vorige 1.1. vorige koers - vk vork - drietand, gaffel, riek vork met drie tanden drietand, reek, riek vork met geweerhaakte tanden - botprik vork of gaffel - riek vork om aal te steken - aalgeer, elger vork voor aalvangst - aalpadschaar, formaat, formatie, plichtpleging, uiterlijk, voorbeeld, vorm, wijze vork voor hooiwerk - hooivork, reek vork voor mest - elger, mestvork vorket - tafelvork vorkpluvier - zwaluwpluvier vorkvormige splitsing van aderen, wegen, rivieren - bifurcatie, wegen en rivieren vorkvormige tak - wichelroede vorm - afdruk, coupe, driekant, fatsoen, figuur, formaat, formatie, formule, gedaante, gestalte, gestaltenis, grootte, lang, langwerpig, leest, lengte, mal, manier, matrijs, model, oblong, omtrek, ovaal, patroon, plat, rechthoekig, rond, schijn, snede, snit, spits, statuur, stijl, uiterlijk, voorkomen, vierkant vorm geven - boetseren vorm van belasting accijns, BTW, cijns, OB, opcenten, rechten, tol, VB, WB vorm van belediging smaad vorm van bloemkroon buisvorm, klokvorm, kroesvorm, stervorm, trechtervorm, trompetvorm vorm van borg staan delcredere vorm van daar er vorm van de voet - leest vorm van diefstal inbraak, kraak, overval, plagiaat, roof vorm van dierlijke gedaanteverwisseling cocon, larf, pop vorm van een ene ener vorm van een druipsteen pisoliet, stalactiet, stalagmiet vorm van een voet leest vorm van een vulkaan kegel vorm van een werkwoord aoristus, deelwoord, perfectum, praesens, tijd vorm van eredienst ritus, rite, liturgie . vorm van het lichaam figuur, gestalte, leest, model, postuur vorm van hij ie vorm van indirecte belastingen - accijns vorm van kledingstuk model, patroon, snit vorm van ontspanning sport, spel vorm van stollingen in de bloedvaten - trombose vorm van symbiose - helotisme vorm van verhaal - versie vorm van voorwerp - lang(werpig), model, oblong, ovaal, plat, vorm van zijn ben, geweest, is, waren, was, zij vormbaarheid - kneedbaarheid, plasticiteit vormbeschrijving - morfografie vormcampagne - steenproduktie vormdienaar - formalist vormeling - confirmandus vormeloos - amorf vormelijk - beleefd, beschaafd, complimenteus, conventioneel, correct, deftig, elegant, formaliter, formeel, hoofs, wellevend vormelijke kennisgeving - notificatie vormelijkheid - formaliteit vormen beschaven, bevestigen, creeren, etikette, etiquette, faqonneren, fatsoen, fatsoeneren, formeren, maken, modelleren, mores, onderwijzen, ontstaan, ontwerpen, ontwikkelen, opleiden, opstellen, opvoeden, samenstellen, scheppen, scholen, smeden, stoelen, vervaardigen vormen van jonge studenten - ontgroenen vormend - constructief, plastisch vormend bestanddeel - element vormendienst - formalisme, vormcultus vormen met klei - boetseren vormen naar - analogiseren vormer formateur, maker, modelleur, ontwerper, samensteller, schepper, vervaardiger vormgeven - boetseen, formeren, modelleren, vormen vormgever - modelleur, ontwerper, stylist vormgeving - compositie, specificatie, styling vorming - beschaving, educatie, formatie, formering, genese, ontstaan, ontwikkeling, opleiding, opvoeding, samenstelling, schepping, scholing, vervaardiging, wording vorming van een bloeddruppel - embolie, thrombose vorming van organen - organoplastiek vorming van stollingen in de bloedvaten - trombose vorming van tegenstellingen, uitersten - polarisatie vormingswerk met volwassenen - andragogie, andragogiek vormklei - boetseerklei vormkunst - plastiek vormkunstenaar - struyken vormleer - geometrie, meetkunde, morphologie, morfologie, syntaxis vormloos amorf, arupa, inform, onregelmatig, plomp, wanstaltig, zakkerig vormloze brok - klomp vormloze massa - brok, klodder, klompje vormnaad - gietnaad vorm of figuur - leest vorm of genre - wijze vorm of gietmodel - type vormopmaker - imposeur vormplaats - vormerij vormschool - normaalschool vormschool voor geestelijken - seminarie vormsel - confirmatie, sacrament vormsnijkunst - celatuur vormsoort - langwerpig, ovaal, rond, vierkant vors - kikker vorsbeet - duitblad vorsekruid - fonteinkruid vorsen - onderzoeken, speuren vorser - onderzoeker vorst - beheerser, bei, caesar, dakrand, elect, farao, gebieder, heer(ser), hertog, imperator, inca, inka, keizer, keurvorst, koning, landsheer, maharadja, mogol, monarch, potentaat, prins, radja, regeerder, sheik, sjeik, soeverein, staatshoofd, sultan, tsaar, viervorst, vriesweer vorst (Ind.) maharadja, radja, sultan vorst (Noord Afrika) bei, bey, sheik, sjeik vorst (Peru) Inca vorst (dak) - nok vorst der Barbarijse staten - Bei vorst der demonen - Asmodeus vorst der duivelen - Asmodee vorst der gevallen engelen - duivel, Lucifer, satan vorst der duisternis - duivel, Lucifer, Mefisto, satan vorst der hel - Belial, Beëlzebub, Satan vorst der Noormannen - Rurik vorst der Rugiërs - Odoacer vorst in de grond hal vorst van België - Boudewijn vorst van de onderwereld - Hades vorst van Haiderabad - nizam vorst van Ithaca - Odysseus vorstbalk - noklat vorstbloem - ijsaanslag, ijsbloem vorstbult - pingo vorstelijk - heerlijk, koninklijk, landsheerlijk, prachtig , royaal vorstelijk bevelschrift - edict vorstelijk domein - regaal vorstelijk eigendom - domein, kroondomein vorstelijk verblijf - dalem, kasteel, kraton, paleis, residentie, serail, slot vorstelijk versterkt paleis (Ind.) - poeri vorstelijke rechten - regalia vorstelijke titel imam, keizer negus, prins(es), sire, sultan, vorstelijke vorstelijke titel in India - nizam vorstelijke titel op Java - ratoe vorstelijke verordening edict, edikt, irade, oekaze, ukase vorstelijke voorrechten - regalia, regaliën vorstelijke vrijbrief - privilege vorstelijke waardigheid - kroon, rijksappel, scepter, troon vorstelijke woning - kasteel, paleis, residentie vorstelijke woning op Java - dalem vorstelijke zetel residentie, troon vorstendochter - prinses vorstendom hertogdom, keizerrijk, keurvorstendom, koninkrijk, prinsdom vorstendom aan de Côte d' Azur - Mónaco vorstengeslacht Bernadotte, Este, Habsburg, Hohenzollern, Oranje, Stuart, Tudor vorstenhoofdtooi diadeem, kroon, tiara vorstenhuis dynastie vorstenkind - dauphin, prins(es) vorstennaam Adolf, Bernard, Bernhard, Eduard, Filips, Gustaaf, Hendrik, Iwan, Jacobus, Karel, Lodewijk, Maria, Margaretha, Napoleon, Nicolaas, Otto, Philips, Victoria, Wilhelmina, Willem, William vorstentelg - infant(e), prins, prinses, vorstenkind vorstentitel - hoogheid, maharadja, maharani, majesteit, negus, nizam, Sire, vorstentitel in Brits Indië nizam vorstentitel in Israël - meleg vorstentitel in Voor Indië maharadja vorstentitel op Java ad(h)ipitie, goesti, radja, ratoe, soesoehoenan, sultan vorstenverblijf – hof, paleis vorstenverblijf (Indië) kraton vorstenverblijf voor de zomer - zomerpaleis vorstenzetel - koningstroon, troon vorstenzoon dauphin, prins, tsarewitsj vorstig - koud, vriezend vorstin - gebiedster, hertogin, keizerin, keurvorstin, koningin, landsvrouwe, maharani, prinses, sultane, tsarina vorstin (Ind.) - ratoe vorst in de grond - hal vorstin van de Hemel - Hera, Juno vorstin van Engeland - Elisabeth vorstin van Nederland - Beatrix vorstin in Pakistan begum vorst met honderd ogen – Argus vorst op een huis - nok vorstlood - noklood vorstplaat - vorstlood vorstpan - nokpan vorstproduct - hagel, ijs, rijp, sneeuw vort - voort, weg vortex - draaikolk, wervelwind vos blauwvos, moervos, poolkat, poolvos, reinaert, reintje, rekel, reu, vulpes, ijsvos, vlegel, wolf, zilvervos vosaap - lemur, maki vosachtig - voskleurig vosapen lemuren voskleurig - kaneelkleurig, roodbruin voskonijn - viscacha vosrekel - mannetjesvos vossebes - bosbes, kreuzen, krozen vosseëend - bergeend vossegat - vossehol vossen - blokken, hengsten, pezen vossengeluid - janken vossennaam Reinaart, Reinardus, Reintje vossenstaart - alopecurus, boekbinderszaag, duist vossenval - knel vota - geloften, stemmen, verlangens voteren - stemmen votiefbeeld - offerbeeld, wijbeeld votieftafel - geloftetafel voute - gewelf, boog votum - gelofte, stem, uitspaak vouw ezelsoor, kreuk, (k)neep, plooi, ribbel, rimpel, rugae, voeg vouwbare schraag schrank vouwbeen - briefopener, papiermes, plioir vouwblad folder, krant vouwbriefje - kattebelletje vouwen - pliëren, plooien, ployeren vouwen maken - kreukelen, plooien vouw in de huid - rimpel vouwlijn kneep, rillijn vouwmes - knipmes vouwstoel - klapstoel vouwstoel van een bisschop - faldistorium vouwstoeltje - taboeret vouwwand - schuifwand vox - stem voyant - opzichtig voyeur - gluurder, kijker vraag aftrek, afzet, animo, bede, eis, interpellatie, kooplust, koopzin, kwestie, ondervraging, smeekbede, uitnodiging, verlangen, verzoek vraagachtig - nieuwsgierig vraag en aanbod van arbeidskrachten arbeidsmarkt vraag om inlichtingen interpellatie vraagbaak orakel, raadsman, vademecum vraaggesprek - groepsinterview, interview, persgesprek vraag of verzoek - aanzoek vraagonderricht - catachismus vraag om inlichtingen - interpelatie vraagpunt - kwestie, probleem vraagspel - kwis, quis vraagsteller - interviewer, ondervrager vraagstuk dilemma, geschil, kwestie, moeilijkheid, opgave, probleem, puzzle, puzzel, raadsel, rekensom, som vraagwoord - hoe vraat - gulzigaard, hebzuchtige, slokop, zwelger vraatziekte - polyfagie vraatzucht - adefagie, boulimie, edaciteit, gulzigheid, sitomanie, voraciteit vraatzuchtig - eday, gulzig, schrokkerig, schrokkig vraatzuchtig beest gier, haai, hyena, kaaiman, krokodil, leeuw, poema, snoek, wolf vraatzuchtige vis haai, snoek vracht - ballast, draaglast, hijs, lading, last, massa, menigte, opper, transport, vervoerloon, voer, vrachtloon, vrachtprijs, zooi vrachtagent - cargadoor vrachtauto camion, truck vrachtbetaling - frankering vrachtboot - coaster vrachtbrief (schaapvaart) bagagebiljet, ce(d)el, cognossement, connossement, ladingbrief, verschepingsdocument vrachtcontract - chertepartij vrachtdeel van een schip - ruim vrachtgeld - port, porto, transport, vervoersloon vrachtgeld voor brieven - port(o) vracht innemen - inladen vrachtkosten - vrachtloon vrachtloon - bodeloon, cargo, port(o), transportkosten, vrachtprij- vracht of lading - last vrachtprijs - tarief vrachtrijder - bode, expediteur, sleper, voerman vrachtschip aak, cargo, coaster, eiker, lichter, praam, tanker vrachtschip voor binnenvaart aak, eiker vrachtschuit - kaan, pont, punt, schouw vrachtvaarder - carga, cargo vrachtvaartuig op de Middellandse Zee - polakker vrachtvoertuig - kipkar vrachtvrij - franco vrachtvrije bagage der matrozen - pacotille vrachtwagenchauffeur - trucker vrachtwagen voor bagage - lorrie, truck vrachtwagen voor bagage in het leger gebruikt - n, vragen - afvragen, bedelen, bidden, bietsen, eisen, examineren, informeren, inroepen, inviteren, noden, ondervragen, smeken, soebatten, talen, uithoren, uitnodigen, vereisen, verlangen, verzoeken, vorderen vragen om iets - postuleren vragenboek - studieboek vragen stellen in he parlement interpellatie, interpelleren vragen en antwoorden boek catechismus, studieboek vragend - erotematisch, zetetisch vragend bijwoord hoe, waar, waarom, wanneer vragend telwoord - hoeveel vragend voornaamwoord waar, waarom, wat welk(e), wie, wiens vragend woord - hoe, hoeveel, waar, wanneer vragenderwijs - interrogatief vragenlijst - invulopgave, questionnaire vragen of smeken - bidden vragenspel kwis,quiz. vragensteller - interviewer vrager - verzoeker vrang - slinger, wrang vrank - vrijpostjg vrattel wrat vrede eendracht, eensgezindheid, gewetensrust, kalmte, pacificatie, pais, pax, peis, rust, salaam, salam, sjaloom,stilte, vree vrede hebben - berusten vrede hebben met - berustend vrede herstellen - verzoenen vrede maken - pacificeren vrede zij U pax, Salaam, (aleikum), sjalom vredebreuk rupture, ruptuur, verbreking vredegeld - freda, fredim, fredus vredekunde - irenologie vredekundig - irenisch vredelievend pacifiek vredelievendheid - pacifisme vredeloos vogelvrij vrederechter - kantonrechter, politierechter verdesbespreking - ontwapeningsconferentie vredesbeweging pacifisme vredesboom - olijfboom vredesgodin Irene vredesluiting pacificatie vredespijp calumet vredestichtend bemiddelend, Irenisch, pacifistisch, verzoeningsgezind vredestichter - bemiddelaar, pacificateur, pacificator vredeslichting pacificatie vredessymbool - duif, olijftak vredesteken - duif, olijftak vreteken - duif, olijftak vrede, voorstander van - pacifist vredevorst - Messias vredewens (Arab.) Salaam, salam vredig bedaard, gerust, harmonieus, kalm, ongestoord, pacifiek, rustig, stil, tevreden, vreedzaam vredigheid - stilte vreding - haag, heining vree - pais, rust, vrede vreedzaam - arbitraal,bedaard, gerust, herderlijk, idyllisch, kalm, pacifiek, pastoraal, placide, rustig, stil, tevreden, verdraagzaam, vredig vreedzaamheid min, minne, pais, vrede, vree vreemd - abnormaal, barok, bizar, buitenissig, buitenlands, bijzonder, curieus, dol, dwaas, eigenaardig, eno (Gr.), exentriek, exotisch, geheimzinnig, gek, grillig, grotesk, mal, merkwaardig, nieuw, onbegrijpenlijk, onbekend, ongehoord, ongewend, ongewoon, onwennig, opmerkelijk, raar, rariteit, typisch, uitheems, uniek, uitzonderlijk, verbaasd, verwonderlijk, vr, vreemdsoortig, warhoofdig, wonderbaar, wonderlijk, zeldzaam, zonderling vreemd ding - rariteit vreemd en wonderlijk - wereldvreemd vreemd iets - curiositeit, rariteit vreemd liedje - tune(s) vreemd lotgeval - avontuur vreemd type - apostel, konijn, nummer, personage, potentaat,poteten, potnat, potstuk, snoeshaan, snuiter, snijboon, snijer, waterchinees, zonderling vreemd voorwerp - rariteit vreemde - nieuw, onbekende, rare, vreemdeling vreemde bewoners van de archipel - alfoeren vreemde eretitel don, grande, monseigneur, pair, senor, sir vreemde gebeurtenis - fenomeen vreemde goudmunt - eagle vreemde kwant - rare, snoeshaan, snuiter vreemde onderkoning van Egypte - Kedive vreemde snuiter - rare, snoeshaan vreemde taal - Arabisch, Bulgaars, Chinees, Deens, Duits, Engels, Fins, Frans, Grieks, Iers, IJslands, Italiaans, Japans, Maleis, Noors, Pools, Portugees, Roemeens, Russisch, Spaans, Turks, Zweeds vreemde munt 2 as, fr, kr, li, R.m, rs 3 ban, ecu, fen, lek, leu, lev, mas, mil, ore, sen, sou, won, yen 4 cent, dime, duro, euro, juan, leva, lira, lire, mark, para, peso, pond, rand, real, reis, tari, yuan 5 aurar, crown, dinar, eagle, eyrir, franc, kopek, korun, krona, kroon, Iivre, obool, pence, penny, pound, reaal, zloty 6 dollar, escudo, filler, forint, guinea, kopeke, peseta, roebel, roepia, tsjiau 7 afghani, angolar, centavo, centime,draghme, milris, penning, pfennig, piaster, pistole, roepiah 8 shilling, sterling 9 boliviano 10 zilverling vreemde titel - ae, aga, bei, da, don, dona, donna, earl, em, emier, emir, H.R.M., imam, kedive, lord, mas, mgr, mrs, pair, raden, S.E., senor, sir, SM, sultan vreemde zaak - rariteit vreemde (rare) vent - kwast, kwibus, type, zot vreemdeling barbaar, buitenlander, buitenstaander, extraneus, gast, koeterwaal, leek, onbekende, ortolaan, outsider, vreemde, woesteling, vreemdeling (Lat.) extraneus vreemdeling reizend voor ontspanning - toerist vreemdeling waar men niet mee kan leven - stoethaspel vreemdelingen (Lat) - extraneï vreemdelingengids - baedeker, Cicerone, Quide, wegwijzer vremdlingenhaat - xenofobie vreemdelingenheerschppij - heterarchie, xenocratie vreemdelingenwijk in Londen Soho vreemdheid - zonderlingheid vreemdigheid - vreemdheid vreemdslachtig - zonderling vreemdsoortig - afwijkend, anders, apart, buitensporig, eigenaardig, gek, grillig, grotesk, merkwaardig, ongewoon, raar, uitzonderlijk, wonderlijk, zonderling, vreemdsoortig beeld of schilderwerk - groteske vreemdsoortig ding - rarigheid vreemd vliegend voorwerp - ufo vrees angst, apprehensie, bangheid, benepenheid, bevangenheid, bezorgdheid, eerbied, fobie, metum, ontsteltenis, ontzag, paniek, rats, schrik, schroom, schroomvalligheid, schuwhid, spanning, verlegenheid, vervaardheid, zorg vrees aanjagen - dreigen, intimideren, versagen vrees aanjagend - angstaanjagend, schrikwekkend, verschrikkelijk vrees en eerbied inboezemende - ontzaglijk vrees gevoelen - vrezen vrees inboezemen - gevreesd vrees inboezemende - gevreesde vrees om te blozen rubrofobie vrees voor alles wat nieuw is neofobie vrees voor alles wat vreemd is - xenofobie vrees voor besmetting - syringotomie vrees voor Duitsland - teutofobie vrees voor de Chinezen - sinofobie vrees voor de dood - necrofobie vrees voor duivels - demonofobie vrees voor het leven - vitafobie vrees voor pijn - algofobie vrees voor ruimte - claustrofobie vrees voor Rusland - russofobie vrees voor vreemden - xenofobie vrees wegnemen - geruststellen vreesaanjagen - beangstigen, intimideren, verschrikken vreesaanjagend - angstig, vreselijk vreesaanjaging intimidatie, overdondering vreesachtig - angstig, bang, bangst, benauwd, bevreesd, blo(de), blohartig, laf, ril, schrikachtig, schroomvallig, schuw vreesachtig dier - haas vreesachtig mens - bangerd vreesachtigheid - bangheid, schuwheid vreeslijk - ontzettend, vreselijk vreeswekkend - boos, grimmig, nors, schrikwekkend, toornig vreeswekkend beeld - spook vreetop - gulzigaard, slokop vreetpartij - zwelpartij vreetzak - eetwolf, gulzigaard, slokop vrek duitendief, geldduivel, gierigaard, goudwolf, griffioen, hapschaar, Harpagon, harpax, hebzuchtige, inhalige, jakhals, knar, kneker, knibbelaar, knijper, knijperig, krent(tenweger), paximonieus, pegelaar, potter, schraper, schriep, smalhans vrek uit l'Avare van Moliëre - Harpagon vrekaard - vrek vrekachtig - gierig, vrekkig vrekheid - gierigheid vrekken pingelen, schrapen vrekkerig mens - gortenteller vrekkig gierig, hebberig, hebzuchtig, inhalig, knijperig, krenterig, paximonieus, schraperig, schriep, schrieperig, schrokkig vrekkig persoon - grijper vrekkigheid - gierigheid, parcimonie, sorditeit, tenaciteit vreselijk - affreus, afgrijselijk, afschuwelijk, akelig, angstig, angstwekkend, bar, beangstigend, benauwend, buitensporig, criant, criminel, danig, dreigend, erg, formidabel, geducht, griezelig, gruwelijk, hels, hevig, horribel, huiverig, ijselijk, luguber, ongehoord, onrustbarend, ontstellend, ontzettend, rampzalig, redoutabel, schrikbarend, schromelijk, stierlijk, terribel, verbazend, verschrikkelijk, vreesaanjagend, vreeswekkend, ijselijk, zeer vreselijk koud - ijzig vreselijk kwaad - woedend vreselijk mager - ijl vreselijk ongeluk - ramp vreselijk oord - hel vreselijke draak of slang (myth.) - python vreselijkheid - schrikwekkendheid, ijselijkheid vret - lupus vreten - knagen, schranzen, schrokken, verslinden, voer vreter - gulzigaard, schrok(ker), schrokop, vraat vreterij - zwelgpartij vreugd van vader te zijn - vadervreugde vreugde bevrediging, bezit, blijheid, blijdschap, eufrosyne, genieting, genoegen, genot, gaudium, jolijt, levenslust, lol, opgewektheid, plezier, pret, voldoening, vrolijkheid, wellust vreugde (Lat.) - gaudium vreugdebedrijf - feestviering, volksfeesten vreugdedag - feestdag vreugdejaar - feestjaar vreugderoep - alleluja, gejubel, gejuich, hoera, hoezee, io vreugdevol - verblijd vreugdevolle viering - feest vreugdezang - vreugdelied
vreugdig - (ver)blij(d), verheugd, vrolijk vreze - angst vrezen apprehenderen, duchten, eerbiedigen, huiveren, ontzien, redouteren, schromen, schuwen, terugdeinzen vriend ami, amice, bekende, bondgenoot, chaver, collega, compagnon, gabber, genoot, gezel, handlanger, kameraad, kamergenoot, kennis, kompel, kornuit, levensgezel, lotgenoot, maat, makker, medestander, minnaar, pal, partner, slaapje, sobat, speelmakker, spitsbroeder, vennoot, volgeling, vrijer, vrind vriend (Ind.) - sobat vriend van Achilles Patroclus vriend van Aeneas Achates vriend van Alexander de Grote - Harpalus, Harpalos vriend van Cicero Nepos vriend van David Jonathan vriend van Engeland anglofiel vriend van Frankrijk francofiel, gallofiel vriend van Grieken filhelleen vriend van Othello Jago vriend van Rusland russofiel vriend van Slaven slavofiel vriend van Telemachus mentor vriend zijn - liëren vriendelijk aangenaam, aanhalig, aardig, affabel, affectueus, aimabel, amicaal, begrijpend, behulpzaam, beleefd, beminnelijk, bereidwillig, charmant, gemoedelijk, genegen, gezellig, goedig, goedaardig, goedhartig, goedmoedig, goelijk, gulhartig, hartelijk, heus, hoffelijk, innemend, jofel, lief, manis, meewaardig, meewarig, menselijk, minnelijk, minzaam, prevenant, riant, smijdig, sympathiek, teder, tegemoetkomend, toegenegen, vertrouwd, vlot, voorkomend, vrolijk, warm, welgezind, welwillend, zachtzinnig, zacht, zoet vriendelijke blik - lonk vriendelijkheid - aardigheid, affabiliteit, amicaliteit, attentie, genegenheid, hartelijkheid, minzaamheid, innemendheid, minzaamheid, voorkomendheid, welgezindheid vriendelijk, niet fors zachtzinnig vriendenmaal - agape vriendin(netje) - meisje, geliefde, minnares vriendjespolitiek - nepotisme vriend of bekende - kennis vriendschap amitie vriendschappelijk aanvallig, affectueus, amicaal, amikaal, beminnelijk, collegiaal, gemeenzaam, gemoedelijk, goedig, hartelijk, innig, lieflijk, minnelijk, minzaam, welwillend vriendschappelijke verstandhouding - entente vriendschapsbetrekking - connectie vriendschapsbetuiging - groet vriendschapsverbreking - rupture, ruptuur vrieskast diepvries, koelkast vrieskou - vorst vrieswerking in de bodem - kryoturbatie vriezer - vroeskist vrille - tolvlucht vrind - kameraad vroed ervaren, wetende, wijs vroede vaderen gemeentebestuur, regeerders vroedgodin - Lucina vroedkunde - obstetrie, verloskunde vroedkundig - verloskundig vroedmeester - accoucheur, verloskundige vroedschap - raad vroedvrouw - verloskundige vroeg bijtijds, jeugdig, jong, matineus, pril, tijdig, vroegtijdig vroeg bloeiende sierplant - winterakoniet vroegbloem - madeliefje, primula vroeg-christelijk geschrift - didachè vroeg genoeg tijdig vroeg op - matineus vroege aardappelen graafjes vroegeling - boerenkers, tasjeskruid vroege ochtend - dageraad vroege kers - meikers vroeger aleer, alvorens, anterieur, bevorens, destijds, eens, eer, eerder, eerlang, eerst, eertijds, gewezen, indertijd, laatst, laatstleden, olim, onlangs, ouder, toen, tevoren, toenmaals, verleden, voorafgaand, voormalig, v.h., voordat, voordien, voorgaand, voorheen, voorleden, voormalig, vorig, weleer vroeger (Lat.) - olim vroeger ambtenaar - drost vroeger Amsterdams uitgaanscentrum - Nes vroeger de hoogste rechterlijke ambtenaar - schout vroeger een buitenplaats bij Rotterdam - Weena vroeger eiland - Marken, Schokland, Urk, Wieringen vroeger folterwerktuig dag, geseltouw, kaak, kruis, martelpaal, plei, palei, polei, pijnbank, rad, rekbank, schorpioen vroeger gebeurd feit antecedent vroeger heerser tsaar vroeger heerser over Peru Inca, Inka vroeger in de tijd - verleden vroeger land aan de Middellandse Zee Fenicië, Phoenicië vroeger landvoogd - ruwaard vroeger Nederlands eiland Schokland, Urk, Wieringen; Marken vroeger overheidspersoneel - ambtman, beul, boogschutter, drost, grietman, kolvenier, leenheer, leenman, schepen(en), schout, vroedschap vroeger persbureau in Ned. Indië - Aneta vroeger Russisch Amerika Alaska vroeger strijdmiddel in zeeslag - brander vroeger verkeersobstakel tol vroegere abdij bede, sticht, tiend, tolgeld vroegere belasting - bede, gabel, tiend, tolgeld vroegere beslissing - precedent vroegere bewoner van Europa - Frank, Fries, Germaan, Goot, Hun, Kelt, Noorman, Romein, Vandaal, Viking vroegere bewoner van Peru - Inka vroegere binnenzee Zuiderzee vroegere buitenplaats bij Rotterdam Weena vroegere dans - charleston, menuet, pavane vroegere datum - eerder vroegere datum geven - antedateren, antidateren vroegere dingen - priora v roegere Duitse stijl - biedermeier vroegere factorij - decima vroegere fiets - velocipede vroegere Franse munt ange, angelot, ecu, livrei, napoleon vroegere gebeurtenissen - geschiedenis, historie vroegere gezelschapszaal salon, salet vroegere Griekse munt abool, drachme, talent vroegere handelsstad in Noord Afrika Carthago vroegere heerser - Caecar, imperator, keizer, tsaar vroegere heerser in Peru - Inca, Inka vroegere heerser in Rusland - tsaar vroegere heerseres - tsarina vroegere heerseres van Algiers - dei vroegere hof van Turkije - Porte vroegere hoofdbestuurder der republiek Venetië - doge vroegere hoogste rechterlijke ambtenaar - schout vroegere Indo Europeaan Ariër, Germaan vroegere Justitieambtenaar baljuw, drost vroegere koningin van Spanje - Ena vroegere koningstitel in Peru - inca vroegere kunststromingen - barok, gothiek, manierisme, renaissance, rococo, romantiek vroegere landvoogd ruwaard vroegere middenaziatische nomaden - hunnen vroegere militair hellebaardier, kurassier, lansier, lansknecht, musketier, zwaardvechter vroegere muziekinstrumenten - lier, spinet vroegere naam voor Djakarta - Batavia vroegere naam voor Gelderland - Gelre vroegere naam voor IJsselmeer - Zuiderzee vroegere naam voor Malawi - Nyassaland vroegere naam voor Thailand - Siam vroegere Nederlandse munt - blank, cent, daalder, dubbeltje, dukaat, dukaton, duit, gulder, knaak, kwartje, oortje, penning, stuiver vroegere Nederlandse schilder - Bosch, Breughel, Brouwer, Brouwer, Eijck, Hals, Rembrandt, Rubens, Seghers, Vermeer vroegere overheidspersoon drost, baljuw, grietman, olderman, schepen, schout vroegere rechter - baljuw vroegere reiskoets - berline, diligence, postkoets vroegere Reval - Tallin vroegere Russische volksvertegenwoordiging - Doema vroegere soldaat - klovenier, kurassier vroegere staatsgevangenis - bastille vroegere straf op schepen - laarzen vroegere titel in Peru - Inca, Inka vroegere titel van de vorsten van Moldavië, Montenegro en Walachije - Hospodar vroegere Turkse regering - porte vroegere Turkse titel - kedive vroegere tijd - oertijd, prehistorie, verleden vroegere vakbond - gilde vroegere vakvereniging - gilde vroegere vesting van O.I.C.in VoorIndië Goa vroegere volksvertegenwoordiging in Rusland Doema vroegere vrijwillige loonsoldaat - soldenier vroegere zoutbelasting gabel vroeggeborene - Eos vroegmis - vroegkerk vroegpreek - besteedster, protest vroegrijp pr(a)ecox, prematuur vroegrijpe appel - oogstappel, yellow voegtijdig - bijtijds, praecox, prematuur, praecox, vroegrijpheid - precociteit, prematuriteit vrolijk – allegro, amusant, animato, blijde, blijgeestig, blij(moedig), bont, bonvivant, brutaal, dartel, druk, feestelijk, fideel, fleurig, gaiment, geanimeerd, geestig, geinig, gemakkelijk, genoeglijk, gezellig, glunder, goedgemutst, grappig, hups, jolig, kleurig, kwiek, kwinkslag, leuk, levendig, levensluchtig, lollig, los, losbandig, luchthartig, luchtig, luimig, lustig, monter, onbekommerd, onbezorgd, onderhoudend, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, plezant, prettig, riant, schalks, 1schitterend, tierig, uitbundig, uitgelaten, verblijd, verheugd, vermakelijk, verrukt, vlot, welgemoed, zonnig vrolijk (muz.) - allegretto, allegro, faceto vrolijk aangenaam van humeur - fideel, lustig, zonnig, fleurig vrolijk druk - geanimeerd vrolijk en bekoorlijk - riant vrolijk en olijk - guitig vrolijk en onbezorgd - luchthartig vrolijk en prettig - zonnig vrolijk en vriendelijk - riant vrolijk feest - balmasqué, carnaval, fuif, hospartij, instuif vrolijk feesten - fuiven vrolijk gekweel der vogels - getierelier vrolijk maken - verheugen vrolijk opgewekt - levenslustig vrolijk plagend - schalks vrolijk rumoer - gejoel vrolijk springen en huppelen - dansen vrolijk tieren - joelen vrolijk trompetgeschal fanfare vrolijke voorstelling in tent - circus vrolijkheid - blijdschap, blijheid, gein, gelach, hilariteit, joligheid, jolijt, lachlust, leut, lol, luim, plezier, pret, stemming, vermaak, vreugde vrolijkheid met weemoed humor vrolijk maken - verheugen vrolijk rumoer - gejoel vrolijk tieren - joelen vrolijk trompetgeschal - fanfare vrolijk vieren - feesten vrolijke bijeenkomst - feest vrolijke frans - bonvivant, kwant, lolbroek vrolijke gezelligheid - opgeruimd, trouwhartig vrolijke herdenking - feest vrolijke kwant - grapjas, grappenmaker, lacher,lolbroek, pretmaker, snuiter vrolijke scherts - badinage vrolijkheid - blijheid, blijdschap, eufrosyne,feeststemming, gein, gelach, hilariteit, jolijt, lachlust, leut, leute, levenslust, lol, luim, opgeruimdheid, plezier, pret, vivaciteit, vreugde vrolijkheid met weemoed - humor vrome - schijnheilige, tartuffe vrome boeteling - asceet, askeet vrome levenswijze - ascese, askese vrome overpeinzing - contemplatie vrome vrouwtjes - begijntjes vrome wensen - vota vrome (overdreven) lieden - kwezels vromigheid - vroomheid vrommes - vrouw, vrouwmens vroom asceet, bigot, christen, dapper, deugdzaam, devoot, flink, gelovig, godgezind, godsdienstig, godvruchtig, godzalig, goed, hemelsgezind, kloek, kwezelachtig, mystisch, ootmoedig, pia, pieus, religieus, stichtelijk, vroed, zachtzinnig, zalvend, vroom bedrog piafraus vroom en dapper ridder (Spaans) - Amadis vroom gezang (middeleeuwen) - beurtzang, leis vroom mens - henoch vroom persoon - abdis, abt, abbé, asceet, bisschop, broeder, dominee, frater, geestelijke, gelovige, mater, mère, monnik, non, pastoor, paus, predikant, prelaat, religieuse vroom verhaal legende vroomprater - femel vroondienst - herendienst vroomheid godsvrucht, devotie, piëteit, piëtisme vrouw Bellona, dame, deern, deerne, domina, echtgenote, eega, ega, gade, geloof, gemalin, gries, grieze, juffrouw, koningin, konkel, manwijf, maagd, meid, meisje, mevrouw, piëtisme, viswijf, wijf vrouw (Indiaans) squaw vrouw bekend uit de Ned. geschiedenis Kenau vrouw des huizes - meesteres vrouw die advies verstrekt adviseuse, informatrice, raadgeefster vrouw die bid - bidster vrouw die bonen sorteert - leester vrouw die de eerste keer zwanger is - nullipara vrouw die de toekomst voorspelt - profetes, sibille vrouw die een kind gebaard heeft - primipara vrouw die gaat twouwen - bruid vrouw die graag mooie kleren draagt. modepop vrouw die in steen veranderde - Niobe vrouw die kinderen heeft moeder vrouw die nieuwsgierig is - aagje vrouw die steelt dievegge vrouw die voor emancipatie streed - Drucker, Jacobs vrouw, dochter of zuster van Mars - Bollona vrouw in steen veranderd Niobe vrouw met blond haar blondine vrouw met donker haar - brunette vrouw met klein verstand - lut vrouw met leeuwenlichaam sfinks, sfinx vrouw met weelderige vormen - Rubensfiguur vrouw van Aartsvader Hagar, Lea, Rebekka, Rachel, Sara vrouw van Abraham Sara vrouw van Achab - Izebel vrouw van Adam Eva vrouw van Admetus Alcestis vrouw van Aegir - Nanna, Ran vrouw van Aegeon - Aemilia vrouw van Aeneas - Creűsa, Lavina vrouw van Agamemnon Clytaemnestra vrouw van Ahasveros Vasthi vrouw van Alexander de Grote - R(h)oxana vrouw van Amphlon Niobe vrouw van Ananias - Sapphira vrouw van Atreus - Aerope vrouw van Baal - Astarte vrouw van Balder Idoena, Nanna, vrouw van baron barones vrouw van Boaz Ruth vrouw van Boreas - Orithyia vrouw van Cadmus - Harmonia vrouw van Braga - Idoema, Iduna vrouw van Caesar Capurnia vrouw van Cicero - Ferentia vrouw van Claudius Agrippina, Messalina vrouw van Cronus - Rhea vrouw van de Czaar tsarina vrouw van Darius Atossa vrouw van David Michal vrouw van de aartsvader - Hagar, Lea, Sara vrouw van de baas - bazin vrouw van de sultan - sultane vrouw van een landbouwer - boerin vrouw van Erebos - Nux vrouw van Ezau - Ada vrouw van een molenaar - molenaarsvrouw vrouw van Freyr - Gerda vrouw van graaf gravin vrouw van Hades - Persephone vrouw van Hektor Andromache vrouw van Hendrik VIII - Anna, Mary vrouw van Hephaestus - Aphrodite, Charis vrouw van Hercules Deianira vrouw van Ichnaton - Nefritite vrouw van Idas - Marpessa vrouw van llus - Eurydice vrouw van indiaan - squaw vrouw van Indiaanse vorst - begum vrouw van Izaak - Rebekka vrouw van Jacob Lea, Rachel vrouw van Jason Medea vrouw van Jasus - Clymene vrouw van Joram - Athalia vrouw van Jupiter Juno vrouw van Kadmos Harmonia vrouw van keizer Augustus - Livia vrouw van keizer Otto - Adelheid vrouw van Lamech - Ada vrouw van landbouwer boerin vrouw van lichte zeden - cocotte, courtisane, hetaere, hoer, lichtekooi, straatmadelief vrouw van losse zeden - del, Hetaere (Gr.), hoer, snol, straatmeid vrouw van Mausoleus - Artemisia vrouw van Menelaus Helena vrouw van Nereus - Dorus vrouw van Njord - Skadi vrouw van Oberon Titania vrouw van Oceanus Tethys vrouw van Odin Freya, Frigga vrouw van Odysseus Penelope vrouw van Okeanos Tethys vrouw van Orestes Hermione vrouw van Orpheus Eurydice vrouw van Osiris Isis vrouw van Othello Desdemona vrouw van Patriarch - Sara vrouw van Paul Vlaanderen Ina vrouw van Peleus Thetis vrouw van Pelops Hippodamea vrouw van Pericles -Aspasia vrouw van Perseus Andromeda vrouw van Phocus - Antiope v rouw van Pirithous - Hippodamea v rouw van Pluto - Proserpina v rouw van Polymnestor - Ilione vrouw van Poseidon Amphitrite vrouw van Priamus Hecabe, Hecuba vrouw van Pyramus - Thisbe vrouw van Rembrandt Saskia vrouw van Romulus - Hersilia vrouw van Sappho - Erinna vrouw van Saturnus - Rhea vrouw van Simson Delila vrouw van Socrates Xantippe vrouw van stand dame, lady vrouw van sultan sultane vrouw van Telamon - Hesione vrouw van Tereus Aedon vrouw van Theseus - Phaedra vrouw van Thor - Sif vrouw van Tiberius Cornelia vrouw van Tithonus - Eos vrouw van Tristan Isolde vrouw van tsaar tsarina vrouw van Tyndareus Leda vrouw van Ulysses - Penelope vrouw van Uranus Gea vrouw van Uria - Bethseba vrouw van Visjnoe - Sri vrouw van Wodan - Frigg, Frigga, Frya vrouw van wie de man is overleden - weduwe vrouw van Wodan Frigg,Frigga, Frija, vrouw van Zebedeus - Salomé vrouw van Zeus Hera vrouw uit de Bijbel - Debora, Elisabeth, Eva, Judith, Hagar, Lea, Maria, Naomi, Ruth, Sara vrouwekruid - valkruid vrouwelijk beeld als schoorzuil of pilaster - caryatide vrouwelijk (gramm.) fem., feminium, vr. vrouwelijk dier 3 hen, keu, kip, koe, ooi, ree 4 apin, geit, hert, moer, poes, teef, zeug 5 bagge, berin, hinde 6 ezelin, merrie 7 reegeit 8 voedster vrouwelijk edelwild - hinde vrouwelijk figuur in oud christ. kunst - orante vrouwelijk haartooi - kapsel vrouwelijk haartooisel - diadeem vrouwelijk hert - hinde, reegeit, rekke, vrouwelijk hert in het derde jaar - Rekke vrouwelijk hoender - hen vrouwelijk hoofd bazin, cheffin, patrones vrouwelijk hoofddeksel - fez vrouwelijk kalf - kuiskalf vrouwelijk kind - dochter vrouwelijk konijn - moerkonijn vrouwelijk lid van de marine - marva vrouwelijk monster gorgoon vrouwelijk mythologisch wezen - nimf, sirene vrouwelijk persoon - dame vrouwelijk ree - rekke vrouwelijk roofdier - leeuwin, tijgerin vrouwelijk roodwild - kaalwild vrouwelijk rund - koe vrouwelijk schaap - ooi vrouwelijk sieraad - diadeem vrouwelijk tekenaar - tekenares vrouwelijk varken - zeug vrouwelijk vorstelijk persoon - vorstin vrouwelijk wild zwijn - bagge vrouwelijke adellijke titel - markiezin vrouwelijke advocaat - juriste vrouwelijke afdeling bij de marine - marva vrouwelijke afgezant - bodin vrouwelijke agent - agente vrouwelijke arts - medica vrouwelijke auteur - schrijfster vrouwelijke baas - cheffin vrouwelijke bediende (Ind.) - baboe vrouwelijke bediende - dienaresse, kamenier vrouwelijke bediende in een lunchroom - dienster vrouwelijke bediende in vliegtuigen - hostess vrouwelijke bestuurder - regentes vrouwelijke bode - bodes, bodin vrouwelijke boze geest - drude, pontianak vrouwelijke bijbelfiguur - 3 Eva, Lea, 4 Ruth, Sara, 5 Hagar, Maria, Naomi, 6 Esther, Martha, 7 Deborah, 9 Magdalena vrouwelijke bode bodes,bodin vrouwelijke boer - boerin vrouwelijke boze nachtgeest - drude vrouwelijke dominee da., domina, predikante vrouwelijke duivel, demon - duivelin, satan, sirene, verleidster vrouwelijke Egyptische godheid - Hathor, Isis . vrouwelijke employee - medewerkster vrouwelijke eretitel in Spanje - donna vrouwelijke gast logée vrouwelijke geestelijke begijn, non, priesteres, religieuze, soeur, zuster vrouwelijke gids - hostess vrouwelijke godheid - aangebedene, beminde, godes, godin, moedergod vrouwelijke godheid der Egyptenaren - Hathor, Isis vrouwelijke godheid in de oud Indische mythologie Maya vrouwelijke heilige Santin vrouwelijke hond - teef vrouwelijke hoofdrol in een revue - commère vrouwelijke hulp - helpster vrouwelijke journalist - bibeb, pollman, vreede, waard vrouwelijke kantoorbediende secretaresse, typiste vrouwelijke kenner van plant en dierkunde - biolog vrouwelijke klant - koopster vrouwelijke luchtgeest sylfe, sylfide vrouwelijke lijfeigene - slavin vrouwelijke marinier - marva vrouwelijke nachtgeest - drude vrouwelijke onvrije – slavin vrouwelijke rector rectrice, rectrix vrouwelijke redakteur - redaktrice vrouwelijke regent - regentes vrouwelijke reisgenoot reisgezellin vrouwelijke secretaris - secretaresse vrouwelijke slaaf in een harem - odalisk vrouwelijke titel baronesse, comtesse (Fr.),duchesse (Fr.), freule, gravin, hertogin, jonkvrouwlady, prinses, senora vrouwelijke titel op Java - ratoe vrouwelijke titel (Spaans) - senora vrouwelijke verspieder - spionne vrouwelijke vis - kuit, kijter, moedervis vrouwelijke vogel - hen vrouwelijke volgelingen van Dionisos - bacchanten vrouwelijke waarzegster Cassandra, profetes, Sibille, somnambule vrouwelijke watergeest meermin, najade, Nixe, Ondine, sirene, Undine vrouwelijke watergeest (Germaans) - meermin, najade, Ondine, undine vrouwelijke werkkracht - secretaresse, telefoniste, typiste vrouwelijke winkelier - winkelierster vrouwelijke ziekenhuiskracht - verpleegkundige, verpleegster, zuster vrouwenaam (geliefde) - dulcina vrouwenader - moederader vrouwenafkeer - misogynie vrouwenarts gynaecoloog vrouwenbeeld als zuil kariatide vrouwenbeul blauwbaard vrouwenbewaker in harem eunuch vrouwenbeweging - feminisme vrouwenboot umjak vrouwenboezem - vrouwenborst vrouwenboot - umiak vrouwenborst buste vrouwendokter - vrouwenarts vrouwenfiguur als schoorzuil of pilaster - caryatide, kariatide vrouwenfiguur met opgeheven armen orans, orante vrouwenfiguur met uitgestrekte armen - orante vrouwenfiguur uit werk van Ibsen - Nora vrouwengek philogyn, philogyne, philogynie vrouwengeneeskunde - gynaecologie vrouwenhaar - anjelier, reukgras, steenbreekvaren, venushaar vrouwenhaat misogynie vrouwenhalsdoek - labaar vrouwenhandwerk - borduren, breien, haken vrouwenhater - misogyn, misogaam, vrouwenhemd chemise, kamizool vrouwenhoed - kapothoed, kiep, kip, matelot, steek, toot, toque, zonnehoed vrouwenhoofddeksel - kaper, kornet vrouwenhoofddoek - falie vrouwenjager - ladykiller, lion, pikeur, rokkenjager, vrouwengek, vrouwenjakje - sjek vrouwenkapje - baarmoederkapje vrouwenkapsel - frontagne vrouwen kleed, lang pepion, peplum, samaar vrouwenklomp met leertje over de voet - trip vrouwenklooster - nonnenklooster vrouwenkop - kales vrouwenkruid - valkruid vrouwenleen - konkelleen, spilleleen vrouwenloper - vrouwenjager vrouwenmantel - alchemilla vrouwenmanteltje - falie, rotonde, sortie, topper vrouwenmin - vrouwenliefde vrouwenmuts - bonbonnière, cornet, koof, kuif, luifelhoed, hul, kaper, knipmuts, kornet, neepjesmuts, toot vrouwennaam zie meisjesnaam vrouwenoog (mooi) - gazelleoog vrouwen regering - gynocratie vrouwenrok - keurs vrouwenschender - aanrander, schoffeerder vrouwenschoeisel - terra vrouwenslaaf - vrouwengek vrouwenstem - alt, mezzo, mezzosopraan, sopraan vrouwentas - karbies vrouwentong - esp, ratelpopulier, trilgras vrouwenverblijf boudoir, damessalon, gynaeceum, harem, kemenade, serail vrouwenverblijf in een harem - gynaecum vrouwenverleider casanova, charmeur, don Juan vrouwenvertrek kemenade vrouwenvolk in Scythië - amazonen vrouwespiegel - venusspiegel vrouwenziekteleer gynaecologie vrouwtjeshond - teef vrucht die niet goed gedijen wil - kwar vrucht van cassia - senepeul vrucht van de els proem vrucht van de eik aker, eikel vrucht van de meloenboom - papaja vrucht van de naaldboom dennenappel, kegel vrucht van de staartpeper - cubabe vrucht van de steranijs - badiaanzaad vrucht van de wijnstok - druif vrucht van een meidoorn - haagappel, spinnekoorn vrucht van een wilde perzikboom - perkel vrucht van kruisbloemigen - hauw vrucht van naaldboom - kegel, denneappel vrucht van roos bottel, rozenbottel vrucht van steranijs badiaanzaad vrucht van wijnstok druif vrucht van zuurzak nangka vruchtafdrijvend abortief vruchtafdrijvend - abortief vruchtafdrijving abortus vruchtbaar fertiel, groeizaam, lonend, nutig, productief, prolefiek, tierig, vet, voedzaam, voorspoedig, vruchtdragend, welig, winstgevend vruchtbaar maken - bemesten, fecunderen, fertiliseren vruchtbaar makende stof compost, kali, kunstmest, mest, stalmest vruchtbaar oord oase, tuin vruchtbaarheid - fertiliteit, ubertit vruchtbaarheidsgodin - Astarte, Demeter, Freyr, Gaia, Ge, Isis vruchtbare grond beekklei, geest, geestgrond, humus, klei, rivierklei, teelaarde, zeeklei vruchtbare plek in de woestijn - oase vruchtbeginsel - eicel, kiem, knop, stamper, zaad vruchtblad - carpel vruchtboom - appelboom, fruitboom, notelaar, perenboom, pruimenboom vruchtdragend - nuttig, prolifiek vruchtdragend, eenmaal per jaar - apagyn vruchteloos infructueus, inutiel, nutteloos, onnodig, onnut, vergeefs, ijdel vruchten 2 ui, 3 bei, bes, ert, jam, jut, pee, vijg 4 aagt, aker, bees, beet, beuk, biet, boon, erwt, flip, hauw, huls, jeup, joop, kers, knol, kwee, muis, neut, noot, oker, olijf, ooft, peen, peer, peul, pomp, poot, raap, romp, rots, slee, slei, stek 5 agurk, appel, areca, areka, beier, bezie, braam, bleek, bijbol, cacao, cocos, copra, dadel, druif, eikel, eiker, fruit, griet, haver, huize, jaffa, kandij, karot, keker, klapa, kokos, kopra, kraal, krent, kreus, kriek, kriel, kroos, kroot, kwets, lenze, linze, lobak, mango, morel, nagel, patat, pinda, poter, proem, pruim, pruis, radij, razijn, renet, rotje, rozijn, sluim, sorbe, wakel 6 aalbes, alruin, amarel, ananas, augurk, bacove, banaan, beukei, blauwe, bosbes, bottel, bremer, calvil, cassis, coprah, cubebe, doekoe, doeren, doerra, dopper, eenbes, gember, gurkje, hemdje, hopbel, hopbol, jamboe, jujube, kaasje, kalbas, kalvijn, kaneel, kapper, karoot, kassie, kelapa, kemiri, klapper, kieier, koffie, kokkei, kokker, korent, legger, limoen, liplap, lipper, mangel, mangga, maniok. meloen, mispel, muscus, muskus, nangka, nootje, oranje, papaja, pataat, pepoen, peruel, perzik, pieper, piment, pinang, pisang, prumel, prunel, rabaut, rabauw, rondje, sausje, siepel, sjalot, tomaat, volger, wapper, wijnbes, ijsbout, ijspeer, zaaier 7 aardbei, aardbes, amandel, asperge, bennoot, bertram, blanket, bolknop, bosnoot, brummel, citroen, djamboe, djeroek, doerian, doperwt, geelbal, geelbes, glaskop, glimmer, graafje, granaat, griotte, haagbes, hauwtje, heulbol, holaars, holeers, huisman, jamboes, jenever, junibes, kalebas, kapucijn, klakker, katjang, klapbes, klister, klijster, knapper, kokkerd, kreusje, krombek, kroosje, kruiper, kurkuma, labboon, lijzebet, maankop, manggis, manihot, meikers, meiknol, mirabel, moerbei, moerbes, molboon, muskaat, ossekop, paradijs, patater, pelerwi, planter, pompoen, prinses, pronker, radijsje, ramenas, slaboon, snijbiet, snijboon, snijlook, talkbes, trepang, tripang, veenbes, waldbes, walnoot, waspeer, woudbes, wijnpeer, zeeboon, zeepbes, zoeting, zonzoet, zuurzak, 8 aalbezie, aardaker, aardmuis, aardnoot, aardpeer, abrikoos, advokaat, afrikaan, alpenbes, amarelle, anijszaad, beetraaf, beetraap, berberis, bergamot, blauwbes, blauwput, blimbing bloemkool, borstbes, bosbezie, braambes, calville, dambezie, dennekop, denappel, divi-divi, dolappel, doornbes, drieling, erwtboon, flamboos, flambouw, framboos, giftboon, groening, groentje, grofboon, handpeer, hanneman, hennebed, hennebes, hinnebes, hondsbei, hondsbes, hoorntje, hoppebel, houtnoot, hulstbes, jasappel, jenoffel, kannetje, kardamon, kardeman, kasdruif, kattekop, kernooft, kleipeer, kliester, klimboon, knapkers, knorhaan, kokeleko, kolanoot, kookerwt, kraakbes, kraanoog, krapnoot, krimerwt, kroppeer, kruiling, kruinoot, kruisbes, kweepeer, langhals, legpoter, limmetje, mandarijn, margriet, meelpeer, merkaton, mirtebes, muskadel, napoleon, okernoot, olienoot, osseboon, palmnoot, panappel, paranoot, peulerwt, pistache, pomerans, pijnappel, rapeling, reinette, rietpeer, schokker, slaapbol, sojaboon, stamboon, steekbes, stokboon, stokerwt, streping, troskers, tuinboon, veldboon, vlierbei, vlierbes, voererwt, vogelbes, vijgappel, vijgepeer, wasappel, waspruim, waterzak, wolfsbes, worgpeer, woudkers, wijnappel, wijndadel, wijndruif, wijnpruim, ijzerhard, zalfnoot, zinknoot, zurekers, 9 aagtappel, aardappel, aardbezie, aardeikel, adelbezie, akkernoot, anijsappel, appelsien, arecanoot, arnhemmer, behennoot, berebezie, besvrucht, betelnoot, boukenoot, blaaserwt, boekenoot, bokkempje, bokkenoot, boterpeer, braaknoot, bruinzoet, cacaoboon, cocosnoot, cranberry, dopvrucht, druippeer, eierpruim, erwteboon, filippine, flageolet, flesappel, giftappel, glanspeer, goudappel, goudrenet, grauwerwt, grauwstam, groenerwt, grondnoot, guldeling, haagappel, haagbezie, hakvrucht, hamburger, handappel, hangeloor, hazelnoot, herenboon, herenpeer, houtappel, hulsbezie, jodenboon, jodenkers, juttepeer, kantaloep, kantappel, kanteloep, karbonkel, kartoffel, kempenaar, kersappel, kerspruim, klapbezie, kleinboon, klokkebei, koffiebes, kokosnoot, kolokwint, komkommer, kortsteel, kraaipeer, kraakpeer, krakelbes, kriekpeer, kroonerwt, kruidnoot, kruidpeer, kruiperwt, kweeappel, lauwerbes, lombokker, lijsterbes, mangostan, mastpruim, moerbezie, netmeloen, okkernoot, oranjebes, parelpeer, peppellng, pindanoot, pippeling, pitvrucht, plantraap, pondspeer, portelbes, postelbes, raapappel, radijskool, ramboetan, ribbeling, rietstoel, risselaar, roomappel, rotmispel, ruisbezie, rijnburger, sabelboon, schelerwt, sleepruim, schijfpeer, smeltpeer, smoutpeer, sneeuwbes, spadeling, sparappel, spitskool, steennoot, stekelbes, sterappel, stoofpeer, tafelpeer, tamarinde, veenbezie, vleeskers, vogelkers, vossenbes, waternoot, wildeling, wolfsbeet, wolkammer, woudbezie, wijnmeloen, wijnperzik, ijzerappel, zandappel, zeepappel, zoetekers, zomerpeer 10 aardnootje, aardvrucht, adamsappel, anjerappel, apennootje, bamispruim, beetwortel, belladonna, bellefleur, bietekroot, bitterkers, blauwbezie, blauwputje, bloedappel, borenboon, boomvrucht, borstbezie, braadappel, braambezie, cederappel, dadelpruim, dennekegel, dievenpeer, doornappel, doosvrucht, duivenboon, eersteling, gilftwortel, goudreinet, grapefruit, graswortel, hanenbezie, hartperzik, haverbezie, heiningbes, herfstpeer, hoppekeest, hulstbezie, jaffa-appel, jeneverbes, jodenbrood, kaneelpeer, kaneelzoet, kaneelzuur, kemirinoot, kernvrucht, klapstaart, koffieboon, kokkelboon, kraakbezie, kruidappel, kruidnagel, kruisbezie, kwintappel, lammernoot, landvrucht, laurierbes, maagdepeer, maaienkers, mandragora, mirtebezie, moffelboon, muscuspeer, negenweker, olienootje, oogstappel, oranjepeper, pareldruif, peperappel, peulvrucht, philippine, pimpernoot, pinangnoot, pompelmoes, pronkappel, pruimedant, raasdonder, rabauwting, ramboezing, renetappel, saladeboon, schelperwt, schijfappel, sluitappel, springkers, steekappel, stoofappel, suikerbiet, suikerboon, suikererwt, suikerpeer, tafelappel, tafelrozijn, tuinvrucht, veldvrucht, vlierbezie, waterappel, waterpruim, winterkers, winterkool, winterpeer, wolfsbezie, zilverling, zomerappel 11 aagjesappel, aardakertje, aardamandel, akkervrucht, ananasappel, appelvrucht, aspergeboon, balsenappel, bekervrucht, beukenootje, bitterappel, blaasvrucht, lauwputter, boerenpruim, broodvrucht, citroenboom, citroenpeer, cubebepeper, damastpruim, dennenappel, diamantpeer, dirkjespeer, eigenheimer, goudpenning, graanvrucht, guldenappel, jaapjespeer, jodennootje, kaneelappel, kegelvrucht, kievitsboon, klappernoot, klompvrucht, kluisvrucht, knipboontje, kokervrucht, kokosvrucht, koningspeer, krakelbezie, lambertnoot, lammersnoot, laurierkers, lemoenappel, ligusterbes, maagdenpeer, maatjespeer, mandarijntje, mazaganboon, meiolderbei, meloenappel, muskaatnoot, muskaatpeer, natuurdruif, notemuskaat, notemuskaat, oranjeappel, parelkoffie, peperkorrel, pepervrucht, pindanootje, portelbezie, postelbezie, purgeerboon, rammelappel, reineclaude, rozijnenerwt, schijnvrucht, sinaasappel, spaansekers, spersieboon, sperzieboon, splitvrucht, steenvrucht, stekelbezie, suikerappel, suikerpruim, venkelappel, watermeloen, weesboontje, winterappel, wonderappel, zijdenhemdje, 12 amandelpruim, bergamotpeer, citroenappel, cypressenoot, granaatappel, herfstvrucht, jeneverbezie, kokelekonoot, koningsappel, koningspruim, kraakamandel, lambertsnoot, laurierbezie, liefdesappel, meeiappeltje, mirabelpruim, muskadelpeer, negerboontje, paradijsappel, pinksterpeer, rasperdopper, saffraanpeer, schoenlapper, stekelvrucht, suikermeloen, suikervrucht, sultanarozijn, wintervrucht, ijzerappeltje, zoeteveentje 13 ananasaardbei, ananasaardbes, anjelierappel, arekapalmnoot, boompjesappel, egelantierbes, groffelsnagel, johannesbrood, kauwoerdappel, kurkumawortel, lambertsenoot, mannetjesnoot, muscuscitroen, muskadeldruif, nootjesvrucht, pinksterappel, prinsesseboon, raasdondertje, ramboersappel, saffraanappel, scharlakenbes, spaliervrucht, suikerboontje, suikerpeentje, trosvogelkers, vanillestokje, waterkastanje, 14 aardpimpernoot, agragaatvrucht, berberiswortel, dragonderappel, herfstbergamot, kannetjesappel, kerslaurierbes, kriel aardappel, lammertjesnoot, perzikabrikoos, spersieboontje, sperzieboontje, suikerabrikoos, vanieljestokje, vrouwtjesappel, 15 agregaatvrucht, bergamotcitroen, brood boomvrucht, egelantierbezie, komkommervrucht, koninginneappel, magdalenaperzik, paardenkastanje, paternostererwt, peterseliedruif, sappedegroentje, springkomkommer 16 jaffasinaasappel, kerslaurierbezie, prinsesseboontje, sapperdegroentje, amarindenvrucht 17 bitteroranjeappel, goudelingspepping vruchten etende vleermuis op Java - kalong vruchten gebak - beignet vruchten of groenten onderdompelen in kokend water - blancheren vruchtenbrij moes vruchtenbrandewijn raki, ratafia vruchtendrank bessensap, sorbet, most, wijn vruchteneter - carpofaag, fructivoor vruchtengelei - aalbessenjam, bessenjam, marmelade, jam vruchtenkenner - carpoloog, pomoloog vruchtenkorf - haander vruchtenkunde carpologie, ooftkunde, pomologie vruchtenkweker - fruitkweker vruchtenleer - pomologie vruchtenmaand - fructidor vruchtenmandje - ooftmand vruchtenmoes - appelmoes, compôte, gelei, jam, marmelade, moes, perenmoes, rabarbermoes vruchtennat - most, sap vruchtenoogst pluk vruchtenpit - kern vruchten plukken - oogsten vruchtenpulp - moes vruchtenpunch - bowl vruchtensap - most, sap vruchtenstreek - Betuwe, Westland vruchtensuiker - fructose, levulose vruchtentaart - cassata vruchtenijs - plombière vruchtepit - kern vruchtezuurtje - drups vruchtgebruik - jouissance, lijftocht, usufructus vruchtgebruiker fructuarius vruchtgodin Ceres, Pomona vruchthoopje - sporenhoopje vruchthuid - schil vruchthulsel - zaadhulsel vruchtje bes, bezie, eikel, meikers, moerbes, morel vruchtje van de meidoorn - meelappeltje vruchtje van een boom - aker, eikel vrucht van een roos - bottel vrucht van een wijnstok - druif vruchtkern - pit vruchtknop - zaadknop vruchtloos - acarp vruchtmaand - augustus vruchtschede - vruchthulsel vruchtvel - schil vruchtvlees van de kokosnoot - kopra vruchtvlies - amnion , lamsvlies vruchtvocht - sap vruchtwater - lamsvocht vruchtwater van de kokosnoot - kokosmelk vrij - autonoom, bandeloos, beschikbaar, facultatief, franco, frank, gratis, leeg, liber, lichtzinnig, los, merdeka, neutraal, nogal, onafhankelijk, onbelast, onbelemmerd, onbeperkt, onbeschroomd, onbezet, onder, ongebonden, ongedwongen, ongehinderd, onomwonden, ontheven, ontslagen, onverhinderd, open, quitte, redelijk, rondborstig, ruim, tamelijk, vacant(tie), vlot, verlof, vrachtvrij, vrijmoedig, vrijmoediglijk, zelfstandig, zonder vrij aan boord - f.o.b., (free on board) vrij erfgoed - allodium vrij goed - behoorlijk, nogal, redelijk, tamelijk vrij groot - belangrijk vrij hevig geluid - knal vrij huwelijk - concubinaat vrij in tijdmaat (muz.) - rubato vrij lang - geruim vrij lange tijd - dewijl, poos, somtijds, wijl, wijle vrij langs boord - I.a.s. (free along side ship) vrij laten - relacheren, slaken vrij lopen - loslopen vrij om zich te bewegen - los vrij van arbeid - vacantie vrij van belasting - immuun vrij van fouten - echt, feilloos, foutloos, onberispelijk, rein, zuiver vrij van micro-organismen - steriel vrij van portokosten - franco vrij van smet - vlekkeloos, vlekvrij vrij van twijfel - beslist, catagorisch vrij van werken - ledig, verlof vrij van ziektekiemen - steriel vrijaf - conge, lavei, reces, rust, vakantie, verlet, verlof vrijage - minnarij, minnehandel, verkering vrijbiljet - geleibrief, verlofpas vrijblijvend - onverplicht vrijborstig - rondborstig vrijbrief - machtiging, pas, verlofbrief vrijbuiter - avonturier, boekanier, bohemien, flibustier, kaper, piraat, vagant, vagebond, zeerover, zigeuner, zwerver vrijbuiterij - kaapvaart vrijburg - asiel, toevluchtsoord vrijdagskring - moekim vrijdenkend - liberaal, vrijzinnig, vrijdenker - atheïst, libertijn vrijdom - franchise, ontheffing , privilege, voorrecht, vrijgeest, vrijstelling vrije associatie van staten - gemenebest vrije behandeling van het tempo (muz.) - rubato vrije dag - snipperdag vrije heerlijkheid - baronie vrije keus - optie, voorkeursrecht vrije mededeling of mededinging voorstaand - liberaal vrije tijd - otium, vakantie vrije verdediger - libero vrije verkiezing - eigendunk, eigenzinnigheid, grilligheid, willekeur, willekeurigheid vrijelijk - ongehinderd, vrijmoedig, zelfstandig vrijen - flemen, knuffelen, kozen, minnekozen, minnen, scharrelen, sjansen, vleien vrij en ledig - onbezet vrij en toegankelijk - open vrij en vlot - frank vrijer - aanzoeker, amant, galant, lover, minnaar, petent, pretendent, scharrel, sinterklaaspop, spinnenweb vrijerij - verkering, minnehandel, vrijage vrije tijd - verlof vrijetijdsberoving - gijzeling, ontvoering vrijetijdsbesteding - lezen, sporten, spelen vrije verdediger - libero vrije verkiezing - willekeur vrijgeest - libertijn, vrijdenker vrijgelaten slaaf - mardijker vrijgeleide - escorte, juist, konvooi, lijfgarde, pas, paspoort, sauf-conduit, toeristenkaart, visum, vrijbrief vrijgeven - toestaan, verlof, vrijlaten vrijgevig - fideel, goedgeefs, gul, liberaal, liefdadig, mild, milddadig, munificent, onbekrompen, royaal, scheutig, spendabel, weldadig vrijgevigheid - gulhartigheid, gulheid, kwistigheid, liberaliteit, milddadigheid, royaliteit vrijgevochten - bandeloos, onconventioneel, tuchteloos vrijgezel - celibatair, echteloos, ongehuwd, ongetrouwd vrijheer - baron vrijheerlijkheid - baronie vrijheid - handvest, libertas, liberteit, liberty, onafhankelijkheid, onbelemmerdheid, ongedwongenheid, privilege, voorrecht, vrijmoedigheid vrijheid (Ind.) - merdeka vrijheid van handelen - latitude vrijheidsbrief - privilege vrijheidsgeest - liberalisme vrijheidsgezind - liberaal vrijheidsstraf - celstraf, detentie, celstraf, gevangenisstraf, hechtenis, huisarrest, opsluiting vrijheidsstrijder - fellaga, partizaan vrijhof - meierij vrijhouden - klaarhouden, openhouden, vrijhouden van iets - besparen vrijkaart - vrijbiljet vrijkoopbrief - aflaat, kwijtschelding vrijkoopgeld - losgeld, losprijs, ran(t)soen vrijkoopsom - losprijs vrijkopen - afkopen vrijkoping - verlossing vrijlast - portage vrijlaten - loslaten, ontslaan vrijlating - bevrijding, emancipatie, liberalisatie liberatie. verlossing vrijlating van een slaaf - manumissie vrijmad - etgroen, nagras vrijmaken - bevrijden, emanciperen, openen, verlossen vrijmaking - bevrijding, emancipatie, verlossing vrijmetselaar - latomus, maçon vrijmetselaarsteken - passer, winkelhaak vrijmetselarij - latonie, loge, maconnerie, magonnerie vrijmoedig - brutaal, dapper, fier, franchement, frank, gulhartig, koen, los, onbedeesd, onbeschroomd, onbevangen, onbevreesd, onbewimpeld, ongedwongen, onvervaard, ronduit, stout, stoutmoedig, trankiel, trots, vlot, vrank, vrij, vrijelijk, vrijpostig, vrijmoedigheid - franchise, onbeschroomdheid, rondborstigheid vrijmoediglijk - arrogant, brutaal, driest, vrij, waanwijs vrij, niet leenvoerig land - vroonland vrijplaats - asiel, asyl, buut, honk, schuilplaats, wijkplaats vrijpleiten - disculperen, rechtvaardigen vrijpostig - arrogant, assurant, astrant, astrantig, brutaal, driest, familiaar, frank, insolent, onbescheiden, onbeschroomd, stout, vrijmoedig, vrijmoediglijk vrijpostigheid - brutaliteit, stoutheid, vrijmoedigheid vrijschaar - vrijkorps vrijschepen - veengerichtslid vrijspraak - vrijspreken vrijspreken - absolveren, releveren, verontschuldigen, voleinden vrijspreking - exculpatie vrijstaand - apart, los vrijstaand dak op palen - afdak, overkapping vrijstaande - los vrijstaande zuil - obelisk vrijstad (bijbel) - Bezer, Golan, Hades, Hebron, Ramoth.. Sichem vrijstad, Nederlandse - Culenborg, Vianen vijstellen - bevrijden, dispenseren, exemtie, eximeren, ontheffen, ontslaan, ontslag, vrijstelling - dispensatie, franchise, liberalisatie, ontheffing, vrijdom vrijstelling van assurantievergoeding - franchise vrijstelling van betaling - dispensatie vrijstelling van straf - amnestie vrijstelling van vracht - franchise vrijster - deerne, meisje, sinterklaaspop, weeuwplant vrijthof - kerkhof, wandelplein vrijuit - onbelemmerd, onbeschroomd, openhartig, rondborstig, schroomloos vrijvechten - bevrijden vrijverklaring - emancipatie vrijvrouw - barones vrijwaarder - waarborger vrijwaren - behoeden, besparen, waarborgen vrijwaren tegen overlast - dekken vrijwaring - garantie, protestatie, waarborg vrijwel - amper, bekant, bijkans, bijna, draaglijk, feitelijk, haast, nagenoeg, omstreeks, practisch, schier, zowat vrijwel in figuurlijke toepassing - tomeloos vrijwel nooit - zelden vrijwiel - freewheel vrijwieler - vrijwielfiets vrijwillig - belangeloos, ongedwongen, onverplicht, spontaan, vanzelf vrijwillig sociaal verkeer - convivium vrijwillig ter beschikking stellen - aanbieden vrijwillige afstand - abdicatie vrijwillige afstand van een waardigheid - abdicatie vrijwillige daad - offer vrijwillige gave - offer vrijwillige onthouding - abstinentie vrijwillige ouderdomsverzekering - vov vrijwillige stomheid - mutisme vrijwillige verbintenis - belofte, gelofte vrijwilliger - volontair, voluntair vrijzinnig - heterodox, liberaal, libertijns, links, modern, ondogmatisch, vooruitstrevend vrijzinnig- protestantse richting - Doopsgezind, Luthers, N.P.B., Remonstrant vrijzinnig ruim denkend - liberaal vrijzinnige op kerkelijk gebied - liberaal vrijzinnigheid - liberaliteit rijzinnigprotestantse richting - doopsgezind, luthers, remonstrants vue - blik, uitzicht vuig - bezoedeld, gemeen, goor, laag, laaghartig, lelijk, min, minderwaardig, onaangenaamonrein, onzedelijk, onzindelijk, onzuiver, slecht, smerig, vals, vies, vuil vuil abject, bedorven, beduimeld, derrie, drek, gemeen, goor, gortig, groezelig, infaam, laag, modder(ig), morsig, mottig, obsceen, ongewassen, onrein, onzedelijk, onzindelijk, onzuiver, prut, schunnig, slijk, smeerboel, smerig, smoezelig, smotzig, smullig, smurrie, sordes, troebel, uitschotvals, vals, verachtelijk, vies, vuig, vunzig vuil gemeen persoon - lel vuil lomp onhandig vrouwtje - modde vuil maken - bekladden, beschermen, besmeuren, bevlekken, bezoedelen vuil mens - morsbeer vuil van beesten - drek vuilaard - vuilik vuilaardig - gemeen vuilaardigheid - gemeenheid, vuilheid vuilak - morsebel, smiecht, viezerik uilbeest - vuilbek, vuilik vuilbekken - goor vuilboom - sprakel vuilbroed - broedpest, broedrot vuilbruin - vaal vuile boel gribus, morsboel, smeerboel, varkensstal, veeg, viezigheid, zwijnderij, zwijnenstal, zwijnepan vuile achterbuurt gribus vuile plek klad, smet, spat, vlek vuile vegen maken - smeren vuile vlekken maken - smeren vuile vrouw - modde, mors, morsebel vuil en gemeen - laag vuil en laag - gemeen vuil en vies - onfris vuil goed - wasgoed vuilheid - goorheid, sorditeit vuiligheid - derrie, drek, gemeenheid, zwijnerij, vuilik - gemenerik, taddik, onterik, smeerlap, smeerpoets, viespeuk, viezerik vuil maken - besmeuren, bezoedelen, smetten vuilneus - snotneus vuilnis afval,drek, huisafval, huisvuil, morsigheid, uitwerpsel, vuiligheid, vullis vuilnisbak - asemmer, vuilnisemmer vuilnisbelt - asbelt, asvaalt, belt, stortplaats, vaalt, vuilnishoop vuilnisboer - vuilnisman vuilnisemmer - asemmer, asvat vuilnisgoot in de koestal - groep vuilnishoop asbelt, belt, vaalt, vuilnisbelt vuilnisman - asman, karreman, mestraper vuilnisophaaldienst - gemeentereiniging, stadsreiniging vuilnisophaler - asman vuilnisvat - aston vuilniswagen - askar vuilpersleiding - smeerpijp vuilpoes - kledder vuilschrijverij - pornografie vuilspuiter - lasteraar, roddelaar vuilte - vuilheid, vuilnis vuiltje - ongerechtigheid vuiltong - lasteraar vuilwateremmer toiletemmer vuilwit - izabelkleurig vuist - hamer, knuist, moker, slag, smidshamer, stomp, vuisthamer vuist en worstelkamp bij de oude Grieken - pancratium vuistgevecht - bokspartij, pugilaat, pugilisme vuisthamer moker vuisthandschoen - bokshandschoen, mitaine, want vuistkamp - pugilaat vuist of moker - hamer vuistrecht - wraakrecht vuistslag - beuk, bonk, bons, dof, douw, dreun, drum, duw, klink, linkse, opdoffer, opdonder, opstoot, opstopper, peut, rechtse, stamp, stomp, stoot, tuk, vuiststoot - dreun, stomp vuistvechter atleet, bokser, pugilist vuistwapen - boksbeugel vulaarde - vollersaarde vulbier - scharrebier vulboom - wakelhout vuldoek - spoellinnen vulfineer - binnenfineer vulgaat, vulgata - bijbelvertaling (Lat.) vulgair alledaags, banaal, gemeen, grof, ordinair, plat, smerig, triviaal, vies vulgair en laf - laag vulgair maken - vulgaliseren vulgaren - ondergaren vulgariseren - populariseren vulgariteit - alledaagsheid, platheid vulgariter - gemeenlijk vulgas - helium vulgat spon vulgus - gemeen, grauw, plebs, rapalje, uitvaagsel, volk vulhaard - insluithaard vulkaan - Etna, Hekla, Merapi, Sibajak, Stromboli, Visuius, krater vulkaan (Ind.) api vulkaan in Afrika Lanzarote,Namlagira, Ruwenzori, vulkaan in Alaska Katmai, Wrangell vulkaan in Antartica - Erebus vulkaan in Argentinië Maipo vulkaan in de Andes - Cotopaxi vulkaan in Antarctica Erebus vulkaan in Azië Api, Apo, Aso, Merapi, Salak, Sibajak, Slamat vulkaan in Chili Guallatiri, Lascar, Tupungatito vulkaan in Columbia Purace vulkaan in Costa Rica Irazu vulkaan in ded Poolstreken - Erebus vulkaan in de Eifel - Maaren vulkaan in de Verenigde Staten - Katmai, Kilauea, Wrangell vulkaan in El Salvador Izalco vulkaan in Equador Cotacachi, Cotopaxi, Sangay vulkaan in Europa Etna, Hekla, Stromboli, Vesuvius vulkaan in Guatemala Tajamulco vulkaan in Indonesië Api, Dempo, Krakatau, Merapi, Salak, Slamat vulkaan in Italië Etna. Stromboli, Vesuvius vulkaan in Japan Aso, Fujihama vulkaan in Mexico Colima, Popocatepetl vulkaan in Peru Misti vulkaan in Tanzania Kilimanjaro vulkaan in Verenigde Staten - Katmai, Kilauea, Wrangell vulkaan op Costa Rica Irazu vulkaan op Filippijnen Apo vulkaan op IJsland Askja, Hekla vulkaan op Java - Merapi, Salak, Slamat, Smeroe vulkaan op Kreta - Ida vulkaan op Martinique Mont Pelée vulkaan op Mindanao Apo vulkaan op Sicilië - Etna vulkaan op Sumatra Dempo, Sibajak vulkaan op IJsland - Askja, Hekla vulkaankom - caldeira vulkaankunde - vulcanologie vulkaanmond - krater vulkaanopening bacca, fumarole, krater vulkaansteentjes - lapilli vulkaantrechter - hopper, krater vulkaanuitbarsting - eruptie vulkaniet - basalt, trachiet, tuf vulkanisch - trachiet vulkanisch agaat - obsidiaan vulkanisch bergland - Armenië vulkanisch gas - magma, obsidiaan, perliet vulkanisch gesteente basalt, bazalt, doleriet, lava, magma, puimsteen, puzzolaan, tuf, tufsteen vulkanisch glas - glasagaat, magma, marekaniet, obsidiaan, perliet, piksteen vulkanisch produkt lava vulkanische modderstroom - lahar vulkanische stof - lava, magma, puimsteen, tuf vulkanische uitbarsting eruptie vullen - dempen, dichtmaken, Iaden, plomberen, spekken, voldoen, volmaken, volstoppen vullen met benzine - tanken vullen van gevogelte, vis enz. - farceren vullen van kiezen - plomberen vulling - farce, lading, plombe vulling van iets - inhoud vulling van matras - kapok vulling voor gebak - spijs vullis - afval, schorem, vuilnis vulmateriaal - dons, kapok, stro, veren vulmiddel - kit vulnereren - kwetsen, verwonden vulnippel - ventiel vulsel - farce, kapok, paardenhaar, veren vulsel voor meubels en kleren - dons, paardenhaar vulsel voor pasteitjes - farce vulslurf - appendix vuisteen - stopsteen vulstof - crin vultrechter - hopper, vaartuig vulva - schaamspleet vuns bedompt, duf, goor, muf, schunnig, slordig, smerig, verdorven, vies, vochtig, vuil, vunzig vunzen - glimmen, smeulen vunzig - duf, muf, schunnig, smerig, vies, vuil vuns vunzige vrouw - del, slet vuren schieten vurig ardente, bestaand, bewonderend, bezield, blakend, brandend, devoot, dicht, diep, driftig, energiek, enthousiast, fel, fervent, flink, fonkelend, geestdriftig, gepassioneerd, gloeiend, hartstochtelijk, heethoofdig, heftig, hevig, krachtig, sig, hit, innig, intens, intiem, kittig, kras, kwiek, nauw, nijdig, onstuimig, rap, sanguinisch, spirituoso (muz.), sterk, vast, vertrouwelijk, v vurig vurig bevorderaar - ijveraar vurig bewonderaar - fan, ijveraar, zelooterwoed, vinnig, warm, ijverig, ziedend vurig (muz.) ardente, brioso, spirituoso vurig paard - genet, ros vurig vaderlander - nationalist vurig verlangen begeerte, begeren, hartstocht, passie, reikhalzen, smachten, snakken, zucht vurig verlangen begeren, smachten, snakken vurig verlangend - begerig, hartstochtelijk, passievol, reikhalzend, smachtend vurig voorvechter kampioen, voorvechter, ijveraar vurige bevorderaar - begunstiger, geestdrijver, ijveraar, zeloot vurige dweepzucht - geestdrijverij vurige huidplek smarting vurige Italiaanse wijnsoort - falerner vurige liefde - minnebrand vurige voorstander van de Franse omwenteling - Jacobijn vurigheid - temperament vuriglijk - hartstochtelijk vuur - aandrift, animo, bezieldheid, brand, drift, elan, energie, enthousiasme, fik, geestdrift, gloed, hartstocht, leven, opwelling, pep, vlam, vlammengloed, vonk, warmte, ijver vuur (Ind.) api vuur, aanmaken - aanwakkeren, ontsteken vuur aanwakkeren - stoken vuur beantwoorden - terugschieten vuur blussen - uitmaken vuur doven - blussen, smoren, uitmaken vuur geven - branden, vuren vuur in de oven - ovenbrand vuur maken - stoken vuur matigen - aflaten vuur, ontstaan van - pyrogenese vuur oprakelen - poken, porren vuur opstoken - opboeten, poken, rakelen vuur uitdoven - smoren vuur uitmaken doven vuuraanbidder in Perzië - Pars vuuraanmaker - vuurmaker vuurbaken - fanaal, lichttoren, rooksein, seinlicht, vuursein, vuurtoren vuurbakje stoof, test vuurbal - bolide vuurberg - api (Ind.), Etna, vulkaan vuurbestendig - onbrandbaar vuurbestendig materiaal asbest vuurbestrijdingskorps - brandweer vuurblik - kustsein, kustvuur vuurbol - bolide, luchtsteen, meteoorsteen, meteoriet vuurbron - haard, vuurhaard vuurbuis - vlampijp vuurbuks - geweer vuurdekker - haardstolp, vuurstolp vuurdienst - vuuraanbidding vuurdood - brandstapel vuurdoorn - pyracantha vuurduvel - loodgietersfornuis vuurengel - seraf vuureter - goochelaar, kunstenmaker vuurflitsje - vonk vuurgeschut - artillerie, kanon vuurgevecht - schietpartij vuurgeven - vuren vuurglans gloed vuurgloed brand, vlammen, warmte vuurgod - loke, loki vuurhaak - loet, ovenkrabber vuurhaard - brand, calorifère, fornuis, fornuisoven, kolenhaard, oliehaard, oliekachel, oven, potkachel, stookoven, stookplaats, vuister, vulkachel, vuurbron, vuuroven, windoven vuurhaard om te bakken - oven vuurhoutje - lucifer vuurijzer - hangel, haardijzer vuurkanaal - vuurgang vuurkei - vuursteen vuurkever - glimworm vuurkogel - brandkogel vuurkolk - askolk, haardkolk, hel, vagevuur vuurkolom - vuurzuil vuurkoord lont vuurkruid - raket vuurlak - moffellak Vuurland, bevolkingsgroep in - Haush, Ona’s, Tehuelchen, Yamana Vuurland, hoofdstad van - Ushuaia vuurlantaarn - baak, scheepslantaarn vuurlinie - vuurlijn vuurlont - koord, stoker vuurlijn - schootslijn, schootsveld vuurmaker - aansteker, lucifer, stoker vuurmeter - pyometer vuurmolen - vuurrad, stoommolen vuurmond bazooka, geschut, houwitser, kanon, mitrailleur, mortier, stengun vuur om te roosteren - barbecue vuuronderhouder - ovenist, stoker vuuroverwicht - vuurkracht vuurpad - bombina vuurpan - beddepan vuurpeloton - executiepeloton vuurpijl fusée, raket, lichtkogel vuurpot doofpot, komfoor, test, zwermpot vuurpijl - fusee, kniphofia, raket vuurroer geweer, musket, snaphaan vuurroer In de 17e en 18e eeuw - musket vuurroker - adonisbloem vuurrood - hoogrood vuurroosje - adonisbloem vuursalamander - landsalamander vuurscherm - haardscherm vuurschip - brander vuurschoof - pijlkast, vuurkast vuursprank - vonk vuurslikker - pyrofaag vuursmid - bankwerker vuursprank vonk vuurspuwend - vuurbrakend vuurspuwend monster - chimaera vuurspuwende berg krater, vulkaan vuurspuwend monster - Chimaera vuurstede - haardstede vuursteen eoliet, flint, keisteen, silex, veldkei, vlint vuurstoep - haardstoep vuurstraal - bliksem, bliksemflits vuurtheorie - pyrologie vuurtje brand, fik vuurtong - laai, vlam vuurtoren baken, boet, Brandaris, fanaal, kustlicht, lichtbaken, lichttoren, Pharus vuurtouw - lont vuurvast - apyrisch, onbrandbaar vuurvast gebrande leem - chamotte vuurvast glas - pyrex, vycor vuurvast materiaal - chamotte vuurvast omhulsel van porseleinen voorwerpen tijdens bakken in oven - kapsel vuurvast vat - kroes vuurvaste doos cassette vuurvaste klei - chamotte vuurvaste schotel - cocotte vuurvaste steen voor porseleinovens - chamotte vuurvaste stof asbest vuurverschijnsel hitte, rook,vlam, walm, warmte vuurverzorger - ovenist, stoker vuurvink - amarant vuurvliegje - vuurkevertje vuurvogeltje - prachtvink vuurvrees pyrofobie vuurvreter - pyrofaag vuurwagen - zonnewagen vuurwapen 3 gun, usi 4 bren, buks, sten 5 kanon, raket 6 geweer, klover, musket 7 bazoeka, blaffer, haakbus, karabijn, mortier, pistolet, pistool, stengun 8 revolver, snaphaan 10 atoomkanon 11 mitrailleur 13 vlammenwerper vuurwapen dat een luide knal geeft - alarmpistool vuurwater - alcohol, brandewijn, genever, jenever, whisky vuurwerk cascade, donderster, klapper, molen, pijlkast, regen, rotje, raket, salamander, sisser, slang, springbus, strijker, vuurkrans, vuurpijl, vuurrad, voetzoeker, zevenklapper, zon, zwermpot, zwerver vuurwerk met raketten - girande, springfontein vuurwerkbom, kleine - bombette vuurwerkersknoop - mastworp vuurwerkerskunst - pyrotechniek vuurwerkerij - pyrotechniek vuurwerkmaker pyrotechnicus vuurwerkplant - dictamnus, essekruid vuurworm - zeeworm vuurwortel - bertram, duizendblad, kwijlwortel, mater, moederkruid, wrangwortel vuurijzer - baardijzer, vuurbok vuurzee brand, lichterlaaie, vlammen, vlammenzee vuurzuil - voorkolom vuurzwam - tondelzwam vijand - antagonist, belager, bestrijder, hater, opposant, tegenspeler, tegenstander, tegenstrever, vervolger vijand der Asen - Loke, Loki vijand van de materie - idealist vijand van Filips 2e - geus, watergeus vijand van het jodendom - antisemiet vijand van het materialisme - idealist vijandelijke inval - incursie, invasie, raid vijandelijkheden - strijd vijandelijkheid - hostiliteit vijandig - afkerig, afwijzend, agressief, boosaardig, haatdragend, hatelijk, hostiel, kil, koud, kwaadwillig, liefdeloos, nijdig, onaardig, onenig, onverzoenlijk, onvriendelijk, opstandig, rancuneus, toornig vijandig gezind - gezind, kwalijk vijandige actie - aanval, inval, overval, raid vijandige gezindheid - animositeit vijandige opstelling - confrontatie vijandigheid - animositeit, hostiliteit vijandschap - afkeer, animositeit, antagonisme, haat, hostiliteit, odium, rancune, rivaliteit, vete, vijandigheid, wrok vijandschap tegen iemand hebben - haten, verfoeien, verafschuwen vijf (voorvoegsel) - penta vijf boeken, van Mozes - pentateuch, pentateug vijf cent - stuiver vijf in samenstelling - penta vijf (voorvoegsel) - penta vijf jaar - lustrum vijf nummers op een rij - kien vijfblad - tormentil, vijfvingerkruid, wateraardbei vijfbladerig - quinquefolisch vijfde boek van Mozes - Deuteronomium vijfde element - Q.E. (afk. Lat.) vijfde koorstem - vagans vijfde (Lat.) - quintus vijfde maand - mei vijfde noot - sol, g vijfde teken in de dierenriem - Leo, leeuw vijfde toon - quint vijfde zondag na pasen - Rogate vijfdelig - penta vijfdelig versje - limerick vijfentwintig cent - kwartje vijfentwintig gulden biljet - geeltje vijfhoek - pentaëder, pentagoon, pentagram, vijfkant vijfhoekig - pentagonaal vijfhoekig gebouw - pentagon vijfhoekige ster - drudenvoet, pentagram vijfhoeksvoet - pentagram vijfhonderd vel papier - riem vijfjarenplan - pjotiletlia vijfjarig feest - lustrum vijfjarig tijdvak - lustrum vijfjarig feest - lustrum vijfkamp - meerkamp, pentagon, pentatlon vijfkant - vijfhoek vijfledig - penta vijfmaal - quinquies vijf ons - pond vijfoog - sukkel, sul vijf personen - kwintet vijfpuist, zweer - aambei, fijt vijfpuntige ster - pentagram vijfregelig versje - limerick vijfsnarig muziekinstrument - pentafoon vijfsnarig tokkelinstrument - biwa vijfspel - quintet vijfstemmig muziekstuk - kwintet, quintet vijftallig - pentameer vijftien augustus - halfoogst vijftiende boek van O.T. - Ezra vijftiende dag van de maand (latijn) - idus vijftien minuten - kwartier vijftig punten in tennispartij - set vijfvingerkruid - ganzerik vijfvlak - pentaëder vijfvoeter - pentameter, zeester vijgachtig - ficoïd vijgenboom - ficus, waringin vijgeboomsoort - banyan vijgenwortel - speenkruid vijfpuist - fijt vijfwaardig - pentavalent, quinquevalent vijfwouter - kapel, vlinder, wiewouter vijg - ficus, oorveeg, opuntla, paardemop, vrucht vijgeboom - ficus, loboom, lupine, waringin vijgeboom in het oosten - sycomoor, sycomore vijgeboom met luchtwortelt - waringin vijgeboon - ficus, waringin vijgekorf - vijgemat vijgelaar - vijgeboom vijgemat - cabas, kabas vijgentuin - vijgeboomgaard vijgewortel - speenkruid vijggezwel - vijgwrat vijgpuist - fijt vijgvormige ontsteking - fijt vijgvormige zweer - fijt vijgwrat - condyloom vijl - rasp, raspen, rattenstaart vijlen - bijschaven, bijwerken, gladmaken, polijsten, raspen vijlen (het) - limatie vijling - limatie vijlsel - limatuur vijlstof - vijlsel vijlvis - haai vijlwerktuig - rasp vijs - schroefoog vijsten - veesten vijsting - mastkeg vijver - aalvijver, bassin, etang, kolk, kom, meer, meertje, plas, poel, ven, visvijver, waterkom vijver aan het strand - etang vijver voor visteelt - piscine vijverbies - biezekoppen vijvernimfen - hyaden vijvervit - pootvis, visbroedsel vijzel - dommekracht, krik, mortier, stamper, stampvat, tonmolen vijzelen - opheffen, opkrikken, opwinden, verheffen vijzelstamper - rolhout, rolstok vijzen - schroeven